Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van...

42
Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Promotor: Copromotor: Begeleider:

Transcript of Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van...

Page 1: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van

Promotor:

Copromotor:

Begeleider:

Page 2: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom
Page 3: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

2

Dankwoord Deze masterproef is de bekroning van mijn jaren als student, in zekere zin is mijn woord van

dank dan ook een woord van afscheid. Bij het schrijven van een masterproef brengt de nodige

stress en onzekerheid met zich mee. Het zal mij echter vooral bijblijven als een boeiend en

leerrijk proces, en de gelegenheid om mij te verdiepen in een onderwerp dat mij nauw aan

het hart ligt.

Mijn woord van dank richt zich in de eerste plaats naar mijn promotor, professor Geert Van

Hove. Bedankt voor de nuttige feedback, de nodige bijsturing, die steeds op zijn plaats was

en de interessante inzichten als de volgende stap even uit het zicht bleef.

Ook bedankt aan Tina Goethals, die mij haar boeiende doctoraatsproject “Zonder Grenzen”

leerde kennen, en mij toestond gebruik te maken van de gegevens die zij reeds verzamelde.

Deze extra informatie gaf deze masterproef meer diepgang en stoffering.

In een onderzoek is er altijd enige ongerustheid of er genoeg personen willen deelnemen. De

interesse was echter overweldigend. Ik wil de participanten dan ook bedanken voor hun

vrijwillige deelname. Jullie enthousiasme heeft mij een hart onder de riem gestoken. Ik wil één

participant in het bijzonder bedanken, die een interview bij haar thuis heeft geregeld.

Graag zou ik ook Ludwine Wouters van het Centrum voor Visuele Revalidatie en Low-Vision in

het Universitair Ziekenhuis van Gent en Pol Seynnaeve van Licht en Liefde, Vlaams Oogpunt

Gent willen bedanken voor mijn leerrijke stage. Deze stage gaf mij de nodige ervaring en

kennis om het onderzoek uit te voeren.

Tot slot wil ik nog mijn vrienden Nona, Delphine, Esther, Stijn en Sofie bedanken voor het vele

naleeswerk, de nuttige suggesties en het luisterend oor.

Page 4: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

3

Inhoudsopgave Dankwoord ................................................................................................................................. 2

Inleiding ...................................................................................................................................... 4

1. Literatuurstudie .................................................................................................................. 6

1.1. Personen met een visuele beperking .......................................................................... 6

Demografie.......................................................................................................................... 6

Blindismen en andere kenmerken ...................................................................................... 7

Historiek .............................................................................................................................. 7

1.2. Cultuur ......................................................................................................................... 9

Verschillende definities voor cultuur .................................................................................. 9

Disability culture ............................................................................................................... 12

Dovencultuur .................................................................................................................... 13

Blindencultuur ................................................................................................................... 14

1. Methodologie .................................................................................................................... 16

2. Thematische analyse ......................................................................................................... 17

Onthologische elementen .................................................................................................... 18

Advocacy en rechten ............................................................................................................ 21

Ervaringen met de samenleving ........................................................................................... 25

3. Discussie ............................................................................................................................ 30

4. Conclusie ........................................................................................................................... 34

Bibliografie ............................................................................................................................... 36

Bijlagen ..................................................................................................................................... 39

Bijlage 1: Informed Constent ................................................................................................ 39

Bijlage 2: Topiclijst voor interviews ...................................................................................... 40

Page 5: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

4

Inleiding Het onderwerp van deze masterproef en blindencultuur als concept is er niet lukraak

gekomen. De vraag naar onderzoek werd gesteld door blinden en slechtzienden zelf. Binnen

de opleiding voor een Master of Science in de pedagogische wetenschappen:

orthopedagogiek werd dit opgenomen als een project voor het vak disability studies in 2015.

Met het gevoel dat er meer te zeggen valt over blindencultuur, werd gekozen om deze

masterproef te schrijven en het onderwerp verder te verdiepen. De vele spontane,

geïnteresseerde reacties van participanten en organisaties en blinden en slechtzienden

illustreren de maatschappelijke relevantie van dit onderzoek.

Hoewel er weinig onderzoek verricht is naar blindencultuur, is het bestaan van de

Dovencultuur goed gedocumenteerd. Dit onderzoekt tracht geen vergelijkende studie tussen

beide culturen te maken, maar laat zich wel door de Dovencultuur inspireren in zijn

onderzoek. Bij het stellen van de vraag “Is er een blindencultuur?” wordt de vergelijking snel

gemaakt. Beide culturen hebben schijnbaar veel gemeenschappelijk: het gaat om een

sensorische beperking en er is een historische achtergrond die min of meer parallel loopt. De

vraag blijft of beide groepen op dezelfde manier met hun beperking omgaan en naar de

samenleving kijken.

In het onderzoek is de probleemstelling tweeledig. Ten eerste is het cruciaal om het begrip

“cultuur” voldoende af te bakenen. Dit laat ons toe een theoretisch kader te construeren

waaraan we een blindencultuur kunnen toetsen. Cultuur is een containerbegrip dat in

verschillende wetenschappelijke disciplines gebruikt wordt, wat de noodzaak van een

duidelijke definitie onderstreept. Vervolgens wordt dit kader afgetoetst bij personen met een

visuele beperking. Zonder de inbreng van blinden en slechtzienden zou dit onderzoek relevant

zijn. Als ervaringsdeskundigen staan zij in een uitgelezen positie om hun ervaringen te delen.

Daarom worden volgende onderzoeksvragen vooropgesteld:

1. Op welke manier onderscheidt de blindencultuur zich van de normatieve cultuur?

1.1. Welke elementen zijn bepalend in een definitie voor het begrip blindencultuur?

1.2. Welke conceptuele kaders bestaan er reeds om cultuur te definiëren?

1.3. Welke kansen zitten er in het onderscheid tussen een blindencultuur en de

normatieve cultuur?

Page 6: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

5

2. Is er een blindencultuur in Vlaanderen?

2.1. Aan welke elementen van dit conceptueel kader voldoet de

blindengemeenschap in Vlaanderen?

2.2. Voelen personen met een visuele beperking zich verbonden met een

blindencultuur?

In het eerste hoofdstuk van de masterproef worden enkele theoretische concepten uitgelicht

in de literatuurstudie. De focus hierbij ligt op het definiëren van cultuur en het verkrijgen van

inzicht op de demografie en historiek van blinden en slechtzienden.

De methodologie geeft concreet weer hoe dit onderzoek opgebouwd is en welke stappen

daarvoor zijn ondernomen. In het bijzonder wordt de praktische organisatie van de interviews

hierin besproken.

De thematische analyse in het derde hoofdstuk laat de participanten aan het woord. Enkele

heldere citaten bieden inzichten in de leefwereld en de ervaringen van slechtzienden.

Het vierde hoofdstuk, de literatuurstudie, integreert de informatie uit de literatuurstudie en

de thematische analyse. Een kritische noot bij dit onderzoek sluit dit hoofdstuk af.

Tot slot geeft de conclusie bondig de bevindingen weer van dit onderzoek.

In deze masterproef worden zowel de term “personen met een visuele beperking” als “blinden

en slechtzienden” gebruikt om de leesbaarheid te vergroten. Er wordt geen onderscheid

gemaakt in de betekenis van deze termen.

Page 7: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

6

1. Literatuurstudie In de literatuurstudie worden enkele concepten bestudeerd die het onderzoek ondersteunen

en de conclusie funderen. Een beknopt overzicht rond de demografie en de historiek van

personen met een visuele beperking biedt inzichten in de samenstelling van de groep.

Vervolgens gaat de literatuurstudie dieper in op het begrip cultuur en zijn verschillende

definities. Er wordt ook nagegaan wat de meerwaarde is aan de verbondenheid met de cultuur

en hoe dit de positie van personen met een beperking in de maatschappij beïnvloedt. Tot slot

kijken we naar de verwezenlijkingen van de dovencultuur en disability culture, die de weg

wijzen naar de ontwikkeling van een cultuur voor blinden en slechtzienden.

1.1. Personen met een visuele beperking

Demografie

Er zijn richtlijnen om te bepalen of iemand slechtziend of blind is. Pas wanneer iemand minder

dan 3/10 kan zien, of een gezichtsveld heeft van minder dan 20% is er sprake van

slechtziendheid. Bij een gezichtsscherpte van minder dan 1/20 of een gezichtsveld van minder

dan 10 graden wordt iemand beschouwd als blind (Colenbrander, 2002; Who, 2003). Deze

definitie is opgesteld vanuit een medisch oogpunt en is dus niet geschreven vanuit de

ervaringen van mensen met een verminderd zicht. Hulpverleningsdiensten die zich toespitsen

op personen met een visuele beperking krijgen ook aanmeldingen van personen waarvan het

zicht nog niet opgemeten is, of die niet voldoen aan deze richtlijnen. De richtlijnen sluiten dus

niet steeds aan op de beleving en de zorgvraag van mensen met een verminderd zicht.

Naar schatting zijn zo’n 200.000 (2%) van de Belgen slechtziend, waarvan er 10.000 blind zijn.

Hierbij kan opgemerkt worden dat tot 80% van de personen met een visuele beperking ouder

is dan 65; men wordt vaak slechtziend ten gevolge van ouderdom. Slechts 2% van alle blinden

en slechtzienden zijn jonger dan 15 jaar. In landen met een mindere toegang tot medische

zorg komen visuele beperkingen vaker voor, waardoor een groot deel van personen met een

visuele beperking in ontwikkelingslanden leeft. Vrouwen hebben iets vaker dan mannen een

visuele beperking (Verbloessem, Standaert, et al., 2005; Blindenzorg Licht en liefde, 2014;

Resnikoff, Pascolini, et al., 2004).

Page 8: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

7

Blindismen en andere kenmerken

Blindismen zijn stereotype bewegingen in de vorm van hoofdschudden, romp van voor en

achter wiegen, ter plaatse huppelen, met de vingers in de ogen boren of met de romp voor en

achter wiegen. Deze gedragingen komen zowel voor tijdens rustmomenten als bij emotionele

gebeurtenissen. Er is nog geen eenduidige verklaring waarom deze gedragingen gesteld

worden. Een hypothese is dat het een manier is om extra prikkels op te doen. In een gesprek

met een ziende persoon kunnen blindismen een normaal gesprek in de weg staan. De ziende

persoon begrijpt niet steeds vanwaar dit gedrag komt, maar komt snel tot de juiste inzichten.

Een blind persoon staat zintuigelijk anders tegenover zichzelf en de wereld. Door het

ontbreken van het zicht wordt de haptische waarneming primair. Het wordt moeilijk om een

beeld te vormen van een voorwerp als het te groot is om met twee handen te omvatten. In

dat geval moet men analytisch constructief te werk gaan, en de informatie samen puzzelen.

Ook oriëntatie in tijd en ruimte loopt moeizamer. Zaken zoals sterren, die onbereikbaar zijn

of eencelligen, die niet voelbaar zijn, zijn moeilijk te bevatten voor personen die blindgeboren

zijn. Blindgeboren kinderen maken zich heel wat zweeftaal of verbalismen eigen. Dit is

woordenschat die het kind wel kent, maar moeilijk te bevatten is. Een voorbeeld hiervan is de

wesp. Uit de reacties van andere kinderen kan het overkomen alsof een wesp een groot en

gevaarlijk dier is door het luide geroep als het dier verschijnt (Verbloessem, et al., 2005)

(Linders, 1998).

Personen die ernstig slechtziend of blind zijn ervaren soms struikelblokken in de

communicatie. De non-verbale communicatie loopt stroef; het is moeilijker de context in te

schatten en de mimiek van de gesprekspartner ontbreekt of is moeilijk af te lezen. Personen

die van bij de geboorte een visuele beperking hebben vertonen soms zelfs minder expressie

in hun gezicht, wat voor de ziende persoon verwarrend kan zijn. In het taalgebruik worden

woorden die aan het visuele gelinkt zijn niet vermeden; men zegt nog steeds wanneer ze

iemand voor het laatst gezien hebben, of welk (luister)boek ze aan het lezen zijn

(Verbloessem, et al., 2005).

Historiek

De dovencultuur heeft zijn ontstaan te danken aan vele belangrijke incidenten in zijn

geschiedenis. Ook voor blinden en slechtzienden is er doorheen de loop der jaren heel wat

Page 9: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

8

veranderd. Dit korte overzicht schetst welke positie blinden en slechtzienden in de

maatschappij innamen, en welke zorg zij krijgen.

De allereerste gedocumenteerde zorg voor blinden en slechtzienden was het Caesarea in de

4e eeuw. Vervolgens werd pas in 1254 in Parijs het l’Hopital des Quinze-Vingts opgericht door

Lodewijk IX, waar driehonderd blinden onderdak kregen. Iets later, in de 14e eeuw kwamen

de eerste inrichtingen op in België, te Doornik en Brugge. De echte doorbraak voor

kwalitatieve zorg kwam er pas in 1785, wanneer Valentin Haüy het Institution des Jeunes

Aveugles opricht, als reactie op de spot die gedreven werd met blinden en slechtzienden in de

maatschappij. Hij gaf les, en schreef ook een essay over onderwijs voor blinden. Vanaf dan

kreeg de opvoeding een humanitair doel. Via het onderwijs zou de mentaal verwaarloosde

blinde een volwaardige mens worden. Deze filosofie kreeg al snel internationale aanhang.

Naar het voorbeeld van Haüy werden blindenscholen in de rest van Europa opgericht, die vaak

konden rekenen op subsidies. Hierdoor was het blindenonderwijs niet langer voorbehouden

voor de gegoeden. In de tweede helft van de 19e eeuw werd het Brailleschrift steeds couranter

en verving het steeds vaker het gewone schrift. Het onderwijs spitste zich ook steeds vaker op

het aanleren van enkele ambachten zoals rietvlechten, met als doel blinden en slechtzienden

te werk te kunnen stellen (Verbloessem, et al., 2005).

In de 19e eeuw ontwikkelde de blindenzorg zich pas echt in België, waarbij Kanunnik Triest de

voortrekker was. Vaak waren deze instellingen opgericht voor zowel dove als blinde personen

en vielen ze onder de bevoegdheid van de Broeders en Zusters van Liefde (Favart, 1985). Na

de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde de zorg zich verder. Bij de slachtoffers konden een

opmerkelijk aantal oorlogsblinden opgemerkt worden waardoor de nood aan ondersteuning

steeg. Dit betekende ook de opkomst voor de eerste blindenverenigingen, zoals La Lumière

en Licht en Liefde en de druk van de eerste tijdschriften voor blinden en slechtzienden, in

braille, zoals Het Rooms Licht. Niet lang daarna, in 1939, werd de Brailleliga opgericht die zich

in de eerste plaats focuste op de culture noden, mede door de oprichting van een

braillebibliotheek. Deze organisatie, die niet Katholiek geïnspireerd was zoals de andere

verenigingen, ging zich nadien ook meer toespitsen op de algemene blindenzorg. Licht en

Liefde en de Brailleliga groeiden al snel uit tot de voornaamste verenigingen voor blinden en

slechtzienden in Vlaanderen en deden ook steeds meer sensibiliserend werk. Daarnaast

zamelden ze door middel van liefdadigheidswerk geld in ten behoeve van hun leden. Na de

Tweede Wereldoorlog kwam er een tegenbeweging vanuit de blinden en slechtzienden zelf,

Page 10: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

9

die een eigen vereniging oprichtten om te protesteren tegen het gebrek aan inspraak en het

bedelen (Jacobs & Ingels, 1980).

Sinds de jaren zeventig komt er een verandering in het zorgaanbod. Blinden en slechtzienden

krijgen in de hervormingen van het Buitengewoon Onderwijs een eigen specificiteit en er werd

geïntegreerd onderwijs voorzien. Het kwam een vlotte doorstroom naar het hoger onderwijs.

Daarnaast ontwikkelde er een ambulante zorgvorm, de thuisbegeleiding, die zich aanvankelijk

vooral toespitst op jonge kinderen. Hierdoor konden deze kinderen goed opgevolgd worden

binnen hun eigen context in deze cruciale periode van hun ontwikkeling, die vaak iets trager

verloopt. Ondertussen is er voor volwassenen een volwaardig aanbod aan thuisbegeleiding.

Naast deze professionele hulpverlening vinden veel personen hun weg naar het

verenigingsleven voor lotgenotencontact en aangepaste activiteiten (Verbloessem, et al.,

2005).

1.2. Cultuur

Verschillende definities voor cultuur

De term "cultuur" wordt in verschillende wetenschappelijke disciplines en maatschappelijke

werkvelden gebruikt. Het is geen transparant begrip dat op een eenduidige wijze kan

toegepast worden in dit onderzoek. De eerste definitie die de antropologie beïnvloedde was

die van Tylor in zijn boek Primitive Cultures (Kuper, 1999). Hij beschreef cultuur als “het

complexe geheel dat kennis, geloof, kunst, recht, normen en waarden, gewoonten en andere

vaardigheden en gewoonten die de mens zich eigen gemaakt heeft als lid van een

gemeenschap omvat”. Deze definitie ziet cultuur als een opsomming van verschillende delen,

maar Tylor ziet cultuur vooral als het resultaat van gelijkvormigheden door deze soortgelijke

invloeden (Bracke, Van de Putte, Van Houtte, & Vermeersch, 2011). Cultuur werd sindsdien

gezien als het hele spectrum van wat door de mens gecreëerd werd. Dit organisch geheel zag

men ook als een culturele erfenis die doorgegeven werden van ouder op kind. Het idee dat

cultuur ontstaat uit de betekenisverlening van de ervaringen van het individu kreeg pas de

bovenhand bij de opkomst van het poststructuralisme en het postmodernisme (Geertz, 1973).

Geertz ziet cultuur als de collectieve betekenisverlening aan sociale gebeurtenissen en

contexten. Hij meent dat een cultuur te begrijpen is door het bestuderen van de waarde en

het belang dat we toekennen aan sociale structuren. Naar Geertz zijn visie is het in om

Page 11: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

10

blindencultuur te begrijpen onvoldoende om te kijken naar de ontologische status van blinden

en slechtzienden, maar ook welke belangen hieraan gekoppeld worden en door wie.

Het postmodernisme heeft de culturele studies verder gevormd. Het voegt een nieuwe

dimensie toe aan het bestuderen van cultuur, waarin er steeds een politieke ondertoon

aanwezig is. Sociale weefsels ageren steeds met elkaar. Cultuur wordt hierdoor een minder

rigide gegeven en verbonden met de conflicten in onze samenleving. De grenzen van de

cultuur staan dus niet vast, ze worden steeds opnieuw bepaald in dit spanningsveld. Ook het

multiculturalisme vindt hier zijn oorsprong. Bij de postmodernistische visie van cultuur staat

de spanning tussen de persoon en de normatieve cultuur centraal. De gangbare cultuur

overheerst en laat weinig ruimte voor de cultuur van minderheidsgroepen. Dit leidt tot

discriminatie en een strijd voor gelijke rechten en kansen (Giroux, 1991).

De culturele studies en disability studies hebben verschillende raakvlakken. Verschillende

academici, vaak zelf met een beperking, creëerden nieuwe perspectieven waardoor beperking

en handicap vanuit een cultureel oogpunt kunnen benaderd worden. Ze zien verschillende

sterktes in zo’n model.

In de eerste plaats vervangt een positieve visie de traditionele kijk op beperking. Sally French

(2014) daagt dit overheersende model uit dat beperking ziet als een tegenslag voor de persoon

in kwestie om te hervormen. Nog steeds wordt over een beperking gesproken in termen van

“leiden aan” of “last hebben van”, in de veronderstelling dat de levenskwaliteit daalt als men

een beperking heeft. Dit leidt tot vooroordelen en het streefdoel is vaak om de beperking zo

goed als mogelijk te elimineren. Deze theorie houdt geen rekening met de context en wijt alle

problemen aan de beperking zelf, zonder andere, beïnvloedbare factoren in achting te nemen.

French toont aan dat personen met een beperking getuigen, zowel actueel als in het verleden,

dat ze hun beperking aanvaarden als deel van hun identiteit en dat deze bijzonderheid niet als

negatief aanzien moet worden. Personen met een beperking creëren positieve beelden van

zichzelf en komen op voor het recht om zichzelf te mogen zijn (Swain & French, 2004).

Gemeenschapsgevoel en onderlinge verbinding staan centraal in een cultuur. Cultuur doet

dienst als een forum waarop personen met een beperking ervaringen delen, van elkaar leren

en ondersteuning vinden vanuit een positie van wederzijds begrip. Deze actieve

betrokkenheid creëert een gevoel van thuis zijn en biedt een voedzame bodem waarin men

zijn identiteit kan ontplooien. Dit is cruciaal voor het ontwikkelen van een gevoel van

zelfwaarde en trots voor de beperking (Dunn & Burcaw, 2013).

Page 12: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

11

Peters (2000) beschrijft op syncretische wijze drie essentialistische visies op cultuur, die hij

toetst aan de ervaringen van personen met een beperking. De theorieën waaraan hij dit

toetste zijn cultuur als historische/linguïstisch, cultuur als sociaal/politiek en cultuur als

persoonlijk/esthetisch.

De historisch/linguïstische visie focust in de eerste voornamelijk op de manier waarop cultuur

wordt weergegeven, hoe anderen de cultuur zien. Hij focust minder op het gevoel dat mensen

hebben die deel zijn van deze cultuur, of hoe ze er zelf aan bijdragen. Het is dus een outsider

perspectief. Binnen deze zienswijze wordt cultuur beschouwd binnen volgende elementen:

een gemeenschappelijke taal, een historische achtergrond die schriftelijk kan getraceerd

worden, cohesie binnen de gemeenschap, politieke solidariteit, acculturatie binnen de familie,

generationele of genetische verbanden, een gevoel van trots en identiteit bij de segregatie

van de normatieve cultuur.

De visie die cultuur ziet als een construct dat ontstaat uit sociale of politieke spanningsvelden

is gestoeld op de principes van het postmodernisme. Ze vertrekt vanuit een machtsverschil

tussen een sociale groep en een politieke constructie. Deze ongelijke machtsverhouding wordt

aangevochten om een betere sociale positie te verkrijgen. Het sociaal/politieke perspectief

onderkent het belang van identiteit bij individuen. Er is nooit sprake van een homogene groep,

wel een verzameling van verschillende identiteiten. Er sprake van een gemeenschappelijke

culturele identiteit, ontstaan uit een gevoel van solidariteit. Dit maakt van cultuur een gelaagd

begrip. Dit wilt niet zeggen dat er binnen deze groep een gelijkgestemde opinie is. Er is sprake

van een gemeenschappelijk doel dat men wilt bereiken, maar dit kan op verschillende wijzen

kenbaar gemaakt worden (Harrison & Kahn, 2004).

Binnen het denkbeeld van cultuur als persoonlijk/esthetisch komt cultuur voort uit agency.

Het stemt voort uit de ervaringen, de interpretaties, de handelingen die ons eigen zijn. De

ontwikkeling van een culturele identiteit is rechtstreeks verbonden met de beleving. De

noodzaak om betrokken te zijn om je verbonden te voelen met een bepaalde

minderheidsgroep is relatief en persoonlijk. Als iemand met een beperking zegt dat hij zichzelf

ziet als iemand met een beperking is dat enigszins beïnvloed door invloeden van buitenaf,

maar het is bovenal een persoonlijke keuze. Het is een claim op deelname aan een groter

geheel, gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Dit kan een sterkte zijn, waarbij men de

handicap associeert met positieve aspecten (Peters, 2000).

Page 13: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

12

Deze visies zijn erg verschillend maar moeten gezien worden als aanvullend, niet als

conflicterend. Ze zullen de discussie en conclusie ondersteunen om de onderzoeksvraag te

beantwoorden. Zoals hierboven reeds vermeld werd, zijn de verbanden tussen cultuur en

beperking al eerder uitgetekend; dit in de dovencultuur en de overkoepelende disability

culture. Een beter begrip in deze culturen biedt nieuwe inzichten voor het beschrijven van een

blindencultuur. Daarom worden ze hier kort besproken.

Disability culture

Brown beschrijft disability cultuur als een dynamisch, responsief gegeven dat in een proces is

van ontwikkeling door de bijdragen van personen met een beperking. Het is een krachtig

medium dat personen met een beperking waardeert voor wie ze zijn en hen een stem geeft.

Het richt zich op een toekomst waarbij ze zicht niet enkel richt op een gelijke rechten voor

personen met een beperking in de maatschappij. De beweging streeft er naar om samen met

personen zonder een beperking naar gemeenschappelijke doelen te werken. (Brown, 2002)

Disability Culture vindt zijn oorsprong in het gedeelde verleden en het gedeelde (historische)

onrecht van personen met een beperking. Deze gemeenschappelijke ervaringen en barrières

in het leven zorgen voor een gevoel van verbondenheid tussen personen met een beperking

(Grip vzw, s.d.), (Barnes & Mercer, 1990).

Galvin (2003) ziet disability culture als een middel om emancipatie en inclusie te

bewerkstelligen in onze maatschappij. Hij merkt echter op dat dit op de juiste manier moet

gebeuren; disability culture is ontstaan om mensen met een beperking een gevoel van

identiteit te geven in een samenleving waarin geen rekening gehouden werd met deze

minderheidsgroep. Door te veel vast te houden aan deze identiteit is er echter het gevaar dat

de kloof tussen mensen met en zonder een beperking groter wordt, en niet kleiner. Want hoe

kunnen mensen met een beperking streven naar meer inclusie en rechten in de samenleving,

als ze zelf een onderscheid maken en zich apart zetten van de samenleving? Galvin stelt voor

dat we het concept “disability culture” een nieuwe invulling geven zodat hij niet langer

gebaseerd is op de historische pijn en het onbegrip die mensen met een beperking moesten

ervaren.

Peters stelt dat zijn syncretische visie of disability culture een model creëert waarbij de

identiteit van personen met een beperking los staat van de normatieve ideologieën. Dankzij

Page 14: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

13

de culturele eigenheden op het gebied van communicatie en gemeenschapscohesie krijgt

beperking een positief perspectief en kan deze als een volwaardig aspect van onze

samenleving beschouwd worden. Dit geeft personen met een beperking de kracht om

beperking als een versterkend element van zijn identiteit te zien en zijn positie in de

maatschappij op te eisen (Peters, 2000).

Dovencultuur

In het onderzoek naar blindencultuur is het waardevol om te zoeken naar parallellen met

gelijkaardige concepten. Binnen de disability studies is de Dovencultuur het meest geciteerde

voorbeeld. De ontologische en bevrijdende elementen van de Dovencultuur zijn interessant

voor een onderzoek naar een blindencultuur, aangezien deze gelijkaardig kunnen zijn.

De Dovencultuur, of Doofheid, is ontstaan als reactie op de medische zienswijze over doven

en doofheid die niet strookt met de manier waarop veel doven zichzelf zien. Er is geen

eenduidige, concrete definitie voor Dovencultuur omdat deze op verschillende manieren

geïmplementeerd wordt in onze maatschappij. De Dovencultuur wilt het medische,

pathologische beeld doorbreken omdat het doof zijn beschrijft als een deficiet of ongewenste

eigenschap. Dovencultuur biedt een nieuw, positiever perspectief dat zijn basis vindt in de

ervaringen van de doven zelf. Het creëert een kader waarin Doven aandacht kunnen hebben

voor hun mogelijkheden en hun dove manier van zijn als volwaardig kunnen beschouwen. Er

is een zekere trots voor de positieve eigenschappen ten gevolge van de auditieve beperking,

zoals een betere gezichtsherkenning, visuele alertheid en sneller oppikken van informatie via

visuele kanalen (Bauman & Murray, 2010). Ook de gebarentaal, die ook door horenden

geleerd wordt uit interesse en een van de meest geleerde talen is van het moment, is een

reden tot fierheid. (Furman, Goldberg, & Lusin, 2007). Kortom, Doofheid zorgt ervoor dat

doven de positieve aspecten van hun eigenheid kunnen waarderen en naar waarde schatten.

Doven geven aan dat dit de voornaamste reden is waarom ze zich identificeren met de

Dovencultuur.

Dovencultuur kaart ook de onderdrukking aan die doven ondervinden in een orale en

auditieve wereld. De samenleving houdt onvoldoende rekening met de noden en eigenheden

van minderheidsgroepen. Dit is nefast voor het gevoel van eigenwaarde, de gezondheid, het

maken van contact met lotgenoten en het leggen van contacten. Hierdoor ontstaan

destructieve patronen binnen de dovengemeenschap waardoor ze elkaar niet genoeg naar

Page 15: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

14

waarde schatten en erg kritisch staan ten opzichte van zichzelf en de horende wereld. Naast

het aanreiken van een positieve interpretatie van het doof zijn is Dovencultuur ook een

strategie om bewustzijn te creëren rond deze problematiek en de Dovengemeenschap te

versterken en te bevrijden (Ladd, 2006).

Lois Bragg, een Dove onderzoeker aan de Galaudet Universiteit, stelde dat de

Dovengemeenschap de enige groep is van personen met een beperking die een claim kan

maken op de status van “cultuur”. Hiervoor gebruikte hij een definitie die steunt op

linguïstische/historische benadering. Hij steunde zijn argument voornamelijk op het gebruik

van gebarentaal en het sterk politiek engagement (Peters, 2000).

Personen die zich associëren met de Dovencultuur geven aan dat het hen de kans geeft tot

zelfreflectie en zelfrelativering. Daarnaast is men toleranter voor de onwetendheid van de

horende wereld. Het delen van ervaringen schept een gevoel van verbondenheid. Er zijn

enkele bezorgheden vanuit het werkveld en dove personen. Zij ervaren de Dovencultuur als

te activistisch. Het bevrijdende aspect dat de Dovencultuur beoogt krijgt voor hen een militant

karakter. Omwille van de vage begrenzing van het begrip is er veel ruimte voor interpretatie

en verwarring. De definitie van Ladd is erg sturend en exclusief: het beschrijft de richting waar

alle dove mensen zich in zouden (moeten) begeven, als ze niet verhinderd werden door de

samenleving. Hierbij is weinig aandacht voor personen aan de periferie van de cultuur.

Horende naasten, zoals kinderen van dove ouders, slechthorenden en personen met een

hoorapparaat voelen zich vaak onwelkom binnen de Dovencultuur, terwijl ze veel

gemeenschappelijk hebben. Er is geen eenduidig antwoord vanuit het Dove onderzoeksveld

of horende personen zich ook Doof kunnen of mogen voelen (Kusters & De Meulder, 2013).

Blindencultuur

Hoewel het wetenschappelijk onderzoek rond blindencultuur beperkt is, leeft de vraag bij

personen met en zonder visuele beperking. Dankzij het internet komen blinden en

slechtzienden met elkaar in contact. Zo verschenen enkele opiniestukken rond blindencultuur,

gebaseerd op eigen ervaringen.

Barbara Pierce is van mening dat er geen eigen cultuur bestaat voor blinden en slechtzienden.

Volgens haar ontstaat een aparte cultuur uit wanneer er barrières ontstaan in de

communicatie tussen een groep en de samenleving. Dit is voor blinden en slechtzienden niet

het geval. Ze erkent de discriminatie die blinden en slechtzienden ondergaan in de

Page 16: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

15

samenleving, in het bijzonder de werkgelegenheid. Ze ijvert ook voor een blindenonderwijs

waarbij kinderen braille leren, aangezien dit de kans op integratie sterk doet stijgen. Ze ervaart

een gevoel van verbondenheid, een gemeenschapsgevoel (Pierce, 2008).

Hopfe pleit voor het bestaan van een blindencultuur, al ervaart ze dat veel blinden en

slechtzienden die mening niet delen. Braille is geen eigen tal, maar heeft voor Hopfe wel veel

eigenheden waardoor de communicatie anders verloopt aangezien braille aangeleerd moet

worden en speciale printers en papier vereist zijn voor de druk. De witte stok is niet louter een

hulpmiddel, hij heeft ook een symbolische waarde, de gebruiker identificeert zich als blind of

slechtziend naar de buitenwereld. De hoge graad van werkloosheid en de armoedegrens waar

veel blinden en slechtzienden onder leven zijn tekenen van discriminatie. Hopfe merkt dat

veel blinden en slechtzienden samen komen om ervaringen te delen en te debatteren over

hun rechten en de positie die ze innemen in de maatschappij. De meningen zijn soms verdeelt,

maar het gaat steeds over conflicten die eigen zijn aan de ziendenwereld (Hopfe, 2011).

In het kader van een masterproef binnen de Pedagogische Wetenschappen werd onderzocht

of er een blindencultuur was in België tijdens het interbellum. Hiervoor baseerde ze zich op

tijdschriften die zich richtten tot blinden en slechtzienden. Het onderzoek concludeerde dat

er inderdaad elementen van een blindencultuur aanwezig waren. De tijdschriften spraken

over de gemeenschappelijke belangen en over de rechten en de positie binnen de

maatschappij van blinden en slechtzienden. Kritische noot bij het onderzoek was dat hoewel

uit tijdschriften blijkt dat er een blindencultuur is, het niet zeker is of blinden en slechtzienden

dit zelf zo ervoeren (Steeman, 2010).

Page 17: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

16

1. Methodologie

In de opzet van een onderzoek naar blindencultuur zijn er enkele redenen om te kiezen voor

kwalitatieve onderzoeksmethoden. Zoals uit de literatuurstudie blijkt is het niet eenvoudig om

een afgebakende definitie voor cultuur voorop te stellen en zou gedurende het

onderzoeksproces duidelijk worden welke elementen relevant zijn als we spreken over een

blindencultuur. De ervaringen en belevingen van d e participanten rond het onderwerp zijn

moeilijk in cijfers te gieten, en zijn zeker niet objectief of veralgemeenbaar.

Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is het vanzelfsprekend om personen met een

visuele beperking te bevragen. Er werd gekozen om groepsinterviews te organiseren waarbij

telkens drie tot zes personen met een visuele beperking aanwezig zijn. Deze interviews

verliepen semi-structureel. Er werd gebruik gemaakt van een topiclijst (zie bijlage) en

afhankelijk van de respons werd op bepaalde thema’s dieper doorgevraagd. Dit gaf de

participanten de vrijheid om zelf hun klemtonen aan te brengen. Groepsinterviews kregen de

voorkeur boven individuele interviews omdat dit de mogelijkheid bood tot interactie tussen

de groep. Hierdoor was het veel waarschijnlijker dat relevante informatie naar boven zou

komen. Als ervaringsdeskundigen voelen blinden en slechtzienden zelf beter aan welke

ervaringen relevant zijn. Er werd een informed consent opgemaakt (zie bijlage) die de nodige

uitleg verschafte over het onderzoek. Voor participanten die dit wensten werd de informed

consent voorgelezen, waarna men mondeling akkoord kon verklaren.

Het was oorspronkelijk de bedoeling om participanten te werven via verschillende netwerken

van professionele en vrijwilligersorganisaties. Een eerste geplaatste oproep, op een

mailinglijst waar veel personen met een visuele beperking op ingeschreven zijn, leverde echter

al een veertigtal geïnteresseerden op. Organisaties die deze oproep ontvingen boden soms

spontaan aan de oproep te verspreiden. De oproep richtte zich tot volwassen personen met

een visuele beperking. Er bestaan objectieve maatstaven waaraan iemand moet voldoen om

erkent te worden als slechtziend of blind, zoals uitgelegd in de literatuurstudie. Deze

voorwaarden zijn bewust niet gebruikt als criterium waaraan de participanten moeten

voldoen. Deze richtlijnen zijn ontstaan vanuit een medisch denkmodel, wat in de context van

cultuur niet past. Het is mogelijk dat iemand die niet of net niet aan deze voorwaarden voldoet

toch aansluiting voelt bij personen met een visuele beperking en het gevoel heeft deel uit te

maken van een blindencultuur. Daarom was iedere volwassene die zichzelf beschouwt als

Page 18: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

17

blinde of slechtziende persoon een geschikte participant. De informatie van de interviews

werd aangevuld met boeken geschreven en getuigenissen van ervaringsdeskundigen en

interviews uit het kader van het zonder grenzen project van Tina Goethals (Goethals, 2014).

Er zijn in totaal vijf groepsinterviews afgenomen bij in totaal 21 participanten, waarbij er één

participant aan twee interviews heeft deelgenomen.

Overzicht van het aantal participanten

Bron Aantal participanten

Eerste interview 4

Tweede interview 6

Derde interview 4

Vierde interview 3

Vijfde interview 4

Zonder grenzen project 14

Deze interviews zijn orthografisch getranscribeerd en nadien geanalyseerd in een thematische

analyse. (Howitt, 2010) Aangezien de thema’s van deze onderzoeksvorm spontaan uit de data

naar boven komen en niet vanuit theoretische kaders vond de literatuurstudie voornamelijk

na de literatuurstudie plaats. Voor de analyse is wel reeds onderzoek gedaan naar de

doelgroep van personen met een visuele beperking en zijn artikels rond cultuur en disability

culture ingelezen om voldoende handvaten te hebben tijdens de gesprekken.

De discussie koppelt de gevonden thema’s aan eventuele denkkaders en zorgt voor een

theoretische verdieping. Het onderzoek binnen de thema’s wordt aangevuld met

onderwerpen die belangrijk geacht worden om een de discussie en de conclusie vorm te geven

(Maso & Smaling, 2004).

2. Thematische analyse

Er werd gekozen om drie thema’s te bespreken in de thematische analyse. Dit zijn de thema’s

“onthologische elementen”, “advocacy en rechten” en “ervaringen met de samenleving”. Bij

het kiezen van de thema’s werd niet alleen de informatie die uit de data naar boven komt in

rekening gebracht. Daarnaast heeft de relevantie van die thema’s voor het onderzoek die

keuze beïnvloedt. De inhoud van deze analyse komen sterk overeen met de theoretische

Page 19: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

18

concepten zoals besproken in de literatuurstudie. Deze elementen zijn ook terug te vinden bij

de Dovencultuur en disability culture. De thema’s werden zo goed als mogelijk afgebakend

om overlap te voorkomen, maar in een thematische analyse is overlap niet uit te sluiten

(Vanhove & Claes, 2011).

Bij de thematische analyse worden bepaalde tendensen besproken die naar voor komen uit

de data. Het is onmogelijk om alle visies te illustreren met een voorbeeld. Daarom werd er

voor gekozen om steeds één participant aan het woord te laten met een heldere mening; bij

elk citaat staat een duiding van de algemene consensus uit de data.

Sommige fragmenten werden ingekort om de leesbaarheid te verhogen. In dat geval werden

de weggelaten stukken vervangen door […]. De oorspronkelijke boodschap van de participant

werd zo goed als mogelijk bewaard.

Onthologische elementen

Dit thema geeft inzicht in wat het betekent voor de participanten om blind of slechtziend te

zijn. Participanten onderschreven in de interviews hoe blinden en slechtzienden verschillen

van ziende personen en hoe zij dit ervaren.

Wanneer participanten praten over hun beperking vernoemen ze dit voornamelijk als een

beperking van hun mobiliteit. Hoewel hiervoor verschillende hulpmiddelen bestaan, lijken die

niet toereikend om personen met een beperking het gevoel te geven zich vrij te kunnen

verplaatsen. Het is opvallend dat vooral dit aspect naar bovenkomt in de bevraging, aangezien

blindheid en slechtziendheid ook op andere aspecten van het leven invloed hebben, zoals het

opzoeken van informatie, vrije tijd of het leggen van contacten. Personen die op latere leeftijd

een visuele beperking krijgen merken die invloed wel op meerdere aspecten van hun leven.

“Ik ben sinds drieëntwintig jaar visueel gehandicapt. Dat wil zeggen dat ik met een witte stok,

ene keer buiten, een witte stok nodig heb om mij te verplaatsen”

De participanten ervaren hun blind- of slechtziendheid voornamelijk als een verlies en niet zo

zeer als een positieve eigenschap. Er is wel een gevoel van trots voor de weg die ze afgelegd

hebben en de verworven zelfstandigheid.

“Ik heb ooit met iemand anders een kleine vorming gegeven. Op een bepaald moment stelt

iemand dan de vraag “is blind zijn erg?”. “Ja dat is erg” zei die andere persoon dan. Ik ga anders

antwoorden. Ik ga zeggen “ik vind dat niet erg, maar ik vind het jammer”. Ik ervaar dat anders,

Page 20: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

19

maar ik zie wel nog een beetje he. Ik heb wel mijn evolutie veel makkelijker kunnen

aanvaarden.”

Uit de interviews blijkt dat veel blinden en slechtzienden het belangrijk vinden om niet uit de

boot te vallen. Om niet als slechtziende op te vallen in onze samenleving doen sommigen hun

best om te verbergen dat ze minder zien. Er is een grote drempel om een witte stok te

gebruiken, uit schrik voor de reacties van de omgeving. Onderstaand citaat illustreert ook dat

slechtzienden niet vergeleken willen worden met personen met andere beperkingen.

“Ik denk voor ons slechtzienden, dat we over het algemeen wel bijhoren. Omdat zolang je niet

met een witte stok loopt, het eigenlijk niet opvalt dat je iets hebt. Ik zeg nou niet bij het

voetballen ofzo, maar als je gewoon als toeschouwer in een groep staat en je loopt niet met

een hond of een witte stok, dat je eigenlijk niet opvalt. Terwijl iemand met zijn arm eraf of

met krukken of in een rolstoel, gelijk dat visueel imago heeft van ‘hij is gehandicapt’. […] Je

mag zelfs nog een zonnebril ophebben, je valt nog niet op. Het is pas als je je voortbeweegt

en een witte stok gebruikt, dat het opvalt. Ik voel zelf niet, of denk zelf niet, dat ik achteruit

gestoken wordt. Ik denk eerder dat dat zou zijn als ik met een witte stok zou lopen. Ik heb een

witte stok, maar ik gebruik hem eigenlijk weinig. Ik denk vooral dat als mensen het niet zien,

dat ze ook geen etiket op je kunnen plakken.”

Desondanks geven participanten die wel een witte stok gebruiken, meestal omdat ze blind of

al langere tijd ernstig slechtziend zijn, aan dat de stok hen meer vrijheid geeft en het minder

confronterend is dan ze verwachtten.

“De periode tussenin, zonder witte stok, vond ik veel moeilijker dan met die witte stok, mijn

beste vriend, bij heb.”

Uit het voorbeeld hierboven blijkt dat het gevoel van onafhankelijkheid erg belangrijk is. Een

positieve kijk op de eigen mogelijkheden is dan ook erg kenmerken voor de meeste

participanten. Ze geven aan vaak onderschat te worden in hun kunnen en vergeleken te

worden met personen met een verstandelijke beperking. Dit houdt hen tegen om deel te

nemen aan handicapspecifieke evenementen.

“Wat ik wel ambetant vond, toen je sprak over een handicapoverstijgende cultuur, ik ben ooit

naar KVG geweest en dat vond ik echt niet tof, omdat het verstandelijke daar teveel in

overweegt. Net zoals daarnet al gezegd is. Ik kan mij goed voorstellen dat ik match met iemand

in een rolstoel of die mankt of zo,. Maar in een groep gehandicapten in het algemeen voel ik

Page 21: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

20

me ook niet goed omdat je je vaak vereenzelvigd voelt met mensen met een verstandelijke

beperking, en ik weet niet waarom.”

De groep blinden en slechtzienden is erg divers. Afhankelijk van de slechtziendheid van de

participant zijn de ondersteuningsnoden en vaak ook de verwerking anders. Personen met

een degeneratieve vorm van slechtziendheid moeten zich steeds opnieuw aanpassen aan hun

nieuwe situatie. Dit vraagt veel energie om vaardigheden bij te schaven of om de restvisus

optimaal te leren benutten. Dit bemoeilijkt ook het verwerkingsproces, omdat men steeds

met een nieuw verlies geconfronteerd wordt.

“Ik was op een bepaald moment mijn centraal zicht kwijtgeraakt. Ik heb nu een klein beetje

terug en dat maakt een hemelsbreed verschil om dingen te doen. Ik ga dingen beter kunnen

richten en ik ga echt voelen. Dat beetje zicht dat je terug hebt, da’s, da’s… Ze zeggen allemaal

dat ik er van moet profiteren nu het er nog is. En het besef dat het ook weer weg gaat zijn, dat

maakt mij ook een beetje angstig. Ik heb het al meegemaakt, ik weet wat er gaat komen, en

ik volg nu ook weer cursussen voor als het zover is, zodat ik niet weer te diep ga zitten.”

Bij de bevraging werd ook gesproken over vaardigheden, eigenschappen of karaktertrekken

die eigen zijn aan personen met een visuele beperking. De participanten geven aan dat ze een

beter oriëntatiegevoel hebben bij verplaatsingen en dat ze een beter geheugen hebben. Deze

vaardigheden maken ze zichzelf eigen om minder afhankelijk in het leven te staan, ze zijn

volgens de participanten niet rechtstreeks het gevolg van hun visuele beperking. Een

participant geeft aan dat blinden en slechtzienden meer belang hechten aan het maken van

goede plannen en afspraken. Ze herkent dit bij zichzelf, maar ook bij mensen in haar omgeving.

Ik denk dat wij wel meer aandacht hechten aan afspraken. In vergelijking met mijn moeder,

die kan spontaan volk over de vloer hebben en dat is geen probleem; Wij zijn strikter volgens

mij, we leven meer gepland. Je moet rekening houden met je bus en hulp die je voor iets nodig

hebt. Ik denk dat wij daar geplander in zijn en daar ook geplander op reageren. Ik heb een

blinde collega, en die gaat soms ‘s middags gaan eten met een ziende collega en hij was in

discussie omdat ze nooit op voorhand liet weten om te gaan eten. Als hij niet op voorhand

weet of hij samen gaat eten, moet hij iets boeken in de refter voor 9 uur. Toen dacht ik:

blindencultuur. Dat is iets dat blinden eigen is, dat je toch allemaal geplander leeft. In een dag

dat ik niets gepland heb loop ik ook een beetje verloren.

Page 22: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

21

Op enkele uitzonderingen na, hebben alle participanten blinden of slechtzienden in hun dichte

vriendenkring. Bij enkelen is het merendeel van hun vrienden en slechtzienden slechtziend.

Ze komen met elkaar in contact via hun scholing of door activiteiten en verenigingen voor

personen met een visuele beperking. Het lotgenotencontact dat ze bij deze personen vinden

is een belangrijke basis voor de vriendschap. Ze voelen zich meer ontspannen bij elkaar en

hebben vaker het gevoel zichzelf te kunnen zijn.

“Ik heb de indruk dat als ik onder slechtzienden ben, dat ik zelf minder nadenk over hoe dat ik

zoekende rondloop dan dat ik dat praktisch moet nadenken over het moet aanpakken. Dat ik

dan bijvoorbeeld zin heb in een glas water en door de kamer strompel op zoek naar een glas

omdat ik niet weet waar ze staan. Ik trek mij daar minder iets van aan bij slechtzienden dan

bij zienden. […] Ik heb de indruk dat slechtzienden onder elkaar intuïtiever aanvoelen wat ze

moeten zeggen om elkaar te helpen op dat vlak. Ik denk dat dat een drempel is die het

makkelijk maakt om het contact te leggen met iemand. Bij zienden denk ik dat ik soms wat

achterlijker overkom of zo omdat ik niet zie, wat het contact remt.”

Advocacy en rechten

Minderheden hebben vaak het gevoel een benadeelde positie in te nemen in de maatschappij,

die onvoldoende rekening met hen houdt. Dit komt ook sterk naar boven in de

literatuurstudie. Dit thema bundelt standpunten van participanten wat betreft de

tegemoetkomingen van de overheid, hun klemtonen rond toegankelijkheid en hun

betrokkenheid bij verenigingen voor blinden en slechtzienden en hun rol bij het maken van

beslissingen.

De meeste participanten zijn op de hoogte van de bestaande hulpmiddelen en weten hoe ze

die kunnen benutten. Hierdoor konden ze zich zelfstandig verplaatsen, het openbaar vervoer

nemen en informatie zoeken via internet of andere kanalen. De participanten zien nog kansen

in het ontwikkelen van betere verbindingen voor het openbaar vervoer, de toegankelijkheid

van websites en aanpassingen aan de openbare ruimte om deze toegankelijker te maken.

“Als ik ze zou mogen adviseren dan vind ik dat er wel nog meer mag gedaan worden voor

toegankelijkheid, toegankelijke websites. De overheid doet dat al wel, maar bijvoorbeeld in

de commerciële sector gebeurt dat nog veel te weinig dat er echt aandacht voor is. Euhm, ik

denk ook dat er..., wacht wat zou ik dan nog aan de minister zeggen... Ja meer aandacht voor

toegankelijkheid.”

Page 23: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

22

De participanten hebben over het algemeen begrip voor de begrenzingen die zij ervaren in de

toegankelijkheid. Ze begrijpen dat sommige aanpassingen financieel niet opwegen tegen de

winst aan toegankelijkheid. Een degelijke basisdienstverlening is voor hen vaak voldoende.

“Ik denk dat ik aan de ene kant nog meer zou willen, maar aan de andere kant moet je daar

ook realistisch in zijn dat dat niet gaat. Ik erger mij soms aan actuaprogramma’s op de TV, je

hoort dan de Chinees praten maar dat is ondertitelt. Ik vind dat ze ondertitels zouden apart

moeten voorlezen op een nieuwe zender. Dan kunnen oudere mensen die niet met een app

kunnen werken ook volgen. Dat zou wel toegankelijker moeten zijn. Ze doen soms wel series

in audiobeschrijving, maar bijvoorbeeld het programma “over eten”. Op een bepaald moment

tonen ze een filmpje van aardappel tot chips, en dat is enkel beeld. Dan zit je daar he. Maar

bijvoorbeeld het verhaal dat ik daarnet vertel (het voorlezen van ondertitels), dat is iets dat

technisch kan met een lage kost. Audiobeschrijving kost meer werk omdat dat door mensen

gedaan is. Ondertitels kunnen via een computerstem.”

Veel participanten ondervinden problemen bij het vinden of houden van werk eens ze

slechtziend of blind worden. Hoewel ze tevreden lijken met de inspanningen die de overheid

doet is er onbegrip bij werkgevers en collega’s. Participanten getuigen dat ze van werk

moesten veranderen omdat de werkgever het niet haalbaar zag om de job met de

voorgestelde aanpassingen uit te voeren. Bij de zoektocht naar werk zijn de keuzes beperkt.

Verschillende participanten ervaren dat het werk dat ze nu doen hen geen voldoening biedt.

Participanten die op vroege leeftijd slechtziend zijn geworden hebben hier over het algemeen

een minder negatieve ervaring mee.

“Nee, dat is niet mijn droomjob, maar dat is gewoon het punt hé, veel praktisch kunnen we

niet doen hé, met onze ogen. Allez ik zal nu zeggen, niet dat dat mijn doel is, maar een arbeider

valt al af want dat is al heel moeilijk. Eigenlijk zouden wij sowieso een bureaujob moeten doen

en dat is al een beetje nine to five dus…”

De bestaande uitkeringen zoals de ondersteuningspremie voor de werkgever en

tegemoetkomingen voor de persoon zelf zijn goed gekend onder de participanten. Deze

regeling staat hen toe om te participeren in de maatschappij. Ze vinden het belangrijk ze

hierdoor gesteund worden in hun onafhankelijkheid. Enkelen hebben het gevoel dat de

uitkeringen eerder de zelfstandigheid ontneemt.

Page 24: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

23

“Ge moet mensen met een handi… met een functiebeperking niet pushen om te gaan werken,

da zeker ni, maar ge moet ook zelfstandigheid, proberen te beredderen in de normale

maatschappij. Ge moet die illusie niet proberen af te remmen. En da’s zo soms wel hetgeen

dat er gebeurt. Dan is het inderdaad wel… dan is het de vraag: moete dat gelijktrekken? Das

een vraag waar dat ik eigenlijk niet zo’n goed zicht op heb. Want inderdaad, als die misschien…

Misschien zouden de toeslagen op lonen van mensen met een functiebeperking die in een

normaal circuit werken, zouden die wat omhoog mogen, euhm, en dan zeg ik niet dat de

uitkeringen van mensen die niet kunnen gaan werken om geheel begrijpelijke redenen, dat

die naar beneden moeten, maar het aanmoedigen van het werken… Want de overheid kampt

ook met een tekort.“

De participanten die uitleg gaven over de werking van deze uitkeringen en hoe men daar

aansprak op kan maken, leken niet steeds goed te weten hoe de procedure in elkaar zit. Er is

veel onbegrip rond de algemene vragenlijst die moet worden ingevuld. De participanten

kregen hierbij het gevoel dat deze vragenlijst niet steeds relevant was in functie van hun

visuele beperking.

“Het is een systeem van punten met een slechtziende die heeft 13 punten en een blinde met

14, 15 punten en dat hangt af van de zwakheid van je handicap zelf, je hebt meer punten als

je meerdere problemen hebt. […] Want ja voor je hulpmiddelen en zo moet je een

motivatiebrief sturen zodat ze weten dat je dat degelijk kan gebruiken […] en je wordt daar

gesteund. En ook voor de school moet je niks betalen.. dat vind ik eigenlijk dat de overheid

goed doet want er zijn landen die veel minder doen.”

De participanten geven aan dat de overheid meer kan doen om blinden en slechtzienden te

ondersteunen, maar ze kunnen dit ook relativeren. Ze begrijpen dat iedereen andere noden

heeft als het op toegankelijkheid aankomt, wat het moeilijk maakt om alles voor iedereen

toegankelijk te maken. Het is vooral belangrijk dat men er bij stil staat en inspanningen levert

om de samenleving zo toegankelijk mogelijk te maken. Hiervoor zou meer aandacht mogen

zijn binnen opleidingen.

“Er wordt dikwijls gekeken op rolstoeltoegankelijkheid gekeken en dan is het toegankelijk.

Maar als je voor ons dat moet doen, het is ook al anders voor iemand die slechtziend is en nog

contrasten kan zien, of voor een blinde. Ik vind dat dan heel moeilijk. Ik vind als die mens

moeite doet is het ook aan jou om aan te geven dat je het liever zo of zo moet. Maar ik vind

Page 25: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

24

dat er in opleidingen wel aandacht moet aanwezig zijn zodat architecten of mensen die

plakkaten maken weten dat ze geen plakkaten moeten maken die uitsteken op hoofdhoogte

zodat je er kan tegen lopen. Dat zijn dan dingen die in hogeschool meer aan bod mogen

komen. En architecten dat ze met contrasten rekening houden en met drempels. Dat kan wel

nog verbeteren. Maar ik denk dat het ook aan ons is om te zeggen aan onze omgeving hoe het

moet. Hoe meer dat het bekend is hoe beter , maar wat voor mij goed is, is voor een ander

dan weer overdreven. Je kan niet willen dat iedereen met alles onmiddellijk kan omgaan. Wat

ik belangrijk vind is dat gevaren wel aangeduid worden en zo, en dat de VRT ondertitels op

een tweede kanaal zou dubben. Omdat je daar heel wat informatie mist.”

Ervaringsdeskundigen menen zelf ook een verantwoordelijkheid te hebben om problemen

aan te kaarten en de bevolking te sensibiliseren. Dit doen ze door het geven van vormingen,

of ze zijn actief in het verenigingsleven. Ook personen die zich niet erg betrokken voelen tot

dit thema en er niet actief mee bezig zijn, worden vaak lid van een vereniging zodat hun

belangen verdedigd worden. Toch geven ze aan dat de druk die gezet wordt om deze belangen

te verdedigen beperkt blijft. Ook de organisaties die aan belangenverdediging doen zijn

relatief klein.

“Ik hoor hier daarnet dat er blijkbaar ook vormingen gegeven worden, ik zou dat graag ook

doen. Uitleggen hoe dat gaat en hoe dat moet, wat vorming geven hoe wij ons voortbewegen

in de maatschappij, maar ook waar wij nood aan hebben. Daar staan mensen niet altijd bij stil.

Ik zeg niet dat het onwillendheid is, maar gewoon onwetendheid. Ik denk dat mensen daar

eens op attent moeten gemaakt worden. Is dat de taak van blinden en slechtzienden alleen?

Ik denk het niet, misschien moet de overheid daar ook een beetje moeite voor doen. Maar als

ze het ook niet gezegd zijn, beseffen ze ook niet dat het een probleem is.”

In de interviews die opgesteld waren voor het “zonder grenzen” project werd er specifiek

gevraagd of men gaat stemmen. Uit de respons blijkt dat een aantal participanten een

volmacht geeft om te gaan stemmen. Zij die zelf gaan stemmen, geven aan dat hun stem niet

of weinig beïnvloed wordt door noden of verwachtingen rond hun visuele beperking binnen

het programma van een partij.

“V: En zie je dat ook zelf dat sommige partijen meer aandacht hebben voor mensen met een

functiebeperking en dat sommige partijen dat minder doen? En stem je ook op basis daarvan?

Page 26: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

25

A: Nee, niet echt. Soms hoor ik wel hier of daar van een gehandicapte die voor een bepaalde

partij werkt maar ja… Als ze mij kunnen overtuigen dat ze goed voor ons zijn dan ja, dat

beloven ze allemaal natuurlijk (lacht) dus ja. Maar niet echt, ik kijk meer naar wat ze goed

willen doen voor Vlaanderen en iedereen een beetje gelijke kansen geven, je kan het niet

alleen van je eigen kant bekijken.”

Ervaringen met de samenleving

In een maatschappij die streeft naar inclusie komen blinden en slechtzienden regelmatig in

contact met zienden. Hierbij merken ze dat zienden hen op een bepaalde manier benaderen.

Dit thema beschrijft de ervaringen van blinden en slechtzienden en de visie die zij hebben op

dit contact.

Veel participanten staan kritisch ten opzichte van de gezondheidszorg. Zij ervaren dat deze

meestal slecht aangepast zijn naar hun noden. Verpleging of begeleiders houden niet

voldoende rekening met hun beperking waardoor ze zich aan hun lot overgelaten voelen. Ze

voelen zich vaak niet serieus genomen. De participanten hebben de indruk dat verzorgend of

begeleidend personeel niet steeds is opgeleid om hen op een goede manier te begeleiden.

Vaak nemen ze zelf het initiatief om aan te kaarten welke zaken wel en niet haalbaar zijn en

hoe ze geholpen wensen te worden. De participanten lijken ontgoocheld te zijn dat personeel

in de zorgsector deze vaardigheden niet steeds bezitten.

“Toen ik onlangs naar de kliniek moest, je moest u eerst ergens inschrijven en daarna aan het

loket betalen. En mijn schoonzus was met mij mee en toen ik binnenkwam zeiden ze tegen

mijn schoonzus "wanneer moet ze bevallen?" En dat ging zo twee uur door, tot ik mij om den

duur echt kwaad gemaakt heb en gezegd heb "Zo niet he! Nu wil ik dat ge op papier schrijft

dat ik niet zie, en dat ge mij neemt zoals ik ben en dat dit niet meer voor valt". “

Participanten hebben verschillende ervaringen omtrent de omgang met familie. Hoewel het

contact over het algemeen wel goed verloopt en ze aangeven wel op de ouders te kunnen

rekenen. Toch voelen ze zich soms overbeschermd, wat belemmerend werkt voor de

ontwikkeling van zelfvertrouwen en identiteit.

“Ons mama is daar eigenlijk altijd gewoon met omgegaan, die heeft mij altijd gelijk behandeld

gelijk mijn zus dus die heeft mij altijd als kind laten spelen overal buiten en laten doen. Ons

papa had het er eigenlijk iets moeilijker mee, omdat hij dacht van ja, mijn dochter is

slechtziend of bijna blind, die gaat later haar plan niet kunnen trekken, die gaat nooit

Page 27: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

26

zelfstandig iets kunnen doen. Totdat hij pas gezien heeft dat ik het wel allemaal alleen kan en

dan heeft hij dat ook wel kunnen verwerken.”

De participanten die aangeven tevreden te zijn over het contact met hun ouders en de manier

van opvoeden, zijn vaak opgevoed om zo zelfstandig mogelijk te leven. Ze geven aan dat dit

zijn vruchten afwerpt omdat ze nu meer zelfredzaam kunnen leven in onze maatschappij.

“Mijn ouders hebben mij altijd vrij, tussen haakjes, hard opgevoed. In die zin dat ik altijd mijn

plan heb moeten trekken in die, allee, bijvoorbeeld als ik iets kwijt was, moest ik het eerst zelf

zoeken en als ik het dan echt niet vond, ja dan kreeg ik wel hulp. Euhm en ik ben altijd

opgevoed. Mijn ma heeft altijd gezegd: ‘Gij gaat worden en doen zoals iedereen.’. Dat was het

uitgangspunt en gelukkig maar want er zijn dus ook mensen die heel beschermend zijn

opgevoed. Hé dus ouders altijd mee, altijd handje vast houden. Dat doet natuurlijk veel aan

uw ontwikkeling en dat is natuurlijk niet goed, euhm, voor uw zelfstandigheid.”

Het non-verbale aspect is erg belangrijk voor onze communicatie. Dit is moeilijk voor blinden

en slechtzienden, die ervaren dat het leggen van contact stroef verloopt. Omdat ze

omstaanders niet steeds zien, zijn ze van hen afhankelijk voor het initiëren van een gesprek.

Dit komt soms zeer onvriendelijk over wanneer men niet op de hoogte is van de beperking.

“Bijvoorbeeld in het school zijn er wel mensen die ge kent, waar ge wel een klapke mee zou

doen, maar vanaf die 10 of 20 meter weg zijn herkent ge die niet meer en dan kunnen die wel

eens denken, als ze u nog niet zo goed kennen, wat voor een asociale is dat. En dat vind ik wel

lastig omdat ik dikwijls de mensen gewoon niet vind waar die zitten. maar er zijn nu wel een

paar mensen die dat nu wel weten en dan naar mij roepen, ook al is dat nogal gênant.”

Ondanks dat de participanten vaak problemen ervaren bij het leggen van contact, blijkt dat

mensen in de omgeving hen wel kennen, maar niet goed weten hoe een gesprek te initiëren.

“Maar wat ik bijvoorbeeld wel merk is, iedereen kent bijvoorbeeld mijn naam, terwijl ik niet

weet wie ze zijn. Of ik kan bijvoorbeeld wel eens met iemand op de bus praten die het aandurft

om over mijn slechtziendheid te vragen of zo. En ik denk dat ik dan wel vriendelijk en

aangenaam terug antwoord, maar ik merk dat er niet zoveel terugkomen voor een volgende

babbel.”

Hoewel het maken van contact soms stroef loopt omdat ziende personen niet steeds weten

hoe dit moet, is de bereidheid om te helpen wel aanwezig. De meeste participanten geven

aan dat ze zelden problemen ondervinden als ze om hulp vragen of een aanpassen wensen.

Page 28: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

27

“A: Ik verdoezel dat niet hé. Ik zeg dat gewoon direct. Ik ben gehandicapt en dat is gewoon zo.

V: Hoe reageren de meeste mensen dan?

A: Sommigen reageren daar heel goed op, anderen niet. Maar...ja…ik voel mij daardoor niet

sociaal uitgesloten. Dat niet...dat niet... en in die kleine superet hier, daar wordt ik gewoon

geholpen. En als ik daar voor de vlees- en kaastoog sta, dan weten ze, ze weten dan, ja, dan…

ik kan dat niet zien, ik zie die dingen wel in die toog liggen maar ik weet niet wat het is, en ze,

als ik iets vraag, dan helpen ze mij gewoon. Da gaat allemaal. Ook in ne superette, of in ne

Carrefour of zo. Da gaat allemaal.”

Als hen spontaan hulp aangeboden wordt, gebeurt dit niet steeds op de correcte manier. De

participanten vertellen dat mensen hen soms zomaar helpen oversteken of ergens naartoe

brengen zonder dit te bespreken. Ze vinden het aangenamer als men vraagt op welke manier

ze het best geholpen worden. Ook wanneer ze op de foute manier geholpen worden voelen

veel participanten zich verplicht om vriendelijk en dankbaar te blijven, uit schrik dat een

andere blinde of slechtziende de volgende keer niet geholpen zou worden.

“V: En hoe reageert u als u zo ongevraagd hulp krijgt die u niet nodig hebt?

A: Dat is niet altijd aangenaam, want ze pakken u vast en ze sleuren u zomaar mee de straat

over. En dan zeg ik: nee. Maar als ze zeggen: kan ik u helpen? Wat ik graag heb, da is als er

veel volk zo voor het licht staat te wachten, dat er iemand tussen staat die zegt: ’t wordt groen

mevrouw! (lacht) Omdat ik ne witte stok bij heb. En als er zo iemand da zegt, da’s aangenaam.

Ik vind dat heel aangenaam..”

Ondanks de inzet voor een inclusie samenleving, lijkt dit voor velen een utopie. Er moeten nog

grote stappen gezet worden op vlak van sensibilisering en toegankelijkheid opdat onze

samenleving echt inclusief wordt.

“Als je inclusie bereikt hebt in je eigen omgeving mag je al content zijn denk ik , maar echt

algemeen, ik denk dat dat een utopie is. Dan moet je dat niet alleen voor ons doen, maar ook

voor de rolstoel, voor de doven en weet ik welke handicap nog. Als je voor jezelf kan zorgen

dat jouw omgeving aangepast is, is dat al veel denk ik.”

Onze samenleving is in transitie. Dit kost tijd, maar participanten merken dat men steeds beter

weet hoe men blinden en slechtzienden kan ondersteunen. Er zijn ook steeds meer

mogelijkheden en hulpmiddelen die het leven toegankelijker maken voor blinden en

slechtzienden.

Page 29: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

28

“Eigenlijk zitten we in een scharniermoment. Toen ik jong was zag je geen blinden en

slechtzienden op straat. Die zaten allemaal in instituten. Sinds pakweg de jaren ‘60 komen ze

meer en meer naar buiten. Dan komen ze in een wereld waar er nooit rekening mee gehouden

geweest is. Trouwens voor rolstoelers is dat hetzelfde. Wat gebeurt er? Die mensen komen

naar buiten en botsen met een wereld die voor hen niet aangepast is. De ziende wereld krijgt

een hoop blinden te verwerken bij wijze van spreken. Maar we zijn aan het evolueren naar

een soort van inclusieve maatschappij. Een mentaliteitswijziging doe je niet op enkele jaren,

dat duurt wel efkes. Ooit zal het wel goed komen.”

De participanten melden dat ze regelmatig opmerkingen krijgen van mensen op straat. Vaak

zijn dit uitingen van verbazing over de mogelijkheden en de beperkingen van blinden en

slechtzienden. Over het algemeen weet men niet goed wat het verschil is tussen blindheid en

slechtziendheid, in welke vormen dit kan voorkomen en wat de gevolgen daarvan zijn. Dit

onbegrip ligt aan de basis van deze reacties, die de participanten vaak vervelend vinden.

“V: En hoe komt het dan dat je mensen uitleg moet geven? Is dat omdat ze het eigenlijk niet

willen, of ze gewoon nog niemand anders tegengekomen zijn met die problemen, of….”

A: Da’s eerder iets van: één, ze weten het niet, twee ze zijn bang want wij zijn marsmannetjes

voor hen. Ze zijn bang voor het onbekende en dat moet je ze ook nog begeleiden in die angst

en moet je ze gerust stellen. En in die periode mag er zeker niets mis gaan of het is gedaan. En

ze zijn ook bang, sommige dan toch, zijn ze ook bang dat ze continu je handje moeten

vasthouden, want dat willen ze niet he. De mensen denken soms he, het is een blinde, we

moeten die continue bij onze hand vasthouden. Dat heb ik ook al veel tegengekomen.”

In de gesprekken werd duidelijk dat er wel begrip is voor deze ambivalente houding. Niet

iedereen kan zich inwerken of bijscholen in de les.

“[…] Maar ik heb niet de indruk dat er heel veel mensen zijn die mij bijvoorbeeld op de bus

passeren en die denken “oh, daar gaan we niet naast zitten” of “ho, daar gaan we nu expres

eens niet voor opstaan”. Ik moet zeggen, die negatieve ervaringen heb ik niet maar ik denk

dat ze soms wel terughoudend zijn omdat ze het niet helemaal kennen. […] Ik denk dat ik

vroeger inderdaad zo iets had van “eigenlijk is dat weinig respectvol dat je gewoon een

opmerking maakt tegen iemand.” Terwijl ik nu vanuit mijn opleiding zo iet heb dat iedereen

zo wat zijn eigen rugzak heeft. En je kan niet de hele wereld kennen. Ik persoonlijk ken niets

van politiek of van sport.”

Page 30: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

29

Hoewel er soms sprake is van wrijving tussen slechtzienden en de samenleving kunnen de

participanten zich niet vinden in het idee van blinden en slechtzienden als aparte cultuur. Ze

erkennen dat er heel wat doelgroep specifieke organisaties en activiteiten bestaan en dat het

belangrijk is om met elkaar in contact te komen. Nog belangrijker is voor hen echter om

volwaardig te kunnen functioneren in de maatschappij en deel uit te maken van een groter,

inclusiever geheel.

“Volgens mij, en nu spreek ik voor mezelf, bestaat er geen blindencultuur. Er bestaat wel een

dovencultuur. Dat bestaat volgens mij wel. Omdat, en dat is omwille van de complicatie. Maar

een blindencultuur denk ik niet dat bestaat omdat, we horen het hier, de diversiteit tussen

personen is vrij groot. En we zijn het er hier toch allemaal over eens. Maar we zijn misschien

wel een subgroep binnen de maatschappij. Maar niet met een eigen cultuur. Schippers zijn

ook een subgroep, maar geen cultuur.”

Page 31: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

30

3. Discussie In de zoektocht naar gelijkenissen en verschillen tussen de informatie verkregen uit de

interviews en de literatuurstudie vinden we het antwoord op de onderzoeksvragen. De drie

visies op cultuur zoals in de literatuurstudie omschreven, cultuur als historisch/linguïstisch, als

sociaal/politiek en als persoonlijk/esthetisch dienen als ijkpunt aan de hand waarvan de

interviews zullen bekeken worden.

Bij het beschouwen van cultuur als historisch/linguïstisch zijn er duidelijke voorwaarden

waaraan voldaan moet worden. Hopfe meent dat blinden en slechtzienden een

gemeenschappelijke vorm van taal hebben, het brailleschrift. Brailleschrift is echter alleen een

hulpmiddel bij de communicatie, maar geen eigen vorm van taal. Daarnaast blijk dat slechts

15% van de blinden braille kan lezen, onder slechtzienden is dit vermoedelijk minder (Paelinck,

2015). Door de verbetering van bestaande hulpmiddelen lijkt het tegenwoordig niet meer

noodzakelijk om braille aan te leren. Ook de late leeftijd waarop veel personen blind of

slechtziend worden speelt hier in mee. Uit de interviews blijkt dat er een sociale cohesie is en

een zekere politieke solidariteit. Op enkele uitzonderingen na zijn alle participanten lid van

verenigingen zoals de Brailleliga of Licht en Liefde. Ze volgen het nieuws over blinden en

slechtzienden online en nemen deel aan activiteiten voor personen met een visuele

beperking. De participanten geven aan sneller vriendschappen aan te gaan met andere

blinden en slechtzienden omdat ze het lotgenotencontact belangrijk vinden en zich sneller

verbonden voelen. Interessant is dat deze verbinding ook bestaat met ziende personen die

nauw betrokken zijn met de leefwereld van slechtzienden. Waar de Dovencultuur zich

uitsluitend richt tot doven, lijken blinden en slechtzienden meer open te staan voor personen

aan de periferie. De historisch/linguïstische kijkwijze vraagt tevens naar acculturatie binnen

de familie en generationele of genetische verbanden. Hoewel er bij visuele beperkingen

sprake kan zijn van een genetisch oorzaak of aanleg, is dit meestal niet zo. Het komt voor dat

meerdere personen binnen een gezin of familie blind of slechtziend zijn, dit is echter niet de

regel. Voor de personen die op latere leeftijd een visuele beperking krijgen kan er geen sprake

zijn van familiale acculturatie. Aan deze voorwaarden voldoet een blindencultuur bijgevolg

niet. Een laatste voorwaarde is een gevoel van trots en identiteit uit de segregatie die men

ervaart in de maatschappij.

Page 32: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

31

Wanneer cultuur bekeken wordt vanuit een sociaal/politiek gegeven is het bestaan van een

blindencultuur meer gefundeerd. Alle participanten hebben een verhaal waaruit blijkt dat ze

zich soms gediscrimineerd voelen in de maatschappij. Ze herkennen zichzelf ook in de

verhalen van lotgenoten, de situaties zijn erg herkenbaar. De participanten willen hier vaak

iets aan doen. Door in te zetten op sensibilisering, problemen in de openbare ruimte aan te

kaarten bij overheden en elkaar te informeren, tonen de participanten aan sociaal/politiek

betrokken te zijn. Hoewel een groot deel van de groep hier niet actief mee bezig is, zijn ze toch

vaak lid van een vereniging om op de hoogte te blijven van het laatste nieuws en om hun

belangen te verdedigen. Blinden en slechtzienden lijken minder activistisch in het strijden voor

maatschappelijke gelijkheid in vergelijking met de doven. De verenigingen voor

belangenbehartiging zijn kleiner en minder georganiseerd, ook de achterban is kleiner. Veel

participanten zijn of waren betrokken bij de organisatie van verenigingen of activiteiten voor

blinden en slechtzienden. Ze vinden het belangrijk zich in te zetten op een veilige omgeving

waarin blinden en slechtzienden volwaardig kunnen participeren. Personen die langer blind of

slechtziend zijn, lijken vaker op de hoogte van wat er speelt op dit domein dan personen die

op latere leeftijd slechtziend worden.

Op persoonlijk/esthetisch vlak staat identiteit centraal. Participanten geven aan dat hun

beperking invloed heeft op hun identiteit. Hun beperking verplicht hen alles beter op

voorhand te plannen en te regelen en hen doet streven naar onafhankelijkheid in een wereld

waar ze zich vaak afhankelijk voelen. Gedurende de interviews werd vaak een onderscheid

gemaakt tussen zienden en niet-zienden, tussen de ziendenwereld en de blindenwereld. Zoals

reeds vermeld is deze invloed van de beperking op hun identiteit niet steeds positief.

Verschillende participanten getuigen hun beperking te verbergen in het bijzijn van vreemden,

om niet uit de toon te vallen. Er zijn verschillende hulpmiddelen, zoals de witte stok, die ook

een symbolische functie hebben en de gebruiker identificeren als blinde of slechtziende naar

de buitenwereld toe. Veel participanten hebben daardoor juist moeite om deze te gebruiken,

uit schrik voor reacties eens ze herkend worden als blinde. Onderling worden blinden en

slechtzienden vaak anders aanzien, waarbij de slechtziende persoon beschouwd wordt als

iemand die vaak meer mogelijkheden en vaardigheden bezit dan iemand die blind is. Enkele

blinde participanten, die erg zelfredzaam zijn wezen slechtziende participanten erop dat ze

geluk hadden nog over een restvisus te beschikken omdat dit een enorme meerwaarde is. De

Page 33: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

32

blinde kon echter veel beter overweg met zijn hulpmiddelen en slaagde er in volledig

zelfstandig naar de interviewlocatie te komen, wat de slechtziende participant niet lukte.

Participanten leken hun kwaliteiten en vaardigheden vaak te onderschatten. Uit de verhalen

blijkt dat de samenleving de kwaliteiten van blinden en slechtzienden vaak onderschatten.

Hierdoor loopt de communicatie soms stroef, hebben ze minder kansen op de arbeidsmarkt

en worden ze soms aanzien als beklagenswaardig of als sukkelaars. Hoewel de

persoonlijk/esthetische dimensie aanwezig is, is dit geen constructief effect. Blinden en

slechtzienden nemen een unieke positie op in de samenleving, in die zin dat ze vaak

gediscrimineerd worden. Deze positie valideert hen niet als persoon met een beperking, maar

geeft het gevoel de beperking te moeten compenseren of verbergen. Indien deze positie een

positievere invulling krijgt, zoals het geval is bij disability culture of de Dovencultuur, zal dit

blinden en slechtzienden versterken in hun gevoel van zelfwaarde en trots.

Als we deze drie visies op syncretische wijze beschouwen zijn er verschillende elementen

aanwezig die in de richting van een blindencultuur wijzen.

Hoewel er theoretisch indicaties zijn die een claim op de term blindencultuur valideren, staan

de belevingen van blinden en slechtzienden eveneens centraal in de onderzoeksvragen. De

internationale opiniestukken geven aan dat de meningen rond het bestaan van een

blindencultuur verdeeld zijn, met een meerderheid die aangeeft zich niet verbonden te voelen

met dit concept. Op basis van de input van participanten lijkt de connectie met het begrip in

Vlaanderen evenzeer te ontbreken. Slechts één participant geeft aan dat een blindencultuur

voor haar bestaat, maar dat er een enorme drempel is die moet overwonnen worden voor

men zich verbonden voelt met de blindencultuur. Alle andere participanten delen mee niet in

het bestaan van een blindencultuur te geloven. Hiervoor zijn zo nog te verweven met de

ziendenwereld en de samenleving als een geheel. Ze geven ook aan dat blinden en

slechtzienden een te heterogene groep vormen om samen een aparte cultuur te vormen.

Een oorzaak voor die discrepantie tussen theorie en praktijk kan liggen aan de term

blindencultuur, die erg geladen is. Veel participanten lijken hier niet geen positieve connotatie

aan te geven. De participanten associëren een blindencultuur meer als een homogene groep

met gelijkaardige interesses en een grotere impact van de visuele beperking op de identiteit.

Er lijkt ook enige terughoudendheid tegenover een blindencultuur te zijn omdat men dit

vergelijkt met een afsplitsing van de normatieve cultuur wat inclusie in de samenleving

Page 34: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

33

onmogelijk maakt. Participanten geven aan dat ze trots zijn op de vooruitgang die ze boeken

wat hun zelfredzaamheid betreft en tonen een zekere fierheid op de verworven vrijheid. De

participanten geven niet aan trots te zijn op hun beperking. Ze geven aan er wel mee te leren

leven, maar die nooit echt volledig te kunnen aanvaarden. Indien mogelijk krijgen ze graag

hun zicht terug. Dit staat in contrast met de getuigenissen van ervaringsdeskundigen die

spreken voor de Dovencultuur en disability culture. Zij geven aan hun beperking volledig

aanvaard te hebben, en benoemen dit als belangrijk aspect van hun identiteit.

Een kritische bedenking bij de methodologie van dit onderzoek betreft de insteek van de

interviews. Om beïnvloeding van de inhouden van de interviews door de onderzoeker te

beperken, werd ervoor gekozen geen theoretisch model voor blindencultuur op te stellen. Op

deze manier werden de interviews minder gestuurd en kregen de participanten meer de kans

om zelf de inhoud te bepalen door ervaringen naar voor te brengen die zij belangrijk vonden.

Dit stond de participanten ook toe meer vrije associaties te maken bij wat verteld werd.

Nadeel bij deze opzet is dat de participanten geen duidelijk beeld hadden over het concept

blindencultuur en daardoor hun eigen invulling moesten gebruiken als vertrekpunt.

Participanten hadden zich vermoedelijk meer verbonden gevoeld met het concept indien er

op voorhand een theoretisch kader werd meegegeven. Bij verder onderzoek is het aan te

raden om in interviews gerichter door te vragen op belangrijke aspecten van blindencultuur.

Page 35: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

34

4. Conclusie Peters rijkt een kader aan dat het beantwoorden ondersteunt van de onderzoeksvraag: Is er

een blindencultuur?. Het drieledige, syncretische model dat hij aanreikt onderscheidt enkele

cruciale elementen, waarbij in dit onderzoek de nadruk ligt op de postmodernistische

beschouwing. Enkele elementen van deze definities ontbreken voor een blindencultuur,

andere zijn prominent aanwezig.

Argumenten in het voordeel van het bestaan van een blindencultuur kunnen steunen op het

sterke gemeenschapsgevoel en de positie die blinden en slechtzienden opnemen in de

maatschappij. Participanten geven aan zich sneller verbonden te voelen met lotgenoten en

onderstrepen het belang van het delen van herkenbare ervaringen en verhalen. Blinden en

slechtzienden voelen zich vaak ondergewaardeerd in onze samenleving en zijn slachtoffer van

discriminatie. Dit brengt hen samen als groep in de strijd tegen sociaal onrecht. Hoewel de

participanten niet trots zijn op hun beperking, heeft die wel een invloed op de vorming van

hun identiteit. De participanten geven aan zich erg bewust te zijn van de indruk die ze nalaten

en zich in veel gevallen profileren als zienden om niet op te vallen als persoon met een visuele

beperking.

Aan sommige voorwaarden die aan cultuur gekoppeld worden voldoet een blindencultuur

niet. Braille is geen eigen vorm van taal, de cultuur wordt niet doorgegeven via genetische of

generationele invloeden, noch is er acculturatie via het gezin of de familie. Belangrijker nog is

dat blinden en slechtzienden geen gevoel van trots ontwikkelen voor hun beperking, meestal

zit men nog in een verwerkingsproces. Er kan pas sprake zijn van een cultuur als de typerende

eigenheid omarmd wordt. In tegenstelling tot veel andere beperkingen komt slechtziendheid

vaker op late leeftijd voor. Veel personen met een beperking hebben zich lang als ziende

geïdentificeerd. Dit staat de ontwikkeling van een blindencultuur in de weg. Dit staat in schril

contrast met bijvoorbeeld de Dovencultuur of disability culture.

Hoewel er basis is om van een blindencultuur te spreken, voelt geen van de participanten zich

met dit begrip verbonden. Voor hen lijkt een blindencultuur hun streven naar inclusie in de

weg te staan. Daarnaast geven ze aan zich als groep niet genoeg afgestemd te zijn om te

spreken van een cultuur. Toch zitten er heel wat kansen in de blindencultuur voor blinden en

slechtzienden. Als zij zich verenigen als cultuur staan ze steviger verankerd in de normatieve

Page 36: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

35

cultuur. Dit laat hen toe sociale gelijkheid op te eisen en discriminatie aan te kaarten. Bovenal

creëert een cultuur een veilige haven waarin personen zich gewaardeerd voelen om hun

eigenheden. Dit kan het verwerkingsproces ondersteunen en een gevoel van zelfwaarde en

trots om de beperking stimuleren.

Page 37: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

36

Bibliografie Bauman, D., & Murray, J. (2010). Deaf Studies in the 21st Century: "Deaf Gain" and the future

of human diversity. In M. Marshark, & P. Spencer, Oxford handbook of Deaf studies,

language and education (pp. 210-225). Oxford: Oxford University Press.

Barnes, C., & Mercer, C. (1990). Disability Culture: Assimilation or Inclusion ? Disability in

Contuct, 515– 534.

Blindenzorg Licht en Liefde. (2014). blind of slechtziend: een visuele handicap. Opgeroepen op

Juni 16, 2016, van Blindenzorg Licht en Liefde:

http://www.blindenzorglichtenliefde.be/nl/meerweten/index/2325

Bracke, P., Van de Putte, B., Van Houtte, M., & Vermeersch, H. (2011). Sociologie, een

hedendaagse inleiding. Gent: Academia Press.

Colenbrander, A. (2002). Visual Standards: Aspects and Ranges of Vision Loss with Emphasis

on Population Surveys. Sydney: International Council of Ophthalmology.

Dunn, D. S., & Burcaw, S. (2013). Thinking about disability identity. Spotlight on Disability.

Favart, D. (1985). 150 jaar opvoeding en onderwijs voor blinden en slechtzienden: 1835-1985.

Brussel.

Furman, N., Goldberg, D., & Lusin, N. (2007). Enrollments in languages other than English in

United States institutions of higher education, fall 2006. Opgehaald van Modern

Language Association of America: https://www.mla.org/Resources/Research/Surveys-

Reports-and-Other-Documents/Teaching-Enrollments-and-Programs/Enrollments-in-

Languages-Other-Than-English-in-United-States-Institutions-of-Higher-

Education/Enrollments-in-Languages-Other-Than-English-in-Unite

Galvin, R. (2003). The Paradox of Disability Culture: The need to combine versus the imperative

to let go. Disability & Society, 675-690.

Geertz, C. (1973). The Interpretation of Cultures . New-York: Basic Books.

Giroux, H. (1991). Postmodernism as border pedagogy: redefining the boundaries of race en

ethnicity. In H. Giroux, Postmodernism, Feminism and Cultural Politics. Albany, New-

York: State University of New York press.

Goethals, T. (2014). Zonder Grenzen. Opgeroepen op 06 18, 2016, van Zonder Grenzen:

http://sgkb.zondergrenzen.be/het-project/

Grip vzw. (s.d.). Handicapcultuur. Opgehaald van gripvzw:

http://www.gripvzw.be/begrippenlijst/606-handicap-cultuur.html

Page 38: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

37

Harrison, T. C., & Kahn, D. L. (2004). Disability Rites The Cultural Shift Following Impairment.

Fam Community Health, 27(1), 86–93.

Hopfe, A. (2011, Juli). The Culture of Blindness. Opgehaald van Blind Canadians:

http://www.blindcanadians.ca/publications/cbm/14/culture-blindness

Howitt, D. (2010). Thematic Analysis. In D. Howitt, Introduction to Qualitative Methods in

Psychology. Pearson Education Limited.

Jacobs, E., & Ingels, D. (1980). De geschiedenis van het Blindenwezen in België. Varsenare-

Jabbeke: Licht en Liefde voor onze blinden.

Kuper, A. (1999). Culture: the anthropologists' account. Cambridge: Harvard University Press.

Kusters, A., & De Meulder, M. (2013). Understanding Deafhood: in search of its meanings.

American Annals of the Deaf, 428-438.

Ladd, P. (2006). What is Deafhood and why is it important? In H. Goodstein, & J. Davis, The

Deaf way II reader: perspectives from the second inernational conference on Deaf

Culture (pp. 245-250). Washington DC: Gallaudet University Press.

Linders, C. (1998). Zweeftaal en andere raadsels in het woordbegrip van blinde kinderen.

Huizen: Visio.

Maso, I., & Smaling, A. (2004). kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Boom.

Paelinck, S. (2015). Slechts 15% van alle blinden leest braille. [youtube-videofragment]

opgehaald van https://www.youtube.com/watch?v=oJi7JUmVZWI

Peters, S. (2000). Is There a Disability Culture? A Syncretisation of Three Possible World Views.

Disability & Society, 583-601.

Pierce, B. (2008, November). No Such Thing as Blind Culture. Opgehaald van Braille Monitor:

https://nfb.org/images/nfb/publications/bm/bm08/bm0810/bm081007.htm

Resnikoff, S., Pascolini, D., Etya’ale, D., Kocur, I., Pararajasegaram, R., Pokharel, G. P., &

Mariotti, S. P. (2004). Global data on visual impairment in the year 2002. Bulletin of the

World Health Organization, 82(11), 844–851. http://doi.org//S0042-

96862004001100009

Steeman, S. (2010). “Weg met al die miezerige Liefdadigheid!”: een historisch-pedagogische

studie naar het ontstaan van een blindencultuur in België tijdens het interbellum.

[masterproefproef]. Ongepubliceerd manuscript, Katholieke Universiteit Leuven,

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen.

Steven E. Brown. (2002). What Is Disability Culture? Retrieved April 2, 2015, from http://dsq-

Page 39: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

38

sds.org/article/view/343/433

Swain, J., & French, S. (2004). Whose Tragedy? Towards a personal non-tragedy view of

disability. In J. Swain, & S. French, Disabling Barriers - Enabling Environments. London:

Sage.

Vanhove, G., & Claes, L. (2011). Qualitative Research and Educational Sciences: A Reader

About Useful Strategies and Tools. Pearson Education unlimited.

Verbloessem, P., Standaert, L., Bonamie, L., Royeaerd, C., Delaet, L., & Meire, F. M. (2005).

Personen met een visuele handicap. In E. Broekaert, & G. Vanhove, Handboek

Bijzondere Orthopedagogiek (pp. 199-200). Antwerpen: Garant.

Who. (2003). Consultation on development of standards for characterization of vision loss.

Prevention of Blindness & Deafness, (September), 4–5.

Page 40: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

39

Bijlagen

Bijlage 1: Informed Constent

FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Vakgroep Orthopedagogiek

Onderzoeker Jannes Vanmelle Promotor: prof. Geert Van Hove

INFORMED CONSENT Ik, ondergetekende, …………………………………………………………………….. verklaar hierbij dat ik, als proefpersoon bij een experiment aan de Vakgroep Orthopedagogiek van de Universiteit Gent, (1) de uitleg over de aard van het onderzoek en de inhoud van de interviews heb gekregen en dat mij de mogelijkheid werd geboden om bijkomende informatie te verkrijgen (2) totaal uit vrije wil deelneem aan het wetenschappelijk onderzoek (3) de toestemming geef aan de proefleider om mijn resultaten op anonieme wijze te bewaren, te verwerken en te rapporteren. (4) op de hoogte ben van de mogelijkheid om mijn deelname aan het onderzoek op ieder moment stop te zetten en dit zonder opgave van reden (5) ervan op de hoogte ben dat ik op aanvraag een samenvatting van de onderzoeksbevindingen kan krijgen Gelezen en goedgekeurd op …………………….. (datum), Handtekening

Page 41: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

40

Bijlage 2: Topiclijst voor interviews

Topiclijst interviews blindencultuur

Beste deelnemer aan het onderzoek rond blindencultuur,

Bedankt om mee te willen werken aan dit onderzoek. Om u alvast een idee te geven van de

inhouden die besproken worden tijdens het groepsgesprek, geef ik u alvast deze topiclijst mee.

Ik verwacht zeker niet dat u de vragen al op voorhand beantwoord en deze antwoorden

meebrengt, Deze lijst dient louter om u een idee te geven, misschien helpt het u om op voorhand

op voorbeelden of ervaringen te komen die u dan mee kan nemen. Het uiteindelijke verloop en

de inhoud van het interview zal vooral bepaald worden in de loop van het gesprek en aan de

hand van jullie inbreng.

Algemene info

In het begin van het gesprek krijgt iedereen de kans om zich voor te stellen. Er al gevraagd

worden naar de leeftijd, hoe lang u al slechtziend/blind bent en hoe u dit ervaart. Ook een korte

schets van uw werk of hobby's, gezin, interesses is handig om het gesprek vlot te laten verlopen.

Vrije tijd

Hierin wordt gevraagd wat u zoals doet in uw vrije tijd. Zijn dit dingen die u alleen doet, met

andere slechtziende/ziende personen? Hoe aangepast is uw vrije tijd? Hoe belangrijk is dit voor

u? Wat vind u van specifieke sporten en activiteiten voor blinden en slechtzienden? Vind u

makkelijk aansluiting bij activiteiten die niet aangepast zijn? Wat vind u daarvan?

(vrijwilligers)werk

Wat is voor u de voornaamste reden om (niet) te werken? Hoe verliep die zoektocht? Hoe is de

omgang met de collega's? Hoe kijken de collega's naar jou? Haal je voldoening uit je werk,

waarom? Denk je dat werken een belangrijk element is om thuis te horen in onze samenleving?

Is dit voor blinden en slechtzienden anders?

Vrienden en familie

Spreekt u vaak af met vrienden en familie? Hoe belangrijk zijn ze voor u? Heeft u het gevoel

anders behandelt te worden door hen omwille van uw visuele beperking?

Page 42: Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/931/RUG01-002304931... · 2016-12-10 · Er is nog geen eenduidige verklaring waarom

41

Ondersteuning

Op welke vormen van ondersteuning kan u rekenen in het dagelijks leven? Hoe ervaart u die?

Zijn deze voor u voldoende? Welke zaken zouden u beter kunnen ondersteunen? Wat vindt u

van de huidige uitkeringen? Welke stappen moet de overheid volgens u ondernemen om de

toegankelijkheid te verbeteren?

Hebben blinden en slechtzienden andere waarden en normen dan ziende personen? Hoe komt

dit? Wat vindt u belangrijk? Welke normen en waarden stelt u voorop?

De samenleving

Is er iets verandert in het Vlaamse denken over handicaps en beperkingen? Voelt u zichzelf

anders benaderd? Wanneer voelt u zich gediscrimineerd?