Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

download Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

of 23

Transcript of Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    1/23

    5341

    DOC 53 2586/019DOC 53 2586/019

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T IN G VA N DE 5 3 e Z I T T ING SP E R I O DE2012 2013

    CHAMBREDESREPRSENTANTSDE BELGIQUE

    BELGISCHE KAMERVANVOLKSVERTEGENWOORDIGERS

    NOTE DE POLITIQUE GNRALE (*) ALGEMENE BELEIDSNOTA (*)

    (*) Conormment lar ticle 111 du Rglement. (*) Overeenkomstig ar tikel 111 van het Reglement.

    Documents prcdents:

    Doc 532586/ (2012/2013):001: Liste des notes de politique gnrale.002 018: Notes de politique gnrale.

    Voorgaande documenten:

    Doc 532586/ (2012/2013):001: Lijst van beleidsnotas.002 tot 018: Beleidsnotas.

    21 december 201221 dcembre 2012

    Pensions Pensioenen

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    2/23

    2 2586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T ING VAN DE 5 3 e Z IT T INGS P E R I OD E2012 2013

    Abrviations dans la numrotation des publications:

    DOC 53 0000/000: Document parlementaire de la 53e lgislature, suivi

    du n de base et du n conscutifQRVA: Questions et Rponses crites

    CRIV: Version Provisoire du Compte Rendu intgral (cou-

    verture verte)CRABV: Compte Rendu Analytique (couverture bleue)

    CRIV: Compte Rendu Intgral, avec, gauche, le compte

    rendu intgral et, droite, le compte rendu analy-tique traduit des interventions (avec les annexes)

    (PLEN: couverture blanche; COM: couverture sau-mon)

    PLEN: Sance plnire

    COM: Runion de commissionMOT: Motions dposes en conclusion dinterpellations

    (papier beige)

    Publications officielles dites par la Chambre des reprsentants

    Commandes:

    Place de la Nation 21008 Bruxelles

    Tl. : 02/ 549 81 60

    Fax : 02/549 82 74

    www.lachambre.bee-mail : [email protected]

    Officile publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers

    Bestellingen:

    Natieplein 21008 Brussel

    Tel. : 02/ 549 81 60

    Fax : 02/549 82 74

    www.dekamer.bee-mail : [email protected]

    N-VA : Nieuw-Vlaamse AlliantiePS : Parti Socialiste

    MR : Mouvement Rformateur

    CD&V : Christen-Democratisch en Vlaamssp.a : socialistische partij anders

    Ecolo-Groen : Ecologistes Confdrs pour lorganisation de luttes originales Groen

    Open Vld : Open Vlaamse liberalen en democratenVB : Vlaams Belang

    cdH : centre dmocrate Humaniste

    FDF : Fdralistes Dmocrates FrancophonesLDD : Lijst Dedecker

    MLD : Mouvement pour la Libert et la Dmocratie

    Afkortingen bij de nummering van de publicaties:

    DOC 53 0000/000: Parlementair document van de 53e zittingsperiode +

    basisnummer en volgnummerQRVA: Schriftelijke Vragen en Antwoorden

    CRIV: Voorlopige versie van het Integraa l Verslag (groene

    kaft)CRABV: Beknopt Verslag (blauwe kaft)

    CRIV: Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag

    en rechts het vertaald beknopt verslag van de toespraken(met de bijlagen)

    (PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)

    PLEN: Plenum

    COM: CommissievergaderingMOT: Moties tot besluit van interpellat ies (beigekleurig

    papier)

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    3/23

    32586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T IN G VAN DE 5 3 e Z I T T ING SP E R I OD E2012 2013

    1. Dfs de la politique en matire de pensionsen Belgique

    La politique belge en matire de pensions estconronte deux dfs majeurs: la viabilit sociale et

    la viabilit fnancire des pensions.

    1.1. Viabilit sociale des pensions

    Les pensions sont socialement viables lorsque lesystme des pensions atteint ses objectis sociaux. Lespensions belges ont pour vocation de prmunir contrele risque social de perte de revenus cause de la vieil-lesse et cette protection doit tre adquate. Cest le caslorsque les pensions mettent les pensionns labri du

    risque de pauvret et leur permettent de conserver leniveau de vie dont ils bnfciaient lorsquils travaillaient.

    1.1.1. Lutte contre la pauvret

    En matire de lutte contre la pauvret, la Belgiquea nettement progress ces dernires annes mais desamliorations sont encore possibles.

    Selon les chires de lenqute europenne EU-SILC(European Union Statistics on Income and Living

    Conditions) 2010 (revenu 2009), le risque de pauvrettait de 14,6 % pour la population belge totale en 2009 etde 19,4 % chez les plus de 65 ans. La Belgique enre-gistre cet gard un moins bon score que ses voisins.En Allemagne, le risque de pauvret se chirait 14,1 %chez les plus de 65 ans en 2009, en France 8,4 % etaux Pays-Bas 5,7 % seulement.

    La bonne nouvelle, cest que les indicateurs de pau-vret voluent dans la bonne direction depuis la moitide la dcennie passe. En 2005, le risque de pauvretchez les plus de 65 ans tait encore de 23,2 %. Lamlio-

    ration substantielle note entre 2005 et 2009 sexpliqueprincipalement par la politique mene par les gouver-nements prcdents qui ont instaur la Garantie deRevenus aux Personnes ges (GRAPA) en 2001, parlaugmentation considrable de la GRAPA de prs de14 % en 2006, par l instauration dune liaison au bien-tre des pensions partir de 2007 et de la GRAPA partir de 2009, et enfn par la hausse progressive despensions minimum.

    En outre, le risque de pauvret diminue sensiblementchez les Belges de plus de 65 ans si l on tient compte dela possession dune habitation et des subsides locatis,ce que lon appelle le loyer imput. Le Comit dtude

    1. De uitdagingen voor het pensioenbeleid inBelgi

    Het Belgische pensioenbeleid wordt geconronteerdmet twee grote uitdagingen. Aan de ene kant is er de

    vraag naar de sociale houdbaarheid van de pensioenen.Aan de andere kant is er de vraag naar de fnancilehoudbaarheid ervan.

    1.1. Sociale houdbaarheid van de pensioenen

    Pensioenen zijn sociaal houdbaar wanneer het pen-sioensysteem zijn sociale doelstellingen realiseert. DeBelgische pensioenen beogen bescherming te biedentegen het sociale risico van inkomensverlies omwillevan ouderdom. Zulke bescherming moet adequaat zijn.Dit is het geval wanneer de pensioenen voorkomen

    dat gepensioneerden blootgesteld worden aan eenarmoederisico en de gepensioneerden toelaten om delevensstandaard die zij genoten toen ze nog werktenin stand te houden.

    1.1.1. Armoedebestrijding

    Op het vlak van de armoedebestrijding is de voorbijejaren duidelijk vooruitgang geboekt, maar er is nogruimte voor verbetering.

    Volgens de cijers uit de Europese enqute EU-SILC(European Union Statistics on Income and LivingConditions) 2010 (inkomen 2009) was het armoederisicovoor de totale Belgische bevolking in 2009 14,6 %. Voor65-plussers bedroeg het 19,4 %. Belgi doet het op ditvlak minder goed dan zijn buurlanden. In Duitsland be-droeg het armoederisico bij 65-plussers in 2009 14,1 %,in Frankrijk 8,4 % en in Nederland slechts 5,7 %.

    Het goede nieuws is dat de armoede-indicatorensinds het midden van het vorige decennium in posi-tieve richting evolueren. In 2005 bedroeg het armoe-derisico voor 65-plussers nog 23,2 %. De substantile

    vooruitgang tussen 2005 en 2009 wordt grotendeelsverklaard door het beleid van de vorige regeringen diezorgden voor de invoering van de Inkomensgarantievoor Ouderen (IGO) in 2001, de substantile verhogingvan de IGO met bijna 14 % in 2006, de introductie vaneen gedeeltelijke welvaartsvastheid van de pensioenenvana 2007 en van de IGO vana 2009 en de geleidelijkeverhoging van de minimumpensioenen.

    Bovendien daalt het armoederisico bij Belgische65-plussers aanzienlijk indien men rekening houdt methuisbezit en huursubsidies, de zogenaamde gempu-teerde huur. De Studiecommissie voor de vergrijzing

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    4/23

    4 2586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T ING VAN DE 5 3 e Z IT T INGS P E R I OD E2012 2013

    sur le vieillissement a calcul dans son rapport annuel2011, laide des donnes EU-SILC 2009 (revenu 2008),que si lon tient compte du loyer imput, le risque depauvret a recul chez les plus de 65 ans pour passerde 21,6 % 11,8 % en 2008.

    Il apparat que le risque de pauvret dans la popula-tion ge de plus de 65 ans se concentre essentielle-ment sur plusieurs groupes: les emmes, les isols, lesbnfciaires de pensions anciennes et les pensionnsnon propritaires de leur habitation.

    1.1.2. Garantie du niveau de vie

    Pour savoir dans quelle mesure les pensions belgesgarantissent le maintien du niveau de vie, il convientdexaminer ce que lon appelle les ratios de rempla-

    cement bruts et nets, cest--dire le rapport entre lemontant de la pension et le dernier revenu du travail,respectivement avant et aprs dduction des impts surles revenus ventuellement dus.

    Ltude Pensions at a Glance 2011 de lOCDEmontre que le ratio de remplacement brut du revenumoyen en Belgique slevait en 2009 42 % et leratio de remplacement net 66 %. Pour les aiblesrevenus les personnes qui gagnent la moiti dunrevenu moyen le ratio de remplacement brut taitde 60,1 % et le ratio de remplacement net de 81,8 %.Pour un haut revenu les personnes qui gagnent le

    double du revenu moyen le ratio de remplacementbrut tait de 24 % et le ratio de remplacement net de41 %. Plus le revenu dun Belge est lev, plus le ratiode remplacement tant brut que net est bas.

    L aussi, en comparaison avec les pays voisins, nouspouvons mieux aire. Dans ce domaine, la Belgiqueenregistre touteois un rsultat moins mdiocre quence qui concerne le risque de pauvret. En Allemagne, leratio de remplacement brut atteignait 43 % en 2009 pourune personne revenu moyen et le ratio de remplace-ment net 62 %, selon cette mme tude de lOCDE.

    Pour une personne bas revenu, ces pourcentagesatteignaient 43 % et 59 %, pour les revenus levs 32 % et 44 %. En France, le ratio de remplacementbrut slevait pour les revenus moyens 53 % en2009 et le ratio de remplacement net 65 %. Pour lesbas revenus, ces taux taient respectivement de 62 %et 76 %, pour les hauts revenus de 46 % et 58 %. AuxPays-Bas enfn, le ratio de remplacement brut se chiraiten 2009 89 % pour les personnes moyens revenuset le ratio de remplacement net 106 %. Pour les basrevenus, ces taux se portaient respectivement 93 %et 105 %, et pour les hauts revenus 86 % et 96 %.

    heet in zijn Jaarlijks verslag voor 2011 aan de handEU-SILC 2009 gegevens (inkomen 2008) berekenddat, indien men rekening houdt met de gemputeerdehuur, het armoederisico bij 65-plussers in 2008 daaltvan 21,6 % naar 11,8 %.

    Het armoederisico bij 65-plussers blijkt zich voorna-melijk te concentreren bij een aantal groepen: vrouwen,alleenstaanden, ontvangers van oude pensioenen engepensioneerden die geen huis bezitten.

    1.1.2. Garantie van levensstandaard

    Om zicht te krijgen op hoe de Belgische pensioenenhet doen op het vlak van de garantie van de levensstan-daard moet er gekeken worden naar de zogenaamde

    bruto en netto vervangingsratios. Dit is de verhoudingtussen het pensioeninkomen en het laatst verdiendearbeidsinkomen, respectievelijk vr en na atrek vaneventueel verschuldigde inkomstenbelastingen.

    Uit de studie Pensions at a Glance 2011 van deOESO blijkt dat de bruto vervangingsratio van de me-diane Belgische verdiener in 2009 42 % bedroeg en denetto vervangingsratio 66 %. Voor een laagverdiener iemand met een inkomen van de helt van de medianeverdiener bedroeg de bruto vervangingsratio 60,1 %en de netto vervangingsratio 81,8 %. Voor een hoog-verdiener iemand met een inkomen van het dubbel

    van de mediane verdiener bedroeg de bruto vervan-gingsratio 24 % en de netto vervangingsratio 41 %. Hoehoger het inkomen van een Belg is, hoe lager zowel debruto als de netto vervangingsratio.

    Ook hier is er in vergelijking met de buurlanden ruimtevoor verbetering. Belgi scoort op dit vlak echter welminder uitgesproken zwakker dan op het vlak van hetarmoederisico. Zo bedroeg de bruto vervangingsra-tio, volgens dezelde OESO-studie, voor de medianeverdiener in Duitsland in 2009 43 % en de netto ver-vangingsratio 62 %. Voor een laagverdiener was dat

    respectievelijk 43 % en 59 %, voor een hoogverdiener32 % en 44 %. In Frankrijk bedroeg in 2009 de brutovervangingsratio voor de mediane verdiener 53 % ende netto vervangingsratio 65 %. Voor een laagverdie-ner was dat respectievelijk 62 % en 76 %, voor eenhoogverdiener 46 % en 58 %. In Nederland tenslottebedroeg in 2009 de bruto vervangingsratio voor demediane verdiener 89 % en de netto vervangingsratio106 %. Voor een laagverdiener was dat respectievelijk93 % en 105 %, voor een hoogverdiener 86 % en 96 %.

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    5/23

    52586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T IN G VAN DE 5 3 e Z I T T ING SP E R I OD E2012 2013

    Nous pouvons donc conclure que la Belgique, encomparaison avec la plupart des pays voisins, enre-gistre un meilleur score en ce qui concerne le ratio deremplacement des bas revenus mais que le ratio deremplacement des hauts revenus est moins lev chez

    nous que dans les pays voisins.

    1.2. Viabilit fnancire des pensions

    Les pensions socialement viables doivent aussi trefnancirement viables. Le phnomne du vieillissementgrandissant de la population gnre une augmentationdes cots de pension.

    Les principales composantes du df fnancier sont nouveau rsumes dans les lignes qui suivent.

    1.2.1. Le vieillissement

    Lvolution dmographique en Belgique se caractri-sera au cours des cinquante prochaines annes par unvieillissement grandissant de la population. Selon lesPerspectives de population 2011-2060 publies parle Bureau dral du Plan en juin 2012, le nombre desplus de 65 ans augmentera pour passer de 17,3 % dela population en 2011 24,9 % en 2060. Paralllement,le nombre de personnes trs ges connatra aussiune hausse sensible. Selon le dernier rapport annueldu Comit dtude sur le vieillissement, lintensit du

    vieillissement, exprime comme tant le nombre depersonnes ges de 80 ans et plus dans la populationdes 65 ans et plus, grimpera pour passer de 29,5 en2011 38,9 en 2060.

    Cette volution sexplique par deux acteurs structu-rels et un acteur conjoncturel.

    Le premier acteur structurel est un taux de conditqui reste loin en dessous de la moyenne de 2,1 enantspar emme. Cest le seuil de renouvellement naturel desgnrations venir. Selon les perspectives de popu-

    lation les plus rcentes du Bureau dral du Plan, letaux de condit tait d1,87 en 2010 et sera toujoursd1,87 en 2060.

    Le deuxime acteur structurel est la croissanceconstante de lesprance de vie. Selon les perspectivesde population les plus rcentes du Bureau dral duPlan, lesprance de vie des hommes la naissanceprogressera pour passer de 77,93 ans en 2010 86,24 ans en 2060. Chez les emmes, cette esprancepassera de 83,23 en 2010 88,78 ans en 2060. Chezles hommes, lesprance de vie 65 ans grimpera de17,76 ans en 2010 23,88 ans en 2060 et chez lesemmes de 21,26 ans en 2010 25,77 ans en 2060,

    We kunnen dus concluderen dat Belgi, in vergelij-king met de meeste buurlanden, beter presteert wat devervangingsratio van laagverdieners betret, terwijl devervangingsratio van hoogverdieners lager is dan in debuurlanden.

    1.2. Financile houdbaarheid van de pensioenen

    Sociaal houdbare pensioenen moeten ook fnanci-eel houdbaar zijn. Het enomeen van de toenemendevergrijzing van de Belgische bevolking zorgt voor eenstijgende pensioenkost.

    De belangrijkste elementen van de fnancile uitda-ging worden hierna nog eens samengevat.

    1.2.1. De vergrijzing

    De demografsche ontwikkeling in Belgi wordt de ko-mende vijtig jaar gekenmerkt door een ingrijpende ver-grijzing van de bevolking. Volgens de in juni 2012 doorhet Federaal Planbureau gepubliceerde Bevolkings-vooruitzichten 2011-2060 zal het aantal 65-plussersstijgen van 17,3 % van de bevolking in 2011 tot 24,9 %in 2060. Tegelijkertijd zal ook het aantal hoogbejaardensterk toenemen. Volgens het meest recente Jaarlijksverslag van de Studiecommissie voor de vergrijzingzal de intensiteit van de vergrijzing, uitgedrukt als het

    aantal 80-jarigen en ouder in de bevolking van 65 jaaren ouder, stijgen van 29,5 in 2011 tot 38,9 in 2060.

    Deze evolutie wordt verklaard door twee structureleactoren en een conjuncturele actor.

    De eerste structurele actor is een vruchtbaarheids-graad die onder het gemiddelde van 2,1 kinderen pervrouw blijt. Dit is de graad die nodig is om tot eennatuurlijke vervanging van de generaties te komen. Vol-

    gens de meest recente bevolkingsvooruitzichten van hetFederaal Planbureau bedroeg de vruchtbaarheidsgraadin 2010 1,87. In 2060 zal deze nog steeds 1,87 bedragen.

    De tweede structurele actor is de blijvende groeivan de levensverwachting. Volgens de meest recentebevolkingsvooruitzichten van het Federaal Planbureauzal de levensverwachting van mannen bij de geboortestijgen van 77,93 jaar in 2010 naar 86,24 jaar in 2060.Voor vrouwen zal die van 83,23 in 2010 naar 88,78 in2060 gaan. De levensverwachting op 65 jaar zal bijmannen stijgen van 17,76 jaar in 2010 naar 23,88 jaarin 2060 en voor vrouwen van 21,26 jaar in 2010 naar25,77 jaar in 2060. Ter vergelijking, in 1970 was de ge-

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    6/23

    6 2586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T ING VAN DE 5 3 e Z IT T INGS P E R I OD E2012 2013

    alors quen 1970, lesprance de vie moyenne dunhomme tait de 68 ans seulement.

    Le acteur conjoncturel est le dpart la pension dela volumineuse gnration des baby-boomers daprs-

    guerre, cest--dire les personnes nes entre 1945 et1965. Cette tendance a dbut en 2010 et continuerajusquen 2030 goner le nombre de pensionns. Selonles chires de l Oice national des Pensions (lONP),le nombre de nouvelles pensions de retraite de salariset d indpendants sest accru de 25,3 % entre 2007 et2011. Pendant la mme priode, le nombre de nouvellespensions de retraite a connu une hausse 13,4 % chezles onctionnaires selon les chires du Service desPensions du Secteur public.

    1.2.2. Les consquences fnancires du vieillissement

    Le vieillissement a deux consquences majeurespour lconomie du systme belge des retraites.

    Tout dabord, le coeicient de dpendance, cest--dire le rapport entre le nombre de personnes ges de65 ans et plus et la population de 15 64 ans en ge detravailler, va considrablement augmenter. Le dernierrapport annuel du Comit dtude sur le vieillissementprvoit ainsi une hausse passant de 26,3 seniors pour100 personnes en ge de travailler en 2011 42,6 en2060. En 1970, on dnombrait seulement 14,3 seniorspour 100 personnes en ge de travailler. Par cons-

    quent, dans le cadre de notre rgime lgal des retraitesqui est rpartiti, de moins en moins dactis fnancerontles retraites dun nombre de plus en plus important depensionns.

    Deuximement, les dpenses sociales en gnral etles dpenses de pensions en particulier progresserontsignifcativement. Le dernier rapport annuel du Comitdtude sur le vieillissement indique que dans le cadredu scnario de rrence tablant sur un taux de ch-mage structurel de 8 % et une croissance annuelle dela productivit du travail d1,5 %, les dpenses sociales

    totales augmenteront pour passer de 25,3 % du PIBen 2011 31,4 % du PIB en 2060 et les dpenses deretraites de 9,9 % du PIB en 2011 14,5 % du PIB en2060.

    Une part croissante de la prosprit devra donc treaecte au fnancement du vieillissement. Sachant quela marge pour un accroissement gnralis des recettesest aible voir nulle la Belgique occupant selon ltudede lOCDE Government at a Glance 2011 la siximeplace dans lUnion europenne avec des prlvementspublics de 48,14 % politique inchange, de moinsen moins de moyens fnanciers seront disponibles pourdautres domaines politiques tels que lenseignement,

    middelde levensverwachting voor een man nog maar68 jaar.

    De conjuncturele actor is de pensionering van deomvangrijke naoorlogse babyboomgeneratie zij die

    geboren zijn tussen 1945 en 1965. Deze is op ganggekomen in 2010 en zal tot in 2030 blijven leiden tot eensterke toename van het aantal gepensioneerden. Zo isvolgens de cijers van de Rijksdienst voor Pensioenen(RVP) tussen 2007 en 2011 het aantal nieuwe rustpen-sioenen voor werknemers en zelstandigen gestegenmet 25,3 %. In dezelde periode is, volgens cijers vande Pensioendienst voor de Overheidssector, het aantalnieuwe rustpensioenen voor ambtenaren gestegen met13,4 %.

    1.2.2. De fnancile gevolgen van de vergrijzing

    De vergrijzing heet twee belangrijke gevolgen voorde economie van het Belgische pensioensysteem.

    Ten eerste zal de zogenaamde ahankelijkheidsco-eicint sterk stijgen. Dit is de verhouding tussen hetaantal 65-plussers en de bevolking op arbeidsleetijdvan 15 tot 64 jaar. Zo wordt er, volgens het meest re-cente Jaarlijks verslag van de Studiecommissie voor devergrijzing, een stijging voorzien van 26,3 ouderen per100 personen op actieve leetijd in 2011 tot 42,6 in 2060.Ter vergelijking, in 1970 waren er maar 14,3 ouderenper 100 personen op actieve leetijd. Bijgevolg zullen, in

    het kader van het omslagstelsel dat ons wettelijk pensi-oensysteem is, steeds minder actieven de pensioenenvan steeds meer gepensioneerden moeten fnancieren.

    Ten tweede zullen de sociale uitgaven in het alge-meen en de pensioenuitgaven in het bijzonder sterktoenemen. Volgens het meest recente Jaarlijks verslagvan de Studiecommissie voor de vergrijzing zullen - inhet zogenaamde reerentiescenario met een structurelewerkloosheidsgraad van 8 % en een jaarlijkse groei vande arbeidsproductiviteit van 1,5 % de totale sociale

    uitgaven stijgen van 25,3 % van het BBP in 2011 tot31,4 % van het BBP in 2060 en de pensioenuitgavenvan 9,9 % van het BBP in 2011 tot 14,5 % van het BBPin 2060.

    Een steeds groter gedeelte van de welvaart zal dusbesteed moeten worden aan de fnanciering van de ver-grijzing. Ervan uitgaande dat er weinig tot geen ruimteis voor een algemene verhoging van de inkomsten, vol-gens de OESO-studie Government at a Glance 2011bekleedt Belgi een overheidsbeslag van 48,14 % dezesde plaats in de Europese Unie, zou dit er bij onge-wijzigd beleid toe leiden dat er steeds minder fnancilemiddelen ter beschikking zullen zijn voor andere be-

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    7/23

    72586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T IN G VAN DE 5 3 e Z I T T ING SP E R I OD E2012 2013

    la recherche & le dveloppement, les travaux publics,la justice, la scurit, etc.

    De surcrot, le Comit dtude sur le vieillissementa systmatiquement sous-estim lvolution des cots

    sociaux du vieillissement au cours des dix premiresannes de son existence. Il a ainsi calcul dans sontout premier rapport de 2002 quen 2010, 8,3 % duPIB serait allou aux pensions et 21,4 % aux dpensessociales totales. Or, en 2010, la Belgique a eectivementconsacr 9,7 % de son PIB aux retraites et 25,3 % auxdpenses sociales totales, soit une dirence de res-pectivement 1,4 % et 3,9 % du PIB. Par prcaution, ilconvient donc aussi de tenir compte du ait que mmeles prvisions les plus rcentes peuvent tre une sous-estimation.

    2. Mesures concernant la viabilit sociale despensions

    Des mesures sont prvues pour accrotre lactioneective des pensions en matire de lutte contre lapauvret et dautres, afn daugmenter les ratios deremplacements.

    2.1. Lutte contre la pauvret

    Compte tenu de la situation budgtaire et cono-mique, la marge fnancire dans les annes venir pour

    mener une nouvelle politique en matire de pensionsest tnue. Le peu de marge disponible doit tre utilispour consolider et renorcer les progrs enregistrsdans la lutte contre la pauvret chez les pensionnsdepuis 2005.

    2.1.1. Liaison au bien-tre des pensions les plusbasses et les plus anciennes

    Le mcanisme structurel de liaison au bien-tre etde revalorisation des prestations de remplacementet des allocations dans le cadre des rgimes dassis-

    tance sociale, instaur par le Pacte des Gnrationsdu 23 dcembre 2005, a jou un rle de taille dansles amliorations engranges depuis 2005 en ce quiconcerne la rduction du risque de pauvret chez lespensionns. Par consquent, il est primordial dorien-ter lavenir aussi une part substantielle des moyensdisponibles dans le cadre de la liaison au bien-tre surles retraites.

    Le gouvernement actuel a prvu, dans son accordgouvernemental, une revalorisation des pensions desindpendants et des salaris dans lenveloppe bien-tre 2013-2014. Les partenaires sociaux ont t invits ormuler un avis cet gard, en sattachant tout

    langrijke beleidsdomeinen, zoals onderwijs, onderzoek& ontwikkeling, openbare werken, justitie, veiligheid....

    Bovendien heet de Studiecommissie voor de vergrij-zing in de eerste 10 jaar van haar bestaan de evolutie

    van de sociale kosten van de vergrijzing systematischonderschat. Zo berekende ze in haar allereerste rapportin uit 2002 dat er in 2010 8,3 % van het BBP aan depensioenen en 21,4 % aan de totale sociale uitgavenzou gespendeerd worden. In 2010 bleek Belgi echtereectie 9,7 % van het BBP aan pensioenen en 25,3 %aan de totale sociale uitgaven te besteden, een verschilvan respectievelijk 1,4 % en 3,9 % van het BBP. Voor-zichtigheidshalve moet er dus rekening mee gehoudenworden dat ook de meest recente vooruitzichten eenonderschatting zouden kunnen zijn.

    2. Maatregelen inzake de sociale houdbaarheidvan de pensioenen

    Er worden zowel maatregelen voorzien die de e-ectiviteit van de pensioenen op het vlak van armoede-bestrijding verhogen als maatregelen die de verhogingvan de vervangingsratios beogen.

    2.1. Armoedebestrijding

    Omwille van de budgettaire en de economische toe-stand is er de komende jaren weinig fnancile ruimte

    om op het vlak van pensioenen aan nieuw beleid tedoen. De weinige ruimte die er zal zijn, moet gebruiktworden om de vooruitgang die sinds 2005 gemaakt isop het vlak van armoedebestrijding bij gepensioneerdente consolideren en waar mogelijk te versterken.

    2.1.1. Aanpassing van de laagste en de oudstepensioenen aan de welvaart

    Het door de Generatiepactwet van 23 decem-ber 2005 ingevoerde structurele mechanisme voorwelvaartsaanpassing van de inkomensvervangende

    uitkeringen en van de uitkeringen in het kader van destelsels van sociale bijstand heet een belangrijke rolgespeeld in de vooruitgang die sinds 2005 geboekt isin het terugdringen van het armoederisico bij gepensio-neerden. Het is bijgevolg van het grootste belang om ookin de toekomst een aanzienlijk deel van de in het kadervan de welvaartsaanpassing beschikbare middelen teorinteren naar de pensioenen.

    In haar regeerakkoord heet deze regering agespro-ken dat de pensioenen van de zelstandigen en van deloontrekkenden in het kader van de welvaartsenveloppe2013-2014 zullen worden opgewaardeerd. Er werd aande sociale partners gevraagd om hierover een advies

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    8/23

    8 2586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T ING VAN DE 5 3 e Z IT T INGS P E R I OD E2012 2013

    particulirement aux pensions les plus basses et lesplus anciennes.

    2.1.2. Harmonisation des systmes de pensionminimum garantie dans les trois rgimes de pension

    lgaux

    Les pensions minimum et leur augmentation progres-sive au cours de la dcennie passe ont jou un rlesignifcati dans les progrs raliss depuis 2005 dansle recul du risque de pauvret chez les pensionns.Mais nous pouvons encore renorcer considrablementle potentiel de protection sociale eective que reclentles pensions minimum.

    lheure actuelle, chacun des trois rgimes de

    pension a sa propre pension minimum garantie et lesmontants garantis dirent dun rgime lautre. Lesconditions doctroi et les rgles de cumul varient, ellesaussi. Cela rend la rglementation en matire de pen-sions minimum garanties particulirement complexe,peu transparente et conuse. De plus, les pensionnsne sont pas traits de la mme manire, en termes deprotection minimale, selon quils ont t salari, ind-pendant ou onctionnaire.

    En outre, les dispositions actuelles dsavantagent

    notamment les personnes ayant eu une carrire mixte.La pension minimum garantie pour une carrire mixtedans le rgime des salaris garantit une pension nette-ment inrieure la pension minimum dune personnequi a t tout au long de sa carrire dans le rgime soitdes salaris soit des indpendants. Comme on ne tientpas compte, lorsque lon vrife si une personnes remplitles conditions pour bnfcier de la pension minimumgarantie de salari ou dindpendant, des annes deservice en tant que onctionnaire et inversement, ilarrive mme que des personnes qui ont leur acti unecarrire temps plein de plus de deux tiers naient tout

    simplement pas droit une pension minimum garantie.

    Ces deux aspects sont perus comme particulire-ment injustes par les intresss. Et le problme sac-centuera encore lavenir car le nombre de carriresmixtes est en hausse. En 2011, 33,48 % des personnesqui ont reu une pension de lOice national des Pen-sions (ONP) prsentaient une carrire mixte, soit uneprogression de 5,9 % en lespace de cinq ans. Pourles carrires mixtes du type salari-secteur public etsalari-indpendant-secteur public, des hausses derespectivement 9,6 % et 9,7 % ont mme t notes.

    uit te brengen, met bijzondere aandacht voor de oudsteen de laagste pensioenen.

    2.1.2. Astemming van de regelingen van hetgewaarborgd minimumpensioen in de drie wettelijke

    pensioenstelsels

    De minimumpensioenen en de geleidelijke verhogingervan gedurende het voorbije decennium hebben eenbelangrijke rol gespeeld in de vooruitgang die sinds2005 geboekt is in de terugdringing van het armoe-derisico bij gepensioneerden. De eectiviteit van desociale bescherming die de minimumpensioenen aangepensioneerden bieden kan echter nog aanzienlijkverhoogd worden.

    Op dit ogenblik kent elk van de drie pensioenstel-

    sels zijn eigen gewaarborgd minimumpensioen. Debedragen die deze minimumpensioenen garanderenverschillen van pensioenstelsel tot pensioenstelsel.Ook de toekenningsvoorwaarden en de cumulatie-regels verschillen. Dit heet als gevolg dat de regelsinzake gewaarborgde minimumpensioenen bijzondercomplex, weinig transparant en verwarrend zijn. Hetzorgt er bovendien voor dat gepensioneerden op hetvlak van minimumbescherming verschillend behandeldworden al naargelang ze werknemer, zelstandige oambtenaar zijn.

    De huidige regels benadelen bovendien in het

    bijzonder personen met gemengde loopbanen. Hetgewaarborgde minimumpensioen voor een gemengdeloopbaan in het stelsel van de werknemers garandeerteen pensioen dat substantieel lager is dan het mini-mumpensioen van een persoon die heel zijn loopbaandoorgebracht heet in hetzij het werknemers- hetzij hetzelstandigenstelsel. Omdat er bij de controle o eenpersoon voldoet aan de voorwaarden om in aanmerkingte komen voor het gewaarborgd minimumpensioen voorwerknemers o zelstandigen geen rekening wordt ge-houden met dienstjaren als ambtenaar en omgekeerd,komt het zels voor dat personen die een voltijdse

    loopbaan van meer dan twee derde hebben gewoon-weg niet in aanmerking komen voor een gewaarborgdminimumpensioen.

    Beide hiervoor vermelde punten worden door debetrokkenen als bijzonder onrechtvaardig ervaren. Hetprobleem zal zich in de toekomst nog scherper stellenomdat het aantal gemengde loopbanen toeneemt. In2011 had 33,48 % van de personen die een pensioenontvingen van de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP)een gemengde loopbaan. Dit was een stijging met5,9 % in vij jaar tijd. Voor gemengde loopbanen vanhet type werknemer-openbare sector en werknemer-zelstandige-openbare sector werden er zels stijgingen

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    9/23

    92586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T IN G VAN DE 5 3 e Z I T T ING SP E R I OD E2012 2013

    Le Mdiateur des Pensions a dj abord cette pro-blmatique dans son rapport annuel 2009.

    Afn de renorcer la lutte contre la pauvret, veiller la

    justice sociale et lgalit de traitement, promouvoir lamobilit du travail et la simplifcation administrative, lonexaminera comment aligner les montants, les conditionsdoctroi et les rgles de cumul de la pension minimumgarantie dans les trois rgimes de pension lgaux. cet gard, la mise en place dune nouvelle pensionminimum garantie, o le mme montant minimum estoctroy par jour dans chaque rgime, est envisage.

    2.1.3. Mesures lies la Garantie de Revenus aux

    Personnes ges

    Linstauration de la GRAPA et laugmentation subs-tantielle de son montant en 2006 a jou un rle notoiredans le recul du risque de pauvret enregistr depuis2005 chez les pensionns. Pour renorcer linuencede la GRAPA en la matire, les mesures suivantesseront prises.

    2.1.3.1. Rorme de la notion de cohabitation

    Dans le cadre de la GRAPA, la notion de cohabi-tation est cruciale. La question de savoir si layant

    droit partage la mme rsidence principale quune ouplusieurs autres personnes est dcisive. La rponse cette question dtermine si un bnfciaire de la GRAPAa droit au montant de base (cohabitant) ou au montantde base major (isol). Par ailleurs, en cas de cohabi-tation, il aut regarder les revenus des personnes aveclesquelles le demandeur partage sa rsidence principalepour dterminer les moyens de subsistance.

    Le rgime actuel de cohabitation est touteois sourcede problmes. En eet, des pensionns percevant une

    pension relativement conortable bnfcient paroisquand mme de la GRAPA: lONP constate par exempleque dans certains cas, des petits-enants sont domici-lis ladresse des grands-parents. Dautre part, onobserve aussi des eets indsirables. Des ayants droitperdent parois la GRAPA lorsquils vont habiter chezleurs parents, ou perdent parois la GRAPA parce queles cohabitants reusent de collaborer lexamen desmoyens de subsistance.

    Cest la raison pour laquelle, je proposerai au gou-vernement de revoir la notion de cohabitation de lamanire suivante:

    opgetekend van respectievelijk 9,6 % en 9,7 %. Dezeproblematiek werd ook reeds aangekaart door de Om-budsdienst Pensioenen in zijn Jaarverslag 2009.

    Met het oog op de versterking van de armoedebestrij-

    ding, een bezorgdheid voor sociale rechtvaardigheid engelijke behandeling, de promotie van de arbeidsmobili-teit en administratieve vereenvoudiging, zal onderzochtworden hoe de bedragen, toekenningsvoorwaarden encumulatieregels van het gewaarborgd minimumpensi-oen in de drie wettelijke pensioenstelsels op elkaar a-gestemd kunnen worden. Hierbij wordt de invoering vaneen nieuw gewaarborgd minimumpensioen overwogen,waarbij in elk pensioenstelsel eenzelde minimumbedragper dag aan de gepensioneerde toegekend zou worden.

    2.1.3.Maatregelen in verband met de Inkomensgarantie

    voor Ouderen

    De invoering van de IGO en substantile verhogingervan in 2006 heet een belangrijke rol gespeeld in devooruitgang die sinds 2005 geboekt is in de terugdrin-ging van het armoederisico bij gepensioneerden. Omde rol van de IGO op dit vlak te bestendigen zullen devolgende maatregelen getroen worden.

    2.1.3.1. Hervorming van het begrip samenwoonst

    In de IGO is het begrip samenwoonst van grootbelang. Het gaat daarbij om de vraag o de gerechtigde

    dezelde hoodverblijplaats deelt met een o meerdereandere personen. Enerzijds bepaalt het antwoord opdeze vraag o een IGO-gerechtigde recht heet op hetbasisbedrag (samenwonend) o op het verhoogd basis-bedrag (alleenstaand). Anderzijds leidt samenwoonstertoe dat er voor de vaststelling van de bestaansmid-delen gekeken moet worden naar het inkomen van depersonen waarmee de aanvrager dezelde hoodver-blijplaats deelt.

    De huidige regeling van samenwoonst leidt echter toteen aantal problemen. Zo genieten gepensioneerden

    met een relatie hoog pensioen soms toch van de IGO:de RVP stelt bijvoorbeeld vast dat in een aantal geval-len kleinkinderen ingeschreven worden op het adresvan de grootouders. Anderzijds is er sprake van eenongewenste neveneecten. Gerechtigden verliezensoms hun IGO wanneer ze bij hun ouders gaan wonen.Gerechtigde verliezen soms ook hun IGO omdat samen-wonenden niet bereid zijn om mee te werken aan hetbestaansmiddelenonderzoek.

    Daarom zal ik aan de regering voorstellen om het be-grip samenwoonst op de volgende wijze te hervormen:

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    10/23

    10 2586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T ING VAN DE 5 3 e Z IT T INGS P E R I OD E2012 2013

    sil sagit dune cohabitation avec un parent oualli en ligne directe, le montant de base major estoctroy et lon tient uniquement compte des moyens desubsistance propres lors de lexamen des ressources;

    s il sagit d une cohabitation avec un poux ou unconjoint cohabitant lgal, le montant de base est octroyet lon tient compte, lors de lexamen des ressources,des moyens de subsistance des deux personnes;

    sil sagit dune rsidence et dune domiciliationdans une maison de retraite ou un tablissement desoins, le montant de base major est octroy et lontient uniquement compte des moyens de subsistancepropres lors de lexamen des ressources;

    sil sagit dune rsidence dans une maison deretraite ou un tablissement de soins et dune domici-

    liation une autre adresse, le montant de base majorest octroy et lon tient compte, lors de lexamen desressources, des moyens de subsistance propres etde ceux des personnes partageant ventuellement ledomicile;

    sil sagit dune cohabitation avec une autre per-sonne, le montant de base est octroy et lon tient uni-quement compte des moyens de subsistance propreslors de lexamen des ressources.

    Cette rorme ore plus de scurit fnancire auxpensionns et simplife considrablement la rglemen-tation et le traitement administrati.

    Les partenaires sociaux ont mis un avis positiquant cette rorme par le biais du comit de gestionde lONP.

    2.1.3.2. Garantie de Revenus aux Personnes geset raude sociale

    La raude aux allocations constitue une inractiongrave. Les moyens abusivement perus par certainsne peuvent pas tre allous aux personnes qui en ont

    vraiment besoin.

    Les ayants droit la GRAPA sont lgalement tenusde communiquer toute modifcation de leur situationde revenus lONP. LOice constate touteois dansla pratique que cela nest pas souvent le cas. cejour, les contrles des biens mobiliers sont notammentinsuisants.

    Pour renorcer la lutte contre la raude aux allocationsde le GRAPA, lONP sera lavenir inorm de toutemodifcation dans la situation patrimoniale dun ayantdroit la GRAPA, tel quun hritage, ou des personnesqui partagent sa rsidence principale. Au dcs dun

    Als er sprake is van samenwoonst met een bloed-o aanverwant in de rechte lijn, dan wordt het verhoogdbasisbedrag toegekend en wordt er bij de middelentoetsenkel rekening gehouden met de eigen bestaansmid-delen.

    Als er sprake is van samenwoonst met een echtge-noot o wettelijk samenwonende partner, dan wordt hetbasisbedrag toegekend en wordt er bij de middelentoetsrekening gehouden met de bestaansmiddelen van beidepersonen.

    Als er sprake is van verblij en domiciliring in eenrust- en verzorgingstehuis, dan wordt het verhoogd ba-sisbedrag toegekend en wordt er bij de middelentoetsenkel rekening gehouden met de eigen bestaansmid-delen.

    Als er sprake is van verblij in een rust- en verzor-gingstehuis en domiciliring op een ander adres, dan

    wordt het verhoogd basisbedrag toegekend en wordt erbij de middelentoets rekening gehouden met de eigenbestaansmiddelen en die van de personen waarmeeeventueel het domicilieadres gedeeld wordt.

    Als er sprake is van samenwoonst met een anderepersoon, dan wordt het basisbedrag toegekend en wordter voor de middelentoets enkel rekening gehouden metde eigen bestaansmiddelen.

    Deze hervorming biedt meer fnancile zekerheid voorde gepensioneerde en resulteert in een aanzienlijkevereenvoudiging van de regelgeving en de administra-

    tieve handhaving.

    De sociale partners hebben via het Beheerscomitvan de RVP een positie advies verleend over dezehervorming.

    2.1.3.2. Inkomensgarantie voor Ouderen en socialeraude

    Uitkeringsraude is een ernstig vergrijp. Middelendie rauduleus ontvangen worden, zijn middelen dieniet ingezet kunnen worden voor personen die ze echt

    nodig hebben.

    IGO-gerechtigden zijn wettelijk verplicht om wijzigin-gen in hun inkomenssituatie te melden bij de RVP. DeRijksdienst stelt in zijn handhavingspraktijk echter vastdat dit vaak niet gebeurt. In het bijzonder de controle opde roerende bezittingen schiet vandaag tekort.

    Om de strijd tegen de uitkeringsraude met de IGOte versterken zal de RVP in de toekomst genormeerdworden over iedere wijziging in de vermogenstoestand,bijvoorbeeld een erenis, van een IGO-gerechtigdeo van de personen die met hem o haar dezelde

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    11/23

    112586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T IN G VAN DE 5 3 e Z I T T ING SP E R I OD E2012 2013

    bnfciaire de la GRAPA, lONP sera aussi inormde lexistence dun compte bancaire ou dun core. Ilsera vrif si les services fscaux peuvent ournir cerenseignement dans le cadre du dispositi lgal actuelen matire de vie prive, dchanges de donnes et

    de secret bancaire. LONP pourra de la sorte tablir etrcuprer une dette ventuelle.

    Le projet de loi-programme cre le ondement lgalsur lequel reposera cette mesure. Les arrts dexcu-tion ncessaires sont en prparation.

    2.2. Garantie du niveau de vie

    Bien que la marge budgtaire est extrmement

    rduite, plusieurs mesures sont labores pour releverle ratio de remplacement et permettre aux pensionnsdamliorer leur situation de revenus.

    2.2.1. Valoriser les derniers mois dactivit dans lecalcul de la pension

    Dans le secteur public, on tient surtout compte desderniers mois de la carrire dans le calcul de la pension.Dans les rgimes de retraites du secteur priv, ce nestpas le cas. La plupart du temps, cela dbouche sur unelgre diminution de la pension perue. Dans certainessituations exceptionnelles, cela peut avoir des cons-

    quences plus lourdes, comme le reus doctroi dunepension minimum.

    Cette situation est gnralement vcue comme parti-culirement injuste par les intresss. Le Mdiateur desPensions a dj attir lattention sur cette problmatique plusieurs reprises.

    Pour y remdier, les derniers mois dactivit serontprogressivement intgrs dans le calcul de la pensiondu secteur priv.

    2.2.2. Supprimer le principe de lunit de carrire

    Au dbut des annes 80 du sicle pass, la lgislationbelge en matire de pension a instaur le principe delunit de carrire, comme mesure de solidarit et dco-nomie. Selon lui, la raction de carrire ou la somme desractions de carrire ne peut excder 1 (45/45).

    Concrtement, si une personne preste plus de 45 an-nes de carrire dans un mme rgime de pension, ondduit les annes les moins avantageuses jusqu ceque la raction de carrire 45/45 soit atteinte. Si une per-

    hoodverblijplaats delen. Bij het overlijden van eenIGO-gerechtigde zal de RVP ook genormeerd wordenover het bestaan van een bankrekening o een kluis.Er zal nagegaan worden o de belastingdiensten dezeinormatie kunnen aanleveren binnen het bestaande

    wettelijke kader inzake privacy, gegevensuitwisseling enbankgeheim. De RVP wordt in de mogelijkheid gesteldom op basis hiervan een eventuele schuld vast te stellenen te recupereren.

    In het ontwerp van programmawet wordt de wette-lijke basis voor deze maatregel gecreerd. De nodigeuitvoeringsbesluiten worden voorbereid.

    2.2. Garantie van levensstandaard

    Alhoewel de budgettaire ruimte uitermate beperkt is,

    worden er toch een aantal maatregelen voorbereid omde vervangingsratio te doen stijgen en om gepensio-neerden toe te laten hun inkomenssituatie te verbeteren.

    2.2.1. Valorisatie van de laatste beroepsmaanden inde berekening van het pensioen

    In de overheidssector wordt er voor de berekeningvan het pensioen rekening gehouden met de laatsteberoepsmaanden. In de pensioenstelsels van de privatesector is dit niet het geval. In de meeste gevallen leidt dittot een kleine vermindering van het ontvangen pensioen.In sommige uitzonderlijke gevallen heet dit belangrijkere

    gevolgen, zoals bijvoorbeeld het niet toekennen van eenminimumpensioen.

    Deze toestand wordt over het algemeen door debetrokkenen als bijzonder onrechtvaardig ervaren. DeOmbudsdienst Pensioenen heet ook al meermaals deaandacht op deze problematiek gevestigd.

    Om hieraan te verhelpen zullen de laatste beroeps-maanden geleidelijk aan in de pensioenberekening vanstelsels van de privsector in rekening gebracht worden.

    2.2.2. Aschaing van het beginsel van eenheid vanloopbaan

    In het begin van de jaren 80 van de vorige eeuw werdin de Belgische pensioenwetgeving het zogenaamdebeginsel van eenheid van loopbaan ingevoerd als eensolidariteits- en besparingsmaatregel. Dit beginsel zorgtervoor dat de loopbaanbreuk o de som der loopbaan-breuken niet meer dan 1 (45/45ste) mag bedragen.

    Concreet heet dit tot gevolg dat als een persoon bin-nen hetzelde pensioenstelsel meer dan 45 loopbaan-jaren presteert, de minst voordelige jaren weggelatenworden tot de loopbaanbreuk 45/45ste bereikt wordt.

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    12/23

    12 2586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T ING VAN DE 5 3 e Z IT T INGS P E R I OD E2012 2013

    sonne eectue plus de 45 annes de carrire dans plusdun rgime de pension, on retire dabord les annesexcdentaires dans le rgime des indpendants, ensuitedans celui des salaris et enfn dans celui des onction-naires, sans se proccuper du ait que les annes de

    carrire sont par exemple les moins avantageuses dansle rgime des indpendants.

    Dune part, le principe de lunit de carrire pnaliseindirectement les personnes qui travaillent plus long-temps et dautre part, il procde dune gnralisationabusive pour dterminer les rgimes de pensions lesplus avantageux, ce qui peut avoir dans la pratique unimpact ngati supplmentaire sur la pension.

    Le principe dunit de carrire sera donc progressive-ment supprim dans tous les rgimes de pension. Les

    annes travailles au-del de 45 ans de carrire don-neront droit une pension majore, condition quellesne contiennent pas plus de trente jours assimils paranne de carrire. Au cours de la phase transitoire, lapriorit sera en tout cas toujours accorde en cas decarrire mixte aux annes de carrire rellement lesplus avantageuses.

    2.2.3. Travailler volontairement aprs lge de lapension

    2012 est lanne europenne du Vieillissement actiet de la Solidarit entre les gnrations. Pour vieillir en

    bonne sant et heureux, il aut soutenir et encouragerau maximum les citoyens tre actis tout au long deleur vie, dabord sur le march du travail et ce mme un ge plus avanc. Cest la raison pour laquelle legouvernement a prvu un assouplissement de la rgle-mentation sur lactivit proessionnelle autorise despensionns dans son accord gouvernemental.

    Les pensionns doivent pouvoir avoir le choix de com-plter leur pension par un revenu issu du travail. Pour lespensionns de moins de 65 ans et pour ceux de plus de65 ans qui ont une carrire de moins de 42 ans leur

    acti, le rgime actuel est maintenu. La sanction en casde dpassement des limites de revenus proessionnelssera touteois proportionnelle. La pension sera rduiteen pour cent selon le degr de dpassement de la limitede revenus. Ds lors, un dpassement de 15 % de lalimite de revenus du travail autoris noccasionnera plusune suspension de la pension. Ce plaond de 15 % seratout dabord relev.

    Pour les pensionns de 65 ou plus qui ont 42 ansde carrire, la limite de revenus proessionnels serasupprime.

    Als een persoon over meer dan een pensioenstelselmeer dan 45 loopbaanjaren presteert, dan wordeneerst de overtollige jaren in het zelstandigenstelsel,vervolgens die in het werknemersstelsel en tenslotte diein het ambtenarenstelsel weggelaten, ongeacht o de

    loopbaanjaren in bijvoorbeeld het zelstandigenstelseleectie de minst voordelige zijn.

    Enerzijds bestrat het beginsel van eenheid vanloopbaan op die manier op onrechtstreekse wijze per-sonen die langer aan de slag blijven. Anderzijds vertrekthet vanuit een onterechte veralgemening over welkepensioenstelsels voordeliger zijn dan andere. Dezeveralgemening kan in de praktijk leiden tot bijkomendpensioenverlies.

    Het beginsel van eenheid van loopbaan zal dan ook

    in alle pensioenstelsels geleidelijk ageschat worden.De gewerkte jaren na 45 loopbaanjaren zullen rechtgeven op een verhoogd pensioen, voor zover ze nietmeer dan dertig gelijkgestelde dagen per loopbaanjaarbevatten. Tijdens de overgangsase zal er in geval vangemengde loopbaan steeds voorrang gegeven wordenaan de eectie meest voordelige loopbaanjaren.

    2.2.3. Vrijwillig werken na pensioenleetijd

    2012 is het Europees Jaar van het Actie OuderWorden en de Solidariteit tussen de Generaties. Omop gezonde en gelukkige wijze ouder te worden moeten

    burgers zoveel mogelijk aangemoedigd en ondersteundworden om doorheen hun hele levensloop actie te zijn,op de eerste plaats op de arbeidsmarkt en dit ook oplatere leetijd. Het is dan ook passend dat deze regeringin haar regeerakkoord een versoepeling van de regelsinzake toegelaten beroepsactiviteit van gepensioneer-den heet voorzien.

    Het moet voor gepensioneerden mogelijk zijn om uiteigen keuze hun pensioen aan te vullen met een inko-men uit arbeid. Voor gepensioneerden die jonger zijndan 65 en voor diegenen ouder dan 65 maar met een

    loopbaan van minder dan 42 jaar blijt het huidige regimegehandhaad. De sanctie op een overschrijding van deberoepsinkomensgrens wordt echter proportioneel. Ditbetekent dat het pensioen procentueel verminderd zalworden in unctie van de graad van overschrijding van deberoepsinkomensgrens. Er zal bijgevolg geen schorsingvan het pensioen meer zijn bij een overschrijding van15 % van de grens inzake toegelaten arbeid. Deze grensvan 15 % zal in eerste instantie opgetrokken worden.

    Voor gepensioneerden die 65 o ouder zijn en eenloopbaan van 42 jaar hebben, zal de beroepsinkomens-grens ageschat worden.

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    13/23

    132586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T IN G VAN DE 5 3 e Z I T T ING SP E R I OD E2012 2013

    La rglementation concernant la dfnition des reve-nus proessionnels ou lapplication de celle-ci sera har-monise au travers des trois rgimes de pension lgaux,conormment un avis du Mdiateur des Pensionsormul dans son rapport annuel 2011.

    Les plaonds de revenus seront dornavant indexs.Ils seront adapts le 1er janvier de chaque anne lvolution de l indice des salaires conventionnels desemploys et ce pour les revenus de lanne nouvelle.Pour le reste, les direntes limites de revenus serontsimplifes.

    Il sera toujours impossible de se constituer des droitscomplmentaires de pension si lon bnfcie dj dunepension.

    2.2.4. Encourager et rormer les pensionscomplmentaires

    Les travailleurs salaris qui ont pris leur pension en2011 aprs une carrire ralise exclusivement en tantque salaris ont une pension moyenne de 1 151 euros:1 403 euros pour les hommes et 921 euros chez lesemmes.

    Un salaire moyen de 33 000 euros bruts par an et unecarrire de 45 ans donnent lieu une pension lgale de1 650 euros par mois. Si pendant toute la carrire, unepension complmentaire sest constitue par le biais de

    primes reprsentant 4 % du salaire brut, lon obtient uncapital de pension complmentaire de 136 246 eurosou une rente de 560 euros par mois. La pension totaleslve alors 2 210 euros et le ratio de remplacementbrut passe de 60 % 80 %.

    Avec un salaire moyen de 33 000 euros et une car-rire de 40 ans, la pension lgale est de 1 467 euros.Une pension complmentaire constitue pendant40 ans par des primes reprsentant 4 % du salairebrut donne un capital de pension complmentaire de

    110 109 euros ou une rente de 387 euros par mois. Lapension totale slve alors 1 854 euros et le ratio deremplacement brut passe de 53 % 67 %.

    Si la constitution de la pension complmentaire com-mence seulement lge de 40 ans avec une primede dpart de 0,50 % du salaire brut et un accroisse-ment annuel de la prime de 0,50 %, le capital slve 43 019 euros 65 ans et 30 659 euros 60 ans.La rente se chire 177 euros par mois 65 ans et 108 euros 60 ans. Le ratio de remplacement passerespectivement de 60 % 66 % et de 53 % 57 %.

    De regelgeving met betrekking tot de defnitie vanberoepsinkomsten o de toepassing ervan zal geharmo-niseerd worden voor de drie wettelijke pensioenstelsels.Daarmee wordt uitvoering gegeven aan een advies vande Ombudsdienst Pensioenen in zijn Jaarverslag 2011.

    De inkomensgrenzen zullen voortaan gendexeerdworden. Elk jaar zullen ze op 1 januari aangepast wor-den aan de evolutie van het indexcijer voor conventio-nele lonen als bediende en dit voor de inkomsten vanhet nieuwe jaar. Voor het overige zullen de verschillendebestaande inkomensgrenzen vereenvoudigd worden.

    Het zal onmogelijk blijven om bijkomende pensioen-rechten op te bouwen wanneer men al een pensioenkrijgt.

    2.2.4. Stimulering en hervorming van de aanvullendepensioenen

    Werknemers die in 2011 met pensioen gingen na eenzuivere werknemersloopbaan hebben een gemiddeldpensioen van 1 151 euro. Voor de mannen bedroegdit gemiddelde 1 403 euro, voor de vrouwen 921 euro.

    Een gemiddeld loon van 33 000 euro bruto per jaaren een loopbaan van 45 jaar resulteert in een wettelijkpensioen van 1 650 euro per maand. Indien gedurendede volledige loopbaan een aanvullend pensioen opge-

    bouwd wordt met premies ten belope van 4 % van hetbrutoloon resulteert dit in een aanvullend pensioenka-pitaal van 136 246 euro o een rente van 560 euro permaand. Het totale pensioen bedraagt dan 2 210 euro.De bruto vervangingsratio stijgt daarmee van 60 %naar 80 %.

    Bij een gemiddeld loon van 33 000 euro en eenloopbaan van 40 jaar bedraagt het wettelijk pensioen1 467 euro. Indien gedurende 40 jaar een aanvullendpensioen opgebouwd wordt met premies ten belopevan 4 % van het brutoloon bedraagt het aanvullend

    pensioenkapitaal van 110 109 euro o een rente van387 euro per maand. Het totale pensioen bedraagt dan1 854 euro. De bruto vervangingsratio stijgt daarmeevan 53 % naar 67 %.

    Indien de opbouw van het aanvullend pensioen pasgestart wordt vana de leetijd van 40 jaar met eenaanvangspremie van 0,50 % van het brutoloon en eenjaarlijkse verhoging van de premie met 0,50 % dan be-draagt het kapitaal op 65 jaar 43 019 euro en op 60 jaar30 659 euro. De rente bedraagt 177 euro per maandop 65 jaar en 108 euro op 60 jaar. De vervangingsratiostijgt respectievelijk van 60 % naar 66 % en van 53 %naar 57 %.

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    14/23

    14 2586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T ING VAN DE 5 3 e Z IT T INGS P E R I OD E2012 2013

    Ces exemples montrent quune extension et unapproondissement des pensions complmentairespeuvent considrablement renorcer la protectionsociale des pensionns belges.

    En ces temps de aible croissance conomique etde modration salariale, investir massivement dans laconstitution dune pension complmentaire ne va pas desoi pour les partenaires sociaux. Nanmoins, plusieursmesures visant renorcer les pensions complmen-taires seront examines en concertation avec eux:

    remplacer les titres-repas, co-chques, bonussalariaux (CCT n 90) et autres ormes de rmunrationalternative, par une prime destine au fnancement de lapension complmentaire, et investir des jours de cong

    supplmentaires, sursalaires et autres composantessalariales variables dans la pension complmentaire; adapter la loi sur les pensions complmentaires

    afn que les travailleurs salaris puissent consacrer unepart de leur salaire pour complter un engagement depension au niveau de lentreprise;

    augmenter la scurit des pensions complmen-taires en dcrivant avec plus de clart le principe dela responsabilit fnale de lemployeur et sa porte,en tendant et modulant la garantie de rendement, enaccordant un privilge sur la masse de lemployeurou en tendant le rle du onds de ermeture et/ou encrant un onds de protection pour les pensions, qui

    interviendrait si lemployeur manque ses obligations;

    crer un cadre lgal entourant la constitution de lapension complmentaire des onctionnaires contrac-tuels, o lon recherchera, dans le respect de l autono-mie des entits dres et des administrations locales, raliser des conomies dchelle, limiter les cots et centraliser la perception des primes par le biais descanaux existants;

    mettre in lingalit de traitement entre lesouvriers et les employs en matire de pensions com-plmentaires;

    rsoudre la problmatique des ailis dormants parun dispositi quilibr de mesures, comme la rvisionde la dfnition lgale de sortie, la mise en place deconventions collectives de sortie, le rassemblement detoutes les inormations sur les pensions dans la banquede donnes Pensions complmentaires (DB2P);

    rormer la rgle fscale des 80 %, en concertationavec le ministre des Finances, pour quelle soit appli-que de aon uniorme et transparente, travailler aumaximum avec des paramtres connus et limiter aumaximum loptimalisation fscale et les abus;

    Deze voorbeelden tonen aan dat via een verdere ver-breding en verdieping van de aanvullende pensioenende sociale bescherming van de Belgische gepensio-neerden aanzienlijk kan versterkt worden.

    In tijden van zwakke economische groei en vanloonmatiging is het voor de sociale partners niet van-zelsprekend om aanzienlijk te investeren in de uitbouwvan de aanvullende pensioenen. Niettemin zullen, insamenspraak met de sociale partners, een aantal maat-regelen ter versterking van de aanvullende pensioenenonderzocht worden:

    de vervanging van maaltijdcheques, ecocheques,loonbonus (cao nr. 90) en andere vormen van alterna-tieve verloning door een premie ter fnanciering van hetaanvullend pensioen, evenals de investering van bijko-

    mende vakantiedagen, overloon o andere variabeleloonelementen in het aanvullend pensioen; de aanpassing van de Wet op de Aanvullende Pensi-

    oenen opdat werknemers een deel van hun loon kunnenbesteden om een aanvullende pensioentoezegging opbedrijsniveau aan te vullen;

    de verhoging van de veiligheid van de aanvullendepensioenen via een duidelijker omschrijving van het prin-cipe van de eindverantwoordelijkheid van de werkgeveren de draagwijdte ervan, via een uitbreiding en module-ring van de rendementsgarantie, via het toekennen vaneen voorrecht op de ailliete boedel van de werkgever oeen uitbreiding van de rol van het sluitingsonds en/o

    via de oprichting van een pensioenbeschermingsondsdat tussenkomt indien de werkgever in gebreke blijt;

    de creatie van een wettelijk kader voor de uitbouwvan het aanvullend pensioen voor contractuele ambte-naren, waarbij er met respect voor de autonomie van dedeelstaten en de lokale besturen zal gestreed wordennaar het realiseren van schaalvoordelen, het beperkenvan de kosten en een centrale inning van de premiesvia bestaande kanalen;

    de wegwerking van de verschillende behandelingtussen arbeiders en bedienen in de aanvullende pen-sioenen;

    de oplossing van de problematiek van de slapersvia een evenwichtig geheel aan maatregelen diekunnen bestaan uit een herziening van de wettelijkedefnitie van uittreding, de invoering van collectieveuittredingsovereenkomsten en het samenbrengen vanalle pensioeninormatie in de Databank AanvullendePensioenen (DB2P);

    de hervorming van de fscale 80 %-regel, in sa-menspraak met de minister van Financin, met het oogop de uniorme en transparante toepassing ervan, hetzoveel mogelijk werken met gekende parameters en eenzo groot mogelijke beperking van de mogelijkheden totfscale optimalisatie en misbruik;

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    15/23

    152586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T IN G VAN DE 5 3 e Z I T T ING SP E R I OD E2012 2013

    harmoniser les pensions complmentaires larorme des pension du premier pilier, en veillant ceque les rgimes de pensions complmentaires nincitentplus prendre une pension anticipe;

    harmoniser les dlais de prescription divergentsen matire de pension complmentaire et simplifer larpartition des comptences judiciaires en la matire;

    accrotre la transparence des inormations our-nies aux travailleurs salaris concernant la pensioncomplmentaire, laide de fches standardises surles pensions et dune communication sur les pensionscomplmentaires via MyPension-on-Web.

    3. Mesures concernant la viabilit fnancire des

    pensions

    3.1. Stratgie gnrale

    Le gouvernement poursuit une double stratgie pouranticiper le cot du vieillissement.

    Tout dabord, les fnances publiques seront assai-nies de aon durable et structurelle. Cest lune desconditions sine qua non pour permettre le fnancementdes pensions. Au cours des vingt prochaines annes,il audra maintenir le cap sur une politique budgtairerigoureuse. Cest en eet la priode o la gnration

    des baby-boomers prendra sa pension.

    Secundo, les Belges devront travailler davantage etplus longtemps. Augmenter le taux dactivit, notam-ment chez les plus de 55 ans, permet de reporter lepaiement des pensions et daccrotre les recettes deltat via les impts et cotisations sociales. De plus,par des eets de second tour, cela inuence avora-blement notre prosprit conomique. Un autre aspectnon ngligeable est le ait que travailler plus et pluslongtemps dope aussi la pension que touche au fnal lepensionn, ce qui avorise son tour la viabilit sociale

    des pensions.

    Sagissant de travailler davantage et plus longtemps,le chemin parcourir est encore long pour la Belgique.Nous donnons ici titre illustrati quelques chirespertinents pour la Belgique et ses pays voisins. SelonlOCDE, lge moyen auquel les Belges quittaient lemarch du travail tait de 59 ans seulement en 2009,contre 60 en France, 62,2 en Allemagne et mme63,5 aux Pays-Bas. Eurostat nous apprend en outre quela dure de la vie active, cest--dire le nombre dannespendant lequel une personne de 15 ans sera active surle march du travail au cours de sa vie entire, tait

    de astemming van de aanvullende pensioenenop de pensioenhervorming in de eerste pijler, waarbijerover zal gewaakt worden dat stelsels van aanvullendepensioenen geen incentives meer kunnen inhouden omvervroegd op pensioen te gaan;

    de harmonisering van de uiteenlopende verjarings-termijnen inzake aanvullende pensioenen en de vereen-voudiging van de gerechtelijke bevoegdheidsverdelinginzake aanvullende pensioenen;

    de verhoging van de transparantie van de inormatieaan de werknemers inzake het aanvullend pensioen,waarbij er gestandaardiseerde pensioenfches inge-voerd zullen worden en de communicatie over de aan-vullende pensioenen in MyPension-on-Web.

    3. Maatregelen inzake de fnancile houdbaarheid

    van de pensioenen

    3.1. Algemene strategie

    De regering volgt een dubbele strategie om zich voorte bereiden op de kost van de vergrijzing.

    Ten eerste worden de overheidsfnancin duurzaamen structureel gesaneerd. Dit is een noodzakelijkevoorwaarde om de pensioenen betaalbaar te houden.Vermoedelijk zal tijdens de volgende twintig jaar eeneerder stringent budgettaire beleid aangehoudenmoeten worden. Dit is de periode gedurende welke de

    babyboomgeneratie op pensioen gaat.

    Ten tweede moeten de Belgen meer en langer gaanwerken. Het verhogen van de activiteitsgraad, in hetbijzonder bij 55-plussers, stelt de uitbetaling van pen-sioenen uit. Het doet voorts de inkomsten van de over-heid, via belastingen en sociale bijdragen, stijgen. Viazogenaamde tweeronde-eecten heet het bovendieneen positieve invloed op de groei van onze economi-sche welvaart. Wat zeker niet uit het oog verloren magworden is dat meer en langer werken ook het pensioendoet stijgen dat men uiteindelijk ontvangt. Op die ma-

    nier versterkt het ook de sociale houdbaarheid van depensioenen.

    Op het vlak van meer en langer werken heet Belgiechter nog een lange weg te gaan. Ter illustratie eenaantal relevante cijers over Belgi en zijn buurlanden.Volgens de OESO bedroeg de leetijd waarop Belgenin 2009 gemiddeld uit de arbeidsmarkt traden slechts59 jaar. In Frankrijk was dit 60, in Duitsland 62,2 en inNederland zels 63,5. Eurostat leert bovendien dat deduur van het arbeidsleven dit is het aantal jaren dateen persoon van 15 gedurende zijn hele leven actie zalzijn op de arbeidsmarkt in Belgi in 2009 29,3 jaarwas. In Frankrijk was dit 32,1 jaar, in Duitsland 34,4 jaar

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    16/23

    16 2586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T ING VAN DE 5 3 e Z IT T INGS P E R I OD E2012 2013

    de 29,3 ans en Belgique en 2009, contre 32,1 ans enFrance, 34,4 ans en Allemagne et mme 36,8 ans auxPays-Bas. Enfn, le taux dactivit des plus de 55 ans enBelgique en 2011 slevait seulement 40,3 %, selonEurostat, alors quil stablissait 44,4 % en France,

    64 % en Allemagne et 58,5 % aux Pays-Bas. Silon observe le taux dactivit des plus de 60 ans, onconstate quil se chirait seulement 21,4 % en Bel-gique en 2011. En France, il tait encore plus aible avecun pourcentage de 19,8 %, mais en Allemagne et auxPays-Bas, il atteignait respectivement 36,2 % et 41,8 %.

    Pour mener une politique qui tend aire travaillerles gens plus et plus longtemps, une approche multidi-mensionnelle, interdrale et qui dpasse les domainesde politique simpose. La politique des pensions en aitpartie intgrante. Le systme des retraites dtermine en

    eet le moment et les modalits de sortie dfnitive dumarch du travail. Il peut en outre stimuler lallongementde la vie active ou dcourager la sortie anticipe dumarch du travail.

    Cest prcisment ce qua ait la rorme des pen-sions de dcembre 2011: elle relve progressivementet de manire signifcative les conditions dge et decarrire pour la pension anticipe. Le principe retenuest que chacun devra travailler en moyenne deux ansde plus.

    LOCDE indique dans un rapport rcent que les

    rormes menes par la Belgique dans le domaine despensions et de la politique du march du travail aurontun eet plus rapide et plus avorable quon ne le prvoitactuellement.

    3.2. Faire peser davantage le travail par rapportaux priodes dinactivit dans le calcul de la pension

    Les rgimes belges des retraites se caractrisent parun nombre considrable de priodes assimiles. Il s agitdes priodes pendant lesquelles une personne ne tra-vaille pas et donc ne cotise pas, mais pour lesquelles elle

    se constitue quand mme des droits la pension. Lontient compte cet gard dun salaire fcti, gnralementle dernier salaire peru avant la priode dinactivit. Lesystme des priodes assimiles est donc une ormede solidarit entre actis et inactis.

    Une tude publie en 2005 dans la Revue belge descurit sociale rvle que l importance quantitative despriodes assimiles dans la constitution de la pensionde salari en Belgique est signifcative. De plus, cettepart augmente avec lge et est plus prononce chezles emmes que chez les hommes. Pour les 31 derniresannes de leur carrire, la pension des employs mas-culins et minins se compose respectivement de 21 %

    en in Nederland zels 36,8 jaar. Tenslotte was de acti-viteitsgraad van 55-plussers in Belgi in 2011, volgensEurostat, slechts 40,3 %, terwijl hij in Frankrijk 44,4 %,in Duitsland 64 % en in Nederland 58,5 % was. Kijktmen naar de activiteitsgraad van 60-plussers dan stelt

    men vast dat die in Belgi in 2011 slechts 21,4 % was.In Frankrijk lag hij nog lager op 19,8 %, maar in Duits-land en Nederland bedroeg hij respectievelijk 36,2 %en 41,8 %.

    Een beleid van meer en langer werken realiserenvergt een multidimensionele, beleidsdomeinoverschrij-dende en interederale aanpak. Het pensioenbeleid ishier een onderdeel van. Het pensioensysteem bepaaltimmers hoe en wanneer men de arbeidsmarkt defnitie

    kan verlaten. Het kan bovendien langer actie blijvenop de arbeidsmarkt stimuleren o vervroegd uittredenontraden.

    Dat is precies wat de pensioenhervorming vandecember 2011 deed: de leetijds- en loopbaanvoor-waarden voor vervroegd pensioen worden stapsgewijssubstantieel verhoogd. Als principe werd aangenomendat iedereen gemiddeld twee jaar langer zal moetenwerken.

    De OESO stelt in een recent rapport dat de Belgische

    hervormingen van pensioenen en arbeidsmarktbeleideen sneller en sterker positie eect zullen hebben opde werkgelegenheid dan nu wordt gedacht.

    3.2. Bij de pensioenberekening werk meer latendoorwegen ten opzichte van periodes van inactiviteit

    De Belgische pensioenstelsels worden gekenmerktdoor een aanzienlijk aantal gelijkgestelde periodes. Ditzijn periodes tijdens dewelke een persoon niet werkten dus geen bijdragen betaalt, maar waarvoor hij toch

    pensioenrechten opbouwt. Er wordt hierbij rekeninggehouden met een fctie loon, doorgaans het laatsteloon dat verdiend werd vr de periode van inactiviteit.Het systeem van de gelijkgestelde periodes is dus eenvorm van solidariteit tussen actieven en niet-actieven.

    Uit een onderzoek dat in 2005 gepubliceerd werd inhet Belgisch Tijdschrit voor Sociale Zekerheid blijktdat het kwantitatieve belang van gelijkgestelde periodesin Belgi voor de pensioenopbouw van werknemersgroot is. Dit belang neemt bovendien toe met de leetijden is meer uitgesproken voor vrouwen dan voor mannen.Voor de laatste 31 jaar van hun loopbaan, bestaat depensioenopbouw van mannelijke en vrouwelijke bedien-

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    17/23

    172586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T IN G VAN DE 5 3 e Z I T T ING SP E R I OD E2012 2013

    et 25 % de priodes assimiles. Pour les ouvriers etouvrires, ces taux atteignent 45 % et 50 %.

    Lampleur prise par le systme des priodes assi-

    miles est telle quelle aecte le caractre assurantielde nos rgime de retraites. Cela cre parois aussi dessituations dingalit de traitement diicilement justi-fables, dans lesquelles des personnes dans le mmecas se constituent ou non une pension selon quellesont droit ou non des priodes assimiles. De plus,avec ce systme, le travail ne rmunre pas plus quel inactivit pour la pension.

    Ce gouvernement a voulu satteler ce problme. Letravail doit peser davantage dans le calcul de la pension.

    Le caractre assurantiel du systme belge des retraitessen trouve ainsi de nouveau renorc.

    Laccord de gouvernement prvoit cet gard:

    le chmage de troisime priode et les priodes dechmage avec complment dentreprise avant 60 ansseront valoriss dans le calcul de la pension sur la basedu droit minimum par anne de carrire, lexceptiondu chmage avec complment dentreprise dans le casdune entreprise en diicult ou en restructuration ainsique celui pris en excution de la convention collective

    n96; les priodes dinterruption volontaire du travail,

    hors crdits-temps avec motis et congs thmatiques(soins palliatis, cong parental ou assistance ou octroide soins un membre du mnage ou de la amillejusqu au deuxime degr sourant d une maladiegrave), ne seront valorises dans le calcul de la pensionqu concurrence d une anne maximum. Dans le casdune diminution du temps de travail d1/5e temps, cetteassimilation pourra tre compte en jours;

    Les priodes de crdit-temps la fn de la carrire(le crdit-temps spcifque aux fns de carrire) seront

    valorises avant lge de 60 ans sur la base du droitminimal par anne de carrire. Les priodes du crdit-temps spcifque aux fns de carrire aprs lge de60 ans sont assimiles pour 2 ans en cas de crdit-temps mi-temps ou 5 ans en cas de crdit-temps 1/5e temps.

    La loi-programme du 28 dcembre 2011 a habilitle gouvernement mettre en uvre ces lments delaccord gouvernemental.

    Lors de la concertation avec les partenaires sociauxen vrier 2012 dans le cadre de la rorme des pensionsnonce dans la loi-programme du 28 dcembre 2011,

    den voor respectievelijk 21 % en 25 % uit gelijkgesteldeperiodes. Voor mannelijke en vrouwelijke arbeiders gaathet maar liest over respectievelijk 45 % en 50 %.

    De omvang die het systeem van de gelijkgestelde pe-

    riodes aangenomen heet, heet geleid tot een abreukvan het verzekeringskarakter van onze pensioenstel-sels. Voorts creert het soms moeilijk te rechtvaardigensituaties van ongelijke behandeling waarbij personen diezich in dezelde toestand bevinden soms wel en somsniet aan pensioenopbouw doen ahankelijk van het eit oze al dan niet in aanmerking komen voor gelijkgesteldeperiodes. Het systeem zorgt er bovendien voor dat werkniet meer loont dan inactiviteit voor de pensioenopbouw.

    Deze regering heet iets willen doen aan dat laatstepijnpunt. Bij de pensioenberekening moet werk opnieuw

    meer doorwegen. Het verzekeringskarakter van hetBelgische pensioensysteem wordt daardoor opnieuwversterkt.

    Het regeerakkoord voorziet op dit vlak:

    De werkloosheid van de derde periode en de peri-odes van werkloosheid met bedrijstoeslag vr 60 jaarzullen in de pensioenberekening gevaloriseerd wordenop basis van het minimumrecht per loopbaanjaar, metuitzondering van de werkloosheid met bedrijstoeslagin geval van een bedrij in moeilijkheden o herstruc-turering, evenals die welke ingevolge de collectieve

    arbeidsovereenkomst nr. 96 werden genomen. De periodes van vrijwillige werkonderbreking, be-

    halve het gemotiveerde tijdskrediet en de thematischeverloven (palliatieve zorg, ouderschapsverlo o hetbijstaan o verzorgen van een lid van zijn gezin o eenamilielid tot in de tweede graad dat lijdt aan een ern-stige ziekte), zullen bij de pensioenberekening nog voormaximum een jaar gevaloriseerd worden. In geval vaneen arbeidsduurvermindering van een 1/5de tijd zal dezegelijkstelling in dagen kunnen worden geteld.

    De periodes van tijdskrediet op het einde van deloopbaan (de zogenaamde landingsbanen) zullen vr

    de leetijd van 60 jaar gevaloriseerd worden op basisvan het minimumrecht per loopbaanjaar. De periodesvan landingsbanen na een leetijd van 60 jaar wordengelijkgesteld voor twee jaar in geval van 1/2de tijdskredieto vij jaar in geval van 1/5de tijdskrediet op het eindevan de loopbaan.

    De programmawet van 28 december 2011 heet aande regering de bevoegdheid gegeven om deze elemen-ten van het regeerakkoord uit te voeren.

    Tijdens het overleg met de sociale partners in ebruari2012 naar aanleiding van de pensioenhervorming vervatin de programmawet van 28 december 2011 werden

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    18/23

    18 2586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T ING VAN DE 5 3 e Z IT T INGS P E R I OD E2012 2013

    plusieurs adaptations et mesures transitoires ont tconvenues en ce qui concerne les modifcations despriodes assimiles prvues. La loi du 20 juillet 2012 aintgr ces accords dans la loi-programme.

    Depuis lors, lONP a labor un projet darrt royalqui excute les dispositions relatives la rorme despriodes assimiles dans la loi-programme du 28 d-cembre 2011. Le comit de gestion de l ONP a ormulun avis avorable cet gard. Le projet sera rapidementfnalis pour que la nouvelle rglementation sur lespriodes assimiles entre en vigueur en temps voulu.

    3.3. Rorme du bonus de pension et ducomplment dge

    Le Pacte des Gnrations a instaur partir de2007 un bonus de pension dans les rgimes de retraitesdes salaris et des indpendants. Les bnfciairessont les actis ayant atteint lge de 62 ans avec unecarrire dau moins 44 annes civiles qui continuent travailler. Il sagissait dune mesure temporairejusquau 1er dcembre 2012, prolonge en 2011 jusquau1er dcembre 2013. Le bonus de pension tait censencourager les salaris et les indpendants prolongerleur activit proessionnelle.

    Laccord gouvernemental stipulait que le bonus de

    pension serait valu avant le 1er dcembre 2012 afnden renorcer le caractre incitati.

    Le Comit dtude sur le vieillissement a ourni lva-luation prvue dans laccord gouvernemental en juin2012. Les principales conclusions du rapport dvalua-tion taient les suivantes.

    Le bonus de pension a peu deet sur lallongementde la carrire.

    Le bonus de pension a eu moins deet sur lallon-

    gement de lactivit que le relvement de la conditionde carrire pour la pension anticipe, dcoulant de larorme des pensions de 1997.

    Il serait prrable que le bonus de pension aug-mente avec lge afn de crer un incitant permanentpour rester sur le march du travail.

    La rorme des pensions de dcembre 2011 a modi-f en proondeur le contexte lgal dans lequel sintgrele bonus de pension, avec les corollaires suivants:

    le bonus de pension na plus quun eet sur lepatrimoine, puisque lobligation de travailler plus long-

    een aantal aanpassingen en overgangsmaatregelenagesproken met betrekking tot de voorgenomen wij-zigingen aan gelijkgestelde periodes. Deze asprakenwerden in de programmawet gentegreerd door de wetvan 20 juli 2012.

    In tussentijd is er door de RVP een ontwerp vankoninklijk besluit opgesteld dat uitvoering geet aan debepalingen over de hervorming van de gelijkgesteldeperiodes in de programmawet van 28 december 2011.Het beheerscomit van de RVP heet hierover een posi-tie advies verstrekt. Het ontwerp zal snel gefnaliseerdworden zodat de nieuwe regels over de gelijkgesteldeperiodes tijdig in werking zullen kunnen treden.

    3.3. Hervorming van pensioenbonus enleetijdscomplement

    De Generatiepactwet heet vana 2007 een pen-sioenbonus ingevoerd in de pensioenstelsels voorwerknemers en zelstandigen, op voorwaarde dat dewerkende die de leetijd van 62 jaar heet bereikt o eenloopbaan van minstens 44 kalenderjaren kan bewijzen,zijn beroepsactiviteit voortzet. Het betro een tijdelijkemaatregel tot 1 december 2012, die in 2011 verlengdwerd tot 1 december 2013. De bedoeling van de pen-sioenbonus was om werknemers en zelstandigen aante moedigen langer actie te zijn.

    Het regeerakkoord voorzag dat de pensioenbonus

    vr 1 december 2012 gevalueerd zou worden methet oog op een versterking van het aansporend karakterervan.

    In juni 2012 heet de Studiecommissie voor de ver-grijzing de in het regeerakkoord agesproken evaluatieopgeleverd. De belangrijkste conclusies van het evalu-atierapport waren:

    Het eect van de pensioenbonus op de verlengingvan de loopbaan is gering.

    De pensioenbonus heet een minder groot eect

    gehad op de kans dat men actie blijt op de arbeids-markt dan het optrekken van de loopbaanvoorwaardevoor vervroegde pensionering die voortvloeide uit depensioenhervorming van 1997.

    De pensioenbonus zou beter toenemen met deleetijd om te komen tot een permanente stimulans omop de arbeidsmarkt te blijven.

    Door de pensioenhervorming van december 2011 isde wettelijke context waarin de pensioenbonus unc-tioneert ingrijpend veranderd. Dit heet de volgendeconsequenties:

    De pensioenbonus leidt enkel nog tot een vermo-genseect aangezien men de verplichting om langer aan

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    19/23

    192586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T IN G VAN DE 5 3 e Z I T T ING SP E R I OD E2012 2013

    temps est combine un systme de bonus. Il existeune exception: le bonus de pension reste incitati pourceux qui satisont la condition de carrire pour lapension anticipe 62 ans, surtout sils disposent deaibles revenus;

    le maintien du bonus de pension annulera unepartie des conomies qui dcouleront du relvement delge de dpart la pension anticipe et de la conditionde carrire y arente.

    Bien que seul le bonus de pension ait ait lobjetdune valuation, les consquences des modifcationsdu contexte lgal touchent aussi le complment dgeintroduit dans le rgime du secteur public en 2001.

    Si de nouvelles mesures sont prises, elles doiventpoursuivre le mme objecti pour que leurs eets nesannulent pas (partiellement).

    Sur la base des conclusions de lvaluation rali-se par le Comit dtude sur le vieillissement, tant lebonus de pension dans les rgimes des salaris et desindpendants que le complment dge dans le rgimedes onctionnaires seront revus. Cette rorme aura undouble dessein: renorcer le caractre incitati et raliserdes conomies.

    partir de 2014, le bonus de pension et le compl-ment dge seront remplacs par le nouveau bonusde pension qui sarticulera autour des principaux axessuivants:

    le bonus de pension se constitue seulement aprslcoulement de la premire anne aprs avoir atteintles conditions dge et de carrire pour prendre sapension anticipe;

    un montant oraitaire par jour travaill temps pleinest octroy;

    le bonus de pension est progressi. Il augmenteannuellement de 20 %, commenant 1,5 euro pouraller jusqu 2,5 euros;

    les droits au bonus de pension ou au complmentdge constitus dans le rgime actuel jusquau 1er jan-vier 2014 sont fxs. Ils donnent droit, y compris pourles pensions qui prennent cours au 1er janvier 2014, loctroi et au paiement des montants actuels du bonusde pension ou du complment dge. partir du 1er jan-vier 2014, le nouveau dispositi sappliquera touteois tout le monde.

    het werk te blijven combineert met een bonussysteem.Hierop bestaat een uitzondering: de pensioenbonusbehoudt enkel zijn stimulerende rol voor diegenen dieaan de loopbaanvoorwaarde voor vervroegde pensio-nering voldoen op 62 jaar en vooral indien zij over een

    laag inkomen beschikken.

    Het voortbestaan van de pensioenbonus zaleen deel van de besparingen die men zal realiseren,dankzij het optrekken van de leetijd voor vervroegdepensionering en de bijhorende loopbaanvoorwaarde,verminderen.

    Alhoewel enkel de pensioenbonus gevalueerdwerd, gaan de gevolgen van de gewijzigde wettelijkecontext ook op voor het in 2001 in het overheidsstelselingevoerde leetijdscomplement.

    Als er nieuwe maatregelen genomen worden, danmoeten ze dezelde doelstelling nastreven opdat deeecten van de verschillende maatregelen elkaar niet(gedeeltelijk) zouden opheen.

    Op grond van de conclusies van de evaluatie doorde Studiecommissie voor de vergrijzing zullen zowel depensioenbonus in de pensioenstelsels van de werkne-mers en de zelstandigen als het leetijdscomplementin het pensioenstelsel van de ambtenaren hervormdworden. Deze hervorming dient een dubbel doel. Ener-zijds zal het aansporend karakter versterkt worden.Anderzijds zal er een besparing gerealiseerd worden.

    Vana 2014 worden de pensioenbonus en het lee-tijdscomplement vervangen door nieuwe pensioen-bonus. De belangrijkste kenmerken van de nieuwepensioenbonus zullen de volgende zijn:

    De opbouw van de pensioenbonus gebeurt pasvana n jaar na het bereiken van de leetijds- en loop-baanvoorwaarden van vervroegde oppensioenstelling.

    Er wordt een oraitair bonusbedrag per voltijdsgewerkte dag toegekend.

    De pensioenbonus wordt progressie. Het bonus-bedrag stijgt jaarlijks met 20 % te beginnen bij 1,5 euroen oplopend tot 2,5 euro.

    De in de huidige regeling tot 1 januari 2014 opge-bouwde pensioenbonus- o leetijdscomplementsrechtenworden vastgeklikt. Ze leiden ook voor pensioenen dieingaan vana 1 januari 2014 tot toekenning en uitbeta-ling van de huidige pensioenbonus- o leetijdscomple-mentsbedragen. Vana 1 januari 2014 geldt de nieuweregeling echter voor iedereen.

  • 7/30/2019 Beleidsnota Minister van Pensioenen neergelegd in Kamer 2013 - 53 k 2586019

    20/23

    20 2586/019DOC 53

    C H A M B R E 4 e S E S S I O N D E L A 5 3 e L G I S L A T U R E K AME R 4 e ZI T T ING VAN DE 5 3 e Z IT T INGS P E R I OD E2012 2013

    3.4. Rorme des pensions de survie dans lesrgimes de pension des salaris et des indpendants

    Les pensions de survie belges parviennent mettre

    labri de la pauvret lun des groupes les plus vuln-rables de la socit: les veus. En mme temps, ellesconstituent un pige linactivit pour les emmes.Une tude empirique datant de 2007 a montr que sur1 600 emmes de lchantillon employes en 2002 avantle dcs de leur conjoint, 73 pour cent ont arrt detravailler ou opt pour une rduction du temps de travaillanne suivante. Selon les chercheurs, cette situationest imputable la lgislation sur les pensions de surviequi combine en eet une bonne protection de base avecdes plaonds de cumul pour les revenus issus du travail.Ds lors, les emmes dcident soit de ne plus travailler

    soit de diminuer leur activit sur le march du travail.Cest une perte pour notre socit, pour notre conomieet surtout pour les emmes concernes elles-mmes.

    Pour mettre un terme ce pige linactivit induitpar les pensions de survie, le systme sera rorm demanire ondamentale pour les personnes en ge detravailler. Ceux qui perdent leur conjoint ou leur par-tenaire cohabitant lgal percevront une allocation detransition dont la dure dpendra de lge, du nombredenants et du nombre dannes de mariage ou decohabitation lgale.

    lchance de l allocation de transition et dautdemploi, un droit au chmage sera ouvert immdiate-ment, sans priode dattente et avec un accompagne-ment adapt et prcoce.

    Afn dassurer une transition entre lancien et le nou-veau rgime, le gouvernement prvoira que la pensionde retraite des personnes ayant atteint 30 ans au 1er jan-vier 2012, soit, en cas de dcs du conjoint, majore concurrence du montant quelles auraient reu dans le

    cadre du rgime actuel des pensions de survie.

    Les rgles de cumul dune pension et dun revenuproessionnel seront assouplies afn de lutter contre lespiges l inactivit.

    3.4. Hervorming van de overlevingspensioenenin de pensioenstelsels van de werknemers en dezelstandigen

    De Belgische overlevingspensioenen zijn succesvol

    in het uit de armoede houden van weduwen, een vande fnancieel meest kwetsbare groepen in de samen-leving. Tegelijkertijd werken ze als een inactiviteitsvalvoor vrouwen. Empirisch onderzoek uit 2007 toontaan dat van de 1 600 vrouwen in de steekproe die in2002 tewerkgesteld waren vr het overlijden van hunechtgenoten, 73 procent het jaar nadien gestopt wasmet werken o ervoor gekozen hadden hun tewerkstel-ling terug te schroeven. Volgens de onderzoekers valtdeze de-activering waarschijnlijk te verklaren door dewetgeving op de overlevingspensioenen. Deze wetge-ving combineert immers een goede basisbescherming

    met cumulatiegrenzen voor inkomen uit tewerkstelling.Dit heet tot gevolg dat vrouwen beslissen om niet langero minder actie te zijn op de arbeidsmarkt. Dit is eenverlies voor onze samenleving, onze economie en nietin het minst voor de betrokken vrouwen zel.

    Om een einde te stellen aan de overlevingspensioe-nen als inactiviteitsval zal het systeem ingrijpend her-vormd worden voor personen op beroepsactieve leetijd.Personen die hun huwelijks- o wettelijk samenwonendepartner verliezen zullen een overgangsuitkering ont-vangen waarvan de duur zal ahangen van de leetijd,het aantal kinderen en het aantal jaren van huwelijk owettelijk samenwonen.

    Na aoop v