De nieuwe interneringswet: een...

86
FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID De nieuwe interneringswet: een SWOT-analyse Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Criminologische Wetenschappen door (01007252) Van Mieghem Kim Academiejaar 2015-2016 Promotor: Commissaris: Prof. Dr. Vander Laenen Freya Dhr. De Nil Nicholas

Transcript of De nieuwe interneringswet: een...

FACULTEIT

RECHTSGELEERDHEID

De nieuwe interneringswet: een SWOT-analyse

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Criminologische

Wetenschappen

door (01007252) Van Mieghem Kim

Academiejaar 2015-2016

Promotor: Commissaris:

Prof. Dr. Vander Laenen Freya Dhr. De Nil Nicholas

ii

Verklaring inzake toegankelijkheid van de

masterproef criminologische wetenschappen

Ondertekende,

Van Mieghem Kim (01007252)

geeft hierbij aan derden,

zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of

leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen,

[de toelating] [geen toelating] (schrappen wat niet past)

om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien

beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts

zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden.

Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de

masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden

onmiddellijk na het titelblad.

Datum: 15 augustus 2016

Handtekening:

iii

Dankwoord

Voor u ligt de masterproef die tot stand kwam in het kader van het behalen van het diploma

master in de Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit Gent. In dit voorwoord wil

ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken voor hun hulp en

steun, want een masterproef schrijven doe je niet alleen.

Allereerst een zeer grote dank aan mijn promotor, professor dr. Freya Vander Laenen voor

haar enthousiaste en uitstekende begeleiding. Ik vind het hartverwarmend om te zien hoe

begaan zij is met haar studenten. Hartelijk bedankt voor de enorme hulp doorheen het hele

jaar.

Tot slot wil ik ook mijn ouders, collega’s en vrienden bedanken voor hun oprechte interesse,

geduld en steun gedurende het hele opleidingstraject. Dankzij hen heb ik de moed niet

verloren en ben ik er altijd in blijven geloven. De combinatie voltijds werken en studeren was

geen evidente keuze. Ondanks alle tegemoetkomingen en speciale formules stond ik voor een

zware opgave. Ik heb veel moeten inleveren op de kwaliteit van mijn sociale leven, maar aan

het einde van de rit loont het de moeite.

iv

Inhoudsopgave

Dankwoord ................................................................................................................................ iii

Inhoudsopgave .......................................................................................................................... iv

Lijst van gebruikte afkortingen ................................................................................................. vi

1 Algemene inleiding ............................................................................................................ 7

1.1 Motivatie onderwerpskeuze ......................................................................................... 8

1.2 Probleem- en doelstelling ............................................................................................ 9

1.3 Criminologische relevantie ........................................................................................ 17

1.4 Methodologie ............................................................................................................. 18

1.4.1 Onderzoeksstrategie ........................................................................................... 18

1.4.2 Methode van dataverzameling ........................................................................... 20

1.4.3 SWOT-analyse ................................................................................................... 21

2 Verkennende literatuurstudie ........................................................................................... 27

2.1 De geïnterneerde populatie ........................................................................................ 27

2.1.1 Inleiding ............................................................................................................. 27

2.1.2 Juridische kaders voor internering ..................................................................... 27

2.1.3 Profiel van geïnterneerde personen .................................................................... 33

2.1.4 Besluit ................................................................................................................. 37

2.2 Historische context van de interneringswetgeving .................................................... 38

2.2.1 Inleiding ............................................................................................................. 38

2.2.2 Periode voor de eerste interneringswet .............................................................. 40

2.2.3 De wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen

abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten .................. 42

2.2.4 De wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen

en gewoontemisdadigers .................................................................................................. 44

2.2.5 De wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een

geestesstoornis .................................................................................................................. 46

2.2.6 De wet van 5 mei 2014 betreffende de internering ............................................ 47

v

2.2.7 Besluit ................................................................................................................. 50

3 Analyse en resultaten ....................................................................................................... 52

3.1 Inleiding ..................................................................................................................... 52

3.2 SWOT-analyse ........................................................................................................... 53

3.2.1 Sterktes ............................................................................................................... 54

3.2.2 Zwaktes .............................................................................................................. 65

3.2.3 Opportuniteiten ................................................................................................... 67

3.2.4 Bedreigingen ...................................................................................................... 74

3.3 Besluit ........................................................................................................................ 74

4 Algemene conclusie ......................................................................................................... 77

Bibliografie ................................................................................................................................ vi

vi

Lijst van gebruikte afkortingen

CBM: Commissie ter Bescherming van de Maatschappij

CCC: Criminal Code of Canada

EHRM: Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EVRM: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

FOD: Federale Overheidsdienst

FPC: Forensisch Psychiatrisch Centrum

IBW: Initiatieven van Beschut Wonen

KBM: Kamer ter Bescherming van de Maatschappij

MHA: Mental Health Act

PP: Potpourri

PVT: Psychiatrische Verzorgingstehuizen

SWOT: Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats

TBS: Terbeschikkingstelling

WBM: Wet ter Bescherming van de Maatschappij

7

1 Algemene inleiding

De huidige van kracht zijnde interneringswet is de wet van 9 april 1930 tot bescherming van

de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele

strafbare feiten, zoals gewijzigd door de wet van 1 juli 1964. Deze wet bleef, mits enkele

kleine wijzigingen, tot nu toe overeind ondanks een halve eeuw van hevige kritiek. De wet

van 5 mei 2014 betreffende de internering zou de huidige wet vervangen op 1 januari 2016,

maar deze datum is voorlopig verdaagd naar 1 oktober 2016.1 Het uitgangspunt van de wet

van 5 mei 2014 is het realiseren van zorg op maat voor de geïnterneerden en maximale

uitstroom van geïnterneerde personen naar de samenleving. De nieuwe interneringswet bleek

echter een aantal technische onvolkomenheden en ondoordachte bepalingen te bevatten. Om

deze redenen heeft de wetgever de intentie het regelgevend kader van de internering grondig

wijzigen. Het reparatiewerk aan de wet werd multidisciplinair voorbereid door een

werkgroep. Deze werkgroep bestaat uit verschillende actoren op het werkveld:

zorgcoördinatoren, academici, magistraten, psychiaters, vertegenwoordigers van de

psychosociale dienst van de penitentiaire inrichtingen en van het departement

Volksgezondheid.2 Deze masterproef wil hoofdzakelijk inzicht over dit reparatiewerk

verschaffen.

Deze masterproef bestaat uit vier hoofdstukken waarbij elk hoofdstuk is opgebouwd uit

paragrafen. Voordat het effectieve onderzoek aan bod komt, wordt in het eerste hoofdstuk de

motivatie van het onderwerp, de probleem- en doelstelling, de criminologische relevantie en

de methodologie besproken. Het tweede hoofdstuk omvat een verkennende literatuurstudie

waarin de nationale en internationale literatuur aangaande internering aan bod komt. In de

eerste paragraaf wordt dieper ingegaan op de geïnterneerde populatie. Hierbij wordt in de

eerste plaats een beschrijving gegeven van hoe het wettelijke kader met betrekking tot

internering van enkele Westerse landen is geregeld. Daarna wordt het profiel van de

geïnterneerde persoon uiteengezet. In de tweede paragraaf wordt een overzicht van de

vroegere interneringswetgeving in België in beeld gebracht, met als doel de huidige visie

omtrent internering beter te begrijpen. Hoofdstuk drie verlegt de aandacht van de oude

wetgeving naar de huidige interneringswetgeving. In dit hoofdstuk wordt de wet van 5 mei

1 Art. 136 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.

2 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en organisatie

van de zorg. Brugge: Die Keure.

8

2014 betreffende de internering en het reparatiewerk eraan, vervat in de wet van 4 mei 2016

houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie, aan een SWOT-analyse

onderworpen. In het besluit van dit hoofdstuk worden de onderzoeksvragen beantwoord en

worden aanbevelingen geformuleerd. Hoofdstuk vier bevat de algemene conclusie van deze

masterproef.

1.1 Motivatie onderwerpskeuze

Op 23 januari 2009 vond een steekpartij plaats in het kinderdagverblijf Fabeltjesland in Sint-

Gillis-bij-Dendermonde. Drie slachtoffers, namelijk een begeleidster en twee baby's van

negen maanden oud, werden doodgestoken. Daarnaast vielen er nog twaalf gewonden. Een

verdachte, later geïdentificeerd als de toen 20-jarige Kim De Gelder, werd kort daarna in de

naburige gemeente Lebbeke opgepakt. Daarnaast werd een week voor de voorgemelde feiten

's avonds een dame in haar woning te Vrasene dood aangetroffen.3 Later bekende Kim De

Gelder haar het leven te hebben ontnomen. Omdat ik in Beveren woonachtig ben en werkte

bij de hulpdiensten van de gemeente Beveren, heb ik deze zaak op de voet gevolgd. Kim De

Gelder zou uiteindelijk door het Gentse Hof van assisen schuldig bevonden worden aan 4

moorden en 25 moordpogingen. De jury achtte hem toerekeningsvatbaar. Hij werd

veroordeeld tot een levenslange opsluiting.

In 2013 heeft een aflevering van Panorama over de zaak Frank Van den Bleeken mijn

interesse opnieuw aangewakkerd. Frank Van den Bleeken werd ontoerekeningsvatbaar

verklaard voor moord en verkrachting en als psychiatrische patiënt geïnterneerd. De man zat

bijna dertig jaar onafgebroken in de gevangenis. Hij vroeg euthanasie aan omdat hij naar

eigen zeggen ondraaglijk psychisch lijdt, onbehandelbaar is en ook niet thuishoort in de

gevangenis. Zijn verzoek werd meermaals geweigerd omdat niet voldoen was aan een aantal

voorgeschreven wettelijke voorwaarden. Het ondraaglijk lijden moet immers veroorzaakt

worden door de ongeneeslijke (psychiatrische) aandoening, wat slechts gedeeltelijk het geval

was bij Frank Van den Bleeken. Bovendien moeten alle therapeutische opties aan de patiënt

aangeboden worden, inclusief palliatieve behandelingen die niet genezen maar wel een betere

levenskwaliteit geven. In de documentaire werd bij uitbreiding de problematiek van de

geïnterneerden in België beschreven. Ik was dan ook verbaasd dat België al meermaals

veroordeeld is door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor de opsluiting van

3 Vrasene is een deelgemeente van Beveren.

9

geïnterneerden in daartoe ongeschikte penitentiaire inrichtingen. België telt een groep van om

en bij 1.100 ondermaats behandelde geïnterneerde personen waarvan de meesten in niet-

aangepaste omstandigheden opgesloten verblijven. Er wordt hen weinig of geen adequate

psychiatrische zorg, behandeling of enig toekomstperspectief aangeboden. De jarenlange

verwaarlozing van deze populatie door de overheid betekent een onbetwistbare schending van

de rechten van geïnterneerden.4 Deze elementen hebben er voor gezorgd dat mijn interesse in

de interneringsproblematiek gegroeid is en hebben de keuze voor het onderwerp bepaald.

1.2 Probleem- en doelstelling

Wereldwijd bestaan er zeer uiteenlopende visies over de manier waarop moet worden

omgegaan met geesteszieke delinquenten. De samenleving is over het algemeen in de eerste

plaats bezorgd over de openbare veiligheid. Daarenboven is het maatschappelijk vaak

moeilijk aanvaardbaar dat geesteszieke mensen die criminele feiten hebben gepleegd, na een

(korte) behandeling in een hospitaal, opnieuw vrij kunnen rondlopen. Internationale literatuur

toont aan dat opsluiting, hospitalisatie of een combinatie van beiden in de meeste landen

aanwezig zijn. In sommige landen vindt de opsluiting plaats voor de ziekenhuisopname. In

andere landen gaat de hospitalisatie vooraf aan de detentie. Het doel is een evenwicht te

vinden tussen het recht op een behandeling voor de patiënt en de verantwoordelijkheid die de

rechtbank moet nemen om de openbare veiligheid te waarborgen. Moeten geesteszieken die

misdrijven hebben gepleegd een psychiatrische behandeling krijgen of moeten ze worden

gestraft? Dit is het dilemma waar elke maatschappij voor staat. Een eenduidige oplossing is er

evenwel niet, omdat elk systeem voor- en nadelen heeft. Geesteszieke delinquenten bevinden

zich daardoor op een kruispunt van het strafrechtelijke systeem en de gezondheidszorg.5

In de meeste Westerse landen bestaat de opvatting dat geesteszieke delinquenten geen

strafrechtelijke verantwoordelijkheid dragen voor hun daden en daarom niet gestraft mogen

worden. Deze mensen horen niet thuis in een gevangenis, maar wel in een beveiligd

4 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en organisatie

van de zorg. Brugge: Die Keure.

5 Melamed, Y. (2010). Mentally Ill Persons Who Commit Crimes: Punishment or Treatment? Journal of the

American Academy of Psychiatry and the Law Online, 38(1), 100–103.

10

psychiatrisch hospitaal waar zij een gepaste behandeling krijgen.6 Op het niveau van de Raad

van Europa en de Verenigde Naties wordt deze opvatting in grote lijnen gedeeld. Aanbeveling

Rec(2004)10 is gericht op een betere bescherming van de waardigheid, de mensenrechten en

de fundamentele vrijheden van personen met een geestelijke ziekte. Niettegenstaande

aanbeveling Rec(2004)10 die de plaatsing en behandeling van mentaal zieke personen in de

strafrechtelijke context niet in detail bespreekt, wordt er wel uitdrukkelijk verwezen naar de

beginselen van het EVRM. Het is de taak van de overheid om kwetsbare personen met een

psychische stoornis te beschermen tegen inbreuken op hun rechten. Zij moeten al hun

burgerlijke en politieke rechten kunnen blijven uitoefenen. Personen met een psychische

aandoening die zijn opgenomen in penitentiaire instellingen mogen niet worden

gediscrimineerd. Zij zouden het recht moeten hebben om een behandeling in een aangepaste

omgeving te krijgen en met zo weinig mogelijk restricties. De instellingen die opgericht zijn

voor het plaatsen van personen met een psychische aandoening moeten inzake omgeving en

levensomstandigheden zo dicht mogelijk aanleunen bij het normale leven in de samenleving.

Hierbij dient er rekening te worden gehouden met de gezondheidstoestand van deze personen

en met de veiligheid van anderen. Het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten om ervoor

te zorgen dat de medische behandeling en gezondheidszorg in gelijkwaardige omstandigheden

worden aangeboden aan zowel geïnterneerde personen als aan de rest van de bevolking,

rekening houdend met de beginselen die in de aanbeveling zijn vastgelegd.7 Ook de principes

ter bescherming van personen met een psychische aandoening en ter verbetering van de

geestelijke gezondheidszorg die in 1991 door de Verenigde Naties werden aangenomen,

geven een duidelijke inhoud aan de fundamentele vrijheden en basisrechten van mensen met

een psychische aandoening. Alle personen met een psychische aandoening moeten met

respect voor de menselijke waardigheid behandeld worden. Zij moeten beschermd worden

tegen economische, seksuele en andere vormen van uitbuiting, lichamelijke of andere vormen

van misbruik en onterende behandeling. Er mag geen discriminatie op grond van hun

psychische ziekte plaatsvinden. Zij hebben het recht om hun burgerlijke, politieke,

economische, sociale en culturele rechten uit te oefenen, zoals bepaald in het EVRM.

Wanneer een rechtbank van oordeel is dat een persoon met een psychische aandoening niet in

staat is om zijn of haar zaken te beheren, worden er maatregelen genomen zodoende dat zijn

6 Dressing, H., Kief, C., & Salize, H. J. (2009). Prisoners with mental disorders in Europe. The British Journal of

Psychiatry, 194(1), 88−90.

7 Recommendation No. Rec(2004)10 concerning the protection of the human rights and dignity of persons with

mental disorder and its Explanatory Memorandum.

11

of haar belangen worden gewaarborgd. Elke geïnterneerde persoon heeft het recht behandeld

te worden in de minst beperkende omgeving en met de minst beperkende of gedwongen

behandeling, rekening houdend met enerzijds de gezondheid en de behoeften van de patiënt

en anderzijds de noodzaak om de fysieke veiligheid van anderen te beschermen. Instellingen

voor geestelijke gezondheidszorg moeten gelijkwaardige omstandigheden bevatten zoals elke

andere gezondheidsinstelling. Meer specifiek omvatten deze omstandigheden voldoende

gekwalificeerde medewerkers, diagnostische en therapeutische apparatuur, voldoende ruimte

om elke patiënt te kunnen voorzien van privacy, passende behandeling en professionele zorg.8

Desondanks zijn personen met een psychische aandoening wereldwijd oververtegenwoordigd

in het penitentiaire systeem, waar het hen ontbreekt aan voldoende en adequate zorg.9

Waarom is er dan een discrepantie tussen de theorie en de praktijk? In de realiteit wordt het

beleid en de regelgeving aangaande internering sterk bepaald door de politieke agenda en de

samenleving. Hierbij wordt er rekening gehouden met overwegingen zoals de openbare

veiligheid, financiën, speciale voorschriften en de beschikbaarheid van faciliteiten. Terwijl

vanuit medisch oogpunt een geïnterneerde persoon in een hospitaal behandeld moet worden,

zal de beslissing uiteindelijk afhankelijk zijn van de voorgenoemde overwegingen.10

Ook

speelt de historische context een belangrijke rol. De beslissingen die in het verleden zijn

genomen, worden niet onmiddellijk met de spons uitgewist. Het heeft tijd en politieke wil

nodig om een nieuw volwaardig interneringsbeleid uit te dragen.11

Het is gelukkig niet

allemaal kommer en kwel. De laatste jaren wordt er een universele trend ten aanzien van de

psychiatrische zorg waargenomen. Een verhoogd bewustzijn van de rechten van de

geïnterneerde, de re-integratie van geïnterneerde personen in de samenleving, een

verminderde duur van de psychiatrische behandeling en de uitbouw van ambulante zorg wordt

opgetekend.12

8 Resolution 46/119 of 17 December 1991 – UN Principles for the protection of persons with mental illness and

the improvement of mental health care.

9 Dressing, H., Kief, C., & Salize, H. J. (2009). Prisoners with mental disorders in Europe. The British Journal of

Psychiatry, 194(1), 88−90.

10 Vogel, T., Lanquillon, S., & Graf, M. (2013). When and why should mentally ill prisoners be transferred to

secure hospitals: A proposed algorithm. International Journal of Law and Psychiatry, 36(3-4), 281–286.

11 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

12 Christodoulou, G. (2009), Psychiatric reform revisited. World Psychiatry, 8(2), 121–122.

12

Ook in België staat de problematiek van internering de afgelopen jaren onverminderd ter

discussie, en dit zowel op politiek niveau als op het terrein.13

Wanneer tijdens het plegen van

een delict sprake was van een geestelijke stoornis, zal de persoon in kwestie

ontoerekeningsvatbaar worden verklaard en vervolgens worden geïnterneerd. De

geïnterneerde persoon wordt niet schuldig bevonden voor de feiten die hij heeft gepleegd,

omwille van de geestestoestand op het moment van de feiten. Internering is bijgevolg geen

straf, maar een strafrechtelijke beveiligingsmaatregel van onbepaalde duur die door de

strafrechter kan worden opgelegd.14

Het Belgische systeem van internering heeft een dubbele

doelstelling. In de eerste plaats heeft de interneringsmaatregel tot doel de maatschappij te

beschermen tegen het gevaarlijke gedrag van patiënten met een psychische aandoening. Door

de verwijdering van de geïnterneerde uit de maatschappij wil men voorkomen dat hij nog

verdere schade veroorzaakt en/of slachtoffers maakt. In de tweede plaats borgt de

interneringsmaatregel de medisch-psychiatrische behandeling van de geesteszieke met het oog

op re-integratie in de maatschappij.15

In de uitvoering stelt de wetgeving evenwel teleur. De overheid voorzag tot voor kort

onvoldoende financiële middelen om de dubbele doelstelling te kunnen bereiken.16

Op dit

ogenblik zijn er ruim 4.000 geïnterneerden in België, waarvan er bijna 1.100 opgesloten zitten

in de gevangenis. Deze groep vertegenwoordigt om en bij de 10% van de totale Belgische

gevangenispopulatie.17

Daar wachten ze dikwijls een lange tijd tot er plaats vrijkomt in een

geschikte instelling. In realiteit blijven ze jaren in de gevangenis zitten zonder gepaste

behandeling, wat onethisch is op medisch vlak. Geïnterneerden zijn mensen met een

psychiatrische aandoening die niet thuishoren in de gevangenis, maar net zoals iedereen recht

13 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

14 Heimans, H., & Brad, P. (2003). Internering doorgelicht 2001-2002-2003: België versus USA, Nederland,

Engeland, Canada. Gent: Koning Boudewijnstichting & Commissie tot Bescherming van de Maatschappij.

15 Vandevelde, S., De Smet, S., Vanderplasschen, W., & To, W. T. (Eds.). (2013). Oude uitdagingen, nieuwe

kansen! Over de behandeling van geïnterneerden. Gent: Academia Press.

16 Cosyns, P., D’Hont, C., Janssens, D., Maes, E., & Verellen, R. (2007). Geïnterneerden in België: de cijfers.

Panopticon, 28(1), 46-61.

17 Dheedene, J., Seynnaeve, K., & Van der Auwera, A. (2015). De geïnterneerdenpopulatie in Vlaamse

gevangenissen: enkele cijfergegevens. Fatik, 32(145), 4-9.

13

hebben op een adequate en kwaliteitsvolle geestelijke gezondheidzorg.18

Elk persoon, dus ook

een geïnterneerde, moet een leven kunnen leiden dat beantwoordt aan de menselijke

waardigheid.19

Dit wordt bevestigd in vonnissen uitgesproken door het Europees Hof voor de

Rechten van de Mens.20

Het gebrek aan zorgverlening voor geïnterneerden leidde meermaals tot kritieken en

internationale veroordelingen. Voor deze onmenselijke behandeling werd de Belgische Staat

door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in 1998 voor het eerst en sindsdien

herhaaldelijk veroordeeld voor het uitblijven van een geschikte oplossing voor de

geïnterneerden die zich in de gevangenis bevinden. Het gaat om schendingen van zowel art. 5

EVRM (recht op vrijheid en gelijkheid) als art. 3 EVRM (verbod op foltering).21

Op 9 januari

2014 nog heeft het EHRM acht arresten uitgevaardigd waarin de Belgische Staat wordt

veroordeeld. Al die arresten hebben hetzelfde onderwerp, meer bepaald de opsluiting van

geïnterneerden in daartoe ongeschikte inrichtingen.22

Het is belangrijk te zoeken naar een

redelijk evenwicht tussen de belangen van de overheden en die van de betrokkene. Dergelijk

evenwicht wordt verbroken wanneer de betrokkene in een inrichting wordt gelaten die het

bevoegde rechtscollege onaangepast vindt met het oog op een reclassering van de

betrokkene.23

Naar aanleiding van de vele kritieken heeft de overheid de voorbije jaren initiatieven

genomen om de zorgverlening voor geïnterneerde personen te verbeteren. Hierbij spelen de

twee meerjarenplannen, Plan Onkelinx en Demotte (2007) en Plan Vandeurzen en Onkelinx

18 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

19 Roose, R., Vander Laenen, F., Aertssen, I., & Van Garsse, L. (Eds.), Handboek forensisch welzijnswerk :

ontwikkeling, beleid, organisatie & praktijk. Gent: Academia Press.

20 Senaeve, P. (Ed.). (1999). Het statuut van de geestesgestoorde. Antwerpen-Apeldoorn: Maklu.

21 Smet, S. (2013). Mensenrechtenhof veroordeelt België opnieuw voor behandeling geïnterneerden. DE

JURISTENKRANT (DEURNE), (263), 1-1.

22 Gryson, S. (2014). Een zoveelste veroordeling voor België voor de behandeling van geïnterneerden.

Verkregen op 1 juni 2016, via

www.mensenrechten.be/index.php/site/nieuwsberichten/een_zoveelste_veroordeling_voor_belgie_voor_de_beha

ndelingen_van_geinternee.

23 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de

internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.

14

(2009), een belangrijke rol. Deze meerjarenplannen beoogden om zoveel mogelijk

geïnterneerden uit de Belgische gevangenissen te halen en hen door de geestelijke

gezondheidszorg te laten behandelen, begeleiden en/of verzorgen ter voorbereiding van een

optimale sociale en maatschappelijke re-integratie. Dit vereiste onder meer een versteviging

en uitbouw van de zorgcapaciteit voor forensisch psychiatrische patiënten.24

In het plan

Onkelinx - Demotte (2007) ging de aandacht vooral naar de verankering, diversifiëring en

uitbreiding van de residentiële opvangmogelijkheden met name Medium Security plaatsen,

forensische Psychiatrische Verzorgingstehuizen, forensische plaatsen Beschut Wonen en

gespecialiseerde opvang voor seksuele delinquenten.25

Het federaal meerjarenplan

Vandeurzen en Onkelinx (2009) bevatte vier fasen van elk ongeveer vijf miljoen euro. De

eerste fase van dit plan werd uitgevoerd in 2009. In deze eerste fase opteerde de regering voor

een uitbouw van het categoraal forensisch aanbod. Zo werden de bedden binnen de bestaande

medium security zorgcircuits uitgebreid (zowel op niveau van het ziekenhuis, als de

psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven beschut wonen en outreachteams). Ook de

gespecialiseerde afdelingen voor seksueel delinquenten ontvingen middelen om verder uit te

breiden (op het niveau van ziekenhuis, PVT en IBW). Omwille van verschillende factoren

zoals politieke onrust en economische recessie werd de tweede fase van het meerjarenplan pas

ingezet in 2013. In de eerste plaats werden netwerkcoördinatoren internering aangesteld per

hof van beroep vanuit de FOD Volksgezondheid. Dit in navolging van de in 2011-2012 door

de FOD Justitie aangestelde ‘coördinatoren extern zorgcircuit’ voor geïnterneerde personen.

Deze coördinatoren werken nauw samen binnen elk hof van beroep met als doel een brug te

slaan tussen de FOD Volksgezondheid en de FOD Justitie. Vervolgens werden in de tweede

helft van 2013 de schakelteams internering opgericht, eveneens per hof van beroep. Hun

doelstelling is om op casusniveau de doorstroom van geïnterneerden naar een gepaste

zorgomkadering en maatschappelijke integratie te faciliteren. Ten slotte werd er een kader

gecreëerd voor de zogenaamde verbeterprojecten internering, die als doelstelling hebben de

in- en doorstroom van personen met een interneringstatuut binnen een zorgcircuit te

verbeteren. De goedgekeurde verbeterprojecten zijn van start gegaan in de loop van 2014.

24 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

25 Wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16,

nr.1590/001.

15

Wat de uitvoering van de derde en vierde fase betreft, is het voorlopig afwachten.26

Huidige

minister van Justitie Koen Geens wil er duidelijk werk van maken om alle geïnterneerden

tegen 2019 uit de gevangenis te halen. Om de nodige zorg en behandeling te bekomen zal

verder worden ingezet om extra plaatsen te voorzien in het forensisch psychiatrisch

zorgnetwerk voor geïnterneerden. De doelstelling van de minister is om twee zorgeenheden

voor langdurige zorg en/of verblijf, een zorgeenheid voor vrouwelijke geïnterneerden, een

zorgeenheid voor geïnterneerden met een mentale beperking of een niet-aangeboren

hersenletsel en naast het bestaande FPC Gent en de in eind 2016 geplande opening van het

FPC Antwerpen een derde Forensisch Psychiatrisch Centrum voor high risk geïnterneerden in

2019 te realiseren.27

Ondertussen is in april 2016 de longstay voor langdurig geïnterneerde

personen in het Universitair Psychiatrisch Centrum in Bierbeek geopend. In mei 2016 is een

afdeling voor geïnterneerde vrouwen in het psychiatrisch centrum Sint-Jan-Baptist in Zelzate

geopend.

Er kan gesteld worden dat geïnterneerde personen tot op heden nog al te vaak in de

vergetelheid geraken. Ondanks de inspanningen van het afgelopen decennium van de

overheid en de sector van de geestelijke gezondheidszorg, is het huidige aanbod om hen een

adequate behandeling en begeleiding te bieden nog steeds onvoldoende. Hoe moet deze

problematiek dan aangepakt of opgelost worden? Een nieuwe interneringswet is een eerste

stap. Het wetsvoorstel Anciaux, dat de willekeurige aanpak en de verwaarlozing van

geïnterneerde personen aanpakt, is tot stand gekomen via samenwerking met experts uit het

werkveld. De nieuwe wet biedt een stevige correctie op een eerdere wet uit 2007. Die werd

omwille van fundamentele systeemfouten en geldgebrek nooit uitgevoerd.28

Daarom werd op

5 mei 2014 een nieuwe wet betreffende de internering door het Parlement goedgekeurd en

gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 9 juli 2014. De nieuwe interneringswet zal in

werking treden op 1 oktober 2016.29

Deze wet zal de wet van 1 juli 1964 ter bescherming van

de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers opheffen en vervangen. De

nieuwe interneringswet is een belangrijke stap naar een meer menswaardige behandeling van

26 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

27 Vander Laenen, F. (2015). Van het interneringsfront veel nieuws. Fatik, 32(148), 3-4.

28 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

29 Art. 136 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.

16

geïnterneerden, maar het succes ervan is afhankelijk van vier kritische factoren: aanbod,

financiële middelen, uitbouw van een forensisch netwerk en professionalisering van de

expertise. Ondanks de vele initiatieven zullen niet alle geïnterneerden in de gepaste

zorginstellingen terecht kunnen. Momenteel zitten er nog ongeveer 1.100 geïnterneerden in de

gevangenissen in België. Bovendien is de jaarlijkse instroom veel groter dan de uitstroom.

Bijkomende investeringen in de geestelijke gezondheidszorg zullen dus onontbeerlijk zijn.

Door het accent op de zorg te leggen is een goed uitgebouwd netwerk noodzakelijk. Een

nauwe samenwerking tussen de forensische en reguliere psychiatrie, het inzetten op

ambulante en residentiële zorg, … zijn belangrijke stappen om de geïnterneerde personen

voor, tijdens en na de internering de nodige zorg te bieden. Om de instroom en de uitstroom

van de geïnterneerden optimaal te organiseren is er ook nood aan een grotere expertise. Deze

expertise heeft betrekking op uitbouw van een degelijke opleiding en op de nood aan een

observatiecentrum om in de fase voor de eigenlijke internering de patiënt op te volgen en een

betere diagnose tijdens de voorlopige hechtenis te kunnen stellen.30

Het valt te betreuren dat de nieuwe interneringswet een aantal onvolmaaktheden en

tekortkomingen bevat, waardoor ze op diverse punten moet worden gewijzigd. Bij onverkorte

toepassing zou ze op het werkveld namelijk voor problemen zorgen. Minister van Justitie

Koen Geens heeft in de Kamerzitting van 14 januari 2015 meegedeeld dat deze wet

reparatiewerk nodig heeft. Er zijn tal van technische wijzigingen noodzakelijk. Zo wordt

onder andere slordig omgesprongen met bepaalde juridische termen en wordt er verwezen

naar bepalingen uit andere wetten zonder rekening te houden met wetswijzigingen die deze

andere wetgeving ondertussen heeft ondergaan. Op 23 oktober 2015 – bijna een jaar later –

keurt de Ministerraad een wetsontwerp betreffende internering en diverse bepalingen inzake

justitie goed. Het wetsontwerp Potpourri III herstelt en verfijnt voornamelijk een aantal

punten uit de wet van 5 mei 2014 over de internering. De aanpassingen aan het wetgevende

kader moeten de uitvoering van de interneringsmaatregel en de voorwaarden waaronder

geïnterneerd kan worden verbeteren. Een gediversifieerd en geïntegreerd aanbod aan

behandelingen in een omgeving die tegemoetkomt aan de veiligheidseisen is nodig om het

recht op zorg te garanderen en te realiseren. Op 28 april 2016 werd het derde

potpourriwetsontwerp door de plenaire vergadering van het parlement goedgekeurd. Op 13

30 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

17

mei 2016 werd de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake

Justitie gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Het doel van deze masterproef is het leveren van een bijdrage aan de kennis over de

regelgeving betreffende internering in België. Concreet worden de wijzigingen aan de wet van

5 mei 2014 betreffende de internering aan een SWOT-analyse onderworpen. De analyse

bestaat uit twee delen. Een deel richt zich op de interne factoren van de regelgeving, terwijl

het andere deel kijkt naar de externe factoren. De SWOT-analyse tracht te onderzoeken welke

sterktes en zwaktes in de huidige wetgeving aanwezig zijn, welke kansen benut kunnen

worden en welke gevaren vermeden moeten worden. Hierbij heeft de analyse niet enkel tot

doel de kenmerken van de nieuwe regelgeving op te sommen, maar ook aanbevelingen te

formuleren. In deze masterproef wil de SWOT-analyse een antwoord formuleren op de

volgende onderzoeksvragen:

1. Op welke manier brengt de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse

bepalingen inzake Justitie vernieuwing ten aanzien van de wet van 5 mei 2014

betreffende de internering? Is er nog ruimte voor verbetering en wat zijn de

tekortkomingen?

2. Welke opportuniteiten kunnen worden aangewend in het voordeel van de huidige

interneringswetgeving en het -beleid en wat zijn de bedreigingen waartegen de

wetgever zich moet beschermen?

1.3 Criminologische relevantie

Criminologisch onderzoek naar de nieuwe interneringswet en in het bijzonder het

reparatiewerk aan deze wet is om meerdere redenen relevant.

Wat de theoretische relevantie betreft, wordt verwezen naar het strafrechtelijke denken over

het begrip geïnterneerde persoon. Strafrecht is het geheel van rechtsregels die stellen welk

gedrag strafwaardig wordt geacht, welke straffen op dit gedrag gesteld zijn en welke sancties

eraan vasthangen. Het strafrecht heeft een dubbele functie: enerzijds een normerende functie,

anderzijds een handhavingsfunctie.31

Het strafrecht geeft aan waaruit de samenleving het

recht put misdrijven te vervolgen en te bestraffen, het zogenaamde ius puniendi. Het bepaalt

tevens welke plaats het begrip schuld inneemt, en met welke doelstelling de straf wordt

31 Bouverne-De Bie, M. (2002). Handboek forensisch welzijnswerk. Gent: Academia Press.

18

opgelegd. Het penaal denken en de strafrechtsbedeling zijn doorheen de geschiedenis

meermaals gewijzigd, onder impuls van het politieke, sociale en economische klimaat.32

In

het huidige strafrechtsysteem is internering geen straf, maar een beveiligingsmaatregel van

onbepaalde duur en strekt er enerzijds toe de maatschappij te beschermen en anderzijds aan de

betrokkene de zorgen te verlenen die zijn toestand vereisen met het oog op zijn re-integratie in

de maatschappij.33

Het strafrechtelijke denken in de huidige setting kan verklaren waarom de

visie op internering zo is ontwikkeld.

Dit onderzoek streeft voornamelijk praktische relevantie na. Na een literatuuronderzoek wordt

een SWOT-analyse van het reparatiewerk aan de nieuwe interneringswet gemaakt. Op basis

van de resultaten van de analyse is het de doelstelling om duidelijke en nuttige aanbevelingen

te formuleren. Hierdoor levert dit onderzoek een bijdrage aan het werkveld en aan de federale

diensten van Justitie en Volksgezondheid.

1.4 Methodologie

1.4.1 Onderzoeksstrategie

In de zoektocht naar antwoorden op de onderzoeksvragen wordt in de masterproef gekozen

voor een bureauonderzoek als onderzoeksstrategie. Dit bureauonderzoek wordt in twee grote

stukken opgesplitst. De literatuurstudie in deel twee wil in de eerste plaats een beeld schetsen

van de geïnterneerde populatie in het algemeen. Hierbij wordt gekeken naar de manier waarop

België en enkele andere Westerse landen omgaan met deze mensen. Ook wordt het profiel

van de geïnterneerde persoon in België en op internationaal vlak in kaart gebracht. Daarnaast

bevat deel twee een stuk over hoe de voorgaande en huidige wetgeving betreffende de

internering in België tot stand is gekomen. In dit stuk wordt er gebruik gemaakt van

verschillende wetteksten, parlementaire voorbereidende nota’s, alsook boeken en

tijdschriftartikelen die handelen over deze wetgevende documenten.

32 Monballyu, J. (2006). Zes eeuwen strafrecht : de geschiedenis van het Belgische strafrecht (1400-2000).

Leuven: Acco.

33 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de

internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.

19

Op basis van de resultaten van het literatuuronderzoek wordt de wet houdende internering en

diverse bepalingen inzake Justitie in deel drie aan een SWOT-analyse onderworpen. Het doel

van deze analyse is meer inzicht te krijgen in de sterke en zwakke punten, kansen en

bedreigingen van het wetsontwerp om beleidsaanbevelingen te kunnen schrijven die een

bijdrage leveren aan het thema internering. In paragraaf 1.4.3 wordt SWOT als een analytisch

instrument toegelicht.

Net als alle onderzoeksstrategieën heeft het bureauonderzoek een aantal voor- en nadelen.34

Een eerste voordeel van bureauonderzoek is dat een onderzoeker relatief snel over een grote

hoeveelheid gegevens kan beschikken. Gezien de beperkte tijd die voor deze masterproef

beschikbaar is, is dit een groot voordeel. Een tweede voordeel is dat de wetenschappelijk

geproduceerde informatie betrouwbaar is. Tijdschriften met een goede reputatie streven ernaar

alleen de beste, belangrijkste en meest actuele artikelen te publiceren, en hanteren dus een

strenge toetsing. Een nadeel van bureauonderzoek is dat het materiaal waarvan gebruik wordt

gemaakt door de onderzoeker, in principe voor andere doeleinden is verzameld. De

onderzoeker moet daarom zijn onderzoeksontwerp vaak aanpassen aan de aard en omvang

van het beschikbare materiaal. Dit nadeel impliceert dat de onderzoeker bijna onvermijdelijk

een eenzijdige blik op het onderzoeksmateriaal krijgt. In deze masterproef wordt getracht dit

probleem op te lossen door gebruik te maken van materiaal van verschillende auteurs.

Omdat de masterproef kadert in het behalen van het diploma Master in de Criminologische

Wetenschappen aan de Universiteit Gent, heeft dit onderzoek een belangrijke beperking: een

periode van één academiejaar. Gezien het tijdrovend aspect werd er voor geopteerd om geen

interviews af te nemen van deskundigen binnen het professionele netwerk van het zorgcircuit.

Wellicht zouden deze interviews een interessant beeld kunnen weergeven van de implicaties

van de nieuwe interneringswet en de reparaties eraan. De deskundigen uit het werkveld

komen immers dagelijks in aanraking met juridische en praktische knelpunten die niet altijd in

de literatuur staan beschreven. De keuze voor het bureauonderzoek heeft als gevolg dat de

onderzoeksresultaten enkel gebaseerd zijn op doorgenomen vakliteratuur en resultaten van

eerder verricht onderzoek.

34 Verschuren, P., & Doorewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag: Lemma.

20

1.4.2 Methode van dataverzameling

Wetenschappelijke vakliteratuur is gezocht in handboeken, academische tijdschriftartikelen en

wetenschappelijke onderzoeken in de periode september 2015 tot en met juni 2016. Door

gebruik te maken van de databases Web of Science, Sociological abstracts, UniCat, Aleph en

PUBMed, zijn relevante artikelen naar boven gekomen. In deze databanken is gezocht naar

literatuur aan de hand van (een combinatie van) de volgende trefwoorden: internering,

interneren, geïnterneerden, geïnterneerde personen, interneringswet, psychiatrische zorg,

forensisch geestelijke gezondheidszorg, forensische psychiatrie, behandeling,

terbeschikkingstelling, TBS, (interned) mentally ill offender, mentally disordered offender,

criminal insane, treatment, care, forensic psychiatric centre, mentally ill inmates, felony,

misdemeanor, prison, mental health, délinquant malade mental, irresponsabilité pénale pour

trouble mental, criminels malades mentaux, criminels et troubles mentaux, criminel fou en

SWOT-analyse. Sommige relevante gepubliceerde tijdschriftartikelen zijn gevonden in de

universiteitsbibliotheek. Deze tijdschriften zijn niet allemaal digitaal toegankelijk, daarom

zijn de uitgaven van de laatste 5 jaar handmatig doorzocht op relevant materiaal. ‘Panopticon’

en ‘Fatik’ zijn zeer belangrijk geweest bij de tot stand koming van de masterproef. Tevens

zijn de voetnoten van reeds gevonden wetenschappelijke artikelen gebruikt om andere

artikelen te vergaren. De literatuur werd naderhand opgezocht en inhoudelijk bekeken of het

artikel bruikbaar was. Vervolgens is de actuele wetgeving rond internering geraadpleegd,

welke bestond uit het grondig bestuderen van de Wet van 5 mei 2014 betreffende de

internering, het reparatiewerk aan deze laatste wet en de parlementaire stukken met

betrekking tot internering. Het is belangrijk te begrijpen hoe de nieuwe interneringswet en de

latere wijzigingen tot stand zijn gekomen om van start te kunnen gaan in het onderzoek. Voor

het zoeken naar parlementaire stukken werd gebruikgemaakt van de website van de Kamer en

de Senaat.35

35 Algemene beleidsnota Justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1428/008. / Wetsontwerp houdende internering en

diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1590/001 – 1590/012. / Wetsvoorstel betreffende

de internering van personen, Parl. St. Senaat 2012-13, nr. 5-2001/1 – Wetsvoorstel betreffende de internering

van personen, Parl. St. Senaat 2013-14, nr. 5-2001/8.

21

1.4.3 SWOT-analyse

1.4.3.1 Wat is SWOT?

SWOT is een Engels acroniem dat staat voor Strengths, Weaknesses, Opportunities &

Threats.36

Een SWOT-model, afkomstig uit het management, is een beleidsinstrument

ontwikkeld voor strategische analyse.37

Het model biedt de mogelijkheid om op een

gestructureerde manier na te denken en vraagstukken op te lossen.38

Bij het maken van een

SWOT-analyse moet er rekening gehouden worden met de kernactiviteit en de

kerncompetentie van een organisatie en met het door haar gevoerde strategische management.

Deze drie elementen zijn steeds aanwezig in een organisatie en onlosmakelijk met elkaar

verbonden. De kernactiviteit van een organisatie beschrijft waar de nadruk van de activiteiten

wordt gelegd. De kerncompetentie heeft betrekking op de noodzakelijke kennis voor het al

dan niet voortbestaan van een organisatie. Het voeren van een strategisch management

verhoogt de doelmatigheid en doelgerichtheid. Het strategisch management is een proces dat

bestaat uit activiteiten die elkaar in de tijd opvolgen. Een van die activiteitsfasen is het maken

van een SWOT-analyse.39

Een SWOT-analyse is niet enkel een adequaat middel voor de

beleidsplanning van een organisatie, maar het kan ook gebruikt worden voor de analyse van

een project. Bestuursakkoorden en beleidsnota’s bijvoorbeeld worden dikwijls aan een

SWOT-analyse onderworpen.40

In deze masterproef wordt de regelgeving betreffende

internering gekwalificeerd als een project. Verder in de tekst zal in de theorie aangaande de

SWOT voornamelijk gesproken worden over een ‘project’ en in mindere mate over een

organisatie. Vooraleer een SWOT-analyse kan gemaakt worden, moet eerst het discussiekader

bepaald worden. Hierbij wordt verwezen naar de probleem- en doelstelling in de algemene

inleiding. Samengevat, in ons land verblijven ongeveer 1.100 geïnterneerden in de

gevangenis. Het huidige aanbod om hen een adequate behandeling en begeleiding te bieden is

ontoereikend. Onder druk van internationale veroordelingen en bottom-up kritieken op de

wijze waarop België decennialang omgaat met deze groep mensen werd de wet van 5 mei

36 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de

ed.). Brussel: Politeia.

37 Cools, M. (2007). De SWOT-analyse anders geduid voor criminologen. Panopticon, 28(6), 96-99.

38 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de

ed.). Brussel: Politeia.

39 Cools, M. (2007). De SWOT-analyse anders geduid voor criminologen. Panopticon, 28(6), 96-99.

40 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de

ed.). Brussel: Politeia.

22

2014 betreffende de internering goedgekeurd. De doelstelling van deze wet is gepaste zorg en

behandeling voor de geïnterneerden en maximale uitstroom van de geïnterneerden naar de

samenleving. De nieuwe interneringswet is een goede stap voorwaarts, maar ze bevat een

aantal tekortkomingen en onvolmaaktheden, waardoor ze herstelling behoeft. Het

reparatiewerk is verwerkt in de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse

bepalingen inzake Justitie. Het is hoofdzakelijk deze laatste wet waarop de SWOT-analyse

toegepast zal worden. Er wordt dieper ingegaan op de effectieve SWOT-analyse in hoofdstuk

drie.

1.4.3.2 Hoe werkt SWOT?

Een SWOT-analyse is opgebouwd uit twee vormen van analyses. Het eerste luik van de

SWOT-analyse richt zich op de regelgeving betreffende internering. De interne factoren zijn

op te delen in de structuur van de interneringswetgeving, de overheden en diensten die

verantwoordelijk zijn en instaan voor de internering en de financiële aspecten. Het tweede

luik richt zich op de externe omgeving. Onder de externe factoren is onder andere te verstaan

economische, demografisch, technologische, politieke, wettelijke en sociaal-culturele

factoren.41

De interne en externe analyse achterhalen welke sterktes in de huidige regelgeving

aangaande de internering in België aanwezig zijn, welke fundamentele zwakheden en

tekortkomingen versterkt moeten worden, welke opportuniteiten kunnen worden aangewend

in het voordeel van de interneringswetgeving en het -beleid en welke de bedreigingen zijn

waartegen de wetgever zich moet beschermen.42

Deze SWOT-analyse heeft niet enkel tot doel

de kenmerken van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering en de wet van 4 mei

2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie te beschrijven, maar wil ook

aanzetten geven voor nieuwe strategieën en/of aanbevelingen om zich beter te positioneren. In

het kader van optimalisatie moet de interneringswetgeving zich vanuit de interne

karakteristieken (sterktes en zwaktes) snel kunnen aanpassen aan externe ontwikkelingen

41 Weihrich, H. (1982). The TOWS Matrix – A tool for situational analysis. Long Range Planning, 15(2), 54-66.

42 Finlay, P. (2000). Strategic Management. An introduction to business and corporate strategy. Essex: Pearson

Education Ltd.

23

(kansen en bedreigingen). Wanneer dit niet gebeurt, komt het voortbestaan van de nieuwe

interneringswet in het gedrang.43

Vervolgens worden alle interne en externe factoren in een SWOT-matrix naast elkaar in kaart

gebracht, wat moet leiden tot meer inzicht in de specifieke strategische aandachtspunten voor

de nieuwe regelgeving (zie figuur 1).44

Bij deze oefening wordt er een onderscheid gemaakt

tussen factoren die wel en niet worden opgenomen in het analysediagram. De factoren die

door de stakeholders als significant bestempeld worden, komen in de matrix. De factoren met

lage prioriteit voor de stakeholders worden niet weerhouden. Hoe deze factoren bepaald

worden, is een subjectieve oefening.45

Op basis van de SWOT-matrix worden ten slotte

aanbevelingen geformuleerd.46

Vanuit een SWOT-analyse kunnen doelgerichte en concrete

acties en strategieën geformuleerd worden om de wetgever te focussen op de gebieden waarop

de nieuwe interneringswetgeving sterk is en waar de grootste kansen liggen.47

Positief Negatief

Intern Sterktes Zwaktes

Extern Opportuniteiten Bedreigingen

Figuur 1: SWOT-matrix

Om aanbevelingen te formuleren kan op basis van de SWOT-analyse ook een

confrontatiematrix opgesteld worden, maar dit is geen vereiste (zie figuur 2). Hierbij worden

de interne sterke en zwakke punten gekoppeld aan de externe kansen en bedreigingen. Door

gebruik te maken van een confrontatiematrix komen er strategieën naar boven die zonder

gebruik van de confrontatiematrix misschien over het hoofd gezien kunnen worden. In de

43 van Wijngaarden, J. D. H., Scholten, G. R. M., & van Wijk, K. P., (2012). Strategic analysis for health care

organizations: the suitability of the SWOT-analysis. International Journal of Health Planning and Management,

27(1), 34-49.

44 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de

ed.). Brussel: Politeia.

45 Finlay, P. (2000). Strategic Management. An introduction to business and corporate strategy. Essex: Pearson

Education Ltd.

46 van Wijngaarden, J. D. H., Scholten, G. R. M., & van Wijk, K. P., (2012). Strategic analysis for health care

organizations: the suitability of the SWOT-analysis. International Journal of Health Planning and Management,

27(1), 34-49.

47 Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change, 7(2), 101-109.

24

confrontatiematrix wordt gekeken naar combinaties tussen sterke en zwakke punten, kansen

en bedreigingen. De combinaties resulteren in strategische opties voor de organisatie.

Wanneer er duidelijke verbanden aanwezig zijn, zijn dit de punten waar aandacht aan besteed

moet worden.48

Sterktes Zwaktes

Opportuniteiten Sterktes & opportuniteiten Zwaktes & opportuniteiten

Bedreigingen Sterktes & bedreigingen Zwaktes & bedreigingen

Figuur 2: confrontatiematrix

Een confrontatiematrix is niet gebaseerd op objectieve data maar op resultaten van een

stakeholderanalyse, gesprekken met stakeholders en een SWOT-analyse.49

De beoordeling

van de verbanden is een subjectieve beoordeling en komt tot stand door middel van een

beoordeling door de onderzoeker.50

In het kader van de masterproef zijn geen

stakeholdersanalyse en gesprekken met stakeholders gebeurd, vandaar dat er geen

confrontatiematrix wordt uitgewerkt.

1.4.3.3 Voor- en nadelen

Het voordeel van de SWOT-analyse is dat het eenvoudig, overzichtelijk, laagdrempelig en

algemeen toepasbaar is. De informatie over complexe materie wordt eenvoudig voorgesteld.

De kernpunten worden gebundeld in een schematische voorstelling met vier kwadranten.51

Voorkennis van ingewikkelde concepten is niet vereist. Indien op een juiste manier gebruikt,

is de SWOT-analyse een uitstekend middel om strategieën te ontwikkelen die de positie van

de organisatie verbetert.52

48 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de

ed.). Brussel: Politeia.

49 van Wijngaarden, J. D. H., Scholten, G. R. M., & van Wijk, K. P., (2012). Strategic analysis for health care

organizations: the suitability of the SWOT-analysis. International Journal of Health Planning and Management,

27(1), 34-49.

50 Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change, 7(2), 101-109.

51 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de

ed.). Brussel: Politeia.

52 Finlay, P. (2000). Strategic Management. An introduction to business and corporate strategy. Essex: Pearson

Education Ltd.

25

Het SWOT-model houdt daarentegen ook enkele gevaren in. Het schept in de eerste plaats de

verbeelding dat iedereen snel en eenvoudig een SWOT-analyse kan maken. Een bruikbare en

degelijke SWOT-analyse maken is echter moeilijker dan gedacht.53

In de tweede plaats dreigt

een SWOT te vervallen in een oppervlakkige oefening zonder het uitwerken van conclusies

en/of aanbevelingen.54

In de derde plaats lijkt een SWOT-analyse op het eerste zicht een

objectieve oefening, maar de werkelijkheid is anders. De keuzes die gemaakt worden bij het

voorbereidende werk van een SWOT-analyse zijn het resultaat van een beslissing.

Persoonlijke voorkeuren, interpretaties, emoties en intuïtie sturen die beslissing. Het maken

van een SWOT-analyse is bijgevolg subjectief gekleurd.55

De methodiek bepaalt noch welke

sterktes en zwaktes in de analyse opgenomen moeten worden, noch welke rangorde de

elementen onderling hebben.56

In de vierde plaats kan niet altijd een duidelijk onderscheid

worden gemaakt tussen sterktes en zwaktes of tussen bedreigingen en opportuniteiten. De

beoordeling van de capaciteiten van een organisatie gebeurt in vergelijking met iets of iemand

over de jaren heen of in een sector. Deze beoordeling is relatief en subjectief.57

Een SWOT-

analyse levert in de vijfde plaats de beste resultaten op wanneer het uitgevoerd wordt in groep

vanwege de interactie. Het verhoogt de kans dat de SWOT-analyse een reëel beeld van de

situatie geeft.58

1.4.3.4 Besluit

De populariteit van SWOT als strategisch analyse-instrument is hoofdzakelijk te danken aan

zijn eenvoud, structuur en algemene toepasbaarheid. Een SWOT-analyse geeft onterecht de

indruk een gemakkelijke oefening te zijn voor wie geen of weinig ervaring heeft met

strategische processen. Het is niet louter een willekeurige opsomming van interne en externe

53 Hill, T., & Westbrook, R. (1997). SWOT-analysis: It’s time for a product recall. Long Range Planning, 30(1),

46-52.

54 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de

ed.). Brussel: Politeia.

55 Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change, 7(2), 101-109.

56 Coman, A., & Ronen, B. (2009). Focused SWOT: diagnosing critical strengths and weaknesses. International

Journal of Production Research, 47(20), 5677-5689.

57 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de

ed.). Brussel: Politeia.

58 Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change, 7(2), 101-109.

26

factoren die een impact op een project kunnen hebben. Een SWOT-analyse is daarentegen een

krachtig instrument dat aanzet tot een doelgerichte en diepgaande analyse van de interne en

externe omgeving. Samengevat zijn de belangrijke aspecten in een SWOT-analyse het

identificeren van factoren die een invloed (kunnen) hebben op de nieuwe

interneringswetgeving, het opdelen van deze factoren in sterktes, zwaktes, opportuniteiten en

bedreigingen in een matrix, en aanbevelingen formuleren.59

Het maken van een SWOT-analyse is een dynamische en subjectieve oefening. Zo worden de

interne en externe factoren in de eerste plaats op één bepaald moment geanalyseerd. Deze

factoren zijn niet strikt tijdsgebonden. Een kans in het ene jaar kan bijvoorbeeld een

bedreiging in het andere jaar zijn. Daarnaast is de beoordeling van de factoren van een

organisatie gekleurd.60

Als gevolg zijn de bevindingen van een SWOT-analyse van een

onderzoeker ook dynamisch en subjectief. Om hieraan tegemoet te komen, wordt het

literatuuronderzoek gekoppeld aan de gebruikte criteria in het analytisch kader.

Is een SWOT-analyse nu een vloek of een zegen? Een SWOT-analyse is een hulpmiddel bij

de afstemming tussen de sterktes en zwaktes van een project en diens omgeving. Onder

omgeving worden kansen en bedreigingen begrepen. Het gevaar bestaat aan de ene kant dat

een SWOT-analyse op een verkeerde wijze wordt gebruikt, maar aan de andere kant kan een

SWOT-analyse een scharnierpunt bij het formuleren van een strategie betekenen. In grote

lijnen kan worden gesteld dat de sterktes bestendigd, de zwaktes versterkt, de bedreigingen

vermeden en de kansen benut moeten worden. Na de organisatorische uitwerking van deze

punten kan de realisatie van de strategie beginnen. De conclusie luidt dan ook: de SWOT-

analyse, mits juist toegepast, is een handig instrument.

59 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de

ed.). Brussel: Politeia.

60 Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change, 7(2), 101-109.

27

2 Verkennende literatuurstudie

2.1 De geïnterneerde populatie

2.1.1 Inleiding

Zoals in de algemene inleiding reeds is aangehaald, bestaat in de meeste Westerse landen een

gemeenschappelijke visie over de manier waarop omgegaan moet worden met personen die

een ernstig gewelds- of zedendelict hebben gepleegd en tevens lijden aan een psychische

stoornis. De algemene opvatting is dat deze mensen eerder behandeld dan bestraft moeten

worden. Elk land kent een of andere strafrechtelijke maatregel of sanctie die gedwongen

opname binnen het forensisch psychiatrisch zorgnetwerk mogelijk maakt. Deze

vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd om in de eerste plaats de maatschappij te

beschermen tegen ernstige gewelds- of zedendelicten. Daarnaast wordt de maatregel opgelegd

om zorg en behandeling aan mensen met een psychische stoornis aan te bieden. Ook neemt de

veilige terugkeer naar de samenleving na afloop van de strafrechtelijke maatregel of sanctie

steevast een belangrijke plaats in.61

De wettelijke criteria voor de toepassing ervan verschillen

wel van land tot land. Hierna volgt eerst een beknopte omschrijving van hoe enkele Westerse

landen omspringen met internering. Daarna wordt het profiel van de geïnterneerde persoon in

beeld gebracht.

2.1.2 Juridische kaders voor internering

2.1.2.1 België

In België zijn geïnterneerden mensen die een als misdaad of wanbedrijf omschreven strafbaar

feit hebben gepleegd en verkeren in een staat van ontoerekeningsvatbaarheid, zowel op het

moment van de feiten als op het ogenblik van het onderzoek. De ontoerekeningsvatbaarheid

moet het gevolg zijn van een geestesstoornis die het oordeelsvermogen of de controle over de

daden van de betrokkene heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast. Er moet bovendien een

oorzakelijk verband bestaan tussen de geestesstoornis en de feiten. Verder moet er sprake zijn

van de notie sociale gevaarlijkheid bij de beschuldigde of beklaagde.62

Het is belangrijk aan te

stippen dat internering geen straf is, maar een strafrechtelijke beveiligingsmaatregel van

61 Dressing, H., Kief, C., & Salize, H. J. (2009). Prisoners with mental disorders in Europe. The British Journal

of Psychiatry, 194(1), 88−90.

62 Art. 9 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.

28

onbepaalde duur. Deze maatregel bevat een dubbele finaliteit: enerzijds de maatschappij

beschermen en anderzijds de geïnterneerde persoon een behandeling, maximaal afgestemd op

de behoeften, aanreiken.63

De internering is bijgevolg niet mogelijk voor een geesteszieke

delinquent die niet sociaal gevaarlijk is of voor een gevaarlijke delinquent die geen

geestesstoornis heeft. Het is belangrijk om deze nuance te benadrukken. Het

interneringstraject start met het plaatsen van de geïnterneerde in een psychiatrische afdeling

van de gevangenis, een door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot

bescherming van de maatschappij, een door de federale overheid georganiseerd forensisch

psychiatrisch centrum of in een inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, een

gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid en die in staat is aan de geïnterneerde

persoon de gepaste zorgen te verstrekken.64

2.1.2.2 Canada

In Canada regelt de Criminal Code of Canada de strafrechtelijke maatregelen van personen

met een psychische stoornis. De CCC maakt een onderscheid tussen twee groepen van

delinquenten met een psychische stoornis (mental disorder of disease of mind): personen die

worden beschouwd als Unfit to Stand Trial en als Not Criminally Responsible on Account of a

Mental Disorder. Een persoon die lijdt aan een psychische stoornis en onbekwaam is om de

procedure of de gevolgen van de rechtszaak te begrijpen of met een raadsman te

communiceren, komt in aanmerking voor Unfit to Stand Trial. Het is de rechter die de situatie

moet beoordelen.65

Hij wordt hierbij geleid door de wettelijke bepalingen: een persoon die

een geestesstoornis heeft met als gevolg dat hij of zij de consequenties niet begrijpt komen in

aanmerking als mental disorder; zichzelf toegebrachte geestestoestanden door inname van

alcohol of drugs worden uitgesloten; persoonlijkheidsstoornissen en een verstandelijke

handicap worden beschouwd als een mental disorder.66

Op elk moment van het strafproces

kan deze maatregel uitgesproken worden. Een persoon die als Unfit to Stand Trial wordt

verklaard, kan een gedwongen opname in een psychiatrische instelling worden opgelegd of

63 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

64 Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2016). Nota bij het wetsontwerp houdende wijzigingen van de wet van 5 mei

2014 inzake internering: beperking toepassingsgebied internering.

65 Canadian Centre for Justice Statistics. (2003). Special Study on Mentally Disordered Accused and the

Criminal Justice System. Ottawa: Minister of Industry.

66 s. 16, CCC.

29

een voorwaardelijke invrijheidstelling worden toegekend.

De keuze hangt af van de

inschatting van het gevaar dat de persoon opnieuw misdrijven zal plegen. Een persoon die

tijdens het plegen van een misdrijf aan een psychische stoornis leed waardoor hij of zij niet in

staat was de aard en de ernst van het misdrijf te kennen of te begrijpen, komt in aanmerking

voor Not Criminally Responsible on Account of a Mental Disorder. Deze maatregel houdt in

dat de persoon wel schuldig bevonden wordt aan het plegen van het misdrijf, maar hiervoor

niet verantwoordelijk wordt gesteld.67

Er bestaat geen verminderde schuld of

verantwoordelijkheid in Canada. Het opleggen van deze maatregel betekent dat de persoon

onvoorwaardelijk kan worden vrijgelaten, een voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden

toegekend of een gedwongen opname in een psychiatrische instelling kan worden opgelegd.

De keuze wordt hierbij bepaald door het eventuele risico van de persoon voor de

maatschappij. De rechtbank beslist jaarlijks of de voorwaarden in het kader van Unfit to

Stand Trial of Not Criminally Responsible on Account of a Mental Disorder verlengd of

veranderd moeten worden. Het opzet bij deze beveiligingsmaatregelen is in de eerste plaats de

maatschappij te beschermen, maar ook om de geïnterneerde personen te behandelen met het

oog op re-integratie in de samenleving.68

2.1.2.3 Duitsland

In Duitsland zijn personen met een psychische stoornis onderhevig aan de wettelijke

voorschriften opgenomen in de Strafgesetzbuch. Personen die een delict plegen en lijden aan

een psychische stoornis komen in Duitsland terecht in de gevangenis of in een forensisch

psychiatrische instelling. De keuze hierbij wordt hierbij sterk bepaald door de

toerekeningsvatbaarheid van de dader en in mindere mate door het type behandeling dat de

dader nodig heeft.69

In Duitsland worden drie graden van toerekeningsvatbaarheid

onderscheiden: toerekeningsvatbaar, verminderd toerekeningsvatbaar en

ontoerekeningsvatbaar. Het is aan de rechter om de toerekeningsvatbaarheid te beoordelen

aan de hand van de ernst en de aard van de delicten. Delinquenten die ontoerekeningsvatbaar

67 Verdun-Jones, S. N. (1994).The insanity defence in Canada: Setting a new course. International Journal of

Law and Psychiatry, 17(2), 175-189.

68 Eaves, D., Lamb, D., & Tien, G. (2000). Forensic psychiatric services in British Columbia. International

Journal of Law and Psychiatry, 23(5-6), 615-631.

69 Konrad, N., & Lau, S. (2010). Dealing with the mentally ill in the criminal justice system in Germany.

International Journal of Law and Psychiatry, 33(4), 236-240.

30

of verminderd toerekeningsvatbaar zijn bevonden en van wie verwacht wordt dat zij een

gevaar vormen voor de samenleving, kunnen een gedwongen plaatsing in een psychiatrisch

ziekenhuis opgelegd krijgen (Unterbringung in einem psychiatrischen Krankenhaus). De

opname is van onbepaalde duur. Bij verminderde toerekeningsvatbaarheid kan een

combinatievonnis worden uitgesproken. Zo wordt eerst de maatregel en daarna de straf ten

uitvoer gelegd. Het gerecht gaat jaarlijks na of de maatregel moet worden verlengd of worden

stopgezet in functie van het gevaar van de betrokkene voor de maatschappij. De maatregel

heeft als doel enerzijds de maatschappij te beschermen tegen het recidivegevaar van de

geïnterneerde persoon en anderzijds de rehabilitatie van deze persoon.70

2.1.2.4 Engeland en Wales

In Engeland en Wales regelt de Mental Health Act van 1983 de strafrechtelijke gedwongen

opname en behandeling van personen met een psychische stoornis. De MHA bepaalt dat

bepaalde categorieën van delinquenten, waaronder mentally disordered offenders, kunnen

worden afgeleid uit het gewone strafrecht, met als gevolg dat zij niet vervolgd, opgesloten of

gestraft kunnen worden. Op elk moment van het strafproces kan een dergelijke afleiding of

diversion plaatsvinden. Hierbij worden de delinquenten met een psychische stoornis

doorverwezen naar de geestelijke gezondheidszorg met het oog op een adequate verzorging.71

De hospital order of gedwongen opname in een psychiatrische instelling kan enkel worden

opgelegd aan personen die schuldig zijn bevonden aan een delict waarop een gevangenisstraf

staat en bij wie: een psychische stoornis (any disorder or disability of the mind) wordt

vastgesteld; door de gedwongen behandeling vooruitgang verwacht wordt of verdere

achteruitgang voorkomen wordt; het geloof bestaat dat plaatsing in een psychiatrisch

ziekenhuis de meest geschikte oplossing is; de behandeling binnen 28 dagen kan starten. Bij

de oplegging van de hospital order speelt het recidiverisico van de betrokkene geen rol. Het

uitgangspunt voor de oplegging van de hospital order is de ernst van een psychische stoornis

waaruit gevaar voor de persoon zelf en/of anderen voortvloeit. Daarnaast moet de maatregel

ervoor zorgen dat de betrokkene voor zijn of haar psychische stoornis een behandeling krijgt

met het oog op re-integratie in de maatschappij. De duur van de hospital order wordt

70 Salize, H., & Dreßing, H. (2005). Placement and Treatment of Mentally Ill Offenders – Legislation and

Practice in EU Member States. Mannheim: European Commission.

71 Joseph, P. (1990). Mentally disordered offenders: Diversion from the criminal justice system. The Journal of

Forensic Psychiatry, 1(2), 133-138.

31

gelimiteerd op zes maanden en kan verlengd worden met opnieuw zes maanden. Indien de

noodzaak voor opname blijft bestaan, dan kan de maatregel jaarlijks verlengd worden. Bij

delinquenten met een hospital order die een risico voor de maatschappij vormen, kan

aanvullend door de rechtbank een restriction order worden opgelegd. Deze maatregel beoogt

in de eerste plaats het verzekeren van de veiligheid van de maatschappij. Op de tweede plaats

komt pas de zorg voor de patiënt. De restriction order kan zolang duren als de hospital order

van toepassing is.72

2.1.2.5 Nederland

In Nederland is de vrijheidsbenemende maatregel TBS geregeld in de Beginselenwet van

1997.73

Er zijn drie toepassingsvoorwaarden voor het opleggen van TBS: de verdachte moet

tijdens van het plegen van het strafbare feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis

van de geestesvermogens vertonen; op het misdrijf moet een gevangenisstraf van ten minste

vier jaar staan of het moet een specifiek in het Wetboek van Strafrecht genoemd delict zijn; de

verdachte vormt een risico voor de veiligheid van anderen of voor de algemene veiligheid van

personen of goederen.74

De TBS-maatregel heeft als doel de maatschappij te beschermen

tegen onaanvaardbare recidiverisico’s, maar tegelijkertijd te voorzien in een doelmatige

behandeling van de patiënt en in een veilige en verantwoorde terugkeer in de maatschappij.75

In het Nederlands systeem voor internering wordt een graduele schaal van

toerekeningsvatbaarheid gehanteerd.76

De rechter kan bepalen of iemand geheel of

gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar is op het moment van het plegen van het delict. Een latere

vaststelling van de psychische stoornis, bijvoorbeeld tijdens de berechting, zal in tegenstelling

72 Salize, H., & Dreßing, H. (2005). Placement and Treatment of Mentally Ill Offenders – Legislation and

Practice in EU Member States. Mannheim: European Commission.

73 Wet van 25 juni 1997 tot vaststelling van een Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en overige

verpleegden, strafrechtstoepassing en daarmede verband houdende wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht

en de Beginselenwet gevangeniswezen, Stb. 1997, 280.

74 Art. 37a Sr.

75 de Boer, J., & Gerrits, J. (2007). Learning from Holland: the TBS system. Psychiatry, 6(11), 459-461.

76 De vijf gradaties van toerekeningsvatbaarheid zijn: volledig ontoerekeningsvatbaar, enigszins verminderd

toerekeningsvatbaar, verminderd toerekeningsvatbaar, sterk verminderd toerekeningsvatbaar en

ontoerekeningsvatbaar. Deze gradaties zijn niet wettelijk vastgelegd, maar worden wel gehanteerd in de

rechtspraak.

32

tot de bijvoorbeeld de Belgische internering niet in aanmerking genomen worden.77

De TBS-

maatregel wordt opgelegd door de rechter voor een periode van ten minste twee jaar, en kan

verlengd worden met een of twee jaar. Deze periode kan worden verlengd voor een

onbepaalde duur als dat nodig wordt geacht. De TBS-maatregel kan door de rechter worden

beëindigd indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Een TBS kan ook worden

gecombineerd met een tijdelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor het deel van het

delict dat de dader wel kan worden aangerekend, kan de rechter besluiten om een

gevangenisstraf te geven. Zo wordt eerst de vrijheidsstraf ten uitvoer gebracht. Daarna wordt

tijdens het uitzitten van de gevangenisstraf op geregelde tijdstippen geëvalueerd of de

delinquent niet beter in een psychiatrische instelling thuishoort.78

De TBS-maatregel is er in

twee vormen: TBS met dwangverpleging en TBS met voorwaarden. Bij TBS met

dwangverpleging is het recidivegevaar en het gevaar voor anderen en zichzelf dermate hoog

dat de veroordeelde wordt opgenomen voor behandeling in een TBS-kliniek. Bij TBS met

voorwaarden wordt de veroordeelde niet onder dwang in een kliniek opgenomen, maar stelt

de rechter allerlei voorwaarden vast waaraan de veroordeelde zich moet houden. Een zekere

bereidheid van de veroordeelde is hierbij essentieel. Bij TBS met voorwaarden is er ook

sprake van gevaar. Maar dit gevaar wordt aanvaardbaar beschouwd, zodat geen

dwangverpleging aan de veroordeelde moet opgelegd worden.79

Er zijn tevens patiënten

waarbij de behandeling in feite weinig nut oplevert en bijgevolg het recidivegevaar

onvoldoende kan worden teruggebracht. Voor deze groep patiënten zijn de longstay

afdelingen opgericht. Het verblijf in een longstay-afdeling is niet meer gericht op re-integratie

in de maatschappij, maar alleen gericht op zorg op maat.80

77 Drost, M. (2006). Psychiatric assessment after every six years of the TBS order in the Netherlands.

International Journal of Law and Psychiatry, 29(4), 257-261.

78 van Wijk, A. Ph., de Vries-Robbé, E., Nieuwenhuis, A., & Smulders, A. J. (2009). Een verkennend onderzoek

naar TBS-gestelden met en zonder een combinatievonnis en de mogelijke effecten van detentie. Arnhem: WODC.

79 Art 37b Sr. & Art. 38 Sr.

80 de Boer, J., & Gerrits, J. (2007). Learning from Holland: the TBS system. Psychiatry, 6(11), 459-461.

33

2.1.3 Profiel van geïnterneerde personen

2.1.3.1 Internationaal profiel van geïnterneerde personen

Het profiel van de geïnterneerde personen in de gevangenis is in veel landen gelijkaardig. De

meesten zijn jong, mannelijk, werkloos en behoren tot een lagere sociale klasse.81

Verder

heeft deze groep mensen meer uitgesproken problemen op vlak van familie en sociale relaties.

Ze vertonen meer storend gedrag en grijpen sneller naar geweld. Daarnaast worden er bij hen,

naast de psychische problemen, meer ernstige medische problemen waargenomen. Ook

verloopt het verslavingsproces bij deze personen veel sneller. Vervolgens wordt bij hen

vastgesteld dat zij de behandelingsprogramma’s tegen verslaving, veelal op eigen initiatief,

vroegtijdig verlaten. Bovendien vertoont deze groep hoge depressie- en zelfmoordcijfers.82

Uit internationaal onderzoek blijkt dat geesteszieke mensen in de gevangenis overwegend aan

dezelfde stoornissen lijden als de rest van de bevolking, maar dat de frequentie en de

intensiteit groter zijn. De meest voorkomende stoornissen bij geïnterneerde personen zijn

depressie, schizofrenie, bipolaire stoornis, persoonlijkheidsstoornis en middelenmisbruik.

Verder wordt bij geïnterneerde personen vaak comorbide stoornissen vastgesteld, wat de

behandeling alleen maar bemoeilijkt.83

Bij 15% tot 40% van de gevallen wordt een

comorbiditeit tussen middelenmisbruik en andere psychiatrische stoornissen vastgesteld.84

Wereldwijd zijn er weinig officiële cijfers beschikbaar met betrekking tot het aantal

geïnterneerde personen en de samenstelling van deze heterogene doelgroep.85

81 Bebbington, P., Brugha, T., Coid, J., Farrell, M., Hare, R., Jenkins, R., Lewis, G., Moran, P., Roberts, A.,

Singleton, N., Ullrich, S. & Yang, M. (2009). Psychopathy among prisoners in England and Wales. International

Journal of Law and Psychiatry, 32(3), 134-141.

82 Drake, R. E., & Wallach, M. A. (2000). Dual diagnosis: 15 years of progress. Psychiatric Services, 51(9),

1126-1129.

83 Adams, K., & Ferrandino, J. (2008). Managing mentally ill inmates in prisons. Criminal Justice and

Behaviour, 35 (8), 913-927.

84 Encrenaz, G., & Messiah, A. (2006). Lifetime psychiatric comorbidity with substance use disorders: Does

healthcare use modify the strength of associations? Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 41(5), 378-

385.

85 Vandevelde, S., Soyez, V., Vander Beken, T., De Smet, S., Boers, A., & Broekaert, E. (2011). Mentally ill

offenders in prison: the Belgian case. International Journal of Law and Psychiatry, 34(1), 71-78.

34

2.1.3.2 Profiel van geïnterneerde personen in België

Eind december 2013 werden in België in totaal 3.820 geïnterneerde personen geteld. In

dezelfde periode werden op nationaal niveau 1.087 geïnterneerde personen in detentie geteld.

Bijgevolg zat iets minder dan een derde van alle geïnterneerden binnen de gevangenismuren.

In de Vlaamse penitentiaire inrichtingen, de Brusselse gevangenissen meegerekend, werden

712 geïnterneerde personen geteld. Het merendeel van de 712 opgesloten geïnterneerden

resideert in afdelingen tot bescherming van de maatschappij van de gevangenissen (320 in

Merksplas, 109 in Turnhout en 35 in Brugge). Samengeteld bedraagt dit aandeel 65,1% van

alle opgesloten geïnterneerden. Daarnaast verblijven 244 geïnterneerden (of 34,27%) in

psychiatrische annexen (108 in Gent, 68 in Antwerpen, 55 in Leuven-Hulp, 8 in Vorst en 5 in

Berkendael). 49 van de 712 geïnterneerden (of 6,88%) zijn vrouw. Deze geïnterneerde

vrouwen zitten in de inrichtingen van Brugge, Gent, Antwerpen, Berkendael en Vorst.8687

De totale populatie geïnterneerde personen evolueert in België van 2.624 in 1995 naar 3.820

in 2013. Dit impliceert een groei van 45,66%. Het aantal geïnterneerden dat in het penitentiair

milieu verblijft, groeit van 952 in 1995 naar 1.087 in 2013. Dit betekent een

stijgingspercentage van 14,2% en is niet zo spectaculair ten opzichte van de stijging van de

totale populatie. Het aantal geïnterneerde personen dat buiten de penitentiaire inrichtingen

verblijft kent de laatste twee decennia een enorme groei van 1.553 in 1995 naar 2.733 in 2013,

een groei van 76%. Vlaanderen heeft een groot aandeel bij de globale stijging van het aantal

geïnterneerden in België. In Vlaanderen verblijven geïnterneerden veel vaker en langer in een

gevangenis, terwijl zij in Wallonië eerder in de specifieke psychiatrische inrichtingen van de

Franse gemeenschap verblijven.88

De grote meerderheid van de onderzochte populatie geïnterneerden in detentie heeft de

Belgische nationaliteit. Zij representeren 85,7% van de totale populatie. De overige 102

geïnterneerden (of 14,3%) hebben bij elkaar 34 verschillende nationaliteiten. Hiervan hebben

38 personen de Marokkaanse nationaliteit, 13 personen de Nederlandse, 6 personen de Turkse

86 Dheedene, J., Seynnaeve, K., & Van der Auwera, A. (2015). De geïnterneerdenpopulatie in Vlaamse

gevangenissen: enkele cijfergegevens. Fatik, 32(145), 4-9.

87 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

88 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

35

en 42 personen diverse nationaliteiten. Hun leeftijd varieert tussen 19,5 en 83,91 jaar. De

gemiddelde leeftijd van de opgesloten geïnterneerden is 42,9 jaar. De helft van de populatie is

ouder dan 41,46 jaar. De jongste geïnterneerde is 19,5 jaar oud, de oudste is bijna 84 jaar oud.

De grootst vertegenwoordigde leeftijdsgroep is deze van 30 tot 39 jaar (226 personen of

31,8%). 72 opgesloten geïnterneerden (of 10,1%) zijn ouder dan 60 jaar.8990

De 712 geïnterneerden in Vlaanderen pleegden, alle feiten samengeteld, 1.261 delicten. De

meeste geïnterneerde personen pleegden meerdere strafbare feiten. Het betrof hoofdzakelijk

delicten in de hoofdcategorieën aanslag op personen (525 personen of 41,6 %) en aanslag op

goederen (306 personen of 24,3%). In de hoofdcategorie aanslag op personen is er

voornamelijk sprake van slagen en verwondingen (30%) en zedenfeiten (32,2%). In de

hoofdcategorie aanslag op goederen ging het vooral over diefstal met verzwarende

omstandigheden (45%), gewone diefstal (26,7%) en brandstichting (15,8%).91

Geïnterneerde personen worden vaak ingedeeld op basis van hun risicoprofiel. In functie van

hun behandeling wordt gesproken van low-, medium-, high-car. Dit is gerelateerd aan het

risico op recidive in termen van low-, medium-, high-risk en in relatie tot noodzaak van

beveiliging over low-, medium-, high-security. De low-risk groep wordt niet bestempeld als

sociaal gevaarlijk en vertoont qua psychiatrische problematiek gemeenschappelijke

kenmerken met de niet-delinquente patiënten van een algemeen psychiatrisch ziekenhuis.

Deze personen kunnen behandeld worden in de reguliere geestelijke gezondheidszorg waar zij

kunnen participeren aan zorgtrajecten waaraan ook niet-geïnterneerde psychiatrische

patiënten deelnemen. Het psychiatrisch probleem is primair, terwijl de gevaarlijkheid

secundair is. Naar schatting behoort twee derde van de geïnterneerden in Vlaanderen tot de

low-risk groep.

De medium-risk groep wordt gekenmerkt door een hogere gevaarlijkheidsgraad. Deze mensen

zijn wel behandelbaar. De zwaarte van het strafbaar feit is minder belangrijk dan de

pathologie en de behandelbaarheid van de patiënt. De medium-risk groep kan behandeld

89 Dheedene, J., Seynnaeve, K., & Van der Auwera, A. (2015). De geïnterneerdenpopulatie in Vlaamse

gevangenissen: enkele cijfergegevens. Fatik, 32(145), 4-9.

90 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

91 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

36

worden binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg, mits bijkomende

beveiligingsmaatregelen worden genomen. Naar schatting bedraagt de medium-risk groep 300

à 400 geïnterneerden.

Binnen de high-risk groep van geïnterneerden primeert de beveiliging op de behandeling.

Voor deze groep personen is er nood aan een specifieke voorziening met een gesloten

karakter en infrastructuur zoals de gevangenis. Zij worden geweerd uit de reguliere geestelijke

gezondheidszorg omwille van hun ernstige gedragsstoornissen, agressie, het grote

vluchtgevaar, brandstichting, en dergelijke meer. Naar schatting gaat het om 150 à 200

geïnterneerden die momenteel allemaal in de gevangenis verblijven. Het Masterplan

Internering voorziet in de oprichting van twee forensisch psychiatrische centra in Vlaanderen

voor de opvang van deze categorie geïnterneerden. Ondanks de strenge beveiliging, wordt de

geïnterneerde persoon behandeld als een psychiatrische patiënt, met aangepaste therapie en

psychologische begeleiding zoals in een psychiatrisch ziekenhuis. De doelstelling is om de

geïnterneerden te genezen met oog op re-integratie in de maatschappij.92

In België heeft een kwart van de opgesloten geïnterneerde personen een enkelvoudige

psychiatrische diagnose. Hiervan zijn psychotische stoornissen (41,1%) en

persoonlijkheidsstoornissen (33,7%) de meest voorkomende. Drie kwart van de gevallen heeft

te kampen met meerdere diagnoses; meer bepaald 50% voor twee diagnoses en 26% voor drie

diagnoses. In Vlaanderen worden de hoofddiagnoses persoonlijkheidsstoornis (38,9%) en

parafilie (20,1%) vaker vastgesteld in geval van comorbiditeit. In Wallonië zijn de

hoofddiagnoses psychotische stoornis (42,3%) en mentale handicap (25,4%) de meest

voorkomende in geval van comorbiditeit. Opvallend is dat de hoofddiagnoses

persoonlijkheidsstoornis en psychotische stoornis vaak gepaard gaan met een

verslavingsproblematiek. De hoofddiagnose parafilie wordt overwegend gecombineerd met

een persoonlijkheidsstoornis als comorbiditeitsdiagnose.93

Ook in internationaal onderzoek

wordt de stelling van de dubbele diagnose bevestigd. Verder blijken heel wat geïnterneerden

92 Vandevelde, S., De Smet, S., Vanderplasschen, W., & To, W. T. (Eds.). (2013). Oude uitdagingen, nieuwe

kansen! Over de behandeling van geïnterneerden. Gent: Academia Press.

93 Cosyns, P., D’Hont, C., Janssens, D., Maes, E., & Verellen, R. (2007). Geïnterneerden in België: de cijfers.

Panopticon, 28(1), 46-61.

37

(en veroordeelden) een verstandelijke beperking te hebben of te kampen met intellectuele

en/of neurocognitieve problemen.94

De gemiddelde duur van de detentieperiode voor de opgesloten geïnterneerde personen

bedraagt 4,84 jaar in 2013. De helft van de onderzochte populatie is minder dan 2,5 jaar in

detentie. 14,5% van de geïnterneerde populatie zit een onafgebroken periode van meer dan 10

jaar in een strafinrichting.95

2.1.4 Besluit

Geïnterneerden zijn mensen met ernstige psychiatrische problemen, met verstandelijke of

neurologische beperkingen in alle vormen en gradaties die daarenboven een misdrijf hebben

gepleegd. De juridische context van een land bepaalt op welke manier omgegaan moet

worden met deze mensen. Er zijn diverse verschillen tussen landen waar te nemen. In België,

Engeland en Wales kan de vaststelling van een psychische stoornis in relatie met het plegen

van een delict enkel leiden tot een volledige uitsluiting van de strafrechtelijke

verantwoordelijkheid. Hierbij heeft de rechter de keuze om de verdachte of beschuldigde

ofwel volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en te interneren, ofwel toerekeningsvatbaar

te verklaren en te straffen. In Nederland en Duitsland daarentegen bestaat de verminderde

toerekeningsvatbaarheid wel. In deze landen worden personen die volledig

ontoerekeningsvatbaar worden verklaard in een psychiatrische instelling geplaatst.

Verminderd ontoerekeningsvatbaren kunnen ofwel een gevangenisstraf, ofwel een gedwongen

opname in een psychiatrische instelling ofwel een combinatie van beiden opgelegd krijgen. In

Nederland gaat de gevangenisstraf vooraf aan de behandeling in een forensisch psychiatrische

inrichting. In Duitsland is het andersom. In Canada wordt er een onderscheid gemaakt tussen

mentaal zieke personen die een delict hebben gepleegd; zij die niet in staat zijn een rechtszaak

te volgen en/of te begrijpen en zij die niet verantwoordelijk worden gehouden voor het

misdrijf, worden in een psychiatrische instelling geplaatst. De overige groep wordt een

gevangenisstraf opgelegd. Al deze voorgenoemde landen kennen een vrijheidsbeperkende

maatregel die wordt opgelegd om enerzijds de maatschappij te beschermen tegen ernstige

94 Vandevelde, S., De Smet, S., Vanderplasschen, W., & To, W. T. (Eds.). (2013). Oude uitdagingen, nieuwe

kansen! Over de behandeling van geïnterneerden. Gent: Academia Press.

95 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

38

gewelds- of zedendelicten en anderzijds om zorg en behandeling aan mensen met een

psychische stoornis aan te bieden met als doel re-integratie in de maatschappij.

De populatie van geïnterneerde personen is een zeer heterogene groep, zowel op het vlak van

psychopathologie en persoonlijkheid, type en ernst van de door hen gepleegde strafbare

feiten, alsook wat hun noden, vragen en behoeften betreft. Bijgevolg moet het zorgaanbod

gevarieerd en op maat zijn van de individuele behoefte en het risicoprofiel van de

geïnterneerde persoon.96

2.2 Historische context van de interneringswetgeving

2.2.1 Inleiding

Op 9 juli 2014 verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet van 5 mei 2014 betreffende de

internering. Deze wet moet de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij

tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten (ook: WBM)

en de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis

(hierna interneringswet van 2007) opheffen en vervangen. Deze dubbele opheffing was nodig

omdat de interneringswet van 2007 nooit inwerking is getreden en bijgevolg de WBM van

kracht bleef. De datum van inwerkingtreding van de interneringswet van 2007 werd

herhaaldelijk uitgesteld en bij de laatste verdaging uiterlijk bepaald op 1 januari 2015. Anders

zou er een juridische leemte ontstaan tussen de periode 1 januari 2015 en 1 oktober 2016

waarbij de ongewenste interneringswet van 2007 voor bijna twee jaar van kracht zou zijn.97

Oorspronkelijk was de inwerkingtreding van de wet van 5 mei 2014 betreffende de

internering voorzien op 1 januari 2016. De datum van inwerkingtreding is ondertussen twee

keer uitgesteld. De bedoeling is dat de wet nu uiterlijk op 1 oktober 2016 in werking treedt.

Waarom de interneringswet van 2007 telkens werd uitgesteld, kende verschillende redenen.

Ten eerste kwam er enorme druk, door de internationale veroordelingen enerzijds, en bottom-

up commentaren anderzijds, tegen de manier waarop in België met geïnterneerde personen

werd omgegaan. Deze vermaningen en kritieken berusten op de feitelijke toestand waarin de

geïnterneerden zich bevinden en zijn niet zozeer het gevolg van de tekortkomingen in de

96 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

97 Art. 136 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.

39

wetgeving.98

Ten tweede werd de wet door het werkveld ongunstig onthaald. De wet bevatte

immers fundamentele systeemfouten die eerst weggewerkt moesten worden. De grootste

kritiek was dat de interneringswet van 2007 een logge en omslachtige procedurewet was die

veel te strafrechtelijk geïnspireerd was, wat ten koste gaat van het hulpverleningsaspect.99

De

procedureregels waren grotendeels overgenomen van de procedure van de voorwaardelijke

invrijheidsstelling voor gedetineerde personen. Hierbij werd er te weinig aandacht

geschonken aan de fundamenteel verschillende situatie en het dito traject van een

geïnterneerde ten opzichte van een gedetineerde persoon. De internering moet dynamische en

soepele procedureregels kennen, zodat geïnterneerden probleemloos naar en binnen het

geestelijke zorgcircuit kunnen doorstromen. Ten derde was er het financiële plaatje van de

wet, waardoor de uitvoering van de wet eenvoudigweg niet haalbaar was. Dit was volgens de

toenmalige minister van justitie Turtelboom de belangrijkste reden. Ten vierde was het nodig

om enkele aanpassingen aan de randvoorwaarden in de uitvoeringsbesluiten door te voeren.

Deze aanpassingen gingen over de modaliteiten om een psychiater als deskundige te

erkennen, de veiligheidsvoorwaarden waaraan externe instellingen moeten voldoen om

geïnterneerde personen op te vangen en de aanwerving van extra personeel bij de

strafuitvoeringsrechtbanken.100

Om de huidige en toekomstige visie over de internering te begrijpen is het belangrijk om de

historische evoluties die aan de grondslag liggen te kennen. In België is niet steeds op

dezelfde manier omgegaan met geïnterneerden. Voornamelijk de visie op de strafrechtelijke

verantwoordelijkheid heeft hierin een groot aandeel. Mensen die zware misdrijven plegen en

daarvoor niet aansprakelijk worden gesteld, kunnen op weinig begrip van de bevolking

rekenen. Onze maatschappij heeft in principe weinig problemen met fysiek duidelijk

waarneembare gebreken. Maar ze kan mensen met een geestesstoornis of geestelijke

98 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de

internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.

99 Aertsen, I., Daems, T., Haaren, A., Hutsebaut, F., & Maesschalck, J. (Eds.). Deviante wetenschap. Het

domein van de criminologie. Leuven: Acco.

100 Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?

Panopticon, 36(3), 289-296.

40

aandoening moeilijk aanvaarden. Dit is een van de belangrijkste oorzaken waarom de

geïnterneerde personen in het verleden in ons land in een juridische vergeetput zaten.101

In dit deel wordt dieper ingegaan op de historische evoluties die het interneringslandschap in

België hebben bepaald. Hierbij wordt stilgestaan bij de periode voor de eerste Belgische

interneringswet, de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen

abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten, de wet van 1 juli

1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers (die

feitelijk een herziening op de voorgaande wet inhoudt), de wet van 21 april 2007 betreffende

de internering van personen met een geestesstoornis en de wet van 5 mei 2014 betreffende de

internering.

2.2.2 Periode voor de eerste interneringswet

Voor de inwerkingtreding van de eerste interneringswet van 9 april 1930 bestond enkel artikel

64 van het Strafwetboek van 1810 (later artikel 71 van het Strafwetboek van 1867). Dit artikel

bepaalt dat er geen misdrijf is indien de beschuldigde of de beklaagde op het ogenblik van de

feiten in een staat van krankzinnigheid was.102

In de praktijk werd het onderscheid gemaakt

tussen gedeeltelijke en volledige toerekeningsvatbaarheid. Plegers van strafbare feiten die in

mindere mate geestesgestoord waren, werden wel strafrechtelijk aansprakelijk bevonden.

Maar zij konden als verzachtende omstandigheid de verminderde toerekeningsvatbaarheid

inroepen waardoor zij lichtere straffen kregen. Volledig ontoerekeningsvatbaren werden

ofwel door een vonnisgerecht vrijgesproken ofwel door een onderzoeksgerecht vrijgesteld van

rechtsvervolging.103

De krankzinnige wetsovertreder kon wel op vraag van het openbaar

ministerie of van de familie via een niet strafrechtelijke procedure worden gecolloqueerd in

een krankzinnigeninrichting.104

101 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

102 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de

internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.

103 Goethals, J. (1991). Abnormaal en delinkwent : de geschiedenis en het actueel functioneren van de wet tot

bescherming van de maatschappij. Antwerpen: Kluwer rechtswetenschappen.

104 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

41

Omwille van enkele problemen die de oorzaak waren van onduidelijkheid, was een systeem

nodig waarbij de strafrechter een interneringsmaatregel kon opleggen aan krankzinnige,

geestesgestoorde en zwakzinnige daders.105

Ten eerste waren er discussies over de

interpretatie van de term krankzinnigheid. Bepaalde rechters interpreteerden de term

krankzinnigheid zeer breed waardoor ook gedeeltelijk toerekeningsvatbaren buiten vervolging

werden gesteld. Daarnaast werd er vaak beroep gedaan op verminderde

toerekeningsvatbaarheid als verzachtende omstandigheid om strafvermindering te krijgen en

weer snel op vrije voeten te komen. Sommige van deze verminderde toerekeningsvatbaren

waren gevaarlijker dan gewone misdadigers. Ten tweede werden beide categorieën van

krankzinnigen (aliénés délinquants en délinquants aliénés) samen opgesloten wat de

instellingen onveiliger maakte door bedreigingen en morele besmetting (interne onveiligheid)

enerzijds en frequente ontsnappingen (externe veiligheid) anderzijds. Bijkomende

veiligheidsmaatregelen waren daarom nodig om de maatschappij voldoende te beschermen.

Om aan deze kritieken tegemoet te komen werden een aantal voorstellen geformuleerd om tot

een nieuwe wet op abnormale wetsovertreders te komen. Ten eerste werd voorgesteld om

asiles spéciaux op te richten. Ten tweede werd gepleit voor psychiatrische afdelingen in een

aantal gevangenissen. Een derde voorstel was het oprichten van speciale afdelingen in een

aantal bestaande krankzinnigeninstellingen. Het laatste voorstel was meer gericht op de

bescherming van de maatschappij na een vrijlating op proef door het organiseren van

ambulante voorzieningen. De voorstellen kenden echter weinig succes. Dit was onder meer te

wijten aan de verschillende opvatting van medici en juristen over de internering van personen.

De medici wilden de wet zo flexibel mogelijk houden, terwijl de juristen de macht van de

medici wilden inperken. Zonder langer te wachten op de goedkeuring van een specifieke wet,

werden in de periode 1921-1924 in een aantal gevangenissen psychiatrische afdelingen

geopend. Meer bepaald in de strafinrichtingen van Antwerpen, Gent, Vorst en de

Hulpgevangenis van Leuven. Deze afdelingen waren bestemd voor de observatie en

verpleging van gedetineerden die aan een geestesstoornis leden of ervan verdacht werden. In

de loop van 1930 werden nog enkele psychiatrische afdelingen geopend in de

strafinrichtingen te Bergen, Luik en Merksplas. Het was uiteindelijk wachten tot 9 april 1930

tot de eerste Belgische interneringswet werd gerealiseerd.106

105 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de

internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.

106 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

42

2.2.3 De wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen,

gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten

De wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen,

gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele feiten trad in werking op 1 januari

1931. Deze wet had zeer vernieuwende ideeën voor zijn tijd. De WBM bepaalde dat een

verdachte die verkeerde in een staat van krankzinnigheid of in een ernstige staat van

geestesstoornis of zwakzinnigheid waardoor hij ongeschikt is zijn daden te controleren, kon

onderworpen worden aan beveiligingsmaatregelen. Deze wet voorzag ten eerste in de

medische observatie van beklaagden in een psychiatrische annex van een gevangenis, met als

doel de rechter beter te kunnen informeren. Ten tweede liet de wet toe om tot internering over

te gaan wanneer een aantal voorwaarden waren vervuld. De rechter kon de duur van de

dwangverpleging vastleggen op vijf, tien of vijftien jaar in verhouding tot de gepleegde feiten.

Ten derde konden veroordeelden geïnterneerd worden. Ten vierde werd de uitvoering van de

interneringsmaatregel toevertrouwd aan de Commissies tot Bescherming van de

Maatschappij, die werden ingesteld bij de psychiatrische afdeling van de strafinrichting. Deze

commissies waren verantwoordelijk voor de aanwijzing van de inrichting waar de

geïnterneerden moesten verblijven. Zij beslisten ook over een eventuele overbrenging naar

een andere inrichting en over de voorwaardelijke of de definitieve invrijheidstelling.107

Er kwam vanuit verschillende hoeken vrij snel kritiek op zowat alle aspecten van de wet van

1930. Ten eerste namen de medici geen genoegen met het feit dat krankzinnigen enerzijds en

abnormalen (zwakzinnigen en geestesgestoorden) anderzijds, aan hetzelfde

behandelingsregime werden onderworpen. Ten tweede veroordeelden de juristen de macht

van de medici omdat de gehanteerde ziektebeelden in de wet veel te vaag omschreven waren

en de invulling van deze begrippen alleen toekwam aan de psychiaters. Ten derde werden de

slechte leefomstandigheden binnen de psychiatrische annexen aangeklaagd.108

Ten vierde

kwam er kritiek op de zwakke rechtspositie van de inobservatiegestelde en geïnterneerde

personen, die bijvoorbeeld niet over een raadsman konden beschikken. Ten vijfde was er

107 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

108 Goethals, J. (1991). Abnormaal en delinkwent : de geschiedenis en het actueel functioneren van de wet tot

bescherming van de maatschappij. Antwerpen: Kluwer rechtswetenschappen.

43

commentaar op het toepassingsgebied van de wet, omdat sommige daders van lichte feiten

voor een lange periode geïnterneerd bleven, terwijl sommige daders van zware feiten niet

gestraft werden. Ten zesde was er ook kritiek op het uiteenlopende beleid van de

verschillende CBM’s. Ten zevende hadden de CBM’s weinig mogelijkheden om

geïnterneerde personen te plaatsen omdat de overheid geen specifieke instellingen voorzag,

met gevolg dat geïnterneerden vaak in de gevangenis terechtkwamen waar een inhoudelijk

zinvolle behandeling ontbrak.109

Door de vele kritieken werd in 1935 de Commissie Cornil-Braffort geïnstalleerd, die de

opdracht kreeg om de wet van 1930 te herzien. De belangrijkste voorstellen van de commissie

waren: te voorzien in een collocatiemaatregel voor krankzinnige misdrijfplegers en een

interneringsmaatregel voor andere abnormalen, zodat zij duidelijk van elkaar onderscheiden

worden; het invoeren van een bilateraal deskundigenonderzoek waarbij de beklaagden het

recht krijgen om een tegenexpertise te laten uitvoeren; het uitwerken van een betere regeling

op vlak van de rechtspositie van de geïnterneerde personen.110

De voorstellen van de

Commissie Cornil-Braffort bleven echter zonder resultaat, ten gevolge van de kritieken en de

tegengestelde visies van medici en juristen en ten gevolge van de Tweede Wereldoorlog.

Geruime tijd later werd in 1956 door de regering een vaste Commissie tot Bescherming van

de Maatschappij, de Commissie Braas, belast met de voorbereiding van een nieuw

wetsontwerp. De belangrijkste voorstellen van deze commissie waren: het versterken van de

rechtspositie van de geïnterneerde personen; betere behandelingsvoorwaarden voor de

geïnterneerden garanderen en het verzekeren van een betere bescherming van de

maatschappij. De conclusies van deze commissie werden in grote lijnen overgenomen in een

wetsontwerp van 2 september 1960, wat uiteindelijk resulteerde in de nieuwe wet tot

bescherming van de maatschappij van 1 juli 1964.111

Deze wet is tot op heden (augustus

2016) nog steeds van kracht.

109 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

110 Casselman, J., Cosyns, P., & Goethals, J. (1997). Internering. Leuven: Garant.

111 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

44

2.2.4 De wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen

en gewoontemisdadigers

Met de wet van 1964 opteerde de wetgever om de grondbeginselen van de wet uit 1930 te

behouden. Desalniettemin voorzag de nieuwe wet een aantal nieuwigheden. Ten eerste werd

de rechtspositie van de beklaagden en geïnterneerde personen versterkt door de verplichte

bijstand van een advocaat. Ten tweede werd een penitentiair oriëntatiecentrum opgericht die

de CBM’s zou adviseren bij de keuze voor het plaatsen van geïnterneerden in de meest

geschikte instelling. Ten derde werd de opname van geïnterneerde personen in een privé-

instelling mogelijk. Ten vierde werd de internering voortaan een maatregel van onbepaalde

duur, omdat de interneringstermijnen werden geschrapt. Ten vijfde kregen de CBM’s meer

bevoegdheden om hun werk beter te kunnen doen. Ten zesde, een beroepsinstantie werd in

het leven geroepen, de zogenaamde Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij,

waar verzet kon aangetekend worden tegen de beslissing van vrijlating van de geïnterneerde.

Tot slot voorziet de wet striktere voorwaarden voor de invrijheidsstelling van de

geïnterneerden.112

Het duurde niet lang vooraleer de kritiek op de wet van 1964 zich opstapelde. Ten eerste werd

de inobservatiestelling als onderzoeksmaatregel nauwelijks toegepast, omdat het ontbrak aan

infrastructuur en gekwalificeerd personeel. De psychiatrische expertise die ter vervanging van

de inobservatiestelling werd aangeboden was zeer wisselend en dikwijls van mindere

kwaliteit. Ten tweede was het aanbod van voorzieningen buiten de gevangenis ontoereikend,

waardoor niet alleen de instroom maar ook de uitstroom van geïnterneerden problematisch

was.113

Ten derde werd het voorziene oriëntatiecentrum nooit gebouwd. Ten vierde waren de

samenstelling, werkwijze en besluitvorming van de CBM’s zeer divers. Hierdoor varieerde de

kans op internering aanzienlijk naargelang het rechtsgebied. Tot slot, de grootste kritiek was

het gebrek aan middelen, waardoor de behandelingsmogelijkheden voor de geïnterneerden in

de psychiatrische afdelingen van de gevangenissen vrijwel onbestaande waren.114

112 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

113 Casselman, J., Cosyns, P., & Goethals, J. (1997). Internering. Leuven: Garant.

114 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

45

Toch bleef de wet van 1964 overeind ondanks de aanhoudende kritiek. Het is wachten tot

1996 wanneer in de nasleep van de Dutroux-affaire de Commissie Internering wordt

opgericht. Deze commissie, de Commissie Delva genoemd, had als belangrijkste taak alle

praktische en juridische problemen inzake de interneringswet te inventariseren en voorstellen

uit te werken om de doeltreffendheid van de wetgeving en de opvolging van de internering te

verhogen. De Commissie Delva formuleerde in haar eindrapport in 1999 verschillende

voorstellen met betrekking tot een nieuwe interneringswet. De voornaamste aanbevelingen

waren het eigentijdse begrippenkader, het verplicht psychiatrisch deskundigenonderzoek, de

gerechtelijke beslissing tot internering, de wijze van uitvoering van internering, de werking en

samenstelling van de CBM’s en de rechtspositie van de geïnterneerden.115

Elke geïnterneerde

moet hierbij recht hebben op een adequate behandeling, de behandeling binnen het

penitentiair milieu moet van gelijkwaardige kwaliteit zijn met een daarbuiten en de

behandeling moet gebeuren in een omgeving die zo weinig mogelijk beperkend is. Hoewel

het rapport van de Commissie Delva niet in een wet resulteerde, wordt het verslag wel gezien

als een belangrijk scharnierpunt voor later wetgevend werk en voor de opbouw van een

hulpverleningsaanbod in Vlaanderen, bestaande uit een regionaal netwerk van elkaar

aanvullende, gespecialiseerde voorzieningen voor geïnterneerde personen.116

Jarenlang bleef het stil tot er steeds meer kritiek op het systeem van de internering in België

kwam. Ten eerste werd ons land op 30 juli 1998 voor een eerste keer door het EHRM

veroordeeld omwille van haar interneringswetgeving. Het zou niet de laatste keer zijn. Ten

tweede waren er enkele incidenten met geïnterneerde personen die veel media-aandacht

genoten. Hierdoor werd de interneringsproblematiek terug hoog op de politieke agenda

geplaatst en kwam alles opnieuw in een stroomversnelling.117

115 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

116 Goethals, J. (2010). Hoopvolle perspectieven met betrekking tot de internering in België, Periodiek, 65(4), 7-

11.

117 Cosyns, P., D’Hont, C., Janssens, D., Maes, E., & Verellen, R. (2007). Geïnterneerden in België: de cijfers.

Panopticon, 28(1), 46-61.

46

2.2.5 De wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een

geestesstoornis

Op 10 januari 2007 werd het wetsontwerp betreffende de internering van personen met een

geestesstoornis ingediend. Het doel van het wetsontwerp was in de eerste plaats te voorzien in

een betere bescherming van de maatschappij en een betere therapeutische ondersteuning van

de geïnterneerde personen. Daarnaast wou dit wetsontwerp de wet betreffende de externe

rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende

rechten in het kader van de strafuitvoeringsmodaliteiten van 17 mei 2006 verenigbaar

maken.118

De bespreking van het wetsontwerp gebeurde in het parlement nogal overhaast,

waarbij slechts gedeeltelijk rekening werd gehouden met de aanbevelingen die door de

Commissie Delva werden gedaan. Ondanks de vele kritiek bleef het wetsontwerp toch

overeind. In 2007 keurde het parlement op initiatief van minister Onkelinx de wet van 21 april

2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis goed.119

De interneringswet van 2007 betekende een verbetering voor de geïnterneerde op een aantal

vlakken. De krachtlijnen worden hierna opgesomd. Ten eerste, de notie geestesstoornis (met

inbegrip van de mentale beperking) vervangt de termen krankzinnigheid, zwakzinnigheid en

ernstige staat van geestesstoornis. Ten tweede is de beslissing tot internering beter geregeld.

Hierbij moet de verdachte schuldig zijn aan een als misdaad of wanbedrijf omschreven

strafbaar feit. Vervolgens moet de persoon lijden aan een geestesstoornis die ernstig en

aanhoudend is. Bovendien moet de persoon als sociaal gevaarlijk worden beschouwd. De

persoon moet ook verplicht een psychiatrisch deskundigenonderzoek ondergaan alvorens de

rechterlijke beslissing tot internering kan worden uitgesproken. Ten derde, vanaf nu zijn de

strafuitvoeringsrechtbanken bevoegd voor alle beslissingen die betrekking hebben op de

uitvoering van de internering. De Commissies tot Bescherming van de Maatschappij worden

opgeheven. Bij elke strafuitvoeringsrechtbank zal een coördinator worden aangewezen met

als taak de samenwerking tussen Justitie en de zorgsector te stimuleren. Deze coördinatoren

moeten erop toezien dat geïnterneerde personen de meest geschikte behandeling in het

zorgcircuit krijgen. Ten vierde, veroordeelden bij wie tijdens de detentie een geestesstoornis

wordt vastgesteld, kunnen op vraag van de gevangenisdirecteur door de

118 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de

internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.

119 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

47

strafuitvoeringsrechtbank worden geïnterneerd. Ten vijfde kunnen de geïnterneerde personen

beroep doen op de verschillende uitvoeringsmodaliteiten die voorzien zijn in de wet van 17

mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf. Ten

zesde wordt de rechtspositie van de slachtoffers van misdrijven gepleegd door geïnterneerden

beter gewaarborgd. Deze bepalingen zijn ook overgenomen van de wet betreffende de externe

rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf.120

Krachtens artikel 157 zou de wet van 21 april 2007 ten laatste op 1 januari 2009 in werking

treden. De datum van inwerkingtreding werd tot driemaal toe uitgesteld om verschillende

redenen, maar vooral omwille van het ontbreken van de noodzakelijke uitvoeringsbesluiten en

de vele vragen en kritieken die zonder gevolg bleven bij de uitwerking van de wet, zoals reeds

in paragraaf 2.2.1 is aangehaald. Uiteindelijk besliste de wetgever in extremis om de

interneringswet van 2007 op te heffen en zich volledig te richten op de inwerkingtreding van

een nieuwe interneringswet.121

2.2.6 De wet van 5 mei 2014 betreffende de internering

Op 21 februari 2013 diende Bert Anciaux een nieuw wetsvoorstel betreffende de internering

van personen in.122

Het wetsvoorstel tracht een antwoord te bieden op de WBM van 1964 en

de interneringswet van 2007. Na behandeling in de Senaat en de Kamer werd de wet op 5 mei

2014 bekrachtigd. De tekst legt de nadruk op het belang van het zorgaspect van de

interneringsmaatregel (de wet van 2007 benadrukte het repressieve aspect), streeft naar

eenvoudige en soepele procedures en beoogt een interneringstraject dat gericht is op de re-

integratie van geïnterneerde personen in de maatschappij. De wet van 5 mei 2014 bouwt voort

op de principes van de wet van 2007, maar houdt wel rekening met de opmerkingen die door

de verschillende actoren van het werkveld werden geformuleerd. De wet is op een aantal

punten vernieuwend ten opzichte van de op dat ogenblik bestaande reglementering en

opvattingen. Ten eerste, de wet introduceert het begrip geïnterneerde personen en zegt

120 Heimans, H. (2007). Is er opnieuw hoop voor de geïnterneerden? Fatik, 25(2), 10-15. / Casselman, J., De

Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en organisatie van de zorg.

Brugge: Die Keure.

121 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de

internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.

122 Wetsvoorstel betreffende de internering van personen, Parl. St. Senaat 2012-13, nr. 5-2001/1.

48

vaarwel aan de achterhaalde termen zoals krankzinnigen, zwakzinnigen een

geestesgestoorden.123

Ten tweede, volgens artikel 2 van de wet is de internering een

veiligheidsmaatregel met een dubbele doelstelling. Enerzijds beoogt zij te voorkomen dat de

betrokkene meer schade aanricht in de maatschappij en/of nieuwe slachtoffers maakt,

anderzijds wil zij de geïnterneerde persoon de gepaste zorg aanbieden waarbij deze zorg

gericht is op maximale re-integratie in de samenleving.124

Deze bepaling was reeds het

uitgangspunt bij vorige wetten, maar nu wordt er meer aandacht geschonken aan de

resocialisatie van deze mensen.125

Voor de high-risk geïnterneerden voorziet de wet de

mogelijke levenslange zorg in een beveiligde omgeving, zodat ook zij de kans krijgen op een

menswaardig bestaan. Deze bepaling is een belangrijke wijziging in vergelijking met de

vorige wetten.126

Ten derde wordt het forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek verder

verfijnd. Het deskundigenonderzoek wordt nu verplicht en tegensprekelijk. Het onderzoek zal

voortaan worden uitgevoerd door een deskundige die voldoet aan de voorwaarden van het KB

nr. 78 van 10 november 1967. Het deskundigenonderzoek kan ook in college of met bijstand

van andere gedragswetenschappers (psychologen/criminologen/maatschappelijk assistenten)

gebeuren, telkens onder leiding van de voormelde deskundige. Het onderzoek gaat na of de

persoon op het ogenblik van de feiten en op het ogenblik van het onderzoek leed aan een

geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of

ernstig heeft aangetast, of er mogelijk een oorzakelijk verband bestaat tussen de

geestesstoornis en de feiten, of het gevaar bestaat dat betrokkene ten gevolge van de

geestesstoornis opnieuw misdrijven pleegt en hoe de persoon kan worden behandeld, begeleid

en verzorgd met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij.127

Bovendien kan de persoon

die aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt onderworpen zich op elk moment

laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of door een advocaat.128

Een vertrouwenspersoon

dient om de kwetsbare verdachte te steunen. De bijstand van een advocaat moet de verdachte

123 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

124 Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?

Panopticon, 36(3), 289-296.

125 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

126 Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?

Panopticon, 36(3), 289-296.

127 Art. 5 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.

128 Art. 7 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.

49

hoeden tegen zelf-incriminatie. De verklaringen van de verdachte in een psychiatrisch

onderzoek kunnen namelijk gebruikt worden bij de beoordeling van de

toerekeningsvatbaarheid. De wet voorziet ook dat de geïnterneerde persoon zelf een arts of

psycholoog kan aanstellen die dienstige inlichtingen verschaft aan de gerechtelijk deskundige,

voordat deze zijn algemene conclusie formuleert.129

Ten vierde, een van de grootste

vernieuwingen is de bevoegdheidsoverdracht van de Commissies ter Bescherming van de

Maatschappij naar een speciale kamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank genaamd “Kamer

ter Bescherming van de Maatschappij”. Deze kamer beslist voortaan over de uitvoering van

de internering. Zij bestaat uit een rechter, de rechter voor de bescherming van de maatschappij

genoemd, die wordt bijgestaan door twee assessoren, de ene gespecialiseerd in klinische

psychologie en de andere in sociale re-integratie. De wet tracht door de overheveling van de

bevoegdheden, naast de professionalisering, meer eenduidigheid te creëren tussen de

tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straffen en de internering. En dit in

tegenstelling tot vroeger, toen de beslissingen van de CBM’s soms ver uit elkaar lagen.

Verder worden de procedures met betrekking tot de verschillende uitvoeringsmodaliteiten

eenvoudiger, eenduidiger en soepeler. De KBM krijgt ook de bevoegdheid om in situaties van

hoogdringendheid te beslissen.130

Ten vijfde, vrijheid op proef is mogelijk vanaf de eerste

zitting en er is geen minimumperiode van voorafgaande residentiële plaatsing in een

zorginstelling nodig. Ten zesde wordt er voorzien in de afsluiting van

samenwerkingsakkoorden met zorginstellingen die geïnterneerde personen opnemen en

waaraan subsidies zijn verbonden. Deze samenwerkingsakkoorden moeten afspraken bevatten

met betrekking tot het aantal plaatsen en de pathologietypes van de geïnterneerde personen.131

Ten zevende wordt het interneringsdossier meegedeeld aan de zorginstelling. Hierbij wordt

verwacht dat de huisarts en de vorige zorgverstrekkers nuttige informatie overmaken. Indien

de geïnterneerde in een psychiatrische afdeling van de gevangenis verblijft, gebeurt de

rapportage aan de KBM door de PSD. Indien de geïnterneerde residentieel of ambulant wordt

behandeld, gebeurt de rapportage door een justitie-assistent. Ten achtste wordt er een

129 Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?

Panopticon, 36(3), 289-296.

130 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

131 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de

internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.

50

overlegplatform met vertegenwoordigers van de FOD Justitie, de FOD Volksgezondheid en

de gemeenschappen opgericht. Tot slot wordt de rechtspositie van het slachtoffer verbeterd.132

Al wordt vooruitgang geboekt, toch vertoont de nieuwe interneringswet van 2014 nog een

aantal technische onvolmaaktheden, onduidelijkheden en knelpunten die de toepassing van de

regelgeving in min of meerdere mate dreigen te hypothekeren.133

Dit is mede te wijten aan de

snelle afhandeling van het wetsvoorstel van senator Anciaux in beide Kamers. Vele

amendementen zijn pas op het allerlaatste moment, zonder grondige bespreking, aangenomen.

Het is ook jammer dat de debatten enkel werden gevoerd in de commissies voor de Justitie en

dat de commissies voor de Volksgezondheid buiten beschouwing werden gelaten.134

Intussen

is aan de nieuwe interneringswet gesleuteld, zonder aan de filosofie ervan te raken, zodat zij

duurzaam en goed uitvoerbaar zou worden.135

2.2.7 Besluit

Voor de eerste interneringswet konden rechters enkel beroep doen op art. 71 Sw. (eerder art.

64 Sw.). Dit artikel maakte het mogelijk de beschuldigde, die tijdens het plegen van een delict

aan een psychische stoornis leed, vrij te spreken of te laten opnemen in een

krankzinnigeninrichting. Ten gevolge van fundamentele verschillen in zienswijze over de

manier waarop mentaal zieke daders berecht en behandeld horen te worden, barstte er felle

kritiek uit. Als gevolg daarvan had ons land nood aan een regelgeving aangaande internering.

De eerste interneringsmaatregel werd in België ingevoerd door de wet ter bescherming van de

maatschappij van 9 april 1930. Het uitgangspunt van deze wet was dat personen met

psychiatrische stoornissen een beschermingsmaatregel in plaats van een veroordeling moeten

opgelegd krijgen. De vooruitstrevende wet had daarbij een dubbele finaliteit: enerzijds de

bescherming van de samenleving tegen de handelingen van deze mensen, anderzijds een

adequate behandeling voor deze mensen. Al snel kwam de wet onder vuur. De wet bleek in de

realiteit te resulteren in een willekeurig interneringsbeleid, waarbij vele geïnterneerden in de

132 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

133 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD

Justitie.

134 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de

internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.

135 Wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie.

51

gevangenis terechtkwamen zonder aangepaste behandeling. Als gevolg van deze kritieken

werden meerdere commissies opgericht die als opdracht kregen aanbevelingen te doen. De

voorstellen van de commissies stierven allen een stille dood. De voorstellen van de

Commissie Braas legde niettemin de basis voor de nieuwe interneringswet van 1964, die

internering van onbepaalde duur maakte, de rechten van de verdediging beter waarborgde, en

de CBM’s meer bevoegdheden gaf om hun werk goed uit te kunnen voeren. Ook de wet van

1964 kreeg zware kritiek te verduren, maar bleef toch lang overeind. Het is wachten tot 1999

wanneer de Commissie Delva haar rapport met aanbevelingen presenteerde. Het rapport

resulteerde misschien niet onmiddellijk tot een wet, maar het lag wel aan de basis van de wet

van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis. Deze

tussentijdse wet bleek echter niet uitvoerbaar te zijn en werd definitief afgevoerd. De wet van

5 mei 2014 betreffende de internering is de laatste nieuwe gepubliceerde interneringswet.

Deze wet zet een grote stap vooruit. Zo kiest de wet voor de term geïnterneerde personen en

laat stigmatiserende termen zoals krankzinnigheid, zwakzinnigheid en geestesgestoorden

eindelijk achter zich. Verder wordt naast de eerste doelstelling van de internering,

bescherming van de maatschappij, veel explicieter dan vroeger verwezen naar de tweede

doelstelling, gepaste zorg aan de geïnterneerde persoon aanbieden met het oog op maximaal

haalbare re-integratie in de maatschappij. Ten slotte behoeft de wet van 5 mei 2014 nog

reparatie vooraleer definitief in werking te treden.

52

3 Analyse en resultaten

3.1 Inleiding

Op 13 mei 2016 werd de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen

inzake Justitie gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze wet is de derde in een reeks van

zogeheten potpourriwetten. De aparte benaming van deze wetten verwijst naar de kleine

Mammoetwet van 30 juni 1975, die fel werd bekritiseerd als een ‘potpourriwet’. De minister

hoopt in dit geval het omgekeerde, namelijk dat de potpourriwetten als een klein

mammoetwerk zullen worden ervaren. De potpourriwetten zijn een onderdeel van een breder

geheel van maatregelen ter verbetering van de werking van justitie. Potpourri I gaat over de

hervorming van het burgerlijk recht (o.a. snellere procedures en langere verjaringstermijnen),

Potpourri II moet het strafrecht hervormen (o.a. correctionalisering van bepaalde assisenzaken

en lichtere straffen voor wie schuld bekent) en Potpourri III handelt over de internering, de

gerechtelijke procedure en de organisatie.136

De wijzigingen in de PPIII-wet kunnen ingedeeld

worden in vier grote delen: wijzigingen aan de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering;

wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek; de elektronische betekening; wijzigingen aan het

Wetboek van Strafvordering. Onderhavige analyse bespreekt wegens de relevantie alleen de

wijzigingen aan de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.

De wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, die in werking moet treden op 1 oktober

2016, was een belangrijke stap voorwaarts in de uitwerking van een rechtspositie voor

geïnterneerde personen.137

De wet blijkt niettemin een aantal technische onvolkomenheden te

bevatten. Ook door het werkveld werd de nood gesignaleerd om enkele aanpassingen aan de

wet aan te brengen om een gediversifieerd en geïntegreerd zorgaanbod in een veilige

omgeving te bewerkstelligen. De regering wil daarom enkele wijzigingen aanbrengen met het

oog op reparatie en verdere verfijning van de wettekst. Verschillende wijzigingen zijn van

louter technische aard: taalkundige aanpassingen, correctie van foutieve kruisverwijzingen en

zo verder. Een aantal aanpassingen zijn meer diepgaand. De analyse in deze masterproef

beperkt zich tot deze laatste aanpassingen met een grotere impact.

136 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD

Justitie.

137 Art. 136 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.

53

Om een volledig beeld te krijgen van de mogelijke sterktes die toegeschreven worden aan de

wijzigingen aan de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering en die te kunnen plaatsen

tegenover de zwaktes ervan wordt het document aan een zogenaamde SWOT-analyse

onderworpen. Het doel van de analyse is het ontwikkelen van een toekomstgerichte strategie

of het doen van aanbevelingen, met het oog op een kwalitatieve implementatie van PPIII. Het

beperkt zich niet louter tot het evalueren van de huidige stand van zaken.138

3.2 SWOT-analyse

In dit deel komt de effectieve SWOT-analyse aan bod met als doel meer inzicht te verkrijgen

in de sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen van de wijzigingen aan de wet van 5

mei 2014 betreffende de internering, die opgenomen zijn in hoofdstuk 17 van de wet van 4

mei houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie. De analyse levert de SWOT-

matrix in figuur 3 op.

Positief Negatief

Intern Sterktes

- Toepassingsgebied van de internering

- Bijstand door arts en advocaat tijdens het

forensisch psychiatrisch

deskundigenonderzoek

- Herinvoering van internering van

veroordeelden

- Verbeterde rechtspositie van het slachtoffer

- Inzagetermijn van het dossier

- Hoger beroep

- Verlof geïnterneerden

Zwaktes

- Wachten op een klinisch

observatiecentrum

- Opsluiting van geïnterneerden

in de gevangenis

138 Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse : een handreiking naar een betere beleidsplanning (2de

ed.). Brussel: Politeia.

54

Extern Opportuniteiten

- Uitbouw van het forensisch psychiatrisch

zorgnetwerk

- Multidisciplinaire samenwerking

- Overheveling van de psychiatrische zorg in

de gevangenissen van FOD Justitie naar FOD

Volksgezondheid

- Maatschappelijk draagvlak

- Wetenschappelijk onderzoek en vorming

Bedreigingen

- Onvoldoende financiële

middelen

Figuur 3: SWOT-matrix van de wijzigingen aan de wet van 5 mei 2014 betreffende de

internering in PPIII

3.2.1 Sterktes

3.2.1.1 Toepassingsgebied van de internering

Artikel 150 van PPIII wijzigt de eerste paragraaf van artikel 9 van de wet van 5 mei 2014. Het

artikel wordt herschreven met het oog op de bijstelling van het toepassingsgebied van de

internering.

Artikel 9, § 1 wordt vervangen als volgt:

De onderzoeksgerechten, tenzij het gaat om misdaden of wanbedrijven die worden

beschouwd als politieke misdrijven of drukpersmisdrijven, behoudens voor

drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie ingegeven zijn, en de vonnisgerechten

kunnen de internering bevelen van een persoon:

1° die een misdaad of wanbedrijf heeft gepleegd die de fysieke of psychische integriteit van

derden aantast of bedreigt en

2° die op het ogenblik van de beslissing aan een geestesstoornis lijdt die zijn

oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast en

3° bij wie het gevaar bestaat dat hij als gevolg van zijn geestesstoornis, eventueel in

samenhang met andere risicofactoren, opnieuw feiten zoals bedoeld in 1° zal plegen.

55

Het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht beoordeelt op met redenen omklede wijze of het

feit de fysieke of psychische integriteit van derden heeft aangetast of bedreigd.

Op grond van artikel 150 van PPIII kan een internering vanaf nu enkel opgelegd worden bij

misdaden en wanbedrijven die hebben geleid tot een aantasting of bedreiging van de fysieke,

seksuele of psychische integriteit van een andere persoon. Het is de intentie om de focus te

leggen op personen waarvoor deze zware veiligheidsmaatregel van onbepaalde duur echt

nodig is en tegen wie de samenleving beschermd moet worden. Internering als maatregel

moet aldus worden voorbehouden voor de ernstige feiten en niet langer worden uitgesproken

tegen personen die lichtere feiten hebben gepleegd. Op die manier wordt het oneigenlijk

gebruik van de interneringsmaatregel tegengegaan. De notie “bedreiging” is toegevoegd om

de internering mogelijk te maken voor bepaalde feiten die een zekere vorm van gevaarlijkheid

van de dader aanwijzen, zonder dat er een slachtoffer is gevallen. Hierbij wordt onder meer

gedacht aan brandstichting, een bomaanslag, enzovoort. Het is aan de rechter om de feiten te

beoordelen.139

Internering zal enkel mogelijk zijn voor: een misdaad die niet door toepassing

van artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden kan worden

omgezet in een wanbedrijf; een misdaad die met toepassing van artikel 2 van de wet van 4

oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden kan worden omgezet in een wanbedrijf, als

dat feit een aantasting of een bedreiging van de fysieke of psychische integriteit heeft

opgeleverd; een wanbedrijf dat een aantasting of een bedreiging van de fysieke of psychische

integriteit heeft opgeleverd. Het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht beoordeelt telkens op

gemotiveerde wijze of het feit een aantasting of een bedreiging van de fysieke of psychische

integriteit heeft opgeleverd. 140

Artikel 150 van PPIII damt daarnaast het gebruik in om internering op te leggen aan een

persoon voor het plegen van lichtere feiten. Internering voor criminaliteit ten aanzien van

goederen en diverse vormen van overlast, zonder bedreiging of aantasting van de fysieke of

psychische integriteit van een ander, worden uitgesloten. Het gaat om feiten zoals inbraken

die de inwoners danig verontrusten, opzettelijke ernstige beschadigingen of ernstige

vermogensmisdrijven waar van de zwakke toestand van de slachtoffers misbruik wordt

139 Art. 145 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer

2015-16, nr. 1590/001.

140 Geens, K. (2016). Toespraak Potpourri III over internering en diverse bepalingen. Verkregen op 13/06/2016,

via www.koengeens.be/news/2016/02/02/toespraak-potpourri-iii-over-internering-en-diverse-bepalingen.

56

gemaakt. Het is opnieuw aan de rechter om de feiten te beoordelen.141

Ook uit rechtspraak van

het EHRM blijkt bovendien dat lichte feiten niet mogen leiden tot internering, aangezien dat

een zeer ingrijpende maatregel is die gebaseerd is op sociaal gevaar.142

De vraag is of de

wettelijke omschrijving voldoende precies is. Het punt van kritiek is dat in sommige gevallen

het aan de rechter is om te oordelen of de fysieke of psychische integriteit is aangetast. De

feitelijke appreciatie van de rechter tast in strafzaken het rechtszekerheidsbeginsel en

legaliteitsbeginsel aan, wat de Raad van State ook aangeeft.143

Een wettelijke lijst met

misdrijven die aanleiding kunnen geven tot internering behoort tot de mogelijkheden om de

rechtszekerheid te garanderen.144

Maar de opsomming van dergelijke misdrijven is niet

weerhouden wegens moeilijk werkbaar, aldus de wetgever.145

De inperking van het toepassingsgebied van de internering is met andere woorden een

tweesnijdend zwaard. Enerzijds is het een sterkte zoals hierboven vermeld. Internering is

alleen nog mogelijk bij de zwaardere misdrijven. Anderzijds leidt het voorstel ertoe dat geen

interneringsmaatregel kan worden uitgesproken tegen een dader lijdend aan een

geestesstoornis en die feiten gepleegd heeft die geen aantasting of bedreiging van de fysieke

of psychische integriteit van een ander hebben veroorzaakt. De vraag rijst wat er met deze

personen moet gebeuren. Een rechter zal in theorie artikel 71 Sw. moeten toepassen. Dit

artikel stelt dat er geen misdrijf is wanneer de beschuldigde of de beklaagde op het tijdstip

van de feiten leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn

daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast, of wanneer hij gedwongen werd door een

macht die hij niet heeft kunnen weerstaan. Straffeloosheid dreigt voor zaken die buiten het

nieuwe toepassingsgebied voor internering zouden vallen. Ten aanzien van deze personen zou

wel een burgerlijke gedwongen opname kunnen worden bevolen, indien aan de voorwaarden

141 Art. 145 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer

2015-16, nr. 1590/001.

142 Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2014). Nota bij de hoorzitting van 14 januari 2014 m.b.t. het wetsvoorstel

betreffende de internering van personen, Commissie voor Justitie.

143 Orde van Vlaamse Balies. (2016). Standpunt Potpourri III: opmerkingen over de wijzigingen inzake

internering.

144 Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2014). Nota bij de hoorzitting van 14 januari 2014 m.b.t. het wetsvoorstel

betreffende de internering van personen, Commissie voor Justitie.

145 Art. 145 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer

2015-16, nr. 1590/001.

57

van de wet van 26 juni 1990 voldaan is om de maatschappij te beschermen.146

Maar is dit niet

het probleem doorschuiven naar de vrederechter? Het valt te vrezen dat de rechter geen notie

van de geestestoestand van de dader neemt en een klassieke strafsanctie uitspreekt, omdat er

geen interneringsmaatregel kan worden opgelegd. De kans bestaat dat de dader uiteindelijk

niet de nodige zorg zal krijgen die door zijn toestand vereist is, aangezien geestelijke

gezondheidszorg in de gevangenissen meer dan ondermaats is. 147

Een mogelijke oplossing is

dat de wetgever het strafwetboek herschrijft met als doel daders met psychische stoornissen

via andere wegen naar het zorgcircuit te loodsen. Een behandeling kan als voorwaarde

worden opgelegd bij een strafbemiddeling, probatie-uitstel of -opschorting en

strafuitvoeringsmodaliteiten.148

Een andere mogelijkheid is het invoeren van de verminderde

toerekeningsvatbaarheid, zoals vervat in het Duitse en Nederlandse strafrechtsysteem. Daar

kunnen de rechters een gevangenisstraf en een interneringsmaatregel tezamen opleggen. Het

gaat hierbij om een beperkte internering waarbij de zorg centraal staat. Het gerecht zou

jaarlijks een evaluatie van de interneringsmaatregel kunnen maken in functie van het risico

voor de maatschappij. Minister Geens is hier niet tegen gekant, maar hij geeft aan dat de

Nederlandse wetgeving niet onverdeeld positief wordt beoordeeld.149

3.2.1.2 Bijstand door arts en advocaat tijdens het forensisch psychiatrisch

deskundigenonderzoek

Artikel 148, 1° en 3° van PPIII wijzigt artikel 7 van de wet van 5 mei 2014, door een persoon

die een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek ondergaat de mogelijkheid te bieden

zich te laten bijstaan door een arts naar zijn keuze en door een advocaat, tijdens dit

deskundigenonderzoek.

De aanpassingen in artikel 7 zijn de volgende:

Het woord “vertrouwenspersoon” wordt vervangen door de woorden “arts naar keuze”.

146 Art. 145 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer

2015-16, nr. 1590/001.

147 Hoge Raad voor de Justitie. (2015). Ambtshalve advies: Voorontwerp van wet betreffende de internering en

diverse bepalingen inzake justitie.

148 Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2014). Nota bij de hoorzitting van 14 januari 2014 m.b.t. het wetsvoorstel

betreffende de internering van personen, Commissie voor Justitie.

149 Wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr.

1590/006.

58

De woorden “of door een advocaat” worden vervangen door de woorden “en een advocaat”.

Volgens artikel 5 van de wet van 5 mei 2014 kan het psychiatrisch deskundigenonderzoek

bevolen worden door de Procureur des Koning, de onderzoeksrechter, de onderzoeks- en

vonnisgerechten, wanneer wordt vermoed dat een persoon zich in een toestand bevindt die de

internering kan rechtvaardigen. Artikel 7 van de wet van 5 mei 2014 bepaalde oorspronkelijk

dat een persoon die aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt onderworpen, zich

kan laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of een advocaat. De bijstand van een

vertrouwenspersoon is gericht op het ondersteunen van de kwetsbare verdachte en op het waken

over het recht van verdediging. Een advocaat verleent bijstand om de verdachte te hoeden

tegen zelf-incriminatie en om bijkomend de regelmatigheid van het onderzoek te bewaken.150

Het woord “vertrouwenspersoon” wordt in PPIII vervangen door de woorden “arts naar

keuze”. Deze aanpassing is klein, doch niet zonder gevolgen. Door deze invoering kan de

persoon die een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek ondergaat zich nu laten

bijstaan door een arts naar zijn keuze. Vertrouwenspersonen beschikken niet

noodzakelijkerwijs over de nodige expertise om de verdachte bij te staan bij een dergelijk

deskundigenonderzoek.151

De woorden “of door een advocaat” worden vervangen door de

woorden “en een advocaat”. De wetgever heeft ervoor gekozen dat de verdachte zich nu tijdens

het deskundigenonderzoek kan laten bijstaan door een arts naar keuze en een advocaat.

Hierdoor worden de rechten van de verdachte nog beter gewaarborgd. De arts en de advocaat

hebben hun eigen kennis en expertise in het werkveld ter zake. De arts kan zich focussen op

het medisch-psychiatrisch aspect, terwijl de advocaat kan toezien op de procedurele aspecten

van de zaak en de rechten van de verdachte.152

150 Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het interneringslandschap?

Panopticon, 36(3), 289-296.

151 Hoge Raad voor de Justitie. (2015). Ambtshalve advies: Voorontwerp van wet betreffende de internering en

diverse bepalingen inzake justitie.

152 Orde van Vlaamse Balies. (2016). Standpunt Potpourri III: opmerkingen over de wijzigingen inzake

internering.

59

3.2.1.3 Herinvoering van internering van veroordeelden

Artikel 212 van PPIII wijzigt artikel 77 van de wet van 5 mei 2014 door artikel 77/1 in te

voegen. Hierdoor wordt opnieuw de mogelijkheid geboden om veroordeelden tijdens de

uitvoering van hun gevangenisstraf alsnog te interneren wanneer er tijdens de detentie een

duurzame geestesstoornis wordt vastgesteld.

Artikel 77/1 luidt als volgt:

§ 1. De veroordeelde die het voorwerp is van minstens één veroordeling wegens een misdaad

of wanbedrijf zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, bij wie tijdens de detentie door de psychiater

van de gevangenis een geestesstoornis met een duurzaam karakter wordt vastgesteld die zijn

oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet of ernstig aantast of en ten

aanzien van wie het gevaar bestaat dat hij ten gevolge van zijn geestesstoornis opnieuw

misdrijven zal plegen zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, kan op verzoek van de directeur

worden geïnterneerd door de bevoegde kamer voor de bescherming van de maatschappij.

§ 2. Indien bij deze persoon een in paragraaf 1 bedoelde toestand wordt vastgesteld, stelt de

directeur een advies tot internering op.

Om zijn advies op te stellen, stelt de directeur een dossier samen dat bestaat uit:

1° een afschrift van de opsluitingsfiche;

2° een afschrift van de vonnissen en de arresten;

3° een uittreksel uit het strafregister;

4° de uiteenzetting van de feiten waarvoor de betrokkene werd veroordeeld;

5° het verslag van de psychiater van de gevangenis;

6° een recent verslag van de psychosociale dienst van de gevangenis.

§ 3. De directeur maakt het dossier over aan de kamer voor de bescherming van de

maatschappij en de griffie deelt een afschrift ervan mee aan het openbaar ministerie, de

veroordeelde en zijn advocaat. De kamer voor de bescherming van de maatschappij beveelt

onverwijld een forensisch psychiatrisch onderzoek dat voldoet aan de vereisten van de

artikelen 5, § 2, 3° en 4°, 7 en 8.

De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan beslissen dat de veroordeelde ter

observatie wordt opgenomen. In dat geval wordt de veroordeelde overgebracht naar het door

de Koning opgericht beveiligd klinisch observatiecentrum. De observatiestelling mag twee

maanden niet te boven gaan.

§ 4. Binnen de maand na de ontvangst van het verslag van de deskundige, stelt het openbaar

ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit aan de kamer voor de bescherming

60

van de maatschappij en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde, zijn advocaat en de

directeur.

De internering van personen die strafrechtelijk werden veroordeeld, werd aanvankelijk in de

wet van 5 mei 2014 volledig overgeheveld naar de burgerlijke procedure van de gedwongen

opname. Om de vragen van de actoren in het justitiële en het hulpverleningsnetwerk in te

willigen (praktische werkbaarheid van het voorgestelde systeem, geschiktheid van het

reguliere zorgcircuit om dergelijke personen via de gedwongen opname de gepaste zorg en

behandeling te geven, verschillende behandeling die de wetgever voorzag tussen

geïnterneerden / geïnterneerde veroordeelden en tussen geïnterneerde veroordeelden / en

personen die gedwongen waren opgenomen), is de internering van veroordeelde geesteszieke

personen terug overgeheveld naar een strafrechtelijke procedure voor de KBM.153

De

geïnterneerde veroordeelde wordt volledig gelijkgesteld met een gewone geïnterneerde, ook

nadat zijn vrijheidsstraf is afgelopen. Als uitgangspunt geldt dat elke geïnterneerde de nodige

zorg en behandeling moet worden aangeboden om een menswaardig leven te leiden, rekening

houdend met het veiligheidsrisico, de gezondheid van deze mensen en de re-integratie in de

maatschappij. De gevangenis vormt geen gepaste setting voor een geïnterneerde persoon. Een

gespecialiseerde inrichting is dat wel. Door deze aanpassing worden de nodige zorg en

behandeling van elke geïnterneerde persoon gewaarborgd.154

Het is een pluspunt dat er voorzien wordt in een behandeling voor de veroordeelden met

psychiatrische problemen. Maar er wordt toch een kanttekening gemaakt. Wat gebeurt er met

veroordeelden die lichtere misdrijven hebben gepleegd en lijden aan een geestesstoornis met

een duurzaam karakter? Blijven zij in de gevangenis zitten zonder aangepaste medische en

psychiatrische behandeling? Deze situatie heeft in het verleden al meermaals geleid tot

veroordelingen van de Belgische staat door het EHRM.155

De wetgever moet verder werk

maken van de regeling die het mogelijk maakt om veroordeelden te interneren, zodat de

bovenstaande kritiek weggewerkt wordt.

153 Geens, K. (2016). Toespraak Potpourri III over internering en diverse bepalingen. Verkregen op 13/06/2016,

via www.koengeens.be/news/2016/02/02/toespraak-potpourri-iii-over-internering-en-diverse-bepalingen.

154 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD

Justitie.

155 Gryson, S. (2015). Internering in België: de veroordelingen door het Europees Hof voor de Rechten van de

Mens. Fatik, 32(145), 23-27.

61

3.2.1.4 Verbeterde rechtspositie van het slachtoffer

Artikel 144 van PPIII wijzigt artikel 3 van de wet van 5 mei 2014. Voor wat betreft de

definitie van het slachtoffer worden twee wijzigingen doorgevoerd.

In de bepaling onder 9°, eerste lid van artikel 3 worden de woorden "en/of te worden

gehoord" vervangen door de woorden ", te worden gehoord of voorwaarden in haar belang bij

de toekenning van uitvoeringsmodaliteiten te laten opleggen”.

In de bepaling onder 9° eerste lid, wordt een littera f) ingevoegd, luidende: de natuurlijke

persoon die zijn wens kenbaar maakt om als slachtoffer te worden geïnformeerd, te worden

gehoord of voorwaarden in zijn belang bij de toekenning van uitvoeringsmodaliteiten te laten

opleggen, nadat de internering werd bevolen door een onderzoeksgerecht met betrekking tot

misdrijven gepleegd ten aanzien van hem."

De eerste wijziging betreft een verduidelijking van de rol van het slachtoffer in de procedure.

Het slachtoffer kan vragen om te worden geïnformeerd, om te worden gehoord en het

slachtoffer kan vragen om bepaalde voorwaarden in haar belang op te leggen wanneer een

uitvoeringsmodaliteit wordt toegekend. De definitie van slachtoffer wordt ook verder

uitgebreid onder een nieuw punt teneinde een mogelijkheid te voorzien voor het specifieke

geval van de internering die wordt bevolen door het onderzoeksgerecht en waarbij het

slachtoffer zich niet altijd burgerlijke partij heeft gesteld. Het is van belang ook voor deze

categorie expliciet wettelijk de mogelijkheid in te schrijven om een verzoek te kunnen richten

aan de rechter voor de bescherming van de maatschappij teneinde erkend te worden als

slachtoffer in het kader van de uitvoering van de interneringsmaatregel.156

Het is positief dat de wetgever oog heeft voor het belang van het slachtoffer. Het slachtoffer is

immers een belangrijke partij in de strafprocedure. Er zijn zeven fundamentele rechten

waarop het slachtoffer in België aanspraak kan maken gedurende de strafprocedure: het recht

op een eerbiedige, correcte behandeling; het recht om informatie te krijgen; het recht om

informatie te geven; het recht op juridische bijstand en rechtsbijstand; het recht op financieel

156 Art. 139 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer

2015-16, nr. 1590/001.

62

herstel; het recht op hulp; het recht op bescherming en respect voor het privéleven.157

De

nieuwe bepalingen in PPIII zorgen ervoor dat de rechten van het slachtoffer beter

gewaarborgd zijn.

3.2.1.5 Inzagetermijn van het dossier

Artikel 169, 7° van PPIII brengt een wijziging aan in de vijfde paragraaf van artikel 29 van de

wet van 5 mei 2014, voor wat betreft de inzagetermijn van het dossier.

Artikel 29, § 5 wordt vervangen als volgt:

Het dossier wordt gedurende ten minste tien dagen voor de datum waarop de zitting is

vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de geïnterneerde persoon en zijn advocaat

op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie van de inrichting waar de

geïnterneerde persoon verblijft. De geïnterneerde persoon kan, op zijn verzoek, een afschrift

van het dossier verkrijgen. De advocaat van de geïnterneerde persoon kan, op zijn verzoek,

een afschrift van het dossier verkrijgen. Op advies van de psychiater van de inrichting of van

de behandelende psychiater kan de rechter voor de bescherming van de maatschappij de

geïnterneerde persoon in een met redenen omklede beschikking inzage en afschrift van zijn

dossier of een gedeelte ervan ontzeggen wanneer die inzage een klaarblijkelijk ernstig nadeel

voor zijn gezondheid kan meebrengen.

De inzage van het dossier moet de dader of beklaagde en zijn advocaat in staat stellen om met

de gekregen informatie te oordelen of tot een erkenning van de schuld van de ten laste

gelegde feiten zal worden overgegaan. Deze inzage is essentieel om de belangen en de rechten

van verdediging te respecteren. De bijstand van de advocaat en de inzage van het strafdossier

geeft aldus de garantie dat de verdachte of beklaagde, geïnformeerd en zonder druk, de

beslissing kan nemen om het voorstel van het openbaar ministerie al dan niet te aanvaarden.158

De inzagetermijn van het dossier was aanvankelijk op minstens vier dagen gezet, maar deze

termijn bleek te kort te zijn. De inzagetermijn is daarom aangepast naar ten minste tien dagen.

Het dossier wordt ter inzage ter beschikking gesteld op de griffie van de

157 Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid. (2010). Uw rechten als slachtoffer van een misdrijf. Brussel: A.

Bourlet.

158 Art. 96-98 van het wetsontwerp houdende wijzigingen van het strafrecht en het strafprocesrecht en houdende

diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1418/001.

63

strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie van de inrichting waar de geïnterneerde persoon

verblijft. Teneinde onnodige overplaatsingen te vermijden, wordt er aanbevolen om waar

mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheid om de inzage binnen de inrichting te

organiseren. Op verzoek kan de geïnterneerde persoon een afschrift van het dossier

verkrijgen.159

Het optrekken van de inzagetermijn is alleszins een positief element in het

kader van de rechten van de geïnterneerde. Het zou echter nog beter zijn om het inzagerecht

in het dossier niet te onderwerpen aan bepaalde termijnen. Op deze manier zouden de rechten

van de geïnterneerde persoon nog beter gewaarborgd zijn. Het betreft immers geen

strafrechtelijk onderzoek waardoor het geheim van het onderzoek niet speelt.160

3.2.1.6 Hoger beroep

Art. 218 van PPIII wijzigt artikel 77 van de wet van 5 mei 2014 door artikel 77/6 in te voegen.

Artikel 77/6 luidt als volgt:

§ 1. Tegen het vonnis van de kamer voor de bescherming van de maatschappij kan hoger

beroep worden ingesteld door het openbaar ministerie en door de veroordeelde bij de

correctionele kamer van het hof van beroep.

§ 2. Het hoger beroep moet worden ingesteld binnen een termijn van vijftien dagen die, ten

aanzien van het openbaar ministerie begint te lopen vanaf de dag van het vonnis en ten

aanzien van de veroordeelde vanaf de dag van kennisgeving.

De verklaring van hoger beroep wordt gedaan op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank

die deze onverwijld overmaakt aan de griffie van het hof van beroep, die deze onmiddellijk

inschrijft in het register van hoger beroep.

In de wet van 5 mei 2014 was het aanvankelijk niet mogelijk om in hoger beroep te gaan

tegen de beslissingen van de KBM. De beslissingen van de KBM worden genomen door een

multidisciplinaire samenstelling. Naast de juridische benadering door de rechter, is er een

ruime benadering op het vlak van de geestestoestand en de sociale re-integratie door de twee

assessoren. Minister Geens achtte het daarom niet nodig om de beslissingen van de KBM

159 Art. 163 van het wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer

2015-16, nr. 1590/001.

160 Orde van Vlaamse Balies. (2016). Standpunt Potpourri III: opmerkingen over de wijzigingen inzake

internering.

64

opnieuw voor te leggen aan een multidisciplinair orgaan met dezelfde specialisaties.161

PPIII

biedt nu toch de mogelijkheid tot hoger beroep, zodat een andere rechterlijke instantie zich in

alle objectiviteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid kan uitspreken over de beslissingen

van de KBM. Door deze bepaling worden de rechten van de geïnterneerde persoon beter

verzekerd.

3.2.1.7 Verlof geïnterneerden

Artikel 161, 2° van PPIII wijzigt artikel 21, § 1 van de wet van 5 mei 2014, waardoor het

verlof de geïnterneerde persoon toelaat de inrichting gedurende een periode van minimum één

dag en maximum veertien dagen per maand te verlaten.

In artikel 21, § 1 wordt de volgende wijziging aangebracht:

Het woord "zeven" wordt vervangen door het woord "veertien".

Het verlof van de geïnterneerde heeft tot doel: de familiale, affectieve en sociale contacten

van de geïnterneerde persoon in stand te houden en te bevorderen; de sociale re-integratie van

de geïnterneerde persoon of de behandeling voor te bereiden door hem geleidelijk naar de

maatschappij te laten terugkeren; een ambulant of residentieel behandelingsprogramma voor

te bereiden.162

Aanvankelijk was het de intentie om het verlof voor geïnterneerden die

behandeld worden door voorzieningen na een onderhandelde opname niet te beperken tot

zeven dagen en dus ook geen maximumtermijn te voorzien. Voor het verlof voor

geïnterneerden uit een voorziening met opnameplicht werd wel geadviseerd een beperkt

verlof met een duur van zeven tot veertien dagen te voorzien.163

Maar in de wet van 5 mei

2014 werd oorspronkelijk gekozen voor een termijn van zeven dagen. De beperking van

zeven dagen per maand heeft geen duidelijke meerwaarde in het kader van veiligheid,

behandeling en therapie.164

Door de wijziging in PPIII wordt de maximumtermijn nu toch

161 Wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr.

1590/006.

162 Artikel 21, § 2 van de wet van 5 mei 2014 betreffende internering.

163 Wetsvoorstel betreffende de internering van personen, Parl. St. Senaat 2013-14, nr. 5-2001/8.

164 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

65

opgetrokken van zeven dagen naar veertien dagen. Deze aanpassing komt de geïnterneerde

persoon ten goede in functie van een re-integratie in de maatschappij.

3.2.2 Zwaktes

3.2.2.1 Wachten op een klinisch observatiecentrum

Ingevolge artikel 6 van de wet van 5 mei 2014 kan tegenover de verdachte die in voorlopige

hechtenis verblijft de inobservatiestelling worden bevolen met het oog op een

deskundigenonderzoek. De toepassingsvoorwaarden zijn als volgt: er moeten redenen zijn om

aan te nemen dat de te onderzoeken persoon zich in een toestand bevindt omschreven in

artikel 9 van de wet van 5 mei 2014; de persoon verkeert in voorlopige hechtenis,

overeenkomstig de voorlopige hechteniswet van 30 juli 1990; de inobservatiestelling kan

bevolen worden door de onderzoeksrechter, de onderzoeks- en vonnisgerechten; de

inobservatiestelling mag maximaal twee maanden duren; de inobservatiestelling moet

plaatsvinden in een psychiatrische afdeling van een gevangenis of in een beveiligd klinisch

observatiecentrum, door de Koning opgericht; bij de opheffing van de voorlopige hechtenis

vervalt meteen de inobservatiestelling, tenzij deze al eerder werd beëindigd door de bevoegde

rechterlijke instantie.

De beste manier om de psychiatrische toestand van een verdachte te onderzoeken is via een

psychiatrisch deskundigenonderzoek in een specifieke setting. De oprichting van een

beveiligd klinisch observatiecentrum is noodzakelijk om de in observatiestelling van

geïnterneerden in een menswaardige en kwalitatieve omgeving te laten plaatsvinden.165

Op

het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 5 mei 2014 zal er nog geen

observatiecentrum opgericht zijn. Dit heeft tot gevolg dat gedurende een eerste periode na

inwerkingtreding van onderhavige wet geen inobservatiestellingen kunnen plaatsvinden in een

gespecialiseerd centrum. Het is wachten tot 2020 voor de oprichting van een beveiligd

klinisch observatiecentrum waarin verdachten in voorlopige hechtenis multidisciplinair zullen

worden onderzocht wanneer ze aan een geestesstoornis lijden of van wie het

165 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

66

oordeelsvermogen of de controle over zijn daden ernstig is aangetast.166

Het is de bedoeling

dat dit centrum op termijn wordt geïntegreerd in de nieuwe gevangenis van Haren. Aangezien

de eerste steen van dit nieuwe complex nog niet is gelegd, wordt ook de oprichting van het

observatiecentrum ver vooruitgeschoven. De betrokken bepaling uit de nieuwe

interneringswet zou pas op 1 januari 2020 in werking treden.167

Het is een spijtige zaak dat

psychiatrische afdelingen van gevangenissen nog steeds plaats kunnen bieden voor het

uitvoeren van een inobservatiestelling. Dat deze psychiatrische afdelingen in de praktijk

weinig verschillen van de gewone afdelingen van de gevangenis en bijgevolg geen omgeving

zijn waarin een kwaliteitsvol, onafhankelijk en tegensprekelijk multidiscplinair

deskundigenonderzoek kan gebeuren, bestaat eensgezindheid.168

In de rand wordt opgemerkt

dat de kans reëel is dat de Belgische Staat afstevent op nieuwe veroordelingen door het

EHRM ten gevolge van het uitblijven van een klinisch observatiecentrum.

3.2.2.2 Opsluiting van geïnterneerden in de gevangenis

De basisfilosofie van de nieuwe interneringswet is dat geïnterneerden niet meer mogen

worden opgesloten in de gevangenis, zelfs niet in de psychiatrische annex.169

Artikel 10 van

de wet van 5 mei 2014 schrijft voor dat de onmiddellijke opsluiting kan worden bevolen door

het onderzoeks- of vonnisgerecht indien de vrees bestaat dat de beklaagde of beschuldigde die

niet aangehouden verschijnt en geïnterneerd wordt, zich zou onttrekken aan de

tenuitvoerlegging van de veiligheidsmaatregel of een ernstig of onmiddellijk gevaar zou

vormen voor de fysieke of psychische integriteit van derden of zichzelf. Indien de beklaagde

of de beschuldigde op het ogenblik dat de internering bevolen wordt, aangehouden is of

ingeval de rechter de internering met onmiddellijke opsluiting van een verdachte of

beschuldigde beveelt, vindt de internering voorlopig plaats in de psychiatrische annex van een

gevangenis, aldus artikel 11 van de wet van 5 mei 2014.

166 Art. 217 van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende

diverse bepalingen inzake justitie.

167 Art. 216 van het wetsontwerp houdende wijzigingen van het strafrecht en het strafprocesrecht en houdende

diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 54-1418/001.

168 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

169 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD

Justitie.

67

Kortom, de opsluiting van een geïnterneerde op de psychiatrische afdeling van een

gevangenis is nog steeds mogelijk. Het valt te betreuren dat PPIII er niet in slaagt volledig

komaf te maken met de opsluiting van geïnterneerde personen in de gevangenis. In het kader

van de internationale veroordelingen en kritieken op de manier waarop ons land omgaat met

geïnterneerden is dit een gemiste kans. Het Belgische opvangbeleid van geïnterneerden wordt

als onvoldoende bestempeld, wat al enkele keren heeft geresulteerd in veroordelingen wegens

de vaststelling van schendingen van het EVRM. Detentie in een onaangepaste omgeving voor

een persoon met een psychiatrische aandoening is een van die schendingen. Het is

noodzakelijk dat er gevolg wordt gegeven aan de verschillende arresten van het EHRM.170

3.2.3 Opportuniteiten

3.2.3.1 Uitbouw van het forensisch psychiatrisch zorgnetwerk

Naast het focussen op de nieuwe interneringswet is de volwaardige uitbouw van een netwerk

van zorgvoorzieningen voor geïnterneerde personen minstens even belangrijk.171

De kans op

resocialisatie van de geïnterneerde persoon wordt immers voor een groot deel bepaald door de

beschikbaarheid van een zorgaanbod in voldoende kwaliteit, kwantiteit en continuïteit.172

Vandaag worden geïnterneerde personen maximaal opgevangen binnen het bestaande

psychiatrisch zorgnetwerk dat voornamelijk bestaat uit psychiatrische ziekenhuizen, rust- en

verzorgingstehuizen en de centra voor ambulante zorg. De ambitie van de regering is om het

zorgtraject gericht te sturen naar een professionele opvang en behandeling van geïnterneerde

personen in het bestaande psychiatrische zorgnetwerk en in een verder uit te bouwen

forensisch psychiatrisch zorgnetwerk. Het forensisch psychiatrisch zorgnetwerk heeft als

perspectief de re-integratie in de maatschappij, al dan niet voorafgegaan door een opname en

behandeling van de geïnterneerde persoon in een residentiële zorgverlening.173

170 Orde van Vlaamse Balies. (2016). Standpunt Potpourri III: opmerkingen over de wijzigingen inzake

internering.

171 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

172 Boers, A., Vandevelde, S., Soyez, V., De Smet, S., & To, W. T. (2011). Het zorgaanbod voor geïnterneerden

in België. Panopticon, 32(2), 17-38.

173 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD

Justitie.

68

Met de opening van de forensische psychiatrische centra in Gent en binnenkort in Antwerpen,

waarbij respectievelijk 264 en 182 plaatsen zijn voorzien, heeft de FOD Justitie samen met de

FOD Volksgezondheid een zeer belangrijke stap gezet in de verdere uitbouw van een

forensisch psychiatrisch zorgnetwerk in Vlaanderen. Deze FPC’s zijn inrichtingen met een

verhoogde beveiliging die een deskundige begeleiding en behandeling buiten de gevangenis

aanbieden, gelijkwaardig aan deze in reguliere psychiatrische ziekenhuizen. Een gelijkaardig

aanbod wordt in Wallonië reeds geboden in het Regionaal Centrum voor Psychiatrische zorg

(CRP) Les Marronniers (Doornik) en in La Chêne aux Haies (Bergen).174

Met de komst van

de forensische psychiatrische centra in Gent en Antwerpen zal het aantal geïnterneerden in de

gevangenissen weliswaar dalen, maar zal er in die FPC’s voldoende plaats zijn voor elke

geïnterneerde? Verdere uitbouw zal hoogstwaarschijnlijk noodzakelijk zijn. Bij de uitbouw

van het forensisch zorgcircuit mag de aandacht naar de doorstroming naar de reguliere

settings (ambulant en residentieel) zeker niet verloren gaan. Anders bestaat de kans dat de

FPC’s snel volzet zullen zijn. Dit is een probleem waarmee de forensisch psychiatrische

eenheden op dit moment geconfronteerd worden.175

Voor drie specifieke groepen van geïnterneerden moet gezocht worden naar zorgeenheden

vanuit de ambitie om ook deze geïnterneerden te rehabiliteren en te laten uitstromen uit de

forensische psychiatrische ziekenhuizen176

:

- Een zorgeenheid voor langdurige zorg en/of verblijf: Voor een deel van de groep van

geïnterneerde personen wordt vastgesteld dat verdere behandeling geen zin meer heeft,

niet mogelijk is omwille van het hoge risico op recidivegevaar of dat de geïnterneerde

persoon zelf aangeeft de behandeling te willen beëindigen. Binnen het bestaande

zorgcircuit ontbrak tot voor kort een voorziening voor deze laatste groep die niet in

aanmerking komt voor behandeling en weinig kans heeft op re-integratie in de

maatschappij, maar die wel recht heeft op een langdurig verblijf in een menswaardige

omgeving met voldoende structuur en beveiliging. In april 2016 hebben de eerste

174 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

175 Boers, A., Vandevelde, S., Soyez, V., De Smet, S., & To, W. T. (2011). Het zorgaanbod voor geïnterneerden

in België. Panopticon, 32(2), 17-38.

176 Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid. Brussel: FOD

Justitie.

69

bewoners hun intrek in de longstay-afdeling in het Universitair Psychiatrisch Centrum

in Bierbeek genomen. Deze afdeling heeft plaats voor 30 mensen.

- Een zorgeenheid voor vrouwelijke geïnterneerden in Vlaanderen: Vandaag verblijven

ongeveer 30 vrouwelijke geïnterneerden in de penitentiaire instelling van Brugge en in

verschillende psychiatrische annexen van de Vlaamse strafinrichtingen. Naar analogie

met het psychiatrisch ziekenhuis la Chêne aux Haies in Bergen, waar een dertigtal

plaatsen zijn voorbehouden aan vrouwelijke geïnterneerden, moet een voorziening in

Vlaanderen gezocht worden die als psychiatrisch ziekenhuis kan instaan voor de zorg

en behandeling van vrouwelijke geïnterneerden. Het gaat om vrouwen die een misdrijf

hebben gepleegd, maar niet toerekeningsvatbaar zijn, en die een grote kans maken om

nieuwe misdrijven te plegen. In mei 2016 is een afdeling voor geïnterneerde vrouwen

in het psychiatrisch centrum Sint-Jan-Baptist in Zelzate geopend.

- Een zorgeenheid voor geïnterneerden met een mentale beperking of een niet-

aangeboren hersenletsel: Meer dan 20% van de geïnterneerde personen heeft een

mentale beperking of een niet aangeboren hersenletsel en vraagt een aangepaste zorg.

Vandaag worden residentiële projecten zoals Itinera, Limes en Amanis en ambulante

projecten gesubsidieerd door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap

(VAPH) dat een voortrekkersrol vervult in de begeleiding van deze groep van

geïnterneerden. In het Franstalige landsgedeelte wordt het Agence Wallonne pour

l’Intégration des Personnes Handicapées (AWIPH) aangespoord om soortgelijke

initiatieven te nemen. Het huidige aanbod van zorgvoorzieningen voldoet niet aan de

noden van deze groep.

3.2.3.2 Multidisciplinaire samenwerking

Het jaar 2016 is een zeer belangrijk jaar voor de internering. Op wetgevend en uitvoerend

vlak zullen verschillende departementen en ministers, zowel op federaal als op

gemeenschapsniveau moeten samenwerken om de langverwachte humanisering van het beleid

te realiseren. Om de nieuwe interneringswet van 5 mei 2014 te doen slagen is doorgedreven

interactie tussen deze laatste actoren cruciaal.177

Er wordt gepleit voor het opzetten van

samenwerkingsverbanden tussen de FOD Justitie, de FOD Volksgezondheid en de

gemeenschappen op het gebied van zorg, behandeling en beveiliging. Justitie zou

177 Algemene beleidsnota Justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1428/008.

70

verantwoordelijk zijn voor de gerechtelijke fase van de internering (uitvoering van

rechterlijke beslissingen en de beslissingen van de KBM) en de juridische follow-up van het

interneringstraject vanuit de psychiatrische annexen van de gevangenissen, de psychosociale

eenheden en de zorgequipes van de gevangenissen en de strafuitvoeringsrechtbank. Justitie

bepaalt ook aan welke veiligheidsnormen de inrichtingen voor geïnterneerden moeten

beantwoorden. Volksgezondheid zou bevoegd zijn voor de residentiële zorg en behandeling

van geestesgestoorde delinquenten. Volksgezondheid staat ook in voor de erkenning en de

subsidiëring van de plaatsen voor geïnterneerde personen in de psychiatrische ziekenhuizen,

forensisch psychiatrische centra, psychiatrische verzorgingstehuizen en centra voor beschut

wonen. De gemeenschappen zouden verantwoordelijk zijn voor de sociale re-integratie en

verdere hulpverlening van de geïnterneerden. Zij staan via de centra voor geestelijke

gezondheidszorg in voor de ambulante zorg. Tijdens de detentiefase bieden deze centra, in

samenwerking met de zorgequipes van de gevangenissen, aangepaste en toereikende

zorgprogramma’s aan voor gedetineerden, dus ook geïnterneerden met een psychiatrische

problematiek. Daarnaast wordt reeds vanuit de gevangenis samengewerkt met

outreachingsdiensten van de psychiatrische centra met de bedoeling om de overgang van

gevangenis naar een externe instelling zo goed mogelijk voor te bereiden.178

Vanuit de FOD

Justitie en de FOD Volksgezondheid worden per hof van beroep netwerkcoördinatoren

internering en schakelteams aangesteld om het bestaande zorgnetwerk optimaal te doen

functioneren voor geïnterneerde personen.179

Per hof van beroep worden 2 coördinerende

functies geïnstalleerd, een coördinator extern zorgcircuit internering ressorterend onder de

FOD Justitie en een netwerkcoördinator internering, ressorterend onder de FOD

Volksgezondheid. De samenwerking tussen beide coördinatoren moet de brug vormen tussen

de geestelijke gezondheidszorg en justitie om instroom en doorstroom van geïnterneerden uit

de gevangenis naar het netwerk van zorgvoorzieningen te realiseren en op te volgen. Het doel

van de coördinator extern zorgcircuit is het afstemmen van vraag en aanbod met betrekking

tot de zorgbehoeften van de geïnterneerden en dit rekening houdend met de beveiliging van

de samenleving. De netwerkcoördinator internering maakt deel uit van de organisatie van het

zorgnetwerk, de zorgcircuits en de zorgprogramma’s en zorgt voor de uitbouw ervan. De

netwerkcoördinator internering vormt eveneens de verbinding met het bestaande netwerk voor

geestelijke gezondheid en is op de hoogte van het psychiatrisch profiel van de geïnterneerden

178 De Clerck, S. (2010). Straf- en uitvoeringsbeleid: Overzicht en ontwikkeling. Brussel: FOD Justitie.

179 Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de

internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27), 1043–1064.

71

en van het gedifferentieerd zorgaanbod. De FOD Volksgezondheid voorziet in de oprichting

van de schakelteams internering. De doelstelling van deze schakelteams is instaan voor een

vlottere doorstroom van geïnterneerden. Ten eerste gebeurt dit vanuit de gevangenissen naar

het externe zorgcircuit toe. Ten tweede wil het team ook buiten de gevangenismuren de

doorstroom en gepaste zorgomkadering blijven verzekeren. Ten derde is het de doelstelling

om terugstroom naar de gevangenis te voorkomen. De schakelteams worden gestuurd door de

netwerkcoördinatoren internering. Het schakelteam geeft in samenwerking met justitie en

zorgactoren het reclasseringsplan van opgesloten geïnterneerden concreet vorm. Dit is

algemeen en kan zowel betrekking hebben op de psychiatrische zorg, de sociale,

administratieve, psychiatrische aspecten, de huisvesting, de opleiding, enzovoort als op een

aangepaste tewerkstelling of een aangepast werk. Het schakelteam kan hulp en ondersteuning

bieden in externe zorginstanties om op die manier ook daar kansen te bieden voor

geïnterneerden. Dit kan het faciliteren van een vervolgtraject na een residentiële behandeling

betekenen of het helpen uitbouwen van een ambulant reclasseringsplan op verschillende

levensdomeinen. Er kan zo een zorgtraject uitgebouwd worden waarin reeds vooraf tijdens

een zorgtafel duidelijk overeen wordt gekomen wat de volgende stap in de behandeling zal

zijn. De mogelijkheid bestaat om het werken in netwerken te ondersteunen teneinde

heropname in de psychiatrische afdeling of de gevangenis te voorkomen. Daarnaast is er ook

afstemming, samenwerking en netwerkvorming nodig tussen het autonoom forensisch

welzijnswerk en de justitiehuizen; tussen het forensisch welzijnswerk en het welzijnswerk;

tussen het (forensisch) welzijnswerk, de (forensische) geestelijke gezondheidszorg en de

beleidsdomeinen zoals wonen, werken en huisvesting; tussen het (forensisch) welzijnswerk en

de (forensische) geestelijke gezondheidszorg; tussen het welzijnswerk, het Vlaams

Agentschap voor Personen met een Handicap en de geestelijke gezondheidszorg; en tussen al

deze vormen van hulpverlening, politie en justitie.180

3.2.3.3 Overheveling van de psychiatrische zorg in de gevangenissen van FOD Justitie

naar FOD Volksgezondheid

Geïnterneerden die in een penitentiaire instelling verblijven, verliezen hun rechten op sociale

zekerheid (geen recht op werkloosheidsuitkering en gewaarborgd inkomen) en op de

180 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

72

ziekteverzekering (geen terugbetaling van geneeskundige en tandheelkundige verzorging).181

De Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België is van oordeel dat geïnterneerden

behandelen en verzorgen geen taak is voor de FOD Justitie. De psychiatrische zorg in de

gevangenissen zou erbij gebaat zijn, als ze onder de bevoegdheid zou vallen van de FOD

Volksgezondheid in plaats van de FOD Justitie. Meer zelfs, ze bepleit de volledige

overheveling van de penitentiaire gezondheidszorg naar de FOD Volksgezondheid. Een

evolutie die zichtbaar is in een stijgend aantal landen van de Europese Unie. De

aanbevelingen van de Penitentiaire Gezondheidsraad wijzen overigens in dezelfde richting.182

Ondanks deze aanbevelingen heeft de overheid tot op heden over deze problematiek geen

beslissing genomen. De verdeling van de bevoegdheden tussen de federale overheid en de

gemeenschappen maakt het blijkbaar niet

eenvoudig om de gezondheidszorg in de gevangenissen zomaar naar de sociale zekerheid over

te hevelen. Gezien het actuele thema van internering zou het opportuun zijn dat de politiek

hier toch werk van maakt.

3.2.3.4 Maatschappelijk draagvlak

Bij het bepalen van een beleid moet de overheid aandacht besteden aan de vraag of er

voldoende draagvlak bij de bevolking aanwezig is of kan worden gecreëerd. In het verleden

werd in ons land aan geïnterneerden weinig tot geen adequate psychiatrische zorg,

begeleiding of enige toekomstperspectief geboden. Decennialang werd deze groep mensen

verwaarloosd door justitie. Mede onder druk van nationale en internationale veroordelingen,

plaatste de overheid recent de behandeling van geïnterneerde personen vooraan op de

politieke agenda. Mogelijks komt er eindelijk een doorbraak in deze situatie door een

grondige hervorming van het interneringssysteem. Het huidige overheidsbeleid kiest resoluut

voor de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg. Deze strategie zou de

gestigmatiseerde geïnterneerden ook ten goede moeten komen. Toch blijkt in de praktijk dat

er nog een grote intolerantie ten aanzien van geïnterneerden in onze maatschappij bestaat.183

181 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

182 Aertgeerts, B., Cosyns, P., Maes, L., Sabbe, B., Vansweevelt, T., Dockx, J., Dillen, C., Goethals, K.,

Jeandarme, I., & Van Peteghem, P. (2014). Advies over de forensische psychiatrie. Brussel: Koninklijke

Academie voor Geneeskunde van België.

183 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

73

De stigmatisering moet krachtig bestreden worden. De overheid, de media en de forensische

sector kunnen hiertoe bijdragen door te werken aan een positieve beeldvorming bij de

reguliere voorzieningen en het brede publiek.184

3.2.3.5 Wetenschappelijk onderzoek en vorming

Momenteel is het in ons land pover gesteld met het wetenschappelijk onderzoek in het domein

van de forensische psychiatrie. Dit is in belangrijke mate het gevolg van de jarenlange

verwaarlozing door de medische faculteiten.185

Sinds 2009 werden wel een aantal nuttige

wetenschappelijke initiatieven opgezet door Kefor (Kenniscentrum Forensisch Psychiatrische

Zorg). Dit centrum staat in voor het uitvoeren, initiëren en begeleiden van onderzoek binnen

de diverse forensische (piloot)projecten in Vlaanderen. Maar er moeten meer middelen

worden ingezet om onderzoeksonderwerpen uit te werken. Wetenschappelijk onderzoek over

de populatie van geïnterneerden en het aanbod voor deze doelgroep, alsook een

gestructureerde dataverzameling is noodzakelijk.186

Daarnaast is er nood aan erkenning en vorming van de forensische psychiatrie. De forensische

psychiatrie bestaat momenteel niet als discipline in de medische faculteiten van de Belgische

universiteiten. Hier ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de universiteiten om een

erkend universitair opleidingscurriculum uit te werken. Psychiatrische deskundigenverslagen

voor de rechtbanken worden vaak (terecht) bekritiseerd. Een degelijke en voortgezette

opleiding moet het niveau ervan aanzienlijk verbeteren.187

184 Boers, A., Vandevelde, S., Soyez, V., De Smet, S., & To, W. T. (2011). Het zorgaanbod voor geïnterneerden

in België. Panopticon, 32(2), 17-38.

185 Aertgeerts, B., Cosyns, P., Maes, L., Sabbe, B., Vansweevelt, T., Dockx, J., Dillen, C., Goethals, K.,

Jeandarme, I., & Van Peteghem, P. (2014). Advies over de forensische psychiatrie. Brussel: Koninklijke

Academie voor Geneeskunde van België.

186 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

187 Aertgeerts, B., Cosyns, P., Maes, L., Sabbe, B., Vansweevelt, T., Dockx, J., Dillen, C., Goethals, K.,

Jeandarme, I., & Van Peteghem, P. (2014). Advies over de forensische psychiatrie. Brussel: Koninklijke

Academie voor Geneeskunde van België.

74

3.2.4 Bedreigingen

3.2.4.1 Onvoldoende financiële middelen

De nieuwe interneringswet alleen is niet genoeg om adequate zorg aan de geïnterneerde

persoon aan te bieden. Justitie kan het probleem niet alleen oplossen. Er zijn ook

investeringen nodig in de geestelijke gezondheidszorg. Zo moet er onder meer ingezet worden

op: preventieve geestelijke gezondheidszorg: uit de levensloop van heel wat geïnterneerde

personen blijkt dat vroegtijdige psychologische hulp groter onheil kan voorkomen; zoveel

mogelijk de zorg ambulant aanbieden (in de thuissituatie via mobiele teams, centra voor

geestelijke gezondheidszorg) of in de reguliere residentiële psychiatrie; uitbreiding van de

capaciteit in de categorale forensische psychiatrie.188

Daarnaast is er ook voldoende

kwalitatief personeel nodig voor de realisatie van het zorgaanbod voor de geïnterneerde

personen.189

Positief is dat het regeerakkoord voorziet in voldoende budgettaire middelen om de uitvoering

van het nieuwe wettelijk kader op de internering te garanderen. In het verleden bleek reeds het

gebrek aan budget roet in het eten te gooien van de uitvoering van de wet van 21 april 2007.

Zo is die laatste wet nooit in werking getreden door een gebrek aan financiële middelen.

Welke garanties worden voorzien om te verzekeren dat deze nieuwe wet wel uitvoering zal

vinden, gelet op de algemene context van overheidsbesparingen? In de Kamercommissie

Justitie van 14 januari 2015 deelde minister Koen Geens mee dat hij samen met onder meer

collega-minister Maggie De Block zoekt naar budgettaire oplossingen en streeft naar

verbeteringen voor geïnterneerden op korte en lange termijn, zonder echt in detail te treden.

Het is nog onzeker of de hervorming van de interneringswet ook gedragen zal worden door

budgettaire inspanningen van de diverse overheden om een beter zorgaanbod voor

geïnterneerden te organiseren.

3.3 Besluit

In dit hoofdstuk is gezocht naar de antwoorden op de volgende onderzoeksvragen:

188 Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe interneringswet en

organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

189 Boers, A., Vandevelde, S., Soyez, V., De Smet, S., & To, W. T. (2011). Het zorgaanbod voor geïnterneerden

in België. Panopticon, 32(2), 17-38.

75

1. Op welke manier brengt de wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse

bepalingen inzake Justitie vernieuwing ten aanzien van de wet van 5 mei 2014

betreffende de internering? Is er nog ruimte voor verbetering en wat zijn de

tekortkomingen?

2. Welke opportuniteiten kunnen worden aangewend in het voordeel van de huidige

interneringswetgeving en het -beleid en wat zijn de bedreigingen waartegen de

wetgever zich moet beschermen?

De SWOT-analyse is over het algemeen positief voor wat betreft de aanpassingen aan de wet

van 5 mei 2014 betreffende de internering, die in de wet van 4 mei 2016 houdende internering

en diverse bepalingen inzake Justitie zijn aangebracht. Ten eerste, de minister heeft ervoor

gekozen om de interneringsmaatregel niet meer te gebruiken voor de lichte misdrijven. Enkel

de personen die zware misdrijven hebben gepleegd en tegen wie de maatschappij beschermd

moet worden, vallen voortaan onder het toepassingsgebied. Een punt van kritiek is dat de

personen met een psychische stoornis die minder ernstige misdaden en wanbedrijven plegen,

niet in een schemerzone mogen belanden. Een mogelijke oplossing is dat de wetgever het

strafwetboek herschrijft, zodat delinquenten met psychische stoornissen toch hun weg vinden

naar het zorgcircuit. Een andere mogelijkheid is het invoeren van verminderde

toerekeningsvatbaarheid. Ten tweede, de verdachte kan zich tijdens het

deskundigenonderzoek laten bijstaan door een arts naar keuze en een advocaat. Terwijl de arts

kan toezien op de medisch-psychiatrische kant, kan de advocaat toezien op de juridische kant

van de zaak, alsook te waken over de naleving van het recht zichzelf niet te beschuldigen. Ten

derde, wanneer bij een veroordeelde tijdens zijn hechtenis een duurzame psychische stoornis

wordt vastgesteld, dan wijzigt het statuut van veroordeelde naar het statuut van geïnterneerde.

Dit brengt met zich mee dat deze persoon de nodige zorg op maat krijgt met oog op re-

integratie in de samenleving. Een punt van kritiek is dat veroordeelden van lichtere misdrijven

en die lijden aan een geestesstoornis met een duurzaam karakter uit de boot dreigen te vallen.

Ten vierde, de wetgever biedt de nodige rechtszekerheid voor de slachtoffers van

geïnterneerden. Ten vijfde, de verlenging van de inzagetermijn van het dossier naar ten minste

tien dagen is een verbetering, maar het was beter geweest om geen beperking op te leggen.

Ten zesde, het is nu mogelijk om hoger beroep in te stellen tegen interneringsmaatregelen.

Ten zevende, het verlof van de geïnterneerde is opgetrokken van zeven naar veertien dagen.

Het is positief dat er rekening wordt gehouden met het zorgtraject van de geïnterneerde in het

kader van de re-integratie in de maatschappij.

76

De SWOT-analyse tekent ook een aantal tekortkomingen op. Ten eerste, bij de

inwerkingtreding van de nieuwe interneringswet zal er nog geen beveiligd klinisch

observatiecentrum opgericht zijn, hetgeen een ernstige hinderpaal is voor de uitvoering van de

wet. Ten tweede, de opsluiting van een geïnterneerde op een psychiatrische afdeling in een

gevangenis is nog niet volledig uitgesloten, wat in strijd is met de rechtspraak van het EHRM.

Daarnaast brengt de SWOT-analyse een aantal opportuniteiten in kaart, die de huidige

interneringswetgeving en het –beleid zouden kunnen verbeteren. Ten eerste, minstens even

belangrijk als het invoeren van de wet van 5 mei 2014, is het verder uitbouwen van een

behandelingsnetwerk voor gespecialiseerde forensisch psychiatrische zorg. Minister Geens

voegt voorlopig de daad bij het woord door onder andere een FPC in Gent, een longstay-

afdeling in het Universitair Psychiatrisch Centrum in Bierbeek en een afdeling voor

geïnterneerde vrouwen in het psychiatrisch centrum Sint-Jan-Baptist in Zelzate te openen.

Verdere uitbouw zal noodzakelijk zijn. Ten tweede, internering is een veiligheids- en

zorgmaatregel. Daarom is een benadering in overleg met de minister van Volksgezondheid

essentieel. Het is tevens belangrijk om samenwerking te bevorderen tussen alle actoren in het

werkveld van de geestelijke gezondheidzorg om een volwaardig forensisch psychiatrisch

zorgcircuit te kunnen organiseren. Ten derde, de psychiatrische zorg in de gevangenissen zou

erbij gebaat zijn, als ze onder de bevoegdheid zou vallen van de FOD Volksgezondheid in

plaats van de FOD Justitie. Ten vierde, opdat het interneringsbeleid door de samenleving zou

aanvaard worden, kunnen de overheid en de actoren van de forensisch zorgcircuit werken aan

een menselijker beeld van de geïnterneerde. Ten vijfde, er is dringend nood aan opleiding en

officiële erkenning van de forensische psychiatrie als onderdeel van de psychiatrie.

Tot slot is er een belangrijke bedreiging die de interneringswetgeving en het –beleid kan

dwarsbomen: financiën. Een nieuwe interneringswet alleen is niet voldoende om adequate

zorg aan de geïnterneerde persoon aan te bieden. Er moeten voldoende budgettaire middelen

vrijgemaakt worden om de uitvoering van de wet haalbaar te maken. De toekomst zal

uitwijzen of de hervorming van het interneringssysteem in België ook gedragen zal worden

door budgettaire inspanningen van de diverse overheden om een beter zorgaanbod voor

geïnterneerden te organiseren.

77

4 Algemene conclusie

Wereldwijd bestaan er zeer uiteenlopende visies over de manier waarop moet worden

omgegaan met personen die misdrijven hebben gepleegd en daarbij lijden aan een psychische

stoornis. Hierbij woedt de discussie over hoe de noodzaak om de maatschappij te beschermen

kan gerijmd worden met het verstrekken van zorg en behandeling aan geïnterneerde personen.

De opvatting van de meeste Westerse landen is dat deze mensen geen strafrechtelijke

verantwoordelijkheid dragen voor hun daden en daarom niet gestraft, maar wel behandeld

moeten worden. Ieder land heeft een strafrechtelijke maatregel of sanctie die gedwongen

opname binnen het forensisch psychiatrisch zorgnetwerk mogelijk maakt. Het

toepassingsgebied van de beveiligingsmaatregel is in elk land ietwat verschillend, maar de

doelstelling zijn wel gelijkaardig. Het primaire doel van deze vrijheidsbeperkende maatregel

is de maatschappij te beschermen tegen ernstige gewelds- of zedendelicten. Het secundaire

doel is zorg, begeleiding en behandeling aan te bieden aan mensen met een psychische

stoornis. Het tertiaire doel is het bewerkstelligen van de veilige terugkeer van deze mensen

naar de maatschappij na afloop van de beveiligingsmaatregel. Desondanks zijn personen met

een psychische aandoening wereldwijd oververtegenwoordigd in het penitentiaire systeem,

waar het hen ontbreekt aan voldoende en adequate zorg. De laatste jaren wordt er wel een

universele trend ten aanzien van de psychiatrische zorg waargenomen. Hierbij wordt een

verhoogd bewustzijn van de rechten van de geïnterneerde, de re-integratie van geïnterneerde

personen in de samenleving, een verminderde duur van de psychiatrische behandeling en de

uitbouw van ambulante zorg vastgesteld.

Ook in België is de interneringswetgeving en het –beleid het voorwerp van hevige kritiek. Het

verwijderen van de geesteszieke delinquenten uit de maatschappij en het onderwerpen van

deze personen aan een psychiatrische behandeling zijn de doelstellingen in de (huidige)

Belgische interneringswet van 1930. Toch voorzag de overheid tot voor kort onvoldoende

financiële middelen om deze doelstellingen te realiseren. Zo verblijft één op vier

geïnterneerde personen in de gevangenis, waar het hen ontbreekt aan gepaste behandeling en

zorg. België heeft voor deze schrijnende situatie al, terecht, enkele veroordelingen opgelopen

door het EHRM. Als reactie op de felle kritiek kwam de wet van 21 april 2007 betreffende de

internering van personen met een geestesstoornis tot stand. De wet bevatte heel wat

verbeteringen ten aanzien van de geïnterneerde. Maar de wet was praktisch niet uitvoerbaar

wegens fundamentele systeemfouten, te log en omslachtig, te strafrechtelijk gekleurd en er

waren te weinig financiële middelen. Na de inwerkingtreding drie maal uit te stellen, besliste

78

de wetgever om de interneringswet van 2007 op te heffen en zich volledig te richten op een

nieuwe interneringswet.

De volgende stap was de totstandkoming van de wet van 5 mei 2014 betreffende de

internering. Deze wet legt de nadruk op het belang van het zorgaspect van de

interneringsmaatregel, streeft naar eenvoudige en soepele procedures en beoogt een

interneringstraject dat gericht is op de maximale re-integratie van geïnterneerde personen in

de maatschappij. Hoewel deze wet een belangrijke stap voorwaarts was en er rekening werd

gehouden met de opmerkingen op de wet van 21 april 2007, bleek de wet toch een aantal

technische onvolkomenheden te bevatten. Ook door het werkveld werd de nood gesignaleerd

om enkele aanpassingen aan de wet aan te brengen. Teneinde dit alles uit te klaren, werd

beslist een multidisciplinaire werkgroep op te richten die zich zou buigen over de wettekst

met als doel de voorwaarden waaronder geïnterneerd kan worden en de uitvoering van de

interneringsmaatregel te verbeteren. Hun voorstellen vormden de basis voor de wet van 4 mei

2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie. De voorgestelde wijzigingen

aan de wet van 5 mei 2014 worden algemeen positief onthaald. In de eerste plaats zal

internering alleen nog mogelijk zijn voor zware misdrijven en niet langer voor zogenaamde

‘banale feiten’. Vervolgens kan een persoon die een forensisch psychiatrisch

deskundigenonderzoek ondergaat zich laten bijstaan door een arts naar zijn keuze en door een

advocaat. Verder is het mogelijk om veroordeelden tijdens de uitvoering van hun

gevangenisstraf alsnog te interneren wanneer er tijdens de detentie een duurzame

geestesstoornis wordt vastgesteld. Ook worden de rechten van het slachtoffer beter

gewaarborgd. Bovendien wordt de inzagetermijn van het dossier verlengd naar tien dagen.

Vervolgens is de mogelijkheid tot hoger beroep tegen beslissingen van de KBM ingevoerd.

Tot slot is het verlof van de geïnterneerde opgetrokken van zeven naar veertien dagen. Er

worden ook een aantal negatieve punten opgetekend. Vooralsnog is het wachten tot 2020,

wanneer het beveiligd klinisch observatiecentrum is opgericht, hetgeen een obstakel vormt

voor de uitvoering van de wet. Verder is de opsluiting van een geïnterneerde op een

psychiatrische afdeling in een gevangenis nog steeds mogelijk, wat in strijd is met de

rechtspraak van het EHRM.

Daarnaast zijn er aantal opportuniteiten, die de huidige interneringswetgeving en het –beleid

zouden kunnen verbeteren. Het spreekt voor zich dat een wetgevend kader alleen niet volstaat

om de situatie van de geïnterneerden in ons land te verbeteren. Ten eerste moet er tegelijk

79

worden geïnvesteerd in de uitbouw en versteviging van het geestelijk forensisch zorgnetwerk.

Minister van Justitie Koen Geens lijkt deze boodschap te verstaan en maakt werk van een

volwaardig interneringsbeleid. Hierbij beoogt hij zoveel mogelijk geïnterneerden uit de

Belgische gevangenissen te halen en hen de nodige zorg en behandeling aan te reiken ter

voorbereiding van een optimale sociale en maatschappelijke re-integratie. De doelstelling van

de minister is om twee zorgeenheden voor langdurige zorg en/of verblijf, een zorgeenheid

voor vrouwelijke geïnterneerden, een zorgeenheid voor geïnterneerden met een mentale

beperking of een niet-aangeboren hersenletsel en naast het bestaande FPC Gent en de in eind

2016 geplande opening van het FPC Antwerpen een derde Forensisch Psychiatrisch Centrum

voor high risk geïnterneerden in 2019 te realiseren. Ondertussen is in april 2016 de longstay

voor langdurig geïnterneerde personen in het Universitair Psychiatrisch Centrum in Bierbeek

geopend. In mei 2016 is een afdeling voor geïnterneerde vrouwen in het psychiatrisch

centrum Sint-Jan-Baptist in Zelzate geopend. Ten tweede moet Justitie de

interneringsproblematiek niet alleen aanpakken. Er is samenwerking nodig met het

departement Volksgezondheid en, in bredere context, met de gemeenschappen. Ten derde zou

de psychiatrische zorg in de gevangenissen beter onder de bevoegdheid van de FOD

Volksgezondheid dan de FOD Justitie vallen. Ten vierde moet de bevolking gesensibiliseerd

worden. Ten vijfde is er dringend nood aan opleiding en officiële erkenning van de

forensische psychiatrie als onderdeel van de psychiatrie. Tot slot is het nog onzeker of de

hervorming van de interneringswet ook gedragen zal worden door budgettaire inspanningen

van de diverse overheden om een beter zorgaanbod voor geïnterneerden te organiseren. Dit

zal de toekomst moeten uitwijzen. Niettemin ziet het ernaar uit dat België op weg is naar een

volwaardige opvang van geïnterneerde personen.

vi

Bibliografie

Adams, K., & Ferrandino, J. (2008). Managing mentally ill inmates in prisons. Criminal

Justice and Behaviour, 35(8), 913-927.

Aertgeerts, B., Cosyns, P., Maes, L., Sabbe, B., Vansweevelt, T., Dockx, J., Dillen, C.,

Goethals, K., Jeandarme, I., & Van Peteghem, P. (2014). Advies over de forensische

psychiatrie. Brussel: Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België.

Aertsen, I., Daems, T., Haaren, A., Hutsebaut, F., & Maesschalck, J. (Eds.). Deviante

wetenschap. Het domein van de criminologie. Leuven: Acco.

Algemene beleidsnota Justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1428/008.

Bebbington, P., Brugha, T., Coid, J., Farrell, M., Hare, R., Jenkins, R., Lewis, G., Moran, P.,

Roberts, A., Singleton, N., Ullrich, S., & Yang, M. (2009). Psychopathy among prisoners in

England and Wales. International Journal of Law and Psychiatry, 32(3), 134-141.

Boers, A., Vandevelde, S., Soyez, V., De Smet, S., & To, W. T. (2011). Het zorgaanbod voor

geïnterneerden in België. Panopticon, 32(2), 17-38.

Bouverne-De Bie, M. (2002). Handboek forensisch welzijnswerk. Gent: Academia Press.

Canadian Centre for Justice Statistics. (2003). Special Study on Mentally Disordered Accused

and the Criminal Justice System. Ottawa: Minister of Industry.

Casselman, J., Cosyns, P., & Goethals, J. (1997). Internering. Leuven: Garant.

Casselman, J., De Rycke R., & Heimans, H. (Eds.). (2015). Internering : nieuwe

interneringswet en organisatie van de zorg. Brugge: Die Keure.

Christodoulou, G. (2009). Psychiatric reform revisited. World Psychiatry, 8(2), 121–122.

vii

Coman, A., & Ronen, B. (2009). Focused SWOT: diagnosing critical strengths and

weaknesses. International Journal of Production Research, 47(20), 5677-5689.

Cools, M. (2007). De SWOT-analyse anders geduid voor criminologen. Panopticon, 28(6),

96-99.

Cosyns, P., D’Hont, C., Janssens, D., Maes, E., & Verellen, R. (2007). Geïnterneerden in

België: de cijfers. Panopticon, 28(1), 46-61.

de Boer, J., & Gerrits, J. (2007). Learning from Holland: the TBS system. Psychiatry, 6(11),

459-461.

De Clerck, S. (2010). Straf- en uitvoeringsbeleid: Overzicht en ontwikkeling. Brussel: FOD

Justitie.

Dheedene, J., Seynnaeve, K., & Van der Auwera, A. (2015). De geïnterneerdenpopulatie in

Vlaamse gevangenissen: enkele cijfergegevens. Fatik, 32(145), 4-9.

Drake, R. E., & Wallach, M. A. (2000). Dual diagnosis: 15 years of progress. Psychiatric

Services, 51(9), 1126-1129.

Dressing, H., Kief, C., & Salize, H. J. (2009). Prisoners with mental disorders in Europe. The

British Journal of Psychiatry, 194(1), 88−90.

Drost, M. (2006). Psychiatric assessment after every six years of the TBS order in the

Netherlands. International Journal of Law and Psychiatry, 29(4), 257-261.

Eaves, D., Lamb, D., & Tien, G. (2000). Forensic psychiatric services in British Columbia.

International Journal of Law and Psychiatry, 23(5-6), 615-631.

Encrenaz, G., & Messiah, A. (2006). Lifetime psychiatric comorbidity with substance use

disorders: Does healthcare use modify the strength of associations? Social Psychiatry and

Psychiatric Epidemiology, 41(5), 378-385.

viii

Finlay, P. (2000). Strategic Management. An introduction to business and corporate strategy.

Essex: Pearson Education Ltd.

Geens, K. (2015). Het justitieplan: Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid.

Brussel: FOD Justitie.

Geens, K. (2016). Toespraak Potpourri III over internering en diverse bepalingen. Verkregen

op 13/06/2016, via www.koengeens.be/news/2016/02/02/toespraak-potpourri-iii-over-

internering-en-diverse-bepalingen.

Goethals, J. (1991). Abnormaal en delinkwent: de geschiedenis en het actueel functioneren

van de wet tot bescherming van de maatschappij. Antwerpen: Kluwer rechtswetenschappen.

Goethals, J. (2010). Hoopvolle perspectieven met betrekking tot de internering in België,

Periodiek, 65(4), 7-11.

Gryson, S. (2014). Een zoveelste veroordeling voor België voor de behandeling van

geïnterneerden. Verkregen op 1 juni 2016, via

www.mensenrechten.be/index.php/site/nieuwsberichten/een_zoveelste_veroordeling_voor_be

lgie_voor_de_behandelingen_van_geinternee.

Gryson, S. (2015). Internering in België: de veroordelingen door het Europees Hof voor de

Rechten van de Mens. Fatik, 32(145), 23-27.

Hanoulle, K. (2015). Een nieuwe Interneringswet, een nieuwe wind door het

interneringslandschap? Panopticon, 36(3), 289-296.

Heimans, H. (2007). Is er opnieuw hoop voor de geïnterneerden? Fatik, 25(2), 10-15.

Heimans, H., & Brad, P. (2003). Internering doorgelicht 2001-2002-2003: België versus

USA, Nederland, Engeland, Canada. Gent: Koning Boudewijnstichting & Commissie tot

Bescherming van de Maatschappij.

ix

Heimans, H., Vander Beken, T., & Schipaanboord, E. (2015). Eindelijk een echte nieuwe en

goede wet op de internering? Deel 1: De gerechtelijke fase. Rechtskundig Weekblad, 15(27),

1043–1064.

Hill, T., & Westbrook, R. (1997). SWOT-analysis: It’s time for a product recall. Long Range

Planning, 30(1), 46-52.

Joseph, P. (1990). Mentally disordered offenders: Diversion from the criminal justice system.

The Journal of Forensic Psychiatry, 1(2), 133-138.

Konrad, N., & Lau, S. (2010). Dealing with the mentally ill in the criminal justice system in

Germany. International Journal of Law and Psychiatry, 33(4), 236-240.

Melamed, Y. (2010). Mentally Ill Persons Who Commit Crimes: Punishment or Treatment?

Journal of the American Academy of Psychiatry and the Law Online, 38(1), 100–103.

Mental Health Act 1983 (chapter 20).

Mental Health Act 2007 (chapter 12).

Monballyu, J. (2006). Zes eeuwen strafrecht: de geschiedenis van het Belgische strafrecht

(1400-2000). Leuven: Acco.

Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid. (2010). Uw rechten als slachtoffer van een misdrijf.

Brussel: A. Bourlet.

Pickton, D. W., & Wright, S. (1998). What's swot in strategic analysis? Strategic Change,

7(2), 101-109.

Recommendation No. Rec(2004)10 concerning the protection of the human rights and dignity

of persons with mental disorder and its Explanatory Memorandum.

Resolution 46/119 of 17 December 1991 – UN Principles for the protection of persons with

mental illness and the improvement of mental health care.

x

Roose, R., Vander Laenen, F., Aertssen, I., & Van Garsse, L. (Eds.), Handboek forensisch

welzijnswerk : ontwikkeling, beleid, organisatie & praktijk. Gent: Academia Press.

Salize, H., & Dreßing, H. (2005). Placement and Treatment of Mentally Ill Offenders –

Legislation and Practice in EU Member States. Mannheim: European Commission.

Senaeve, P. (Ed.). (1999). Het statuut van de geestesgestoorde. Antwerpen-Apeldoorn:

Maklu.

Smet, S. (2013). Mensenrechtenhof veroordeelt België opnieuw voor behandeling

geïnterneerden. DE JURISTENKRANT (DEURNE), (263), 1-1.

van Wijk, A. Ph., de Vries-Robbé, E., Nieuwenhuis, A., & Smulders, A. J. (2009). Een

verkennend onderzoek naar TBS-gestelden met en zonder een combinatievonnis en de

mogelijke effecten van detentie. Arnhem: WODC.

van Wijngaarden, J. D. H., Scholten, G. R. M., & van Wijk, K. P., (2012). Strategic analysis

for health care organizations: the suitability of the SWOT-analysis. International Journal of

Health Planning and Management, 27(1), 34-49.

Vander Laenen, F. (2015). Van het interneringsfront veel nieuws. Fatik, 32(148), 3-4.

Vandevelde, S., De Smet, S., Vanderplasschen, W., & To, W. T. (Eds.). (2013). Oude

uitdagingen, nieuwe kansen! Over de behandeling van geïnterneerden. Gent: Academia Press.

Vandevelde, S., Soyez, V., Vander Beken, T., De Smet, S., Boers, A., & Broekaert, E. (2011).

Mentally ill offenders in prison: the Belgian case. International Journal of Law and

Psychiatry, 34(1), 71-78.

Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2014). Nota bij de hoorzitting van 14 januari 2014 m.b.t. het

wetsvoorstel betreffende de internering van personen, Commissie voor Justitie.

xi

Verbruggen, F., & Hanoulle, K. (2016). Nota bij het wetsontwerp houdende wijzigingen van

de wet van 5 mei 2014 inzake internering: beperking toepassingsgebied internering.

Verdun-Jones, S. N. (1994). The insanity defence in Canada: Setting a new course.

International Journal of Law and Psychiatry, 17(2), 175-189.

Vermeylen, S. (2005). Werken met de SWOT-analyse: een handreiking naar een betere

beleidsplanning (2de ed.). Brussel: Politeia.

Verschuren, P., & Doorewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag:

Lemma.

Vogel, T., Lanquillon, S., & Graf, M. (2013). When and why should mentally ill prisoners be

transferred to secure hospitals: A proposed algorithm. International Journal of Law and

Psychiatry, 36(3-4), 281–286.

Weihrich, H. (1982). The TOWS Matrix – A tool for situational analysis. Long Range

Planning, 15(2), 54-66.

Wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen,

gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, BS 11 mei 1930.

Wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en

gewoontemisdadigers, BS 17 juli 1964.

Wet van 25 juni 1997 tot vaststelling van een Beginselenwet verpleging ter beschikking

gestelden en overige verpleegden, strafrechtstoepassing en daarmede verband houdende

wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht en de Beginselenwet gevangeniswezen, Stb.

1997, 280.

Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, BS 13

juli 2007.

Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, BS 9 juli 2014.

xii

Wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende

diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016.

Wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie, BS 13 mei

2016.

Wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer

2015-16, nr. 1590/001.

Wetsontwerp houdende internering en diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer

2015-16, nr. 1590/006.

Wetsontwerp houdende wijzigingen van het strafrecht en het strafprocesrecht en houdende

diverse bepalingen inzake justitie, Parl.St. Kamer 2015-16, nr. 1418/001.

Wetsvoorstel betreffende de internering van personen, Parl. St. Senaat 2012-13, nr. 5-2001/1.

Wetsvoorstel betreffende de internering van personen, Parl. St. Senaat 2013-14, nr. 5-2001/8.