LeesfragmentP

7
Stef Penney De onzichtbaren Vertaald door Sjaak de Jong 2011 Prometheus Amsterdam De onzichtbaren 1-384:De onzichtbaren 1-384 05-09-2011 13:38 Pagina 3

description

LeesfragmentP

Transcript of LeesfragmentP

Stef Penney

De onzichtbaren

Vertaald door Sjaak de Jong

2011 Prometheus Amsterdam

De onzichtbaren 1-384:De onzichtbaren 1-384 05-09-2011 13:38 Pagina 3

De onzichtbaren 1-384:De onzichtbaren 1-384 05-09-2011 13:38 Pagina 6

1

Het Lukasziekenhuis

Toen ik wakker werd, wist ik er niets meer van – op één ding na. En daarvan

ook maar weinig; ik wist nog dat ik op mijn rug lag en de vrouw schrijlings

over mijn heupen heen en weer schoof. Ik heb het idee dat ik beschamend

snel kwam, maar ja, het was ook even geleden. Het punt is dat ik nog weet

hoe het voelde, maar absoluut niet hoe het er allemaal uitzag. Als ik probeer

me haar gezicht voor de geest te halen, lukt me dat niet. Als ik probeer me

de plek voor de geest te halen, lukt me dat niet. Ik zie helemaal niets voor

me. Ik probeer het wel. Ik probeer het echt, want ik maak me er zorgen over.

Na enige tijd komt er één ding terug: de smaak van as.

Het geheugenverlies zal misschien de minste zorg blijken. Formeel ben ik

‘verminderd toerekeningsvatbaar’. Tot die slotsom kwam de politie na hun

bezoek aan mij in het ziekenhuis. Ik ben bij de grens tussen Hampshire en

Surrey, in Downham Wood, door een hek en vervolgens tegen een boom

gereden. Ik wist bij god niet waar Downham Wood lag of wat ik daar te

zoeken had gehad. Ik weet niet meer dat ik door een hek ben gereden, of

tegen een boom. Waarom zou ik? Zoiets doet een mens toch niet?

Een zuster zegt dat de politie gezien de omstandigheden de zaak verder

laat rusten.

‘Welke omstandigheden?’

Die vraag probeer ik te stellen, maar mijn articulatie laat te wensen over.

Mijn tong voelt opgezet en krachteloos. De zuster lijkt eraan gewend.

‘Het komt vast allemaal weer terug, Ray.’

7

De onzichtbaren 1-384:De onzichtbaren 1-384 05-09-2011 13:38 Pagina 7

Ze tilt de rechterarm op, die als een homp vlees naast me op het bed ligt,

strijkt het laken glad en legt hem terug.

Kennelijk is er het volgende gebeurd:

Tijdens zijn dagelijkse ochtendrondje door het bos zag een jogger dat er

een auto van de weg was geraakt en een paar meter verder tegen een boom

tot stilstand was gekomen. Vervolgens realiseerde hij zich dat er iemand in

zat. Hij rende naar het dichtstbijzijnde huis om de politie te bellen. Die

kwam met ambulance, brandweer en snijgereedschap. Tot ieders verba-

zing was de persoon in de auto geheel en al ongedeerd. Eerst werd gedacht

dat hij dronken was en toen was de conclusie dat hij drugs moest hebben

gebruikt. De persoon in de auto – ik – zat achter het stuur, maar sprak niet

en bewoog niet, op een zenuwstuip na.

Het was de eerste augustus, een dag die zou uitgroeien tot de bladstille

dag met een wat nevelige, diepblauwe hemel die een augustusdag hoort te

zijn, maar zo zelden is.

Tot zover de informatie die ik in het ziekenhuis kreeg van iemand die ik

me niet meer herinner. Die persoon vertelde dat ik de eerste vierentwintig

uur geen woord heb kunnen uitbrengen: door een verlamming zaten mijn

tong- en keelspieren vast, en verder ook alles. Mijn pupillen waren verwijd

en mijn hart was op hol geslagen. Ik gloeide helemaal. Als ik iets probeerde

te zeggen, kwam er alleen een reeks onverstaanbare, rochelende geluiden

uit. Bij ontbreken van uitwendige verwondingen wachtte men de onder-

zoeksresultaten af om te bepalen of het een beroerte is geweest, ik een her-

sentumor heb of dat ik inderdaad een overdosis heb binnengekregen.

Het lukte me niet ook maar een moment mijn ogen te sluiten.

In die fase was ik volgens mij niet heel erg bezig met de oorzaak van dit

alles – de verwarring, het delier of het niet kunnen bewegen – en werd ik

geplaagd door een afgrijselijk visioen dat ik maar niet precies kon plaat-

sen. Ik wist ook helemaal niet of ik dat wilde. Het verontrustende was dat

het voelde als een herinnering terwijl dat niet kon omdat een vrouw, hoe

mysterieus ook, geen hond of kat is. Een vrouw heeft geen klauwen en

geen muil. Een vrouw wekt geen afgrijzen. Dat houd ik me steeds weer

voor. Ik haal hallucinaties en herinneringen door elkaar. Het ligt niet aan

mij. Met een beetje geluk is het allemaal een droom geweest, net als de

eerste drie series van Dallas.

8

De onzichtbaren 1-384:De onzichtbaren 1-384 05-09-2011 13:38 Pagina 8

Nu doemt er een gezicht boven me op, dat vooral wordt gekenmerkt door

een bril met een zwaar, zwart montuur, en door blond haar, weggestreken

van een hoog rond voorhoofd. Ze doet me aan een zeeleeuw denken. Ze

heeft een klembord voor haar borst.

‘En, Ray, hoe voel je je? Het goede nieuws is dat het geen beroerte was.’

Ze lijkt te weten wie ik ben. Ik ken haar ook ergens van, dus misschien

komt ze elke dag. Ze praat nogal hard. Ik ben niet doof. Dat probeer ik te

zeggen, maar er komt niets verstaanbaars uit.

‘…en er is ook niets wat op een tumor wijst. We weten nog niet wat de

verlamming veroorzaakt. Maar het wordt beter, hè? Je hebt het vandaag

toch iets beter in de hand? Nog niets in de rechterarm? Nee?’

Ik probeer te knikken, zeg ja en nee.

‘De scan geeft geen hersenschade aan. Geweldig. De uitslag van het toxi-

cologisch onderzoek is er nog niet. Je lijkt een of andere neurotoxine te

hebben binnengekregen. Een overdosis drugs misschien. Heb je drugs ge-

bruikt, Ray? Je kunt ook iets giftigs hebben gegeten. Wilde paddenstoelen

of zo… Heb je wilde paddenstoelen gegeten? Of bessen? Zoiets?’

Ik probeer ze terug te halen, die vluchtige, onbetrouwbare beelden. Ik

heb iets gegeten, maar volgens mij zaten daar geen paddenstoelen in. En

ik weet vrij zeker dat er van drugs geen sprake was. In ieder geval geen

drugs die mij aan te rekenen zijn.

‘Ik denk het niet.’

Het komt er eerder uit als: ‘I… dèh… nie.’

‘Heb je vanochtend nog vreemde dingen gezien? Weet je dat nog? Was

de hond er weer?’

De hond? Heb ik het over haar gehad? Ik heb haar vast geen hond

genoemd.

De naam op de badge op haar witte jas lijkt met een Z te beginnen. Ze

spreekt kordaat en luid, met een soort Oost-Europese tongval. Maar nog

voordat ik de verzameling medeklinkers kan ontcijferen zwiert ze met

haar klembord weg.

Ik overdenk hersenschade. Nu ik hier lig, heb ik veel tijd om dingen te

overdenken – ik kan eigenlijk niets anders. Het wordt donker en het wordt

weer licht. Mijn ogen branden van slaapgebrek, maar omdat ik juist als ik

ze dichtdoe van alles op me af zie kruipen, uit hoekjes en gaatjes zie slui-

9

De onzichtbaren 1-384:De onzichtbaren 1-384 05-09-2011 13:38 Pagina 9

pen of zich nog net zie verschuilen, ben ik in zijn algemeenheid blij met

alles wat me wakker houdt. Van de geringste krachtsinspanning raak ik

dodelijk vermoeid en mijn lamme rechterarm kan ik niet gebruiken.

Vanuit bed zie ik het zonlicht op een kersenboom vallen. Ik maak eruit

op dat ik op de eerste verdieping lig. Maar ik weet niet welk ziekenhuis het

is en hoe lang ik er ben. Aan de andere kant van het raam, waar de kersen-

boom staat, is het drukkend heet en beweegt niets. Na al die regen die we

hebben gehad zal het tropisch aanvoelen. Binnen is het ook heet, zo heet

dat men eindelijk bereid is gevonden de verwarming uit te zetten.

Ik ben wel eens beter gehumeurd geweest. Het is of ik in één klap hoog-

bejaard ben geworden: gepureerd eten, vreemden die me wassen en men-

sen die me op luide toon en in simpele zinnen aanspreken. Leuk is het

niet. Anderzijds heb ik weinig verantwoordelijkheden.

Een ander nu, een ander gezicht boven me. Dit herken ik beslist. Zacht

blond haar dat over zijn voorhoofd valt. Een bril met stalen montuur.

‘Ray… Ray… Ray?’

Een stem die een dure opleiding verraadt. Mijn zakenpartner. Ik weet

niet hoe ik hier ben beland, maar ik weet wie Hen is, en ik weet dat hij zich

schuldig voelt. Ik weet ook dat hij er niets aan kan doen.

Ik brom in een poging hoi te zeggen.

‘Hoe is het met je? Je ziet er een stuk beter uit dan gisteren. Weet je het

nog van gisteren? Het is goed, je hoeft niet te praten. Ik wil alleen maar

doorgeven dat we aan je denken. Je moet van iedereen de groeten hebben.

Kijk, Charlie heeft een kaart voor je gemaakt…’

Hij houdt een kindertekening op een dubbelgevouwen vel geel papier

omhoog. Ik vind het lastig te zien wat hij voorstelt.

‘Dat ben jij in bed. Ik denk dat dat een thermometer is. Kijk, je hebt een

kroon op…’

Ik neem het zonder meer aan. Met een vertederde glimlach zet hij de

kaart op het kastje naast mijn bed – naast het plastic bekertje met water

en de tissues waarmee ze mijn kwijl wegvegen –, waar hij herhaaldelijk

omvalt omdat hij eigenlijk te slap is om te blijven staan.

Gaandeweg merk ik dat ik weer kan praten, in het begin nog brabbelend

en hortend. Mijn tong struikelt over zichzelf. Daarin heb ik iets gemeen

10

De onzichtbaren 1-384:De onzichtbaren 1-384 05-09-2011 13:38 Pagina 10

met mijn nieuwe kamergenoot Mike, een joviale, dakloze alcoholist die

naar eigen zeggen in het Franse vreemdelingenlegioen heeft gediend. We

vormen een mooi stel: allebei deels verlamd en allebei geneigd om midden

in de nacht te gaan schreeuwen.

Hij vertelt over de door overmatig drankgebruik veroorzaakte beroerte

die hij enkele maanden geleden heeft gehad. Daarvoor ligt hij niet in het

ziekenhuis. De beroerte heeft ertoe geleid dat zijn voeten in de zon ernstig

verbrandden omdat hij pas merkte dat er iets mis was toen er koudvuur

van kwam en ze begonnen te stinken. Nu is het afhakken van stukken

Mike aan de orde. Hij blijft er opmerkelijk vrolijk onder. We kunnen het

vrij goed met elkaar vinden, behalve wanneer hij midden in de nacht in

het Frans door het lint gaat. Zoals afgelopen nacht: een schelle schreeuw

sleurde me uit mijn slapeloze trance en toen riep hij: ‘Tirez!’ Toen

schreeuwde hij weer, zoals wanneer iemand in een oorlogsfilm een bajo-

net in een geüniformeerde baal hooi steekt. Ik twijfelde al of ik een vlucht-

poging moest gaan ondernemen: mocht hij zijn boze dromen ten uitvoer

gaan brengen, dan kan het met de huidige staat van mijn benen wel vijf

minuten kosten om de gang op te komen. Hij vertelt niet graag over zijn

tijd in het legioen, maar is zeer geïnteresseerd als hij ontdekt dat ik privé -

detective ben. Hij dreint maar door om verhalen (‘Hé, Ray… Ray… Ben je

wakker? Ray…’). Ik ben altijd wakker. Vlak brommend, maar gaandeweg

steeds beter verstaanbaar, vertel ik het een en ander. Ik word bang dat hij

nog om werk zal gaan vragen, maar bij nader inzien zal hij dat punt al

gepasseerd zijn. Hij vraagt of ik wel eens gevaarlijke klussen heb.

Ik wacht even en zeg dan: ‘Heel weinig.’

11

De onzichtbaren 1-384:De onzichtbaren 1-384 05-09-2011 13:38 Pagina 11