M&O Tips “Markten ”

2
Tips “Markten 2” Erg belangrijk is dat je weet waar je moet beginnen indien je iets moet berekenen uitgaande van een bepaalde doelstelling van een onderneming: - Maximale Totale Winst MO = MK (of MW = 0) (TO’ = TK’) (of TW’ = 0) - Break Even (geen winst, geen verlies) TO = TK (of TW = 0) GO = GTK (of GW = 0) - Maximale Totale Omzet MO = 0 - Minimale Totale Kosten per stuk MK = GTK Alles met een G of een M aan het begin is altijd PER STUK! (GTK, GVK, GCK, GO, GW, MK, MO, MW) Bij volledige mededinging loopt de prijsafzetlijn (P = GO) van een individuele onderneming altijd horizontaal. De prijs die tot stand komt wordt bepaald op de totale markt via Qa = Qv. Bij de marktvormen monopolistische concurrentie en monopolie (en eventueel ook bij oligopolie) daalt de MO-lijn altijd twee keer zo snel als de GO = P – lijn. Omdat beiden op de verticale as vanuit hetzelfde punt vertrekken, snijdt de MO-lijn de horizontale as dus altijd op de helft van het punt waar de GO = P – lijn de horizontale as snijdt! Als je dus één van deze twee lijnen hebt, kun je de andere lijn altijd tekenen. Als de variabele kosten per stuk een vast getal zijn (bijv. GVK = 5), betekent dat altijd dat de marginale kosten gelijk zijn aan de variabele kosten per stuk! (Dus als TVK = 5q (proportioneel variabele kosten), dan geldt GVK = MK = 5). In vrijwel alle gevallen waarin je een MK-lijn moet schetsen, zal er sprake zijn van zo’n horizonale lijn. Moet je dus een MK-lijn schetsen, zoek dan in de gegevens naar aanwijzingen voor proportioneel variabele kosten. Als er géén variabele kosten zijn, maar alleen Totale Constante Kosten, geldt MK = 0. Als je Maximale Totale Winst moet arceren in een grafiek, zoek dan eerst naar het snijpunt van MO = MK en bepaal vervolgens het verschil tussen GO (=P) en GTK bij die hoeveelheid (q * ). Daarna arceer je het oppervlak (GO-GTK) x q * . Als je bijvoorbeeld bij monopolie een collectieve vraagfunctie gegeven krijgt, is dit tevens de prijsafzetlijn van de individuele ondernemer (GO = P). Je moet dan eerst de vergelijking Qv = ….. herschrijven tot P = ….. en vervolgens kun je dan via TO = P x Q de TO-functie bepalen en dus ook de eventueel benodigde MO-functie. Als MO overal boven MK ligt, ligt de q die tot TWmax leidt bij de productiecapaciteit. Lees altijd goed om welke marktvorm het gaat en laat je niet in de luren leggen. Soms zijn zowel de markt beschreven waar een onderneming zijn grondstoffen inkoopt als de markt waar de onderneming zijn eindprodukten verkoopt. Dit kunnen verschillende marktvormen zijn, dus goed lezen. De prijsafzetlijn gaat steeds steiler verlopen als je de marktvormen op een rijtje zet en begint met volledige mededinging en eindigt met monopolie. Dat komt doordat de onderneming steeds meer macht krijgt, zodat hij minder (of geen) concurrentie meer heeft en de consument dus niet zo sterk meer op een prijsverandering kan reageren.

description

M&O 5VWO

Transcript of M&O Tips “Markten ”

Page 1: M&O Tips “Markten ”

Tips “Markten 2” • Erg belangrijk is dat je weet waar je moet beginnen indien je iets moet berekenen uitgaande

van een bepaalde doelstelling van een onderneming: - Maximale Totale Winst MO = MK (of MW = 0) (TO’ = TK’) (of TW’ = 0)

- Break Even (geen winst, geen verlies) TO = TK (of TW = 0) GO = GTK (of GW = 0) - Maximale Totale Omzet MO = 0 - Minimale Totale Kosten per stuk MK = GTK

• Alles met een G of een M aan het begin is altijd PER STUK! (GTK, GVK, GCK, GO, GW, MK, MO, MW)

• Bij volledige mededinging loopt de prijsafzetlijn (P = GO) van een individuele onderneming

altijd horizontaal. De prijs die tot stand komt wordt bepaald op de totale markt via Qa = Qv. • Bij de marktvormen monopolistische concurrentie en monopolie (en eventueel ook bij

oligopolie) daalt de MO-lijn altijd twee keer zo snel als de GO = P – lijn. Omdat beiden op de verticale as vanuit hetzelfde punt vertrekken, snijdt de MO-lijn de horizontale as dus altijd op de helft van het punt waar de GO = P – lijn de horizontale as snijdt! Als je dus één van deze twee lijnen hebt, kun je de andere lijn altijd tekenen.

• Als de variabele kosten per stuk een vast getal zijn (bijv. GVK = 5), betekent dat altijd dat de

marginale kosten gelijk zijn aan de variabele kosten per stuk! (Dus als TVK = 5q (proportioneel variabele kosten), dan geldt GVK = MK = 5). In vrijwel alle gevallen waarin je een MK-lijn moet schetsen, zal er sprake zijn van zo’n horizonale lijn. Moet je dus een MK-lijn schetsen, zoek dan in de gegevens naar aanwijzingen voor proportioneel variabele kosten.

• Als er géén variabele kosten zijn, maar alleen Totale Constante Kosten, geldt MK = 0.

• Als je Maximale Totale Winst moet arceren in een grafiek, zoek dan eerst naar het snijpunt

van MO = MK en bepaal vervolgens het verschil tussen GO (=P) en GTK bij die hoeveelheid (q*). Daarna arceer je het oppervlak (GO-GTK) x q* .

▪ Als je bijvoorbeeld bij monopolie een collectieve vraagfunctie gegeven krijgt, is dit tevens de prijsafzetlijn van de individuele ondernemer (GO = P). Je moet dan eerst de vergelijking Qv = ….. herschrijven tot P = ….. en vervolgens kun je dan via TO = P x Q de TO-functie bepalen en dus ook de eventueel benodigde MO-functie. ▪ Als MO overal boven MK ligt, ligt de q die tot TWmax leidt bij de productiecapaciteit. ▪ Lees altijd goed om welke marktvorm het gaat en laat je niet in de luren leggen. Soms zijn zowel de markt beschreven waar een onderneming zijn grondstoffen inkoopt als de markt waar de onderneming zijn eindprodukten verkoopt. Dit kunnen verschillende marktvormen zijn, dus goed lezen. ▪ De prijsafzetlijn gaat steeds steiler verlopen als je de marktvormen op een rijtje zet en begint met volledige mededinging en eindigt met monopolie. Dat komt doordat de onderneming steeds meer macht krijgt, zodat hij minder (of geen) concurrentie meer heeft en de consument dus niet zo sterk meer op een prijsverandering kan reageren.

Page 2: M&O Tips “Markten ”

▪ Op lange termijn zal in ieder geval bij volledige mededinging en monopolistische concurrentie de prijs steeds verder zakken, totdat geldt P = GTK. Dit komt doordat er bij (over)winst steeds ondernemingen tot de markt toe zullen treden, waardoor het aanbod stijgt en de prijs zakt. Deze prijs zal zolang zakken totdat alle (over)winst verdwenen is.

▪ Naarmate de prijselasticiteit van de vraag (absoluut gezien) groter is, kan de onderneming in geval er een heffing door de overheid wordt opgelegd, minder doorberekenen aan de consument, omdat hij dan relatief veel klanten zal verliezen. ▪ Hoeveel procent van de heffing de onderneming doorberekent aan (afwentelt op) de consument kan berekend worden met de formule: nieuwe prijs – oude prijs -------------------------------- x 100% heffingsbedrag ▪ Een daling van de wisselkoers kan op twee manieren tot inflatie leiden. Neem als voorbeeld dat de koers van de euro daalt. Het leidt tot kosteninflatie, omdat alle geïmporteerde grondstoffen/producten duurder zullen worden en indien dit doorberekend wordt in de verkoopprijs zal het gemiddeld prijspeil stijgen. Het kan eveneens tot bestedingsinflatie leiden, doordat de export van Eurolanden nu in prijs daalt voor andere landen en indien de export daardoor zodanig groeit dat er overbesteding ontstaat krijgen de Eurolanden dus een stijging van het algemeen prijspeil. EINDE