Mogelijk vroegere diagnose reuma met nieuwe biomarkers

1
www.mednet.nl wetenschap thema reumatologie 35 Artrosepleister in ontwikkeling Helft reumapatiënten stopt of wijzigt biological Mogelijk vroegere diagnose reuma met nieuwe biomarkers Vier nieuwe biomarkers kunnen mogelijk de diagnostiek van reumatoïde artritis verbeteren. Dat blijkt uit onderzoek van het Biomedisch Onder- zoeksinstituut (Biomed) van Universiteit Hasselt dat is gepresenteerd op het congres van de European League Against Rheumatism. Het gaat om de biomarkers UH-RA.1, UH-RA.9, UH-RA.14 en UH-RA.21. Als deze biomarkers in combinatie gemeten worden, is de specificiteit van de test voor reuma 85 procent en de sensitiviteit 30 procent. De biomarkers zijn aantoonbaar bij 36 procent van de patiënten met een vroege vorm van reumatoïde artritis en bij 24 procent van de patiënten die negatief testen op reumafactor (RF) en gecitrullineerde eiwitten (aCCP). De reactivi- teit tegen de antistoffen ging gepaard met een verhoogde CRP-waarde. Omdat een derde van de reumapatiënten negatief test op RF of aCCP kun- nen de nieuwe biomarkers de diagnose mogelijk verbeteren. Dat is gunstig voor de patiëntenuitkomst omdat bij een zo vroeg mogelijke start van de behandeling de kans op remissie veel groter is. Om te voorkomen dat kraakbeenbeschadigin- gen steeds erger worden en uitmonden in artrose, werkt de afdeling Developmental BioEngineering van de Universiteit Twente aan de ontwikkeling van de injecteerbare artrose- pleister. Dit najaar starten experimenten met grote proefdieren. De basis ligt, aldus prof. dr. Marcel Karperien, in de wens om bij een beschadigd gewricht veel eerder in te grijpen en dit te herstellen en de wetenschap dat een pleister het genezingspro- ces bij een huidbeschadiging bevordert. “Door oneffenheden in het kraakbeen op te vullen met injecteerbare pleisters wordt het kraakbeen mechanisch beschermd tegen verdere bescha- diging en ontstaat een omgeving waarin het kraakbeen zich kan herstellen.” De injecteerbare pleister bestaat uit polymeren die van nature in de kraakbeenmatrix voorko- men, zoals hyaluronzuur, heparine en collageen die helpen bij de genezing. De componenten zijn technologisch aangepast zodat ze werken als een soort lijm die ook bij beweging van het kraakbeen blijft zitten. Het materiaal is volgens Karperien ook geschikt om medicatie als groei- factoren toe te voegen die zorgen voor regene- ratie van het kraakbeen. De injectie van de pleister en de hechting in het gewricht bleek succesvol in studies bij paardenkadavers en het onderzoek wordt nu vervolgd bij levende proef- dieren. Karperien verwacht in een aantal stap- pen de techniek te kunnen optimaliseren en heeft vertrouwen in de stap naar de patiënt. Dat zal over twee tot drie jaar zijn. In het onderzoek werkt Karperien nauw samen met Daniël Saris, orthopedisch chirurg in het UMC Utrecht en hoogleraar Reconstructieve Geneeskunde aan de Universiteit Twente. Vol- gens hem is de techniek het bestuderen waard. “Als de techniek effectief is, zou dat enorm ver- schil uitmaken. Er is een grote groep jonge men- sen die slijtage aan gewrichten heeft. Nu moe- ten zij daarmee leren leven. Dat past niet bij een actieve levensfase.” FOTO FOTOBLIN/FOTOLIA.COM Een op de drie patiënten met reu- matoïde artritis die biologicals gebruikt, stopt binnen een jaar met de behandeling of stapt over op een andere biological, meestal vanwege effectverlies. Dat blijkt uit onderzoek van de Stanford Uni- versity School of Medicine dat is gepresenteerd op het congres van de European League Against Rheu- matism in Madrid. Na twee jaar heeft de helft de behandeling onderbroken. Bij ruim een derde van de onderbrekingen werd verlies van effectiviteit als reden opgegeven, een op de vijf stopte vanwege veiligheid, bij 27,8 procent gaf de arts voorkeur aan een ander middel en bij bijna 18 procent wilde de patiënt het mid- del niet langer. De resultaten zijn volgens hoofdonderzoeker Vibeke Strand misschien niet helemaal representatief voor andere landen, omdat de data uit een Amerikaans experiment komen waarbij het gebruik van biologicals mogelijk relatief hoger is dan elders. Hij is wel verbaasd over de resultaten op grond van ander onderzoek. “Stu- dies tonen aan dat patiënten tij- dens de eerste twee jaar maximaal baat hebben van een behandeling van de reumatoïde artritis. Onze data wijzen juist in deze periode op een significante onderbreking van de behandeling.” In de studie is binnen de database van het US Consortium of Rheuma- tology Researchers of North Ame- rica gekeken welk deel van de patiënten stopt met de behande- ling met biological of overstapten op een ander biological. Een onderbroken behandeling is daar- bij gedefinieerd als eerste melding van het stopzetten van de initiële behandeling of de start met een ander biological tijdens of tussen controleconsulten. In totaal zijn 6209 patiënten in de studie opge- nomen. 43 procent gebruikt voor het eerst een biological.

Transcript of Mogelijk vroegere diagnose reuma met nieuwe biomarkers

Page 1: Mogelijk vroegere diagnose reuma met nieuwe biomarkers

www.mednet.nl wetenschap thema reumatologie  35 

Artrosepleister in ontwikkeling

Helft reumapatiënten stopt of wijzigt biological

Mogelijk vroegere diagnose reuma met nieuwe biomarkersViernieuwebiomarkerskunnenmogelijkdediagnostiekvanreumatoïdeartritisverbeteren.DatblijktuitonderzoekvanhetBiomedischOnder-zoeksinstituut(Biomed)vanUniversiteitHasseltdatisgepresenteerdophetcongresvandeEuropeanLeagueAgainstRheumatism.

Het gaat om de biomarkers UH-rA.1, UH-rA.9, UH-rA.14 en UH-rA.21. Als deze biomarkers in combinatie gemeten worden, is de specificiteit van de test voor reuma 85 procent en de sensitiviteit 30 procent. De biomarkers zijn aantoonbaar bij 36 procent van de patiënten met een vroege vorm van reumatoïde artritis en bij 24 procent van de patiënten die negatief testen op reumafactor (rF) en gecitrullineerde eiwitten (aCCP). De reactivi-teit tegen de antistoffen ging gepaard met een verhoogde CRP-waarde.Omdat een derde van de reumapatiënten negatief test op rF of aCCP kun-nen de nieuwe biomarkers de diagnose mogelijk verbeteren. Dat is gunstig voor de patiëntenuitkomst omdat bij een zo vroeg mogelijke start van de behandeling de kans op remissie veel groter is.

Omtevoorkomendatkraakbeenbeschadigin-gensteedsergerwordenenuitmondeninartrose,werktdeafdelingDevelopmentalBioEngineeringvandeUniversiteitTwenteaandeontwikkelingvandeinjecteerbareartrose-pleister.Ditnajaarstartenexperimentenmetgroteproefdieren.

De basis ligt, aldus prof. dr. Marcel Karperien, in de wens om bij een beschadigd gewricht veel eerder in te grijpen en dit te herstellen en de wetenschap dat een pleister het genezingspro-ces bij een huidbeschadiging bevordert. “Door oneffenheden in het kraakbeen op te vullen met injecteerbare pleisters wordt het kraakbeen

mechanisch beschermd tegen verdere bescha-diging en ontstaat een omgeving waarin het kraakbeen zich kan herstellen.” De injecteerbare pleister bestaat uit polymeren die van nature in de kraakbeenmatrix voorko-men, zoals hyaluronzuur, heparine en collageen die helpen bij de genezing. De componenten zijn technologisch aangepast zodat ze werken als een soort lijm die ook bij beweging van het kraakbeen blijft zitten. Het materiaal is volgens Karperien ook geschikt om medicatie als groei-factoren toe te voegen die zorgen voor regene-ratie van het kraakbeen. De injectie van de pleister en de hechting in het gewricht bleek succesvol in studies bij paardenkadavers en het

onderzoek wordt nu vervolgd bij levende proef-dieren. Karperien verwacht in een aantal stap-pen de techniek te kunnen optimaliseren en heeft vertrouwen in de stap naar de patiënt. Dat zal over twee tot drie jaar zijn.In het onderzoek werkt Karperien nauw samen met Daniël saris, orthopedisch chirurg in het UMC Utrecht en hoogleraar reconstructieve Geneeskunde aan de Universiteit Twente. Vol-gens hem is de techniek het bestuderen waard. “Als de techniek effectief is, zou dat enorm ver-schil uitmaken. Er is een grote groep jonge men-sen die slijtage aan gewrichten heeft. Nu moe-ten zij daarmee leren leven. Dat past niet bij een actieve levensfase.”

FOTO

FO

TOBL

IN/F

OTO

LIA.

COM

Eenopdedriepatiëntenmetreu-matoïdeartritisdiebiologicalsgebruikt,stoptbinneneenjaarmetdebehandelingofstaptoveropeenanderebiological,meestalvanwegeeffectverlies.DatblijktuitonderzoekvandeStanfordUni-versitySchoolofMedicinedatisgepresenteerdophetcongresvandeEuropeanLeagueAgainstRheu-matisminMadrid.

Na twee jaar heeft de helft de behandeling onderbroken. Bij ruim een derde van de onderbrekingen werd verlies van effectiviteit als reden opgegeven, een op de vijf stopte vanwege veiligheid, bij 27,8 procent gaf de arts voorkeur aan een ander middel en bij bijna 18 procent wilde de patiënt het mid-del niet langer. De resultaten zijn volgens hoofdonderzoeker Vibeke strand misschien niet helemaal representatief voor andere landen, omdat de data uit een Amerikaans experiment komen waarbij het

gebruik van biologicals mogelijk relatief hoger is dan elders. Hij is wel verbaasd over de resultaten op grond van ander onderzoek. “stu-dies tonen aan dat patiënten tij-dens de eerste twee jaar maximaal baat hebben van een behandeling van de reumatoïde artritis. Onze data wijzen juist in deze periode op een significante onderbreking van de behandeling.” In de studie is binnen de database van het Us Consortium of rheuma-tology researchers of North Ame-rica gekeken welk deel van de patiënten stopt met de behande-ling met biological of overstapten op een ander biological. Een onderbroken behandeling is daar-bij gedefinieerd als eerste melding van het stopzetten van de initiële behandeling of de start met een ander biological tijdens of tussen controleconsulten. In totaal zijn 6209 patiënten in de studie opge-nomen. 43 procent gebruikt voor het eerst een biological.