JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het...

36
JAARGANG 21 NUMMER 4 WINTER 2010 OOGDIER Z 20 jaar tijdschrift ZOOGDIER

Transcript of JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het...

Page 1: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010

OOGDIERZ

20 jaar tijdschrift ZOOGDIER

Page 2: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 3

Aanvankelijk was de Zoogdiervereniging,die toen nog VZZ heette, vooral een clubvan zoogdierkundigen. Men deed onder-zoek en vertelde daarover op de weten-schappelijke vergaderingen en soms werder een artikel voor Lutra geschreven. In dejaren tachtig ontstond daarin een kente-ring. Het was sommige bestuursleden eendoorn in het oog dat er geen binding wasmet het beschermen van zoogdieren enmet de niet wetenschappelijk geschoolde“amateurs”. Temeer omdat er een kaperop de kust verscheen. In navolging van hetsucces van het op amateurs gerichte vo-geltijdschrift “Het Vogeljaar” was dehoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken,buiten de vereniging om, in 1982 het zoog-diertijdschrift “Huid en haar” begonnen.De oprichting van dit tijdschrift was medegestoeld op onvrede met het beleid binnende VZZ en het puur wetenschappelijke ka-rakter van Lutra. Een heikel punt was dat

het bestuur zich in die tijd niet openlijktegen de plezierjacht wilde uitspreken.Soorten als wezel, hermelijn en bunzingmochten nog worden bejaagd. Iets wat nuonvoorstelbaar zou zijn.

Huid en haar Kortom: eind jaren tach-tig gistte het binnen de vereniging en hetwas duidelijk dat het roer om moest. Datgebeurde, heel opmerkelijk, zelfs zonderruzie. Er had zich een verjonging van hetledenbestand voorgedaan en de verenigingzat weer vol leven: de wetenschappelijkevergaderingen werden druk bezocht, menkende elkaar, men discussieerde en bo-venal was men ervan overtuigd dat er din-gen moesten veranderen. Er kwamenjongeren in het bestuur, de beschermingvan de Europese zoogdieren werd totspeerpunt verheven en het idee van de Be-nelux-vereniging (dat in de praktijk nietsvoorstelde) werd verlaten. Al die verande-

ringen moesten tot uitdrukking gaankomen in een populair tijdschrift naastLutra. Huid en haar diende daarvoor bin-nen de vereniging te worden binnenge-haald en te worden ‘omgebouwd’ tot eennieuw verenigingstijdschrift naast Lutra.Daarvoor waren er zeker kansen, wanteind jaren tachtig was Huid & haar gaankwakkelen. Er was gebrek aan kopij, waar-door het onregelmatig verscheen, terwijlde kwaliteit van de artikelen bedroevendkon zijn. Bovendien was de opmaak nogalmuf. Samenwerking tussen de StichtingHuid en haar en de VZZ kon dat verbete-ren. Binnen het bestuur werd ik aangewezenom het nieuwe tijdschrift op poten te zet-ten. Bij die keuze speelden mijn ervaringals hoofdredacteur van het tijdschriftArgus (het donateursblad van de StichtingKritisch Faunabeheer, tegenwoordig Fau-nabescherming) een rol. Bovendien dacht

ZOOGDIER is het populair-wetenschappelijkekwartaaltijdschrift van deZoogdiervereniging (Nederland) en de Zoog-dierenwerkgroep en de Vleermuizenwerk-groep van Natuurpunt (Vlaanderen).

Op de voorpagina: 20 jaargangen Zoogdier opeen rijtje

Aanwijzingen voor auteurs-Conceptartikelen en andere kopij sturennaar:[email protected] voor insturen artikelen zijn: 1 juli, 1 oktober, 1 januari, 1 april.-De redactie kan hulp bieden bij het schrijven van artikelen.-De redactie behoudt zich het recht voor arti-kelen te redigeren of te weigeren.-Nadere aanwijzingen voor auteurs zijn op tevragen bij de redactie.

Lidmaatschap Zoogdiervereniging en abonne-ment Natuurpunt Lidmaatschap van de Zoog-diervereniging met alleen de ontvangst vanZoogdier kost 25 euro per jaar. Lidmaatschapmet daarnaast het wetenschappelijke tijd-schrift Lutra kost 37 euro per jaar. Overmakenop ING 203737 of voor België op rekening 000-1486269-35, onder vermelding van het ge-wenste lidmaatschap. Opzeggen: uitsluitendschriftelijk, vóór 1 december bij het Bureauvan de Zoogdiervereniging.Leden van Natuurpunt kunnen zich op Zoog-dier abonneren door 12,50 euro over te makenop 000-1486269-35 onder vermelding van“Zoogdier” en hun lidnummer. Hiermee wor-den ze lid van de Natuurpunt Zoogdierenwerk-groep Vlaanderen en krijgen ze een aantalvoordelen, zoals korting op activiteiten.

ISSN 0925-1006

Disclaimer De artikelen in Zoogdier geven nietnoodzakelijkerwijs de mening van de Zoog-diervereniging of van Natuurpunt weer maarzijn voor rekening van de auteurs.

Redactieadres Redactie Zoogdier, Postbus6531, 6503 GA Nijmegen, 024-7410500, [email protected]

Redactie Aaldrik Pot, Froukje Rienks, Marije Siemensma, Jos Teeuwisse (hoofdre-dacteur), Bob Vandendriessche, Goedele Verbeylen, Stefan Vreugdenhil, Joke Winkelman

Eindredactie Eric van Kaathoven

Medewerkers Dirk Criel, Steve Geelhoed, Dick Klees, Rob Koelman, Jeroen Mos, Rollin Verlinde, www.vildaphoto.net

Eindcorrectie Jolanda van der Toorn-Hoeksma

Vormgeving BARD87, ’s-Graveland

Losse nummers Zoogdier Losse nummerskosten 7 euro (inclusief porto) en zijn te be-stellen via het redactieadres o.v.v. jaargang ennummer.

Inhoud

Lutra, voor wie meer diepgang wilNaast Zoogdier geeft de Zoogdiervereniging het wetenschappelijke tijd-schrift Lutra uit. De artikelen in Lutra gaan wat dieper in op de materie en

worden door deskundigen eerst aan een kritische blik on-derworpen voordat ze gepubliceerd worden. De artikelen inLutra behandelen alle aspecten van de zoogdierkunde en-bescherming in Europa en soms ook daar buiten, maarde nadruk ligt op artikelen over ecologie, biogeografie,gedrag en morfologie. De meeste artikelen zijn ge-schreven in het Engels met een Nederlandse samen-vatting. Het omgekeerde, Nederlandstalige artikelenmet een Engelse samenvatting, komt ook voor.Iedereen kan artikelen voor Lutra aanleveren en deredactie is in hoge mate bereid beginnende weten-schappers, zowel beroeps als amateurs, bij het

schrijven te helpen.

Lutra verschijnt tweemaal per jaar.

Een los abonnement op Lutra kost € 22,- per jaar. Leden van de Zoogdiervereniging krijgen korting. Zij betalen maar € 12,- per jaar.

Aanmelden voor een abonnement kan bij het redactieadres van de Zoogdiervereniging (zie colofon hiernaast).

3 De geboorte van Zoogdier

5 Winnaars fotowedstrijd

7 De otter komt naar je toe deze winter

11 Aandacht voor wild zwijn

14 Kansenkaart ‘Wilde zwijnen in Nederland’

16 De winnaar verliest

19 Vleermuizen in de sauna

22 Zoogdieratlas.nl

25 Interview met Peter Reijnders

28 Hyperlink

30 Waarnemingen

32 Kort nieuws

35 Agenda & adressen

36 Het moment van.... Geurt Besselink

Twintig jaar Zoogdier: 1990-2010

Zoogdier bestaat twintig jaar! De eerste hoofdredacteur, Reinier Akkermans, legde twintig jaargangen

Zoogdier op een rij en blikt terug. Hoe is het allemaal begonnen?

Reinier Akkermans

De geboorte van Zoogdier

Redactievergadering van tijdschrift ‘Zoogdier’. Foto Zoogdiervereniging.

Page 3: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 3

Aanvankelijk was de Zoogdiervereniging,die toen nog VZZ heette, vooral een clubvan zoogdierkundigen. Men deed onder-zoek en vertelde daarover op de weten-schappelijke vergaderingen en soms werder een artikel voor Lutra geschreven. In dejaren tachtig ontstond daarin een kente-ring. Het was sommige bestuursleden eendoorn in het oog dat er geen binding wasmet het beschermen van zoogdieren enmet de niet wetenschappelijk geschoolde“amateurs”. Temeer omdat er een kaperop de kust verscheen. In navolging van hetsucces van het op amateurs gerichte vo-geltijdschrift “Het Vogeljaar” was dehoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken,buiten de vereniging om, in 1982 het zoog-diertijdschrift “Huid en haar” begonnen.De oprichting van dit tijdschrift was medegestoeld op onvrede met het beleid binnende VZZ en het puur wetenschappelijke ka-rakter van Lutra. Een heikel punt was dat

het bestuur zich in die tijd niet openlijktegen de plezierjacht wilde uitspreken.Soorten als wezel, hermelijn en bunzingmochten nog worden bejaagd. Iets wat nuonvoorstelbaar zou zijn.

Huid en haar Kortom: eind jaren tach-tig gistte het binnen de vereniging en hetwas duidelijk dat het roer om moest. Datgebeurde, heel opmerkelijk, zelfs zonderruzie. Er had zich een verjonging van hetledenbestand voorgedaan en de verenigingzat weer vol leven: de wetenschappelijkevergaderingen werden druk bezocht, menkende elkaar, men discussieerde en bo-venal was men ervan overtuigd dat er din-gen moesten veranderen. Er kwamenjongeren in het bestuur, de beschermingvan de Europese zoogdieren werd totspeerpunt verheven en het idee van de Be-nelux-vereniging (dat in de praktijk nietsvoorstelde) werd verlaten. Al die verande-

ringen moesten tot uitdrukking gaankomen in een populair tijdschrift naastLutra. Huid en haar diende daarvoor bin-nen de vereniging te worden binnenge-haald en te worden ‘omgebouwd’ tot eennieuw verenigingstijdschrift naast Lutra.Daarvoor waren er zeker kansen, wanteind jaren tachtig was Huid & haar gaankwakkelen. Er was gebrek aan kopij, waar-door het onregelmatig verscheen, terwijlde kwaliteit van de artikelen bedroevendkon zijn. Bovendien was de opmaak nogalmuf. Samenwerking tussen de StichtingHuid en haar en de VZZ kon dat verbete-ren. Binnen het bestuur werd ik aangewezenom het nieuwe tijdschrift op poten te zet-ten. Bij die keuze speelden mijn ervaringals hoofdredacteur van het tijdschriftArgus (het donateursblad van de StichtingKritisch Faunabeheer, tegenwoordig Fau-nabescherming) een rol. Bovendien dacht

ZOOGDIER is het populair-wetenschappelijkekwartaaltijdschrift van deZoogdiervereniging (Nederland) en de Zoog-dierenwerkgroep en de Vleermuizenwerk-groep van Natuurpunt (Vlaanderen).

Op de voorpagina: 20 jaargangen Zoogdier opeen rijtje

Aanwijzingen voor auteurs-Conceptartikelen en andere kopij sturennaar:[email protected] voor insturen artikelen zijn: 1 juli, 1 oktober, 1 januari, 1 april.-De redactie kan hulp bieden bij het schrijven van artikelen.-De redactie behoudt zich het recht voor arti-kelen te redigeren of te weigeren.-Nadere aanwijzingen voor auteurs zijn op tevragen bij de redactie.

Lidmaatschap Zoogdiervereniging en abonne-ment Natuurpunt Lidmaatschap van de Zoog-diervereniging met alleen de ontvangst vanZoogdier kost 25 euro per jaar. Lidmaatschapmet daarnaast het wetenschappelijke tijd-schrift Lutra kost 37 euro per jaar. Overmakenop ING 203737 of voor België op rekening 000-1486269-35, onder vermelding van het ge-wenste lidmaatschap. Opzeggen: uitsluitendschriftelijk, vóór 1 december bij het Bureauvan de Zoogdiervereniging.Leden van Natuurpunt kunnen zich op Zoog-dier abonneren door 12,50 euro over te makenop 000-1486269-35 onder vermelding van“Zoogdier” en hun lidnummer. Hiermee wor-den ze lid van de Natuurpunt Zoogdierenwerk-groep Vlaanderen en krijgen ze een aantalvoordelen, zoals korting op activiteiten.

ISSN 0925-1006

Disclaimer De artikelen in Zoogdier geven nietnoodzakelijkerwijs de mening van de Zoog-diervereniging of van Natuurpunt weer maarzijn voor rekening van de auteurs.

Redactieadres Redactie Zoogdier, Postbus6531, 6503 GA Nijmegen, 024-7410500, [email protected]

Redactie Aaldrik Pot, Froukje Rienks, Marije Siemensma, Jos Teeuwisse (hoofdre-dacteur), Bob Vandendriessche, Goedele Verbeylen, Stefan Vreugdenhil, Joke Winkelman

Eindredactie Eric van Kaathoven

Medewerkers Dirk Criel, Steve Geelhoed, Dick Klees, Rob Koelman, Jeroen Mos, Rollin Verlinde, www.vildaphoto.net

Eindcorrectie Jolanda van der Toorn-Hoeksma

Vormgeving BARD87, ’s-Graveland

Losse nummers Zoogdier Losse nummerskosten 7 euro (inclusief porto) en zijn te be-stellen via het redactieadres o.v.v. jaargang ennummer.

Inhoud

Lutra, voor wie meer diepgang wilNaast Zoogdier geeft de Zoogdiervereniging het wetenschappelijke tijd-schrift Lutra uit. De artikelen in Lutra gaan wat dieper in op de materie en

worden door deskundigen eerst aan een kritische blik on-derworpen voordat ze gepubliceerd worden. De artikelen inLutra behandelen alle aspecten van de zoogdierkunde en-bescherming in Europa en soms ook daar buiten, maarde nadruk ligt op artikelen over ecologie, biogeografie,gedrag en morfologie. De meeste artikelen zijn ge-schreven in het Engels met een Nederlandse samen-vatting. Het omgekeerde, Nederlandstalige artikelenmet een Engelse samenvatting, komt ook voor.Iedereen kan artikelen voor Lutra aanleveren en deredactie is in hoge mate bereid beginnende weten-schappers, zowel beroeps als amateurs, bij het

schrijven te helpen.

Lutra verschijnt tweemaal per jaar.

Een los abonnement op Lutra kost € 22,- per jaar. Leden van de Zoogdiervereniging krijgen korting. Zij betalen maar € 12,- per jaar.

Aanmelden voor een abonnement kan bij het redactieadres van de Zoogdiervereniging (zie colofon hiernaast).

3 De geboorte van Zoogdier

5 Winnaars fotowedstrijd

7 De otter komt naar je toe deze winter

11 Aandacht voor wild zwijn

14 Kansenkaart ‘Wilde zwijnen in Nederland’

16 De winnaar verliest

19 Vleermuizen in de sauna

22 Zoogdieratlas.nl

25 Interview met Peter Reijnders

28 Hyperlink

30 Waarnemingen

32 Kort nieuws

35 Agenda & adressen

36 Het moment van.... Geurt Besselink

Twintig jaar Zoogdier: 1990-2010

Zoogdier bestaat twintig jaar! De eerste hoofdredacteur, Reinier Akkermans, legde twintig jaargangen

Zoogdier op een rij en blikt terug. Hoe is het allemaal begonnen?

Reinier Akkermans

De geboorte van Zoogdier

Redactievergadering van tijdschrift ‘Zoogdier’. Foto Zoogdiervereniging.

Page 4: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

men dat iemand die afkomstig was uit deanti-jachtwereld wel voor beschermingmoest staan. Een tijdschrift maken kun jeniet alleen. Mijn companen uit de Argus-tijd waren bereid weer mee te werken. Zokwamen fotoredacteur Pieter Elbers envormgever Walter Lentjes bij het project.

Vlaanderen De VZZ was in die tijd kleinen armlastig, en subsidies schaars, zodatde ambities uit eigen middelen moestenworden bekostigd. Samenwerking metderden was daarom nodig en die werd ge-vonden in de Vlaamse Nationale Cam-pagne Bescherming Roofdieren (NCBR).Dit was een kleine actieclub die zich onderleiding van Dirk Criel richtte op de be-scherming van roofdieren in Vlaanderen.Deze samenwerking had diverse voorde-len: gegarandeerd polariserende stand-punten, een groter lezerspubliek en eengoede bron voor aardige artikelen, want inVlaanderen werd in die tijd veel leuk zoog-dieronderzoek gedaan.Het eerste gezamenlijke nummer was alvrijwel gereed, inclusief de geheel ver-nieuwde opmaak, maar in het oude Huiden haar formaat, toen de samenwerking

met Huid en haar alsnog ontplofte. Helaasbleven de meningsverschillen tussen departijen onoverbrugbaar. De samenwer-king strandde in discussies over opmaak,formaat, en druk. De VZZ besloot alleenverder te gaan en Huid en haar stierf en-kele jaren later een zachte dood. Na debreuk met Huid en haar is een anderedrukker gezocht en verscheen korte tijdlater de eerste Zoogdier, uitgebracht doorVZZ en NCBR. Het formaat wijzigen gingniet meer en dit bleef gelijk aan Huid enhaar.

Zwart-wit De nummers verschenen inzwart-wit, want voor kleur was geen geld.De naam werd Zoogdier. Het moest eenVlaams-Nederlands tijdschrift worden methet zwaartepunt op populair wetenschap-pelijke artikelen en een accent op zoog-dierbescherming. Om dat te benadrukkenwas het woord zoogdierbescherming in desubtitel naar voren gehaald, want in denaam VZZ staat de tweede Z voor zoog-dierbescherming. Het eerste jaar versche-nen vier nummers, maar er was er nieteen op tijd.Vanaf het eerste nummer in 1990 tot 2003

verscheen Zoogdier vrijwel ongewijzigd. Erveranderde weinig aan inhoud, formule enverschijning. Afwisselend stonden erVlaamse en Nederlandse artikelen in, metop de achterpagina een column van mijnhand waarin de zoogdierwereld werd ge-hekeld. Zelf ben ik in 1993 als hoofdredac-teur vertrokken, vanwege te weinig tijddoor de komst van een tweeling. Jaap Mul-der nam het stokje over, na hem MarijkeDrees, en zij werd weer opgevolgd doorMarius den Boer. Dennis Wansink waslange tijd redactieassistent. De gewone re-dacteuren kwamen en gingen. Een dingbleef: Zoogdier kwam nooit op tijd uit. Welvoerde Marius in 2004 de kleurendruk eneen iets breder formaat in, maar deson-danks begon Zoogdier sleets te worden. Erstond nog maar zelden iets leuks in hetblad, langzaam liep het leeg. Het zag erwel mooi uit, maar de schwung was eruit.De statische beelden op de achterpaginabenadrukten dat. Ook de samenwerkingmet Vlaanderen was verwaterd. De NCBR,inmiddels opgedoekt, was vervangen dooreen losse verhouding met het VlaamseNatuurpunt. Uiteindelijk verdween ookMarius. Redding was nodig en die werdvanaf 2008 gevonden in een intensieve sa-menwerking met Natuurpunt. Het Vlaams-Nederlandse karakter werd weer sterk enhet formaat vergroot.

Anno nu Nu ziet Zoogdier er super uiten verschijnt op tijd. Maar is het huidigeZoogdier nog te vergelijken met de eersteopzet? Destijds schreven de onderzoekersonder de leden de artikelen in het blad. Te-genwoordig is er een verschuiving gaandenaar medewerkers van de Zoogdiervereni-ging en Natuurpunt die onderzoek doen endaarover schrijven. Dit laatste is ongetwij-feld een gevolg van de verandering die bin-nen vrijwel alle veldorganisaties inNederland en Vlaanderen heeft plaatsge-vonden: van een door de leden zelf ge-runde vereniging naar een medewerkers-organisatie met leden. Is Zoogdier daardoor minder leuk gewor-den? Misschien een beetje te populistisch,maar is dat niet de gekleurde mening vaneen ex-hoofdredacteur? Wat echt belang-rijk is: Zoogdier bestaat na 20 jaar nogsteeds, is jong en is met de tijd mee ge-evolueerd. Daar ben ik als medeoprichterbest trots op.

Reinier Akkermans, de eerste hoofdredacteur van [email protected]

Zoogdier 21-4 pagina 4

EN DE WINNAAR IS...

De eerste cover van het tijdschrift Huid en haar uit 1982

De jury bestond uit natuurfotograafPaul van Hoof, bestuurslid van de Zoog-diervereniging, Hans Bekker en eindre-dacteur van Zoogdier, Eric vanKaathoven. De jury heeft bij de beoor-deling gekeken naar de kwaliteit van defoto’s maar ook naar het bijzondere vanhet gefotografeerde. In het algemeenwas zij zeer tevreden over de hoeveel-heid en kwaliteit van de ingezonden fo-to’s: ‘Het was dan ook best lastig omeen winnaar te selecteren.’ Uiteindelijkis zij gekomen tot de hier geplaatste toptien

Het tijdschrift Zoogdier bestaat twintig jaar en dat vieren we met een fotowedstrijd in samenwerkingmet Zoogdieratlas.nl. In de afgelopen twee nummers van Zoogdier stond de oproep om zoogdierfoto’sin te sturen. En dat is door veel mensen gedaan. Er werden honderden foto’s ingestuurd. En daarna konde jury aan de slag…

Wild zwijn met roodborstje in sneeuwErnst DirksenPrachtige interactie tussen dieren inde winter. Het robuuste zwijn kijktnaar het kleine roodborstje terwijl hetroodborstje profiteert van het zwijndoordat deze de sneeuw wegwroet.De foto is mooi ingekaderd en straaltde winterse sfeer goed uit, mede doorde sneeuw op de vacht van het zwijn.

Haas springt over slootSusanne KuijpersMooi moment vol actie. In de rammeltijd zijnhazen heel actief en rennen in hoog tempo ach-ter elkaar aan. Sloten worden daarbij moeite-loos overgestoken. Het is echter niet makkelijkdit moment in volle vlucht vast te leggen.

Verzameling vleermuizenTeddy DolstraHet beeld heeft een goede compositie. De ene vleermuis diescherp is trekt tevens de aandacht doordat deze de kijkeraanlijkt. Het is een verborgen wereld die weinig mensen tezien krijgen. Er zijn in Nderland sowieso weinig soorten diein dergelijke groepen voorkomen.

Page 5: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

men dat iemand die afkomstig was uit deanti-jachtwereld wel voor beschermingmoest staan. Een tijdschrift maken kun jeniet alleen. Mijn companen uit de Argus-tijd waren bereid weer mee te werken. Zokwamen fotoredacteur Pieter Elbers envormgever Walter Lentjes bij het project.

Vlaanderen De VZZ was in die tijd kleinen armlastig, en subsidies schaars, zodatde ambities uit eigen middelen moestenworden bekostigd. Samenwerking metderden was daarom nodig en die werd ge-vonden in de Vlaamse Nationale Cam-pagne Bescherming Roofdieren (NCBR).Dit was een kleine actieclub die zich onderleiding van Dirk Criel richtte op de be-scherming van roofdieren in Vlaanderen.Deze samenwerking had diverse voorde-len: gegarandeerd polariserende stand-punten, een groter lezerspubliek en eengoede bron voor aardige artikelen, want inVlaanderen werd in die tijd veel leuk zoog-dieronderzoek gedaan.Het eerste gezamenlijke nummer was alvrijwel gereed, inclusief de geheel ver-nieuwde opmaak, maar in het oude Huiden haar formaat, toen de samenwerking

met Huid en haar alsnog ontplofte. Helaasbleven de meningsverschillen tussen departijen onoverbrugbaar. De samenwer-king strandde in discussies over opmaak,formaat, en druk. De VZZ besloot alleenverder te gaan en Huid en haar stierf en-kele jaren later een zachte dood. Na debreuk met Huid en haar is een anderedrukker gezocht en verscheen korte tijdlater de eerste Zoogdier, uitgebracht doorVZZ en NCBR. Het formaat wijzigen gingniet meer en dit bleef gelijk aan Huid enhaar.

Zwart-wit De nummers verschenen inzwart-wit, want voor kleur was geen geld.De naam werd Zoogdier. Het moest eenVlaams-Nederlands tijdschrift worden methet zwaartepunt op populair wetenschap-pelijke artikelen en een accent op zoog-dierbescherming. Om dat te benadrukkenwas het woord zoogdierbescherming in desubtitel naar voren gehaald, want in denaam VZZ staat de tweede Z voor zoog-dierbescherming. Het eerste jaar versche-nen vier nummers, maar er was er nieteen op tijd.Vanaf het eerste nummer in 1990 tot 2003

verscheen Zoogdier vrijwel ongewijzigd. Erveranderde weinig aan inhoud, formule enverschijning. Afwisselend stonden erVlaamse en Nederlandse artikelen in, metop de achterpagina een column van mijnhand waarin de zoogdierwereld werd ge-hekeld. Zelf ben ik in 1993 als hoofdredac-teur vertrokken, vanwege te weinig tijddoor de komst van een tweeling. Jaap Mul-der nam het stokje over, na hem MarijkeDrees, en zij werd weer opgevolgd doorMarius den Boer. Dennis Wansink waslange tijd redactieassistent. De gewone re-dacteuren kwamen en gingen. Een dingbleef: Zoogdier kwam nooit op tijd uit. Welvoerde Marius in 2004 de kleurendruk eneen iets breder formaat in, maar deson-danks begon Zoogdier sleets te worden. Erstond nog maar zelden iets leuks in hetblad, langzaam liep het leeg. Het zag erwel mooi uit, maar de schwung was eruit.De statische beelden op de achterpaginabenadrukten dat. Ook de samenwerkingmet Vlaanderen was verwaterd. De NCBR,inmiddels opgedoekt, was vervangen dooreen losse verhouding met het VlaamseNatuurpunt. Uiteindelijk verdween ookMarius. Redding was nodig en die werdvanaf 2008 gevonden in een intensieve sa-menwerking met Natuurpunt. Het Vlaams-Nederlandse karakter werd weer sterk enhet formaat vergroot.

Anno nu Nu ziet Zoogdier er super uiten verschijnt op tijd. Maar is het huidigeZoogdier nog te vergelijken met de eersteopzet? Destijds schreven de onderzoekersonder de leden de artikelen in het blad. Te-genwoordig is er een verschuiving gaandenaar medewerkers van de Zoogdiervereni-ging en Natuurpunt die onderzoek doen endaarover schrijven. Dit laatste is ongetwij-feld een gevolg van de verandering die bin-nen vrijwel alle veldorganisaties inNederland en Vlaanderen heeft plaatsge-vonden: van een door de leden zelf ge-runde vereniging naar een medewerkers-organisatie met leden. Is Zoogdier daardoor minder leuk gewor-den? Misschien een beetje te populistisch,maar is dat niet de gekleurde mening vaneen ex-hoofdredacteur? Wat echt belang-rijk is: Zoogdier bestaat na 20 jaar nogsteeds, is jong en is met de tijd mee ge-evolueerd. Daar ben ik als medeoprichterbest trots op.

Reinier Akkermans, de eerste hoofdredacteur van [email protected]

Zoogdier 21-4 pagina 4

EN DE WINNAAR IS...

De eerste cover van het tijdschrift Huid en haar uit 1982

De jury bestond uit natuurfotograafPaul van Hoof, bestuurslid van de Zoog-diervereniging, Hans Bekker en eindre-dacteur van Zoogdier, Eric vanKaathoven. De jury heeft bij de beoor-deling gekeken naar de kwaliteit van defoto’s maar ook naar het bijzondere vanhet gefotografeerde. In het algemeenwas zij zeer tevreden over de hoeveel-heid en kwaliteit van de ingezonden fo-to’s: ‘Het was dan ook best lastig omeen winnaar te selecteren.’ Uiteindelijkis zij gekomen tot de hier geplaatste toptien

Het tijdschrift Zoogdier bestaat twintig jaar en dat vieren we met een fotowedstrijd in samenwerkingmet Zoogdieratlas.nl. In de afgelopen twee nummers van Zoogdier stond de oproep om zoogdierfoto’sin te sturen. En dat is door veel mensen gedaan. Er werden honderden foto’s ingestuurd. En daarna konde jury aan de slag…

Wild zwijn met roodborstje in sneeuwErnst DirksenPrachtige interactie tussen dieren inde winter. Het robuuste zwijn kijktnaar het kleine roodborstje terwijl hetroodborstje profiteert van het zwijndoordat deze de sneeuw wegwroet.De foto is mooi ingekaderd en straaltde winterse sfeer goed uit, mede doorde sneeuw op de vacht van het zwijn.

Haas springt over slootSusanne KuijpersMooi moment vol actie. In de rammeltijd zijnhazen heel actief en rennen in hoog tempo ach-ter elkaar aan. Sloten worden daarbij moeite-loos overgestoken. Het is echter niet makkelijkdit moment in volle vlucht vast te leggen.

Verzameling vleermuizenTeddy DolstraHet beeld heeft een goede compositie. De ene vleermuis diescherp is trekt tevens de aandacht doordat deze de kijkeraanlijkt. Het is een verborgen wereld die weinig mensen tezien krijgen. Er zijn in Nderland sowieso weinig soorten diein dergelijke groepen voorkomen.

Page 6: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 7

Nadat de otter rond 1988 is uitgestorvenzijn tussen 2002 en 2008 in het kader vaneen herintroductie 31 otters uitgezet in deKop van Overijssel en Zuidwest-Friesland.Inmiddels groeit de populatie in het uitzet-gebied, breidt het areaal zich uit en trek-ken meer en meer otters uit het gebiedweg op zoek naar eigen leefgebied. Met

alle gevolgen van dien.Werden eerst vooral jonge mannen dood-gereden, de laatste jaren trekken ook wijf-jes weg op zoek naar nieuw leefgebied.Eind september 2008 werd een volwassenwijfje doodgereden bij Doesburg en bleekdat ze dat jaar twee dochters ter wereldhad gebracht. Inmiddels worden in de

regio Doesburg-Doetinchem nog steedsottersporen aangetroffen. DNA-analysevan de uitwerpselen toonde aan dat er nogminimaal twee wijfjes en een mannetjerondlopen. De wijfjes zijn de nakomelingenvan het doodgereden wijfje, het mannetjeis vrijwel zeker van Duitse komaf. Helaasis de man deze nazomer in het verkeer

Sporen herkennen: de otter

De populatie otters groeit in Nederland. Ook buiten de uitzetgebieden in de Kop van Overijssel en

Zuidwest-Friesland worden ze waargenomen. Maar om te weten hoe de otters zich verspreiden,

is het nodig dat meer mensen die in de natuur komen, de sporen van de otter herkennen.

Kenners geven tips waar u op moet letten.

Hugh Jansman & Dennis Lammertsma

De otter komt naar je toe deze winter

Otter. Foto Hugh Jansman

Dwergmuis met gekrulde staart Sjoerd GeelinkMooi beeld van een lenige muis. Goed is te zien hoe demuis zijn staart gebruikt als extra grijparm.

Dwergmuis op grasspriet Teddy DolstraLeuk portret van een dwergmuis. Het kleine diertje zit met het groot-ste gemak op de grassprieten.

Vos in sneeuw Wilma HoogenhuizenPrachtige foto van een vos

in de sneeuw. Vooral hetsterkte contrast tussen de

rode vacht en de sneeuwmaken de foto sterk.

GrootoorvleermuisRombout de Wijs

Mooi portret van een overwinter-ende grootoorvleermuis. De lichtvalgeeft de foto een mysterieus tintje.

De kenmerken van de soort zijngoed te zien.

Hermelijn in witte wintervacht Hans JanssenPrachtige foto van een hermelijn in wintervacht. Iets wat in Nederlandniet vaak wordt gezien. Daarnaast voegt de houding van het rennendedier toe aan de dynamiek van het beeld.

Ontmoetingkonijnen Katinka tenHagenBijzonder momentmet een mooie in-teractie tussentwee konijnen. Hetzachte warme lichtvoegt toe aan desfeer.

Konijn Tim HofmeesterSchattig konijntje in mooi warm licht. Het is meerdan een registratie doordat het konijn aan zijnpoot likt.

Page 7: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 7

Nadat de otter rond 1988 is uitgestorvenzijn tussen 2002 en 2008 in het kader vaneen herintroductie 31 otters uitgezet in deKop van Overijssel en Zuidwest-Friesland.Inmiddels groeit de populatie in het uitzet-gebied, breidt het areaal zich uit en trek-ken meer en meer otters uit het gebiedweg op zoek naar eigen leefgebied. Met

alle gevolgen van dien.Werden eerst vooral jonge mannen dood-gereden, de laatste jaren trekken ook wijf-jes weg op zoek naar nieuw leefgebied.Eind september 2008 werd een volwassenwijfje doodgereden bij Doesburg en bleekdat ze dat jaar twee dochters ter wereldhad gebracht. Inmiddels worden in de

regio Doesburg-Doetinchem nog steedsottersporen aangetroffen. DNA-analysevan de uitwerpselen toonde aan dat er nogminimaal twee wijfjes en een mannetjerondlopen. De wijfjes zijn de nakomelingenvan het doodgereden wijfje, het mannetjeis vrijwel zeker van Duitse komaf. Helaasis de man deze nazomer in het verkeer

Sporen herkennen: de otter

De populatie otters groeit in Nederland. Ook buiten de uitzetgebieden in de Kop van Overijssel en

Zuidwest-Friesland worden ze waargenomen. Maar om te weten hoe de otters zich verspreiden,

is het nodig dat meer mensen die in de natuur komen, de sporen van de otter herkennen.

Kenners geven tips waar u op moet letten.

Hugh Jansman & Dennis Lammertsma

De otter komt naar je toe deze winter

Otter. Foto Hugh Jansman

Dwergmuis met gekrulde staart Sjoerd GeelinkMooi beeld van een lenige muis. Goed is te zien hoe demuis zijn staart gebruikt als extra grijparm.

Dwergmuis op grasspriet Teddy DolstraLeuk portret van een dwergmuis. Het kleine diertje zit met het groot-ste gemak op de grassprieten.

Vos in sneeuw Wilma HoogenhuizenPrachtige foto van een vos

in de sneeuw. Vooral hetsterkte contrast tussen de

rode vacht en de sneeuwmaken de foto sterk.

GrootoorvleermuisRombout de Wijs

Mooi portret van een overwinter-ende grootoorvleermuis. De lichtvalgeeft de foto een mysterieus tintje.

De kenmerken van de soort zijngoed te zien.

Hermelijn in witte wintervacht Hans JanssenPrachtige foto van een hermelijn in wintervacht. Iets wat in Nederlandniet vaak wordt gezien. Daarnaast voegt de houding van het rennendedier toe aan de dynamiek van het beeld.

Ontmoetingkonijnen Katinka tenHagenBijzonder momentmet een mooie in-teractie tussentwee konijnen. Hetzachte warme lichtvoegt toe aan desfeer.

Konijn Tim HofmeesterSchattig konijntje in mooi warm licht. Het is meerdan een registratie doordat het konijn aan zijnpoot likt.

Page 8: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

kunnen otters zelf gras- of zandhoopjescreëren om daarop te markeren. Veelspraintlocaties worden frequent gebruiktzodat het voor onderzoeksdoeleinden loontom ze goed te documenteren en controle-ren.

Kleur en geur De kleur, consistentie,vorm en grootte van spraints is zeer varia-bel. De kleur kan variëren van zwart, bruin,groen, geel, wit tot rood en wordt onderandere bepaald door het voedsel. De con-sistentie kan variëren van vast tot zacht-geleiachtig en zelfs vrijwel vloeibaar. Alsgevolg van de vele onverteerde voedselres-ten als botjes en schubben hebben demeeste spraints een ruw oppervlak en isde spraint erg breekbaar. Dit is bij anderemarterachtigen veel minder het geval; diekeutels zijn door prooiresten met haren ofveren over het algemeen beter in elkaargedraaid. De zachtere spraints of geleikunnen qua consistentie teerachtig zijnmaar ook bijna vloeibaar en bevatten vaakminder herkenbare voedselresten. Ze rui-ken wel typisch naar otteruitwerpselen enook van dit type spraints is de kleur erg va-riabel. Ze worden niet door de anaalkliergeproduceerd maar in de darm en het be-treft waarschijnlijk slijm dat geproduceerd

wordt om de ruwe voedselresten makkelij-ker uitscheidbaar te maken. Gedacht wordtdat de zachtere spraints of gelei wordenafgezet wanneer een otter wil markerenmaar geen uitscheidbare voedselresten inzijn darm heeft.

Ondanks de grote variatie in spraints zijnze zeer karakteristiek en meestal niet metandere zoogdieruitwerpselen te verwarren.Bij twijfel, bijvoorbeeld bij uitwerpselenvan een nerts, wasbeer en egel of braak-bal van een ijsvogel, is de unieke geur eenbelangrijk onderscheidend kenmerk. Dewat zoetige visachtige geur is zo karakte-ristiek dat wie het eenmaal geroken heefthet niet snel zal verwarren.Spraints kunnen afhankelijk van de locatieen het weer maanden lang blijven liggen.Op beschutte plekken zoals onder bruggenkan dat wel een jaar zijn. Behalve als be-wijs voor ottervoorkomen zijn spraints ookgeschikt voor onderzoek naar de dieet-keuze, belasting met PCB’s en parasietenmaar vooral voor DNA-onderzoek (Jans-man, 2000). Bij veelvuldig verzamelen vanspraints in een gebied kan zodoende ookde populatiestructuur en -dynamiek wor-den bestudeerd (Lammertsma et al, 2008;Koelewijn et al, 2010). Van belang daarbij

rond Doesburg gesneuveld, waarmee dekwetsbaarheid van kleine populatieswordt onderstreept. In juni van dit jaarwerd met een cameraval ook een otter ge-fotografeerd in het Noord-Hollandse &Utrechtse Vechtplassengebied. Deze be-wezen otterwaarnemingen geven aan datotters, met hun grote capaciteit om zich teverspreiden, zich eenvoudig op grote af-stand van het gebied waar ze zijn uitgezetkunnen vestigen en daarna ook lang on-opgemerkt kunnen blijven.

Sporen Otters zijn voornamelijk in denacht actief en vanwege hun lage dicht-heid zelden zichtbaar voor het publiek.Het waarnemen van otters beperkt zichmeestal tot het vaststellen van sporen vanotteraanwezigheid zoals prenten (pootaf-drukken) en territoriummarkeringen mid-dels uitwerpselen, de zogenoemdespraints. Prooiresten en sporen in de ve-getatie zijn moeilijker tot een duidelijkesoortherkenning te herleiden, maar kun-nen wel een indicatie geven. Voor Europahebben otterexperts vanuit allerlei landenhun ervaringen gebundeld in een rapport,dat is uitgegeven door Aktion Fischotter-schutz, Hankensbüttel, Duitsland (zie‘Verder lezen’).

Prenten Prenten of voetafdrukken zijnin Nederland niet altijd even makkelijk tevinden, omdat in de meeste gevallen on-begroeide grond of sneeuw ontbreken. Opbegroeide oevers met gras of riet zijn

prenten niet zichtbaar. In het uitzetgebiedworden prenten voornamelijk onder brug-gen gevonden waar zandige looprichelszijn gerealiseerd, of op onbegroeid natveen. De otterprenten zijn bij mannetjes6,1-8,7 cm lang en 5,7-7,1 cm breed. Vanvrouwtjes zijn ze 5,5-7,9 cm lang en 5,6-6,6 cm breed (zie foto X). De lengte is sterkafhankelijk van de ondergrond en hoe vol-ledig de prent wordt afgedrukt. Prentenvan jonge otters zijn beduidend kleiner.Otters kunnen zich met verschillende‘gangen’ lopend voortbewegen (foto x). Bijeen wandelgang staan de achterpotendeels op de afdruk van de voorpoten,waarbij de voorpoten 1 à 2 cm voor devoorzijde van de achterpootafdruk staan.De afstand tussen de voorzijden van deprentafdrukken is dan ongeveer 19-26 cm.Zodra otters op een snellere manier gaanvoortbewegen gebeurt dat via sprongen.Afhankelijk van de snelheid is de afstandtussen de groep van prenten ongeveer 40tot 80 cm, maar soms ook minder. Deprenten kunnen daarbij schuin achter el-kaar staan of als een groepje bij elkaar(foto x). Soms is ook een spoor van de overde grond slepende staart zichtbaar. Op ijsen in sneeuw kunnen otters ook voortglij-den op hun buik waarbij bredere banenvan wel enkele meters lang bij een halvemeter breed kunnen worden gevormd, af-gewisseld door pootafzettingen (foto x).

Spraints De snelheid waarmee hetvoedsel bij otters door het spijsverte-

ringskanaal gaat, is hoog en de opnamevan voedingsstoffen is weinig efficiënt. Zo-doende kunnen otters tientallen ontlas-tingen per dag produceren. Otters poepenniet alleen om de afvalstoffen kwijt teraken maar periodiek vooral vanuit com-municatieve overwegingen. In Nederlandworden deze spraints vooral in de periodeoktober-april gevonden. Otters kunnenaan een spraint ruiken wie de eigenaar isen wat het geslacht en de voortplantings-status is van de “afzender”. Vandaar datspraints vaak op duidelijk zichtbare plaat-sen worden afgezet en dus ook voor men-sen relatief eenvoudig vindbaar zijn.Locaties waar otters hun spraints bij voor-keur afzetten zijn met enige ervaring goedherkenbaar en vanuit otterperspectiefgoed verklaarbaar. Kruisingen van water-wegen, onder bruggen, een solitaire boomlangs een rietkraag, (kano)steigers en an-dere relevante locaties hebben de voor-keur omdat ze daar eenvoudig doorsoortgenoten kunnen worden gevonden.Vooral controle onder bruggen is zeer lu-cratief! Om de geur makkelijker te latenverspreiden, worden de keutels vaak opeen verhoging gedeponeerd, zoals wortel-stronken van bomen, stenen of molsho-pen. Mochten die niet aanwezig zijn dan

Oproep

De Zoogdiervereniging zet zich graag invoor de monitoring van de otterversprei-ding in Nederland. In 2010 heeft stagiaireJolanda Snellenberg voor ons al een eer-ste aanzet gemaakt voor een monito-ringsysteem. Het doel is om deze winter testarten met de monitoring buiten de uitzet-gebieden. Daarvoor zijn voldoende vrijwil-ligers cruciaal. Dus neem contact op methet secretariaat van de Zoogdiervereniging(zie colofon op pagina 1) als u wilt mee-doen!

Naast de gestructureerde monitoring zijnwij natuurlijk altijd geïnteresseerd in lossewaarnemingen. U kunt de meldingen vanwaargenomen otters én hun sporen mel-den via [email protected]. De doorgegeven waarnemingenzullen worden gedeeld met Alterra. Geza-menlijk zal worden bepaald of er actiemoet worden ondernomen, bijvoorbeeldom spraints te verzamelen voor nadereanalyse.

Meldingen:

[email protected]

Links: ottersporen, een zogenoemde ottergang, op een besneeuwde ijsvlakte. Rechts: het horloge geeft een indicatie van de grootte van de prenten.

Zoogdier 21-4 pagina 8 Zoogdier 21-4 pagina 9

Figuur 1 Verspreiding otter, juli 2009

Page 9: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

kunnen otters zelf gras- of zandhoopjescreëren om daarop te markeren. Veelspraintlocaties worden frequent gebruiktzodat het voor onderzoeksdoeleinden loontom ze goed te documenteren en controle-ren.

Kleur en geur De kleur, consistentie,vorm en grootte van spraints is zeer varia-bel. De kleur kan variëren van zwart, bruin,groen, geel, wit tot rood en wordt onderandere bepaald door het voedsel. De con-sistentie kan variëren van vast tot zacht-geleiachtig en zelfs vrijwel vloeibaar. Alsgevolg van de vele onverteerde voedselres-ten als botjes en schubben hebben demeeste spraints een ruw oppervlak en isde spraint erg breekbaar. Dit is bij anderemarterachtigen veel minder het geval; diekeutels zijn door prooiresten met haren ofveren over het algemeen beter in elkaargedraaid. De zachtere spraints of geleikunnen qua consistentie teerachtig zijnmaar ook bijna vloeibaar en bevatten vaakminder herkenbare voedselresten. Ze rui-ken wel typisch naar otteruitwerpselen enook van dit type spraints is de kleur erg va-riabel. Ze worden niet door de anaalkliergeproduceerd maar in de darm en het be-treft waarschijnlijk slijm dat geproduceerd

wordt om de ruwe voedselresten makkelij-ker uitscheidbaar te maken. Gedacht wordtdat de zachtere spraints of gelei wordenafgezet wanneer een otter wil markerenmaar geen uitscheidbare voedselresten inzijn darm heeft.

Ondanks de grote variatie in spraints zijnze zeer karakteristiek en meestal niet metandere zoogdieruitwerpselen te verwarren.Bij twijfel, bijvoorbeeld bij uitwerpselenvan een nerts, wasbeer en egel of braak-bal van een ijsvogel, is de unieke geur eenbelangrijk onderscheidend kenmerk. Dewat zoetige visachtige geur is zo karakte-ristiek dat wie het eenmaal geroken heefthet niet snel zal verwarren.Spraints kunnen afhankelijk van de locatieen het weer maanden lang blijven liggen.Op beschutte plekken zoals onder bruggenkan dat wel een jaar zijn. Behalve als be-wijs voor ottervoorkomen zijn spraints ookgeschikt voor onderzoek naar de dieet-keuze, belasting met PCB’s en parasietenmaar vooral voor DNA-onderzoek (Jans-man, 2000). Bij veelvuldig verzamelen vanspraints in een gebied kan zodoende ookde populatiestructuur en -dynamiek wor-den bestudeerd (Lammertsma et al, 2008;Koelewijn et al, 2010). Van belang daarbij

rond Doesburg gesneuveld, waarmee dekwetsbaarheid van kleine populatieswordt onderstreept. In juni van dit jaarwerd met een cameraval ook een otter ge-fotografeerd in het Noord-Hollandse &Utrechtse Vechtplassengebied. Deze be-wezen otterwaarnemingen geven aan datotters, met hun grote capaciteit om zich teverspreiden, zich eenvoudig op grote af-stand van het gebied waar ze zijn uitgezetkunnen vestigen en daarna ook lang on-opgemerkt kunnen blijven.

Sporen Otters zijn voornamelijk in denacht actief en vanwege hun lage dicht-heid zelden zichtbaar voor het publiek.Het waarnemen van otters beperkt zichmeestal tot het vaststellen van sporen vanotteraanwezigheid zoals prenten (pootaf-drukken) en territoriummarkeringen mid-dels uitwerpselen, de zogenoemdespraints. Prooiresten en sporen in de ve-getatie zijn moeilijker tot een duidelijkesoortherkenning te herleiden, maar kun-nen wel een indicatie geven. Voor Europahebben otterexperts vanuit allerlei landenhun ervaringen gebundeld in een rapport,dat is uitgegeven door Aktion Fischotter-schutz, Hankensbüttel, Duitsland (zie‘Verder lezen’).

Prenten Prenten of voetafdrukken zijnin Nederland niet altijd even makkelijk tevinden, omdat in de meeste gevallen on-begroeide grond of sneeuw ontbreken. Opbegroeide oevers met gras of riet zijn

prenten niet zichtbaar. In het uitzetgebiedworden prenten voornamelijk onder brug-gen gevonden waar zandige looprichelszijn gerealiseerd, of op onbegroeid natveen. De otterprenten zijn bij mannetjes6,1-8,7 cm lang en 5,7-7,1 cm breed. Vanvrouwtjes zijn ze 5,5-7,9 cm lang en 5,6-6,6 cm breed (zie foto X). De lengte is sterkafhankelijk van de ondergrond en hoe vol-ledig de prent wordt afgedrukt. Prentenvan jonge otters zijn beduidend kleiner.Otters kunnen zich met verschillende‘gangen’ lopend voortbewegen (foto x). Bijeen wandelgang staan de achterpotendeels op de afdruk van de voorpoten,waarbij de voorpoten 1 à 2 cm voor devoorzijde van de achterpootafdruk staan.De afstand tussen de voorzijden van deprentafdrukken is dan ongeveer 19-26 cm.Zodra otters op een snellere manier gaanvoortbewegen gebeurt dat via sprongen.Afhankelijk van de snelheid is de afstandtussen de groep van prenten ongeveer 40tot 80 cm, maar soms ook minder. Deprenten kunnen daarbij schuin achter el-kaar staan of als een groepje bij elkaar(foto x). Soms is ook een spoor van de overde grond slepende staart zichtbaar. Op ijsen in sneeuw kunnen otters ook voortglij-den op hun buik waarbij bredere banenvan wel enkele meters lang bij een halvemeter breed kunnen worden gevormd, af-gewisseld door pootafzettingen (foto x).

Spraints De snelheid waarmee hetvoedsel bij otters door het spijsverte-

ringskanaal gaat, is hoog en de opnamevan voedingsstoffen is weinig efficiënt. Zo-doende kunnen otters tientallen ontlas-tingen per dag produceren. Otters poepenniet alleen om de afvalstoffen kwijt teraken maar periodiek vooral vanuit com-municatieve overwegingen. In Nederlandworden deze spraints vooral in de periodeoktober-april gevonden. Otters kunnenaan een spraint ruiken wie de eigenaar isen wat het geslacht en de voortplantings-status is van de “afzender”. Vandaar datspraints vaak op duidelijk zichtbare plaat-sen worden afgezet en dus ook voor men-sen relatief eenvoudig vindbaar zijn.Locaties waar otters hun spraints bij voor-keur afzetten zijn met enige ervaring goedherkenbaar en vanuit otterperspectiefgoed verklaarbaar. Kruisingen van water-wegen, onder bruggen, een solitaire boomlangs een rietkraag, (kano)steigers en an-dere relevante locaties hebben de voor-keur omdat ze daar eenvoudig doorsoortgenoten kunnen worden gevonden.Vooral controle onder bruggen is zeer lu-cratief! Om de geur makkelijker te latenverspreiden, worden de keutels vaak opeen verhoging gedeponeerd, zoals wortel-stronken van bomen, stenen of molsho-pen. Mochten die niet aanwezig zijn dan

Oproep

De Zoogdiervereniging zet zich graag invoor de monitoring van de otterversprei-ding in Nederland. In 2010 heeft stagiaireJolanda Snellenberg voor ons al een eer-ste aanzet gemaakt voor een monito-ringsysteem. Het doel is om deze winter testarten met de monitoring buiten de uitzet-gebieden. Daarvoor zijn voldoende vrijwil-ligers cruciaal. Dus neem contact op methet secretariaat van de Zoogdiervereniging(zie colofon op pagina 1) als u wilt mee-doen!

Naast de gestructureerde monitoring zijnwij natuurlijk altijd geïnteresseerd in lossewaarnemingen. U kunt de meldingen vanwaargenomen otters én hun sporen mel-den via [email protected]. De doorgegeven waarnemingenzullen worden gedeeld met Alterra. Geza-menlijk zal worden bepaald of er actiemoet worden ondernomen, bijvoorbeeldom spraints te verzamelen voor nadereanalyse.

Meldingen:

[email protected]

Links: ottersporen, een zogenoemde ottergang, op een besneeuwde ijsvlakte. Rechts: het horloge geeft een indicatie van de grootte van de prenten.

Zoogdier 21-4 pagina 8 Zoogdier 21-4 pagina 9

Figuur 1 Verspreiding otter, juli 2009

Page 10: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 11

is dat spraints worden gemeld (zie kader)zodat de spraint op een goede wijze kanworden verzameld en geconserveerd doorde onderzoekers.

Aangevreten Langs de waterkant lig-gen frequent resten van mosselen, kreef-ten en soms aangevreten vissen. Het isechter zeer moeilijk om prooiresten als ze-kere otteractiviteit te betitelen omdat an-dere diersoorten vergelijkbare sporenkunnen achterlaten.In een enkel geval zijn herkenbare wisselswaar te nemen, maar die hoeven niet perse door otters te zijn gecreëerd of alleendoor otters te worden gebruikt. Ook kun-nen rolplaatsen in gras of riet aangetrof-fen worden. Dergelijke sporen zijnmogelijke indicaties voor otteraanwezig-heid, maar geen hard bewijs.

Otteraanwezigheid Otters kunnen bijhun nachtelijke activiteiten probleemloostien tot dertig kilometer afleggen. Daarbijwordt periodiek en afhankelijk van dedichtheid actief gemarkeerd met spraints.Spraints vormen dan ook de basis van deottermonitoring aangezien ze goed her-kenbaar zijn en nauwelijks te verwarrenmet uitwerpselen van andere soorten.Gouden regel is dat daar waar spraints ge-vonden worden er otters voorkomen, maarindien er geen spraints gevonden wordendat niet betekent dat er geen otters zitten.Indien de dichtheid van otters erg laag is,is het spraintgedrag van otters beperkt endaarmee de trefkans erg laag. Daar waarde dichtheid hoog is en competitie dreigt,worden vele spraints gevonden.De door Alterra-Wageningen UR uitge-voerde basismonitoring beperkt zich voor-namelijk tot de populatie in deuitzetbiotoop en secties op doodgevondenotters. Nu de populatie in de uitzetbiotoopredelijk de draagkracht heeft bereikt, zoe-ken meer en meer jonge otters hun heildaarbuiten. De dieren die daarbij sneuve-len komen vaak wel beschikbaar voor on-derzoek. Otters die zich vestigen ingebieden zonder partners of met lagedichtheden kunnen echter lang onopge-merkt blijven. Voor die dieren is tevens denoodzaak om vanuit concurrentie oogpuntactief te markeren erg laag waardoor het

vinden van spraints moeizaam is. Vandaardat het erg arbeidsintensief is om vestigingvan otters buiten de bekende gebieden aante tonen. En daar ligt de kracht van eengroot netwerk van gemotiveerde vrijwilli-gers.

Meedoen Middels dit artikel willen wezo veel mogelijk personen inspireren omerop uit te gaan en bij veldbezoeken ookgericht te zoeken naar ottersporen. Het isniet de vraag of de otter in geschikte leef-gebieden opduikt, maar hoe snel al. En watzou het dan mooi zijn als die uitbreidingmet behulp van vrijwilligers kan wordenaangetoond. Met die waarnemingen kun-nen wetenschappers efficiënter het DNA-onderzoek aan spraints uitvoeren enzodoende vaststellen wat het geslacht ende herkomst van de otters is. Daarnaastkunnen betrokkenen zoals terreinbeheer-ders, vissers en muskusrattenbestrijdersgeïnformeerd worden zodat de juiste maat-regelen met betrekking tot verkeersveilig-heid, fuik- en klemrisico’s kunnen wordengenomen. Nog beter zou het zijn wanneer er een ge-structureerde aanpak is, een echte moni-toring waarbij een netwerk van potentiëleotterlocaties volgens protocol worden be-zocht op ottersporen. Zodoende kan ookdoor het registreren van ‘negatieve’ waar-nemingen een goed beeld worden verkre-gen van de uitbreiding van de populatie. Ditzou goed ondergebracht kunnen worden bijhet Netwerk Ecologische Monitoring (NEM)en worden gecoördineerd door de Zoog-diervereniging.

De otter, symbool van de Zoogdiervereni-ging, is weer terug, maar nog niet hele-maal veilig. Laten we proberen zijn gangenna te gaan zodat beschermingsmaatrege-len effectief kunnen worden toegepast.Veel plezier de komende winters en kijkbijvoorbeeld eens onder de brug bij u omde hoek!

Hugh Jansman & Dennis [email protected] auteurs zijn werkzaam bij Alterra-Wageningen UR. Hugh Jansman is daar-naast bestuurslid van deZoogdiervereniging.

Sinds kort werkt niet alleen Jasja Dekkermaar ook Geert Groot Bruinderink bij deZoogdiervereniging. Dat maakt een af-spraak voor een goed gesprek over wildezwijnen snel gemaakt. Tijdens dit gesprekis het boek er nog niet, wel circuleren erpdf-jes en drukproeven. En die zien erveelbelovend uit. Beide auteurs zien metenthousiasme uit naar de eerste exempla-ren en praten met grote passie over wildezwijnen. Ze beschrijven de zwijnen als‘guitig’, ‘slim’ en ‘spannend’. Dekker: “Als

je op de Veluwe bent en je hoort een zwijnritselen in de verder stille nacht, danmaakt dat echt wel indruk. Ze kunnen netzoveel wegen als een volwassen mens enhebben indrukwekkende hoektanden.”Groot Bruinderink weet daar alles van. Hijheeft zelfs de nodige ervaring met het van-gen en oormerken van wilde zwijnen vooronderzoeksdoeleinden. En hij kent deanekdotes van jagers uit de tijden van dedrijfjachten. Ga nooit tussen een zeug enhaar jongen staan en tijdens de jacht mijd

je de wissels. Daar rennen ze over, als zeworden opgejaagd en dan kun je beter nietin de weg staan. Groot Bruinderink: “Ikheb wel drijvers gezien die met hele japenin het ziekenhuis belandden. Geen fraaigezicht.”

Media In het algemeen hebben mensenechter niets van de wilde zwijnen te vre-zen, benadrukken beide biologen. Omge-keerd natuurlijk wel. Wilde zwijnen zijneeuwenlang vooral gezien als schadelijk

Interview met Geert Groot Bruinderink en Jasja Dekker

Biologen Geert Groot Bruinderink en Jasja Dekker schreven een boek over het wild zwijn,

dat onlangs verschenen is. Ze zorgden daarmee voor een primeur, want ondanks alle aandacht

voor deze spraakmakende zoogdieren door de eeuwen heen is er in Nederland niet

eerder een boek over wilde zwijnen geschreven. Een mooie afronding van het Jaar van het

Wild Zwijn en aanleiding voor een goed gesprek met Zoogdier.

Door Eric van Kaathoven

Meer aandacht voor wild zwijn

Sporen waaraan de aanwezigheid van otters kan worden vastgesteld:

Uitwerpselen en prooiresten (Amerikaanse rivierkreeft/blankvoorn)

De onderste twee foto’s zijn een rolplaats en een wissel

Foto’s Hugh Jansman / Dennis Lammertsma

Jasja Dekker (l) en Geert Groot Bruinderink. Foto Dick Bekker

Zoogdier 21-4 pagina 10

Page 11: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 11

is dat spraints worden gemeld (zie kader)zodat de spraint op een goede wijze kanworden verzameld en geconserveerd doorde onderzoekers.

Aangevreten Langs de waterkant lig-gen frequent resten van mosselen, kreef-ten en soms aangevreten vissen. Het isechter zeer moeilijk om prooiresten als ze-kere otteractiviteit te betitelen omdat an-dere diersoorten vergelijkbare sporenkunnen achterlaten.In een enkel geval zijn herkenbare wisselswaar te nemen, maar die hoeven niet perse door otters te zijn gecreëerd of alleendoor otters te worden gebruikt. Ook kun-nen rolplaatsen in gras of riet aangetrof-fen worden. Dergelijke sporen zijnmogelijke indicaties voor otteraanwezig-heid, maar geen hard bewijs.

Otteraanwezigheid Otters kunnen bijhun nachtelijke activiteiten probleemloostien tot dertig kilometer afleggen. Daarbijwordt periodiek en afhankelijk van dedichtheid actief gemarkeerd met spraints.Spraints vormen dan ook de basis van deottermonitoring aangezien ze goed her-kenbaar zijn en nauwelijks te verwarrenmet uitwerpselen van andere soorten.Gouden regel is dat daar waar spraints ge-vonden worden er otters voorkomen, maarindien er geen spraints gevonden wordendat niet betekent dat er geen otters zitten.Indien de dichtheid van otters erg laag is,is het spraintgedrag van otters beperkt endaarmee de trefkans erg laag. Daar waarde dichtheid hoog is en competitie dreigt,worden vele spraints gevonden.De door Alterra-Wageningen UR uitge-voerde basismonitoring beperkt zich voor-namelijk tot de populatie in deuitzetbiotoop en secties op doodgevondenotters. Nu de populatie in de uitzetbiotoopredelijk de draagkracht heeft bereikt, zoe-ken meer en meer jonge otters hun heildaarbuiten. De dieren die daarbij sneuve-len komen vaak wel beschikbaar voor on-derzoek. Otters die zich vestigen ingebieden zonder partners of met lagedichtheden kunnen echter lang onopge-merkt blijven. Voor die dieren is tevens denoodzaak om vanuit concurrentie oogpuntactief te markeren erg laag waardoor het

vinden van spraints moeizaam is. Vandaardat het erg arbeidsintensief is om vestigingvan otters buiten de bekende gebieden aante tonen. En daar ligt de kracht van eengroot netwerk van gemotiveerde vrijwilli-gers.

Meedoen Middels dit artikel willen wezo veel mogelijk personen inspireren omerop uit te gaan en bij veldbezoeken ookgericht te zoeken naar ottersporen. Het isniet de vraag of de otter in geschikte leef-gebieden opduikt, maar hoe snel al. En watzou het dan mooi zijn als die uitbreidingmet behulp van vrijwilligers kan wordenaangetoond. Met die waarnemingen kun-nen wetenschappers efficiënter het DNA-onderzoek aan spraints uitvoeren enzodoende vaststellen wat het geslacht ende herkomst van de otters is. Daarnaastkunnen betrokkenen zoals terreinbeheer-ders, vissers en muskusrattenbestrijdersgeïnformeerd worden zodat de juiste maat-regelen met betrekking tot verkeersveilig-heid, fuik- en klemrisico’s kunnen wordengenomen. Nog beter zou het zijn wanneer er een ge-structureerde aanpak is, een echte moni-toring waarbij een netwerk van potentiëleotterlocaties volgens protocol worden be-zocht op ottersporen. Zodoende kan ookdoor het registreren van ‘negatieve’ waar-nemingen een goed beeld worden verkre-gen van de uitbreiding van de populatie. Ditzou goed ondergebracht kunnen worden bijhet Netwerk Ecologische Monitoring (NEM)en worden gecoördineerd door de Zoog-diervereniging.

De otter, symbool van de Zoogdiervereni-ging, is weer terug, maar nog niet hele-maal veilig. Laten we proberen zijn gangenna te gaan zodat beschermingsmaatrege-len effectief kunnen worden toegepast.Veel plezier de komende winters en kijkbijvoorbeeld eens onder de brug bij u omde hoek!

Hugh Jansman & Dennis [email protected] auteurs zijn werkzaam bij Alterra-Wageningen UR. Hugh Jansman is daar-naast bestuurslid van deZoogdiervereniging.

Sinds kort werkt niet alleen Jasja Dekkermaar ook Geert Groot Bruinderink bij deZoogdiervereniging. Dat maakt een af-spraak voor een goed gesprek over wildezwijnen snel gemaakt. Tijdens dit gesprekis het boek er nog niet, wel circuleren erpdf-jes en drukproeven. En die zien erveelbelovend uit. Beide auteurs zien metenthousiasme uit naar de eerste exempla-ren en praten met grote passie over wildezwijnen. Ze beschrijven de zwijnen als‘guitig’, ‘slim’ en ‘spannend’. Dekker: “Als

je op de Veluwe bent en je hoort een zwijnritselen in de verder stille nacht, danmaakt dat echt wel indruk. Ze kunnen netzoveel wegen als een volwassen mens enhebben indrukwekkende hoektanden.”Groot Bruinderink weet daar alles van. Hijheeft zelfs de nodige ervaring met het van-gen en oormerken van wilde zwijnen vooronderzoeksdoeleinden. En hij kent deanekdotes van jagers uit de tijden van dedrijfjachten. Ga nooit tussen een zeug enhaar jongen staan en tijdens de jacht mijd

je de wissels. Daar rennen ze over, als zeworden opgejaagd en dan kun je beter nietin de weg staan. Groot Bruinderink: “Ikheb wel drijvers gezien die met hele japenin het ziekenhuis belandden. Geen fraaigezicht.”

Media In het algemeen hebben mensenechter niets van de wilde zwijnen te vre-zen, benadrukken beide biologen. Omge-keerd natuurlijk wel. Wilde zwijnen zijneeuwenlang vooral gezien als schadelijk

Interview met Geert Groot Bruinderink en Jasja Dekker

Biologen Geert Groot Bruinderink en Jasja Dekker schreven een boek over het wild zwijn,

dat onlangs verschenen is. Ze zorgden daarmee voor een primeur, want ondanks alle aandacht

voor deze spraakmakende zoogdieren door de eeuwen heen is er in Nederland niet

eerder een boek over wilde zwijnen geschreven. Een mooie afronding van het Jaar van het

Wild Zwijn en aanleiding voor een goed gesprek met Zoogdier.

Door Eric van Kaathoven

Meer aandacht voor wild zwijn

Sporen waaraan de aanwezigheid van otters kan worden vastgesteld:

Uitwerpselen en prooiresten (Amerikaanse rivierkreeft/blankvoorn)

De onderste twee foto’s zijn een rolplaats en een wissel

Foto’s Hugh Jansman / Dennis Lammertsma

Jasja Dekker (l) en Geert Groot Bruinderink. Foto Dick Bekker

Zoogdier 21-4 pagina 10

Page 12: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 12 Zoogdier 21-4 pagina 13

wild dat vooral goed was om op het bord tebelanden. En ook nu komen ze vaak nega-tief in het nieuws. Ze veroorzaken schadebij boeren en anderen: de halve akker metmaïs, het voetbalveld of de voortuin omge-ploegd door een rotte zwijnen op zoek naarvoedsel. En dan zijn er nog de aanrijdingenen daarmee de verkeersoverlast. Dat ne-gatieve beeld is trouwens een van de aan-leidingen om het boek te schrijven.Dekker: “In de media zie je maar de helftvan het verhaal, wij willen het hele verhaalvertellen.” Groot Bruinderink heeft daarbijnog een heel persoonlijke reden. Hij doetal sinds de jaren zeventig onderzoek naarwilde zwijnen en schreef tientallen rap-porten over het wild zwijn. Nu zet hij voorhet eerst alles op een rij en in die zin is hetboek voor hem ook een echte kroon op hetwerk. Groot Bruinderink: “Bo-vendien was het natuurlijk dehoogste tijd, dat er eindelijkeens een boek kwam over wildezwijnen in Nederland.”Tijdens het schrijven viel hetDekker en Groot Bruinderink ophoe weinig er eigenlijk bekendis over wilde zwijnen in Nederland. Funda-menteel onderzoek naar hoe populatieszich ontwikkelen en hoe de wilde zwijnenzich verplaatsen bijvoorbeeld, wordt allang niet meer gedaan. Dat is des te op-merkelijker omdat er wel wordt ‘beheerd’,oftewel gejaagd om de aantallen te beper-

ken, zonder dat we goed weten wat de ef-fecten zijn. Daarom pleiten ze ook voorproeven met het achterwege laten van be-heer. Niet omdat ze voor of tegen jacht zijnmaar omdat zonder kennis een goed be-leid onmogelijk is. De behoefte aan meeronderzoek wordt alleen maar groter nu ersteeds meer zwijnen voorkomen in Neder-land, ondanks het afschot. Het zoge-noemde nulstandbeleid waarbij de zwijnenbuiten de Veluwe en de Meinweg niet voormogen komen, wordt zo langzamerhandonhoudbaar volgens beide heren.

Lynx en wolf Ook over de vermeendenadelen van wilde zwijnen in ecologischopzicht weten we nog maar weinig. Omdater wel eens larven van het vliegend hertgevonden zijn in de maag van een zwijn, is

de suggestie snel gewekt dat wilde zwijnenslecht zijn voor deze zeldzame insecten.Maar dan is toch wel erg opvallend, datjuist de gebieden waar de meeste vliegendherten waargenomen worden, gebiedenzijn met hoge dichtheden wilde zwijnen.Volgens Groot Bruinderink zijn het ook

meer toevalstreffers, als het zwijn op dezelarven stuit. Wilde zwijnen zijn opportunis-ten die eten wat ze op hun pad krijgen. Zekunnen door hun gewoel en gewroet juistbijdragen aan meer dynamiek in de natuur.Ze creëren een ander microklimaat en an-dere planten krijgen een kans zich te ont-wikkelen, zoals berk, beuk, grove denmaar ook grassen. Mits ze niet elke weekof om de paar dagen op dezelfde plekkomen wroeten. Normaal doen zwijnen datook helemaal niet, maar als je ze in hogedichtheden in een gebied ‘opsluit’, zoals inNederland, dan hebben ze geen keus. Maar dat gaat misschien wel veranderen.Niet alleen door ander beheer, maar ookde terugkeer van de wolf en in minderemate de lynx kan de dynamiek in de popu-latie zwijnen aanzienlijk beïnvloeden.

Groot Bruinderink: “Een lynx zal hoog-uit een enkel biggetje aandurven en wol-ven mijden ook bij voorkeur eenaanvaring met een gezond volwassenzwijn, maar jonge beesten lopen na-tuurlijk wel gevaar.” Het ruimtelijke pa-troon verandert, omdat zwijnen plekkenmet wolven zullen mijden. Dat ruimte-

lijke effect zal volgens Dekker groter zijndan de toch vrij tijdelijke jacht door demens. De wolven zullen er immers nieteventjes maar altijd zijn. Maar vooralsnoghoeven de zwijnen alleen de mens nog tevrezen.En die mens die handelt dus, zo bleek tij-

dens het schrijven van het boek, niet opbasis van gedegen onderzoek. Dat vindende auteurs opmerkelijk en het brengt henop de gedachte, dat het misschien ook an-ders zou kunnen. Groot Bruinderink: “Nuwordt er veel gejaagd in de natuur, je zoudat juist kunnen gaan doen langs wegenen op landbouwgronden, waar ze overlastkunnen veroorzaken. Dat werkt afschrik-kend, waardoor de zwijnen juist die gebie-den zouden kunnen gaan mijden.” Het iseen idee van een van de mensen die geïn-terviewd worden in het boek, Marcel Vos-sestein. Hij denkt dat het huidige afschotde dieren juist de landbouwgronden op-jaagt en pleit al jaren met passie voor eenandere koers.

Vlees Of waarom niet het Duitse systeemovernemen waarbij een jager met de boereen contract afsluit om het land schade-vrij te houden? De jager betaalt de schade,als die toch optreedt, maar mag in ruildaarvoor de zwijnen schieten. Wat de au-teurs betreft gaan we in Nederland heelanders over wilde zwijnen nadenken, wanthistorisch gezien horen ze gewoon bij onsland. De Zoogdiervereniging bekijkt demogelijkheden van nieuwe leefgebiedenvoor wilde zwijnen. Misschien hoeven zeniet overal een plek te krijgen maar wel inveel meer gebieden dan nu het geval is.Met aanvullende maatregelen als goederasters, kan de overlast beperkt blijven.Groot Bruinderink:“Overheden en na-tuurorganisatieshebben zichenorm ingezetvoor verbindingentussen natuurge-bieden. Mogen dewilde zwijnen daar soms geen gebruik vanmaken dan?”Aan het eind van het boek wordt zelfs demogelijkheid geopperd om de zwijnen toete laten op landbouwgronden als een al-ternatief voor het vlees uit de intensieveveehouderij. Gewoon de wilde zwijnen deruimte laten en regelmatig ‘oogsten’ voorde verkoop. Groot Bruinderink: “Die wildezwijnen hebben echt een stuk beter levendan hun verre verwanten in de bio-indus-trie en in andere landen als Duitsland,Frankrijk en Zwitserland gaat het al zo.”“En het levert heel lekker vlees op”, voegtDekker er aan toe.

Zwijnenplatform Daarmee blijken zein goed gezelschap te zijn. Door de eeu-wen heen (van Romeinen tot middeleeu-

wen en daarna) is het wild zwijn bejaagden gegeten. Jacht was ook de aanleidingvoor prins Hendrik om, toen ze uitgestor-ven waren, uit Polen wilde zwijnen te her-introduceren op de Veluwe. In Limburgkwamen ze uit zichzelf uit Duitsland terug.Die twee populaties zijn daarmee gene-tisch verschillend en zien er zelfs andersuit. Ook vanuit dat oogpunt (genetischemenging) is de spontane verspreiding dienu plaatsvindt, toe te juichen. De overlastblijkt trouwens ook van alle tijden. In hetboek wordt uit bronnen geciteerd, waaruitblijkt dat boeren op de Veluwe ook in 1760al klaagden over overlast van wilde zwij-nen. Groot Bruinderink en Dekker zijn duidelijkrealisten. Ze hebben met hun passie voorde wilde zwijnen de overlast, die er ook is,niet uit het oog verloren. Ze pleiten voor deoprichting van een platform Wild zwijn,waar alle betrokken partijen met elkaaroverleggen over welke kant het op moet ineen bepaald gebied en welke maatregelengenomen moeten worden. Bij dat overlegzitten boeren, jagers, natuurbeschermers,onderzoekers en noem maar op. Een ver-edeld Faunabeheereenheidbestuur maardan alleen voor het wild zwijn. In de stadBerlijn bestaat al zo’n platform en datwerkt prima. Groot Bruinderink: “Uit deloopgraven, het gesprek met elkaar aan-gaan en zoeken naar consensus.” Ook ne-telige kwesties als de risico’s op

verspreiding vanziekten kunnendaar aan de ordekomen. Overigenswordt de kans opbesmetting met demoderne inten-sieve veehouderij

niet groot geacht. Die varkens zitten alle-maal binnen in stallen en kunnen dusnooit een wild zwijn tegenkomen. Doorgoede monitoring en rastering is dat risiconog verder te verkleinen. Al dat soortzaken kan in een Zwijnenplatform bespro-ken worden, maar ook de kansen die hetwild zwijn biedt. Want dat moet de auteursaan het slot van het gesprek nog wel evenvan het hart. Waarom de grote natuuror-ganisaties zo weinig doen met het wildzwijn, daar snappen ze heel weinig van.Dekker:”Die laten het echt afweten. En datterwijl veel soorten profiteren van dekomst van wilde zwijnen. Het is een soortvlaggenschip, een panda, dat staat voorveel meer dan alleen het zwijn zelf.”

Eric van Kaathoven, Zoogdiervereniging

“Onvoorstelbaar dat er zo weinig aandacht is

voor wilde zwijnen”

“In de media zie je maar de helft van het verhaal, wij willen het hele verhaal vertellen.”

NIEUW BOEK

Geert Groot Bruinderink (1949) studeerde bi-ologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen.In 1987 promoveerde hij op de relatie tussen

wilde ganzen en deveehouderij. Daarnanam onderzoek naarhet beheer van wildehoefdieren een be-langrijke plek in bin-nen zijn werkzaam-heden. Hij schreefhierover een grootaantal publicaties. Injuli 2010 zette hij de

stap van Alterra Wageningen UR naar deZoogdiervereniging.

Jasja Dekker (1975) studeerde biologie aande Landbouwuniversiteit Wageningen. In2006 promoveerde hij aan de intussen om-

gedoopte UniversiteitWageningen op foera-geergedrag van konij-nen. Na zijn promotiedeed hij bij de Zoog-diervereniging onder-zoek naar onderandere landschapsge-bruik en ecologie vankonijnen, kleine mar-terachtigen en exoti-

sche zoogdieren en hij is er coördinatorzoogdiermonitoring.

Wilde Zwijnen belicht objectief de voors entegens in de sterk gepolariseerde discussie.In het ‘Jaar van het Wild Zwijn’ brengt ditboek een helder beeld over de laatste standvan zaken rond onder meer afschotbeleid,landbouwschade en verkeersveiligheid.

KNNV Uitgeverij i.s.m. de Zoogdiervereni-ging, Geert Groot Bruinderink en Jasja Dek-ker, 112 p., ISBN 978 90 5011 328 1, ¤ 19,95.Het boek is verkrijgbaar in de boekhandel envia www.knnvuitgeverij.nl

Wild zwijn verjaagt edelhert. Foto Edwin Kats

Page 13: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 12 Zoogdier 21-4 pagina 13

wild dat vooral goed was om op het bord tebelanden. En ook nu komen ze vaak nega-tief in het nieuws. Ze veroorzaken schadebij boeren en anderen: de halve akker metmaïs, het voetbalveld of de voortuin omge-ploegd door een rotte zwijnen op zoek naarvoedsel. En dan zijn er nog de aanrijdingenen daarmee de verkeersoverlast. Dat ne-gatieve beeld is trouwens een van de aan-leidingen om het boek te schrijven.Dekker: “In de media zie je maar de helftvan het verhaal, wij willen het hele verhaalvertellen.” Groot Bruinderink heeft daarbijnog een heel persoonlijke reden. Hij doetal sinds de jaren zeventig onderzoek naarwilde zwijnen en schreef tientallen rap-porten over het wild zwijn. Nu zet hij voorhet eerst alles op een rij en in die zin is hetboek voor hem ook een echte kroon op hetwerk. Groot Bruinderink: “Bo-vendien was het natuurlijk dehoogste tijd, dat er eindelijkeens een boek kwam over wildezwijnen in Nederland.”Tijdens het schrijven viel hetDekker en Groot Bruinderink ophoe weinig er eigenlijk bekendis over wilde zwijnen in Nederland. Funda-menteel onderzoek naar hoe populatieszich ontwikkelen en hoe de wilde zwijnenzich verplaatsen bijvoorbeeld, wordt allang niet meer gedaan. Dat is des te op-merkelijker omdat er wel wordt ‘beheerd’,oftewel gejaagd om de aantallen te beper-

ken, zonder dat we goed weten wat de ef-fecten zijn. Daarom pleiten ze ook voorproeven met het achterwege laten van be-heer. Niet omdat ze voor of tegen jacht zijnmaar omdat zonder kennis een goed be-leid onmogelijk is. De behoefte aan meeronderzoek wordt alleen maar groter nu ersteeds meer zwijnen voorkomen in Neder-land, ondanks het afschot. Het zoge-noemde nulstandbeleid waarbij de zwijnenbuiten de Veluwe en de Meinweg niet voormogen komen, wordt zo langzamerhandonhoudbaar volgens beide heren.

Lynx en wolf Ook over de vermeendenadelen van wilde zwijnen in ecologischopzicht weten we nog maar weinig. Omdater wel eens larven van het vliegend hertgevonden zijn in de maag van een zwijn, is

de suggestie snel gewekt dat wilde zwijnenslecht zijn voor deze zeldzame insecten.Maar dan is toch wel erg opvallend, datjuist de gebieden waar de meeste vliegendherten waargenomen worden, gebiedenzijn met hoge dichtheden wilde zwijnen.Volgens Groot Bruinderink zijn het ook

meer toevalstreffers, als het zwijn op dezelarven stuit. Wilde zwijnen zijn opportunis-ten die eten wat ze op hun pad krijgen. Zekunnen door hun gewoel en gewroet juistbijdragen aan meer dynamiek in de natuur.Ze creëren een ander microklimaat en an-dere planten krijgen een kans zich te ont-wikkelen, zoals berk, beuk, grove denmaar ook grassen. Mits ze niet elke weekof om de paar dagen op dezelfde plekkomen wroeten. Normaal doen zwijnen datook helemaal niet, maar als je ze in hogedichtheden in een gebied ‘opsluit’, zoals inNederland, dan hebben ze geen keus. Maar dat gaat misschien wel veranderen.Niet alleen door ander beheer, maar ookde terugkeer van de wolf en in minderemate de lynx kan de dynamiek in de popu-latie zwijnen aanzienlijk beïnvloeden.

Groot Bruinderink: “Een lynx zal hoog-uit een enkel biggetje aandurven en wol-ven mijden ook bij voorkeur eenaanvaring met een gezond volwassenzwijn, maar jonge beesten lopen na-tuurlijk wel gevaar.” Het ruimtelijke pa-troon verandert, omdat zwijnen plekkenmet wolven zullen mijden. Dat ruimte-

lijke effect zal volgens Dekker groter zijndan de toch vrij tijdelijke jacht door demens. De wolven zullen er immers nieteventjes maar altijd zijn. Maar vooralsnoghoeven de zwijnen alleen de mens nog tevrezen.En die mens die handelt dus, zo bleek tij-

dens het schrijven van het boek, niet opbasis van gedegen onderzoek. Dat vindende auteurs opmerkelijk en het brengt henop de gedachte, dat het misschien ook an-ders zou kunnen. Groot Bruinderink: “Nuwordt er veel gejaagd in de natuur, je zoudat juist kunnen gaan doen langs wegenen op landbouwgronden, waar ze overlastkunnen veroorzaken. Dat werkt afschrik-kend, waardoor de zwijnen juist die gebie-den zouden kunnen gaan mijden.” Het iseen idee van een van de mensen die geïn-terviewd worden in het boek, Marcel Vos-sestein. Hij denkt dat het huidige afschotde dieren juist de landbouwgronden op-jaagt en pleit al jaren met passie voor eenandere koers.

Vlees Of waarom niet het Duitse systeemovernemen waarbij een jager met de boereen contract afsluit om het land schade-vrij te houden? De jager betaalt de schade,als die toch optreedt, maar mag in ruildaarvoor de zwijnen schieten. Wat de au-teurs betreft gaan we in Nederland heelanders over wilde zwijnen nadenken, wanthistorisch gezien horen ze gewoon bij onsland. De Zoogdiervereniging bekijkt demogelijkheden van nieuwe leefgebiedenvoor wilde zwijnen. Misschien hoeven zeniet overal een plek te krijgen maar wel inveel meer gebieden dan nu het geval is.Met aanvullende maatregelen als goederasters, kan de overlast beperkt blijven.Groot Bruinderink:“Overheden en na-tuurorganisatieshebben zichenorm ingezetvoor verbindingentussen natuurge-bieden. Mogen dewilde zwijnen daar soms geen gebruik vanmaken dan?”Aan het eind van het boek wordt zelfs demogelijkheid geopperd om de zwijnen toete laten op landbouwgronden als een al-ternatief voor het vlees uit de intensieveveehouderij. Gewoon de wilde zwijnen deruimte laten en regelmatig ‘oogsten’ voorde verkoop. Groot Bruinderink: “Die wildezwijnen hebben echt een stuk beter levendan hun verre verwanten in de bio-indus-trie en in andere landen als Duitsland,Frankrijk en Zwitserland gaat het al zo.”“En het levert heel lekker vlees op”, voegtDekker er aan toe.

Zwijnenplatform Daarmee blijken zein goed gezelschap te zijn. Door de eeu-wen heen (van Romeinen tot middeleeu-

wen en daarna) is het wild zwijn bejaagden gegeten. Jacht was ook de aanleidingvoor prins Hendrik om, toen ze uitgestor-ven waren, uit Polen wilde zwijnen te her-introduceren op de Veluwe. In Limburgkwamen ze uit zichzelf uit Duitsland terug.Die twee populaties zijn daarmee gene-tisch verschillend en zien er zelfs andersuit. Ook vanuit dat oogpunt (genetischemenging) is de spontane verspreiding dienu plaatsvindt, toe te juichen. De overlastblijkt trouwens ook van alle tijden. In hetboek wordt uit bronnen geciteerd, waaruitblijkt dat boeren op de Veluwe ook in 1760al klaagden over overlast van wilde zwij-nen. Groot Bruinderink en Dekker zijn duidelijkrealisten. Ze hebben met hun passie voorde wilde zwijnen de overlast, die er ook is,niet uit het oog verloren. Ze pleiten voor deoprichting van een platform Wild zwijn,waar alle betrokken partijen met elkaaroverleggen over welke kant het op moet ineen bepaald gebied en welke maatregelengenomen moeten worden. Bij dat overlegzitten boeren, jagers, natuurbeschermers,onderzoekers en noem maar op. Een ver-edeld Faunabeheereenheidbestuur maardan alleen voor het wild zwijn. In de stadBerlijn bestaat al zo’n platform en datwerkt prima. Groot Bruinderink: “Uit deloopgraven, het gesprek met elkaar aan-gaan en zoeken naar consensus.” Ook ne-telige kwesties als de risico’s op

verspreiding vanziekten kunnendaar aan de ordekomen. Overigenswordt de kans opbesmetting met demoderne inten-sieve veehouderij

niet groot geacht. Die varkens zitten alle-maal binnen in stallen en kunnen dusnooit een wild zwijn tegenkomen. Doorgoede monitoring en rastering is dat risiconog verder te verkleinen. Al dat soortzaken kan in een Zwijnenplatform bespro-ken worden, maar ook de kansen die hetwild zwijn biedt. Want dat moet de auteursaan het slot van het gesprek nog wel evenvan het hart. Waarom de grote natuuror-ganisaties zo weinig doen met het wildzwijn, daar snappen ze heel weinig van.Dekker:”Die laten het echt afweten. En datterwijl veel soorten profiteren van dekomst van wilde zwijnen. Het is een soortvlaggenschip, een panda, dat staat voorveel meer dan alleen het zwijn zelf.”

Eric van Kaathoven, Zoogdiervereniging

“Onvoorstelbaar dat er zo weinig aandacht is

voor wilde zwijnen”

“In de media zie je maar de helft van het verhaal, wij willen het hele verhaal vertellen.”

NIEUW BOEK

Geert Groot Bruinderink (1949) studeerde bi-ologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen.In 1987 promoveerde hij op de relatie tussen

wilde ganzen en deveehouderij. Daarnanam onderzoek naarhet beheer van wildehoefdieren een be-langrijke plek in bin-nen zijn werkzaam-heden. Hij schreefhierover een grootaantal publicaties. Injuli 2010 zette hij de

stap van Alterra Wageningen UR naar deZoogdiervereniging.

Jasja Dekker (1975) studeerde biologie aande Landbouwuniversiteit Wageningen. In2006 promoveerde hij aan de intussen om-

gedoopte UniversiteitWageningen op foera-geergedrag van konij-nen. Na zijn promotiedeed hij bij de Zoog-diervereniging onder-zoek naar onderandere landschapsge-bruik en ecologie vankonijnen, kleine mar-terachtigen en exoti-

sche zoogdieren en hij is er coördinatorzoogdiermonitoring.

Wilde Zwijnen belicht objectief de voors entegens in de sterk gepolariseerde discussie.In het ‘Jaar van het Wild Zwijn’ brengt ditboek een helder beeld over de laatste standvan zaken rond onder meer afschotbeleid,landbouwschade en verkeersveiligheid.

KNNV Uitgeverij i.s.m. de Zoogdiervereni-ging, Geert Groot Bruinderink en Jasja Dek-ker, 112 p., ISBN 978 90 5011 328 1, ¤ 19,95.Het boek is verkrijgbaar in de boekhandel envia www.knnvuitgeverij.nl

Wild zwijn verjaagt edelhert. Foto Edwin Kats

Page 14: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 14 Zoogdier 21-4 pagina 15

Verder lezen?

• De kaarten die bij de verschillende stappenhoren zijn terug te vinden op de website van deZoogdiervereniging.

Volgens het huidige beleid mogen wildezwijnen alleen op de Veluwe en de Mein-weg (Limburg) voorkomen, daarbuitengeldt het zogenoemde nulstandbeleid.Buiten deze gebieden mogen dus geenzwijnen voorkomen, maar deze nulstandwordt niet gehaald. Er zijn al wilde zwijnengesignaleerd op diverse plaatsen buitendeze gebieden in de provincies Gelderland,Limburg, Overijssel, Drenthe, Noord-Bra-bant en (in september 2010) Utrecht (fi-guur 1). Daarmee wordt het nulstandbeleidonhoudbaar. De Zoogdiervereniging vindtdit beleid ook ongewenst, omdat wildezwijnen van oudsher gewoon in Nederlandthuishoren en een belangrijke rol spelen inde natuur. Met de kansenkaart, die is ge-presenteerd op een symposium op 10 no-vember jl., willen wij de discussie rondwilde zwijnen openbreken. Waar ligt detoekomst van het wild zwijn in Nederland?

Kansen Van oorsprong kwam het wildzwijn in bijna heel Nederland voor en hetdier is bezig aan een langzame maarspontane kolonisatie van delen van Neder-land. Hoog tijd om de vraag te stellen: inwelke gebieden kunnen de zwijnen eenblijvende plek vinden? Want er wordt vaak

over schade en overlast gesproken, maarhet wild zwijn heeft ook een belangrijkepositieve invloed op ecologisch en econo-misch vlak. Hierover zijn het afgelopenjaar diverse publicaties verschenen (zie‘Verder lezen’).Vanuit het wild zwijn gezien is vrijwel heelNederland geschikt leefgebied. Het wildzwijn kan namelijk voorkomen in veel ver-schillende biotopen, zoals loofbossen,bos-graslandmozaïeken, moerassen, riet-landen en struwelen. De soort handhaaftzich in het buitenland tot in stedelijke ge-bieden. Een bekend voorbeeld hiervan isBerlijn. Maar bij het zoeken naar kansenmoet niet alleen rekening worden gehou-den met de voorkeuren en behoeften vande wilde zwijnen maar ook met die vanmensen. Als we beginnen met de kaart van Neder-land en dan telkens gebieden afpellen dieminder of niet geschikt zijn, dan houdenwe de kansenkaart in figuur 2 over. Alseerste vallen de moeilijk bereikbare Wad-deneilanden af, daarna de bebouwde om-geving, inclusief de glastuinbouw enbedrijventerreinen. Vervolgens vallen degrootschalige open gebieden af, metdaarin veel landbouwbedrijven. Bovendien

zijn hier geen bossen van voldoende om-vang voor rust en voedsel, waardoor erbuitenproportionele overlast is te ver-wachten. Wat resteert, kan worden gezienals een ‘bruto-zoekgebied’. Maar dan zijnwe er nog niet.Het is raadzaam om het wild zwijn metname ruimte bieden in natuurgebieden.Zowel bestaande oudere natuurgebiedenals nieuwe natuur in bijvoorbeeld de uiter-waarden. Juist in die natuurgebieden kanhet wild zwijn zijn positieve kant laten gel-den en de overlast wordt beperkt door dekernpopulaties juist in natuurgebiedenruimte te bieden. Deze natuurgebiedenmoeten dan wel voldoende robuust zijn ende juiste eigenschappen hebben (zoals deaanwezigheid van voldoende bos) om alskerngebied voor het wild zwijn te kunnenfungeren. Bij deze kansenkaart is 2.000hectare aangehouden als minimumopper-vlak van geschikte natuurgebieden. Zelfswanneer in de naastgelegen (land-bouw)gebieden het nulstandbeleid wordtgehandhaafd, hebben deze natuurgebie-den een voldoende omvang om gezondepopulaties te herbergen. Kleinere gebie-den, vanaf 1000 ha, kunnen ook gezondepopulaties herbergen, maar dan wel in

combinatie met andere natuurgebieden inde omgeving, waardoor een metapopulatiekan ontstaan.Na deze stap blijft een aantal natuurgebie-den over van voldoende omvang die ge-schikt zijn voor het wild zwijn. Omdat weniet uit gaan van het uitzetten van popula-ties, is een laatste selectiestap die gebie-den die spontaan kunnen wordengekoloniseerd door het wild zwijn. Bij dezestap zijn bijvoorbeeld de Noord- en Zuid-Hollandse duingebieden alsnog afgevallen.Wat overblijft is de nettokansenkaart: eenaantal natuurgebieden van voldoende om-vang dat spontaan zou kunnen worden ge-koloniseerd.In een aantal van deze gebieden wordenrecent al (zwervende) wilde zwijnen gesig-naleerd. Uiteraard worden ook zwijnenbuiten de nieuwe kansenkaart waargeno-men. Toeval bepaalt immers ook waarrondzwervende wilde zwijnen terechtkomen en waar ze onderweg gezien wor-den.

Zoekgebieden Het merendeel van degebieden die zijn opgenomen in de kan-senkaart kan worden ingedeeld in eenaantal clusters:� Drenthe/Friesland/Overijssel, met ge-bieden als de Weerribben, het Dwingelder-veld, Fochteloërveen en de boswachterijenAppelscha, Smilde, Grollo, Schoonlo enExloo � Centraal Overijssel, met daarin de Sal-landse Heuvelrug, Lemelerberg en Beerze� Zuidoost-Gelderland: Rijk van Nijmegen(Groesbeek) en Gelderse Poort� Zuid-Brabant, met onder andere Grens-park De Zoom-Kalmthoutse Heide, Kam-pina, Kempen, Leenderbos, Weerter- enBudelerbergen, Strabrechtse Heide,Loonse en Drunense Duinen, de Oir-schotse Heide en Deurnse Peel en Maria-peel � Grensgebied Limburg, met daarinMaasduinen, Meinweg en BoswachterijVaals Gelderland/Utrecht/Flevoland: Utrechtse Heuvelrug, Goois Natuurreser-

vaat, Veluwe, Horsterwold en Oostvaar-dersplassenBuiten deze clusters liggen de geschikteleefgebieden Biesbosch, Kop van Schou-wen en het Lauwersmeer.

Hoe verder? Met deze kansenkaarthebben we dus een aantal zoekgebiedenbenoemd waar het wild zwijn in de toe-komst leefgebied zou kunnen hebben. Hetis een eerste stap op weg naar meer plek-ken in Nederland waar het wild zwijn weergewoon thuis mag zijn. Maar er moet nogmeer gebeuren. Zo is het aan te bevelenper gebied een grondige analyse te makenvan mogelijke knelpunten én de oplossin-gen. In Limburg gebeurt dit al. Knelpuntenkunnen onder meer worden gevonden inde landbouwsector: op welke plaatsenworden scharrelvarkens gehouden, waar-bij de kans op overdracht van ziektes reëelis? En, waar zijn lokaal teelten van kwets-bare gewassen? Een goed beheerplan inde landbouwgebieden kan de schade sterkbeperken en de dieren binnen natuurge-bieden houden. En hoe wordt landbouw-schade die toch optreedt vergoed?Daarnaast is er het risico op verkeers-slachtoffers: hoe verhoudt een zwijnenpo-pulatie zich met het lokale wegennet? Vaakzijn, soms hele eenvoudige, oplossingenbeschikbaar, bijvoorbeeld bepaalde wegenverkeersluw maken. Zaak is wel dat deknelpunten en oplossingen tijdig in beeldworden gebracht. Uiteindelijk is het aan deprovinciebesturen om nieuwe leefgebiedenaan te wijzen. De mogelijkheden zijn er!

Woord van dank Wij bedanken hetPrins Bernhard Cultuurfonds voor de fi-nanciële bijdrage om deze kansenkaart tekunnen maken.

Jasja Dekker, Stefan Vreugdenhil ([email protected]) enGeert Groot Bruinderink (tevens Alterra-WUR) werken bij de Zoogdiervereniging.Leo Linnartz is werkzaam bij ARK Natuur-ontwikkeling.

Kansenkaart ‘Wilde Zwijnen in Nederland’ gepresenteerd

De Zoogdiervereniging, ARK Natuurontwikkeling en Alterra-WUR hebben een onderzoek uitgevoerd

naar mogelijke nieuwe Nederlandse leefgebieden voor het wild zwijn. Uit dit onderzoek blijkt

dat in tientallen natuurgebieden in Zuid-, Midden- en Oost-Nederland plek zou kunnen zijn voor het

wild zwijn. Op dit moment mogen wilde zwijnen slechts in twee gebieden voorkomen,

maar rukken ze op diverse plaatsen op.

Jasja Dekker, Stefan Vreugdenhil, Geert Groot Bruinderink en Leo Linnartz

Figuur 1 Waarnemingen van het wild zwijn 1980 t/m2009.

Figuur 2 Kansenkaart wilde zwijnen in Nederland.Oranje: geschikt en bereikbaar leefgebied in natuurge-bieden; lichtoranje: overige natuur binnen het netto-zoekgebied dat van belang kan zijn voor eenmetapopulatie en de verspreiding van wilde zwijnen.

Page 15: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 14 Zoogdier 21-4 pagina 15

Verder lezen?

• De kaarten die bij de verschillende stappenhoren zijn terug te vinden op de website van deZoogdiervereniging.

Volgens het huidige beleid mogen wildezwijnen alleen op de Veluwe en de Mein-weg (Limburg) voorkomen, daarbuitengeldt het zogenoemde nulstandbeleid.Buiten deze gebieden mogen dus geenzwijnen voorkomen, maar deze nulstandwordt niet gehaald. Er zijn al wilde zwijnengesignaleerd op diverse plaatsen buitendeze gebieden in de provincies Gelderland,Limburg, Overijssel, Drenthe, Noord-Bra-bant en (in september 2010) Utrecht (fi-guur 1). Daarmee wordt het nulstandbeleidonhoudbaar. De Zoogdiervereniging vindtdit beleid ook ongewenst, omdat wildezwijnen van oudsher gewoon in Nederlandthuishoren en een belangrijke rol spelen inde natuur. Met de kansenkaart, die is ge-presenteerd op een symposium op 10 no-vember jl., willen wij de discussie rondwilde zwijnen openbreken. Waar ligt detoekomst van het wild zwijn in Nederland?

Kansen Van oorsprong kwam het wildzwijn in bijna heel Nederland voor en hetdier is bezig aan een langzame maarspontane kolonisatie van delen van Neder-land. Hoog tijd om de vraag te stellen: inwelke gebieden kunnen de zwijnen eenblijvende plek vinden? Want er wordt vaak

over schade en overlast gesproken, maarhet wild zwijn heeft ook een belangrijkepositieve invloed op ecologisch en econo-misch vlak. Hierover zijn het afgelopenjaar diverse publicaties verschenen (zie‘Verder lezen’).Vanuit het wild zwijn gezien is vrijwel heelNederland geschikt leefgebied. Het wildzwijn kan namelijk voorkomen in veel ver-schillende biotopen, zoals loofbossen,bos-graslandmozaïeken, moerassen, riet-landen en struwelen. De soort handhaaftzich in het buitenland tot in stedelijke ge-bieden. Een bekend voorbeeld hiervan isBerlijn. Maar bij het zoeken naar kansenmoet niet alleen rekening worden gehou-den met de voorkeuren en behoeften vande wilde zwijnen maar ook met die vanmensen. Als we beginnen met de kaart van Neder-land en dan telkens gebieden afpellen dieminder of niet geschikt zijn, dan houdenwe de kansenkaart in figuur 2 over. Alseerste vallen de moeilijk bereikbare Wad-deneilanden af, daarna de bebouwde om-geving, inclusief de glastuinbouw enbedrijventerreinen. Vervolgens vallen degrootschalige open gebieden af, metdaarin veel landbouwbedrijven. Bovendien

zijn hier geen bossen van voldoende om-vang voor rust en voedsel, waardoor erbuitenproportionele overlast is te ver-wachten. Wat resteert, kan worden gezienals een ‘bruto-zoekgebied’. Maar dan zijnwe er nog niet.Het is raadzaam om het wild zwijn metname ruimte bieden in natuurgebieden.Zowel bestaande oudere natuurgebiedenals nieuwe natuur in bijvoorbeeld de uiter-waarden. Juist in die natuurgebieden kanhet wild zwijn zijn positieve kant laten gel-den en de overlast wordt beperkt door dekernpopulaties juist in natuurgebiedenruimte te bieden. Deze natuurgebiedenmoeten dan wel voldoende robuust zijn ende juiste eigenschappen hebben (zoals deaanwezigheid van voldoende bos) om alskerngebied voor het wild zwijn te kunnenfungeren. Bij deze kansenkaart is 2.000hectare aangehouden als minimumopper-vlak van geschikte natuurgebieden. Zelfswanneer in de naastgelegen (land-bouw)gebieden het nulstandbeleid wordtgehandhaafd, hebben deze natuurgebie-den een voldoende omvang om gezondepopulaties te herbergen. Kleinere gebie-den, vanaf 1000 ha, kunnen ook gezondepopulaties herbergen, maar dan wel in

combinatie met andere natuurgebieden inde omgeving, waardoor een metapopulatiekan ontstaan.Na deze stap blijft een aantal natuurgebie-den over van voldoende omvang die ge-schikt zijn voor het wild zwijn. Omdat weniet uit gaan van het uitzetten van popula-ties, is een laatste selectiestap die gebie-den die spontaan kunnen wordengekoloniseerd door het wild zwijn. Bij dezestap zijn bijvoorbeeld de Noord- en Zuid-Hollandse duingebieden alsnog afgevallen.Wat overblijft is de nettokansenkaart: eenaantal natuurgebieden van voldoende om-vang dat spontaan zou kunnen worden ge-koloniseerd.In een aantal van deze gebieden wordenrecent al (zwervende) wilde zwijnen gesig-naleerd. Uiteraard worden ook zwijnenbuiten de nieuwe kansenkaart waargeno-men. Toeval bepaalt immers ook waarrondzwervende wilde zwijnen terechtkomen en waar ze onderweg gezien wor-den.

Zoekgebieden Het merendeel van degebieden die zijn opgenomen in de kan-senkaart kan worden ingedeeld in eenaantal clusters:� Drenthe/Friesland/Overijssel, met ge-bieden als de Weerribben, het Dwingelder-veld, Fochteloërveen en de boswachterijenAppelscha, Smilde, Grollo, Schoonlo enExloo � Centraal Overijssel, met daarin de Sal-landse Heuvelrug, Lemelerberg en Beerze� Zuidoost-Gelderland: Rijk van Nijmegen(Groesbeek) en Gelderse Poort� Zuid-Brabant, met onder andere Grens-park De Zoom-Kalmthoutse Heide, Kam-pina, Kempen, Leenderbos, Weerter- enBudelerbergen, Strabrechtse Heide,Loonse en Drunense Duinen, de Oir-schotse Heide en Deurnse Peel en Maria-peel � Grensgebied Limburg, met daarinMaasduinen, Meinweg en BoswachterijVaals Gelderland/Utrecht/Flevoland: Utrechtse Heuvelrug, Goois Natuurreser-

vaat, Veluwe, Horsterwold en Oostvaar-dersplassenBuiten deze clusters liggen de geschikteleefgebieden Biesbosch, Kop van Schou-wen en het Lauwersmeer.

Hoe verder? Met deze kansenkaarthebben we dus een aantal zoekgebiedenbenoemd waar het wild zwijn in de toe-komst leefgebied zou kunnen hebben. Hetis een eerste stap op weg naar meer plek-ken in Nederland waar het wild zwijn weergewoon thuis mag zijn. Maar er moet nogmeer gebeuren. Zo is het aan te bevelenper gebied een grondige analyse te makenvan mogelijke knelpunten én de oplossin-gen. In Limburg gebeurt dit al. Knelpuntenkunnen onder meer worden gevonden inde landbouwsector: op welke plaatsenworden scharrelvarkens gehouden, waar-bij de kans op overdracht van ziektes reëelis? En, waar zijn lokaal teelten van kwets-bare gewassen? Een goed beheerplan inde landbouwgebieden kan de schade sterkbeperken en de dieren binnen natuurge-bieden houden. En hoe wordt landbouw-schade die toch optreedt vergoed?Daarnaast is er het risico op verkeers-slachtoffers: hoe verhoudt een zwijnenpo-pulatie zich met het lokale wegennet? Vaakzijn, soms hele eenvoudige, oplossingenbeschikbaar, bijvoorbeeld bepaalde wegenverkeersluw maken. Zaak is wel dat deknelpunten en oplossingen tijdig in beeldworden gebracht. Uiteindelijk is het aan deprovinciebesturen om nieuwe leefgebiedenaan te wijzen. De mogelijkheden zijn er!

Woord van dank Wij bedanken hetPrins Bernhard Cultuurfonds voor de fi-nanciële bijdrage om deze kansenkaart tekunnen maken.

Jasja Dekker, Stefan Vreugdenhil ([email protected]) enGeert Groot Bruinderink (tevens Alterra-WUR) werken bij de Zoogdiervereniging.Leo Linnartz is werkzaam bij ARK Natuur-ontwikkeling.

Kansenkaart ‘Wilde Zwijnen in Nederland’ gepresenteerd

De Zoogdiervereniging, ARK Natuurontwikkeling en Alterra-WUR hebben een onderzoek uitgevoerd

naar mogelijke nieuwe Nederlandse leefgebieden voor het wild zwijn. Uit dit onderzoek blijkt

dat in tientallen natuurgebieden in Zuid-, Midden- en Oost-Nederland plek zou kunnen zijn voor het

wild zwijn. Op dit moment mogen wilde zwijnen slechts in twee gebieden voorkomen,

maar rukken ze op diverse plaatsen op.

Jasja Dekker, Stefan Vreugdenhil, Geert Groot Bruinderink en Leo Linnartz

Figuur 1 Waarnemingen van het wild zwijn 1980 t/m2009.

Figuur 2 Kansenkaart wilde zwijnen in Nederland.Oranje: geschikt en bereikbaar leefgebied in natuurge-bieden; lichtoranje: overige natuur binnen het netto-zoekgebied dat van belang kan zijn voor eenmetapopulatie en de verspreiding van wilde zwijnen.

Page 16: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 17Zoogdier 21-4 pagina 16

leerd. Zo werden per dag meerdere muizenin één val gevangen.

Ontmoetingen Uit diverse onderzoe-ken (La Haye 2004; Nijhof 2001) blijkt datwaar noordse woelmuizen en veldmuizensamen voorkomen de noordse woelmuisvaak het veld moet ruimen voor de veld-muis. Dit is zeker het geval wanneer dedichtheid van de laatste soort toeneemt ende vegetatie voor veldmuizen geschikt is.Nu is er nog heel weinig bekend over hethoe en waarom van deze onderlinge con-currentie en hoe het de veldmuis (en in an-dere gebieden ook de aardmuis) lukt omde toch behoorlijk grotere en zwaarderenoordse woelmuis te verdringen. In hetsoortbeschermingsplan voor de noordsewoelmuis wordt dan ook aangedrongen oponderzoek naar dit verschijnsel. Het vangen van muizen met vallen is voorverspreidingsonderzoek en eventueel hetbepalen van voorkeursbiotoop en vegetatiewel geschikt, maar wanneer gedetailleer-der gekeken moet worden waar welkemuizen precies aanwezig zijn en wat zijdoen bij ontmoetingen met de anderesoorten zijn deze vangmethodes te grof.Daarom is gestart met veldwaarnemingenom zo mogelijke verschillen in gedrag tus-sen veldmuis en noordse woelmuis te kun-nen ontdekken en te registreren waar zeactief zijn. Ook is gekeken naar wat er zoalgebeurt bij eventuele ontmoetingen tussende twee soorten.In 2009 was het riet op Koudenhoorn vooreen deel gemaaid. Daarbij werden ookbanen opengemaakt door de riet- en zeg-genkraag, waar de twee soorten woelmui-zen samen voorkwamen. Zodoende werdvanuit die opengemaaide stukken ineenseen betere inkijk in het leefgebied vanbeide soorten verkregen en was het moge-lijk hen te zien tijdens het foerageren. Hetwas verder alleen nog maar een kwestievan geduld en heel veel stil op een krukjezitten bij die plekken, waarvan wij wisten,dat de twee soorten voorkwamen.

Verrassend Op zich was dat stilzitteneigenlijk nooit saai. Oog in oog komen meteen rondsluipende roerdomp, een waterraldie langs de oever rent, een ijsvogel die devorst wel had overleefd balancerend opeen overhangende rietstengel, een dwerg-muis die heel voorzichtig omhoog klau-terde naar een nog volle rietpluim oflisdodde, na het eerste halfuurtje stilzittenwas er altijd wel wat te zien. Maar niet al-tijd de soorten waar het om ging. Tochwerden in de loop van de rest van de win-

ter en vooral het vroege voorjaar nog flinkwat waarnemingen verzameld.Allereerst viel, vergeleken met het gedragvan de veldmuis, de enorme beweeglijk-heid van de noordse woelmuis op. Wan-neer ze van onder de vegetatie vandaankomen, zekeren beide soorten gedurendelange tijd. De veldmuis komt daarna voor-zichtig, beetje bij beetje tevoorschijn ofrent over korte afstand. Een noordse woel-muis aarzelt nog even, rent desnoods weerterug of steekt meteen een flink stuk over,soms wel meer dan vijf meter in één keer,stopt dan abrupt en gaat weer terug ofduikt ergens anders weer onder de bedek-king. Verrassender was het om te zien dateen noordse woelmuis ook regelmatigklimt, iets wat ik een veldmuis nooit hebzien doen. Ze komen dan boven in een zeg-genpol tevoorschijn en rennen vervolgenser overheen weer verder, soms over meer-dere zeggenpollen, voor ze de dekkingweer induiken. Ook als er sneeuw ligt doen

ze dat nog.Zoals te verwachten is, blijkt de noordsewoelmuis ook vrijwillig te zwemmen. Erwerd gezien dat ze van meer dan vijf metervan de oever doken, zo diep, dat ze nietmeer te zien waren en pas vele meters ver-der weer boven kwamen. Zo zwommen zeook naar polleneilandjes ver van de oeveraf, om daar te gaan foerageren.

Confrontaties Op één plek is een voer-plek gecreëerd om te proberen de tweewoelmuissoorten tegelijkertijd te zien. Hetwaren daar de veldmuizen, die tunneltjesmaakten naar deze voerplek toe en danvanuit hun tunneltje het voer verorberden.De noordse woelmuizen kwamen paslange tijd nadat het voer er werd uitge-strooid en volgden meestal een anderetactiek. Ze renden vanuit een verder weg-gelegen dekking naar de voerplek toe, pak-ten wat beet, meestal een groot item enrenden dan met het eten weer terug de

Om meer te weten te komen over de on-derlinge concurrentie bij de Microtus-soorten is aan de zuidkant van deKagerplassen, ten noorden van Leiden inZuid-Holland, een onderzoek gestart. Hetonderzoeksgebied ligt op een schiereilanden is met het dorp Warmond verbondendoor een brug naar het vaste land. In eentamelijk droge rietzone werden tot onze

verrassing nog regelmatig noordse woel-muizen gevangen. Op dezelfde locatie wer-den ook bosspitsmuizen, dwergmuizen,bosmuizen, rosse woelmuizen en veldmui-zen gevangen. Voor veldmuizen lijkt het rietland een mar-ginaal biotoop en het aantal vangsten ligtop ongeveer hetzelfde niveau als dat vande noordse woelmuis (circa 1 exemplaar

per 100 m2) .Er wordt elk winterseizoen één keer pertwee weken gevangen, beginnend eind ok-tober tot in ieder geval eind maart. De val-len worden op vaste plaatsen, goedweggestopt in de vegetatie, opgesteld, ge-nummerd en in kaart gebracht. Na tweedagen prebaiten worden ze op scherpgezet en eenmaal per 2,5 uur gecontro-

De winnaar verliestOp Koudenhoorn, een schiereiland bij de Kagerplassen in Zuid-Holland, worden noordse woelmuizen

en veldmuizen gevangen. Op kleine schaal bekeken blijkt dat de twee soorten voor een groot deel op

gescheiden plekken gevangen worden, zodat er echte veldmuizenplekjes zijn en echte noordse woel-

muizenplekjes. Gerichte en intensieve waarnemingen in het veld leerden dat de veldmuis

bij confrontatie de verliezer is. Je kunt je afvragen hoe het dan komt dat hij toch als soort

de noordse woelmuis kan verdrijven?

René Wanders

Noordse woelmuizen versus veldmuizen

Noordse woelmuis. Foto René Wanders

Boven: het onderzoeksgebied op Koudenhoorn bij de Kagerplassen

Onder: biotoop van de noordse woelmuis. Foto’s René Wanders

Page 17: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 17Zoogdier 21-4 pagina 16

leerd. Zo werden per dag meerdere muizenin één val gevangen.

Ontmoetingen Uit diverse onderzoe-ken (La Haye 2004; Nijhof 2001) blijkt datwaar noordse woelmuizen en veldmuizensamen voorkomen de noordse woelmuisvaak het veld moet ruimen voor de veld-muis. Dit is zeker het geval wanneer dedichtheid van de laatste soort toeneemt ende vegetatie voor veldmuizen geschikt is.Nu is er nog heel weinig bekend over hethoe en waarom van deze onderlinge con-currentie en hoe het de veldmuis (en in an-dere gebieden ook de aardmuis) lukt omde toch behoorlijk grotere en zwaarderenoordse woelmuis te verdringen. In hetsoortbeschermingsplan voor de noordsewoelmuis wordt dan ook aangedrongen oponderzoek naar dit verschijnsel. Het vangen van muizen met vallen is voorverspreidingsonderzoek en eventueel hetbepalen van voorkeursbiotoop en vegetatiewel geschikt, maar wanneer gedetailleer-der gekeken moet worden waar welkemuizen precies aanwezig zijn en wat zijdoen bij ontmoetingen met de anderesoorten zijn deze vangmethodes te grof.Daarom is gestart met veldwaarnemingenom zo mogelijke verschillen in gedrag tus-sen veldmuis en noordse woelmuis te kun-nen ontdekken en te registreren waar zeactief zijn. Ook is gekeken naar wat er zoalgebeurt bij eventuele ontmoetingen tussende twee soorten.In 2009 was het riet op Koudenhoorn vooreen deel gemaaid. Daarbij werden ookbanen opengemaakt door de riet- en zeg-genkraag, waar de twee soorten woelmui-zen samen voorkwamen. Zodoende werdvanuit die opengemaaide stukken ineenseen betere inkijk in het leefgebied vanbeide soorten verkregen en was het moge-lijk hen te zien tijdens het foerageren. Hetwas verder alleen nog maar een kwestievan geduld en heel veel stil op een krukjezitten bij die plekken, waarvan wij wisten,dat de twee soorten voorkwamen.

Verrassend Op zich was dat stilzitteneigenlijk nooit saai. Oog in oog komen meteen rondsluipende roerdomp, een waterraldie langs de oever rent, een ijsvogel die devorst wel had overleefd balancerend opeen overhangende rietstengel, een dwerg-muis die heel voorzichtig omhoog klau-terde naar een nog volle rietpluim oflisdodde, na het eerste halfuurtje stilzittenwas er altijd wel wat te zien. Maar niet al-tijd de soorten waar het om ging. Tochwerden in de loop van de rest van de win-

ter en vooral het vroege voorjaar nog flinkwat waarnemingen verzameld.Allereerst viel, vergeleken met het gedragvan de veldmuis, de enorme beweeglijk-heid van de noordse woelmuis op. Wan-neer ze van onder de vegetatie vandaankomen, zekeren beide soorten gedurendelange tijd. De veldmuis komt daarna voor-zichtig, beetje bij beetje tevoorschijn ofrent over korte afstand. Een noordse woel-muis aarzelt nog even, rent desnoods weerterug of steekt meteen een flink stuk over,soms wel meer dan vijf meter in één keer,stopt dan abrupt en gaat weer terug ofduikt ergens anders weer onder de bedek-king. Verrassender was het om te zien dateen noordse woelmuis ook regelmatigklimt, iets wat ik een veldmuis nooit hebzien doen. Ze komen dan boven in een zeg-genpol tevoorschijn en rennen vervolgenser overheen weer verder, soms over meer-dere zeggenpollen, voor ze de dekkingweer induiken. Ook als er sneeuw ligt doen

ze dat nog.Zoals te verwachten is, blijkt de noordsewoelmuis ook vrijwillig te zwemmen. Erwerd gezien dat ze van meer dan vijf metervan de oever doken, zo diep, dat ze nietmeer te zien waren en pas vele meters ver-der weer boven kwamen. Zo zwommen zeook naar polleneilandjes ver van de oeveraf, om daar te gaan foerageren.

Confrontaties Op één plek is een voer-plek gecreëerd om te proberen de tweewoelmuissoorten tegelijkertijd te zien. Hetwaren daar de veldmuizen, die tunneltjesmaakten naar deze voerplek toe en danvanuit hun tunneltje het voer verorberden.De noordse woelmuizen kwamen paslange tijd nadat het voer er werd uitge-strooid en volgden meestal een anderetactiek. Ze renden vanuit een verder weg-gelegen dekking naar de voerplek toe, pak-ten wat beet, meestal een groot item enrenden dan met het eten weer terug de

Om meer te weten te komen over de on-derlinge concurrentie bij de Microtus-soorten is aan de zuidkant van deKagerplassen, ten noorden van Leiden inZuid-Holland, een onderzoek gestart. Hetonderzoeksgebied ligt op een schiereilanden is met het dorp Warmond verbondendoor een brug naar het vaste land. In eentamelijk droge rietzone werden tot onze

verrassing nog regelmatig noordse woel-muizen gevangen. Op dezelfde locatie wer-den ook bosspitsmuizen, dwergmuizen,bosmuizen, rosse woelmuizen en veldmui-zen gevangen. Voor veldmuizen lijkt het rietland een mar-ginaal biotoop en het aantal vangsten ligtop ongeveer hetzelfde niveau als dat vande noordse woelmuis (circa 1 exemplaar

per 100 m2) .Er wordt elk winterseizoen één keer pertwee weken gevangen, beginnend eind ok-tober tot in ieder geval eind maart. De val-len worden op vaste plaatsen, goedweggestopt in de vegetatie, opgesteld, ge-nummerd en in kaart gebracht. Na tweedagen prebaiten worden ze op scherpgezet en eenmaal per 2,5 uur gecontro-

De winnaar verliestOp Koudenhoorn, een schiereiland bij de Kagerplassen in Zuid-Holland, worden noordse woelmuizen

en veldmuizen gevangen. Op kleine schaal bekeken blijkt dat de twee soorten voor een groot deel op

gescheiden plekken gevangen worden, zodat er echte veldmuizenplekjes zijn en echte noordse woel-

muizenplekjes. Gerichte en intensieve waarnemingen in het veld leerden dat de veldmuis

bij confrontatie de verliezer is. Je kunt je afvragen hoe het dan komt dat hij toch als soort

de noordse woelmuis kan verdrijven?

René Wanders

Noordse woelmuizen versus veldmuizen

Noordse woelmuis. Foto René Wanders

Boven: het onderzoeksgebied op Koudenhoorn bij de Kagerplassen

Onder: biotoop van de noordse woelmuis. Foto’s René Wanders

Page 18: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

dekking in. Sommige herhaalden dit zelfseen aantal keren achtereen. Alsof ze bezigwaren ergens anders alvast een voor-raadje aan te leggen. Dit gedrag vertoon-den ze zeker niet altijd, maar in iedergeval veel meer dan de veldmuizen, waar-van dat niet werd gezien. Een ander opval-lend verschil was, dat veldmuizen elkaarsnabijheid veel meer tolereerden en somsmet drie tegelijk aanwezig waren bij uit-gestrooide voedsel. Noordse woelmuizentoonden zich veel minder tolerant en be-naderden elkaar bij een eventuele ont-moeting agressief. Het gevolg was datnooit meer dan één noordse woelmuis te-gelijk op de voederplaats werd gezien.Confrontaties tussen de twee soorten wer-den maar vier keer gezien. Dat kwamwaarschijnlijk ook omdat ze allebei ver-mijdend gedrag vertoonden. Zo gauw deene soort arriveerde, terwijl de andere alop de voerplek was, trok meestal degenedie aan het eten was zich terug zonderverdere interactie. Bij de keren dat het weltot een confrontatie kwam, bleek denoordse woelmuis agressief en veruit desterkste. De noordse woelmuis won hetaltijd van de veldmuis, die vluchtgedragvertoonde.Natuurlijk zijn dit soort waarnemingen,zeker in deze aantallen niet, voldoende omachter het hoe en waarom van de concur-rentie tussen de twee soorten te komen.Daarvoor moeten er veel meer gegevensverkregen worden, ook uit experimentenen laboratoriumobservaties in proefop-stellingen. Maar de voorlopige veldwaar-nemingen geven toch wel alvast eenaanwijzing over het verschil in de aard vanhet beestje en zijn zeker aanleiding voorverder onderzoek.

Experiment De op Koudenhoorn voor-komende kleinere veldmuizen lijken in het

algemeen veel rustiger en toleranter enhouden zich meer ondergronds op dan deforse noordse woelmuis, die zeker geenkoudwatervrees vertoont en zich veel be-weeglijker en agressiever gedraagt. Het isdan ook bijna niet voor te stellen dat veld-muizen de meestal grotere en agressie-vere noordse woelmuis zomaar weten teverdringen uit een gebied. Je kunt je af-vragen of het verdwijnen van de noordsewoelmuis van een plek, wanneer er veelveldmuizen aanwezig zijn, dan alleenmaar een kwestie van voedselconcurren-tie is tussen beide soorten of dat er tochook andere onbekende factoren meespe-len. En welke zijn dat dan?Een klein experiment maakt aannemelijkdat het in ieder geval niet alleen om voed-sel gaat. Eind februari hebben we bij wijzevan proef een aantal veldmuizen wegge-vangen op de plekken, waar we vóór devorst van januari eerst wel noordse woel-muizen vingen, maar erna alleen nogmaar veldmuizen. In die periode van alleenveldmuizenvangsten was bij elke controletoch ook meer dan vijftig procent van devallen gewoon open. Het lijkt dus aanne-melijk dat er toen geen noordse woelmui-zen zaten. De weggevangen veldmuizen (9)hebben we op meer dan tien kilometer af-stand losgelaten, zodat we zeker waren,dat ze niet terugkeerden. Al bij de eerst-volgende keer vangen, twee weken later,vingen we weer drie noordse woelmuizenop deze plekken. De rest van het jaar bleefhet, zoals vanouds, noordse woelmuizen-gebied. Het lijkt er dus toch op, dat alleenal de aanwezigheid van veldmuizen denoordse woelmuis doet uitwijken. Hoe enwaarom? We zouden het heel graag verderonderzoeken.

René Wanders,[email protected]

Naast een algemene inventarisatie vanzoogdieren is er specifieker gekeken naarjachtplaatsen van vleermuizen en hetvoorkomen van vleermuizen in de oudebossen. De omgeving van Noord-Kareliëgeldt als de uiterste noordgrens voor hetvoorkomen van vleermuizen (met uitzon-dering van de noordse vleermuis die tot deNoordkaap voorkomt).

De vleermuizen werden in beeld gebrachtdoor het zoeken naar kraamkolonies enandere verblijfplaatsen in de avond endoor foeragerende dieren op te sporenmet bat-detectors, veelal vanuit rijdendeauto’s. In totaal werden vier soorten vleer-muizen vastgesteld, namelijk de noordsevleermuis, de baardvleermuis, de Brandtsvleermuis en de watervleermuis.

Sauna Alleen van de Brandts vleermuiswerd een kolonie gevonden en wel in eensaunahuisje direct in de omgeving van onsonderkomen. Hier werden ten minste 20uitvliegende dieren geteld. De dieren vlo-gen pas uit om 23.15 uur en vlogen om 3uur weer in. Korte muggenrijke nachtendus. De determinatie werd vastgestelddoor dieren af te vangen met een handnet

Zoogdier 21-4 pagina 18

Verder lezen of bestellen?

• Haye, M. de la & Drees J.M., 2004. Soortbe-schermingsplan noordse woelmuis. RapportEC-LNV nr. 270

• Nijhoff, B.S.J. & Apeldoorn R.C. van, 2001. Denoordse woelmuis in Noord-Holland midden.Alterra rapport nr. 576. Wageningen.

Zoogdier 21-4 pagina 19

Van 13 tot en met 23 juli 2010 organiseerde de Veldwerkgroep van de Zoogdiervereniging een

zomerkamp in Finland. Het onderzoeksgebied omvatte de (ruime) omgeving van het nationale park

Patvinsuo, gelegen in Noord-Karelië, het centrale deel van Finland tegen de Russische grens.

Doel van het kamp was om het gebied te inventariseren op het voorkomen van zoogdieren

en kennis uit te wisselen met de zoogdierkenners van Finland.

Kees Mostert & Eric Thomassen

Vleermuizen in de sauna

Kleine bever

Nog één leuke waarneming van de

noordse woelmuis deed ik bij de veld-

waarnemingen. Het is bekend, dat

noordse woelmuizen redelijk goed kunnen

klimmen. Op Koudenhoorn dreigt hier en

daar het rietland dicht te groeien met wil-

gen en er waren er om die reden een paar

omgezaagd. De afgezaagde takken lagen

nog tussen het riet. Tot mijn verwondering

zag ik, net als rosse woelmuizen dat ook

wel doen, een noordse woelmuis tot wel

50 cm hoog in een wilgentak klimmen om

daar vervolgens de knoppen en schors van

de takken te gaan eten. Op een gegeven

moment knaagde hij een jonge tak zelfs

helemaal door en ging er, net als een

kleine bever, met de tak in zijn bek van-

door en verdween in een zeggenpol. Later

vonden we nog diverse wilgenscheuten

die afgeknaagd waren. Of ze allemaal

door de noordse woelmuizen zijn bewerkt

is natuurlijk niet zeker.

Onderzoekers bij het controleren van de gezette vallen. Foto’s René Wanders

Zomerkamp in Finland Tijdens het zomerkamp wordt onderzoek gedaan met inloopvallen. Foto Kees Mostert

Page 19: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

dekking in. Sommige herhaalden dit zelfseen aantal keren achtereen. Alsof ze bezigwaren ergens anders alvast een voor-raadje aan te leggen. Dit gedrag vertoon-den ze zeker niet altijd, maar in iedergeval veel meer dan de veldmuizen, waar-van dat niet werd gezien. Een ander opval-lend verschil was, dat veldmuizen elkaarsnabijheid veel meer tolereerden en somsmet drie tegelijk aanwezig waren bij uit-gestrooide voedsel. Noordse woelmuizentoonden zich veel minder tolerant en be-naderden elkaar bij een eventuele ont-moeting agressief. Het gevolg was datnooit meer dan één noordse woelmuis te-gelijk op de voederplaats werd gezien.Confrontaties tussen de twee soorten wer-den maar vier keer gezien. Dat kwamwaarschijnlijk ook omdat ze allebei ver-mijdend gedrag vertoonden. Zo gauw deene soort arriveerde, terwijl de andere alop de voerplek was, trok meestal degenedie aan het eten was zich terug zonderverdere interactie. Bij de keren dat het weltot een confrontatie kwam, bleek denoordse woelmuis agressief en veruit desterkste. De noordse woelmuis won hetaltijd van de veldmuis, die vluchtgedragvertoonde.Natuurlijk zijn dit soort waarnemingen,zeker in deze aantallen niet, voldoende omachter het hoe en waarom van de concur-rentie tussen de twee soorten te komen.Daarvoor moeten er veel meer gegevensverkregen worden, ook uit experimentenen laboratoriumobservaties in proefop-stellingen. Maar de voorlopige veldwaar-nemingen geven toch wel alvast eenaanwijzing over het verschil in de aard vanhet beestje en zijn zeker aanleiding voorverder onderzoek.

Experiment De op Koudenhoorn voor-komende kleinere veldmuizen lijken in het

algemeen veel rustiger en toleranter enhouden zich meer ondergronds op dan deforse noordse woelmuis, die zeker geenkoudwatervrees vertoont en zich veel be-weeglijker en agressiever gedraagt. Het isdan ook bijna niet voor te stellen dat veld-muizen de meestal grotere en agressie-vere noordse woelmuis zomaar weten teverdringen uit een gebied. Je kunt je af-vragen of het verdwijnen van de noordsewoelmuis van een plek, wanneer er veelveldmuizen aanwezig zijn, dan alleenmaar een kwestie van voedselconcurren-tie is tussen beide soorten of dat er tochook andere onbekende factoren meespe-len. En welke zijn dat dan?Een klein experiment maakt aannemelijkdat het in ieder geval niet alleen om voed-sel gaat. Eind februari hebben we bij wijzevan proef een aantal veldmuizen wegge-vangen op de plekken, waar we vóór devorst van januari eerst wel noordse woel-muizen vingen, maar erna alleen nogmaar veldmuizen. In die periode van alleenveldmuizenvangsten was bij elke controletoch ook meer dan vijftig procent van devallen gewoon open. Het lijkt dus aanne-melijk dat er toen geen noordse woelmui-zen zaten. De weggevangen veldmuizen (9)hebben we op meer dan tien kilometer af-stand losgelaten, zodat we zeker waren,dat ze niet terugkeerden. Al bij de eerst-volgende keer vangen, twee weken later,vingen we weer drie noordse woelmuizenop deze plekken. De rest van het jaar bleefhet, zoals vanouds, noordse woelmuizen-gebied. Het lijkt er dus toch op, dat alleenal de aanwezigheid van veldmuizen denoordse woelmuis doet uitwijken. Hoe enwaarom? We zouden het heel graag verderonderzoeken.

René Wanders,[email protected]

Naast een algemene inventarisatie vanzoogdieren is er specifieker gekeken naarjachtplaatsen van vleermuizen en hetvoorkomen van vleermuizen in de oudebossen. De omgeving van Noord-Kareliëgeldt als de uiterste noordgrens voor hetvoorkomen van vleermuizen (met uitzon-dering van de noordse vleermuis die tot deNoordkaap voorkomt).

De vleermuizen werden in beeld gebrachtdoor het zoeken naar kraamkolonies enandere verblijfplaatsen in de avond endoor foeragerende dieren op te sporenmet bat-detectors, veelal vanuit rijdendeauto’s. In totaal werden vier soorten vleer-muizen vastgesteld, namelijk de noordsevleermuis, de baardvleermuis, de Brandtsvleermuis en de watervleermuis.

Sauna Alleen van de Brandts vleermuiswerd een kolonie gevonden en wel in eensaunahuisje direct in de omgeving van onsonderkomen. Hier werden ten minste 20uitvliegende dieren geteld. De dieren vlo-gen pas uit om 23.15 uur en vlogen om 3uur weer in. Korte muggenrijke nachtendus. De determinatie werd vastgestelddoor dieren af te vangen met een handnet

Zoogdier 21-4 pagina 18

Verder lezen of bestellen?

• Haye, M. de la & Drees J.M., 2004. Soortbe-schermingsplan noordse woelmuis. RapportEC-LNV nr. 270

• Nijhoff, B.S.J. & Apeldoorn R.C. van, 2001. Denoordse woelmuis in Noord-Holland midden.Alterra rapport nr. 576. Wageningen.

Zoogdier 21-4 pagina 19

Van 13 tot en met 23 juli 2010 organiseerde de Veldwerkgroep van de Zoogdiervereniging een

zomerkamp in Finland. Het onderzoeksgebied omvatte de (ruime) omgeving van het nationale park

Patvinsuo, gelegen in Noord-Karelië, het centrale deel van Finland tegen de Russische grens.

Doel van het kamp was om het gebied te inventariseren op het voorkomen van zoogdieren

en kennis uit te wisselen met de zoogdierkenners van Finland.

Kees Mostert & Eric Thomassen

Vleermuizen in de sauna

Kleine bever

Nog één leuke waarneming van de

noordse woelmuis deed ik bij de veld-

waarnemingen. Het is bekend, dat

noordse woelmuizen redelijk goed kunnen

klimmen. Op Koudenhoorn dreigt hier en

daar het rietland dicht te groeien met wil-

gen en er waren er om die reden een paar

omgezaagd. De afgezaagde takken lagen

nog tussen het riet. Tot mijn verwondering

zag ik, net als rosse woelmuizen dat ook

wel doen, een noordse woelmuis tot wel

50 cm hoog in een wilgentak klimmen om

daar vervolgens de knoppen en schors van

de takken te gaan eten. Op een gegeven

moment knaagde hij een jonge tak zelfs

helemaal door en ging er, net als een

kleine bever, met de tak in zijn bek van-

door en verdween in een zeggenpol. Later

vonden we nog diverse wilgenscheuten

die afgeknaagd waren. Of ze allemaal

door de noordse woelmuizen zijn bewerkt

is natuurlijk niet zeker.

Onderzoekers bij het controleren van de gezette vallen. Foto’s René Wanders

Zomerkamp in Finland Tijdens het zomerkamp wordt onderzoek gedaan met inloopvallen. Foto Kees Mostert

Page 20: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 21

lemming, otter, bever en eland in het ge-bied. Het aantal zichtwaarnemingen bleefbeperkt tot enkele sneeuwhazen, beversen een overstekende eland. Ten noordenvan Patvinsuo bij Lieksa werd ook eenzwemmende muskusrat waargenomen.

Camera’s Een ronduit dramatisch re-sultaat werd geboekt via de cameravallen.Er werden op maar liefst 17 verschillendeplaatsen cameravallen opgehangen inoude bossen, onder bruggen, langs bekenen andere wateren. Er werd zelfs een ver-keerslachtoffer van de sneeuwhaas inge-zet als lokaas, naast bekende lokmiddelenals valeriaanolie en visolie. Uiteindelijkbleek dat op alle geregistreerde foto’s geenenkele (herkenbare) zoogdiersoort is gefo-tografeerd.

Het onderzoeken en waarnemen van zoog-dieren in een dergelijk ver noordelijk gele-gen oord als Noord-Karelië blijkt bepaaldgeen sinecure. Ook zijn er wat signalen datde jachtdruk in dit gebied (maar ook in derest van Finland) een rol speelt. Naast dezoogdieren bood het kamp ook uitgebreidde gelegenheid om andere diergroepen tebestuderen. Er zijn ruim 80 vogelsoortenwaargenomen, waaronder parelduiker,nonnetje, kraanvogel, auerhoen, drieteen-specht, grauwe fitis, pestvogel en bosgors.Ook werden waarnemingen van 14 soortendagvlinders, 17 soorten libellen en 7 soor-ten sprinkhanen genoteerd.

Kees Mostert & Eric ThomassenFinland [email protected]

en met de harpval van Eeva-Maria Kyherö-inen, een van onze Finse contacten die en-kele dagen langskwam op het kamp.In totaal werden via detectors op een af-stand van in totaal circa 220 km 35 foera-gerende vleermuizen vastgesteld. Tochwas dit geen slecht resultaat omdat ken-ners van het gebied op voorhand haddenaangegeven nooit een vleermuis te hebbenwaargenomen in deze omgeving. Het over-grote deel van deze dieren (25) had be-trekking op noordse vleermuizen. Denoordse of Nilsons vleermuis is een watkleinere versie van de laatvlieger. De soortkomt algemeen voor in het noorden vanEuropa. De echolocatie lijkt op die van delaatvlieger maar is wat trager en regelma-tiger. De meeste dieren foerageerdenboven onverharde wegen met aan weers-zijden hoogopgaand (naald)bos. baard-/Brandts vleermuizen werden ookregelmatig bij houten huizen met openomgeving gehoord. Watervleermuizenwerden alleen waargenomen op een af-stand van 120 km ten zuiden van ons on-

derzoeksgebied.In de oude bossen werden diverse waar-nemingen gedaan van zowel noordsevleermuizen als baardvleermuizen en erzijn aanwijzingen voor een verblijfplaatsvan baardvleermuizen in het bos. Samenmet Eeva-Maria werd er ook een nachtjegemistnet in een fraai stuk oud bos, maarmet dergelijke lage dichtheden van vleer-muizen is het moeilijk om een echt kans-rijke plek te selecteren en er vloog dan ookgeen vleermuis in het net.

Muizen Op een tiental verschillende lo-caties (vooral bestaande uit naaldbos,hoogveen en daarin gelegen hooilandjes)werden zowel Longworth-vallen als pitt-falls uitgezet. Hiermee werden vier soor-ten kleine zoogdieren gevangen, namelijkbosspitsmuis, dwergspitsmuis, rossewoelmuis en aardmuis. Een beperkt aantalbosspitsmuizen moet nog worden gecon-troleerd op schedelkenmerken in verbandmet de sterk gelijkende noordse spits-muis. Andere noordelijke specialiteiten als

kleine dwergspitsmuis, kleine rode woel-muis of rosgrijze woelmuis werden nietgevangen. Ook boslemming werd welis-waar niet gevangen, maar wel waargeno-men bij het oversteken van een weg.Helaas bleken wij in een ‘slecht muizen-jaar’ te zijn neergestreken in Finland. Ditbleek onder meer uit het feit dat er vrijwelgeen territoria van uilen waren te vinden inde ruime omgeving volgens gebiedsken-ners. Braakballen konden dan ook nietworden verzameld.

Veelvraten In de nabije omgeving vanPatvinsuo was een gelegenheid om een lo-catie te bezoeken die regelmatig werd be-zocht door zowel veelvraten als de bruineberen. Een sessie van 17 uur van wakenvan drie deelnemers leverde inderdaadschitterende waarnemingen op van deveelvraat. De beer werd kortstondig dooreen van ons waargenomen. In Patvinsuozelf werd ook een voetprent van de veel-vraat gevonden. Andere sporen wijzen ophet voorkomen van mol, eekhoorn, bos-

Het geduldige wachten in de schuilhut wordt beloond met de waarneming van een veelvraat. Foto Eric Thomassen

Ontmoeting met de veelvraat

Het waarnemen van een veelvraat in hetwild is maar aan weinig mensen voorbe-houden. Dit geldt zelfs voor mensen in hetnoorden van Scandinavië die hun levenlang actief naar wild speuren. In de omgeving van het onderkomen waser een mogelijkheid gecreëerd om veel-vraten in het wild te bekijken vanuit een(verbouwd) houten onderkomen. Het on-derkomen biedt ruim uitzicht over een plasmet een aantal open grazige oevers en eenbosgebied. Op een aantal plekken wordtdan (sterk geurend) voer uitgelegd. De be-doeling is dat je halverwege de middag zit-ting neemt in de hut en daar vervolgens tothalverwege de volgende ochtend blijft zit-ten. Gedurende deze periode wordt je ge-acht uiterst stil te zijn en niet de hut uit tekomen. Een voordeel is dat het buiten dehele nacht licht blijft, alleen tussen 01.00en 2.30 is het schemerig. Jan Wondergemen Kees Mostert besloten om eens zo’n zitmee te maken en eens te kijken wat er zichallemaal ging afspelen. Hieronder volgthun belevenis.

In de namiddag van 13 juli arriveerden wijter plaatse en namen zitting in het onder-komen. Dit was zodanig ingericht dat len-zen van fototoestellen en videoapparatuurdoor een luik naar buiten konden hangenterwijl je zelf onzichtbaar bleef. Door dedrukkende hitte en de aanwezigheid vantoch wel wat muggen was het niet altijdeven makkelijk om geheel stil in je stoel teblijven wachten. Uur na uur na uur ver-streek zonder dat er ook maar iets was tezien of te horen, met uitzondering van eenpaar raven. Om 23.00 uur (dus na een zitvan negen uur) was er eindelijk bewegingen verscheen kortstondig een veelvraat.Na even te zijn verdwenen bleek het dierineens vlakbij de hut op nog geen tienmeter afstand op te duiken. Dit tafereelherhaalde zich nog enige malen. Om vieruur in de ochtend was een andere veel-vraat ruim een half uur non-stop aanwezigen passeerde de hut soms werkelijk opslechts enkele meters afstand. Rond tweeuur, precies op het moment van de zwaar-ste schemer, was korte tijd een beer aan-wezig, maar deze was binnen een halveminuut weer vertrokken. Moe, maar ui-terst voldaan, verlieten wij in de ochtendhet onderkomen. Ons geduld was meer be-loond dan we voor mogelijk hadden gehou-den.

Zoogdieren zicht vangst vondst sporen Batdetector

mol •bosspitsmuis • •dwergspitsmuis •rosse woelmuis •boslemming • •Brandts vleermuis • •gewone baardvleermuis • •noordse (nilsons) vleermuis •watervleermuis •sneeuwhaas • • •eekhoorn • •muskusrat • •bever • •veelvraat • •beer •eland • •das •otter •wasbeerhond •Tabel 1 Waargenomen zoogdieren tijdens het zomerkamp 2010 in Finland.

Een vangpoging levert bevestiging van de determinatie: Brandts vleermuis.Foto Kees Mostert

Vol spanning wordt gekeken of het uitzetten van de cameravallen nog resultaat heeft opgeleverd. Nee dus! Foto Kees Mostert

Het landschap in Noord-Karelië. Foto Eric Thomassen

Page 21: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 21-4 pagina 21

lemming, otter, bever en eland in het ge-bied. Het aantal zichtwaarnemingen bleefbeperkt tot enkele sneeuwhazen, beversen een overstekende eland. Ten noordenvan Patvinsuo bij Lieksa werd ook eenzwemmende muskusrat waargenomen.

Camera’s Een ronduit dramatisch re-sultaat werd geboekt via de cameravallen.Er werden op maar liefst 17 verschillendeplaatsen cameravallen opgehangen inoude bossen, onder bruggen, langs bekenen andere wateren. Er werd zelfs een ver-keerslachtoffer van de sneeuwhaas inge-zet als lokaas, naast bekende lokmiddelenals valeriaanolie en visolie. Uiteindelijkbleek dat op alle geregistreerde foto’s geenenkele (herkenbare) zoogdiersoort is gefo-tografeerd.

Het onderzoeken en waarnemen van zoog-dieren in een dergelijk ver noordelijk gele-gen oord als Noord-Karelië blijkt bepaaldgeen sinecure. Ook zijn er wat signalen datde jachtdruk in dit gebied (maar ook in derest van Finland) een rol speelt. Naast dezoogdieren bood het kamp ook uitgebreidde gelegenheid om andere diergroepen tebestuderen. Er zijn ruim 80 vogelsoortenwaargenomen, waaronder parelduiker,nonnetje, kraanvogel, auerhoen, drieteen-specht, grauwe fitis, pestvogel en bosgors.Ook werden waarnemingen van 14 soortendagvlinders, 17 soorten libellen en 7 soor-ten sprinkhanen genoteerd.

Kees Mostert & Eric ThomassenFinland [email protected]

en met de harpval van Eeva-Maria Kyherö-inen, een van onze Finse contacten die en-kele dagen langskwam op het kamp.In totaal werden via detectors op een af-stand van in totaal circa 220 km 35 foera-gerende vleermuizen vastgesteld. Tochwas dit geen slecht resultaat omdat ken-ners van het gebied op voorhand haddenaangegeven nooit een vleermuis te hebbenwaargenomen in deze omgeving. Het over-grote deel van deze dieren (25) had be-trekking op noordse vleermuizen. Denoordse of Nilsons vleermuis is een watkleinere versie van de laatvlieger. De soortkomt algemeen voor in het noorden vanEuropa. De echolocatie lijkt op die van delaatvlieger maar is wat trager en regelma-tiger. De meeste dieren foerageerdenboven onverharde wegen met aan weers-zijden hoogopgaand (naald)bos. baard-/Brandts vleermuizen werden ookregelmatig bij houten huizen met openomgeving gehoord. Watervleermuizenwerden alleen waargenomen op een af-stand van 120 km ten zuiden van ons on-

derzoeksgebied.In de oude bossen werden diverse waar-nemingen gedaan van zowel noordsevleermuizen als baardvleermuizen en erzijn aanwijzingen voor een verblijfplaatsvan baardvleermuizen in het bos. Samenmet Eeva-Maria werd er ook een nachtjegemistnet in een fraai stuk oud bos, maarmet dergelijke lage dichtheden van vleer-muizen is het moeilijk om een echt kans-rijke plek te selecteren en er vloog dan ookgeen vleermuis in het net.

Muizen Op een tiental verschillende lo-caties (vooral bestaande uit naaldbos,hoogveen en daarin gelegen hooilandjes)werden zowel Longworth-vallen als pitt-falls uitgezet. Hiermee werden vier soor-ten kleine zoogdieren gevangen, namelijkbosspitsmuis, dwergspitsmuis, rossewoelmuis en aardmuis. Een beperkt aantalbosspitsmuizen moet nog worden gecon-troleerd op schedelkenmerken in verbandmet de sterk gelijkende noordse spits-muis. Andere noordelijke specialiteiten als

kleine dwergspitsmuis, kleine rode woel-muis of rosgrijze woelmuis werden nietgevangen. Ook boslemming werd welis-waar niet gevangen, maar wel waargeno-men bij het oversteken van een weg.Helaas bleken wij in een ‘slecht muizen-jaar’ te zijn neergestreken in Finland. Ditbleek onder meer uit het feit dat er vrijwelgeen territoria van uilen waren te vinden inde ruime omgeving volgens gebiedsken-ners. Braakballen konden dan ook nietworden verzameld.

Veelvraten In de nabije omgeving vanPatvinsuo was een gelegenheid om een lo-catie te bezoeken die regelmatig werd be-zocht door zowel veelvraten als de bruineberen. Een sessie van 17 uur van wakenvan drie deelnemers leverde inderdaadschitterende waarnemingen op van deveelvraat. De beer werd kortstondig dooreen van ons waargenomen. In Patvinsuozelf werd ook een voetprent van de veel-vraat gevonden. Andere sporen wijzen ophet voorkomen van mol, eekhoorn, bos-

Het geduldige wachten in de schuilhut wordt beloond met de waarneming van een veelvraat. Foto Eric Thomassen

Ontmoeting met de veelvraat

Het waarnemen van een veelvraat in hetwild is maar aan weinig mensen voorbe-houden. Dit geldt zelfs voor mensen in hetnoorden van Scandinavië die hun levenlang actief naar wild speuren. In de omgeving van het onderkomen waser een mogelijkheid gecreëerd om veel-vraten in het wild te bekijken vanuit een(verbouwd) houten onderkomen. Het on-derkomen biedt ruim uitzicht over een plasmet een aantal open grazige oevers en eenbosgebied. Op een aantal plekken wordtdan (sterk geurend) voer uitgelegd. De be-doeling is dat je halverwege de middag zit-ting neemt in de hut en daar vervolgens tothalverwege de volgende ochtend blijft zit-ten. Gedurende deze periode wordt je ge-acht uiterst stil te zijn en niet de hut uit tekomen. Een voordeel is dat het buiten dehele nacht licht blijft, alleen tussen 01.00en 2.30 is het schemerig. Jan Wondergemen Kees Mostert besloten om eens zo’n zitmee te maken en eens te kijken wat er zichallemaal ging afspelen. Hieronder volgthun belevenis.

In de namiddag van 13 juli arriveerden wijter plaatse en namen zitting in het onder-komen. Dit was zodanig ingericht dat len-zen van fototoestellen en videoapparatuurdoor een luik naar buiten konden hangenterwijl je zelf onzichtbaar bleef. Door dedrukkende hitte en de aanwezigheid vantoch wel wat muggen was het niet altijdeven makkelijk om geheel stil in je stoel teblijven wachten. Uur na uur na uur ver-streek zonder dat er ook maar iets was tezien of te horen, met uitzondering van eenpaar raven. Om 23.00 uur (dus na een zitvan negen uur) was er eindelijk bewegingen verscheen kortstondig een veelvraat.Na even te zijn verdwenen bleek het dierineens vlakbij de hut op nog geen tienmeter afstand op te duiken. Dit tafereelherhaalde zich nog enige malen. Om vieruur in de ochtend was een andere veel-vraat ruim een half uur non-stop aanwezigen passeerde de hut soms werkelijk opslechts enkele meters afstand. Rond tweeuur, precies op het moment van de zwaar-ste schemer, was korte tijd een beer aan-wezig, maar deze was binnen een halveminuut weer vertrokken. Moe, maar ui-terst voldaan, verlieten wij in de ochtendhet onderkomen. Ons geduld was meer be-loond dan we voor mogelijk hadden gehou-den.

Zoogdieren zicht vangst vondst sporen Batdetector

mol •bosspitsmuis • •dwergspitsmuis •rosse woelmuis •boslemming • •Brandts vleermuis • •gewone baardvleermuis • •noordse (nilsons) vleermuis •watervleermuis •sneeuwhaas • • •eekhoorn • •muskusrat • •bever • •veelvraat • •beer •eland • •das •otter •wasbeerhond •Tabel 1 Waargenomen zoogdieren tijdens het zomerkamp 2010 in Finland.

Een vangpoging levert bevestiging van de determinatie: Brandts vleermuis.Foto Kees Mostert

Vol spanning wordt gekeken of het uitzetten van de cameravallen nog resultaat heeft opgeleverd. Nee dus! Foto Kees Mostert

Het landschap in Noord-Karelië. Foto Eric Thomassen

Page 22: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

vincies de meest betrokken organisatiesbij het verzamelen van zoogdiergegevenspersoonlijk benaderd en gevraagd of zijzich wilden aansluiten bij het digitale at-lasproject Zoogdieratlas.nl. Het betrof deprovincies Drenthe, Overijssel, Noord-Bra-bant en Zeeland. Overijssel en Noord-Bra-bant kwamen als eerste over de brug. Hunatlasproject ging van start op 1 november2008. Inmiddels is er op initiatief van de Zoog-diervereniging in iedere provincie eenzoogdieratlasproject gaande via Zoogdier-atlas.nl. Het uiteindelijke doel is om metde gegevens die in het kader van Zoogdier-atlas.nl worden verzameld een landelijkezoogdieratlas te maken in de serie ‘Faunavan Nederland’ van Naturalis. Dit naastprovinciale zoogdieratlassen, waarvan deeerste onlangs verschenen in Zeeland enLimburg.

Provinciale aanpak Het idee vooreen nationale atlas via een provincialeaanpak kwam niet uit de lucht vallen. In sommige provincies waren al atlasini-tiatieven aan de gang of waren deze in demaak. Bovendien had de Zoogdiervereni-ging al ervaring opgedaan met een provin-ciale aanpak tijdens de Zoogdieratlas vanLimburg. Hiervoor werd in de periode2004-2010 samengewerkt met het Natuur-historisch Genootschap in Limburg enwerd steun verkregen van tal van anderepartijen. Deze atlas verscheen in juni 2010en alle gegevens daaruit zijn inmiddels di-gitaal beschikbaar gemaakt via Zoogdier-atlas.nl.Per provincie wordt samengewerkt in eennetwerk met verschillende partners, waar-onder vrijwel altijd het provinciale Land-schap, Landschapsbeheer, de zoogdier-en vleermuiswerkgroep, en de Provinciezelf. Het atlasproject in de provincie is ei-gendom van deze partners. Iedere provin-cie bepaalt zo haar eigen ambities en zorgt

voor een projectplan en begroting waar-voor gezamenlijk met de Zoogdiervereni-ging naar financiering wordt gezocht.In iedere provincie is een coördinator aan-wezig als aanspreekpunt. In de project- enstuurgroep zitten vertegenwoordigers van-uit de provinciale partnerorganisaties, diesamen met de coördinator de inhoud vanhet atlasproject bepalen. Zo geeft iedereprovincie haar eigen invulling aan haar at-lasproject, maar de nadruk ligt wel altijdop het verzamelen van zo veel mogelijk be-staande en nieuwe gegevens.Een provinciaal atlasproject duurt tweejaar. Omdat het startmoment per provincieverschillend is heeft het landelijke projecteen totale looptijd van drie jaar (november2008-december 2011). De coördinatoren inde provincies Drenthe, Noord-Brabant enOverijssel stoppen eind 2010, terwijl Gro-ningen en Gelderland pas eind 2011 klaarzijn. Dat er daarna in een provincie nietlanger een coördinator aanwezig is, wiltrouwens niet zeggen dat er niet meer aanZoogdieratlas.nl wordt gewerkt. De ‘le-vende’ atlas Zoogdieratlas.nl op internetblijft voorlopig bestaan en kan door ieder-een nog steeds worden aangevuld. Ook zijner provinciale en lokale werkgroepen diezich met het verzamelen van aanvullendegegevens blijven bezighouden.

Werkatlas Het realiseren van een ‘le-vende’ digitale zoogdieratlas is mogelijkgeworden door de NDFF (Nationale Data-bank Flora en Fauna). In de NDFF kunnengegevens online worden ingevoerd via eengezamenlijke invoermodule www.tel-mee.nl. Gegevens die worden ingevoerdop www.telmee.nl zijn direct zichtbaar opde provinciale kaarten op Zoogdieratlas.nl.De website Zoogdieratlas.nl is daarmee dedigitale plek waar alle provinciale projec-ten samenkomen. Iedere provincie heeftzijn eigen pagina en er zijn naast versprei-dingskaarten ook informatie over activitei-

ten en nieuwsbrieven te vinden. Bezoekersvan de website kunnen zelf aangeven vanwelke soort en over welke jaren zij dewaarnemingen op kaart te zien krijgen.Gegevens die via www.waarneming.nl wor-den ingevoerd zijn inmiddels ook zichtbaarop Zoogdieratlas.nl. De Zoogdiervereni-ging en Stichting Natuurinformatie hebbenhierover afspraken gemaakt waardoor hetverspreidingsbeeld op de kaarten nog vol-lediger is. Op Zoogdieratlas.nl zijn waar-nemingen alleen op kilometerhok niveauzichtbaar. Er zijn dus geen details van eenwaarneming te zien, zoals de exacte loca-tie, waarnemer en type waarneming. Dekaarten zijn vooral bedoeld om aan tegeven waar de leemtes, de witte plekken,in de provinciale gegevens zitten, een le-vende werkatlas dus eigenlijk. Op dit mo-ment zijn vooral nog witte plekkenaanwezig in de noordelijke delen vanFriesland en Groningen, de Noordoostpol-der en het westelijke deel van Gelderland.

Meedoen Iedereen kan meedoen aanZoogdieratlas.nl door het invoeren vaneigen waarnemingen op www.telmee.nl ofwww. waarneming.nl, of door mee te doenaan een van de publieksacties. Zowel oudeals recente waarnemingen, ook van pro-vincies waar het project al is afgerond,kunnen worden doorgegeven. Een ‘le-vende’ digitale atlas impliceert immers datsteeds de meest actuele stand van gege-vens bekend is.

Publieksacties Om zo veel mogelijkmensen bij het project te betrekken, staatgeregeld een bepaalde soort in de schijn-werpers. Voor zo’n soort geldt dan eenlaagdrempelige manier voor het doorgevenvan waarnemingen via een eenvoudige in-ternetmodule. Mooie voorbeelden zijn de publieksacties‘Molshopen’, ‘Kattenprooien’ (zie kaders),‘Egels’ en ‘Hazen rond Pasen’ die in 2010

De laatste zoogdieratlas van Nederlanddateert alweer uit 1992. Dit boek gaf deverspreidingsgegevens van zoogdieren peruurhok weer. Voor die tijd al heel wat.Maar in de 21e eeuw zou dat toch betermoeten kunnen. Zeker nu het verzamelenvan zoogdiergegevens niet meer is voorbe-houden aan professionals. Tijd dus vooreen nieuwe atlas. Maar dan wel een die opeen moderne leest is geschoeid, in veelmeer detail gaat, en niet alleen als boekgaat verschijnen maar ieder moment van

de dag via internet kan worden ingezien engeüpdatet: een digitale, ‘levende atlas’. Hetproject Zoogdieratlas.nl moet hiervoor debasis leggen.

Meer Met dit project wil de Zoogdierver-eniging niet alleen tot een landsdekkenden actueel beeld van de verspreiding vande zoogdieren in Nederland komen. Ookhet bewerkstelligen van meer aandachtvoor zoogdieren bij natuurbeleid en be-heer, het opzetten en aan zich binden van

een actief en groeiend vrijwilligersnetwerkdat bereid is om zich voor zoogdieren in tezetten en zoogdierwaarnemingen te ver-zamelen, en het vergroten van het draag-vlak voor zoogdieren en hun leefgebiedenstaan hoog op de agenda van het atlaspro-ject.

Pilot Eind 2007 werd het idee om tot eendigitale atlas te komen op levensvatbaar-heid getoetst via een pilotproject. Tijdensdeze succesvolle pilot werden in vier pro-

Zoogdier 21-4 pagina 22

De levende digitale atlas van zoogdieren in Nederland

De laatste zoogdieratlas van Nederland dateert alweer uit 1992. Dit boek gaf de verspreidingsge-

gevens van zoogdieren per uurhok weer. Voor die tijd al heel wat. Maar in de 21e eeuw zou dat

toch beter moeten kunnen. Zeker nu het verzamelen van zoogdiergegevens niet meer is voorbe-

houden aan professionals. Tijd dus voor een nieuwe atlas. Maar dan wel een die op een moderne

leest is geschoeid, in veel meer detail gaat, en niet alleen als boek gaat verschijnen maar

ieder moment van de dag via internet kan worden ingezien en aangevuld: een digitale,

‘levende atlas’. Het project Zoogdieratlas.nl moet hiervoor de basis leggen.

Neeltje Huizenga

Zoogdieratlas.nl

Publieksactie MolshopenEen van de soorten waarvoor de werkatlas aanvankelijk nogal wat wittehokken te zien gaf, bleek de toch algemeen voorkomende mol. In maart2010 werden daarom zo veel mogelijk mensen opgeroepen om molshopendoor te geven. De waarnemers die niet actief zijn op Telmee.nl of Waarneming.nl, werd hetdoorgeven van molshopen zo gemakkelijk mogelijk gemaakt door een tij-delijke molleninvoer te maken op Zoogdieratlas.nl. Molshopen konden meteen stip op de kaart gemeld worden zonder dat waarnemers zich eerst hoef-den te registreren. Het aantal nieuwe waarnemingen van deze soort be-draagt inmiddels ruim 18.000!Na diverse oproepen in regionale kranten en op de radio bij Vara’s VroegeVogels werd de kaart snel gevuld. Nieuwe waarnemingen zijn nog steedswelkom.

Mollenwaarnemingen kunt u doorgeven via de speciale invoermoduleZoogdier 21-4 pagina 23

Een van de acties van Zoogdieratlas.nl was de oproep voor foto’s van kattenprooien. Foto Sjoerd Valkering

Page 23: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

vincies de meest betrokken organisatiesbij het verzamelen van zoogdiergegevenspersoonlijk benaderd en gevraagd of zijzich wilden aansluiten bij het digitale at-lasproject Zoogdieratlas.nl. Het betrof deprovincies Drenthe, Overijssel, Noord-Bra-bant en Zeeland. Overijssel en Noord-Bra-bant kwamen als eerste over de brug. Hunatlasproject ging van start op 1 november2008. Inmiddels is er op initiatief van de Zoog-diervereniging in iedere provincie eenzoogdieratlasproject gaande via Zoogdier-atlas.nl. Het uiteindelijke doel is om metde gegevens die in het kader van Zoogdier-atlas.nl worden verzameld een landelijkezoogdieratlas te maken in de serie ‘Faunavan Nederland’ van Naturalis. Dit naastprovinciale zoogdieratlassen, waarvan deeerste onlangs verschenen in Zeeland enLimburg.

Provinciale aanpak Het idee vooreen nationale atlas via een provincialeaanpak kwam niet uit de lucht vallen. In sommige provincies waren al atlasini-tiatieven aan de gang of waren deze in demaak. Bovendien had de Zoogdiervereni-ging al ervaring opgedaan met een provin-ciale aanpak tijdens de Zoogdieratlas vanLimburg. Hiervoor werd in de periode2004-2010 samengewerkt met het Natuur-historisch Genootschap in Limburg enwerd steun verkregen van tal van anderepartijen. Deze atlas verscheen in juni 2010en alle gegevens daaruit zijn inmiddels di-gitaal beschikbaar gemaakt via Zoogdier-atlas.nl.Per provincie wordt samengewerkt in eennetwerk met verschillende partners, waar-onder vrijwel altijd het provinciale Land-schap, Landschapsbeheer, de zoogdier-en vleermuiswerkgroep, en de Provinciezelf. Het atlasproject in de provincie is ei-gendom van deze partners. Iedere provin-cie bepaalt zo haar eigen ambities en zorgt

voor een projectplan en begroting waar-voor gezamenlijk met de Zoogdiervereni-ging naar financiering wordt gezocht.In iedere provincie is een coördinator aan-wezig als aanspreekpunt. In de project- enstuurgroep zitten vertegenwoordigers van-uit de provinciale partnerorganisaties, diesamen met de coördinator de inhoud vanhet atlasproject bepalen. Zo geeft iedereprovincie haar eigen invulling aan haar at-lasproject, maar de nadruk ligt wel altijdop het verzamelen van zo veel mogelijk be-staande en nieuwe gegevens.Een provinciaal atlasproject duurt tweejaar. Omdat het startmoment per provincieverschillend is heeft het landelijke projecteen totale looptijd van drie jaar (november2008-december 2011). De coördinatoren inde provincies Drenthe, Noord-Brabant enOverijssel stoppen eind 2010, terwijl Gro-ningen en Gelderland pas eind 2011 klaarzijn. Dat er daarna in een provincie nietlanger een coördinator aanwezig is, wiltrouwens niet zeggen dat er niet meer aanZoogdieratlas.nl wordt gewerkt. De ‘le-vende’ atlas Zoogdieratlas.nl op internetblijft voorlopig bestaan en kan door ieder-een nog steeds worden aangevuld. Ook zijner provinciale en lokale werkgroepen diezich met het verzamelen van aanvullendegegevens blijven bezighouden.

Werkatlas Het realiseren van een ‘le-vende’ digitale zoogdieratlas is mogelijkgeworden door de NDFF (Nationale Data-bank Flora en Fauna). In de NDFF kunnengegevens online worden ingevoerd via eengezamenlijke invoermodule www.tel-mee.nl. Gegevens die worden ingevoerdop www.telmee.nl zijn direct zichtbaar opde provinciale kaarten op Zoogdieratlas.nl.De website Zoogdieratlas.nl is daarmee dedigitale plek waar alle provinciale projec-ten samenkomen. Iedere provincie heeftzijn eigen pagina en er zijn naast versprei-dingskaarten ook informatie over activitei-

ten en nieuwsbrieven te vinden. Bezoekersvan de website kunnen zelf aangeven vanwelke soort en over welke jaren zij dewaarnemingen op kaart te zien krijgen.Gegevens die via www.waarneming.nl wor-den ingevoerd zijn inmiddels ook zichtbaarop Zoogdieratlas.nl. De Zoogdiervereni-ging en Stichting Natuurinformatie hebbenhierover afspraken gemaakt waardoor hetverspreidingsbeeld op de kaarten nog vol-lediger is. Op Zoogdieratlas.nl zijn waar-nemingen alleen op kilometerhok niveauzichtbaar. Er zijn dus geen details van eenwaarneming te zien, zoals de exacte loca-tie, waarnemer en type waarneming. Dekaarten zijn vooral bedoeld om aan tegeven waar de leemtes, de witte plekken,in de provinciale gegevens zitten, een le-vende werkatlas dus eigenlijk. Op dit mo-ment zijn vooral nog witte plekkenaanwezig in de noordelijke delen vanFriesland en Groningen, de Noordoostpol-der en het westelijke deel van Gelderland.

Meedoen Iedereen kan meedoen aanZoogdieratlas.nl door het invoeren vaneigen waarnemingen op www.telmee.nl ofwww. waarneming.nl, of door mee te doenaan een van de publieksacties. Zowel oudeals recente waarnemingen, ook van pro-vincies waar het project al is afgerond,kunnen worden doorgegeven. Een ‘le-vende’ digitale atlas impliceert immers datsteeds de meest actuele stand van gege-vens bekend is.

Publieksacties Om zo veel mogelijkmensen bij het project te betrekken, staatgeregeld een bepaalde soort in de schijn-werpers. Voor zo’n soort geldt dan eenlaagdrempelige manier voor het doorgevenvan waarnemingen via een eenvoudige in-ternetmodule. Mooie voorbeelden zijn de publieksacties‘Molshopen’, ‘Kattenprooien’ (zie kaders),‘Egels’ en ‘Hazen rond Pasen’ die in 2010

De laatste zoogdieratlas van Nederlanddateert alweer uit 1992. Dit boek gaf deverspreidingsgegevens van zoogdieren peruurhok weer. Voor die tijd al heel wat.Maar in de 21e eeuw zou dat toch betermoeten kunnen. Zeker nu het verzamelenvan zoogdiergegevens niet meer is voorbe-houden aan professionals. Tijd dus vooreen nieuwe atlas. Maar dan wel een die opeen moderne leest is geschoeid, in veelmeer detail gaat, en niet alleen als boekgaat verschijnen maar ieder moment van

de dag via internet kan worden ingezien engeüpdatet: een digitale, ‘levende atlas’. Hetproject Zoogdieratlas.nl moet hiervoor debasis leggen.

Meer Met dit project wil de Zoogdierver-eniging niet alleen tot een landsdekkenden actueel beeld van de verspreiding vande zoogdieren in Nederland komen. Ookhet bewerkstelligen van meer aandachtvoor zoogdieren bij natuurbeleid en be-heer, het opzetten en aan zich binden van

een actief en groeiend vrijwilligersnetwerkdat bereid is om zich voor zoogdieren in tezetten en zoogdierwaarnemingen te ver-zamelen, en het vergroten van het draag-vlak voor zoogdieren en hun leefgebiedenstaan hoog op de agenda van het atlaspro-ject.

Pilot Eind 2007 werd het idee om tot eendigitale atlas te komen op levensvatbaar-heid getoetst via een pilotproject. Tijdensdeze succesvolle pilot werden in vier pro-

Zoogdier 21-4 pagina 22

De levende digitale atlas van zoogdieren in Nederland

De laatste zoogdieratlas van Nederland dateert alweer uit 1992. Dit boek gaf de verspreidingsge-

gevens van zoogdieren per uurhok weer. Voor die tijd al heel wat. Maar in de 21e eeuw zou dat

toch beter moeten kunnen. Zeker nu het verzamelen van zoogdiergegevens niet meer is voorbe-

houden aan professionals. Tijd dus voor een nieuwe atlas. Maar dan wel een die op een moderne

leest is geschoeid, in veel meer detail gaat, en niet alleen als boek gaat verschijnen maar

ieder moment van de dag via internet kan worden ingezien en aangevuld: een digitale,

‘levende atlas’. Het project Zoogdieratlas.nl moet hiervoor de basis leggen.

Neeltje Huizenga

Zoogdieratlas.nl

Publieksactie MolshopenEen van de soorten waarvoor de werkatlas aanvankelijk nogal wat wittehokken te zien gaf, bleek de toch algemeen voorkomende mol. In maart2010 werden daarom zo veel mogelijk mensen opgeroepen om molshopendoor te geven. De waarnemers die niet actief zijn op Telmee.nl of Waarneming.nl, werd hetdoorgeven van molshopen zo gemakkelijk mogelijk gemaakt door een tij-delijke molleninvoer te maken op Zoogdieratlas.nl. Molshopen konden meteen stip op de kaart gemeld worden zonder dat waarnemers zich eerst hoef-den te registreren. Het aantal nieuwe waarnemingen van deze soort be-draagt inmiddels ruim 18.000!Na diverse oproepen in regionale kranten en op de radio bij Vara’s VroegeVogels werd de kaart snel gevuld. Nieuwe waarnemingen zijn nog steedswelkom.

Mollenwaarnemingen kunt u doorgeven via de speciale invoermoduleZoogdier 21-4 pagina 23

Een van de acties van Zoogdieratlas.nl was de oproep voor foto’s van kattenprooien. Foto Sjoerd Valkering

Page 24: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Peter, ik begin maar heel breed. Hoe iseen jongen uit de Limburgse grensstreekuitgegroeid tot een internationaal erkendzeezoogdierendeskundige?

Dat was een lange weg. Het begon op hetLimburgse platteland, waar mijn interessein natuur werd aangewakkerd. Wilde var-kens, reeën, dassen, klein wild…, kortom,

grotere dieren mochten zich in mijn be-langstelling verheugen. Na de HBS ging ikin dienst en volgde de opleiding tot officierbij de marine.

Ah, daar is de belangstelling voor zee-zoogdieren ontstaan...

Nee, dat kwam iets later. De marine was

niets voor mij, zodat ik snel gestopt benom bosbouw aan de LandbouwhogeschoolWageningen te studeren. De opleiding bio-logie was daar toen nog in ontwikkeling,waardoor je bosbouwvakken als houtteelten houtveredeling kon uitruilen voor biolo-gische vakken. Mauk Mörzer Bruyns sti-muleerde mijn interesse in grotere dieren.Naast Victor Westhoff was hij een pionier

Zoogdier 21-4 pagina 25Zoogdier 21-4 pagina 24

werden gehouden. Via de publieksactieshoopt de Zoogdiervereniging niet alleenaan meer gegevens te komen, maar ook depublieke belangstelling voor zoogdieren endaarmee het draagvlak voor zoogdierbe-scherming te vergroten.

Opschrijfboekjes Om de nieuwe gegevens met vroegere si-tuaties te kunnen vergelijken, hebben deatlascoördinatoren talloze provinciale ar-chieven uitgeplozen en bijvoorbeeld ookwaarnemingen uit oude opschrijfboekjesalsnog ingevoerd. Ook is er bij de Zoog-diervereniging een inhaalslag geweest omalle gegevens uit eerdere jaren in Tel-mee.nl in te voeren. Heeft u nog ergenseen opschrijfboekje met zoogdierwaarne-mingen liggen, schroom niet, en vul de ge-gevens daaruit zo snel mogelijk in opTelmee.nl.

Cursussen Voor sommige soorten ishet verzamelen van zoogdierwaarnemin-gen niet moeilijk. Maar voor veel soortengeldt een ‘gebruiksaanwijzing’. Professio-nals zijn daarbij van grote waarde. Maarhet zou fantastisch zijn het netwerk vanprofessionals uit te breiden, zodat ‘wittevlekken ook voor de moeilijkere soorten

snel gevuld kunnen worden. In het kadervan het project zijn daarom al diverse cur-sussen en activiteiten rondom zoogdierengeorganiseerd die ook weer nieuwe waar-nemingen hebben opgeleverd. Zo is eenzoogdiercursus in Utrecht en een muizen-cursus in Drenthe georganiseerd.

Resultaten De afgelopen tijd zijn erheel veel waarnemingen verzameld. Doorvrijwilligers die zelf hun waarnemingendoorgeven op Telmee.nl of Waarneming.nl,en via de verschillende publieksacties. Hetaantal waarnemingen dat in Drenthe,Noord-Brabant en Overijssel in de afgelo-pen twee jaren is verzameld bedraagt intotaal bijna 200.000. Een enorme hoeveel-heid die zonder atlasproject, de inspannin-gen van de provinciale coördinatoren en deinzet van al die vrijwilligers zeker niet alle-maal in Zoogdieratlas.nl was terechtgeko-men.Alle gegevens die in het kader van het at-lasproject worden verzameld komen in Tel-mee en zijn op die manier ook zichtbaar opwww.zoogdieratlas.nl. Het afgelopen jaarzijn er heel wat waarnemingen aan dekaarten toegevoegd. In figuur 1 staat eenoverzicht van het aantal waarnemingen dattot nu toe in iedere provincie is verzameld.

Het aantal waarnemingen zegt overigensniets over een eventuele toename in dedekking van het aantal kilometerhokkenper soort. Om te laten zien dat het atlas-project niet alleen veel waarnemingenmaar ook nieuwe locaties oplevert en‘witte hokken’ vult, volgt in Figuur 3 eenvoorbeeld van Overijssel, waarin voorvleermuizen het aantal nieuwe kilometer-hokken waarin in de afgelopen twee jaarvleermuizen werden gemeld, staat weer-gegeven.Het aantal waarnemingen groeit nog da-gelijks! Het zou fantastisch zijn als de ko-mende tijd iedereen zijn steentje zoublijven bijdragen om de volgend zoogdier-atlas werkelijk landsdekkend te maken.

Neeltje huizenga, [email protected]

Het project Zoogdieratlas.nl wordt medemogelijk gemaakt door bijdragen van Pro-vincies, Provinciale Landschappen, Land-schapsbeheer, Natuurmonumenten,Staatsbosbeheer, Gemeenten en fondsen(VSBfonds, Prins Bernhard Cultuurfonds).

Peter Reijnders. Foto Steve Geelhoed

Vele Zoogdierlezers associëren Peter Reijnders ongetwijfeld met zeehonden. Maar hij

doet meer. Of beter gezegd deed. Mei 2009 ging Prof. dr. ir. P.J.H. Reijnders namelijk

met pensioen. Reden voor Zoogdier om hem te interviewen. We ontmoeten elkaar in een

klein kamertje bij IMARES op Texel. Zijn oude kamer gaf hij onlangs op om een aantal

flexplekken te creëren. Ook professoren met een enorme staat van dienst ontkomen niet

aan veranderingen.

door Steve Geelhoed

Het dier is de maat

Figuur 2 Aantal waarnemingen per provincie op XX-XX-XXX. Figuur 3 Het aantal nieuwe kilometerhokken waarin sinds de start van het atlas-project op 1-11-2008 vleermuizen zijn gemeld.

Publieksactie KattenprooienNa de hazen rond Pasen was het in de zomer van 2010 tijd voor een kattenprooienop-roep. Deze methode was al eerder succesvol beproefd in Limburg en Zuid-Holland. Wantwelke kat brengt niet af en toe een lekker hapje naar de baas? Blijkbaar was er weinigander nieuws want opnieuw was er over aandacht vanuit de pers niet te klagen. Eind ok-tober waren er al 1047 waarnemingen met bijbehorende foto van de vangsten van de kat.Niet alleen muizen maar ook hazen, konijnen, diverse vleermuizen en zelfs een ree-kalfje werden op de foto gezet en via de speciale invoermogelijkheid op de website door-gegeven.Bijna alle in Nederland voorkomende muizen en spitsmuizen zijn inmiddels gemeld. Ookdiverse bladen van raskatten en het kattenblad Majesteit publiceerden een artikel overde kattenprooien.

Kattenprooien maar ook egels, mollen en hazen kunnen nog steeds worden gemeld viade link op www.zoogdieratlas.nl.

“Het is beter met een pak

realistische plannen

onder je arm rond te lopen

dan met je ziel”

Interview met Peter Reijnders

Page 25: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Peter, ik begin maar heel breed. Hoe iseen jongen uit de Limburgse grensstreekuitgegroeid tot een internationaal erkendzeezoogdierendeskundige?

Dat was een lange weg. Het begon op hetLimburgse platteland, waar mijn interessein natuur werd aangewakkerd. Wilde var-kens, reeën, dassen, klein wild…, kortom,

grotere dieren mochten zich in mijn be-langstelling verheugen. Na de HBS ging ikin dienst en volgde de opleiding tot officierbij de marine.

Ah, daar is de belangstelling voor zee-zoogdieren ontstaan...

Nee, dat kwam iets later. De marine was

niets voor mij, zodat ik snel gestopt benom bosbouw aan de LandbouwhogeschoolWageningen te studeren. De opleiding bio-logie was daar toen nog in ontwikkeling,waardoor je bosbouwvakken als houtteelten houtveredeling kon uitruilen voor biolo-gische vakken. Mauk Mörzer Bruyns sti-muleerde mijn interesse in grotere dieren.Naast Victor Westhoff was hij een pionier

Zoogdier 21-4 pagina 25Zoogdier 21-4 pagina 24

werden gehouden. Via de publieksactieshoopt de Zoogdiervereniging niet alleenaan meer gegevens te komen, maar ook depublieke belangstelling voor zoogdieren endaarmee het draagvlak voor zoogdierbe-scherming te vergroten.

Opschrijfboekjes Om de nieuwe gegevens met vroegere si-tuaties te kunnen vergelijken, hebben deatlascoördinatoren talloze provinciale ar-chieven uitgeplozen en bijvoorbeeld ookwaarnemingen uit oude opschrijfboekjesalsnog ingevoerd. Ook is er bij de Zoog-diervereniging een inhaalslag geweest omalle gegevens uit eerdere jaren in Tel-mee.nl in te voeren. Heeft u nog ergenseen opschrijfboekje met zoogdierwaarne-mingen liggen, schroom niet, en vul de ge-gevens daaruit zo snel mogelijk in opTelmee.nl.

Cursussen Voor sommige soorten ishet verzamelen van zoogdierwaarnemin-gen niet moeilijk. Maar voor veel soortengeldt een ‘gebruiksaanwijzing’. Professio-nals zijn daarbij van grote waarde. Maarhet zou fantastisch zijn het netwerk vanprofessionals uit te breiden, zodat ‘wittevlekken ook voor de moeilijkere soorten

snel gevuld kunnen worden. In het kadervan het project zijn daarom al diverse cur-sussen en activiteiten rondom zoogdierengeorganiseerd die ook weer nieuwe waar-nemingen hebben opgeleverd. Zo is eenzoogdiercursus in Utrecht en een muizen-cursus in Drenthe georganiseerd.

Resultaten De afgelopen tijd zijn erheel veel waarnemingen verzameld. Doorvrijwilligers die zelf hun waarnemingendoorgeven op Telmee.nl of Waarneming.nl,en via de verschillende publieksacties. Hetaantal waarnemingen dat in Drenthe,Noord-Brabant en Overijssel in de afgelo-pen twee jaren is verzameld bedraagt intotaal bijna 200.000. Een enorme hoeveel-heid die zonder atlasproject, de inspannin-gen van de provinciale coördinatoren en deinzet van al die vrijwilligers zeker niet alle-maal in Zoogdieratlas.nl was terechtgeko-men.Alle gegevens die in het kader van het at-lasproject worden verzameld komen in Tel-mee en zijn op die manier ook zichtbaar opwww.zoogdieratlas.nl. Het afgelopen jaarzijn er heel wat waarnemingen aan dekaarten toegevoegd. In figuur 1 staat eenoverzicht van het aantal waarnemingen dattot nu toe in iedere provincie is verzameld.

Het aantal waarnemingen zegt overigensniets over een eventuele toename in dedekking van het aantal kilometerhokkenper soort. Om te laten zien dat het atlas-project niet alleen veel waarnemingenmaar ook nieuwe locaties oplevert en‘witte hokken’ vult, volgt in Figuur 3 eenvoorbeeld van Overijssel, waarin voorvleermuizen het aantal nieuwe kilometer-hokken waarin in de afgelopen twee jaarvleermuizen werden gemeld, staat weer-gegeven.Het aantal waarnemingen groeit nog da-gelijks! Het zou fantastisch zijn als de ko-mende tijd iedereen zijn steentje zoublijven bijdragen om de volgend zoogdier-atlas werkelijk landsdekkend te maken.

Neeltje huizenga, [email protected]

Het project Zoogdieratlas.nl wordt medemogelijk gemaakt door bijdragen van Pro-vincies, Provinciale Landschappen, Land-schapsbeheer, Natuurmonumenten,Staatsbosbeheer, Gemeenten en fondsen(VSBfonds, Prins Bernhard Cultuurfonds).

Peter Reijnders. Foto Steve Geelhoed

Vele Zoogdierlezers associëren Peter Reijnders ongetwijfeld met zeehonden. Maar hij

doet meer. Of beter gezegd deed. Mei 2009 ging Prof. dr. ir. P.J.H. Reijnders namelijk

met pensioen. Reden voor Zoogdier om hem te interviewen. We ontmoeten elkaar in een

klein kamertje bij IMARES op Texel. Zijn oude kamer gaf hij onlangs op om een aantal

flexplekken te creëren. Ook professoren met een enorme staat van dienst ontkomen niet

aan veranderingen.

door Steve Geelhoed

Het dier is de maat

Figuur 2 Aantal waarnemingen per provincie op XX-XX-XXX. Figuur 3 Het aantal nieuwe kilometerhokken waarin sinds de start van het atlas-project op 1-11-2008 vleermuizen zijn gemeld.

Publieksactie KattenprooienNa de hazen rond Pasen was het in de zomer van 2010 tijd voor een kattenprooienop-roep. Deze methode was al eerder succesvol beproefd in Limburg en Zuid-Holland. Wantwelke kat brengt niet af en toe een lekker hapje naar de baas? Blijkbaar was er weinigander nieuws want opnieuw was er over aandacht vanuit de pers niet te klagen. Eind ok-tober waren er al 1047 waarnemingen met bijbehorende foto van de vangsten van de kat.Niet alleen muizen maar ook hazen, konijnen, diverse vleermuizen en zelfs een ree-kalfje werden op de foto gezet en via de speciale invoermogelijkheid op de website door-gegeven.Bijna alle in Nederland voorkomende muizen en spitsmuizen zijn inmiddels gemeld. Ookdiverse bladen van raskatten en het kattenblad Majesteit publiceerden een artikel overde kattenprooien.

Kattenprooien maar ook egels, mollen en hazen kunnen nog steeds worden gemeld viade link op www.zoogdieratlas.nl.

“Het is beter met een pak

realistische plannen

onder je arm rond te lopen

dan met je ziel”

Interview met Peter Reijnders

Page 26: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

op het gebied van natuurbeheer. Zeker inde Wageningse agrarische wereld van des-tijds heeft Mörzer Bruyns ecologie en na-tuurbeheer op de kaart gezet. Daarnaastwaren de colleges van dierecoloog HermanKlomp ook zeer inspirerend.

Het was niet te verwachten dat ik in hetzeezoogdierenwerk terecht zou komen.Een relatie met de zee had ik niet zo. Zowerkte ik tijdens mijn studie aan onder an-dere weidevogels en hebben Harm van deVeen en ik als studenten samen gepubli-ceerd over ons onderzoek naar schil-schade door edelherten. Harm keekwaarom edelherten de bast nodig hebben.Ik onderzocht of bomen inderdaad schadein groei of kwaliteit ondervonden. Datbleek niet het geval. Achteraf gezien is dathét thema in mijn carrière geworden: be-heer gezien vanuit het dier in plaats vanuitde gebruikers- of productiekant. In hoe-verre is het terecht dat een fenomeenschade genoemd wordt en we daardooreen negatief beeld van dieren hebben?

In die tijd was er in Nederland sowiesoweinig onderzoek aan zeezoogdieren. Watik me herinner van voor die tijd zijn men-sen als Everhard Slijper en Willem vanUtrecht. Zij werkten met historisch mate-riaal afkomstig van de walvisvaart, diebegin jaren zestig door Nederland is ge-stopt. Walvisachtigen waren zo zeldzaamgeworden dat onderzoek eraan lastig enondankbaar was. Oud-conservator van ons

nationaal natuurhistorisch museum ChrisSmeenk was lange tijd de enige die onder-zoek deed aan gestrande walvisachtigen.Het lag eigenlijk voor de hand dat ik in delandzoogdieren terecht zou komen. Maarvoor mijn verzwaard afstudeervak heb ikonderzoek aan gewone zeehonden gedaan,onder begeleiding van Mörzer Bruyns enJan van Haaften. De laatste was hoofd vande afdeling wildbiologie van het ITBON, hetlatere RIN. Ik ben toen bij de zeehondengebleven. Daar lag namelijk een groot be-heersprobleem, want ondanks het sluitenvan de jacht nam de populatie nog steedsaf. Het onderzoek begon met tellingen.Hoe staat de populatie ervoor? Dat duurteen paar jaar. Dan komen er vervolgvragen

als hoe zit het met immigratie, emigratieen reproductie? Ik kon aantonen dat erweinig jongen geboren werden, waardoorde afname verklaard kon worden. Laterdeed ik een vervolgonderzoek naar de oor-zaken van de verlaagde reproductie, resul-terend in een proefschrift en promotie. Dereproductie bleek sterk verminderd doorPCB’s. Nu gaat het al decennia lang uit-stekend met de zeehonden zoals blijkt uitde jaarlijkse monitoring door het huidigeIMARES.

We zijn een eind op weg maar nog niet bijde internationaal erkend zeezoogdieren-deskundige.

Tsja, hoe ontstaat zoiets? We keken al snelmet een schuin oog naar de populatie ont-wikkelingen van de zeehonden in de Duitseen Deense Waddenzee. Door het werk aanverontreinigingen en deelname aan hetwetenschappelijk comité van de Interna-tionale Walvisvaartcommissie (IWC, red.)kwam ik vervolgens ook in aanraking metwereldwijd onderzoek aan walvisachtigen.Tevens heb ik toen mede de European SealGroup opgericht en werd actief in verschil-lende internationale werkgroepen. Ge-voegd bij de talloze publicaties is daardoorde internationale kring steeds groter ge-worden.

Bescherming is een rode draad binnen jecarrière?

Als ik mezelf zou moeten omschrijven danben ik een conservationist. In stand hou-den van natuur en bijbehorende soorten.En dan niet alleen conserveren en de sta-tus quo handhaven. Maar door gedegenonderzoek inzicht in het functioneren vanzeezoogdieren krijgen en dat vertalen naarbeleid. Ik heb altijd geprobeerd om te kij-ken of een probleem in perceptie bestaatof reëel is. Daarbij beweeg je tussen tweenatuuropvattingen: het antropo-centrismeen het eco-centrisme. In de eerste opvat-ting heeft natuur een instrumentele

waarde: ze levert iets op voor mensen. Inde tweede opvatting heeft natuur ook eenintrinsieke waarde, die geldt voor natuur inhet algemeen, maar zelfs voorindividuen. Deze hoeven niets opte brengen of te produceren. Iksta meer aan de eco-centrischekant, maar ben niet iemand dietegen bomen praat. Ik vind weldat natuur eigenwaarde heeft dievaak niet in geld of productiemiddelen isuit te drukken. Aan maximalisatie van op-brengst zit een groot risico. Absorptie enherstelvermogen van de natuur zou demaat van ons handelen moeten zijn. Watkan een systeem aan? Exploiteer het niettot aan de rand, tot het in elkaar klapt.‘De natuurlijke maat’ is de titel van je in-augurele rede bij je benoeming tot buiten-gewoon hoogleraar in Wageningen enKiel?Ja, dat klopt. Ik geniet ervan en heb er ont-zettend veel plezier in dat ik buitengewoonhoogleraar Ecologie en Beheer van Zee-zoogdieren ben geworden in Wageningenen in Kiel. Het stimuleert me om bij te blij-ven op mijn vakgebied. Je kan geen colle-ges geven over alleen maar oude koek vantien jaar geleden. Zodra je het gevoel hebtdat je achterloopt, moet je stoppen. Ken-nisoverdracht vind ik belangrijk. Zo vind ikhet nog steeds leuk om college te geven.Sterker nog, als onderzoeker heb je eenzekere verplichting om iets van je kennisover te dragen op jonge mensen, maar ooknaar het beleid en naar de media.

Nog even terug naar je inaugurele rede.Daarin viel me een zinsnede op “het isbeter met een pak realistische plannenonder je arm rond te lopen dan met je ziel”.

Dat is ingegeven door het hele scala aanbedreigingen; overbevissing, vervuiling,scheepvaart, opwarming van de aarde. Als

je daar iets aan zou willen doen, heb jemisschien wel honderd jaar nodig en tien-tallen onderzoeksinstituten. Je zou er mi-santroop of depressief van worden. Maar jekunt ook uit de klagersrol over de teloor-gang van de omgeving stappen. Stel priori-teiten voor onderzoek en bescherming.Verwezenlijk je plannen stapje voor stapje.Zorg dat je als vector fungeert om ideeënover te dragen. Van belang is daarbij sa-menwerking met verschillende belangen-groepen, zonder daar lippendienst aan tebewijzen. Het vereist standvastigheid omonafhankelijk en objectief te blijven.

Standvastig en objectief zijn, dat is eengrote uitdaging voor het huidige contract-onderzoek.

Ja, de financiering van onderzoek is sterkveranderd, van een van overheidswege ver-strekt onderzoeksbudget naar een meermarktgerichte financiering. Het onderzoekheeft daardoor een meer (direct) toegepastkarakter gekregen. Toegepast onderzoekis helemaal niet vies, maar het moet nietzo zijn dat de kwaliteit daardoor minderwordt. De inhoudelijke toetsing van toege-past onderzoek en zuiver wetenschappelijkonderzoek moet even streng zijn. Dat moetje overeind houden. Je moet ook je onder-

zoeksveld voldoende breed houden. Jekunt een concrete vraag over bijvoorbeeldde invloed van een ingreep op fauna niet

beantwoorden zonder basis-kennis over functionele eisenvan een soort, verspreiding enprocessen. Daar knijpt het. Omconcrete vragen te beantwoor-den is een multi-factoriële be-nadering belangrijk. Bekijk

zaken in samenhang en op een grotereschaal dan alleen je studiegebied of stu-diesoort.

Pensioen, geridderd, lifetime achievementaward ASCOBANS, meer kun je niet ver-wachten.

Heel mooi natuurlijk, die erkenning. Waar-dering is fijn, maar er zijn talloze mensendie in de coulissen bergen goed werk ver-zetten dat nooit erkend wordt. Je doetnooit iets alleen. Je hebt mensen nodig.Mensen die bepalend zijn, die een stimu-lerende rol vervullen. Ik noemde al ver-schillende personen, maar ook Marius denBoer (oud-hoofdredacteur van Zoogdier,red.) hoort daarbij. Hij maakte het moge-lijk dat het zeehondenonderzoek naar ver-ontreiniging van de grond kwam. Laterhebben Wim Wolff en mijn RIN-collega’svan het eerste uur op Texel een belangrijkerol gespeeld. Het instituut bood toen alleruimte om ons te ontwikkelen. Een verant-woordelijkheid die het instituut moet blij-ven dragen. Wij hadden destijds eengemeenschappelijk doel, namelijk de be-scherming van de Waddenzee. Mijns in-ziens wringt het daar nu: meerdereeilandjes van onderzoekers met elk huneigen, maar ander doel.

Zoogdier 21-4 pagina 27

Peter Reijnders is op 29 mei 1944 geboren in Siebengewald (Limburg). Hij is af-gestudeerd in natuurbeheer en dierecologie aan de voorloper van de WageningenUniversiteit, waar hij ook promoveerde op een populatie-ecotoxicologisch onder-zoek naar zeehonden. Vervolgens was hij onder andere werkzaam bij de verschil-lende voorlopers van IMARES, zoals het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN),het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN) en Alterra. Tot op heden isPeter buitengewoon hoogleraar Ecologie en Beheer van Zeezoogdieren aan deWageningen Universiteit en bijzonder hoogleraar Ecologie en Beheer van Zee-zoogdieren aan de Universiteit van Kiel. Op 29 mei 2009 is Peter benoemd tot Officier in de orde van Oranje–Nassau. Eenandere belangrijke onderscheiding ontving hij van ASCOBANS (Agreement on theConservation of Small Cetaceans in the Baltic and North Seas). Deze internatio-nale organisatie heeft een ‘Lifetime Achievement Award’ in het leven geroepen,die tot op heden alleen aan Peter is uitgereikt voor zijn grote verdienste op hetgebied van de wereldwijde bescherming van zeezoogdieren.

“Ik ben niet iemand die tegen bomen praat”

“Absorptie en herstelvermogen van de natuur zou de maat

van ons handelen moeten zijn.”

Gewone zeehonden op een zandplaat bij de Texelse vuurtoren in de Cocksdorp

Page 27: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

op het gebied van natuurbeheer. Zeker inde Wageningse agrarische wereld van des-tijds heeft Mörzer Bruyns ecologie en na-tuurbeheer op de kaart gezet. Daarnaastwaren de colleges van dierecoloog HermanKlomp ook zeer inspirerend.

Het was niet te verwachten dat ik in hetzeezoogdierenwerk terecht zou komen.Een relatie met de zee had ik niet zo. Zowerkte ik tijdens mijn studie aan onder an-dere weidevogels en hebben Harm van deVeen en ik als studenten samen gepubli-ceerd over ons onderzoek naar schil-schade door edelherten. Harm keekwaarom edelherten de bast nodig hebben.Ik onderzocht of bomen inderdaad schadein groei of kwaliteit ondervonden. Datbleek niet het geval. Achteraf gezien is dathét thema in mijn carrière geworden: be-heer gezien vanuit het dier in plaats vanuitde gebruikers- of productiekant. In hoe-verre is het terecht dat een fenomeenschade genoemd wordt en we daardooreen negatief beeld van dieren hebben?

In die tijd was er in Nederland sowiesoweinig onderzoek aan zeezoogdieren. Watik me herinner van voor die tijd zijn men-sen als Everhard Slijper en Willem vanUtrecht. Zij werkten met historisch mate-riaal afkomstig van de walvisvaart, diebegin jaren zestig door Nederland is ge-stopt. Walvisachtigen waren zo zeldzaamgeworden dat onderzoek eraan lastig enondankbaar was. Oud-conservator van ons

nationaal natuurhistorisch museum ChrisSmeenk was lange tijd de enige die onder-zoek deed aan gestrande walvisachtigen.Het lag eigenlijk voor de hand dat ik in delandzoogdieren terecht zou komen. Maarvoor mijn verzwaard afstudeervak heb ikonderzoek aan gewone zeehonden gedaan,onder begeleiding van Mörzer Bruyns enJan van Haaften. De laatste was hoofd vande afdeling wildbiologie van het ITBON, hetlatere RIN. Ik ben toen bij de zeehondengebleven. Daar lag namelijk een groot be-heersprobleem, want ondanks het sluitenvan de jacht nam de populatie nog steedsaf. Het onderzoek begon met tellingen.Hoe staat de populatie ervoor? Dat duurteen paar jaar. Dan komen er vervolgvragen

als hoe zit het met immigratie, emigratieen reproductie? Ik kon aantonen dat erweinig jongen geboren werden, waardoorde afname verklaard kon worden. Laterdeed ik een vervolgonderzoek naar de oor-zaken van de verlaagde reproductie, resul-terend in een proefschrift en promotie. Dereproductie bleek sterk verminderd doorPCB’s. Nu gaat het al decennia lang uit-stekend met de zeehonden zoals blijkt uitde jaarlijkse monitoring door het huidigeIMARES.

We zijn een eind op weg maar nog niet bijde internationaal erkend zeezoogdieren-deskundige.

Tsja, hoe ontstaat zoiets? We keken al snelmet een schuin oog naar de populatie ont-wikkelingen van de zeehonden in de Duitseen Deense Waddenzee. Door het werk aanverontreinigingen en deelname aan hetwetenschappelijk comité van de Interna-tionale Walvisvaartcommissie (IWC, red.)kwam ik vervolgens ook in aanraking metwereldwijd onderzoek aan walvisachtigen.Tevens heb ik toen mede de European SealGroup opgericht en werd actief in verschil-lende internationale werkgroepen. Ge-voegd bij de talloze publicaties is daardoorde internationale kring steeds groter ge-worden.

Bescherming is een rode draad binnen jecarrière?

Als ik mezelf zou moeten omschrijven danben ik een conservationist. In stand hou-den van natuur en bijbehorende soorten.En dan niet alleen conserveren en de sta-tus quo handhaven. Maar door gedegenonderzoek inzicht in het functioneren vanzeezoogdieren krijgen en dat vertalen naarbeleid. Ik heb altijd geprobeerd om te kij-ken of een probleem in perceptie bestaatof reëel is. Daarbij beweeg je tussen tweenatuuropvattingen: het antropo-centrismeen het eco-centrisme. In de eerste opvat-ting heeft natuur een instrumentele

waarde: ze levert iets op voor mensen. Inde tweede opvatting heeft natuur ook eenintrinsieke waarde, die geldt voor natuur inhet algemeen, maar zelfs voorindividuen. Deze hoeven niets opte brengen of te produceren. Iksta meer aan de eco-centrischekant, maar ben niet iemand dietegen bomen praat. Ik vind weldat natuur eigenwaarde heeft dievaak niet in geld of productiemiddelen isuit te drukken. Aan maximalisatie van op-brengst zit een groot risico. Absorptie enherstelvermogen van de natuur zou demaat van ons handelen moeten zijn. Watkan een systeem aan? Exploiteer het niettot aan de rand, tot het in elkaar klapt.‘De natuurlijke maat’ is de titel van je in-augurele rede bij je benoeming tot buiten-gewoon hoogleraar in Wageningen enKiel?Ja, dat klopt. Ik geniet ervan en heb er ont-zettend veel plezier in dat ik buitengewoonhoogleraar Ecologie en Beheer van Zee-zoogdieren ben geworden in Wageningenen in Kiel. Het stimuleert me om bij te blij-ven op mijn vakgebied. Je kan geen colle-ges geven over alleen maar oude koek vantien jaar geleden. Zodra je het gevoel hebtdat je achterloopt, moet je stoppen. Ken-nisoverdracht vind ik belangrijk. Zo vind ikhet nog steeds leuk om college te geven.Sterker nog, als onderzoeker heb je eenzekere verplichting om iets van je kennisover te dragen op jonge mensen, maar ooknaar het beleid en naar de media.

Nog even terug naar je inaugurele rede.Daarin viel me een zinsnede op “het isbeter met een pak realistische plannenonder je arm rond te lopen dan met je ziel”.

Dat is ingegeven door het hele scala aanbedreigingen; overbevissing, vervuiling,scheepvaart, opwarming van de aarde. Als

je daar iets aan zou willen doen, heb jemisschien wel honderd jaar nodig en tien-tallen onderzoeksinstituten. Je zou er mi-santroop of depressief van worden. Maar jekunt ook uit de klagersrol over de teloor-gang van de omgeving stappen. Stel priori-teiten voor onderzoek en bescherming.Verwezenlijk je plannen stapje voor stapje.Zorg dat je als vector fungeert om ideeënover te dragen. Van belang is daarbij sa-menwerking met verschillende belangen-groepen, zonder daar lippendienst aan tebewijzen. Het vereist standvastigheid omonafhankelijk en objectief te blijven.

Standvastig en objectief zijn, dat is eengrote uitdaging voor het huidige contract-onderzoek.

Ja, de financiering van onderzoek is sterkveranderd, van een van overheidswege ver-strekt onderzoeksbudget naar een meermarktgerichte financiering. Het onderzoekheeft daardoor een meer (direct) toegepastkarakter gekregen. Toegepast onderzoekis helemaal niet vies, maar het moet nietzo zijn dat de kwaliteit daardoor minderwordt. De inhoudelijke toetsing van toege-past onderzoek en zuiver wetenschappelijkonderzoek moet even streng zijn. Dat moetje overeind houden. Je moet ook je onder-

zoeksveld voldoende breed houden. Jekunt een concrete vraag over bijvoorbeeldde invloed van een ingreep op fauna niet

beantwoorden zonder basis-kennis over functionele eisenvan een soort, verspreiding enprocessen. Daar knijpt het. Omconcrete vragen te beantwoor-den is een multi-factoriële be-nadering belangrijk. Bekijk

zaken in samenhang en op een grotereschaal dan alleen je studiegebied of stu-diesoort.

Pensioen, geridderd, lifetime achievementaward ASCOBANS, meer kun je niet ver-wachten.

Heel mooi natuurlijk, die erkenning. Waar-dering is fijn, maar er zijn talloze mensendie in de coulissen bergen goed werk ver-zetten dat nooit erkend wordt. Je doetnooit iets alleen. Je hebt mensen nodig.Mensen die bepalend zijn, die een stimu-lerende rol vervullen. Ik noemde al ver-schillende personen, maar ook Marius denBoer (oud-hoofdredacteur van Zoogdier,red.) hoort daarbij. Hij maakte het moge-lijk dat het zeehondenonderzoek naar ver-ontreiniging van de grond kwam. Laterhebben Wim Wolff en mijn RIN-collega’svan het eerste uur op Texel een belangrijkerol gespeeld. Het instituut bood toen alleruimte om ons te ontwikkelen. Een verant-woordelijkheid die het instituut moet blij-ven dragen. Wij hadden destijds eengemeenschappelijk doel, namelijk de be-scherming van de Waddenzee. Mijns in-ziens wringt het daar nu: meerdereeilandjes van onderzoekers met elk huneigen, maar ander doel.

Zoogdier 21-4 pagina 27

Peter Reijnders is op 29 mei 1944 geboren in Siebengewald (Limburg). Hij is af-gestudeerd in natuurbeheer en dierecologie aan de voorloper van de WageningenUniversiteit, waar hij ook promoveerde op een populatie-ecotoxicologisch onder-zoek naar zeehonden. Vervolgens was hij onder andere werkzaam bij de verschil-lende voorlopers van IMARES, zoals het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN),het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN) en Alterra. Tot op heden isPeter buitengewoon hoogleraar Ecologie en Beheer van Zeezoogdieren aan deWageningen Universiteit en bijzonder hoogleraar Ecologie en Beheer van Zee-zoogdieren aan de Universiteit van Kiel. Op 29 mei 2009 is Peter benoemd tot Officier in de orde van Oranje–Nassau. Eenandere belangrijke onderscheiding ontving hij van ASCOBANS (Agreement on theConservation of Small Cetaceans in the Baltic and North Seas). Deze internatio-nale organisatie heeft een ‘Lifetime Achievement Award’ in het leven geroepen,die tot op heden alleen aan Peter is uitgereikt voor zijn grote verdienste op hetgebied van de wereldwijde bescherming van zeezoogdieren.

“Ik ben niet iemand die tegen bomen praat”

“Absorptie en herstelvermogen van de natuur zou de maat

van ons handelen moeten zijn.”

Gewone zeehonden op een zandplaat bij de Texelse vuurtoren in de Cocksdorp

Page 28: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

WebsitesOndergedoken lawaai Nu bij hetingaan van de herfst, de grasmat van mijnbuurman een laatste maaibeurt kreeg, gaik weer rustige tijden tegemoet. De beze-tenheid waarmee hij zijn gazon te lijf gaat,heeft me in gedachten al tot meerderewanhoopsdaden aangezet. Vooral wanneerhet machinegeronk mijn zomerse avond-rust in de tuin verstoort. Gelukkig sta ikbekend om mijn zelfbeheersing waardoorik vooralsnog zijn dwangmatig graasge-drag onderga. Bij het zoeken naar een rus-tige plek duik ik wel eens onder, maar ookonder water blijkt allesbehalve stilte teheersen. Landratten staan er niet bij stildat ook daar een oorverdovend lawaaivoorkomt �. Dit lawaai manifesteert zichop meerdere golflengten - tot het ultra-sone toe �. Dolfijnen en walvissen maarook zeehonden ondervinden aan den lijvewat dat betekent �. Onderzoekers zijn danook van mening dat veel walvisstrandingenhet gevolg zijn van al dat rumoer � �. Erzijn tal van installaties die voor verstoringzorgen, gaande van radars over vaartuigentot windmolens. Het WWF verschaft eenmooi beeld van wat dit betekent voor dezeezoogdieren die leven in de Noordzee .Het IFAW levert in een uitgebreide bro-chure tekst en commentaar bij dit onthul-lende plaatje. De organisatie stelt ookduidelijk dat aangepaste maatregelennoodzakelijk zijn om de effecten op te hef-fen of te milderen . Op de IFAW-websitevind je hierover nog meer Nederlandsta-lige informatie �, waarbij ook bijzondereaandacht wordt gegeven aan de impact vanmilitaire zee-activiteiten en het gebruikvan sonar in het bijzonder. Er is nog veelonbekend over de effecten van sonar ophet gedrag van zeezoogdieren. De eersteresultaten over geluidsoverlast op zeewerden op vraag van de InternationalCouncil for the Exploration of the Sea bij-een geschreven door een werkgroep -WGFAST- die de noodzaak van verder im-pactonderzoek bevestigt �.

� www.underwaternoise.org.uk � www.natuurinformatie.nl/ecomare.devleet/natuurdatabase.nl/i000076.html �www.oceanmammalinst.com/noisefacts.html� http://ocr.org/research/�www.eurocbc.org/ecbc_ci_lfas_effects_on_marine_mammalspage1230.html www.ngo.grida.no/wwfneap/Projects/Reports/PDF_Maps/North_Sea_offshore_poll.pdfwww.ifaw.org/Publications/Regional_Publications/UK/Ocean_Noise_Pubs/asset_upload_file469_48552.pdf � www.ifaw.org/ifaw_netherlands� www.ices.dk/reports/ftc/2005/wgfast05.pdf

Verkeersslachtoffers Met het pro-ject ‘Dieren onder de wielen’ willen deVlaamse overheid, Natuurpunt en Vogel-bescherming Vlaanderen de faunaslacht-offers die op de Vlaamse wegen vallen, inkaart brengen en nagaan welke soortenhet belangrijkste slachtoffer zijn. Ookhopen ze op deze manier de grootste knel-punten op het Vlaamse wegennet te ach-terhalen. Om de gegevens te verzamelenwerd aan de inventarisatiewebsite waarne-mingen.be een aparte ingeefmodule toe-gevoegd �. Het bijhouden en analyserenvan aanrijdingen is niet uniek en gebeurtook in andere landen, o.m. in Spanje �,Ierland �, Canada � en de Verenigde Sta-ten �, maar de resultaten worden zeldengerapporteerd. Doorgaans beperken degegevens zich tot specifieke en in de regelgemakkelijk bij te houden soorten(groe-pen) zoals evenhoevigen . Reden isdat aanrijdingen ook tot menselijke slacht-offers kunnen leiden en vaak gepaard gaanmet hoge kosten �. Toch zijn er mensendie het positief bekijken en van het verza-melen van verkeerslachtoffers hun hobbyhebben gemaakt � �.Met het toenemende verkeer is het dekunst om het aantal aanrijdingen te be-perken of geheel uit te sluiten. Daarvoor

bestaan tal van mogelijkheden die o.m.door Jan Willem Ooms gebundeld zijn �maar waarover ook in andere landen waar-devolle informatie terug te vinden is Op-lossingen zijn nodig want hoe hard heteraan toe kan gaan, tonen proeven van deDuitse automobielorganisatie ADAC �.

� http://waarnemingen.be/vs_lijst_species.php �www.sekano.es/?p=1612 � www.biology.ie/home.php?m=npws � www.th.gov.bc.ca/Publications/eng_publications/environment/WARS_reports.htm � http://roadkill.edutel.com/rkdataarchive.html www.deercollisions.co.uk www.highways.gov.uk/knowledge/16139.aspx � www.thedeerinitiative.co.uk/pdf/DeerOnOurRoads2.pdf � www.roadkillreporter.com �www.roadkills.pixeldiversity.com � http://www.mjpo.nl/downloads/60%20scriptie%2026%20mei%20DEFINITIEF.pdf www.setra.equipement.gouv.fr/IMG/pdf/US_0727A_SmallFauna.pdf � www.adac.de/infotestrat/tests/crash-test/wildunfaelle/Crashtest_Hirsch.aspx?ComponentId=23841&SourcePageId=31799

WaterrattenDe aanhoudende regen van de afgelopenmaand brengt inspiratie. Een mens gaatzich dan vragen stellen, zoals voor wie datallemaal goed is. “De waterrat” ga je dandenken, maar ik vrees dat de verzopenbeestjes in hun verwaterde holen daar an-ders over denken. “Ook dat nog” is vervol-gens mijn bedenking, want het gaateigenlijk niet zo goed met de waterrat.Zeker niet in Frankrijk en Groot-Brittan-nië. Eén van de boosdoeners is de Ameri-kaanse nerts, maar de reden ligt evenzeerbij het verdwijnen van geschikt habitat.Terwijl de waterrat bij ons nog steeds figu-reert in bestrijdingsfoldertjes, regent het

Hyperlink De Vlaamse zoogdierdeskundige Dirk Criel bespreekt op geheel eigen wijze websites over zoogdieren.

Zoogdier 21-4 pagina 28

overzee beschermingsplannen. De Britseideeën zijn inmiddels in tal van grote enkleine brochures gegoten. Teveel om op tenoemen, maar enkele wil ik u niet onthou-den. English Nature leverde als eerste eencompleet overzicht van mogelijke habitat-maatregelen � en hun publicatie is - niet-tegenstaande het gezegende uitgavejaar2001 - nog steeds actueel. In websitevormvind je dezelfde informatie ook op de the-matische websites van de Scottish NaturalHeritage � en de Derbyshire Wildlife Trust�, al is het in beknopte vorm. Samen le-veren ze genoeg inspiratie om ook bij onsmeteen aan de slag te gaan. Mocht dit tochonvoldoende blijken, dan zijn er nog dehandleidingen voor wie van ver of dichtbij

met landschapsbouw of -vernieling temaken heeft �. Goede informatie zit somsin kleine hoekjes zoals in een uithoekje vande ‘Pondconservation’-website � waar hetnuttig is om naast de fiche over de water-rat ook de aanvullende fiches onder de ru-brieken ‘Advice > Advice for planners anddevelopers’ en ‘Million Ponds > Pond Cre-ation Toolkit’ door te bladeren. Ondertus-sen zijn onze overburen al zo ver dat eenkweek- en reïntroductieproject is opgezet. De enige vraag waarmee ik na alleleeswerk blijf zitten, is hoe het ondertus-sen met onze eigenste waterrat gesteld is.

� http://naturalengland.etraderstores.com/NaturalEnglandShop/R415 �www.snh.org.uk/publications/on-line/wildlife/voles/default.asp� www.derbyshirewildlifetrust.org.uk/projects/projects_voles.php� zie overzicht in rubriek ‘Raadpleging’ op www.zoogdierenbescherming.org � www.pondconservation.org.uk/Resources/Pond%20Conservation/Documents/PDF/watervole-dossier.pdf http://www.wildwoodtrust.org/files/water-vole-captive-breeding.pdf

Surf ook evennaar...Zonder medelijden Zoogdieren zijnhet onderwerp van tal van onderzoeks-,beschermings- en monitoringprogram-ma’s. Vraag is of we daarbij voldoende re-kening houden met het welzijn van onsstudieobject. De alom bekende David Mac-donald meent van niet en gaf hierover eenlezing op het pas afgelopen Compassio-nate Conservation Symposium. Zijn relaaskan je samen met dat van de andere spre-kers nalezen. Daarna is het allicht tijd omte gaan biechten.

http://compassionateconservation.org/Presentation%20-%20David%20Macdonald.pdf

Het verneukte haasje Het agrarischnatuurbeheer is bedoeld om soorten vanhet cultuurlandschap een duwtje in de rugte geven. Maar niet alle soorten zijn hier-mee gebaat. Konijn en vos varen er wel bij,maar de haas allerminst. Dat beweert al-thans Neil Reid in zijn doctoraatstudie. Ofzijn conclusie zonder meer op ons land vantoepassing is, laat ik aan onze eigen aca-demici over. Ik wil immers niet het haasjezijn.http://www.qub.ac.uk/sites/Quercus/Files-tore/Filetoupload,134058,en.pdf

Vleeseters Het Iberisch schiereilandkan zich verheugen op kleine en groteroofdieren en dat zullen we geweten heb-ben. Carnivora is één van de vele websitesdie vleeseters van elk formaat onder deloep neemt en van waaruit je naar anderewebsites kan doorschuiven. Niets nieuwsonder de zuiderse zon, maar toch een be-zoekje waard.http://carnivora.fc.ul.pt/

Spreekuurtje Het moet niet altijdmoeilijk zijn. De jongeren onder ons dieaan een spreekbeurt over onze zeezoog-

dieren toe zijn, vinden hun gading op éénvan de twee sites van Xa’wa � �. Beidezijn van Nederlandse makelij en liggen inhet verlengde van een extreme voorliefdevoor dolfinaria.� www.tuimelaardolfijnen.nl � www.vinpotigen.nl

Kleine zus GEPMA is een Franse zoog-dierenorganisatie die in de Elzas actief isen daardoor beschikt over enkele bijzon-dere zoogdiersoorten. Met eenvoudigemiddelen hebben ze een mooie en over-zichtelijke website in elkaar gestoken �,die heel wat boeiende en ook zeer ver-scheiden informatie bevat. Enkele soor-ten(groepen) zoals de hamster, de das ende vleermuizen, krijgen er een aparte stektoebedeeld. De groep werkt ook aan eenregionale zoogdierenatlas waarvan de re-sultaten online te raadplegen zijn �.� http://gepma.free.fr/� http://odonat-alsace.org/atlas-cartes-mammiferes-alsace.php

Blogie bear Het is voor de eerste maaldat ik u een blogsite voorschotel. Niet dathet hieraan ontbreekt, maar deze met in-houd blijven net als hun onderwerp eenzeldzaamheid. Deze weblog � maakt deeluit van de website van de Vrienden van hetBerenbos � en verschaft zowel nieuws alsinformatie over beren. Het Berenbos is eeninitiatief van de berenbeschermingsorga-nisatie Alertis � en dient om een semi-natuurlijk verblijf te onderhouden dat isingericht voor de opvang van mishandeldeberen en hun bezoekers.� www.vriendenvanhetberenbos.nl � http://berennieuws.web-log.nl/� www.alertis.nl

Filmpjes Niet te zien in een bioscoop inuw buurt: Er zijn van die films die we demensen in de bioscoop liever niet voor-schotelen omdat ze geen happy end ken-nen. Gelukkig zijn die voor de liefhebberwel op dvd verkrijgbaar. “The Cove” is zoeen film. De film werd in 2009 bekroondals beste documentaire. Hij toont het doenen laten van een kleine Japanse gemeen-schap in Taiji. Ze jagen er genadeloos opdolfijnen en het kostte de filmmakers heelwat moeite en inventiviteit om als volleerdespionnen de wanpraktijken vast te leggen.De trailer is te bekijken op de filmwebsite� maar beelden van de dolfijnenvangstzijn ook terug te vinden op YouTube en decampagnesite ‘Save Japan Dolphins Cam-paign’ �.� www.thecovemovie.com � www.savejapandolphins.org

Zoogdier 21-4 pagina 29

Page 29: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

WebsitesOndergedoken lawaai Nu bij hetingaan van de herfst, de grasmat van mijnbuurman een laatste maaibeurt kreeg, gaik weer rustige tijden tegemoet. De beze-tenheid waarmee hij zijn gazon te lijf gaat,heeft me in gedachten al tot meerderewanhoopsdaden aangezet. Vooral wanneerhet machinegeronk mijn zomerse avond-rust in de tuin verstoort. Gelukkig sta ikbekend om mijn zelfbeheersing waardoorik vooralsnog zijn dwangmatig graasge-drag onderga. Bij het zoeken naar een rus-tige plek duik ik wel eens onder, maar ookonder water blijkt allesbehalve stilte teheersen. Landratten staan er niet bij stildat ook daar een oorverdovend lawaaivoorkomt �. Dit lawaai manifesteert zichop meerdere golflengten - tot het ultra-sone toe �. Dolfijnen en walvissen maarook zeehonden ondervinden aan den lijvewat dat betekent �. Onderzoekers zijn danook van mening dat veel walvisstrandingenhet gevolg zijn van al dat rumoer � �. Erzijn tal van installaties die voor verstoringzorgen, gaande van radars over vaartuigentot windmolens. Het WWF verschaft eenmooi beeld van wat dit betekent voor dezeezoogdieren die leven in de Noordzee .Het IFAW levert in een uitgebreide bro-chure tekst en commentaar bij dit onthul-lende plaatje. De organisatie stelt ookduidelijk dat aangepaste maatregelennoodzakelijk zijn om de effecten op te hef-fen of te milderen . Op de IFAW-websitevind je hierover nog meer Nederlandsta-lige informatie �, waarbij ook bijzondereaandacht wordt gegeven aan de impact vanmilitaire zee-activiteiten en het gebruikvan sonar in het bijzonder. Er is nog veelonbekend over de effecten van sonar ophet gedrag van zeezoogdieren. De eersteresultaten over geluidsoverlast op zeewerden op vraag van de InternationalCouncil for the Exploration of the Sea bij-een geschreven door een werkgroep -WGFAST- die de noodzaak van verder im-pactonderzoek bevestigt �.

� www.underwaternoise.org.uk � www.natuurinformatie.nl/ecomare.devleet/natuurdatabase.nl/i000076.html �www.oceanmammalinst.com/noisefacts.html� http://ocr.org/research/�www.eurocbc.org/ecbc_ci_lfas_effects_on_marine_mammalspage1230.html www.ngo.grida.no/wwfneap/Projects/Reports/PDF_Maps/North_Sea_offshore_poll.pdfwww.ifaw.org/Publications/Regional_Publications/UK/Ocean_Noise_Pubs/asset_upload_file469_48552.pdf � www.ifaw.org/ifaw_netherlands� www.ices.dk/reports/ftc/2005/wgfast05.pdf

Verkeersslachtoffers Met het pro-ject ‘Dieren onder de wielen’ willen deVlaamse overheid, Natuurpunt en Vogel-bescherming Vlaanderen de faunaslacht-offers die op de Vlaamse wegen vallen, inkaart brengen en nagaan welke soortenhet belangrijkste slachtoffer zijn. Ookhopen ze op deze manier de grootste knel-punten op het Vlaamse wegennet te ach-terhalen. Om de gegevens te verzamelenwerd aan de inventarisatiewebsite waarne-mingen.be een aparte ingeefmodule toe-gevoegd �. Het bijhouden en analyserenvan aanrijdingen is niet uniek en gebeurtook in andere landen, o.m. in Spanje �,Ierland �, Canada � en de Verenigde Sta-ten �, maar de resultaten worden zeldengerapporteerd. Doorgaans beperken degegevens zich tot specifieke en in de regelgemakkelijk bij te houden soorten(groe-pen) zoals evenhoevigen . Reden isdat aanrijdingen ook tot menselijke slacht-offers kunnen leiden en vaak gepaard gaanmet hoge kosten �. Toch zijn er mensendie het positief bekijken en van het verza-melen van verkeerslachtoffers hun hobbyhebben gemaakt � �.Met het toenemende verkeer is het dekunst om het aantal aanrijdingen te be-perken of geheel uit te sluiten. Daarvoor

bestaan tal van mogelijkheden die o.m.door Jan Willem Ooms gebundeld zijn �maar waarover ook in andere landen waar-devolle informatie terug te vinden is Op-lossingen zijn nodig want hoe hard heteraan toe kan gaan, tonen proeven van deDuitse automobielorganisatie ADAC �.

� http://waarnemingen.be/vs_lijst_species.php �www.sekano.es/?p=1612 � www.biology.ie/home.php?m=npws � www.th.gov.bc.ca/Publications/eng_publications/environment/WARS_reports.htm � http://roadkill.edutel.com/rkdataarchive.html www.deercollisions.co.uk www.highways.gov.uk/knowledge/16139.aspx � www.thedeerinitiative.co.uk/pdf/DeerOnOurRoads2.pdf � www.roadkillreporter.com �www.roadkills.pixeldiversity.com � http://www.mjpo.nl/downloads/60%20scriptie%2026%20mei%20DEFINITIEF.pdf www.setra.equipement.gouv.fr/IMG/pdf/US_0727A_SmallFauna.pdf � www.adac.de/infotestrat/tests/crash-test/wildunfaelle/Crashtest_Hirsch.aspx?ComponentId=23841&SourcePageId=31799

WaterrattenDe aanhoudende regen van de afgelopenmaand brengt inspiratie. Een mens gaatzich dan vragen stellen, zoals voor wie datallemaal goed is. “De waterrat” ga je dandenken, maar ik vrees dat de verzopenbeestjes in hun verwaterde holen daar an-ders over denken. “Ook dat nog” is vervol-gens mijn bedenking, want het gaateigenlijk niet zo goed met de waterrat.Zeker niet in Frankrijk en Groot-Brittan-nië. Eén van de boosdoeners is de Ameri-kaanse nerts, maar de reden ligt evenzeerbij het verdwijnen van geschikt habitat.Terwijl de waterrat bij ons nog steeds figu-reert in bestrijdingsfoldertjes, regent het

Hyperlink De Vlaamse zoogdierdeskundige Dirk Criel bespreekt op geheel eigen wijze websites over zoogdieren.

Zoogdier 21-4 pagina 28

overzee beschermingsplannen. De Britseideeën zijn inmiddels in tal van grote enkleine brochures gegoten. Teveel om op tenoemen, maar enkele wil ik u niet onthou-den. English Nature leverde als eerste eencompleet overzicht van mogelijke habitat-maatregelen � en hun publicatie is - niet-tegenstaande het gezegende uitgavejaar2001 - nog steeds actueel. In websitevormvind je dezelfde informatie ook op de the-matische websites van de Scottish NaturalHeritage � en de Derbyshire Wildlife Trust�, al is het in beknopte vorm. Samen le-veren ze genoeg inspiratie om ook bij onsmeteen aan de slag te gaan. Mocht dit tochonvoldoende blijken, dan zijn er nog dehandleidingen voor wie van ver of dichtbij

met landschapsbouw of -vernieling temaken heeft �. Goede informatie zit somsin kleine hoekjes zoals in een uithoekje vande ‘Pondconservation’-website � waar hetnuttig is om naast de fiche over de water-rat ook de aanvullende fiches onder de ru-brieken ‘Advice > Advice for planners anddevelopers’ en ‘Million Ponds > Pond Cre-ation Toolkit’ door te bladeren. Ondertus-sen zijn onze overburen al zo ver dat eenkweek- en reïntroductieproject is opgezet. De enige vraag waarmee ik na alleleeswerk blijf zitten, is hoe het ondertus-sen met onze eigenste waterrat gesteld is.

� http://naturalengland.etraderstores.com/NaturalEnglandShop/R415 �www.snh.org.uk/publications/on-line/wildlife/voles/default.asp� www.derbyshirewildlifetrust.org.uk/projects/projects_voles.php� zie overzicht in rubriek ‘Raadpleging’ op www.zoogdierenbescherming.org � www.pondconservation.org.uk/Resources/Pond%20Conservation/Documents/PDF/watervole-dossier.pdf http://www.wildwoodtrust.org/files/water-vole-captive-breeding.pdf

Surf ook evennaar...Zonder medelijden Zoogdieren zijnhet onderwerp van tal van onderzoeks-,beschermings- en monitoringprogram-ma’s. Vraag is of we daarbij voldoende re-kening houden met het welzijn van onsstudieobject. De alom bekende David Mac-donald meent van niet en gaf hierover eenlezing op het pas afgelopen Compassio-nate Conservation Symposium. Zijn relaaskan je samen met dat van de andere spre-kers nalezen. Daarna is het allicht tijd omte gaan biechten.

http://compassionateconservation.org/Presentation%20-%20David%20Macdonald.pdf

Het verneukte haasje Het agrarischnatuurbeheer is bedoeld om soorten vanhet cultuurlandschap een duwtje in de rugte geven. Maar niet alle soorten zijn hier-mee gebaat. Konijn en vos varen er wel bij,maar de haas allerminst. Dat beweert al-thans Neil Reid in zijn doctoraatstudie. Ofzijn conclusie zonder meer op ons land vantoepassing is, laat ik aan onze eigen aca-demici over. Ik wil immers niet het haasjezijn.http://www.qub.ac.uk/sites/Quercus/Files-tore/Filetoupload,134058,en.pdf

Vleeseters Het Iberisch schiereilandkan zich verheugen op kleine en groteroofdieren en dat zullen we geweten heb-ben. Carnivora is één van de vele websitesdie vleeseters van elk formaat onder deloep neemt en van waaruit je naar anderewebsites kan doorschuiven. Niets nieuwsonder de zuiderse zon, maar toch een be-zoekje waard.http://carnivora.fc.ul.pt/

Spreekuurtje Het moet niet altijdmoeilijk zijn. De jongeren onder ons dieaan een spreekbeurt over onze zeezoog-

dieren toe zijn, vinden hun gading op éénvan de twee sites van Xa’wa � �. Beidezijn van Nederlandse makelij en liggen inhet verlengde van een extreme voorliefdevoor dolfinaria.� www.tuimelaardolfijnen.nl � www.vinpotigen.nl

Kleine zus GEPMA is een Franse zoog-dierenorganisatie die in de Elzas actief isen daardoor beschikt over enkele bijzon-dere zoogdiersoorten. Met eenvoudigemiddelen hebben ze een mooie en over-zichtelijke website in elkaar gestoken �,die heel wat boeiende en ook zeer ver-scheiden informatie bevat. Enkele soor-ten(groepen) zoals de hamster, de das ende vleermuizen, krijgen er een aparte stektoebedeeld. De groep werkt ook aan eenregionale zoogdierenatlas waarvan de re-sultaten online te raadplegen zijn �.� http://gepma.free.fr/� http://odonat-alsace.org/atlas-cartes-mammiferes-alsace.php

Blogie bear Het is voor de eerste maaldat ik u een blogsite voorschotel. Niet dathet hieraan ontbreekt, maar deze met in-houd blijven net als hun onderwerp eenzeldzaamheid. Deze weblog � maakt deeluit van de website van de Vrienden van hetBerenbos � en verschaft zowel nieuws alsinformatie over beren. Het Berenbos is eeninitiatief van de berenbeschermingsorga-nisatie Alertis � en dient om een semi-natuurlijk verblijf te onderhouden dat isingericht voor de opvang van mishandeldeberen en hun bezoekers.� www.vriendenvanhetberenbos.nl � http://berennieuws.web-log.nl/� www.alertis.nl

Filmpjes Niet te zien in een bioscoop inuw buurt: Er zijn van die films die we demensen in de bioscoop liever niet voor-schotelen omdat ze geen happy end ken-nen. Gelukkig zijn die voor de liefhebberwel op dvd verkrijgbaar. “The Cove” is zoeen film. De film werd in 2009 bekroondals beste documentaire. Hij toont het doenen laten van een kleine Japanse gemeen-schap in Taiji. Ze jagen er genadeloos opdolfijnen en het kostte de filmmakers heelwat moeite en inventiviteit om als volleerdespionnen de wanpraktijken vast te leggen.De trailer is te bekijken op de filmwebsite� maar beelden van de dolfijnenvangstzijn ook terug te vinden op YouTube en decampagnesite ‘Save Japan Dolphins Cam-paign’ �.� www.thecovemovie.com � www.savejapandolphins.org

Zoogdier 21-4 pagina 29

Page 30: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Waarnemingen Bijzondere waarnemingen van zoogdieren in Vlaanderen en Nederland.

In maart van dit jaar kwamen er bij deZoogdiervereniging enkele foto’s binnenvan een door een kat op Texel gevangenmuis. Op de foto’s was een woelmuis tezien met een relatief lichtbruine rugvachten een niet al te lange staart. Op grond vandeze kenmerken werd het dier door di-verse mensen gedetermineerd als veld-muis. Op Texel komen echter van naturegéén veldmuizen voor. De komst van de

veldmuis naar Texel zou slecht nieuws zijnvoor de noordse woelmuis op het eiland,daar beide soorten serieuze concurrentenvan elkaar zijn. Indien de veldmuis daad-werkelijk op het eiland zou zijn gearriveerdkon worden verwacht dat de noordse woel-muis in grofweg tien jaar tijd uit grotedelen van het Texelse polderlandschap zouworden verdrongen.De in maart gemaakte foto’s waren echtervan een matige kwaliteit, zodat bepaaldekenmerken niet goed zichtbaar waren.Daarnaast is het determineren van woel-muizen aan de hand van foto’s minder be-trouwbaar dan determinatie van een dierin de hand. De muis was helaas niet be-waard voor nader onderzoek, zodat de de-terminatie als veldmuis niet gecontroleerdkon worden. Om meer zekerheid te krijgen

over het al dan niet aanwezig zijn van develdmuis op Texel zijn in het weekend vanvrijdag 15 tot en met zondag 17 oktoberdrie locaties in de directe omgeving van devindplaats van de mogelijke veldmuis metbehulp van in totaal 100 live traps onder-zocht op het voorkomen van de soort. Eénvan de locaties betrof een perceel gras-land. Daarnaast waren er vallen geplaatstin een wegberm en in een greppel. Op hetvasteland zouden dergelijke habitats be-stempeld worden als ‘typische veldmuis-biotopen’.Op alle vanglocaties werden uiteindelijk al-leen noordse woelmuizen gevangen. Hetlijkt er dan ook op dat er momenteel toch(nog) géén veldmuizen op Texel voorko-men. Wat betreft de door de kat gevangenmuis zijn er twee mogelijkheden:Het dier op de foto was daadwerkelijk eenveldmuis. In dat geval lijkt het er op dat deintroductie betrekking had op een enkeleindividu of hooguit een beperkt aantal die-ren, waarbij er géén levensvatbare popula-tie is ontstaan.Het dier op de foto betrof een subadultenoordse woelmuis met een afwijkendevachtkleur. Subadulte noordse woelmuizenhebben kortere staarten dan adulte dieren,wat een goede verklaring zou kunnen vor-

men voor de relatief korte staart van dedoor de kat gevangen woelmuis. Daar-naast geldt dat de vachtkleur van allesoorten woelmuizen variabel is. Tijdens devangactie in oktober werd een noordsewoelmuis gevangen met een opvallendlichte rugvacht. Mogelijk komen dergelijkeafwijkend gekleurde lichte exemplaren opTexel vaker voor dan in andere leefgebie-den van de soort in Nederland.Het voorgaande is goed nieuws voor denoordse woelmuizen op Texel. Dat bete-kent echter geenszins dat het risico op(onbedoelde) introductie van de veldmuisnu voorbij is. Er worden relatief veel pro-ducten van het vaste land aangevoerd, bij-voorbeeld dekstro voor de landbouw.Dergelijke materialen vormen een groot ri-sico voor de introductie van eilandvreemdediersoorten. Sinds 1950 zijn al vier mui-zensoorten op het eiland gearriveerd:dwergmuis, aardmuis, rosse woelmuis enhuisspitsmuis. Het is te hopen dat de veld-muis voorlopig blijft ontbreken in dit rijtje.Gevreesd moet echter worden dat dekomst van de veldmuis naar Texel slechtseen kwestie van tijd is.

Rob Koelman - Zoogdiervereniging

De in maart 2010 door een kat op Texel gevangennoordse woelmuis. Foto Christine Koersen

Eén van de vangplekken van het onderzoek in oktober, een pas gemaaid perceel grasland. Op het vaste-land zou een dergelijke habitat bestempeld worden als ‘typische veldmuisbiotoop’. Hier werden in totaal22 noordse woelmuizen gevangen. Foto Rob Koelman

Zoogdier 21-4 pagina 31

Veldmuis toch niet op Texel?

Hoewel dergelijke waarnemingen zekerniet alledaags zijn, moet opgemerkt wor-den dat in (Noord-)Groningen wel vakerwitte hazen worden gezien. Dat deze be-wering klopt, blijkt uit een aantal waarne-mingen die hier in een betrekkelijk korteperiode in het voorjaar van 2010 zijn ge-daan op verschillende locaties, door ver-schillende personen. Als bewijs zijn vandeze waarnemingen foto´s gemaakt. On-derstaand volgt een korte beschrijving vandeze waarnemingen.

De waarnemingenGarsthuizen Op een akkerperceel tennoordwesten van Garsthuizen ontdekte LexTervelde op 25 maart een witte haas. Dezehaas lag op circa 60 meter afstand van eendrukke autoweg in een perceel winter-tarwe. Het dier werd hier tussen 25 maarttot 12 april vrijwel dagelijks gezien, nadeze datum is de haas hier niet weerwaargenomen. Grijpskerk Feiko Jager ontdekte op 23

april een witte haas op een akkerperceelnabij Grijpskerk. Toen Feiko deze waarne-ming meldde bij de boer, bleek deze op dehoogte te zijn van de aanwezigheid van hetdier dat hier al zeker twee jaar rondliep.Om de haas met rust te laten en ‘albi-no’toerisme te voorkomen heeft de boerdeze waarneming wijselijk stil gehouden.Usquert Tot slot werd door mijzelf op 30mei een witte haas gespot in de Noordpol-der ter hoogte van het dorp Usquert. Dehaas werd foeragerend gezien op een per-ceel natuurbraak. Na het dier enkele mi-nuten te hebben geobserveerd verdweende haas in de dichte vegetatie. Leuk om te melden is dat ik in 1991 mijneerste witte haas ook in deze polder hebgezien, circa 5 km westelijker ten noordenvan het dorp Warffum. Daarnaast herin-ner ik mij een witte haas die tussen 1997en 2001 regelmatig in de landerijen tennoorden van het dorp Huizinge werd waar-genomen.

Verschillende hazen De in 2010waargenomen hazen betreffen vrijwelzeker verschillende dieren. Hazen zijn na-melijk erg honkvast en blijven hun levenlang trouw aan de omgeving waar zij gebo-ren zijn. Rond de belangrijkste legers heb-ben hazen een actieradius in een gebieddat gemiddeld 26 tot 38 hectare groot is(Zoogdieren van West-Europa, Lange et al.,1994). Aangezien de waarnemingslocatieswaar in 2010 witte hazen zijn gezien op mi-nimaal 9 en maximaal 32 kilometer van el-kaar verwijderd zijn, mag worden aange-nomen dat het hier om verschillende die-ren gaat. Ook de plek waar in juli 2009 eenwitte haas is gezien betreft een heel an-dere locatie en vermoedelijk dus ook eenandere haas.

Leucistische hazen Alle in 2010waargenomen witte hazen zijn hoogst-

waarschijnlijk leucistisch. Leucisme lijktop albinisme en is een afwijking die leidttot verminderde pigmentatie. Dieren metdeze afwijking hebben vaak een wittevacht, huid, veren of schubben. Het ver-schil met albinisme is dat leucistische die-ren een normale oogkleur hebben, de ogenvan albinistische dieren zijn altijd rood.

Conclusie en discussie In het voor-jaar van 2010 zijn met zekerheid op drie lo-caties in Noord-Groningen witte (leucis-tische) hazen gezien, daarnaast is in dezomer van 2009 op een andere plaats inNoord-Groningen al eens een witte haaswaargenomen. Gezien het gemak waar-mee al deze dieren hier zijn ontdekt (engefotografeerd) is mijn conclusie dat dezeverschijningsvorm wel eens algemenerzou kunnen zijn dan tot dusver is veron-dersteld. Navraag onder gebiedskennerszoals boeren, jagers en muskusrattenbe-strijders zal na verwachting vast nog welenkele andere locaties kunnen opleverenwaar witte hazen voorkomen. Waarnemin-gen van Jan van ‘t Hoff (ecoloog provincieGroningen) sterken mij in dit vermoeden.Sinds de start van het akkervogelmeetnetin 1989 heeft hij met regelmaat een witte,leucistische haas gezien. Deze waarne-mingen zijn vooral gedaan in de noorde-lijke polders van Noord-Groningen. In deakkergebieden van het Oldambt en Oost-Groningen heeft hij nog nooit een wittehaas gezien.

Dankwoord Dank gaat uit naar Lex Ter-velde, Feiko Jager en Jan van ‘t Hoff voorhet beschikbaar stellen van foto´s en ach-tergrondinformatie over hun waarnemin-gen.

Albert-Erik de [email protected]

Witte hazen in Groningen

In Zoogdier 20(3) wordt verslag gedaan van een witte albinohaas die op 5 juli 2009

is gefotografeerd op een akker nabij het Noord-Groningse dorp Den Andel.

Gemeld wordt dat dergelijke waarnemingen zeer zeldzaam zijn, uit heel Europa

zijn namelijk maar enkele gevallen van deze verschijningsvorm beschreven.

Page 31: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Waarnemingen Bijzondere waarnemingen van zoogdieren in Vlaanderen en Nederland.

In maart van dit jaar kwamen er bij deZoogdiervereniging enkele foto’s binnenvan een door een kat op Texel gevangenmuis. Op de foto’s was een woelmuis tezien met een relatief lichtbruine rugvachten een niet al te lange staart. Op grond vandeze kenmerken werd het dier door di-verse mensen gedetermineerd als veld-muis. Op Texel komen echter van naturegéén veldmuizen voor. De komst van de

veldmuis naar Texel zou slecht nieuws zijnvoor de noordse woelmuis op het eiland,daar beide soorten serieuze concurrentenvan elkaar zijn. Indien de veldmuis daad-werkelijk op het eiland zou zijn gearriveerdkon worden verwacht dat de noordse woel-muis in grofweg tien jaar tijd uit grotedelen van het Texelse polderlandschap zouworden verdrongen.De in maart gemaakte foto’s waren echtervan een matige kwaliteit, zodat bepaaldekenmerken niet goed zichtbaar waren.Daarnaast is het determineren van woel-muizen aan de hand van foto’s minder be-trouwbaar dan determinatie van een dierin de hand. De muis was helaas niet be-waard voor nader onderzoek, zodat de de-terminatie als veldmuis niet gecontroleerdkon worden. Om meer zekerheid te krijgen

over het al dan niet aanwezig zijn van develdmuis op Texel zijn in het weekend vanvrijdag 15 tot en met zondag 17 oktoberdrie locaties in de directe omgeving van devindplaats van de mogelijke veldmuis metbehulp van in totaal 100 live traps onder-zocht op het voorkomen van de soort. Eénvan de locaties betrof een perceel gras-land. Daarnaast waren er vallen geplaatstin een wegberm en in een greppel. Op hetvasteland zouden dergelijke habitats be-stempeld worden als ‘typische veldmuis-biotopen’.Op alle vanglocaties werden uiteindelijk al-leen noordse woelmuizen gevangen. Hetlijkt er dan ook op dat er momenteel toch(nog) géén veldmuizen op Texel voorko-men. Wat betreft de door de kat gevangenmuis zijn er twee mogelijkheden:Het dier op de foto was daadwerkelijk eenveldmuis. In dat geval lijkt het er op dat deintroductie betrekking had op een enkeleindividu of hooguit een beperkt aantal die-ren, waarbij er géén levensvatbare popula-tie is ontstaan.Het dier op de foto betrof een subadultenoordse woelmuis met een afwijkendevachtkleur. Subadulte noordse woelmuizenhebben kortere staarten dan adulte dieren,wat een goede verklaring zou kunnen vor-

men voor de relatief korte staart van dedoor de kat gevangen woelmuis. Daar-naast geldt dat de vachtkleur van allesoorten woelmuizen variabel is. Tijdens devangactie in oktober werd een noordsewoelmuis gevangen met een opvallendlichte rugvacht. Mogelijk komen dergelijkeafwijkend gekleurde lichte exemplaren opTexel vaker voor dan in andere leefgebie-den van de soort in Nederland.Het voorgaande is goed nieuws voor denoordse woelmuizen op Texel. Dat bete-kent echter geenszins dat het risico op(onbedoelde) introductie van de veldmuisnu voorbij is. Er worden relatief veel pro-ducten van het vaste land aangevoerd, bij-voorbeeld dekstro voor de landbouw.Dergelijke materialen vormen een groot ri-sico voor de introductie van eilandvreemdediersoorten. Sinds 1950 zijn al vier mui-zensoorten op het eiland gearriveerd:dwergmuis, aardmuis, rosse woelmuis enhuisspitsmuis. Het is te hopen dat de veld-muis voorlopig blijft ontbreken in dit rijtje.Gevreesd moet echter worden dat dekomst van de veldmuis naar Texel slechtseen kwestie van tijd is.

Rob Koelman - Zoogdiervereniging

De in maart 2010 door een kat op Texel gevangennoordse woelmuis. Foto Christine Koersen

Eén van de vangplekken van het onderzoek in oktober, een pas gemaaid perceel grasland. Op het vaste-land zou een dergelijke habitat bestempeld worden als ‘typische veldmuisbiotoop’. Hier werden in totaal22 noordse woelmuizen gevangen. Foto Rob Koelman

Zoogdier 21-4 pagina 31

Veldmuis toch niet op Texel?

Hoewel dergelijke waarnemingen zekerniet alledaags zijn, moet opgemerkt wor-den dat in (Noord-)Groningen wel vakerwitte hazen worden gezien. Dat deze be-wering klopt, blijkt uit een aantal waarne-mingen die hier in een betrekkelijk korteperiode in het voorjaar van 2010 zijn ge-daan op verschillende locaties, door ver-schillende personen. Als bewijs zijn vandeze waarnemingen foto´s gemaakt. On-derstaand volgt een korte beschrijving vandeze waarnemingen.

De waarnemingenGarsthuizen Op een akkerperceel tennoordwesten van Garsthuizen ontdekte LexTervelde op 25 maart een witte haas. Dezehaas lag op circa 60 meter afstand van eendrukke autoweg in een perceel winter-tarwe. Het dier werd hier tussen 25 maarttot 12 april vrijwel dagelijks gezien, nadeze datum is de haas hier niet weerwaargenomen. Grijpskerk Feiko Jager ontdekte op 23

april een witte haas op een akkerperceelnabij Grijpskerk. Toen Feiko deze waarne-ming meldde bij de boer, bleek deze op dehoogte te zijn van de aanwezigheid van hetdier dat hier al zeker twee jaar rondliep.Om de haas met rust te laten en ‘albi-no’toerisme te voorkomen heeft de boerdeze waarneming wijselijk stil gehouden.Usquert Tot slot werd door mijzelf op 30mei een witte haas gespot in de Noordpol-der ter hoogte van het dorp Usquert. Dehaas werd foeragerend gezien op een per-ceel natuurbraak. Na het dier enkele mi-nuten te hebben geobserveerd verdweende haas in de dichte vegetatie. Leuk om te melden is dat ik in 1991 mijneerste witte haas ook in deze polder hebgezien, circa 5 km westelijker ten noordenvan het dorp Warffum. Daarnaast herin-ner ik mij een witte haas die tussen 1997en 2001 regelmatig in de landerijen tennoorden van het dorp Huizinge werd waar-genomen.

Verschillende hazen De in 2010waargenomen hazen betreffen vrijwelzeker verschillende dieren. Hazen zijn na-melijk erg honkvast en blijven hun levenlang trouw aan de omgeving waar zij gebo-ren zijn. Rond de belangrijkste legers heb-ben hazen een actieradius in een gebieddat gemiddeld 26 tot 38 hectare groot is(Zoogdieren van West-Europa, Lange et al.,1994). Aangezien de waarnemingslocatieswaar in 2010 witte hazen zijn gezien op mi-nimaal 9 en maximaal 32 kilometer van el-kaar verwijderd zijn, mag worden aange-nomen dat het hier om verschillende die-ren gaat. Ook de plek waar in juli 2009 eenwitte haas is gezien betreft een heel an-dere locatie en vermoedelijk dus ook eenandere haas.

Leucistische hazen Alle in 2010waargenomen witte hazen zijn hoogst-

waarschijnlijk leucistisch. Leucisme lijktop albinisme en is een afwijking die leidttot verminderde pigmentatie. Dieren metdeze afwijking hebben vaak een wittevacht, huid, veren of schubben. Het ver-schil met albinisme is dat leucistische die-ren een normale oogkleur hebben, de ogenvan albinistische dieren zijn altijd rood.

Conclusie en discussie In het voor-jaar van 2010 zijn met zekerheid op drie lo-caties in Noord-Groningen witte (leucis-tische) hazen gezien, daarnaast is in dezomer van 2009 op een andere plaats inNoord-Groningen al eens een witte haaswaargenomen. Gezien het gemak waar-mee al deze dieren hier zijn ontdekt (engefotografeerd) is mijn conclusie dat dezeverschijningsvorm wel eens algemenerzou kunnen zijn dan tot dusver is veron-dersteld. Navraag onder gebiedskennerszoals boeren, jagers en muskusrattenbe-strijders zal na verwachting vast nog welenkele andere locaties kunnen opleverenwaar witte hazen voorkomen. Waarnemin-gen van Jan van ‘t Hoff (ecoloog provincieGroningen) sterken mij in dit vermoeden.Sinds de start van het akkervogelmeetnetin 1989 heeft hij met regelmaat een witte,leucistische haas gezien. Deze waarne-mingen zijn vooral gedaan in de noorde-lijke polders van Noord-Groningen. In deakkergebieden van het Oldambt en Oost-Groningen heeft hij nog nooit een wittehaas gezien.

Dankwoord Dank gaat uit naar Lex Ter-velde, Feiko Jager en Jan van ‘t Hoff voorhet beschikbaar stellen van foto´s en ach-tergrondinformatie over hun waarnemin-gen.

Albert-Erik de [email protected]

Witte hazen in Groningen

In Zoogdier 20(3) wordt verslag gedaan van een witte albinohaas die op 5 juli 2009

is gefotografeerd op een akker nabij het Noord-Groningse dorp Den Andel.

Gemeld wordt dat dergelijke waarnemingen zeer zeldzaam zijn, uit heel Europa

zijn namelijk maar enkele gevallen van deze verschijningsvorm beschreven.

Page 32: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Komt het nog goed met

de biodiversiteit?

Bevers in de stadswateren van Almere enGouda, de otter terug in het Vechtplas-sengebied, damherten in de tuinen vanmensen in Zandvoort, reeën en vossendie zich over het hele land verspreid heb-ben en de das gered.“Het gaat goed met ‘onze’ zoogdieren”,maar betekent dit dat het ook goed gaatmet de biodiversiteit in Nederland? Ver-gelijking van Rode Lijsten leert dat vanvijf soortgroepen alleen voor zoogdierende mate van bedreiging is afgenomen(+13%) Voor andere soortgroepen geldtdat echter niet. Voor vogels (-4%), dag-vlinders (-16%), amfibieën en reptielen (-17%) is de mate van bedreigingtoegenomen (NEM Nieuwsbrief 09-07-08). Bij alle soortgroepen is gemiddeldmeer dan 1/3 van de soorten bedreigd.Dat we dit zo precies weten komt doordat20.000 waarnemers al vele decennia hunnatuurgegevens doorgeven aan Particu-liere Gegevensbeherende Organisaties(PGO’s) zoals de Zoogdiervereniging. Onsland kent hiermee de hoogste kennis-dichtheid in ruimte en tijd ter wereld.Dus als ze het ergens kunnen weten…

2010 is het Internationaal Jaar van de Bi-odiversiteit. Doel van het overheidsbeleid

was om in 2010 de achteruitgang van debiodiversiteit in ons land tot staan moestzijn gebracht.De Balans van de Leefomgeving 2010constateert: “de achteruitgang van biodi-versiteit is wel geremd, maar niet ge-stopt”. En dat terwijl ‘behoud van debiodiversiteit’ de kern was van het na-tuurbeleid in ons land in het afgelopendecennium.In de ontwikkeling van soorten zien wedat de algemene soorten (zoals ree envos) vooruit gaan, terwijl de kwetsbaresoorten (specialisten zoals de noordsewoelmuis) achteruit gaan.

Het eerder genoemde rapport “Balansvan de leefomgeving 2010” constateert,dat voor verbetering van de biodiversiteitde volgende factoren doorslaggevendzijn: de oppervlakte natuur, verbindingentussen natuurgebieden, de milieucondi-ties en een effectief beheer (agrarischnatuurbeheer blijkt volgens de Balansniet effectief).

In het Jaar van de Biodiversiteit, is er eennieuw kabinet aangetreden. Met de ken-nis van nu en de wetenschap dat vorigekabinetten de beleidsdoelen m.b.t. biodi-versiteit niet hebben gehaald zou je den-ken dat de nieuwe regering zich tot doelstelt om extra in te zetten op het tot staanbrengen van de achteruitgang van de bi-odiversiteit.

De keuzes die het nieuwe kabinet t.a.v.biodiversiteit/natuur gemaakt heeft zijn:stoppen van de aankoop van hectarest.b.v. de Ecologische Hoofdstructuurstoppen met de aanleg van robuuste ver-bindingszoneseen grotere rol voor het agrarisch na-tuurbeheerConclusie: zo komt het dus nooit goedmet de biodiversiteit.

En wat kunt u hiermee? Vooral uw waar-nemingen blijven doorgeven, want erkomt zeker weer een kabinet dat wel ge-bruikmaakt van de informatie die u enanderen aanleveren.

Jos TeeuwisseDirecteur Zoogdiervereniging

Zoogdier 21-4 pagina 33

mensen zoeken. Een mail sturen naar deZoogdiervereniging met uw CV en uw aan-bod, kan natuurlijk ook. Op dit moment iser bijvoorbeeld behoefte aan een ervarenredactiesecretaris voor ons tijdschriftZoogdier. We kunnen ook een nieuw re-dactielid voor Zoogdier gebruiken.

Walvissen in NaturalisDuik tot en met augustus 2011 in de ten-toonstelling Walvissen in Naturalis. Vijf-entwintig jaar na de rondreizendewalvistentoonstelling Waldo85 een nieuweode aan deze aaibare groep zoogdieren,die tot op de dag van vandaag nog vele ge-heimen koestert. Walvissen is een reizende tentoonstellingdie, oorspronkelijk afkomstig uit het Fransnatuurhistorisch museum in Parijs, viahet museum voor natuurwetenschappenin de Belgische hoofdstad naar Nederlandis getrokken. De meest voorkomendewalvisachtige in zowel Belgische als Ne-

derlandse wateren is de bruinvis, die re-gelmatig levend voor de kust wordt gesig-naleerd, maar ook regelmatig dood op het

strand wordt gevonden. Naturalis haakt inop onze situatie en biedt de bezoeker eeninteractieve snijsessie met bruinvissenaan. Met de levensgrote modellen, imposanteskeletten en bijzondere onderwaterbeel-den biedt de tentoonstelling een informa-tief en interactief overzicht voor zowelkenners als voor kinderen over deze tochvaak tot de verbeelding sprekende zee-zoogdieren. Fascinerend zijn de fossielenvan primitieve voorouders die pas de laat-ste decennia bekend zijn geworden. Van oudsher registreerde en bewaardehet museum gestrande walvisachtigen inNederland. Ondanks een moeizame peri-ode om dit historisch erfgoed vast te leg-gen, lijkt het huidige Nationaal Centrumvoor Biodiversiteit het registratie- en col-lectiewerk rond walvissen en dolfijnenweer een plek te geven. Kijk voor meer in-formatie over walvissen op www.ncbnatu-ralis.nl of www.walvisstrandingen.nl

Kort nieuws Nieuws van de Zoogdiervereniging (Nederland) en van de Zoogdierenwerkgroep en de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt (Vlaanderen).

Uilen en Muizen CSIVan 30 oktober tot en met 7 november isde pluisweek ‘Uilen en muizen CSI’ ge-organiseerd. Tijdens deze week zijn opverschillende plekken in het land door

groepjes kinderen braakballen van uilengeplozen. De week werd afgetrapt in Sa-faripark de Beekse Bergen.Maar het unieke van het project Uilen enMuizen CSI is dat voor het eerst het plui-zen van braakballen mogelijk wordt, nietin groepsverband maar gewoon thuis inhet gezin. Hoe zit dat? Het pluizen vaneen braakbal is voor kinderen (en vol-wassenen) een unieke ervaring die zeveel leert over hoe de natuur in elkaarzit. Traditioneel wordt het in groteregroepen gedaan bijvoorbeeld in de klasof op het bezoekerscentrum. Dat levert

enthousiaste reacties op en het idee omook voor individuen het braakballenpluizen mogelijk te gaan maken.Initiatiefnemers Zoogdiervereniging, Vo-gelbescherming en IVN hebben daar-voor een ‘doe-het-zelf-kit’ ontwikkeld.Een pakketje met onder andere eensticker en folder met tips, twee braak-ballen, pluismateriaal als een pincet, in-structies en een zoekkaart waarop aande hand van schedels en kaken de soortop te speuren is. Die zoekkaart is on-derdeel van een speciale oplage vanWildzoekers Expres die in het pakketjemeegaat.Voor zover de voorraad strekt kunnenopa’s en oma’s, vaders en moeders, ooknu nog, op www.wildzoekers.nl de doe-het-zelf-kit van de Pluisweek opvragentegen betaling. Met het pakketje kunnenze bijvoorbeeld op een regenachtige za-terdagmiddag aan de slag. Op de web-site kun je na het pluizen ook kijken hoebijzonder de gevonden muis is. De kin-deren die er geen genoeg van kunnenkrijgen, kunnen digitaal verder pluizendoor het online spel ‘Uilen en Muizen’ tespelen.

Boek over steenmarterSteenmarters waren in Nederland bijnauitgestorven, maar zijn nu gelukkigweer wat algemener. Ook in en om hethuis – en daar zijn ze niet altijd even po-pulair. Toch zijn steenmarters zeker eennadere kennismaking waard. ‘De steen-

marter’ is daarvoor het ideale boek. Deprachtige foto’s laten deze sierlijke, vin-dingrijke dieren van hun mooiste kantzien. De auteurs, ervaren marterken-ners, maken de nieuwste wetenschap-pelijke in zich t en over steenmarters opeen ent hou siaste manier toegankelijk.In het volgende nummer van Zoogdiereen gesprek over dit boek met makersvan het boek, Sim Broekhuizen, GerardMüskens en Dick Klees.KNNV Uitgeverij in samenwerking metde Zoogdiervereniging, ISBN: 978 90 5011 335 9, Prijs: €19,95

Symposium ‘Wild van de Eco-nomie’In opdracht van de Zoogdierverenigingstartte kenniscentrum Triple E van TomBade een onderzoek naar het potentiëleeconomische belang van grotere zoog-dieren in Nederland. De uitkomsten vandit onderzoek werden door Triple E sa-mengebracht in het boek ‘Wild van deEconomie’. Ter gelegenheid van de pre-sentatie van dit boek organiseerde deZoogdiervereniging op 1 oktober 2010een gelijknamig symposium in KasteelDaelenbroeck, gelegen in het Lim-burgse Herkenbosch. Vanuit diversehoeken en soorten werd gesproken overde waarde, ook de economische, van degrote zoogdieren: edelhert, wild zwijn,zeezoogdieren (Dolfinarium), dassen,bevers. Met deze geslaagde dag en hetboek van Tom Bade is op een heel an-dere manier gekeken naar zoogdieren,niet als kostenpost maar als winstgene-rator. Het zal niet voor iedereen zijnmaar het zet wel aan het denken. Welkekansen laten zoogdierliefhebbers enzoogdierbeschermers nog onbenut?

Oproep vrijwilligersDe Zoogdiervereniging zoekt regelmatigvrijwilligers. Hou onze website in degaten om te zien voor welke taken we

NEDERLAND

C O L U M N

De Schenkgroeve, een mergelgroeve in Meerssen (Limburg) iszesenzestig jaar lang onderzocht op de aanwezigheid van over-winterende vleermuizen. De resultaten van dit unieke onderzoekzijn door onderzoekers Bernard Grol en Aldo Voute gepubliceerdin het wetenschappelijke tijdschrift Lutra van de Zoogdiervereni-ging. Vanaf 1980 toen een ijzeren hek voor de ingang geplaatstwerd nam het aantal ingekorven vleermuizen en franjestaarten

in de groeve aanzienlijk toe. Blijkbaar is verstoring door mensenniet goed voor de aantalontwikkeling. Deze ontwikkeling is ookin andere Limburgse groeven waargenomen. Ook het aantal wa-tervleermuizen vertoonde een stijging.

Het gemiddelde aantal overwinterende vleermuizen vertoondeeen zevenvoudige toename in dertig jaar (tussen 1980 en 2010).

Zoogdier 21-4 pagina 32

-Uit Lutra-66 jaar vleermuisonderzoek in Limburgse mergelgroeve

Braakballen pluizen. Foto Maurits van Hout

Page 33: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Komt het nog goed met

de biodiversiteit?

Bevers in de stadswateren van Almere enGouda, de otter terug in het Vechtplas-sengebied, damherten in de tuinen vanmensen in Zandvoort, reeën en vossendie zich over het hele land verspreid heb-ben en de das gered.“Het gaat goed met ‘onze’ zoogdieren”,maar betekent dit dat het ook goed gaatmet de biodiversiteit in Nederland? Ver-gelijking van Rode Lijsten leert dat vanvijf soortgroepen alleen voor zoogdierende mate van bedreiging is afgenomen(+13%) Voor andere soortgroepen geldtdat echter niet. Voor vogels (-4%), dag-vlinders (-16%), amfibieën en reptielen (-17%) is de mate van bedreigingtoegenomen (NEM Nieuwsbrief 09-07-08). Bij alle soortgroepen is gemiddeldmeer dan 1/3 van de soorten bedreigd.Dat we dit zo precies weten komt doordat20.000 waarnemers al vele decennia hunnatuurgegevens doorgeven aan Particu-liere Gegevensbeherende Organisaties(PGO’s) zoals de Zoogdiervereniging. Onsland kent hiermee de hoogste kennis-dichtheid in ruimte en tijd ter wereld.Dus als ze het ergens kunnen weten…

2010 is het Internationaal Jaar van de Bi-odiversiteit. Doel van het overheidsbeleid

was om in 2010 de achteruitgang van debiodiversiteit in ons land tot staan moestzijn gebracht.De Balans van de Leefomgeving 2010constateert: “de achteruitgang van biodi-versiteit is wel geremd, maar niet ge-stopt”. En dat terwijl ‘behoud van debiodiversiteit’ de kern was van het na-tuurbeleid in ons land in het afgelopendecennium.In de ontwikkeling van soorten zien wedat de algemene soorten (zoals ree envos) vooruit gaan, terwijl de kwetsbaresoorten (specialisten zoals de noordsewoelmuis) achteruit gaan.

Het eerder genoemde rapport “Balansvan de leefomgeving 2010” constateert,dat voor verbetering van de biodiversiteitde volgende factoren doorslaggevendzijn: de oppervlakte natuur, verbindingentussen natuurgebieden, de milieucondi-ties en een effectief beheer (agrarischnatuurbeheer blijkt volgens de Balansniet effectief).

In het Jaar van de Biodiversiteit, is er eennieuw kabinet aangetreden. Met de ken-nis van nu en de wetenschap dat vorigekabinetten de beleidsdoelen m.b.t. biodi-versiteit niet hebben gehaald zou je den-ken dat de nieuwe regering zich tot doelstelt om extra in te zetten op het tot staanbrengen van de achteruitgang van de bi-odiversiteit.

De keuzes die het nieuwe kabinet t.a.v.biodiversiteit/natuur gemaakt heeft zijn:stoppen van de aankoop van hectarest.b.v. de Ecologische Hoofdstructuurstoppen met de aanleg van robuuste ver-bindingszoneseen grotere rol voor het agrarisch na-tuurbeheerConclusie: zo komt het dus nooit goedmet de biodiversiteit.

En wat kunt u hiermee? Vooral uw waar-nemingen blijven doorgeven, want erkomt zeker weer een kabinet dat wel ge-bruikmaakt van de informatie die u enanderen aanleveren.

Jos TeeuwisseDirecteur Zoogdiervereniging

Zoogdier 21-4 pagina 33

mensen zoeken. Een mail sturen naar deZoogdiervereniging met uw CV en uw aan-bod, kan natuurlijk ook. Op dit moment iser bijvoorbeeld behoefte aan een ervarenredactiesecretaris voor ons tijdschriftZoogdier. We kunnen ook een nieuw re-dactielid voor Zoogdier gebruiken.

Walvissen in NaturalisDuik tot en met augustus 2011 in de ten-toonstelling Walvissen in Naturalis. Vijf-entwintig jaar na de rondreizendewalvistentoonstelling Waldo85 een nieuweode aan deze aaibare groep zoogdieren,die tot op de dag van vandaag nog vele ge-heimen koestert. Walvissen is een reizende tentoonstellingdie, oorspronkelijk afkomstig uit het Fransnatuurhistorisch museum in Parijs, viahet museum voor natuurwetenschappenin de Belgische hoofdstad naar Nederlandis getrokken. De meest voorkomendewalvisachtige in zowel Belgische als Ne-

derlandse wateren is de bruinvis, die re-gelmatig levend voor de kust wordt gesig-naleerd, maar ook regelmatig dood op het

strand wordt gevonden. Naturalis haakt inop onze situatie en biedt de bezoeker eeninteractieve snijsessie met bruinvissenaan. Met de levensgrote modellen, imposanteskeletten en bijzondere onderwaterbeel-den biedt de tentoonstelling een informa-tief en interactief overzicht voor zowelkenners als voor kinderen over deze tochvaak tot de verbeelding sprekende zee-zoogdieren. Fascinerend zijn de fossielenvan primitieve voorouders die pas de laat-ste decennia bekend zijn geworden. Van oudsher registreerde en bewaardehet museum gestrande walvisachtigen inNederland. Ondanks een moeizame peri-ode om dit historisch erfgoed vast te leg-gen, lijkt het huidige Nationaal Centrumvoor Biodiversiteit het registratie- en col-lectiewerk rond walvissen en dolfijnenweer een plek te geven. Kijk voor meer in-formatie over walvissen op www.ncbnatu-ralis.nl of www.walvisstrandingen.nl

Kort nieuws Nieuws van de Zoogdiervereniging (Nederland) en van de Zoogdierenwerkgroep en de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt (Vlaanderen).

Uilen en Muizen CSIVan 30 oktober tot en met 7 november isde pluisweek ‘Uilen en muizen CSI’ ge-organiseerd. Tijdens deze week zijn opverschillende plekken in het land door

groepjes kinderen braakballen van uilengeplozen. De week werd afgetrapt in Sa-faripark de Beekse Bergen.Maar het unieke van het project Uilen enMuizen CSI is dat voor het eerst het plui-zen van braakballen mogelijk wordt, nietin groepsverband maar gewoon thuis inhet gezin. Hoe zit dat? Het pluizen vaneen braakbal is voor kinderen (en vol-wassenen) een unieke ervaring die zeveel leert over hoe de natuur in elkaarzit. Traditioneel wordt het in groteregroepen gedaan bijvoorbeeld in de klasof op het bezoekerscentrum. Dat levert

enthousiaste reacties op en het idee omook voor individuen het braakballenpluizen mogelijk te gaan maken.Initiatiefnemers Zoogdiervereniging, Vo-gelbescherming en IVN hebben daar-voor een ‘doe-het-zelf-kit’ ontwikkeld.Een pakketje met onder andere eensticker en folder met tips, twee braak-ballen, pluismateriaal als een pincet, in-structies en een zoekkaart waarop aande hand van schedels en kaken de soortop te speuren is. Die zoekkaart is on-derdeel van een speciale oplage vanWildzoekers Expres die in het pakketjemeegaat.Voor zover de voorraad strekt kunnenopa’s en oma’s, vaders en moeders, ooknu nog, op www.wildzoekers.nl de doe-het-zelf-kit van de Pluisweek opvragentegen betaling. Met het pakketje kunnenze bijvoorbeeld op een regenachtige za-terdagmiddag aan de slag. Op de web-site kun je na het pluizen ook kijken hoebijzonder de gevonden muis is. De kin-deren die er geen genoeg van kunnenkrijgen, kunnen digitaal verder pluizendoor het online spel ‘Uilen en Muizen’ tespelen.

Boek over steenmarterSteenmarters waren in Nederland bijnauitgestorven, maar zijn nu gelukkigweer wat algemener. Ook in en om hethuis – en daar zijn ze niet altijd even po-pulair. Toch zijn steenmarters zeker eennadere kennismaking waard. ‘De steen-

marter’ is daarvoor het ideale boek. Deprachtige foto’s laten deze sierlijke, vin-dingrijke dieren van hun mooiste kantzien. De auteurs, ervaren marterken-ners, maken de nieuwste wetenschap-pelijke in zich t en over steenmarters opeen ent hou siaste manier toegankelijk.In het volgende nummer van Zoogdiereen gesprek over dit boek met makersvan het boek, Sim Broekhuizen, GerardMüskens en Dick Klees.KNNV Uitgeverij in samenwerking metde Zoogdiervereniging, ISBN: 978 90 5011 335 9, Prijs: €19,95

Symposium ‘Wild van de Eco-nomie’In opdracht van de Zoogdierverenigingstartte kenniscentrum Triple E van TomBade een onderzoek naar het potentiëleeconomische belang van grotere zoog-dieren in Nederland. De uitkomsten vandit onderzoek werden door Triple E sa-mengebracht in het boek ‘Wild van deEconomie’. Ter gelegenheid van de pre-sentatie van dit boek organiseerde deZoogdiervereniging op 1 oktober 2010een gelijknamig symposium in KasteelDaelenbroeck, gelegen in het Lim-burgse Herkenbosch. Vanuit diversehoeken en soorten werd gesproken overde waarde, ook de economische, van degrote zoogdieren: edelhert, wild zwijn,zeezoogdieren (Dolfinarium), dassen,bevers. Met deze geslaagde dag en hetboek van Tom Bade is op een heel an-dere manier gekeken naar zoogdieren,niet als kostenpost maar als winstgene-rator. Het zal niet voor iedereen zijnmaar het zet wel aan het denken. Welkekansen laten zoogdierliefhebbers enzoogdierbeschermers nog onbenut?

Oproep vrijwilligersDe Zoogdiervereniging zoekt regelmatigvrijwilligers. Hou onze website in degaten om te zien voor welke taken we

NEDERLAND

C O L U M N

De Schenkgroeve, een mergelgroeve in Meerssen (Limburg) iszesenzestig jaar lang onderzocht op de aanwezigheid van over-winterende vleermuizen. De resultaten van dit unieke onderzoekzijn door onderzoekers Bernard Grol en Aldo Voute gepubliceerdin het wetenschappelijke tijdschrift Lutra van de Zoogdiervereni-ging. Vanaf 1980 toen een ijzeren hek voor de ingang geplaatstwerd nam het aantal ingekorven vleermuizen en franjestaarten

in de groeve aanzienlijk toe. Blijkbaar is verstoring door mensenniet goed voor de aantalontwikkeling. Deze ontwikkeling is ookin andere Limburgse groeven waargenomen. Ook het aantal wa-tervleermuizen vertoonde een stijging.

Het gemiddelde aantal overwinterende vleermuizen vertoondeeen zevenvoudige toename in dertig jaar (tussen 1980 en 2010).

Zoogdier 21-4 pagina 32

-Uit Lutra-66 jaar vleermuisonderzoek in Limburgse mergelgroeve

Braakballen pluizen. Foto Maurits van Hout

Page 34: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 19-1 pagina 35

1 januari 2011 Start van het Jaar van de VleermuizenDe vleermuizen volgen het wild zwijn op als soort van het jaar. 2011is zelfs het Europese Jaar van de Vleermuizen. De Zoogdiervereni-ging organiseert een reeks van activiteiten om aandacht te vragenvoor deze bijzondere, vliegende, zoogdieren. Meer hierover in het ko-mende nummer van Zoogdier.

16 april Landelijke Zoogdierdag (tevens Algemene Ledenvergade-ring Zoogdiervereniging)De Landelijke Zoogdierdag staat in het teken van het Jaar van deVleermuizen. Centraal staan lezingen over vleermuizen voor eenbreed publiek: hoe gaat het met ze, hoe kun je zelf de vleermuizenhelpen en hoe werkt het onderzoek naar vleermuizen? Tijdens deLandelijke Zoogdierdag wordt ook de voorjaarsledenvergadering ge-houden, waarin onder meer het financiële resultaat over 2010 wordtbesproken.

Voorjaar 2011 CursussenIn het voorjaar van 2011 worden de cursussen ‘Vleermuizen en Pla-nologie’ en ‘Herkenning vleermuiswaarden in quickscans’, de dataworden bekend gemaakt via de website en gerichte aankondigingen.

26, 27 augustus Nacht van de VleermuisIn het Jaar van de Vleermuizen wordt de Nacht van de Vleermuisgroots aangepakt. Met onder andere vleermuisexcursies op veelplekken in het land.

17, 18 september Derde Nationale EgelweekendVoor de derde keer wordt het Nationale Egelweekend gehouden. Zievoor activiteiten en achtergronden: www.egelweekend.nl

19 november Ledenvergadering ZoogdierverenigingTijdens de najaarsledenvergadering komt onder mee de begrotingvan 2012 aan bod.

Najaar 2011 Tweejaarlijks symposiumTweejaarlijks wordt door de Zoogdiervereniging en Natuurpunt eenzoogdiersymposium georganiseerd. In 2011 vindt dit symposium inNederland plaats. De exacte locatie en het programma worden in deloop van 2011 vastgesteld.

Ga voor actuele informatie naar onze websites:www.zoogdiervereniging.nl www.zoogdierenwerkgroep.be

NEDERLANDZoogdiervereniging

Postadres: Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen Bezoekadres: Natuurplaza, Mercator 3, Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen Telefoon 024-7410500 Fax 024-7410501 [email protected] www.zoogdiervereniging.nl

Veldwerkgroep NederlandEric Thomassen, Middelstegracht 28, 2312 TX Leiden, 071-5127761, [email protected]

Materiaaldepot VeldwerkgroepJan Alewijn Dijkhuizen, [email protected]

Vleermuiswerkgroep NederlandAnne-Jifke Haarsma, p/a Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen, 023-5472583, vleermuiswerkgroepnederland@zoogdiervereniging.nlwww.vleermuis.net

Werkgroep ZoogdierbeschermingMarijke Drees, Steenhouwerskade 80, 9718 DH Groningen, 050-5274525, [email protected]

Werkgroep Boommarter NederlandBen van den Horn, Celsiusstraat 4, 3817 XG Amersfoort, 033-4625970, [email protected]

Werkgroep ZeezoogdierenJan Willem Broekema, Brikkenwal 20, 2317 GT Leiden, [email protected]

Werkgroep Kleine marterachtigenTim Hofmeester, p/a Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen,[email protected]

Beverwerkgroep NederlandGerrit Kolenbrander, Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen, [email protected]

Zoogdierwerkgroep ZeelandNanning-Jan Honingh, Schoondijkse dijk 35, 4438 AE Driewegen, 0113-403259,[email protected]

Zoogdierwerkgroep OverijsselAnnelies van der Blij, p/a Natuur & Milieu Overijssel, Stationsweg 3, 8011 CZ Zwolle, 038-4250979, [email protected]

Redactie wetenschappelijk tijdschrift LUTRAp/a Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen, 024-7410500, 026-3705318, [email protected]

VLAANDERENNatuurpunt

Natuurpunt StudieGoedele Verbeylen, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen, 015/297244, [email protected]

Natuurpunt ZoogdierenwerkgroepPaul Van Daele, Rekkemstraat 144, 9700 Volkegem, 0494-401777, [email protected], www.zoogdierenwerkgroep.beNaast de overkoepelende Vlaamse Zoogdierenwerkgroep zijn plaatselijk ook heel wat lokale en regionale zoogdieren- en natuurstudiewerkgroepen actief rond zoogdieren. Hun contactgegevens vind je op de website.

Natuurpunt VleermuizenwerkgroepAlex Lefevre, Klissenhoek 85, 2290 Vorselaar, 014-516201, [email protected], www.natuurpunt.be/vleermuizenwerkgroep

JNM ZoogdierenwerkgroepDaan Dekeukeleire, Polderdreef 37, 9840 De Pinte, 0474-488979, [email protected], www.jnm.be

Natuurpunt Zoogdierenwerk-groep VlaanderenZoogdierenweekend 20101-3 oktober 2010Het jaarlijkse zoogdierenweekend vande Zoogdierenwerkgroep is weer ge-slaagd te noemen met onder andereeen waarneming van 46 edelherten. Hetfeit dat we om 5 uur ’s morgens moes-ten opstaan was al snel vergeten toen

we, in het schemerige ochtendlicht, heteerste geburl van de bronstige stierenhoorden op nog geen 100 m afstand. Naons een weinig verplaatst te hebbennaar een hoger punt, hadden we eenschitterend uitzicht. In een decor datwel uit een Halloweenfilm had kunnenkomen, met nevelflarden tussen de be-boste hellingen, zagen we een hinde-roedel die door een ouder mannetjeverdedigd werd tegen jongere rivalen.We waren getuige van verschillendevechtpartijen en tussenin liep tegen debosrand ook even een vos voorbij. Derest van het weekend werden nog heelwat andere zoogdieren gezien, zoalsreeën, everzwijnen, een eekhoorn, mui-zen, enkele vleermuizensoorten, ver-schillende dassenburchten en jammergenoeg ook enkele verkeersslachtoffersvan steenmarter. Ook de pracht van deherfst(kleuren) in de Ardennen en de bij-horende paddenstoelen is de zoogdie-renliefhebbers niet ontgaan. Samenmet een gezellig onderkomen, lekkereten en goed gezelschap werd dit eenonvergetelijk weekend.

De vos wordt het haasjeHet afgelopen jaar was hectisch voor devos in Vlaanderen. Meer dan ooit staanjagers en aanverwante politici het diernaar het leven. De voor de jacht be-voegde minister Joke Schauvlieghekoestert - op aandringen van jagend

Vlaanderen - plannen om de huidigetoestand inzake de jacht te herzien inhet nadeel van de vos. Binnenkort moetimmers een nieuw jachtopeningsbesluitworden uitgevaardigd om de jacht ingoede banen te leiden. Dat kan beteke-nen dat de huidige schoontijd voor devos wordt afgeschaft of ingekort en datdiverse ongewenste en momenteel ver-boden jachtmethoden opnieuw mogelijkworden. Door de jagers worden alle re-denen bovengehaald om het pleit in hun

voordeel te beslechten. Plots isgeen enkel kind of kip nog veiligen bedreigen allerlei vossenziek-tes het menselijk voortbestaan.Tegelijk probeert de Zoogdieren-werkgroep van Natuurpunt even-als VogelbeschermingVlaanderen de meubelen te red-den en op zijn minst de huidigetoestand te behouden en op zijnbest een meer beheergerichtejacht op de vos te bekomen.Daarvoor wordt op twee frontengewerkt. Enerzijds proberen we

met reden en verstand en gebruik vankennis en wetenschap de verantwoor-delijken te overtuigen van een gefun-deerd jachtbeleid. De adviezen die hetInstituut voor Natuur- en Bosonderzoek(INBO) op vraag van de minister heeftuitgewerkt, zijn daarbij richtinggevend.Ze leveren een objectieve en gezondekijk op de vermeende vossenproblema-tiek en stellen duurzame oplossingenvoor voor de ongemakken die vossensoms veroorzaken. Anderzijds proberenwe meer actiegericht te werken enweerwerk te bieden tegen de ongefun-deerde argumenten die vanuit alle hoe-ken door zelf benoemde ‘bevoegden’ inde pers worden gesmeten om de goe-gemeente eens goed bang te maken

voor de vos. Sommigen menen hiermeezieltjes te winnen voor de eeuwigejachtvelden maar slaan daarbij de balbehoorlijk mis. Rechtzettingen zijndaardoor voor ons dagelijkse kost ge-worden. Ondertussen werden al tal vanartikelen, brochures, websitepagina’s eninformatieavonden aan de vos gewijd ener volgden zelfs een heus vossendebaten een filmprojectie. Inmiddels staanwe zo ver dat er een hoorzitting is ge-weest in het Vlaams parlement waarbijverschillende betrokken partijen, waar-onder ook Natuurpunt en Vogelbe-scherming Vlaanderen, hun standpuntkonden verduidelijken en beargumente-ren. Daarbij trok de jagerij aan het kort-ste eind. Dit neemt niet weg dat er nogsteeds vanuit de Vlaamse liberale partijVLD een resolutie tot verruiming van devossenjacht in de maak is, die het mo-gelijk moet maken om de vos met allemiddelen en op alle tijdstippen te be-strijden. De indieners deinzen er nietvoor terug om ook de jacht met de kogelbij nacht opnieuw in te voeren. Binnen-kort valt het doek over dit toneelstuk enwordt duidelijk wie de staande ovatie inontvangst mag nemen. Maar niet ieder-een wacht het einde af. De burgemees-ters van enkele Vlaamsekustgemeenten menen het heft in eigenhanden te moeten nemen en hebben al-vast de algehele uitroeiing van de vos inhun gemeente in het vooruitzicht ge-steld. Daarbij storen ze zich niet aan dewetenschap dat ze hiermee hun be-voegdheid te buiten gaan. Ook blijven zehalsstarrig weigeren om de bevolkingop gedegen wijze voor te lichten en de-gelijke oplossingen te bieden voor deproblemen die zich hier en daar stellen,vooral wanneer een kakelend kippenhokdoor een hongerige vos wordt ontruimdof sluiks uitgezette fazanten tussen dekiezen verdwijnen.

Meer info vind je op het internet bij *Zoogdierenwerkgroep onder ‘Soortenen projecten’ -•‘Vos op www.zoogdierenwerkgroep.be/index.php?id=102 •Natuurpunt op www.natuurpunt.be/vos •Vogelbescherming Vlaanderen onder‘Over onze vereniging’ -‘ Activiteiten opstapel’ •‘ S.O.S. Vos ‘ op www.vogelbescher-ming.be/site/index.php?option=com_content&view=article&id=469:sos-vos&catid=56:activiteiten-op-stapel&Itemid=138

Agenda & adressenVlAANDEREN

Excursie in de Ardennen. Foto Natuurpunt

Geen otter gevonden in Vlaanderen

Half juni startte de Zoogdierenwerkgroepvan Natuurpunt, in het kader van het In-ternationaal Jaar van de Biodiversiteit,een grootscheepse zoekactie naar deotter. De Zoogdierenwerkgroep loofdeeen bedrag van € 500 uit aan de persoondie als eerste een ontegensprekelijk be-wijs kon leveren van de aanwezigheid vaneen in het wild levende Europese otter inVlaanderen of het Brussels gewest. On-danks de vele reacties werden er helaasgeen otters gevonden. Daarom ging deprijs naar het meest ottervriendelijk na-tuurgebied, het Grote Netewoud .

Zoogdier 21-4 pagina 34

Page 35: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Zoogdier 19-1 pagina 35

1 januari 2011 Start van het Jaar van de VleermuizenDe vleermuizen volgen het wild zwijn op als soort van het jaar. 2011is zelfs het Europese Jaar van de Vleermuizen. De Zoogdiervereni-ging organiseert een reeks van activiteiten om aandacht te vragenvoor deze bijzondere, vliegende, zoogdieren. Meer hierover in het ko-mende nummer van Zoogdier.

16 april Landelijke Zoogdierdag (tevens Algemene Ledenvergade-ring Zoogdiervereniging)De Landelijke Zoogdierdag staat in het teken van het Jaar van deVleermuizen. Centraal staan lezingen over vleermuizen voor eenbreed publiek: hoe gaat het met ze, hoe kun je zelf de vleermuizenhelpen en hoe werkt het onderzoek naar vleermuizen? Tijdens deLandelijke Zoogdierdag wordt ook de voorjaarsledenvergadering ge-houden, waarin onder meer het financiële resultaat over 2010 wordtbesproken.

Voorjaar 2011 CursussenIn het voorjaar van 2011 worden de cursussen ‘Vleermuizen en Pla-nologie’ en ‘Herkenning vleermuiswaarden in quickscans’, de dataworden bekend gemaakt via de website en gerichte aankondigingen.

26, 27 augustus Nacht van de VleermuisIn het Jaar van de Vleermuizen wordt de Nacht van de Vleermuisgroots aangepakt. Met onder andere vleermuisexcursies op veelplekken in het land.

17, 18 september Derde Nationale EgelweekendVoor de derde keer wordt het Nationale Egelweekend gehouden. Zievoor activiteiten en achtergronden: www.egelweekend.nl

19 november Ledenvergadering ZoogdierverenigingTijdens de najaarsledenvergadering komt onder mee de begrotingvan 2012 aan bod.

Najaar 2011 Tweejaarlijks symposiumTweejaarlijks wordt door de Zoogdiervereniging en Natuurpunt eenzoogdiersymposium georganiseerd. In 2011 vindt dit symposium inNederland plaats. De exacte locatie en het programma worden in deloop van 2011 vastgesteld.

Ga voor actuele informatie naar onze websites:www.zoogdiervereniging.nl www.zoogdierenwerkgroep.be

NEDERLANDZoogdiervereniging

Postadres: Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen Bezoekadres: Natuurplaza, Mercator 3, Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen Telefoon 024-7410500 Fax 024-7410501 [email protected] www.zoogdiervereniging.nl

Veldwerkgroep NederlandEric Thomassen, Middelstegracht 28, 2312 TX Leiden, 071-5127761, [email protected]

Materiaaldepot VeldwerkgroepJan Alewijn Dijkhuizen, [email protected]

Vleermuiswerkgroep NederlandAnne-Jifke Haarsma, p/a Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen, 023-5472583, vleermuiswerkgroepnederland@zoogdiervereniging.nlwww.vleermuis.net

Werkgroep ZoogdierbeschermingMarijke Drees, Steenhouwerskade 80, 9718 DH Groningen, 050-5274525, [email protected]

Werkgroep Boommarter NederlandBen van den Horn, Celsiusstraat 4, 3817 XG Amersfoort, 033-4625970, [email protected]

Werkgroep ZeezoogdierenJan Willem Broekema, Brikkenwal 20, 2317 GT Leiden, [email protected]

Werkgroep Kleine marterachtigenTim Hofmeester, p/a Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen,[email protected]

Beverwerkgroep NederlandGerrit Kolenbrander, Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen, [email protected]

Zoogdierwerkgroep ZeelandNanning-Jan Honingh, Schoondijkse dijk 35, 4438 AE Driewegen, 0113-403259,[email protected]

Zoogdierwerkgroep OverijsselAnnelies van der Blij, p/a Natuur & Milieu Overijssel, Stationsweg 3, 8011 CZ Zwolle, 038-4250979, [email protected]

Redactie wetenschappelijk tijdschrift LUTRAp/a Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen, 024-7410500, 026-3705318, [email protected]

VLAANDERENNatuurpunt

Natuurpunt StudieGoedele Verbeylen, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen, 015/297244, [email protected]

Natuurpunt ZoogdierenwerkgroepPaul Van Daele, Rekkemstraat 144, 9700 Volkegem, 0494-401777, [email protected], www.zoogdierenwerkgroep.beNaast de overkoepelende Vlaamse Zoogdierenwerkgroep zijn plaatselijk ook heel wat lokale en regionale zoogdieren- en natuurstudiewerkgroepen actief rond zoogdieren. Hun contactgegevens vind je op de website.

Natuurpunt VleermuizenwerkgroepAlex Lefevre, Klissenhoek 85, 2290 Vorselaar, 014-516201, [email protected], www.natuurpunt.be/vleermuizenwerkgroep

JNM ZoogdierenwerkgroepDaan Dekeukeleire, Polderdreef 37, 9840 De Pinte, 0474-488979, [email protected], www.jnm.be

Natuurpunt Zoogdierenwerk-groep VlaanderenZoogdierenweekend 20101-3 oktober 2010Het jaarlijkse zoogdierenweekend vande Zoogdierenwerkgroep is weer ge-slaagd te noemen met onder andereeen waarneming van 46 edelherten. Hetfeit dat we om 5 uur ’s morgens moes-ten opstaan was al snel vergeten toen

we, in het schemerige ochtendlicht, heteerste geburl van de bronstige stierenhoorden op nog geen 100 m afstand. Naons een weinig verplaatst te hebbennaar een hoger punt, hadden we eenschitterend uitzicht. In een decor datwel uit een Halloweenfilm had kunnenkomen, met nevelflarden tussen de be-boste hellingen, zagen we een hinde-roedel die door een ouder mannetjeverdedigd werd tegen jongere rivalen.We waren getuige van verschillendevechtpartijen en tussenin liep tegen debosrand ook even een vos voorbij. Derest van het weekend werden nog heelwat andere zoogdieren gezien, zoalsreeën, everzwijnen, een eekhoorn, mui-zen, enkele vleermuizensoorten, ver-schillende dassenburchten en jammergenoeg ook enkele verkeersslachtoffersvan steenmarter. Ook de pracht van deherfst(kleuren) in de Ardennen en de bij-horende paddenstoelen is de zoogdie-renliefhebbers niet ontgaan. Samenmet een gezellig onderkomen, lekkereten en goed gezelschap werd dit eenonvergetelijk weekend.

De vos wordt het haasjeHet afgelopen jaar was hectisch voor devos in Vlaanderen. Meer dan ooit staanjagers en aanverwante politici het diernaar het leven. De voor de jacht be-voegde minister Joke Schauvlieghekoestert - op aandringen van jagend

Vlaanderen - plannen om de huidigetoestand inzake de jacht te herzien inhet nadeel van de vos. Binnenkort moetimmers een nieuw jachtopeningsbesluitworden uitgevaardigd om de jacht ingoede banen te leiden. Dat kan beteke-nen dat de huidige schoontijd voor devos wordt afgeschaft of ingekort en datdiverse ongewenste en momenteel ver-boden jachtmethoden opnieuw mogelijkworden. Door de jagers worden alle re-denen bovengehaald om het pleit in hun

voordeel te beslechten. Plots isgeen enkel kind of kip nog veiligen bedreigen allerlei vossenziek-tes het menselijk voortbestaan.Tegelijk probeert de Zoogdieren-werkgroep van Natuurpunt even-als VogelbeschermingVlaanderen de meubelen te red-den en op zijn minst de huidigetoestand te behouden en op zijnbest een meer beheergerichtejacht op de vos te bekomen.Daarvoor wordt op twee frontengewerkt. Enerzijds proberen we

met reden en verstand en gebruik vankennis en wetenschap de verantwoor-delijken te overtuigen van een gefun-deerd jachtbeleid. De adviezen die hetInstituut voor Natuur- en Bosonderzoek(INBO) op vraag van de minister heeftuitgewerkt, zijn daarbij richtinggevend.Ze leveren een objectieve en gezondekijk op de vermeende vossenproblema-tiek en stellen duurzame oplossingenvoor voor de ongemakken die vossensoms veroorzaken. Anderzijds proberenwe meer actiegericht te werken enweerwerk te bieden tegen de ongefun-deerde argumenten die vanuit alle hoe-ken door zelf benoemde ‘bevoegden’ inde pers worden gesmeten om de goe-gemeente eens goed bang te maken

voor de vos. Sommigen menen hiermeezieltjes te winnen voor de eeuwigejachtvelden maar slaan daarbij de balbehoorlijk mis. Rechtzettingen zijndaardoor voor ons dagelijkse kost ge-worden. Ondertussen werden al tal vanartikelen, brochures, websitepagina’s eninformatieavonden aan de vos gewijd ener volgden zelfs een heus vossendebaten een filmprojectie. Inmiddels staanwe zo ver dat er een hoorzitting is ge-weest in het Vlaams parlement waarbijverschillende betrokken partijen, waar-onder ook Natuurpunt en Vogelbe-scherming Vlaanderen, hun standpuntkonden verduidelijken en beargumente-ren. Daarbij trok de jagerij aan het kort-ste eind. Dit neemt niet weg dat er nogsteeds vanuit de Vlaamse liberale partijVLD een resolutie tot verruiming van devossenjacht in de maak is, die het mo-gelijk moet maken om de vos met allemiddelen en op alle tijdstippen te be-strijden. De indieners deinzen er nietvoor terug om ook de jacht met de kogelbij nacht opnieuw in te voeren. Binnen-kort valt het doek over dit toneelstuk enwordt duidelijk wie de staande ovatie inontvangst mag nemen. Maar niet ieder-een wacht het einde af. De burgemees-ters van enkele Vlaamsekustgemeenten menen het heft in eigenhanden te moeten nemen en hebben al-vast de algehele uitroeiing van de vos inhun gemeente in het vooruitzicht ge-steld. Daarbij storen ze zich niet aan dewetenschap dat ze hiermee hun be-voegdheid te buiten gaan. Ook blijven zehalsstarrig weigeren om de bevolkingop gedegen wijze voor te lichten en de-gelijke oplossingen te bieden voor deproblemen die zich hier en daar stellen,vooral wanneer een kakelend kippenhokdoor een hongerige vos wordt ontruimdof sluiks uitgezette fazanten tussen dekiezen verdwijnen.

Meer info vind je op het internet bij *Zoogdierenwerkgroep onder ‘Soortenen projecten’ -•‘Vos op www.zoogdierenwerkgroep.be/index.php?id=102 •Natuurpunt op www.natuurpunt.be/vos •Vogelbescherming Vlaanderen onder‘Over onze vereniging’ -‘ Activiteiten opstapel’ •‘ S.O.S. Vos ‘ op www.vogelbescher-ming.be/site/index.php?option=com_content&view=article&id=469:sos-vos&catid=56:activiteiten-op-stapel&Itemid=138

Agenda & adressenVlAANDEREN

Excursie in de Ardennen. Foto Natuurpunt

Geen otter gevonden in Vlaanderen

Half juni startte de Zoogdierenwerkgroepvan Natuurpunt, in het kader van het In-ternationaal Jaar van de Biodiversiteit,een grootscheepse zoekactie naar deotter. De Zoogdierenwerkgroep loofdeeen bedrag van € 500 uit aan de persoondie als eerste een ontegensprekelijk be-wijs kon leveren van de aanwezigheid vaneen in het wild levende Europese otter inVlaanderen of het Brussels gewest. On-danks de vele reacties werden er helaasgeen otters gevonden. Daarom ging deprijs naar het meest ottervriendelijk na-tuurgebied, het Grote Netewoud .

Zoogdier 21-4 pagina 34

Page 36: JAARGANG 21 • NUMMER 4 • WINTER 2010 OOGDIER · 2019. 5. 8. · geltijdschrift “Het Vogeljaar” was de hoofdredacteur daarvan, Jaap Taapken, buiten de vereniging om, in 1982

Edelherten Het is 10 december als ik voor zonsopkomst aan de rand van het ven aankom. Het water dampt na

de koude nacht en boven de bomen kleurt de lucht iets roze. Nog half slaperig sta ik over het ven te turen als ik

plotseling het water hoor bewegen. Ik zie niets omdat de bomen het zicht belemmeren. Snel haal ik de camera met

lens vast uit de tas. Terwijl ik dat doe, zie ik achter de bomen een jong hert tevoorschijn komen. Hij loopt het water

in en al snel blijkt dit niet het enige hert te zijn. Zoals wel vaker bij edelherten loopt er een jong hert voorop. Er vol-

gen er meer en omdat delen in het ven diep zijn, gaan ze deels zwemmend naar de overkant. De jonge mannetjes

zijn wat opgewonden en bokken op de ondiepere gedeelten. Zo springt er eentje bijna bokkend boven het water uit.

Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt! Het roedel van twaalf herten gaat zo zwemmend en bokkend naar de overkant.

Thuis achter de computer bekijk ik de beelden en dan dringt pas goed tot me door waar ik zojuist getuige van ben

geweest. Deze en nog ruim driehonderd foto’s zijn opgenomen in het unieke fotoboek ‘Veluwe, onvergetelijke ont-

moetingen’. Meer informatie op www.gemi.nu.

Het moment van...In deze rubriek presenteren fotografen hun meest geliefde foto en het bijbehorende verhaal. Uw inzending is welkom. Stuur deze naar [email protected] of per post naar deredactie op Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen

Geurt Bessel ink