Effecten van jeugdwerkloosheid op latere...

72
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2015 2016 Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheid Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Handelswetenschappen Evelien Vanderhaeghen onder leiding van Prof. Elsy Verhofstadt

Transcript of Effecten van jeugdwerkloosheid op latere...

Page 1: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2015 – 2016

Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheid

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Handelswetenschappen

Evelien Vanderhaeghen

onder leiding van

Prof. Elsy Verhofstadt

Page 2: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.
Page 3: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2015 – 2016

Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheid

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Handelswetenschappen

Evelien Vanderhaeghen

onder leiding van

Prof. Elsy Verhofstadt

Page 4: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.
Page 5: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

__________________________________________________

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd

worden, mits bronvermelding.

Naam student: Evelien Vanderhaeghen

__________________________________________________

Page 6: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.
Page 7: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

I

WOORD VOORAF Deze masterproef onderzoekt de effecten van werkloosheid ervaren in de jeugd op de

levenstevredenheid in de latere levensjaren. Het onderzoekdomein werkloosheid en levenstevredenheid

heb ik leren kennen tijdens mijn bacheloropleiding door het schrijven van een bachelorproef. Mijn

interesse was sterk aangewakkerd en zo kreeg ik de kans van prof. dr. Elsy Verhofstadt om hierop dieper

in te gaan met deze masterproef. Werkloosheid ervaren in het begin van de carrière is geen ver-van-mijn-

bed-problematiek. Zeker in tijden van economische crisis is jeugdwerkloosheid prominent aanwezig in

Europa. Al deze facetten zorgen samen voor een uitdagende en boeiende ervaring ter afronding van mijn

opleiding.

Tijdens het schrijven van deze masterproef kon ik te rade gaan bij een aantal personen die ik graag wil

bedanken. Ten eerste wil ik prof. dr. Elsy Verhofstadt bedanken voor het aanreiken van deze kans, de

informatie en begeleiding die zij mij gaf en voor alle vragen waar zij een antwoord op wist.

Daarbij wil ik ook graag een aantal mensen uit mijn dichte omgeving bedanken voor nalezen van deze

masterproef: Michiel Rupus en Frank Vanderhaeghen.

Tot slot richt ik graag een woord van dank tot de European Social Survey dat een uitgebreide bron aan

informatie beschikbaar stelt voor menig onderzoek.

Page 8: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.
Page 9: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

III

LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN ESS = European Social Survey

ILO = International Labour Office

OECD = Organization for Economic Co-operation and Development

SWB = Subjective well-being

Page 10: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.
Page 11: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

V

TABELLEN EN FIGUREN

LIJST MET TABELLEN Tabel 1: Werkloosheidsgraad Europa (2014) .............................................................................................. 15

Tabel 2: Beschrijvende informatie over steekproef ESS (2006 en 2008) ...................................................... 24

Tabel 3: Beschrijving constructen (controlevariabelen) .............................................................................. 27

Tabel 4: Gemiddelde huidige levenstevredenheid per leeftijdscategorie (2006 en 2008) ........................... 29

Tabel 5: Ongestandaardiseerde en gestandaardisieerde coëfficiënten van het effect van werkloosheid

op de huidige levenstevredenheid (2006 en 2008) ....................................................................... 31

Tabel 6: Ongestandaardiseerde coëfficiënten van het effect werkloosheid de afgelopen vijf jaar op de

huidige levenstevredenheid (2006 en 2008) ................................................................................. 33

Tabel 7: Ongestandaardiseerde coëfficiënten van het effect van werkloosheid de afgelopen vijf jaar

en het effect van werkonzekerheid op de huidige levenstevredenheid (2006 en 2008) ................ 35

Tabel 8: Algemeen model (alle leeftijdsgroepen) voor de crisis (2006) ...................................................... 38

Tabel 9 t.e.m. 15: Zie lijst met bijlagen in de inhoudsopgave……..…………………………………………………………... VII

LIJST MET FIGUREN Figuur 1: Organigram beroepsbevolking Europa (2014) .............................................................................. 3

Figuur 2: Algemene werkloosheidsgraad en jeugdwerkloosheidgraad voor EU-28 (2006 – 2015) ............ 19

Figuur 3: Visualisatie hypothese 2 t.e.m. 4.................................................................................................. 21

Page 12: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.
Page 13: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

VII

INHOUDSOPGAVE Woord vooraf .................................................................................................................................................I

Lijst met gebruikte afkortingen ..................................................................................................................... III

Tabellen en figuren ....................................................................................................................................... V

Lijst met tabellen ...................................................................................................................................... V

Lijst met figuren ........................................................................................................................................ V

Inleiding ........................................................................................................................................................ 1

Literatuurstudie ............................................................................................................................................ 3

1. Werkloosheid in kerncijfers .................................................................................................................. 3

2. Levenstevredenheid ............................................................................................................................. 4

2.1 Subjective well-being ................................................................................................................. 4

2.2 Levenstevredenheid als onderdeel van SWB ............................................................................. 4

2.3 De invloed van werkloosheid op levenstevredenheid ............................................................... 5

2.2 Andere determinanten van levenstevredenheid ....................................................................... 8

3. Scarring of scaring? ............................................................................................................................. 10

3.1 Scarring .................................................................................................................................... 10

3.2 Scaring...................................................................................................................................... 11

3.3 Duration dependence .............................................................................................................. 13

3.4 De invloed van vroegere werkloosheid op de kansen op toekomstige tewerkstelling ............ 13

4. Jeugd ................................................................................................................................................... 15

4.1 Jeugdwerkloosheid cijfermatig bekeken .................................................................................. 15

4.2 Waarom focussen op de jongeren? ......................................................................................... 16

5. Jeugdwerkloosheid tijdens de economische crisis .............................................................................. 18

Overzicht hypothesen ............................................................................................................................. 21

Methode ..................................................................................................................................................... 23

Resultaten ................................................................................................................................................... 31

1. Invloed van de huidige werkloosheid op levenstevredenheid ............................................................ 31

2. Scarring of scaring? ............................................................................................................................. 32

3. De effecten van jeugdwerkloosheid op levenstevredenheid .............................................................. 36

4. Jeugdwerkloosheid tijdens de economische crisis .............................................................................. 37

5. Andere relevante determinanten van levenstevredenheid ................................................................ 39

Page 14: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

VIII

Conclusie..................................................................................................................................................... 41

1. Hoofdconclusie ................................................................................................................................... 41

1.1 De negatieve invloed van werkloosheid op de levenstevredenheid ................................................. 41

1.2 Scarring hypothese .................................................................................................................. 42

1.3 Scaring hypothese .................................................................................................................... 42

2. Praktische implicaties ......................................................................................................................... 43

3. Beperkingen van het onderzoek ......................................................................................................... 44

4. Aanzet tot toekomstig onderzoek ....................................................................................................... 44

Bibliografie ......................................................................................................................................................I

LIJST MET TABELLEN Gedetailleerde tabellen met resultaten van de regressieanalyse van model 1 en model 2 ................... VI

Tabel 9: Jongeren (20 – 29 jaar) voor de crisis (2006) ............................................................................ VII

Tabel 10: Personen op middelbare leeftijd (30 – 54 jaar) voor de crisis (2006) ..................................... VIII

Tabel 11: Oudere personen (55 – 69 jaar) voor de crisis (2006) ...............................................................IX

Tabel 12: Algemeen (alle leeftijdscategorieën) tijdens de crisis (2008) .................................................... X

Tabel 13: Jongeren (20 – 29 jaar) tijdens de crisis (2008) ........................................................................XI

Tabel 14: Personen op middelbare leeftijd (30 – 54 jaar) tijdens de crisis (2008) ...................................XII

Tabel 15: Oudere personen (54 – 69 jaar) tijdens de crisis (2008) ......................................................... XIII

Page 15: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

1

INLEIDING “There is joy in work. There is no happiness except in the realization that we have accomplished

something.” als gequoteerd in Forbes, XCI (1963, in Leagans, 1964). Henry Ford verklaarde meer dan 50

jaar geleden dat tewerkstelling een sterke relatie met levenstevredenheid heeft. Tewerkstelling zorgt

voor een goede levensstandaard en is daarenboven ook een bron van betekenis voor de tewerkgestelde

(Helliwell, Layard en Sachs, 2012). Omgekeerd wordt het negatieve effect van werkloosheid op de

levenstevredenheid door elke studie in het onderzoekdomein werkloosheid en welzijn bevestigd. Men

heeft een lager inkomen ter beschikking, dagelijks minder sociale contacten en na een ontslag heeft men

een ander dagelijks ritme dan voorheen. (Clark, Knabe en Rätzel, 2010). In een eerste luik worden

kerngegevens over de werkloosheid weergegeven en in het tweede deel onderzoekt deze masterproef of

het negatieve effect van werkloosheid op de levenstevredenheid bevestigd kan worden. Wanneer de

werkloze terug de arbeidsmarkt kan betreden, wordt vaak gemakshalve verondersteld dat dit individu

opnieuw even gelukkig is als in de periode voor de werkloosheid. Maar, mag deze verwachting zomaar

worden aangenomen?

Doorheen de afgelopen 20 jaar werd al heel wat onderzoek verricht naar de vraag of werkloosheid meer

vertegenwoordigt dan een onderbreking in iemands werkleven of eerder een tijdelijk verlies aan

inkomen. Heeft die werkloosheid een vergrotend effect op de kansen op toekomstige werkloosheid? Dit

nefaste effect wordt het scarring effect genoemd in Gregg (2001). Maar, andere befaamde onderzoeken

definiëren de scarring hypothese eerder als het negatieve effect uitgeoefend door vroegere werkloosheid

op de huidige levenstevredenheid van een individu. Dit effect blijft ook gelden nadat deze persoon

opnieuw tewerkgesteld is en over een inkomen beschikt. De werkloosheid laat volgens de scarring-

hypothese met andere woorden een psychologisch litteken achter (Knabe en Rätzel, 2011; Lange, 2013).

Deze laatste definitie zal ook verder gehanteerd en onderzocht worden in de derde sectie van deze

studie. Maar, is het wel de scarring hypothese die zorgt voor een lagere huidige levenstevredenheid? De

werkloosheid uit het verleden kan er namelijk er zorgen dat het individu de kans op werkloosheid in de

toekomst anders zal percipiëren. De verwachte kans op toekomstige werkloosheid kan ook de

levenstevredenheid van dit individu beïnvloeden, wat de scaring hypothese wordt genoemd (Lange,

2013). Het scarring en scaring effect werden al door meerdere studies onderzocht voor werkende en

werkloze individuen, ook werden deze effecten voor mannen en vrouwen afzonderlijk geanalyseerd. Deze

masterproef concentreert zich eerder op deze effecten binnen verschillende leeftijdsgroepen met de

focus op de tewerkgestelde jeugd.

Page 16: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

2

Jeugdwerkloosheid is een van de meest urgente economische en sociale problemen waarmee bepaalde

landen in het bijzonder geconfronteerd worden, namelijk de landen waarvan de arbeidsmarkt het meest

werd getroffen sinds 2008 (Bell en Blanchflower, 2011). Ook in normale economische omstandigheden

worden jongeren meer getroffen door werkloosheid. Zij hebben een gebrek aan ervaring en de

bijhorende kennis en vaardigheden. Daarom is het voor hen ook moeilijker om een job te vinden dan voor

mensen die reeds een beroepsloopbaan achter de rug hebben (United Nations, 2003; ILO, 2006).

Bijgevolg wordt in het vierde deel van deze masterproef onderzocht of het scarring en scaring effect van

jeugdwerkloosheid verschilt van de effecten van algemene werkloosheid.

Begin 2008 startte de economische crisis die een grote invloed uitoefende binnen verschillende

levensdomeinen. Ook de tewerkstelling en de levenstevredenheid veranderden binnen de economische

crisis. Jongeren kregen het nog moeilijker om een job te vinden, de vooruitzichten op werk in de

toekomst werden grimmiger (Verick, 2009). Recente data over werkloosheid en levenstevredenheid

kunnen een aangepast beeld geven als gevolg van de economische crisis. Daarom wordt in een laatste

luik een vergelijking gemaakt tussen de periode voor de economische crisis en tijdens de economische

crisis. Op deze manier wordt in de laatste sectie onderzocht hoe de economische crisis de werkloosheid

en de gevolgen hiervan op de levenstevredenheid beïnvloedt.

Page 17: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

3

LITERATUURSTUDIE

1. WERKLOOSHEID IN KERNCIJFERS “Als mensen werkloos worden, ervaren zijzelf, hun familie en het gehele land een groot verlies. De

werkloze persoon in kwestie en zijn of haar familie verliezen een loon; het land verliest goederen en/of

diensten die voorzien zouden worden. Daarenboven zal de koopkracht van deze werkloze verminderd

worden, wat kan leiden tot het ontslag van nog andere werknemers” (U.S. Bureau of Labor Statistics,

2014).

Figuur 1 geeft de structuur weer van de arbeidspopulatie in Europa in 2014. 57,6% van de populatie op

arbeidsbekwame leeftijd behoort tot de beroepsbevolking als tewerkgesteld of werkloos individu, dit

wordt de participatiegraad genoemd (Blanchard, Amighini en Giavazzi, 2010; Eurostat, 2015). 10,2% van

de beroepsbevolking had in 2014 geen job en was hier actief naar op zoek. Dit is echter wel een daling

van 0,8 procentpunten ten opzichte van het jaar 2013 (Blanchard et al., 2010; Eurostat, 2015).

Figuur 1: Organigram beroepsbevolking Europa (2014) 1

1 Verhoudingen tot de bovenstaande categorie

Totale populatie

506,8 mln

100 %

Personen jonger dan 15 jaar of ouder

dan 65 jaar

86,2 mln

17,01 %

Personen op arbeidsleeftijd

420,6 ml

82,99 %

Inactieve personen

178,3 mln

42,39 %

Beroepsbevolking

242,3 mln

57,61 %

Werkloze personen

24,5 mln

10,11 %

Tewerkgestelde personen

217,8 mln

89,89 %

Page 18: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

4

2. LEVENSTEVREDENHEID “Nagenoeg iedereen wil gelukkig zijn, geluk wordt aanzien als het ultieme doel in het leven” (Frey en

Stutzer, 2002). De laatste vier decennia werd subjective well-being vanuit de gedrags- en sociale

wetenschappen diepgaand onderzocht (Diener, 1984) om te begrijpen hoe dit doel bereikt kan worden.

Het begrip levenstevredenheid wordt in dit onderdeel verder uitgewerkt door te starten bij het ruimere

subjective well-being (2.1) waarvan levenstevredenheid een component vormt (2.2). Daarna wordt de

werkloosheid besproken in verband met de levenstevredenheid (2.3). Ten slotte komen nog enkele

andere relevante determinanten van levenstevredenheid aan bod (2.4).

2.1 SUBJECTIVE WELL-BEING Subjective well-being (hierna afgekort als SWB) heeft in het verleden het onderwerp uitgemaakt van heel

wat studies, die allemaal willen aantonen wat ons geluk of welzijn nu precies beïnvloedt. SWB is een

subjectieve definitie van de kwaliteit van het leven van een persoon die bestaat uit twee emotionele en

een cognitieve component. In een emotionele benadering wordt SWB enerzijds gekenmerkt door de

aanwezigheid van positive affect, bijvoorbeeld trots en vreugde. Anderzijds wordt SWB gekenmerkt door

de afwezigheid van negative affect, zoals boosheid, stress en schaamte (Siedlecki, Tucker-Drob, Oishi en

Salthouse; 2008). De cognitieve component van SWB is levenstevredenheid (Diener, Suh, Lucas en Smith

(1999). Gezien de gelijklopende betekenis van SWB en levenstevredenheid worden ook onderzoeken naar

SWB opgenomen in deze studie van de bestaande literatuur. Daarna wordt enkel nog gefocust op het

begrip levenstevredenheid.

2.2 LEVENSTEVREDENHEID ALS ONDERDEEL VAN SWB De algemene levenstevredenheid verwijst naar een cognitief, oordelend proces (Diener, Emmons, Larsen

en Griffin, 1985). Shin en Johnson (1978) beschrijven levenstevredenheid als een globale beoordeling van

de kwaliteit van het leven van iemand op basis van zelfgekozen criteria. Een typisch kenmerk van de zelf-

gerapporteerde levenstevredenheid is dat deze persoon zelf zijn huidige, reële levensomstandigheden

vergelijkt met de gewenste levensomstandigheden, een standaard die het individu voor zichzelf opstelt.

Deze criteria worden niet opgelegd door een extern persoon zoals de onderzoeker, want het domein van

SWB en levenstevredenheid concentreert zich op de eigen mening van het individu (Diener, 1984).

Page 19: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

5

Levenstevredenheid is een overkoepelend concept, waarbij niet geconcentreerd wordt op specifieke

domeinen. Dit omdat het individu zelf de criteria opstelt en bepaalde waarden of domeinen belangrijker

vinden dan andere, zoals gezondheid, werk, rijkdom, etc. Levenstevredenheid kan gemeten worden aan

de hand van een schaal zoals de Satisfaction with Life Scale, die respondenten toelaat om de

verschillende levensdomeinen zelf een gewicht toe te kennen. (Diener et al., 1985). Daarnaast kan de

levenstevredenheid ook correct gemeten worden door een vraag die peilt naar de tevredenheid over het

leven in het algemeen (OECD, 2015). Dit is een vaak gehanteerde methode, die ook in deze masterproef

zal gebruikt worden om levenstevredenheid te meten.

2.3 DE INVLOED VAN WERKLOOSHEID OP LEVENSTEVREDENHEID Tewerkstelling is enerzijds een bron van inkomen en een goede levensstandaard, maar anderzijds ook

een bron van betekenis. Het zorgt ervoor dat mensen het gevoel hebben dat ze niet gemist kunnen

worden en iets kunnen bijdragen. Maar, ook indien men werk heeft, zorgt dit niet automatisch voor een

hoge levenstevredenheid (Helliwell, Layard en Sachs, 2012).

De levenstevredenheid heeft een zeer sterke relatie met de individuele tewerkstelling van een persoon in

die mate dat het effect van werkloosheid bij mannen op arbeidsleeftijd drie maal zo sterk is als het effect

van een slechte gezondheid. De slechte gezondheid werd bepaald aan de hand van de aanwezigheid van

een chronische aandoening of handicap. Dit werd geconcludeerd door (Winkelmann en Winkelmann,

1998) op basis van data uit West-Duitsland. Daarnaast vertonen huidige werklozen algemeen gesteld

significant lagere niveaus van levenstevredenheid dan betaald tewerkgestelden. Dit werd bevestigd door

zowel cross-sectionele studies als deze van Argyle (2001) in Lucas, Clark, Georgellis en Diener (2004) en in

longitudinale studies zoals deze van Lucas et al. (2004) zelf. Regressiemodellen met voldoende relevante

controlevariabelen die schalen van levenstevredenheid behandelen als een continue variabele, vinden

dat werklozen een score hebben die 5 tot 15% lager ligt dan de scores van tewerkgestelden (Di Tella,

MacCulloch en Oswald, 2001; Frey en Stutzer, 2000, 2002; Helliwell, 2003 en Stutzer, 2004 in Dolan,

Peasgood en White, 2008). Lelkes (2006) gebruikte Europese data om terug te vinden dat werkloosheid

de waarschijnlijkheid op een hoge score voor levenstevredenheid vermindert met 19%. Daarnaast is de

invloed van werkloosheid op de levenstevredenheid niet gelijk voor mannen en vrouwen. Mannen

worden veel sterker geraakt door werkloosheid dan vrouwen, vrouwen ouder dan 50 ondervinden zelfs

helemaal geen significant effect meer.

Page 20: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

6

Bestaat de mogelijkheid dat personen met een lager SWB een grotere kans hebben om werkloos te

worden? Met andere woorden, zijn deze individuen minder productief, hebben ze een zwakkere

gezondheid of kiezen zij er zelf makkelijker voor om werkloos te zijn? Met deze vraag worden de rollen in

de relatie tussen werkloosheid en levenstevredenheid omgedraaid. Lucas et al. (2004) onderzochten deze

vraagstelling en kwamen tot de conclusie dat diegenen die later werkloos zullen worden, initieel geen

lagere levenstevredenheid hebben, deze mogelijkheid kan dus uitgesloten worden. Ook Winkelmann en

Winkelmann (1998) vonden eerder terug dat selectie-effecten voor werkloosheid minimaal zijn.

Daarenboven blijkt uit het onderzoek van Lucas et al. (2004) dat individuen die later werkloos zullen

worden, enkele jaren voor deze werkloosheid gemiddeld gelukkiger zijn dan degenen tewerkgesteld

zullen blijven. Wel ervaren zij een jaar voor de werkloosheid, tijdens de werkloosheid en tot een jaar na

deze werkloosheid een levenstevredenheid die meer dan een half punt lager ligt op een schaal van 0 tot

10. Daarnaast werd een onderscheid gemaakt tussen individuen die in de toekomst slechts één keer

werkloos zullen worden en individuen die verscheidene keren werkloos zullen worden. Uit een

vergelijking bleek dat deze laatste groep enkele jaren voor de werkloosheid een lagere

levenstevredenheid had dan de eerstgenoemde groep.

Het negatieve effect van werkloosheid staat in tegenstelling tot de traditionele theorie van de

indifferentiecurve afgeleid door bekende economisten zoals Edgeworth en Pareto tijdens de vorige eeuw.

Op basis van deze theorie kan de waarde van werkloosheid teruggeleid worden naar tijd gespendeerd als

ontspanning en tijd gespendeerd in betaalde tewerkstelling. Dit betekent dat als de

werkloosheidsuitkering van een werkloze evenveel bedraagt als het loon van een tewerkgestelde, deze

werkloze een hoger welzijn zal hebben aangezien hij of zij meer tijd aan ontspanning kan besteden

(Lange, 2013).

Page 21: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

7

Deze vaststelling leidt tot de volgende vraag: kan het ontslag en het bijhorende verlies aan inkomen

volledig gecompenseerd worden door een werkloosheidsvergoeding gelijk aan het vorige inkomen?

Eisenberg en Lazarsfeld (1938) behoorden tot de eerste psychologen die konden aantonen, in

tegenstelling tot bovenstaande economische theorieën, dat werkloosheid kan leiden tot emotionele

uitdoving (Lange, 2013). Het verlies van een job betekent niet alleen een verlies aan inkomen, maar ook

een verlies aan sociale status, een verminderd contact met mensen die niet tot de eigen familie behoren

en een zwakkere tijdsstructuur die leidt tot een demotiverende oriëntatie. Algemeen gesteld leidt het

verlies van tewerkstelling tot een gebrek aan doelen en zingeving in het leven (Clark et al. 2010).

Daarenboven is het niet-geldelijke schadelijke effect veel groter dan het geassocieerde verlies van het

inkomen, de geldelijke kosten van werkloosheid zijn relatief klein. Het werkloosheidsinkomen zou

ontzettend veel moeten stijgen om een voldoende verhoging van levenstevredenheid te verkrijgen, die

groot genoeg is om het tegenovergesteld effect van werkloosheid op de initiële levenstevredenheid op te

heffen (Winkelmann en Winkelmann, 1998).

Samengevat kan er verwacht worden dat een werkloos individu, ongeacht zijn of haar leeftijd, een lagere

levenstevredenheid zal ervaren dan een tewerkgesteld persoon met dezelfde karakteristieken. Op basis

van deze verwachting, wordt de eerste hypothese geformuleerd:

Hypothese 1: werkloosheid wordt verwacht een negatieve invloed op de levenstevredenheid van het

individu uit te oefenen

Tewerkstelling gaat hand in hand met inkomen en participatie. Het gezinsinkomen heeft over het

algemeen een positief effect op de levenstevredenheid, ongeacht het geslacht, maar deze invloed is

eerder klein (Clark et al., 2010; Winkelmann en Winkelmann, 1998; Clark, Georgellis en Sanfey, 2001;

Lucas et al., 2004). Maar, Graham en Pettinato (2001) tonen in hun onderzoek in Zuid-Amerika

contrasterende resultaten aan. Een onderscheid werd gemaakt tussen de effecten van een

inkomensstijging bij lagere en hogere inkomensgroepen. Enkel degenen die zich onderaan de

inkomensladder bevinden, zullen een verhoogde levenstevredenheid hebben als gevolg van een hoger

absoluut inkomen. Een verklaring voor deze opvallende resultaten kan gevonden worden in Helliwell,

Layard en Sachts (2012). Voor degenen met een zeer laag gezinsinkomen betekent een verhoging van de

inkomsten soms het einde van honger, een kind dat kan overleven, betere onderwijsopportuniteiten, etc.

Page 22: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

8

Bij de hogere inkomensgroepen neemt het effect van het relatieve verschil met andere inkomens uit

dezelfde inkomensgroep op de levenstevredenheid de overhand. Een verhoging van het huidige inkomen

heeft geen invloed op de levenstevredenheid als het inkomen van anderen uit de inkomensgroep ook

stijgt (Graham en Pettinato, 2001; Stutzer, 2004).

Het tweede en negatieve effect op de levenstevredenheid is het niet-participatie effect. Prime-aged men

– gedefinieerd door Winkelmann en Winkelmann (1998) als mannen met een leeftijd van 29 tot en met

49 jaar – ondervinden een zeer negatief effect van niet-participatie. Maar, degenen die 50 jaar of ouder

zijn, ondervinden geen effect op levenstevredenheid van niet-participatie of. Dit wijst op het belang van

de sociale omgeving die het psychologisch effect van werkloosheid bepalen. De personen die kiezen voor

vervroegd pensioen worden helemaal niet negatief beïnvloed (Winkelmann en Winkelmann, 1998).

2.2 ANDERE DETERMINANTEN VAN LEVENSTEVREDENHEID Mensen zijn heel kwetsbaar op vlak van werkloosheid, dit blijkt de voornaamste economische reden van

ongelukkigheid te zijn (Oswald, 1997). Maar ook nog andere aspecten in het leven leiden tot een hogere

of lagere levenstevredenheid. 80% van de variantie in het lange termijnniveau van SWB kan worden

toegeschreven aan het aangeboren temperament van het individu (Lykken en Tellegen, 1996). Ook

Diener en Lucas (1999) bevestigen dat persoonlijkheidsfactoren een zeer sterke rol spelen in de bepaling

van het niveau van de SWB. Levensomstandigheden zoals gezondheid, inkomen en schoonheid vormen

volgens Argyle (2001, in Lucas et al., 2004) daarentegen een laag percentage van de variantie in SWB.

In Helliwell et al. (2012) worden de determinanten van levenstevredenheid opgedeeld volgens twee

categorieën: externe en persoonlijke factoren. De categorie ‘externe factoren’ bestaat uit de

maatschappij en de overheid, waarden en religie, inkomen en tewerkstelling. De term maatschappij wijst

op het vertrouwen dat gevestigd wordt in andere personen zoals familieleden, vrienden en collega’s,

maar ook vreemden. Mensen zijn sociale wezens en een hoog vertrouwen in de buitenwereld beïnvloedt

de levenstevredenheid op een positieve manier (Kahneman et al., 2004 in Helliwell et al., 2012). Deze

predictor wordt ook verder meegenomen in het onderzoek. De andere externe factoren zijn al deels

besproken of zullen niet verder gebruikt worden in de masterproef.

Page 23: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

9

De tweede categorie met persoonlijke factoren behelst componenten zoals het geslacht, de leeftijd,

fysieke en mentale gezondheid, familiale banden en opleiding. Vrouwen zullen een hogere score voor

levenstevredenheid toekennen in landen die meer ontwikkeld zijn, maar zij rapporteren tegelijk ook een

hogere psychologische druk dan mannen. (Clark, 2003 in Helliwell, 2012). Daarnaast heeft de relatie

tussen leeftijd en levenstevredenheid de gekende U-vorm: levenstevredenheid daalt naargelang men

ouder wordt en een minimumwaarde wordt bereikt als het individu tussen de 40 en 50 jaar oud is.

Daarna stijgt de levenstevredenheid opnieuw (Helliwell, Barrington-Leigh, Harris en Huang, 2009).

De invloed van een hoger diploma wordt betwist door verschillende onderzoeken. Enerzijds stelt Card

(2001, in Helliwell et al., 2012) dat het behaalde diploma geen directe invloed heeft op de

levenstevredenheid, maar wel een indirect effect via het inkomen. Blanchflower en Oswald (2004a) tonen

dan weer een positieve relatie aan tussen het diploma en de levenstevredenheid, onafhankelijk van het

inkomen. Ten slotte concludeert Stutzer (2004) dat iemand met een diploma middelbaar onderwijs een

hogere levenstevredenheid rapporteert dan een persoon met een diploma hoger onderwijs. Belangrijk is

dat veel afhangt van de controlevariabelen in het onderzoek naar de relatie tussen diploma en

levenstevredenheid. Het positieve effect van een hoger diploma in Blanchflower en Oswald (2004b) kan

ook deels representatief zijn voor het effect van gezondheid, waarvoor niet gecontroleerd werd (Dolan et

al., 2008).

Over de negatieve effecten van mentale en fysieke gezondheid op de levenstevredenheid stemmen de

resultaten van heel wat studies overeen. Wel is psychische gezondheid sterker gecorreleerd met SWB

dan fysieke gezondheid. (Dolan et al., 2008).

Page 24: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

10

3. SCARRING OF SCARING? De woorden scarring en scaring lijken grammaticaal sterk op elkaar en zijn als begrip sterk met elkaar

gerelateerd. Beide effecten staan centraal in deze masterproef, maar mogen zeker niet verward worden.

In deze sectie wordt eerst het begrip scarring effect toegelicht (3.1) waarna meteen het scaring effect

volgt (3.2). Daarna wordt duration dependence uitgelegd en de link met scarring en scaring (3.3). Het

hoofdstuk wordt afgesloten met een toelichting over hoe de werkloosheid uit het verleden de kansen op

toekomstige tewerkstelling kan beïnvloeden (3.4).

3.1 SCARRING De scarring hypothese oftewel het litteken-effect zorgt ervoor dat de huidige levenstevredenheid niet

alleen lager ligt voor degenen die momenteel werkloos zijn, maar ook voor degenen die werkloos zijn

geweest in het verleden, onafhankelijk van de huidige werkstatus. Het scarring effect beschrijft de

negatieve, psychologische impact van werkloosheid in het verleden op de huidige levenstevredenheid.

Werkloosheid laat met andere woorden een litteken na (Clark et al., 2001; Lucas et al., 2004).

De scarring hypothese werd door Lucas et al. (2004) getest aan de hand van de set-point theorie van SWB

die in vraag gesteld werd in omstandigheden van werkloosheid. De set-point theorie stelt dat mensen

initieel zeer sterk reageren op een belangrijke gebeurtenis zoals werkloosheid, maar na afloop van deze

gebeurtenis (één à twee jaar na de periode van werkloosheid) zouden zij terugkeren naar hun

oorspronkelijk niveau van tevredenheid, de set-point genaamd. Echter, uit het onderzoek van Lucas et al.

(2004) blijkt dat personen na hun werkloosheid niet volledig terugkeren naar dit basisniveau van

levenstevredenheid, zelfs als het individu ondertussen terug tewerkgesteld is. Deze bevinding bleef ook

gelden wanneer gecontroleerd werd voor inkomen. Nog steeds bestaande financiële problemen als

gevolg van de vroegere werkloosheid zijn dus niet de aanleiding voor de bevinding dat men niet

terugkeert naar het initiële niveau van levenstevredenheid. Het lijkt wel alsof de ervaring van vroegere

werkloosheid een nieuw basisniveau voor levenstevredenheid heeft gecreëerd, lager dan het initiële

niveau (Lucas et al., 2004).

Het scarring effect is verschillend bij mannen en vrouwen. Bij mannen is dit effect zeer sterk in de studie

van Clark et al. (2001). De scarring hypothese werd in dit specifiek onderzoek getest over een periode van

3 jaar. Maar ook werkloosheid die uit een vroegere periode dateert, kan nog steeds kwetsen. Mannen die

werkloosheid ervaren hebben in de afgelopen drie jaar op de arbeidsmarkt, rapporteren een lagere score

voor levenstevredenheid. Clark et al. (2001) gaat uit van dit resultaat om te concluderen dat werkloosheid

uit het verleden de mannelijke bevolkingsgroep sterker kwetst dan de vrouwelijke bevolkingsgroep.

Page 25: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

11

Het onderzoek van Clark et al. (2001) richtte zich niet enkel op het effect van vroegere werkloosheid op

de huidige werkloosheid bij tewerkgestelden. Daarnaast werd in een tweede luik geconcentreerd op de

huidige levenstevredenheid van de werklozen. Er werd een interactieterm geïntroduceerd tussen de

huidige en vroegere werkloosheid, om de mogelijkheid van habituation of adaptatie te exploreren bij

huidige werklozen. Dit betekent dat het negatieve effect van huidige werkloosheid verzacht wordt voor

werkloze mannen die meer werkloosheid ervaren hebben in het verleden (Clark et al., 2001). Deze

resultaten staan in tegenstelling tot wat Lucas et al. (2004) concludeerden, hier werd aangetoond dat de

adaptatietheorie niet van toepassing is bij werkloosheid. Mensen die al werkloos geweest zijn in het

verleden, zullen hier niet minder negatief op reageren dan personen die voor het eerst met werkloosheid

te maken krijgen.

3.2 SCARING Knabe en Rätzel (2011) bevestigen het bestaan van het scarring effect, maar maken hier een duidelijke

aanvulling op door de toevoeging van jobzekerheid voor werkenden of de gepercipieerde kansen op

tewerkstelling voor werkloze individuen. Door het controleren voor de angst voor toekomstige

werkloosheid, blijkt dat het voorgaande scarring effect voornamelijk opereert via de impact op hoe

mensen hun eigen toekomst beoordelen. Indien de werkzekerheid wordt toegevoegd als predictor voor

jobtevredenheid, wordt de scarring hypothese insignificant. (Knabe en Rätzel, 2011; Lange, 2013). Als

iemand meer werkloos geweest is in het verleden, is hij of zij sneller bang dat dit hem of haar opnieuw

zou kunnen overkomen. Lage jobzekerheid voor de tewerkgestelden en ongunstige kansen om opnieuw

tewerkgesteld te worden voor werklozen, zijn schadelijk voor het SWB. Daarom kan het scarring effect

van vroegere werkloosheid best uitgelegd worden via het effect van de angst van mensen voor

toekomstige werkloosheid, het scaring effect. Het is eerder de angst voor toekomstige werkloosheid dan

het directe effect van vroegere werkloosheid die mensen ongelukkig maakt (Knabe en Rätzel, 2011).

In de cross-sectionele studie van Lange (2013) werd gevonden dat de geanticipeerde werkloosheid

substantieel de jobtevredenheid van een werknemer verlaagt. De werkonzekerheid oefent dus een sterk

uitgesproken angst-effect uit. In deze masterproef worden de analyses eveneens uitgevoerd voor

degenen die momenteel tewerkgesteld zijn. Zo wordt de invloed van huidige werkloosheid op de

levenstevredenheid uitgesloten en worden enkel tewerkgestelden betrokken in deze studie. Lange (2013)

onderzocht het scarring- en scaring effect op jobtevredenheid, een specifiek domein van

levenstevredenheid. Deze masterproef vult aan door de invloed op het ruimere concept

levenstevredenheid te onderzoeken.

Page 26: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

12

Eisenberg en Lazarsfeld (1938) toonden volgens Lange (2013) niet alleen als een van de eersten aan dat

werkloosheid tot emotionele uitdoving kan leiden, maar ook dat ‘het hebben van een job’ op zich niet zo

belangrijk is als het gevoel van economische zekerheid. Werkende en werkloze individuen die economisch

onzeker zijn, hebben een lage moraal. Het valt namelijk op in Dekker en Schaufeli (1995) dat het

stressniveau van degenen die uiteindelijk ontslagen werden na een periode van werkonzekerheid,

substantieel zakt in vergelijking met de groep die zich in een situatie bevond van continue tewerkstelling

in een onzekere werkomgeving. Het stressniveau en het aantal burn-outs van deze laatste groep bleef

gelijk gedurende de aanhoudende jobonzekerheid (Dekker en Schaufeli, 1995).

Het is belangrijk te onthouden dat de meest cruciale predictor voor geluk persoonlijkheid is, wat

genetisch bepaald wordt. In het onderzoek van Clark et al. (2001) werd niet enkel onderscheid gemaakt

tussen werkloosheid in het verleden en werkzekerheid, maar zij voegden ook tijdsonafhankelijke

persoonlijkheidskenmerken toe. Hierdoor wordt het bewijs van de scarring hypothese zeer zwak.

Samengevat wordt enerzijds verwacht dat werkloosheid een litteken zal nalaten op de

levenstevredenheid gedurende de latere levensjaren, werkloosheid in het verleden zal dus een negatieve

impact hebben op de huidige levenstevredenheid. In de literatuur wordt dit gedefinieerd als de scarring

hypothese.

Hypothese 2 (scarring hypothese): de ervaring met werkloosheid in het verleden zal een negatieve

impact hebben op de huidige levenstevredenheid

Anderzijds wordt ook verwacht dat ook de angst voor werkloosheid zorgt voor een lagere

levenstevredenheid.

Hypothese 3 (scaring hypothese): de angst voor werkloosheid in de toekomst zal ook een negatieve

impact hebben op de levenstevredenheid

Daarenboven wordt verwacht dat als werk(on)zekerheid wordt toegevoegd aan het model, de scarring

hypothese insignificant wordt. Dit toont aan dat de scarring hypothese een impact uitoefent op de

levenstevredenheid via het scaring effect, de angst voor werkloosheid in de toekomst.

Hypothese 4: de angst voor werkloosheid in de toekomst verklaart de negatieve impact van

werkloosheid uit het verleden op de huidige levenstevredenheid

Page 27: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

13

3.3 DURATION DEPENDENCE In het Australische onderzoek van Dockery (2005) naar het geluk van adolescenten, werd geconcludeerd

dat het geluk van een werkloze jongere verder daalt naarmate de werkloosheid langer aanhoudt.

Jongeren die tussen de vier en zes maanden werkloos zijn, worden niet in dezelfde grote mate beïnvloed

door werkloosheid als een jongere die recent werkloos werd. Hier is sprake van duration dependence, wat

duidelijk moet onderscheiden worden van de voorheen besproken situatie waarin het habituation effect

al dan niet plaats vond. Duration dependence beschrijft het effect van de werkloosheidsduur op de

levenstevredenheid van de werkloze binnen dezelfde werkloosheidsperiode (Dockery, 2005). De eerder

besproken habituation theorie bekijkt daarentegen wat het effect is van het aantal perioden van

werkloosheid in het verleden op de huidige levenstevredenheid van een werkloos individu, niet de duur

van de huidige werkloosheid (Clark et al., 2001).

Volgens Dockery (2005) kunnen individuen gedurende een beperkte tijd zich mentaal aanpassen aan de

werkloosheidssituatie. De initiële schok van de werkloosheid kan ook gevolgd worden door periodes van

optimisme, pessimisme en fatalisme. Maar, volgens Winkelmann en Winkelmann (1998) is er bij werkloze

individuen helemaal geen relatie tussen de duur van hun werkloosheid en hun levenstevredenheid. Zij

vonden geen bewijs voor gewenning aan de huidige situatie. Clark (2006) sloot zich aan bij de resultaten

van Winkelmann en Winkelmann (1998) aan de hand van een panelstudie in Europa in de periode 1990 -

2000. Werkloosheid op langere termijn heeft een even slecht effect op de levenstevredenheid als

werkloosheid op korte termijn.

3.4 DE INVLOED VAN VROEGERE WERKLOOSHEID OP DE KANSEN OP TOEKOMSTIGE TEWERKSTELLING Er mag dan geen unanimiteit bestaan over de effecten van langdurige werkloosheid, dit betekent niet dat

dit geen negatieve impact kan hebben op het individu. Cockx en Picchio (2011) vonden terug dat de

kansen op het vinden van een job negatief beïnvloed worden door een lange werkloosheidsduur. De

steekproef in de studie van Cockx en Picchio (2011) bestond uit Belgische afgestudeerden die langdurig

werkloos waren. Indien de werkloosheidsduur al 9 maanden bedraagt en deze uitgebreid wordt met één

bijkomend jaar, zal de kans op het vinden van een job binnen de twee daaropvolgende jaren,

respectievelijk dalen van 60% naar 16% en van 47% naar 13% voor mannen en vrouwen. Toch plaatst een

lange duur van de werkloosheid geen direct litteken op de kwaliteit van (her)tewerkstelling: de

startsalarissen worden niet beïnvloed door een lange werkloosheidsduur, de stabiliteit van de

daaropvolgende tewerkstelling wordt zelfs verhoogd, maar enkel bij mannen. Maar, dit laatste effect is

miniem in vergelijking met de voorheen besproken waarschijnlijkheid op het vinden van een job (Cockx

en Picchio, 2011).

Page 28: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

14

Indirect wordt er wel een litteken achtergelaten door het verlies aan werkervaring. Cockx en Picchio

(2011) vonden terug dat ervaring uit het verleden er voor zorgt dat het toekomstige startloon zal stijgen

met 2,5% per jaar ervaring. Ook zal ervaring zorgen dat de kans op een toekomstig ontslag zal dalen, in

het bijzonder voor vrouwen. Let wel, de kost van langdurige werkloosheid kan niet gerelateerd worden

aan het verlies van menselijk kapitaal, maar eerder door de verloren accumulatie van menselijk kapitaal.

Dit zou de werkloze wel opgebouwd hebben indien hij of zij deze periode wel tewerkgesteld was. Ten

tweede blijkt langdurige werkloosheid een bijzonder negatief signaal uit te zenden naar potentiële

werkgevers (Cockx en Picchio, 2011).

Page 29: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

15

4. JEUGD

4.1 JEUGDWERKLOOSHEID CIJFERMATIG BEKEKEN De frequentie van jeugdwerkloosheid mag niet onderschat worden. De kans om als jonge werknemer of

afgestudeerde werkloos te worden, is wereldwijd drie keer groter dan als volwassen persoon.

36,7% van de globale werkloosheidsgraad in 2014 heeft namelijk betrekking op de jongeren. (ILO, 2015).

In 2014 was de jeugdwerkloosheidsgraad in Europa gelijk aan 22,9%. De jeugdwerkloosheidsgraad geeft

wel een negatiever beeld dan wat in werkelijkheid juist is. De jeugdwerkloosheidsgraad geeft de

verhouding weer van werkloze jongeren tot de totale beroepsbevolking binnen deze leeftijdscategorie.

Maar, veel van de 15 tot 24-jarige jongeren is steeds inactief en studeert nog voltijds. Daarom geeft de

jeugdwerkloosheidsratio een genuanceerder beeld weer door middel van de verhouding van de werkloze

jongeren ten opzichte van de totale populatie van deze leeftijdsgroep inclusief de inactieve jongeren.

Deze nuancering zorgt nog altijd niet voor een goede jeugdwerkloosheidsratio, zoals te zien is in tabel 1.

In 2014 was één op de drie Europese jongeren al meer dan een jaar op zoek naar een job (ILO, 2015). In

tabel 1 worden aanvullend de absolute en relatieve kerngegevens over de werkloosheidsgraad in Europa

in 2014 weergegeven op basis van data van Eurostat (2015).

Tabel 1: Werkloosheidsgraad Europa (2014)

TEWERKSTELLINGSSITUATIE

WERKEND WERKLOOS INACTIEF

ALGEMENE POPULATIE (* 100.000) 217,8 24,5 178,3

ALGEMENE WERKLOOSHEIDSGRAAD (%) 5,8

JONGEREN (* 100.000) 18,8 5,6 33,0

JEUGDWERKLOOSHEIDSGRAAD (%) 22,9

JEUGDWERKLOOSHEIDSRATIO (%) 9,8

Page 30: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

16

4.2 WAAROM FOCUSSEN OP DE JONGEREN? De effecten van werkloosheid op levenstevredenheid variëren substantieel in functie van de leeftijd.

Werkloosheid heeft het grootste effect op de jongeren en wordt gradueel kleiner naarmate men ouder

wordt (Winkelmann en Winkelmann, 1998). In de onderzoeken van Clark en Oswald (1994) en Frey en

Stutzer (2002) werden tegenstrijdige conclusies gemaakt: het effect van werkloosheid is het grootst voor

individuen met een leeftijd van 30 tot en met 49 jaar. In beide onderzoeken werd dus vastgesteld dat het

grootste effect van werkloosheid niet op de levenstevredenheid van jongeren zich voordoet, maar op de

levenstevredenheid van personen op middelbare leeftijd.

Jongeren zijn hoe dan ook bijzonder kwetsbare individuen. Negatieve gebeurtenissen aan het begin van

hun carrière, zoals werkloosheid, kunnen opportuniteiten op lange termijn beschadigen. Periodes van

werkloosheid creëren dus een litteken op lange termijn. Bell en Blanchflower (2010) toonden aan dat de

werkloosheid de komende jaren hoger zal zijn, als de jonge werkzoekende geen succesvolle toetreding

maakt op de arbeidsmarkt aan het begin van zijn of haar beroepsloopbaan. Dit duidt het grote belang aan

van beleidsmaatregelen geïntroduceerd om de vaardigheden en capabilities van jongeren te behouden

en hen te begeleiden om zo snel als mogelijk deel uit te maken van de arbeidsmarkt (Bell en

Blanchflower, 2010).

Er werd reeds aangetoond dat een verband bestaat tussen jeugdwerkloosheid en sociale uitsluiting (Ryan,

2000; ECA, 2005 in ILO, 2006). Het onvermogen om een baan te vinden, creëert een gevoel van

kwetsbaarheid, zinloosheid en luiheid (ILO, 2006; UN, 2003). Daarbovenop heeft werkloosheid een hoge

sociale impact zoals verhoogde criminaliteit, psychische problemen, geweld en drugsgebruik (Verick,

2009). Het eerste voordeel van de creatie van degelijke jobopportuniteiten voor jongeren, zijn de

persoonlijke voordelen voor deze jonge individuen zelf. Het tweede vanzelfsprekende voordeel is eerder

economisch. Een werkloze groep draagt niet bij tot de economische welvaart van een land en betekent

een directe kost (Verick, 2009). Indien men niet het probleem van de hoge en stijgende

jeugdwerkloosheidsgraad aanpakt, zullen de jongeren continu gekwetst worden en zorgt dit voor

aanzienlijke gevolgen voor alle leden van de bevolking (Bell en Blanchflower, 2010).

Dockery (2005) vond terug dat Australische werkloze jongeren minder gelukkig zijn dan jongeren die

tewerkgesteld zijn of nog studeren. Creed, Muller en Patton (2003) konden bewijzen dat Australische

jongeren die de school verlaten en de arbeidsmarkt betreden, maar geen full time tewerkstelling kunnen

vinden, benadeeld worden op vlak van welzijn in vergelijking met andere groepen. Omwille van de

specifieke populatie, namelijk de Australische jongeren, tracht deze masterproef na te gaan of dit een

grensoverschrijdend effect is dat ook van toepassing is op de Europese adolescenten.

Page 31: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

17

Er kan geconcludeerd worden dat ook werkloze jongeren een negatieve invloed ervaren op hun

levenstevredenheid. Aangezien jongeren zich nog aan het prille begin van hun carrière bevinden, zorgt

deze werkloosheid voor een litteken op deze toekomstige tewerkstelling. Daarenboven heeft de

jeugdwerkloosheid ook een negatieve invloed op de oudere bevolkingsgroepen (Bell en Blanchflower,

2010). Uit deze argumentatie vloeit het belang voort van dit onderzoek naar het effect van de

jeugdwerkloosheid op de latere levenstevredenheid. Er wordt verwacht dat jongeren het meest gekwetst

worden door vroegere werkloosheid, aangezien jongeren ook het meest getroffen worden door

werkloosheid (ILO, 2015). Bijgevolg verwacht dit onderzoek dat het scarring effect groter zal zijn bij

werkloosheid ervaren tijdens de jeugdjaren.

Hypothese 5: het scarring effect van werkloosheid ervaren tijdens de jeugdjaren is groter dan het

scarring effect van werkloosheid ervaren tijdens de latere levensjaren

Clark, Knabe en Rätzel (2010) toonden aan dat tewerkgestelde mannen met een hoge werkonzekerheid

minder negatief beïnvloed worden door een hoge werkloosheidsgraad dan tewerkgestelde mannen met

jobzekerheid. In 2006 en 2008 waren respectievelijk 78,9% en 80,0% van de recent afgestudeerde

Europese jongeren tewerkgesteld (Eurostat, 2015). Daarom wordt verwacht dat het scaring effect op de

levenstevredenheid van jongeren minder sterk zal zijn omwille van het sociale norm-effect aangetoond in

Clark et al. (2010) van de hoge jeugdwerkloosheidsgraad.

Hypothese 6: het scaring effect van werkloosheid ervaren tijdens de jeugdjaren is kleiner dan het

scaring effect van werkloosheid ervaren tijdens de latere levensjaren

Page 32: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

18

5. JEUGDWERKLOOSHEID TIJDENS DE ECONOMISCHE CRISIS De financiële en economische crisis die startte eind 2007, mondde uit in de grootste globale recessie

sinds WO II. Een verhoogde werkloosheidsduur en de onmiskenbare vernietiging van vele jobs gingen hier

mee gepaard. Ondernemers trachtten toch het hoofd boven water te houden, bijgevolg werden

werknemers die wel hun job konden behouden, geconfronteerd met bezuinigingen op hun loon en

andere voordelen (Verick, 2009). Volgens een studie van het advies- en accountantsbureau Ernst en

Young (2015) heeft de economische crisis tussen 2007 en 2014 geleid tot een verlies van 3,8 miljoen

arbeidsplaatsen in de Eurozone, dit werd bekendgemaakt door IEX.nl (2015).

De staat van de arbeidsmarkt wordt momenteel nog steeds bepaald door de economische crisis. Maar, de

arbeidsmarkt toonde ondertussen de eerste tekenen van herstel. De kerncijfers van werkloosheid zijn aan

de beterhand: er werd een einde gemaakt aan de negatieve werkloosheidstrend van de afgelopen jaren

en de algemene tewerkstelling en jeugdtewerkstelling lijkt zich ook te herstellen (Eurostat, 2015). In

figuur 2 wordt een visuele vergelijking gemaakt tussen de algemene Europese werkloosheidsgraad en de

Europese jeugdwerkloosheidsgraad vanaf 2006 per kwartaal.

Zoals het International Labour Office (2015) de arbeidsmarkt voor de gehele wereld onderzoekt, focust

Eurostat (2015) zich onder andere op de Europese jongeren met een leeftijd tussen 15 en 24 jaar. De

jeugdwerkloosheidgraad bereikte begin 2008 een minimale waarde van 15,2%. De daaropvolgende crisis

trof de Europese jongeren als geen ander, in 2013 bereikte de jeugdwerkloosheidsgraad zelfs een piek

van 23,9%, maar is ondertussen terug aan het herstellen. Zelfs de laagste jeugdwerkloosheidsgraad uit

2008 ligt 4,2% boven de piek van de algemene werkloosheidsgraad in 2013. De werkloosheidsgraad bij

jongeren reflecteren de moeilijkheden waar deze adolescenten mee geconfronteerd worden tijdens hun

zoektocht naar een job. Daarenboven zorgt de huidige crisis duidelijk voor een additionele

moeilijkheidsgraad, die in figuur 2 waar te nemen is (Eurostat, 2015).

Page 33: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

19

Figuur 2: Algemene werkloosheidsgraad en jeugdwerkloosheidgraad voor EU-28 (2006 – 2015) 2

2 De Europese Unie werd opgericht op 1 november 1993 en bestond uit 12 leden, de laatste uitbreiding vond plaats op 1 juli 2013 tot een aantal van 28 lidstaten: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Finland, Zweden, Cyprus, Tsjechië, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovakije, Slovenië, Bulgarije, Roemenië en Kroatië (Eurostat, 2015).

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

Q1 Q3 Q1 Q3 Q1 Q3 Q1 Q3 Q1 Q3 Q1 Q3 Q1 Q3 Q1 Q3 Q1 Q3 Q1 Q3

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Jeugdwerkloosheid Algemene werkloosheid

Page 34: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

20

Gedurende deze crisis toonde Verick (2009) aan dat de jongste leden van de beroepsbevolking het meest

getroffen werden door de huidige en voorgaande financiële recessies. De hoge werkloosheid bij jongeren

houdt ook aan in de periode waarin de economie zich terug herstelt (Verick, 2009).

De jeugdwerkloosheidsgraad is veel gevoeliger voor de conjunctuurcyclus dan de werkloosheidsgraad van

de volwassen bevolking. Tijdens een strenge recessie is het lastiger om een nieuwe job te verwerven of

tewerkgesteld te blijven, gezien het feit dat jongere werknemers meer kans hebben ontslagen te worden

dan werknemers met een zekere anciënniteit (OECD, 2008). Ook tijdens goede economische tijden zijn

jongeren extra kwetsbaar voor marginalisatie op de arbeidsmarkt. De jongere werknemers worden

allemaal geconfronteerd met gemeenschappelijke moeilijkheden, ongeacht de sector waarin zij actief

zijn. Zij staan aan het begin van hun carrière waardoor zij over niet veel bagage beschikken zoals

vaardigheden, werkervaring, capaciteiten en financiële bronnen om een job te vinden. Dit maakt

jongeren extra kwetsbaar voor marginalisatie op de arbeidsmarkt (United Nations, 2003; ILO, 2006).

Omwille van de grote kwetsbaarheid van jongeren en het herstel waarin de economie zich nu bevindt, is

de economische crisis nog steeds actueel aanwezig en de jeugdwerkloosheidsgraad bevindt zich absoluut

nog niet op zijn niveau voor de crisis (zie figuur 2). Enerzijds zou de grootte van de groep werkloze

jongeren ertoe kunnen leiden dat de economische crisis voor een negatieve blik op de toekomstige

arbeidskansen zorgt. Maar in lijn met hypothese 6 en het sociale norm-effect (zie ook 4.2) wordt

verwacht dat bij jonge werknemers met een lage jobzekerheid het scaring effect minder sterk zal zijn

tijdens de economische crisis.

Hypothese 7: tijdens de economische crisis zal het scaring effect een minder sterke invloed uitoefenen

op de huidige levenstevredenheid van de jongeren dan in een periode met normale economische

omstandigheden

Page 35: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

21

OVERZICHT HYPOTHESEN

Hypothese 1: werkloosheid wordt verwacht een negatieve invloed op de levenstevredenheid van het

individu uit te oefenen

Hypothese 2 (scarring hypothese): de ervaring met werkloosheid in het verleden zal een negatieve

impact hebben op de huidige levenstevredenheid

Hypothese 3 (scaring hypothese): de angst voor werkloosheid in de toekomst zal ook een negatieve

impact hebben op de huidige levenstevredenheid

Hypothese 4: de angst voor werkloosheid in de toekomst verklaart de negatieve impact van

werkloosheid uit het verleden op de huidige levenstevredenheid

Hypothese 2 tot en met 4 kan samengevat worden in figuur 3:

Figuur 3: Visualisatie hypothese 2 t.e.m. 4

Huidige levenstevredenheid

Het gepercipieerde risico op

toekomstige werkloosheid

= Scaring effect

Werkloosheid uit het

verleden = scarring effect

Page 36: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

22

Hypothese 5: het scarring effect van werkloosheid ervaren tijdens de jeugdjaren is groter dan het

scarring effect van werkloosheid ervaren tijdens de latere levensjaren

Hypothese 6: het scaring effect van werkloosheid ervaren tijdens de jeugdjaren is kleiner dan het

scaring effect van werkloosheid ervaren tijdens de latere levensjaren

Hypothese 7: tijdens de economische crisis zal het scaring effect een minder sterke invloed uitoefenen

op de huidige levenstevredenheid van de jongeren dan in een periode met normale economische

omstandigheden

Page 37: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

23

METHODE

Deze empirische analyse is gebaseerd op data van de European Social Survey (hierna afgekort als ESS).

Twee golven worden gebruikt, namelijk de jaren 2006 en 2008 die representatief zijn voor respectievelijk

een periode vóór de economische crisis en de startperiode van deze crisis waarin de schadelijke effecten

op tewerkstelling meteen zeer voelbaar waren. Enkel de respondenten die 7 dagen voor hun bevraging

tewerkgesteld waren, worden in dit onderzoek opgenomen3 zodat de invloed van eventuele huidige

werkloosheid wordt uitgesloten. De ESS-golf uit 2006 bevat 22.858 werkende individuen, waarvan iets

meer mannen dan vrouwen. In het jaar 2008 hebben aanzienlijk meer respondenten deelgenomen aan

het ESS-onderzoek. 28.837 tewerkgestelde personen waarvan een gelijkaardig percentage mannen en

vrouwen werden opgenomen als in de ESS-golf uit 2006. In beide golven heeft ongeveer 13% van de

werkenden werkloosheid ervaren tijdens de vijf voorgaande jaren. Daarnaast valt op dat in 2006 de groep

individuen die werkzekerheid ervaren groter is dan in 2008. Tabel 2 beschrijft naast voorgaande

variabelen ook nog de leeftijdsgroepen waarin deze dataset wordt onderverdeeld.

In de dataset van ESS worden de antwoorden van leden uit de bevolking van 25 Europese landen

verwerkt. ESS bevat gedetailleerde informatie over de levenstevredenheid, de perceptie van het risico op

werkloosheid in de toekomst en de eventuele ervaring met werkloosheid de afgelopen vijf jaar. Daarnaast

worden ook socio-demografische kenmerken opgenomen uit de dataset als controlevariabelen. Leeftijd,

geslacht, opleidingsniveau, burgerlijke status, inkomen van het huishouden, dienstverband en gezondheid

maken deel uit van deze niet-exhaustieve opsomming.

3 Enkel bij de regressieanalyses voor hypothese 1 worden ook werkloze individuen opgenomen in de steekproef (zie 1. Invloed van de huidige werkloosheid op levenstevreden bij Resultaten).

Page 38: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

24

Tabel 2: Beschrijvende informatie over steekproef ESS (2006 en 2008)

VARIABELE FREQUENTIE (X) PERCENTAGE (%)

2006 2008 2006 2008

GESLACHT

Man 11.742 14.878 51,46 51,60

Vrouw 11.077 13.953 48,54 48,40

TOTAAL 22.819 28.832 100 100

LEEFTIJDSGROEP

20 – 29 JAAR 3.515 5.049 16,64 18,00

30 – 54 JAAR 14.229 18.325 67,36 65,34

55 – 69 JAAR 3.380 4.670 16,00 16,65

TOTAAL 21.125 28.044 100 100

𝑥 ̅B 41 41

SDB 12 12

WERKLOOSHEID TIJDENS DE AFGELOPEN VIJF JAAR?

Vroegere werkloosheid ervaren 2.878 3.679 12,66 12,85

Geen vroegere werkloosheid 19.848 24.941 87,34 87,15

TOTAAL 22.726 28.620 100 100

WERKZEKERHEID

Grote werkzekerheid 10.181 9.729 47,40 35,70

Werkzekerheid 8.370 10.315 38,96 37,85

Werkonzekerheid 2.070 5.206 9,64 19,11

Grote werkonzekerheid 860 1.999 4,00 7,34

TOTAAL 21.481 27.249 100 100

Na 22.858 28.837 100 100

a Als gevolg van ontbrekende waarden kan N verschillen van 22.858 (jaar 2006) en 28.837 (jaar 2008). b Gemiddelde leeftijd van alle respondenten tussen 20 en 69 jaar oud.

Page 39: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

25

Deze masterproef kadert enerzijds hoe de ervaren werkloosheid in de jeugdjaren de latere

levenstevredenheid beïnvloedt. Om die invloed te meten in deze cross-sectionele studie, wordt de

huidige levenstevredenheid onderzocht in relatie met de werkloosheid die ervaren werd de voorbije vijf

jaar. De huidige levenstevredenheid fungeert als de afhankelijke variabele. Eurostat (2015) definieert

jeugd als de individuen met een leeftijd van 15 tot 24 jaar. Op een leeftijd van 15 jaar gaan heel wat

jongeren in Europa nog steeds naar school (Eurostat, 2015). De voorgaande vijf jaar, een periode die start

op een tienjarige leeftijd, was niemand vanzelfsprekend tewerkgesteld of werkloos. Daarom wordt

logischerwijze vijf jaar opgeteld bij de grenzen van deze leeftijdsgroep, de jongeren in deze studie

hebben dus een leeftijd tussen de 20 en 29 jaar. In lijn met de jongere leeftijdsgroep, volgt de groep

tewerkgestelden op middelbare leeftijd en de groep van oudere werknemers. Eurostat (2015) beschrijft

de oudere arbeidspopulatie als werkloze of tewerkgestelde personen met een leeftijd van 55 tot 64 jaar,

daarbij wordt op basis van voornoemde redenering opnieuw vijf jaar bij geteld. Zoals verder beschreven

zal worden, blijft de negatieve invloed van werkloosheid op de levenstevredenheid beperkt tot vijf jaar,

daarna blijft deze al dan niet aangepaste levenstevredenheid stabiel (Lange, 2013). De effecten van

werkloosheid in het verleden en de werkzekerheid worden onderzocht voor de drie leeftijdsgroepen

afzonderlijk en worden daarna met elkaar vergeleken.

Het onderzoek wordt opgebouwd aan de hand van twee modellen waarbij elke analyse uitgevoerd wordt

voor de drie leeftijdsgroepen binnen elke ESS-golf. In het eerste model wordt de levenstevredenheid (in

het model afgekort als LTi) verklaard door de werkloosheid ervaren tijdens de voorbije vijf jaar en door

een aantal controlevariabelen (in het model afgekort als Ci). De controlevariabelen bestaan enerzijds uit

socio-economische variabelen en anderzijds uit proxies voor persoonlijkheidskenmerken. Als laatste

variabele beschrijft εi de foutterm in het model. Hieronder staat het eerste algemene model voor alle

leeftijdsgroepen en beide golven geformuleerd:

𝐿𝑇𝑖 = 𝛽0 + 𝛽1 ∗ 𝑊𝐸𝑅𝐾𝐿𝑂𝑂𝑆𝐻𝐸𝐼𝐷𝑉𝐸𝑅𝐿𝐸𝐷𝐸𝑁,𝑖 + 𝐶𝑖 + 𝜀𝑖

Page 40: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

26

Volgens de Organization for Economic Co-operation and Development (2015), hierna afgekort als OECD,

wordt de levenstevredenheid het beste bevraagd door de persoonlijke, subjectieve evaluatie van

volgende stelling: Als u alles in beschouwing neemt, hoe tevreden bent u met uw leven? De respondenten

konden een score van 0 tot 10 toekennen bij deze zelf-evaluatie, waarbij de waarde 0 ‘extreem

ontevreden’ vertegenwoordigt en de waarde 10 representatief is voor ‘extreem tevreden’.

De tweede variabele die centraal staat in het onderzoek als predictor voor de huidige

levenstevredenheid, is de ervaring met werkloosheid in het verleden. Deze dummy-variabele wordt

gemeten aan de hand van volgende vraag: Is er enige periode van werkloosheid geweest waarbij u actief

werk zocht, gedurende de afgelopen vijf jaar in uw leven? Deze vraag limiteert de werkloosheid tot de

afgelopen vijf jaar. Individuen die werkloosheid ervaren hebben in een periode meer dan vijf jaar geleden,

worden niet in het onderzoek opgenomen. Toch is deze beperking geen onoverkomelijk probleem.

Volgens Lange (2013) beperken de gevolgen van belangrijke gebeurtenissen op de levenstevredenheid

zich tot vijf jaar en blijven deze nadien stabiel. Voorzichtigheid in het onderzoek is daarom geboden naar

aanleiding van deze informatie, maar net als in het onderzoek van Lange (2013) zal de focus liggen op een

tijdsperiode van vijf jaar.

Dit is een cross-sectioneel onderzoek waarin twee modellen getest worden voor data uit twee

verschillende golven. Cross-sectionele studies hebben twee minpunten, ten eerste kunnen dezelfde

individuen niet gevolgd worden overheen de twee jaren, hetgeen wel mogelijk is in een longitudinale

studie (Lucas et al., 2004). Ten tweede zijn cross-sectionele data minder geschikt om een causaal verband

te onderzoeken (Lange, 2013). Daarom maken twee soorten controlevariabelen ook deel uit van beide

modellen. Enerzijds is er de groep met socio-economische variabelen: geslacht, burgerlijke status, het

gezinsinkomen, het diploma, een subjectieve beoordeling van de gezondheid, de tewerkstellingsrelatie en

het al dan niet hebben van kinderen. De tewerkstellingsrelatie toont aan of het individu werknemer is in

een bedrijf of op zelfstandige basis zijn of haar beroep uitoefent.

Page 41: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

27

Anderzijds is er ook de groep met twee proxyvariabelen voor persoonlijkheidskenmerken. Deze twee

proxyvariabelen zijn beiden een construct, samengesteld uit een aantal variabelen. De eerste

proxyvariabele is de externe kernevaluatie, deze geeft weer hoe het individu zelf zijn omgeving ervaart en

evalueert. Dit nieuwe construct bestaat uit 3 items met een betrouwbare interne consistentie in de golf

uit 2006 en de golf uit 2008 (respectievelijk α= 0,776 en α = 0,809). De samenstelling van dit construct

wordt weergegeven in het eerste deel van tabel 3. Ook een tweede nieuwe variabele wordt gevormd die

weergeeft hoeveel belang het individu hecht aan plezier, succes en uitdaging in het leven. 6 items zorgen

voor een interne consistentie in de dataset van 2006 die nauwelijks afwijkt van de streefwaarde (α =

0,760), net als in de dataset van 2008 (α = 0,778). In tabel 3 wordt ook de tweede persoonlijkheidsfactor

verduidelijkt.

Tabel 3: Beschrijving constructen (controlevariabelen)

VARIABELE BESCHRIJVING VARIABELE

EXTERNE KERNEVALUATIES

Vertrouwen in de buitenwereld ‘De meeste mensen kunnen vertrouwd worden’ tot ‘je kan niet

voorzichtig genoeg zijn’

Eerlijkheid van de buitenwereld ‘De meeste mensen profiteren van mij’ tot ‘de meeste mensen

proberen om eerlijk te zijn’

Behulpzaamheid van de

buitenwereld

‘Meestal kijken mensen enkel naar hun eigen noden’ tot ‘meestal

zijn mensen behulpzaam’

Cronbach’s Alpha α 2006 = 0,776; α 2008 = 0,809

GEHECHT BELANG AAN EEN UITDAGEND, PLEZIERIG LEVEN

Hoe belangrijk is het om…

Competenties en bewondering … competenties te tonen en bewonderd te worden?

Verandering … nieuwe en verschillende dingen te proberen in het leven?

Plezier … veel plezier te beleven?

Succes en erkenning … succesvol te zijn en erkend te worden voor wat je hebt bereikt?

Uitdaging … avonturen op te zoeken en een uitdagend leven te hebben?

Genot … leuke dingen te zoeken die genot geven?

Cronbach’s Alpha α 2006 = 0,760; α 2008 = 0,778

Page 42: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

28

In het tweede model wordt de gepercipieerde kans op werkloosheid in de toekomst door het individu i

toegevoegd. Aangezien de twee modellen enkel van toepassing zijn op de werkende individuen, wordt de

variabele beschreven als werkzekerheidtoekomst,i. Dit tweede model staat hieronder geformuleerd:

𝐿𝑇𝑖 = 𝛽0 + 𝛽1 ∗ 𝑊𝐸𝑅𝐾𝐿𝑂𝑂𝑆𝐻𝐸𝐼𝐷𝑉𝐸𝑅𝐿𝐸𝐷𝐸𝑁,𝑖 + 𝛽2 ∗ 𝑊𝐸𝑅𝐾𝑍𝐸𝐾𝐸𝑅𝐻𝐸𝐼𝐷𝑇𝑂𝐸𝐾𝑂𝑀𝑆𝑇,𝑖 + 𝐶𝑖 + 𝜀𝑖

Verwacht wordt dat het gepercipieerde risico op werkloosheid in de toekomst de verklaring zal bieden

voor relatie tussen de werkloosheid ervaren in het verleden en de huidige levenstevredenheid. Deze

perceptie wordt gemeten aan de hand van een ordinale, categorische variabele met de volgende vraag:

Hoe waarschijnlijk is het dat u werkloos zal worden de komende 12 maanden? De werkende personen

konden in 2006 antwoorden op deze vragen met een score die vertrekt van 1 (zeer waarschijnlijk) tot 4

(helemaal niet waarschijnlijk). In 2008 werd een bijkomende antwoordcategorie toegevoegd die ook de

kans op verwachte, toekomstige inactiviteit nagaat. Met deze antwoordcategorie wordt geen rekening

gehouden. In 2008 konden ook werkloze personen deze vraag beantwoorden, maar enkel de antwoorden

van werkende respondenten werden in de analyse opgenomen.

In tabel 4 wordt de levenstevredenheid weergegeven voor de verschillende leeftijdsgroepen in 2006 en

2008. Hieruit blijkt dat de Europeanen in 2006 met een leeftijd tussen 20 en 29 jaar de hoogste

levenstevredenheid te hebben, personen tussen de 55 en 69 jaar oud zijn doorgaans het minst tevreden.

Deze situatie houdt aan in 2008, de start van de economische crisis. De gemiddelde levenstevredenheid

daalt wel opmerkelijk voor de drie leeftijdsgroepen. Gemiddeld kende een Europeaan een score van

respectievelijk 6,77 en 6,34 in de jaren 2006 en 2008 op een schaal van tien punten toe aan zijn

levenstevredenheid.

Page 43: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

29

Tabel 4: Gemiddelde huidige levenstevredenheid per leeftijdscategorie (2006 en 2008)

VARIABELE GEMIDDELDE HUIDIGE LEVENSTEVREDENHEID

2006 2008

LEEFTIJD

20 – 29 JAAR

TEWERKGESTELD 7,14 7,00

WERKLOOS 5,81 5,79

GEMIDDELDEJONGERE 6,99 6,85

30 – 54 JAAR

TEWERKGESTELD 6,95 6,77

WERKLOOS 5,02 4,99

GEMIDDELDEMIDDELBARE LEEFTIJD 6,76 6,53

55 – 69 JAAR

TEWERKGESTELD 6,97 6,82

WERKLOOS 5,46 4,88

GEMIDDELDEOUDERE LEEFTIJD 6,60 6,35

GEMIDDELDE LEVENSTEVREDENHEID

VAN ALLE RESPONDENTEN 6,77 6,34

Page 44: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

30

Page 45: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

31

RESULTATEN

1. INVLOED VAN DE HUIDIGE WERKLOOSHEID OP LEVENSTEVREDENHEID De sterke, negatieve relatie tussen werkloosheid en huidige levenstevredenheid vormt de basis van deze

masterproef. Op basis van deze relatie wordt er opgebouwd naar het effect van vroegere werkloosheid

op de huidige levenstevredenheid en de impact van de angst voor werkloosheid op de huidige

levenstevredenheid. Om de resultaten volledig in te kaderen wordt in de eerste hypothese verwacht dat

de huidige werkloosheid een negatieve impact heeft op de huidige levenstevredenheid.

Door middel van een regressieanalyse wordt het verwachte resultaat teruggevonden4. Werkloze

personen die actief op zoek zijn naar een nieuwe job vertonen significant lagere niveaus van

levenstevredenheid dan tewerkgestelde personen, ongeacht de leeftijdscategorie waartoe zij behoren.

Het model dat deze eerste hypothese test, bevat dezelfde controlevariabelen als de regressieanalyse van

de scarring en scaring hypothese. Algemeen gezien zal een persoon die werkloos is gemiddeld 0,925

punten minder scoren dan een werkend individu op vlak van levenstevredenheid in 2006. In 2008 zal de

levenstevredenheid 0,996 punten dalen als gevolg van werkloosheid. In beide golven blijkt de impact van

huidige werkloosheid op de levenstevredenheid even groot te zijn voor alle leeftijdscategorieën. De

invloed en significantie van huidige werkloosheid op de huidige levenstevredenheid bij alle

leeftijdsgroepen is cijfermatig terug te vinden in tabel 5.

Tabel 5: Ongestandaardiseerde en gestandaardisieerde coëfficiënten van het effect van werkloosheid op de huidige levenstevredenheid (2006 en 2008) 5

2006 2008

B β B β

ALGEMEEN MODEL - 0,925 *** - 0,095 - 0,996 *** - 0,085

20 – 29 JAAR - 0,923 *** - 0,120 - 1,054 *** - 0,140

30 – 54 JAAR - 0,945 *** - 0,093 - 0,941 *** - 0,103

55 – 69 JAAR - 1,136 *** - 0,107 - 1,149 *** - 0,105

* p < 0,1 (2-tailed); ** p < 0,05 (2-tailed); *** p < 0,01 (2-tailed)

4 Voor deze hypothese werden werkende en werkloze individuen in de steekproef opgenomen. 5 Controlevariabelen: geslacht, inkomen, diploma, gezondheid, zelfstandige tewerkstelling, getrouwd of samenlevingscontract, al dan niet kinderen, persoonlijkheidsfactor 1, persoonlijkheidsfactor 2.

Page 46: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

32

2. SCARRING OF SCARING?

Indien iemand na een periode van werkloosheid opnieuw tewerkgesteld is, kan de ervaring van

werkloosheid in het verleden een blijvend effect uitoefenen op de levenstevredenheid op twee manieren.

De eerste manier is het kwetsende effect van de vroegere werkloosheid op de huidige

levenstevredenheid, een effect dat wordt verwacht in de scarring hypothese. Daarnaast is het ook

mogelijk dat werkonzekerheid een negatieve impact uitoefent op de huidige levenstevredenheid. Beide

effecten sluiten elkaar niet uit, levenstevredenheid kan ten slotte ook bepaald worden door een

combinatie van voorgaande effecten. Vanaf hypothese 2 t.e.m. 7 worden enkel werkende individuen

opgenomen in de steekproef.

In hypothese 2 werd het scarring effect geformuleerd. Om deze hypothese te testen werd enkel de

werkloosheid uit het verleden opgenomen in de regressieanalyse als kernvariabele met dezelfde

controlevariabelen als in het model met hypothese 1 (zie tabel 9 tot 15 in de bijlage). Uit het eerste

model blijkt dat werkloosheid in het verleden een litteken achterlaat op het individu, waardoor de huidige

levenstevredenheid ook lager zal liggen dan wanneer het individu geen werkloosheid ervaren zou hebben

de afgelopen vijf jaar. Opvallend is dat enkel jongeren niet beïnvloed worden door werkloosheid in het

verleden in 2006 (p = 0,118), in 2008 is de negatieve invloed slechts zwak significant (p = 0,071). Dit

betekent dat degenen die werkloosheid ervaren hebben in hun jeugdjaren geen litteken meedragen

gedurende hun verdere leven. Het scarring effect van werkloosheid ervaren op een oudere leeftijd dan

29 jaar is wel significant. Door de toevoeging van een interactieterm in het model kan geconcludeerd

worden dat het scarring effect even sterk is voor de middelbare als voor de oudere leeftijdscategorie.

Tabel 6 geeft een samenvatting met de ongestandaardiseerde coëfficiënten van het effect van

werkloosheid tijdens de afgelopen vijf jaar per leeftijdscategorie en per jaartal. Tabel 8 geeft de

gedetailleerde regressieanalyse van model 1 met controlevariabelen zonder rekening te houden met de

leeftijdscategorieën. Tabel 9 tot en met 15 (zie bijlage) geeft de andere gedetailleerde

regressieananalyses van model 2 met controlevariabelen voor de drie leeftijdsgroepen in 2006 en 2008.

Page 47: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

33

Tabel 6: Ongestandaardiseerde coëfficiënten van het effect werkloosheid de afgelopen vijf jaar op de huidige levenstevredenheid (2006 en 2008) 6

2006 2008

ALGEMEEN MODEL - 0,365 *** - 0,327 ***

20 – 29 JAAR - 0,142 - 0,166 *

30 – 54 JAAR - 0.416 *** - 0,387 ***

55 – 69 JAAR - 0,710 *** - 0,639 ***

* p < 0,1 (2-tailed); ** p < 0,05 (2-tailed); *** p < 0,01 (2-tailed)

Algemeen gesteld zal een persoon die werkloos geweest is tijdens de afgelopen vijf jaar, ongeacht zijn of

haar leeftijd, gemiddeld 0,365 punten minder scoren op levenstevredenheid in de periode voor de crisis.

In het begin van de crisisperiode zal de gemiddelde score voor zelf-gerapporteerde levenstevredenheid

met 0,327 punten dalen als gevolg van werkloosheid tijdens de afgelopen vijf jaar.

In hypothese 3 wordt het scaring effect geformuleerd, dat getest wordt door de uitbreiding van model 1

met de bijkomende kernvariabele werk(on)zekerheid. Dit model wordt opnieuw toegepast bij elke

leeftijdsgroep in 2006 en 2008. Een samenvatting van de ongestandaardiseerde regressiecoëfficiënten

van de onderzochte variabelen is terug te vinden in tabel 7, de uitgebreide resultaatbeschrijving met

controlevariabelen staan beschreven in tabel 8 tot en met 15 (tabel 9 t.e.m. 15: zie bijlage).

Ten eerste is het positieve effect van hoge werkzekerheid ten opzichte van gewone werkzekerheid als

referentiecategorie op levenstevredenheid een generatieoverschrijdend fenomeen. Voor de drie

generaties kan besloten worden dat de levenstevredenheid significant zal verhoogd worden als de

persoon in kwestie er ten stelligste van overtuigd is dat hij in de toekomst niet op zoek zal hoeven te gaan

naar een nieuwe werkgever. Telkens werden deze kerncijfers bevestigd op 0,01-betrouwbaarheidsniveau.

6 In het eerste model worden enkel werkende individuen in de steekproef opgenomen. Controlevariabelen: geslacht, inkomen, diploma, gezondheid, zelfstandige tewerkstelling, getrouwd of samenlevingscontract, al dan niet kinderen, persoonlijkheidsfactor 1, persoonlijkheidsfactor 2.

Page 48: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

34

Daarnaast wordt het scaring effect zelf gemeten door de impact van de antwoordcategorieën

‘werkonzekerheid’ en ‘hoge werkonzekerheid’ op de levenstevredenheid ten opzichte van de

referentiecategorie ‘werkzekerheid’. In 2006 en 2008 wordt de negatieve impact van jobonzekerheid op

de levenstevredenheid bij de drie leeftijdsgroepen teruggevonden, wat het bestaan bevestigt van het

scaring effect. De negatieve invloed is significant met een hoog betrouwbaarheidsniveau (α = 0,05). De

significantie en ongestandaardiseerde coëfficiënten van elke antwoordcategorie worden samengevat in

tabel 7.

In 2006 oefent hoge werkonzekerheid slechts een negatieve invloed uit op tewerkgestelden op

middelbare leeftijd, een zwak significante impact op de jongere werkenden en geen invloed op de oudere

tewerkgestelden. Opvallend is dat in 2008 hoge werkonzekerheid telkens een meer significant effect

heeft op de werknemers binnen elke leeftijdscategorie met telkens een hoog betrouwbaarheidsniveau (α

= 0,01). Algemeen gesteld wordt hypothese 3, de scaring hypothese, bevestigd voor alle

leeftijdscategorieën voor en aan het begin van de crisis. De jobonzekerheid bij de huidige werkgever

heeft een ongunstige invloed op de huidige levenstevredenheid van de werknemer.

Page 49: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

35

Tabel 7: Ongestandaardiseerde coëfficiënten van het effect van werkloosheid de afgelopen vijf jaar en het effect van werkonzekerheid op de huidige levenstevredenheid (2006 en 2008) 7

2006 2008

ALGEMEEN: 20 – 69 JAAR

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,205 *** - 0,120 **

HOGE WERKZEKERHEID 0,273 *** 0,337 ***

WERKONZEKERHEID - 0,400 *** - 0,444 ***

HOGE WERKONZEKERHEID - 0,504 *** - 0,752 ***

20 – 29 JAAR

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,064 - 0,004

HOGE WERKZEKERHEID 0,291 *** 0,267 ***

WERKONZEKERHEID - 0,278 ** - 0,456 ***

HOGE WERKONZEKERHEID - 0,346 * - 0,613 ***

30 – 54 JAAR

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,227 *** - 0,189 **

HOGE WERKZEKERHEID 0,270 *** 0,380 ***

WERKONZEKERHEID - 0,448 *** - 0,463 ***

HOGE WERKONZEKERHEID - 0,639 *** - 0,933 ***

55 – 69 JAAR

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,582 *** - 0,384 **

HOGE WERKZEKERHEID 0,305 *** 0,302 ***

WERKONZEKERHEID - 0,358 ** - 0,492 ***

HOGE WERKONZEKERHEID - 0,091 - 0,558 ***

* p < 0,1 (2-tailed); ** p < 0,05 (2-tailed); *** p < 0,01 (2-tailed)

7 In het tweede model worden enkel werkende individuen in de steekproef opgenomen. Controlevariabelen: geslacht, inkomen, diploma, gezondheid, zelfstandige tewerkstelling, getrouwd of samenlevingscontract, al dan niet kinderen, persoonlijkheidsfactor 1, persoonlijkheidsfactor 2.

Page 50: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

36

De laatste hypothese die het scarring en scaring effect onderzoekt, is hypothese 4. Er wordt verwacht dat

door de toevoeging van werk(on)zekerheid in het tweede model, de vroegere werkloosheid geen

significante invloed meer uitoefent op de huidige levenstevredenheid. Hypothese 4 stelt dat het

bevestigde scaring effect uit hypothese 3 de negatieve impact van vroegere werkloosheid op de huidige

levenstevredenheid zou uithollen.

Deze hypothese wordt slechts ten dele bevestigd op basis van de regressieanalyse (zie tabel 7). De

variabele vroegere werkloosheid blijft significant in het tweede model. Enkel bij de jongere werkenden

heeft de vroegere werkloosheid geen significante impact op de levenstevredenheid in model 2, maar dit

was ook niet het geval in het eerste model. De impact en de sterkte van werkloosheid ervaren in het

verleden zijn wel telkens kleiner in het tweede model (zie ook tabel 9 tot en met 15 in bijlage) wat erop

wijst dat het scarring effect minder sterk is als gevolg van de angst voor toekomstige werkloosheid.

3. DE EFFECTEN VAN JEUGDWERKLOOSHEID OP LEVENSTEVREDENHEID De focus van deze masterproef ligt op de effecten van werkloosheid ervaren in de jeugd. Het algemene

scarring en scaring effect werd net besproken, in deze sectie wordt ingezoomd op de effecten van

jeugdwerkloosheid.

In de vijfde hypothese wordt verwacht dat het scarring effect van vroegere werkloosheid ervaren in de

jeugdjaren groter zal zijn dan het scarring effect van vroegere werkloosheid ervaren tijdens de latere

levensjaren, aangezien jeugdwerkloosheid veel frappanter is dan latere werkloosheid. Deze hypothese

wordt niet bevestigd, het omgekeerde effect wordt eerder vastgesteld. Werkende individuen die

werkloosheid ervaren hebben in hun jeugdjaren zullen geen litteken meedragen als gevolg van deze

jeugdwerkloosheid.

De zesde hypothese concentreert zich eerder op de werkonzekerheid bij de jeugd. Deze verwacht dat het

scaring effect minder sterk zal zijn bij jongeren. Aan de hand van een interactieterm tussen de variabele

‘werkonzekerheid’ en de dummyvariabele ‘jongeren’ die toegevoegd wordt in het tweede model, wordt

deze hypothese getest.

Page 51: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

37

De zesde hypothese wordt niet bevestigd in beide golven. In 2006 is de impact van het scaring effect op

de levenstevredenheid van de drie leeftijdsgroepen even groot. In 2008 is het scaring effect verschillend

voor de verschillende leeftijden. Gewone werkonzekerheid heeft het grootste effect bij de jongere

leeftijdsgroep (β = - 0,098). Grote werkonzekerheid daarentegen heeft het grootste negatieve effect op

de levenstevredenheid van de middelbare leeftijdsgroep (β = - 0,107). In beide gevallen heeft het scaring

effect de kleinste impact heeft op de oudere werknemers aan het begin van de crisisperiode.

Gedetailleerde informatie over de gestandaardiseerde en ongestandaardiseerde coëfficiënten van model

1 en 2 voor jongeren staat beschreven in tabel 9 en tabel 13 (zie bijlage).

4. JEUGDWERKLOOSHEID TIJDENS DE ECONOMISCHE CRISIS De economische omstandigheden kunnen een grote invloed uitoefenen op de tewerkstelling en de

levenstevredenheid van personen van alle leeftijden, in deze masterproef in het bijzonder de jongeren.

Als gevolg van de economische crisis is een grotere groep jongeren werkloos en wordt in de laatste

hypothese op basis van het sociale norm-effect verwacht dat het scaring effect op de huidige

levenstevredenheid van jongeren gedurende de crisis kleiner zal zijn dan tijdens een normale

economische conjunctuur (Eurostat, 2015).

Ten eerste ligt binnen elk model het betrouwbaarheidsniveau hoger voor het effect van werkonzekerheid

op levenstevredenheid bij jongeren in 2008 (p = 0,034 in 2006, p = 0,000 in 2008), wat ook het geval is bij

het effect van hoge werkonzekerheid op de levenstevredenheid (p = 0,051 in 2006, p = 0,000 in 2008).

Daarnaast vertelt een vergelijking van de gestandaardiseerde coëfficiënten binnen elk model meer over

de sterkte van het scaring effect. In 2008 wordt de impact van werkonzekerheid bij jongeren verdubbeld

ten opzichte van het effect in 2006 (β = -0,046 in 2006; β = -0,098 in 2008) net als de impact van hoge

werkonzekerheid (β = -0,041 in 2006; β = -0,086 in 2008). De impact van gewone en hoge

werkonzekerheid stijgt meestal ook voor de andere leeftijdsgroepen. Toch kan geen significant verschil

worden aangetoond tussen het scaring effect in 2006 en 2008, aangezien in twee verschillende datasets

gewerkt werd. Deze laatste hypothese kan op basis van de regressieanalyses niet bevestigd worden.

Page 52: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

38

Tabel 8: Algemeen model (alle leeftijdsgroepen) voor de crisis (2006) 8

VARIABELE MODEL 1 MODEL 2

B STD. D. β B STD. D. β

KERNVARIABELEN

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,365 *** 0,045 - 0,058 - 0,205 *** 0,047 - 0,033

HOGE WERKONZEKERHEID

- 0,504 *** 0,032 0,068

WERKONZEKERHEID - 0,400 *** 0,056 - 0,055

HOGE WERKZEKERHEID 0,273 *** 0,079 - 0,048

CONTROLEVARIABELEN

MAN - 0,011 0,030 - 0,003 - 0,012 0,030 - 0,003

LAGER INKOMEN - 0,795 *** 0,041 - 0,156 - 0,675 *** 0,041 - 0,133

HOGER INKOMEN 0,355 *** 0,035 0,083 0,306 *** 0,034 0,073

LAGER DIPLOMA 0,041 0,042 0,008 0,070 * 0,042 0,013

HOGER DIPLOMA - 0,032 0,033 - 0,008 - 0,053 0,033 - 0,013

GOEDE GEZONDHEID 0,767 *** 0,038 0,155 0,729 *** 0,038 0,149

SLECHTE GEZONDHEID - 0,775 *** 0,094 - 0,061 - 0,656 *** 0,097 - 0,051

ZELFSTANDIGE (TEWERKSTELLING) 0,152 *** 0,044 0,025 0,093 ** 0,044 0,015

GETROUWD / SAMENLEVINGSCONTRACT 0,397 *** 0,034 0,094 0,391 *** 0,034 0,095

KINDEREN - 0,251 *** 0,037 - 0,056 - 0,260 *** 0,037 - 0,059

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 1 0,582 *** 0,017 0,263 0,563 *** 0,017 0,258

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 2 - 0,096 *** 0,017 - 0,042 - 0,091 *** 0,017 - 0,040

R² / R²A 0,236 0,240

F 364,712 *** 289,985 ***

8 In het eerste en tweede model worden enkel werkende individuen in de steekproef opgenomen. Persoonlijkheidsfactor 1: Externe kernevaluaties: hoe het individu de buitenwereld evalueert. Persoonlijkheidsfactor 2: Belang gehecht aan een uitdagend, plezierig leven. * p < 0,1 (2-tailed); ** p < 0,05 (2-tailed); *** p < 0,01 (2-tailed)

Page 53: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

39

5. ANDERE RELEVANTE DETERMINANTEN VAN LEVENSTEVREDENHEID Naast huidige werkloosheid, werkloosheid in het verleden en job(on)zekerheid zijn er nog heel wat

andere determinanten belangrijk bij het verklaren van de levenstevredenheid. Deze werden opgenomen

in het eerste en tweede model als controlevariabelen. Opvallend is dat de persoonlijkheidsfactor

‘perceptie van de buitenwereld’ de grootste invloed uitoefent op de huidige levenstevredenheid (vanaf β

= 0,218 voor jongeren in 2006 tot β = 0,299 voor oudere werkenden in 2006 en tewerkgestelden op

middelbare leeftijd in 2008). Dit resultaat is niet onverwacht, in de literatuur werd reeds bevestigd dat

persoonlijkheidskenmerken een veel grotere verklaringskracht hebben dan levensomstandigheden als

inkomen, gezondheid en schoonheid (Diener en Lucas, 1999). Een hoog vertrouwen in de buitenwereld

zorgt dus voor een hogere levenstevredenheid. Deze persoonlijkheidsfactor vormt de grootste invloed op

levenstevredenheid voor elke leeftijdscategorie in 2006 en 2008.

Gezinsinkomen en gezondheid verklaren dan wel een kleiner deel van levenstevredenheid dan

persoonlijkheidskenmerken, toch hebben zij in elk model een grote invloed op de levenstevredenheid.

Gezinsinkomen wordt omgevormd tot een dummyvariabele met de categorieën lager, gemiddeld en

hoger inkomen waarbij het gemiddelde inkomen fungeert als referentiepunt. Personen met een lager

inkomen hebben in 2006 een verwachte levenstevredenheid die gemiddeld 0,675 punten lager ligt dan

personen met een gemiddeld inkomen. Een lager inkomen heeft in 2006 een grotere impact op de

levenstevredenheid dan een hoger inkomen. Het is opmerkelijk dat deze situatie omgekeerd wordt in

2008.

Daarnaast zorgt ook een goede gezondheid voor een significant hogere levenstevredenheid bij personen,

ongeacht hun leeftijdscategorie, ten opzichte van personen met een neutrale gezondheid. Logischerwijze

heeft een slechte gezondheid een negatieve invloed op de levenstevredenheid, maar deze is minder

sterk. Een opvallende bevinding in het onderzoek van Winkelmann en Winkelmann (1998) was dat de

invloed van huidige werkloosheid drie keer zo sterk is als de invloed van een slechte gezondheid, maar de

resultaten uit het eigen onderzoek staan hiermee in contrast. Huidige werkloosheid oefent inderdaad een

sterke invloed uit, maar deze is bij geen enkele leeftijdsgroep in 2006 en 2008 sterker dan de invloed van

een slechte gezondheid.

Page 54: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

40

Het is opvallend dat het geslacht enkel een significante predictor is bij werkende personen tussen de 30

en 54 jaar oud in 2008, wat zich ook weerspiegelt in de modellen voor werkende personen van alle

leeftijdscategorieën in hetzelfde jaar (zie tabel 12 en 14 in de bijlage). Waarschijnlijk is deze

weerspiegeling het gevolg van het grote aandeel personen van middelbare leeftijd ten opzichte van

jongere en oudere individuen. Uit deze analyses blijken mannen een lagere levenstevredenheid te

hebben dan vrouwen. Deze resultaten zijn in lijn met de conclusie van Clark (2003, in Helliwell, 2012).

Ook wordt gecontroleerd voor de vraag of men al dan niet zelfstandig tewerkgesteld is omwille van de

verwantschap met werkloosheid. Enerzijds werd een positieve relatie verwacht aangezien een

zelfstandige werknemer meer controle en autonomie heeft over zijn werk, wat de jobtevredenheid

verhoogt. Ook zijn ondernemers meer geneigd om een hoge levenstevredenheid te rapporteren. Maar,

anderzijds verklaren zelfstandige ondernemers dat zij meer stress ervaren en meer gewicht geven aan het

domein van werk dan vrije tijd. (Blanchflower, 2004). Uit de eigen analyses blijkt zelfstandige

tewerkstelling slechts in een aantal groepen een significante invloed uit te oefenen op de

levenstevredenheid. Daarbovenop is de invloed van zelfstandige tewerkstelling niet altijd éénduidig. In

het eerste model in 2006 ondervinden werkende jongeren een positieve invloed van zelfstandige

tewerkstelling, maar door de toevoeging van werk(on)zekerheid verdwijnt deze invloed in het tweede

model volledig. In het tweede model in 2006 ondervindt de levenstevredenheid van zelfstandig

tewerkgestelde personen van middelbare leeftijd een zwakke, maar positieve invloed (p = 0,089; β =

0,015). In 2008 is dit effect veel sterker in dezelfde leeftijdsgroep (p = 0,007; β = - 0,035), maar wordt de

levenstevredenheid negatief beïnvloed. Dit kan te wijten zijn aan de moeilijke economische

omstandigheden waarin de zelfstandige ondernemer zich bevindt. Samengevat is er geen eenduidige

conclusie over deze predictor, in de meeste modellen in deze masterproef is zelfstandige tewerkstelling

niet significant (zie tabel 8 en tabel 9 t.e.m. 15 in de bijlage).

Page 55: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

41

CONCLUSIE

1. HOOFDCONCLUSIE

1.1 DE NEGATIEVE INVLOED VAN WERKLOOSHEID OP DE LEVENSTEVREDENHEID Er bestaat geen twijfel over de negatieve impact van werkloosheid op de levenstevredenheid, deze werd

vastgesteld in zowel cross-sectionele studies als longitudinale studies (Argyle, 2001; Lucas et al., 2004).

Ook in deze masterproef wordt bevestigd dat werkloze personen significant lagere niveaus van

levenstevredenheid vertonen dan betaalde tewerkgestelden, ongeacht de leeftijd van het individu. Het

verlies van een job betekent enerzijds het verlies van een inkomen en anderzijds ook het verlies van de

sociale status, een verminderd sociaal contact en een nieuw levensritme (Clark et al., 2010).

Jeugdwerkloosheid vormt een onderdeel van de algemene werkloosheid dat afzonderlijk behandeld moet

worden. Dockery (2005) concludeerde dat Australische werkloze jongeren minder gelukkig zijn dan

studerende of werkende jongeren. Op basis van het eigen onderzoek kan besloten worden dat werkloze

jongeren alvast minder gelukkig zijn dan werkende jongeren. De kans voor jongere personen om werkloos

te worden na het afstuderen of als gevolg van een ontslag is wereldwijd drie keer groter dan de kans op

werkloosheid bij volwassenen (ILO, 2015). Toch wordt op basis van de resultaten afgeleid dat de invloed

van werkloosheid tijdens de jeugdjaren geen grotere invloed uitoefent op de huidige levenstevredenheid

van jongeren. De impact van werkloosheid in deze masterproef is gelijk voor alle leeftijdscategorieën in

een periode van normale economische conjunctuur, maar ook aan het begin van een crisisperiode. Dit

resultaat staat ten eerste in contrast met Winkelmann en Winkelmann (1998) die besloten dat

werkloosheid het grootste effect heeft op de jongeren en kleiner wordt naarmate men veroudert. Verder

maakten ook Clark en Oswald (1994) en Frey en Stutzer (2002) de contrasterende vaststelling dat het

effect van werkloosheid het grootst is voor individuen tussen 30 en 49 jaar oud.

De jeugdwerkloosheidsgraad ligt aanzienlijk hoger dan de werkloosheidsgraad voor alle leeftijdsgroepen,

nochtans is voor de jongeren de impact van werkloosheid op levenstevredenheid niet aanzienlijk groter.

Een mogelijke verklaring is dat werkloosheid in de beginjaren van de carrière niet altijd het gevolg is van

een ontslag. Enerzijds waren respectievelijk 21,1% en 20,0% van de Europese afgestudeerde jongeren in

2006 en 2008 werkloos (Eurostat, 2015). Anderzijds kan werkloosheid ook het gevolg zijn van een

vrijwillige keuze. Vrijwillige werkloosheid oefent vaak geen impact uit op de levenstevredenheid

(Kassenboehmer en Haisken-DeNew, 2009). Deze theorie kan worden toegepast wanneer jongeren na

het afstuderen op zoek zijn naar de juiste job.

Page 56: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

42

1.2 SCARRING HYPOTHESE De scarring hypothese wordt bevestigd in deze masterproef, werkloosheid uit het verleden heeft een

negatieve impact op de huidige levenstevredenheid. Dit betekent dat individuele werkloosheid algemeen

gezien een litteken nalaat op de levenstevredenheid gedurende de verdere levensjaren. Dit resultaat is in

lijn met de eerdere bevindingen van Clark et al. (2001) en Lucas et al. (2004). Dit betekent ook dat de

set-point theorie niet van toepassing is op werkloosheid, zelfs vijf jaar nadat de werkloosheidsperiode

beëindigd is, bevindt de levenstevredenheid van de voorheen werkloze persoon zich niet op het

basisniveau voor de werkloosheidsperiode (Lucas et al., 2004). Werkloosheid in het verleden heeft

inderdaad een nieuw basisniveau gecreëerd voor levenstevredenheid dat lager is dan het initiële niveau

voor de werkloosheidsperiode.

In de vorige sectie bleek dat de impact van huidige werkloosheid op levenstevredenheid van jongeren

gelijk is aan de invloed op de levenstevredenheid van personen uit andere leeftijdscategorieën. Dit

resultaat wordt nog sterker door de bevinding dat jeugdwerkloosheid geen invloed uitoefent op de latere

levenstevredenheid. Jongeren worden dus op dezelfde manier beïnvloed door werkloosheid als oudere

personen omwille van het inkomensverlies, het verlies van zingeving, sociaal contact en tijdsstructuur

(Clark et al., 2010). Toch is jeugdwerkloosheid verschillend van werkloosheid op oudere leeftijd aangezien

het geen litteken nalaat. Ook hier kan vrijwillige werkloosheid een verklaring bieden (Kassenboehmer en

Haisken-DeNew, 2009). Deze resultaten zijn tegenstrijdig met andere studies die wel een scarring effect

van jeugdwerkloosheid waarnemen. Maar, deze zijn eerder gericht op de negatieve impact van

jeugdwerkloosheid op het latere loon of bijkomende werkloosheidsperioden in de latere levensjaren

(Mroz en Savage, 2006; Gregg, 2001).

1.3 SCARING HYPOTHESE Algemeen gesteld oefent werkonzekerheid een negatieve invloed uit op werknemers binnen elke

leeftijdscategorie. Een grote angst voor werkloosheid heeft een ongunstige impact op de

levenstevredenheid van de werknemer. Aan de start van de economische crisis blijkt de significantie van

deze negatieve impact een pak hoger te liggen. Dit kan het gevolg zijn van de invloed die de financiële

crisis uitoefent op de individuele perceptie van de werkonzekerheid (Chung en van Oorschot, 2011).

Daarnaast lag de openstaande vacaturegraad aan de start van de economische crisis beduidend lager dan

in normale economische tijden (Eurostat, 2015). Het zoeken naar een nieuwe werkgever werd vanaf de

crisisperiode bijgevolg een stuk moeilijker.

Page 57: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

43

In tegenstelling tot Lange (2013) verklaart werkonzekerheid niet de relatie tussen werkloosheid uit het

verleden en de huidige levenstevredenheid. Dit betekent dat werkonzekerheid niet voortvloeit uit de

ervaring met werkloosheid uit het verleden, maar vooral gebaseerd is op hoe het individu zijn huidige

arbeidssituatie percipieert. Daarenboven speelt werkonzekerheid een grotere rol in de verklaring van de

huidige levenstevredenheid dan vroegere werkloosheid.

2. PRAKTISCHE IMPLICATIES Het is belangrijk om te weten dat de gevolgen van werkloosheid vanuit verschillende perspectieven

bestudeerd kunnen worden. Ten eerste maakt huidige werkloosheid de werkloze ongelukkiger, maar de

daling van de levenstevredenheid kan niet omgekeerd worden door een verhoging van de

werkloosheidsuitkering. Het niet-geldelijk, schadelijk effect van werkloosheid is veel groter dan het verlies

aan inkomen (Winkelmann en Winkelmann, 1998). Werkloosheid leidt onder andere tot minder sociaal

contact en een zwakkere tijdsstructuur (Clark et al. 2010). Vrijwilligerswerk en bijscholingen zijn slechts

voorbeelden die kunnen helpen om deze werkloosheidsperiode te overbruggen. Deze zorgen voor meer

sociaal contact en meer structuur in het leven van de werkloze. Daarnaast bouwt de werkloze ervaring of

kennis op door bijscholing om sneller de arbeidsmarkt te kunnen betreden.

De jeugd wordt niet sterker beïnvloed door werkloosheid dan andere leeftijdsgroepen, maar de

jeugdwerkloosheidsgraad is op zich nog steeds te hoog. Het zou voor jonge werkzoekenden gemakkelijker

moeten worden om een job te vinden. De overheid kan hier tussenkomen door bedrijven ook te

stimuleren om jongeren in dienst te nemen, net zoals de Belgische federale regering de loonkost

vermindert voor werknemers vanaf 54-jarige leeftijd (Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid

en Sociaal overleg, 2015).

Ten slotte is de impact van vroegere werkloosheid een stuk kleiner dan de impact van huidige

jobonzekerheid. Het is enerzijds de taak van de overheid om een correcte werkloosheidsuitkering toe te

kennen aan de werklozen en hen te begeleiden in hun zoektocht naar een job. Daarnaast is het ook

belangrijk om aandacht te hebben voor de werkenden die zich economisch onzeker voelen. Vooral aan

het begin van de economische crisis oefent de gepercipieerde werkonzekerheid een sterke invloed uit op

de levenstevredenheid. Als de overheid de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en een inkomen kan

verzekeren, zullen de percepties van werkonzekerheid positief beïnvloed worden (Chung en Van

Oorschot, 2011). Dit komt tenslotte ook de individuele levenstevredenheid ten goede. Volgens Chung en

Van Oorschot (2011) is de overheidsbescherming van de huidige job een minder effectieve manier om

werkzekerheid te bewerkstelligen. Toch is deze volgens het eigen onderzoek ook een goede manier om

de levenstevredenheid te verhogen, aangezien in deze masterproef het scaring effect bevraagd werd op

basis van de gepercipieerde kans om de komende maanden de huidige job te verliezen.

Page 58: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

44

3. BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK De analyses werden uitgevoerd op basis van cross-sectionele data. Bijgevolg is het niet mogelijk om

trends en veranderingen overheen de tijd waar te nemen: de resultaten en conclusies zijn gebaseerd op

een momentopname, individuele personen kunnen niet gevolgd worden overheen de tijd. Om causale

relaties vast te stellen zijn longitudinale data beter geschikt. Daarom werd deels tegemoet gekomen aan

dit probleem door te controleren voor twee proxies van persoonlijkheid in de regressieanalyse.

Aangezien de ESS-respondenten uit de twee verschillende periodes opgenomen werden in afzonderlijke

datasets is een vergelijking van de impact van het scaring effect niet mogelijk. Ook hier zou onderzoek

gebaseerd op longitudinale data een oplossing bieden.

4. AANZET TOT TOEKOMSTIG ONDERZOEK Ten eerste werd in deze masterproef geen rekening gehouden met de werkloosheidsduur. In een volgend

onderzoek zou de invloed van de duur van de jeugdwerkloosheid op zowel de huidige als de latere

levenstevredenheid geanalyseerd kunnen worden. Werkloosheid die slechts een maand aanhoudt, kan

een andere impact uitoefenen op de levenstevredenheid dan langdurige werkloosheid. In Dockery (2005)

werd al deels op de invloed van werkloosheidsduur op de huidige levenstevredenheid van het werkloze

individu ingezoomd. Een uitbreiding naar het gebied van jeugdwerkloosheid en het scarring effect vormt

hierop de interessante aanvulling.

Daarnaast werd ook aangehaald dat werkloosheid kan worden voorafgegaan door een vrijwillige keuze

om de job te verlaten, een ontslag of als de werkloze jongere net afgestudeerd is (Kassenboehmer en

Haisken-DeNew, 2009). De nauwere opdeling van jeugdwerkloosheid op basis van de verschillende

oorzaken kan een nauwkeuriger beeld geven van de relatie tussen jeugdwerkloosheid en huidige en

latere levenstevredenheid.

Tot slot zouden deze zelfde analyses op basis van longitudinale data een accurater beeld geven op het

scarring en het scaring effect van jeugdwerkloosheid. Dit zou ook tegemoet komen aan het probleem in

de vergelijking van de effecten in een normale economische conjunctuur en in een crisisperiode.

Page 59: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

I

BIBLIOGRAFIE Argyle, M. (2001). The psychology of happiness. New York: Routledge.

Bell, D.N.F., Blanchflower, D.G. (2010). Youth unemployment: déjà vu? IZA DP 4705.

Bell, D.N.F., Blanchflower, D.G. (2011). Youth unemployment in Europe and the United States. IZA DP

5673.

Blanchard, O., Amighini A., Giavazzi, F. (2010). Macroeconomics a European perspective. Financial Times

Press.

Blanchflower, D.G. (2004). Self-employment: more may not be better. NBER WP No. 10286.

Blanchflower, D.G., Oswald, A.J (2004a). Money, sex and happiness: an empirical study. Scandinavian

Journal of Economics, 106(3), 393-415.

Blanchflower, D.G., Oswald, A.J. (2004b). Well-being over time in Britain and the USA. Journal of Public

Economics, 88, 1359-1386.

Chung, H., Van Oorschot, W. (2011). Institutions versus market forces: Explaining the employment

insecurity of European individuals during (the beginning of) the financial crisis. Journal of European Social

Policy, 21(4), 287-301.

Clark, A.E. (2006). A note on unhappiness and unemployment. IZA DP 2406.

Clark, A.E., Georgellis,Y., Sanfey, P. (2001). Scarring: The Psychological Impact of Past Unemployment.

Economica, 68, 221-241.

Clark, A.E., Knabe, A., Rätzel, S. (2010). Boon or Bane? Other’s unemployment, well-being and job

insecurity. Labour Economics, 17, 52-61.

Clark, A.E., Oswald, A.J. (1994). Unhappiness and unemployment. The Economic Journal, 104(424), pp.

648-659.

Cockx, B., Picchio, M. (2011). Scarring effects of remaining unemployed for long-term unemployed

school-leavers, IZA DP 5937.

Creed, P.A., Muller, J., Patton, W. (2003). Leaving high school: The influence and consequences for

psychological well-being and career-related confidence. Journal of adolescence, 26(3), 295-311.

Page 60: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

II

Dekker, S. W., & Schaufeli, W. B. (1995). The effects of job insecurity on psychological health and

withdrawal: A longitudinal study. Australian psychologist, 30(1), 57-63.

Diener, E. (1984). Subjective well-being. Psychogical Bulletin, 95, 542-575.

Diener, E., Lucas, R.E. (1999). Personality and subjective well-being. Well-being: The foundations of

hedonic psychology. In D. Kahneman, E. Diener & N. Schwarz (Eds.), New York: Russell Sage Foundation.

Pp. 213-229.

Diener, E., Emmons, R.A., Larsen, R.J., Griffin, S. (1985). The satisfaction with life scale. Journal of

Personality Assessment, 49(1), 71-75.

Diener, E., Suh, E.M., Lucas, R.E., Smith, H.L. (1999). Subjective Well-Being: Three Decades of Progress.

Psychological Bulletin, 125(2), 276-302.

Di Tella, R., MacCulloch, R., Oswald, A. (2001). Preferences over inflation and unemployment. Evidence

from surveys of happiness. The American Economic Review, 91(1), 335-341.

Dockery, A.M. (2005). The happiness of young Australians: empirical evidence on the role of labour

market experience. The economic record, 81(255), 322-335.

Dolan, P., Peasgood, T., White, M. (2008). Do we really know what makes us happy? A review of

economic literature on factors associated with subjective well-being. Journal of Economic Psychology, 29,

94-122.

Eisenberg, P., Lazarsfeld, P.F. (1938). The psychological effects of unemployment. Psychological Bulletin,

35(6), 358-390.

Eurostat (2015). Europe 2020 indicators – education. Geraadpleegd op 2 december 2015.

http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Europe_2020_indicators_-_education

Eurostat (2015). Glossary: EU enlargements. Geraadpleegd op 1 november 2015.

http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Glossary:EU-28&redirect=no

Eurostat (2015). Glossary: Youth unemployment. Geraadpleegd op 28 oktober 2015.

http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Glossary:Youth_unemployment_rate

Eurostat (2015) Job vacancy statistics. Geraadpleegd op 29 november 2015.

http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Job_vacancy_statistics

Page 61: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

III

Eurostat (2015). Labourmarket and Labour force survey (LFS) statistics. Geraadpleegd op 28 oktober

2015. http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-

explained/index.php/Labour_market_and_Labour_force_survey_(LFS)_statistics#Labour_force_in_the_E

U.

Eurostat (2015). School enrolment and early leavers from education and training. Geraadpleegd op 2

december 2015. http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-

explained/index.php/School_enrolment_and_early_leavers_from_education_and_training

Eurostat (2015). Geraadpleegd op 24 september 2015. Unemployment statistics.

http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Unemployment_statistics

Eurostat (2015). Youth unemployment. Geraadpleegd op 28 oktober 2015.

http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Youth_unemployment

Eurostat (2015). Geraadpleegd op 1 december 2015.

http://ec.europa.eu/eurostat/web/lfs/data/database

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (2015). Alle leeftijden aan het

werk, dat werkt! (Voor de werkgever). Geraadpleegd op 29 december 2015.

http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=32132

Frey, B.S., Stutzer, A. (2000). Happiness, economy and institutions. The Economic Journal, 110, 918-938.

Frey, B.S., Stutzer, A. (2002). Happiness and economics. Princeton: University Press.

Georgellis, Y., Lange, T. (2007). Participation in continuous, on-the-job training and the impact on job

satisfaction: longitudinal evidence from the german labour market. International Journal of Human

Resource Management, 18(6), 969-985.

Graham, C., Pettinato, S. (2001). Happiness, markets, and democracy: Latin America in comparative

perspective. Journal of Happiness Studies, 2, 238-268.

Gregg, P. (2001). The impact of youth unemployment on adult unemployment in the NCDS. The Economic

Journal, 111, 626-653.

Helliwell, J.F. (2003). How’s life? Combining individual and national variables to explain subjective well-

being. Economic modelling, 20, 331-360.

Helliwell, J.F., Barrington-Leigh, C.P., Harris, A., Huang, H. (2009). International evidence on the social

context of well-being, NBER Working Paper No. 14720.

Page 62: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

IV

Helliwell, J.F., Layard, R., Sachs, J. (2012). World Happiness Report. The Earth Institute, Colombia

University, New York (NY).

International Labour Office (2006). Global Employment Trends for Youth. Employment and Labour Market

Analysis Department.

International Labour Office (2015). Global Employment Trends for Youth. Employment and Labour Market

Analysis Department.

Kassenboehmer, S. C., Haisken‐DeNew, J. P. (2009). You're fired! the causal negative effect of entry

unemployment on life satisfaction*. The Economic Journal, 119(536), 448-462.

Knabe, A., Rätzel, S. (2011). Scarring or scaring? The psychological impact of past unemployment and

future unemployed risk. Economica, 78, 283-293.

Lange, T. (2013). Scarred from the past or afraid to the future? Unemployment and job satisfaction across

European labour markets. The International Journal of Human Resource Management, 24(6), 1096-1112.

Leagans, J. P. (1964). A concept of needs. Journal of Cooperative Extension, 2(2), 89-96.

Lelkes, O. (2006). Knowing what is good for you. Empirical analysis of personal preferences and the

“objective good”. The Journal of Socio-Economics, 35, 285-307.

Lucas, R.E., Clark, A.E., Georgellis, Y., Diener, E. (2004). Unemployment Alters the Set Point for Life

Satisfaction. American Psychological Society, 15(1), 8-13.

Lykken, D., Tellegen, A. (1996). Happiness is a stochastic phenomenon. Psychological Science, 7, 186-189.

Mroz, T. A., Savage, T.H. (2006). The Long-Term Effects of Youth Unemployment, Journal of Human

Resources¸ 41(2), 259-293.

OECD Better life index (2015) Life satisfaction. Geraadpleegd op 25 november 2015.

http://www.oecdbetterlifeindex.org/topics/life-satisfaction/

Organization for Economic Co-operation and Development (2008). OECD Employment Outlook 2008.

Directorate for Employment, Labour and Social Affairs.

Oswald, A.J. (1997). Hapiness and Economic Performance. Economic Journal, 107, 1815-1831.

Shin, D.C., Johnson, D.M. (1978). Avowed happiness as an overall assessment of the quality of life. Social

Indicators Research, 5, 475-492.

Page 63: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

V

Siedlecki, K.L., Tucker-Drob, E.M., Oishi, S., Salthouse, T.A. (2008). Life satisfaction across adulthood:

different determinants at different ages? J Posit Psychol, 3(3), 153-164.

Stutzer, A. (2004). The role of income aspirations in individual happiness. Journal of Economic Behaviour

and Organisation, 54, 89-109.

United Nations (2003). World Youth Report 2003: The global situation of young people. Department of

Economic and Social Affairs.

U.S. Bureau of Labor Statistics (2014). How the government measures unemployment. Geraadpleegd op 1

november 2015. http://www.bls.gov/cps/cps_htgm.htm

Verick, S. (2009). Who is hit hardest during a financial crisis? The vulnerability of young men and women

to unemployment in an economic downturn. IZA DP 4359.

Winkelmann, L., Winkelmann, R. (1998). Why are unemployed so unhappy? Evidence from panel data.

Economica, 65, 1-15.

IEX.nl. (2015). Bijna 4 miljoen banen verloren door crisis. Geraadpleegd op 10 oktober 2015.

https://www.iex.nl/nieuws/ANP-060115-104/Bijna-4-miljoen-banen-verloren-door-crisis.aspx

Page 64: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

VI

BIJLAGE

1. GEDETAILLEERDE TABELLEN MET RESULTATEN VAN DE REGRESSIEANALYSE VAN MODEL 1 EN MODEL 2 9

9 De resultaten van de analyses die hypotheses 2 t.e.m. 7 testten worden in tabel 8 (pagina 37) en tabel 9 t.e.m. 15 (bijlage) weergegeven. Tabel 8 t.e.m. 15 bevatten enkel werkende individuen. Voor tabel 8 t.e.m. 15: * p < 0,1 (2-tailed); ** p < 0,05 (2-tailed); *** p < 0,01 (2-tailed).

Page 65: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

VII

Tabel 9: Jongeren (20 – 29 jaar) voor de crisis (2006) 10

VARIABELE MODEL 1 MODEL 2

B STD. D. β B STD. D. β

KERNVARIABELEN

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,142 0,091 - 0,031 - 0,064 0,093 - 0,014

HOGE WERKONZEKERHEID

- 0,346 * 0,177 - 0,041

WERKONZEKERHEID - 0,278 ** 0,131 - 0,046

HOGE WERKZEKERHEID 0,291 *** 0,083 0,077

CONTROLEVARIABELEN

MAN - 0,092 0,077 - 0,024 - 0,150 * 0,077 - 0,041

LAGER INKOMEN - 0,603 *** 0,094 - 0,139 - 0,517 *** 0,096 - 0,120

HOGER INKOMEN 0,141 0,092 0,033 0,091 0,092 0,022

LAGER DIPLOMA - 0,163 0,142 - 0,028 - 0,152 0,124 - 0,026

HOGER DIPLOMA 0,024 0,082 0,006 - 0,015 0,082 - 0,004

GOEDE GEZONDHEID 0,840 *** 0,110 0,158 0,808 *** 0,111 0,154

SLECHTE GEZONDHEID - 0,402 0,432 - 0,019 - 0,518 0,438 - 0,025

ZELFSTANDIGE (TEWERKSTELLING) 0,304 ** 0,149 0,041 0,197 0,149 0,027

GETROUWD / SAMENLEVINGSCONTRACT 0,483 *** 0,097 0,111 0,472 *** 0,098 0,110

KINDEREN - 0,343 *** 0,106 - 0,073 - 0,367 *** 0,107 - 0,079

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 1 0,491 *** 0,045 0,228 0,466 *** 0,046 0,218

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 2 - 0,136 *** 0,048 - 0,057 - 0,124 ** 0,049 - 0,052

R² / R²A 0,157 / 0,251 0,165 / 0,258

F 30,727 *** 25,346 ***

10 Persoonlijkheidsfactor 1: Externe kernevaluaties: hoe het individu de buitenwereld evalueert. Persoonlijkheidsfactor 2: Belang gehecht aan een uitdagend, plezierig leven.

Page 66: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

VIII

Tabel 10: Personen op middelbare leeftijd (30 – 54 jaar) voor de crisis (2006) 11

VARIABELE MODEL 1 MODEL 2

B STD. D. β B STD. D. β

KERNVARIABELEN

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,416 *** 0,058 - 0,063 - 0,227 *** 0,061 - 0,034

HOGE WERKONZEKERHEID

- 0,639 *** 0,104 - 0,057

WERKONZEKERHEID - 0,448 *** 0,072 - 0,060

HOGE WERKZEKERHEID 0,270 *** 0,040 0,066

CONTROLEVARIABELEN

MAN - 0,027 0,037 - 0,006 - 0,026 0,037 - 0,006

LAGER INKOMEN - 0,875 *** 0,052 - 0,167 - 0,755 *** 0,053 - 0,144

HOGER INKOMEN 0,407 *** 0,043 0,095 0,352 *** 0,043 0,084

LAGER DIPLOMA 0,033 0,053 0,006 0,089 * 0,054 0,016

HOGER DIPLOMA - 0,046 0,041 - 0,011 - 0,068 * 0,041 - 0,016

GOEDE GEZONDHEID 0,773 *** 0,048 0,154 0,744 *** 0,048 0,150

SLECHTE GEZONDHEID - 0,612 *** 0,121 - 0,046 - 0,479 *** 0,123 - 0,036

ZELFSTANDIGE (TEWERKSTELLING) 0,137 ** 0,054 0,022 0,093 * 0,055 0,015

GETROUWD / SAMENLEVINGSCONTRACT 0,474 *** 0,042 0,107 0,475 *** 0,042 0,109

KINDEREN - 0,178 *** 0,048 - 0,035 - 0,183 *** 0,048 - 0,150

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 1 0,568 *** 0,021 0,257 0,544 *** 0,021 0,253

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 2 - 0,090 *** 0,021 - 0,038 - 0,091 *** 0,021 - 0,039

R² / R²A 0,252 / 0,251 0,259 / 0,258

F 254,773 *** 207,100 ***

11 Persoonlijkheidsfactor 1: Externe kernevaluaties: hoe het individu de buitenwereld evalueert. Persoonlijkheidsfactor 2: Belang gehecht aan een uitdagend, plezierig leven.

Page 67: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

IX

Tabel 11: Oudere personen (55 – 69 jaar) voor de crisis (2006) 12

VARIABELE MODEL 1 MODEL 2

B STD. D. β B STD. D. β

KERNVARIABELEN

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,710 *** 0,155 - 0,083 - 0,582 *** 0,160 - 0,070

HOGE WERKONZEKERHEID

- 0,091 0,204 - 0,009

WERKONZEKERHEID - 0,358 ** 0,155 - 0,047

HOGE WERKZEKERHEID 0,305 *** 0,089 0,073

CONTROLEVARIABELEN

MAN - 0,069 0,080 - 0,016 - 0,116 0,080 - 0,028

LAGER INKOMEN - 0,851 *** 0,110 - 0,156 - 0,658 *** 0,113 - 0,123

HOGER INKOMEN 0,282 *** 0,092 0,064 0,266 *** 0,092 0,063

LAGER DIPLOMA 0,080 0,099 0,016 0,086 0,100 0,018

HOGER DIPLOMA - 0,053 0,092 - 0,012 - 0,082 0,092 - 0,019

GOEDE GEZONDHEID 0,660 *** 0,091 0,143 0,602 *** 0,092 0,135

SLECHTE GEZONDHEID - 0,895 *** 0,184 - 0,093 - 0,755 *** 0,193 - 0,077

ZELFSTANDIGE (TEWERKSTELLING) 0,136 0,101 0,025 0,052 0,102 0,010

GETROUWD / SAMENLEVINGSCONTRACT 0,189 ** 0,089 0,040 0,163 * 0,089 0,036

KINDEREN 0,070 0,119 0,011 0,018 0,120 0,003

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 1 0,695 *** 0,043 0,311 0,652 *** 0,043 0,299

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 2 - 0,083 * 0,043 - 0,035 - 0,062 0,043 - 0,027

R² / R²A 0,268 / 0,264 0,253 / 0,247

F 64,656 *** 45,864 ***

12 Persoonlijkheidsfactor 1: Externe kernevaluaties: hoe het individu de buitenwereld evalueert. Persoonlijkheidsfactor 2: Belang gehecht aan een uitdagend, plezierig leven.

Page 68: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

X

Tabel 12: Algemeen (alle leeftijdscategorieën) tijdens de crisis (2008) 13

VARIABELE MODEL 1 MODEL 2

B STD. D. β B STD. D. β

KERNVARIABELEN

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,327 *** 0,058 - 0,052 - 0,120 ** 0,060 - 0,019

HOGE WERKONZEKERHEID

- 0,752*** 0,082 - 0,091

WERKONZEKERHEID - 0,444 *** 0,057 - 0,080

HOGE WERKZEKERHEID 0,337 *** 0,046 0,077

CONTROLEVARIABELEN

MAN - 0,143 *** 0,040 - 0,033 - 0,134 *** 0,040 - 0,031

LAGER INKOMEN - 0,412 *** 0,053 - 0,078 - 0,344 *** 0,053 - 0,065

HOGER INKOMEN 0,442 *** 0,045 0,098 0,389 *** 0,045 0,087

LAGER DIPLOMA - 0,131 ** 0,057 - 0,023 - 0,166 *** 0,058 - 0,029

HOGER DIPLOMA - 0,212 *** 0,044 - 0,049 - 0,262 *** 0,044 - 0,061

GOEDE GEZONDHEID 0,899 *** 0,049 - 0,180 0,802 *** 0,050 0,161

SLECHTE GEZONDHEID - 0,422 *** 0,122 - 0,033 - 0,101 *** 0,060 - 0,016

ZELFSTANDIGE (TEWERKSTELLING) 0,027 0,059 0,004 0,052 * 0,102 0,010

GETROUWD / SAMENLEVINGSCONTRACT 0,282 *** 0,044 0,065 0,289 *** 0,044 0,067

KINDEREN 0,073 0,045 0,017 0,027 0,045 0,006

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 1 0,678 *** 0,020 0,313 0,634 *** 0,021 0,293

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 2 - 0,132 *** 0,020 - 0,062 - 0,138 *** 0,020 - 0,065

R² /R²A 0,209 / 0,208 0,235 / 0,234

F 193,977 *** 174,717 ***

13 Persoonlijkheidsfactor 1: Externe kernevaluaties: hoe het individu de buitenwereld evalueert. Persoonlijkheidsfactor 2: Belang gehecht aan een uitdagend, plezierig leven.

Page 69: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

XI

Tabel 13: Jongeren (20 – 29 jaar) tijdens de crisis (2008) 14

VARIABELE MODEL 1 MODEL 2

B STD. D. β B STD. D. β

KERNVARIABELEN

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,166 * 0,092 - 0,033 - 0,004 0,095 - 0,001

HOGE WERKONZEKERHEID

- 0,613 *** 0,144 - 0,086

WERKONZEKERHEID - 0,456 *** 0,098 - 0,098

HOGE WERKZEKERHEID 0,267 *** 0,091 0,061

CONTROLEVARIABELEN

MAN - 0,100 0,076 - 0,025 - 0,108 0,076 - 0,027

LAGER INKOMEN - 0,239 ** 0,097 - 0,049 - 0,234 ** 0,98 - 0,048

HOGER INKOMEN 0,359 *** 0,085 0,085 0,325 *** 0,085 0,077

LAGER DIPLOMA - 0,295 ** 0,133 - 0,043 - 0,291 ** 0,137 - 0,042

HOGER DIPLOMA - 0,156 * 0,080 - 0,039 - 0,218 *** 0,080 - 0,055

GOEDE GEZONDHEID 0,982 *** 0,110 0,175 0,916 *** 0,111 0,163

SLECHTE GEZONDHEID 0,269 *** 0,312 0,017 0,315 0,308 0,020

ZELFSTANDIGE (TEWERKSTELLING) 0,031 0,144 0,004 0,011 0,147 0,001

GETROUWD / SAMENLEVINGSCONTRACT 0,299 *** 0,099 0,057 0,309 *** 0,100 0,059

KINDEREN 0,113 0,209 0,010 0,162 0,209 0,015

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 1 0,619 *** 0,039 0,297 0,580*** 0,040 0,278

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 2 - 0,136 *** 0,043 - 0,059 - 0,112 *** 0,043 - 0,049

R² / R²A 0,156 / 0,152 0,178 / 0,173

F 35,559 *** 32,504 ***

14 Persoonlijkheidsfactor 1: Externe kernevaluaties: hoe het individu de buitenwereld evalueert. Persoonlijkheidsfactor 2: Belang gehecht aan een uitdagend, plezierig leven.

Page 70: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

XII

Tabel 14: Personen op middelbare leeftijd (30 – 54 jaar) tijdens de crisis (2008) 15

VARIABELE MODEL 1 MODEL 2

B STD. D. β B STD. D. β

KERNVARIABELEN

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,387 *** 0,088 - 0,058 - 0,189 ** 0,090 - 0,028

HOGE WERKONZEKERHEID

- 0,933 *** 0,122 - 0,107

WERKONZEKERHEID - 0,463 *** 0,083 - 0,080

HOGE WERKZEKERHEID 0,380 *** 0,065 0,085

CONTROLEVARIABELEN

MAN - 0,196 *** 0,058 - 0,045 - 0,166 *** 0,057 - 0,038

LAGER INKOMEN - 0,483 *** 0,078 - 0,089 - 0,369 *** 0,078 - 0,068

HOGER INKOMEN 0,473 *** 0,066 0,103 0,408 *** 0,066 0,089

LAGER DIPLOMA - 0,154 * 0,087 0,025 - 0,148 * 0,087 - 0,024

HOGER DIPLOMA - 0,204 *** 0,064 - 0,047 - 0,254 *** 0,064 - 0,059

GOEDE GEZONDHEID 0,876 *** 0,072 0,171 0,758 *** 0,073 0,148

SLECHTE GEZONDHEID - 0,437 ** 0,174 - 0,034 - 0,399 ** 0,173 - 0,032

ZELFSTANDIGE (TEWERKSTELLING) - 0,110 0,085 - 0,017 - 0,230 *** 0,085 - 0,035

GETROUWD / SAMENLEVINGSCONTRACT 0,319 *** 0,061 0,072 0,334 *** 0,061 0,076

KINDEREN 0,089 0,061 0,020 0,071 0,061 0,016

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 1 0,703 *** 0,030 0,323 0,652 *** 0,043 0,299

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 2 - 0,147 *** 0,030 - 0,065 - 0,062 *** 0,043 - 0,027

R² / R²A 0,234 / 0,242 0,262 / 0,265

F 106,946 *** 97,757 ***

15 Persoonlijkheidsfactor 1: Externe kernevaluaties: hoe het individu de buitenwereld evalueert. Persoonlijkheidsfactor 2: Belang gehecht aan een uitdagend, plezierig leven.

Page 71: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

XIII

Tabel 15: Oudere personen (54 – 69 jaar) tijdens de crisis (2008) 16

VARIABELE MODEL 1 MODEL 2

B STD. D. β B STD. D. β

KERNVARIABELEN

VROEGERE WERKLOOSHEID - 0,710 *** 0,155 - 0,083 - 0,384 ** 0,169 - 0,047

HOGE WERKONZEKERHEID

- 0,558 *** 0,189 - 0,062

WERKONZEKERHEID - 0,492 *** 0,139 - 0,078

HOGE WERKZEKERHEID 0,302 *** 0,095 0,072

CONTROLEVARIABELEN

MAN - 0,014 0,085 - 0,003 - 0,012 0,085 - 0,003

LAGER INKOMEN - 0,388 *** 0,115 - 0,074 - 0,280 ** 0,117 - 0,053

HOGER INKOMEN 0,484 *** 0,097 0,107 0,380 *** 0,098 0,086

LAGER DIPLOMA - 0,085 0,106 - 0,017 - 0,091 0,107 - 0,019

HOGER DIPLOMA - 0,246 *** 0,093 - 0,061 - 0,245 ** 0,099 - 0,057

GOEDE GEZONDHEID 0,922 *** 0,091 0,207 0,807 *** 0,092 0,183

SLECHTE GEZONDHEID - 0,817*** 0,215 - 0,076 - 0,988 *** 0,221 - 0,091

ZELFSTANDIGE (TEWERKSTELLING) 0,146 0,109 0,026 0,036 0,111 0,006

GETROUWD / SAMENLEVINGSCONTRACT 0,171 * 0,093 0,038 0,229 ** 0,093 0,052

KINDEREN 0,215 ** 0,100 0,042 0,191 * 0,100 0,038

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 1 0,656 *** 0,045 0,291 0,628 *** 0,045 0,283

PERSOONLIJKHEIDSFACTOR 2 - 0,012 0,042 - 0,006 - 0,019 0,042 - 0,009

R² 0,246 / 0,242 0,271 / 0,265

F 51,936 *** 45,177 ***

16 Persoonlijkheidsfactor 1: Externe kernevaluaties: hoe het individu de buitenwereld evalueert. Persoonlijkheidsfactor 2: Belang gehecht aan een uitdagend, plezierig leven.

Page 72: Effecten van jeugdwerkloosheid op latere levenstevredenheidlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/273/581/RUG01-002273581_2016_000… · worden jongeren meer getroffen door werkloosheid.

XIV