huiswerk IAM competenties opdracht Muurtje bouwen informatie Studiedossier evaluatie SWOT
De nieuwe interneringswet: een...
Transcript of De nieuwe interneringswet: een...
FACULTEIT
RECHTSGELEERDHEID
De nieuwe interneringswet: een SWOT-analyse
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Criminologische
Wetenschappen
door (01007252) Van Mieghem Kim
Academiejaar 2015-2016
Promotor: Commissaris:
Prof. Dr. Vander Laenen Freya Dhr. De Nil Nicholas
ii
Verklaring inzake toegankelijkheid van de
masterproef criminologische wetenschappen
Ondertekende,
Van Mieghem Kim (01007252)
geeft hierbij aan derden,
zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of
leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen,
[de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past)
om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien
beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts
zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden.
Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de
masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden
onmiddellijk na het titelblad.
Datum: 15 augustus 2016
Handtekening:
iii
Dankwoord
Voor u ligt de masterproef die tot stand kwam in het kader van het behalen van het diploma
master in de Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit Gent. In dit voorwoord wil
ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken voor hun hulp en
steun, want een masterproef schrijven doe je niet alleen.
Allereerst een zeer grote dank aan mijn promotor, professor dr. Freya Vander Laenen voor
haar enthousiaste en uitstekende begeleiding. Ik vind het hartverwarmend om te zien hoe
begaan zij is met haar studenten. Hartelijk bedankt voor de enorme hulp doorheen het hele
jaar.
Tot slot wil ik ook mijn ouders, collega’s en vrienden bedanken voor hun oprechte interesse,
geduld en steun gedurende het hele opleidingstraject. Dankzij hen heb ik de moed niet
verloren en ben ik er altijd in blijven geloven. De combinatie voltijds werken en studeren was
geen evidente keuze. Ondanks alle tegemoetkomingen en speciale formules stond ik voor een
zware opgave. Ik heb veel moeten inleveren op de kwaliteit van mijn sociale leven, maar aan
het einde van de rit loont het de moeite.
iv
Inhoudsopgave
Dankwoord ................................................................................................................................ iii
Inhoudsopgave .......................................................................................................................... iv
Lijst van gebruikte afkortingen ................................................................................................. vi
1 Algemene inleiding ............................................................................................................ 7
1.1 Motivatie onderwerpskeuze ......................................................................................... 8
1.2 Probleem- en doelstelling ............................................................................................ 9
1.3 Criminologische relevantie ........................................................................................ 17
1.4 Methodologie ............................................................................................................. 18
1.4.1 Onderzoeksstrategie ........................................................................................... 18
1.4.2 Methode van dataverzameling ........................................................................... 20
1.4.3 SWOT-analyse ................................................................................................... 21
2 Verkennende literatuurstudie ........................................................................................... 27
2.1 De geïnterneerde populatie ........................................................................................ 27
2.1.1 Inleiding ............................................................................................................. 27
2.1.2 Juridische kaders voor internering ..................................................................... 27
2.1.3 Profiel van geïnterneerde personen .................................................................... 33
2.1.4 Besluit ................................................................................................................. 37
2.2 Historische context van de interneringswetgeving .................................................... 38
2.2.1 Inleiding ............................................................................................................. 38
2.2.2 Periode voor de eerste interneringswet .............................................................. 40
2.2.3 De wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen
abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten .................. 42
2.2.4 De wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen
en gewoontemisdadigers .................................................................................................. 44
2.2.5 De wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een
geestesstoornis .................................................................................................................. 46
2.2.6 De wet van 5 mei 2014 betreffende de internering ............................................ 47
v
2.2.7 Besluit ................................................................................................................. 50
3 Analyse en resultaten ....................................................................................................... 52
3.1 Inleiding ..................................................................................................................... 52
3.2 SWOT-analyse ........................................................................................................... 53
3.2.1 Sterktes ............................................................................................................... 54
3.2.2 Zwaktes .............................................................................................................. 65
3.2.3 Opportuniteiten ................................................................................................... 67
3.2.4 Bedreigingen ...................................................................................................... 74
3.3 Besluit ........................................................................................................................ 74
4 Algemene conclusie ......................................................................................................... 77
Bibliografie ................................................................................................................................ vi
vi
Lijst van gebruikte afkortingen
CBM: Commissie ter Bescherming van de Maatschappij
CCC: Criminal Code of Canada
EHRM: Europees Hof voor de Rechten van de Mens
EVRM: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
FOD: Federale Overheidsdienst
FPC: Forensisch Psychiatrisch Centrum
IBW: Initiatieven van Beschut Wonen
KBM: Kamer ter Bescherming van de Maatschappij
MHA: Mental Health Act
PP: Potpourri
PVT: Psychiatrische Verzorgingstehuizen
SWOT: Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats
TBS: Terbeschikkingstelling
WBM: Wet ter Bescherming van de Maatschappij
7
1 Algemene inleiding
De huidige van kracht zijnde interneringswet is de wet van 9 april 1930 tot bescherming van
de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele
strafbare feiten, zoals gewijzigd door de wet van 1 juli 1964. Deze wet bleef, mits enkele
kleine wijzigingen, tot nu toe overeind ondanks een halve eeuw van hevige kritiek. De wet
van 5 mei 2014 betreffende de internering zou de huidige wet vervangen op 1 januari 2016,
maar deze datum is voorlopig verdaagd naar 1 oktober 2016.1 Het uitgangspunt van de wet
van 5 mei 2014 is het realiseren van zorg op maat voor de geïnterneerden en maximale
uitstroom van geïnterneerde personen naar de samenleving. De nieuwe interneringswet bleek
echter een aantal technische onvolkomenheden en ondoordachte bepalingen te bevatten. Om
deze redenen heeft de wetgever de intentie het regelgevend kader van de internering grondig
wijzigen. Het reparatiewerk aan de wet werd multidisciplinair voorbereid door een
werkgroep. Deze werkgroep bestaat uit verschillende actoren op het werkveld:
zorgcoördinatoren, academici, magistraten, psychiaters, vertegenwoordigers van de
psychosociale dienst van de penitentiaire inrichtingen en van het departement
Volksgezondheid.2 Deze masterproef wil hoofdzakelijk inzicht over dit reparatiewerk
verschaffen.
Deze masterproef bestaat uit vier hoofdstukken waarbij elk hoofdstuk is opgebouwd uit
paragrafen. Voordat het effectieve onderzoek aan bod komt, wordt in het eerste hoofdstuk de
motivatie van het onderwerp, de probleem- en doelstelling, de criminologische relevantie en
de methodologie besproken. Het tweede hoofdstuk omvat een verkennende literatuurstudie
waarin de nationale en internationale literatuur aangaande internering aan bod komt. In de
eerste paragraaf wordt dieper ingegaan op de geïnterneerde populatie. Hierbij wordt in de
eerste plaats een beschrijving gegeven van hoe het wettelijke kader met betrekking tot
internering van enkele Westerse landen is geregeld. Daarna wordt het profiel van de
geïnterneerde persoon uiteengezet. In de tweede paragraaf wordt een overzicht van de
vroegere interneringswetgeving in België in beeld gebracht, met als doel de huidige visie
omtrent internering beter te begrijpen. Hoofdstuk drie verlegt de aandacht van de oude
wetgeving naar de huidige interneringswetgeving. In dit hoofdstuk wordt de wet van 5 mei
1 Art. 136 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.
2 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en organisatie
van de zorg. Brugge: Die Keure.
8
2014 betreffende de internering en het reparatiewerk eraan, vervat in de wet van 4 mei 2016
houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie, aan een SWOT-analyse
onderworpen. In het besluit van dit hoofdstuk worden de onderzoeksvragen beantwoord en
worden aanbevelingen geformuleerd. Hoofdstuk vier bevat de algemene conclusie van deze
masterproef.
1.1 Motivatie onderwerpskeuze
Op 23 januari 2009 vond een steekpartij plaats in het kinderdagverblijf Fabeltjesland in Sint-
Gillis-bij-Dendermonde. Drie slachtoffers, namelijk een begeleidster en twee baby's van
negen maanden oud, werden doodgestoken. Daarnaast vielen er nog twaalf gewonden. Een
verdachte, later geïdentificeerd als de toen 20-jarige Kim De Gelder, werd kort daarna in de
naburige gemeente Lebbeke opgepakt. Daarnaast werd een week voor de voorgemelde feiten
's avonds een dame in haar woning te Vrasene dood aangetroffen.3 Later bekende Kim De
Gelder haar het leven te hebben ontnomen. Omdat ik in Beveren woonachtig ben en werkte
bij de hulpdiensten van de gemeente Beveren, heb ik deze zaak op de voet gevolgd. Kim De
Gelder zou uiteindelijk door het Gentse Hof van assisen schuldig bevonden worden aan 4
moorden en 25 moordpogingen. De jury achtte hem toerekeningsvatbaar. Hij werd
veroordeeld tot een levenslange opsluiting.
In 2013 heeft een aflevering van Panorama over de zaak Frank Van den Bleeken mijn
interesse opnieuw aangewakkerd. Frank Van den Bleeken werd ontoerekeningsvatbaar
verklaard voor moord en verkrachting en als psychiatrische patiënt geïnterneerd. De man zat
bijna dertig jaar onafgebroken in de gevangenis. Hij vroeg euthanasie aan omdat hij naar
eigen zeggen ondraaglijk psychisch lijdt, onbehandelbaar is en ook niet thuishoort in de
gevangenis. Zijn verzoek werd meermaals geweigerd omdat niet voldoen was aan een aantal
voorgeschreven wettelijke voorwaarden. Het ondraaglijk lijden moet immers veroorzaakt
worden door de ongeneeslijke (psychiatrische) aandoening, wat slechts gedeeltelijk het geval
was bij Frank Van den Bleeken. Bovendien moeten alle therapeutische opties aan de patiënt
aangeboden worden, inclusief palliatieve behandelingen die niet genezen maar wel een betere
levenskwaliteit geven. In de documentaire werd bij uitbreiding de problematiek van de
geïnterneerden in België beschreven. Ik was dan ook verbaasd dat België al meermaals
veroordeeld is door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor de opsluiting van
3 Vrasene is een deelgemeente van Beveren.
9
geïnterneerden in daartoe ongeschikte penitentiaire inrichtingen. België telt een groep van om
en bij 1.100 ondermaats behandelde geïnterneerde personen waarvan de meesten in niet-
aangepaste omstandigheden opgesloten verblijven. Er wordt hen weinig of geen adequate
psychiatrische zorg, behandeling of enig toekomstperspectief aangeboden. De jarenlange
verwaarlozing van deze populatie door de overheid betekent een onbetwistbare schending van
de rechten van geïnterneerden.4 Deze elementen hebben er voor gezorgd dat mijn interesse in
de interneringsproblematiek gegroeid is en hebben de keuze voor het onderwerp bepaald.
1.2 Probleem- en doelstelling
Wereldwijd bestaan er zeer uiteenlopende visies over de manier waarop moet worden
omgegaan met geesteszieke delinquenten. De samenleving is over het algemeen in de eerste
plaats bezorgd over de openbare veiligheid. Daarenboven is het maatschappelijk vaak
moeilijk aanvaardbaar dat geesteszieke mensen die criminele feiten hebben gepleegd, na een
(korte) behandeling in een hospitaal, opnieuw vrij kunnen rondlopen. Internationale literatuur
toont aan dat opsluiting, hospitalisatie of een combinatie van beiden in de meeste landen
aanwezig zijn. In sommige landen vindt de opsluiting plaats voor de ziekenhuisopname. In
andere landen gaat de hospitalisatie vooraf aan de detentie. Het doel is een evenwicht te
vinden tussen het recht op een behandeling voor de patiënt en de verantwoordelijkheid die de
rechtbank moet nemen om de openbare veiligheid te waarborgen. Moeten geesteszieken die
misdrijven hebben gepleegd een psychiatrische behandeling krijgen of moeten ze worden
gestraft? Dit is het dilemma waar elke maatschappij voor staat. Een eenduidige oplossing is er
evenwel niet, omdat elk systeem voor- en nadelen heeft. Geesteszieke delinquenten bevinden
zich daardoor op een kruispunt van het strafrechtelijke systeem en de gezondheidszorg.5
In de meeste Westerse landen bestaat de opvatting dat geesteszieke delinquenten geen
strafrechtelijke verantwoordelijkheid dragen voor hun daden en daarom niet gestraft mogen
worden. Deze mensen horen niet thuis in een gevangenis, maar wel in een beveiligd
4 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en organisatie
van de zorg. Brugge: Die Keure.
5 Melamed, Y. (2010). Mentally Ill Persons Who Commit Crimes: Punishment or Treatment? Journal of the
American Academy of Psychiatry and the Law Online, 38(1), 100–103.
10
psychiatrisch hospitaal waar zij een gepaste behandeling krijgen.6 Op het niveau van de Raad
van Europa en de Verenigde Naties wordt deze opvatting in grote lijnen gedeeld. Aanbeveling
Rec(2004)10 is gericht op een betere bescherming van de waardigheid, de mensenrechten en
de fundamentele vrijheden van personen met een geestelijke ziekte. Niettegenstaande
aanbeveling Rec(2004)10 die de plaatsing en behandeling van mentaal zieke personen in de
strafrechtelijke context niet in detail bespreekt, wordt er wel uitdrukkelijk verwezen naar de
beginselen van het EVRM. Het is de taak van de overheid om kwetsbare personen met een
psychische stoornis te beschermen tegen inbreuken op hun rechten. Zij moeten al hun
burgerlijke en politieke rechten kunnen blijven uitoefenen. Personen met een psychische
aandoening die zijn opgenomen in penitentiaire instellingen mogen niet worden
gediscrimineerd. Zij zouden het recht moeten hebben om een behandeling in een aangepaste
omgeving te krijgen en met zo weinig mogelijk restricties. De instellingen die opgericht zijn
voor het plaatsen van personen met een psychische aandoening moeten inzake omgeving en
levensomstandigheden zo dicht mogelijk aanleunen bij het normale leven in de samenleving.
Hierbij dient er rekening te worden gehouden met de gezondheidstoestand van deze personen
en met de veiligheid van anderen. Het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten om ervoor
te zorgen dat de medische behandeling en gezondheidszorg in gelijkwaardige omstandigheden
worden aangeboden aan zowel geïnterneerde personen als aan de rest van de bevolking,
rekening houdend met de beginselen die in de aanbeveling zijn vastgelegd.7 Ook de principes
ter bescherming van personen met een psychische aandoening en ter verbetering van de
geestelijke gezondheidszorg die in 1991 door de Verenigde Naties werden aangenomen,
geven een duidelijke inhoud aan de fundamentele vrijheden en basisrechten van mensen met
een psychische aandoening. Alle personen met een psychische aandoening moeten met
respect voor de menselijke waardigheid behandeld worden. Zij moeten beschermd worden
tegen economische, seksuele en andere vormen van uitbuiting, lichamelijke of andere vormen
van misbruik en onterende behandeling. Er mag geen discriminatie op grond van hun
psychische ziekte plaatsvinden. Zij hebben het recht om hun burgerlijke, politieke,
economische, sociale en culturele rechten uit te oefenen, zoals bepaald in het EVRM.
Wanneer een rechtbank van oordeel is dat een persoon met een psychische aandoening niet in
staat is om zijn of haar zaken te beheren, worden er maatregelen genomen zodoende dat zijn
6 Dressing, H., Kief, C., & Salize, H. J. (2009). Prisoners with mental disorders in Europe. The British Journal of
Psychiatry, 194(1), 88−90.
7 Recommendation No. Rec(2004)10 concerning the protection of the human rights and dignity of persons with
mental disorder and its Explanatory Memorandum.
11
of haar belangen worden gewaarborgd. Elke geïnterneerde persoon heeft het recht behandeld
te worden in de minst beperkende omgeving en met de minst beperkende of gedwongen
behandeling, rekening houdend met enerzijds de gezondheid en de behoeften van de patiënt
en anderzijds de noodzaak om de fysieke veiligheid van anderen te beschermen. Instellingen
voor geestelijke gezondheidszorg moeten gelijkwaardige omstandigheden bevatten zoals elke
andere gezondheidsinstelling. Meer specifiek omvatten deze omstandigheden voldoende
gekwalificeerde medewerkers, diagnostische en therapeutische apparatuur, voldoende ruimte
om elke patiënt te kunnen voorzien van privacy, passende behandeling en professionele zorg.8
Desondanks zijn personen met een psychische aandoening wereldwijd oververtegenwoordigd
in het penitentiaire systeem, waar het hen ontbreekt aan voldoende en adequate zorg.9
Waarom is er dan een discrepantie tussen de theorie en de praktijk? In de realiteit wordt het
beleid en de regelgeving aangaande internering sterk bepaald door de politieke agenda en de
samenleving. Hierbij wordt er rekening gehouden met overwegingen zoals de openbare
veiligheid, financiën, speciale voorschriften en de beschikbaarheid van faciliteiten. Terwijl
vanuit medisch oogpunt een geïnterneerde persoon in een hospitaal behandeld moet worden,
zal de beslissing uiteindelijk afhankelijk zijn van de voorgenoemde overwegingen.10
Ook
speelt de historische context een belangrijke rol. De beslissingen die in het verleden zijn
genomen, worden niet onmiddellijk met de spons uitgewist. Het heeft tijd en politieke wil
nodig om een nieuw volwaardig interneringsbeleid uit te dragen.11
Het is gelukkig niet
allemaal kommer en kwel. De laatste jaren wordt er een universele trend ten aanzien van de
psychiatrische zorg waargenomen. Een verhoogd bewustzijn van de rechten van de
geïnterneerde, de re-integratie van geïnterneerde personen in de samenleving, een
verminderde duur van de psychiatrische behandeling en de uitbouw van ambulante zorg wordt
opgetekend.12
8 Resolution 46/119 of 17 December 1991 – UN Principles for the protection of persons with mental illness and
the improvement of mental health care.
9 Dressing, H., Kief, C., & Salize, H. J. (2009). Prisoners with mental disorders in Europe. The British Journal of
Psychiatry, 194(1), 88−90.
10 Vogel, T., Lanquillon, S., & Graf, M. (2013). When and why should mentally ill prisoners be transferred to
secure hospitals: A proposed algorithm. International Journal of Law and Psychiatry, 36(3-4), 281–286.
11 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
12 Christodoulou, G. (2009), Psychiatric reform revisited. World Psychiatry, 8(2), 121–122.
12
Ook in België staat de problematiek van internering de afgelopen jaren onverminderd ter
discussie, en dit zowel op politiek niveau als op het terrein.13
Wanneer tijdens het plegen van
een delict sprake was van een geestelijke stoornis, zal de persoon in kwestie
ontoerekeningsvatbaar worden verklaard en vervolgens worden geïnterneerd. De
geïnterneerde persoon wordt niet schuldig bevonden voor de feiten die hij heeft gepleegd,
omwille van de geestestoestand op het moment van de feiten. Internering is bijgevolg geen
straf, maar een strafrechtelijke beveiligingsmaatregel van onbepaalde duur die door de
strafrechter kan worden opgelegd.14
Het Belgische systeem van internering heeft een dubbele
doelstelling. In de eerste plaats heeft de interneringsmaatregel tot doel de maatschappij te
beschermen tegen het gevaarlijke gedrag van patiënten met een psychische aandoening. Door
de verwijdering van de geïnterneerde uit de maatschappij wil men voorkomen dat hij nog
verdere schade veroorzaakt en/of slachtoffers maakt. In de tweede plaats borgt de
interneringsmaatregel de medisch-psychiatrische behandeling van de geesteszieke met het oog
op re-integratie in de maatschappij.15
In de uitvoering stelt de wetgeving evenwel teleur. De overheid voorzag tot voor kort
onvoldoende financiële middelen om de dubbele doelstelling te kunnen bereiken.16
Op dit
ogenblik zijn er ruim 4.000 geïnterneerden in België, waarvan er bijna 1.100 opgesloten zitten
in de gevangenis. Deze groep vertegenwoordigt om en bij de 10% van de totale Belgische
gevangenispopulatie.17
Daar wachten ze dikwijls een lange tijd tot er plaats vrijkomt in een
geschikte instelling. In realiteit blijven ze jaren in de gevangenis zitten zonder gepaste
behandeling, wat onethisch is op medisch vlak. Geïnterneerden zijn mensen met een
psychiatrische aandoening die niet thuishoren in de gevangenis, maar net zoals iedereen recht
13 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
14 Heimans, H., & Brad, P. (2003). Internering doorgelicht 2001-2002-2003: België versus USA, Nederland,
Engeland, Canada. Gent: Koning Boudewijnstichting & Commissie tot Bescherming van de Maatschappij.
15 Vandevelde, S., De Smet, S., Vanderplasschen, W., & To, W. T. (Eds.). (2013). Oude uitdagingen, nieuwe
kansen! Over de behandeling van geïnterneerden. Gent: Academia Press.
16 Cosyns, P., D’Hont, C., Janssens, D., Maes, E., & Verellen, R. (2007). Geïnterneerden in België: de cijfers.
Panopticon, 28(1), 46-61.
17 Dheedene, J., Seynnaeve, K., & Van der Auwera, A. (2015). De geïnterneerdenpopulatie in Vlaamse
gevangenissen: enkele cijfergegevens. Fatik, 32(145), 4-9.
13
hebben op een adequate en kwaliteitsvolle geestelijke gezondheidzorg.18
Elk persoon, dus ook
een geïnterneerde, moet een leven kunnen leiden dat beantwoordt aan de menselijke
waardigheid.19
Dit wordt bevestigd in vonnissen uitgesproken door het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens.20
Het gebrek aan zorgverlening voor geïnterneerden leidde meermaals tot kritieken en
internationale veroordelingen. Voor deze onmenselijke behandeling werd de Belgische Staat
door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in 1998 voor het eerst en sindsdien
herhaaldelijk veroordeeld voor het uitblijven van een geschikte oplossing voor de
geïnterneerden die zich in de gevangenis bevinden. Het gaat om schendingen van zowel art. 5
EVRM (recht op vrijheid en gelijkheid) als art. 3 EVRM (verbod op foltering).21
Op 9 januari
2014 nog heeft het EHRM acht arresten uitgevaardigd waarin de Belgische Staat wordt
veroordeeld. Al die arresten hebben hetzelfde onderwerp, meer bepaald de opsluiting van
geïnterneerden in daartoe ongeschikte inrichtingen.22
Het is belangrijk te zoeken naar een
redelijk evenwicht tussen de belangen van de overheden en die van de betrokkene. Dergelijk
evenwicht wordt verbroken wanneer de betrokkene in een inrichting wordt gelaten die het
bevoegde rechtscollege onaangepast vindt met het oog op een reclassering van de
betrokkene.23
Naar aanleiding van de vele kritieken heeft de overheid de voorbije jaren initiatieven
genomen om de zorgverlening voor geïnterneerde personen te verbeteren. Hierbij spelen de
twee meerjarenplannen, Plan Onkelinx en Demotte (2007) en Plan Vandeurzen en Onkelinx
18 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
19 Roose, R., Vander Laenen, F., Aertssen, I., & Van Garsse, L. (Eds.), Handboek forensisch welzijnswerk :
ontwikkeling, beleid, organisatie & praktijk. Gent: Academia Press.
20 Senaeve, P. (Ed.). (1999). Het statuut van de geestesgestoorde. Antwerpen-Apeldoorn: Maklu.
21 Smet, S. (2013). Mensenrechtenhof veroordeelt België opnieuw voor behandeling geïnterneerden. DE
JURISTENKRANT (DEURNE), (263), 1-1.
22 Gryson, S. (2014). Een zoveelste veroordeling voor België voor de behandeling van geïnterneerden.
Verkregen op 1 juni 2016, via
www.mensenrechten.be/index.php/site/nieuwsberichten/een_zoveelste_veroordeling_voor_belgie_voor_de_beha
ndelingen_van_geinternee.
23 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de
internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.
14
(2009), een belangrijke rol. Deze meerjarenplannen beoogden om zoveel mogelijk
geïnterneerden uit de Belgische gevangenissen te halen en hen door de geestelijke
gezondheidszorg te laten behandelen, begeleiden en/of verzorgen ter voorbereiding van een
optimale sociale en maatschappelijke re-integratie. Dit vereiste onder meer een versteviging
en uitbouw van de zorgcapaciteit voor forensisch psychiatrische patiënten.24
In het plan
Onkelinx - Demotte (2007) ging de aandacht vooral naar de verankering, diversifiëring en
uitbreiding van de residentiële opvangmogelijkheden met name Medium Security plaatsen,
forensische Psychiatrische Verzorgingstehuizen, forensische plaatsen Beschut Wonen en
gespecialiseerde opvang voor seksuele delinquenten.25
Het federaal meerjarenplan
Vandeurzen en Onkelinx (2009) bevatte vier fasen van elk ongeveer vijf miljoen euro. De
eerste fase van dit plan werd uitgevoerd in 2009. In deze eerste fase opteerde de regering voor
een uitbouw van het categoraal forensisch aanbod. Zo werden de bedden binnen de bestaande
medium security zorgcircuits uitgebreid (zowel op niveau van het ziekenhuis, als de
psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven beschut wonen en outreachteams). Ook de
gespecialiseerde afdelingen voor seksueel delinquenten ontvingen middelen om verder uit te
breiden (op het niveau van ziekenhuis, PVT en IBW). Omwille van verschillende factoren
zoals politieke onrust en economische recessie werd de tweede fase van het meerjarenplan pas
ingezet in 2013. In de eerste plaats werden netwerkcoördinatoren internering aangesteld per
hof van beroep vanuit de FOD Volksgezondheid. Dit in navolging van de in 2011-2012 door
de FOD Justitie aangestelde ‘coördinatoren extern zorgcircuit’ voor geïnterneerde personen.
Deze coördinatoren werken nauw samen binnen elk hof van beroep met als doel een brug te
slaan tussen de FOD Volksgezondheid en de FOD Justitie. Vervolgens werden in de tweede
helft van 2013 de schakelteams internering opgericht, eveneens per hof van beroep. Hun
doelstelling is om op casusniveau de doorstroom van geïnterneerden naar een gepaste
zorgomkadering en maatschappelijke integratie te faciliteren. Ten slotte werd er een kader
gecreëerd voor de zogenaamde verbeterprojecten internering, die als doelstelling hebben de
in- en doorstroom van personen met een interneringstatuut binnen een zorgcircuit te
verbeteren. De goedgekeurde verbeterprojecten zijn van start gegaan in de loop van 2014.
24 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
25 Wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16,
nr.1590/001.
15
Wat de uitvoering van de derde en vierde fase betreft, is het voorlopig afwachten.26
Huidige
minister van Justitie Koen Geens wil er duidelijk werk van maken om alle geïnterneerden
tegen 2019 uit de gevangenis te halen. Om de nodige zorg en behandeling te bekomen zal
verder worden ingezet om extra plaatsen te voorzien in het forensisch psychiatrisch
zorgnetwerk voor geïnterneerden. De doelstelling van de minister is om twee zorgeenheden
voor langdurige zorg en/of verblijf, een zorgeenheid voor vrouwelijke geïnterneerden, een
zorgeenheid voor geïnterneerden met een mentale beperking of een niet-aangeboren
hersenletsel en naast het bestaande FPC Gent en de in eind 2016 geplande opening van het
FPC Antwerpen een derde Forensisch Psychiatrisch Centrum voor high risk geïnterneerden in
2019 te realiseren.27
Ondertussen is in april 2016 de longstay voor langdurig geïnterneerde
personen in het Universitair Psychiatrisch Centrum in Bierbeek geopend. In mei 2016 is een
afdeling voor geïnterneerde vrouwen in het psychiatrisch centrum Sint-Jan-Baptist in Zelzate
geopend.
Er kan gesteld worden dat geïnterneerde personen tot op heden nog al te vaak in de
vergetelheid geraken. Ondanks de inspanningen van het afgelopen decennium van de
overheid en de sector van de geestelijke gezondheidszorg, is het huidige aanbod om hen een
adequate behandeling en begeleiding te bieden nog steeds onvoldoende. Hoe moet deze
problematiek dan aangepakt of opgelost worden? Een nieuwe interneringswet is een eerste
stap. Het wetsvoorstel Anciaux, dat de willekeurige aanpak en de verwaarlozing van
geïnterneerde personen aanpakt, is tot stand gekomen via samenwerking met experts uit het
werkveld. De nieuwe wet biedt een stevige correctie op een eerdere wet uit 2007. Die werd
omwille van fundamentele systeemfouten en geldgebrek nooit uitgevoerd.28
Daarom werd op
5 mei 2014 een nieuwe wet betreffende de internering door het Parlement goedgekeurd en
gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 9 juli 2014. De nieuwe interneringswet zal in
werking treden op 1 oktober 2016.29
Deze wet zal de wet van 1 juli 1964 ter bescherming van
de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers opheffen en vervangen. De
nieuwe interneringswet is een belangrijke stap naar een meer menswaardige behandeling van
26 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
27 Vander Laenen, F. (2015). Van het interneringsfront veel nieuws. Fatik, 32(148), 3-4.
28 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
29 Art. 136 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.
16
geïnterneerden, maar het succes ervan is afhankelijk van vier kritische factoren: aanbod,
financiële middelen, uitbouw van een forensisch netwerk en professionalisering van de
expertise. Ondanks de vele initiatieven zullen niet alle geïnterneerden in de gepaste
zorginstellingen terecht kunnen. Momenteel zitten er nog ongeveer 1.100 geïnterneerden in de
gevangenissen in België. Bovendien is de jaarlijkse instroom veel groter dan de uitstroom.
Bijkomende investeringen in de geestelijke gezondheidszorg zullen dus onontbeerlijk zijn.
Door het accent op de zorg te leggen is een goed uitgebouwd netwerk noodzakelijk. Een
nauwe samenwerking tussen de forensische en reguliere psychiatrie, het inzetten op
ambulante en residentiële zorg, … zijn belangrijke stappen om de geïnterneerde personen
voor, tijdens en na de internering de nodige zorg te bieden. Om de instroom en de uitstroom
van de geïnterneerden optimaal te organiseren is er ook nood aan een grotere expertise. Deze
expertise heeft betrekking op uitbouw van een degelijke opleiding en op de nood aan een
observatiecentrum om in de fase voor de eigenlijke internering de patiënt op te volgen en een
betere diagnose tijdens de voorlopige hechtenis te kunnen stellen.30
Het valt te betreuren dat de nieuwe interneringswet een aantal onvolmaaktheden en
tekortkomingen bevat, waardoor ze op diverse punten moet worden gewijzigd. Bij onverkorte
toepassing zou ze op het werkveld namelijk voor problemen zorgen. Minister van Justitie
Koen Geens heeft in de Kamerzitting van 14 januari 2015 meegedeeld dat deze wet
reparatiewerk nodig heeft. Er zijn tal van technische wijzigingen noodzakelijk. Zo wordt
onder andere slordig omgesprongen met bepaalde juridische termen en wordt er verwezen
naar bepalingen uit andere wetten zonder rekening te houden met wetswijzigingen die deze
andere wetgeving ondertussen heeft ondergaan. Op 23 oktober 2015 – bijna een jaar later –
keurt de Ministerraad een wetsontwerp betreffende internering en diverse bepalingen inzake
justitie goed. Het wetsontwerp Potpourri III herstelt en verfijnt voornamelijk een aantal
punten uit de wet van 5 mei 2014 over de internering. De aanpassingen aan het wetgevende
kader moeten de uitvoering van de interneringsmaatregel en de voorwaarden waaronder
geïnterneerd kan worden verbeteren. Een gediversifieerd en geïntegreerd aanbod aan
behandelingen in een omgeving die tegemoetkomt aan de veiligheidseisen is nodig om het
recht op zorg te garanderen en te realiseren. Op 28 april 2016 werd het derde
potpourriwetsontwerp door de plenaire vergadering van het parlement goedgekeurd. Op 13
30 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
17
mei 2016 werd de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake
Justitie gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Het doel van deze masterproef is het leveren van een bijdrage aan de kennis over de
regelgeving betreffende internering in België. Concreet worden de wijzigingen aan de wet van
5 mei 2014 betreffende de internering aan een SWOT-analyse onderworpen. De analyse
bestaat uit twee delen. Een deel richt zich op de interne factoren van de regelgeving, terwijl
het andere deel kijkt naar de externe factoren. De SWOT-analyse tracht te onderzoeken welke
sterktes en zwaktes in de huidige wetgeving aanwezig zijn, welke kansen benut kunnen
worden en welke gevaren vermeden moeten worden. Hierbij heeft de analyse niet enkel tot
doel de kenmerken van de nieuwe regelgeving op te sommen, maar ook aanbevelingen te
formuleren. In deze masterproef wil de SWOT-analyse een antwoord formuleren op de
volgende onderzoeksvragen:
1. Op welke manier brengt de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse
bepalingen inzake Justitie vernieuwing ten aanzien van de wet van 5 mei 2014
betreffende de internering? Is er nog ruimte voor verbetering en wat zijn de
tekortkomingen?
2. Welke opportuniteiten kunnen worden aangewend in het voordeel van de huidige
interneringswetgeving en het -beleid en wat zijn de bedreigingen waartegen de
wetgever zich moet beschermen?
1.3 Criminologische relevantie
Criminologisch onderzoek naar de nieuwe interneringswet en in het bijzonder het
reparatiewerk aan deze wet is om meerdere redenen relevant.
Wat de theoretische relevantie betreft, wordt verwezen naar het strafrechtelijke denken over
het begrip geïnterneerde persoon. Strafrecht is het geheel van rechtsregels die stellen welk
gedrag strafwaardig wordt geacht, welke straffen op dit gedrag gesteld zijn en welke sancties
eraan vasthangen. Het strafrecht heeft een dubbele functie: enerzijds een normerende functie,
anderzijds een handhavingsfunctie.31
Het strafrecht geeft aan waaruit de samenleving het
recht put misdrijven te vervolgen en te bestraffen, het zogenaamde ius puniendi. Het bepaalt
tevens welke plaats het begrip schuld inneemt, en met welke doelstelling de straf wordt
31 Bouverne-De Bie, M. (2002). Handboek forensisch welzijnswerk. Gent: Academia Press.
18
opgelegd. Het penaal denken en de strafrechtsbedeling zijn doorheen de geschiedenis
meermaals gewijzigd, onder impuls van het politieke, sociale en economische klimaat.32
In
het huidige strafrechtsysteem is internering geen straf, maar een beveiligingsmaatregel van
onbepaalde duur en strekt er enerzijds toe de maatschappij te beschermen en anderzijds aan de
betrokkene de zorgen te verlenen die zijn toestand vereisen met het oog op zijn re-integratie in
de maatschappij.33
Het strafrechtelijke denken in de huidige setting kan verklaren waarom de
visie op internering zo is ontwikkeld.
Dit onderzoek streeft voornamelijk praktische relevantie na. Na een literatuuronderzoek wordt
een SWOT-analyse van het reparatiewerk aan de nieuwe interneringswet gemaakt. Op basis
van de resultaten van de analyse is het de doelstelling om duidelijke en nuttige aanbevelingen
te formuleren. Hierdoor levert dit onderzoek een bijdrage aan het werkveld en aan de federale
diensten van Justitie en Volksgezondheid.
1.4 Methodologie
1.4.1 Onderzoeksstrategie
In de zoektocht naar antwoorden op de onderzoeksvragen wordt in de masterproef gekozen
voor een bureauonderzoek als onderzoeksstrategie. Dit bureauonderzoek wordt in twee grote
stukken opgesplitst. De literatuurstudie in deel twee wil in de eerste plaats een beeld schetsen
van de geïnterneerde populatie in het algemeen. Hierbij wordt gekeken naar de manier waarop
België en enkele andere Westerse landen omgaan met deze mensen. Ook wordt het profiel
van de geïnterneerde persoon in België en op internationaal vlak in kaart gebracht. Daarnaast
bevat deel twee een stuk over hoe de voorgaande en huidige wetgeving betreffende de
internering in België tot stand is gekomen. In dit stuk wordt er gebruik gemaakt van
verschillende wetteksten, parlementaire voorbereidende nota’s, alsook boeken en
tijdschriftartikelen die handelen over deze wetgevende documenten.
32 Monballyu, J. (2006). Zes eeuwen strafrecht : de geschiedenis van het Belgische strafrecht (1400-2000).
Leuven: Acco.
33 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de
internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.
19
Op basis van de resultaten van het literatuuronderzoek wordt de wet houdende internering en
diverse bepalingen inzake Justitie in deel drie aan een SWOT-analyse onderworpen. Het doel
van deze analyse is meer inzicht te krijgen in de sterke en zwakke punten, kansen en
bedreigingen van het wetsontwerp om beleidsaanbevelingen te kunnen schrijven die een
bijdrage leveren aan het thema internering. In paragraaf 1.4.3 wordt SWOT als een analytisch
instrument toegelicht.
Net als alle onderzoeksstrategieën heeft het bureauonderzoek een aantal voor- en nadelen.34
Een eerste voordeel van bureauonderzoek is dat een onderzoeker relatief snel over een grote
hoeveelheid gegevens kan beschikken. Gezien de beperkte tijd die voor deze masterproef
beschikbaar is, is dit een groot voordeel. Een tweede voordeel is dat de wetenschappelijk
geproduceerde informatie betrouwbaar is. Tijdschriften met een goede reputatie streven ernaar
alleen de beste, belangrijkste en meest actuele artikelen te publiceren, en hanteren dus een
strenge toetsing. Een nadeel van bureauonderzoek is dat het materiaal waarvan gebruik wordt
gemaakt door de onderzoeker, in principe voor andere doeleinden is verzameld. De
onderzoeker moet daarom zijn onderzoeksontwerp vaak aanpassen aan de aard en omvang
van het beschikbare materiaal. Dit nadeel impliceert dat de onderzoeker bijna onvermijdelijk
een eenzijdige blik op het onderzoeksmateriaal krijgt. In deze masterproef wordt getracht dit
probleem op te lossen door gebruik te maken van materiaal van verschillende auteurs.
Omdat de masterproef kadert in het behalen van het diploma Master in de Criminologische
Wetenschappen aan de Universiteit Gent, heeft dit onderzoek een belangrijke beperking: een
periode van één academiejaar. Gezien het tijdrovend aspect werd er voor geopteerd om geen
interviews af te nemen van deskundigen binnen het professionele netwerk van het zorgcircuit.
Wellicht zouden deze interviews een interessant beeld kunnen weergeven van de implicaties
van de nieuwe interneringswet en de reparaties eraan. De deskundigen uit het werkveld
komen immers dagelijks in aanraking met juridische en praktische knelpunten die niet altijd in
de literatuur staan beschreven. De keuze voor het bureauonderzoek heeft als gevolg dat de
onderzoeksresultaten enkel gebaseerd zijn op doorgenomen vakliteratuur en resultaten van
eerder verricht onderzoek.
34 Verschuren, P., & Doorewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag: Lemma.
20
1.4.2 Methode van dataverzameling
Wetenschappelijke vakliteratuur is gezocht in handboeken, academische tijdschriftartikelen en
wetenschappelijke onderzoeken in de periode september 2015 tot en met juni 2016. Door
gebruik te maken van de databases Web of Science, Sociological abstracts, UniCat, Aleph en
PUBMed, zijn relevante artikelen naar boven gekomen. In deze databanken is gezocht naar
literatuur aan de hand van (een combinatie van) de volgende trefwoorden: internering,
interneren, geïnterneerden, geïnterneerde personen, interneringswet, psychiatrische zorg,
forensisch geestelijke gezondheidszorg, forensische psychiatrie, behandeling,
terbeschikkingstelling, TBS, (interned) mentally ill offender, mentally disordered offender,
criminal insane, treatment, care, forensic psychiatric centre, mentally ill inmates, felony,
misdemeanor, prison, mental health, délinquant malade mental, irresponsabilité pénale pour
trouble mental, criminels malades mentaux, criminels et troubles mentaux, criminel fou en
SWOT-analyse. Sommige relevante gepubliceerde tijdschriftartikelen zijn gevonden in de
universiteitsbibliotheek. Deze tijdschriften zijn niet allemaal digitaal toegankelijk, daarom
zijn de uitgaven van de laatste 5 jaar handmatig doorzocht op relevant materiaal. ‘Panopticon’
en ‘Fatik’ zijn zeer belangrijk geweest bij de tot stand koming van de masterproef. Tevens
zijn de voetnoten van reeds gevonden wetenschappelijke artikelen gebruikt om andere
artikelen te vergaren. De literatuur werd naderhand opgezocht en inhoudelijk bekeken of het
artikel bruikbaar was. Vervolgens is de actuele wetgeving rond internering geraadpleegd,
welke bestond uit het grondig bestuderen van de Wet van 5 mei 2014 betreffende de
internering, het reparatiewerk aan deze laatste wet en de parlementaire stukken met
betrekking tot internering. Het is belangrijk te begrijpen hoe de nieuwe interneringswet en de
latere wijzigingen tot stand zijn gekomen om van start te kunnen gaan in het onderzoek. Voor
het zoeken naar parlementaire stukken werd gebruikgemaakt van de website van de Kamer en
de Senaat.35
35 Algemene beleidsnota Justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1428/008. / Wetsontwerp houdende internering en
diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1590/001 – 1590/012. / Wetsvoorstel betreffende
de internering van personen, Parl. St. Senaat 2012-13, nr. 5-2001/1 – Wetsvoorstel betreffende de internering
van personen, Parl. St. Senaat 2013-14, nr. 5-2001/8.
21
1.4.3 SWOT-analyse
1.4.3.1 Wat is SWOT?
SWOT is een Engels acroniem dat staat voor Strengths, Weaknesses, Opportunities &
Threats.36
Een SWOT-model, afkomstig uit het management, is een beleidsinstrument
ontwikkeld voor strategische analyse.37
Het model biedt de mogelijkheid om op een
gestructureerde manier na te denken en vraagstukken op te lossen.38
Bij het maken van een
SWOT-analyse moet er rekening gehouden worden met de kernactiviteit en de
kerncompetentie van een organisatie en met het door haar gevoerde strategische management.
Deze drie elementen zijn steeds aanwezig in een organisatie en onlosmakelijk met elkaar
verbonden. De kernactiviteit van een organisatie beschrijft waar de nadruk van de activiteiten
wordt gelegd. De kerncompetentie heeft betrekking op de noodzakelijke kennis voor het al
dan niet voortbestaan van een organisatie. Het voeren van een strategisch management
verhoogt de doelmatigheid en doelgerichtheid. Het strategisch management is een proces dat
bestaat uit activiteiten die elkaar in de tijd opvolgen. Een van die activiteitsfasen is het maken
van een SWOT-analyse.39
Een SWOT-analyse is niet enkel een adequaat middel voor de
beleidsplanning van een organisatie, maar het kan ook gebruikt worden voor de analyse van
een project. Bestuursakkoorden en beleidsnota’s bijvoorbeeld worden dikwijls aan een
SWOT-analyse onderworpen.40
In deze masterproef wordt de regelgeving betreffende
internering gekwalificeerd als een project. Verder in de tekst zal in de theorie aangaande de
SWOT voornamelijk gesproken worden over een ‘project’ en in mindere mate over een
organisatie. Vooraleer een SWOT-analyse kan gemaakt worden, moet eerst het discussiekader
bepaald worden. Hierbij wordt verwezen naar de probleem- en doelstelling in de algemene
inleiding. Samengevat, in ons land verblijven ongeveer 1.100 geïnterneerden in de
gevangenis. Het huidige aanbod om hen een adequate behandeling en begeleiding te bieden is
ontoereikend. Onder druk van internationale veroordelingen en bottom-up kritieken op de
wijze waarop België decennialang omgaat met deze groep mensen werd de wet van 5 mei
36 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de
ed.). Brussel: Politeia.
37 Cools, M. (2007). De SWOT-analyse anders geduid voor criminologen. Panopticon, 28(6), 96-99.
38 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de
ed.). Brussel: Politeia.
39 Cools, M. (2007). De SWOT-analyse anders geduid voor criminologen. Panopticon, 28(6), 96-99.
40 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de
ed.). Brussel: Politeia.
22
2014 betreffende de internering goedgekeurd. De doelstelling van deze wet is gepaste zorg en
behandeling voor de geïnterneerden en maximale uitstroom van de geïnterneerden naar de
samenleving. De nieuwe interneringswet is een goede stap voorwaarts, maar ze bevat een
aantal tekortkomingen en onvolmaaktheden, waardoor ze herstelling behoeft. Het
reparatiewerk is verwerkt in de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse
bepalingen inzake Justitie. Het is hoofdzakelijk deze laatste wet waarop de SWOT-analyse
toegepast zal worden. Er wordt dieper ingegaan op de effectieve SWOT-analyse in hoofdstuk
drie.
1.4.3.2 Hoe werkt SWOT?
Een SWOT-analyse is opgebouwd uit twee vormen van analyses. Het eerste luik van de
SWOT-analyse richt zich op de regelgeving betreffende internering. De interne factoren zijn
op te delen in de structuur van de interneringswetgeving, de overheden en diensten die
verantwoordelijk zijn en instaan voor de internering en de financiële aspecten. Het tweede
luik richt zich op de externe omgeving. Onder de externe factoren is onder andere te verstaan
economische, demografisch, technologische, politieke, wettelijke en sociaal-culturele
factoren.41
De interne en externe analyse achterhalen welke sterktes in de huidige regelgeving
aangaande de internering in België aanwezig zijn, welke fundamentele zwakheden en
tekortkomingen versterkt moeten worden, welke opportuniteiten kunnen worden aangewend
in het voordeel van de interneringswetgeving en het -beleid en welke de bedreigingen zijn
waartegen de wetgever zich moet beschermen.42
Deze SWOT-analyse heeft niet enkel tot doel
de kenmerken van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering en de wet van 4 mei
2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie te beschrijven, maar wil ook
aanzetten geven voor nieuwe strategieën en/of aanbevelingen om zich beter te positioneren. In
het kader van optimalisatie moet de interneringswetgeving zich vanuit de interne
karakteristieken (sterktes en zwaktes) snel kunnen aanpassen aan externe ontwikkelingen
41 Weihrich, H. (1982). The TOWS Matrix – A tool for situational analysis. Long Range Planning, 15(2), 54-66.
42 Finlay, P. (2000). Strategic Management. An introduction to business and corporate strategy. Essex: Pearson
Education Ltd.
23
(kansen en bedreigingen). Wanneer dit niet gebeurt, komt het voortbestaan van de nieuwe
interneringswet in het gedrang.43
Vervolgens worden alle interne en externe factoren in een SWOT-matrix naast elkaar in kaart
gebracht, wat moet leiden tot meer inzicht in de specifieke strategische aandachtspunten voor
de nieuwe regelgeving (zie figuur 1).44
Bij deze oefening wordt er een onderscheid gemaakt
tussen factoren die wel en niet worden opgenomen in het analysediagram. De factoren die
door de stakeholders als significant bestempeld worden, komen in de matrix. De factoren met
lage prioriteit voor de stakeholders worden niet weerhouden. Hoe deze factoren bepaald
worden, is een subjectieve oefening.45
Op basis van de SWOT-matrix worden ten slotte
aanbevelingen geformuleerd.46
Vanuit een SWOT-analyse kunnen doelgerichte en concrete
acties en strategieën geformuleerd worden om de wetgever te focussen op de gebieden waarop
de nieuwe interneringswetgeving sterk is en waar de grootste kansen liggen.47
Positief Negatief
Intern Sterktes Zwaktes
Extern Opportuniteiten Bedreigingen
Figuur 1: SWOT-matrix
Om aanbevelingen te formuleren kan op basis van de SWOT-analyse ook een
confrontatiematrix opgesteld worden, maar dit is geen vereiste (zie figuur 2). Hierbij worden
de interne sterke en zwakke punten gekoppeld aan de externe kansen en bedreigingen. Door
gebruik te maken van een confrontatiematrix komen er strategieën naar boven die zonder
gebruik van de confrontatiematrix misschien over het hoofd gezien kunnen worden. In de
43 van Wijngaarden, J. D. H., Scholten, G. R. M., & van Wijk, K. P., (2012). Strategic analysis for health care
organizations: the suitability of the SWOT-analysis. International Journal of Health Planning and Management,
27(1), 34-49.
44 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de
ed.). Brussel: Politeia.
45 Finlay, P. (2000). Strategic Management. An introduction to business and corporate strategy. Essex: Pearson
Education Ltd.
46 van Wijngaarden, J. D. H., Scholten, G. R. M., & van Wijk, K. P., (2012). Strategic analysis for health care
organizations: the suitability of the SWOT-analysis. International Journal of Health Planning and Management,
27(1), 34-49.
47 Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change, 7(2), 101-109.
24
confrontatiematrix wordt gekeken naar combinaties tussen sterke en zwakke punten, kansen
en bedreigingen. De combinaties resulteren in strategische opties voor de organisatie.
Wanneer er duidelijke verbanden aanwezig zijn, zijn dit de punten waar aandacht aan besteed
moet worden.48
Sterktes Zwaktes
Opportuniteiten Sterktes & opportuniteiten Zwaktes & opportuniteiten
Bedreigingen Sterktes & bedreigingen Zwaktes & bedreigingen
Figuur 2: confrontatiematrix
Een confrontatiematrix is niet gebaseerd op objectieve data maar op resultaten van een
stakeholderanalyse, gesprekken met stakeholders en een SWOT-analyse.49
De beoordeling
van de verbanden is een subjectieve beoordeling en komt tot stand door middel van een
beoordeling door de onderzoeker.50
In het kader van de masterproef zijn geen
stakeholdersanalyse en gesprekken met stakeholders gebeurd, vandaar dat er geen
confrontatiematrix wordt uitgewerkt.
1.4.3.3 Voor- en nadelen
Het voordeel van de SWOT-analyse is dat het eenvoudig, overzichtelijk, laagdrempelig en
algemeen toepasbaar is. De informatie over complexe materie wordt eenvoudig voorgesteld.
De kernpunten worden gebundeld in een schematische voorstelling met vier kwadranten.51
Voorkennis van ingewikkelde concepten is niet vereist. Indien op een juiste manier gebruikt,
is de SWOT-analyse een uitstekend middel om strategieën te ontwikkelen die de positie van
de organisatie verbetert.52
48 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de
ed.). Brussel: Politeia.
49 van Wijngaarden, J. D. H., Scholten, G. R. M., & van Wijk, K. P., (2012). Strategic analysis for health care
organizations: the suitability of the SWOT-analysis. International Journal of Health Planning and Management,
27(1), 34-49.
50 Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change, 7(2), 101-109.
51 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de
ed.). Brussel: Politeia.
52 Finlay, P. (2000). Strategic Management. An introduction to business and corporate strategy. Essex: Pearson
Education Ltd.
25
Het SWOT-model houdt daarentegen ook enkele gevaren in. Het schept in de eerste plaats de
verbeelding dat iedereen snel en eenvoudig een SWOT-analyse kan maken. Een bruikbare en
degelijke SWOT-analyse maken is echter moeilijker dan gedacht.53
In de tweede plaats dreigt
een SWOT te vervallen in een oppervlakkige oefening zonder het uitwerken van conclusies
en/of aanbevelingen.54
In de derde plaats lijkt een SWOT-analyse op het eerste zicht een
objectieve oefening, maar de werkelijkheid is anders. De keuzes die gemaakt worden bij het
voorbereidende werk van een SWOT-analyse zijn het resultaat van een beslissing.
Persoonlijke voorkeuren, interpretaties, emoties en intuïtie sturen die beslissing. Het maken
van een SWOT-analyse is bijgevolg subjectief gekleurd.55
De methodiek bepaalt noch welke
sterktes en zwaktes in de analyse opgenomen moeten worden, noch welke rangorde de
elementen onderling hebben.56
In de vierde plaats kan niet altijd een duidelijk onderscheid
worden gemaakt tussen sterktes en zwaktes of tussen bedreigingen en opportuniteiten. De
beoordeling van de capaciteiten van een organisatie gebeurt in vergelijking met iets of iemand
over de jaren heen of in een sector. Deze beoordeling is relatief en subjectief.57
Een SWOT-
analyse levert in de vijfde plaats de beste resultaten op wanneer het uitgevoerd wordt in groep
vanwege de interactie. Het verhoogt de kans dat de SWOT-analyse een reëel beeld van de
situatie geeft.58
1.4.3.4 Besluit
De populariteit van SWOT als strategisch analyse-instrument is hoofdzakelijk te danken aan
zijn eenvoud, structuur en algemene toepasbaarheid. Een SWOT-analyse geeft onterecht de
indruk een gemakkelijke oefening te zijn voor wie geen of weinig ervaring heeft met
strategische processen. Het is niet louter een willekeurige opsomming van interne en externe
53 Hill, T., & Westbrook, R. (1997). SWOT-analysis: It’s time for a product recall. Long Range Planning, 30(1),
46-52.
54 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de
ed.). Brussel: Politeia.
55 Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change, 7(2), 101-109.
56 Coman, A., & Ronen, B. (2009). Focused SWOT: diagnosing critical strengths and weaknesses. International
Journal of Production Research, 47(20), 5677-5689.
57 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de
ed.). Brussel: Politeia.
58 Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change, 7(2), 101-109.
26
factoren die een impact op een project kunnen hebben. Een SWOT-analyse is daarentegen een
krachtig instrument dat aanzet tot een doelgerichte en diepgaande analyse van de interne en
externe omgeving. Samengevat zijn de belangrijke aspecten in een SWOT-analyse het
identificeren van factoren die een invloed (kunnen) hebben op de nieuwe
interneringswetgeving, het opdelen van deze factoren in sterktes, zwaktes, opportuniteiten en
bedreigingen in een matrix, en aanbevelingen formuleren.59
Het maken van een SWOT-analyse is een dynamische en subjectieve oefening. Zo worden de
interne en externe factoren in de eerste plaats op één bepaald moment geanalyseerd. Deze
factoren zijn niet strikt tijdsgebonden. Een kans in het ene jaar kan bijvoorbeeld een
bedreiging in het andere jaar zijn. Daarnaast is de beoordeling van de factoren van een
organisatie gekleurd.60
Als gevolg zijn de bevindingen van een SWOT-analyse van een
onderzoeker ook dynamisch en subjectief. Om hieraan tegemoet te komen, wordt het
literatuuronderzoek gekoppeld aan de gebruikte criteria in het analytisch kader.
Is een SWOT-analyse nu een vloek of een zegen? Een SWOT-analyse is een hulpmiddel bij
de afstemming tussen de sterktes en zwaktes van een project en diens omgeving. Onder
omgeving worden kansen en bedreigingen begrepen. Het gevaar bestaat aan de ene kant dat
een SWOT-analyse op een verkeerde wijze wordt gebruikt, maar aan de andere kant kan een
SWOT-analyse een scharnierpunt bij het formuleren van een strategie betekenen. In grote
lijnen kan worden gesteld dat de sterktes bestendigd, de zwaktes versterkt, de bedreigingen
vermeden en de kansen benut moeten worden. Na de organisatorische uitwerking van deze
punten kan de realisatie van de strategie beginnen. De conclusie luidt dan ook: de SWOT-
analyse, mits juist toegepast, is een handig instrument.
59 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de
ed.). Brussel: Politeia.
60 Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change, 7(2), 101-109.
27
2 Verkennende literatuurstudie
2.1 De geïnterneerde populatie
2.1.1 Inleiding
Zoals in de algemene inleiding reeds is aangehaald, bestaat in de meeste Westerse landen een
gemeenschappelijke visie over de manier waarop omgegaan moet worden met personen die
een ernstig gewelds- of zedendelict hebben gepleegd en tevens lijden aan een psychische
stoornis. De algemene opvatting is dat deze mensen eerder behandeld dan bestraft moeten
worden. Elk land kent een of andere strafrechtelijke maatregel of sanctie die gedwongen
opname binnen het forensisch psychiatrisch zorgnetwerk mogelijk maakt. Deze
vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd om in de eerste plaats de maatschappij te
beschermen tegen ernstige gewelds- of zedendelicten. Daarnaast wordt de maatregel opgelegd
om zorg en behandeling aan mensen met een psychische stoornis aan te bieden. Ook neemt de
veilige terugkeer naar de samenleving na afloop van de strafrechtelijke maatregel of sanctie
steevast een belangrijke plaats in.61
De wettelijke criteria voor de toepassing ervan verschillen
wel van land tot land. Hierna volgt eerst een beknopte omschrijving van hoe enkele Westerse
landen omspringen met internering. Daarna wordt het profiel van de geïnterneerde persoon in
beeld gebracht.
2.1.2 Juridische kaders voor internering
2.1.2.1 België
In België zijn geïnterneerden mensen die een als misdaad of wanbedrijf omschreven strafbaar
feit hebben gepleegd en verkeren in een staat van ontoerekeningsvatbaarheid, zowel op het
moment van de feiten als op het ogenblik van het onderzoek. De ontoerekeningsvatbaarheid
moet het gevolg zijn van een geestesstoornis die het oordeelsvermogen of de controle over de
daden van de betrokkene heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast. Er moet bovendien een
oorzakelijk verband bestaan tussen de geestesstoornis en de feiten. Verder moet er sprake zijn
van de notie sociale gevaarlijkheid bij de beschuldigde of beklaagde.62
Het is belangrijk aan te
stippen dat internering geen straf is, maar een strafrechtelijke beveiligingsmaatregel van
61 Dressing, H., Kief, C., & Salize, H. J. (2009). Prisoners with mental disorders in Europe. The British Journal
of Psychiatry, 194(1), 88−90.
62 Art. 9 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.
28
onbepaalde duur. Deze maatregel bevat een dubbele finaliteit: enerzijds de maatschappij
beschermen en anderzijds de geïnterneerde persoon een behandeling, maximaal afgestemd op
de behoeften, aanreiken.63
De internering is bijgevolg niet mogelijk voor een geesteszieke
delinquent die niet sociaal gevaarlijk is of voor een gevaarlijke delinquent die geen
geestesstoornis heeft. Het is belangrijk om deze nuance te benadrukken. Het
interneringstraject start met het plaatsen van de geïnterneerde in een psychiatrische afdeling
van de gevangenis, een door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot
bescherming van de maatschappij, een door de federale overheid georganiseerd forensisch
psychiatrisch centrum of in een inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, een
gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid en die in staat is aan de geïnterneerde
persoon de gepaste zorgen te verstrekken.64
2.1.2.2 Canada
In Canada regelt de Criminal Code of Canada de strafrechtelijke maatregelen van personen
met een psychische stoornis. De CCC maakt een onderscheid tussen twee groepen van
delinquenten met een psychische stoornis (mental disorder of disease of mind): personen die
worden beschouwd als Unfit to Stand Trial en als Not Criminally Responsible on Account of a
Mental Disorder. Een persoon die lijdt aan een psychische stoornis en onbekwaam is om de
procedure of de gevolgen van de rechtszaak te begrijpen of met een raadsman te
communiceren, komt in aanmerking voor Unfit to Stand Trial. Het is de rechter die de situatie
moet beoordelen.65
Hij wordt hierbij geleid door de wettelijke bepalingen: een persoon die
een geestesstoornis heeft met als gevolg dat hij of zij de consequenties niet begrijpt komen in
aanmerking als mental disorder; zichzelf toegebrachte geestestoestanden door inname van
alcohol of drugs worden uitgesloten; persoonlijkheidsstoornissen en een verstandelijke
handicap worden beschouwd als een mental disorder.66
Op elk moment van het strafproces
kan deze maatregel uitgesproken worden. Een persoon die als Unfit to Stand Trial wordt
verklaard, kan een gedwongen opname in een psychiatrische instelling worden opgelegd of
63 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
64 Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2016). Nota bij het wetsontwerp houdende wijzigingen van de wet van 5 mei
2014 inzake internering: beperking toepassingsgebied internering.
65 Canadian Centre for Justice Statistics. (2003). Special Study on Mentally Disordered Accused and the
Criminal Justice System. Ottawa: Minister of Industry.
66 s. 16, CCC.
29
een voorwaardelijke invrijheidstelling worden toegekend.
De keuze hangt af van de
inschatting van het gevaar dat de persoon opnieuw misdrijven zal plegen. Een persoon die
tijdens het plegen van een misdrijf aan een psychische stoornis leed waardoor hij of zij niet in
staat was de aard en de ernst van het misdrijf te kennen of te begrijpen, komt in aanmerking
voor Not Criminally Responsible on Account of a Mental Disorder. Deze maatregel houdt in
dat de persoon wel schuldig bevonden wordt aan het plegen van het misdrijf, maar hiervoor
niet verantwoordelijk wordt gesteld.67
Er bestaat geen verminderde schuld of
verantwoordelijkheid in Canada. Het opleggen van deze maatregel betekent dat de persoon
onvoorwaardelijk kan worden vrijgelaten, een voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden
toegekend of een gedwongen opname in een psychiatrische instelling kan worden opgelegd.
De keuze wordt hierbij bepaald door het eventuele risico van de persoon voor de
maatschappij. De rechtbank beslist jaarlijks of de voorwaarden in het kader van Unfit to
Stand Trial of Not Criminally Responsible on Account of a Mental Disorder verlengd of
veranderd moeten worden. Het opzet bij deze beveiligingsmaatregelen is in de eerste plaats de
maatschappij te beschermen, maar ook om de geïnterneerde personen te behandelen met het
oog op re-integratie in de samenleving.68
2.1.2.3 Duitsland
In Duitsland zijn personen met een psychische stoornis onderhevig aan de wettelijke
voorschriften opgenomen in de Strafgesetzbuch. Personen die een delict plegen en lijden aan
een psychische stoornis komen in Duitsland terecht in de gevangenis of in een forensisch
psychiatrische instelling. De keuze hierbij wordt hierbij sterk bepaald door de
toerekeningsvatbaarheid van de dader en in mindere mate door het type behandeling dat de
dader nodig heeft.69
In Duitsland worden drie graden van toerekeningsvatbaarheid
onderscheiden: toerekeningsvatbaar, verminderd toerekeningsvatbaar en
ontoerekeningsvatbaar. Het is aan de rechter om de toerekeningsvatbaarheid te beoordelen
aan de hand van de ernst en de aard van de delicten. Delinquenten die ontoerekeningsvatbaar
67 Verdun-Jones, S. N. (1994).The insanity defence in Canada: Setting a new course. International Journal of
Law and Psychiatry, 17(2), 175-189.
68 Eaves, D., Lamb, D., & Tien, G. (2000). Forensic psychiatric services in British Columbia. International
Journal of Law and Psychiatry, 23(5-6), 615-631.
69 Konrad, N., & Lau, S. (2010). Dealing with the mentally ill in the criminal justice system in Germany.
International Journal of Law and Psychiatry, 33(4), 236-240.
30
of verminderd toerekeningsvatbaar zijn bevonden en van wie verwacht wordt dat zij een
gevaar vormen voor de samenleving, kunnen een gedwongen plaatsing in een psychiatrisch
ziekenhuis opgelegd krijgen (Unterbringung in einem psychiatrischen Krankenhaus). De
opname is van onbepaalde duur. Bij verminderde toerekeningsvatbaarheid kan een
combinatievonnis worden uitgesproken. Zo wordt eerst de maatregel en daarna de straf ten
uitvoer gelegd. Het gerecht gaat jaarlijks na of de maatregel moet worden verlengd of worden
stopgezet in functie van het gevaar van de betrokkene voor de maatschappij. De maatregel
heeft als doel enerzijds de maatschappij te beschermen tegen het recidivegevaar van de
geïnterneerde persoon en anderzijds de rehabilitatie van deze persoon.70
2.1.2.4 Engeland en Wales
In Engeland en Wales regelt de Mental Health Act van 1983 de strafrechtelijke gedwongen
opname en behandeling van personen met een psychische stoornis. De MHA bepaalt dat
bepaalde categorieën van delinquenten, waaronder mentally disordered offenders, kunnen
worden afgeleid uit het gewone strafrecht, met als gevolg dat zij niet vervolgd, opgesloten of
gestraft kunnen worden. Op elk moment van het strafproces kan een dergelijke afleiding of
diversion plaatsvinden. Hierbij worden de delinquenten met een psychische stoornis
doorverwezen naar de geestelijke gezondheidszorg met het oog op een adequate verzorging.71
De hospital order of gedwongen opname in een psychiatrische instelling kan enkel worden
opgelegd aan personen die schuldig zijn bevonden aan een delict waarop een gevangenisstraf
staat en bij wie: een psychische stoornis (any disorder or disability of the mind) wordt
vastgesteld; door de gedwongen behandeling vooruitgang verwacht wordt of verdere
achteruitgang voorkomen wordt; het geloof bestaat dat plaatsing in een psychiatrisch
ziekenhuis de meest geschikte oplossing is; de behandeling binnen 28 dagen kan starten. Bij
de oplegging van de hospital order speelt het recidiverisico van de betrokkene geen rol. Het
uitgangspunt voor de oplegging van de hospital order is de ernst van een psychische stoornis
waaruit gevaar voor de persoon zelf en/of anderen voortvloeit. Daarnaast moet de maatregel
ervoor zorgen dat de betrokkene voor zijn of haar psychische stoornis een behandeling krijgt
met het oog op re-integratie in de maatschappij. De duur van de hospital order wordt
70 Salize, H., & Dreßing, H. (2005). Placement and Treatment of Mentally Ill Offenders – Legislation and
Practice in EU Member States. Mannheim: European Commission.
71 Joseph, P. (1990). Mentally disordered offenders: Diversion from the criminal justice system. The Journal of
Forensic Psychiatry, 1(2), 133-138.
31
gelimiteerd op zes maanden en kan verlengd worden met opnieuw zes maanden. Indien de
noodzaak voor opname blijft bestaan, dan kan de maatregel jaarlijks verlengd worden. Bij
delinquenten met een hospital order die een risico voor de maatschappij vormen, kan
aanvullend door de rechtbank een restriction order worden opgelegd. Deze maatregel beoogt
in de eerste plaats het verzekeren van de veiligheid van de maatschappij. Op de tweede plaats
komt pas de zorg voor de patiënt. De restriction order kan zolang duren als de hospital order
van toepassing is.72
2.1.2.5 Nederland
In Nederland is de vrijheidsbenemende maatregel TBS geregeld in de Beginselenwet van
1997.73
Er zijn drie toepassingsvoorwaarden voor het opleggen van TBS: de verdachte moet
tijdens van het plegen van het strafbare feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis
van de geestesvermogens vertonen; op het misdrijf moet een gevangenisstraf van ten minste
vier jaar staan of het moet een specifiek in het Wetboek van Strafrecht genoemd delict zijn; de
verdachte vormt een risico voor de veiligheid van anderen of voor de algemene veiligheid van
personen of goederen.74
De TBS-maatregel heeft als doel de maatschappij te beschermen
tegen onaanvaardbare recidiverisico’s, maar tegelijkertijd te voorzien in een doelmatige
behandeling van de patiënt en in een veilige en verantwoorde terugkeer in de maatschappij.75
In het Nederlands systeem voor internering wordt een graduele schaal van
toerekeningsvatbaarheid gehanteerd.76
De rechter kan bepalen of iemand geheel of
gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar is op het moment van het plegen van het delict. Een latere
vaststelling van de psychische stoornis, bijvoorbeeld tijdens de berechting, zal in tegenstelling
72 Salize, H., & Dreßing, H. (2005). Placement and Treatment of Mentally Ill Offenders – Legislation and
Practice in EU Member States. Mannheim: European Commission.
73 Wet van 25 juni 1997 tot vaststelling van een Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en overige
verpleegden, strafrechtstoepassing en daarmede verband houdende wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht
en de Beginselenwet gevangeniswezen, Stb. 1997, 280.
74 Art. 37a Sr.
75 de Boer, J., & Gerrits, J. (2007). Learning from Holland: the TBS system. Psychiatry, 6(11), 459-461.
76 De vijf gradaties van toerekeningsvatbaarheid zijn: volledig ontoerekeningsvatbaar, enigszins verminderd
toerekeningsvatbaar, verminderd toerekeningsvatbaar, sterk verminderd toerekeningsvatbaar en
ontoerekeningsvatbaar. Deze gradaties zijn niet wettelijk vastgelegd, maar worden wel gehanteerd in de
rechtspraak.
32
tot de bijvoorbeeld de Belgische internering niet in aanmerking genomen worden.77
De TBS-
maatregel wordt opgelegd door de rechter voor een periode van ten minste twee jaar, en kan
verlengd worden met een of twee jaar. Deze periode kan worden verlengd voor een
onbepaalde duur als dat nodig wordt geacht. De TBS-maatregel kan door de rechter worden
beëindigd indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Een TBS kan ook worden
gecombineerd met een tijdelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het deel van het
delict dat de dader wel kan worden aangerekend, kan de rechter besluiten om een
gevangenisstraf te geven. Zo wordt eerst de vrijheidsstraf ten uitvoer gebracht. Daarna wordt
tijdens het uitzitten van de gevangenisstraf op geregelde tijdstippen geëvalueerd of de
delinquent niet beter in een psychiatrische instelling thuishoort.78
De TBS-maatregel is er in
twee vormen: TBS met dwangverpleging en TBS met voorwaarden. Bij TBS met
dwangverpleging is het recidivegevaar en het gevaar voor anderen en zichzelf dermate hoog
dat de veroordeelde wordt opgenomen voor behandeling in een TBS-kliniek. Bij TBS met
voorwaarden wordt de veroordeelde niet onder dwang in een kliniek opgenomen, maar stelt
de rechter allerlei voorwaarden vast waaraan de veroordeelde zich moet houden. Een zekere
bereidheid van de veroordeelde is hierbij essentieel. Bij TBS met voorwaarden is er ook
sprake van gevaar. Maar dit gevaar wordt aanvaardbaar beschouwd, zodat geen
dwangverpleging aan de veroordeelde moet opgelegd worden.79
Er zijn tevens patiënten
waarbij de behandeling in feite weinig nut oplevert en bijgevolg het recidivegevaar
onvoldoende kan worden teruggebracht. Voor deze groep patiënten zijn de longstay
afdelingen opgericht. Het verblijf in een longstay-afdeling is niet meer gericht op re-integratie
in de maatschappij, maar alleen gericht op zorg op maat.80
77 Drost, M. (2006). Psychiatric assessment after every six years of the TBS order in the Netherlands.
International Journal of Law and Psychiatry, 29(4), 257-261.
78 van Wijk, A. Ph., de Vries-Robbé, E., Nieuwenhuis, A., & Smulders, A. J. (2009). Een verkennend onderzoek
naar TBS-gestelden met en zonder een combinatievonnis en de mogelijke effecten van detentie. Arnhem: WODC.
79 Art 37b Sr. & Art. 38 Sr.
80 de Boer, J., & Gerrits, J. (2007). Learning from Holland: the TBS system. Psychiatry, 6(11), 459-461.
33
2.1.3 Profiel van geïnterneerde personen
2.1.3.1 Internationaal profiel van geïnterneerde personen
Het profiel van de geïnterneerde personen in de gevangenis is in veel landen gelijkaardig. De
meesten zijn jong, mannelijk, werkloos en behoren tot een lagere sociale klasse.81
Verder
heeft deze groep mensen meer uitgesproken problemen op vlak van familie en sociale relaties.
Ze vertonen meer storend gedrag en grijpen sneller naar geweld. Daarnaast worden er bij hen,
naast de psychische problemen, meer ernstige medische problemen waargenomen. Ook
verloopt het verslavingsproces bij deze personen veel sneller. Vervolgens wordt bij hen
vastgesteld dat zij de behandelingsprogramma’s tegen verslaving, veelal op eigen initiatief,
vroegtijdig verlaten. Bovendien vertoont deze groep hoge depressie- en zelfmoordcijfers.82
Uit internationaal onderzoek blijkt dat geesteszieke mensen in de gevangenis overwegend aan
dezelfde stoornissen lijden als de rest van de bevolking, maar dat de frequentie en de
intensiteit groter zijn. De meest voorkomende stoornissen bij geïnterneerde personen zijn
depressie, schizofrenie, bipolaire stoornis, persoonlijkheidsstoornis en middelenmisbruik.
Verder wordt bij geïnterneerde personen vaak comorbide stoornissen vastgesteld, wat de
behandeling alleen maar bemoeilijkt.83
Bij 15% tot 40% van de gevallen wordt een
comorbiditeit tussen middelenmisbruik en andere psychiatrische stoornissen vastgesteld.84
Wereldwijd zijn er weinig officiële cijfers beschikbaar met betrekking tot het aantal
geïnterneerde personen en de samenstelling van deze heterogene doelgroep.85
81 Bebbington, P., Brugha, T., Coid, J., Farrell, M., Hare, R., Jenkins, R., Lewis, G., Moran, P., Roberts, A.,
Singleton, N., Ullrich, S. & Yang, M. (2009). Psychopathy among prisoners in England and Wales. International
Journal of Law and Psychiatry, 32(3), 134-141.
82 Drake, R. E., & Wallach, M. A. (2000). Dual diagnosis: 15 years of progress. Psychiatric Services, 51(9),
1126-1129.
83 Adams, K., & Ferrandino, J. (2008). Managing mentally ill inmates in prisons. Criminal Justice and
Behaviour, 35 (8), 913-927.
84 Encrenaz, G., & Messiah, A. (2006). Lifetime psychiatric comorbidity with substance use disorders: Does
healthcare use modify the strength of associations? Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 41(5), 378-
385.
85 Vandevelde, S., Soyez, V., Vander Beken, T., De Smet, S., Boers, A., & Broekaert, E. (2011). Mentally ill
offenders in prison: the Belgian case. International Journal of Law and Psychiatry, 34(1), 71-78.
34
2.1.3.2 Profiel van geïnterneerde personen in België
Eind december 2013 werden in België in totaal 3.820 geïnterneerde personen geteld. In
dezelfde periode werden op nationaal niveau 1.087 geïnterneerde personen in detentie geteld.
Bijgevolg zat iets minder dan een derde van alle geïnterneerden binnen de gevangenismuren.
In de Vlaamse penitentiaire inrichtingen, de Brusselse gevangenissen meegerekend, werden
712 geïnterneerde personen geteld. Het merendeel van de 712 opgesloten geïnterneerden
resideert in afdelingen tot bescherming van de maatschappij van de gevangenissen (320 in
Merksplas, 109 in Turnhout en 35 in Brugge). Samengeteld bedraagt dit aandeel 65,1% van
alle opgesloten geïnterneerden. Daarnaast verblijven 244 geïnterneerden (of 34,27%) in
psychiatrische annexen (108 in Gent, 68 in Antwerpen, 55 in Leuven-Hulp, 8 in Vorst en 5 in
Berkendael). 49 van de 712 geïnterneerden (of 6,88%) zijn vrouw. Deze geïnterneerde
vrouwen zitten in de inrichtingen van Brugge, Gent, Antwerpen, Berkendael en Vorst.8687
De totale populatie geïnterneerde personen evolueert in België van 2.624 in 1995 naar 3.820
in 2013. Dit impliceert een groei van 45,66%. Het aantal geïnterneerden dat in het penitentiair
milieu verblijft, groeit van 952 in 1995 naar 1.087 in 2013. Dit betekent een
stijgingspercentage van 14,2% en is niet zo spectaculair ten opzichte van de stijging van de
totale populatie. Het aantal geïnterneerde personen dat buiten de penitentiaire inrichtingen
verblijft kent de laatste twee decennia een enorme groei van 1.553 in 1995 naar 2.733 in 2013,
een groei van 76%. Vlaanderen heeft een groot aandeel bij de globale stijging van het aantal
geïnterneerden in België. In Vlaanderen verblijven geïnterneerden veel vaker en langer in een
gevangenis, terwijl zij in Wallonië eerder in de specifieke psychiatrische inrichtingen van de
Franse gemeenschap verblijven.88
De grote meerderheid van de onderzochte populatie geïnterneerden in detentie heeft de
Belgische nationaliteit. Zij representeren 85,7% van de totale populatie. De overige 102
geïnterneerden (of 14,3%) hebben bij elkaar 34 verschillende nationaliteiten. Hiervan hebben
38 personen de Marokkaanse nationaliteit, 13 personen de Nederlandse, 6 personen de Turkse
86 Dheedene, J., Seynnaeve, K., & Van der Auwera, A. (2015). De geïnterneerdenpopulatie in Vlaamse
gevangenissen: enkele cijfergegevens. Fatik, 32(145), 4-9.
87 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
88 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
35
en 42 personen diverse nationaliteiten. Hun leeftijd varieert tussen 19,5 en 83,91 jaar. De
gemiddelde leeftijd van de opgesloten geïnterneerden is 42,9 jaar. De helft van de populatie is
ouder dan 41,46 jaar. De jongste geïnterneerde is 19,5 jaar oud, de oudste is bijna 84 jaar oud.
De grootst vertegenwoordigde leeftijdsgroep is deze van 30 tot 39 jaar (226 personen of
31,8%). 72 opgesloten geïnterneerden (of 10,1%) zijn ouder dan 60 jaar.8990
De 712 geïnterneerden in Vlaanderen pleegden, alle feiten samengeteld, 1.261 delicten. De
meeste geïnterneerde personen pleegden meerdere strafbare feiten. Het betrof hoofdzakelijk
delicten in de hoofdcategorieën aanslag op personen (525 personen of 41,6 %) en aanslag op
goederen (306 personen of 24,3%). In de hoofdcategorie aanslag op personen is er
voornamelijk sprake van slagen en verwondingen (30%) en zedenfeiten (32,2%). In de
hoofdcategorie aanslag op goederen ging het vooral over diefstal met verzwarende
omstandigheden (45%), gewone diefstal (26,7%) en brandstichting (15,8%).91
Geïnterneerde personen worden vaak ingedeeld op basis van hun risicoprofiel. In functie van
hun behandeling wordt gesproken van low-, medium-, high-car. Dit is gerelateerd aan het
risico op recidive in termen van low-, medium-, high-risk en in relatie tot noodzaak van
beveiliging over low-, medium-, high-security. De low-risk groep wordt niet bestempeld als
sociaal gevaarlijk en vertoont qua psychiatrische problematiek gemeenschappelijke
kenmerken met de niet-delinquente patiënten van een algemeen psychiatrisch ziekenhuis.
Deze personen kunnen behandeld worden in de reguliere geestelijke gezondheidszorg waar zij
kunnen participeren aan zorgtrajecten waaraan ook niet-geïnterneerde psychiatrische
patiënten deelnemen. Het psychiatrisch probleem is primair, terwijl de gevaarlijkheid
secundair is. Naar schatting behoort twee derde van de geïnterneerden in Vlaanderen tot de
low-risk groep.
De medium-risk groep wordt gekenmerkt door een hogere gevaarlijkheidsgraad. Deze mensen
zijn wel behandelbaar. De zwaarte van het strafbaar feit is minder belangrijk dan de
pathologie en de behandelbaarheid van de patiënt. De medium-risk groep kan behandeld
89 Dheedene, J., Seynnaeve, K., & Van der Auwera, A. (2015). De geïnterneerdenpopulatie in Vlaamse
gevangenissen: enkele cijfergegevens. Fatik, 32(145), 4-9.
90 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
91 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
36
worden binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg, mits bijkomende
beveiligingsmaatregelen worden genomen. Naar schatting bedraagt de medium-risk groep 300
à 400 geïnterneerden.
Binnen de high-risk groep van geïnterneerden primeert de beveiliging op de behandeling.
Voor deze groep personen is er nood aan een specifieke voorziening met een gesloten
karakter en infrastructuur zoals de gevangenis. Zij worden geweerd uit de reguliere geestelijke
gezondheidszorg omwille van hun ernstige gedragsstoornissen, agressie, het grote
vluchtgevaar, brandstichting, en dergelijke meer. Naar schatting gaat het om 150 à 200
geïnterneerden die momenteel allemaal in de gevangenis verblijven. Het Masterplan
Internering voorziet in de oprichting van twee forensisch psychiatrische centra in Vlaanderen
voor de opvang van deze categorie geïnterneerden. Ondanks de strenge beveiliging, wordt de
geïnterneerde persoon behandeld als een psychiatrische patiënt, met aangepaste therapie en
psychologische begeleiding zoals in een psychiatrisch ziekenhuis. De doelstelling is om de
geïnterneerden te genezen met oog op re-integratie in de maatschappij.92
In België heeft een kwart van de opgesloten geïnterneerde personen een enkelvoudige
psychiatrische diagnose. Hiervan zijn psychotische stoornissen (41,1%) en
persoonlijkheidsstoornissen (33,7%) de meest voorkomende. Drie kwart van de gevallen heeft
te kampen met meerdere diagnoses; meer bepaald 50% voor twee diagnoses en 26% voor drie
diagnoses. In Vlaanderen worden de hoofddiagnoses persoonlijkheidsstoornis (38,9%) en
parafilie (20,1%) vaker vastgesteld in geval van comorbiditeit. In Wallonië zijn de
hoofddiagnoses psychotische stoornis (42,3%) en mentale handicap (25,4%) de meest
voorkomende in geval van comorbiditeit. Opvallend is dat de hoofddiagnoses
persoonlijkheidsstoornis en psychotische stoornis vaak gepaard gaan met een
verslavingsproblematiek. De hoofddiagnose parafilie wordt overwegend gecombineerd met
een persoonlijkheidsstoornis als comorbiditeitsdiagnose.93
Ook in internationaal onderzoek
wordt de stelling van de dubbele diagnose bevestigd. Verder blijken heel wat geïnterneerden
92 Vandevelde, S., De Smet, S., Vanderplasschen, W., & To, W. T. (Eds.). (2013). Oude uitdagingen, nieuwe
kansen! Over de behandeling van geïnterneerden. Gent: Academia Press.
93 Cosyns, P., D’Hont, C., Janssens, D., Maes, E., & Verellen, R. (2007). Geïnterneerden in België: de cijfers.
Panopticon, 28(1), 46-61.
37
(en veroordeelden) een verstandelijke beperking te hebben of te kampen met intellectuele
en/of neurocognitieve problemen.94
De gemiddelde duur van de detentieperiode voor de opgesloten geïnterneerde personen
bedraagt 4,84 jaar in 2013. De helft van de onderzochte populatie is minder dan 2,5 jaar in
detentie. 14,5% van de geïnterneerde populatie zit een onafgebroken periode van meer dan 10
jaar in een strafinrichting.95
2.1.4 Besluit
Geïnterneerden zijn mensen met ernstige psychiatrische problemen, met verstandelijke of
neurologische beperkingen in alle vormen en gradaties die daarenboven een misdrijf hebben
gepleegd. De juridische context van een land bepaalt op welke manier omgegaan moet
worden met deze mensen. Er zijn diverse verschillen tussen landen waar te nemen. In België,
Engeland en Wales kan de vaststelling van een psychische stoornis in relatie met het plegen
van een delict enkel leiden tot een volledige uitsluiting van de strafrechtelijke
verantwoordelijkheid. Hierbij heeft de rechter de keuze om de verdachte of beschuldigde
ofwel volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en te interneren, ofwel toerekeningsvatbaar
te verklaren en te straffen. In Nederland en Duitsland daarentegen bestaat de verminderde
toerekeningsvatbaarheid wel. In deze landen worden personen die volledig
ontoerekeningsvatbaar worden verklaard in een psychiatrische instelling geplaatst.
Verminderd ontoerekeningsvatbaren kunnen ofwel een gevangenisstraf, ofwel een gedwongen
opname in een psychiatrische instelling ofwel een combinatie van beiden opgelegd krijgen. In
Nederland gaat de gevangenisstraf vooraf aan de behandeling in een forensisch psychiatrische
inrichting. In Duitsland is het andersom. In Canada wordt er een onderscheid gemaakt tussen
mentaal zieke personen die een delict hebben gepleegd; zij die niet in staat zijn een rechtszaak
te volgen en/of te begrijpen en zij die niet verantwoordelijk worden gehouden voor het
misdrijf, worden in een psychiatrische instelling geplaatst. De overige groep wordt een
gevangenisstraf opgelegd. Al deze voorgenoemde landen kennen een vrijheidsbeperkende
maatregel die wordt opgelegd om enerzijds de maatschappij te beschermen tegen ernstige
94 Vandevelde, S., De Smet, S., Vanderplasschen, W., & To, W. T. (Eds.). (2013). Oude uitdagingen, nieuwe
kansen! Over de behandeling van geïnterneerden. Gent: Academia Press.
95 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
38
gewelds- of zedendelicten en anderzijds om zorg en behandeling aan mensen met een
psychische stoornis aan te bieden met als doel re-integratie in de maatschappij.
De populatie van geïnterneerde personen is een zeer heterogene groep, zowel op het vlak van
psychopathologie en persoonlijkheid, type en ernst van de door hen gepleegde strafbare
feiten, alsook wat hun noden, vragen en behoeften betreft. Bijgevolg moet het zorgaanbod
gevarieerd en op maat zijn van de individuele behoefte en het risicoprofiel van de
geïnterneerde persoon.96
2.2 Historische context van de interneringswetgeving
2.2.1 Inleiding
Op 9 juli 2014 verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet van 5 mei 2014 betreffende de
internering. Deze wet moet de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij
tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten (ook: WBM)
en de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis
(hierna interneringswet van 2007) opheffen en vervangen. Deze dubbele opheffing was nodig
omdat de interneringswet van 2007 nooit inwerking is getreden en bijgevolg de WBM van
kracht bleef. De datum van inwerkingtreding van de interneringswet van 2007 werd
herhaaldelijk uitgesteld en bij de laatste verdaging uiterlijk bepaald op 1 januari 2015. Anders
zou er een juridische leemte ontstaan tussen de periode 1 januari 2015 en 1 oktober 2016
waarbij de ongewenste interneringswet van 2007 voor bijna twee jaar van kracht zou zijn.97
Oorspronkelijk was de inwerkingtreding van de wet van 5 mei 2014 betreffende de
internering voorzien op 1 januari 2016. De datum van inwerkingtreding is ondertussen twee
keer uitgesteld. De bedoeling is dat de wet nu uiterlijk op 1 oktober 2016 in werking treedt.
Waarom de interneringswet van 2007 telkens werd uitgesteld, kende verschillende redenen.
Ten eerste kwam er enorme druk, door de internationale veroordelingen enerzijds, en bottom-
up commentaren anderzijds, tegen de manier waarop in België met geïnterneerde personen
werd omgegaan. Deze vermaningen en kritieken berusten op de feitelijke toestand waarin de
geïnterneerden zich bevinden en zijn niet zozeer het gevolg van de tekortkomingen in de
96 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
97 Art. 136 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.
39
wetgeving.98
Ten tweede werd de wet door het werkveld ongunstig onthaald. De wet bevatte
immers fundamentele systeemfouten die eerst weggewerkt moesten worden. De grootste
kritiek was dat de interneringswet van 2007 een logge en omslachtige procedurewet was die
veel te strafrechtelijk geïnspireerd was, wat ten koste gaat van het hulpverleningsaspect.99
De
procedureregels waren grotendeels overgenomen van de procedure van de voorwaardelijke
invrijheidsstelling voor gedetineerde personen. Hierbij werd er te weinig aandacht
geschonken aan de fundamenteel verschillende situatie en het dito traject van een
geïnterneerde ten opzichte van een gedetineerde persoon. De internering moet dynamische en
soepele procedureregels kennen, zodat geïnterneerden probleemloos naar en binnen het
geestelijke zorgcircuit kunnen doorstromen. Ten derde was er het financiële plaatje van de
wet, waardoor de uitvoering van de wet eenvoudigweg niet haalbaar was. Dit was volgens de
toenmalige minister van justitie Turtelboom de belangrijkste reden. Ten vierde was het nodig
om enkele aanpassingen aan de randvoorwaarden in de uitvoeringsbesluiten door te voeren.
Deze aanpassingen gingen over de modaliteiten om een psychiater als deskundige te
erkennen, de veiligheidsvoorwaarden waaraan externe instellingen moeten voldoen om
geïnterneerde personen op te vangen en de aanwerving van extra personeel bij de
strafuitvoeringsrechtbanken.100
Om de huidige en toekomstige visie over de internering te begrijpen is het belangrijk om de
historische evoluties die aan de grondslag liggen te kennen. In België is niet steeds op
dezelfde manier omgegaan met geïnterneerden. Voornamelijk de visie op de strafrechtelijke
verantwoordelijkheid heeft hierin een groot aandeel. Mensen die zware misdrijven plegen en
daarvoor niet aansprakelijk worden gesteld, kunnen op weinig begrip van de bevolking
rekenen. Onze maatschappij heeft in principe weinig problemen met fysiek duidelijk
waarneembare gebreken. Maar ze kan mensen met een geestesstoornis of geestelijke
98 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de
internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.
99 Aertsen, I., Daems, T., Haaren, A., Hutsebaut, F., & Maesschalck, J. (Eds.). Deviante wetenschap. Het
domein van de criminologie. Leuven: Acco.
100 Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?
Panopticon, 36(3), 289-296.
40
aandoening moeilijk aanvaarden. Dit is een van de belangrijkste oorzaken waarom de
geïnterneerde personen in het verleden in ons land in een juridische vergeetput zaten.101
In dit deel wordt dieper ingegaan op de historische evoluties die het interneringslandschap in
België hebben bepaald. Hierbij wordt stilgestaan bij de periode voor de eerste Belgische
interneringswet, de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen
abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten, de wet van 1 juli
1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers (die
feitelijk een herziening op de voorgaande wet inhoudt), de wet van 21 april 2007 betreffende
de internering van personen met een geestesstoornis en de wet van 5 mei 2014 betreffende de
internering.
2.2.2 Periode voor de eerste interneringswet
Voor de inwerkingtreding van de eerste interneringswet van 9 april 1930 bestond enkel artikel
64 van het Strafwetboek van 1810 (later artikel 71 van het Strafwetboek van 1867). Dit artikel
bepaalt dat er geen misdrijf is indien de beschuldigde of de beklaagde op het ogenblik van de
feiten in een staat van krankzinnigheid was.102
In de praktijk werd het onderscheid gemaakt
tussen gedeeltelijke en volledige toerekeningsvatbaarheid. Plegers van strafbare feiten die in
mindere mate geestesgestoord waren, werden wel strafrechtelijk aansprakelijk bevonden.
Maar zij konden als verzachtende omstandigheid de verminderde toerekeningsvatbaarheid
inroepen waardoor zij lichtere straffen kregen. Volledig ontoerekeningsvatbaren werden
ofwel door een vonnisgerecht vrijgesproken ofwel door een onderzoeksgerecht vrijgesteld van
rechtsvervolging.103
De krankzinnige wetsovertreder kon wel op vraag van het openbaar
ministerie of van de familie via een niet strafrechtelijke procedure worden gecolloqueerd in
een krankzinnigeninrichting.104
101 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
102 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de
internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.
103 Goethals, J. (1991). Abnormaal en delinkwent : de geschiedenis en het actueel functioneren van de wet tot
bescherming van de maatschappij. Antwerpen: Kluwer rechtswetenschappen.
104 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
41
Omwille van enkele problemen die de oorzaak waren van onduidelijkheid, was een systeem
nodig waarbij de strafrechter een interneringsmaatregel kon opleggen aan krankzinnige,
geestesgestoorde en zwakzinnige daders.105
Ten eerste waren er discussies over de
interpretatie van de term krankzinnigheid. Bepaalde rechters interpreteerden de term
krankzinnigheid zeer breed waardoor ook gedeeltelijk toerekeningsvatbaren buiten vervolging
werden gesteld. Daarnaast werd er vaak beroep gedaan op verminderde
toerekeningsvatbaarheid als verzachtende omstandigheid om strafvermindering te krijgen en
weer snel op vrije voeten te komen. Sommige van deze verminderde toerekeningsvatbaren
waren gevaarlijker dan gewone misdadigers. Ten tweede werden beide categorieën van
krankzinnigen (aliénés délinquants en délinquants aliénés) samen opgesloten wat de
instellingen onveiliger maakte door bedreigingen en morele besmetting (interne onveiligheid)
enerzijds en frequente ontsnappingen (externe veiligheid) anderzijds. Bijkomende
veiligheidsmaatregelen waren daarom nodig om de maatschappij voldoende te beschermen.
Om aan deze kritieken tegemoet te komen werden een aantal voorstellen geformuleerd om tot
een nieuwe wet op abnormale wetsovertreders te komen. Ten eerste werd voorgesteld om
asiles spéciaux op te richten. Ten tweede werd gepleit voor psychiatrische afdelingen in een
aantal gevangenissen. Een derde voorstel was het oprichten van speciale afdelingen in een
aantal bestaande krankzinnigeninstellingen. Het laatste voorstel was meer gericht op de
bescherming van de maatschappij na een vrijlating op proef door het organiseren van
ambulante voorzieningen. De voorstellen kenden echter weinig succes. Dit was onder meer te
wijten aan de verschillende opvatting van medici en juristen over de internering van personen.
De medici wilden de wet zo flexibel mogelijk houden, terwijl de juristen de macht van de
medici wilden inperken. Zonder langer te wachten op de goedkeuring van een specifieke wet,
werden in de periode 1921-1924 in een aantal gevangenissen psychiatrische afdelingen
geopend. Meer bepaald in de strafinrichtingen van Antwerpen, Gent, Vorst en de
Hulpgevangenis van Leuven. Deze afdelingen waren bestemd voor de observatie en
verpleging van gedetineerden die aan een geestesstoornis leden of ervan verdacht werden. In
de loop van 1930 werden nog enkele psychiatrische afdelingen geopend in de
strafinrichtingen te Bergen, Luik en Merksplas. Het was uiteindelijk wachten tot 9 april 1930
tot de eerste Belgische interneringswet werd gerealiseerd.106
105 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de
internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.
106 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
42
2.2.3 De wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen,
gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten
De wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen,
gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten trad in werking op 1 januari
1931. Deze wet had zeer vernieuwende ideeën voor zijn tijd. De WBM bepaalde dat een
verdachte die verkeerde in een staat van krankzinnigheid of in een ernstige staat van
geestesstoornis of zwakzinnigheid waardoor hij ongeschikt is zijn daden te controleren, kon
onderworpen worden aan beveiligingsmaatregelen. Deze wet voorzag ten eerste in de
medische observatie van beklaagden in een psychiatrische annex van een gevangenis, met als
doel de rechter beter te kunnen informeren. Ten tweede liet de wet toe om tot internering over
te gaan wanneer een aantal voorwaarden waren vervuld. De rechter kon de duur van de
dwangverpleging vastleggen op vijf, tien of vijftien jaar in verhouding tot de gepleegde feiten.
Ten derde konden veroordeelden geïnterneerd worden. Ten vierde werd de uitvoering van de
interneringsmaatregel toevertrouwd aan de Commissies tot Bescherming van de
Maatschappij, die werden ingesteld bij de psychiatrische afdeling van de strafinrichting. Deze
commissies waren verantwoordelijk voor de aanwijzing van de inrichting waar de
geïnterneerden moesten verblijven. Zij beslisten ook over een eventuele overbrenging naar
een andere inrichting en over de voorwaardelijke of de definitieve invrijheidstelling.107
Er kwam vanuit verschillende hoeken vrij snel kritiek op zowat alle aspecten van de wet van
1930. Ten eerste namen de medici geen genoegen met het feit dat krankzinnigen enerzijds en
abnormalen (zwakzinnigen en geestesgestoorden) anderzijds, aan hetzelfde
behandelingsregime werden onderworpen. Ten tweede veroordeelden de juristen de macht
van de medici omdat de gehanteerde ziektebeelden in de wet veel te vaag omschreven waren
en de invulling van deze begrippen alleen toekwam aan de psychiaters. Ten derde werden de
slechte leefomstandigheden binnen de psychiatrische annexen aangeklaagd.108
Ten vierde
kwam er kritiek op de zwakke rechtspositie van de inobservatiegestelde en geïnterneerde
personen, die bijvoorbeeld niet over een raadsman konden beschikken. Ten vijfde was er
107 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
108 Goethals, J. (1991). Abnormaal en delinkwent : de geschiedenis en het actueel functioneren van de wet tot
bescherming van de maatschappij. Antwerpen: Kluwer rechtswetenschappen.
43
commentaar op het toepassingsgebied van de wet, omdat sommige daders van lichte feiten
voor een lange periode geïnterneerd bleven, terwijl sommige daders van zware feiten niet
gestraft werden. Ten zesde was er ook kritiek op het uiteenlopende beleid van de
verschillende CBM’s. Ten zevende hadden de CBM’s weinig mogelijkheden om
geïnterneerde personen te plaatsen omdat de overheid geen specifieke instellingen voorzag,
met gevolg dat geïnterneerden vaak in de gevangenis terechtkwamen waar een inhoudelijk
zinvolle behandeling ontbrak.109
Door de vele kritieken werd in 1935 de Commissie Cornil-Braffort geïnstalleerd, die de
opdracht kreeg om de wet van 1930 te herzien. De belangrijkste voorstellen van de commissie
waren: te voorzien in een collocatiemaatregel voor krankzinnige misdrijfplegers en een
interneringsmaatregel voor andere abnormalen, zodat zij duidelijk van elkaar onderscheiden
worden; het invoeren van een bilateraal deskundigenonderzoek waarbij de beklaagden het
recht krijgen om een tegenexpertise te laten uitvoeren; het uitwerken van een betere regeling
op vlak van de rechtspositie van de geïnterneerde personen.110
De voorstellen van de
Commissie Cornil-Braffort bleven echter zonder resultaat, ten gevolge van de kritieken en de
tegengestelde visies van medici en juristen en ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog.
Geruime tijd later werd in 1956 door de regering een vaste Commissie tot Bescherming van
de Maatschappij, de Commissie Braas, belast met de voorbereiding van een nieuw
wetsontwerp. De belangrijkste voorstellen van deze commissie waren: het versterken van de
rechtspositie van de geïnterneerde personen; betere behandelingsvoorwaarden voor de
geïnterneerden garanderen en het verzekeren van een betere bescherming van de
maatschappij. De conclusies van deze commissie werden in grote lijnen overgenomen in een
wetsontwerp van 2 september 1960, wat uiteindelijk resulteerde in de nieuwe wet tot
bescherming van de maatschappij van 1 juli 1964.111
Deze wet is tot op heden (augustus
2016) nog steeds van kracht.
109 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
110 Casselman, J., Cosyns, P., & Goethals, J. (1997). Internering. Leuven: Garant.
111 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
44
2.2.4 De wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen
en gewoontemisdadigers
Met de wet van 1964 opteerde de wetgever om de grondbeginselen van de wet uit 1930 te
behouden. Desalniettemin voorzag de nieuwe wet een aantal nieuwigheden. Ten eerste werd
de rechtspositie van de beklaagden en geïnterneerde personen versterkt door de verplichte
bijstand van een advocaat. Ten tweede werd een penitentiair oriëntatiecentrum opgericht die
de CBM’s zou adviseren bij de keuze voor het plaatsen van geïnterneerden in de meest
geschikte instelling. Ten derde werd de opname van geïnterneerde personen in een privé-
instelling mogelijk. Ten vierde werd de internering voortaan een maatregel van onbepaalde
duur, omdat de interneringstermijnen werden geschrapt. Ten vijfde kregen de CBM’s meer
bevoegdheden om hun werk beter te kunnen doen. Ten zesde, een beroepsinstantie werd in
het leven geroepen, de zogenaamde Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij,
waar verzet kon aangetekend worden tegen de beslissing van vrijlating van de geïnterneerde.
Tot slot voorziet de wet striktere voorwaarden voor de invrijheidsstelling van de
geïnterneerden.112
Het duurde niet lang vooraleer de kritiek op de wet van 1964 zich opstapelde. Ten eerste werd
de inobservatiestelling als onderzoeksmaatregel nauwelijks toegepast, omdat het ontbrak aan
infrastructuur en gekwalificeerd personeel. De psychiatrische expertise die ter vervanging van
de inobservatiestelling werd aangeboden was zeer wisselend en dikwijls van mindere
kwaliteit. Ten tweede was het aanbod van voorzieningen buiten de gevangenis ontoereikend,
waardoor niet alleen de instroom maar ook de uitstroom van geïnterneerden problematisch
was.113
Ten derde werd het voorziene oriëntatiecentrum nooit gebouwd. Ten vierde waren de
samenstelling, werkwijze en besluitvorming van de CBM’s zeer divers. Hierdoor varieerde de
kans op internering aanzienlijk naargelang het rechtsgebied. Tot slot, de grootste kritiek was
het gebrek aan middelen, waardoor de behandelingsmogelijkheden voor de geïnterneerden in
de psychiatrische afdelingen van de gevangenissen vrijwel onbestaande waren.114
112 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
113 Casselman, J., Cosyns, P., & Goethals, J. (1997). Internering. Leuven: Garant.
114 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
45
Toch bleef de wet van 1964 overeind ondanks de aanhoudende kritiek. Het is wachten tot
1996 wanneer in de nasleep van de Dutroux-affaire de Commissie Internering wordt
opgericht. Deze commissie, de Commissie Delva genoemd, had als belangrijkste taak alle
praktische en juridische problemen inzake de interneringswet te inventariseren en voorstellen
uit te werken om de doeltreffendheid van de wetgeving en de opvolging van de internering te
verhogen. De Commissie Delva formuleerde in haar eindrapport in 1999 verschillende
voorstellen met betrekking tot een nieuwe interneringswet. De voornaamste aanbevelingen
waren het eigentijdse begrippenkader, het verplicht psychiatrisch deskundigenonderzoek, de
gerechtelijke beslissing tot internering, de wijze van uitvoering van internering, de werking en
samenstelling van de CBM’s en de rechtspositie van de geïnterneerden.115
Elke geïnterneerde
moet hierbij recht hebben op een adequate behandeling, de behandeling binnen het
penitentiair milieu moet van gelijkwaardige kwaliteit zijn met een daarbuiten en de
behandeling moet gebeuren in een omgeving die zo weinig mogelijk beperkend is. Hoewel
het rapport van de Commissie Delva niet in een wet resulteerde, wordt het verslag wel gezien
als een belangrijk scharnierpunt voor later wetgevend werk en voor de opbouw van een
hulpverleningsaanbod in Vlaanderen, bestaande uit een regionaal netwerk van elkaar
aanvullende, gespecialiseerde voorzieningen voor geïnterneerde personen.116
Jarenlang bleef het stil tot er steeds meer kritiek op het systeem van de internering in België
kwam. Ten eerste werd ons land op 30 juli 1998 voor een eerste keer door het EHRM
veroordeeld omwille van haar interneringswetgeving. Het zou niet de laatste keer zijn. Ten
tweede waren er enkele incidenten met geïnterneerde personen die veel media-aandacht
genoten. Hierdoor werd de interneringsproblematiek terug hoog op de politieke agenda
geplaatst en kwam alles opnieuw in een stroomversnelling.117
115 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
116 Goethals, J. (2010). Hoopvolle perspectieven met betrekking tot de internering in België, Periodiek, 65(4), 7-
11.
117 Cosyns, P., D’Hont, C., Janssens, D., Maes, E., & Verellen, R. (2007). Geïnterneerden in België: de cijfers.
Panopticon, 28(1), 46-61.
46
2.2.5 De wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een
geestesstoornis
Op 10 januari 2007 werd het wetsontwerp betreffende de internering van personen met een
geestesstoornis ingediend. Het doel van het wetsontwerp was in de eerste plaats te voorzien in
een betere bescherming van de maatschappij en een betere therapeutische ondersteuning van
de geïnterneerde personen. Daarnaast wou dit wetsontwerp de wet betreffende de externe
rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende
rechten in het kader van de strafuitvoeringsmodaliteiten van 17 mei 2006 verenigbaar
maken.118
De bespreking van het wetsontwerp gebeurde in het parlement nogal overhaast,
waarbij slechts gedeeltelijk rekening werd gehouden met de aanbevelingen die door de
Commissie Delva werden gedaan. Ondanks de vele kritiek bleef het wetsontwerp toch
overeind. In 2007 keurde het parlement op initiatief van minister Onkelinx de wet van 21 april
2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis goed.119
De interneringswet van 2007 betekende een verbetering voor de geïnterneerde op een aantal
vlakken. De krachtlijnen worden hierna opgesomd. Ten eerste, de notie geestesstoornis (met
inbegrip van de mentale beperking) vervangt de termen krankzinnigheid, zwakzinnigheid en
ernstige staat van geestesstoornis. Ten tweede is de beslissing tot internering beter geregeld.
Hierbij moet de verdachte schuldig zijn aan een als misdaad of wanbedrijf omschreven
strafbaar feit. Vervolgens moet de persoon lijden aan een geestesstoornis die ernstig en
aanhoudend is. Bovendien moet de persoon als sociaal gevaarlijk worden beschouwd. De
persoon moet ook verplicht een psychiatrisch deskundigenonderzoek ondergaan alvorens de
rechterlijke beslissing tot internering kan worden uitgesproken. Ten derde, vanaf nu zijn de
strafuitvoeringsrechtbanken bevoegd voor alle beslissingen die betrekking hebben op de
uitvoering van de internering. De Commissies tot Bescherming van de Maatschappij worden
opgeheven. Bij elke strafuitvoeringsrechtbank zal een coördinator worden aangewezen met
als taak de samenwerking tussen Justitie en de zorgsector te stimuleren. Deze coördinatoren
moeten erop toezien dat geïnterneerde personen de meest geschikte behandeling in het
zorgcircuit krijgen. Ten vierde, veroordeelden bij wie tijdens de detentie een geestesstoornis
wordt vastgesteld, kunnen op vraag van de gevangenisdirecteur door de
118 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de
internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.
119 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
47
strafuitvoeringsrechtbank worden geïnterneerd. Ten vijfde kunnen de geïnterneerde personen
beroep doen op de verschillende uitvoeringsmodaliteiten die voorzien zijn in de wet van 17
mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf. Ten
zesde wordt de rechtspositie van de slachtoffers van misdrijven gepleegd door geïnterneerden
beter gewaarborgd. Deze bepalingen zijn ook overgenomen van de wet betreffende de externe
rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf.120
Krachtens artikel 157 zou de wet van 21 april 2007 ten laatste op 1 januari 2009 in werking
treden. De datum van inwerkingtreding werd tot driemaal toe uitgesteld om verschillende
redenen, maar vooral omwille van het ontbreken van de noodzakelijke uitvoeringsbesluiten en
de vele vragen en kritieken die zonder gevolg bleven bij de uitwerking van de wet, zoals reeds
in paragraaf 2.2.1 is aangehaald. Uiteindelijk besliste de wetgever in extremis om de
interneringswet van 2007 op te heffen en zich volledig te richten op de inwerkingtreding van
een nieuwe interneringswet.121
2.2.6 De wet van 5 mei 2014 betreffende de internering
Op 21 februari 2013 diende Bert Anciaux een nieuw wetsvoorstel betreffende de internering
van personen in.122
Het wetsvoorstel tracht een antwoord te bieden op de WBM van 1964 en
de interneringswet van 2007. Na behandeling in de Senaat en de Kamer werd de wet op 5 mei
2014 bekrachtigd. De tekst legt de nadruk op het belang van het zorgaspect van de
interneringsmaatregel (de wet van 2007 benadrukte het repressieve aspect), streeft naar
eenvoudige en soepele procedures en beoogt een interneringstraject dat gericht is op de re-
integratie van geïnterneerde personen in de maatschappij. De wet van 5 mei 2014 bouwt voort
op de principes van de wet van 2007, maar houdt wel rekening met de opmerkingen die door
de verschillende actoren van het werkveld werden geformuleerd. De wet is op een aantal
punten vernieuwend ten opzichte van de op dat ogenblik bestaande reglementering en
opvattingen. Ten eerste, de wet introduceert het begrip geïnterneerde personen en zegt
120 Heimans, H. (2007). Is er opnieuw hoop voor de geïnterneerden? Fatik, 25(2), 10-15. / Casselman, J., De
Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en organisatie van de zorg.
Brugge: Die Keure.
121 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de
internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.
122 Wetsvoorstel betreffende de internering van personen, Parl. St. Senaat 2012-13, nr. 5-2001/1.
48
vaarwel aan de achterhaalde termen zoals krankzinnigen, zwakzinnigen een
geestesgestoorden.123
Ten tweede, volgens artikel 2 van de wet is de internering een
veiligheidsmaatregel met een dubbele doelstelling. Enerzijds beoogt zij te voorkomen dat de
betrokkene meer schade aanricht in de maatschappij en/of nieuwe slachtoffers maakt,
anderzijds wil zij de geïnterneerde persoon de gepaste zorg aanbieden waarbij deze zorg
gericht is op maximale re-integratie in de samenleving.124
Deze bepaling was reeds het
uitgangspunt bij vorige wetten, maar nu wordt er meer aandacht geschonken aan de
resocialisatie van deze mensen.125
Voor de high-risk geïnterneerden voorziet de wet de
mogelijke levenslange zorg in een beveiligde omgeving, zodat ook zij de kans krijgen op een
menswaardig bestaan. Deze bepaling is een belangrijke wijziging in vergelijking met de
vorige wetten.126
Ten derde wordt het forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek verder
verfijnd. Het deskundigenonderzoek wordt nu verplicht en tegensprekelijk. Het onderzoek zal
voortaan worden uitgevoerd door een deskundige die voldoet aan de voorwaarden van het KB
nr. 78 van 10 november 1967. Het deskundigenonderzoek kan ook in college of met bijstand
van andere gedragswetenschappers (psychologen/criminologen/maatschappelijk assistenten)
gebeuren, telkens onder leiding van de voormelde deskundige. Het onderzoek gaat na of de
persoon op het ogenblik van de feiten en op het ogenblik van het onderzoek leed aan een
geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of
ernstig heeft aangetast, of er mogelijk een oorzakelijk verband bestaat tussen de
geestesstoornis en de feiten, of het gevaar bestaat dat betrokkene ten gevolge van de
geestesstoornis opnieuw misdrijven pleegt en hoe de persoon kan worden behandeld, begeleid
en verzorgd met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij.127
Bovendien kan de persoon
die aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt onderworpen zich op elk moment
laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of door een advocaat.128
Een vertrouwenspersoon
dient om de kwetsbare verdachte te steunen. De bijstand van een advocaat moet de verdachte
123 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
124 Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?
Panopticon, 36(3), 289-296.
125 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
126 Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?
Panopticon, 36(3), 289-296.
127 Art. 5 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.
128 Art. 7 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.
49
hoeden tegen zelf-incriminatie. De verklaringen van de verdachte in een psychiatrisch
onderzoek kunnen namelijk gebruikt worden bij de beoordeling van de
toerekeningsvatbaarheid. De wet voorziet ook dat de geïnterneerde persoon zelf een arts of
psycholoog kan aanstellen die dienstige inlichtingen verschaft aan de gerechtelijk deskundige,
voordat deze zijn algemene conclusie formuleert.129
Ten vierde, een van de grootste
vernieuwingen is de bevoegdheidsoverdracht van de Commissies ter Bescherming van de
Maatschappij naar een speciale kamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank genaamd “Kamer
ter Bescherming van de Maatschappij”. Deze kamer beslist voortaan over de uitvoering van
de internering. Zij bestaat uit een rechter, de rechter voor de bescherming van de maatschappij
genoemd, die wordt bijgestaan door twee assessoren, de ene gespecialiseerd in klinische
psychologie en de andere in sociale re-integratie. De wet tracht door de overheveling van de
bevoegdheden, naast de professionalisering, meer eenduidigheid te creëren tussen de
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straffen en de internering. En dit in
tegenstelling tot vroeger, toen de beslissingen van de CBM’s soms ver uit elkaar lagen.
Verder worden de procedures met betrekking tot de verschillende uitvoeringsmodaliteiten
eenvoudiger, eenduidiger en soepeler. De KBM krijgt ook de bevoegdheid om in situaties van
hoogdringendheid te beslissen.130
Ten vijfde, vrijheid op proef is mogelijk vanaf de eerste
zitting en er is geen minimumperiode van voorafgaande residentiële plaatsing in een
zorginstelling nodig. Ten zesde wordt er voorzien in de afsluiting van
samenwerkingsakkoorden met zorginstellingen die geïnterneerde personen opnemen en
waaraan subsidies zijn verbonden. Deze samenwerkingsakkoorden moeten afspraken bevatten
met betrekking tot het aantal plaatsen en de pathologietypes van de geïnterneerde personen.131
Ten zevende wordt het interneringsdossier meegedeeld aan de zorginstelling. Hierbij wordt
verwacht dat de huisarts en de vorige zorgverstrekkers nuttige informatie overmaken. Indien
de geïnterneerde in een psychiatrische afdeling van de gevangenis verblijft, gebeurt de
rapportage aan de KBM door de PSD. Indien de geïnterneerde residentieel of ambulant wordt
behandeld, gebeurt de rapportage door een justitie-assistent. Ten achtste wordt er een
129 Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?
Panopticon, 36(3), 289-296.
130 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
131 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de
internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.
50
overlegplatform met vertegenwoordigers van de FOD Justitie, de FOD Volksgezondheid en
de gemeenschappen opgericht. Tot slot wordt de rechtspositie van het slachtoffer verbeterd.132
Al wordt vooruitgang geboekt, toch vertoont de nieuwe interneringswet van 2014 nog een
aantal technische onvolmaaktheden, onduidelijkheden en knelpunten die de toepassing van de
regelgeving in min of meerdere mate dreigen te hypothekeren.133
Dit is mede te wijten aan de
snelle afhandeling van het wetsvoorstel van senator Anciaux in beide Kamers. Vele
amendementen zijn pas op het allerlaatste moment, zonder grondige bespreking, aangenomen.
Het is ook jammer dat de debatten enkel werden gevoerd in de commissies voor de Justitie en
dat de commissies voor de Volksgezondheid buiten beschouwing werden gelaten.134
Intussen
is aan de nieuwe interneringswet gesleuteld, zonder aan de filosofie ervan te raken, zodat zij
duurzaam en goed uitvoerbaar zou worden.135
2.2.7 Besluit
Voor de eerste interneringswet konden rechters enkel beroep doen op art. 71 Sw. (eerder art.
64 Sw.). Dit artikel maakte het mogelijk de beschuldigde, die tijdens het plegen van een delict
aan een psychische stoornis leed, vrij te spreken of te laten opnemen in een
krankzinnigeninrichting. Ten gevolge van fundamentele verschillen in zienswijze over de
manier waarop mentaal zieke daders berecht en behandeld horen te worden, barstte er felle
kritiek uit. Als gevolg daarvan had ons land nood aan een regelgeving aangaande internering.
De eerste interneringsmaatregel werd in België ingevoerd door de wet ter bescherming van de
maatschappij van 9 april 1930. Het uitgangspunt van deze wet was dat personen met
psychiatrische stoornissen een beschermingsmaatregel in plaats van een veroordeling moeten
opgelegd krijgen. De vooruitstrevende wet had daarbij een dubbele finaliteit: enerzijds de
bescherming van de samenleving tegen de handelingen van deze mensen, anderzijds een
adequate behandeling voor deze mensen. Al snel kwam de wet onder vuur. De wet bleek in de
realiteit te resulteren in een willekeurig interneringsbeleid, waarbij vele geïnterneerden in de
132 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
133 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD
Justitie.
134 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de
internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.
135 Wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie.
51
gevangenis terechtkwamen zonder aangepaste behandeling. Als gevolg van deze kritieken
werden meerdere commissies opgericht die als opdracht kregen aanbevelingen te doen. De
voorstellen van de commissies stierven allen een stille dood. De voorstellen van de
Commissie Braas legde niettemin de basis voor de nieuwe interneringswet van 1964, die
internering van onbepaalde duur maakte, de rechten van de verdediging beter waarborgde, en
de CBM’s meer bevoegdheden gaf om hun werk goed uit te kunnen voeren. Ook de wet van
1964 kreeg zware kritiek te verduren, maar bleef toch lang overeind. Het is wachten tot 1999
wanneer de Commissie Delva haar rapport met aanbevelingen presenteerde. Het rapport
resulteerde misschien niet onmiddellijk tot een wet, maar het lag wel aan de basis van de wet
van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis. Deze
tussentijdse wet bleek echter niet uitvoerbaar te zijn en werd definitief afgevoerd. De wet van
5 mei 2014 betreffende de internering is de laatste nieuwe gepubliceerde interneringswet.
Deze wet zet een grote stap vooruit. Zo kiest de wet voor de term geïnterneerde personen en
laat stigmatiserende termen zoals krankzinnigheid, zwakzinnigheid en geestesgestoorden
eindelijk achter zich. Verder wordt naast de eerste doelstelling van de internering,
bescherming van de maatschappij, veel explicieter dan vroeger verwezen naar de tweede
doelstelling, gepaste zorg aan de geïnterneerde persoon aanbieden met het oog op maximaal
haalbare re-integratie in de maatschappij. Ten slotte behoeft de wet van 5 mei 2014 nog
reparatie vooraleer definitief in werking te treden.
52
3 Analyse en resultaten
3.1 Inleiding
Op 13 mei 2016 werd de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen
inzake Justitie gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze wet is de derde in een reeks van
zogeheten potpourriwetten. De aparte benaming van deze wetten verwijst naar de kleine
Mammoetwet van 30 juni 1975, die fel werd bekritiseerd als een ‘potpourriwet’. De minister
hoopt in dit geval het omgekeerde, namelijk dat de potpourriwetten als een klein
mammoetwerk zullen worden ervaren. De potpourriwetten zijn een onderdeel van een breder
geheel van maatregelen ter verbetering van de werking van justitie. Potpourri I gaat over de
hervorming van het burgerlijk recht (o.a. snellere procedures en langere verjaringstermijnen),
Potpourri II moet het strafrecht hervormen (o.a. correctionalisering van bepaalde assisenzaken
en lichtere straffen voor wie schuld bekent) en Potpourri III handelt over de internering, de
gerechtelijke procedure en de organisatie.136
De wijzigingen in de PPIII-wet kunnen ingedeeld
worden in vier grote delen: wijzigingen aan de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering;
wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek; de elektronische betekening; wijzigingen aan het
Wetboek van Strafvordering. Onderhavige analyse bespreekt wegens de relevantie alleen de
wijzigingen aan de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.
De wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, die in werking moet treden op 1 oktober
2016, was een belangrijke stap voorwaarts in de uitwerking van een rechtspositie voor
geïnterneerde personen.137
De wet blijkt niettemin een aantal technische onvolkomenheden te
bevatten. Ook door het werkveld werd de nood gesignaleerd om enkele aanpassingen aan de
wet aan te brengen om een gediversifieerd en geïntegreerd zorgaanbod in een veilige
omgeving te bewerkstelligen. De regering wil daarom enkele wijzigingen aanbrengen met het
oog op reparatie en verdere verfijning van de wettekst. Verschillende wijzigingen zijn van
louter technische aard: taalkundige aanpassingen, correctie van foutieve kruisverwijzingen en
zo verder. Een aantal aanpassingen zijn meer diepgaand. De analyse in deze masterproef
beperkt zich tot deze laatste aanpassingen met een grotere impact.
136 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD
Justitie.
137 Art. 136 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.
53
Om een volledig beeld te krijgen van de mogelijke sterktes die toegeschreven worden aan de
wijzigingen aan de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering en die te kunnen plaatsen
tegenover de zwaktes ervan wordt het document aan een zogenaamde SWOT-analyse
onderworpen. Het doel van de analyse is het ontwikkelen van een toekomstgerichte strategie
of het doen van aanbevelingen, met het oog op een kwalitatieve implementatie van PPIII. Het
beperkt zich niet louter tot het evalueren van de huidige stand van zaken.138
3.2 SWOT-analyse
In dit deel komt de effectieve SWOT-analyse aan bod met als doel meer inzicht te verkrijgen
in de sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen van de wijzigingen aan de wet van 5
mei 2014 betreffende de internering, die opgenomen zijn in hoofdstuk 17 van de wet van 4
mei houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie. De analyse levert de SWOT-
matrix in figuur 3 op.
Positief Negatief
Intern Sterktes
- Toepassingsgebied van de internering
- Bijstand door arts en advocaat tijdens het
forensisch psychiatrisch
deskundigenonderzoek
- Herinvoering van internering van
veroordeelden
- Verbeterde rechtspositie van het slachtoffer
- Inzagetermijn van het dossier
- Hoger beroep
- Verlof geïnterneerden
Zwaktes
- Wachten op een klinisch
observatiecentrum
- Opsluiting van geïnterneerden
in de gevangenis
138 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de
ed.). Brussel: Politeia.
54
Extern Opportuniteiten
- Uitbouw van het forensisch psychiatrisch
zorgnetwerk
- Multidisciplinaire samenwerking
- Overheveling van de psychiatrische zorg in
de gevangenissen van FOD Justitie naar FOD
Volksgezondheid
- Maatschappelijk draagvlak
- Wetenschappelijk onderzoek en vorming
Bedreigingen
- Onvoldoende financiële
middelen
Figuur 3: SWOT-matrix van de wijzigingen aan de wet van 5 mei 2014 betreffende de
internering in PPIII
3.2.1 Sterktes
3.2.1.1 Toepassingsgebied van de internering
Artikel 150 van PPIII wijzigt de eerste paragraaf van artikel 9 van de wet van 5 mei 2014. Het
artikel wordt herschreven met het oog op de bijstelling van het toepassingsgebied van de
internering.
Artikel 9, § 1 wordt vervangen als volgt:
De onderzoeksgerechten, tenzij het gaat om misdaden of wanbedrijven die worden
beschouwd als politieke misdrijven of drukpersmisdrijven, behoudens voor
drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie ingegeven zijn, en de vonnisgerechten
kunnen de internering bevelen van een persoon:
1° die een misdaad of wanbedrijf heeft gepleegd die de fysieke of psychische integriteit van
derden aantast of bedreigt en
2° die op het ogenblik van de beslissing aan een geestesstoornis lijdt die zijn
oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast en
3° bij wie het gevaar bestaat dat hij als gevolg van zijn geestesstoornis, eventueel in
samenhang met andere risicofactoren, opnieuw feiten zoals bedoeld in 1° zal plegen.
55
Het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht beoordeelt op met redenen omklede wijze of het
feit de fysieke of psychische integriteit van derden heeft aangetast of bedreigd.
Op grond van artikel 150 van PPIII kan een internering vanaf nu enkel opgelegd worden bij
misdaden en wanbedrijven die hebben geleid tot een aantasting of bedreiging van de fysieke,
seksuele of psychische integriteit van een andere persoon. Het is de intentie om de focus te
leggen op personen waarvoor deze zware veiligheidsmaatregel van onbepaalde duur echt
nodig is en tegen wie de samenleving beschermd moet worden. Internering als maatregel
moet aldus worden voorbehouden voor de ernstige feiten en niet langer worden uitgesproken
tegen personen die lichtere feiten hebben gepleegd. Op die manier wordt het oneigenlijk
gebruik van de interneringsmaatregel tegengegaan. De notie “bedreiging” is toegevoegd om
de internering mogelijk te maken voor bepaalde feiten die een zekere vorm van gevaarlijkheid
van de dader aanwijzen, zonder dat er een slachtoffer is gevallen. Hierbij wordt onder meer
gedacht aan brandstichting, een bomaanslag, enzovoort. Het is aan de rechter om de feiten te
beoordelen.139
Internering zal enkel mogelijk zijn voor: een misdaad die niet door toepassing
van artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden kan worden
omgezet in een wanbedrijf; een misdaad die met toepassing van artikel 2 van de wet van 4
oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden kan worden omgezet in een wanbedrijf, als
dat feit een aantasting of een bedreiging van de fysieke of psychische integriteit heeft
opgeleverd; een wanbedrijf dat een aantasting of een bedreiging van de fysieke of psychische
integriteit heeft opgeleverd. Het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht beoordeelt telkens op
gemotiveerde wijze of het feit een aantasting of een bedreiging van de fysieke of psychische
integriteit heeft opgeleverd. 140
Artikel 150 van PPIII damt daarnaast het gebruik in om internering op te leggen aan een
persoon voor het plegen van lichtere feiten. Internering voor criminaliteit ten aanzien van
goederen en diverse vormen van overlast, zonder bedreiging of aantasting van de fysieke of
psychische integriteit van een ander, worden uitgesloten. Het gaat om feiten zoals inbraken
die de inwoners danig verontrusten, opzettelijke ernstige beschadigingen of ernstige
vermogensmisdrijven waar van de zwakke toestand van de slachtoffers misbruik wordt
139 Art. 145 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer
2015-16, nr. 1590/001.
140 Geens, K. (2016). Toespraak Potpourri III over internering en diverse bepalingen. Verkregen op 13/06/2016,
via www.koengeens.be/news/2016/02/02/toespraak-potpourri-iii-over-internering-en-diverse-bepalingen.
56
gemaakt. Het is opnieuw aan de rechter om de feiten te beoordelen.141
Ook uit rechtspraak van
het EHRM blijkt bovendien dat lichte feiten niet mogen leiden tot internering, aangezien dat
een zeer ingrijpende maatregel is die gebaseerd is op sociaal gevaar.142
De vraag is of de
wettelijke omschrijving voldoende precies is. Het punt van kritiek is dat in sommige gevallen
het aan de rechter is om te oordelen of de fysieke of psychische integriteit is aangetast. De
feitelijke appreciatie van de rechter tast in strafzaken het rechtszekerheidsbeginsel en
legaliteitsbeginsel aan, wat de Raad van State ook aangeeft.143
Een wettelijke lijst met
misdrijven die aanleiding kunnen geven tot internering behoort tot de mogelijkheden om de
rechtszekerheid te garanderen.144
Maar de opsomming van dergelijke misdrijven is niet
weerhouden wegens moeilijk werkbaar, aldus de wetgever.145
De inperking van het toepassingsgebied van de internering is met andere woorden een
tweesnijdend zwaard. Enerzijds is het een sterkte zoals hierboven vermeld. Internering is
alleen nog mogelijk bij de zwaardere misdrijven. Anderzijds leidt het voorstel ertoe dat geen
interneringsmaatregel kan worden uitgesproken tegen een dader lijdend aan een
geestesstoornis en die feiten gepleegd heeft die geen aantasting of bedreiging van de fysieke
of psychische integriteit van een ander hebben veroorzaakt. De vraag rijst wat er met deze
personen moet gebeuren. Een rechter zal in theorie artikel 71 Sw. moeten toepassen. Dit
artikel stelt dat er geen misdrijf is wanneer de beschuldigde of de beklaagde op het tijdstip
van de feiten leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn
daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast, of wanneer hij gedwongen werd door een
macht die hij niet heeft kunnen weerstaan. Straffeloosheid dreigt voor zaken die buiten het
nieuwe toepassingsgebied voor internering zouden vallen. Ten aanzien van deze personen zou
wel een burgerlijke gedwongen opname kunnen worden bevolen, indien aan de voorwaarden
141 Art. 145 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer
2015-16, nr. 1590/001.
142 Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2014). Nota bij de hoorzitting van 14 januari 2014 m.b.t. het wetsvoorstel
betreffende de internering van personen, Commissie voor Justitie.
143 Orde van Vlaamse Balies. (2016). Standpunt Potpourri III: opmerkingen over de wijzigingen inzake
internering.
144 Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2014). Nota bij de hoorzitting van 14 januari 2014 m.b.t. het wetsvoorstel
betreffende de internering van personen, Commissie voor Justitie.
145 Art. 145 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer
2015-16, nr. 1590/001.
57
van de wet van 26 juni 1990 voldaan is om de maatschappij te beschermen.146
Maar is dit niet
het probleem doorschuiven naar de vrederechter? Het valt te vrezen dat de rechter geen notie
van de geestestoestand van de dader neemt en een klassieke strafsanctie uitspreekt, omdat er
geen interneringsmaatregel kan worden opgelegd. De kans bestaat dat de dader uiteindelijk
niet de nodige zorg zal krijgen die door zijn toestand vereist is, aangezien geestelijke
gezondheidszorg in de gevangenissen meer dan ondermaats is. 147
Een mogelijke oplossing is
dat de wetgever het strafwetboek herschrijft met als doel daders met psychische stoornissen
via andere wegen naar het zorgcircuit te loodsen. Een behandeling kan als voorwaarde
worden opgelegd bij een strafbemiddeling, probatie-uitstel of -opschorting en
strafuitvoeringsmodaliteiten.148
Een andere mogelijkheid is het invoeren van de verminderde
toerekeningsvatbaarheid, zoals vervat in het Duitse en Nederlandse strafrechtsysteem. Daar
kunnen de rechters een gevangenisstraf en een interneringsmaatregel tezamen opleggen. Het
gaat hierbij om een beperkte internering waarbij de zorg centraal staat. Het gerecht zou
jaarlijks een evaluatie van de interneringsmaatregel kunnen maken in functie van het risico
voor de maatschappij. Minister Geens is hier niet tegen gekant, maar hij geeft aan dat de
Nederlandse wetgeving niet onverdeeld positief wordt beoordeeld.149
3.2.1.2 Bijstand door arts en advocaat tijdens het forensisch psychiatrisch
deskundigenonderzoek
Artikel 148, 1° en 3° van PPIII wijzigt artikel 7 van de wet van 5 mei 2014, door een persoon
die een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek ondergaat de mogelijkheid te bieden
zich te laten bijstaan door een arts naar zijn keuze en door een advocaat, tijdens dit
deskundigenonderzoek.
De aanpassingen in artikel 7 zijn de volgende:
Het woord “vertrouwenspersoon” wordt vervangen door de woorden “arts naar keuze”.
146 Art. 145 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer
2015-16, nr. 1590/001.
147 Hoge Raad voor de Justitie. (2015). Ambtshalve advies: Voorontwerp van wet betreffende de internering en
diverse bepalingen inzake justitie.
148 Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2014). Nota bij de hoorzitting van 14 januari 2014 m.b.t. het wetsvoorstel
betreffende de internering van personen, Commissie voor Justitie.
149 Wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr.
1590/006.
58
De woorden “of door een advocaat” worden vervangen door de woorden “en een advocaat”.
Volgens artikel 5 van de wet van 5 mei 2014 kan het psychiatrisch deskundigenonderzoek
bevolen worden door de Procureur des Koning, de onderzoeksrechter, de onderzoeks- en
vonnisgerechten, wanneer wordt vermoed dat een persoon zich in een toestand bevindt die de
internering kan rechtvaardigen. Artikel 7 van de wet van 5 mei 2014 bepaalde oorspronkelijk
dat een persoon die aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt onderworpen, zich
kan laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of een advocaat. De bijstand van een
vertrouwenspersoon is gericht op het ondersteunen van de kwetsbare verdachte en op het waken
over het recht van verdediging. Een advocaat verleent bijstand om de verdachte te hoeden
tegen zelf-incriminatie en om bijkomend de regelmatigheid van het onderzoek te bewaken.150
Het woord “vertrouwenspersoon” wordt in PPIII vervangen door de woorden “arts naar
keuze”. Deze aanpassing is klein, doch niet zonder gevolgen. Door deze invoering kan de
persoon die een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek ondergaat zich nu laten
bijstaan door een arts naar zijn keuze. Vertrouwenspersonen beschikken niet
noodzakelijkerwijs over de nodige expertise om de verdachte bij te staan bij een dergelijk
deskundigenonderzoek.151
De woorden “of door een advocaat” worden vervangen door de
woorden “en een advocaat”. De wetgever heeft ervoor gekozen dat de verdachte zich nu tijdens
het deskundigenonderzoek kan laten bijstaan door een arts naar keuze en een advocaat.
Hierdoor worden de rechten van de verdachte nog beter gewaarborgd. De arts en de advocaat
hebben hun eigen kennis en expertise in het werkveld ter zake. De arts kan zich focussen op
het medisch-psychiatrisch aspect, terwijl de advocaat kan toezien op de procedurele aspecten
van de zaak en de rechten van de verdachte.152
150 Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?
Panopticon, 36(3), 289-296.
151 Hoge Raad voor de Justitie. (2015). Ambtshalve advies: Voorontwerp van wet betreffende de internering en
diverse bepalingen inzake justitie.
152 Orde van Vlaamse Balies. (2016). Standpunt Potpourri III: opmerkingen over de wijzigingen inzake
internering.
59
3.2.1.3 Herinvoering van internering van veroordeelden
Artikel 212 van PPIII wijzigt artikel 77 van de wet van 5 mei 2014 door artikel 77/1 in te
voegen. Hierdoor wordt opnieuw de mogelijkheid geboden om veroordeelden tijdens de
uitvoering van hun gevangenisstraf alsnog te interneren wanneer er tijdens de detentie een
duurzame geestesstoornis wordt vastgesteld.
Artikel 77/1 luidt als volgt:
§ 1. De veroordeelde die het voorwerp is van minstens één veroordeling wegens een misdaad
of wanbedrijf zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, bij wie tijdens de detentie door de psychiater
van de gevangenis een geestesstoornis met een duurzaam karakter wordt vastgesteld die zijn
oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet of ernstig aantast of en ten
aanzien van wie het gevaar bestaat dat hij ten gevolge van zijn geestesstoornis opnieuw
misdrijven zal plegen zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, kan op verzoek van de directeur
worden geïnterneerd door de bevoegde kamer voor de bescherming van de maatschappij.
§ 2. Indien bij deze persoon een in paragraaf 1 bedoelde toestand wordt vastgesteld, stelt de
directeur een advies tot internering op.
Om zijn advies op te stellen, stelt de directeur een dossier samen dat bestaat uit:
1° een afschrift van de opsluitingsfiche;
2° een afschrift van de vonnissen en de arresten;
3° een uittreksel uit het strafregister;
4° de uiteenzetting van de feiten waarvoor de betrokkene werd veroordeeld;
5° het verslag van de psychiater van de gevangenis;
6° een recent verslag van de psychosociale dienst van de gevangenis.
§ 3. De directeur maakt het dossier over aan de kamer voor de bescherming van de
maatschappij en de griffie deelt een afschrift ervan mee aan het openbaar ministerie, de
veroordeelde en zijn advocaat. De kamer voor de bescherming van de maatschappij beveelt
onverwijld een forensisch psychiatrisch onderzoek dat voldoet aan de vereisten van de
artikelen 5, § 2, 3° en 4°, 7 en 8.
De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan beslissen dat de veroordeelde ter
observatie wordt opgenomen. In dat geval wordt de veroordeelde overgebracht naar het door
de Koning opgericht beveiligd klinisch observatiecentrum. De observatiestelling mag twee
maanden niet te boven gaan.
§ 4. Binnen de maand na de ontvangst van het verslag van de deskundige, stelt het openbaar
ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit aan de kamer voor de bescherming
60
van de maatschappij en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde, zijn advocaat en de
directeur.
De internering van personen die strafrechtelijk werden veroordeeld, werd aanvankelijk in de
wet van 5 mei 2014 volledig overgeheveld naar de burgerlijke procedure van de gedwongen
opname. Om de vragen van de actoren in het justitiële en het hulpverleningsnetwerk in te
willigen (praktische werkbaarheid van het voorgestelde systeem, geschiktheid van het
reguliere zorgcircuit om dergelijke personen via de gedwongen opname de gepaste zorg en
behandeling te geven, verschillende behandeling die de wetgever voorzag tussen
geïnterneerden / geïnterneerde veroordeelden en tussen geïnterneerde veroordeelden / en
personen die gedwongen waren opgenomen), is de internering van veroordeelde geesteszieke
personen terug overgeheveld naar een strafrechtelijke procedure voor de KBM.153
De
geïnterneerde veroordeelde wordt volledig gelijkgesteld met een gewone geïnterneerde, ook
nadat zijn vrijheidsstraf is afgelopen. Als uitgangspunt geldt dat elke geïnterneerde de nodige
zorg en behandeling moet worden aangeboden om een menswaardig leven te leiden, rekening
houdend met het veiligheidsrisico, de gezondheid van deze mensen en de re-integratie in de
maatschappij. De gevangenis vormt geen gepaste setting voor een geïnterneerde persoon. Een
gespecialiseerde inrichting is dat wel. Door deze aanpassing worden de nodige zorg en
behandeling van elke geïnterneerde persoon gewaarborgd.154
Het is een pluspunt dat er voorzien wordt in een behandeling voor de veroordeelden met
psychiatrische problemen. Maar er wordt toch een kanttekening gemaakt. Wat gebeurt er met
veroordeelden die lichtere misdrijven hebben gepleegd en lijden aan een geestesstoornis met
een duurzaam karakter? Blijven zij in de gevangenis zitten zonder aangepaste medische en
psychiatrische behandeling? Deze situatie heeft in het verleden al meermaals geleid tot
veroordelingen van de Belgische staat door het EHRM.155
De wetgever moet verder werk
maken van de regeling die het mogelijk maakt om veroordeelden te interneren, zodat de
bovenstaande kritiek weggewerkt wordt.
153 Geens, K. (2016). Toespraak Potpourri III over internering en diverse bepalingen. Verkregen op 13/06/2016,
via www.koengeens.be/news/2016/02/02/toespraak-potpourri-iii-over-internering-en-diverse-bepalingen.
154 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD
Justitie.
155 Gryson, S. (2015). Internering in België: de veroordelingen door het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens. Fatik, 32(145), 23-27.
61
3.2.1.4 Verbeterde rechtspositie van het slachtoffer
Artikel 144 van PPIII wijzigt artikel 3 van de wet van 5 mei 2014. Voor wat betreft de
definitie van het slachtoffer worden twee wijzigingen doorgevoerd.
In de bepaling onder 9°, eerste lid van artikel 3 worden de woorden "en/of te worden
gehoord" vervangen door de woorden ", te worden gehoord of voorwaarden in haar belang bij
de toekenning van uitvoeringsmodaliteiten te laten opleggen”.
In de bepaling onder 9° eerste lid, wordt een littera f) ingevoegd, luidende: de natuurlijke
persoon die zijn wens kenbaar maakt om als slachtoffer te worden geïnformeerd, te worden
gehoord of voorwaarden in zijn belang bij de toekenning van uitvoeringsmodaliteiten te laten
opleggen, nadat de internering werd bevolen door een onderzoeksgerecht met betrekking tot
misdrijven gepleegd ten aanzien van hem."
De eerste wijziging betreft een verduidelijking van de rol van het slachtoffer in de procedure.
Het slachtoffer kan vragen om te worden geïnformeerd, om te worden gehoord en het
slachtoffer kan vragen om bepaalde voorwaarden in haar belang op te leggen wanneer een
uitvoeringsmodaliteit wordt toegekend. De definitie van slachtoffer wordt ook verder
uitgebreid onder een nieuw punt teneinde een mogelijkheid te voorzien voor het specifieke
geval van de internering die wordt bevolen door het onderzoeksgerecht en waarbij het
slachtoffer zich niet altijd burgerlijke partij heeft gesteld. Het is van belang ook voor deze
categorie expliciet wettelijk de mogelijkheid in te schrijven om een verzoek te kunnen richten
aan de rechter voor de bescherming van de maatschappij teneinde erkend te worden als
slachtoffer in het kader van de uitvoering van de interneringsmaatregel.156
Het is positief dat de wetgever oog heeft voor het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer is
immers een belangrijke partij in de strafprocedure. Er zijn zeven fundamentele rechten
waarop het slachtoffer in België aanspraak kan maken gedurende de strafprocedure: het recht
op een eerbiedige, correcte behandeling; het recht om informatie te krijgen; het recht om
informatie te geven; het recht op juridische bijstand en rechtsbijstand; het recht op financieel
156 Art. 139 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer
2015-16, nr. 1590/001.
62
herstel; het recht op hulp; het recht op bescherming en respect voor het privéleven.157
De
nieuwe bepalingen in PPIII zorgen ervoor dat de rechten van het slachtoffer beter
gewaarborgd zijn.
3.2.1.5 Inzagetermijn van het dossier
Artikel 169, 7° van PPIII brengt een wijziging aan in de vijfde paragraaf van artikel 29 van de
wet van 5 mei 2014, voor wat betreft de inzagetermijn van het dossier.
Artikel 29, § 5 wordt vervangen als volgt:
Het dossier wordt gedurende ten minste tien dagen voor de datum waarop de zitting is
vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de geïnterneerde persoon en zijn advocaat
op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie van de inrichting waar de
geïnterneerde persoon verblijft. De geïnterneerde persoon kan, op zijn verzoek, een afschrift
van het dossier verkrijgen. De advocaat van de geïnterneerde persoon kan, op zijn verzoek,
een afschrift van het dossier verkrijgen. Op advies van de psychiater van de inrichting of van
de behandelende psychiater kan de rechter voor de bescherming van de maatschappij de
geïnterneerde persoon in een met redenen omklede beschikking inzage en afschrift van zijn
dossier of een gedeelte ervan ontzeggen wanneer die inzage een klaarblijkelijk ernstig nadeel
voor zijn gezondheid kan meebrengen.
De inzage van het dossier moet de dader of beklaagde en zijn advocaat in staat stellen om met
de gekregen informatie te oordelen of tot een erkenning van de schuld van de ten laste
gelegde feiten zal worden overgegaan. Deze inzage is essentieel om de belangen en de rechten
van verdediging te respecteren. De bijstand van de advocaat en de inzage van het strafdossier
geeft aldus de garantie dat de verdachte of beklaagde, geïnformeerd en zonder druk, de
beslissing kan nemen om het voorstel van het openbaar ministerie al dan niet te aanvaarden.158
De inzagetermijn van het dossier was aanvankelijk op minstens vier dagen gezet, maar deze
termijn bleek te kort te zijn. De inzagetermijn is daarom aangepast naar ten minste tien dagen.
Het dossier wordt ter inzage ter beschikking gesteld op de griffie van de
157 Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid. (2010). Uw rechten als slachtoffer van een misdrijf. Brussel: A.
Bourlet.
158 Art. 96-98 van het wetsontwerp houdende wijzigingen van het strafrecht en het strafprocesrecht en houdende
diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1418/001.
63
strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie van de inrichting waar de geïnterneerde persoon
verblijft. Teneinde onnodige overplaatsingen te vermijden, wordt er aanbevolen om waar
mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheid om de inzage binnen de inrichting te
organiseren. Op verzoek kan de geïnterneerde persoon een afschrift van het dossier
verkrijgen.159
Het optrekken van de inzagetermijn is alleszins een positief element in het
kader van de rechten van de geïnterneerde. Het zou echter nog beter zijn om het inzagerecht
in het dossier niet te onderwerpen aan bepaalde termijnen. Op deze manier zouden de rechten
van de geïnterneerde persoon nog beter gewaarborgd zijn. Het betreft immers geen
strafrechtelijk onderzoek waardoor het geheim van het onderzoek niet speelt.160
3.2.1.6 Hoger beroep
Art. 218 van PPIII wijzigt artikel 77 van de wet van 5 mei 2014 door artikel 77/6 in te voegen.
Artikel 77/6 luidt als volgt:
§ 1. Tegen het vonnis van de kamer voor de bescherming van de maatschappij kan hoger
beroep worden ingesteld door het openbaar ministerie en door de veroordeelde bij de
correctionele kamer van het hof van beroep.
§ 2. Het hoger beroep moet worden ingesteld binnen een termijn van vijftien dagen die, ten
aanzien van het openbaar ministerie begint te lopen vanaf de dag van het vonnis en ten
aanzien van de veroordeelde vanaf de dag van kennisgeving.
De verklaring van hoger beroep wordt gedaan op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank
die deze onverwijld overmaakt aan de griffie van het hof van beroep, die deze onmiddellijk
inschrijft in het register van hoger beroep.
In de wet van 5 mei 2014 was het aanvankelijk niet mogelijk om in hoger beroep te gaan
tegen de beslissingen van de KBM. De beslissingen van de KBM worden genomen door een
multidisciplinaire samenstelling. Naast de juridische benadering door de rechter, is er een
ruime benadering op het vlak van de geestestoestand en de sociale re-integratie door de twee
assessoren. Minister Geens achtte het daarom niet nodig om de beslissingen van de KBM
159 Art. 163 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer
2015-16, nr. 1590/001.
160 Orde van Vlaamse Balies. (2016). Standpunt Potpourri III: opmerkingen over de wijzigingen inzake
internering.
64
opnieuw voor te leggen aan een multidisciplinair orgaan met dezelfde specialisaties.161
PPIII
biedt nu toch de mogelijkheid tot hoger beroep, zodat een andere rechterlijke instantie zich in
alle objectiviteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid kan uitspreken over de beslissingen
van de KBM. Door deze bepaling worden de rechten van de geïnterneerde persoon beter
verzekerd.
3.2.1.7 Verlof geïnterneerden
Artikel 161, 2° van PPIII wijzigt artikel 21, § 1 van de wet van 5 mei 2014, waardoor het
verlof de geïnterneerde persoon toelaat de inrichting gedurende een periode van minimum één
dag en maximum veertien dagen per maand te verlaten.
In artikel 21, § 1 wordt de volgende wijziging aangebracht:
Het woord "zeven" wordt vervangen door het woord "veertien".
Het verlof van de geïnterneerde heeft tot doel: de familiale, affectieve en sociale contacten
van de geïnterneerde persoon in stand te houden en te bevorderen; de sociale re-integratie van
de geïnterneerde persoon of de behandeling voor te bereiden door hem geleidelijk naar de
maatschappij te laten terugkeren; een ambulant of residentieel behandelingsprogramma voor
te bereiden.162
Aanvankelijk was het de intentie om het verlof voor geïnterneerden die
behandeld worden door voorzieningen na een onderhandelde opname niet te beperken tot
zeven dagen en dus ook geen maximumtermijn te voorzien. Voor het verlof voor
geïnterneerden uit een voorziening met opnameplicht werd wel geadviseerd een beperkt
verlof met een duur van zeven tot veertien dagen te voorzien.163
Maar in de wet van 5 mei
2014 werd oorspronkelijk gekozen voor een termijn van zeven dagen. De beperking van
zeven dagen per maand heeft geen duidelijke meerwaarde in het kader van veiligheid,
behandeling en therapie.164
Door de wijziging in PPIII wordt de maximumtermijn nu toch
161 Wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr.
1590/006.
162 Artikel 21, § 2 van de wet van 5 mei 2014 betreffende internering.
163 Wetsvoorstel betreffende de internering van personen, Parl. St. Senaat 2013-14, nr. 5-2001/8.
164 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
65
opgetrokken van zeven dagen naar veertien dagen. Deze aanpassing komt de geïnterneerde
persoon ten goede in functie van een re-integratie in de maatschappij.
3.2.2 Zwaktes
3.2.2.1 Wachten op een klinisch observatiecentrum
Ingevolge artikel 6 van de wet van 5 mei 2014 kan tegenover de verdachte die in voorlopige
hechtenis verblijft de inobservatiestelling worden bevolen met het oog op een
deskundigenonderzoek. De toepassingsvoorwaarden zijn als volgt: er moeten redenen zijn om
aan te nemen dat de te onderzoeken persoon zich in een toestand bevindt omschreven in
artikel 9 van de wet van 5 mei 2014; de persoon verkeert in voorlopige hechtenis,
overeenkomstig de voorlopige hechteniswet van 30 juli 1990; de inobservatiestelling kan
bevolen worden door de onderzoeksrechter, de onderzoeks- en vonnisgerechten; de
inobservatiestelling mag maximaal twee maanden duren; de inobservatiestelling moet
plaatsvinden in een psychiatrische afdeling van een gevangenis of in een beveiligd klinisch
observatiecentrum, door de Koning opgericht; bij de opheffing van de voorlopige hechtenis
vervalt meteen de inobservatiestelling, tenzij deze al eerder werd beëindigd door de bevoegde
rechterlijke instantie.
De beste manier om de psychiatrische toestand van een verdachte te onderzoeken is via een
psychiatrisch deskundigenonderzoek in een specifieke setting. De oprichting van een
beveiligd klinisch observatiecentrum is noodzakelijk om de in observatiestelling van
geïnterneerden in een menswaardige en kwalitatieve omgeving te laten plaatsvinden.165
Op
het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 5 mei 2014 zal er nog geen
observatiecentrum opgericht zijn. Dit heeft tot gevolg dat gedurende een eerste periode na
inwerkingtreding van onderhavige wet geen inobservatiestellingen kunnen plaatsvinden in een
gespecialiseerd centrum. Het is wachten tot 2020 voor de oprichting van een beveiligd
klinisch observatiecentrum waarin verdachten in voorlopige hechtenis multidisciplinair zullen
worden onderzocht wanneer ze aan een geestesstoornis lijden of van wie het
165 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
66
oordeelsvermogen of de controle over zijn daden ernstig is aangetast.166
Het is de bedoeling
dat dit centrum op termijn wordt geïntegreerd in de nieuwe gevangenis van Haren. Aangezien
de eerste steen van dit nieuwe complex nog niet is gelegd, wordt ook de oprichting van het
observatiecentrum ver vooruitgeschoven. De betrokken bepaling uit de nieuwe
interneringswet zou pas op 1 januari 2020 in werking treden.167
Het is een spijtige zaak dat
psychiatrische afdelingen van gevangenissen nog steeds plaats kunnen bieden voor het
uitvoeren van een inobservatiestelling. Dat deze psychiatrische afdelingen in de praktijk
weinig verschillen van de gewone afdelingen van de gevangenis en bijgevolg geen omgeving
zijn waarin een kwaliteitsvol, onafhankelijk en tegensprekelijk multidiscplinair
deskundigenonderzoek kan gebeuren, bestaat eensgezindheid.168
In de rand wordt opgemerkt
dat de kans reëel is dat de Belgische Staat afstevent op nieuwe veroordelingen door het
EHRM ten gevolge van het uitblijven van een klinisch observatiecentrum.
3.2.2.2 Opsluiting van geïnterneerden in de gevangenis
De basisfilosofie van de nieuwe interneringswet is dat geïnterneerden niet meer mogen
worden opgesloten in de gevangenis, zelfs niet in de psychiatrische annex.169
Artikel 10 van
de wet van 5 mei 2014 schrijft voor dat de onmiddellijke opsluiting kan worden bevolen door
het onderzoeks- of vonnisgerecht indien de vrees bestaat dat de beklaagde of beschuldigde die
niet aangehouden verschijnt en geïnterneerd wordt, zich zou onttrekken aan de
tenuitvoerlegging van de veiligheidsmaatregel of een ernstig of onmiddellijk gevaar zou
vormen voor de fysieke of psychische integriteit van derden of zichzelf. Indien de beklaagde
of de beschuldigde op het ogenblik dat de internering bevolen wordt, aangehouden is of
ingeval de rechter de internering met onmiddellijke opsluiting van een verdachte of
beschuldigde beveelt, vindt de internering voorlopig plaats in de psychiatrische annex van een
gevangenis, aldus artikel 11 van de wet van 5 mei 2014.
166 Art. 217 van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende
diverse bepalingen inzake justitie.
167 Art. 216 van het wetsontwerp houdende wijzigingen van het strafrecht en het strafprocesrecht en houdende
diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 54-1418/001.
168 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
169 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD
Justitie.
67
Kortom, de opsluiting van een geïnterneerde op de psychiatrische afdeling van een
gevangenis is nog steeds mogelijk. Het valt te betreuren dat PPIII er niet in slaagt volledig
komaf te maken met de opsluiting van geïnterneerde personen in de gevangenis. In het kader
van de internationale veroordelingen en kritieken op de manier waarop ons land omgaat met
geïnterneerden is dit een gemiste kans. Het Belgische opvangbeleid van geïnterneerden wordt
als onvoldoende bestempeld, wat al enkele keren heeft geresulteerd in veroordelingen wegens
de vaststelling van schendingen van het EVRM. Detentie in een onaangepaste omgeving voor
een persoon met een psychiatrische aandoening is een van die schendingen. Het is
noodzakelijk dat er gevolg wordt gegeven aan de verschillende arresten van het EHRM.170
3.2.3 Opportuniteiten
3.2.3.1 Uitbouw van het forensisch psychiatrisch zorgnetwerk
Naast het focussen op de nieuwe interneringswet is de volwaardige uitbouw van een netwerk
van zorgvoorzieningen voor geïnterneerde personen minstens even belangrijk.171
De kans op
resocialisatie van de geïnterneerde persoon wordt immers voor een groot deel bepaald door de
beschikbaarheid van een zorgaanbod in voldoende kwaliteit, kwantiteit en continuïteit.172
Vandaag worden geïnterneerde personen maximaal opgevangen binnen het bestaande
psychiatrisch zorgnetwerk dat voornamelijk bestaat uit psychiatrische ziekenhuizen, rust- en
verzorgingstehuizen en de centra voor ambulante zorg. De ambitie van de regering is om het
zorgtraject gericht te sturen naar een professionele opvang en behandeling van geïnterneerde
personen in het bestaande psychiatrische zorgnetwerk en in een verder uit te bouwen
forensisch psychiatrisch zorgnetwerk. Het forensisch psychiatrisch zorgnetwerk heeft als
perspectief de re-integratie in de maatschappij, al dan niet voorafgegaan door een opname en
behandeling van de geïnterneerde persoon in een residentiële zorgverlening.173
170 Orde van Vlaamse Balies. (2016). Standpunt Potpourri III: opmerkingen over de wijzigingen inzake
internering.
171 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
172 Boers, A., Vandevelde, S., Soyez, V., De Smet, S., & To, W. T. (2011). Het zorgaanbod voor geïnterneerden
in België. Panopticon, 32(2), 17-38.
173 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD
Justitie.
68
Met de opening van de forensische psychiatrische centra in Gent en binnenkort in Antwerpen,
waarbij respectievelijk 264 en 182 plaatsen zijn voorzien, heeft de FOD Justitie samen met de
FOD Volksgezondheid een zeer belangrijke stap gezet in de verdere uitbouw van een
forensisch psychiatrisch zorgnetwerk in Vlaanderen. Deze FPC’s zijn inrichtingen met een
verhoogde beveiliging die een deskundige begeleiding en behandeling buiten de gevangenis
aanbieden, gelijkwaardig aan deze in reguliere psychiatrische ziekenhuizen. Een gelijkaardig
aanbod wordt in Wallonië reeds geboden in het Regionaal Centrum voor Psychiatrische zorg
(CRP) Les Marronniers (Doornik) en in La Chêne aux Haies (Bergen).174
Met de komst van
de forensische psychiatrische centra in Gent en Antwerpen zal het aantal geïnterneerden in de
gevangenissen weliswaar dalen, maar zal er in die FPC’s voldoende plaats zijn voor elke
geïnterneerde? Verdere uitbouw zal hoogstwaarschijnlijk noodzakelijk zijn. Bij de uitbouw
van het forensisch zorgcircuit mag de aandacht naar de doorstroming naar de reguliere
settings (ambulant en residentieel) zeker niet verloren gaan. Anders bestaat de kans dat de
FPC’s snel volzet zullen zijn. Dit is een probleem waarmee de forensisch psychiatrische
eenheden op dit moment geconfronteerd worden.175
Voor drie specifieke groepen van geïnterneerden moet gezocht worden naar zorgeenheden
vanuit de ambitie om ook deze geïnterneerden te rehabiliteren en te laten uitstromen uit de
forensische psychiatrische ziekenhuizen176
:
- Een zorgeenheid voor langdurige zorg en/of verblijf: Voor een deel van de groep van
geïnterneerde personen wordt vastgesteld dat verdere behandeling geen zin meer heeft,
niet mogelijk is omwille van het hoge risico op recidivegevaar of dat de geïnterneerde
persoon zelf aangeeft de behandeling te willen beëindigen. Binnen het bestaande
zorgcircuit ontbrak tot voor kort een voorziening voor deze laatste groep die niet in
aanmerking komt voor behandeling en weinig kans heeft op re-integratie in de
maatschappij, maar die wel recht heeft op een langdurig verblijf in een menswaardige
omgeving met voldoende structuur en beveiliging. In april 2016 hebben de eerste
174 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
175 Boers, A., Vandevelde, S., Soyez, V., De Smet, S., & To, W. T. (2011). Het zorgaanbod voor geïnterneerden
in België. Panopticon, 32(2), 17-38.
176 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD
Justitie.
69
bewoners hun intrek in de longstay-afdeling in het Universitair Psychiatrisch Centrum
in Bierbeek genomen. Deze afdeling heeft plaats voor 30 mensen.
- Een zorgeenheid voor vrouwelijke geïnterneerden in Vlaanderen: Vandaag verblijven
ongeveer 30 vrouwelijke geïnterneerden in de penitentiaire instelling van Brugge en in
verschillende psychiatrische annexen van de Vlaamse strafinrichtingen. Naar analogie
met het psychiatrisch ziekenhuis la Chêne aux Haies in Bergen, waar een dertigtal
plaatsen zijn voorbehouden aan vrouwelijke geïnterneerden, moet een voorziening in
Vlaanderen gezocht worden die als psychiatrisch ziekenhuis kan instaan voor de zorg
en behandeling van vrouwelijke geïnterneerden. Het gaat om vrouwen die een misdrijf
hebben gepleegd, maar niet toerekeningsvatbaar zijn, en die een grote kans maken om
nieuwe misdrijven te plegen. In mei 2016 is een afdeling voor geïnterneerde vrouwen
in het psychiatrisch centrum Sint-Jan-Baptist in Zelzate geopend.
- Een zorgeenheid voor geïnterneerden met een mentale beperking of een niet-
aangeboren hersenletsel: Meer dan 20% van de geïnterneerde personen heeft een
mentale beperking of een niet aangeboren hersenletsel en vraagt een aangepaste zorg.
Vandaag worden residentiële projecten zoals Itinera, Limes en Amanis en ambulante
projecten gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
(VAPH) dat een voortrekkersrol vervult in de begeleiding van deze groep van
geïnterneerden. In het Franstalige landsgedeelte wordt het Agence Wallonne pour
l’Intégration des Personnes Handicapées (AWIPH) aangespoord om soortgelijke
initiatieven te nemen. Het huidige aanbod van zorgvoorzieningen voldoet niet aan de
noden van deze groep.
3.2.3.2 Multidisciplinaire samenwerking
Het jaar 2016 is een zeer belangrijk jaar voor de internering. Op wetgevend en uitvoerend
vlak zullen verschillende departementen en ministers, zowel op federaal als op
gemeenschapsniveau moeten samenwerken om de langverwachte humanisering van het beleid
te realiseren. Om de nieuwe interneringswet van 5 mei 2014 te doen slagen is doorgedreven
interactie tussen deze laatste actoren cruciaal.177
Er wordt gepleit voor het opzetten van
samenwerkingsverbanden tussen de FOD Justitie, de FOD Volksgezondheid en de
gemeenschappen op het gebied van zorg, behandeling en beveiliging. Justitie zou
177 Algemene beleidsnota Justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1428/008.
70
verantwoordelijk zijn voor de gerechtelijke fase van de internering (uitvoering van
rechterlijke beslissingen en de beslissingen van de KBM) en de juridische follow-up van het
interneringstraject vanuit de psychiatrische annexen van de gevangenissen, de psychosociale
eenheden en de zorgequipes van de gevangenissen en de strafuitvoeringsrechtbank. Justitie
bepaalt ook aan welke veiligheidsnormen de inrichtingen voor geïnterneerden moeten
beantwoorden. Volksgezondheid zou bevoegd zijn voor de residentiële zorg en behandeling
van geestesgestoorde delinquenten. Volksgezondheid staat ook in voor de erkenning en de
subsidiëring van de plaatsen voor geïnterneerde personen in de psychiatrische ziekenhuizen,
forensisch psychiatrische centra, psychiatrische verzorgingstehuizen en centra voor beschut
wonen. De gemeenschappen zouden verantwoordelijk zijn voor de sociale re-integratie en
verdere hulpverlening van de geïnterneerden. Zij staan via de centra voor geestelijke
gezondheidszorg in voor de ambulante zorg. Tijdens de detentiefase bieden deze centra, in
samenwerking met de zorgequipes van de gevangenissen, aangepaste en toereikende
zorgprogramma’s aan voor gedetineerden, dus ook geïnterneerden met een psychiatrische
problematiek. Daarnaast wordt reeds vanuit de gevangenis samengewerkt met
outreachingsdiensten van de psychiatrische centra met de bedoeling om de overgang van
gevangenis naar een externe instelling zo goed mogelijk voor te bereiden.178
Vanuit de FOD
Justitie en de FOD Volksgezondheid worden per hof van beroep netwerkcoördinatoren
internering en schakelteams aangesteld om het bestaande zorgnetwerk optimaal te doen
functioneren voor geïnterneerde personen.179
Per hof van beroep worden 2 coördinerende
functies geïnstalleerd, een coördinator extern zorgcircuit internering ressorterend onder de
FOD Justitie en een netwerkcoördinator internering, ressorterend onder de FOD
Volksgezondheid. De samenwerking tussen beide coördinatoren moet de brug vormen tussen
de geestelijke gezondheidszorg en justitie om instroom en doorstroom van geïnterneerden uit
de gevangenis naar het netwerk van zorgvoorzieningen te realiseren en op te volgen. Het doel
van de coördinator extern zorgcircuit is het afstemmen van vraag en aanbod met betrekking
tot de zorgbehoeften van de geïnterneerden en dit rekening houdend met de beveiliging van
de samenleving. De netwerkcoördinator internering maakt deel uit van de organisatie van het
zorgnetwerk, de zorgcircuits en de zorgprogramma’s en zorgt voor de uitbouw ervan. De
netwerkcoördinator internering vormt eveneens de verbinding met het bestaande netwerk voor
geestelijke gezondheid en is op de hoogte van het psychiatrisch profiel van de geïnterneerden
178 De Clerck, S. (2010). Straf- en uitvoeringsbeleid: Overzicht en ontwikkeling. Brussel: FOD Justitie.
179 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de
internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.
71
en van het gedifferentieerd zorgaanbod. De FOD Volksgezondheid voorziet in de oprichting
van de schakelteams internering. De doelstelling van deze schakelteams is instaan voor een
vlottere doorstroom van geïnterneerden. Ten eerste gebeurt dit vanuit de gevangenissen naar
het externe zorgcircuit toe. Ten tweede wil het team ook buiten de gevangenismuren de
doorstroom en gepaste zorgomkadering blijven verzekeren. Ten derde is het de doelstelling
om terugstroom naar de gevangenis te voorkomen. De schakelteams worden gestuurd door de
netwerkcoördinatoren internering. Het schakelteam geeft in samenwerking met justitie en
zorgactoren het reclasseringsplan van opgesloten geïnterneerden concreet vorm. Dit is
algemeen en kan zowel betrekking hebben op de psychiatrische zorg, de sociale,
administratieve, psychiatrische aspecten, de huisvesting, de opleiding, enzovoort als op een
aangepaste tewerkstelling of een aangepast werk. Het schakelteam kan hulp en ondersteuning
bieden in externe zorginstanties om op die manier ook daar kansen te bieden voor
geïnterneerden. Dit kan het faciliteren van een vervolgtraject na een residentiële behandeling
betekenen of het helpen uitbouwen van een ambulant reclasseringsplan op verschillende
levensdomeinen. Er kan zo een zorgtraject uitgebouwd worden waarin reeds vooraf tijdens
een zorgtafel duidelijk overeen wordt gekomen wat de volgende stap in de behandeling zal
zijn. De mogelijkheid bestaat om het werken in netwerken te ondersteunen teneinde
heropname in de psychiatrische afdeling of de gevangenis te voorkomen. Daarnaast is er ook
afstemming, samenwerking en netwerkvorming nodig tussen het autonoom forensisch
welzijnswerk en de justitiehuizen; tussen het forensisch welzijnswerk en het welzijnswerk;
tussen het (forensisch) welzijnswerk, de (forensische) geestelijke gezondheidszorg en de
beleidsdomeinen zoals wonen, werken en huisvesting; tussen het (forensisch) welzijnswerk en
de (forensische) geestelijke gezondheidszorg; tussen het welzijnswerk, het Vlaams
Agentschap voor Personen met een Handicap en de geestelijke gezondheidszorg; en tussen al
deze vormen van hulpverlening, politie en justitie.180
3.2.3.3 Overheveling van de psychiatrische zorg in de gevangenissen van FOD Justitie
naar FOD Volksgezondheid
Geïnterneerden die in een penitentiaire instelling verblijven, verliezen hun rechten op sociale
zekerheid (geen recht op werkloosheidsuitkering en gewaarborgd inkomen) en op de
180 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
72
ziekteverzekering (geen terugbetaling van geneeskundige en tandheelkundige verzorging).181
De Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België is van oordeel dat geïnterneerden
behandelen en verzorgen geen taak is voor de FOD Justitie. De psychiatrische zorg in de
gevangenissen zou erbij gebaat zijn, als ze onder de bevoegdheid zou vallen van de FOD
Volksgezondheid in plaats van de FOD Justitie. Meer zelfs, ze bepleit de volledige
overheveling van de penitentiaire gezondheidszorg naar de FOD Volksgezondheid. Een
evolutie die zichtbaar is in een stijgend aantal landen van de Europese Unie. De
aanbevelingen van de Penitentiaire Gezondheidsraad wijzen overigens in dezelfde richting.182
Ondanks deze aanbevelingen heeft de overheid tot op heden over deze problematiek geen
beslissing genomen. De verdeling van de bevoegdheden tussen de federale overheid en de
gemeenschappen maakt het blijkbaar niet
eenvoudig om de gezondheidszorg in de gevangenissen zomaar naar de sociale zekerheid over
te hevelen. Gezien het actuele thema van internering zou het opportuun zijn dat de politiek
hier toch werk van maakt.
3.2.3.4 Maatschappelijk draagvlak
Bij het bepalen van een beleid moet de overheid aandacht besteden aan de vraag of er
voldoende draagvlak bij de bevolking aanwezig is of kan worden gecreëerd. In het verleden
werd in ons land aan geïnterneerden weinig tot geen adequate psychiatrische zorg,
begeleiding of enige toekomstperspectief geboden. Decennialang werd deze groep mensen
verwaarloosd door justitie. Mede onder druk van nationale en internationale veroordelingen,
plaatste de overheid recent de behandeling van geïnterneerde personen vooraan op de
politieke agenda. Mogelijks komt er eindelijk een doorbraak in deze situatie door een
grondige hervorming van het interneringssysteem. Het huidige overheidsbeleid kiest resoluut
voor de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg. Deze strategie zou de
gestigmatiseerde geïnterneerden ook ten goede moeten komen. Toch blijkt in de praktijk dat
er nog een grote intolerantie ten aanzien van geïnterneerden in onze maatschappij bestaat.183
181 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
182 Aertgeerts, B., Cosyns, P., Maes, L., Sabbe, B., Vansweevelt, T., Dockx, J., Dillen, C., Goethals, K.,
Jeandarme, I., & Van Peteghem, P. (2014). Advies over de forensische psychiatrie. Brussel: Koninklijke
Academie voor Geneeskunde van België.
183 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
73
De stigmatisering moet krachtig bestreden worden. De overheid, de media en de forensische
sector kunnen hiertoe bijdragen door te werken aan een positieve beeldvorming bij de
reguliere voorzieningen en het brede publiek.184
3.2.3.5 Wetenschappelijk onderzoek en vorming
Momenteel is het in ons land pover gesteld met het wetenschappelijk onderzoek in het domein
van de forensische psychiatrie. Dit is in belangrijke mate het gevolg van de jarenlange
verwaarlozing door de medische faculteiten.185
Sinds 2009 werden wel een aantal nuttige
wetenschappelijke initiatieven opgezet door Kefor (Kenniscentrum Forensisch Psychiatrische
Zorg). Dit centrum staat in voor het uitvoeren, initiëren en begeleiden van onderzoek binnen
de diverse forensische (piloot)projecten in Vlaanderen. Maar er moeten meer middelen
worden ingezet om onderzoeksonderwerpen uit te werken. Wetenschappelijk onderzoek over
de populatie van geïnterneerden en het aanbod voor deze doelgroep, alsook een
gestructureerde dataverzameling is noodzakelijk.186
Daarnaast is er nood aan erkenning en vorming van de forensische psychiatrie. De forensische
psychiatrie bestaat momenteel niet als discipline in de medische faculteiten van de Belgische
universiteiten. Hier ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de universiteiten om een
erkend universitair opleidingscurriculum uit te werken. Psychiatrische deskundigenverslagen
voor de rechtbanken worden vaak (terecht) bekritiseerd. Een degelijke en voortgezette
opleiding moet het niveau ervan aanzienlijk verbeteren.187
184 Boers, A., Vandevelde, S., Soyez, V., De Smet, S., & To, W. T. (2011). Het zorgaanbod voor geïnterneerden
in België. Panopticon, 32(2), 17-38.
185 Aertgeerts, B., Cosyns, P., Maes, L., Sabbe, B., Vansweevelt, T., Dockx, J., Dillen, C., Goethals, K.,
Jeandarme, I., & Van Peteghem, P. (2014). Advies over de forensische psychiatrie. Brussel: Koninklijke
Academie voor Geneeskunde van België.
186 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
187 Aertgeerts, B., Cosyns, P., Maes, L., Sabbe, B., Vansweevelt, T., Dockx, J., Dillen, C., Goethals, K.,
Jeandarme, I., & Van Peteghem, P. (2014). Advies over de forensische psychiatrie. Brussel: Koninklijke
Academie voor Geneeskunde van België.
74
3.2.4 Bedreigingen
3.2.4.1 Onvoldoende financiële middelen
De nieuwe interneringswet alleen is niet genoeg om adequate zorg aan de geïnterneerde
persoon aan te bieden. Justitie kan het probleem niet alleen oplossen. Er zijn ook
investeringen nodig in de geestelijke gezondheidszorg. Zo moet er onder meer ingezet worden
op: preventieve geestelijke gezondheidszorg: uit de levensloop van heel wat geïnterneerde
personen blijkt dat vroegtijdige psychologische hulp groter onheil kan voorkomen; zoveel
mogelijk de zorg ambulant aanbieden (in de thuissituatie via mobiele teams, centra voor
geestelijke gezondheidszorg) of in de reguliere residentiële psychiatrie; uitbreiding van de
capaciteit in de categorale forensische psychiatrie.188
Daarnaast is er ook voldoende
kwalitatief personeel nodig voor de realisatie van het zorgaanbod voor de geïnterneerde
personen.189
Positief is dat het regeerakkoord voorziet in voldoende budgettaire middelen om de uitvoering
van het nieuwe wettelijk kader op de internering te garanderen. In het verleden bleek reeds het
gebrek aan budget roet in het eten te gooien van de uitvoering van de wet van 21 april 2007.
Zo is die laatste wet nooit in werking getreden door een gebrek aan financiële middelen.
Welke garanties worden voorzien om te verzekeren dat deze nieuwe wet wel uitvoering zal
vinden, gelet op de algemene context van overheidsbesparingen? In de Kamercommissie
Justitie van 14 januari 2015 deelde minister Koen Geens mee dat hij samen met onder meer
collega-minister Maggie De Block zoekt naar budgettaire oplossingen en streeft naar
verbeteringen voor geïnterneerden op korte en lange termijn, zonder echt in detail te treden.
Het is nog onzeker of de hervorming van de interneringswet ook gedragen zal worden door
budgettaire inspanningen van de diverse overheden om een beter zorgaanbod voor
geïnterneerden te organiseren.
3.3 Besluit
In dit hoofdstuk is gezocht naar de antwoorden op de volgende onderzoeksvragen:
188 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en
organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
189 Boers, A., Vandevelde, S., Soyez, V., De Smet, S., & To, W. T. (2011). Het zorgaanbod voor geïnterneerden
in België. Panopticon, 32(2), 17-38.
75
1. Op welke manier brengt de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse
bepalingen inzake Justitie vernieuwing ten aanzien van de wet van 5 mei 2014
betreffende de internering? Is er nog ruimte voor verbetering en wat zijn de
tekortkomingen?
2. Welke opportuniteiten kunnen worden aangewend in het voordeel van de huidige
interneringswetgeving en het -beleid en wat zijn de bedreigingen waartegen de
wetgever zich moet beschermen?
De SWOT-analyse is over het algemeen positief voor wat betreft de aanpassingen aan de wet
van 5 mei 2014 betreffende de internering, die in de wet van 4 mei 2016 houdende internering
en diverse bepalingen inzake Justitie zijn aangebracht. Ten eerste, de minister heeft ervoor
gekozen om de interneringsmaatregel niet meer te gebruiken voor de lichte misdrijven. Enkel
de personen die zware misdrijven hebben gepleegd en tegen wie de maatschappij beschermd
moet worden, vallen voortaan onder het toepassingsgebied. Een punt van kritiek is dat de
personen met een psychische stoornis die minder ernstige misdaden en wanbedrijven plegen,
niet in een schemerzone mogen belanden. Een mogelijke oplossing is dat de wetgever het
strafwetboek herschrijft, zodat delinquenten met psychische stoornissen toch hun weg vinden
naar het zorgcircuit. Een andere mogelijkheid is het invoeren van verminderde
toerekeningsvatbaarheid. Ten tweede, de verdachte kan zich tijdens het
deskundigenonderzoek laten bijstaan door een arts naar keuze en een advocaat. Terwijl de arts
kan toezien op de medisch-psychiatrische kant, kan de advocaat toezien op de juridische kant
van de zaak, alsook te waken over de naleving van het recht zichzelf niet te beschuldigen. Ten
derde, wanneer bij een veroordeelde tijdens zijn hechtenis een duurzame psychische stoornis
wordt vastgesteld, dan wijzigt het statuut van veroordeelde naar het statuut van geïnterneerde.
Dit brengt met zich mee dat deze persoon de nodige zorg op maat krijgt met oog op re-
integratie in de samenleving. Een punt van kritiek is dat veroordeelden van lichtere misdrijven
en die lijden aan een geestesstoornis met een duurzaam karakter uit de boot dreigen te vallen.
Ten vierde, de wetgever biedt de nodige rechtszekerheid voor de slachtoffers van
geïnterneerden. Ten vijfde, de verlenging van de inzagetermijn van het dossier naar ten minste
tien dagen is een verbetering, maar het was beter geweest om geen beperking op te leggen.
Ten zesde, het is nu mogelijk om hoger beroep in te stellen tegen interneringsmaatregelen.
Ten zevende, het verlof van de geïnterneerde is opgetrokken van zeven naar veertien dagen.
Het is positief dat er rekening wordt gehouden met het zorgtraject van de geïnterneerde in het
kader van de re-integratie in de maatschappij.
76
De SWOT-analyse tekent ook een aantal tekortkomingen op. Ten eerste, bij de
inwerkingtreding van de nieuwe interneringswet zal er nog geen beveiligd klinisch
observatiecentrum opgericht zijn, hetgeen een ernstige hinderpaal is voor de uitvoering van de
wet. Ten tweede, de opsluiting van een geïnterneerde op een psychiatrische afdeling in een
gevangenis is nog niet volledig uitgesloten, wat in strijd is met de rechtspraak van het EHRM.
Daarnaast brengt de SWOT-analyse een aantal opportuniteiten in kaart, die de huidige
interneringswetgeving en het –beleid zouden kunnen verbeteren. Ten eerste, minstens even
belangrijk als het invoeren van de wet van 5 mei 2014, is het verder uitbouwen van een
behandelingsnetwerk voor gespecialiseerde forensisch psychiatrische zorg. Minister Geens
voegt voorlopig de daad bij het woord door onder andere een FPC in Gent, een longstay-
afdeling in het Universitair Psychiatrisch Centrum in Bierbeek en een afdeling voor
geïnterneerde vrouwen in het psychiatrisch centrum Sint-Jan-Baptist in Zelzate te openen.
Verdere uitbouw zal noodzakelijk zijn. Ten tweede, internering is een veiligheids- en
zorgmaatregel. Daarom is een benadering in overleg met de minister van Volksgezondheid
essentieel. Het is tevens belangrijk om samenwerking te bevorderen tussen alle actoren in het
werkveld van de geestelijke gezondheidzorg om een volwaardig forensisch psychiatrisch
zorgcircuit te kunnen organiseren. Ten derde, de psychiatrische zorg in de gevangenissen zou
erbij gebaat zijn, als ze onder de bevoegdheid zou vallen van de FOD Volksgezondheid in
plaats van de FOD Justitie. Ten vierde, opdat het interneringsbeleid door de samenleving zou
aanvaard worden, kunnen de overheid en de actoren van de forensisch zorgcircuit werken aan
een menselijker beeld van de geïnterneerde. Ten vijfde, er is dringend nood aan opleiding en
officiële erkenning van de forensische psychiatrie als onderdeel van de psychiatrie.
Tot slot is er een belangrijke bedreiging die de interneringswetgeving en het –beleid kan
dwarsbomen: financiën. Een nieuwe interneringswet alleen is niet voldoende om adequate
zorg aan de geïnterneerde persoon aan te bieden. Er moeten voldoende budgettaire middelen
vrijgemaakt worden om de uitvoering van de wet haalbaar te maken. De toekomst zal
uitwijzen of de hervorming van het interneringssysteem in België ook gedragen zal worden
door budgettaire inspanningen van de diverse overheden om een beter zorgaanbod voor
geïnterneerden te organiseren.
77
4 Algemene conclusie
Wereldwijd bestaan er zeer uiteenlopende visies over de manier waarop moet worden
omgegaan met personen die misdrijven hebben gepleegd en daarbij lijden aan een psychische
stoornis. Hierbij woedt de discussie over hoe de noodzaak om de maatschappij te beschermen
kan gerijmd worden met het verstrekken van zorg en behandeling aan geïnterneerde personen.
De opvatting van de meeste Westerse landen is dat deze mensen geen strafrechtelijke
verantwoordelijkheid dragen voor hun daden en daarom niet gestraft, maar wel behandeld
moeten worden. Ieder land heeft een strafrechtelijke maatregel of sanctie die gedwongen
opname binnen het forensisch psychiatrisch zorgnetwerk mogelijk maakt. Het
toepassingsgebied van de beveiligingsmaatregel is in elk land ietwat verschillend, maar de
doelstelling zijn wel gelijkaardig. Het primaire doel van deze vrijheidsbeperkende maatregel
is de maatschappij te beschermen tegen ernstige gewelds- of zedendelicten. Het secundaire
doel is zorg, begeleiding en behandeling aan te bieden aan mensen met een psychische
stoornis. Het tertiaire doel is het bewerkstelligen van de veilige terugkeer van deze mensen
naar de maatschappij na afloop van de beveiligingsmaatregel. Desondanks zijn personen met
een psychische aandoening wereldwijd oververtegenwoordigd in het penitentiaire systeem,
waar het hen ontbreekt aan voldoende en adequate zorg. De laatste jaren wordt er wel een
universele trend ten aanzien van de psychiatrische zorg waargenomen. Hierbij wordt een
verhoogd bewustzijn van de rechten van de geïnterneerde, de re-integratie van geïnterneerde
personen in de samenleving, een verminderde duur van de psychiatrische behandeling en de
uitbouw van ambulante zorg vastgesteld.
Ook in België is de interneringswetgeving en het –beleid het voorwerp van hevige kritiek. Het
verwijderen van de geesteszieke delinquenten uit de maatschappij en het onderwerpen van
deze personen aan een psychiatrische behandeling zijn de doelstellingen in de (huidige)
Belgische interneringswet van 1930. Toch voorzag de overheid tot voor kort onvoldoende
financiële middelen om deze doelstellingen te realiseren. Zo verblijft één op vier
geïnterneerde personen in de gevangenis, waar het hen ontbreekt aan gepaste behandeling en
zorg. België heeft voor deze schrijnende situatie al, terecht, enkele veroordelingen opgelopen
door het EHRM. Als reactie op de felle kritiek kwam de wet van 21 april 2007 betreffende de
internering van personen met een geestesstoornis tot stand. De wet bevatte heel wat
verbeteringen ten aanzien van de geïnterneerde. Maar de wet was praktisch niet uitvoerbaar
wegens fundamentele systeemfouten, te log en omslachtig, te strafrechtelijk gekleurd en er
waren te weinig financiële middelen. Na de inwerkingtreding drie maal uit te stellen, besliste
78
de wetgever om de interneringswet van 2007 op te heffen en zich volledig te richten op een
nieuwe interneringswet.
De volgende stap was de totstandkoming van de wet van 5 mei 2014 betreffende de
internering. Deze wet legt de nadruk op het belang van het zorgaspect van de
interneringsmaatregel, streeft naar eenvoudige en soepele procedures en beoogt een
interneringstraject dat gericht is op de maximale re-integratie van geïnterneerde personen in
de maatschappij. Hoewel deze wet een belangrijke stap voorwaarts was en er rekening werd
gehouden met de opmerkingen op de wet van 21 april 2007, bleek de wet toch een aantal
technische onvolkomenheden te bevatten. Ook door het werkveld werd de nood gesignaleerd
om enkele aanpassingen aan de wet aan te brengen. Teneinde dit alles uit te klaren, werd
beslist een multidisciplinaire werkgroep op te richten die zich zou buigen over de wettekst
met als doel de voorwaarden waaronder geïnterneerd kan worden en de uitvoering van de
interneringsmaatregel te verbeteren. Hun voorstellen vormden de basis voor de wet van 4 mei
2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie. De voorgestelde wijzigingen
aan de wet van 5 mei 2014 worden algemeen positief onthaald. In de eerste plaats zal
internering alleen nog mogelijk zijn voor zware misdrijven en niet langer voor zogenaamde
‘banale feiten’. Vervolgens kan een persoon die een forensisch psychiatrisch
deskundigenonderzoek ondergaat zich laten bijstaan door een arts naar zijn keuze en door een
advocaat. Verder is het mogelijk om veroordeelden tijdens de uitvoering van hun
gevangenisstraf alsnog te interneren wanneer er tijdens de detentie een duurzame
geestesstoornis wordt vastgesteld. Ook worden de rechten van het slachtoffer beter
gewaarborgd. Bovendien wordt de inzagetermijn van het dossier verlengd naar tien dagen.
Vervolgens is de mogelijkheid tot hoger beroep tegen beslissingen van de KBM ingevoerd.
Tot slot is het verlof van de geïnterneerde opgetrokken van zeven naar veertien dagen. Er
worden ook een aantal negatieve punten opgetekend. Vooralsnog is het wachten tot 2020,
wanneer het beveiligd klinisch observatiecentrum is opgericht, hetgeen een obstakel vormt
voor de uitvoering van de wet. Verder is de opsluiting van een geïnterneerde op een
psychiatrische afdeling in een gevangenis nog steeds mogelijk, wat in strijd is met de
rechtspraak van het EHRM.
Daarnaast zijn er aantal opportuniteiten, die de huidige interneringswetgeving en het –beleid
zouden kunnen verbeteren. Het spreekt voor zich dat een wetgevend kader alleen niet volstaat
om de situatie van de geïnterneerden in ons land te verbeteren. Ten eerste moet er tegelijk
79
worden geïnvesteerd in de uitbouw en versteviging van het geestelijk forensisch zorgnetwerk.
Minister van Justitie Koen Geens lijkt deze boodschap te verstaan en maakt werk van een
volwaardig interneringsbeleid. Hierbij beoogt hij zoveel mogelijk geïnterneerden uit de
Belgische gevangenissen te halen en hen de nodige zorg en behandeling aan te reiken ter
voorbereiding van een optimale sociale en maatschappelijke re-integratie. De doelstelling van
de minister is om twee zorgeenheden voor langdurige zorg en/of verblijf, een zorgeenheid
voor vrouwelijke geïnterneerden, een zorgeenheid voor geïnterneerden met een mentale
beperking of een niet-aangeboren hersenletsel en naast het bestaande FPC Gent en de in eind
2016 geplande opening van het FPC Antwerpen een derde Forensisch Psychiatrisch Centrum
voor high risk geïnterneerden in 2019 te realiseren. Ondertussen is in april 2016 de longstay
voor langdurig geïnterneerde personen in het Universitair Psychiatrisch Centrum in Bierbeek
geopend. In mei 2016 is een afdeling voor geïnterneerde vrouwen in het psychiatrisch
centrum Sint-Jan-Baptist in Zelzate geopend. Ten tweede moet Justitie de
interneringsproblematiek niet alleen aanpakken. Er is samenwerking nodig met het
departement Volksgezondheid en, in bredere context, met de gemeenschappen. Ten derde zou
de psychiatrische zorg in de gevangenissen beter onder de bevoegdheid van de FOD
Volksgezondheid dan de FOD Justitie vallen. Ten vierde moet de bevolking gesensibiliseerd
worden. Ten vijfde is er dringend nood aan opleiding en officiële erkenning van de
forensische psychiatrie als onderdeel van de psychiatrie. Tot slot is het nog onzeker of de
hervorming van de interneringswet ook gedragen zal worden door budgettaire inspanningen
van de diverse overheden om een beter zorgaanbod voor geïnterneerden te organiseren. Dit
zal de toekomst moeten uitwijzen. Niettemin ziet het ernaar uit dat België op weg is naar een
volwaardige opvang van geïnterneerde personen.
vi
Bibliografie
Adams, K., & Ferrandino, J. (2008). Managing mentally ill inmates in prisons. Criminal
Justice and Behaviour, 35(8), 913-927.
Aertgeerts, B., Cosyns, P., Maes, L., Sabbe, B., Vansweevelt, T., Dockx, J., Dillen, C.,
Goethals, K., Jeandarme, I., & Van Peteghem, P. (2014). Advies over de forensische
psychiatrie. Brussel: Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België.
Aertsen, I., Daems, T., Haaren, A., Hutsebaut, F., & Maesschalck, J. (Eds.). Deviante
wetenschap. Het domein van de criminologie. Leuven: Acco.
Algemene beleidsnota Justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1428/008.
Bebbington, P., Brugha, T., Coid, J., Farrell, M., Hare, R., Jenkins, R., Lewis, G., Moran, P.,
Roberts, A., Singleton, N., Ullrich, S., & Yang, M. (2009). Psychopathy among prisoners in
England and Wales. International Journal of Law and Psychiatry, 32(3), 134-141.
Boers, A., Vandevelde, S., Soyez, V., De Smet, S., & To, W. T. (2011). Het zorgaanbod voor
geïnterneerden in België. Panopticon, 32(2), 17-38.
Bouverne-De Bie, M. (2002). Handboek forensisch welzijnswerk. Gent: Academia Press.
Canadian Centre for Justice Statistics. (2003). Special Study on Mentally Disordered Accused
and the Criminal Justice System. Ottawa: Minister of Industry.
Casselman, J., Cosyns, P., & Goethals, J. (1997). Internering. Leuven: Garant.
Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe
interneringswet en organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.
Christodoulou, G. (2009). Psychiatric reform revisited. World Psychiatry, 8(2), 121–122.
vii
Coman, A., & Ronen, B. (2009). Focused SWOT: diagnosing critical strengths and
weaknesses. International Journal of Production Research, 47(20), 5677-5689.
Cools, M. (2007). De SWOT-analyse anders geduid voor criminologen. Panopticon, 28(6),
96-99.
Cosyns, P., D’Hont, C., Janssens, D., Maes, E., & Verellen, R. (2007). Geïnterneerden in
België: de cijfers. Panopticon, 28(1), 46-61.
de Boer, J., & Gerrits, J. (2007). Learning from Holland: the TBS system. Psychiatry, 6(11),
459-461.
De Clerck, S. (2010). Straf- en uitvoeringsbeleid: Overzicht en ontwikkeling. Brussel: FOD
Justitie.
Dheedene, J., Seynnaeve, K., & Van der Auwera, A. (2015). De geïnterneerdenpopulatie in
Vlaamse gevangenissen: enkele cijfergegevens. Fatik, 32(145), 4-9.
Drake, R. E., & Wallach, M. A. (2000). Dual diagnosis: 15 years of progress. Psychiatric
Services, 51(9), 1126-1129.
Dressing, H., Kief, C., & Salize, H. J. (2009). Prisoners with mental disorders in Europe. The
British Journal of Psychiatry, 194(1), 88−90.
Drost, M. (2006). Psychiatric assessment after every six years of the TBS order in the
Netherlands. International Journal of Law and Psychiatry, 29(4), 257-261.
Eaves, D., Lamb, D., & Tien, G. (2000). Forensic psychiatric services in British Columbia.
International Journal of Law and Psychiatry, 23(5-6), 615-631.
Encrenaz, G., & Messiah, A. (2006). Lifetime psychiatric comorbidity with substance use
disorders: Does healthcare use modify the strength of associations? Social Psychiatry and
Psychiatric Epidemiology, 41(5), 378-385.
viii
Finlay, P. (2000). Strategic Management. An introduction to business and corporate strategy.
Essex: Pearson Education Ltd.
Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid.
Brussel: FOD Justitie.
Geens, K. (2016). Toespraak Potpourri III over internering en diverse bepalingen. Verkregen
op 13/06/2016, via www.koengeens.be/news/2016/02/02/toespraak-potpourri-iii-over-
internering-en-diverse-bepalingen.
Goethals, J. (1991). Abnormaal en delinkwent: de geschiedenis en het actueel functioneren
van de wet tot bescherming van de maatschappij. Antwerpen: Kluwer rechtswetenschappen.
Goethals, J. (2010). Hoopvolle perspectieven met betrekking tot de internering in België,
Periodiek, 65(4), 7-11.
Gryson, S. (2014). Een zoveelste veroordeling voor België voor de behandeling van
geïnterneerden. Verkregen op 1 juni 2016, via
www.mensenrechten.be/index.php/site/nieuwsberichten/een_zoveelste_veroordeling_voor_be
lgie_voor_de_behandelingen_van_geinternee.
Gryson, S. (2015). Internering in België: de veroordelingen door het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens. Fatik, 32(145), 23-27.
Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het
interneringslandschap? Panopticon, 36(3), 289-296.
Heimans, H. (2007). Is er opnieuw hoop voor de geïnterneerden? Fatik, 25(2), 10-15.
Heimans, H., & Brad, P. (2003). Internering doorgelicht 2001-2002-2003: België versus
USA, Nederland, Engeland, Canada. Gent: Koning Boudewijnstichting & Commissie tot
Bescherming van de Maatschappij.
ix
Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en
goede wet op de internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27),
1043–1064.
Hill, T., & Westbrook, R. (1997). SWOT-analysis: It’s time for a product recall. Long Range
Planning, 30(1), 46-52.
Joseph, P. (1990). Mentally disordered offenders: Diversion from the criminal justice system.
The Journal of Forensic Psychiatry, 1(2), 133-138.
Konrad, N., & Lau, S. (2010). Dealing with the mentally ill in the criminal justice system in
Germany. International Journal of Law and Psychiatry, 33(4), 236-240.
Melamed, Y. (2010). Mentally Ill Persons Who Commit Crimes: Punishment or Treatment?
Journal of the American Academy of Psychiatry and the Law Online, 38(1), 100–103.
Mental Health Act 1983 (chapter 20).
Mental Health Act 2007 (chapter 12).
Monballyu, J. (2006). Zes eeuwen strafrecht: de geschiedenis van het Belgische strafrecht
(1400-2000). Leuven: Acco.
Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid. (2010). Uw rechten als slachtoffer van een misdrijf.
Brussel: A. Bourlet.
Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change,
7(2), 101-109.
Recommendation No. Rec(2004)10 concerning the protection of the human rights and dignity
of persons with mental disorder and its Explanatory Memorandum.
Resolution 46/119 of 17 December 1991 – UN Principles for the protection of persons with
mental illness and the improvement of mental health care.
x
Roose, R., Vander Laenen, F., Aertssen, I., & Van Garsse, L. (Eds.), Handboek forensisch
welzijnswerk : ontwikkeling, beleid, organisatie & praktijk. Gent: Academia Press.
Salize, H., & Dreßing, H. (2005). Placement and Treatment of Mentally Ill Offenders –
Legislation and Practice in EU Member States. Mannheim: European Commission.
Senaeve, P. (Ed.). (1999). Het statuut van de geestesgestoorde. Antwerpen-Apeldoorn:
Maklu.
Smet, S. (2013). Mensenrechtenhof veroordeelt België opnieuw voor behandeling
geïnterneerden. DE JURISTENKRANT (DEURNE), (263), 1-1.
van Wijk, A. Ph., de Vries-Robbé, E., Nieuwenhuis, A., & Smulders, A. J. (2009). Een
verkennend onderzoek naar TBS-gestelden met en zonder een combinatievonnis en de
mogelijke effecten van detentie. Arnhem: WODC.
van Wijngaarden, J. D. H., Scholten, G. R. M., & van Wijk, K. P., (2012). Strategic analysis
for health care organizations: the suitability of the SWOT-analysis. International Journal of
Health Planning and Management, 27(1), 34-49.
Vander Laenen, F. (2015). Van het interneringsfront veel nieuws. Fatik, 32(148), 3-4.
Vandevelde, S., De Smet, S., Vanderplasschen, W., & To, W. T. (Eds.). (2013). Oude
uitdagingen, nieuwe kansen! Over de behandeling van geïnterneerden. Gent: Academia Press.
Vandevelde, S., Soyez, V., Vander Beken, T., De Smet, S., Boers, A., & Broekaert, E. (2011).
Mentally ill offenders in prison: the Belgian case. International Journal of Law and
Psychiatry, 34(1), 71-78.
Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2014). Nota bij de hoorzitting van 14 januari 2014 m.b.t. het
wetsvoorstel betreffende de internering van personen, Commissie voor Justitie.
xi
Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2016). Nota bij het wetsontwerp houdende wijzigingen van
de wet van 5 mei 2014 inzake internering: beperking toepassingsgebied internering.
Verdun-Jones, S. N. (1994). The insanity defence in Canada: Setting a new course.
International Journal of Law and Psychiatry, 17(2), 175-189.
Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse: een handreiking naar een betere
beleidsplanning (2de ed.). Brussel: Politeia.
Verschuren, P., & Doorewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag:
Lemma.
Vogel, T., Lanquillon, S., & Graf, M. (2013). When and why should mentally ill prisoners be
transferred to secure hospitals: A proposed algorithm. International Journal of Law and
Psychiatry, 36(3-4), 281–286.
Weihrich, H. (1982). The TOWS Matrix – A tool for situational analysis. Long Range
Planning, 15(2), 54-66.
Wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen,
gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, BS 11 mei 1930.
Wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en
gewoontemisdadigers, BS 17 juli 1964.
Wet van 25 juni 1997 tot vaststelling van een Beginselenwet verpleging ter beschikking
gestelden en overige verpleegden, strafrechtstoepassing en daarmede verband houdende
wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en de Beginselenwet gevangeniswezen, Stb.
1997, 280.
Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, BS 13
juli 2007.
Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, BS 9 juli 2014.
xii
Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende
diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016.
Wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie, BS 13 mei
2016.
Wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer
2015-16, nr. 1590/001.
Wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer
2015-16, nr. 1590/006.
Wetsontwerp houdende wijzigingen van het strafrecht en het strafprocesrecht en houdende
diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1418/001.
Wetsvoorstel betreffende de internering van personen, Parl. St. Senaat 2012-13, nr. 5-2001/1.
Wetsvoorstel betreffende de internering van personen, Parl. St. Senaat 2013-14, nr. 5-2001/8.