JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in...

36
JAARGANG 20 NUMMER 2 ZOMER 2009 OOGDIER Z Wisenten in het Kraansvlak Eekhoorn heeft X-factor Vlaamse boommarters Kleine zoogdieren rond veehouderijen

Transcript of JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in...

Page 1: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009

OOGDIERZ

Wisenten in het Kraansvlak

Eekhoorn heeft X-factor

Vlaamse boommarters

Kleine zoogdieren rond veehouderijen

Page 2: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

ZOOGDIER is het populair-wetenschappelijkkwartaaltijdschrift van deZoogdiervereniging (Nederland) en de Zoog-dierenwerkgroep en de Vleermuizenwerk-groep van Natuurpunt (Vlaanderen).

Op de voorpagina: wisent, gefotografeerddoor Leo Linnartz, ARK Natuurontwikkeling

Aanwijzingen voor auteurs-Concept artikelen en andere kopij sturennaar: [email protected] voor insturen artikelen zijn: 1 juli, 1 oktober, 1 januari, 1 april.-De redactie kan hulp bieden bij het schrijven van artikelen.-De redactie behoudt zich het recht voor arti-kelen te redigeren of te weigeren.-Nadere aanwijzingen voor auteurs zijn op tevragen bij de redactie.

Lidmaatschap Zoogdiervereniging en abon-nement Natuurpunt Lidmaatschap van deZoogdiervereniging met alleen de ontvangstvan Zoogdier kost 18 euro per jaar. Lidmaat-schap met daarnaast het wetenschappelijketijdschrift Lutra kost 30 euro per jaar. Over-maken op Postbank 203737 of voor België oprekening 000-1486269-35, onder vermeldingvan het gewenste lidmaatschap. Opzeggen:uitsluitend schriftelijk, vóór 1 december bijhet Bureau van de Zoogdiervereniging .Leden van Natuurpunt kunnen zich op Zoog-dier abonneren door 10 euro over te makenop 000-1486269-35 onder vermelding van“Zoogdier” en hun lidnummer. Hiermee wor-den ze lid van de Natuurpunt Zoogdieren-werkgroep Vlaanderen en krijgen ze eenaantal voordelen, zoals korting op activitei-ten.

ISSN 0925-1006

Disclaimer De artikelen in Zoogdier gevenniet noodzakelijkerwijs de mening van deZoogdiervereniging of van Natuurpunt weermaar zijn voor rekening van de auteurs.

Redactieadres Redactie Zoogdier, OudeKraan 8, 6811 LJ Arnhem, 026-3705318, [email protected]

Redactie Paul Van Daele, Steve Geelhoed,Froukje Rienks, Jos Teeuwisse (hoofdredac-teur), Bob Vandendriesche, Goedele Verbey-len, Stefan Vreugdenhil, Joke Winkelman.

Eindredactie Eric van Kaathoven

Medewerkers Dirk Criel, Dick Klees, RobKoelman,Bastiaan Meerburg, Johannes Re-gelink, Rollin Verlinde, www.vildaphoto.net

Vormgeving BARD87, ’s-Graveland

Losse nummers Zoogdier Losse nummerskosten 6 euro (inclusief porto) en zijn te be-stellen via het redactieadres o.v.v. jaargangen nummer.

Inhoud

Lutra, voor wie meer diepgang wilNaast Zoogdier geeft de Zoogdiervereniging het wetenschappelijke tijd-schrift Lutra uit. De artikelen in Lutra gaan wat dieper in op de materie en

worden door deskundigen eerst aan een kritische blik on-derworpen voordat ze gepubliceerd worden. De artikelen inLutra behandelen alle aspecten van de zoogdierkunde en-bescherming in Europa en soms ook daar buiten, maarde nadruk ligt op artikelen over ecologie, biogeografie,gedrag en morfologie. De meeste artikelen zijn ge-schreven in het Engels met een Nederlandse samen-vatting. Het omgekeerde, Nederlandstalige artikelenmet een Engelse samenvatting komen ook voor.Iedereen kan artikelen voor Lutra aanleveren en deredactie is in hoge mate bereid beginnende weten-schappers, zowel beroeps als amateurs, bij het

schrijven te helpen.

Lutra verschijnt twee maal per jaar.

Een los abonnement op Lutra kost € 21,- per jaar. Leden van de Zoogdiervereniging krijgen korting. Zij betalen maar € 12,- per jaar.

Aanmelden voor een abonnement kan bij het secretariaat van de Zoogdiervereniging (zie colofon hiernaast).

3 Wisenten in het Kraansvlak

7 Eekhoorn heeft de grootste X-factor

10 White-Nose Syndrome, ook in Europa?

14 Vlaamse Boommarter verder op het spoor

18 Red de egel, red de wereld!

21 De vergeten school - de Grijze dolfijn in België

24 Risico’s voor voedselveiligheid?

26 Hyperlink

28 Forum. Pingers tegen bruinvissen geen wondermiddel!

30 Waarnemingen

31 Kort nieuws

35 Agenda & adressen

36 Het moment van…

In het kader va

n het Jaar van

de Egel hebben

we bij deze

Zoogdier een fraaie st

icker

bijgesloten

.

Page 3: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Zoogdier 20-2 pagina 3

In Nederland werd al in de jaren zeventigvan de vorige eeuw serieus gesproken overmogelijkheden voor herintroductie van dewisent, met name onder aanvoering vanbosecoloog Harm van de Veen. Het uitzet-ten van Schotse hooglanders op de Im-bosch is daar zelfs een direct gevolg van.De hooglanders waren namelijk het alter-natief voor de oorspronkelijk in de plannenvoorkomende wisent, omdat de wisent tecontroversieel was. Herintroducties van

wisenten in Nederland zijn sindsdien con-troversieel gebleven. Eén van de belang-rijkste oorzaken hiervoor is waarschijnlijkde onbekendheid met de soort. De veilig-heid voor recreanten en terreinbeheer-ders, de effecten van wisenten op deaanwezige flora en fauna en de reactiesvan het publiek zijn hierbij belangrijke on-zekerheden. De afgelopen decennia heb-ben laten zien dat praten over dezeonzekerheden een herintroductie in Ne-

derland niet veel dichter bij brengt. Dit isde belangrijkste reden waarom een aantalorganisaties in 2007 is overgegaan tot eenuniek proefproject voor het Nederlandsenatuurbeheer: het uitzetten van vrijlevendewisenten in een Nederlands natuurgebied.

Een praktijkproef De pilot is een ini-tiatief van PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, Stichting Kritisch Bosbeheer,ARK Natuuronwikkeling, FREE Nature en

Een terugkeer van de koning van het bos?

Wisenten in het Kraansvlak

Een achteraanzicht van de wisent stier laat mooi zien dat wisenten relatief smal zijn gebouwd. Foto Doreen Rugers

Sinds 24 april 2007 is Nederland een unieke pilot in de natuurbescherming rijker.

Op die dag werden drie wisenten Bison bonasus uitgezet in een omheind deel van het

Nationaal Park Zuid-Kennemerland, het Kraansvlak. Een jaar later werden hier nog eens drie dieren

aan toegevoegd. Joris Cromsigt en Hubert Kivit zetten de eerste voorlopige resultaten van het

ecologisch onderzoek naar de wisenten in het Kraansvlak uiteen.

Joris Cromsigt en Hubert Kivit

Page 4: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Stichting Duinbehoud. Verder nemen ver-schillende organisaties deel in een bege-leidingscommissie om de resultaten oplandelijk niveau te laten doorwerken,waaronder Natuurmonumenten, Staats-bosbeheer en de Large Herbivore Founda-tion. Het voornaamste doel van dezogenaamde Kraansvlak pilot is het uit-voeren van een vijfjarige praktijkproefwaarbij wisenten worden uitgezet ondervolledig vrijlevende omstandigheden (geenmenselijk ingrijpen tenzij strikt noodzake-lijk) om te leren van beheertechnische,ecologische en publiekgerelateerde as-pecten rond de aanwezigheid van wisentenin een Nederlands natuurgebied. Het iseen uitdrukkelijk doel van de pilot ompraktijkervaring en kennis te genererendie een daadwerkelijke herintroductie inNederland dichterbij brengen. Het project is opgezet in samenwerkingmet de IUCN Bison Specialist Group en degeïntroduceerde dieren zijn door deze spe-cialist group geselecteerd uit wilde Poolsepopulaties om de juiste genetische en so-ciale samenstelling te waarborgen. Uitein-delijk zijn op twee momenten wisentenuitgezet. Op 24 april 2007 zijn de eerstedrie individuen uitgezet, twee jonge vrouw-tjes uit het Bialowieza-bos (geboren in2005) en een volwassen stier uit Pszczyna(geboren in 2003). Een jaar later, op 18maart 2008, werden hieraan drie dieren uitBialowieza toegevoegd: twee volwassen

vrouwtjes (geboren in 1999 en 2001) en éénvrouwelijk kalf (geboren in 2007).

Zenders Sinds de start is de proef be-geleid door wetenschappelijk onderzoekvan de Community and Conservation Eco-logy-groep van de Rijksuniversiteit Gronin-gen. Voor dit onderzoek en terondersteuning van de dagelijkse beheer-praktijk, zijn vier van de zes dieren voor-zien van een GPS-GSM zender. Dezezender bepaalt elk uur de positie van hetbetreffende dier en zendt deze via hetGSM-netwerk naar een centrale server. Deserver zendt met regelmaat de posities viaemail naar de onderzoekers. Deze tech-niek maakt het mogelijk een uniek detail-beeld te krijgen van het ruimtegebruik enactiviteitspatroon van de wisenten. De Kraansvlak pilot biedt ook andereunieke mogelijkheden voor de bestuderingvan de ecologie van de wisent. Het Kraans-vlak vertegenwoordigt namelijk één van deweinige situaties (misschien wel de enige)waar vrijlevende wisenten niet worden bij-gevoerd in de winter. Daarnaast biedt hetgevarieerde duinlandschap een prachtigemogelijkheid om de wisent te onderzoekenin andere habitattypen dan gesloten bos-systemen. Onderzoek aan de ecologie vande wisent is nog beperkt en wordt daar-naast zeer sterk gedomineerd door studiesaan de populatie in Bialowieza. Deze stu-dies geven inzicht in de ecologie van de wi-

Zoogdier 20-2 pagina 4

Een wisent-koe schilt een kardinaalsmuts in het Kraansvlak. Dit intensief geschilde individu is een typisch

voorbeeld van alle kardinaalsmutsen in het gebied. Foto Doreen Rugers.

Historie van de wisent in Europa

De wisent is het grootste nog levende landzoogdierop het Europese continent en kwam oorspronkelijkvoor van Noord-Spanje tot Zuid-Zweden en van Ne-derland in het westen tot de Kaukasus in het oos-ten (figuur 1). Het oorspronkelijk voorkomen vande wisent in Nederland is sinds lang een punt vandiscussie, met name tussen ecologen en paleonto-logen. De meeste ecologen gaan uit van een oor-spronkelijke aanwezigheid van de wisent inNederland, vanwege het ontbreken van duidelijkebarrières met Duitse en Belgische gebieden waaroverblijfselen van wisenten gevonden zijn. Som-mige paleontologen wijzen er echter op dat er nooit(fossiele) overblijfselen van de wisent in Nederlandzijn gevonden. Een recente studie van Drees & Post(2007) lijkt echter voor het eerst fossiel materiaalvan de wisent aan te tonen op Nederlands grond-gebied, waardoor de oorspronkelijke aanwezigheidvan de wisent in Nederland zou worden bevestigd.De wisent verdween echter wel lange tijd geledenuit het Nederlandse landschap. Op zijn minst zo’nduizend jaar geleden, hoewel het exacte momentonbekend is. Rond dezelfde tijd verdween de wisentuit grote delen van West-Europa. Bescherming van de soort in adelijke jachtreserva-ten leidde tot een veel langere aanwezigheid van dewisent in de Oost-Europese bossen. Begin twintig-ste eeuw stierf de wisent echter ook daar uit in hetwild: in 1919 in het Bialowieza-bos onder invloedvan de Eerste Wereldoorlog, en het laatste individuin 1927 in de Kaukasus. Om de soort voor uitster-ven te behoeden werd al in 1923 begonnen met een

Page 5: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

sent in een, rijk, gesloten bossysteem. Deoorspronkelijke habitatvoorkeur - voordatde soort door beheerpraktijken werd ‘op-gesloten’ in het bos - is onbekend en waswellicht veel breder. Het is daarom vangroot belang dat studies uit Bialowiezaworden aangevuld met onderzoek uit an-dere gebieden, en met name in andere ha-bitattypen. De Kraansvlak pilot biedt hiervoor een uit-stekende mogelijkheid met zijn grote di-versiteit aan habitats, waaronder loofbos,naaldbos, grasland, struweel en natteduinvalleien. Naast het onderzoeken vande habitatvoorkeur is dit ook van groot be-lang voor een beter inzicht in de voedsel-voorkeur van de wisent. De wisent wordtover het algemeen gezien als een soort dienaast gras ook veel houtachtige soorteneet. Er zijn echter maar zeer beperkt stu-dies uitgevoerd naar de dieetkeuze van vrij-levende wisenten. De Kraansvlak pilot zal

dus ook op dit vlak naar verwachting be-langrijke inzichten opleveren.

Geen bosdierGedurende het eerstejaar van de studie bleek uit eerste analysesvan de GPS-zender data dat de wisenten deeerste twee tot drie maanden na de intro-ductie nog duidelijk een voorkeur haddenvoor bos, met name loofbos. Na driemaanden nam deze voorkeur echter sterkaf en selecteerden de wisenten meer enmeer open habitat, vooral kalkrijke duin-valleien, en werd bos zelfs vermeden. Tij-dens de eerste herfst in het gebiedconcentreerden de wisenten zich echterweer sterk in het (loof)bos, waarschijnlijkom zich te goed te doen aan het ruimeaanbod aan eikels. De daarop volgendewinter toonden de wisenten weer een voor-keur voor grasland boven bos. Langere ter-mijn data moeten nu uitwijzen of het hiergaat om echte seizoenstrends in habitat-

De stier met één van de twee vierjarige koeien. Op de achtergrond het Meertje van Burdet, een permanente

waterbron in het gebied. Foto Leo Linnartz.

fokprogramma in dierentuinen. Dit programmawas zeer succesvol en leidde in 1952 tot de eer-ste herintroducties van vrijlevende wisenten inhet Bialowieza-bos. Sinds die tijd zijn vrijlevendewisenten geherintroduceerd in ongeveer dertiggebieden in met name Polen, Wit-Rusland, Rus-land en Oekraïne. Al deze wisenten zijn afstam-melingen van slechts twaalf founders, waarvan elfuit Bialowieza en één stier uit de Kaukasus.

Als onderdeel van het fokprogramma werd alvroeg besloten om de nakomelingen van de Kau-kasus-stier, de zogenaamde laagland-Kaukasi-sche lijn, strikt gescheiden te houden van deandere individuen, de zogenaamde laagland-lijn.Hoewel de eerste fase van herstel van de soortzeer succesvol was ligt de totale wereldpopulatiewisenten sinds eind jaren tachtig van de vorigeeeuw stabiel op iets boven de drieduizend dieren,waarvan twee duizend vrijlevend. Hoewel relatiefonbekend bij het grote publiek, is de wisent daar-mee nog steeds een sterk bedreigde soort. Vol-gens het IUCN-actieplan voor de wisent moet hetaantal vrijlevende dieren minstens zesduizendzijn om de toekomst van de soort in het wild tewaarborgen.

Eén reden voor het niet verder toenemen van deaantallen is het aantalsbeheer van bestaande po-pulaties. In het Poolse deel van het Bialowieza-bos wordt bijvoorbeeld elk jaar vijf tot tien procentvan de populatie geschoten, waaronder zieke die-ren en dieren die voor conflicten met mensen zor-gen (bijvoorbeeld door veelvuldig tuinen tebezoeken). Daarnaast wordt het beperken van deimpact van wisenten op het bos genoemd als ar-gument voor het populatiebeheer. Daarnaast is ereen gebrek aan nieuwe herintroducties. Vrijle-vende wisentpopulaties zijn ook slechts verspreidover een beperkt deel van het oorspronkelijkeverspreidingsgebied. Met name de verspreidingvan de laagland-lijn is erg beperkt en geconcen-treerd in Oost-Polen en Wit-Rusland, terwijl dezezestig procent van alle vrijlevende dieren verte-genwoordigt (figuur 1). Bovendien leven ruim ze-venhonderd van deze dieren, een derde van degehele vrijlevende populatie, op slechts één loca-tie, namelijk het Bialowieza-bos. Het lage aantal vrijlevende dieren, de beperktegenetische variatie en vooral de zeer beperkteverspreiding maakt de wisent nog steeds erg ge-voelig voor uitsterven in het wild, met name doorhet gevaar van ziekte-uitbraken en/of ongecon-troleerde jacht. In het IUCN-actieplan wordt danook gepleit voor verdere herintroducties, metname ook in het westelijk deel van zijn oorspron-kelijk verspreidingsgebied om de algehele sprei-ding van populaties te vergroten.

Figuur 1 Verspreiding van huidige vrijlevende wisentpopulaties; rode punten: populaties vandieren van de laaglandlijn, blauwe punten: populaties van dieren van de laagland-kaukasische lijn.De grote punten zijn populaties van meer dan 100 dieren. Het gekleurde gebied geeft het oor-spronkelijke verspreidingsgebied weer van de wisent. De afbeelding is met permissie van de uit-gever overgenomen uit het hoofdstuk “European Bison – history of a flagship species” door Z.Pucek verschenen in “Essays on Mammals of Bialowieza Forest” (2004) Mammal Research Insti-tute, Bialowieza, Polen.

Page 6: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

voorkeur of bijvoorbeeld effecten van de in-troductie. Om een beter inzicht te krijgen in de voed-selecologie lopen naast de studie met deGPS-zenders momenteel ook twee lang-durige veldstudies. Op de eerste plaats zijnverspreid over het gebied zogenaamdetransecten vastgelegd van vijftig meterlang. In totaal liggen er vijftig transecten,tien in vijf verschillende habitattypen. Opdeze transecten wordt vijf jaar lang elkezomer en winter de vraat van herbivorenaan houtachtige soorten en de mate vanvergrassing gemeten. Op deze manier pro-beren we inzicht te krijgen in mogelijke ef-fecten van de wisent op de vegetatie. Daarnaast zijn transecten uitgelegd in eenaangrenzend gebied waar Schotse hoog-landers en konikpaarden lopen. Eerste re-sultaten uit dit onderzoek laten zien dathet gebruik van houtachtige vegetatie zichvooral concentreert in struwelen met kar-dinaalsmuts. Wisenten lijken bovendienveel meer houtachtigen aan te vreten danhooglanders en konikpaarden. De wisen-ten gebruiken namelijk gemiddeld zestigprocent van het aantal houtachtige stam-men in kardinaalsmutsstruweel, terwijlhooglanders en konikpaarden samenslechts twintig procent aanvreten. In hetgeval van de wisenten ging het bovendienin bijna alle gevallen om het schillen vande bast, terwijl de hooglanders veel min-der schilden en juist takjes aten.

Winter Er is ook een onderzoeksproto-col opgesteld voor directe observaties aanhet foerageergedrag van de wisenten.Naast de verschillende gedragingen note-ren we hierbij voor elke geobserveerde hapdie een wisent eet waaruit deze hap be-stond: grassen, kruiden of houtachtigen.

De observaties worden op dezelfde manieruitgevoerd aan Schotse hooglanders in hetaangrenzende gebied. Eerste resultatengeven aan dat beide rundachtigen het helejaar door vooral gras eten. In de winter lij-ken de wisenten echter een wat groteraandeel houtachtigen in hun dieet te heb-ben dan de Schotse hooglanders (respec-tievelijk 25 procent en 13 procent). Beideveldstudies worden mogelijk gemaakt doorde inzet van studenten van verschillendeopleidingen in het land en er zijn dan ookvolop mogelijkheden voor afstudeerprojec-ten. De eerste onderzoeksresultaten duiden erdus op dat de wisent, net zoals de Schotsehooglander, vooral een grazer is. In dewinter lijkt zijn gedrag echter toch wel de-gelijk anders en zorgt vooral zijn intensieveschilgedrag voor een groter aandeel hout-achtigen in zijn dieet. Hoewel het nog tevroeg is voor conclusies, zouden de effec-ten van wisenten in een gebied dus weleens behoorlijk anders kunnen zijn danvan Schotse hooglanders en konikpaarden.Daarnaast lijken de wisenten dus ook veel-vuldig voor open habitattypen te kiezen enniet per definitie een bossoort te zijn. Boslijkt echter op bepaalde momenten in hetseizoen wel een belangrijk habitattype tezijn, bijvoorbeeld in de herfst.

Volgende stap De eerste twee jaar vande pilot zijn zonder meer zeer succesvolverlopen. De wisenten verkeren in uitste-kende gezondheid en hebben zich snelaangepast aan hun nieuwe leefomgeving.Het onderzoek begint bovendien erg inte-ressante nieuwe inzichten op te leveren inde ecologie van de wisent. De introductievan de wisent in het Kraansvlak heeft totnu toe geen specifieke beheertechnische

problemen opgeleverd en heeft louter totpositieve reacties bij het publiek geleid. Dewisenten gedragen zich in het algemeenerg afhoudend en, hoewel het gebied in-tensief bezocht wordt door beheerders enonderzoekers, is de afgelopen twee jaargeen enkele vorm van agressie van wisen-ten jegens mensen waargenomen. In te-gendeel, zonder de hulp van deGPS-zenders zijn de dieren zelfs erg moei-lijk te vinden in het slechts 200 hectaregrote gebied. In de tweede fase van het project zal hetaantal excursies voor publiek fors wordenuitgebreid en zullen de resultaten van depilot nog intensiever worden gecommuni-ceerd naar de relevante landelijke partijen.Dan zal moeten blijken of er een brederesteun is voor de wens van de betrokkenenom over te gaan tot een volgende stap: eenexperimentele herintroductie van de wi-sent in een groter gebied met mogelijkhe-den voor een meer natuurlijkepopulatieopbouw. Als onderzoekers staanwe in ieder geval te popelen om een der-gelijk initiatief met onderzoek te onder-steunen. Maar bovenal zouden we deonuitwisbare ervaring van de eerste ont-moeting met een wisent in het wild voorveel meer mensen mogelijk willen maken.

Joris P.G.M. Cromsigt, Coordinator ecolo-gische monitoring Kraansvlak pilotMammal Research Institute, Polish Aca-demy of Sciences, Bialowieza, Polenen Community and Conservation Ecologygroep, Rijksuniversiteit Groningen, [email protected] Kivit, Senior adviseur natuur en re-creatie, PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, Velserbroek

Verder lezen?

Voor de Kraansvlak pilot, zie: www.wisenten.nl

Cromsigt J.P.G.M., L. Linnartz, R. Verdonsschot,H. Esselink en H. Olff, 2007. De Kraansvlak pilot:wilde Wisenten in een Nederlandse context. DeLevende Natuur 108: 206-208.

Drees M. en K. Post, 2007. Bison bonasus fromthe North Sea, the Netherlands. Cranium 24: 48-51.

Krasinska M. en Z.A. Krasinski, 2008. EuropeanBison. The Nature Monograph. Mammal Re-search Institute, Bialowieza, Polen, pp. 1-317.

Pucek, Z. (ed.), 2004. European Bison. Status Sur-vey and Conservation Action Plan. IUCN/SSBBison Specialist Group, Gland/Cambridge.

De groep van zes wisenten graast in een door duinriet gedomineerd grasland. Foto Leo Linnartz.

Page 7: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Zoogdier 20-2 pagina 7

In februari startten Grasduinen en de Zoogdiervereniging de zoektocht naar het leukste,

aantrekkelijkste en meest bijzondere zoogdier van Nederland. 2267 stemmen later is de balans

opgemaakt. En de winnaar is…

Eric van Kaathoven

Met 379 stemmen is de eekhoorn deglansrijke winnaar van deze populariteits-wedstrijd. Het dier was van tevoren al ge-noemd als kanshebber, maar dat waren ermeer. Om op nummer één te eindigen

moesten geduchte concurrenten verslagenworden. De egel en de vos kwamen hetdichtste bij, maar ook de naaste verwan-ten van Bambi (de ree), Flipper (de tuime-laar), Nijntje (het konijn) en veelvuldige

crèchebezoekers, de zeehonden, moestenhet afleggen tegen dit gepluimde zoogdier.

Aaibaar handelsmerk Waarom degewone schaduwstaart – zoals de vertaling

Verkiezing favoriete zoogdier van de Nederlanders

Eekhoorn heeft de grootste X-factor

Winnaar de Rode eekhoorn. Foto Rollin Verlinde

Page 8: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

van zijn wetenschappelijke naam Sciurusvulgaris luidt – gewonnen heeft, is natuur-lijk speculeren. Wel staat vast dat hij hoogscoort op de criteria die volgens weten-schappers bepalen waarom mensen hetene dier aantrekkelijker vinden dan hetandere: platte snoet, zachte vacht, groteogen. Verder veroorzaakt hij geen schadeof overlast.En dan heeft hij natuurlijk een uniek ge-heim wapen. Want waar bijvoorbeeld bij derat de lange, kale staart een groot nadeelis, is de pluimstaart van de eekhoorn zijnuiterst aaibare handelsmerk. Tel daarbijop dat eekhoorns, samen met egels (ensoms konijnen), een van de weinige soor-ten zoogdieren zijn die je wel eens in park,bos of tuin kunt zien en de magie is goedte begrijpen. Oh ja, en dan is er nog zijnmooie ‘rode’ kleur die tot de verbeeldingspreekt. Tenslotte past de eekhoorn ook

nog eens uitstekend in de tijdsgeest. Zijnimago als spaarzaam beestje dat voorra-den aanlegt voor de winter doet het ken-nelijk goed in deze tijden van economischecrisis.

Grijze indringer Een mooie winnaardus, de eekhoorn. Maar niet in Engeland,waar de BBC op zoek ging naar de tien fa-voriete zoogdieren van de Britten. Daarkwam de eekhoorn niet verder dan plek vijfen won de otter, met de egel als goedetweede. De Engelse situatie laat wel met-een de grootste bedreiging voor Neder-lands favoriete zoogdier zien: de inheemserode eekhoorn is daar vrijwel geheel ver-dreven door de grijze eekhoorn. Op de wei-nige plekken waar hij nog wel zit, wordenverwoede pogingen gedaan om de rodeeekhoorn te beschermen.In Nederland is de populatie eekhoornsvolgens kenner Vilmar Dijkstra van deZoogdiervereniging de laatste jaren sta-biel. “Wel zijn er zorgen over versnipperingvan leefgebieden. Daar waar bosjes enstruwelen plaatsmaken voor wegen enbeton, wordt de verspreiding van de dierenmoeilijker. Dit zou wel eens de reden kun-nen zijn dat de populatie, die in de jarenzestig na uitbraak van het parapokkenvi-rus is ingeklapt, nog niet overal hersteldis.”

Ontsnapte vreemdelingen On-danks een stabiele populatie houdt deZoogdiervereniging losgelaten of ont-snapte exotische eekhoorns goed in degaten: de afgelopen vijf jaar zijn er alnegen exotische familieleden in het wildgesignaleerd. Er leven bijvoorbeeld Pallaseekhoorns bij Weert, nakomelingen vanexemplaren die in 1998 bij een dierenhan-delaar zijn ontsnapt. Mogelijk zitten ze on-dertussen al in het negen kilometerwestelijker gelegen natuurgebied Mariahofin België. De komst van de Pallas eek-hoorn is zorgwekkend, omdat deze vanoorsprong Chinese soort in Frankrijk enJapan al inheemse eekhoorns heeft ver-dreven. Verder zijn in Sint-Anthonis Chi-nese boomeekhoorns gezien en in TilburgSiberische grondeekhoorns, die zijn losge-laten tijdens de verhuizing van een dieren-tuin.En vorig jaar nog veroorzaakte de actie vaneen zakenman in Amersfoort veel ophef.Hij had Japanse eekhoorns losgelaten,omdat hij graag eekhoorns in de wijk had.Deze zijn ondertussen zo goed als alle-maal teruggevangen of dood teruggevon-den. Dat ze niet meer vrij rondlopen is een

Ook op het podium

Ondanks zijn stekels blijkt de egel toch een heel aaibaar zoogdier, want die soort ein-

digde op de tweede plaats met 232 stemmen. Egels hebben dit jaar sowieso niet over be-

langstelling te klagen, want de Zoogdiervereniging heeft 2009 uitgeroepen tot het Jaar

van de Egel. Door een grootschalige onderzoekscampagne wil de vereniging erachter

komen hoe het met de egel in Nederland gaat en of hij misschien op de rode lijst van be-

dreigde zoogdieren moet komen. Op een verrassende derde plaats staat de vos, met 179

stemmen. Een echte opsteker, want dit dier kampte nogal eens met een slecht imago.

Gelukkig gaat het behoorlijk goed met de vossen in Nederland en zien veel mensen door

de fabeltjes heen een fantastisch zoogdier.

Nummer 2 werd de egel. Foto Dick Klees / Wolverine

Nummer 3, de vos. Foto Dick Klees / Wolverine

Zoogdier 20-2 pagina 8

Page 9: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

geruststelling. Want hoe goed bedoeld ook,door verspreiding van ziektes en concur-rentie kunnen deze vreemdelingen de po-pulatie rode eekhoorns op termijn ernstigeschade toebrengen.

Harenonderzoek De Zoogdiervereni-ging doet in opdracht van de CommissieInvasieve Exoten van het ministerie vanLandbouw, Natuur en Voedselkwaliteit on-derzoek naar de komst van exotische eek-hoorns. “Het onderzoek heeft tweepeilers,” licht Dijkstra toe. ”Ten eerstehebben we de ogen en oren van alle Ne-derlanders nodig. Als je een rare eekhoornwaarneemt, kun je dat doorgeven via dewebsite van de Zoogdiervereniging. Zo krij-gen we een beeld van de verspreiding.”De tweede peiler is onderzoek op locatie.Dijkstra: “Met behulp van zogenaamdehaarvallen onderzoeken we de aanwezig-heid van Pallas eekhoorns en rode eek-hoorns in de omgeving van Weert. Webieden voer aan in een buis en de eek-hoorns lopen dan langs een stuk plakbandwaaraan wat haar blijft hangen. Dat haarkunnen we gebruiken voor het vaststellenvan de aanwezige soorten.” Met spanning

wordt uitgekeken naar de resultaten. Diemoeten antwoord geven op de vraag of derode eekhoorn nog voorkomt en waar dePallas eekhoorn verschenen is.

Bezoek in de tuinOm alle risico’s voor de inheemse rodeeekhoorns te vermijden, is onderzoek al-leen niet voldoende. De Zoogdierverenigingpleit ervoor, om bepaalde eekhoornsoor-ten die een bedreiging voor de inheemseeekhoorn vormen van de zogenoemde po-sitieflijst af te halen. Als ze niet meer alshuisdier verkocht en gehouden mogenworden, kunnen ze ook niet in het wild te-rechtkomen. Dijkstra: “Het lijkt een beetjetegenstrijdig, maar de populariteit van deeekhoorn zou wel eens zijn grootste be-dreiging kunnen vormen.”Dat mensen met deze maatregel niet lan-ger van een eekhoorn als huisdier kunnengenieten, vindt hij niet erg: ”In plaats vaneen exoot in een kooi te houden, is het na-tuurlijk oneindig veel leuker om een rodeeekhoorn op bezoek te krijgen in de tuin.Zo kunnen we voorkomen dat we Engelandachterna gaan.” En dat is goed nieuws voorNederlands favoriete zoogdier!

Dit is de complete uitslag:

1. Eekhoorn (379)2. Egel (232)3. Vos (179)4. Ree (167)5. Zeehond (151)6. Edelhert (134)7. Otter (122)8. Konijn (118)9. Das (84)10. Tuimelaar (73)11. Vleermuis (58)12. Hazelmuis (51)13. Bever (49)14. Haas (48)15. Hamster (46)16. Boommarter (45)17. Wild zwijn (44)18. Damhert (40)19. Hermelijn (40)20. Mol (24)21. Bunzing (22)22. Huismuis (20)23. Wezel (16)24. Rat (13)

De Hazelmuis

Eind 2004 hield de Zoogdiervereniging al eens

een eigen zoogdierverkiezing onder de leden.

De eekhoorn zat toen niet eens in de top tien.

Hij werd nummer 11 om precies te zijn. Lijst-

aanvoerder was de hazelmuis, gevolgd door

vos en das. Dit kleine zoogdier is niet zo be-

kend en zeker niet makkelijk te spotten, en

heeft het misschien daarom in de algemene

verkiezing van dit jaar niet verder gebracht

dan plaats 12.

De inheemse rode eekhoorn. Foto Dick Klees / Wolverine

Een oude favoriet, de hazelmuis. Foto Dick Klees / Wolverine

Page 10: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Zoogdier 20-2 pagina 10

Begin 2007 werd in vier grottenstelsels inde staat New York een groot aantal vleer-muizen aangetroffen met witte schimmel-vlekken rond de neus en op de oren envleugels. In dezelfde winter werd bij eenaantal grotten vastgesteld dat er minderdieren in winterslaap aanwezig waren danin voorgaande jaren en dat veel vleermui-zen opvallend actief waren voor de tijd vanhet jaar. Zo werden midden in de winteroverdag vliegende dieren waargenomen.Bij wintertellingen een jaar later bleek hetverschijnsel zich te hebben uitgebreid naarmeer dan dertig winterverblijven vanvleermuizen binnen een straal van 300 ki-

lometer in de staten New York, Vermont,Massachussets en Connecticut. Al snelwerd door onderzoekers gemeld dat in deperiode 2006-2008 de aantallen overwin-terende vleermuizen in deze gebieden met75 procent achteruit waren gegaan. Dit zoubetekenen dat enkele honderdduizendenvleermuizen waren doodgegaan. Het com-plex van schimmelinfectie, grote sterfte ensterk verhoogde activiteit in de winter werdWhite-Nose Syndrome (WNS) genoemd.WNS leidde natuurlijk tot grote onrust bijvleermuisonderzoekers in de VS en Ca-nada. Als WNS zich met dezelfde snelheidblijft verspreiden, is het een aandoening

die op korte termijn in Noord-Amerikacomplete vleermuissoorten kan bedreigenof zelfs doen uitsterven, waarbij dan te-vens de met die dieren verbonden ecosys-temen ernstig verstoord zullen raken -vleermuizen hebben immers een belang-rijke rol als insecteneters.

Wat is White-Nose Syndrome?Bij veld- en laboratoriumonderzoek isvastgesteld dat door WNS aangetastevleermuizen één of meer van de volgendekenmerken vertonen:•groei van een witte schimmel op en rondde neus, op de oren en op de vleugels;

Waakzaam voor gevreesde vleermuisschimmels

Al drie winters lang treedt er massale sterfte op onder vleermuizen in enkele winterverblijfplaatsen in

het noordoosten van de Verenigde Staten. Deze sterfte hangt samen met het White-Nose Syndrome

(WNS), een schimmelinfectie waarbij rond de neus en op de oren en vleugels witte schimmelgroei op-

treedt. Ook in Europa worden nu dieren met schimmel rond de neus gemeld. Dreigt er nu ook een

grote uitbraak onder vleermuizen in Nederland en de andere landen van Europa?

Erik Korsten, Anne-Jifke Haarsma, Thijs Bosch, Vilmar Dijkstra & Jasja Dekker

Little brown bats Myotis lucifugus met symptomen van White-Nose Syndrome. Foto Al Hicks

White-Nose Syndrome, ook in Europa?

Page 11: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

•het midden in de winter al afwezig zijnvan vetweefsel - wat vleermuizen nodighebben om de winter door te komen;•een verminderd vermogen om uit diepewinterslaap wakker te worden;•een schijnbaar verminderde weerstandtegen onder andere schimmels gedurendede winterslaapperiode;•ontstoken, afgestorven of sterk bescha-digde delen van de vlieghuid;•atypisch winterslaapgedrag: vleermuizenontwaken halverwege de winter veel vakerdan normaal en worden (te) vroeg actief.Na het nemen van monsters van de schim-mel op deze vleermuizen bleek uit labora-toriumonderzoek dat het om een nieteerder beschreven schimmel gaat, nauwverwant aan soorten van het genus Ge-omyces. Dit zijn schimmels die normaal inde bodem voorkomen, maar die in be-paalde omstandigheden - met name bij la-gere temperaturen - ook de huid vandieren kunnen aantasten. De nu aange-troffen schimmel groeit op de huid, meerspecifiek op de neus, oren en vlieghuid,van overwinterende vleermuizen. Via haar-zakjes, talgklieren en zweetklieren dringtde schimmel echter ook het lichaam bin-nen en tast intern weefsel aan. Ernstigdoor WNS aangetaste dieren vertonenschade aan interne organen.Het is nog onduidelijk of de schimmel zelf

de sterfte veroorzaakt, of dat de schimmeloptreedt bij dieren die al verzwakt zijn doorandere oorzaken. Tot nu toe is in onder-zoek nog geen duidelijke verklaring ge-vonden waarom aantasting door dezeschimmel optreedt, en waarom het im-muunsysteem de schimmels niet bestrijdt.Aangetaste vleermuizen vertonen geenverhoogde waarden van bijvoorbeeld pcb’s,insecticiden of zware metalen. Evenminwerden bij deze vleermuizen schadelijkevirussen of bacteriën aangetroffen.

Nederland Direct nadat in 2008 deeerste berichten over WNS Nederland be-reikten, meldden Nederlandse onderzoe-kers dat ook zij in winterverblijven dierenmet witte schimmelgroei op de neus, orenen vlieghuid hadden gezien. In de wintervan 2005/2006 werd in één van de bunkersop het defensieterrein nabij Den Haag (‘Ui-lenbosch’), een meervleermuis met witteschimmel rond de neus waargenomen.Eind april werd besloten de bunker nog-maals in te gaan om de beschimmeldevleermuis te inspecteren. Het dier bleeknog in winterslaap te zijn. Ondanks deschimmelinfectie op neus en vleugelsmaakte het dier een gezonde indruk. Demeervleermuis is uiteindelijk, na bijvoede-ring met meelwormen, zelfstandig wegge-vlogen. Een indertijd gemaakte foto van de

vleermuis werd naar WNS expert AlanHicks gestuurd. Hicks meldde dat de in-fectie er uitzag als de schimmelaantastingbij WNS.

Overige waarnemingen in Nederland In het kader van haaronderzoek naar de meervleermuis in Ne-derland bezoekt onderzoekster Anne-JifkeHaarsma sinds 2002 maandelijks vier bun-kercomplexen in Zuid-Holland. In totaaloverwinteren hier ongeveer 250 meer-vleermuizen, 500 watervleermuizen, 10franjestaarten, 5 baardvleermuizen en 10gewone grootoorvleermuizen. Na het be-vestigende antwoord van Alan Hicks isHaarsma beter gaan letten op mogelijkegevallen van WNS in de bunkers. Ook heeftzij haar waarnemingenarchief doorzochtop aantekeningen die duiden op schim-melinfecties. Uit deze oudere waarnemin-gen bleek dat in Nederland in april 2003voor het eerst een meervleermuis metschimmelinfectie is waargenomen. In dedaaropvolgende jaren werden in alle vierde onderzochte bunkercomplexen één ofmeerdere keren beschimmelde meer-vleermuizen waarge- nomen (tabel 1). Deschimmelinfectie werd alleen bij meer-vleermuizen waargenomen, waarbij dewaarnemingen meestal pas aan het eindevan het winterseizoen werden gedaan. Het

Zoogdier 20-2 pagina 11

Tabel 1 Waarnemingen van door schimmels aangetaste vleermuizen in 5 objecten in Nederland

Den Haag Wassenaar Santpoort

Uilenbosch Delftland/ Wassenaarse Moffenslag Duin en KruidbergRuighoek Slag

april 2003 ja nee nee nee -februari 2004 nee ja nee nee -februari 2005 ja nee nee nee -juni 2006 ja nee nee nee -maart 2007 ja nee nee nee -maart 2008 ja (meerdere) ja ja nee -april 2008 nee nee nee ja -winter 2008 - 2009 nee nee nee nee ja

Page 12: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Zoogdier 20-2 pagina 12

is opvallend dat in de periode 2003-2008 inalle onderzoeksjaren meervleermuizenmet WNS-achtige verschijnselen in de on-derzoekscomplexen zijn waargenomen. In2008-2009 echter werden in dezelfde com-plexen geen dieren met WNS-verschijnse-len aangetroffen; ook niet tijdens delaatste controle op 13 april. Wel werden inapril in twee verschillende bunkers dodemeervleermuizen gevonden, waarbij op-merkelijk was dat één van de dieren be-schimmelde voeten en polsen had. Beidedieren zullen nader worden onderzocht. Inandere bunkers en groeven met grotereaantallen meervleermuizen die ook doorHaarsma zijn bezocht werden nooit indica-ties voor WNS aangetroffen. Hierbij moetwel de kanttekening gemaakt worden datdeze andere locaties allen tijdens het re-guliere wintertelseizoen (tussen 15 de-cember en 15 februari) bezocht zijn.In de winter van 2008-2009 werd de tellersdie in het kader van het meetnet overwin-terende vleermuizen overwinteringsloca-ties bezoeken, gevraagd extra alert te zijnop verschijnselen van WNS, en bij het aan-treffen daarvan dit direct bij de Zoogdier-vereniging te melden, zodat er monstersvan de schimmel genomen konden wor-

den. Daarbij werd afgelopen winter tijdenseen telling in Duin- en Kruidberg bij Sant-poort in een groep van circa tien meer-vleermuizen een exemplaar met eenbeschimmelde neus waargenomen. Dit iseen opvallende waarneming, aangezien ditde eerste keer is dat in Nederland in hetmidden van de winter een WNS-achtigeschimmelinfectie werd gezien. Om dezewaarneming nader te onderzoeken is debunker in maart 2009 nogmaals bezocht.Er hingen toen negen meervleermuizen,maar geen van deze dieren was beschim-meld. Daarbij was de bunker tijdens hettweede bezoek veel droger dan tijdens deeerste keer.

EuropaOok in andere landen in West-Europa wer-den de afgelopen winters bij vleermuizenin winterslaap witte schimmelinfectiesrond neus, oren en op armen waargeno-men. In tegenstelling tot in de VS werddaarbij in Europa tot nu toe nergens mas-sale sterfte vastgesteld.Het meest gedetailleerde beeld is afkom-stig van een aantal winterobjecten rondomOsnabrück. In de winter van 2007-2008werden hier schimmelinfecties aangetrof-

fen bij vier soorten van het genus Myotis,op volgorde van aantal: meervleermuis,vale vleermuis, watervleermuis en baard-/Brandts vleermuis. De schimmel werd pasvanaf half januari waargenomen. Er wer-den geen nadelige effecten op de vleer-muispopulaties aangetroffen. Ook inoverige delen van Europa werden af en toebeschimmelde dieren waargenomen. InBelgië werden in winterverblijven in Lim-burg een baardvleermuis, een meervleer-muis en een watervleermuis metschimmelinfecties gevonden. In Frankrijkwerden meerdere vleermuizen met schim-mels op de neus gezien, waaronder valevleermuizen in Nord-Pas de Calais en inFrance-Comté. Uit Roemenië kwam ookeen melding van meerdere vale vleermui-zen met schimmels op de neus, waaron-der één dood dier. Verbazingwekkend genoeg bleek dat in Eu-ropa al in de vorige eeuw vleermuizen metschimmelinfecties waren gezien. Zo meldtFeldman (1983) een meervleermuis metwitte schimmel op de kop.Op dit moment worden de in Europa waar-genomen schimmelinfecties onderzocht,en kunnen we binnenkort concluderen ofhet bij ons om dezelfde schimmelsoort

WNS-schimmelvlekken op vlieghuid.

Foto Ryan von Linden/New York

Department of Environmental Conservation

Meervleermuis in Uilenbosch, Nederland

Foto Thijs Bosch

Page 13: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Verder lezen?

Veel goede informatie op de website van de USFish and Wildlife Service – North East Region:http://www.fws.gov/northeast/white_nose.html

Een zeer informatief filmpje over WNS:http://www.fws.gov/northeast/wns2.html

Actuele informatie over de situatie in Neder-land is te vinden op www.vleermuis.net

Blehert, D.S., 2008. Bat White-Nose Syndrome- An Emerging Fungal Pathogen? Science, 30October 2008.

Feldmann, R., 1983. Teichfledermaus. Abh.Westf. Mus. Naturk., 45(46), pp 107-111.

Www.batcon.org/pdfs/WNSMtgRptFinal2.pdf.White-Nose Syndrome. Science strategy mee-ting - June 10, 2008, Albany NY.Zoogdier 20-2 pagina 13

gaat als in de VS. Duidelijk is in elk gevaldat schimmels op neuzen bij vleermuizenin Europa al langer worden waargenomen,en dan vooral in verblijven met hoge dicht-heden aan soorten van het genus Myotis.In Nederland lijkt het daarbij vooral ommeervleermuizen te gaan.

Geen paniek Duidelijk is dat we opgrond van voorgaande waarnemingen nogniet de conclusie kunnen trekken dat de inEuropa waargenomen vleermuizen ookdaadwerkelijk leden aan het White-NoseSyndroom en dat ons een zelfde uitbraakstaat te wachten als in de Verenigde Sta-ten. Hoewel de in West-Europa aangetrof-fen schimmelinfectie op het oog sterk opWNS lijkt, kan het ook om een andere, on-schuldiger schimmelinfectie gaan. Ook ishet mogelijk dat WNS altijd al sporadischbij vleermuizen voorkomt, maar dat hetsterk verhoogde voorkomen van de schim-mel in de VS wordt veroorzaakt door an-dere factoren, die tevens voor een sterkverhoogde sterfte zorgen. Wat dat betreftmoeten we zeker niet meteen in paniekraken. Daarbij komt nog dat de aangetastedieren in West-Europa gezond lijken. Zevertonen geen tekenen van schade door de

schimmels en aangetaste dieren lijkenzichzelf schoon te kunnen maken. Dit laat-ste bleek uit waarnemingen aan gemerktedieren. Een in eerste instantie beschim-melde vleermuis werd later schoon teruggezien.Wanneer het om dezelfde schimmelsoortgaat als die welke in de VS geassocieerdwordt met WNS, is het belangrijk dat wedit tijdig onderkennen en waarnemingengoed documenteren. Vooral voor de Ame-rikaanse situatie zijn waarnemingen vanEuropese WNS-achtige gevallen van be-lang. Hiermee kan mogelijk een antwoordverkregen worden op de vraag of deschimmel de oorzaak van het probleem isof slechts een symptoom. Op die manierkunnen we meewerken aan het begrijpenvan wat er nu met de vleermuizen hier enin de VS aan de hand is en kunnen we wel-licht verdere verspreiding en massalesterfte voorkomen. Daartoe is samenwer-king gezocht met Bat Conservation Inter-national, Eurobats, de Bat ConservationTrust (UK), en U.S. Geological Survey – Na-tional Wildlife Health Center.

Met dank aan: Peter Lina, Bob Locke (BatConservation International), Kamiel Spoel-stra, Gerben Achterkamp en Ruud Luntz,en voor de waarnemingen in het buiten-land Gerd Mascher, Carsten Dense en Va-nessa Korn (Duitsland), Vincent Cohez(Pas de Calais), Sébastien Roué (France-Comté) en Szilard Bucs (Roemenië).

Een vleermuis met typsiche WNS-schimmel

rond de neus.

Foto Ryan von Linden/New York

Department of Environmental Conservation

Meervleermuis Myotis dasycneme in Nederland

met sterk op WNS lijkende schimmelvlekken.

Foto Thijs Bosch

Page 14: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Waar het in diezelfde periode om bijvoor-beeld ruim 750 opgeraapte steenmartersen 450 opgeraapte dassen gaat, is het bijde boommarter bij welgeteld tien stuksgebleven. Zeven daarvan betroffen boven-dien jonge mannetjes, en dus waarschijn-lijk rondzwervende dieren. Twee andere,

een eerstejaars mannetje (juli 2000) eneen zogend wijfje (juni 2004), kwamen vaneenzelfde vindplaats in het noorden van deprovincie Oost-Vlaanderen. Mede op basisvan een reeks andere waarnemingen golddit gebied als de eerste – en tot nader be-richt als enige – regio in Vlaanderen waar

boommartervestiging over verschillendejaren heen als vaststaand wordt be-schouwd (Van Den Berge, 2005).

Aanwijzingen voor tweede vestigingsgebied Van die zeven jongemannetjes, verdient één ook een speciale

Boommarter in Vlaanderen extreem zeldzaam

Vlaamse boommarter verder op het spoor

De boommarter staat bekend als een ‘discrete’ soort, waarvan de aanwezigheid soms jarenlang onop-

gemerkt kan blijven in een gebied dat nochtans bewoond is. Toch laat het intussen geen enkele twijfel

meer, na zowat een decennium over gans Vlaanderen intensief verkeersslachtoffers onder de marter-

achtigen te hebben ingezameld, dat we te maken hebben met een extreem zeldzaam dier.

Koen Van Den Berge

Boommarter. Foto Dick Klees / Wolverine

Zoogdier 20-2 pagina 14

Page 15: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

vermelding. Op 9 mei 2007 werd immersnabij de Kalmthoutse heide, helemaal inhet noorden van de provincie Antwerpen,een aangereden boommarter gevonden enbinnengebracht in een opvangcentrumvoor vogels en andere wilde dieren. Hetdier was kennelijk enkel een poos buitenwesten geweest, en bleek behalve een ge-broken hoektand, geen letsel te hebbenovergehouden. Op 16 mei werd dezeboommarter in de onmiddellijke nabijheidvan de vindplaats weer vrijgelaten, voor-zien van een halsbandzender. Helaas kon-den we al na een paar dagen nergens nogenig signaal ontvangen, zelfs niet tijdenstwee vluchten met een sportvliegtuig overde ruime regio.Daarna was een tijdlang geen boommar-ternieuws meer te rapen uit dit gebied. Op17 oktober 2008 werd evenwel een nieuwverkeersslachtoffer gevonden, ditmaal eenjong (vermoedelijk tweedejaars) wijfje, opnet geen tien kilometer afstand van het vo-rige dier. Gevoegd bij een absoluut be-trouwbare zichtwaarneming op 11augustus 2005 en een behoorlijk waar-schijnlijke waarneming uit 1997 nabij deKalmthoutse heide, tekende zich een

(klein) cluster van waarnemingen af diewijzen op méér dan toevallig zwervendeexemplaren. Dit zou wellicht als tweedeactuele vestigingslocatie beschouwd kun-nen worden. Temeer daar onderzoekerJaap Mulder nergens in Noord-Brabantvestiging van boommarter kon vaststellen(van der Lans et al., 2006), en de enig ge-kende Vlaamse populatie zich aan de an-dere kant van zowel de Schelde als van hetzeekanaal Gent-Terneuzen bevindt. Tege-lijk sluit deze bevinding goed aan bij deeerdere waarnemingen, rond 1970, vaneen bezette nestboom helemaal in hetnoorden van de Kalmthoutse regio (VanDen Berge et al., 2000; Van Den Berge &De Pauw, 2003).

Fotovallen Toevallige (zicht)waarne-mingen en ingezamelde verkeersslachtof-fers kunnen elkaar uiteraard versterken bijde beoordeling van mogelijke leefgebiedenvan moeilijk ‘vindbare’ soorten als deboommarter. Maar met de huidige lagescore aan effectief ingezamelde dierenhalen we niet de ‘detectiedrempel’ om opkorte termijn de Vlaamse situatie beter tedocumenteren. Nu in het kader van de Eu-

ropese Habitatrichtlijn een zesjaarlijkserapportering over de populatietoestandvan specifieke soorten – waaronder deboommarter – verplicht is, zijn we daaromgestart met de aanvullende techniek van‘fotovallen’. Geïnspireerd door de succes-volle zoektocht naar de wilde kat in Zuid-Limburg (Mulder, 2007) werd in 2007geëxperimenteerd met fotocamera en lok-stof in het enig gekende gebied van Oost-Vlaanderen.De techniek bleek inderdaad ook voor deboommarter te werken, zodat op hetboommartersymposium van oktober 2007als primeur de eerste boommarterfoto konworden getoond. Deze foto was evenwelmet een ouder model analoge camera ge-maakt en de kwaliteit was maar net vol-doende. Daarbij rees ook de vraag in welkemate het onderscheid tussen boom- ensteenmarter wel voldoende duidelijk zouzijn bij inzet van deze techniek. Zeker in-dien gekozen wordt voor infraroodopna-mes, in plaats van de wellicht steedsenigermate afschrikkende flitsopname.Rechtstreekse observatie, tijdens dezomer van 2007 in Argonne (N-O-Frankrijk) leerde evenwel dat de boom-

Foto cameraval, Sinaai 6 juli 2008, INBO Foto cameraval, Brecht 3 januari 2009, INBO Een cameraval in de Noord-Antwerpse regio, INBO

Figuur 1 De verspreiding van diepvrieskasten van het Vlaamse marternetwerk. Daar kunnen vinders dode dieren achterlaten.

Page 16: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

marter niet meer dan een éénmalige enbovendien supersnelle reactie gaf op delokstof, in tegenstelling tot bijvoorbeeldkatten, reeën of dassen die veel langer‘geboeid’ ter plaatse bleven. Bij het zoekennaar waar de geurstof vandaan kwam, ge-droeg een relatief langdurig geobser-veerde boommarter zich bijzonderonrustig, ging kegelen om de preciezerichting te vinden om dan in één ruk op hetlokpaaltje af te stevenen, te markeren enmetéén weer door te lopen. Voor zover eenflits verstorend gewerkt zou hebben: na deeerste opname zou het dier al weer wegzijn geweest nog voor een tweede, laatstaan derde opname mogelijk was. Voor deverdere toepassing van deze techniek werddaarom gekozen voor opnames met flits-licht, met Moultrie-camera’s. Die werdeninmiddels door Willemsen en anderen inZoogdier (Willemsen et al., 2008) toege-licht en zijn sinds begin 2008 ook door deZoogdiervereniging uitgetest.

Succes! Bij het systematisch afscannenvan Vlaanderen, gestart in voorjaar 2008,wordt regio per regio in de ‘beste gebie-den’ telkens gedurende minimum drie

weken zowat een camera per vierkante ki-lometer ingezet. Met de vondst van hetverkeersslachtoffer van oktober 2008 – enin de hoop misschien alsnog de gezen-derde marter voor de lens te krijgen –werd eind 2008 de Noord-Antwerpse regio,in twee gebieden, aangedaan. Het gebiedvan de Kalmthoutse heide (november2008) leverde helaas geen boommarter op.Het gebied van het Groot Schietveld, eenmilitair terrein met reservaatstatus gele-gen tussen Brasschaat, Brecht en Wuust-wezel, daarentegen wél, op 3 januari 2009.Dit dier werd gefotografeerd op minderdan twee kilometer van de plek waar hetlaatste verkeersslachtoffer viel. Daar bo-venop werd op 12 januari in datzelfde ge-bied een vijftal kilometer verder, eenbetrouwbare waarneming gedaan.Dankzij deze bijkomende gegevens lijdt hetgeen twijfel meer dat deze Noord-Ant-werpse regio inderdaad als een tweedeVlaamse vestigingslocatie van boommar-ters genoteerd kan worden. Bijzonder,omdat ook tot ver over de grens met Ne-derland geen vestiging van boommartersbekend is.

Voerstreek Aansluitend op het onder-zoek in deze regio werd een beperkt aantalcamera’s gedurende twee maanden in deVoerstreek opgesteld, het Limburgse ‘ei-land’ op de rechter Maasoever. Hier hoop-ten we vooral de lynx op beeld te krijgen,maar werd de specifieke lokstof voor lynxtijdens de eerste vier weken aangevuldmet de marterlokstof.De lynx liet helaas voorlopig verstek gaan,en ook de wilde kat kon (nog) niet herbe-vestigd worden. Verrassend genoeg ver-scheen in de zevende week toch eenboommarter voor de lens. Het dier leekgewoon rustig achter de lokpaaltjes tepasseren, zonder de typische specialeaandacht ervoor te etaleren. Mogelijk wasdit een toevallige passage, maar het isdenkbaar dat de marter toch nog was af-gekomen op de vervaagde geur van de lok-stof, zonder deze ter plaatse nog tekunnen situeren. In tegenstelling tot dedrie eerdere boommarteropnames, blekenin dit geval wel twee foto’s kort na elkaarvan hetzelfde dier te zijn genomen. Hettweede beeld toont de marter die zich, eenkwartdraai gedraaid, helemaal schrap zeten verschrikt naar de camera kijkt; op het

Zoogdier 20-2 pagina 16

Explorerende jonge boommarters. Foto Dick Klees / Wolverine

Page 17: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

derde beeld is het dier verdwenen. Enkeledagen later is opnieuw een ‘passerende’boommarter nog net op een foto terug tevinden. Voorlopig kunnen we voor de Voerstreeknog niet veel besluiten over het al dan nietgevestigd zijn van de boommarter. De laat-ste zekere waarnemingen op Vlaamsebodem dateren al van de vroege jaren tach-tig (Van Den Berge et al., 2000; Van DenBerge & De Pauw, 2003). Tijdens het inten-sieve onderzoek, eind 2006, aan Neder-landse zijde van dit gebied, werd doorMulder (2007) geen enkele keer een boom-marter gefotografeerd. Op 1 oktober 2008werd daar evenwel een betrouwbare zicht-waarneming gedaan, op een boogscheutvan de Belgische grens (Wijsman, 2008).Met een tijdsprong van ruim een half jaartussen deze waarneming en de recente fo-tovalresultaten, kan het om zwervers gaan,maar mogelijk is ook de detectiekracht vande fotovallen niet zo absoluut. Verdere er-varing zal dit moeten uitwijzen.

Klimopbomen We leven hoe dan ookwel op hoop, voor wat de Vlaamse boom-marter betreft. Steeds meer wordt beves-tigd dat boommarters (noodgedwongen?)een snipperboslandschap als habitat aan-vaarden. Tegelijk legt dit een hypotheek ophun vestigings- en uitbreidingsmogelijkhe-den. Voor territoriale dieren met een grootindividueel leefgebied vormt het uitermatedichte Vlaamse wegennet een permanentebedreiging. Ook het feit dat zij van naturerelatief veel dagactief zijn, legt ongetwijfeldbeperkingen op hun kansen voor infiltratiein en overlap met menselijke bewoning(Broekhuizen, 1997; Broekhuizen & Müs-kens, 2000). Precies ook dit aspect zou inVlaanderen, gekenmerkt door een einde-loze lintbebouwing en verspreide landelijkebewoning, een extra handicap kunnen zijn. Misschien kunnen kleine detailaspectenhier enigermate aan tegemoet komen. Zo

laat bijvoorbeeld observatie van boommar-ters in de Argonne (Fr.) vermoeden dat zij‘doelbewust’ gebruik maken van ‘klimop-bomen’ om zich totaal onzichtbaar temaken bij menselijke confrontatie. Derge-lijke bomen zouden derhalve als primavluchtoorden kunnen fungeren, voor zoverzij regelmatig aanwezig zijn op korte af-stand. Ook uit recent zenderonderzoekbleek dat dergelijke bomen sterk als dag-rustplaats geliefd zijn (mededeling JaapMulder). Het behoud van weelderige klim-opbegroeiingen op bomen is iets dat vaakop verzet stuit bij bos- en boomeigenaars.Nadere beschouwing leert echter dat voorhet weren of verwijderen van deze begroei-ing nauwelijks enig gegrond motief be-staat, terwijl deze begroeiing juist opdiverse vlakken een meerwaarde biedtvoor de natuur (Van Den Berge, 1994).Tot slot blijkt nog steeds een belangrijkebedreiging uit te gaan van actieve – illegale– pogingen tot bestrijding en verdelgingvan dieren. Boommarters kunnen ‘neven-slachtoffer’ worden van acties tegen an-dere soorten. Het is schrijnend, dat in hetvoorjaar van 2009 zowel in de Oost-Vlaamse als Antwerpse regio waar preciesde boommarters leven, een reeks vergif-tigde roofvogels werd gevonden. Dergelijkepraktijken worden actueel bijzonder sterkin de gaten gehouden door de Vlaamseoverheid, en zijn derhalve hopelijk van uit-dovende aard.

Woord van dank Met bijzondere dankaan de lokale terreinbeheerders en aanINBO-medewerkers Filip Berlengee enDirk Vansevenant, ‘fotografen’ van dienst.

Koen Van Den Berge, Instituut voor Na-tuur- en Bosonderzoek, [email protected]

Verder lezen?

Broekhuizen, S., 1997. De toekomst van deboommarter in Nederland: wat te weten enwat daarvoor te doen? In : K.J. Canters &H.J.W. Wijsman (red.), 1997. Wat doen we metde boommarter – Wetenschappelijke Mede-deling KNNV nr. 219: 59-69.

Broekhuizen, S. & G.J.D.M. Müskens, 2000.Utilization of rural and suburban habitat bypine marten Martes martes and beech mar-ten M. foina: species-related potential andrestrictions for adaptation – Lutra 43(2): 223-227.

Mulder, J., 2007. Met fotovallen op zoek naarde wilde kat – Zoogdier 18(1): 3-7.

Van Den Berge, K.,1994. Natuurgerichte bos-bouw en faunabeheer – Groene Band 94: 1-28.

Van Den Berge, K., 2005. Boommarter inVlaanderen? – Zoogdier 16(4): 10-11.

Van Den Berge, K., S. Broekhuizen & G.J.D.M.Müskens, 2000. Voorkomen van de boommar-ter Martes martes in Vlaanderen en het zui-den van Nederland – Lutra 43(2): 125-136.

Van Den Berge, K. & W. De Pauw, 2003.Boommarter Martes martes (Linnaeus, 1758).In: S. Verkem, J. De Maeseneer, B. Vanden-driessche, G. Verbeylen & S. Yskout. Zoogdie-ren in Vlaanderen. Ecologie en verspreidingvan 1987 tot 2002 – Natuurpunt Studie enJNM-Zoogdierenwerkgroep, Mechelen &Gent, België.

Lans, H. van der, J. Mulder, J. Tonckens & C.van der Ziel, 2006. Kansen voor de boommar-ter in Noord-Brabant, Ecoplan Natuurontwik-keling & Bureau Mulder-natuurlijk, i.o.v.Stichting Het Groene Woud in uitvoering.

Wijsman, H., 2008. Boommarternieuwsbrief2008-15, tiende jaargang, 04/10/2008.

Willemsen, J., J.P. Bekker & E. Thomassen,2008. Flits, ik heb je! Gebruik van camera’s bijzoogdierinventarisatie – Zoogdier 19(3): 21-23.

Het Marternetwerk aan het werk. Foto T. Onkelinx

Page 18: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Interview met Engels egelonderzoeker en auteur Hugh Warwick

Hugh, vast een open deur, maar wat isjouw favoriete zoogdier en waarom?Ha, ha, wat een vraag voor de auteur van A Prickly Affair! Ik heb de afgelopen twin-tig jaar egels bestudeerd en ze blijven mefascineren en intrigeren. Zij hebben zo’nenorme invloed op mijn leven gehad dat ikzonder enige twijfel kan zeggen dat deegel mijn favoriet is. En waarom? Nou, debelangrijkste reden is wel dat egels de

enige dieren in het wild zijn waar je heeldichtbij kunt komen. Zelfs neus-aan-neus.Op dat moment zie je toch het wilde indeze dieren, ook al gedragen zij zich eenbeetje als een huisdier.

Je gaat uit van de filosofie ‘Red de egel,red de wereld’. Kun je dat uitleggen?Wist je dat deze slogan gepikt is uit deAmerikaanse sciencefiction TV-serie He-

roes? Maar goed, mijn filosofie komt vooralvoort uit de reden waarom de egel mijn fa-voriete dier is. In mijn lezingen over egelsvoeg ik altijd plaatjes toe van een bultrugen van Angelina Jolie. En dan beweer ikdat het gebruik van charismatische mega-fauna zoals de bultrug om liefde voor denatuur op te wekken, lijkt op het gebruikvan afbeeldingen van filmsterren als basisvoor ons liefdesleven. Je heb immers maar

Zoogdier 20-2 pagina 18

Hugh Warwick onderzoekt al twintig jaar egels en schreef er een boek over. Zijn boodschap is even sim-

pel als prikkelend: red de egel, red de wereld! Daarmee baarde hij veel opzien in de Engelse media. De

Zoogdiervereniging haalt hem in het kader van het Jaar van de Egel naar Nederland voor het Egelweek-

end (18,19,20 september). Een gesprek met de man die maar één grote liefde kent: de egel.

Door Joke Winkelman en Eric van Kaathoven

“Red de egel, red de wereld!”

Foto Martin Shaw

Page 19: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

heel weinig kans om neus-aan-neus meteen bultrug of met Angelina Jolie te komenstaan, of om met een van beide een ‘rela-tie’ te krijgen. De ware liefde komt niet vanfilmsterren maar van de girl nextdoor, endat is precies wat de egel haar brengt:liefde voor de natuur. Ga maar eens zelfneus-aan-neus zitten met een egel.Dan word je vanzelf verliefd enwil je echt alles voor hem doen.Daardoor word je er ook bewustvan wat jouw nieuwe liefde alle-maal kan overkomen. Een dodeegel langs de weg wordt zo heelpersoonlijk. En misschien begin jedan te zien wat voor invloed ons han-delen kan hebben – de weg die egelbi-otoop fragmenteert, het verkeer dat zijntol eist, de betegelde tuinen waardooregelbiotoop verdwijnt, onze vakantievluch-ten die het klimaat … sorry, nu dwaal ik af.Wat ik wil zeggen is dat wanneer je aan-dacht aan een diersoort gaat besteden, jeook begint te zien hoe alles in de natuurmet elkaar is verbonden. Ik hoop dat alsmensen op dat punt aankomen, zij hun ge-drag ook gaan veranderen.

Hoe overtuigd ben je dat dit echt zo werkt?Ik heb heel wat tijd doorgebracht met hetblokkeren van bulldozers en ik ben heelwat keren door de politie weggesleept ter-wijl ik probeerde de aanleg van een weg testoppen… dus bij mijzelf heeft het zekergewerkt!

Jij hebt veel onderzoek naar egels gedaan.Wat waren de meest opzienbarende resul-taten? De eerste keer dat ik bij egels zenders ge-bruikte, vond ik dat in het voorjaar losge-laten egels die als jong in een egelopvangterecht waren gekomen, in het wild als‘normale’ egels wisten te overleven. Dat

was een fantastisch resultaat, want wehoefden er dus niet over in te zitten datdeze onervaren dieren minderkans op overleven zou-den hebben.

Een ander voorbeeldkomt van de Uist-eilanden,

waar egels waren geïntroduceerd en tege-lijkertijd de vogelstand achteruit ging. Eenoorzakelijk verband is nooit aangetoondmaar natuurbeschermers wilden de egelsvan het eiland hebben. Ze wilden dat doendoor ze simpelweg te doden. Daar kwammassaal verzet tegen. Wij hebben toen deze egels verplaatst,waarna bleek dat zij zich in hun nieuweomgeving als normale egels gingen gedra-gen. De rechtvaardiging voor het doden lagvooral in de aanname dat egels die naar

andere gebieden worden overgebracht eenlangzame dood zouden sterven. Dat wasdus niet zo. Gelukkig werd het afmakenvan egels toen gestaakt.

In het vorige nummer van Zoogdier verteltAnouschka Hof ons over de afnemendeaantallen egels in Londen en omgeving.Maak jij je ook zorgen over de Engelseegels? En wat zijn volgens jou de redenenhiervoor, speelt de das een rol? Natuurlijk maak ik me ongerust over deachteruitgang van onze egels, niet alleenin Londen, maar in heel Engeland. De be-langrijkste oorzaak lijkt biotoopfragmen-tatie te zijn. Hierdoor worden zowel egelsals dassen gedwongen om allebei meertijd door te brengen in dezelfde stuk-ken heg, veel meer dan in ieder gevalde egel lief is. En dassen, tja, dat zijneffectieve predatoren als het omegels gaat. De grote vraag is ofdassen de egelstand op popula-tieniveau kunnen beïnvloeden.Dat is nog een punt van discus-sie en ik wil niet vooruitlopen

op de komende publicaties vanAnouschka. Je moet dus nog even geduldhebben voor je het definitieve antwoordkrijgt!

Hoe kwam je op het idee om een boek overegels te schrijven? Ik wilde al tijden een boek schrijven, maarhet duurde lang voordat ik daarvoor ge-noeg zelfvertrouwen had. Gelukkig had deuitgeverswereld grote belangstelling. Hetschrijven zelf was een van de moeilijkstedingen die ik ooit heb gedaan, maar ookeen van de leukste. Soms voelde ik me ge-woon schuldig dat ik er nog voor werd be-taald ook!Ik was trouwens verbaasd over alle aan-dacht die mijn boek in de media kreeg. Het

Opgerolde egel. Foto Dick Klees / Wolverine

Page 20: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

is besproken van de Economist tot in deNew Scientist toe! Ook op de radio heefthet enorme aandacht gekregen. Op eendag deed ik wel tien radio interviews ach-ter elkaar. Toen voelde ik heel even eenklein beetje sympathie voor al die politicidie dit bijna elke dag overkomt.

Het jaar 2009 is hier het ‘Jaar van de Egel’.Wat vind jij daarvan?Ik denk dat jullie egelcampagne een fan-tastisch initiatief is. Toen ik vorig jaar tij-dens de bijeenkomst van de EuropeanHedgehog Research Group de presentatievan de Zoogdiervereniging over deze cam-pagne bijwoonde, nam ik me meteen voorer ideeën uit op te pikken voor toepassingin Engeland. Het is zo belangrijk dat er inheel Europa wordt gekeken naar wat ermet de egel aan de hand is en om daarovergegevens te delen. Niet alleen omdat deegel dat sowieso waard is, maar ookomdat dit dier een belangrijke milieu-indi-cator is. De kwaliteit van ons milieu wordtvooral afgemeten aan trends in de aantal-len insecten, vogels en vleermuizen …maar omdat die kunnen vliegen, worden zeminder benadeeld door biotoopfragmenta-tie dan bij egels het geval is.

Is Groot-Brittannië echt dé plek op aardemet de meeste egelliefhebbers? Enwaarom eindigden de egels dan op num-mer twee in de favorietenwedstrijd van deBBC?Dat was een schande! De wedstrijd werd

aangekondigd in een tijdschrift met eenenorme foto van een otter op de voorkant,samen met een lang artikel … dus was hetgeen verrassing dat de otter nummer éénen de egel nummer twee werd. Gelukkigkwam in een andere -betere- peiling deegel naar voren als het meest karakteris-tieke dier. Maar of Groot-Brittannië hetland is waar de egel het meest geliefd is?Ik dacht dat aanvankelijk wel, totdat ik ont-dekte dat er op het vaste land van Europaook zo veel enthousiasme voor dit dier is,vooral in Duitsland en Nederland.

Even een heel andere vraag die mensen al-tijd stellen, nieuwsgierig als ze naar hetliefdesleven van de egels zijn. Hoe doenegels het?Heel voorzichtig is het simpele antwoord.En dat is nog waar ook. Het mannetje moeter heel wat in investeren om het vrouwtjeover te halen. Verpleegsters die in de Ver-enigde Staten in het strafrechtelijk onder-zoek werken, hebben de egel zelfs alstotemdier. Deze verpleegsters komen metheel wat slachtoffers van seksueel geweldin aanraking en zien de egel als het dierwaar ‘nee’ ook echt NEE betekent.

Hoe ziet jouw tuin eruit? Egelvriendelijk? Mijn tuin is een jungle! De vijver zit vol metwatersalamanders en kikkers, en is afge-dekt met kippengaas, niet alleen om mijnkinderen uit de vijver te houden, maar ookde egels. De bloembedden staan stampvolen afgevallen blad blijft gewoon liggen. Ik

denk dat ik een goed compromis heb be-reikt tussen een tuin waarin mijn kinderenlekker kunnen spelen en een waarin die-ren het naar hun zin hebben. Want de helezomer door zie ik egels in mijn tuin.

Heb je tips voor mensen met een tuin? Enhoe kunnen mensen zonder tuin toch vanegels genieten?Mijn advies is simpel – tuinier zo weinigmogelijk! Laat het lekker verwilderen engebruik geen gif. Zonder tuin is het watlastiger om egels te kunnen zien. Je kannaar een park gaan. Maar wat dacht je vanhet organiseren van een ‘egel-kijk-feestje’bij een vriend met tuin? Een goede fleswijn, een warme deken, een hangmat ofschommelstoel, prettig gezelschap en eengoed gesprek op gedempte toon – meerheb je niet nodig. En dan maar wachtentotdat een luid gesnuffel de aanwezigheidvan een egel verraadt!

Tot slot: heb je nog een boodschap vooronze Nederlandse egelvrienden? Twee zelfs: ga door met jullie prima werk,en tot september!

Drie jonge egeltjes in de opvang van Elaine Drewery te Licolnshire. Foto Hugh Warwick

Meer weten?

Meer weten over Hugh en zijn komst naarNederland? Hou dan de website www.jaarvandeegel.nlin de gaten.

Page 21: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Zoogdier 20-2 pagina 21

De grijze dolfijn of gramper Grampus gri-seus heeft een wereldwijde verspreiding intropische tot (warm) gematigde oceanen.In het zomerhalfjaar bezoekt hij ook welkouder water. In het zuidelijk halfrond be-reikt hij Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zee-land, Chili en Argentinië. In het noordenkomt hij voor tot in Japan, het uiterste zui-den van Alaska, Nova Scotia en Newfound-land. Aan onze kant van de AtlantischeOceaan is hij een regelmatige verschijning

tot het noorden van Schotland. Ten westenvan Schotland komt een populatie bij dewestelijke Hebriden voor, waarvan wordtaangenomen dat ze het hele jaar aanwezigis. Meer naar het zuiden zijn grijze dolfij-nen rond de Azoren het hele jaar door aan-wezig. In de Middellandse Zee komt eenpopulatie in het westelijk deel voor. In hetoostelijk deel en zelfs in de Zwarte Zee zijner echter ook meldingen.De grijze dolfijn heeft een voorkeur voor

dieper water. Hij houdt duidelijk mindervan een ondiepe zee op het continentaleplat, zoals de Noordzee. Dat zal (deels) temaken hebben met zijn stapelvoedsel: al-lerhande inktvissen. Hoogstens komt hijeens om de hoek, langs de noordoostelijkekant van Schotland de noordelijke Noord-zee binnen. Binnen de Noordzee zijn er re-gelmatig waarnemingen in de SchotseMoray Firth en traditioneel zijn ook stran-dingen langs de noordoostkust van het

De trieste lotgevallen van de grijze dolfijn in België

De vergeten schoolDe grijze dolfijn is een dwaalgast in de zuidelijke Noordzee. Voor België was deze

soort nog nooit gedocumenteerd. Het project ‘De Zee van Toen’ bracht daar verandering in.

Guido Rappé

Oudere exemplaren van de grijze dolfijn bereiken soms het

summum van bleekgrijs: wit. Foto Steve Geelhoed.

Page 22: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Zoogdier 20-2 pagina 22

Verenigd Koninkrijk iets frequenter. Eldersin de Noordzee is het een zeldzaamheid.

Dwaalgast In de zuidelijke Noordzeeis de grijze dolfijn een dwaalgast. Zijnvoorkomen aan de continentale kant is be-perkt tot vijf strandingen aan de Neder-landse kust. Nederland heeft een langetraditie van nauwgezet registreren vanstrandingen. Dat er niet meer gevallen zijngenoteerd, bevestigt het feit dat deze soortbewust de Noordzee vermijdt. In oktober1895 spoelde er een mannetje aan bij DenHelder. In dezelfde maand, 22 jaar later(1917) was Scheveningen het panoramavan een grampergraf. Bij dergelijke jaar-tallen moet men altijd rekening houdenmet de mogelijkheid dat de Groote Oorlog(Eerste Wereldoorlog) invloed heeft gehad.Hoewel Nederland zich toen afzijdig hield,was de Noordzee wel in het wapengeklet-ter betrokken. Als oorlogvoerende statenmijnen in zee leggen, vallen er wel eensslachtoffers. Dat zijn niet altijd schepen enbemanningen van de tegenpartij, maarsoms ook zeebewoners. Dichter bij Belgiëwas de stranding in het Sloegebied (Wes-terschelde) op 12 mei 1924. Tenslotte ishet wachten tot 1970; op 17 augustusspoelde een mannetje aan op de Wasse-naarse Slag. Later bleek dat er in datzelfdejaar ook in Schiermonnikoog een dier wasaangespoeld. De juiste datum van dit gevalbleek niet meer te achterhalen.

Eerste Belgische geval Tot opheden was de soort uit België on-gekend. Nu kan aanhet lijstje van stran-dingen van deze soortin de zuidelijke Noord-zee ook een Belgischgeval toegevoegdworden. Dankzijhet project ‘DeZee vanToen’ (waarvan de provincie West-Vlaande-ren de promotor is) mocht ik oude vissersinterviewen over mogelijk relevante histo-risch-ecologische waarnemingen die ze opzee hebben gedaan. Het project was nietalleen gericht op hun vangsten, maar ookop het vastleggen van wetenswaardighe-den en hun wedervaren met niet-commer-ciële soorten (Rappé, 2008). Tegelijk polsteik hen ook altijd naar fotografisch materi-aal. Zo kwam ik een foto op het spoor vaneen grijze dolfijn, omringd door een aantalplechtig poserende mannen (zie foto). Hetorigineel heeft in een café gehangen dat al

enige tijd niet meer bestaat. Wat de nieuwebestemming van het origineel is geworden,als het nog bestaat, kon niemand mij ver-tellen. Op de achtergrond is een zeil waarte nemen. Dit is duidelijk bedoeld om hettafereel aan ongewenste blikken te ont-trekken. Ongewenste blikken zijn waar-schijnlijk synoniem met ‘niet-betalende’blikken. Het tafereel heeft zich voorgedaanin Blankenberge en van Blankenberge-naars is geweten dat ze wel van een frankhouden. Een “Blankenbergse rekening”(een factuur zonder duidelijkheid over hoemen aan het totaalbedrag komt) is nog al-tijd een begrip aan de oostkust. De leeftijdschattend van enkele gekende omstaan-ders moet dit voorval ergens in de eerstehelft van de jaren dertig van de vorigeeeuw gesitueerd worden.

Vangst of stranding? Blankenbergehad in de jaren dertig nog een bloeiendevissersgemeenschap. De objectiviteit ge-biedt te zeggen dat het eigenlijk niet uit tesluiten is dat dit dier in zee gevangen ofgevonden werd en als curiosum is meege-bracht. Maar ook dan zou dat waarschijn-lijk in de Belgische kustwateren zijngebeurd, want de Blankenbergse visgron-den lagen in de onmiddellijke omgevingvan de kust.Tegen deze mogelijk-heid, dat het geen stran-

ding maar een vangst in zee zou betreffen,is echter een sterk argument in te bren-gen. Met aan zekerheid grenzende waar-schijnlijkheid is dit geval toe te schrijvenaan één van de slecht gedocumenteerdeen ongedetermineerd gebleven meldingendie De Smet (1974) al sinds zijn eersteoverzicht van de walvisachtigen van onzekust kende. Daarin vermeldde hij in zijnAppendix A (Niet-gedetermineerde speci-mens), als 1e nota bij de rubriek “C. Klei-nere dieren: minder dan 4 meter“:

“DOLFIJNEN (?) TE BLANKENBERGE.

In 1934 (op 10-VIII ?) een 12-tal speci-

mens in de vissershaven van Blanken-

berge. Het lot van deze dieren is

ongelukkig geweest: een jager schiet op de

dieren. Deze komen in paniek en ram-

men drie visserssloepen, die naderhand

zinken. Als gevolg daarvan wordt het

leger ingezet om al deze dieren te doden.

Zij worden uit de haven gesleept en ten-

toongesteld. Het is niet geweten wat er

naderhand mee gebeurd is. Het zouden

dolfijnen Delphinus delphis L. geweest zijn

(volgens een mededeling van de heer J.

Aspeslagh van Blankenberge).”

De periode klopt. De plaats klopt. Het ten-toonstellen klopt. Ik acht bovendien grijzedolfijnen, met hun forse bouw en hun

stompe kop, beter in staat om eenboot te rammen met enige

schade tot gevolg, dan degewone dolfijnen Del-

phinus delphis methun smalle,spitse snuit enranke, en veel

k w e t s b a a rd e rekaaksbeenderen. Aan wijlen de heer J.

Aspeslagh, voormalig hoofd van de dienstToerisme van Blankenberge, kan ik helaasgeen verdere details meer vragen.Als het hier inderdaad om de grijze dolfijngaat, wat ik geneigd ben te geloven, dan ishet meteen ook de grootste school vangrijze dolfijnen die ooit in de zuidelijkeNoordzee is geregistreerd. Grijze dolfijnenleven inderdaad graag in kleine scholen (5tot 30), die dikwijls heel dicht bijeen blij-ven.

Oudere Belgische stranding Hetis bovendien maar de vraag of de waarne-ming in Blankenberge echt het eerstegeval voor België is. Toevallig viel mijn oog

Grijze dolfijn

Page 23: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

in dezelfde bron (De Smet, 1974), op de-zelfde bladzijde 141, op een andere pas-sage. Ik geef die u opnieuw zoals het erstaat, zodat u voor uzelf kunt oordelen:

“Giucciardini vermeldt in zijn “Bel-

gium, dat is: Nederlandt” (1648) op

p.302, na de vermelding van de stran-

ding van acht walvissen te Oostende (zie

onder potvis...) dat in datzelfde jaar

(1403 of 1404 ?) te Oostende ook een

“zeevercken” gevangen werd “van lijve

ende vleesche een oprecht vercken gelij-

kend, maar tweemaal grooter”.

Misschien is hier een butskop, Hyperoodonampullatus (Forster) bedoeld, die inder-daad een stompe snuit heeft en wit is.”Zelf zou ik een grijze dolfijn niet durvenuitsluiten: de kop is nog stomper dan vaneen butskop en met name oudere dierenkunnen heel wit zijn. Bovendien wijst debeschrijving van “tweemaal grooter” daneen varken eerder op de grootte van eengrijze dolfijn (maximaal vier meter) danvan een butskop (maximaal tien meter) dieminstens het vijfvoudige van een varkenbedraagt.

Meer oude meldingen Het is opval-lend dat er in de jaren dertig van de vorige

eeuw wel meer meldingen van grijze dol-fijnen in de Noordzee en directe omgevingwaren. Zo noemt Fraser (1946 & 1953)twee vondsten van een mannetje. Op 31mei 1933 bij Crouch in Oost-Engeland,langs de zuidoever van de Humber en op19 maart 1938 in Rye Bay in Zuid-Enge-land, in het oostelijk deel van het Kanaal.In het najaar van 1938 werden in Dene-marken twee gevallen vastgesteld (Bonde-sen, 1977) en ééntje bij Jersey, één van deKanaaleilanden, ten westen van de Coten-tin (Normandië). Ook in Denemarken,nochtans veel gunstiger gelegen om oce-aangasten op zijn kusten te ontvangen, isde soort uitzonderlijk zeldzaam. Daar deedzich sinds de gevallen uit de jaren dertigpas weer een stranding voor in 2007.

De jaren dertig van de vorige eeuw verto-nen in ecologisch opzicht een aantal gelij-kenissen met de huidige situatie vanopwarming (Rappé, 2008), onder anderedat de diversiteit aan walvisachtigen in deNoordzee toen hoger was dan gemiddeld.Misschien duikt de grijze dolfijn spoedigweer eens op in de zuidelijke Noordzee,maar dan liever waargenomen op zee danals kadaver op het strand!

Guido Rappé, [email protected]

Woord van dankMet dank aan J. Chimonides, D. De Soete,P. Falin en F. Vanden Broecke.

De vangst van een grijze dolfijn in Blankenberge, jaren dertig van de vorige eeuw.

Collectie D. De Soete

Verder lezen?

Bondesen, P., 1977. Danmark fanger hvaler.Natur og Museum 18: 1-2.

De Smet, W.M.A., 1974. Inventaris van de wal-visachtigen van de Vlaamse Kust en deSchelde. Bulletin Kon. Belg. Inst. Natuurwe-tenschappen, Biologie, 50(1): 1-156.

Fraser, F.C., 1946. Report on Cetacea stran-ded on the British coasts from 1933 to 1937.Bull. British Mus. (Nat. hist.) 12: 49-51.

Fraser, F.C., 1953. Report on Cetacea stran-ded on the British coasts from 19383 to 1942.Bull. British Mus. (Nat. hist.) 13: 1-48.

Rappé, G., 2008. De Zee van Toen. Een histo-risch-ecologische verkenning van de zuide-lijke Noordzee (1930-1980), uit de mond vanVlaamse vissers. Brugge, Provincie West-Vlaanderen, 463 blz.

Zoogdier 20-2 pagina 23

Page 24: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

De aanwezigheid van bepaalde soortenkleine zoogdieren (woelmuizen, spitsmui-zen) op en rond het boerenbedrijf is een nietnoemenswaardig gegeven behorende bij hetlokale ecosysteem. Maar soms treden pro-blemen op. Met bepaalde soorten die eco-nomische schade veroorzaken, zijn boerenover het algemeen minder blij (bijvoorbeeldde huismuis Mus musculus, de bruine ratRattus norvegicus en de zwarte rat Rattusrattus. Dit kan schade zijn doordat het ‘on-gedierte’ voedsel opneemt dat voor het veewas bedoeld, maar ook doordat commensa-len (zogenaamde kostgangers die in de om-geving van de mens leven maar normaalgeen schade veroorzaken) soms de elektri-citeitsleidingen in stallen doorknagen,waardoor waarschijnlijk vaak brand in vee-houderijbedrijven ontstaat.

Varkens Het direct contact tussen kleinezoogdieren en landbouwhuisdieren kan

soms ook risico’s met zich meebrengen.Zulk contact kan ertoe leiden dat ziektever-wekkers worden overgedragen van hetkleine zoogdier naar bijvoorbeeld varkens.Varkens zijn alleseters en eten ook dodekleine zoogdieren op. Als deze laatste eenziekteverwekker bij zich dragen is de kansaanwezig dat deze ziekteverwekker zich inhet vlees van het varken nestelt. Nadat hetvarken is geslacht kan de consument dit be-smette vlees vervolgens aantreffen in de su-permarkt. Bij de bereiding is het belangrijkom het vlees voldoende te doorbakken. Deervaring leert dat dit vaak onvoldoende ge-beurt (denk maar eens aan de zomerse bar-becue!). In het geval van Salmonella enCampylobacter is het resultaat meestal eenernstige voedselvergiftiging, maar in hetgeval van Toxoplasma gondii kunnen de ge-volgen zeer ernstig zijn. Als een vrouw tij-dens haar zwangerschap voor het eerst incontact komt met de parasiet kan dit leiden

tot een spontane abortus, een kindje meteen waterhoofd, of ernstige oogafwijkingenbij het kind op latere leeftijd. Minder goedbekend is het feit dat de procedures die inNederland gevolgd worden bij de bereidingvan gefermenteerde worsten en rauwehammen, waaronder ontbijtspek, onvol-doende zijn om de aanwezige Toxoplasmaparasiet binnen afzienbare tijd te doden.Hierdoor kunnen consumenten met dezeparasiet in aanraking komen.

Biologisch Met name op biologische be-drijven is het risico op direct contact tussenkleine zoogdieren en landbouwhuisdierengroot, omdat het vee daar de mogelijkheidtot uitloop heeft, en ruwvoer en stro krijgt.Zo wordt een omgeving gecreëerd, waar metname commensale knaagdieren zich op hungemak voelen. In ons onderzoek hebben wijvooral gekeken of kleine zoogdieren op hetboerenbedrijf de bekende voedselbacteriën

Risico’s voor voedselveiligheid?De laatste jaren is in Nederland met regelmaat onderzoek gedaan naar de overdracht van ziektever-

wekkers door kleine zoogdieren (Rodentia, Soricidae). Ziekteverwekkers die deze diertjes bij zich dra-

gen, kunnen na overdracht op landbouwhuisdieren uiteindelijk bij de mens tot gezondheidsproblemen

leiden. Daarom is het belangrijk om de risico’s op deze overdracht te kennen.

Bastiaan Meerburg en Aize Kijlstra

Kleine zoogdieren in de nabijheid van veehouderijen

Zoogdier 20-2 pagina 24

Page 25: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Salmonella en Campylobacter en de para-siet Toxoplasma gondii (ook wel de katten-parasiet genoemd) bij zich dragen. Vanwegehet grotere risico hebben wij ons onderzoeksteeds op biologische bedrijven uitgevoerd.

Voor wat betreft Salmonella en Campylo-bacter bleek in een eerste vangronde (Meer-burg et al., 2006) dat in het bijzonderhuismuizen en bruine ratten besmet waren.Van de in totaal 283 gevangen kleine zoog-dieren op 10 verschillende biologische be-drijven (waarvan 9 varkens en 1 pluimvee)waren 8 van de 83 gevangen huismuizen be-smet met Campylobacter, en 1 van de 8bruine ratten. Slechts één klein zoogdier(een huismuis) was besmet met Salmo-nella. Het lijkt erop dat deze bacteriën dusvooral bij commensale soorten voorkomen.Het bleek overigens moeilijk om preciesvast te stellen hoe besmetting nu plaatsvindt. Door middel van bepaalde techniekenkonden we aantonen dat varkens met iden-tieke stammen van Campylobacter besmetwaren, maar het bewijzen van de volgtijde-lijkheid (eerst de varkens, dan de muizen ofandersom) blijft erg lastig.Bij de besmetting met Toxoplasma gondiidoor kleine zoogdieren was een ander beeldzichtbaar tijdens een tweede vangronde opdrie biologische varkensbedrijven (Kijlstraet al., 2008). Dit onderzoek werd uitgevoerddoor Wageningen Universiteit & ResearchCentrum, in nauwe samenwerking met hetBelgische Wetenschappelijk Instituut voorde Volksgezondheid (voorheen InstituutPasteur). Met behulp van een zogenaamdereal-time PCR (een DNA-bepaling) werd ge-keken of de 216 gevangen kleine zoogdierenhet erfelijk materiaal van de parasiet in hunbrein of hartweefsel hadden zitten. Dit bleekhet geval bij alle soorten die werden gevan-gen. Opvallend was dat er hierbij grote ver-schillen tussen de soorten werdengevonden: bij huismuizen kwam de parasiet

slechts bij 6.5 procent van de dieren voor, bijbruine ratten bij 10.3 procent van de gevan-gen exemplaren, bij bosmuizen 14.3 procenten bij huisspitsmuizen 13.6 procent. Hetaantal gevangen veldmuizen en rosse woel-muizen was te gering om hierover een be-trouwbare voorspelling te kunnen doen. Hetis overigens de eerste keer dat een besmet-ting met de Toxoplasma-parasiet bij dehuisspitsmuis wordt gerapporteerd.

Proef Om te kijken in welke mate knaag-dieren verantwoordelijk zijn voor de over-dracht naar de varkens werd ook bloed vande varkens afgenomen, voor én na een be-strijdingsactie van 4 maanden op de boer-derijen. Voordat de actie werd uitgevoerdwaren tussen de 8 en 17 procent van deslachtvarkens op alle drie de bedrijven be-smet met de parasiet. Tijdens de bestrij-dingsactie waren varkens van 2 van de 3bedrijven ‘schoon’ en werd de Toxoplasma-parasiet niet meer aangetroffen. Op hetderde bedrijf was de besmettingsgraad eenstuk gedaald (Kijlstra et al., 2008). Nadat debestrijding stopte, nam het aantal besmettevarkens op één van de schone bedrijvenweer langzaam toe: een aanwijzing dat be-strijding een belangrijke rol speelt bij hetbeperken van de overdracht. Overigens zaleen bestrijdingsactie voornamelijk invloedhebben op de populatie ratten en huismui-zen en zal de invloed op niet-commensalesoorten over het algemeen beperkt zijn.

Conclusie Ongediertebestrijding opboerderijniveau kan een bijdrage leverenaan een vermindering van de Toxoplasma-besmetting in varkensvlees, waardoor uit-eindelijk minder mensen ziek zullenworden. De vraag blijft wel hoe deze bestrij-ding van commensale soorten het beste kanplaatsvinden. Biologische boeren vinden hetgebruik van rodenticiden (gifstoffen) vaakniet passen binnen hun bedrijfsvoering,

waarin wordt uitgegaan van een bepaaldwereldbeeld. Door hun bedrijf netjes te hou-den, door preventieve maatregelen toe tepassen (bijvoorbeeld door gebruik te makenvan de aanwezigheid van natuurlijke vijan-den, zoals het ophangen van uilenkasten)kan worden voorkomen dat plagen van com-mensale knaagdieren ontstaan (Meerburget al., 2004). Dat is dan ook het belangrijksteadvies dat aan deze veehouders kan wordenmeegegeven. Mocht er ondanks deze voor-zorgsmaatregelen toch een plaag ontstaan,dan zullen de veehouders helaas terugmoeten grijpen op de rodenticiden of het ge-bruik van de ouderwetse klapval.

Bastiaan Meerburg en Aize Kijlstra zijn alsonderzoekers verbonden aan WageningenUniversiteit & Research Centrum, [email protected]

Verder lezen?

Kijlstra, A., B.G. Meerburg, J.B.J. Cornelissen, S.de Craeye, P. Vereijken, E. Jongert. 2008. The roleof rodents and shrews in the transmission ofToxoplasma gondii to pigs. Veterinary Parasito-logy, 156 (2008): 183-190.

Meerburg, B.G., W.F. Jacobs-Reitsma, J.A. Wa-genaar, A. Kijlstra, 2006. Presence of Salmonellaand Campylobacter spp. in wild small mammalson organic farms. Applied & Environmental Mi-crobiology, 72 (1): 960-962.

Meerburg, B.G., M.K. Bonde, F.W.A. Brom, S. En-depols, A.N. Jensen, H. Leirs, J. Lodal, G.R. Sin-gleton, H.J. Pelz, T.B. Rodenburg en A. Kijlstra,2004. Towards sustainable management of ro-dents in organic animal husbandry. NJAS-Wage-ningen Journal of Life Sciences 52 (2): 195-205.

Zoogdier 20-2 pagina 25

Page 26: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

ThemaVan wat zou dat nu kunnen zijn?Het is armoede troef als je speurt naarsporen van zoogdieren op het internet. Ikheb mijn uiterste best moeten doen ommet een digitale keutel op mijn scherm deware eigenaar te achterhalen. Ik kwammeteen tot het besluit dat websites voor-alsnog geen concurrent vormen voor deboekhandel, want ondanks alle hightechmoest ik terugvallen op mijn vertrouwdesporenhandboek uit de boekenkast. Vooralde Nederlandstalige zoogdierwerkgroepenlaten het afweten op speurdersvlak. Welis-waar bezit de Belgische zoogdierenwerk-groep een uitstekend pagina overknabbelnootjes � en zijn ze de trotse ei-genaar van een digitale strontfolder �,

maar daar houdt het dan ook bij op. AlsZoogdiervereniging laten we het helemaalafweten, terwijl het spoorzoeken ons noch-tans in het bloed zit. Het brengt me in ver-legenheid als ik u zeg dat een survivalsiteals enige Nederlandstalige site voor de no-dige informatie zorgt �. Er is dus werkaan de winkel op dat vlak. Zelfs onze En-gelse buren met hun eeuwenoude onder-zoekstraditie zijn in hetzelfde bedje ziek.Met één enkele website � en � moetenze het ginds over het Kanaal doen en diemaakt deel uit van een omvangrijke na-tuurwebsite. Voor één keer komt het soe-laas van onze zuiderburen: in Frankrijk enSpanje is er geen gebrek aan websitesvoor sporenzoekers. Welgeteld zes sitesvergasten ons op een overaanbod aan wel-gedocumenteerde informatie, al beperktdie zich vaak tot de prenten van zoogdie-ren. Een regionale Franse site � groe-

peert die in soortengroepen hetgeen onseen mooi overzicht verschaft, al had het al-lemaal wat overzichtelijker gekund. Datmeer gestructureerd overzicht verschaftwel een Franse jagerssite �, maar die wilik niet verder promoten, gezien het in éénadem ook de bouwjacht op das en vos aan-prijst. Mijn grote favoriet is de site van hetSpaanse natuurpark Sierra de Baza . Ui-teraard spitst die zich toe op de sporen vansoorten die in het natuurgebied voorkomenmaar dat zijn er gelukkig flink wat. DeSpaanse site van Barbastella-Mastozool-ogía komt aardig in de buurt van voor-gaande. Beide beperken zich ook niet totde prenten van zoogdieren, maar omvattenhet geheel van sporen, althans voor zoverdie relevant zijn om soorten te herkennen.Ook de website van het Franse documen-tatiecentrum CDDP � gaat in op het ge-heel maar beperkt zich niet tot dezoogdieren en de informatie is zeer be-perkt. Dit wordt wel ruim gecompenseerddoor duidelijke foto’s. Er ligt dus nog eenwerkveld voor zoogdierenverenigingenopen.

� www.zoogdierenwerkgroep.be/index.php?id=130� www.natuurpunt.be/uploads/biodiversi-teit/zoogdieren/documenten/pag_294_fol-der_gebolder.pdf � www.over-leven-in-de-natuur.com/?start=/pr/subpage.php/customercode=mersie/currentlanguage=nl/pagecode=Sub-page_jv1b/introshown=1/deeplink=1 � www.wildaboutbritain.co.uk/list/mammals/droppings � www.wildaboutbritain.co.uk/list/mammals/tracks � http://circulaire.chez-alice.fr/emprein-tes/introduction_traces.htm� http://volcelest.chez-alice.fr/mammif.htm www.sierradebaza.org/Fichas_fauna/fi-chas_fauna_general.htm www.barbastella.org/mastozoologia/ra-stros_mamiferos.htm� www.crdp-montpellier.fr/themadoc/tra-ces/p05_REP_INDICE.htm

WebsitesEen vangnet voor de wilde katIn Duitsland wordt al enige jaren werk ge-maakt van een ecologisch netwerk voor dewilde kat. Die groene corridor vertrekt inMidden-Duitsland en gaat via de Eifel ookrichting België uit. De kern ligt in de Hai-nich en het Thüringer Wald. Een goed ge-structureerde website � licht het geheelvan maatregelen toe; die liggen tussen on-derzoek en voorlichting en omvatten even-eens een rits concrete beschermings-maatregelen. De site maakt gebruik vanenkele leuke presentatietechnieken. Daar-onder zit een interactieve satellietfotowaarop je de leefgebieden kan bekijken ende routes kan aflopen die voor de wilde katzijn voorbestemd. Je kan tegelijk nagaanwaar zich migratieproblemen stellen enacties aan de orde zijn. Links verwijzennaar gebiedseigen initiatieven in elk van debondsstaten. Het Biostation Neuskirchenspeelt in onze grensregio een belangrijkerol en biedt aansluitend op voormelde siteeen interessante aanvulling �. Langs Bel-gische kant houdt het BNVS ons op dehoogte �. Je vindt er bovendien een een-

voudige maar fraaie brochure over het lo-kaal project �. Wil je daar ook nog eenfraaie poster bij dan kan je die downloadenof bestellen bij het Bundesministerium fürUmwelt und Naturschutz �. Kijk meteenook eens naar de downloadrubriek vandeze site, want daar vind je nog een veel-heid aan zoogdierenpublicaties �.

� www.wildkatze.info � www.biostationeuskirchen.de/proj_kat-zen.htm

Hyperlink

Zoogdier 20-2 pagina 26

De Vlaamse zoogdierdeskundige Dirk Criel bespreekt op geheel eigen wijze websites over zoogdieren.

Page 27: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

� www.bnvs-ostbelgien.org/nz_31.shtml � www.biostationeuskirchen.de/Faecher-heft_Wika.pdf � www.bmu.de/artenschutz/doc/6230.php� www.bmu.de/artenschutz/downloads/doc/20293.php

De wasberen komen Met de kran-tenkop “Wasbeer trekt verwoestend spoordoor Belgische bossen” kreeg de wasbeerzopas wederom veel aandacht. Aanleidingvoor deze zorgwekkende persmededelingwas de vaststelling dat het Natuurhulp-centrum van Opglabbeek (B) de laatste tijdsteeds vaker wasberen voor opvang bin-nenkrijgt. Ook andere Belgische centrazouden alsmaar meer van die ondierenontvangen. Aan het woord was de zelfver-klaarde wasbeerdeskundige Rudy Oyen

van het Vogel- en Zoogdierenopvangcen-trum in Heusden-Zolder, die dringend aanwat persaandacht toe was. Het maaktemeteen de weg vrij voor een reeks wildeverhalen die vanuit jagersmidden verderworden gevoed. Het Waalse Instituut voorNatuur- en Bosonderzoek (CRNFB) zoudeze stelling bevestigen � en wie ben ikom wetenschap te betwisten. De dreigingkomt eens te meer uit Duitsland. Om eenderde invasie uit te sluiten zou dringendactie nodig zijn. Om te weten of het alle-maal wel zo’n vaart loopt, heb ik er de pu-blicatie van Alterra over wasberen inNederland � op nagekeken en dat geefttoch wel een genuanceerder beeld. Hoofd-conclusie is dat het aantal wasberen in hetDuitse grensgebied op dit moment nog ergklein is en dat er geen aanwijzingen zijndat de populatie wasberen snel aangroeit.In België ligt de situatie anders dan in Ne-derland maar ook in Wallonië, die de toe-gangspoort vormt, loopt het niet zo’n vaart�. Maar wie kan het beter weten dan denDuits zelf. Het ‘Projekt Waschbär’ heeftvorig jaar zijn eerste resultaten prijsgege-ven � en vertelt ons dat we waakzaammoeten zijn maar niet ongerust. De gere-nommeerde en enige echte wasbeerken-ner Ingo Bartussek bevestigt dit op zijnwebstek � en geeft objectieve uitleg.Kortom: we moeten de zaak ernstig nemenmaar paniek zaaien helpt de zaak geens-zins vooruit. Met een gerichte aanpak aanhet Duitse front moet deze in Duitsland in-

middels goed ingeburgerde vreemdelingbinnen de perken worden gehouden. Restalleen de vraag of de politiek zich hiervanbewust is.

� http://environnement.wallonie.be/crnfb/site/dncp/chasse/PDF/Gestion%20espèces%20invasives%20raton%20laveur.pdf � www.minlnv.nl/cdlpub/servlet/CDLSer-vlet?p_file_id=30182 � www.projekt-waschbaer.de � www.diewaschbaerenkommen.de � www.foretwallonne.be/031pdf.folder/fw90_3-12%5Bratons%5D.pdf

Surf ook evennaar...Begin al maar te beveren Beverszijn tegenwoordig in en onderwerp van eentoeristische hausse. Terwijl je vroegerrichting oosten moest om ze te spotten,kan je ze nu vlakbij de deur te zien krijgen�: in Dijlevallei, Ardennen, Biesbosch ofSwalm. Het observeren van deze nachtac-tieve knager is niet altijd makkelijk. Enigevoorkennis van een lokale gids verhoogt dekans op succes behoorlijk al verlies jehierdoor de mystiek van het zoeken. Wil jehelemaal zeker zijn dat je de beestjes tezien krijgt, dan zak je best af naar het be-verobservatorium van het Beverbos �.� www.beverwerkgroep.be� http://cms.dordrecht.nl/dordt?waxtrapp=exrboDsHaKnPvBeBbBC

Verdomme toch Er zijn van die mo-menten waarop je jezelf vervloekt omdat jeeen taal niet kundig bent. Als rechtgeaardeBelg mag ik dan wel vier en een halve Eu-ropese talen machtig zijn, maar dat daaruitgerekend het Noors niet bij hoort is welerg jammer. Dat sluit me af van de vele in-

formatie over roofdieren op de strak maartegelijk fraai opgebouwde website Rovdyr.Daardoor ontgaat me heel wat kennis overhet wel en wee van al dat roofwild in hethoge noorden, maar ik troost me met defraaie beelden en enkele amper begrijpe-lijke zinnetjes, die duidelijk stellen wat ikallemaal misloop. www.fvr.no

Als je het maar weet Misschien wistu het al maar er bestaat zoiets als eenWorld Lagomorph Society. Hoera hoor ik ual roepen: eindelijk ook eens iets overhazen. Maar helaas: meer valt er niet tevertellen. Blijkbaar ook niet over de ver-eniging zelf. U moet genoegen nemen metenkele linken naar twee schamele projec-ten. Wat verwijzingen naar afgelopen con-gressen vullen de resterende pagina’s.Meer niet.www.worldlagomorphsociety.org

Videoarchief “Beelden van hetleven op aarde” is de ondertitel vanhet ‘Arkive’ een uitgebreide verzameling vi-deo’s en foto’s van onder andere zoogdie-ren. Op zich niets bijzonders hoor ik uzeggen. Zo zijn er dertien in een dozijn,maar de vele unieke beelden tillen dezesite op een hoger niveau en maken het toteen buitenbeentje. Bekijk het zelf en beginbij wijze van voorsmaakje met de geboortevan een dwergvleermuis �, een nestjepasgeboren hazelmuisjes � of een zwem-mend konijn (3). Je kan de filmpjes boven-dien ook downloaden.� www.arkive.org/pipistrelle-bats/pipi-strellus-pipistrellus-and-pipistrellus-pygmaeus/video-09.html� www.arkive.org/common-dormouse/

muscardinus-avellanarius/video-09b.html (3) www.arkive.org/rabbit/oryctolagus-cu-niculus/video-06b.html

Bunkergordel voor vleermuizenDeze site is er voor geïnteresseerden inoorlogshistorie, maar het leek de auteureen leuk idee om onverwacht een zijspron-getje te maken naar een gerelateerd maartoch afwijkend onderwerp. In dit gevalwordt de aandacht van de bezoeker op eenbeschermingsinitiatief voor vleermuizengevestigd. Al enige jaren is de vzw Natuur-punt in België bezig met de inrichting vanverlaten bunkers als vleermuizenverblijf.De uitgangspunten voor de inrichting wor-den op een rijtje gezet en met enkele voor-beelden geïllustreerd. www.bunkergordel.be/9.00%20Vleermui-zenproject%20Natuurpunt.htm

Zoogdier 20-2 pagina 27

Page 28: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

In Nederland worden – net als in de ove-rige Noordzeelanden – verschillende typennetten gebruikt. Buitenlandse gegevenslaten zien dat bijvangsten met name in dezogenaamde staande netten plaatsvinden.Deze netten hebben mazen van dun nylon-draad. Ze ‘staan’ op de bodem doordat zeonderaan verzwaard zijn met lood en op debovenlijn drijvers hebben. Verreweg hetmeest gebruikte type staandwant in Ne-derland zijn netten waarmee op tong wordtgevist. Deze netten zijn ongeveer eenmeter hoog en hebben betrekkelijk kleinemazen. Doordat er geen of maar enkeledrijvers op de bovenlijn zitten, staat dit typenet vrij laag en gekruld op de bodem. InDenemarken – een land met veel staand-wantvissers – vinden betrekkelijk weinigbijvangsten plaats in dit type netten (Vint-

her, 1999). Bijvangsten lijken vaker voor tekomen in staandwantnetten met groteremazen die gebruikt worden om kabeljauw,tarbot en griet te vangen. Het aantal bijge-vangen bruinvissen in de Deense Noordzeewerd in het afgelopen decennium geschatop ongeveer zesduizend per jaar (Vinther& Larsen, 2004). Die schatting was geba-seerd op bijvangsten die met name plaats-vonden in grofmazige netten.In de boomkorvisserij komen waarschijn-lijk nauwelijks bijvangsten voor. Aangeno-men wordt dat ook andere vormen vantrawlvisserij weinig bijvangsten van bruin-vissen hebben, maar harde gegevens ont-breken vooralsnog. Wanneer men pingerszou willen introduceren in de Nederlandsevisserij zijn de eerste vragen die opdoe-men: in welke visserij, bij welke typen net

en in welk seizoen zouden vissers pingersmoeten toepassen? Een bijvangst is voor een individuele vissereen zeldzame gebeurtenis. De schaarsegegevens waarover we beschikken, wijzener op dat bijvangsten sterk geclusterdvoorkomen. Dat betekent dat een vissermaanden, jaren geen bruinvissen bijvangsten dan ineens een aantal. De kans is grootdat collega-vissers in de buurt op het-zelfde moment ook bijvangsten hebben. Deindividuele visser denkt op dat momentvermoedelijk dat het een incident is, ter-wijl er sprake is van een patroon. Het isgoed denkbaar dat dit de perioden zijnwaarop veel bruinvissen met kenmerkenvan bijvangst aanspoelen op het strand,zoals de verschillende (onderzoeks)insti-tuten begin 2009 constateerden. In een si-

Bruinvissen verdrinken soms per ongeluk in vissersnetten. Regelmatig berichten de media dat dit

probleem eenvoudig te verhelpen is door het gebruik van zogenaamde pingers. Pingers zijn kleine ap-

paraatjes die door bruinvissen als onaangenaam ervaren tonen uitzenden en die aan de netten beves-

tigd kunnen worden. Onderzoek heeft uitgewezen dat de inzet van pingers het aantal bijvangsten kan

verminderen. Desondanks kleven er problemen aan het gebruik van pingers betoogt Bram Couperus

van Wageningen-IMARES.

Ingezonden door: Bram Couperus

FORUM D e o p i n i e r u b r i e k v a n Z o o g d i e r

Pingers tegen bijvangst bruinvissen geen wondermiddel!

Zoogdier 20-2 pagina 28

Staandwantvisserij. Illustraties Karel Hulsteijn

Page 29: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

tuatie als deze zou het gebruik van pingerspositief kunnen uitpakken. Voorwaarde isdan wel dat de vissers weten dat het geenincident betreft maar dat er een periode isaangebroken waarin de kans op bijvang-sten verhoogd is.De aanwezigheid van bruinvissen in dekustzone en het aantal strandingen vari-eert sterk (Camphuysen, 2004; Couperuset al., 2009). Het is momenteel ook niet tevoorspellen of zich in de komende maan-den of jaren veel of weinig bijvangsten zul-len voordoen.In een situatie waarin bijvangsten zeld-zaam en onvoorspelbaar zijn, is het vanvissers veel gevraagd om standaard pin-gers op de netten te bevestigen. Te meerdaar pingers een grote kostenpost vormenin deze kleinschalige visserij.De meest gebruikte pingers hebben eenniet te vervangen batterij, waardoor ze omhet jaar vervangen moeten worden. Verdermoeten pingers regelmatig vervangen ofgerepareerd worden, omdat ze verloren ofstuk gaan. Behalve dat dit een belastingvoor het milieu kan vormen, kunnen nietwerkende pingers het aantal bijvangstenzelfs verhogen. In de normale praktijkwaarin geen bruinvissen worden bijgevan-gen, bestaat het gevaar dat de pingers nietoptimaal worden onderhouden. In het‘Take reduction plan’ in de Golf van Maine(VS) werd vastgesteld dat netten waarvansommige pingers het niet doen, meer bij-vangsten hebben dan netten zonder pin-gers (Palka, 2007). Dit komt waarschijnlijkdoordat een niet werkend exemplaar ineen reeks werkende pingers een veilige

doorgang voor een bruinvis suggereert. In-dien pingers verplicht zouden worden ge-steld, komt bovenop het onderhoud voorrekening van de visser, ook nog eens denoodzakelijke controle op de toepassingvan de regels door de overheid.Een andere vraag is of het verantwoord isom op grote schaal geluid te producerendat heel onaangenaam is voor de dieren.Op plaatsen met veel staande netten zou-den grote aaneengesloten gebieden on-leefbaar kunnen worden. Als dit dan ooknog eens gebeurt op plaatsen waar veelbruinvissen voorkomen dan worden bruin-vissen in feite verjaagd uit gebieden waarze van nature voorkomen. Hoe verhoudt ditzich tot de zorgen die sommige onderzoe-kers hebben over geluidsvervuiling van descheepvaart en (de aanleg) van windmo-lenparken?Mogelijk wennen bruinvissen op den duuraan het geluid van pingers, net als aanscheepvaartgeluiden, hetgeen natuurlijkook niet goed is. Er is weinig bekend overgewenning op langere termijn van bruin-vissen aan pinger geluiden, maar er zijntekenen dat bruinvissen inderdaad wennenaan het geluid (Cox et al., 2001).Moeten we de bijvangst van bruinvissendan maar accepteren? Of zijn er anderemanieren om ongewilde bijvangst te voor-komen? Allereerst is het nodig om meerkennis te vergaren over bruinvissen en bij-vangsten daarvan in Nederlandse wateren.Er vindt slechts sporadisch onderzoekplaats naar de verspreiding en naar bij-vangsten. Begin 2009 is er voor het eersteen onderzoek geweest waarbij op 48

dagen een onafhankelijk waarnemer aanboord was van enkele boten die metstaandwant vissen (Couperus et al., 2009).Hierbij werd één bijvangst van een bruin-vis waargenomen.Wanneer we willen blijven vissen, dan iseen kleine mate van bijvangst onvermijde-lijk. Vanuit dit oogpunt is het relevant hoegroot de bijvangst mag zijn zonder dat depopulatie bedreigd wordt. Voor walvisach-tigen geldt als leidraad dat er niet meerdan 1-1,7 procent van de populatie magworden bijgevangen. De getallen waaroverwe beschikken, wijzen erop dat dit percen-tage in de Noordzee waarschijnlijk wordtoverschreden.Een goede bescherming begint met ken-nis. Enerzijds moet er onderzoek gedaanworden naar de grootte van de populatieen anderzijds moet worden gemeten hoe-veel bruinvissen worden bijgevangen. Eenbelangrijk rol bij het terugdringen van bij-vangsten is weggelegd voor de vissers, metname degenen die wel eens een bruinvisin het net hebben. Vissers zouden elkebruinvis die per ongeluk wordt bijgevan-gen, moeten aanlanden voor onderzoekmet vermelding van datum, vangstpositieen gebruikt vistuig. Pas als we meer in-zicht krijgen waar, wanneer en onderwelke omstandigheden bijvangsten plaats-vinden, kunnen we op zoek naar innovatiesen mogelijke maatregelen om bijvangstente voorkomen.

Bram Couperus, Wageningen-IMARES,[email protected]

Verder lezen?

Camphuysen, C.J., 2004. The return of the har-bour porpoise (Phocoena phocoena). Lutra 47:135-144.

Couperus, A.S., G. Aarts, J. van Giels, D.D. Haan& O. van Keeken, 2009. Onderzoek naar bijvangstbruinvissen in de Nederlandse visserij.

Cox, T.M., A.J. Read, A. Solow & N. Tregenza,2001. Will harbour porpoises (Phocoena pho-coena) habituate to pingers? Journal of CetaceanResearch and Management 3: 81-86.

Palka, D.L., 2007. Effect of Pingers on HarborPorpoise and Seal Bycatch., Northeast FisheriesScience Center, Philadelphia.

Vinther, M., 1999. Bycatches of harbour porpoises(Phocoena phocoena L.) in Danish set-net fishe-ries. Journal of Cetacean Research and Manage-ment 1(2): 123-135.

Vinther, M. & F. Larsen, 2004. Updated estimatesof harbour porpoise (Phocoena phocoena) by-catch in the Danish North Sea bottom-set gillnetfishery. Journal of Cetacean Research and Ma-nagement 6(1): 19-24.

Page 30: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Zoogdier 20-2 pagina 30

Het bleek echter een Sika-hert (Sika (Cer-vus) nippon Temminck) te zijn, een soortwaarvan voor zover bekend geen eerderewaarnemingen uit de Benelux bekend zijn.Het Sika-hert komt voor in Japan, Noord-oost- en Noord China. Sika-herten zijnechter in verschillende Europese landenuitgezet zoals in Groot-Brittannië, Dene-marken, Duitsland, Frankrijk en op de Bal-kan. De gewei ontwikkeling bij Sika-hertenis vrij beperkt van omvang en het zoudaarom bij het waargenomen dier kunnengaan om een één- à tweejarige bok. Op-vallend maar in de gangbare gidsen nietbeschreven zijn de kwastjes die zich achterop de hiel bevinden. Volgens ingewijdenzou het dier uitgezet kunnen zijn door

Duitse vakantiegasten, maar uitzettingdoor jagers behoort ook zeker tot de mo-gelijkheden aangezien er in de door deWaterleiding Mij. en Natuurmonumentenbeheerde duinen veel gejaagd wordt. Indeze duinen komt bovendien ook al eenwilde populatie fretten Mustela putoriusfuro voor, die zoals door E.J.O. Kompanjeen auteur dezes werd vastgesteld niet ofnauwelijks van steppebunzing Mustela pu-torius eversmanni te onderscheiden is(huiden in collectie Natuurmuseum Rot-terdam). Onbekend is of er buiten hetwaargenomen dier nog meer Sika-hertenin de duinen van Goeree huizen. De redendat het dier zo plotseling voor de autosprong werd veroorzaakt doordat de naast

de weg gelegen zandwal op grove wijzedoor een bulldozer ontbost werd, waardoorhet dier zichtbaar ontheemd geraakt was!

Overdag trekkende ruige dwergvleermuizen op Schiermonnikoog

In augustus 2001 was Christophe Brochardvoor een vogelexcursie op Schiermonnik-

oog. Ongeveer halver-wege de middag stondhij op het Willemsduinaan de oostkant vanhet eiland toen er eengroep van ongeveervijftien vleermuizenopdook. De dierenkwamen aanvliegenvanaf de oostpunt vanhet eiland, draaideneen paar rondjes bij

het duin en vlogen daarna door in weste-lijke richting. Het is daarbij aannemelijkdat de dieren over zee het eiland hebbenbereikt. De vleermuizen konden door Chri-

stophe gedetermineerd worden alsdwergvleermuizen (Pipistrellus pipistrel-lus/nathusii). Gezien de tijd van het jaar ende locatie ging het zeer waarschijnlijk omruige dwergvleermuizen (P. nathusii). In denazomer vindt er bij deze soort een mas-sale trek plaats vanuit de zomergebiedenin Noord-, Midden- en Oost-Europa.naargematigde wintergebieden in westelijk Eu-ropa, waaronder Nederland.Ruige dwergvleermuizen kunnen in detrektijd in geheel Nederland worden aan-getroffen, maar de hoogste dichtheden zijnaanwezig in de westelijke helft van hetland. Er zijn aanwijzingen dat er bij de treklangs de kust stuwing plaatsvindt. Ruigedwergvleermuizen trekken ook over zee,getuige meerdere vondsten van de soort opbooreilanden op vele kilometers uit dekust. Daarnaast zijn er uit de nazomer vanbijvoorbeeld Falsterbo in de zuidpunt vanZweden avondwaarnemingen bekend van

groepen ruige dwergvleermuizen (tot en-kele honderden dieren), waarbij aangeno-men wordt dat het hierbij gaat om dierendie zich verzamelen voor de trek naar De-nemarken. Tenslotte heeft genetisch on-derzoek aangetoond dat ruigedwergvleermuizen vanaf het continentdoortrekken naar Groot-Brittannië. Dewaarneming op Schiermonnikoog past danook goed in het totaalbeeld dat momenteelbestaat van het trekgedrag van de soort.Wel is het uitzonderlijk dat de dieren over-dag zijn waargenomen. De ruige dwerg-vleermuizen van Schiermonnikoog latenzien dat het de moeite loont om komendenazomer alert te zijn op overdag doortrek-kende ruige dwergvleermuizen, met namein de kuststreek. Waarnemingen kunnenworden doorgegeven via de websites vanwww.telmee.nl of www.waarneming.nl.

Rob Koelman, Zoogdiervereniging

Waarnemingen Bijzondere waarnemingen van zoogdieren in Vlaanderen en Nederland.

Een onverwachte exotische ontmoeting

Sika-hert. Foto Norman Deans van Swelm

Op 5 december 2008 reed ik langs de binnenduinrand van de duinen van Goeree ter hoogte

van het natuurmonument de Kwade Hoek toen er plotseling een klein hert voor de auto

sprong. Aanvankelijk dacht ik te maken te hebben met een ree (Capreolus capreolus).

Norman Deans van Swelm

Ruige dwergvleermuis. Foto Rob Koelman

Page 31: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Egelcursusmiddag een succesIn het kader van het Jaar van de Egel or-ganiseerde de Zoogdierverening op za-terdag 9 mei in Utrecht een middag overegels. Deze middag was bedoeld voornatuurgidsen, cursusleiders, medewer-kers van natuureducatiecentra, bezoe-kerscentram, enzovoort. Zij konden zohun kennis over de egel en het Jaar vande Egel vergroten. Zodat ze op eigenwijze een activiteit kunnen gaan organi-seren tijdens het Egelweekend (hetderde weekend in september). De activi-teiten zullen op www.jaarvandeegel.nlaangekondigd worden. De 75 deelne-mers uit het hele land kregen een hoog-staand programma voorgeschoteld engingen enthousiast naar huis met eenmap met materiaal voor het organiserenvan activiteiten.

Eerste wisentkalfjes geborenin NederlandVoor het eerst sinds de herintroductiezijn in Nederland in het wild wisenten-kalfjes geboren in het Nationaal ParkZuid-Kennemerland. Het gaat om tweewisentkalfjes. Boswachters van PWNWaterleidingbedrijf Noord-Holland heb-ben de kalfjes op 26 mei waargenomen.De kalfjes, van verschillende koeien, zijnnaar schatting rond Hemelvaart gebo-ren.

Zoogdiervereniging schrapttoevoeging ‘VZZ‘De algemene ledenvergadering van deZoogdiervereniging heeft besloten dat detoevoeging VZZ die tot voorkort aan denaam was toegevoegd, geschrapt wordt.

Dit betekent dat we voortaan als ‘Zoog-diervereniging’ door het leven gaan. Eennieuwe huisstijl volgt.De letters ‘VZZ’ stonden voor Verenigingvoor Zoogdierkunde en Zoogdierbe-scherming en dat was dus eigenlijk dub-belop. Bovendien was het voor mensendie ons niet goed kennen een verwar-rende afkorting die vaak verkeerd werdovergenomen en meer deed denken aaneen verzekeringsmaatschappij dan aaneen vereniging die zich inzet voor onder-zoek naar en bescherming van in hetwild levende zoogdieren. Om het ieder-een wat makkelijker te maken is nu detoevoeging ‘VZZ’ uit de naam geschrapt.Daarmee komt de Zoogdiervereniging inhet rijtje van zusterorganisaties als Vo-gelbescherming en Vlinderstichting.De Zoogdiervereniging is in 1952 opge-richt als een platform voor iedereen metbelangstelling voor onderzoek naar enbescherming van zoogdieren. Lange tijdwerd de volledige naam gebruikt: Vereni-ging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbe-scherming. De laatste jaren (sindsdecember 2004) was dat al veranderd in‘Zoogdiervereniging VZZ’ en nu dus al-leen nog ‘Zoogdiervereniging’. Aan dekoers en inzet van de Zoogdierverenigingverandert trouwens niets.

Filmpjes op ZoogdierTVKijk op ZoogdierTV (op Youtube of op siteZoogdiervereniging) voor nieuwe filmpjesover ree-kalfje met moeder, egels in deopvang en rosse vleermuizen.

Exoten tellenNieuwe website www.exotentellen.nl is inmei van start gegaan. Exoten zijn soor-ten die door de mens bewust of onbe-wust Nederland zijn binnengebracht endie zich zelfstandig in de natuur handha-ven. De Zoogdiervereniging bracht onderandere de Pallas eekhoorn in.

Kort nieuws Nieuws van de Zoogdiervereniging (Nederland) en van de Zoogdierenwerkgroep en de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt (Vlaanderen).

NEDERLANDUit Lutra:

‘Wasbeerhond op de

voet volgen’

Onder andere vanwege de mogelijke versprei-ding van ziekten, is het actief in de gaten hou-den van de ontwikkeling van wasbeerhondenvan belang. Onderzoekers Marcella Oerlemansen Paul Koene komen tot deze conclusie in eenstudie gepubliceerd in het wetenschappelijketijdschrift Lutra van de Zoogdiervereniging.

De wasbeerhond (Nyctereutes procyonoides)komt van oorsprong uit China, Korea, delenvan Rusland en Japan. De soort is tussen 1929en 1955 geïntroduceerd in Europese delen vande voormalige Sovjet Unie (vanwege het bont).Daar vandaan heeft de wasbeerhond zich ver-spreid naar grote delen van West Europa,waaronder Duitsland en Frankrijk.

De wasbeerhond wordt sinds 1990 ook regel-matig in Nederland waargenomen, met namein het oosten van het land en in Limburg.Duitse ervaringen leren ons dat de populatiezeer snel kan groeien. De omstandigheden inNederland zijn gunstig voor deze omnivoor diemaïs en vruchten eet, maar ook kleine zoog-dieren, vissen, vogels en kikkers.

De onderzoekers verwachten geen voedsel-concurrentie tussen wasbeerhond, vos en das.Wel zouden ze een rol kunnen spelen in deverspreiding van ziekten, zoals rabiës (honds-dolheid), de vossenlintworm (die nu slechts ineen klein deel van Nederland voorkomt) en deTrichinella-parasiet. Hierdoor kan de aanwe-zigheid van de wasbeerhond in Nederland con-sequenties hebben voor wilde dieren,huisdieren, boerderijdieren, maar ook voormensen.

Geen reden tot paniek, maar wel aanleiding omde komst van wasbeerhonden naar Nederlandin de gaten te houden, zo concluderen de Wa-geningse onderzoekers. Dat gebeurt ook. HetRIVM en het Bureau Mulder Natuurlijk onder-zoeken bijvoorbeeld dode wasbeerhondenonder andere op parasieten.

Voor meldingen en meer achtergrond, kijk opde site van Jaap Mulder: www.mulder-natuur-lijk.nl.

Wisenten in het Kraansvlak met twee kalfjes. Foto PWN

Page 32: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Zoogdier 20-2 pagina 32

Zoogdierdatabank on-lineHet is zo ver. De Zoogdierdatabank is op-genomen in de Nationale Databank Floraen Fauna (NDFF). De Zoogdierdatabankbevatte waarnemingen van zoogdieren inNederland die de afgelopen decenniaverzameld zijn; voor sommige soortenteruggaand tot het jaar 1900. Hierondervallen bijvoorbeeld alle waarnemingendie in de periode 1970-1988 verzameldzijn voor de Atlas van de Nederlandsezoogdieren. In totaal gaat het om meerdan 500.000 waarnemingen (records).Die records zijn overigens niet individu-eel zichtbaar. Alle waarnemingen die ineen jaar binnen een gebied van 5 bij 5 ki-lometer zijn verricht worden samenge-nomen en als één stip op een kaartgetoond. De kaarten zijn te vinden opwww.telmee.nl, onder het kopje ‘Soort-informatie’. Daar kan de soortgroep, desoort en de periode (in jaren) ingesteldworden, waarna een kaart verschijntzoals deze van de haas

Egelmeldpunt van start Sinds april zijn de egels uit winterslaapontwaakt . Een goed moment voor deZooogdiervereniging om in het kader vanhet Jaar van de Egel een egelmeldpuntte openen. We hopen dat iedereen dieeen egel ziet, deze meldt. Zo ontstaateen goed beeld van de verspreiding vanegels anno 2009. Ziet u dit jaar dus eenegel rondsnuffelen in tuin of park, geefhet dan door aan de mensen van deZoogdiervereniging. Dat kan viawww.jaarvandeegel.nl (doorklikken opMELDPUNT). Ook waarnemingen vandode egels zijn, hoe triest ook, welkom.Alle plekken waar egels worden gezien,worden in kaart gebracht. Een vergelijk-baar onderzoek in Engeland leverde bij-voorbeeld de conclusie op dat in hetstedelijke gebied van Londen nauwelijksnog egels gezien worden. Naast de af-zonderlijke waarnemingen van egels dieworden verzameld via het meldpunt, zijner ook bijna honderd vrijwilligers lid ge-worden van het E-team. Deze forenzennoteren een jaar lang op hun woon-werkroute de dode egels die ze aantreffen.

Ook Brabant telt mee metZoogdieratlas.nlNa Overijssel en Drentje is het projectZoogdieratlas.nl ook in Noord-Brabantvan start gegaan. Alle in het wild levendezoogdieren worden in kaart gebracht enop internet gezet. Brabanders en bezoe-kers kunnen de zoogdieratlas een suc-ces maken door ogen en oren open tehouden en waarnemingen van zoogdie-ren door te geven. Zie www.zoogdierat-las.nl. De zoogdieratlas van Brabant iseen samenwerking van Provincie Noord-Brabant, Het Brabants Landschap,Landschapbeheer Brabant, Vleermuis-werkgroep Noord-Brabant en initiatief-nemer de Zoogdiervereniging.

Studiedag ZoogdiermonitoringDe Zoogdiervereniging en de Zoogdie-renwerkgroep van Natuurpunt organise-ren op 28 november een studiedag overhet monitoren van zoogdieren. Sprekersuit binnen- en buitenland presenteren deresultaten van verschillende techniekendie voor het tellen van zoogdieren wor-den gebruikt. Alle groepen komen aanbod, van vleermuizen tot roofdieren, vanwalvissen tot spitsmuizen. Ook aan exo-ten wordt aandacht besteed. De studie-dag vindt plaats in Antwerpen. Ledenontvangen nog een persoonlijke uitnodi-ging, maar noteer de datum alvast in uwagenda.

Wolven welkom in NederlandHet is eerder een kwestie van jaren danvan decennia wanneer de wolf in Neder-land terugkeert. Poolse wolven naderenvia Duitsland onze landsgrenzen. Waaren wanneer ze precies gaan komen enhoe ver ze het land in zullen trekken, isnog lang niet duidelijk. Maar wat deZoogdiervereniging betreft, wordt de wolfin Nederland met open armen ontvan-gen. Wat dit betreft valt er veel te lerenvan Duitsland. Daar loopt het project‘Welkom Wolf!’ van de Duitse Natuurbe-schermingsorganisatie NABU. Goedevoorlichting en het maken van gezamen-lijke wildbeheerplannen vergroot de ac-ceptatie van de wolf en laat zien datmensen en wolven prima kunnen sa-menleven. De Zoogdiervereniging bekijktop dit moment de mogelijkheden om

samen met andere organisaties en des-kundigen in Nederland een vergelijkbaarproject te starten.

Gezocht in de zomerOm te weten te komen hoe het gaat metde vleermuizen in Nederland start deZoogdiervereniging een nieuw monito-ring meetwerk voor vleermuizen in dezomer.Met een aantal vleermuissoorten gaathet niet goed in Nederland maar hoeontwikkelen de soorten zich over dejaren? Om dat te weten te komen moeter veel geteld worden op vaste plekken.En door vrijwilligers met verstand vanzaken want die moeten wel de verschil-lende vleermuissoorten kunnen herken-nen. Al enkele decennia verricht eenaantal vrijwilligers op eigen initiatief zol-dertellingen op diverse locaties, metname in Limburg. Helaas levert dit eenonvolledig beeld van de ontwikkelingenin aantallen van de grijze grootoor- en in-gekorven vleermuis en van de versprei-ding van alle vleermuissoorten opzolders. Veel soorten overwinteren opplaatsen die voor mensen onbereikbaarzijn. ’s Zomers zijn deze soorten welmakkelijk te vinden, namelijk op zolders.Daarom bouwt de Zoogdierverenigingsamen met deze en nieuwe vrijwilligersde tellingen uit tot een systematisch mo-nitoringproject voor vleermuizen op zol-ders.

Muizen voorspellen slechtboommarterjaarEen gerichte vangactie naar muizen opde Veluwezoom bij Arnhem door mede-werkers van de Zoogdiervereniging heeftduidelijk gemaakt dat er dit jaar weinigmuizen in het bos aanwezig zijn. In hetlaatste weekend van maart werden 360vallen in het bos geplaatst en drie dagenlang iedere ochtend en avond gecontro-leerd. In totaal werd slechts 3 keer eenmuis gevangen; een keer een bosmuisen twee keer dezelfde rosse woelmuis.Vorig jaar werd in een vergelijkbare van-gactie ruim 200 keer een muis gevangen. Dat in 2009 de muizenstand in het boszoveel lager is, heeft te maken met hetontbreken van zaden van eik en beuk af-gelopen herfst (belangrijk voedsel voor

Pallas eekhoorn. Foto Ard van Roij

Page 33: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

muizen). Het ontbreken van muizen zalwaarschijnlijk gevolgen hebben voor bos-soorten die voor een groot deel afhanke-lijk zijn van muizen als voedselbron, zoalsde boommarter en de bosuil.

Verbod op houden exotischeeekhoorns bepleit bij KamerDe Zoogdiervereniging heeft in een briefaan de Tweede Kamer en aan minsterVerburg gepleit voor een verbod op hethouden van grijze eekhoorns en Pallaseekhoorns in Nederland. De Zoogdierver-eniging wil twee dingen. Ten eerste dat ervoortaan gewerkt wordt met een zoge-naamde positieflijst van de Raad voorDieraangelegen- heden. Dat alleen die-ren die daarop staan gehouden mogenworden en alle andere dieren niet. De mi-nister heeft ondertussen al aangegevendat inderdaad te gaan doen. Ten tweedezouden van die lijst de grijze eekhoorn ende Pallas eekhoorn geschrapt moetenworden. Deze soorten die elders al bewe-zen hebben de inheemse eekhoorn tekunnen verdringen, zouden helemaal nietals huisdier gehouden mogen worden,wat de Zoogdiervereniging betreft. Als zeniet meer als huisdier verkocht en ge-houden mogen worden, kunnen ze ookniet in het wild terechtkomen. Op dit mo-ment is nog niet duidelijk wat de ministermet dit advies gaat doen.

Doe mee aan het Egelweekend!18,19 en 20 september is het Egelweek-end in het kade van het Jaar van de egel.Dan zijn er op allerlei plekken egel-activi-teiten (zoals open dagen van opvangcen-tra). Zie voor een overzicht: www.jaarvandeegel.nl. En dan wordt ookde grootste egeltelling ooit gehouden.

Geef juist dan door wanneer en waar uwlaatste egel-ontmoeting was op de cam-pagne-website. Meer informatie over hetEgelweekend volgt.

Meer kort nieuws vindt u op onze web-site www.zoogdiervereniging.nl.

G I F T E N E N D O N A T I E S

Zoogdier 20-2 pagina 33

Steun de zoogdieren met uw giftZonder kennis is geen effectieve bescherming van zoogdieren mogelijk.Daarom doet de Zoogdiervereniging onderzoek naar alle in Nederland in hetwild levende zoogdieren. Zij publiceert daarover, geeft adviezen en lobbiet vooreen betere bescherming. Daar gaat veel tijd in zitten. Zoogdieren laten zichniet gemakkelijk zien en beleidsmakers laten zich niet gemakkelijk ompraten.Gelukkig kan de Zoogdiervereniging steunen op een grote schare van actieveleden en vrijwilligers die veldwerk verrichten of opkomen voor de belangen vande zoogdieren. Maar extra hulp is altijd welkom.

Wilt u die extra hulp bieden, dan kan dat ook met een gift. De Zoogdiervereni-ging is erkend als een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Dat bete-kent dat de vereniging geen successierecht of schenkingsrecht over erfenissenen schenkingen hoeft te betalen. U, als schenker, heeft ook een voordeel: ukunt uw gift van de inkomsten- of vennootschapsbelasting aftrekken (uiter-aard binnen de daarvoor geldende regels). U kunt uw gift overmaken naar giro203737 ten name van Zoogdiervereniging en onder vermelding van ‘schenking’.U kunt ook, op een veilige manier, via onze website doneren.

Naast een eenmalige gift kunt u ook kiezen voor periodieke giften (een vastbedrag per jaar, gedurende vijf jaar) of erfstellingen. Beide moeten in een no-tariële akte worden vastgelegd. Neem hiervoor contact op met uw notaris ofmet de Notaristelefoon: 0900-3469393.

Red de eikelmuis met uw donatie!De eikelmuis is het zeldzaamste zoogdier vande Rode Lijst van bedreigde diersoorten. Mo-gelijk zijn er nog maar enkele tientallen in onsland. Hij staat op het punt uit ons land te ver-dwijnen. De laatste eikelmuizen zitten in hetSavelsbos en het Cannerbos. Onderzoek van deZoogdiervereniging in opdracht van de provin-cie Limburg en de Gegevensautoriteit Natuurheeft dat aangetoond. Helaas gaat het ook inde rest van Europa slecht met de eikelmuis.

De huidige situatie van de eikelmuis is vergelijkbaar met die van de hamster vanvijftien jaar geleden. Het is gelukt om de situatie van de hamster te verbeteren.Met de eikelmuis moet dat ook kunnen.De Zoogdiervereniging heeft bij de provincie Limburg subsidie aangevraagd vooreen onderzoek naar de oorzaken van de achteruitgang van de eikelmuis. Waaromgaat het zo slecht? Als de provincie de subsidieaanvraag goedkeurt, zal zij tochniet alle kosten subsidiëren. Twintig procent van het geld moet uit andere bron-nen komen. Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten zijn bereid om ieder ook eenbeperkt bedrag bij te dragen. Maar ook dan we komen nog steeds € 2.000,- tekort.Daarom doen we een beroep op u – de lezer van dit blad - voor een financiële bij-drage. Red de eikelmuis met uw donatie op giro 203737, ten name van Zoogdier-vereniging te Arnhem, onder vermelding van ‘Red de eikelmuis’. Elke euro iswelkom!Vergeet niet uw naam en (e-mail)adres bij uw gift te vermelden. Wij kunnen u danop de hoogte houden van de vorderingen van het onderzoek.

Egelmiddag 9 mei. Foto Dennis Wansink

Foto Dick Klees

Page 34: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

VlAANDEREN

Tweede editie van “ De kortstenacht van het Zoogdier”Voor het tweede jaar op rij nodigt deZoogdierenwerkgroep uit de regioVlaamse Ardennen plus (ZWG VA+) hetbrede publiek uit om kennis te komenmaken met zoogdieronderzoek. Op heterf van Daniel Termont aan de Boembe-kemolen te Michelbeke (Brakel) leer jemeer over zoogdieren in en om de boer-derij. Je kan meewandelen op een livetrap-transect in het natuurgebied Mid-denloop van de Zwalm. Vanaf de sche-mering word je ingewijd in het nachtelijkleven van vleermuizen op een wandelingmet de batdetector. Meer info ophttp://users.telenet.be/zoogdiervaplus.

Tientallen vrijwilligers zettenzich in voor behoud eikelmuisIn de verschillende provincies van Vlaan-deren wordt actief aan de beschermingvan “Zorro” gewerkt. Tientallen vrijwilli-gers plaatsten eikelmuisnestkasten en

interviewden de bevolking om de huidigeen historische verspreiding van dezeslaapmuis in kaart te brengen. Naaraanleiding van de aanplant van eenboomgaard en bij de overhandiging vaneen finaal rapport beloofde de deputévan Oost-Vlaanderen in elk geval zijnsteun aan de ZWG voor toekomstigeprojectwerking. Recent werd ook in deprovincie West-Vlaanderen een eikel-muisproject gestart. Rapporten kan jeinkijken op: www.natuurpunt.be/rappor-tenstudie. Verdere info over de alge-mene projectwerking op:www.zoogdierenwerkgroep.be/index.php?id=103

Dissectie Kleine zoogdierenOnder de vakkundige leiding van mede-werkers van het Instituut voor Natuur-en Bosonderzoek (INBO) te Geraards-bergen kregen leden van de ZWG “in-zicht” in de inwendige anatomie van dedas, het ree en de steenmarter. Een fijn-gesmaakte uitleg over het post-mortemen parasitologisch onderzoek overtuigdede aanwezigen van het nut van weten-schappelijk onderzoek en de verwezelij-kingen aan het INBO op zoogdierkundigvlak. Een gedetailleerd verslag en meerfoto’s kan je zien op http://users.tele-net.be/zoogdiervaplus/Activiteiten/Acti-viteiten.html#.

Gedrag grootoorvleermuis gefilmdTijdens een inventarisatie in het Natuur-reservaat het Burreken liet een groot-oorvleermuis zich wel heel graagfilmen. Het filmpje is te bekijken via dewebstek van de ZWG VA+:http://users.telenet.be/zoogdiervaplus/Activiteiten/Burreken.html.

JNM Vlaanderen: jong en actiefOp het jaarlijkse Natuurstudiecongresvan de Belgische JNM (Jeugdbond voorNatuur en Milieu) was ook onze Zoog-dierenwerkgroep aanwezig. Een heleweek werden sessies en excursies ge-organiseerd over uiteenlopende natuur-onderwer- pen. En natuurlijk mochtenzoogdieren niet ontbreken. Naast de tra-ditionele vleermuizen- en muizenexcur-sies was er ook een voordracht overzeezoogdieren en een zeehondentocht.Speciaal voor de nieuwe leden was er

een basiscursus. Zo werden in maartweer een reeks enthousiastelingen in-gewijd in de wondere wereld van vleer-muizen, batdetectors, muizen entriptraps... Wil je graag mee op zoog-dierkamp of kennismaken tijdens eenArdennen-weekend voor zoogers: meerinfo vind je op www.jnm.be of via eenmailtje naar [email protected]

Presentatie van het rapport Eikelmuis.

Zoogdier 20-2 pagina 34

Zeehondentocht van het JNM. Foto JNM.

Dissectie bij het INBO

Page 35: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Zoogdier 19-1 pagina 35

28 juli - 6 augustus Zomerkamp Serra da Estrela (Portugal)De Veldwerkgroep van de Zoogdiervereniging houdt haar zomer-kamp dit jaar in Portugal. Meer informatie bij Eric Thomassen,[email protected]

4 t/m 6 september VeldspitsmuizenweekendVeldwerkgroep van de Zoogdiervereniging gaat de verspreidingvan de veldspitsmuis in Oost-Nederland in kaart brengen. Ditgebeurt met behulp van inloopvallen. Kosten: 25 Euro. Opgevenbij Paul van Oostveen ([email protected])

18,19,20 september 2009 DOE MEE AANHET EGELWEEKEND met veel activiteitenen de grootste egeltelling ooit in Neder-land gehouden. De Zoogdiervereniginghoudt u op de hoogte via de website:www.jaarvandeegel.nl Speciaal voor het egelweekend komtHugh Warwick naar Nederland (en Ant-werpen). Informatie over zijn lezingenvindt u ook op de website van het Jaar vande Egel.

26 -27 september 2009 Ardennenweekend Natuurpunt ZWGDe Zoogdierenwerkgroep van Natuurpunt organiseert een zoog-dierenweekend in de Ardennen.

15 - 29 oktober 2009 Cursus ‘Vleermuizen en planologie’Deze succesrijke cursus van de Zoogdiervereniging is vernieuwden wordt nu in samenwerking met de Dienst Landelijk Gebiedgegeven. Locatie: Arnhem. Aanmelden [email protected]

16 - 18 oktober 2009 Muizen op de eilanden van het VeerseMeerDe Veldwerkgroep en de Zoogdierwerkgroep Zeeland gaan opzoek naar muizen op de eilandjes in het Veerse Meer. Aanmeldenbij Jan Piet Bekker, [email protected]

28 november 2009 Studiedag Zoogdieronderzoek in Nederlanden VlaanderenDe Zoogdiervereniging en de Zoogdierenwerkgroep van Natuur-punt organiseren een symposium over het monitoren van zoog-dieren. Locatie: Antwerpen.

Alle cursussen die door de Zoogdierenwerkgroep van Natuur-punt worden georganiseerd, kan je vinden ophttp://www.zoogdierenwerkgroep.be/index.php?id=59

* Opgave voor activiteiten van de ZoogdierverenigingOpgave voor deelname aan activiteiten van de Zoogdiervereni-ging en haar werkgroepen is noodzakelijk en kan per telefoon(026-3705318) of per mail ([email protected]).

Ga voor actuele informatie naar onze websites:www.zoogdiervereniging.nl en: www.zoogdierenwerkgroep.be

Agenda & adressenNEDERLANDZoogdierverenigingOude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, Nederland026-3705318 026-3704038 (fax)[email protected] www.vzz.nl

Veldwerkgroep NederlandEric Thomassen, Middelstegracht 28, 2312 TX Leiden, 071-5127761, [email protected]

Materiaaldepot VeldwerkgroepJan Alewijn Dijkhuizen, [email protected]

Vleermuiswerkgroep NederlandAnne-Jifke Haarsma, p/a Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, 023-5472583, vleermuiswerkgroepnederland@zoogdiervereniging.nlwww.vleermuis.net

Werkgroep ZoogdierbeschermingMarijke Drees, Steenhouwerskade 80, 9718 DH Groningen, 050-5274525, [email protected]

Werkgroep Boommarter NederlandBen van den Horn, Celsiusstraat 4, 3817 XG Amersfoort, 033-4625970, [email protected]

Werkgroep ZeezoogdierenJan-Willem Broekema, Brikkenwal 20, 2317 GT Leiden, [email protected]

Werkgroep Kleine marterachtigenTim Hofmeester, p/a Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, [email protected]

BeverwerkgroepGerrit Kolenbrander, Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, 026-3705318, [email protected]

Zoogdierwerkgroep ZeelandNanning-Jan Honingh, Schoondijkse dijk 35, 4438 AE Driewegen, 0113-403259,[email protected]

Zoogdierwerkgroep OverijsselAnnelies van der Blij, p/a Natuur & Milieu Overijssel, Stationsweg 3, 8011 CZ Zwolle, 038-4250979, [email protected]

Redactie wetenschappelijk tijdschrift LUTRAp/a Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, 026-3705318, lutra@ zoogdiervereniging.nl

VLAANDERENNatuurpunt

Natuurpunt StudieGoedele Verbeylen, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen, 0476-590392, [email protected]

Natuurpunt ZoogdierenwerkgroepPaul Van Daele, Rekkemstraat 144, 9700 Volkegem, 0494-401777, [email protected], www.zoogdierenwerkgroep.beNaast de overkoepelende Vlaamse Zoogdierenwerkgroep zijn plaatselijk ook heel wat lokale en regionale zoogdieren- en natuurstudiewerkgroepen actief rond zoogdieren. Hun contactgegevens vind je op de website.

Natuurpunt VleermuizenwerkgroepAlex Lefevre, Klissenhoek 85, 2290 Vorselaar, 014-516201, [email protected], www.natuurpunt.be

JNM ZoogdierenwerkgroepDaan Dekeukeleire, Polderdreef 37, 9840 De Pinte, 0474-488979, [email protected], www.jnm.be

Page 36: JAARGANG 20 • NUMMER 2 • ZOMER 2009 OOGDIER · Zoogdier 20-2 pagina 3 In Nederland werd al in de jaren zeventig van de vorige eeuw serieus gesproken over mogelijkheden voor herintroductie

Fris groen Dit is een van de eerste foto’s, waarbij het mij gelukt is een ree van nabij te fotograferen. Het is eensensationeel gevoel om het ree in de ogen te kunnen kijken en haar gedrag van nabij te zien. De ree heeft nog geenvoltooide zomervacht. De donkere kleur overheerst. In de zomer heeft zij een roodbruine vacht. Ik fotografeer vanuiteen schuiltentje. De opname is gemaakt nabij landgoed de Vossenberg in Drenthe op het terrein van een particulier.In het voorjaar eten de reeën het eerste frisse groen op het veld. Bij onraad vluchten ze de bosrand in. Ik heb jaren-lang in Arnhem gewoond. In Arnhem en omgeving heb ik mooie opnamen van edelherten gemaakt. Ik moet zeggen,de reeën in Drenthe zien er beter uit dan daar. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het voedselaanbod. De omge-ving van Arnhem, zoals op de heide op Terlet, is schraal. Drenthe is wat natter en er is meer weide en landbouw-grond in de omgeving, dat vaak naadloos in het bos overgaat. Lekker mals groen!

Het moment van...In deze rubriek presenteren fotografen hun meest geliefde foto en het bijbehorende verhaal. Uw inzending is welkom. Stuur deze naar [email protected] of per post naar deredactie op Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem

Ronald Jansen