Jaarverslag WOP 2014

49
Vogels Jaarverslag Werkgroep Onderzoek en Publicatie 2014 in de IJsselvallei

Transcript of Jaarverslag WOP 2014

VogelsJa

arve

rsla

g W

erkg

roep

Ond

erzo

ek e

n P

ublic

atie

2014

in de IJsselvallei

Colofon

© Vogelwerkgroep “De IJsselstreek” 2015

p/a secretariaat Tineke Hirschler Rouwenmaatpad 8 7421 EE Deventer

Teksten: Gerard Boere, Anne Buitenhek, Mike Hirschler, Jeroen Kuipers, Piet Schermer-horn en Esther Veldhoen

Redactie: Jeroen Kuipers en Gerard Boere Eindredactie: Jeroen Kuipers en Gerard Boere Ontwerp & lay-out: Jeroen Kuipers

Ontwerp logo IJsvogel op de kaft: Jeroen Kuipers

www.vwg-deijsselstreek.nl

Foto’s / afbeeldingen

W.J.N.Verholt: IJsvogel tekening bij de inhoudsopgavePiet Schermerhorn: 1.1, 1.2, 1.3, 8.2, 8.12Jeroen Kuipers: Kaft, 0.1, 2.1, 2.2, 2.3, 4.1, 4.2, 4.4, 4.5, 4.6, 4.76.1, 7.1, 7.2, 7.3, 8.1Jan Borst: 8.3, 8.20Mark Zekhuis: 8.4Erik Veldkamp: 8.5J.W. Hofstede: 8.6, 8.11, 8.18E. van Klinken: 8.7B. van Oortmarssen: 8.8Edwin Winkel: 8.9Leon Walraven: 8.10, 8.14Wout Boere: 8.13Jitze Terpstra: 8.15, 8.16Arno ten Hoeve: 8.17Marco Zomer: 8.19T. Kruisink: 5.1

Werkgroep Onderzoek en Publicatie jaarverslag 2014

I n h o u d s o p g a v e

Voorwoord 2

1 Broedgevallen Oeverloper Midden - IJsselgebied 2014 4

2 Samenvatting Wechelerveld 2014 8

3 Verslag Uilenwerkgroep 2014 14

4 De Ooievaar in 2014 16

5 PTT telling Rammelwaard 2014 30

6 Overzicht kolonies Blauwe Reiger en Aalscholver 2014 / 2015 32

7 Ringactiviteiten 2014 36

8 Zeldzame en bijzondere waarnemingen 2014 38

Voorwoord

Jeroen [email protected]

Voor jullie ligt het jaarverslag over 2014. Ook dit jaar is er weer een hoop werk verzet door een groot aantal leden van onze werkgroep. Vele, vele uren zijn er gaan zitten in het tellen van meerdere atlasblokken voor de op hande zijnde vogelatlas van Nederland, zowel in de winter-als voorjaarsmaanden. Naast al dit ge tel werd er ook nog een bmp inventarisatie uitgevoerd op het Wechelerveld. Dit was de derde keer en in een samenvattend verslag wordt dan ook geke-ken naar de veranderingen ten opzichte van de eerdere tellingen. De Oeverloper is ook dit jaar weer gevolgd en de resultaten hiervan staan in een mooi verslag. Uit de gegevens blijkt dat ons werkgebied een belangrijk deel van de Neder-landse populatie huisvest. De mensen van de uilenwerkgroep zijn ook weer op pad geweest en het bleek een goed jaar, zeker ten opzichte van 2013. Anders was het met de Ooievaars die juist een behoorlijk slecht jaar doormaakten met kleine aantallen jongen en veel dode jongen op de nesten. In het kort wordt er ook gekeken naar de verschillende resultaten in drie regio’s.

De jaarlijke PTT telling in de Rammelwaard le-verde leuke verassingen op en de Blauwe Rei-gers zitten na enkele zachte winters duidelijk weer in de lift en laten een groeiend aantal be-zette nesten zien, anders dan de Aalscholvers waar het juist weer iets minder ging.

Het ring werk op de diverse locaties werd volop uitgevoerd en leverde soms erg leuke resulta-ten op. Tot slot leverde 2014 ook weer een groot aantal zeldzame en bijzondere vogelsoorten op die door vele mensen via waarneming.nl werden doorgegeven.

Ik wens iedereen veel leesplezier en ik hoop dat de geplaatste artkelen een inspiratie zullen zijn voor iedereen om door te gaan met tellin-gen, inventarisaties of soortonderzoek. Hopelijk geeft het ook leden die geen ervaring hebben een idee van wat er allemaal gebeurd en vormt het de aanleiding om zelf ook eens deel te gaan nemen aan een telling of iets dergelijks.

2 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Jaarverslag 2014 3

Figuur 0.1 Koereiger

Broedgevallen Oeverloper (Actitis hypoleucos) in hetMidden-IJsselgebied 2014

Piet [email protected]

Inleiding

In 2012 beschreef ik de Oeverloper als broedvo-gel in de Ossenwaard bij Deventer (De IJsvogel nr.73 / december 2012). Deze uiterwaard is al jarenlang een belangrijk broedgebied voor de Oeverloper, met maximaal 3 broedparen. In het jaarverslag 2013 van de WOP ging ik na-der in op het broedseizoen 2013 in het gehele Midden-IJsselgebied, want ook buiten de Os-senwaard bleken Oeverlopers te broeden. On-danks het extreem koude voorjaar gevolgd door zomerhoogwater was het geen slecht jaar voor de Oeverloper. Van de vijf vastgestelde broedpa-ren, waarvan wederom drie in de Ossenwaard, brachten er drie jongen groot. De broedvogels in het Midden-IJsselgebied en met name de “Ossenwaard” populatie vormen een substantieel aandeel van de Nederlandse populatie, die sinds 1996 rond de tien territo-ria schommelt, met een variatie van 5-14 paar (Broedvogels in Nederland 2013; Sovon rapport 2015/04). De Oeverloper staat op de Rode Lijst als “gevoelig” genoteerd. In dit artikel zal ik verslag doen van de resulta-ten van het broedseizoen 2014 . Gebieds- en biotoopbeschrijvingen zijn al in eerder vermelde artikelen gedaan en worden nu niet meer her-haald.

Het weer gedurende het broedseizoen 2014In tegenstelling tot 2013 waren zowel de winter als het voorjaar 2014 extreem zacht te noemen. Beiden eindigden bij de “zachtsten ooit” sinds het begin van de regelmatige waarnemingen in

1706. De lente van 2014 werd alleen overtroffen door die van 2007, toen de gemiddelde tempera-tuur net iets hoger eindigde. Maart en april wa-ren relatief droog, mei daarentegen was nogal nat. Maar tot overstromingen van de uiterwaar-den zoals in 2013 leidde dit niet. In die zin had-den de Oeverlopers een gunstig jaar.

Ruimte voor de Rivier

In de Ossenwaard gingen de graafwerkzaam-heden in 2014 volop van start nadat eerst de peilers van de spoorbrug versterkt waren en de bommen geruimd. Gelukkig voor de Oever-lopers concentreerde het graafwerk zich gedu-rende het broedseizoen op de omgeving van de spoorbrug en het plantsoen de Worp en affec-teerde niet direct het broedgebied. Wat wellicht enige invloed heeft gehad is het lokaal klepelen van wilgenopslag op plaatsen waar de nieuwe geulen gepland waren. De indruk bestaat dat deze plekken juist gewaardeerd werden door de oeverlopers. Ook in de Duursche waarden hebben in de winter 2013/’14 enige werkzaamheden plaatsgevon-den. Om een betere doorstroming te bevorde-ren werd in het centrale gebied een perceel jong wilgenbos gekapt en geklepeld (ca 2 hectare). Ook in het broedgebied van de Oeverloper, tus-sen de IJssel en een grote plas, werd een kleine strook oud wilgenbos gekapt. Deze kapvlaktes raakten in de loop van 2014 deels begroeid met pioniervegetaties en vormden in principe een aantrekkelijk biotoop voor de Oeverlopers.

1

4 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Broedresultaten per gebied

De Ossenwaard/DeventerDe Ossenwaard werd regelmatig, minstens één keer per week bezocht, waarbij specifiek gelet werd op Oeverlopers. De broedvogels waren al vanaf begin april op de favoriete broedplaatsen aanwezig, af en toe baltsend, af en toe een grens-conflict uitvechtend met achtervolgingsvluchten. Het hoogtepunt van de balts vond plaats in de laatste week van april en de eerste week van mei. In deze periode werden ook paartjes gezien die potentiele broedplekken leken te verkennen (oa lonkgedrag door staartveren te spreiden). Op basis van baltsactiviteiten konden wederom drie territoria gelokaliseerd worden, alle drie op vrij-wel dezelfde locaties als vorig jaar. Na de eerste week van mei was de baltspiek duidelijk voorbij en werd het steeds stiller op de broedplaatsen. In juni moest ik echt mijn best doen om nog een oeverloper te ontdekken. Ze leken wel van de aardbodem verdwenen, totdat ik op 23 juni een exemplaar een exemplaar ontdekte die zich erg stiekem gedroeg en duidelijk waaks gedrag ver-toonde. Tot alarmeren kwam het niet echt, maar de vogel keerde wel steeds weer bij me terug

zodra hij even opvloog. Een duidelijk teken dat er ergens (kleine)jongen verscholen zaten. Op 7 juli kreeg ik op een andere locatie de ultieme bevestiging dat er succesvol is gebroed. Op het geklepelde eilandje net ten noorden van de po-pulierenterp, zag ik een ouderpaar rondlopen met minimaal één bijna volgroeid jong. Van het derde paar heb ik geen duidelijke aanwijzingen verkregen dat ze jongen hebben groot gebracht.

Duursche Waarden/FortmondDe Duursche Waarden zijn zes keer bezocht in het kader van het BMP onderzoek. Dit bracht voor het tweede achtereenvolgende jaar een succesvol broedgeval aan het licht. Op 24 april werden voor het eerst twee Oeverlopers gezien in het broedterritorium van vorig jaar zonder dat zij territoriaal gedrag vertoonden. Bij een vol-gend bezoek op 16 mei was het echter raak. De oudervogels gedroegen zich nerveus, vlogen stiekem voor me uit, om even later weer terug te keren en alarmeerden zachtjes. Alles wees erop dat er ergens een nestje lag. Bij mijn vol-gende bezoek op 12 juni vlogen beide ouders luidruchtig alarmerend rond, teken dat er jongen verscholen zaten. Dit werd op 4 juli bevestigd

Jaarverslag 2014 5

Figuur 1.1 waakse Oeverloper

toen ik een bijna volgroeid jong ontdekte op één van de zandstrandjes langs de IJssel. Bij onraad (mijn aanwezigheid) verschool het jong zich meteen tussen de basaltblokken van een kribbe. Daarbij vloog het onhandig een paar meter, net vliegvlug dus. Meer dan één jong heb ik niet kun-nen ontdekken.

Overige gebiedenHet is vrijwel ondoenlijk om het hele Midden-IJs-selgebied af te struinen en te volgen op broeden-de Oeverlopers. Het is dan ook goed mogelijk dat één of meerdere broedparen aan mijn aan-dacht zijn ontsnapt. Naast de Ossenwaard en de Duursche Waarden zouden ze qua biotoop ook kunnen broeden in de Roetwaarden, de Bui-tenwaarden van Wijhe, de Welsummerwaarden, bij de Yperenplas of in de Rammelwaard. Bij de Yperenplas zag ik op 13 mei inderdaad een fa-natiek baltsend paar, waarvan de man lonkge-drag vertoonde en later een indringer verjoeg. Een goede indicatie, maar zonder vervolg.

Op 22 juli observeerde ik een foeragerende fa-milie in de Welsummerwaarden; duidelijk een paartje met een juveniel. Maar het jonge beest was al vliegvlug en kan dus best uit de Duursche Waarden of van nog verder zijn komen aanvlie-gen. Dus kunnen we aan deze waarneming geen broedzekerheid verbinden. Maar het lijkt zeker niet uitgesloten dat er in de nabije toekomst in de Welsummerwaarden gebroed gaat worden. Nu de nieuwe geulen meer begroeid raken en her en der wilgenbosjes ontstaan, wordt het biotoop hier steeds aantrekkelijker.

Het eerste ei

Beide jongen werden eind eerste week juli waar-genomen en waren globaal even oud, naar schatting 35 dagen (net vliegvlug). Dit betekend dat het eerste ei ongeveer rond 4 mei (Duursche Waarden) cq 7 mei (Ossenwaard) gelegd moet zijn, uitgaande van een legsel van 4 eieren en een broedduur van 21-22 dagen. Dit komt goed overeen met het inzakken van de baltspiek na de eerste week van mei. Of te wel, zodra de ei-eren gelegd worden neemt het baltsen af. Dan begint de periode van “stiekem en onopvallend” gedrag.

Conclusies

Ook in 2014 behield de Ossenwaard met 3 broedparen zijn status als vast broedbolwerk voor de Oeverloper. Eén van de broedparen werd met een jong gezien, een tweede broed-paar heeft vrijwel zeker jongen gehad. Ook in de Duursche waarden werd voor het tweede ach-tereenvolgende jaar een succesvol broedgeval vastgesteld. Het totaal aantal broedparen voor het Midden-IJsselgebied in 2014 komt hiermee op mini-maal vier. Oeverlopers zijn echter gedurende de broedperiode en als de jongen nog klein zijn zeer onopvallend en er kunnen dus best her en der broedparen gemist zijn. Zowel in de Welsum-merwaard als bij de Yperenplas werden waarne-mingen gedaan die mogelijk op broeden duiden. Dit jaar werd de eileg op basis van twee suc-cesvolle paren berekend op 4 respectievelijk 7 mei, hetgeen goed overeenkomt met het inzak-ken van de baltsactiviteiten na de eerste week van mei.

Nawoord

Na het broedseizoen 2014 zijn de graafmachi-nes ook het centrale en noordelijk deel van de Ossenwaard ingetrokken. De bestaande geulen zijn in het noordwesten aangehaakt op IJssel en in het zuidoosten wordt een geul doorgetrokken onder de spoorbrug door tot aan het IJsselho-tel. De bestaande hoofdgeul is behoorlijk uitge-diept. Hierdoor is de oppervlakte open water en de lengte aan oevers toegenomen, maar ook de waterdynamiek, want door de directe verbinding met de IJssel zal het water in de Ossenwaard nu direct met het rivierpeil mee bewegen. In hoeverre dit van invloed is op de Oeverloperpo-pulatie zal de tijd moeten leren. Op het moment van schrijven zitten er in ieder geval weer twee broedparen. Hierover meer in een volgend jaar-verslag.

6 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Jaarverslag 2014 7

Figuur 1.2 alarmerende Oeverloper

Figuur 1.3 juveniele Oeverloper

Samenvatting Wechelerveld 2014

Esther [email protected]

Inleiding

Vogelwerkgroep De IJsselstreek voert al enige jaren broedvogel monitoring project tellingen (BMP) uit. Voor 2014 is dat volgens een cyclus het Wechelerveld geworden. In 2010 en 2012 zijn hier ook BMP tellingen uitgevoerd (Bogaert, 2010 en Veldhoen, 2012). In het broedseizoen zijn vervolgens op systematische wijze tellingen verricht.

Gebiedsbeschrijving

Het Wechelerveld bestaat overwegend uit bos met allerlei verschillende soorten bomen en ligt ongeveer een kilometer ten noorden van Deven-ter, vlak na de begraafplaats en het crematorium Steenbrugge. Centraal in het gebied ligt een open heidegedeelte. Dit heideterrein is, samen met enkele andere gebieden, een laatste restant van de uitgestrekte stukken heide die grote de-len van Salland tot ver in de negentiende eeuw bedekten (Stichting IJssellandschap, 2011). Het geïnventariseerde deel van het gebied bedraagt bijna 49 ha.

Het Wechelerveld wordt vooral beheerd om de natuur en recreatiefunctie. Honden mogen er loslopen en in 2012 is ook een mountainbike rou-te aangelegd. De verwachting is dat in de nabije toekomst de recreatieve druk op het gebied al-leen maar zal toenemen. Vooral als de bouw van de duurzame woonwijk Steenbrugge voltooid zal zijn. Deze woonwijk (totaal 400 woningen) komt

namelijk aangrenzend aan het Wechelerveld te liggen.

Werkwijze

Er is gewerkt volgens de Handleiding Sovon broedvogelonderzoek (van Dijk en Boele, 2011). In de periode februari t/m juni werden 10 bezoe-ken afgelegd (tabel 1) waarvan 9 rond zonsop-gang en 1 ‘s nachts.

De gegevens van de veldkaarten zijn online in-gevoerd bij Sovon waarna het programma de waarnemingen clustert. Vervolgens worden dan op basis van de datumgrenzen, broedcodes en aantal waarnemingen de territoria per soort be-rekend. Op deze manier kunnen er zo gemak-kelijk kaarten per soorten of per gebied worden gemaakt wat inzicht geeft over de verdeling van territoria van een soort in het gebied, of waar zich in het gebied de meeste vogels bevinden (Veldhoen, 2011).

2

8 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Resultaten

Soorten en aantallenIn totaal zijn van 33 soorten vogels broed territo-ria vastgesteld (tabel 2).

In totaal zijn er 310 territoria geteld wat neerkomt een dichtheid in het gehele gebied voor alle soorten van 6.4 territoria per hectare.

De hoogste dichtheden (= totaal aantal territoria) zijn te vinden bij Boomkruiper, Koolmees, Merel, Pimpelmees, Roodborst, Tjiftjaf, Vink, Winter-koning en Zwartkop. Ook bij deze soorten werd de hoogste broedcodes gevonden. Daarnaast werden ook hoge broedcodes genoteerd voor Boomklever, Boompieper, Glanskop, Goudhaan, Grote bonte specht, Houtduif en Spreeuw.

Vergelijking met 2010 en 2012Door VWG “De IJsselstreek” zijn in 2010 en 2012 ook BMP tellingen uitgevoerd in dit gebied. In tabel 3 is een overzicht opgenomen van de vogelsoorten en aantal territoria in deze jaren.

n totaal zijn er 49 soorten in deze jaren waarge-nomen op het Wechelerveld. Over het algemeen zijn de meeste soorten stabiel met gelijke aantal territoria of normale populatieschommeling.

Onder de soorten bevinden zich 16 soorten waarvan in 2012 of 2014 geen territoria meer is geteld. Dit zijn soorten die mogelijk slechts 1 jaar in het gebied hebben gebroed of slechts een toevalstreffer zijn geweest tijdens de telling. Dit zijn Boerenzwaluw, Bosuil, Fluiter, Grauwe Gans, Huismus, Huiszwaluw, Kuifmees, Matkop, Nijlgans, Ringmus, Sperwer, Spotvogel, Turkse tortel, Wielewaal Wilde Eend en Zwarte kraai.

Daarnaast zijn er ook een aantal nieuwe soorten in het gebied. Hoewel de aantallen nog gering zijn, zijn dit wel soorten die passen bij het loof- en gemengd bos op het Wechelerveld. Het gaat hier om Gekraagde roodstaart, Goudvink, Groe-ne specht, Groenling, Grote lijster, Holenduif en Kauw. Het gaat hier om soorten die soms in 2010 ook werden geteld, maar waarvan de aan-tallen nog steeds klein en dus kwetsbaar zijn. Tellingen in de toekomst zullen moeten uitwijzen of deze soorten echt gerekend kunnen worden tot de broedvogelpopulatie op het Wechelerveld.Van de Kauw is al wel bekend dat deze vaker in de laan langs de Wechelerweg aan de oostkant van het gebied heeft gebroed.

De Houtduif liet een sterke afname zien in 2010 naar 2012 van ruim 52%. Van 2012 naar 2014 heeft deze afname zich niet doorgezet, en de populatie lijkt nu te stabiliseren.

Jaarverslag 2014 9

Datum Begintijd Eindtijd Tijd in uren

27-feb 22:00 22:30 30 minuten8-mrt 7:20 8:50 1 uur en 30 minuten22-mrt 6:00 8:00 2 uur5-apr 6:00 7:55 1 uur en 55 minuten18-apr 6:00 8:15 2 uur en 15 minuten26-apr 5:30 7:00 1 uur en 30 minuten3-mei 5:15 7:45 1 uur en 30 minuten16-mei 6:00 8:45 2 uur en 45 minuten29-mei 4:30 6:20 1 uur en 50 minuten14-jun 4:20 6:00 1 uur en 40 minuten

Totaaltijd: 17 uur en 25 minuten

Tabel 2.1: Tijdsinvestering in het Wechelerveld 2014

10 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Soort Hoogste broed-code

Werkelijke territoria

Appelvink 5 8Bonte Vliegenvanger 2 1Boomklever 12 8Boomkruiper 14 16Boompieper 10 3Fitis 2 4Gaai 10 3Gekraagde Roodstaart 7 2Glanskop 12 4Goudhaan 14 6Goudvink 5 2Grauwe Vliegenvanger 2 2Groene Specht 2 1Groenling 2 2Grote Bonte Specht 13 9Grote Lijster 2 2Heggenmus 2 1

Soort Hoogste broed-code

Werkelijke territoria

Holenduif 2 2Houtduif 14 9Kauw 6 1Kleine Bonte Specht 2 2Koolmees 14 31Merel 14 24Pimpelmees 12 22Roodborst 14 23Spreeuw 13 1Staartmees 7 2Tjiftjaf 14 18Tuinfluiter 2 9Vink 13 22Winterkoning 14 37Zanglijster 14 10Zwartkop 14 23

Tabel 2.2: Soorten en aantal territoria broedvogels op het Wechelerveld 2014

Figuur 2.1 Roodborst liet een flinke toename zien

Jaarverslag 2014 11

soort 2010 2012 2014

Appelvink 1 1 8 Boerenzwaluw 3 0 0 Bonte Vliegenvanger 2 2 1 Boomklever 5 5 8 Boomkruiper 8 14 16 Boompieper 1 3 3 Bosuil 1 0 0 Fitis 5 5 4 Fluiter 0 1 0 Gaai 3 3 3 Gekraagde Roodstaart 0 2 2 Glanskop 4 3 4 Goudhaan 3 1 6 Goudvink 0 0 2 Grauwe Gans 0 1 0 Grauwe Vliegenvanger 3 5 2 Groene Specht 0 0 1 Groenling 0 2 2 Grote Bonte Specht 8 11 9 Grote Lijster 0 2 2 Heggenmus 2 1 1 Holenduif 1 0 2 Houtduif 21 10 9 Huismus 6 1 0 Huiszwaluw 3 0 0

soort 2010 2012 2014

Kauw 0 0 1

Kleine Bonte Specht

3 2 2

Koolmees 22 21 31 Kuifmees 2 2 0 Matkop 1 1 0 Merel 33 26 24 Nijlgans 1 0 0 Pimpelmees 19 20 22 Ringmus 0 1 0 Roodborst 23 29 23 Sperwer 1 0 0 Spotvogel 0 1 0 Spreeuw 4 2 1 Staartmees 3 2 2 Tjiftjaf 18 22 18 Tuinfluiter 4 7 9 Turkse Tortel 1 0 0 Vink 25 23 22 Wielewaal 1 0 0 Wilde Eend 0 1 0 Winterkoning 27 28 37 Zanglijster 14 9 10 Zwarte Kraai 5 3 0 Zwartkop 20 23 23

Tabel 2.3: Vergelijking soorten en aantal territoria broedvogels op het Wechelerveld 2010, 2012 en 2014, waarbij de rode kleur staat voor een verdwenen soort en de groene kleur voor een nieuwe soort.

Vogelsoorten die de afgelopen tellingen in 2010, 2012, en 2014 een lichte stijging laten zien zijn de Boomklever, Boomkruiper en Pimpelmees. De stijging van deze soorten kan ermee te ma-ken hebben dat het bos ouder wordt en er meer nestgelegenheden/doodhout komt. Dit geldt voor meerdere soorten maar daarvan wisselen de aantal territoria nogal per tellingsronde. Gro-tere toenames waren vooral bij de Koolmees en Winterkoning zichtbaar waarschijnlijk om dezelf-de reden.

Grote verrassing van de telling in 2014 is de Ap-pelvink, van 1 territoria naar 8 in 2014. In het begin van het jaar werd voor het eerst een grote groep Appelvinken waargenomen. Eerst werd deze waarneming geïnterpreteerd als een groep die op doortocht was. Later bleek de groep uit elkaar gevallen te zijn en werden de Appelvinken op verschillende plekken apart nog eens waar-genomen in het gebied. Bij volgende tellingsron-den zal gekeken moeten worden of dit eenmalig was of dat deze soort toch een blijver in het ge-bied is.De andere vogelsoorten laten geen noemswaar-dige veranderingen zien in territoria en zijn der-halve redelijk stabiel te noemen.

Overige waarnemingenEen aantal keren werd rondom de parkeerplaats aan het eind van de telronde een wezel gezien.De Buizerd werd meerdere keren waargenomen net aan de rand van het gebied, bij de eikenlaan op de Wechelerweg.De Houtsnip is één keer heel kort waargenomen op geluid en in vlucht, helaas was dit voor de da-tumgrens en mogelijk was de vogel nog op door-tocht. Dit geldt ook voor een groepje Putters die begin van het seizoen werden waargenomen.

Aanbevelingen voor beheer

Dit jaar zijn veel kapwerkzaamheden uitgevoerd, o.a. overgang van heide naar bos is onder han-den genomen en bij de voormalige vuilstort is het bos flink uitgedund. De overgang naar de heide was zoals in een eerder verslag aangegeven erg strak en het is goed dat dit aangepakt wordt.Als deze werkzaamheden voorbij zijn en alles zich weer hersteld heeft zullen toekomstige tel-lingen moeten uitwijzen of dit het gewenste re-sultaat heeft opgeleverd.

12 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Figuur 2.2 Heggenmus

Jaarverslag 2014 13

Figuur 2.3 Goudvink met slechts twee territoria aanwezig

Verslag uilenwerkgroep 2014

Anne [email protected]

Inleiding

Het werkgebied van de uilenwerkgroep omvat globaal het buitengebied van Deventer, Die-penveen en Schalkhaar. Het gebied ten zuiden van Deventer (tot Epse/ Gorssel) en ten westen van de IJssel (Wilpse Klei en Steenenkamer) is in 2012 erbij gekomen. De groep richt zich hoofdzakelijk op steenuilen en in mindere mate ook op kerkuilen. Territoria worden opgespoord door middel van geluid. Er worden nestkasten geplaatst en deze worden in het broedseizoen regelmatig geïnspecteerd om het broedsucces te bepalen. In het najaar worden deze kasten schoongemaakt voor het volgend broedseizoen en zo nodig herplaatst. De nestkasten worden gemaakt in de werkplaats in Diepenveen door de mannen van de ‘donderdagclub’. Verder zorgt de werkgroep voor informatie aan bewoners ten einde een zo gunstig mogelijke leefomgeving te behouden of te creëren. Bewoners blijken daar zeer voor open te staan en over het algemeen wordt de steenuil een warm hart toe gedragen.

De werkgroep bestond in 2014 uit de volgende personen:

– Deventer-oost (Schalkhaar): Jaap Kloe- zeman, Wim Visser en Hans Blauw.– Deventer- noord (Diepenveen): Klaas Spijker, Anne Buijtenhek en Ans van der Molen (res.)– Deventer zuid (Wilpse klei/ Steenenka- mer): Stephan van de Voort, Suze Beer ten en Han Grobbe

In 2014 zijn wij druk geweest met het aanpassen van de huidige nestkasten om deze ‘steenmar-ter-proof’ te maken. Predatie door Steenmarters blijkt een belangrijke bedreiging voor de steenuil. STONE heeft door onderzoek vastgesteld dat het voor steenmarters lastiger is een nestkast in te komen bij een doorgang van het voorportaal van 8 cm. Voorheen werd 10 cm aangehouden.Tevens zijn wij bezig geweest met het uitbreiden van het aantal nestkasten rondom Steenenka-mer en hebben wij aldaar 4 nieuwe geschikte locaties gevonden.

Resultaten

In totaal hebben wij 59 nestkasten in de regio Deventer geplaatst, waarvan 12 kasten bezet zijn met broedparen. Hiermee zitten wij op 20% bezetting. Het landelijk gemiddelde ligt tussen de 30-40%.In totaal zijn er in 2014 34 jonge steenuilen uit-gevlogen. Dit is een verdubbeling van het aan-tal jongen ten opzichte van 2013. Dit terwijl het aantal succesvolle broedparen gelijk is gebleven (zie Tabel 1.). Gemiddeld zijn er per succesvol legsel bijna 5 jongen per nest uitgevlogen.In Diepenveen hadden we een record van 7 uit-gevlogen jongen in één nest. Deze waren er al zo vroeg bij dat we er uiteindelijk maar 1 hebben kunnen ringen. De 6 andere jongen waren (de volgende dag) al uitgevlogen. Aannemelijk is dat het goede muizenjaar en het warmere klimaat er voor gezorgd heeft dat succesvolle broedsels meer jongen hebben kunnen grootbrengen dan voorgaande jaren.

3

14 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Jaarverslag 2014 15

Klaas Spijker heeft met ingang van het nieuwe broedseizoen van 2015 besloten om i.v.m. privé omstandigheden zijn coördinatorschap van de steenuilenwerkgroep over te dragen. Anne Bui-jtenhek heeft aangeboden het coördinatorschap over te nemen en de werkgroep is hiermee in-gestemd. Klaas blijft gelukkig gewoon lid van de werkgroep zodat wij nog lang mogen genieten van zijn ‘uilenkennis’!

Diepenveen: Aantal nestkasten in werkgebied : 24 steenuilkasten, 7 kerkuilkasten.

Aantal bezette kasten

Aantal succesvolle broedparen

Aantal uitgevlogen jongen

Steenuilen 5 3 15

Kerkuilen 1 0 0

Schalkhaar: Aantal nestkasten in werkgebied : 22 steenuilkasten en 7 kerkuilkasten

Aantal bezette kasten

Aantal succesvolle broedparen

Aantal uitgevlogen jongen

Steenuilen 4 3 15

Kerkuilen 2 1 3

Deventer Zuid Aantal nestkasten in werkgebied : 13 steenuilkasten. Geen kerkuilenkasten gecontroleerd.

Aantal bezette kasten

Aantal succesvolle broedparen

Aantal uitgevlogen jongen

Steenuilen 1 1 4

Tabel 3.1 overzicht van de broedresultaten in de diverse regio’s

De Ooievaar Ciconia ciconia in 2014

Jeroen [email protected]

Inleiding

Hoe is het de Ooievaars vergaan in 2014, wat zijn de resultaten, hoeveel jongen zijn er geringd en hoe staat onze populatie er nu voor. Vragen welke in dit artikel behandeld zullen worden.

Het werkgebied voor wat betreft de Ooievaars reikt veel verder dan de grenzen van het werkge-bied zoals die voor de Vogelwerkgroep zijn vast-gelegd. Van Noord naar Zuid werken we grof-weg tussen Zwolle en Arnhem en van Oost naar west tussen Lochem en Apeldoorn. In dit hele gebied zijn afgelopen jaar 168 nestlocaties be-zocht waarvan er 16 verdwenen bleken te zijn, te weten 15 boomnesten en 1 paalnest. Met name de boomnesten bleken behoorlijk kwetsbaar te zijn voor storm, waarbij de combinatie van wind en het gewicht van het nest er voor zorgde dat de hele boel naar beneden kwam. Dit was vooral het geval bij de nesten in de reigerkolonie ach-ter het voormalige Ooievaarsstation (nesten in Pijnbomen) en in de kolonie bij Nijenbeek waar de grote oude populieren de last soms niet meer konden dragen.

Resultaten

Van de 152 overgebleven locaties bleven er 5 onbezet, op 5 nesten was alleen een solitaire vogel aanwezig of bleef het alleen bij nestbouw en op 1 nest zat een Nijlgans zodat er uiteinde-lijk op 141 nesten een paartje aanwezig was dat broedde of een broedpoging heeft gedaan.

Aan het eind van het seizoen bleek dat er op 79 nesten succesvol jonge vogels zijn uitgevlogen hetgeen neerkomt op een percentage van 56% succesvolle nesten. Een matig resultaat waarbij met name de regen er voor heeft gezorgd dat het bij de meeste nesten al in de kleine jongen-fase verkeerd ging. In totaal werden er op de be-zette nesten 193 jongen gezien waarvan er 161 zijn uitgevlogen (83%). Dit is wel weer een hoog percentage en het zijn vooral de vroege legsel en enkele late paren die hun jongen goed door de slechtweer periode heen hebben gekregen.

Als we kijken naar het gemiddelde van dit jaar dan komt het aantal uitgevlogen jongen per bezet nest op slechts 1.1 jong per paar en het gemiddelde aantal jongen per succesvol paar op 2.0, een erg mager resultaat en één van de slechtste van de afgelopen jaren. Het gemid-delde kan nog iets omhoog gaan omdat er van 5 nesten nog geen resultaten bekend zijn maar erg veel verschil zal het niet maken. Zoals het gemiddelde al aangeeft waren het bijna allemaal nesten met weinig jongen, slechts op 3 nesten zijn 4 jongen uitgevlogen. Een frequentieverde-ling van de “legselgrootte” staat in tabel 1

4

16 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Tabel 4.1: frequentieverdeling jongen gezien en uitgevlogen jongen

Aantal jongen gezien

freq. Aantal uit-gevlogen

freq.

1 11 1 242 32 2 313 26 3 214 10 4 3

Hierboven heb ik het over legselgrootte terwijl het eigenlijk over jongen gaat. Hoeveel eieren er gelegd worden is nooit goed te zeggen, het minimum is duidelijk maar hoeveel er verloren gaan weet niemand. Soms kom je bij nestcon-troles of bij navraag bij nesteigenaren toch wat meer te weten en erg verassend was het feit dat een nest in Klarenbeek maar liefst 7 eieren heeft gehad waarvan er 4 zijn uitgekomen en er ten slotte toch slechts 1 jong gezond en wel is uit-gevlogen.

Resultaten per regio

Om de populatie beter te kunnen volgen zijn de nesten verdeeld per regio Deze indeling volgt ook grotendeels de route’s die meestal worden gereden bij controles en tijdens het ringen.

In tabel 2 staan de resultaten per regio weerge-geven.

Op de Overijsselse vogelaarsdag van 2013 heb-ben we al eens een korte uiteenzetting gegeven over de resultaten in drie regio’s naar aanleiding van het idee dat tijdens het ringen was ontstaan. Wat opviel was dat de nesten rond Loenen (hier regio Zuidwestelijke IJsselvallei) altijd eerder waren en dat de resultaten hier ook veel beter waren dan bijvoorbeeld de nesten ten noorden van Deventer (hier regio’s Noordoostelijke- en Noordwestelijke IJsselvallei). De ander regio waar naar gekeken werd was Gorssel. In dit ar-tikel wil ik hier niet te ver op ingaan en een uit-gebreider artikel over deze drie regio’s is in de maak en verschijnt later. Als we nu naar de ge-gevens over 2014 kijken ziet het er naar uit dat ook nu de regio Zuidwestelijke IJsselvallei het beter heeft gedaan dan de rest (46 uitgevlogen

jongen op 37 nesten) terwijl de twee regio’s ten noorden van Deventer uitkwamen op 37 uitge-vlogen jongen op 38 nesten. De regio Gorssel deed het dit jaar het slechtst met 29 uitgevlogen jongen op 43 nesten.

Naar de oorzaken van deze verschillen blijft het momenteel nog gissen, zijn de uiterwaarden minder voedselrijk dan de hooilanden in de re-gio rondom Loenen?, speelt de dichtheid van het aantal ooievaars in een regio een bepalende rol?, was het weer plaatselijk slechter? of is het de leeftijd en ervaring van de broedvogels die bepalend is voor de verschillende resultaten? Al-lemaal vragen waar niet zo maar een antwoord op te geven is en waar dus nog aan gewerkt wordt. Het enige dat wel relatief makkelijk uit te zoeken was is de leeftijd van, een deel van, de populatie en de verschillende broedresultaten in de hierboven genoemde regio’s.

Jaarverslag 2014 17

Figuur 4.1 Ooievaar 724, 29 jaar oud

18 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Tabel 2: overzicht van de regio’s en de daarbij behorende resultaten

Nest Type Broedvogels Eieren Pulli Uitgevl.

Verholt (“Obs-1A”) paal 5313 x ongeringd 2 2 2t Senneke boom 5855 x ongeringd 2 2 2Boschloo paal 5249 x 7330 2 2 2Laan van Eschede paal 4431 x ongeringd 3 3 0Kolkweg paal 6949 x ongeringd 0Valkeweg paal ?? X ?? 0Kwekerij paal 9980 x ongeringd 2 2 0Silo Ravenswaarden silo 6752 x ?? 3 3 2Kerk Gorssel schoorsteen ongeringd x ?? 0Reigerkolonie-1 boom verdwenen 0 0 0Reigerkolonie-2 boom verdwenen 0 0 0Reigerkolonie-3 boom verdwenen 0 0 0Reigerkolonie-4 boom LV x ongeringd 0Reigerkolonie-5 boom verdwenen 0 0 0Kolkweg 1e kolk boom 0Kolkweg 2e kolk-1 boom ongeringd x ?? 2 2 2Appelboom-1 boom verdwenen 0 0 0Appelboom-2 boom ongeringd x ongeringd 3 3 0Woertman paal 8816 x Paris P4603 0Reigerkolonie-6 boom 2 2 2Reigerkolonie-7 boom 6514 x HL828P 2 2 0Kolkweg 1e eik BdL boom 6886 x ongeringd 3 3 2Kolkweg 2e kolk-2 boom 9377 solitair 0 0 0Laan v Eschede-west boom ongeringd x ?? 3 3 3Kerk Mettray paal ongeringd x ongeringd 0Gorsselsche Enkweg paal onbezet 0 0 0Eesterbrink-1 paal onbezet 0 0 0Eesterbrink-2 boom DEW1X186 x ?? 4 4 4Markeweg boom verdwenen 0 0 0Kolkweg 2e eik boom 6791 x 8820 1Gorsselsche Enkweg silo 410 x Rheine 015 1+ 0 0Reigerkolonie-8 boom verdwenen 0 0 0Reigerkolonie-9 boom verdwenen 0 0 0Reigerkolonie-10 boom 0Reigerkolonie-11 boom ongeringd x ?? 2 2 2Tennisbaan Gorssel paal ongeringd x ongeringd 0

Gorssel

Nest Type Broedvogels Eieren Pulli Uitgevl.

Kolkweg boven weg boom 4X042 x ongeringd 3 3 3Reigerkolonie-12 boom ongeringd x ongeringd 0Reigerkolonie-13 boom 0Reigerkolonie-14 boom alleen nestbouw 0 0 0Appelboom-3 boom DEW9X397 x ?? 2 2 2Verholt schuur-1 boom nestbouw 869 0 0 0Verholt schuur-2 boom nestbouw 724 0 0 0

41 40 29

Nest Type Broedvogels Eieren Pulli Uitgevl.

Epserwaarden paal 6842 x 6535 1+ 1 1Hankweg Epse paal ongeringd x ongeringd 4 4 3Baakse Overlaat paal 1+ 0Vierakker paal 8596 x ELSA 3 3 1Almen dorp boom 8092 x ongeringd 2 2 2Harfsen Schepersweg paal 1E076 x ongeringd 1+ 0 0Veer Bronkhorst paal 1+ 0Haven Giesbeek paal 3 3 3

16 13 10

Jaarverslag 2014 19

Zuidoostelijke IJsselvallei

Kolonie Bronsbergen

Nest Type Broedvogels Eieren Pulli Uitgevl.

Bronsbergen-1 boom 1+ 1 1Bronsbergen-2 boom verdwenen 0 0 0Bronsbergen-3 boom ongeringd x ?? 3 3 3Bronsbergen-4 boom 1+ 0 0Bronsbergen-5 boom 1+ 1 1Bronsbergen-6 boom 1+ 1 1Bronsbergen-7 boom 3 3 3Bronsbergen-8 boom 2 2 2Bronsbergen-9 boom 3 3 3Bronsbergen-10 boom 1+ 1 1Bronsbergen-11 boom 3 3 3Bronsbergen-12 boom Nijlgans op nest 0 0 0Bronsbergen-13 boom 4 4 3Bronsbergen 14 boom nieuw nest 0 0 0

23 22 21

20 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Nest Type Broedvogels Eieren Pulli Uitgevl.

Linthorst Twello schoorsteen 3383 x ongeringd 2 2 2Het Schol paal 6433 x ?? 3 3 3Wilpse Klei paal 0Wilp dorp paal 8361 x ?? 0Wilp Achterhoek paal verdwenen 0 0 0Withagenweg Wilp-A paal ongeringd x ongeringd 1+ 1 1Kerk Voorst schoorsteen 8100 x ongeringdKlaassen Voorst lichtmast 491 x 819 0Steenfabriek Voorst schoorsteen 2 2 2Empe paal 985 x ongeringd 3 3 1Hall paal 1418 x ongeringd 1+ 1 1Loenen-1 paal ongeringd x 3 3Loenen-2 paal 4142 x ?? 4 4 4Loenen Voorsterweg paal 7524 x ?? 2Tonden-1 paal ongeringd x ?? 0Tonden-2 paal 2 2 2Tonden-3 paal 8818 x ?? 3 3 3Klarenbeek-1 paal 4504 x ongeringd 3 3 2Klarenbeek Woudweg paal 4 4 4Klarenbeek De Kar paal ongeringd x ?? 3 3 3Klarenbeek kanaal-Z paal onbezet 0 0 0Klarenbeek De Winkel paal 7 4 1Klarenbeek Koperm. paal ongeringd x ongeringd 2 2 1Nieuwe Ruysch paal ELSA? X ELSA? 0Hall Lange Dijk boom 5X451 x ongeringd 1+ 0Hooistraat Voorst-1 paal onbezet 0 0 0Hooistraat Voorst-2 paal 0Kanonsdijk Zutphen paal LV x ?? 2 2 2Cortenoever paal 1Leuvenheim-2 paal 0Breestraat 42 paal 7874 x ?? 2 2 2Vitalis Venema paal 7547 x ?? 3 3 3Hallseweg Tonden paal ongeringd x ongeringd 2 2 1Laag Soeren paal 2 2 0Hof te Dieren paal obezet 0 0 0Kasteel Middachten schoorsteen ongeringd x ?? 3 3 1Lathumse Veer paal ongeringd x ?? 1+ 1 1

56 55 46

Zuidwestelijke IJsselvallei

Nest Type Broedvogels Eieren Pulli Uitgevl.

Nijenbeek-1 boom ?? X ?? 1+ ? 0Nijenbeek-2 boom verdwenen 0 0 0Nijenbeek-3 boom ?? X ?? 3 3 3Nijenbeek-4 boom ongeringd x ?? 1+ ? 0Nijenbeek-5 boom ongeringd x ?? 2 2 2Nijenbeek-6 boom ?? X ?? 1+ ? 0Nijenbeek-7 boom ?? X ?? 1+ ? 0Nijenbeek-8 boom ?? X ?? 1+ ? 0Nijenbeek-9 boom ongeringd x ?? 3 3 3Nijenbeek-10 boom ?? X ?? 3 3 3Nijenbeek-11 boom verdwenen 0 0 0Nijenbeek-12 boom ?? X ?? 1+ 1 1Nijenbeek-13 boom verdwenen 0 0 0Nijenbeek-14 boom ELSA x zwart 101 1+ ? 0Nijenbeek-15 boom ?? X ?? 1+ ? 0Nijenbeek-16 boom ?? X ?? 2 2 2Nijenbeek-17 boom ?? X ?? 1+ ? 0Nijenbeek-18 boom ?? X ?? 1+ ? 0Nijenbeek-19 boom ELSA X ?? 1+ ? 0Nijenbeek-20 boom ongeringd x ?? 2 2 2Nijenbeek-21 boom ?? X ?? 1+ ? 0Nijenbeek-22 boom verdwenen 0 0 0Nijenbeek-23 boom ongeringd x ?? 1+ ? 0Nijenbeek-24 boom ?? X ?? 2 2 2Nijenbeek-25 boom ?? X ?? 1+ 1 1Nijenbeek-26 boom ?? X ?? 1+ ? 0Nijenbeek-27 boom ?? X ?? 1+ ? 0Nijenbeek-28 boom ?? X ?? 1+ ? 0

34 19 19

Jaarverslag 2014 21

Kolonie Nijenbeek

22 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Nest Type Broedvogels Eieren Pulli Uitgevl.

Bathmen-1 paal 2200 x ?? 1Bathmen-2 paal ongeringd x ongeringd 0Bathmen-3 paal ongeringd x ?? 0Koopmansweg D’veen paal ongeringd x ongeringd 1+ 1 1Sallandsweg Janssen paal ongeringd x ongeringd 1+ 1 1Olst Logt-1 paal ongeringd x ongeringd 2 2 2Olst Logt-2 boom verdwenen 0 0 0Olst Logt-3 paal 1E275 x ?? 3 3 2Olst Plantsoen paal 9288 x ongeringd 1Randerstraat D’veen paal 3991Fr. x ongeringd 1+ 0 0Fortmond-1 paal 6049 x ongeringd 1Fortmond-2 paal ongeringd x ?? 2 2 2Den Nul Infocentrum paal 2E402 x ongeringd 2 2 2Duur paal ongeringd x ongeringd 0Wijhe dorp paal 7352 x ?? 4 4 3Herxen-1 paal DerA6610 x ongeringd 4 4 0Herxen-2 paal 8732 x ongeringd 2 2 2Herxen-3 boom 1E202 x ?? 3 3 1

24 24 19

Nest Type Broedvogels Eieren Pulli Uitgevl.

Melkleenweg paal 4 4 3Wijk Terwolde paal 1E675 x ongeringd 0Terwolde Bandijk boom 9051 x 8206 3 3 3Welsum Grapend.weg paal 1X134 x 9391 4 4 3Welsum Ervenweg paal 1E678 x 77…. 2 2 0Welsum Katerstede boom 1E678 x 9288 0 0 0Oene Hoge Straat paal 0Veessen paal ongeringd x ?? 0Veessen dorp paal 1Marle paal 4211 x 3581 2 2 2Marle molen boom 8376 x 7036 2 2 2Vorchten dorp paal M6285 x ongeringd 2 2 2Vorchten Kerkstr. 34 paal 7221 x 9324 0Werven-1 paal 1E643 x ongeringd 2 2 2

Noordoostelijke IJsselvallei

Noordwestelijke IJsselvallei

Nest Type Broedvogels Eieren Pulli Uitgevl.

Werven-2 paal ongeringd x ongeringd 0Werven-3 schoorsteen 0Werven kanaal boom verdwenen 0 0 0Nijbroek Middendijk paal 1E963 x ring ??Vaassen Het Loor paal ongeringd x ongeringdVaassen Geerstraat paal 9480 x ongeringd

21 21 18

Jaarverslag 2014 23

Figuur 4.2 Paar op nest Bronsbergen 6

Leeftijd van de populatie

Door alle afgelezen ringnummers in Griel in te voeren kan je precies zien hoeveel tijd er ver-streken is tussen het ringen en de invoerdatum (standaard zet ik broedvogels op 01-06). Het is in 2014 gelukt om van 71 vogels de ringen af te lezen en van 68 vogels is informatie beschikbaar over de leeftijd. De gemiddelde leeftijd kwam uit op 10,3 jaar (in 2011 was dit 10,6 n68) en laat dus een kleine verjonging zien. Hoe interessant het gemiddelde ook is, het is veel belangrijker om te kijken naar de frequentie verdeling van de leeftijden. Hebben we veel oude vogels en wordt het gemiddelde naar beneden gehaald door en-kele erg jonge vogels of zijn alle leeftijden een beetje gelijk vertegenwoordigd.Hieronder de frequentieverdeling van de leeftij-den totaal en per regio. Bij de vergelijking van de regio’s is een klein aantal vogels (5 stuks) uit de vergelijking gelaten omdat deze buiten deze regio’s vallen, ze doen wel mee in het totaal.

De jongste vogel was dus 2 en de oudste vogel maar liefst 30 jaar (vogel 410 uit het Liesveld) maar verder zien we dat de hoogste frequenties liggen bij de leeftijden van 3 t/m 15, een mooie verdeling van jonge vogels die net beginnen met een grotere groep ervaren vogels. Kijken we nu naar de leeftijden binnen de drie regio’s dan zien we hier toch grote verschillen. De gemid-delde leeftijd per regio kwam op 13.2 in Gors-sel, 13.6 in de regio Loenen en 6.6 ten noorden van Deventer. In de regio Gorssel verblijven de oudste vogels maar, hier ze we toch ook al wel een kleine verjonging optreden en verschijnen er ook nieuwe vogels waarvan de jongste nu 2 jaar was. De regio Loenen was de eerste regio die na Gorssel bezet werd met vrij vliegende Ooievaars en een groot deel van de broedvogels hier, zijn geboren op het Ooievaarsbuitenstation in Gors-sel. Hier treed echter nog geen verjonging op en de jongste vogels hier waren 6 jaar oud. De re-gio ten noorden van Deventer is pas een paar jaar in opkomst en hier zien we juist voorname-lijk erg jonge vogels. Belangrijk om op te merken is wel dat we van een groot deel van de vogels geen leeftijden weten omdat ze ongeringd zijn of omdat het niet gelukt is de ringen af te lezen. Door jaar in jaar uit zoveel mogelijk vogels af te lezen of in elk geval vogels op de nesten die we al jaren volgen is het toch mogelijk een redelijk goed beeld te krijgen van onze populatie en de ontwikkeling van de leeftijd. De boxplot in figuur 4.3 laat nog eens duidelijk de verdeling van de leeftijden zien binnen de re-gio’s .

Heeft de regio Loenen de meest ervaren vogels en zijn de vogels ten noorden van Deventer ge-woon nog te onervaren en is de regio Gorssel dusdanig vergrijsd dat daarom de resultaten ver achter blijven? Wanneer de oude vogels sterven en hun plaatsen worden ingenomen door jonge-re minder ervaren vogels zien we dat dan terug in bijvoorbeeld de resultaten in regio Loenen? Allemaal vragen waar we de komende jaren meer inzicht in hopen te krijgen en waar we al-leen maar achter kunnen komen door jonge vo-gels te blijven ringen en dus individueel herken-baar maken.

24 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Leeftijd freq. freq. freq. freq.Totaal Gorssel Loenen Deventer

2 2 1 13 6 64 5 45 6 2 36 8 2 2 37 5 2 28 4 3 19 4 110 6 4 111 3 1 1 112 4 3 113 1 115 4 1 2 117 1 120 1 123 1 124 1 125 2 1 126 1 127 1 129 2 1 130 1 1

Het ringen in 2014

Van de 161 uitgevlogen jongen is het gelukt er 82 van een ring te voorzien (51%). Naast het omleggen van een zwarte Elsa ring werden alle jongen ook gewogen en de maten genomen van snavel, vleugel en tarsus plus teen. Het is dit jaar gelukt om de jongen op 9 boomnesten te ringen, de meeste konden met de ladder en bij twee nesten bij Bronsbergen hebben we uitste-kende hulp gekregen van Warner Jan de Wilde, een professioneel boomklimmer/boomverzorger uit Zutphen die o.a. ook helpt bij het ringen van wespendieven.

Er zat dit jaar een grote spreiding in het leggen en uitkomen van de eieren en dat is ook terug te zien in de ringperiode die dit jaar liep van 31 mei t/m 4 juli. Deze spreiding is ook duidelijk te zien in de grootte en vooral de gewichten van de jonge vogels. Werden er op 31 mei al vogels ge-ringd met een gewicht tot 3850 gram, de laatste twee op een nieuw bezet nest bij Zutphen wogen op 4 juli nog maar 2300 gram. Een laat broedsel en nog erg klein, één van deze twee heeft het dan ook niet gehaald. Door deze grote spreiding

was de timing van ringen soms lastig te bepalen. Bij het ene nest ga je kijken en blijken de jongen nog veel te klein terwijl je bij een ander nest aan komt lopen en het jong vrolijk van het nest af vliegt en een stukje verderop toe gaat staan kij-ken hoe wij weer met de ladder onverrichterzake terug kunnen lopen. Tja, het ringen gaat niet al-tijd van een leien dakje. Het gemiddelde gewicht over alle geringde vo-gels kwam dit jaar op 2993 gram (spreiding 1800-4350 gram) een mooi gemiddelde. Over het algemeen zagen de jongen er gezond uit, snavels schoon, zachte buik en mooi vet op het borstbeen en weinig last van veerluis en groei-strepen in de veren.

Alle jonge vogels zijn weer ingevoerd in Griel en de eerste terugmeldingen zijn binnen. Nu is het wachten totdat deze vogels weer terugkeren naar Nederland om te gaan broeden.

Tabel 4.4 geeft een overzicht van de ringgege-vens.

Jaarverslag 2014 25

Figuur 4.3 Boxplot met leeftijden

Ring Datum Type Nestnaam/plaats Gewicht snavel Vleugel tarsus + teen

NLA2E849 31-mei paal Obs-1A 2800 88 260 252NLA2E850 31-mei paal Obs-1A 2400 84 235 227NLA3E001 31-mei boom Senneke 3450 109 360 298NLA3E002 31-mei boom Senneke 3650 106 342 294NLA3E003 31-mei paal Boschloo 3000 100 344 271NLA3E004 31-mei paal Boschloo 2350 92 306 251NLA3E005 31-mei paal Loenen-2 3050 98 310 252NLA3E006 31-mei paal Loenen-2 3700 106 352 291NLA3E007 31-mei paal Loenen-2 3350 101 355 270NLA3E008 31-mei paal Loenen-2 3850 115 367 292NLA3E009 31-mei paal Loenen-1 3400 113 365 280NLA3E010 31-mei paal Loenen-1 2750 96 293 252NLA3E011 31-mei paal Loenen-1 3000 98 324 259NLA3E012 31-mei paal Hallse Dijk Tonden 2450 78 230 230NLA3E013 31-mei paal Hallse Dijk Tonden 2600 80 255 245NLA3E014 31-mei paal Hallse Dijk Tonden 2100 70 180 207NLA3E015 31-mei paal Tonden-2 2700 95 321 253NLA3E016 31-mei paal Tonden-2 2350 90 296 223NLA3E017 7-jun paal Vorchten dorp 2750 99 360 271NLA3E018 7-jun paal Vorchten dorp 3250 109 373 301NLA3E019 7-jun boom Marle molen 2700 90 305 276NLA3E020 7-jun boom Marle molen 2850 95 298 258NLA3E021 7-jun boom Bandijk Terwolde 2850 91 316 267NLA3E022 7-jun boom Bandijk Terwolde 2500 86 245 300NLA3E023 7-jun boom Bandijk Terwolde 3050 100 340 270NLA3E024 10-jun paal Melkleenweg T’wolde 3000 97 360 273NLA3E025 10-jun paal Melkleenweg T’wolde 2900 100 355 260NLA3E026 10-jun paal Melkleenweg T’wolde 2900 100 370 276NLA3E027 10-jun paal Welsum Grapend.weg 3300 104 353 287NLA3E028 10-jun paal Welsum Grapend.weg 2900 94 331 266NLA3E029 10-jun paal Welsum Grapend.weg 2850 95 337 271NLA3E030 10-jun paal Marle 3100 97 305 275NLA3E031 10-jun paal Marle 2900 98 314 280NLA3E032 11-jun paal Klarenbeek De Kar 3600 102 395 296NLA3E033 11-jun paal Klarenbeek De Kar 4250 117 439 331NLA3E034 11-jun paal Klarenbeek De Kar 3950 117 410 310NLA3E035 11-jun paal Klarenbeek De Winkel 3400 97 312 271NLA3E036 11-jun paal Woudweg Klarenbeek 3400 114 415 294NLA3E037 11-jun paal Woudweg Klarenbeek 2700 92 346 258

26 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Tabel 4.4: ringgegevens. Gewicht in grammen, overige maten in mm.

Jaarverslag 2014 27

NLA3E038 11-jun paal Woudweg Klarenbeek 2900 105 402 289NLA3E039 11-jun paal Woudweg Klarenbeek 3450 110 410 311NLA3E040 14-jun boom L.v.Eschede-west 3650 110 370 296NLA3E041 14-jun boom L.v.Eschede-west 3050 101 351 284NLA3E042 14-jun boom L.v.Eschede-west 3150 97 310 264NLA3E043 14-jun silo Silo Ravenswaarden 3000 101 345 285NLA3E044 14-jun silo Silo Ravenswaarden 2900 95 340 276NLA3E045 14-jun paal Epserwaarden 3400 122 354 302NLA3E046 14-jun paal Sallandsweg D’veen 2950 90 300 268NLA3E047 14-jun paal Logt Olst-1 2900 90 305 256NLA3E048 14-jun paal Logt Olst-1 2950 94 302 255NLA3E049 14-jun paal Wijhe dorp 3050 100 355 275NLA3E050 14-jun paal Wijhe dorp 3250 106 344 280NLA3E051 14-jun paal Wijhe dorp 3200 111 370 280NLA3E052 14-jun paal Herxen-2 2950 96 290 251NLA3E053 14-jun paal Herxen-2 2800 95 270 242NLA3E054 14-jun boom Herxen-3 3600 106 347 298NLA3E055 14-jun paal Infocentrum Den Nul 2450 90 265 243NLA3E056 14-jun paal Infocentrum Den Nul 2350 81 215 245NLA3E057 14-jun paal Logt Olst-2 3100 100 330 271NLA3E058 14-jun paal Logt Olst-2 3300 100 312 270NLA3E059 14-jun paal Hankweg Epse 2600 90 300 251NLA3E060 14-jun paal Hankweg Epse 2800 90 296 248NLA3E061 14-jun paal Hankweg Epse 2400 85 277 242NLA3E062 17-jun paal Fortmond-2 3750 110 390 309NLA3E063 17-jun paal Fortmond-2 3300 105 370 282NLA3E064 19-jun schoorst Kasteel Middachten 4350 141 530 330NLA3E065 21-jun boom Bronsbergen-13 3300 108 378 296NLA3E066 21-jun boom Bronsbergen-13 2850 100 342 271NLA3E067 21-jun boom Bronsbergen-13 3000 103 370 290NLA3E068 21-jun boom Bronsbergen-7 3800 110 412 321NLA3E069 21-jun boom Bronsbergen-7 3400 100 352 277NLA3E070 21-jun boom Bronsbergen-7 3400 107 399 297NLA3E071 21-jun boom Bronsbergen-9 2800 95 297 261NLA3E072 21-jun boom Bronsbergen-9 2450 85 237 227NLA3E073 21-jun boom Bronsbergen-9 2350 89 288 243NLA3E074 21-jun boom Appelboom-3 2650 98 320 275NLA3E075 21-jun boom Appelboom-3 1800 82 241 220NLA3E076 21-jun paal Koopmansweg D’veen 2150 90 246 228NLA3E077 3-jul paal Hallseweg Tonden 3100 92 334 256NLA3E078 3-jul paal Withagenweg Wilp A. 2150 80 295 232NLA3E079 4-jul paal Kanonsdijk Zutphen 2330 76 222 221NLA3E080 4-jul paal Kanonsdijk Zutphen 2300 80 240 237

Dankwoord

Bij deze wil ik Ronald Groenink bedanken voor het samen met mij ringen van de ooievaars, het aflezen van vele ringen en het bijhouden en doorsturen van de veldgegevens, Jacques Blaauw voor het vele assistentiewerk tijdens het ringen en het aflezen van een heleboel ringen van broedvogels, Wim Visser voor het assis-teren bij het ringen, Warner Jan de Wilde voor het klimwerk bij enkele boomnesten en natuurlijk alle nesteigenaren waar we weer gastvrij werden ontvangen en bij wie we op hun terrein de jongen mochten ringen en die ons van nuttige informatie konden voorzien over “hun” Ooievaars.

28 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Figuur 4.4 Warner Jan de Wilde op weg naar een nest

Jaarverslag 2014 29

Figuur 4.5 Geringd

Figuur 4.6 Jacques en Ronald in de Epserwaarden

Figuur 4.7 Close-up van een jong

PTT- telling Rammelwaardverslag 30 december 2014

Mike [email protected]

Voor hen die nog niet (goed) be-kend zijn met het PTT-project.

Van de site van Sovon: Het Punt-Transect-Tel-lingenproject (PTT) is het langst lopende moni-toringproject van Sovon. Het is gestart in 1978, kende enige varianten maar blijft tegenwoordig beperkt tot een jaarlijkse decembertelling. Een populair project (400 telroutes) voor in de ‘stille’ wintertijd. Het kost weinig tijd maar levert goed bruikbare resultaten en onverwachte momenten in het veld op.

DoelAantallen en verspreiding vastleggen van min of meer algemene wintervogels, in aanvulling op de andere wintervogelprojecten (o.a. watervo-geltellingen).

Welke soortenAlle soorten worden geteld. Voor ca. 80 soor-ten levert dit project onmisbare informatie op. Het gaat zowel om overwinteraars uit Noord- en Oost-Europa (Kramsvogel, Keep) als Neder-landse standvogels (Groene Specht, Huismus).

WerkwijzeDe werkwijze is eenvoudig:• Eenmalige telling in periode 15 decem-ber tot en met 1 januari• Telroute met 20 vaste telpunten• Precies vijf minuten tellen per punt• Alle vogels tellen, ook voorbijvliegende

Telresultaten 2014

Het was maar goed dat ik, vanwege het weer, 23 december had doorgeschoven naar de 30-ste. Een risico natuurlijk, maar het pakte goed uit. Dit jaar had ik gezelschap van Remke van Rijswijk die het grootste deel van de route mee-liep. Toch prettig om ook eens met meer dan één paar ogen te zijn, je ziet meteen meer. Natuurlijk stierf het er weer van de ganzen. Met zijn twee-en kon er beter en nauwkeuriger geteld worden, dat staat nu wel vast. En met twee paar ogen kan je ook eens ‘achter’ je kijken, ook niet slecht. Op zich bood het aantal en vooral de soorten niet veel verrassingen, maar die zijn er natuur-lijk toch altijd wel. Remke wist te vertellen dat er bij Zutphen een slechtvalk huist in een van de hoogspanningsmasten en die vaak in bouw-land wordt aangetroffen. Slechtvalk zou nieuw zijn voor mij in deze telling, opletten dus. Ze had het nog niet gezegd, of ik ontdekte de valk inder-daad in een geploegd stuk bouwland. Een rare gewaarwording. Daar hoort dat dier helemaal niet! Later kwam hij/zij nog eens overvliegen en bij bestudering van de hoogspanningsmasten bij Zutphen, iets verderop in de route, bleek dat zij/hij daar in een mast zat. Daar zou ik uit eigener beweging niet gekeken hebben; met het blote oog was het niet te zien. Zoals overal in Ne-derland dit keer heel veel kramsvogels en mijn eerste koperwieken dit jaar. De steenuil langs de dijk heb ik dit keer niet gezien, maar wandelaars wisten te melden hem kortgeleden nog gezien te hebben. Staat niet op de lijst dus, maar hij is er nog wel. Nieuw was ook een raaf, een juve-

30 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

5

Jaarverslag 2014 31

niele zeearend (ik had nog niet gezegd dat het leuk zou zijn om die weer eens te zien, en ja hoor, daar kwam hij aanflappen) en een zwarte zwaan. Waar die laatste vandaan komt?

In het gebied zijn grote veranderingen aan de gang vanwege Ruimte voor de Rivier. De Wel-lenbergweg zal verplaatst worden en eerder doorsteken, terug naar het nieuwe dijklichaam. Ik ben dan een stuk van de route kwijt . Hoe daarmee om te gaan weet ik nog niet en moet ik met Sovon overleggen. Ook is al een woning ge-sloopt waar een mooie strook wilgen stond waar ik altijd ‘mijn’ winterkoning of roodborst vandaan haalde. Weg! Er voor in de plaats gekomen is een grote afgraving die op zijn tijd, dit keer al deels, vol water zal staan. Wel mooi natuurlijk, want een laag meer met vlakke oevers is natuur-lijk uitstekend voor allerlei steltlopers. Maar daar heb ik ‘s winters weinig aan. Al met al zijn er dit keer 79 vogelsoorten gezien met een paar mooie nieuwe, en daar ben ik best tevreden mee.

Figuur 5.1 Zeearend

Overzicht koloniesBlauwe Reiger (Ardea cinerea) en Aalscholver (Phalacrocorax carbo) in 2014 en 2015

Piet [email protected]

32 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

6

Inleiding

De kolonies van Blauwe Reiger en Aalscholver binnen het werkgebied van de Vogelwerkgroep De IJsselstreek worden al vele jaren geteld door leden van de VWG en Staatsbosbeheer. De gegevens worden gebruikt voor intern be-heer (SBB) en door SOVON om de landelijke trends te bepalen. In het jaarverslag 2013 van de Werkgroep Onderzoek en Publicatie (WOP) verscheen reeds een overzicht van de nestentel-lingen in 2012 en 2013 (P.W.Schermerhorn, april 2014). Dit artikel is een vervolg hierop, waarbij de resultaten van 2014 en 2015 besproken wor-den en een vergelijking met voorgaande jaren wordt gemaakt. Interessant hierbij is dat zowel de winter 2013/’14 als de daaropvolgende win-ter 2014/’15 extreem zacht waren, met nauwe-lijks ijs en sneeuw. De winters hiervoor waren juist veel kouder. Voor de Blauwe Reiger leverde dit een duidelijk herstel op, maar deze positieve trend zette niet door bij de Aalscholver.

Telmethode

De kolonies worden in principe geteld net voor-dat de bomen in blad komen. Hoewel Blauwe Reiger en Aalscholver tot de vroege broeders horen en soms al in januari op de eieren zitten, is het toch van belang om niet te vroeg te tellen, want het komt regelmatig voor dat zich in april nog nieuwe paren vestigen. Sommige kolonies in de uiterwaarden zijn alleen per boot te tellen. Dit wordt ieder jaar door Staatsbosbeheer ge-

organiseerd. Bij het tellen wordt vooral gelet op aanwezigheid van oudervogels op of bij het nest, verse takken op de nestrand en schijtsporen. Ze-ker als de jongen wat ouder worden zijn de be-woonde nesten vaak geheel wit “gekalkt” en lig-gen ook onder het nest de nodige sporen. In de uiterwaarden liggen een aantal problematische kolonies, die niet vanuit een boot te tellen zijn maar ook te voet nauwelijks toegankelijk zijn. De Blauwe Reiger kolonies in de Duursche Waar-den en bij Welsum zijn hier notaire voorbeel-den van. In deze kolonies moeten nesten soms vanaf een strategisch punt opgespoord worden door oudervogels te volgen wanneer zij invallen met nestmateriaal of voedsel (volle krop).

Blauwe Reiger

AlgemeenDe laatste jaren zijn twaalf kolonies permanent bewoond, een tweetal onregelmatig en hebben er twee incidentele broedgevallen plaatsgevon-den. Globaal ligt de helft van de kolonies in de uiterwaarden en de andere helft in het binnen-dijkse “achterland”. In bijna alle gevallen gaat het om relatief kleine kolonies. De uiterwaard kolonies liggen allemaal in Natura 2000 gebie-den, eigendom van Staatsbosbeheer. Het gaat hier om dichte moerasbosjes in slecht toegan-kelijk terrein, waarbij de reigers meestal in de platte kroon van dichte wilgenstruiken broeden op vaak geringe hoogte van 3-6 meter. De binnendijkse kolonies bevinden zich juist in oud opgaand (landgoed)bos. Hier broeden de

reigers op grote hoogte, soms op meer dan 20 meter. Naast oude loofbomen, worden naald-bomen relatief graag benut als nestboom. De nesten bij Twello zitten bijvoorbeeld allemaal in oude Oostenrijkse Dennen. In andere kolonies worden ook Japanse Lariks, Douglas spar en zelfs Ceders als nestboom uitgekozen.

ResultatenHet jaar 2013 ging de boeken in als een zeer slecht broedseizoen voor de Blauwe Reiger, met een afname van 40% ten opzichte van 2012. Gelukkig kunnen we in 2014 en 2015 weer spre-ken van een duidelijk herstel. De twee opeen-volgende zachte winters hebben de Blauwe Rei-gers geen windeieren gelegd. Zowel in 2014 als in 2015 namen de aantallen met ruim een derde toe. Daarmee kwam de teller in 2015 uit op 169 bewoonde nesten, 77 nesten (84%) meer dan het slechte broedseizoen 2013. In 2014 hield de groei in de uiterwaarden ge-lijke tred met die in de binnendijkse gebieden (+38%). In 2015 was de toename veel onregel-matiger verdeeld. Het aantal broedparen in de uiterwaarden nam juist dat jaar spectaculair toe, terwijl de progressie in de binnendijkse kolonies alweer bijna stabiliseerde. Het lijkt erop dat de binnendijkse kolonies minder sterk fluctueren dan die van de uiterwaarden. Zo was in 2013 de terugslag in deze kolonies ook veel minder prominent dan in de uiterwaarden. Met name de kolonies in de Hengforderwaarden en bij Windesheim, die jaren wat aan het kwak-kelen waren, werden in 2015 opeens weer volop bezet. De kolonie in de Duursche waarden die in 2014 zelfs geheel verlaten bleek, telde dit jaar weer 7 broedparen. Ook in de kolonie bij Wilp, die twee jaar onbewoond bleef, waren in 2015 weer drie broedparen aanwezig.

Vermeldenswaardig is de aanwezigheid van 2 paar Lepelaars in 2014 tussen de reigers van Windesheim. Maar het lijkt vooralsnog geen de-finitieve vestiging te worden, want dit jaar wer-den hier geen Lepelaars meer teruggevonden.

Landelijk beeldOok landelijk zien we na de forse achteruitgang in 2013 de aantallen weer toenemen in 2014. In SOVON nieuws no 2 (2014) staat een voorlo-pige toename vermeld van zo’n 20 %, maar met grote regionale verschillen. De sterkste toename

werd geregistreerd in Gelderland: ruim 50%! Hoe het landelijk beeld er dit jaar uitziet is nog niet bekend.

Aalscholver

AlgemeenAl decennia lang bevinden zich twee middelgrote Aalscholverkolonies in het Midden-IJsselgebied; één in de Hengforderwaarden en een tweede in de Duursche Waarden. In 2014 kwam daar een kleine derde kolonie bij in de Tichelgaten van Windesheim. De eerste twee kolonies liggen in oud moerasbos met hoog opgaande wilgen. De nieuwe kolonie zit in een groep hoge populieren in het centrale deel van het tichelgatencomplex. Alle drie hebben ze gemeen dat ze over land niet of slecht bereikbaar zijn.

ResultatenNet als de Blauwe Reiger viel ook de Aalschol-ver in 2013 terug in aantal, maar minder sterk (-16%). De hierop volgende zachte winter had ook voor deze soort een positief effect (+16%), maar ook nu weer minder sterk dan bij de Blau-we Reiger. De tweede zachte winter heeft ech-ter, tegen de verwachtingen in, geen enkel po-sitief effect gescoord. Integendeel, ondanks de nieuwe vestiging bij Windesheim kelderde het totaal aantal broedparen naar 134, een diepte-record dat de laatste 15 jaar slechts geevenaard werd in 2006 (136 paar) en 2008 (133 paar). Blijkbaar heeft de strengheid van de winter min-der invloed op de Aalscholverstand dan wij ver-onderstellen. Welke factoren dan wel een bepa-lende rol spelen zijn mij onduidelijk. We kunnen natuurlijk speculeren over de recente aanwezig-heid van de Zeearend, maar die veronderstelling houdt nauwelijks stand aangezien er bij de eer-dere inzinkingen van 2006 en 2008 zeker geen Zeearend in het spel was.

Landelijk beeldDe landelijk populatie is sinds de jaren zestig van de vorige eeuw exponentieel gegroeid van min-der dan 2000 naar ongeveer 24.000 broedparen rond 2010. De groei is er echter nu wel uit; de laatste jaren lijkt de populatie weer wat achteruit te gaan. De jaren 2011 en 2013 gaan in ieder geval de boeken in als jaren waarin de soort een flinke stap terug deed. In 2013 werd de popula-tie geschat op bijna 20.000 paar (Broedvogels

Jaarverslag 2014 33

in Nederland 2013; Sovon-rapport 2015/04). Vooral de kolonies rond het IJsselmeer gaan de laatste jaren achteruit. Eén van de redenen hiervoor zou de toegenomen helderheid van de viswateren kunnen zijn. De Aalscholvers kunnen dan minder effectief vissen. Zij zijn juist gebaat bij troebele omstandigheden. Ook zou de hoe-veelheid Pos, een vissoort die als stapelvoedsel fungeert, afgenomen zijn. Misschien dat verge-lijkbare factoren ook bij ons een rol spelen.

Dankwoord

Ik ben een speciaal woord van dank schuldig aan Ton Klomphaar van Staatsbosbeheer die al jaren de kolonies in de oostelijke uiterwaar-den telt en met wie ik de laatste jaren vaak mee mocht in de kano. Ook Ronald Groenink dient hier genoemd te worden. Ronald telt al jaren de reigerkolonies in het oostelijk deel van ons werk-gebied.

34 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Locatie van kolonie Aantal nesten2012 2013 2014 2015

UiterwaardenWindesheim-Tichelgaten 8 2 5 16Wijhe - Buitenwaarden 12 5 8 12Fortmond - Duursche Waarden 19 9 0 7Veessen-Veesserwaarden 0 0 1 0Welsum - Buitenwaarden-Noord 13 9 22 25Welsum - Katerstee 13 8 10 11Diepenveen - Hengforderwaarden 19 8 11 23Terwolde- Schlichtenbreesweerd 0 1 1 1

Sub-totaal uiterwaarden 84 42 58 95% afname/toename tov voorgaand jaar -50% +38% +64%

BinnendijksTwello - Dijkhof 24 17 19 20Wilp - De Lathmer 2 0 0 3Schalkhaar - Oerdijk 19 15 21 16Deventer-Douwelerkolk 0 0 1 0Epse - Oude Larenseweg 6 5 7 8Bathmen – Oudendijk / Loo 7 6 6 8Gorssel - ’t Zand / Kolkweg 8 5 8 9Eefde-’t Uterink / Harfsensesteeg 4 2 7 10

Sub-totaal binnendijkse kolonies 70 50 69 74Afname/toename tov voorgaand jaar -29% +38% +7%

Alle kolonies tesamenTotaal 154 92 127 169Afname/toename nesten -64 +35 +42% afname/toename tov voorgaand jaar -40% +38% +33%

Tabel 6.1: Overzicht kolonies Blauwe Reiger 2012-2015

Jaarverslag 2014 35

Locatie van Kolonie Aantal nesten2012 2013 2014 2015

Fortmond - Duursche Waarden 88 77 81 60Diepenveen - Hengforderwaarden 88 71 80 65Windesheim-Tichelgaten - - 10 9

Totaal 176 148 171 134Afname nesten tov voorgaand jaar -28 +23 -37Afname in % -16% +16% -22%

Tabel 6.2: Overzicht kolonies Aalscholver 2012-2015

Figuur 6.1 Blauwe Reiger

7 Ringactiviteiten 2013

Gerard [email protected]

Bij het nestkastenproject op Landgoed Dorth worden in het broedseizoen de jongen en oude broedende vogels geringd: dat waren in 2014 152 pulli ; 40 adulte vogels werden geringd en er werden er 44 gecontroleerd. Tijdens het win-terseizoen wordt een controle op aanwezige sla-pende vogels gedaan en worden er zowel jonge vogels als adulte geringd. Een mooie waarne-ming die het vermelden waard is, is de aanwe-zigheid van een broedgeval van de Bonte Vlie-genvangers in één van de kastjes.

Door de actieve ringers werden in totaal 3171 volgroeide vogels geringd en terug gevangen en 272 pulli van diverse soorten. Daarnaast nog enkele tientallen volgroeide vogels tijdens de nestkastcontroles in de winter (details in het Ringverslag).

In 2014 voltooide een lid zijn opleiding tot ringer. In de loop van 2014 is een nieuwe ringer, secre-taris van de VWG Zutphen, in opleiding geko-men. Van het ringwerk en het nestkastenwerk op Dorth wordt een apart verslag uitgebracht met details over de gevangen soorten, werk op de locaties etc.

Ringactiviteiten

Het vogelringwerk van de VWG bestond in 2014 uit een aantal activiteiten.

Het ringen van jonge ooievaars werd gecontinu-eerd en er werden er in totaal 82 geringd. Ook de CES-activiteiten (Constant Effort Site) liepen door waarbij de vangplek tussen Eefde en Almen nu in het broedseizoen een formeel project is binnen het landelijke netwerk. Tijdens de CES periode, half april-half augustus werden 214 vogels geringd en 53 teruggevangen. Buiten de CES periode waren het 531 nieuwe en 77 te-rug gevangen. Elders werden nog eens 148 vo-gels geringd en 20 terug gevangen. Een tweede CES-site bevindt zich in de Hengfordenwaar-den. Daar werden 223 vogels nieuw geringd en teruggevangen; op andere plaatsen nog eens 508 vogels en 93 pulli.

De Ring-MUS projecten in Gorssel, Eefde en Vorden zijn gecontinueerd; daar werden respec-tievelijk 240, 274 en 171 nieuw geringd en 96, 79 en 134 vogels terug gevangen. Er wordt daar gevangen om te ringen en de huismussen krij-gen kleurringen die afgelezen kunnen worden. In Vorden werden buiten het Ring-MUS project nog eens 251 vogels gevangen en geringd en 68 terug gevangen.

36 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Jaarverslag 2014 37

Figuur 7.1 Zwarte mees

Figuur 7.2 kleine Bonte Specht

Figuur 7.3 Tuinfluiter

Zeldzame en bijzondere waarnemingen in het werkgebied van de VWG 2013

Jeroen [email protected]

Zeldzame en bijzondere waarnemingen

Ook in het derde jaarboek een overzicht van de Zeldzame en bijzondere soorten die er binnen ons werkgebied zijn waargenomen. Via waarne-ming.nl werden 228 vogelsoorten doorgegeven waartussen weer de nodige bijzondere soorten zaten. 2014 leverde onder andere het eerste succesvolle broedgeval van de Rode Wouw en een broedgeval van Kluut en Blauwborst op. De Dwerguil van 2013 bleef ook in 2014 nog gerui-me tijd aanwezig waardoor veel mensen deze soort alsnog konden bewonderen en een zin-gende, jonge Roodmus betekende een nieuwe soort voor ons werkgebied.In dit overzicht worden alleen de zeldzame soor-ten en/of uitzonderlijke waarnemingen behan-deld, een volledig overzicht met alle soorten is via waarneming.nl te downloaden.

De Patrijs Perdix perdix kon dit jaar rekenen op extra aandacht van tellers en vogelaars. Mede door de start van het project “Patrijs van Sal-land” zijn er het gehele jaar waarnemingen ver-zameld, voornamelijk rondom Deventer, Wijhe en Olst. Naast groepen in de winter werden er ook paartjes in broedbiotoop, baltsende manne-tjes en jonge vogels gezien. De grootste groep van 17 vogels werd gezien bij Wijhe op 16-08 en bestond naast 2 adulten verder uit jonge vogels van dit jaar, een goed teken voor deze bedreigde soort. Meer informatie is te vinden op www.pa-trijsvansalland.nl waar ook het jaarverslag over 2014 is te vinden. De Kwartel Coturnix coturnix

werd, hoe kan het ook anders, alleen roepend gemeld. Op 13-05 de eerste bij Raalte gevolgd door een vogel op 15-05 bij Veessen. Op 18-05 op twee verschillende plaatsen in de Keizers en Stobbewaarden en tussen 25 en 30-05 op drie locaties rondom den Nul, Nijendalproject. Een dag later werd een zingend exemplaar opge-merkt in de Keizers en Stobbewaarden gevolgd door twee exemplaren bij Brummen op 16-06 en de laatste van het jaar werd gemeld op 06-07 bij Twello.

Tussen de duizenden ganzen die ons gebied in de winter bezoeken werd slechts 1 Kleine Riet-gans Anser brachyrhynchus ontdekt en wel op 13-01 in de Marlerwaarden. Veel algemener was de Sneeuwgans Chen Caerulescens maar dat is ook niet vreemd als de waarnemingen van de jaarrond aanwezige vogel die rondzwerft bij Ter-wolde en Diepenveen mee geteld worden. Vo-gels van wilde herkomst zijn eigenlijk niet vast te stellen en waarschijnlijk hebben (bijna) alle waarnemingen betrekking op ontsnapte of semi wilde vogel, zoals de 2 gekleurringde vogels die op 08-06 werden gezien in de Rammelwaard en een ander exemplaar met een gele ring D44 die van 07-08 t/m 02-09 werd gezien in de omgeving van de Yperenplas. Deze gekleurringde vogels zijn afkomstig uit Duitsland waar een verwilder-de populatie rondzwerft. Een Rotgans Branta bernicla werd gezien op 09-10 in de Welsumer-waard en de Roodhalsgans Branta ruficollis werd op 23-02 en 24-02 gezien bij Olst en Den Nul en op 01-03 en 02-03 in de omgeving van Wijhe. De Casarca Tadorna ferruginea werd bijna het gehele jaar wel waargenomen, met uit-

38 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

8

zondering van de echte wintermaanden. De eer-ste vogel te plaatse werd gemeld op 06-03 in de Welsumerwaard, gevolgd door een exemplaar in de Duursche Waarden van 23-05 t/m 26-05. Op 06-06 verbleven twee exemplaren in de Ram-melwaard, Voorst en op 20-06 wederom twee exemplaren in de Welsumerwaard waar t/m 23-09 Casarca’s werden gezien in wisselende aantallen. Het hoogste aantal vogel in een groep aldaar bedroeg 19 exemplaren op 26-06 waar-van 1 vogel een gele halsring en gele pootring droeg. Deze vogel met kenmerk L5 was als ju-veniel op 22-06-2013 geringd bij Siebengewald (Noord-Limburg op de grens met Duitsland). Op 15-11 werd nog een vogel gemeld vanuit de Voorsterklei. De Krooneend Netta rufina werd dit jaar op slechts twee plaatsen gevonden, de eerste dook op in de Welsumerwaard op 24-04 en bleef daar t/m 28-04 in gezelschap van een tweede exemplaar. Een mooi groepje van 4 (3 man en 1 vrouw) zwom op 24-09 rond bij Keter-stee, Welsum.

Opmerkelijk is de waarneming van een koppel Toppers Aythya marila in een vijver aan de Her-man Boerhavelaan in Deventer op 26-02. In de Welsumerwaard werd een adult mannetje ge-zien op 09-11, en een vrouwtje zwom op 25-12 bij Katerstee. Een dag eerder op 24-12 werd een vrouwtje Eider Somateria mollissima gezien bij het sluizencomplex van Eefde. Erg leuk voor ons werkgebied was de ontdekking van een Parel-duiker Gavia arctica die op 13-12 werd gevon-den bij Katerstee, Welsum. De vogel bleef daar t/m 27-12 en werd door vele vogelaars bekeken. Nog veel uitzonderlijker was de ontdekking van een Vaal Stormvogeltje Oceanodroma leucor-hoa welke over de IJsselkade bij Deventer vloog

en helaas erg snel in westelijke richting over de IJssel doorvloog. Langer en beter te bekijken was de juveniele Roodhalsfuut Podiceps gri-segena die van 15-09 t/m 27-09 verbleef in de Welsumerwaard en de vogel van Katerstee die van 15-12 t/m 30-12 aanwezig was. Een leuke soort voor ons werkgebied was de Kuifduiker Podiceps auritus die van 03-03 t/m 14-03 te be-wonderen was op de Yperenplas, mogelijk het-zelfde exemplaar werd op 15-03 gezien in de Buitenwaarden bij Wijhe. Op 14-06 werden twee Flamingo’s Phoenicopterus roseus gefilmd in de Ossenwaarden en op 13-04 en 14-04 ver-bleef een Zwarte Ibis Plegadis falcinellus langs de oevers van de Yperenplas. De Lepelaar Pla-talea leucorodia is inmiddels al geen echte zeld-zaamheid meer binnen ons werkgebied en werd met uitzondering van de wintermaanden elke maand gezien. De piek van het voorkomen lag in de maanden juni, augustus en september met als grootste groepen 14 exemplaren op 23-06 in de Hengforderwaarden en 20 vogels op 24-08 in de Welsumerwaarden, die tot 11-09 aanwezig bleven en waar het maximum zelfs op 24 vogels uitkwam.

Van de Roerdomp Botaurus stellaris werd slechts 1 exemplaar gemeld en wel op 21-09 in de Duursche Waarden evenals van de Woud-aap Ixobrychus minutus die op 25-10 kortstondig werd gezien in de begroeiing bij de Yperenplas. Een adulte Kwak Nycticorax nycticorax die op 28-6 werd gevonden bij Veessen trok veel be-kijks van vogelaars en pers. De vogel trok zich niets aan van passerende bootjes en liet zich dan ook uitstekend zien en fotografen, de vogel bleef aanwezig t/m 25-07. Op 13-09 vloog een adulte vogel over de Bolwerksplas. Heel anders

Jaarverslag 2014 39

Figuur 8.1 Kwak Figuur 8.2 Koereiger

40 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

was het met twee koereigers Bubulcus ibis die op 25-05 kortstondig aanwezig waren in de buurt van Wilp en door een handjevol waarnemers konden worden bekeken. Dit jaar slechts 1 waar-neming van een Purperreiger Ardea purpurea op 30-08 in de Olsterwaarden, en twee meldin-gen van de Kleine Zilverreiger Egretta garzet-ta, 1 ter plaatse in de Ossenwaard op 27-05 en 1 foeragerend in de Welsumerwaard op 06-06. De Visarend Pandion haliaetus liet zich vooral zien tijdens de gebruikelijke doortrekperiode’s van april en augustus/september en in totaal werden er 78 waarnemingen ingevoerd. Veelal betrof het dubbele waarnemingen van vogels die 1 of meerdere dagen op een plaats bleven hangen. Vooral de Bolwerksplas was een geliefde pleis-terplaats en leverde veel waarnemingen op. De laatste vogel van dit jaar betrof een vogel die op 02-11 ter plaatse was in de Duursche Waarden. De eerste doortrekkende Rode Wouwen Milvus milvus werden gezien op 20-03 boven de Duur-sche waarden waarna er nog vele volgden. Inte-ressanter werd het echter toen er in de maanden daarop jagende vogels werden waargenomen bij een bosperceel in de omgeving van Olst en er op 08-07 ook een vogel werd gezien die prooi aanvoerde. Later bleek dat er met succes ge-broed was en er drie jongen zijn uitgevlogen en hiermee was het eerste succesvolle broedgeval voor Salland een feit. Het najaar kende weer het gewone patroon van doortrekkende vogels waarvan de laatste werd gezien op 18-12 boven de Marlerwaarden.

De Zwarte Wouw Milvus migrans is met 17 waarnemingen een stuk zeldzamer dan zijn rode broertje en werden vooral gezien in april en mei. In juni en juli volgde nog 4 vogels, in augustus

nog 1 en de laatste vloog op 03-10 over de ui-terwaarden bij Zutphen. De Zeearend Haliaee-tus albicilla is inmiddels een vertrouwde vogel in de uiterwaarden aan het worden en is in 2014 het gehele jaar gezien. Bijna alle waarnemingen betroffen een pleisterende derde kalenderjaar-vogel in de Hengforderwaarden die ook regel-matig op andere plekken langs de IJssel werd gezien, van de Rammelaard bij Zutphen tot aan de Duursche Waarden. Alhoewel niet geheel ze-ker betreft het hier hoogstwaarschijnlijk wel het-zelfde exemplaar. In juni en december werden er regelmatig twee jonge vogels bij elkaar gezien in de Duursche Waarden en de Hengforderwaar-den, mogelijk zoekende naar geschikt gebied om zich te vestigen. De toekomst zal het leren! Op 24-05 had een waarnemer het geluk om een overvliegende Slangenarend Circaetus gallicus te zien en te fotograferen boven zijn tuin in de Wolbroeken, Olst. Eveneens slechts voor één waarnemer weggelegd was een juveniele Step-pekiekendief Circus macrourus die op 01-11 langs de trektelpost in de Rammelwaard vloog.

Een Ruigpootbuizerd Buteo lagopus werd op 13-01 jagend gezien boven de Bolwerksweide en op 20-03 en 23-03 vlogen vogels over de Bolwerksplas en de Welsumerwaard. Op 19-04 werd een jagend exemplaar gemeld bij Raalte en de laatste werd gemeld op 24-08 boven Lees-ten, Zutphen, deze vogel betrof echter vrijwel zeker een lichte Buizerd Buteo Buteo die soms veel kenmerken van een ruigpoot kunnen heb-ben. Het Smelleken Falco columbarius werd in de meeste gevallen waargenomen als doortrek-ker in het najaar, vogels ter plaatse zijn een stuk schaarser. Op 12-01 was een vogel te plaatse op de Nijenbekerklei, Voorst en op 14-02 vloog

Figuur 8.3 Zwarte Wouw Figuur 8.4 Slangenarend

Jaarverslag 2014 41

een vogel over Deventer richting het noorden. De eerstvolgende vogel werd pas weer gemeld toen deze op 11-09 overvliegend werd gemeld vanaf het Boetelerveld, Raalte en ook op 14-09 en 23-09 vlogen hier exemplaren over. Op 02-10 vloog een vogel over de Welsumerwaard en op 04-10 werden 5 overtrekkende vogels gemeld langs de trektelpost op het Boetelerveld gevolg door een exemplaar over Warnsveld op 05-10. Een jagend exemplaar werd op 17-10 waarge-nomen in de Rammelwaard en op 21-10 en 28-10 was een vogel aanwezig op de Bolwerkswei-den. Een overvliegende vogel op 31-10 bij de Mars, Zutphen en een pleisterend exemplaar op 10-11 in de Rammelwaard werden gevolgd door een overvliegende vogel over Groot Hoenlo, Olst op 26-12. De laatste vogel van dit jaar betrof een exemplaar dat op 29-12 aan het jagen was bij Melkleen, Terwolde. De Slechtvalk Falco pe-regrinus is een gewone verschijning geworden maar blijft natuurlijk een mooie en bijzondere verschijning elke keer dat je er een ziet. Op de bekende broedplaats in Deventer werd ook dit jaar weer gebroed en zijn 4 jongen uitgevlogen (allen mannetjes) die op 10-05 zijn geringd. In Zutphen en omgeving zijn het gehele jaar door vogels gemeld, soms twee en ook op de kerk bij de nestkast en met prooi maar een zeker broed-geval heeft dit nog niet opgeleverd, het blijft dus afwachten wanneer dit gaat gebeuren.

Slecht 1 melding van een Kwartelkoning Crex crex dit jaar en wel van een roepend exemplaar in de Ossenwaarden op 06-07 en eveneens maar 1 melding van het Porseleinhoen Por-zana porzana op 17-05 bij Fortmond. Kraan-vogels Grus grus waren dit jaar minder talrijk dan in 2013 maar de trek was al wel vroeg op

gang. Al op 14-02 werden de eerste 4 vogels gemeld over de Molenpolder bij Zwolle en op 24-02 volgde de eerste serieuze trekgolf met ca. 1045 vogels over ons werkgebied met als groot-ste groep 130 exemplaren over Voorst. Op 08-03 en 09-03 volgde een tweede trekgolf(je) met ca. 286 vogels. Leuk was de waarneming van een volwassen vogel ter plaatse bij Sion op 01-04 en twee overtrekkende exemplaren op resp. 03-05 en 16-05. Op 03-07 werden 5 exemplaren overvliegend gemeld boven de IJssel bij Deven-ter en tussen 09-11 en 28-12 volgde een kleine najaarstrekgolf met ca. 62 vogel verspreid over 6 groepjes en dagen. De Kluut Recurvirostra avosetta is voor veel vogelaars een bijzondere vogel en zeker ook voor ons werkgebied blijft het een zeldzame verschijning. Leuk was dan ook het verschijnen van twee vogels in de Os-senwaarden op 22-03 en tegelijk ook twee bij de Yperenplas. Op 06-05 werden twee vogels gevonden in de Welsumerwaard bij Veessen en t/m 29-05 werden er hier steeds 1 foeragerend exemplaar gezien. Deze vogel hoorde vrijwel ze-ker tot het paartje dat in de roetwaarden werd ontdekt en dat daar een nest met eieren had. Voor zover bekend is dit het eerste broedgeval van deze soort binnen ons werkgebied. Of er ook jongen zijn uitgevlogen is mij op dit moment niet bekend.

De Goudplevier Pluvialis apricaria werd dit jaar in leuke aantallen waargenomen. In de winter-maanden januari en februari waren er groepen aanwezig op o.a. de Bolwerksweiden met een maximum van 31 op 17-02 en in het Lierder- en Molenbroek bij Wijhe was op 25-02 een groep van 80 vogel aanwezig. Ook in maart waren er groepen aanwezig op de Bolwerksweiden met

Figuur 8.5 Slechtvalk Figuur 8.6 Kluut

een maximum van 66 op 17-03 en deze aantal-len namen naar het einde van de maand steeds verder af. De grootste groep van 180 vogels werd op 30-03 overvliegend gezien bij Herxen. In het najaar was deze soort veel minder aan-wezig en betrof het bijna allemaal overtrekkende exemplaren met een maximum van 12 vogels bij Herxen. Van de Zilverplevier pluvialis squa-tarola kwamen 18 meldingen binnen waarbij het om 9 tot 11 verschillende vogels ging. Op 17-04 werden 2 vogels gezien bij de Yperenplas en 10 dagen later liepen er twee in zomerkleed in de Welsumerwaard en van 03-05 t/m 08-05 liep er in dit zelfde gebied een winterkleed vogel. Op 12-05 vielen 4 adulte exemplaren van hoog de Welsumerwaard in maar, deze vogels vertrok-ken helaas dezelfde avond weer. Pas op 13-10 werd er weer een Zilverplevier gezien, een 1e kalenderjaarvogel verbleef bij de Bolwerksplas tot tenminste 29-10. De laatste waarneming van deze soort betrof een overvliegend exemplaar op 26-12 bij de Veenoordkolk.

Het Bokje Lymnocryptus minimus is en blijft een soort waar je tegenaan moet lopen en het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste waarne-mingen opvliegende vogels betrof. Tussen 26-01 en 20-03 werden 6 vogels gemeld, allemaal enkelingen bij resp. Hengforderwaarden, Roet-waarden, Linde, Nijendalproject, Ossenwaqard en Wilp. Vanaf 26-10 t/m 22-12 werden 7 waar-nemingen doorgegeven bij het Boetelerveld, Gorsselsche Heide Warnsveld en Empe. Alleen op de Gorsselsche Heide werden op twee dagen 2 vogels gezien, verder betrof het wederom alle-maal solitaire exemplaren. Op 07-05 landde een Rosse Grutto Limosa lapponica in de Welsu-merwaard bij Veessen. Deze was in gezelschap

van 4 Regenwulpen Numenius phaeopus, een soort die dit jaar in behoorlijke aantallen aanwe-zig was. Met name april is een goede maand om deze soort binnen ons werkgebied te treffen en naast overtrekkende vogels verblijven er soms ook groepen voor korte of langere tijd in het ge-bied. Zo werden op 07-04 zes exemplaren ge-meld vanuit de Welsumerwaard en tot ver in mei werden hier pleisterende vogels gezien met als grootste aantal een groep van 72 exemplaren op 12-04. Op 10-05 verbleef een adult zomerkleed Steenloper Arenaria interpres op het strandje bij de Yperenplas en van 07-05 t/m 13-05 verbleef een zomerkleed Kanoet Calidris canutus in de Welsumerwaard bij Veessen en op 11 en 12-05 waren er hier zelfs drie aanwezig. Een andere leuke steltloper was de Drieteenstrandloper Calidris alba welke op 05-04 en 06-04 aanwezig was in de Rammelwaard bij Zutphen, iets later op 10-05 werd een kleurringdragend exemplaar gezien in de Welsumerwaard en in dat zelfde gebied liep op 04-09 nog een exemplaar te foe-rageren.

Een soort die maar weinig ontdekt wordt is de Kleine Strandloper Calidris minutus maar op 06-09 werden er toch drie exemplaren ontdekt in de Welsumerwaard gevolg door een exem-plaar op 23-09 in hetzelfde gebied. Nog lastiger te vinden en voor velen ook te herkennen is de Temmincks Strandloper Calidris temminckii en daarvan zijn er dan ook maar drie gemeld in 2014. Op 04-05 vloog een exemplaar op van-uit de Keizers- en Stobbenwaarden en op 18-05 foerageerden twee exemplaren bij de Yperen-plas. Op 27-07 werd de Welsumerwaard opge-sierd door een Krombekstrandloper Calidris ferruginea en ditzelfde gebied bleek ook een

42 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Figuur 8.7 Regenwulp Figuur 8.8 Steenloper

determinatie, maar ook enkele 1e en 2e kalen-derjaar vogels werden opgemerkt. De kolken en plassen rondom Deventer en de Marshaven en ingang Twentekanaal bij Zutphen vormden de belangrijkste waarnemingsplaatsen. Anders dan de vorige soort lijkt de Pontische Meeuw La-rus cachinnans voornamelijk aanwezig in mei en werden er in de andere maanden van het jaar maar enkele waarnemingen gedaan. Meestal ging het om enkelingen maar soms, zoals op 09-05 werden er drie exemplaren bij elkaar gezien in de Welsumerwaard (2 expl. 2e kj en 1 expl. 3e kj). Bij deze soort werden trouwens wel relatief veel onvolwassen exemplaren gemeld, mogelijk veroorzaakt door de wat opvallendere “jizz” in vergelijking met andere onvolwassen “bruine” meeuwen.

Erg leuk was de ontdekking van een groepje van 5 Noordse Sterns Sterna paradisaea op 08-05 boven de Veenoordkolk, de andere morgen wa-ren de 5 verdwenen en vloog er ’s avonds moge-lijk een nieuw exemplaar rond boven de Teugse Kolk. Erg opmerkelijk en zelfs nieuw voor ons werkgebied was de melding van drie Grote Sterns Thalasseus sandvicensis die roepend, hoog over Zutphen in noordoostelijke richting vlogen op 21-04. Slecht weer in mei lijkt gunstig voor het waarnemen van bijzondere sterns. Zo werden er tijdens onstuimig weer (harde wind) op 16-05 maar liefst 8 Witvleugelsterns Chli-donias leucopterus gevonden boven de Veen-oordkolk die tot laat in de avond bleven en in de schemer naar het noorden vertrokken. Op 27-05 tijdens harde wind en stromende regen werden 2 witvleugels ontdekt op de Teugse Kolk, ook deze bleven slechts 1 dag aanwezig.

goed gebied voor de Bonte Strandloper Cali-dris alpina aangezien er op 05-10 maar liefst tien exemplaren in het gebied verbleven. Deze soort doet het toch wel aardig en werd vanaf 30-01 t/m 22-05 regelmatig gezien, solitair of in kleine groepjes. In het najaar werden wederom vogels gevonden in de periode 24-08 en 22-11, meest alleen maar ook groepjes van 4 en als maximum het eerder gemelde aantal van 10 exemplaren. Als laatste in het rijtje steltlopers mag de Kemp-haan Philomachus pugnax niet ontbreken aan-gezien deze soort toch ook erg schaars in ons gebied voorkomt. Het eerste exemplaar werd al op 26-02 gezien in de Welsumerwaard gevolg door 5 exemplaren bij de Yperenplas op 10-03. In de maanden maart,april en mei werden regel-matig vogels gevonden in de twee genoemde gebieden met als maximum 14 vogels op 07-04 in de Welsumerwaard. Van 21-06 t/m 27-06 ver-bleef een adult in zomerkleed in de Welsumer-waard en op 24-08 foerageerde hier een juveniel exemplaar. De laatste waarneming, een 1e kj vogel, werd gedaan op 30-10 bij de Veenoord-kolk, Deventer.

Een van de mooiste meeuwen is toch wel de Zwartkopmeeuw Ichthyaethus melanocepha-lus en hiervan werden drie exemplaren gemeld. Op 16-03 verbleef een adult zomerkleed bij de Bolwerksplas, op 01-05 een naar zomerkleed ruiend exemplaar in de Rammelwaard en op 06-05 een zomerkleed adult in de Welsumer-waard. In alle maanden van het jaar werden Geelpootmeeuwen Larus michahellis gemeld maar het zwaartepunt van de aanwezigheid lag toch wel in augustus en september. Verreweg de meeste waarnemingen betroffen adulte vogels, voornamelijk veroorzaakt door de eenvoudigere

Jaarverslag 2014 43

Figuur 8.9 Bonte Strandloper Figuur 8.10 Witvleugelstern

re waarnemingen van nestindicerend gedrag, voedseltransport, bezet nest en twee meldingen van pas uitgevlogen jongen. De eerste Draai-hals jynx torquilla werd foeragerend op straat gezien in Colmschate op 15-04, gevolg door een exemplaar wederom in Colmschate. De derde en laatste waarneming betrof een vogel in een mei-doornstruikje op 07-09 bij De Weerd, Wilp. De Middelste Bonte Specht Dendrocopos medius werd vooral opgemerkt in de maanden februari t/m juni wanneer de roepactiviteit het hoogst is. Er werd 1 waarneming gedaan in oktober en nog eens 5 in december. De roepende en baltsende vogels weren allen gezien in de bekende gebie-den die ook al uit de inventarisatie van 2012 naar voren waren gekomen, Dorth, Kapse Bos Voorstonden, Oostermaet en Schoonheeten. Nieuwe locaties betroffen 3 roepende vogels op 12-02 langs de Kolkweg bij Gorssel en een roe-pend exemplaar op 12-04 bij de Haere, olst.

De Grauwe Klauwier Lanius collurio was ook in 2014 weer aanwezig in het Nijendalproject, Olst en alle 13 ingevoerde waarnemingen had-den betrekking op een adult mannetje in de pe-riode 22-05 t/m 06-07. Zekerheid omtrent een broedgeval komt uit de waarnemingen niet naar voren. Voor de Klapekster Lanius excubitor lijkt de omgeving van Voorsterklei, Rammelwaard, Ravenwaarden en Gorsselse Heide de beste plek om deze soort te zien. OP 04-02 en 05-02 werd een vogel gezien in de Ravenswaarden en van 26-01 t/m 05-03 werd af en toe een exem-plaar waargenomen op de Voorsterklei/Rammel-waard. De eerste najaar waarneming betrof een vogel op de Gorssel heide van 23-10 t/m 07-11 en de laatste van het jaar werd gezien op 15-11 en 08-12 in de Ravenswaarden.

De Zomertortel Streptopelia turtur heeft het landelijk zwaar en ook binnen ons werkgebied is het zoeken naar een enkel exemplaar. In de maanden mei, juni en juli werden 13 waarne-mingen ingevoerd van merendeels roepende/zingende exemplaren met een maximum van 6 verschillende vogels. Vaste plekken lijken de Boxbelterhoek bij Heeten, de Duursche waar-den en het gebied rond de steenfabriek bij Fort-mond, dit is ook de enige locatie waar op 12-06 twee verschillende vogels werden gehoord. Zo-als in de inleiding al gezegd bleef de Dwerguil Glaucidium passerinum van Lettele ook in 2014 nog geruime tijd aanwezig. Tot wanneer is niet duidelijk omdat de waarnemingen geheim wer-den gehouden en een deel van het gebied waar de uil zich bevond werd afgesloten. De Velduil Asio flammeus werd voornamelijk overtrekkend gezien. Op 25-01 vloog een exemplaar over de Mars in Zutphen en de eerstvolgende waarne-ming werd pas op 09-09 gedaan toen 2 exem-plaren ter plaatse waren op het Boetelerveld, hier ook een overtrekkende vogel op 14-09. De laatste melding betreft een jagend exemplaar in de Buitenwaarden bij Wijhe op 20-09. Het Boe-telerveld was ook goed voor een waarneming van de Nachtzwaluw Caprimulgus europaeus op 25-05, de andere min of meer vaste plek was de Gorsselse Heide met een zingende vogel op 06-0- en 20-06.

De IJsvogel Alcedo atthis is weer op de goede weg en geholpen door de zachte winters heeft deze soort zich weer goed hersteld. In totaal werd deze soort 873 keer gemeld verspreid over het gehele werkgebied en in alle maanden van het jaar. Hier zaten gelukkig ook de nodige broedvogels bij en er waren dan ook meerde-

44 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Figuur 8.11 Grauwe Klauwier Figuur 8.12 Draaihals

Op 30-01 werd een Russische Kauw Coloeus monedula soemmerringii gemeld bij Colmscha-te. Een tweede exemplaar was aanwezig van 19-02 t/m 02-03 in Raalte. Deze vogel is door veel mensen gezien en uitgebreid gefotogra-feerd. Gezien de determinatieproblematiek tus-sen deze ondersoort en de Noordse Kauw is er nog geen zekerheid omtrent de determinatie. Erg zeldzaam geworden zijn waarnemingen van de Bonte Kraai Corvus cornix en de melding van 2 exemplaren op de Gorssel Heide op 28-09 is dan ook zeker bijzonder. Eveneens met maar twee exemplaren vertegenwoordigd was de Pestvogel Bombycilla garrulus die op 01-11 overvliegend werden opgemerkt bij het Boetel-erveld, Raalte.

In de rietlandjes bij de Oude IJssel, Empe werd op 19-01 een groepje van 4 Baardmannen Panurus biarmicus gehoord en gezien terwijl de waarnemer op de trein stond te wachten. 2014 was een uitzonderlijk goed jaar voor de Blad-koning Phylloscopus inornatus. Met name langs de kust werden er zeer veel gezien, gehoord en gevangen, maar ook wij kregen er een staart-je van mee. Het eerste exemplaar werd opge-merkt op 25-09 in de Hoven, Deventer gevolgd door een vogel die luid roepend door de Veld-esdoorns scharrelde nabij de Keizer Karellaan, Deventer. Op 11-10 was er een ter plaatse in de Duursche Waarden en tegelijkertijd ook een in het centrum van Deventer. Op 14-10 lukte het de ringers op onze vaste ringplek om een eerste kalenderjaar vogel in de netten te krijgen, welke goed kon worden bestudeerd en gefotografeerd. Op 28-10 riep een exemplaar luid en duidelijk bij het Groot Graffel, Warnsveld en de laatste van het jaar werd gehoord bij Huize Wijnbergen, Olst

op 07-11. Eg leuk was de waarneming van een zingende Grote Karekiet Acrocephalus arundinaceus bij de Oude IJssel bij Empe op 23-05. De vogel zong maar erg kort maar het is de waarnemer toch gelukt enkele strofen op te nemen. Helaas bleef het bij deze ene waarneming. Een andere echte rietspecialist is de Rietzanger Acrocep-halus schoenobaenus en deze soort is en blijft toch een bijzondere soort om binnen ons werk-gebied tegen te komen. Slechts 15 waarnemin-gen werden er doorgegeven met een maximum van 10 verschillende individuen. Van 05-04 t/m 21-04 was een zingend exemplaar aanwezig bij de Yperenplas terwijl er op 11-04 ook een vo-gel werd gehoord in de Ossenwaard. Op 27-04 werd de zang opgenomen bij de Oude IJssel, Empe en op 18-05 zong een vogel in de Welsu-merwaard. Bij de oude begraafplaats in Zutphen werd een vogel gehoord op 20-05 en net buiten de nieuwbouw van Leesten, Zutphen zong een vogel op 01-06. Op 15 -06 werd een exemplaar gehoord bij Herxen gevolg door een waarne-ming op 16-07 bij Den Nul. De laatste en tevens de enige waarneming van 2 exemplaren tegelijk werd gedaan in het Lierder- en Molenbroek Zuid op 16-08.

Nog zeldzamer is het voorkomen van de Sprink-haanzanger Locustella naevia met maar vijf exemplaren. Op 24-04 bij Leesten, Zutphen en op 25-04 in de Tichelbeekse Waarden, Zutphen. Op 26-04 en 19-05 een exemplaar achter de Ho-ven, Zutphen en gezien de locatie waarschijn-lijk een en hetzelfde individu. Op 08-06 werd de Rammelwaard opgevrolijkt door het gezang van deze soort en van 18-06 t/m 21-06 zong een vo-gel in de Duursche Waarden.

Jaarverslag 2014 45

Figuur 8.13 Bladkoning Figuur 8.14 Russische Kauw

Het voorkomen van de Beflijster Turdus torqua-tus is per jaar sterk verschillend en voornamelijk beperkt tot de maanden april en oktober. Meest-al gaat het om individuele gevallen van vogels die kort ter plaatse zijn of overvliegen, een en-kele keer om meerdere vogels zoals op 25-04 toen drie vogels aanwezig waren bij de Yperen-plas. De meeste waarnemingen komen uit de uiterwaarden rond Deventer en Zutphen maar ook Oene, Boetelerveld en Ootermaet werden bezocht door deze soort.

Als er een Blauwborst Luscinia svecica word waargenomen in ons werkgebied is dat altijd leuk nieuws en komen er de nodige vogelaars op af. Op 31-03 werden twee exemplaren waar-genomen bij de Yperenplas en op 02-04 zelfs even drie exemplaren. Vanaf de ontdekking t/m 24-05 werd overwegend 1 vogel gezien welke druk aan het zingen was. Op 19-04 even twee exemplaren ter plaatse en op 22-05 wederom twee vogels. Op deze dag werden beide vogels gezien die, met voer in de snavel, de riet/zegge vegetatie in verdwenen. Een hele duidelijke aan-duiding voor een nest met jongen! Een mogelijk ander exemplaar werd op 15-06 zingend gemeld in de Ossenwaard. Uit dezelfde familie als de vorige komt de Nachtegaal Luscinia megarhyn-chos en alhoewel nog wat minder zeldzaam is het toch echt zoeken naar de laatste exemplaren binnen ons werkgebied. Baltsende/zingende vo-gels werden waargenomen in de periode 13-04 t/m 12-06 op verschillende locaties; bij De Mars (Zutphen), De Zaaij bij Den Nul, Rammelwaard (Voorst), Herxen, en de Tichelgaten bij Windes-heim. Op de meeste locaties ging het om een-malige waarnemingen. Alleen bij de Zaaij werd praktisch de gehele periode een vogel gehoord

en soms gezien. De enige aanwijzing voor broe-den betrof een exemplaar met voedseltransport op 30-05, eveneens in De Zaaij.

De Zaaij werd op 07-04 ook even opgesierd door een Engelse Kwikstaart Motacilla flava flavis-sima en op 18-05 was er een ter plaatse langs de Teugse Kolk, Deventer. Werd er in het ver-leden regelmatig melding gemaakt van groepen Noordse Kwikstaart Motacilla flava thunbergi, de laatste jaren worden het er steeds minder. Dit jaar slechts 1 melding van 6 exemplaren op 20-05 in de Welsumerwaard, Veessen. De Rouwkwikstaart Motacilla alba yarellii werd slechts twee keer gemeld. De eerste zat op 07-04 in de Welsumerwaard en het betrof mogelijk twee exemplaren. De tweede melding kwam uit De Haere bij Olst. Deze waarneming is door de waarnemers op onzeker gezet en de enige foto die is toegevoegd, van een vogel van de voor-kant gezien, laat lichtgrijze vleugel dekveren zien aan beide kanten van de borst/hals en dui-den veel meer op gewone Witte Kwikstaart. De vele uren aanwezigheid op een trektelpost wor-den gelukkig regelmatig beloond met een leuke soort. Zo vloog er op 26-10 een Grote Pieper Anthus richardi over het Boetelerveld. Eerder al leverde deze locatie de enige waarneming van een Roodkeelpieper Anthus cervinus op en wel op 21-09 een naar zuidwest overtrekkend exem-plaar. Een zingende Europese Kanarie Serinus serinus werd door drie mensen waargenomen op 29-03 in Boerhaar en op 13-12 was er een vogel ter plaatse in de Marshaven bij Zutphen. Nieuw voor de regio was een tweede kalen-derjaar man Roodmus Carpodacus erythrinus welke maar erg kort aanwezig was in de Ossen-waard. Van 08:40 tot 10:00 uur zong de vogel af

46 Werkgroep Onderzoek en Publicatie

Figuur 8.15 Beflijster Figuur 8.16 Europese Kanarie

en toe en kon worden gefotografeerd. Na 10 uur was de vogel verdwenen, helaas slechts door drie mensen gezien. Voor Grote Kruisbek Loxia pytyopsittacus was de winter 2013/2014 een goede. Op meerder plekken in het land werden vogels gezien en bleven soms langdurig aanwe-zig. De enige waarneming in 2014 binnen ons werkgebied betrof een exemplaar in een groep gewone kruisbekken die kwam drinken bij een fotoschuilhut. De laatste soort in dit overzicht is een IJsgors Calcarius lapponicus welke op 18-10 over de trektelpost bij het Afleidingskanaal, Zutphen vloog.

Jaarverslag 2014 47

Figuur 8.17 Grote Kruisbek

Figuur 8.18 Parelduiker

Figuur 8.19 Roodhalsgans

Figuur 8.20 Zwarte Ibis