LOW LEVEL LASER THERAPIE VAN...
-
Upload
phungxuyen -
Category
Documents
-
view
216 -
download
0
Transcript of LOW LEVEL LASER THERAPIE VAN...
UNIVERSITEIT GENT
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Academiejaar 2011-2012
LOW LEVEL LASER THERAPIE VAN CHEMOTHERAPIE GEÏNDUCEERDE
ORALE MUCOSITIS BIJ DE PEDIATRISCHE PATIËNT
Een vergelijkende studie van twee therapie schema’s
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van
Master in Verpleeg- en Vroedkunde
door Evy Present
Promotor: Prof. dr. Geneviève Laureys
Co-promotor: Véronique Van de Velde
UNIVERSITEIT GENT
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Academiejaar 2011-2012
LOW LEVEL LASER THERAPIE VAN CHEMOTHERAPIE GEÏNDUCEERDE
ORALE MUCOSITIS BIJ DE PEDIATRISCHE PATIËNT
Een vergelijkende studie van twee therapie schema’s
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van
Master in Verpleeg- en Vroedkunde
door Evy Present
Promotor: Prof. dr. Geneviève Laureys
Co-promotor: Véronique Van de Velde
I
Low Level Laser therapie van chemotherapie geïnduceerde orale mucositis bij de
pediatrische patiënt. Een vergelijkende studie van twee therapie schema’s.
Present E., Laureys G., Van de Velde V.
ABSTRACT
Achtergrond: Het potentieel van low-level laser therapie in de behandeling van orale
mucositis werd reeds aangetoond (Abramoff et al., 2008; Genot & Klastersky, 2005).
Het gebruik van bepaalde parameters van LLLT wordt nog steeds verder onderzocht
(Bensadoun, 2006).
Doelstelling: Er wordt met een verpleegkundige focus getracht een beter inzicht te
krijgen in het effect van LLLT aan de hand van twee therapieschema’s in de
behandeling van orale mucositis bij kinderkankerpatiënten.
Methodologie: Deze studie betreft een longitudinale, gecontroleerde experimentele
studie. Twaalf patiënten werden in deze gerandomiseerde klinische studie met cross-
over design willekeurig toegewezen aan een behandelingsgroep.
Resultaten: Het verband tussen diagnose, chemotherapiekuur of bloedwaarden met de
graad van orale mucositis en het verband tussen WHO pijnladder, subjectieve klachten
(mogelijkheid tot spreken, slikken en voedselinname) of mucositisgraad met de
therapiearm van LLLT werd nagegaan met de Chi-kwadraattoets. Er werd een zeer sterk
significant verband (P < 0.001) aangetoond. Met behulp van de non-parametrische
Related samples test kon geen significant verband (P > 0.05) aangetoond worden tussen
pijnscore na lasering en de therapiearm.
Discussie: Sommige bevindingen liggen in lijn met wat in de wetenschappelijke
literatuur wordt gesteld, andere zijn tegenstrijdig of aanvullend op reeds bestaande
conclusies. Bij interpretatie van de resultaten dient vervolgens rekening te worden
gehouden met de bestaande bias.
Conclusie: Resultaten uit deze studie dragen bij tot het formuleren van richtlijnen in
verband met LLLT bij kinderen. Optimalisatie van preventie en behandeling van
chemotherapie geïnduceerde orale mucositis met behulp van low level lasertherapie
blijft echter nog steeds een uitdaging voor zorgverleners.
Aantal woorden masterproef: 20 512 (exclusief bijlagen en bibliografie)
II
DANKWOORD
Deze masterproef kon slechts tot stand gekomen zijn dankzij de steun, inzet en hulp van
enkele mensen. Bijzondere dank gaat uit naar mijn co-promotor, mevrouw Véronique
Van de Velde voor het aanreiken van het onderwerp, de nodige begeleiding, het
verstrekken van informatie en het kritisch evalueren van de masterproef. Haar inzicht en
deskundige kennis waren een belangrijke meerwaarde om deze masterproef tot stand te
brengen. Ook dank aan mijn promotor Prof. dr. Geneviève Laureys. Daarnaast ook een
gemeend woord van dank aan dr. Rita Cauwels voor het lezen en evalueren van de tekst.
Speciale dank gaat uit naar dr. Ellen Deschepper en Roos Colman, medewerkers van de
Cel Biostatistiek binnen de Universiteit Gent, voor de nodige hulp bij de statistische
analyse.
Verder gaat mijn dank uit naar dhr. Dirk Van Puyvelde voor het op punt stellen van de
dataset. Mede door zijn inbreng kon de juiste basis gelegd worden voor de statistische
analyse.
Hans Goudeseune, Nancy Van Puymbrouck en Joke Vanstechelman verdienen ook een
speciale vermelding. Zij maakten tijd vrij om de tekst uitvoerig na te lezen en te
beoordelen op schrijfstijl.
Tenslotte wil ik mijn vriend, Arne Goudeseune bedanken voor zijn niet aflatende
morele steun gedurende het voorbije jaar alsook voor het meermaals nalezen van de
tekst.
Evy Present
III
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING ................................................................................................................................. 1
1.1 ORALE MUCOSITIS .......................................................................................................................... 1
1.2 GEVOLGEN VAN ORALE MUCOSITIS ................................................................................................. 2
1.3 INCIDENTIECIJFERS ......................................................................................................................... 4
1.3.1 Algemeen .............................................................................................................................. 4
1.3.2 Kinderen ............................................................................................................................... 5
1.4 RISICOFACTOREN ............................................................................................................................ 6
1.4.1 Behandelingsgerelateerde risicofactoren ............................................................................. 6
1.4.2 Patiëntgerelateerde risicofactoren ....................................................................................... 7
1.4.3 Specifieke risicofactoren bij kinderen ................................................................................... 8
1.5 TIJDSVERLOOP ................................................................................................................................ 9
1.6 BEOORDELINGSSCHALEN .............................................................................................................. 10
1.7 INTERVENTIES BIJ ORALE MUCOSITIS ............................................................................................ 12
1.7.1 Preventieve behandeling ..................................................................................................... 13
1.7.2 Curatieve behandeling ........................................................................................................ 13
1.8 LOW-LEVEL LASER THERAPIE ....................................................................................................... 16
1.8.1 Effect van low-level laser therapie ..................................................................................... 17
1.8.2 Verschillende laserparameters ........................................................................................... 19
1.8.3 Nood aan verder onderzoek ................................................................................................ 19
2 PROBLEEM- EN DOELSTELLING ....................................................................................... 20
2.1 LEEMTES IN HET ONDERZOEKGEBIED ............................................................................................ 20
2.2 DOELSTELLING ............................................................................................................................. 24
2.3 ONDERZOEKSVRAGEN................................................................................................................... 24
3 ONDERZOEKSMETHODE ..................................................................................................... 27
3.1 ZOEKMETHODE ............................................................................................................................. 27
3.1.1 Selectiecriteria .................................................................................................................... 28
3.1.2 Datacollectie en analyse ..................................................................................................... 28
3.2 SETTING ........................................................................................................................................ 30
3.3 STEEKPROEF EN SELECTIE ............................................................................................................. 30
3.4 ONDERZOEKSDESIGN .................................................................................................................... 31
3.5 PROCEDURE .................................................................................................................................. 34
3.5.1 Gegevensverzameling ......................................................................................................... 35
3.5.2 Gegevensanalyse ................................................................................................................ 36
IV
3.6 VARIABELEN, MEETINSTRUMENTEN EN MATERIALEN ................................................................... 36
3.7 ETHISCHE OVERWEGINGEN ........................................................................................................... 37
4 RESULTATEN.......................................................................................................................... 38
4.1 DEMOGRAFISCHE FACTOREN ........................................................................................................ 38
4.2 ANTWOORDEN OP DE ONDERZOEKSVRAGEN ................................................................................. 41
4.2.1 Verband tussen chemotherapiekuur/diagnose en mucositisgraad ...................................... 41
4.2.2 Verband tussen voedingstoestand en mucositisgraad ......................................................... 44
4.2.3 Verband tussen bloedwaarden en mucositisgraad ............................................................. 45
4.2.4 Verband tussen de WHO pijnladder en therapiearm .......................................................... 47
4.2.5 Verband tussen subjectieve klachten (mogelijkheid tot voedselinname/spreken/slikken en
pijnscore na lasering) en therapiearm............................................................................... 48
4.2.6 Verband tussen mucositisgraad en therapiearm ................................................................. 52
5 DISCUSSIE ............................................................................................................................... 53
5.1 POTENTIËLE RISICOFACTOREN VOOR EEN VERHOOGDE MUCOSITISGRAAD .................................... 53
5.2 EIGENSCHAPPEN VAN LOW LEVEL LASERTHERAPIE ...................................................................... 56
5.3 VERSCHILLEN TUSSEN TWEE THERAPIEARMEN VAN LLLT ........................................................... 58
5.4 KANTTEKENING BIJ RESULTATEN .................................................................................................. 62
5.5 AANBEVELINGEN VOOR VERDER ONDERZOEK .............................................................................. 62
6 CONCLUSIE ............................................................................................................................. 64
7 REFERENTIELIJST ................................................................................................................ 68
8 BIJLAGEN ................................................................................................................................ 72
8.1 FLOWCHART ................................................................................................................................. 72
8.2 INFORMATIEBRIEF VOOR JONGEREN VANAF 12 TOT 18 JAAR ......................................................... 73
8.3 INFORMATIEBRIEF VOOR DE OUDERS ............................................................................................ 76
8.4 STANDAARDFORMULIER ............................................................................................................... 84
9 LIJST VAN ILLUSTRATIES ................................................................................................... 85
9.1 LIJST VAN FIGUREN ....................................................................................................................... 85
9.2 LIJST VAN TABELLEN .................................................................................................................... 85
1
1 INLEIDING
1.1 Orale mucositis
De afgelopen dertig jaar werden verschillende successen behaald in de optimalisering
van curatieve kankerbehandelingen. Deze successen worden grotendeels toegeschreven
aan dosisintensivering en combinatiechemotherapie. Geïnduceerde toxiciteit ten gevolge
van de kankerbehandeling blijft echter een belangrijk klinisch probleem (Clarkson et al.,
2010; Volpato, Silva, Oliveira, Sakai & Machado, 2007; Zerbe, Parkerson, Ortielb &
Spitzer, 1992 in Cheng, Molassiotis, Chang, Wai & Cheung, 2001). Een recente studie
van Otmani et al. (2011) toont aan dat orale mucositis een aanzienlijk klinisch probleem
is bij jonge kankerpatiënten. Cawley en Benson (2005) stellen dat orale mucositis,
vanuit het oogpunt van de volksgezondheid, een groter probleem is dan momenteel
erkend wordt. Verpleegkundige kennis en onderzoek met betrekking tot orale mucositis
dient verhoogd te worden omwille van het aanzienlijk aantal patiënten die getroffen
worden door deze bijwerking (Cawley & Benson, 2005). Orale mucositis werd
grotendeels onderschat en over het hoofd gezien in het verleden, waardoor er lange tijd
onderrapportage was van deze bijwerking van kankerbehandelingen (Wright et al., 2005
in D’Hondt, Lonchay, André & Canon, 2006).
Momenteel wordt de controle van orale mucositis als een van de prioriteiten binnen de
klinische oncologie beschouwd (Volpato et al., 2007). Orale mucositis wordt door
kankerpatiënten gerapporteerd als een ernstige en vaak voorkomende bijwerking van de
kankerbehandeling (Chan et al., 2003 in Cruz et al., 2007; Genot-Klastersky et al.,
2008; Kenny, 1990 in Cruz et al., 2007; Sonis, 2004 in Silva, Mendonça, Bariani,
Antunes & Silva, 2011). Naidu et al. (2004) zijn van mening dat er een kwalitatief
verschil bestaat wat betreft de ernst van orale mucositis te wijten aan een radiotherapie
of een chemotherapie behandeling. Er bestaat echter geen ondersteunende literatuur die
deze stelling bevestigt (Naidu et al., 2004). Orale mucositis is tevens de meest frequent
voorkomende en ernstige complicatie van chemotherapie bij kinderen met kanker
(Cheng et al., 2001; Cheng, Goggins, Lee & Thompson, 2008).
2
Chemotherapie geïnduceerde orale mucositis is een inflammatoire respons ter hoogte
van het mondslijmvlies veroorzaakt door chemotherapeutische middelen (Nes & Posso,
2005; Zanin et al., 2010). Deze bijwerking wordt gekenmerkt door hyperemie, oedeem,
ulceratie, pijn, sialorrhoe1, een branderig gevoel en soms bloedingen ter hoogte van de
mond, wat veel lijden bij de patiënt teweegbrengt (Balakirev et al., 2001 in Zanin et al.,
2010; Barasch et al., 1995 in Zanin et al., 2010; Bensadoun & Ciais, 2000 in Zanin et
al., 2010). De meest betrokken oppervlakken in het ontstaan van laesies bevinden zich
grotendeels in het niet-verhoornd gedeelte van de orale mucosa, waarbij vaak het zachte
verhemelte, het mondslijmvlies, de laterale tongrand, de keelholte, de lippen, het
middelste gedeelte van de tong en de onderkant van de mond worden aangetast
(Bensadoun, Magné, Marcy & Demard, 2001 in Cawley & Benson, 2005; Epstein &
Schubert, 2003 in Cawley & Benson, 2005; Schubert et al., 1992 in Schubert et al.,
2007; Sonis, 2004 in Silva et al., 2011; Volpato et al., 2007).
1.2 Gevolgen van orale mucositis
Hoewel deze complicatie van kankertherapieën niet levensbedreigend is voor de patiënt,
is de impact op de klinische praktijk groot te noemen. Orale mucositis kan verschillende
fysieke en psychosociale gevolgen teweeg brengen bij de patiënt (Dodd et al., 2001 in
Cheng et al., 2004; Sonis et al., 2001 in Cheng et al., 2004). Orale mucositis heeft een
grote impact op het welbevinden en de levenskwaliteit van een kankerpatiënt (Bjordal et
al., 2011; Cawley & Benson, 2005; Eilers, 2004 in Harris et al., 2008; Elting et al., 2003
in Genot-Klastersky et al., 2008; Genot & Klastersky, 2005; Naidu et al., 2004).
Mucositis wordt ten eerste als zeer pijnlijk ervaren, waardoor de behoefte naar narcotica
of opioïde analgetica toeneemt, wat op zijn beurt zorgt voor een aanzienlijke afname
van de levenskwaliteit en het welzijn van de patiënt. Ten tweede kunnen er bij de
patiënt nutritionele tekorten optreden, waardoor het gebruik van enterale of parenterale
voeding mogelijks noodzakelijk wordt. Daarnaast kan de patiënt ook gedehydrateerd
raken.
1 overvloedige speekselvorming
3
Dit alles heeft bijgevolg een impact op de morbiditeit en mortaliteit van een
kankerpatiënt met orale mucositis (Bensadoun et al., 2001; Dodd et al., 2001 in Cheng
et al., 2004; Eilers, 2004 in Harris et al., 2008; Elting et al., 2003 in Bjordal et al., 2011;
Elting et al., 2008 in Bjordal et al., 2011; Gabriel et al., 2003 in Silva et al., 2011; Genot
& Klastersky, 2005; Lockhart & Sonis, 1979 in Abramoff et al., 2008; Naidu et al.,
2004; Otmani et al., 2011; Rubenstein et al., 2004 in D’Hondt et al., 2006; Sonis et al.,
2001 in Cheng et al., 2004).
Naast complicaties op gebied van voedselinname en welzijn van de patiënt, fungeert
orale mucositis als ingangspoort voor mico-organismen om via de mond in het lichaam
terecht te komen. Dit kan bijgevolg leiden tot het ontwikkelen van een sepsis wanneer
er eveneens sprake is van een hematologische besmetting (Abramoff et al., 2008;
Clarkson et al., 2010). Bovendien zal de oncologische behandeling door de patiënt ten
gevolge van orale mucositis minder verdragen worden en daarnaast kunnen er lokale en
systemische complicaties ontstaan die interfereren met de kankerbehandeling (Abramoff
et al., 2008; Harris et al., 2008). Zo kan orale mucositis in combinatie met neutropenie
bij kankerpatiënten leiden tot bacteremia, sepsis en candidemia, complicaties die
levensbedreigend kunnen zijn voor de patiënt (Clarkson et al., 2010; D’Hondt et al.,
2006; Genot & Klastersky, 2005; Silva et al., 2011; Schubert et al., 2007). Studies bij
kankerpatiënten hebben aangetoond dat patiënten met orale mucositis en neutropenie tot
vier keer meer risico lopen om sepsis te ontwikkelen dan patiënten zonder orale
mucositis (Gonzalez-Barca et al., 1996 in Cheng et al., 2001; Eting, Bodey & Keefe,
1992 in Cheng et al., 2001). Het risico op infectie van de laesies ten gevolge van een
bacteriële, virale of schimmelinfectie, neemt toe naarmate de ernst en de duur van
neutropenische episoden toeneemt bij de patiënt (Cawley & Benson, 2005; Naidu et al.,
2004). Orale mucositis heeft daarnaast ook een belangrijke impact op het
communicatievermogen en de slaap van de patiënt (Cheng et al., 2001). Cawley en
Benson (2005) duiden bovendien op het bijkomend onvermogen om orale medicatie in
te nemen en een goede mondhygiëne te verrichten.
4
Tot slot kunnen complicaties van orale mucositis de tolerantie van de
kankerbehandeling beïnvloeden met uitstel van implementatie, dosisreductie en
eventueel stopzetting van de behandeling tot gevolg (Cawley & Benson, 2005; Cheng et
al., 2001; Clarkson et al., 2010; D’Hondt et al., 2006; Dodd et al., 2001 in Cheng et al.,
2001; Eilers, 2004 in Harris et al., 2008; Elting et al., 2003 in Genot-Klastersky et al.,
2008; Genot & Klastersky, 2005; Naidu et al., 2004; Nes & Posso, 2005; Schubert et al.,
2007; Sonis et al., 2001 in Cheng et al., 2004;). Bensadoun et al. (2001) stellen
mucositis als de belangrijkste factor om een verdere kankerbehandeling te beperken wat
betreft intensiteit. Extra tijd is vereist om de beschadigde weefsels te doen helen, met
een vertraging in de kankerbehandeling tot gevolg (Cawley & Benson, 2005). De
additionele totale behandelingskosten kunnen hierdoor voor kankerpatiënten met orale
mucositis aanzienlijk oplopen (Dodd et al., 2001 in Cheng et al., 2004; Elting et al.,
2003 in Genot-Klastersky et al., 2008; Genot & Klastersky, 2005; Naidu et al., 2004;
Nes & Posso, 2005; Nonzee et al., 2008 in Bjordal et al., 2011; Rubenstein et al. 2004 in
D’Hondt et al., 2006; Schubert et al., 2007; Sonis et al., 2001 in Cheng et al., 2004).
1.3 Incidentiecijfers
1.3.1 Algemeen
In de wetenschappelijke literatuur bestaat er een grote variatie wat betreft de frequentie
van voorkomen van deze bijwerking bij kankerpatiënten. De frequentie waarmee orale
mucositis optreedt, alsook de ernstigheidsgraad, varieert van patiënt tot patiënt. De kans
op het ontwikkelen van mucositis wordt bepaald door de kankerbehandeling (Naidu et
al., 2004) Vergelijkingen tussen studies zijn moeilijk op te maken omwille van de
variabele patiëntenleeftijd, behandelingen en criteria voor het scoren van orale
mucositis die gehanteerd worden in verschillende onderzoeken (Schubert et al., 2007).
De incidentie van orale mucositis is zowel bij volwassen als bij kinderen niet uniform,
variërend bij volwassenen tussen 20-100% en bij kinderen tussen 52-80% (Bonnaure-
Mallet et al., 1998 in Cheng, Chang & Yuen, 2004; Cheng et al., 2008; Childers et al.,
1993 in Cheng et al., 2004; Fayle & Curzon, 1991 in Cheng et al., 2004; Epstein &
Schubert, 2003 in Cawley & Benson, 2005; Kuhn, Porto, Miraglia & Brunetto, 2009).
5
Er wordt geschat dat er jaarlijks ongeveer 400 000 episodes van door kankertherapie
geïnduceerde orale mucositis optreden (Brown & Wingard, 2004 in Cawley & Benson,
2005; Naidu et al. 2004 in D’Hondt et al., 2006). De frequentie van orale mucositis
varieert bij kankerpatiënten naargelang de soort van kankertherapie en de kanker (Elting
et al., 2008 en Manas et al., 2009 in Bjordal et al., 2011). Deze conclusie wordt door
bevindingen van het National Cancer Institute (2004) in een gerandomiseerde en
gecontroleerde studie van Abramoff et al. (2008) bevestigd. Volgens de meeste studies
treedt orale mucositis bij ongeveer 40% van de volwassenen op die een standaard
chemotherapiebehandeling ondergaan hebben (Berger & Kilroy, 1997 in Cheng et al.,
2004; Biron et al., 2000 in Volpato et al., 2007; Cruz et al., 2007; Naidu et al., 2004;
National Cancer Institute, 2004 in Abramoff et al., 2008; Sonis, 2004 in D’Hondt et al.,
2006; Trotti et al., 2000 in Zanin et al., 2010). Volgens Genot en Klastersky (2005)
treedt orale mucositis in het algemeen bij 5-15% van de patiënten op die een standaard
chemotherapiebehandeling ondergaan, wat een veel lager incidentiecijfer is dan wat in
de meeste studies wordt vooropgesteld. Deze incidentie kan echter veel hoger liggen
wanneer chemotherapeutische agenten zoals methotrexaat, 5-fluorouracil,
anthracyclines of irinotecan worden gebruikt (Genot & Klastersky, 2005) of wanneer
men daarnaast ook nog behandeld wordt met radiotherapie (Trotti et al., 2000 in Zanin
et al., 2010).
1.3.2 Kinderen
Verschillende studies geven aan dat kinderen een hoger risico lopen in het ontwikkelen
van orale mucositis dan volwassenen (Childers et al., 1993 in Volpato et al., 2007;
Sonis & Clark, 1991 in Cheng et al., 2001; Sonis, Fazio & Fang, 1989 in Volpato et al.,
2007; Sonis & Sonis, 1979 in Cheng et al., 2001; Sonis, Sonis & Lieberman,1978 in
Abramoff et al., 2008). De frequentie van orale mucositis bedraagt om en bij de 65%
bij pediatrische patiënten die behandeld worden met chemotherapie (Childers et al.,
1993 in Cheng et al., 2001; Fayle & Curzon, 1991 in Cheng et al., 2001). Dit percentage
kan oplopen tot 90% wanneer het kind jonger is dan twaalf jaar (Childers et al., 1993 in
Volpato et al., 2007; Sonis et al., 1989 in Volpato et al., 2007).
6
Toch zijn precieze incidentiegegevens voor deze specifieke populatiegroep beperkt
gerapporteerd in de wetenschappelijke literatuur (Sonis & Clark, 1991 en Sonis &
Sonis, 1979 in Cheng et al., 2001).
1.4 Risicofactoren
Er bestaat een kans dat de aandoening klinisch onvoorspelbaar is omwille van zijn
multifactoriële oorsprong. Vermoedelijk liggen vele factoren aan de basis van het
optreden van orale mucositis, maar tot op heden is er weinig gekend over de
risicofactoren die de ontwikkeling ervan bevorderen (Cheng et al., 2001; Cheng et al.,
2008). Desondanks hebben Suresh et al. (2010) een scoringssysteem ontwikkeld om het
risico op orale mucositis bij patiënten met hoofd- en nekkanker, die zowel
chemotherapie als radiotherapie krijgen, te voorspellen.
Orale mucositis is het resultaat van een pathologisch proces aan welke
behandelingsgerelateerde en patiëntgerelateerde factoren bijdragen (Anthony et al.,
2006 in Otmani et al., 2011; Barasch & Peterson, 2003 in Otmani et al., 2011; D’Hondt
et al., 2006). Belangrijke therapie- en patiëntgerelateerde factoren die een rol kunnen
spelen in de ontwikkeling van orale mucositis zijn het chemotherapeutisch regime, de
kankersoort of graad van kwaadaardigheid en de leeftijd van de patiënt. Onderliggende
ziekten en chemotherapeutische regimes worden als de belangrijkste risicofactoren
beschouwd om orale mucositis te ontwikkelen bij kinderen (Otmani et al., 2011).
1.4.1 Behandelingsgerelateerde risicofactoren
Onderzoek heeft aangetoond dat er bij hoge dosis chemotherapieregimes vaker
mucositis voorkomt dan wanneer er een lagere dosis chemotherapie wordt gebruikt in
de kankerbehandeling (Avritscher et al., 2004 in Cawley & Benson, 2005). Daarnaast is
er een verhoogd risico voor orale mucositis op te merken wanneer er bolus of continue
infusies toegediend worden in vergelijking met wanneer er langdurige, herhaalde, lage
dosissen met chemotherapeutische agenten toegediend worden (Naidu et al., 2004). Een
gecombineerd regime van chemotherapie en radiotherapie verhoogt het risico en de
ernst van orale mucositis ook aanzienlijk (Trotti et al., 2003 in Cawley & Benson,
2005).
7
Vervolgens is de ernst van orale mucositis voor een groot deel gerelateerd aan de
specifieke chemotherapeutische agenten die gebruikt worden tijdens een behandeling
met chemotherapie; vooral de stoffen methotrexaat, 5-fluorouracil, doxorubicine en
etoposide blijken zeer stomatotoxisch te zijn (Raber-Durlacher et al., 2000 in Cheng et
al., 2004; Weitman & Kamen, 1996 in Cheng et al., 2004). Verschillen in ernst van
orale mucositis bij patiënten die behandeld worden met hetzelfde chemotherapieregime
hebben hun oorsprong in de genetische aanleg van de patiënt voor mucotoxiciteit
(Robien et al., 2004 in Otmani et al., 2011). Daarnaast is het in acht nemen van
maatregelen voor een goede mondzorg voorafgaande aan een kankerbehandeling van
uiterst belang in het voorkomen van orale laesies (Cauwels & Martens, 2011; Cheng et
al., 2004; Epstein & Schubert, 1999 in Kuhn et al., 2009; Kahn & Wingard, 2001 in
Cawley & Benson, 2005; Naidu et al., 2004; Raber-Durlacher et al., 2000 in Cheng et
al., 2004; Scully & Epstein, 1996 in Kuhn, Porto, Miraglia & Brunetto, 2009; Sonis,
2004 in Kuhn et al., 2009; Weitman & Kamen, 1996 in Cheng et al., 2004). Een reeds
bestaande orale aandoening en de mate van mondhygiëne spelen namelijk een rol in de
ontwikkeling van orale mucositis (Cheng et al., 2001; Bonnaure-Mallet et al., 1998 in
Otmani et al., 2011).
1.4.2 Patiëntgerelateerde risicofactoren
Cheng et al. (2011) voegen geslacht, angstniveau, misselijkheid en braken en de
waarden van leverenzymen en creatinine toe aan het lijstje van potentiële risicofactoren
voor orale mucositis. Daarnaast zijn voorafgaande orale mucositis episoden ook van
belang (D’Hondt et al., 2006). Vrouwen blijken over het algemeen een groter risico te
lopen op het ontwikkelen van orale mucositis dan mannen (Cawley & Benson, 2005;
Sonis, 1998 in D’Hondt et al., 2006). Enige kanttekening werd gemaakt in een studie
van Vera-Llonch et al. (2006), welke wordt aangehaald in de case-control study van
Cheng et al. (2008). In dit wetenschappelijk onderzoek werd geen correlatie bevonden
tussen geslacht en het al dan niet optreden van orale mucositis. Cheng et al. (2008)
stellen de body mass index, het alcohol- of tabakgebruik en de tumorlocatie voor als
potentiële patiëntgerelateerde risicofactoren.
8
Het aantal neutrofiele bloedcellen is daarnaast ook een zeer belangrijke risicofactor
(Cauwels & Martens, 2011; Cheng et al., 2004; Epstein & Schubert, 1999 in Kuhn et
al., 2009; Naidu et al., 2004; Raber-Durlacher et al., 2000 in Cheng et al., 2004; Scully
& Epstein, 1996 in Kuhn et al., 2009; Sonis, 2004 in Kuhn et al., 2009; Weitman &
Kamen, 1996 in Cheng et al., 2004). Bovendien is er een recente focus op de genetische
aanleg voor orale mucositis. Enzymatische fenotypes spelen een mogelijke sleutelrol in
het verklaren van de enorme variatie binnen inter-individuele tolerantie van
kankerbehandelingen (D’Hondt et al., 2006). Daarenboven werd er in 2008 voor de
eerste keer een relatie aangetoond tussen ABO-bloedgroep antigenen en het voorkomen
van orale mucositis. In een onderzoek van Otmani et al. in 2011 werd het risico op orale
mucositis tweemaal hoger bevonden bij kankerpatiënten met bloedgroep O in
vergelijking met kankerpatiënten met bloedgroep A of B. Daarnaast worden leeftijd,
voedingsstatus, oraal microbieel milieu en speekselfunctie aan ofwel een verhoogde
ofwel een verminderde graad van orale mucositis gekoppeld (Bonnaure-Mallet et al.,
1998 in Otmani et al., 2011; Cheng et al., 2001; Raber-Durlacher et al., 2000 in Otmani
et al., 2011). Tenslotte werd vastgesteld dat het lijden aan een systeemziekte zoals
diabetes mellitus of een vasculaire conditie tot een hoger risico op orale mucositis kan
leiden (Biswal, Zakaria & Ahmad, 2003 in Volpato et al., 2007).
1.4.3 Specifieke risicofactoren bij kinderen
De exacte risicofactoren voor orale mucositis zijn tot op heden onvoldoende bepaald.
Dit is voornamelijk het geval bij pediatrische kankerpatiënten, daar binnen deze
populatie slechts weinig onderzoek wordt verricht (Otmani et al., 2011). Verwacht
wordt dat het type van kankerbehandeling, de dosering van chemotherapie en daarnaast
alle patiëntgerelateerde factoren een belangrijke invloed hebben op de ontwikkeling van
orale mucositis bij kinderen die een kankerbehandeling ondergaan (Barasch & Peterson,
2003; Sonis et al., 2004 in Cheng et al., 2008; Wardley et al., 2000 in Cheng et al.,
2008). Uit een studie van Otmani et al. (2011) blijkt dat kinderen die lijden aan een
ongedifferentieerd carcinoom van het nasopharyngale type, non-Hodgkin lymfoom of
acute leukemie meer risico lopen op het ontwikkelen van een ernstige vorm van orale
mucositis. Daarnaast worden op methotrexaat gebaseerde therapieën in verband
gebracht met een verslechtering van de mucositisgraad (Otmani et al., 2011).
9
Bevindingen uit een matched case-control study van Cheng et al. (2008) tonen aan dat
kinderen met neutropenie, een hoog creatininegehalte in het serum of met een laag
lichaamsgewicht voorafgaand aan de chemotherapiebehandeling, meer risico lopen in
het ontwikkelen van orale mucositis. Een gewijzigde lever- of nierfunctie tijdens de
chemotherapiebehandeling kan eveneens een determinant zijn in het ontstaan van orale
mucositis bij kinderen (Cheng et al., 2008).
Algemeen gesteld blijken kinderen meer vatbaar te zijn voor chemotherapie
geïnduceerde orale mucositis. Dit is ondermeer te wijten aan variaties in de
immunologische status van kinderen (Sonis & Clark, 1991 in Cheng et al., 2001; Sonis
& Sonis, 1979 in Cheng et al., 2001). Daarnaast ligt de proliferatiefractie van basale
cellen bij kinderen en adolescenten hoger in vergelijking met volwassenen, wat een
verhoogd risico op orale mucositis teweeg brengt (D’Hondt et al., 2006; Sonis & Clark,
1991 in Cheng et al., 2001; Sonis & Costa, 1992 in Naidu et al., 2004; Sonis & Sonis,
1979 in Cheng et al., 2001). Bovendien is het meest voorkomende type van kanker bij
kinderen van hematologische aard, welke wordt geacht een hoger risico op het
ontwikkelen van orale mucositis te hebben in vergelijking met solide tumoren (Berger
& Kilroy, 1997 in Cheng et al., 2001; Dreizen, 1991 in Cheng et al., 2001; Otmani et
al., 2011). Tenslotte geven talrijke studies aan dat er meningsverschillen bestaan wat
betreft de leeftijd waarop de bevolking het grootste risico loopt om orale mucositis te
ontwikkelen. Barasch en Peterson (2003) stellen dat de oudere bevolking een verhoogd
risico loopt terwijl volgens Sonis en Fey (2002) de jongere bevolking een groter risico
loopt op het ontwikkelen van orale mucositis, gerelateerd aan de hogere epitheliale
proliferatiefractie (Barasch & Peterson, 2003 in Cawley & Benson, 2005; Sonis & Fey,
2002 in Cawley & Benson, 2005). Onderzoek van Otmani et al. (2011) toont echter aan
dat er geen significant verband (P > 0.05) kan worden aangetoond in het voorkomen van
orale mucositis met geslacht of leeftijd.
1.5 Tijdsverloop
Het tijdsverloop van orale mucositis is goed beschreven binnen de wetenschappelijke
literatuur (Dreizen, 1991 in Cheng et al., 2001; Loprinzi, Gastineau & Foote, 1995 in
Cheng et al., 2001).
10
Cauwels en Martens (2011) stellen dat zeven dagen na initiatie van een
kankerbehandeling met chemotherapie de eerste klinische symptomen van orale
mucositis opduiken met een piek op dag elf tot veertien. Volgens deze
onderzoeksresultaten begint het genezingsproces van de mucositis laesies vanaf dag
negen tot veertien na het optreden van de eerste klinische tekens (Cauwels & Martens,
2011). Een prospectieve cohort studie van Otmani et al. (2011) stelt dat het gemiddeld
10.5 dagen ± 6.8 (range 1-22 dagen) duurt vooraleer er bij kinderen de eerste laesies
optreden na chemotherapie. Epstein en Schubert (2003) bevonden eveneens dat visuele
tekenen van mucositis pas na zeven tot veertien dagen na initiatie van de
kankerbehandeling optreden (Epstein & Schubert, 2003 in Cawley & Benson, 2005). In
een prospectieve cross-over studie van Cheng et al. (2004) wordt gesteld dat een
episode van orale mucositis gemiddeld drie weken duurt, beginnend tussen dag drie tot
vijf na start van de chemotherapie, met een piek tussen dag zeven tot veertien Daarna
zal de patiënt langzaam genezen, tenzij de laesies geïnfecteerd raken. (Loprinzi,
Gastineau en Foote, 1999 in Cheng et al., 2004). Dit tijdsverloop wordt bevestigd door
Cawley en Benson (2005).
Bij interpretatie van de duur van de mucositisepisode dient men echter de eerder
aangehaalde risicofactoren (zie 1.5. Risicofactoren) mee in acht te nemen.
Patiëntgerelateerde en behandelingsgerelateerde factoren, zoals het chemotherapeutisch
regime, spelen een belangrijke rol in dit tijdsverloop van orale mucositis.
1.6 Beoordelingsschalen
Tot slot zijn er verschillende beoordelingschalen van de orale mucosa beschikbaar, maar
er zijn slechts enkele gestandaardiseerd en gevalideerd (Naidu et al., 2004). Er bestaat
geen gouden standaard in het beoordelen van orale mucositis. In de meeste
onderzoeksstudies wordt de graad van orale mucositis bepaald aan de hand van de
‘Common Toxicity Criteria Scale for Grading of Stomatitis of the National Cancer
Institute’. (Baharvand, 2010 in Clarkson et al., 2010; Barber, 2007 in Clarkson et al.,
2010; Cheng et al., 2008; Cruz et al., 2007; Harris et al., 2008; Sonis et al., 2004 in
D’Hondt et al., 2006; Zanin et al., 2010).
11
Dit scoringssysteem wordt aanbevolen door de WHO2. In een studie van Zanin et al.
(2010) wordt naast de ‘Common Toxicity Criteria scale’ ook de ‘Brown Scale’
gehanteerd om de letsels bij orale mucositis op te meten. Beide schalen vonden echter
vergelijkbare resultaten (p< 0.001) (Zanin et al., 2010). In studies van Cheng et al.
(2004) en Cheng et al. (2001) werd gebruik gemaakt van de gemodificeerde ‘Oral
Assessment Guide (OAG)’ om het voorkomen van laesies te bepalen en de ernst van
mucositis op te meten. Daarnaast worden de ‘World Health Organization grading of
Mucositis’ (Elad et al., 2011; Naidu et al., 2004; Otmani et al., 2011; Sonis et al., 2004
in D’Hondt et al. 2006; Volpato et al., 2007), de ‘Oral Mucositis Assessment Scale
(OMAS)’ opgesteld door Sonis et al. in 1999 (Cawley & Benson, 2005; Elad et al.,
2011; Harris et al., 2008), de ‘EORTC scale’ (Genot-Klastersky, 2008 in Clarkson et al.,
2010), het ‘Radiation Therapy Oncology Oral Mucositis Grading System’ (Naidu et al.,
2004) en het ‘Objective Scoring System for Site Assessment’ (Naidu et al., 2004)
gehanteerd als mogelijke beoordelingschalen van de orale mucosa. Andere mogelijke
beoordelingschalen zijn de ‘Oral Mucosa Rating Scale’ en ‘Oral Mucositis Index’
(Harris et al., 2008). Bensadoun, Magné, Marcy & Demard (2001) stellen dat meerdere
beoordelingsschalen niet werden gevalideerd naar inter-observer betrouwbaarheid3. Zo
werden ondermeer de WHO criteria, welke al meer dan vijftien jaar gebruikt worden in
de praktijk, niet gevalideerd voor wat betreft inter-observer betrouwbaarheid. Daarnaast
blijkt dat het maken van een onderscheid tussen mucositisgraad drie en vier niet zo
eenvoudig is. Hieruit blijkt de nood aan een adequate opleiding voor het
gezondheidspersoneel betreffende het correcte gebruik van beoordelingsschalen bij
orale mucositis (Bensadoun et al., 2001; Cawley & Benson, 2005). Tenslotte maken
Harris et al. (2008) de bedenking dat dit scala aan beschikbare beoordelingsschalen leidt
tot verwarring en moeilijkheden bij het vergelijken van interventies in de verschillende
klinische studies. Er bestaan grote discrepanties in de manier waarop de ernst van de
mucositis beschreven wordt, te wijten aan de vele gebruikte schalen (Clarkson et al.,
2010; Sonis et al., 2004 in D’Hondt et al., 2006). Daarnaast blijkt uit een systematische
review van Cawley en Benson (2005) dat geen enkele evaluatieschaal passend is in alle
klinische instellingen (Cella et al., 2003 in Cawley & Benson, 2005).
2 World Health Organization
3 meet de overeenstemming tussen twee of meer onderzoeken die door onafhankelijke beoordelaars
uitgevoerd zijn en hetzelfde object, fenomeen of concept meten (Polit & Beck, 2006)
12
Er wordt bijgevolg geen enkele beoordelingschaal voor orale mucositis universeel
geaccepteerd (Cawley & Benson, 2005).
1.7 Interventies bij orale mucositis
Er zijn verschillende interventies voorhanden in de behandeling en preventie van orale
mucositis, maar geen enkele behandeling kan orale mucositis volledig genezen of
voorkomen (Naidu et al., 2004). Sommigen behandelingen zijn gebaseerd op traditie,
veronderstellingen of advies van deskundigen en werden niet bestudeerd in grote,
gerandomiseerde en gecontroleerde studies (D’Hondt et al., 2006; Harris et al., 2008).
Ondanks het feit dat er aanzienlijk veel onderzoek rond orale mucositis werd uitgevoerd
gedurende enkele jaren, is er slechts weinig vooruitgang geboekt betreffende de
ontwikkeling van strategieën rond preventie en reductie van orale mucositis. Ten
gevolge van tekortkomingen in de verschillende klinische studies die de interventies op
het gebied van preventie en behandeling van orale mucositis hebben geëvalueerd en het
beperkte aantal interventies die voldoende wetenschappelijke evidentie verkregen,
kunnen er geen eenduidige richtlijnen geformuleerd worden (Bensadoun et al., 2001;
Cawley & Benson, 2005; Coda et al., 1997 in Cheng et al., 2001; Genot & Klastersky,
2005; Kuhn et al., 2009; National Institutes of Health, 1989 in Cheng et al. 2004;
Rubenstein et al., 2004 in Schubert et al., 2007; Volpato et al., 2007; Wilkes, 1998 in
Naidu et al., 2004; Worthington, Clarkson & Eden, 2007 in Bjordal et al., 2011).
Daarnaast werd ondermeer de werkzaamheid en veiligheid van de meeste
vooropgestelde interventies nog niet bevestigd (Sonis & Clark, 1991 in Bensadoun et
al., 2001). Zo kan er, desondanks het feit dat er veel therapeutische interventies
beschikbaar zijn die een toename in ernst van orale mucositis kunnen voorkomen of
beperken, geen duidelijke standaardzorg gedefinieerd worden opdat ernstige mucositis
wordt voorkomen bij jonge kankerpatiënten (Otmani et al., 2011). Een
gestandaardiseerde aanpak rond preventie en behandeling van chemotherapie en
radiotherapie geïnduceerde orale mucositis is essentieel. Voorgaande probleemstelling
kan gedeeltelijk de huidige standaardbehandeling verklaren, waarbij symptomatische
zorg met analgetica en nutritionele ondersteuning bij orale mucositis wordt gegeven
(Coda et al., 1997 in Cheng et al., 2001).
13
1.7.1 Preventieve behandeling
Orale mucositis trachten te voorkomen is het doel van het klinisch management. De
huidige therapieën in de klinische praktijk zijn echter vaak gericht op het verminderen
van de ernst van mucositis en in werkelijkheid is preventie eerder zeldzaam (Cawley &
Benson, 2005; D’Hondt et al., 2006).
De behandelingsopties voor orale mucositis zijn beperkt, waardoor profylaxe wordt
benadrukt in de wetenschappelijke literatuur (Naidu et al., 2004). Ondanks het
aanzienlijk aantal onderzoeken dat reeds werd uitgevoerd, is er slechts weinig
vooruitgang geboekt inzake de ontwikkeling van strategieën ter preventie van orale
mucositis (Keefe et al., 2007, Rubenstein et al., 2004 in Elad et al., 2011; Worthington,
Clarkson & Eden, 2006 in Elad et al., 2011). Er zijn weinig interventies voorhanden om
mucositis te voorkomen en bovendien zijn de bewijzen die de voordelen van
interventies ondersteunen zwak en onbetrouwbaar (Clarkson et al., 2010). Resultaten
van een prospectieve vergelijkende studie van Cheng et al. (2001) ondersteunen het
preventief gebruik van een mondverzorgingsprotocol bij pediatrische kankerpatiënten
die chemotherapie ondergaan. De incidentie van orale mucositis bij kinderen werd tot
38% verminderd met behulp van een dergelijk mondzorg protocol (n = 42). In een
review van Volpato et al. (2007) wordt er gewezen op het profylaxis effect van honing
om orale mucositis tijdens een kankerbehandeling te voorkomen (Biswal, Zakaria &
Ahmad, 2003 in Volpato et al., 2007). In een review van Bensadoun et al. (2001)
worden door Dodd et al. (1996) aciclovir, amphotericin B, ijs en oplossingen met
chloorhexidinegluconaat, sodiumbicarbonaat en fysiologische zout aan het lijstje van
profylaxis voor orale mucositis toegevoegd. Volgens sommige onderzoekers bestaat er
momenteel echter geen enkele interventie die volledig succesvol is in het voorkomen
van chemotherapie geïnduceerde orale mucositis. (Wilkes, 1998 in Silva et al., 2011;
Bjordal et al., 2011).
1.7.2 Curatieve behandeling
De behandeling van orale mucositis vertrekt meestal vanuit een conservatief en
ondersteunend standpunt (Kuhn et al., 2009).
14
Cheng et al. (2001) stellen dat verpleegkundigen, tandartsen en oncologen steeds meer
aandacht hebben voor de problematiek inzake ondersteunende zorg bij patiënten met
orale mucositis. Door een actieve therapeutische interventie te ontwikkelen die de
morbiditeit te wijten aan het optreden van chemotherapie geïnduceerde orale mucositis
kan doen afnemen, kan de levenskwaliteit van desbetreffende kankerpatiënten
aanzienlijk verbeteren (Gabriel et al., 2003 in Silva et al., 2011; Papas et al., 2003 in
Silva et al., 2011; Wong & Wilder-Smith, 2002 in Silva et al., 2011). Het huidig beleid
rond kankertherapie geïnduceerde orale mucositis is hoofdzakelijk gebaseerd op
pijnverlichting en infectiepreventie (Cruz et al., 2007). Resultaten bij kinderen blijven
echter onbekend voor bijna alle bestaande benaderingen (National Institutes of Health,
1989 in Cheng et al. 2004).
Niet-farmacologische behandelingen voor orale mucositis zijn een goede mondzorg met
een antimicrobiële mondspoeling en cryotherapie. Beiden kunnen ook als
preventiemaatregel voor orale mucositis worden toegepast (Biron et al., 2000 in Cheng
et al., 2001; Chen et al., 2004 in Cauwels & Martens, 2011; Epstein & Schubert, 2003
in Silva et al., 2011; Genot & Klastersky, 2005; Lanzos et al., 2010 in Bjordal et al.,
2011; Lilleby et al., 2006 in Bjordal et al., 2011; Raber-Durlacher, 1999 in Cheng et al.,
2001; Rubenstein et al., 2004 in Kuhn et al., 2009; Spielberger et al., 2004 in Abramoff
et al., 2008). Volgens Donnelly (2003) bestaat er echter weinig evidentie dat het gebruik
van antimicrobiële agenten nuttig is (Donnelly, 2003 in Clarkson et al., 2010). Gezien
de lage kost en de eenvoud van een routine mondzorg, dienen protocollen rond
mondhygiëne de standaardinterventie te zijn in de behandeling van chemotherapie
geïnduceerde orale mucositis (Rijt & Zuijlen, 2001 in Cheng et al., 2004). Net zoals de
rol van orale microflora in de pathogenese van orale mucositis in toenemende mate
helder wordt, zo is dat voor het concept van een verbeterde mondhygiëne inzake het
mucositis beleid ook het geval (Sonis & Costa, 1992 in Naidu et al., 2004; Sonis, 1998
in Cheng et al., 2004). Effectieve mondhygiëne doet de incidentie en ernst van
mucositis aanzienlijk afnemen (Raber Durlacher et al., 1989 in Bensadoun et al., 2006).
In een studie van Cheng et al. (2001) werd met behulp van een mondzorg protocol de
ernst van de mucositis (P= 0.000002) en de aanverwante pijn (P= 0.0001) gereduceerd
bij kinderen.
15
Andere bijkomende preventieve of therapeutische benaderingen zijn ondermeer het
toedienen van analgetica en lokale pijnstilling, antibiotica, anti-inflammatoire middelen,
groeifactoren, cytokines en biologische slijmbeschermers (Epstein & Schubert, 2003 in
Silva et al., 2011; Genot & Klastersky, 2005; Sonis, 2007 in Cauwels & Martens, 2011;
Spielberger et al., 2004 in Abramoff et al., 2008; Volpato et al., 2007). Zo werd
aangetoond dat een recombinante humane keratinocyte groeifactor (KGF-1, palifermin)
de ernst en duur van ernstige orale mucositis aanzienlijk doet afnemen (Sonis, 2007 in
Cauwels & Martens, 2011; Spielberger et al., 2004 in Abramoff et al., 2008). Daarnaast
bevelen Epstein en Schubert (2003) in een gerandomiseerde en gecontroleerde studie
van Silva et al. (2011) en Genot en Klastersky (2005) het gebruik van alternatieve en
aanvullende geneeswijzen in de behandeling van orale mucositis aan.
De farmacologische focus is vandaag de dag voornamelijk gericht op de preventie van
ulceratie. Niettemin komt uit een randomised controlled trial van Schubert et al. uit
2007 naar voor dat 63% van de patiënten die preventief behandeld werden met
palifermine nog steeds ernstige orale mucositis ontwikkelen, wat de nood voor
bijkomende behandelingsprocedures aangeeft. Tenslotte blijkt patiënteneducatie een
zeer belangrijk gegeven te zijn in de zorg rond chemotherapie en/of radiotherapie
geïnduceerde orale mucositis. Patiënten moeten gemotiveerd worden om zich aan
bepaalde richtlijnen te houden tijdens de behandeling van orale mucositis (Naidu et al.,
2004). Kuhn et al. (2009) merken op dat voor de hierboven vermelde strategieën, die
positief blijken in te werken op het genezingsproces van orale mucositis, slechts
beperkte klinische toepassingen mogelijk zijn. Conventionele behandelingen van orale
mucositis zijn volgens enkele onderzoekers niet doeltreffend in het beheersen van de
klinische effecten die veroorzaakt zijn door de mucositis laesie. Voedselinname, slikken
en praten neemt verder af en de levenskwaliteit van de patiënt wordt aantast. (Balakirev
et al., 2001 in Zanin et al., 2010; Barasch et al., 1995 in Zanin et al., 2010; Bensadoun
& Ciais, 2000 in Zanin et al., 2010). Tot op heden bestaan er nog maar weinig effectieve
maatregelingen om de ontwikkeling van een mucositisletsel bij kankerpatiënten die
chemotherapie ondergaan te voorkomen of om de genezing van desbetreffende laesies
te bevorderen, met mogelijke uitzondering van low-level laser therapie (Cauwels &
Martens, 2011; Genot & Klastersky, 2005).
16
Verder onderzoek aan de hand van goed gestructureerde klinische studies is
aangewezen om wetenschappelijke evidentie over de standaardtherapie bij orale
mucositis aan te tonen en om op die manier ideale parameters voor radiotherapie en
chemotherapie te vinden (Volpato et al., 2007).
Het brede aanbod aan interventies, aangehaald in dit overzicht, geven het belang weer
van het voorkomen en genezen van orale mucositis door de gezondheidszorgverleners.
Daarnaast wordt ook duidelijk gemaakt dat er nog veel onzekerheid heerst in het
optimaal controleren van de ziekte. Tot slot betreft het een klinisch dilemma of er bij
kankerpatiënten gekozen dient te worden voor een potentieel toxische therapie om te
voorkomen dat mucositis zal optreden versus de mucositis behandelen wanneer deze
zich manifesteert (Clarkson et al., 2010).
1.8 Low-level laser therapie
Een therapeutische laserbehandeling of low-level laser therapie, afgekort als ‘LLLT’, is
een lokale toepassing van een monochrome, coherente lichtbron (Bjordal et al., 2011).
Sinds de jaren zestig zijn er sterke evidenties uit wetenschappelijke onderzoeken
aangetoond die het potentieel van low-level laser therapie in de genezing van orale
complicaties weergeven (Abramoff et al., 2008; Genot & Klastersky, 2005). Resultaten
van een niet-gerandomiseerde studie van 1984 uit Frankrijk van Ciais et al. bevestigen
dat LLLT doeltreffend is in het verminderen van de ernst van orale mucositis (Ciais et
al., 1992 in Bensadoun et al., 2001).
De lasertherapie werkt volgens een eenvoudige, niet-invasieve of traumatische techniek
(Bensadoun, 2006; Cawley & Benson, 2005; D’Hondt et al., 2006; Kuhn et al., 2009).
De therapie is dus volkomen veilig voor de patiënt (Genot-Klastersky et al., 2008).
Ondanks het feit dat men de veiligheid van de patiënt kan waarborgen, wordt tot op
heden de lasertherapie niet wijd geaccepteerd in de zorg rond orale mucositis bij
kankerpatiënten (Genot-Klastersky et al., 2008). Zijn er dan nadelen aan de
lasertherapie verbonden? D’Hondt et al. (2006) halen als enige nadelen van LLLT aan
dat dure materialen vereist zijn en dat de lasertherapie vaak tijdrovend is.
17
Low-level laser therapie kan zowel toegepast worden in de preventie als in de
behandeling van orale mucositis (Genot & Klastersky, 2005; Genot-Klastersky et al.,
2008; Zanin et al., 2010). In een rapport van Bensadoun (2006) wordt echter aangehaald
dat het preventieve effect van LLLT veel belangstelling oproept, hoewel dit nog door
meer experimentele resultaatgegevens dient te worden bevestigd. Daarnaast is de
werking van de lasertherapie afhankelijk van het gebruik van bepaalde parameters en
deze worden tot op heden nog steeds verder onderzocht (Bensadoun, 2006).
1.8.1 Effect van low-level laser therapie
Het effect van low-level laser therapie werd reeds door tal van in vitro studies
bevestigd. Uit deze studies blijkt dat effecten van de lasertherapie worden beïnvloed
door het celtype, de golflengte van de laser en de energiedosis (Ciais et al., 1992 in
Bensadoun, 2006).
De low level laser therapie brengt drie hoofdeffecten teweeg namelijk een pijnstillend,
anti-inflammatoir en wondhelend effect (Bensadoun et al., 2001; Cawley & Benson,
2005; Rubenstein et al., 2004 in D’Hondt et al., 2006). Dit wordt aangetoond in
verschillende fysieke, biologische en experimentele studies (Ciais et al., 1992 in
Bensadoun, 2006). De lasertherapie brengt daarnaast een verbetering in de
microcirculatie teweeg, verbetert de lymfatische drainage, verlicht de pijn en verhoogt
de proliferatie en mobiliteit ter hoogte van de epitheliale cellen. Alsook wordt de
fibroblastproductie en activiteit verbeterd waardoor de collageensynthese
geoptimaliseerd wordt (Abramoff et al., 2008; Nes & Posso, 2005). Daarnaast wordt
door low-level laser therapie de ernst en duur van een mucositisletsel beperkt en wordt
de pijn die hiermee gepaard gaat aanzienlijk verzacht (Bensadoun, 2006; Cauwels &
Martens, 2011; Cawley & Benson, 2005; De Souza et al., 2010; Genot-Klastersky et al.,
2008; Nes & Posso, 2005). Uit onderzoeksresultaten blijkt namelijk dat 75% van het
aantal proefpersonen een reductie in pijn aangeeft na een laserbehandeling en dat na
vier dagen een totale regressie van de laesie op te merken is (De Souza et al., 2010).
18
Daarnaast blijkt uit onderzoek waarbij LLLT preventief werd toegepast dat het moment
van ontstaan van een dergelijk mucositisletsel uitgesteld wordt (Bensadoun, 2006;
Bensadoun & Ciais, 2002 in Genot-Klastersky et al., 2008; Bensadoun et al., 1999 in
Genot-Klastersky et al., 2008). Dankzij low-level laser therapie kan ook de graad van
ernst afnemen en kunnen de symptomen verlicht worden (Bensadoun, 2006; Clarkson et
al., 2010; Cruz et al., 2007). Uit een rapport van Bensadoun (2006) blijkt dat de
lasertoepassing ook de incidentie en duur van morfinetoediening doet afnemen en het
vermogen tot slikken verbetert. Low-level laser therapie werkt volgens een heilzame,
niet-invasieve methode en wordt goed verdragen door patiënten. Uit resultaten van
prospectieve gerandomiseerde en gecontroleerde studies van Abramoff et al. (2008) en
Kuhn et al. (2009) blijkt de lasertherapie daarnaast zeer geschikt voor zowel preventie
als behandeling van orale mucositis bij jonge patiënten. In het onderzoek van Abramoff
et al. (2008) werd dit besloten omwille van het gebruiksgemak, de hoge
patiëntaanvaarding en de positieve resultaten die in het onderzoek werden bereikt rond
het gebruikt van low-level laser therapie bij kinderen. De laserbehandeling wordt door
patiënten goed getolereerd en aanvaard (Elad et al., 2011). Er treden geen secundaire
bijkomende effecten op (Abramoff et al., 2008; Elad et al., 2011; Schubert et al., 2007).
Low-level laser therapie blijkt bijgevolg een interessant alternatief te zijn voor de hoger
vernoemde benaderingen in de behandeling van orale mucositis dankzij zijn
wondhelende, anti-inflammatoire en pijnstillende eigenschappen (Abramoff et al., 2008;
Bensadoun, 2006; Zanin et al., 2010). De therapie wordt reeds in de MASCC4 en ISOO
5
richtlijnen aanbevolen als mogelijke behandelingsoptie voor orale mucositis
(Bensadoun, 2006; Keefe et al., 2007 in Cauwels & Martens, 2011; Lopes-Martins et
al., 2006 in Bjordal et al., 2011; Lubart, Eichler, Lavi, Friedman & Shainberg, 2005 in
Bjordal et al., 2011; Rizzi et al., 2006 in Bjordal et al., 2011; Rubenstein et al., 2004 in
Abramoff et al., 2008). Naast een basis mondzorg, mucosale coating agents, analgetica
en groeifactoren (KGF-α), wordt low-level laser therapie als een zeer veelbelovende
onderzoeksmethode gezien, gegeven de huidige bemoedigende resultaten (level of
evidence II en grade of recommandation B) (Abramoff et al., 2008; Bensadoun, 2006;
Epstein & Schubert, 2003 in Silva et al., 2011).
4 Multinational Association of Supportive Care in Cancer
5 International Society for Oral Oncology
19
1.8.2 Verschillende laserparameters
In de wetenschappelijke literatuur bestaat er echter tot op heden geen consensus in
verband met het gebruik van ongelijksoortige laserparameters en in verband met
correcte dosering binnen de toepassing van low-level laser therapie (Lopes-Martins et
al., 2006 in Bjordal et al., 2011; Lubart et al., 2005 in Bjordal et al., 2011; Rizzi et al.,
2006 in Bjordal et al., 2011). Zo wordt er ondermeer in een pilootstudie van Cauwels en
Martens (2011) gelaserd met de GaAIAs 830nm diode laser en wordt er gelaserd
afhankelijk van de ernst van het mucositisletsel. In een gerandomiseerde en placebo-
gecontroleerde studie van Kuhn et al. (2009) wordt er gelaserd met de GaAlAs laser met
een golflengte van 830nm, 100mW power en dit aan een continue dosis van vier Joule
per cm². In dit onderzoek wordt er om de 24uur gelaserd. In een gerandomiseerd
klinisch onderzoek van Cruz et al. (2007) wordt een laser instrument gehanteerd met
een golflengte van 780nm, 60mW power en een dosis van vier Joule per cm². De
behandeling werd uniform toegepast ter hoogte van vijf gebieden in de mondholte. In
een klinische studie van Nes en Posso (2005) wordt gebruikt gemaakt van een AsGaAl
laserapparaat. Met een golflengte van 830nm en 250mW power wordt er gelaserd aan
35 Joule cm-2
. In een multidisciplinaire studie van Zanin et al. (2010) wordt er met
behulp van een diode laser met een golflengte van 660nm, 30 mW power en dosis van 2
Joule per punt van 2 mm gelaserd. Drie studies die in het artikel van Cruz et al. (2007)
worden aangehaald, laseren dagelijks en dit gedurende vijf opeenvolgende dagen
(Bensadoun et al., 2006 in Cruz et al., 2007; Cowen et al., 1997 in Cruz et al., 2007;
Barasch et al., 1995 in Cruz et al., 2007). Silva et al. (2011) rapporteren grote
verschillen tussen fundamentele parameters van LLLT met betrekking tot het type van
laserbron (He-Ne, GaAIAs, InGaAIP en GaAs), de golflengte (632.3, 650, 660, 780,
810 tot 820 en 901 nm) en de energiedichtheid binnen verschillende studies.
1.8.3 Nood aan verder onderzoek
Reeds decennia lang zijn er publicaties verschenen waarin wordt verwezen naar het
potentieel van low-level laser therapie inzake het bevorderen van de wondgenezing en
het verminderen van pijn en ontsteking, maar het wetenschappelijke bewijs is
ontoereikend (Van Der Veen & Lievens, 2000 in Genot & Klastersky, 2005).
20
Zo werd er in een gerandomiseerde en gecontroleerde studie van Cruz et al. (2007) geen
evidentie aangetoond dat het preventief gebruik van low-level laser therapie een
voordeel heeft bij kinderen en adolescenten die chemotherapie ondergaan wanneer reeds
een optimale tandheelkundige en orale zorg wordt verstrekt. Daarnaast zijn
onderzoeksresultaten vaak ambivalent als het gaat over de vermoede voordelen van de
low-level laser therapie waardoor er op dit ogenblik geen richtlijn inzake het gebruik
van LLLT opgesteld kan worden (Rubenstein et al., 2004 in Silva et al., 2011). Gezien
het gebrek aan toxiciteit van de behandeling en de verkregen evidentie inzake preventie
van chemotherapie en radiotherapie geassocieerde orale mucositis en het verminderen
van hierbij gepaard gaande morbide verschijningsvormen moeten
gezondheidszorgverleners echter aangemoedigd worden om deze techniek te gebruiken
zodat een symptomatische verbetering van de orale mucositis kan worden verkregen.
Resultaten van gerandomiseerde en gecontroleerde studies met een grote geïncludeerde
patiëntengroep zijn als dusdanig een noodzaak (Genot & Klastersky, 2005).
2 PROBLEEM- EN DOELSTELLING
2.1 Leemtes in het onderzoekgebied
Voorgaand literatuuronderzoek toont aan dat er binnen de wetenschappelijke literatuur
nog veel onduidelijkheid en variabiliteit bestaat rond verschillende aspecten in de
behandeling van chemotherapie geïnduceerde orale mucositis. Preventie en behandeling
van chemotherapie geïnduceerde orale mucositis blijven zodoende een uitdaging voor
zorgverleners (Sonis, 2004 in Silva et al., 2011; Wong & Wilder-Smith, 2002 in Silva et
al., 2011). Tot op heden wordt low-level lasertherapie nog niet wijd geaccepteerd in de
zorg rond orale mucositis bij kankerpatiënten (Genot-Klastersky et al., 2008).
Verscheidene studies tonen aan dat er nood is aan meer wetenschappelijk onderzoek
rond dit thema. Vorderingen op het gebied van preventieve en therapeutische opties bij
chemotherapie geïnduceerde orale mucositis zijn dringend nodig. Dit vanwege de
aanzienlijke invloed van orale mucositis op de levenskwaliteit van de kankerpatiënt met
hogere morbiditeitkansen en sterftecijfers en een langer ziekenhuisverblijf met hogere
behandelingskosten tot gevolg.
21
Daarnaast kan de ziekte ook een impact hebben op de overlevingskans, dit te wijten aan
een vermindering in intensiteit van de kankerbehandeling en/of het ontstaan van een
secundaire besmetting (Elting et al., 2003 in Genot-Klastersky et al., 2008; Sonis et al.,
2001 in Abramoff et al., 2008). Er worden in verschillende studies talrijke
patiëntgerelateerde risicofactoren opgesomd waarvan is aangetoond dat ze het risico op
de ontwikkeling van orale mucositis bij volwassenen doen toenemen. Dergelijke
bevindingen worden echter door Cheng et al. (2011) inconsistent en zonder
overtuigende evidentie geacht. Er is bijgevolg een tekort aan grootschalige multivariate
studies om het verband tussen de incidentie van orale mucositis en potentiële
risicofactoren aan te tonen (Cheng et al., 2001; Otmani et al., 2011).
Bovendien is een belangrijke belemmering in de vooruitgang binnen preventie en
behandeling van chemotherapie geïnduceerde orale mucositis te wijten aan de niet
gestandaardiseerde beoordeling en meting van mucositislaesies (Eilers & Epstein, 2004
in Harris et al., 2008). Hoewel beoordelingsschalen van de orale mucosa essentieel zijn
in de beoordeling van het effect van preventie- of interventiemaatregelen, kunnen de
meeste van deze systemen alleen worden toegepast bij klinisch zichtbare mucositis
(Wymenga et al. 1999 in Naidu et al., 2004). Een correcte beoordeling van mucositis
dieper of lager, ter hoogte van de keel, lijkt bijgevolg onmogelijk. Daarnaast hebben alle
beschikbare beoordelingssystemen een subjectief aspect waardoor er inter-variabiliteit6
mogelijk is (Naidu et al., 2004). Variabiliteit, doordat er in meerdere studies steeds
verschillende scoringssystemen gehanteerd worden in de beoordeling van de ernst van
mucositis, leidt eveneens tot discrepanties tussen diverse studies en maakt het moeilijk
en verwarrend om interventies uit verschillende klinische studies te vergelijken
(Clarkson et al., 2010; Harris et al., 2008; Sonis et al., 2004 in D’Hondt et al., 2006). Er
wordt geen enkele beoordelingschaal voor orale mucositis universeel geaccepteerd
(Cawley & Benson, 2005).
Daarnaast blijkt er ook een hoge nood te zijn aan het systematisch beoordelen van de
wetenschappelijke literatuur en het objectief kwantificeren van mogelijke effecten van
low-level laser therapie binnen de preventie en behandeling van door kankertherapie
geïnduceerde orale mucositis (Bjordal et al., 2011).
6 variabiliteit tussen twee verschillende mensen in de beoordeling van hetzelfde resultaat
22
Dit is te wijten aan het opduiken van steeds meer gerandomiseerde gecontroleerde
studies in de wetenschappelijke literatuur (Bjordal et al., 2011). Om bestaande
laserprotocollen te optimaliseren zijn echter meer multicenter, gerandomiseerde en
klinische studies noodzakelijk (Bensadoun et al., 2001). Goed ontworpen RCT’s7
dienen uitgevoerd te worden in het onderzoek naar nieuwe behandelingen van mucositis
en nieuwe manieren om de pijn van de patiënt te controleren. Toekomstige studies
dienen daarnaast ook meer patiëntgeoriënteerde outcomes te omvatten (Clarkson et al.,
2010). Outcomes zoals orale intake8, kwaliteit van leven en duur van ziekenhuisopname
zijn klinisch meer relevant en meer van belang voor patiënten (Bellm, 2002 in Clarkson
et al., 2010). Het aantonen van het nut van de lasertherapie is afhankelijk van het
gebruik van juiste parameters. Deze worden tot op heden verder onderzocht. Sinds de
jaren zestig zijn er al sterke evidenties uit wetenschappelijke onderzoeken aangetoond
die het potentieel van low-level laser therapie in de genezing van orale complicaties
aantonen (Abramoff et al.,2008).
Studies op het gebied van preventie van orale mucositis zijn echter beperkt en
bovendien omvatten deze geen uitgebreide steekproefgroep. Het aantal patiënten in een
dergelijk onderzoek is steeds beperkt. Klinisch gecontroleerde resultaten met een
gunstig effect op pijnbestrijding en wondgenezing zijn schaars. Ondanks het feit dat de
huidige, bestaande evidentie positief is voor het gebruik van low-level laser therapie bij
orale mucositis, is verder onderzoek in grotere studies aangewezen (Genot &
Klastersky, 2005). Zo dient toekomstig onderzoek dieper in te gaan op het bepalen van
adequate laserparameters zoals de golflengte en de herhalingsfrequentie van
energielevering in vergelijking met doeltreffendheid van LLLT (Schubert et al., 2007).
In een RCT van Schubert et al. (2007) wordt verwezen naar de grote variatie binnen
fundamentele parameters van LLLT die worden toegepast in verschillende klinische
studies. Zo worden er in de desbetreffende studies verschillende soorten laserbronnen
(HeNe, GaAlAs en GaAs), golflengten (632.3, 650, 660, 780, 810–820, en 901 nm),
vermogens (15-70 mW) en energiedichtheden gehanteerd.
7 randomised controlled trials
8 de mogelijkheid hebben om vloeistoffen of vast voedsel via de mond op te nemen
23
Bovendien is er veel variatie op te merken in de onderzoeksdesigns van de verschillende
klinische studies rond orale mucositis (Schubert et al., 2007). Vergelijkingen tussen
deze studies en een beoordeling van de onderzoeksresultaten kunnen bijgevolg door
inter-variabiliteit en het gebrek aan standaardisatie van de toegepaste protocollen niet
probleemloos gemaakt worden (Abramoff et al., 2008; Genot & Klastersky, 2005).
Tot slot wordt in reeds gepubliceerde wetenschappelijke onderzoeken rond orale
mucositis weinig aandacht geschonken aan de pediatrische patiënt. Zo is er een gebrek
aan studies betreffende de incidentie van orale mucositis bij kinderen en adolescenten.
Verder is voorafgaand onderzoek naar risicofactoren van orale mucositis voornamelijk
gericht naar volwassenen. Kinderen en adolescenten zijn sterk ondervertegenwoordigd
(Cheng et al., 2001). Er kan weinig vooruitgang binnen de klinische zorg worden
geboekt rond orale mucositis bij pediatrische kankerpatiënten wanneer er onvoldoende
onderzoek binnen deze leeftijdscategorie van patiënten kan worden uitgevoerd. Zo zijn
evaluaties van de verschillende preventie- en behandelingsmaatregelen moeilijk uit te
voeren vanwege de aanwezige polyfarmacie bij de patiënten, de heterogeniteit en de
relatief beperkte patiëntenpopulaties in de klinische studies. De meerderheid van studies
rond kinderen en adolescenten betreft cross-sectionele, retrospectieve studies of
secundaire analyses van klinische studies (Cheng et al., 2001).
De conclusie luidt dat menig wetenschappelijk onderzoek rond orale mucositis als
methodologisch zwak wordt geacht ten gevolge van een beperkte steekproefgrootte.
Bovendien zijn er geen eenduidige richtlijnen terug te vinden wat betreft het toepassen
van low-level laser therapie bij chemotherapie geïnduceerde orale mucositis. In
verscheidene studies worden zodoende verschillende soorten lasers in verschillende
therapieschema’s met verschillende parameters gehanteerd. Tenslotte is er tot op heden
zeer weinig wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd rond de preventie en behandeling
van chemotherapie geïnduceerde orale mucositis bij kinderen.
24
2.2 Doelstelling
Doel van het wetenschappelijk onderzoek is om na te gaan of er een statistisch verschil
kan worden aangetoond in het wondhelend en pijnstillend effect van low level laser
therapie in de behandeling van orale mucositis bij kinderkankerpatiënten met een lage
dosis laser bij twee therapieschema’s. De studie wil het wondhelend effect, de duur van
de mucositisepisode, de graad van pijnstilling en de kwaliteit van leven evalueren aan
de hand van een therapieschema waarbij dagelijks gelaserd wordt ten opzichte van een
schema waarbij om de 48 uur gelaserd wordt. Resultaten van het onderzoek kunnen
bijdragen tot het formuleren van richtlijnen in verband met de frequentie van
lasertherapie. Uit wetenschappelijk literatuur blijkt namelijk dat er een hoge nood is aan
het duidelijk formuleren van richtlijnen in verband met frequentie van lasertherapie in
de toekomst.
Het specifieke doel van deze masterproef is om na te gaan of er ook in een beperkte
patiëntensteekproef, met een patiëntenaantal van twaalf kinderen, een significant
verschil op te merken is tussen beide therapieschema’s. Deze masterproef fungeert als
aanloop naar een uitgebreidere studie met meer patiënten welke over vijf jaar loopt.
2.3 Onderzoeksvragen
De algemene onderzoeksvraag van de studie luidt: “Is er een significant verschil op te
merken tussen de twee therapieschema’s van low-level laser therapie in de behandeling
van chemotherapie geïnduceerde orale mucositis bij de pediatrische patiënt inzake
wondheling, pijnstilling en levenskwaliteit?”. De volgende PICO wordt hierbij
gehanteerd:
P/ pediatrische patiënt met chemotherapie geïnduceerde orale mucositis
I/ LLLT met diode laser AlGaAs (golflengte van 830nm en vermogen van 500mW)
naast een basismondzorg
C/ andere interventies ter behandeling van orale mucositis, andere lasersoorten en
andere laserparameters
O/ wondheling (graad van de orale mucositis), pijnstilling, duur van de
mucositisepisode en levenskwaliteit
25
Als nulhypothese wordt gesteld dat beide therapieschema’s geen verschillende effecten
zullen vertonen op vlak van pijnscore, wondheling, levenskwaliteit en duur van het
genezingsproces van de mucositislaesies.
Binnen deze masterproef wordt een verpleegkundige focus gehanteerd en wordt er
specifiek rekening gehouden met de volgende variabelen: het pijnstillend effect van de
laserbehandeling, de chemotherapiekuur en diagnose, de gerapporteerde subjectieve
klachten van de patiënt, de voedingstoestand van de patiënt, de graad van orale
mucositis (wondheling) en de bloedwaarden van de patiënt.
Volgende deelonderzoeksvragen werden bijgevolg geformuleerd:
1. Is er een verband tussen de verschillende soorten chemotherapiekuren, welke
worden gebruikt in de behandeling van kanker bij kinderen, of de diagnose en de
graad van orale mucositis?
De hypothese: 1. De ernst van orale mucositis is voor een groot deel gerelateerd aan
specifieke chemotherapeutische agenten die gebruikt worden tijdens een behandeling
met chemotherapie; vooral de stoffen methotrexaat, 5-fluorouracil, anthracyclines,
alkylerende agentia, vinca-alkaloïden en etoposide blijken zeer stomatotoxisch te zijn
(Gandemer et al., 2007 in Otmani et al., 2011; Raber-Durlacher et al., 2000 in Cheng et
al., 2004; Weitman & Kamen, 1996 in Cheng et al., 2004) 2. Kinderen die lijden aan
een ongedifferentieerd carcinoom van het nasopharyngale type (RR= 2.6, 95% IC 1.1-
6.1), non-Hodgkin lymfoom (RR= 2.1, 95% IC 1.2-2.4) of acute leukemie (RR= 1.7,
95% IC 1.5-3.6) lopen meer risico om een ernstige vorm van orale mucositis te
ontwikkelen. Daarnaast worden op methotrexaat gebaseerde therapieën in verband
gebracht met een verslechtering van de mucositisgraad (RR= 1.7, 95% IC 1.2-2.6)
(Otmani et al., 2011). 3. De frequentie van het uitbreken van orale mucositis bij
kankerpatiënten varieert naargelang de soort van kankertherapie en de kankersoort
(Elting et al., 2008 in Bjordal et al., 2011; Manas et al., 2009 in Bjordal et al., 2011;
National Cancer Institute, 2004 in Abramoff et al., 2008). 4. Bij hematologische
kankersoorten worden hogere mucositisgraden verwacht dan bij solide tumoren (Berger
& Kilroy, 1997 in Cheng et al., 2001; Dreizen, 1991 in Cheng et al., 2001).
26
De nulhypothese: Het soort chemotherapie dat in de behandeling tegen kanker bij
kinderen gehanteerd wordt of de aard van de kanker, welke onderling gerelateerd zijn,
hebben geen impact op de ernst van orale mucositis.
2. Wat is de invloed van de voedingstoestand op de graad van orale mucositis?
De hypothese: 1. Een slechte voedingsstatus wordt gekoppeld aan een verhoogde graad
van orale mucositis (Bonnaure-Mallet et al., 1998 in Otmani et al., 2011; Cheng et al.,
2001; Raber-Durlacher et al., 2000 in Otmani et al., 2011). 2. De body mass index is
een potentiële patiëntgerelateerde risicofactor voor orale mucositis. Kinderen met een
laag lichaamsgewicht voorafgaand aan de chemotherapiebehandeling lopen meer risico
in het ontwikkelen van orale mucositis (Cheng et al., 2008).
De nulhypothese: De voedingstoestand is niet direct gerelateerd aan de ernst van orale
mucositis.
3. Is er een verband tussen de bloedwaarden van de patiënt en de mucositisgraad?
De hypothese: 1. Het risico op orale mucositis neemt toe wanneer de ernst en duur van
neutropenie toeneemt (Cauwels & Martens, 2011; Cheng et al., 2004; Epstein &
Schubert, 1999 in Kuhn et al., 2009; Naidu et al., 2004; Raber-Durlacher et al., 2000 in
Cheng et al., 2004; Scully & Epstein, 1996 in Kuhn et al., 2009; Sonis, 2004 in Kuhn et
al., 2009; Weitman & Kamen, 1996 in Cheng et al., 2004). 2. Kinderen met een tekort
aan witte bloedlichaampjes en een hoog creatininegehalte in het serum lopen meer risico
lopen in het ontwikkelen van orale mucositis (Cheng et al., 2008). 3. Afwijkende
bloedwaarden doen het risico op een hogere mucositisgraad toenemen.
De nulhypothese: De bloedwaarden van de patiënt hebben geen impact op de ernst van
orale mucositis.
4. Is er een verband tussen de WHO pijnladder en de therapiearm?
De hypothese: 1. De lasertoepassing doet de incidentie en duur van morfinetoediening
afnemen (Bensadoun, 2006). 2. Er bestaat een verband tussen de WHO pijnladder en de
therapiearm.
De nulhypothese: Er kan geen statistisch verband aangetoond worden inzake
pijnstillend effect van LLLT voor beide behandelingsgroepen.
27
5. Bestaat er een verband tussen het aantal gerapporteerde subjectieve klachten
(pijn en mogelijkheid tot voedselinname, spreken, slikken) en de therapiearm?
De hypothese: 1. Er bestaat een verband tussen het aantal gerapporteerde subjectieve
klachten en LLLT. 2. Er is sprake van een significant verband tussen de pijnscore die na
de laserbehandeling wordt opgemeten en de therapiearm. 3. Low level laser therapie
heeft ondermeer een pijnstillend effect (Bensadoun et al., 2001; Cawley & Benson,
2005; Rubenstein et al., 2004 in D’Hondt et al., 2006). 4. Het vermogen tot slikken
verbeterd door de lasertoepassing (Bensadoun, 2006).
De nulhypothese: 1. Er kan geen statistisch verschil aangetoond worden in het aantal
subjectieve klachten tussen beide laserbehandelingen. 2. Er kan geen statistisch verschil
worden aangetoond tussen de pijnscores die na de laserbehandeling werden opgemeten
voor beide behandelingsgroepen.
6. Is er een verband tussen de graad van orale mucositis en de therapiearm?
De hypothese: 1. Low level laser therapie reduceert de ernst van orale mucositis
(Clarkson et al., 2010). 2.Er bestaat een verband tussen de mucositisgraad en de
therapiearm van LLLT.
De nulhypothese: Er is geen statistisch verschil aantoonbaar in het aantal patiënten met
een verbetering van mucositisgraad tussen beide behandelingsgroepen.
3 ONDERZOEKSMETHODE
3.1 Zoekmethode
Er werd op acht verschillende elektronische databases gezocht naar recent
gepubliceerde relevante literatuur over het onderwerp.
De volgende zoektermen werden via de MeSH Database bij deze zoekopdracht
gehanteerd: (Low Level Laser Therapy OR Low Intensity Laser Therapy OR Low
Power Laser Irradiation OR LLLT) AND (oral mucositis OR stomatitis) AND (child
health services OR pediatrics OR pediatric nursing OR child) AND (chemotherapy OR
drug therapy OR therapeutics OR cancer).
28
Tijdens het zoekproces rond de onderzoeksvraag “Is er een significant verschil op te
merken tussen de twee therapieschema’s van low-level laser therapie in de behandeling
van chemotherapie geïnduceerde orale mucositis bij de pediatrische patiënt inzake
wondheling, pijnstilling en levenskwaliteit?” werden zowel reviews als kwantitatieve
studies met verschillende onderzoeksdesigns geanalyseerd.
3.1.1 Selectiecriteria
Om de kwaliteit, geldigheid en eenduidigheid van de studie te waarborgen, werden
bepaalde selectiecriteria aangewend. De inclusielimiet rond publicatiedata werd op 2004
gelegd om er op toe te zien dat er geen verouderde resultaten werden geanalyseerd. Er
werden ter uitzondering twee artikelen geïncludeerd in deze studie vanwege hun
relevantie binnen het onderwerp.
Onderzoeken rond low level laser therapie bij orale mucositis na radiotherapie werden
niet opgenomen in deze studie omdat specifiek het effect van low level laser therapie bij
orale mucositis na chemotherapie wordt onderzocht. Er werd geen onderscheid gemaakt
tussen de verschillende parameters van LLLT. Om voldoende op de onderzoeksvraag te
kunnen antwoorden, is het van uiterst belang dat onderzoek specifiek bij kinderen werd
uitgevoerd. Reviews dienden peer-reviewed te zijn. Bovendien kwamen enkel
Nederlandstalige, Duitstalige, Franstalige of Engelstalige teksten in aanmerking voor
inclusie in deze studie.
3.1.2 Datacollectie en analyse
Om de kwaliteit van deze studie te garanderen werd een nauwe zoekstrategie toegepast.
Zo wordt de kans om selectief te selecteren geminimaliseerd. Bepaalde stappen werden
hierbij gevolgd. Een eerste selectie gebeurde bij het doorzoeken van de verschillende
databases waarbij de vooropgestelde inclusie- en exclusiecriteria en zoektermen werden
gehanteerd. Via de zoekrobot ‘Pubmed’ werden eenendertig artikelen gevonden,
waarvan negen artikelen relevant bleken na het lezen van de titel en het abstract.
Daarnaast werden nog tien artikelen gevonden via sneeuwbaleffect. In totaal werden
negentien relevante artikelen gevonden met de zoekrobot ‘Pubmed’.
29
Zeven artikelen werden gevonden via ‘Cochrane Library’ waarbij een artikel werd
weerhouden na beoordeling van titel en abstract. Vervolgens werd de zoekrobot
‘Libhub’ geraadpleegd en werden er drieëntwintig artikelen gevonden waarvan er drie
artikelen relevant bleken na het lezen van de titel en het abstract. Er werden geen
bijkomende artikelen gevonden via sneeuwbaleffect. Ook op de zoekrobot ‘Web of
Science’ werd gezocht naar literatuur. In totaal werden met de vooraf bepaalde
zoektermen en selectiecriteria zevenentwintig artikelen gevonden waarvan slechts een
nog niet eerder gevonden artikel relevant bleek. Daarnaast werd er via het
sneeuwbaleffect nog twee artikelen gevonden. Vervolgens werd de zoekrobot ‘EBSCO
Host’ geraadpleegd met negenentwintig resultaten waarvan slechts twee artikelen
relevant bleken. Er werden eveneens geen bijkomstige artikelen gevonden via
sneeuwbaleffect. Zestien artikelen werden gevonden via ‘INVERT’, echter geen enkel
artikel werd weerhouden na beoordeling van titel en abstract. Tenslotte werden er via de
zoekrobot ‘Uptodate’ en ‘Antilope’ geen relevante artikelen gevonden met de
opgegeven selectiecriteria en zoektermen.
Na deze eerste selectie, bleven er achtentwintig relevante wetenschappelijke artikelen
over. Voor een gedetailleerd overzicht van de datacollectie, zie bijlage 8.1. Flowchart.
Na het zoekproces werden de artikelen opnieuw gescreend op methodologische
kwaliteit en inhoud. De tekst werd verticaal gelezen en het artikel werd vervolgens al
dan niet geïncludeerd afhankelijk van relevantie voor deze studie. Dit gebeurde aan de
hand van de checklist ‘Quantitative Study Assessment Checklist’ voor kwantitatieve
artikelen in het beoordelen van de methodologische kwaliteit. Bij de beoordeling van de
kwaliteit van een review werd gebruik gemaakt van de tabel van SIGN9. In het boek
“Evidence-Based Clinical Practice in Nursing and Health Care” (Pearson, Field &
Jordan, 2007) wordt SIGN aangeraden in de beoordeling van reviews aan de hand van
het niveau van evidentie. Na deze laatste analyse van de achtentwintig gevonden
artikelen werden er uiteindelijk zevenentwintig relevante, recente en bruikbare
wetenschappelijke artikelen geselecteerd voor deze studie.
7 Scotisch Intercollegiate Guideline Network
30
Elf artikelen sluiten volledig aan bij de vooropgestelde zoekcriteria en analyseren het
effect van LLLT bij kankertherapie geïnduceerde orale mucositis waarbij slechts vier
artikelen werden gevonden die specifiek gericht zijn op de pediatrische patiënt.
3.2 Setting
Deze masterproef kadert binnen een ruimer onderzoek dat momenteel loopt rond ‘low
level laser therapie van chemotherapie geïnduceerde orale mucositis bij de pediatrische
patiënt’ waarbij een vergelijkende studie van twee therapie schema’s wordt uitgevoerd
op de afdeling Pediatrie Hemato-Oncologie en Stamceltransplantatie 5K12D van het
Universitair Ziekenhuis te Gent.
3.3 Steekproef en selectie
Als samplingmethode wordt een probability sampling10
gehanteerd. De grootte van de
steekproef wordt voor deze masterproef vastgelegd op twaalf proefpersonen. Naast acht
proefpersonen die ook binnen de grotere studie werden opgenomen, werden er nog vier
kinderen buiten de algemene studie om in deze masterproef geïncludeerd.
De criteria op basis waarvan de patiëntenpopulatie voor de algehele overkoepelende
studie wordt samengesteld, wordt eveneens gehanteerd binnen deze masterproef. Iedere
patiënt die aan de selectiecriteria voldoet, wordt gevraagd om deel te nemen aan het
onderzoek. De eerste twaalf patiënten die voldoen aan de selectiecriteria en vrijwillig
toestemmen met het onderzoek, worden in deze masterproef opgenomen. De
deelnemers zijn minimum vier jaar en maximum zeventien jaar oud bij aanvang van
deelname aan de studie. De leeftijdsgrens wordt op vier jaar gelegd omwille van de
vereiste bekwaamheid van patiënten om pijn te scoren aan de hand van een gevalideerde
pijnschaal. Om deel te nemen aan het onderzoek horen patiënten een mucositisletsel te
hebben ten gevolge van een kankerbehandeling met chemotherapie. Dit letsel moet
volgens de WHO-schaal groter of gelijk zijn aan graad een. Vervolgens wordt iedere
patiënt die voldoet aan de inclusiecriteria van de studie samen met de ouder(s) over het
onderzoek ingelicht.
10
toevalstrekking die gebruikt wordt bij simple random selectie
31
Er wordt informatie gegeven over het doel, de procedures, de risico’s en voordelen, het
verloop en de verwachtingen naar deelnemers toe. Deze verwachtingen worden ook
beschreven in een informatiebrief voor respectievelijk de ouders van de deelnemers en
de jongeren vanaf twaalf tot achttien jaar, zie bijlage 8.2. Informatiebrief voor jongeren
vanaf 12 tot 18 jaar en bijlage 8.3. Informatiebrief voor de ouders. Daarbij krijgen
patiënten vanaf twaalf jaar en de ouder(s) de mogelijkheid om het deelnemingsformulier
voor de studie te ondertekenen. Deelname aan de studie gebeurd op geheel vrijwillige
basis. Patiënten kunnen zich bovendien op ieder ogenblik uit de studie terugtrekken.
Daarnaast kunnen proefpersonen voortijdig uit de studie worden teruggetrokken als men
de procedures niet correct opvolgt of de beschreven items in de informatiebrief niet
respecteert. Tenslotte kan de deelname aan de studie beëindigd worden door de
onderzoeker wanneer deze meent dat stopzetting van de studie in het belang van de
patiënt is. De grootste reden van niet-deelname luidt dat het kind te jong is, jonger dan
vier jaar, of dat het kind geen pijnklacht heeft en dus behandeling van de orale mucositis
overbodig wordt bevonden door de ouders. Dat laatste wordt voornamelijk gezien bij
ambulante patiënten.
3.4 Onderzoeksdesign
Deze studie betreft een longitudinale, gecontroleerde experimentele studie. Patiënten die
vrijwillig wensen deel te nemen aan het onderzoek worden in deze gerandomiseerde
klinische studie met cross-over design11
willekeurig toegewezen aan een van de twee
behandelingsgroepen; therapie arm A of therapie arm B. Wanneer de patiënt wordt
toegewezen aan therapie arm A, wordt bij de eerste mucositisepisode gestart met de
standaardbehandeling en bij de tweede episode wordt de experimentele behandeling
gehanteerd. Therapie arm B verloopt in omgekeerde volgorde; gedurende de eerste
mucositisepisode wordt de experimentele behandeling toegepast en bij de tweede
episode wordt de standaardbehandeling opgestart (Fig.1).
11
ook repeated measures design genoemd
32
Figuur 1. Cross-over onderzoeksdesign (Polit & Beck, 2006)
Een klinische studie heeft als doel de werkzaamheid van een interventie te testen.
Wanneer het cross-over design gehanteerd wordt als onderzoeksdesign van de studie,
ondergaan proefpersonen meer dan één experimentele conditie. Ze zijn hun eigen
controlegroep. Voordelen van een cross-over design zijn de gemakkelijke
vergelijkingen die men kan maken binnen personen en dat men bij het hanteren van dit
onderzoeksdesign minder proefpersonen nodig heeft dan bij een parallelle studie.
Daarnaast is het een sterk design om hypotheses te toetsen door de ingebouwde controle
kan er duidelijk worden nagegaan op welke manier de onafhankelijke variabele de
afhankelijke variabele beïnvloedt. Door manipulatie van de onafhankelijke variabele,
het hanteren van een controlegroep en het toepassen van randomisatie worden
alternatieve oorzaken afgeschreven. Er zijn echter ook enkele nadelen verbonden aan
het experimentele onderzoeksdesign. Zo zijn er bijvoorbeeld variabelen die men niet
kan manipuleren (onder andere menselijke eigenschappen zoals ziektes). Daarnaast is
het cross-over design niet geschikt voor bepaalde onderzoeksvragen wegens het bestaan
van een mogelijk carry-over effect. Wanneer proefpersonen in beide
behandelingsgroepen worden ondergebracht, kunnen ze in de tweede episode worden
beïnvloed door hun ervaring uit de eerste episode. Omwille van dit potentieel risico
voor bias zal er een wash out periode12
plaatsvinden tussen beide behandelingsschema’s
(Polit & Beck, 2006).
12
de fase in een therapeutische trial, waarin een behandeling wordt stopgezet zodat de effecten ervan
verdwijnen. Dit wordt meestal gedaan voordat men start met een nieuwe te onderzoeken behandeling.
33
Er wordt met behulp van het statistisch verwerkingsprogramma IBM SPSS
STATISTICS v19 een eenvoudige randomisatiemethode toegepast. Randomisatie is van
belang om prognostische gelijkheid tussen beide behandelingsgroepen (therapie arm A
en B) te scheppen, confounding by indication13
te voorkomen en generaliseerbaarheid
van de resultaten te waarborgen (Polit & Beck, 2006). Er wordt een bloklengte van zes
gehanteerd. Dit impliceert dat na het includeren van zes patiënten de inclusie van
patiënten telkens kan worden afgesloten. Er zijn op deze manier steeds een gelijk aantal
patiënten in beide studiearmen opgenomen. De randomisatielijst dient bijgevolg strikt in
de opgelegde reeks gevolgd te worden, zie figuur 2. De lijst met bloklengte zes
voorkomt patroonherkenning en maakt het in geval van geblindeerde studies moeilijker
om de behandeling te achterhalen. Daarnaast is stratificatie voor graad van mucositis
niet mogelijk aangezien de graad niet voor de start van de behandeling gekend is. Zowel
participanten als onderzoekers zijn geblindeerd en weten niet in welke therapiearm er
wordt gestart met de low level laserbehandeling.
Figuur 2. Randomisatielijst met bloklengte zes
13
de factor die invloed heeft op de outcome is ongelijk verdeeld over beide groepen
34
3.5 Procedure
Wanneer de patiënt voldoet aan de inclusiecriteria en toestemming geeft aan de hand
van een informed consent, wordt hij/zij opgenomen in het experiment. Na randomisatie
van de onderzoeksgroep kan de therapie van start gaan. Bij intake krijgt iedere patiënt
een initieel klinisch mondonderzoek, en waar mogelijk ook radiografisch, door een
tandarts en instructies in verband met basismondzorg en een basisprotocol mondzorg.
Het is belangrijk dat bij het kind wordt gezocht naar bijkomende factoren die de
behandeling nadelig kunnen beïnvloeden, zoals overhangende of slecht passende
vullingen, orthodontische apparatuur, losstaande melktanden. Deze elementen kunnen
namelijk mucositis in de hand werken. Daarnaast wordt bij klinische manifestatie van
orale mucositis reeds op de dag zelf met een laserbehandeling gestart. De verschillende
zones worden belicht met de diode laser AlGaAs14
volgens de mucositisgraad welke
gescoord wordt aan de hand van de WHO-schaal: preventie met 1 J/cm², graad 1 met 2
J/cm², graad 2 met 4 J/cm², graad 3 met 8 J/cm² en graad 4 met 16 J/cm². Afhankelijk
van therapie arm A of B wordt ofwel om de 24 of 48 uur een nieuwe laserbehandeling
uitgevoerd met aangepaste energie volgens de nieuwe mucositisgraad. Deze procedure
wordt herhaald totdat de mucositis klinisch verdwenen is. Het is niet noodzakelijk dat
het kind tijdens de lasertherapie opgenomen blijft op de afdeling.
De mucositisepisode wordt duidelijk gedefinieerd zodoende om op eenduidige wijze de
duur van de episode tussen beide therapieschema’s te vergelijken. Standaard worden er
twee dagen bijgeteld na de laatste dag waarop een laserbehandeling plaatsvond. Een
voorbeeld om dit beter te duiden:
Binnen de therapiearm van 48u: D1 D3 D5 D7
(start: 01/01)
X X X --
Binnen de therapiearm van 24u: D1 D2 D3 D4 D5 D6
(start: 01/01)
X X X X X --
14
Aluminium Gallium Arsenide
35
Het voorbeeld toont aan dat de mucositisepisode bij proefpersoon uit de therapiearm die
om de 48 uur gelaserd worden start op dag 1 (1 januari). Op dag 3 en 5 wordt gelaserd,
maar op dag 7 wordt besloten om niet meer te laseren. De duur van de episode wordt
aan de hand van volgende formule berekend: (laatste laserdag) 5 januari + 2 dagen = 7
januari = episode van zes dagen. Dezelfde redenering wordt gehanteerd wanneer de
proefpersoon iedere dag gelaserd wordt. De episode start zodoende op dag 1 (1 januari).
Op dag 2 tot en met dag 5 wordt er gelaserd maar op dag 6 wordt dit niet meer nodig
geacht. De duur van deze episode wordt op dezelfde wijze berekend: (laatste laserdag) 5
januari + 2 dagen = 7 januari = episode van zes dagen.
Het aantal lasersessies is verschillend naarmate men om de 24 of 48 uur lasert.
Toegepast op het bovenstaande voorbeeld worden er drie lasersessies uitgevoerd
wanneer er om de 48 uur gelaserd wordt, namelijk op dag 1, dag 3 en dag 5. Wanneer er
om de 24 uur gelaserd wordt, worden er vijf lasersessies uitgevoerd namelijk op dag 1,
dag 2, dag 3, dag 4 en dag 5. Ook kan het aantal letsels verschillen afhankelijk van het
moment binnen de episode. Op dag 1 kan men bijvoorbeeld vijf letsels hebben en op
dag 5 slechts drie.
3.5.1 Gegevensverzameling
De gegevensverzameling werd vanaf 1 mei 2011 op de afdeling Pediatrie Hemato-
Oncologie en Stamceltransplantatie opgestart. De gegevens worden schriftelijk
verzameld door verpleegkundigen van de afdeling, tandartsen, assistenten of
onderzoekers die eveneens de lasertherapie toedienen bij de proefpersonen aan de hand
van een standaardformulier, zie bijlage 8.4. Standaardformulier. Dit formulier wordt
ingevuld op het moment dat de lasertherapie plaatsvindt en gebeurt individueel per
patiënt. Vervolgens worden de gegevens van iedere proefpersoon ingebracht in de
Foxpro® Database. Dit gebeurt op regelmatige basis door de masterstudent. Daarnaast
verzamelt de student bijkomende informatie over de desbetreffende patiënt uit de
laboverslagen en het verpleegkundig dossier.
36
3.5.2 Gegevensanalyse
Alle gemeten parameters worden in de Foxpro® Database bijgehouden. Van zodra de
patiëntenpopulatie een aantal van twaalf bereikt, vindt de gegevensanalyse plaats. De
gegevens kunnen via de Foxpro®
Database gemakkelijk worden overgebracht naar het
statistisch verwerkingsprogramma IBM SPSS STATISTICS v19 voor verdere
gegevensanalyse. De resultaten van beide therapieschema’s zullen met behulp van dit
programma statistisch verwerkt worden. Als nulhypothese wordt gesteld dat beide
therapieschema’s geen verschillend effect zullen vertonen op pijnscore en duur van
genezingsproces van de mucositislaesies.
3.6 Variabelen, meetinstrumenten en materialen
Voor de laserbehandeling wordt gebruik gemaakt van een draadloze, diode, lage energie
laser AlGaAs. Deze laser heeft een golflengte van 830 nm en een vermogen van
500mW. De laser behoort omwille van zijn golflengte tot de 3B klasse waarbij het
dragen van een beschermbril voor de patiënt en de onderzoeker noodzakelijk zijn. Er
wordt geen schade voor andere personen in dezelfde kamer verwacht. De laserstraal
wordt zichtbaar gemaakt door een rood gidslicht. De laserstraal heeft een diameter van
0.6 mm en een penetratiediepte van 3-15 mm. Vijf settings zijn voorzien met
achtereenvolgens een energievrijstelling van 1 Joule/cm², 2 J/cm², 4 J/cm², 8 J/cm² en
16 J/cm². Het mucositisletsel kan slechts per cm² belicht worden, wat ertoe leidt dat
grotere wonden in meerdere keren behandeld worden tot hun volledig oppervlak bereikt
wordt.
Subjectieve klachten van de patiënt in de mond worden genoteerd en klinisch
geëvalueerd met behulp van een mondspiegel en penlicht. De mucositisgraad wordt aan
de hand van de WHO-schaal genoteerd per onderzochte zone. De zones worden
onderverdeeld in: de bovenlip, de onderlip, de mondhoeken, het verhemelte, de
tongrand, de sublinguale zone bilateraal, het tongriempje, de omslagplooi in de vier
kwadranten en specifiek ter hoogte van boven- en onderfront, de gingiva ter hoogte van
de vier kwadranten buccaal en linguaal, de huig, de gehemeltebogen bilateraal en de
wangmucosa bilateraal.
37
De zone ter hoogte van de keel wordt niet meegenomen in deze masterproef omdat het
voor deze locatie niet mogelijk is om de mucositisgraad correct te scoren met behulp
van de WHO-schaal.
De impact op spreken, eten, slikken en sociale activiteit wordt eveneens genoteerd.
Daarnaast wordt met behulp van een pijnschaal de pijnscore door de patiënt
aangegeven. Om de variabele ‘pijn’ bij de deelnemers te meten wordt, afhankelijk van
de leeftijd, gebruikt gemaakt van twee pijnschalen. Voor kinderen jonger of gelijk aan
negen jaar wordt de ‘Faces Pain Scale Revised’ gehanteerd en voor kinderen ouder dan
negen wordt de ‘Visual Analogue Scale’ gebruikt. Onmiddellijk na de laserbehandeling
wordt de nieuwe pijnscore door de patiënt aangegeven aan de hand van dezelfde
pijnschaal. De pijnscore wordt de daarop volgende vierentwintig uur nog meerdere
malen per dag gemeten afhankelijk van de controlemomenten van de vitale parameters.
Vervolgens wordt per twaalf uur de hoogste pijnscore geregistreerd. Tot slot wordt
eveneens het aantal neutrofielen en trombocyten opgetekend gedurende de
mucositisepisode en wordt de duurtijd van de volledige interventie geregistreerd.
3.7 Ethische overwegingen
Deze masterproef werd op 28 oktober 2011 goedgekeurd door een onafhankelijke
Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan het UZ Gent en wordt uitgevoerd
volgens de richtlijnen voor de goede klinische praktijk (ICH/GCP15
) en de verklaring
van Helsinki opgesteld ter bescherming van mensen deelnemend aan klinische studies.
Ouder(s) en deelnemers hebben het recht om op ieder ogenblik vragen te stellen over de
studie. Daarnaast wordt in overeenstemming met de Belgische wet van 8 december
1992 en de Belgische wet van 22 augustus 2002 de persoonlijke levenssfeer van de
proefpersoon gerespecteerd en krijgt de patiënt (en zijn ouder(s)) toegang tot de
verzamelde gegevens. De identiteit van de proefpersonen blijft vertrouwelijke
informatie.
Uit ethisch opzicht kan er daarnaast nog een belangrijk aandachtspunt opgemaakt
worden. Uit wetenschappelijk onderzoek is namelijk uniform gebleken dat toediening
van low level lasertherapie geen schadelijke effecten heeft op het kind.
15
International Conference on Harmonisation/ Good Clinical Practice
38
Uit verscheidene onderzoeken is gebleken dat LLLT enkel positieve effecten op de
gezondheidstoestand van de behandelende persoon teweeg brengt (Abramoff et al.,
2008; Elad et al., 2011; Schubert et al., 2007). Omwille van deze eenvormige
bevindingen worden kinderen die niet wensen deel te nemen aan de studie, eveneens
behandeld met lasertherapie in het kader van mucositisbehandeling na chemotherapie.
Deze kinderen worden standaard behandeld volgens het basis mondzorgprotocol waar
de mucositisletsels om de 48 uur belicht worden met de lage energie laser AlGaAs.
4 RESULTATEN
4.1 Demografische factoren
In totaal werden twaalf proefpersonen in de studie geïncludeerd en van de 709 cases16
werden de valide cases verwerkt met behulp van het statistisch verwerkingsprogramma
IBM SPSS STATISTICS v19.
De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen was 11.3 ± 3.8 jaar (range 6 - 17 jaar). In
totaal waren er 8 kinderen van het mannelijke geslacht (66,7%) en 4 kinderen van het
vrouwelijke geslacht (33,3%) (Fig.3).
Figuur 3. Demografische factoren: geslacht
16
het aantal geobserveerde waarnemingen of onderzoekseenheden (De Vocht, 2010).
39
10 kinderen hadden leukemie (83,3%) en 2 kinderen hadden een solide tumor (16,7%).
(Fig.4).
Figuur 4. Demografische factoren: diagnose
De gemiddelde mucositisgraad was 1.9 ± 0.8 (range graad 1 - 4). Mucositisgraad 1
kwam in deze steekproef het meeste voor, namelijk in 39.6% van alle cases. In 37.1%
van de cases werd een mucositisgraad 2 opgemeten en in 20.3% een mucositsgraad 3.
Mucositisgraad 4 kwam slechts in 3.0% van alle cases voor. Er kwamen binnen deze
steekproef dus duidelijk meer mucositisletsels voor met een lagere mucositisgraad, 1 of
2, dan met een hogere mucositisgraad, 3 of 4 (Fig.5).
Figuur 5. Demografische factoren: mucositisgraad
40
In deze studie werden de wangen het meest gelaserd (21.2%), gevolgd door de tong
(19.3%) en de lippen (18.0%) (Fig.6).
Figuur 6. Demografische factoren: locaties
De opbouw van de dataset laat het niet toe om de duur van de mucositis per letsellocatie
te bekijken. Bij de gegevensverzameling werd er niet geregistreerd wanneer het letsel
op een bepaalde locatie optrad en daar ook weer verdween. De dag van optreden en
volledig verdwijnen van orale mucositis werd per patiënt genoteerd, niet per locatie.
Algemeen kan dus wel berekend worden hoe lang een mucositisepisode gemiddeld
geduurd heeft. In de therapiearm waar om de 48 uur werd gelaserd duurde een
mucositisepisode gemiddeld 5.2 ± 3.5 dagen (range 2 - 12 dagen). In de therapiearm
waar iedere dag werd gelaserd duurde een mucositisepisode gemiddeld 9.3 ± 7.0 dagen
(range 2 - 25 dagen). Ongeacht de therapiearm duurde een episode van orale mucositis,
welke behandeld werd met LLLT, gemiddeld 7.2 ± 5.7 dagen (range 2 - 25 dagen). Een
low level laserbehandeling duurde gemiddeld 25.5 ± 13.2 minuten (range 1 - 60
minuten). De pijnscore die voorafgaand aan de laserbehandeling werd opgemeten was
onafhankelijk van de therapiearm gemiddeld een score van 3.7 ± 2.4 (range score 0 - 9).
Er werd een daling opgemeten in de gemiddelde pijnscore na de laserbehandeling. De
gemiddelde pijnscore na LLLT was 2.9 ± 2.3 (range score 0 - 8).
41
4.2 Antwoorden op de onderzoeksvragen
De meeste onderstaande analyses worden uitgevoerd met behulp van een
contingentietabel of kruistabel. Met een kruistabel kun je nagaan of de categorieën van
beide variabelen met elkaar samenhangen. Met andere woorden wordt er nagegaan of er
sprake is van een statistisch verband tussen beide variabelen. Om te onderzoeken of
tussen twee variabelen in een kruistabel al dan niet een statistisch significant verband of
associatie bestaat, wordt er een Chi-kwadraattoets (Pearson Chi-Square) gebruikt. Aan
de hand van een aantal associatiematen wordt een indruk verkregen van de sterkte van
de richting van het eventueel aanwezige verband. De Fisher’s Exact test wordt enkel
toegepast bij 2x2 tabellen met verwachte celfrequenties van E < 5. Het verband tussen
de pijnscore en de therapiearm, als onderdeel van onderzoeksvraag 5, wordt
geanalyseerd met behulp van de non-parametrische Related samples test. Dit is een non-
parametrisch alternatief voor de gepaarde t-toets (De Vocht, 2010).
4.2.1 Verband tussen chemotherapiekuur/diagnose en mucositisgraad
Het verband tussen diagnose en de graad van orale mucositis werd nagegaan met de
Chi-kwadraattoets. Met een betrouwbaarheid van 99% is er derhalve sprake van een
zeer sterk significant verband tussen de beide variabelen (P < 0.001). Uitgaande van een
significantieniveau van 0.01 wordt de nulhypothese verworpen want de
overschrijdingskans is kleiner dan 0.01. De aard van de kanker heeft weldegelijk een
impact op de ernst van orale mucositis.
Voor deze analyse waren er 699 gevalideerde cases (98.6%) ter beschikking en werden
er 10 missing values (1.4%) geteld. Bij de diagnose van leukemie hadden 156 van de
457 cases een mucositisgraad 1 (33.7%), 188 cases een mucositisgraad 2 (41.1%), 92
cases een mucositisgraad 3 (20.1%) en 21 cases een mucositisgraad 4 (4.6%). Bij de
diagnose van solide tumor hadden 121 van de 242 cases een mucositisgraad 1 (50.0%),
71 cases een mucositisgraad 2 (29.3%), 50 cases een mucositisgraad 3 (20.7%) en geen
enkele case had een mucositisgraad 4 (0%). Een mucositisletsel met graad 2 was de
grootste groep (41.1%) binnen de diagnose van leukemie. Binnen de diagnose van
solide tumor kwamen er meer mucositisletsels met graad 1 voor (50.0%).
42
Er wordt dus afgezien van de diagnose overwegend een lagere mucositisgraad
opgemeten, 277 van de 699 cases heeft een mucositisgraad 1 (39.6%) en 259 van de 699
cases heeft een mucositisgraad 2 (37.1%) (zie Tabel 1).
Tabel 1. Verband tussen diagnose en mucositisgraad
Daarnaast werd met behulp van dezelfde Chi-kwadraattoets de invloed van de
chemotherapiekuur op de graad van orale mucositis nagegaan. Er werd met een
betrouwbaarheid van 99% een zeer sterk significant verband tussen de
chemotherapiekuur en de mucositisgraad aangetoond (P < 0.001). De
overschrijdingskans is bijgevolg kleiner dan het vooropgestelde significantieniveau van
0.01 en de nulhypothese kan als dusdanig verworpen worden. Het soort chemotherapie
dat in de behandeling tegen kanker bij kinderen gehanteerd wordt en gerelateerd is aan
de aard van de kanker, heeft weldegelijk een impact op de ernst van orale mucositis.
Voor deze analyse waren er 699 gevalideerde cases (98.6%) ter beschikking en werden
er 10 missing values (1.4%) geteld. Als de kuur bestond uit vincristine samen met
daunorubicine dan hadden 14 van de 23 cases een mucositisgraad 1 (60.9%), 6 een
mucositisgraad 2 (26.1%), geen enkele had een mucositisgraad 3 (0%) en 3 cases
hadden een mucositisgraad 4 (13.0%). Wanneer melphalan met VP16 of etoposide werd
gebruikt als chemotherapiekuur dan hadden 114 van de 232 cases een mucositisgraad 1
(49.1%), 68 een mucositisgraad 2 (29.3%), 50 een mucositisgraad 3 (21.6%) en werden
er geen mucositisletsels met graad 4 opgemeten (0%). Binnen de chemotherapiekuur
waar zowel vincristine samen met daunorubicine en methotrexaat wordt toegediend
hadden 3 van de 5 cases een mucositisgraad 1 (60.0%), 2 een mucositisgraad 2 (40.0%)
en werden er geen cases met mucositisgraad 3 of 4 geteld (0%).
43
Als alleen methotrexaat wordt gebruikt in de behandeling tegen kanker, dan hebben 49
van de 179 een mucositisgraad 1 (27.4%), een 66 mucositisgraad 2 (36.9%), 50 een
mucositisgraad 3 (27.9%) en 14 een mucositisgraad 4 (7.8%). De kankerbehandeling
met temodal geeft voor 7 van de 10 cases een mucositisgraad 1 (70.0%) en voor 3 een
mucositisgraad 2 (30.0%). Binnen deze chemotherapiekuur werden geen letsels met
mucositisgraad 3 of 4 gemeten (0%). Wanneer cytosar aan een lage dosis werd
toegediend had 1 van de 2 cases een mucositisgraad 1 (50.0%) en 1 een mucositisgraad
2 (50.0%). Ook binnen deze chemotherapiekuur werden geen letsels met mucositisgraad
3 of 4 geteld (0%). Wanneer VP16 of etoposide gecombineerd wordt met TBI17
werden
er voor 38 van de 74 cases een mucositisgraad 1 gescoord (51.4%). 33 cases hadden een
mucositisgraad 2 (44.6%), 3 een mucositisgraad 3 (4.1%) en er werden geen letsels met
graad 4 geteld (0%). Wanneer methotrexaat gecombineerd werd met cytosar en
doxorubicine hadden 7 van de 34 cases een mucositisgraad 1 (20.6%), 16 een
mucositisgraad 2 (47.1%), 11 een mucositisgraad 3 (32.4%) en waren er geen letsels
met mucositisgraad 4 (0%). Wanneer methotrexaat gecombineerd wordt met ifosfamide
in de behandeling tegen kanker dan hebben 34 van de 119 cases een mucositisgraad 1
(28.6%), 53 een mucositisgraad 2 (44.5%), 28 een mucositisgraad 3 (23.5%) en 4 een
mucositisgraad 4 (3.4%). Als tenslotte cyclocytosar wordt toegediend hebben 10 van de
21 cases een mucositisgraad 1 (47.6%) en 11 cases een mucositisgraad 2 (52.4%). Er
werden geen letsels met mucositisgraad 3 of 4 geteld (0%) (zie Tabel 2.).
17
totale lichaamsbestraling
44
Tabel 2. Verband tussen chemotherapiekuur en mucositisgraad
4.2.2 Verband tussen voedingstoestand en mucositisgraad
Het verband tussen voedingstoestand en mucositisgraad kon statistisch niet
geanalyseerd worden met behulp van de huidige dataset. Een steekproefgrootte van
twaalf is te gering om dit verband statistisch na te gaan. Daarnaast bleek iedereen een
normale voedingstoestand, berekend aan de hand van BMI-score voor kinderen ouder
dan 10 jaar en de z-score voor kinderen jonger dan 10 jaar, te hebben.
Twee van de twaalf geïncludeerde patiënten in de studie kregen sondevoeding
gedurende de mucositisepisode. Eén van hen kreeg nadien ook totale parenterale
voeding. De tien andere patiënten hadden geen nood aan ondersteuning op gebied van
voedingsstoffen.
45
4.2.3 Verband tussen bloedwaarden en mucositisgraad
De Chi-kwadraattoets werd eveneens gehanteerd om de invloed van de bloedwaarden
op de graad van orale mucositis na te gaan. Er werd een afzonderlijke statistische
analyse uitgevoerd voor de neutrofielen en de trombocyten. Voor beiden bleek er een
significant verband te bestaan met de mucositisgraad, wanneer een overschrijdingskans
Sig. ≤ 0.01 wordt gehanteerd (P < 0.001 en P = 0.002). De nulhypothese wordt als
dusdanig met 99% betrouwbaarheid voor beide variabele bloedwaarden verworpen. De
bloedwaarden van de patiënt hebben weldegelijk een invloed op de ernst van orale
mucositis.
Er wordt een zeer sterk significant verband aangetoond tussen neutrofielen en
mucositisgraad (P < 0.001). Een laag aantal neutrofielen heeft meer kans op het
ontwikkelen van een hogere mucositisgraad. Binnen deze analyse waren er 635
gevalideerde cases (89.6%) en 74 missing values (10.4%). Binnen de categorie van
neutropenie, welke gelijkstaat met een referentiewaarde lager dan 500 x 109/l , waren er
134 van de 404 cases met mucositisgraad 1 (33.2%), 159 cases met mucositisgraad 2
(39.4%), 95 cases met mucositisgraad 3 (23.5%) en 16 cases met mucositisgraad 4
(4.0%). Binnen de categorie van matige neutropenie, welke staat voor een
referentiewaarde tussen 500 en 1000 x 109/l, waren er 14 van de 58 cases met
mucositisgraad 1 (24.1%), 29 cases met mucositisgraad 2 (50.0%), 13 cases met
mucositisgraad 3 (22.4%) en 2 cases met mucositisgraad 4 (3.4%). Ten slotte werden er
binnen de derde categorie van de neutrofielwaarden, welke overeenkomt met een
referentiewaarde hoger dan 1000 x 109/l en als normaal wordt beschouwd, 92 van de
173 cases met mucositisgraad 1 (53.2%), 60 cases met mucositisgraad 2 (34.7%), 18
cases met mucositisgraad 3 (10.4%) en 3 cases met mucositisgraad 4 (1.7%) geteld (zie
Tabel 3).
46
Tabel 3. Verband tussen neutrofielwaarden en mucositisgraad
Tussen trombocyten en mucositisgraad bestaat er een sterk significant verband (P =
0.002). Een laag aantal trombocyten heeft meer kans op het ontwikkelen van een hogere
mucositisgraad. Er werden 645 gevalideerde cases (91.0%) en 64 missing values (9.0%)
geteld. Trombocytopenie komt overeen met referentiewaarden lager dan 154 x 109/l.
Binnen deze categorie waren er 219 van de 563 cases met mucositisgraad 1 (38.9%),
208 cases met mucositisgraad 2 (36.9%), 118 cases met mucositisgraad 3 (21.0%) en 18
cases met mucositisgraad 4 (3.2%). Binnen de categorie van matige trombocytopenie,
welke staat voor een referentiewaarde tussen 154 en 200 x 109/l, waren er 5 van de 28
cases met mucositisgraad 1 (17.9%), 18 cases met mucositisgraad 2 (64,3%), 5 cases
met mucositisgraad 3 (17.9%) en werden er geen cases geteld met mucositisgraad 4
(0%). Binnen de derde categorie van de trombocytenwaarden, welke overeenkomt met
een referentiewaarde hoger dan 200 x 109/l en als normaal wordt beschouwd, werden 29
van de 54 cases met mucositisgraad 1 (53.7%), 19 cases met mucositisgraad 2 (35.2%),
3 cases met mucositisgraad 3 (5.6%) en 3 cases met mucositisgraad 4 (5.6%) geteld (zie
Tabel 4).
47
Tabel 4. Verband tussen trombocytenwaarden en mucositisgraad
Voor beide bloedwaarden ziet men eenzelfde trend opduiken. Wanneer de
bloedwaarden verstoord zijn en men spreekt van neutropenie of trombocytopenie,
worden mucositisgraad 1 en 2 quasi even vaak gezien en . Wanneer matige neutropenie
of trombocytopenie met waarden tussen 500 en 1000 x 109/l voor matige neutropenie en
waarden tussen 154 en 200 x 109/l voor matige trombocytopenie, worden er
overwegend mucositisletsels met graad 2 opgemeten. Bij normale bloedwaarden
worden voornamelijk mucositisletsels met graad 1 gemeten. Er treden ernstigere
mucositisletsels op wanneer de bloedwaarden meer verstoord zijn.
4.2.4 Verband tussen de WHO pijnladder en therapiearm
De invloed van de therapiearm op het pijnstillend effect dat wordt waargenomen door
de patiënt werd eveneens nagegaan met de Chi-kwadraattoets. Het pijnstillend effect
wordt gelijkgesteld met de score op de WHO pijnladder. Wanneer paracetamol of
ibuprofen wordt toegediend wordt dit als 1 gescoord op de WHO pijnladder. Als
paracetamol samen met codeïne wordt gegeven of tramadol dan scoort dit een 2 op de
WHO pijnladder. Een score 3 op de WHO pijnladder komt overeen met toediening van
morfine of fentanyl. Met een betrouwbaarheid van 99% werd er een zeer sterk
significant verband tussen de WHO pijnladder en de therapiearm aangetoond (P <
0.001). De overschrijdingskans is bijgevolg kleiner dan het vooropgestelde
significantieniveau van 0.01 en de nulhypothese kan als dusdanig verworpen worden.
48
Voor deze analyse waren er 674 gevalideerde cases (95.1%) ter beschikking en werden
er 35 missing values (4.9%) geteld. Binnen de therapiearm waar er om de 48 uur werd
gelaserd, waren er 34 van de 97 cases zonder pijnmedicatie (35.1%), geen enkele case
met score 1 op de WHO pijnladder (0%), 14 cases met score 2 op de WHO pijnladder
(14.4%) en 49 cases met score 3 op de WHO pijnladder (50.5%). Binnen de therapiearm
waar er om de 24 uur werd gelaserd, waren er 103 van de 577 cases zonder
pijnmedicatie (17.9%), 60 cases met score 1 op de WHO pijnladder (10.4%), 25 cases
met score 2 op de WHO pijnladder (4.3%) en 389 cases met een score 3 op de WHO
pijnladder (67.4%). Voor beide therapiearmen geldt een duidelijk overwicht naar een
hogere score op de pijnmedicatietrap. 438 van de 674 cases hadden een score 3 op de
WHO pijnladder (65.0%) en werd de pijn behandeld met morfine of fentanyl (zie Tabel
5).
Tabel 5. Verband tussen WHO pijnladder en therapiearm
4.2.5 Verband tussen subjectieve klachten (mogelijkheid tot
voedselinname/spreken/slikken en pijnscore na lasering) en therapiearm
De Chi-kwadraattoets werd gebruikt om het verband tussen gerapporteerde subjectieve
klachten in verband met voedselinname, spraak en slikken en de therapiearm na te gaan.
Er werd een afzonderlijke statistische analyse uitgevoerd voor iedere variabele
subjectieve klacht. Voor al deze variabelen afzonderlijk bleek er een zeer sterk
significant verband te bestaan met de therapiearm wanneer een overschrijdingskans Sig.
≤ 0.01 wordt gehanteerd (P < 0.001). De nulhypothese werd zodoende voor iedere
variabele met 99% betrouwbaarheid verworpen. Er bestaat weldegelijk een verband
tussen subjectieve klachten van de patiënt en de therapiearm.
49
Voor de analyse van de voedselinname waren er 576 gevalideerde cases (81.2%) en 133
missing values (18.8%). Binnen de therapiearm waar er om de 48 uur werd gelaserd,
was het voor 45 van de 103 cases mogelijk (43.7%), voor 34 cases moeilijk (33.0%) en
voor 24 cases onmogelijk (23.3%) om te eten. Binnen de therapiearm waar er om de 24
uur werd gelaserd, was het voor 114 van de 473 cases mogelijk (24.1%), voor 132 cases
moeilijk (27.9%) en voor 227 cases onmogelijk (48.0%) om te eten. Uit deze cijfers kan
geconcludeerd worden dat er in de therapiearm waar om de 48 uur gelaserd werd meer
cases opgemerkt werden waar voedselinname mogelijk was (43.7%) en binnen de
therapiearm waar om de 24 uur werd gelaserd waren er meer cases waar het onmogelijk
was (48.0%) om te eten. In totaal, ongeacht de therapiearm, was het voor het merendeel
van de cases onmogelijk (43.6%) om te eten (zie Tabel 6).
Tabel 6. Verband tussen mogelijkheid tot voedselinname en therapiearm
Voor de analyse van de mogelijkheid tot spreken waren er 587 gevalideerde cases
(82.8%) en 122 missing values (17.2%). Binnen de therapiearm waar er om de 48 uur
werd gelaserd, was het voor 90 van de 103 cases mogelijk (87.4%), voor 13 cases
moeilijk (12.6%) en voor geen enkele case onmogelijk (0%) om te spreken. Binnen de
therapiearm waar er om de 24 uur werd gelaserd, was het voor 448 van de 484 cases
mogelijk (92.6%), voor 13 cases moeilijk (2.7%) en voor 23 cases onmogelijk (4.8%)
om te spreken. De cijfers tonen duidelijk aan dat in beide therapiearmen het overwicht,
namelijk voor 538 van de 587 cases (91.7%), bij de mogelijkheid tot spreken lag. In de
therapiearm waar om de 48 uur gelaserd werd, was het voor 90 van de 103 cases
mogelijk (87.4%) om te spreken en binnen de therapiearm waar om de 24 uur werd
gelaserd was het voor 448 van de 484 cases mogelijk (92.6%) om te spreken (zie Tabel
7).
50
Tabel 7. Verband tussen mogelijkheid tot spreken en therapiearm
Voor de analyse van de mogelijkheid tot slikken waren er 599 gevalideerde cases
(84.5%) en 110 missing values (15.5%). Binnen de therapiearm waar er om de 48 uur
werd gelaserd, was het voor 76 van de 103 cases mogelijk (73.8%), voor 5 cases
moeilijk (4.9%) en voor 22 cases onmogelijk (21.4%) om te slikken. Binnen de
therapiearm waar er om de 24 uur werd gelaserd, was het voor 410 van de 496 cases
mogelijk (82.7%), voor 54 cases moeilijk (10.9%) en voor 32 cases onmogelijk (6.5%)
om te slikken. Ook hier blijkt uit de analyse dat het voor de meeste, voor 486 van de
599 cases (81.1%) mogelijk was om te slikken. In de therapiearm waar om de 48 uur
gelaserd werd, was het voor 76 van de 103 cases mogelijk (73.8%) om te slikken en
binnen de therapiearm waar om de 24 uur werd gelaserd was het voor 410 van de 496
cases mogelijk (82.7%) om te slikken (zie Tabel 8).
Tabel 8. Verband tussen mogelijkheid tot slikken en therapiearm
51
Tot slot werd het verband nagegaan tussen de pijnscore na lasering en de therapiearm.
Voor de statistische analyse werd gebruik gemaakt van de non-parametrische Related
samples test omdat de steekproef voor deze analyse niet normaal verdeeld is. De analyse
werd uitgevoerd met behulp van de Wilcoxon signed-ranks test. Voor beide
therapiearmen werd de pijnscore na lasering vergeleken. De analyse werd eenmaal
uitgevoerd met de gerapporteerde pijnscore op de eerste dag van de mucositisepisode en
eenmaal met de gerapporteerde pijnscore op de laatste dag van de episode. Er wordt een
significantieniveau α van 0.05 gehanteerd. Er kan echter geen significant verband (P >
0.05) aangetoond worden waardoor de nulhypothese niet kan worden weerlegd. Figuur
7 geeft informatie over de spreiding van een verdeling van de pijnscores voor lasering.
De mediaan van de therapiearm waar om de 48 uur wordt gelaserd, is 1.7. Deze ligt
beduidend lager dan de mediaan van de therapiearm waar om de 24 uur gelaserd wordt.
De mediaan van de laatste groep bedraagt namelijk 5. Daarnaast is er sprake van een
zeer negatieve scheve verdeling binnen de therapiearm waar om de 24 uur wordt
gelaserd en is de spreiding binnen deze groep ook groter. De interkwartielafstand loopt
voor de groep van 24 uur van 1 tot 5, voor de groep van 48 uur is dit van 1 tot 3. Er zijn
geen outliers18
of extremes19
.
Figuur 7. Boxplot van de pijnscore voor lasering voor beide therapieschema’s
18
cases die op een afstand van 1.5 IQR (interkwartielafstand) tot 3 IQR van de box liggen, aangegeven
met een rondje (De Vocht, 2010). 19
cases op meer dan 3 IQR van de box, aangeduid met een asterisk (De Vocht, 2010).
52
Figuur 8 geeft informatie over de spreiding van de verdeling van de pijnscores na
lasering. Binnen de therapiearm waar om de 48 uur wordt gelaserd, is er sprake van een
positief scheve verdeling. De mediaan van deze therapiearm ligt beduidend lager dan de
mediaan van de therapiearm waar om de 24 uur wordt gelaserd, namelijk 1.25 ten
opzichte van 3. De spreiding in de groep waar om de 24 wordt gelaserd is bovendien
ook groter. Ook hier zijn er geen outliers of extremes.
Figuur 8. Boxplot van de pijnscore na lasering voor beide therapieschema’s
4.2.6 Verband tussen mucositisgraad en therapiearm
Tot slot werd de Chi-kwadraattoets gehanteerd om de invloed van de therapiearm op de
graad van orale mucositis na te gaan. De nulhypothese kon ook hier met 99%
betrouwbaarheid verworpen worden want er werd, bij het hanteren van een
significantieniveau van 0.01, een zeer sterk significant verband tussen mucositisgraad
en therapiearm aangetoond (P < 0.001).
Voor de analyse waren er 699 gevalideerde cases (98.6%) en 10 missing values (1.4%).
Binnen de therapiearm waar er om de 48 uur werd gelaserd, hadden 70 van de 118 cases
een mucositisgraad 1 (59.3%), 33 cases een mucositisgraad 2 (28.0%), 15 cases een
mucositisgraad 3 (12.7%) en geen enkele case een mucositisgraad 4 (0%).
53
Binnen de therapiearm waar er om de 24 uur werd gelaserd, hadden 207 van de 581
cases een mucositisgraad 1 (35.6%), 226 cases een mucositisgraad 2 (38.9%), 127 cases
een mucositisgraad 3 (21.9%) en 21 cases een mucositisgraad 4 (3.6%). In beide
therapiearmen kwamen de laagste mucositisgraden, score 1 (39.6%) en 2 (37.1%), het
meeste voor in vergelijking met de hoogste mucositisgraden, score 3 (20.3%) en 4
(3.0%). Binnen de therapiearm waar om de 48 uur werd gelaserd kwam mucositisgraad
1 het meeste voor (59.3%), voor de therapiearm waar om de 24 uur werd gelaserd kwam
mucositisgraad 1 (35.6%) vrijwel even vaak voor als mucositisgraad 2 (38.9%) (zie
Tabel 9).
Tabel 9. Verband tussen mucositisgraad en therapiearm
5 DISCUSSIE
5.1 Potentiële risicofactoren voor een verhoogde mucositisgraad
Wanneer allereerst gefocust wordt op de risicofactoren tot het ontwikkelen van een
verhoogde mucositisgraad, wordt er binnen deze studie weleens afgeweken van wat in
de wetenschappelijke literatuur gesteld wordt. Ten eerste waren, ondanks het feit dat
gesteld wordt dat vrouwen over het algemeen een groter risico lopen op het ontwikkelen
van orale mucositis dan mannen (Cawley & Benson, 2005; Sonis, 1998 in D’Hondt et
al., 2006), acht van de twaalf kinderen in deze analyse jongens. Ten tweede kunnen er
geen uitspraken gemaakt worden over potentiële risicofactoren in verband met het
ontstaan van orale mucositis, daar de patiënten die geïncludeerd werden in de steekproef
al een mucositisletsel van graad ≥ 1 dienden te hebben.
54
Zo wordt kanker van hematologische aard geacht een hoger risico op het ontwikkelen
van orale mucositis te hebben in vergelijking met solide tumoren (Berger & Kilroy,
1997 in Cheng et al., 2001; Dreizen, 1991 in Cheng et al., 2001; Otmani et al., 2011).
Deze stelling kon niet bevestigd worden met de huidige steekproef. Over het risico op
het ontwikkelen van orale mucositis kan binnen deze studie geen uitspraak gedaan
worden.
De bevindingen rond de diagnose en het verband met de mucositisgraad zijn niet
volledig in lijn met de wetenschappelijke literatuur. Zo stelt een studie van Otmani et al.
(2011) dat kinderen die lijden aan een ongedifferentieerd carcinoom van het
nasopharyngale type, non-Hodgkin lymfoom of acute leukemie een groot risico lopen
op het ontwikkelen van een ernstige vorm van orale mucositis. Binnen de diagnose van
leukemie in de huidige studie was de grootste groep deze met mucositisgraad 2 (41.1%),
de ernstige mucositisvormen, graad 3 en 4, kwamen niet vaker voor wanneer de
diagnose van leukemie werd gesteld dan wanneer de diagnose van solide tumor werd
gesteld. De resultaten binnen de groep van leukemie waren eerder vergelijkbaar met
deze van de solide tumoren. Binnen de diagnose van solide tumor in de huidige studie
was de grootste groep echter deze met mucositisgraad 1 (50.0%) en kwam in geen enkel
van de geobserveerde waarnemingen een mucositisletsel met graad 4 voor, wat wel een
voordeel geeft aan de groep met solide tumoren ten opzichte van de leukemiegroep. Bij
interpretatie van deze onderzoeksresultaten dient men echter in het achterhoofd te
houden dat de steekproefgroep voor deze onderzoeksvraag klein was.
Ook de invloed van chemotherapie op het ontstaan van orale mucositis werd binnen
deze masterproef niet onderzocht daar de inclusiecriteria erin bestonden al een
mucositislaesie te hebben met graad ≥ 1. Wel kon er een significant verband worden
aangetoond met de mucositisgraad. Slechts bij drie chemotherapiekuren wordt een
mucositisgraad 4 opgemeten en dat is bij de combinatie van vincristine en
daunorubicine, bij methotrexaat alleen en bij methotrexaat in combinatie met
ifosfamide. Binnen vier chemokuren werden er geen hoge mucositisgraden 3 en 4
opgemeten.
55
Bij toediening van vincristine samen met daunorubicine en methotrexaat, bij temodal,
bij cyclocytosar en wanneer cytosar aan een lage dosis wordt gebruikt binnen de
behandeling van kanker worden er geen mucositisletsels geteld met graad 3 of 4. In de
wetenschappelijke literatuur worden de stoffen methotrexaat, 5-fluorouracil,
doxorubicine en etoposide als zeer stomatotoxisch geacht (Raber-Durlacher et al., 2000
in Cheng et al., 2004; Weitman en Kamen, 1996 in Cheng et al., 2004). Enige
uitzondering op deze stelling is opmerkbaar wanneer methotrexaat in deze studie
gecombineerd wordt met vincristine en daunorubicine. Er werden bij deze
chemotherapiekuur geen hoge mucositisgraden opgemerkt. Doxorubicine en etoposide
of VP16 werden in deze studie steeds gecombineerd met andere stoffen. Voor beide
stoffen werd er bijgevolg ook geen enkele keer een mucositisletsel met graad 4
opgemeten. Een gecombineerd regime van chemotherapie en radiotherapie zou
daarnaast het risico en de ernst van orale mucositis verhogen (Trotti et al., 2003 in
Cawley & Benson, 2005). Deze stelling werd in de studie niet bevestigd daar er voor de
combinatietherapie van VP16 met TBI geen enkele keer een mucositisgraad 4 werd
opgemeten en slechts 4.1% van alle geobserveerde waarnemingen een mucositisletsel
van graad 3 ontwikkelde. De ernst van orale mucositis blijft in deze studie bij dergelijke
chemotherapiekuur overwegend beperkt tot mucositisgraad 1 of 2. Enige bijkomende
opmerking luidt echter dat het verband tussen de diagnose of chemotherapiekuur en de
ernst van orale mucositis bij voorkeur dient nagegaan te worden met een
steekproefgroep waarin alle kinderkankerpatiënten die worden behandeld met
chemotherapie worden opgenomen en niet enkel diegene waarbij twee LLLT schema’s
vergeleken worden.
Daarnaast kon het verband tussen voedingstoestand en mucositisgraad niet statistisch
geanalyseerd worden in deze masterproef. De huidige omvang van de dataset is voor
deze test ontoereikend. In de literatuur wordt een slechte voedingsstatus gekoppeld aan
een verhoogde mucositisgraad (Bonnaure-Mallet et al., 1998 in Otmani et al., 2011;
Cheng et al., 2001; Raber-Durlacher et al., 2000 in Otmani et al., 2011). Deze stelling
kon niet bevestigd worden met de huidige steekproef daar alle patiënten die
geïncludeerd werden in deze studie een normale voedingsstatus hadden voorafgaand aan
de chemotherapiebehandeling. De stelling van Cheng et al. (2008) kon eveneens niet
getoetst worden.
56
Zij stellen dat kinderen met een laag lichaamsgewicht voorafgaand aan de
chemotherapiekuur meer kans hebben op het ontwikkelen van orale mucositis. Of de
body mass index een potentiële risicofactor is voor het ontwikkelen van orale mucositis
zoals wordt aangetoond in een studie van Cheng et al. (2008), kan in deze studie niet
worden aangetoond.
Verder wordt er in de literatuur veel gesproken over het risico op orale mucositis
gekoppeld aan de bloedwaarden van de patiënt. Zo wordt gesteld dat het risico op het
orale mucositis toeneemt wanneer de ernst en duur van neutropenie toeneemt (Cauwels
& Martens, 2011; Cheng et al., 2004; Epstein & Schubert, 1999 in Kuhn et al., 2009;
Naidu et al., 2004; Raber-Durlacher et al., 2000 in Cheng et al., 2004; Scully & Epstein,
1996 in Kuhn et al., 2009; Sonis, 2004 in Kuhn et al., 2009; Weitman & Kamen, 1996
in Cheng et al., 2004). Daarnaast blijkt uit een studie van Cheng et al. (2008) dat
kinderen met een tekort aan witte bloedlichaampjes meer kans hebben tot het
ontwikkelen van orale mucositis. Deze masterproef werd uitgevoerd binnen een
populatie waar al mucositisletsels aanwezig waren. Er kan bijgevolg geen uitspraak
gedaan worden over het ontstaan van deze letsels en de bloedwaarden van de patiënt als
potentiële risicofactoren. In deze studie werd het verband nagaan tussen de
bloedwaarden van de patiënt en de mucositisgraad. Er werd een sterk significant
verband tussen beiden aangetoond. Voor beide bloedwaarden ziet men in deze studie
eenzelfde trend opduiken. Bij normale bloedwaarden worden voornamelijk
mucositisletsels met graad 1 gemeten. Er treden ernstigere mucositisletsels op wanneer
de bloedwaarden meer verstoord zijn. Daarnaast dient men er zich van bewust te zijn
dat de pijn te wijten aan orale mucositis gecombineerd met neutropenie en
trombocytopenie ertoe kan bijdragen dat de patiënt zich niet in staat acht tot het
onderhouden van een adequate mondzorg. Deze toestand kan bovendien leiden tot
verzwering en infecties (Cheng et al., 2004 in Cauwels & Martens, 2011).
5.2 Eigenschappen van low level lasertherapie
Wanneer vervolgens gefocust wordt op de werking van de low level lasertherapie,
bevestigen resultaten in deze masterproef over het algemeen wat reeds gesteld werd in
de wetenschappelijke literatuur.
57
Zo wordt in de literatuur meermaals aangetoond dat dankzij low-level laser therapie de
letselgraad afneemt en de symptomen verlicht worden (Bensadoun, 2006; Clarkson et
al., 2010; Cruz et al., 2007; Kuhn et al., 2009). Als men binnen deze studie kijkt naar de
mucositisgraad die werd opgemeten tijdens de laserbehandeling, dan kwam een
mucositisletsel met graad 1 in deze steekproef het meeste voor, namelijk in 39.63% van
alle geobserveerde waarnemingen en werden de hogere mucositisgraden 3 en 4 slechts
beperkt opgemerkt. In deze studie werden de wangen, de tong en de lippen het vaakst
behandeld met low level lasertherapie. Deze resultaten liggen volledig in lijn met de
resultaten verkregen uit de pilootstudie van Cauwels & Martens (2011). Ook hier
kregen de wangen het vaakst te maken met orale mucositis (51%), gevolgd door de
lippen (19%) en de tong (10%).
Het pijnstillend effect van low level lasertherapie (Bensadoun et al., 2001; Cauwels &
Martens, 2011; Cawley & Benson, 2005; Rubenstein et al., 2004 in D’Hondt et al.,
2006; Schubert et al., 2007) wordt binnen deze studie evenzeer aangetoond. Er wordt
een daling in de pijnscore opgemerkt na een low level laserbehandeling, van gemiddeld
een score 3.7 ± 2.4 (range score 0 - 9) naar een gemiddelde score van 2.9 ± 2.3 (range
score 0 - 8). Er is ook een daling van de mediaan waarneembaar binnen beide
therapiearmen. Voor de groep waar om de 48 uur wordt gelaserd, daalt de mediaan van
een pijnscore 1.7 naar 1.25 en binnen de groep waar op de 24 uur wordt gelaserd is een
daling van score 5 naar score 3 waarneembaar. Er wordt een lagere mediaan opgemeten
in de 48 uur groep, maar het effect van LLLT is meer uitgesproken in de 24 uur groep,
namelijk een effect van -0.45 ten opzichte van -2. Men dient er zich echter van bewust
te zijn dat het pijnstillend effect ook kan worden toegeschreven aan andere factoren
buiten de laserbehandeling om, zoals in de studie van Nes en Posso (2005) wordt
gesteld.
In de wetenschappelijke literatuur wordt gesteld dat niet enkel de pijn die met een
mucositisletsel gepaard gaat aanzienlijk verzacht wordt door low level lasertherapie,
maar dat ook de ernst en duur van een mucositisletsel beperkt wordt (Bensadoun, 2006;
Cauwels & Martens, 2011; Cawley & Benson, 2005; De Souza et al., 2010; Genot-
Klastersky et al., 2008; Nes & Posso, 2005).
58
Dat eerste wordt bevestigd door deze studie, daar een gemiddelde mucositisgraad van
1.9 ± 0.8 (range graad 1 - 4) werd opgemeten. Er kwamen binnen deze steekproef
duidelijk meer mucositisletsels voor met een lagere mucositisgraad, 1 of 2, dan met een
hogere mucositisgraad, 3 of 4. Of de duur van een mucositisletsel beperkt wordt door
LLLT kon in deze masterproef niet per letsel bekeken worden te wijten aan de opbouw
van de dataset. Er werd een episodeduur opgemeten. In vergelijking met een studie van
Otmani et al. (2011) duurde de gemiddelde episodeduur in deze studie ongeveer even
lang, namelijk gemiddeld 7.2 ± 5.7 dagen (range 2 - 25 dagen) in vergelijking met 6.8 ±
3.1 dagen (range 2 - 23 dagen). In de studie van Otmani et al. (2011) wordt er echter
niet gelaserd, maar dienen de proefpersonen enkel een mondzorgprotocol te volgen
waarbij ze driemaal daags een mondspoeling dienen uit te voeren. In een RCT van
Kuhn et al. (2009) wordt eveneens gebruik gemaakt van de GaAlAs laser en wordt een
gemiddelde mucositisepisode van 5.8 ± 2.0 dagen gerapporteerd. Dit gemiddelde leunt
sterk aan bij de gemiddelde duur van een mucositisepisode binnen de therapiearm waar
om de 48 uur werd gelaserd in deze studie, namelijk 5.2 ± 3.5 dagen (range 2 - 12
dagen). De gemiddelde duur van een mucositisepisode in de therapiearm waar dagelijks
werd gelaserd duurde gemiddeld 9.3 ± 7.0 dagen (range 2 - 25 dagen) en ligt hiermee
hoger dan de gemiddelde duur van een mucositisepisode beschreven in de
wetenschappelijke literatuur. Als men echter vergelijkt met onderzoeksresultaten van
Loprinzi, Gastineau en Foote (1999) in een prospectieve cross-over studie van Cheng et
al. (2004) dan is een gemiddelde episodeduur van 9.3 dagen nog een degelijk resultaat
want zij stellen dat een episode van orale mucositis gemiddeld drie weken duurt. Dit
tijdsverloop wordt eveneens bevestigd door Cawley en Benson (2005). Men kan dus
wel stellen dat LLLT de duur van een mucositisepisode beperkt.
5.3 Verschillen tussen twee therapiearmen van LLLT
Allereerst werd de invloed van de therapiearm op de pijnmedicatie nagegaan binnen
deze studie. De pijnmedicatie wordt gebaseerd op de score van de WHO pijnladder. Er
werd een zeer sterk significant verband tussen de WHO pijnladder en de therapiearm
aangetoond (P < 0.001). Voor beide therapiearmen geldt een duidelijk overwicht naar
een hogere score op de pijnmedicatietrap, wat in lijn ligt met wat in de
wetenschappelijke literatuur gesteld wordt.
59
Deze resultaten komen overeen met het feit orale mucositis wordt gekenmerkt door pijn
en hierdoor heel wat lijden bij de patiënt teweegbrengt (Balakirev et al., 2001 in Zanin
et al., 2010; Barasch et al., 1995 in Zanin et al., 2010; Bensadoun & Ciais, 2000 in
Zanin et al., 2010). Vanwege het feit dat mucositis als zeer pijnlijk wordt ervaren, neemt
de behoefte naar narcotica of opioïde analgetica toe (Bensadoun et al., 2001; Dodd et
al., 2001 in Cheng et al., 2004; Eilers, 2004 in Harris et al., 2008; Elting et al., 2003 in
Bjordal et al., 2011; Elting et al., 2008 in Bjordal et al., 2011; Gabriel et al., 2003 in
Silva et al., 2011; Genot & Klastersky, 2005; Lockhart & Sonis, 1979 in Abramoff et
al., 2008; Naidu et al., 2004; Otmani et al., 2011; Rubenstein et al., 2004 in D’Hondt et
al., 2006; Sonis et al., 2001 in Cheng et al., 2004;). Binnen deze masterproef had een
totaal van 65.0% van het aantal geobserveerde waarnemingen een score 3 op de WHO
pijnladder en werd bij deze patiënten de pijn behandeld met morfine of fentanyl. Het
percentage is lager binnen de therapiearm waar om de 48 uur gelaserd wordt in
vergelijking met de therapiearm waar dagelijks gelaserd wordt. Er bestaat dus een licht
voordeel voor de therapiearm waar om de 48 uur wordt gelaserd. Orale mucositis wordt
zodoende ook binnen deze studie als zeer pijnlijk ervaren en low level lasertherapie kan
in deze pijnbestrijding zeker worden toegepast (Balakirev et al., 2001 in Zanin et al.,
2010; Barasch et al., 1995; Bensadoun & Ciais, 2000 in Zanin et al., 2010). Echter,
enige kritische bedenking dient hierbij gemaakt te worden. Men weet namelijk niet aan
de hand van deze resultaten of de patiënten een pijnscore 3 op de WHO pijnladder halen
te wijten aan de pijn die de orale mucositis met zich meebrengt, of dat dit te wijten is
aan de pijn die de kanker teweegbrengt. Enige voorzichtigheid is vereist wanneer men
de pijnmedicatie volledig wil toeschrijven aan de mucositislaesies. Daarnaast blijkt uit
een rapport van Bensadoun (2006) dat de laserbehandeling de incidentie en duur van
morfinetoediening doet afnemen. Of de laserbehandeling ook daadwerkelijk de
incidentie en duur van morfinetoediening doet afnemen, kan niet bevestigd worden met
de huidige resultaten. Binnen deze studie werden hierover geen gegevens opgemeten.
Uit datzelfde rapport van Bensadoun (2006) blijkt dat de lasertoepassing naast het
beperken van incidentie en duur van morfinetoediening ook het vermogen tot slikken
verbetert. Deze studie bevestigd wat in de wetenschappelijke literatuur wordt gesteld en
resultaten tonen aan dat low level lasertherapie het vermogen tot slikken daadwerkelijk
verbeterd.
60
Er werd een sterk significant verband aangetoond tussen gerapporteerde subjectieve
klachten in verband met voedselinname, spraak en slikken en de therapiearm
waarbinnen LLLT werd toegepast. Binnen beide therapiearmen was het voor 81.1% van
de waargenomen observaties mogelijk om te slikken. In de therapiearm waar om de 24
uur werd gelaserd, was het voor de grootste groep mogelijk om te slikken en waren er
minder cases waarvoor het onmogelijk was om te slikken ten opzichte van de
therapiearm waar om de 48 uur werd gelaserd. Binnen dit aspect van LLLT in het
hanteren van de subjectieve klachten van de patiënt bestaat er een groter voordeel voor
de therapiearm waar om de 24 uur wordt gelaserd. Het tegenovergestelde is
waarneembaar als men kijkt naar de mogelijkheid tot voedselinname. Reeds in
verschillende onderzoeken werd aangetoond dat er bij de patiënt ten gevolge van orale
mucositis en het onvermogen tot voedselinname nutritionele tekorten kunnen optreden,
waardoor het gebruik van enterale of parenterale voeding mogelijks noodzakelijk wordt.
Daarnaast kan de patiënt ook gedehydrateerd raken (Bensadoun et al., 2001; Dodd et al.,
2001 in Cheng et al., 2004; Eilers, 2004 in Harris et al., 2008; Elting et al., 2003 in
Bjordal et al., 2011; Elting et al., 2008 in Bjordal et al., 2011; Gabriel et al., 2003 in
Silva et al., 2011; Genot & Klastersky, 2005; Lockhart & Sonis, 1979 in Abramoff et
al., 2008; Naidu et al., 2004; Otmani et al., 2011; Rubenstein et al., 2004 in D’Hondt et
al., 2006; Sonis et al., 2001 in Cheng et al., 2004;). Deze studie bevestigd dat orale
mucositis de mogelijkheid tot voedselinname kan beperken. Daarnaast kunnen deze
resultaten ook aantonen dat low level lasertherapie slechts een beperkte invloed heeft op
de mogelijkheid tot eten. In 43.6% van alle geobserveerde waarnemingen ongeacht de
therapiearm van LLLT was voedselinname onmogelijk. Als men kijkt naar de
therapiearmen afzonderlijk, dan is de therapiearm waar om de 48 uur wordt gelaserd
sterk in het voordeel ten opzichte van de therapiearm waar om de 24 uur wordt gelaserd.
Binnen de therapiearm waar om de 48 uur wordt gelaserd is in 23.3% van alle
geobserveerde waarnemingen onmogelijk om voedsel binnen te krijgen. Voor de
therapiearm waar om de 24 uur wordt gelaserd is dit meer dan het dubbele, namelijk in
48.0% van alle geobserveerde waarnemingen was het onmogelijk om te eten. Belangrijk
hierbij is het om op te letten voor het bijkomend onvermogen om orale medicatie in te
nemen, zoals door Cawley en Benson (2005) wordt aangehaald.
61
Als men daarnaast kijkt naar de mogelijkheid tot spreken dan zijn de resultaten uit beide
therapiearmen vergelijkbaar. Over het algemeen is het voor beide therapiegroepen in de
meeste gevallen mogelijk om te spreken wanneer de orale mucositislaesies worden
behandeld met LLLT. De huidige positieve resultaten tonen aan dat low level
lasertherapie een positieve invloed uitoefent op de mogelijkheid tot spreken. Orale
mucositis heeft namelijk een belangrijke impact op het communicatievermogen van de
patiënt waardoor de mogelijkheid tot spreken beperkt kan worden (Cheng et al., 2001).
Daarnaast werd binnen het gebied van gerapporteerde subjectieve klachten het verband
nagegaan tussen de pijnscore na lasering en de therapiearm. Er kon geen statistisch
significant verband (P > 0.05) worden aangetoond in pijnscore na lasering afhankelijk
van de gehanteerde therapiearm waarbinnen LLLT werd toegepast. De
gegevensverzameling is te beknopt om hierover een uitspraak te doen. In een studie van
Nes en Posso (2005) wordt wel een significante daling van 67% aangetoond wanneer de
pijnscore na de laserbehandeling met een AsGaAl vergeleken wordt met de pijnscore
die voor de laserbehandeling werd bevraagd. De bestudering van beide boxplots toont
echter wel een pijnstillend effect van LLLT aan want in beide therapiearmen daalt de
mediaan van de pijnscore na de low level laserbehandeling. Daarnaast wordt in deze
studie aangetoond dat de mediaan van de therapiearm waar om de 48 uur wordt gelaserd
beduidend lager ligt dan de mediaan van de therapiearm waar dagelijks wordt gelaserd,
namelijk 1.25 ten opzichte van 3. De steekproefmediaan is in het voordeel van de
therapiearm waar om de 48 uur wordt gelaserd. Binnen deze therapiegroep werden ook
minder hoge scores na de low level laserbehandeling opgemeten in vergelijking met de
andere therapiegroep waar iedere dag werd gelaserd.
Tenslotte werd in deze studie een zeer sterk significant verband tussen mucositisgraad
en therapiearm aangetoond (P < 0.001). Ongeacht de therapiegroep, kwamen de laagste
mucositisgraden met score 1 en 2 het meeste voor in vergelijking met de hoogste
mucositisgraden, score 3 en 4. De therapiearm waar om de 48 uur werd gelaserd is
binnen deze analyse in het voordeel ten opzichte van de therapiearm waar om de 24 uur
werd gelaserd. Mucositisgraad 1 kwam in de eerst genoemde therapiegroep het meeste
voor (59.3%) en bovendien kwam in geen enkel van de geobserveerde waarnemingen
binnen deze therapiearm een mucositisletsel met graad 4 voor.
62
5.4 Kanttekening bij resultaten
Binnen de huidige steekproef en bijhorende dataset kon er bij de statistische analyse
geen rekening gehouden worden met persoonsverschillen. Er werd meermaals geopteerd
om een Generalized Linear Models toets, met name de Generalized Estimating
Equations toets, uit te voeren om zodoende een antwoord op de voorgenoemde
onderzoeksvragen te formuleren. Deze test houdt rekening met persoonsverschillen
welke een invloed kunnen uitoefenen op het verband tussen twee variabelen. De
celfrequenties waren echter ontoereikend om deze toets uit te voeren, waardoor er
meermaals een Chi-kwadraattoets werd gehanteerd om deze verbanden statistisch te
toetsen. Bijgevolg dient er bij interpretatie van bovenstaande resultaten rekening te
worden gehouden met de bestaande bias op de resultaten. Men dient in het achterhoofd
te houden dat ook persoonlijke verschillen een invloed uitoefenen op de bevonden
resultaten. Verschillen in ernst van orale mucositis bij patiënten die behandeld worden
met hetzelfde chemotherapieregime kunnen hun oorsprong hebben in de genetische
aanleg van de patiënt voor mucotoxiciteit (Robien et al., 2004 in Otmani et al., 2011). In
deze masterproef konden dergelijke patiëntenverschillen niet gefilterd worden uit de
statistische analyse en kan er mogelijks een vertekend beeld worden opgemaakt bij het
interpreteren van de resultaten. Daarnaast is het aantal gevalideerde cases niet gelijk
verdeeld over de beide therapiearmen. In de therapiearm waar om de 24 uur werd
gelaserd, werden veel meer waarnemingen opgemeten in vergelijking met de
therapiearm waar om de 48 uur werd gelaserd. Deze ongelijke verdeling geeft mogelijks
een vertekend beeld wanneer men de resultaten uit beide therapiearmen vergelijkt.
5.5 Aanbevelingen voor verder onderzoek
Verder uitgebreid onderzoek voor het op punt stellen van de low level laserbehandeling
in de behandeling van orale mucositis na chemotherapie is vereist. Om bestaande
laserprotocollen te optimaliseren zijn meer multicenter, gerandomiseerde en klinische
studies noodzakelijk (Bensadoun et al., 2001). In een RCT van Schubert et al. (2007)
wordt verwezen naar de grote variatie binnen fundamentele parameters van LLLT die
worden toegepast in verschillende klinische studies.
63
Vergelijkingen tussen studies en de beoordeling van de onderzoeksresultaten kunnen
bijgevolg door gebrek aan standaardisatie van de toegepaste protocollen niet
probleemloos gemaakt worden (Abramoff et al., 2008; Genot & Klastersky, 2005).
De huidige steekproefgroep was te beknopt om uitgebreide statistische analyses te doen.
In de toekomst dient de dataset meer uitgebreid te worden om ondermeer aan de hand
van een Generalized Estimating Equations toets persoonsverschillen mee in rekening te
brengen. Daarnaast dient verder onderzoek dieper in te gaan op de vraag of potentiële
risicofactoren op het ontstaan van orale mucositis ook nog een invloed uitoefenen op de
graad van mucositis wanneer deze zich gemanifesteerd heeft. Dit werd eveneens in de
huidige studie onderzocht. Verschillende variabele risicofactoren van orale mucositis
werden in verband gebracht met de mucositisgraad. Ondanks het feit dat in deze studie
veelvuldig een significant verband tussen beiden kon worden aangetoond, is verder
onderzoek nodig om deze resultaten te onderbouwen. Er bestaat een leemte in de
wetenschappelijke literatuur wat betreft risicofactoren die de ernst van de orale
mucositis, eens deze gemanifesteerd is bij de patiënt, doet toenemen.
Daarnaast dient er in een verder uitgebreid onderzoek te worden nagegaan welke
therapiearm van LLLT voor de pediatrische patiënt de meeste voordelen biedt. In reeds
gepubliceerde wetenschappelijke onderzoeken rond orale mucositis wordt slechts
weinig aandacht geschonken aan de pediatrische patiënt (Cheng et al., 2001). De meest
patiëntvriendelijke en gebruiksvriendelijke therapiearm waarbij om de 48 uur wordt
gelaserd, behaalt in deze studie positieve resultaten. Deze bevindingen dienen verder
onderzocht te worden in een meer uitgebreid onderzoek.
Bovendien dienen ondermeer de voordelen van kortere behandelingstijden verder te
worden onderzocht zoals in het onderzoek van Schubert et al. (2007) wordt aangehaald.
Er kan slechts weinig vooruitgang geboekt worden binnen de huidige klinische zorg in
verband met low level lasertherapie in de behandeling van orale mucositis bij
pediatrische kankerpatiënten wanneer er onvoldoende onderzoek binnen deze
leeftijdscategorie van patiënten wordt uitgevoerd.
64
6 CONCLUSIE
In deze masterproef wordt nagegaan of er een statistisch verschil kan worden
aangetoond in het wondhelend en pijnstillend effect van low level laser therapie in de
behandeling van orale mucositis bij kinderkankerpatiënten met een lage dosis laser bij
twee therapieschema’s. Deze studie wil het wondhelend effect, de duur van de
mucositisepisode, de graad van pijnstilling en de kwaliteit van leven evalueren aan de
hand van een therapieschema waarbij dagelijks gelaserd wordt ten opzichte van een
schema waarbij om de 48 uur gelaserd wordt. Ondanks het feit dat er binnen deze
masterproef gewerkt werd met een kleine steekproefgroep van twaalf kinderen, kunnen
er toch enkele belangrijke conclusies worden getrokken.
Allereerst wordt er binnen deze masterproef gefocust op de risicofactoren tot het
ontwikkelen en het ontstaan van een verhoogde mucositisgraad. Er kunnen binnen deze
studie geen uitspraken gemaakt worden over potentiële risicofactoren in verband met
het ontstaan van orale mucositis, daar de patiënten die in de studie geïncludeerd werden
reeds een mucositisletsel van graad ≥ 1 dienden te hebben. Niet volledig in lijn met de
wetenschappelijke literatuur zijn de bevindingen rond de diagnose en het verband met
de mucositisgraad. In de wetenschappelijke literatuur wordt ondermeer gesteld dat
kinderen die lijden aan acute leukemie een groot risico lopen op het ontwikkelen van
een ernstige vorm van orale mucositis (Otmani et al., 2011). Binnen deze studie
kwamen de ernstige mucositisvormen, graad 3 en 4, niet vaker voor wanneer de
diagnose van leukemie werd gesteld in vergelijking met wanneer de diagnose van solide
tumor werd gesteld. Het zou mogelijk kunnen zijn dat dankzij de lasertherapie de
evolutie naar een mucositisgraad 3 of 4 wordt vermeden. Daarnaast kon er een
significant verband worden aangetoond tussen chemotherapiekuur en mucositisgraad.
Enkel bij de combinatie van vincristine en daunorubicine, bij methotrexaat alleen en bij
methotrexaat in combinatie met ifosfamide werd een mucositisgraad 4 opgemeten. Bij
toediening van vincristine samen met daunorubicine en methotrexaat, bij temodal, bij
cyclocytosar en wanneer cytosar aan een lage dosis wordt gebruikt binnen de
behandeling van kanker worden er geen mucositisletsels vastgesteld met graad 3 of 4.
65
Het verband tussen voedingstoestand en mucositisgraad kon niet statistisch
geanalyseerd worden in deze masterproef omwille van de beperkte steekproefgroep.
Verder wordt er in de literatuur veel gesproken over het risico op orale mucositis
gekoppeld aan de bloedwaarden van de patiënt. In deze studie werd echter het verband
nagegaan tussen de bloedwaarden van de patiënt en de mucositisgraad. Uit deze
resultaten blijkt dat bij normale bloedwaarden voornamelijk mucositisletsels met graad
1 optreden en dat ernstigere mucositisletsels optreden wanneer de bloedwaarden meer
verstoord zijn.
Wanneer vervolgens gefocust wordt op de werking van de low level lasertherapie,
bevestigen resultaten in deze masterproef wat reeds gesteld werd in de
wetenschappelijke literatuur. Het pijnstillend effect van low level lasertherapie wordt
binnen deze studie evenzeer aangetoond (Bensadoun et al., 2001; Cauwels & Martens,
2011; Cawley & Benson, 2005; Rubenstein et al., 2004 in D’Hondt et al., 2006;
Schubert et al., 2007). Het verband tussen pijnscore na lasering en de therapiearm kan
niet als statistisch significant worden beschouwd omwille van de kleine
steekproefgroep, maar er konden wel enkele bevindingen uit de bijhorende grafieken en
beschrijvende statistiek worden afgeleid. Daarnaast wordt in de wetenschappelijke
literatuur gesteld dat niet enkel de pijn die met een mucositisletsel gepaard gaat
aanzienlijk verzacht wordt door low level lasertherapie, maar dat ook de ernst en duur
van een mucositisletsel beperkt wordt (Bensadoun, 2006; Cauwels & Martens, 2011;
Cawley & Benson, 2005; De Souza et al., 2010; Genot-Klastersky et al., 2008; Nes &
Posso, 2005). Dat eerste wordt eveneens bevestigd met de huidige resultaten van deze
studie. Er kwamen binnen deze steekproef duidelijk meer mucositisletsels voor met een
lagere mucositisgraad, 1 of 2, dan met een hogere mucositisgraad, 3 of 4. Of de duur
van een mucositisletsel beperkt wordt door LLLT kon in deze masterproef niet per letsel
worden bekeken. Toch kan men aan de hand van de huidige resultaten van deze studie,
waarbij een episodeduur wordt opgemeten, stellen dat LLLT de duur van een
mucositisepisode beperkt.
Daarnaast werd de invloed van de therapiearm op de pijnmedicatie nagegaan binnen
deze studie. Er werd een zeer sterk significant verband tussen de WHO pijnladder en de
therapiearm aangetoond (P < 0.001).
66
Voor beide therapiearmen geldt een duidelijk overwicht naar een hogere score op de
pijnmedicatietrap, wat in lijn ligt met wat in de wetenschappelijke literatuur gesteld
wordt. Deze resultaten komen overeen met het feit dat orale mucositis wordt
gekenmerkt door pijn en hierdoor heel wat lijden bij de patiënt teweegbrengt (Balakirev
et al., 2001 in Zanin et al., 2010; Barasch et al., 1995 in Zanin et al., 2010; Bensadoun
& Ciais, 2000 in Zanin et al., 2010).
Bovendien werd er een sterk significant verband aangetoond tussen gerapporteerde
subjectieve klachten in verband met voedselinname, spraak en slikken en de
therapiearm waarbinnen LLLT werd toegepast. Resultaten van deze studie bevestigen
dat low level lasertherapie het vermogen tot slikken verbetert. Binnen dit aspect van
LLLT in het hanteren van de subjectieve klachten van de patiënt bestaat er binnen deze
studie een groter voordeel voor de therapiearm waar om de 24 uur wordt gelaserd.
Resultaten van deze studie bevestigen eveneens dat orale mucositis de mogelijkheid tot
voedselinname kan beperken. Als men kijkt naar de therapiearmen afzonderlijk, dan is
de therapiearm waar om de 48 uur wordt gelaserd sterk in het voordeel ten opzichte van
de therapiearm waar om de 24 uur wordt gelaserd. Wanneer tenslotte wordt gekeken
naar de mogelijkheid tot spreken dan zijn de resultaten uit beide therapiearmen
vergelijkbaar. Over het algemeen is het voor beide therapiegroepen in de meeste
gevallen mogelijk om te spreken wanneer de orale mucositislaesies worden behandeld
met LLLT. De huidige positieve resultaten tonen aan dat low level lasertherapie een
positieve invloed uitoefent op de mogelijkheid tot spreken. Tenslotte werd in deze
studie een zeer sterk significant verband tussen mucositisgraad en therapiearm
aangetoond (P < 0.001). Ongeacht de therapiegroep, kwamen de laagste
mucositisgraden met score 1 en 2 het meeste voor in vergelijking met de hoogste
mucositisgraden, score 3 en 4. De therapiearm waar om de 48 uur werd gelaserd is
binnen deze analyse in het voordeel ten opzichte van de therapiearm waar om de 24 uur
werd gelaserd.
67
Samengevat sluiten de resultaten uit de huidige studie grotendeels aan bij wat reeds
werd gesteld in de wetenschappelijke literatuur. Deze studie bevestigt het grootste
voordeel van LLLT aan de hand van zijn toegevoegde waarde voor de patiënt door een
betere en snellere behandeling van orale mucositis te garanderen samen met een
aanzienlijke reductie van pijnlijke mucositis (Nes & Posso, 2005). Pediatrische
oncologen dienen bijgevolg aangemoedigd te worden om low level lasertherapie als
eerste mogelijke optie binnen de behandeling van orale mucositis bij
kinderkankerpatiënten toe te passen (Kuhn et al., 2009).
Tenslotte kunnen resultaten uit deze studie bijdragen tot het formuleren van richtlijnen
in verband met de frequentie van lasertherapie. Uit wetenschappelijk literatuur blijkt
namelijk dat er een hoge nood is aan het duidelijk formuleren van richtlijnen rond
parameters van low level lasertherapie in de toekomst. Ondanks het feit dat de huidige,
bestaande evidentie positief is voor het gebruik van low-level laser therapie bij orale
mucositis, is verder onderzoek in grootschalige multivariate studies aangewezen (Cheng
et al., 2001; Genot & Klastersky, 2005; Otmani et al., 2011). Zo dient toekomstig
onderzoek dieper in te gaan op het bepalen van adequate laserparameters zoals de
golflengte en de herhalingsfrequentie van energielevering in vergelijking met
doeltreffendheid van LLLT (Schubert et al., 2007). Literatuuronderzoek toont aan dat
er binnen de wetenschappelijke literatuur nog veel onduidelijkheid en variabiliteit
bestaat rond deze aspecten van de laserbehandeling. Optimalisatie van preventie en
behandeling van chemotherapie geïnduceerde orale mucositis met behulp van low level
lasertherapie blijft zodoende een uitdaging voor zorgverleners.
In het kader van het grotere onderzoek zullen er geen wijzigingen in de
onderzoeksopstelling doorgevoerd worden. De steekproefgrootte wordt uitgebreid tot
vijftig proefpersonen, maar men zal dezelfde opbouw van de dataset hanteren bij
analyse van de gegevens. Nadien zal er samen met de Cel Biostatistiek worden nagaan
welke statistische testen men kan uitvoeren in het kader van het onderzoek.
68
7 REFERENTIELIJST
Abramoff, M.M.F., Lopes, N.N.F., Lopes, L.A., Dib, L.L., Guilherme, A., Caran, E.M.,
… Petrilli, A.S.P. (2008). Low-level laser therapy in the prevention and
treatment of chemotherapy-induced oral mucositis in young patients.
Photomedicine and Laser Surgery, 26 (4), 393-400.
Bensadoun, R. (2006). Low level laser therapy (LLLT): A new paradigm in the
management of cancer therapy-induced mucositis? Indian Journal of Medical
Research, 124, 375-378.
Bensadoun, R., Magné, N., Marcy, P., & Demard, F. (2001). Chemotherapy- and
radiotherapy-induced mucositis in head and neck cancer patients: New trends in
pathophysiology, prevention and treatment. European Archives of
Otorhinolaryngology, 258, 481-487.
Bjordal, J.M., Bensadoun, R., Tunèr, J., Frigo, L., Gjerde, K., & Lopes-Martins, R.A.B.
(2011). A systematic review with meta-analysis of the effect of low-level laser
therapy (LLLT) in cancer therapy-induced oral mucositis. Support Care Cancer,
19, 1069-1077.
Cauwels, R.G.E.C., & Martens, L.C. (2011). Low level laser therapy in oral mucositis:
A pilot study. European Archives of Paediatric Dentistry, 12 (2), 116-121.
Cawley, M.M., & Benson, L.M. (2005). Current trends in managing oral mucositis.
Clinical Journal of Oncology Nursing, 9 (5), 584-592.
Cheng, K.K.F., Chang, A.M., & Yuen, M.P. (2004). Prevention of oral mucositis in
paediatric patients treated with chemotherapy: A randomized crossover trial
comparing two protocols of oral care. European Journal of Cancer, 40, 1208-
1216.
Cheng, K.K.F., Goggins, W.B., Lee, V.W.S., & Thompson, D.R. (2008). Risk factors
for oral mucositis in children undergoing chemotherapy: A matched case-control
study. Oral Oncology, 44, 1019-1025.
Cheng, K.K.F., Lee, V., Li, C.H., Goggins, W., Thompson, D.R., Yuen, H.L., &
Epstein, J.B. (2011). Incidence and risk factors of oral mucositis in paediatric
and adolescent patients undergoing chemotherapy. Oral Oncology, 47, 153-162.
69
Cheng, K.K.F., Molassiotis, A., Chang, A.M., Wai, W.C., & Cheung, S.S. (2001).
Evaluation of an oral care protocol intervention in the prevention of
chemotherapy-induced oral mucositis in paediatric cancer patients. European
Journal of Cancer, 37, 2056-2063.
Clarkson, J.E., Worthington, H.V., Furness, S., McCabe, M., Khalid, T., & Meyer, S.
(2010). Interventions for treating oral mucositis for patients with cancer
receiving treatment. Cochrane Database of Systematic Review, 8, 1-15.
Cruz, L.B., Ribeiro, A.S., Rech, A., Rosa, L.G.N., Castro, C.G., & Brunetto, A.L.
(2007). Influence of low-energy laser in the prevention of oral mucositis in
children with cancer receiving chemotherapy. Pediatric Blood Cancer, 48, 435-
440.
De Souza, T.O.F., Martins, M.A.T., Bussadori, S.K., Fernandes, K.P.S., Tanji, E.Y.,
Mesquita-Ferrari, R.A., & Martins, M.D. (2010). Clinical evaluation of low-
level laser treatment for recurring aphthous stomatitis. Photomedicine and Laser
Surgery, 28 (2), 85-88.
De Vocht, A. (2010). Basishandboek SPSS 18 IBM SPSS STATISTICS. Utrecht;
Bijleveld Press.
D’Hondt, L., Lonchay, C., André, M., & Canon, J. (2006). Oral mucositis induced by
anticancer treatments: Physiopathology and treatments. Therapeutics and
Clinical Risk Management, 2 (2), 159-168.
Elad, S., Luboshitz-Shon, N., Cohen, T., Wainchwaig, E., Shapira, M.Y., Resnick, I.B.,
… Or, R. (2011). A randomized controlled trial of visible-light therapy for the
prevention of oral mucositis. Oral Oncology, 47, 125-130.
Genot, M., & Klastersky, J. (2005). Low-level laser for prevention and therapy of oral
mucositis induced by chemotherapy or radiotherapy. Current Opinion in
Oncology, 17, 236-240.
70
Genot-Klastersky, M.T., Klastersky, J., Awada, F., Awada, A., Crombez, P., Martinez,
M.D., … Paesmans, M. (2008). The use of low-energy laser (LEL) for the
prevention of chemotherapy- and/or radiotherapy-induced oral mucositis in
cancer patients: Results from two prospective studies. Support Care Cancer, 16,
1381-1387.
Harris, D.J., Eilers, J., Harriman, A., Cashavelly, B.J., & Maxwell, C. (2008). Putting
evidence into practice: Evidence-based interventions for the management of oral
mucositis. Clinical Journal of Oncology Nursing, 12 (1), 141-152.
Kuhn, A., Porto, F.A., Miraglia, P., & Brunetto, A.L. (2009). Low-level infrared laser
therapy in chemotherapy-induced oral mucositis. Journal of Pediatric
Hematology/Oncology, 31 (1), 33-37.
Naidu, M.U.R., Ramana, G.V., Rani, P.U., Mohan, I.K. Suman, A., & Roy, P. (2004).
Chemotherapy-induced and/or radiation therapy-induced oral mucositis:
Complicating the treatment of cancer. Neoplasia, 6 (5), 423-431.
Nes, A.G., & Posso, M.B.S. (2005). Patients with moderate chemotherapy-induced
mucositis: Pain therapy using low intensity lasers. International Nursing Review,
52, 68-72.
Otmani, N., Alami, R., Hessissen, L., Mokhtari, A., Soulaymani, A., & Khattab, M.
(2011). Determinants of severe oral mucositis in paediatric cancer patients: A
prospective study. International Journal of Paediatric Dentistry, 21, 210-216.
Polit, D.F. & Beck, C.T. (2006). Essentials of nursing research: Methods, appraisal and
utilization. Philadelphia; Lippincott Williams & Wilkins.
Schubert, M.M., Eduardo, F.P., Guthrie, K.A., Franquin, J., Bensadoun, R.J., Migliorati,
C.A., … Hamdi, M. (2007). A phase III randomized double-blind placebo-
controlled clinical trial to determine the efficacy of low level laser therapy for
the prevention of oral mucositis in patients undergoing hematopoietic cell
transplantation. Support Care Cancer, 15, 1145-1154.
71
Silva, G.B.L., Mendonça, E.F., Bariani, C., Antunes, H.S., & Silva, M.A.G. (2011). The
Prevention of induced oral mucositis with low-level laser therapy in bone
marrow transplantation patients: A randomized clinical trial. Photomedicine and
Laser Surgery, 29 (1), 27-31.
Suresh, A.V.S., Varma, P.P., Sinha, S., Deepika, S., Raman, R., Srinivasan, M., …
Anand, B.B. (2010). Risk-scoring system for predicting mucositis in patients of
head and neck cancer receiving concurrent chemoradiotherapy. Journal of
Cancer Research and Therapeutics, 6 (4), 448-451.
Volpato, L.E.R., Silva, T.C., Oliveira, T.M., Sakai, V.T., & Machado, M.A.A.M.
(2007). Radiation therapy and chemotherapy-induced oral mucositis. Brazilian
Journal of Otorhinolaryngology, 73 (4), 562-568.
Zanin, T., Zanin, F., Carvalhosa, A.A., de Souza Castro, P.H., Pacheco, M.T., Zanin,
I.C.J., & Brugnera Junior, A. (2010). Use of 660-nm diode laser in the
prevention and treatment of human oral mucositis induced by radiotherapy and
chemotherapy. Photomedicine and Laser Surgery, 28 (2), 233-237.
85
9 LIJST VAN ILLUSTRATIES
9.1 Lijst van figuren
Figuur 1. Cross-over onderzoeksdesign (Polit & Beck, 2006)
Figuur 2. Randomisatielijst met bloklengte zes
Figuur 3. Demografische factoren: geslacht
Figuur 4. Demografische factoren: diagnose
Figuur 5. Demografische factoren: mucositisgraad
Figuur 6. Demografische factoren: locaties
Figuur 7. Boxplot van de pijnscore voor lasering voor beide therapieschema’s
Figuur 8. Boxplot van de pijnscore na lasering voor beide therapieschema’s
9.2 Lijst van tabellen
Tabel 1. Verband tussen diagnose en mucositisgraad
Tabel 2. Verband tussen chemotherapiekuur en mucositisgraad
Tabel 3. Verband tussen neutrofielwaarden en mucositisgraad
Tabel 4. Verband tussen trombocytenwaarden en mucositisgraad
Tabel 5. Verband tussen WHO pijnladder en therapiearm
Tabel 6. Verband tussen mogelijkheid tot voedselinname en therapiearm
Tabel 7. Verband tussen mogelijkheid tot spreken en therapiearm
Tabel 8. Verband tussen mogelijkheid tot slikken en therapiearm
Tabel 9. Verband tussen mucositisgraad en therapiearm