JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band...

19
JAARGANG 23 NUMMER 3 HERFST 2012 OOGDIER Z Effecten van onderwatergeluid op walvissen De otter is weer terug in Vlaanderen Toekomst voor de Nederlandse bevers Wolven terug in Nederland? De ingekorven vleermuis in Vlaanderen

Transcript of JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band...

Page 1: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012

OOGDIERZ

Effecten van onderwatergeluid op walvissen

De otter is weer terug in Vlaanderen

Toekomst voor de Nederlandse bevers

Wolven terug in Nederland?

De ingekorven vleermuis in Vlaanderen

Page 2: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 1

De wereld onder water is anders dan dewereld die wij kennen. Omdat je niet zo verkan kijken, zeker niet op grotere dieptes,is geluid essentieel voor veel leven in zee.Zeewater is een prima medium voor onderwatergeluid dat veel minder dan lichtwordt geabsorbeerd. Walvissen en dolfij-

nen zijn hier optimaal op ingespeeld. Metgeluid communiceren ze met soortgeno-ten, soms tot op grote afstanden. Voedselwordt ook meestal met geluid gevonden.Hierbij doet in veel gevallen een smalle so-narbundel dienst als een ‘akoestische zak-lamp’ in het donker (‘echolocatie’), waarbij

het geluid reflecteert aan het voedsel. Opvergelijkbare wijze vindt ook een vleermuiszijn prooi.

Kijken met geluid Wat walvissen endolfijnen al heel lang doen, doet de menspas sinds kort. Grofweg vanaf het begin

ZOOGDIER is het populair-wetenschappelijkekwartaaltijdschrift van deZoogdiervereniging (Nederland) en de Zoog-dierenwerkgroep en de Vleermuizenwerk-groep van Natuurpunt (Vlaanderen).

Op de voorpagina: Jonge bultrug. Foto Aaldrik Pot

Aanwijzingen voor auteurs- Conceptartikelen en andere kopij sturen

naar: [email protected]

- Deadlines voor insturen artikelen zijn: 1 juli, 1 oktober, 1 januari, 1 april.

- De redactie kan hulp bieden bij het schrijven van artikelen.

- De redactie behoudt zich het recht voor artikelen te redigeren of te weigeren.

- Nadere aanwijzingen voor auteurs zijn op te vragen bij de redactie.

Lidmaatschap Zoogdiervereniging en abonne-ment Natuurpunt Lidmaatschap van de Zoog-diervereniging met alleen de ontvangst vanZoogdier kost 25 euro per jaar. Lidmaatschap met daarnaast het wetenschap-pelijke tijdschrift Lutra kost 40 euro per jaar.Overmaken op ING 203737,IBAN: NL 26INGB0000203737/BIC:ING BNL 2A,onder vermelding van het gewenste lidmaat-schap. Opzeggen: uitsluitend schriftelijk, vóór 1 december bij het Bureau van de Zoogdiervereniging.Leden van Natuurpunt kunnen zich op Zoog-dier abonneren door 12,50 euro over te makenop ING 203737 onder vermelding van “Zoog-dier” en hun lidnummer. Hiermee worden zelid van de Natuurpunt ZoogdierenwerkgroepVlaanderen en krijgen ze een aantal voordelen,zoals korting op activiteiten.

ISSN 0925-1006

Disclaimer De artikelen in Zoogdier geven nietnoodzakelijkerwijs de mening van de Zoog-diervereniging of van Natuurpunt weer maarzijn voor rekening van de auteurs.

Redactieadres Redactie Zoogdier, Postbus6531, 6503 GA Nijmegen, 024-7410500, [email protected]

Redactie Neeltje Huizenga, Leonie de Kluys,Aaldrik Pot,Marije Siemensma, Evelien De Swaef, Jos Teeuwisse (hoofdredacteur), Stefan Vreugdenhil, Joke Winkelman

Eindredactie Jaap van der Veen

Medewerkers Dirk Criel, Steve Geelhoed,Rob Koelman, Bob Vandendriesssche, Goedele Verbeylen, Diemer Vercayie, Rollin Verlinde, Sil Westra

Eindcorrectie Jolanda van der Toorn-Hoeksma

Vormgeving BARD87, ’s-Graveland

Losse nummers Zoogdier Losse nummerskosten 7 euro (inclusief porto) en zijn te be-stellen via het redactieadres o.v.v. jaargang ennummer.

Inhoud

Lutra, voor wie meer diepgang wil

Naast Zoogdier geeft de Zoogdiervereniging het weten-schappelijke tijdschrift Lutra uit. De artikelen in Lutragaan wat dieper in op de materie en worden door des-kundigen eerst aan een kritische blik onderworpen.

Lutra verschijnt tweemaal per jaar.

Een los abonnement op Lutra kost € 25,- per jaar. Leden van de Zoogdiervereniging krijgen korting. Zij betalen maar € 15,- per jaar.

Aanmelden voor een abonnement kan bij het redactieadresvan de Zoogdiervereniging (zie colofon hiernaast).

In het laatste nummer verschenen artikelen over o.a.:

- Hazelmuizen in een gefragmenteerd landschap- Dieet van eikelmuizen in Nederland - Effecten van fluctuaties in dichtheid van kleine knaagdieren op

boommarter- Hofmakerij bij egels- Verloop van vier eeuwen zeehondenjacht in Zeeland- Bespreking: beschermingsplan bruinvissen

Walvissen ‘kijken’ onder water met hun oren, maar er zijn steeds meer geluidsbronnen op zee.

Hoe komen we er achter wanneer walvissen last krijgen van het onderwatergeluid dat door de mens

wordt gemaakt? Een van deze geluidsbronnen is sonar van de marine voor het opsporen van

onderzeeboten. TNO onderzoekt de mogelijke (gedrags)effecten op walvissen als gevolg

van het gebruik van deze sonarsystemen. Een enorme uitdaging op zoek naar de toelaatbare

grenzen van onderwatergeluid.

Frans-Peter Lam

Effecten van onderwatergeluidop walvissen

Op zoek naar aanvaardbare grenzen

1 Effecten van onderwatergeluid op walvissen

5 Toekomst voor de Nederlandse bevers

8 Forum: Omgaan met onzekerheid

10 Zoogdiervriendelijk tuinieren

13 De otter is weer terug in Vlaanderen

16 Sporen herkennen: The art of tracking

18 Wolven terug in Nederland?

21 Verdwenen zoogdieren: Wolharig (2)

22 Hyperkort

24 De ingekorven vleermuis in Vlaanderen

27 Zoogdierkamp Sierra do Courel

29 In memoriam Jan van Haaften

30 Kort nieuws Nederland

32 Kort nieuws Vlaanderen

Agenda / Werkgroepen

Het moment van … Adri de GrootDuikende bultrug nabij Spitsbergen. Foto Frans-Peter Lam

Page 3: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 2 Zoogdier 23-3 pagina 3

van de 20e eeuw gebruiken we geluid omobjecten onder water te detecteren. Demeest simpele en meest gebruikte toe-passing van menselijke sonar is het echo-lood, waarbij de reflectie van de bodemvertelt wat de bodemdiepte is. Maar ookonderzeeboten, mijnen en andere objectenkunnen met sonartechniek worden opge-spoord. Voor het zoeken naar olieveldenwordt hard geluid gebruikt om in de zee-bodem te kunnen kijken, zogenaamde‘seismic surveys’ ook wel seismisch on-derzoek. Hiervoor is in vrijwel alle gevallengeen alternatieve methode; alleen met re-latief hard geluid kan je in het binnenstevan de zee ‘kijken’.Naast dit ‘opzettelijke’ geluid zijn er ooknog veel bijgeluiden van menselijke activi-teiten. Sinds de industriële revolutie is–met de opkomst van motorschepen– detoename van scheepvaartgeluid enormtoegenomen. Daarnaast zijn er nog anderemenselijke geluidsbronnen, zoals explo-sies van historische bommen en mijnen enoffshore werkzaamheden als baggeren enhet heien voor windparken op zee. Overi-gens kunnen natuurlijke geluidsbronnenook flink luid zijn, zoals brekende golven,aardbevingen, potvissen en groepen pis-toolgarnalen. Veel is nog onbekend over de mogelijke ef-fecten op het zeeleven door de toenamevan onderwatergeluid. Inmiddels weten wedat er verschillende soorten effecten opkunnen treden. Harde geluiden, zoals ex-plosies, kunnen op korte afstand directemortaliteit of gehoorschade veroorzaken.Een aantal strandingen, van met namespitssnuitdolfijnen (Engels: ‘beaked wha-les’), wordt geassocieerd met sonarge-bruik. De precieze oorzaak van dezestrandingen is echter niet bekend. Walvis-strandingen worden inmiddels niet meerals het grootste probleem van onderwater-geluid beschouwd. Niet alleen omdat ditmaar een klein aantal betreft, maar ookomdat andere (soms indirecte) gedragsef-fecten bedreigender lijken te zijn voor wal-vissen en dolfijnen.Door geluid worden walvissen mogelijkverstoord in hun natuurlijke gedrag. Zoworden ze misschien wel gedwongen omte stoppen met foerageren, worden moe-der en jong van elkaar gescheiden of devoortplanting verstoord. Als dit meer enlanger voorkomt kan dit uiteindelijk ookgevolgen hebben op populatieniveau. In2007 is een overzicht van alle bekendekennis gepubliceerd door een Ameri-

kaanse onderzoekscommissie onder lei-ding van Brandon Southall. In deze studieis ook een schaal geïntroduceerd (van 0 tot9) voor de ernst van de verstoring. Dezestudie liet zien dat er tot dan toe vooralkennis was over de gehoorgrenzen, maarminder eenduidige kennis over gedrags-verstoring.

Veldonderzoek TNO Om de grenzente bepalen van onderwatergeluidshinder isdus nog veel onderzoek nodig. Dit onder-zoek kan men doen met kleinere zeezoog-dieren in gevangenschap, zoalszeehonden, bruinvissen en dolfijnen. Vooronderzoek aan grote zeezoogdieren, zoalsbijvoorbeeld een bultrug of dwergvinvis, isonderzoek op zee nodig. TNO onderzoekt sinds enkele jaren de ge-dragseffecten van militaire sonar op zee,in samenwerking met gerenommeerdeNoorse, Britse en Amerikaanse onder-zoeksinstituten. Dankzij financiering doorde defensieorganisaties van Noorwegen,Nederland en de Verenigde Staten ensteun van het Wereld Natuur Fonds zijndeze kostbare expedities mogelijk. Van2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen,grienden en orka’s. Vanaf 2011 onderzoektTNO met de 3S-groep bij Spitsbergen ookhet effect van sonar op een aantal andere

soorten: butskoppen, dwergvinvissen enbultruggen. De butskop is interessantomdat dit de enige spitssnuitdolfijn is inNoorse wateren. Voor het onderzoek wordter herhaaldelijk een maand op zee ge-werkt door zo’n dertig wetenschappers uitverschillende landen verdeeld over een oftwee schepen. Het moederschip van deoperaties is het Noorse onderzoeksschipH.U. Sverdrup II. Om de tijd goed te beste-den wordt er in ploegendiensten dag ennacht gewerkt. Dit kan ook altijd bij dag-licht in de poolzomer. Het laatste experi-ment vond plaats in juni 2012.Om voldoende kans op succes te hebben,moet je in gebieden werken waarvan be-kend is dat walvissen er relatief graag enveel komen. Het onderzoek begint met hetopsporen van de walvissen door ervarenwaarnemers die op de uitkijk staan, maarook door onder water te luisteren met be-hulp van een set hydrofoons (zie kadervoor toelichting). De onderzoekers moeten een Dtag-zenderop de rug van het dier plaatsen. Dit doenze vanaf een kleine rubberboot, die op pre-cies het juiste moment bij de walvis moetzijn. Al vrij snel leerden de onderzoekersdat sommige walvissen, zoals orka’s endwergvinvissen, vaak lastig te benaderenzijn. Hiervoor is de strategie om de zuig-napzenders te plaatsen uitgebreid met eenluchtdrukgeweer, zodat de zender over

Technische middelen

DelphinusOm walvissen akoestisch op te sporen ontwierpTNO een speciaal hydrofoon-array: het Delphi-nus-systeem. Dit is een serie ‘onderwatermi-crofoons’ die aan een kabel achter het schipwordt gesleept. Door de geluiden van de ver-schillende hydrofoons te combineren kan in ver-schillende richtingen worden geluisterd enweten de onderzoekers waar de walvissen zijn.

DtagOm de bewegingen van de walvis goed in kaartte brengen worden speciaal ontwikkelde zen-ders met zuignappen op de walvis(sen) geplakt.Deze Amerikaanse Dtag-zenders registrerenook alle geluid, zodat als het ware met de die-ren kan worden meegeluisterd tijdens de expe-rimenten.

Er zijn dus twee manieren voor de onderzoekerom te kunnen luisteren onder water: vanaf hetschip met het gesleepte Delphinus hydrofoon-array, en meeluisteren met de walvis met deDtag-zender.

SOCRATESOm sonargeluid te kunnen uitzenden ontwik-kelde TNO een realistische sonarbron: SOCRA-TES. Deze geluidsbron wordt momenteel ook opde Nederlandse fregatten gebruikt voor onder-zeebootbestrijding. De bron is feitelijk een pro-totype voor een vergelijkbaar systeem dat doorde Koninklijke Marine inmiddels is aangeschaft.

Voorbeeld van de registratie met een Dtag-zender van het duikgedrag tijdens een sonaruitzending.

In dit voorbeeld zien we dat twee grienden (rode en blauwe lijn) stoppen met duiken en meer

aan het oppervlak blijven zodra de sonaruitzendingen beginnen. Hiermee wordt in dit voorbeeld het

foerageren dus tijdelijk afgebroken door het sonargeluid..

Aanbrengen van een Dtag. Van boven naar onder: Het geweer met daarop de Dtag met zuignappen, Foto Paul Ensor.

De Dtag is met succes geplaatst op de rug van de bultrug. De pijl springt weg na plaatsing.Foto Paul Ensor.

Een griend tijdens het aanbrengen van de Dtag met een stok. Foto Sanna Kuningas.

Spitssnuitdolfijnen, zoals deze butskoppen zijn mogelijk gevoelig voor onderwatergeluid. Foto Fleur Visser

De Socrates sonarbron als hij uit het water wordt gehaald achterhet schip en weer aan dek wordt gezet na gebruik. Tijdens ge-bruik van de sonar wordt de gele vis door het water gesleept opca 60m diepte. Foto Rene ́ Dekeling

Het uitrollen van de slang met hydrofoons (onderdeel van het Delphinus-systeem). Foto Frans-Peter Lam

Page 4: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 5

In Zoogdier 23 (1) is een artikel versche-nen over hoe het met de Nederlandse be-vers gaat. Het geschetste beeld isduidelijk: het gaat erg goed. De aantallenzijn toegenomen tot circa 600 volwassendieren en op steeds meer plaatsen duikenbevers op. Alleen een grootschalige uit-braak van een ziekte of een nieuwe uit-roeiing door mensen lijkt hier veranderingin te kunnen brengen. Maar dergelijke uit-

braken van ziektes zijn van de Europesebever niet bekend en een nieuwe uitroei-ing is ook niet te verwachten. De toekomstziet er dus goed uit.

Prognoses Gijs Kurstjens en FreekNiewold hebben vorig jaar voor het Fauna-fonds een schatting gemaakt van het aan-tal bevers dat in Nederland kanvoorkomen. Zij concludeerden dat dit in

2035 mogelijk 7.000 dieren zijn en dat depopulatie daarna wellicht tot zo’n 10.000bevers kan groeien. Hoewel het altijd las-tig is om dergelijke voorspellingen te doen,lijkt dit een reëel aantal. Maar of het er nueen paar honderd meer of minder zullenzijn, is eigenlijk niet zo van belang. Het be-langrijkste is dat de bever zijn ecologischerol kan vervullen en dat de groei van de be-verpopulatie zal doorzetten.

grotere afstand kan worden aangebracht. Als de zender op het dier zit, begint het ex-periment. Voordat de geluidsbron wordtgestart bestuderen biologen het ‘natuur-lijke’ gedrag van het gezenderde dier. Vol-gens een vooraf afgesproken protocol (meteen streng veiligheidsvoorschrift) wordtvervolgens geleidelijk sonargeluid uitge-zonden, en daarna richting de walvis geva-ren. Zo proberen onderzoekers eenduidelijke grenswaarde te vinden voor deintensiteit van het geluid waarbij een reac-tie van de walvis wordt waargenomen.Tijdens de sonaruitzendingen, maar ookdaarvoor en daarna, houden biologen allebewegingen en gedragingen van de wal-vis(sen) in de gaten. Hiervoor blijft eenkleine boot in de buurt van de walvis(sen)om de dieren te kunnen volgen, zonder zete verstoren. Als de walvissen geluidmaken, worden ze ook met het Delphinussysteem ‘akoestisch’ gevolgd.Na ongeveer vijftien uur laat de zender losen kan deze uit het water worden opgepikt.Aan boord worden de meetgegevens uitge-lezen en opgeslagen. De informatie overonder andere het duikgedrag wordt latergecombineerd met de visuele waarnemin-gen.

Eerste resultaten Wat weten we nudankzij dit onderzoek? De eerste resulta-ten laten zien hoe walvissen reageren opde sonargeluiden, maar ook dat de variatiein de reactie, bijvoorbeeld volgens deschaal van Southall die de ernst van deverstoring aangeeft, groot is. Hiervoorkunnen verschillende oorzaken zijn, zoalsde verschillen tussen individuele dieren endiersoorten, maar vooral ook de verschil-lende gevoeligheden bij verschillendesoorten van gedrag (‘context’), zoals bij-voorbeeld wel of niet foerageren. Orka’slijken eerder weg te zwemmen van desonar dan potvissen en grienden. Om dezewaarnemingen te kunnen doen werd er

ook vergelijkingsmateriaal verzameld overtoenadering van het onderzoeksschip zon-der sonargeluid (negative control) en doorhet uitzenden van orkageluiden (positivecontrol). Op dit moment worden alle resul-taten van 2006-2010 nog geanalyseerd. Dekomende twee jaar zal naar verwachtinghet meeste gepubliceerd zijn van deze eer-ste serie onderzoeken bij de Lofoten. Deresultaten van de studies bij Spitsbergenzijn te verwachten vanaf 2014 als alle ex-perimenten zijn afgerond. Deze en gerela-teerde studies moeten dan (mede) degrenzen bepalen voor een gezond akoes-tisch onderwatermilieu.

Nederlands kustwater Voor de kustvan Nederland in de Noordzee is er min-der zorg over de effecten van sonargeluid.Dit gebied is te ondiep als operatiegebiedvoor onderzeeboten en daarom wordendeze systemen hier nauwelijks gebruikt.De Koninklijke Marine, die met sonarsvoornamelijk buiten Nederlands kustwateropereert, heeft –net als veel andere NAVO-landen– inmiddels regels opgesteld voorhet gebruik van sonarsystemen om ver-antwoord sonargebruik te waarborgen ende mogelijke schade zo veel mogelijk tebeperken. Dit betekent dat sonarsystemenniet meer zomaar mogen worden aange-zet. Ook gebruikt de marine door TNO ont-wikkelde software voor een verantwoordeplanning en uitvoering van sonaroperaties.De biologische lessen uit Noorwegen zijnnatuurlijk nuttig om mee te nemen bij debeoordeling van geluidsbronnen die welmeer voorkomen op de zuidelijke Noord-zee, zoals heiwerkzaamheden voor off-shore windparken, seismisch onderzoek,baggerwerkzaamheden en het geluid vanscheepvaart. De kennis die het onderzoekoplevert wordt dan ook gebruikt in Neder-landse en Europese regelgeving, zoals deEuropese Kaderrichtlijn Mariene Strategie(KRM) die moet zorgen voor een gezond

zeemilieu in 2020. In de KRM is terechtruimte gemaakt om ook het akoestischeonderwatermilieu verantwoord te beheren.

Frans-Peter Lam werkt bij Acoustics and Sonar, TNO, Den [email protected]

Toekomst voor de Nederlandse bevers

Het is alweer bijna 25 jaar geleden dat de bevers werden teruggebracht in Nederland.

Het is hen goed gegaan, maar hoe zonnig ziet de toekomst er voor de bever uit?

En waar moeten we als mensen rekening mee gaan houden?

Stefan Vreugdenhil, Jasja Dekker en Vilmar Dijkstra

Beverdam met daarvoor een ontstaan ‘bevermeertje’. Foto Stefan Vreugdenhil

Natuurlijke ontwikkeling versus veiligheid, schade en overlast

Verder lezen?

• Dtag,WHOI, weblinkhttp://www.whoi.edu/page.do?pid=39337 • Kvadsheim et al. (2011) Cruise report 3S-2011,weblinkhttp://www.ffi.no/no/Rapporter/11-01289.pdf • TNO-SAKAMATA, weblinkhttp://www.tno.nl/content.cfm?context=thema&content=prop_case&laag1=893&laag2=909&laag3=89&item_id=1463 • Southall et al. (2007), Marine Mammal NoiseExposure Criteria: Initial Scientific Recommen-dations. Aquatic Mammals 33(4), 411-521(eventueel hier te downloaden:http://csi.whoi.edu/sites/default/files/litera-ture/Full%20Text%20Part%20I_1.pdf)• Miller et al.(2011), technical report SOI, weblinkhttp://soi.st-andrews.ac.uk/documents/424.pdf • Opgepast, oortjes! Artikel Alle Hens (april2008), weblinkhttp://www.defensie.nl/actueel/defensiebla-den/alle_hens/2008/46110536/Alle_Hens_april_2008 • Kaderrichtlijn Mariene Strategie, voorlopigeversie (nu ter inzage), weblink: http://www.noordzeeloket.nl/krm/ • Ainslie et al. Inventarisatie geluidsbronnenNoordzee, TNO report, weblink (Noordzeeloket)http://www.noordzeeloket.nl/krm/Bronnen/Ainslie, M.A., et al., Assessment of natural andanthropogenic sound sources and acoustic pro-pagation in the North Sea, TNO-DV 2009 C085(2009).• Leven aan boord tijdens de experimenten, webloghttp://weblog.tno.nl/whalesandsonar Het laatste experiment vond plaats in juni 2012(zie ook enkele van de foto’s)

Het opsporen van walvissen gebeurt zowel visueel (Foto Paul Ensor) als akoestisch met hetDelphinus systeem (Foto Frans-Peter Lam)

Zoogdier 23-3 pagina 4

Page 5: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 6

land- en bosbouwgewassen waaraan be-vers zich tegoed doen. Erg vervelend voorde betreffende kweker of particulier, maarde kosten zijn relatief laag. In het eerdergenoemde onderzoek in opdracht van hetFaunafonds wordt ingeschat dat de vraat-schade tot 2025 kan oplopen tot 5.000 à10.000 euro per jaar voor heel Nederland.Dit valt erg mee, vergeleken met ver-leende tegemoetkomingen in 2011 voorschade aan Nederlandse gewassen doorbijvoorbeeld verschillende soorten mezenin de fruitteelt: 1,1 miljoen euro! • Natschade: dit is door de bouw vandammen de komende jaren nog vooral teverwachten in de meer heuvelachtige ge-bieden in Limburg. Later wellicht ookmeer in de beekdalen van Drenthe, Gel-derland en Noord-Brabant. Naarmate ermeer bevers komen, zullen ook voor henop voorhand minder geschikte locatiesworden bezet. Hier zijn zij wellicht snellergeneigd om het waterpeil naar hun handte zetten. De toekomstige natschade is almet al lastig te voorspellen. Voor de eer-ste jaren is de kans op een substantiëlekostenpost in Nederland echter klein. Omnatschade te voorkomen of te verkleinenzijn overigens ook maatregelen te treffen.• Graafschade: graverij in met name dij-ken kan een groter probleem worden. Nietalleen wat betreft potentiële kosten, maarook de maatschappelijke impact van bij-voorbeeld een eventuele dijkdoorbraak alsgevolg van graafactiviteiten door bevers.Gelukkig zijn er preventieve maatregelente treffen. Voor herstelwerkzaamheden enpreventieve maatregelen in het rivieren-gebied wordt in het Faunafonds-rapportvoor Nederland gerekend op bedragen van200.000 tot 300.000 euro tot aan 2025.Voor de polders en plassen is het moeilij-ker om met een betrouwbare kostenin-schatting te komen. De kolonisatiesnelheid is voor deze gebie-den toch nog erg onduidelijk en daarmee

ook de daadwerkelijk te verwachtenschade.

Baten overheersen Als je alleen re-kening houdt met de huidige inkomsten inhoreca en handel die aan bevers zijn toete schrijven –en waarvan kan worden aan-genomen dat die in de toekomst ook zul-len stijgen– zullen de baten de kostenblijven overstijgen. Ter illustratie: de omzet uit horeca enhandel die direct gerelateerd is aan debever komt rond de Millingerwaard nu aluit op ongeveer 1,2 miljoen euro per jaar.Dit is in 2010 berekend door TripleE, in hetboek ‘Wild van de Economie’ dat in op-dracht van de Zoogdiervereniging is ge-schreven.Het vervelende is wel dat de inkomstenzelden terechtkomen bij de personen oforganisaties die de schade lijden. Daarommoeten de overheden wel financiën be-schikbaar blijven stellen om gedupeerdentegemoet te komen. Dat past binnen hunverantwoordelijkheid om enerzijds de na-tuurwaarden en biodiversiteit te bevorde-ren, waarbij zij door de bever alslandschapsingenieur worden onder-steund, en anderzijds de economische ac-tiviteiten van ondernemers en agrariërs testimuleren. Mogelijk kan er wel wordennagedacht over een ‘beverheffing’ op toe-ristische activiteiten die in bevergebiedenworden uitgevoerd. Dit geld kan dan tengoede komen aan lokale gedupeerden.Door zijn grote aantrekkingskracht leentjuist de bever zich hier uitstekend voor.Toeristen zijn best bereid een klein bedragextra te betalen, als dit bijdraagt aan hetbehoud van zo’n icoonsoort.

Monitoring Om adequaat te kunnen in-spelen op nieuwe of te verwachten vesti-gingen is een actueel beeld van waarbevers leven onontbeerlijk. Dan kunnentijdig maatregelen worden genomen om

de bever in een gespreid bedje terecht telaten komen. Of juist maatregelen wordengetroffen om –waar nodig– de bouw vaneen burcht of dam te ontmoedigen. Vooralin de gebieden waar schade te verwach-ten is, is dit erg belangrijk. Binnen eennieuw op te zetten project gaat het bureauvan de Zoogdiervereniging de verspreidingvan de bever coördineren. Het veldwerkwordt gedaan door muskusrattenbestrij-ders en vrijwilligers van onze Bever- enOtterwerkgroep CaLutra.

Voorlichting Het is belangrijk om be-trokkenen te blijven voorlichten over be-vers. Openheid van zaken is cruciaal enproblemen moeten niet worden wegge-wuifd, maar ook niet worden opgeblazen.Bovenal moet er aandacht zijn voor pre-ventieve maatregelen. Alleen bij proactiefhandelen kan het brede draagvlak voor debever worden behouden en kunnen echtgrote problemen worden voorkomen.

Stefan Vreugdenhil en Vilmar Dijkstrawerken bij het bureau van de Zoogdierver-eniging. Jasja Dekker is zelfstandig eco-loog.

Verder lezen?

• Vreugdenhil, S.J. et al., 2012. Hoe gaat hetmet de bevers in Nederland – Stand van zakenin het Jaar van de Bever. Zoogdier 23(1)• Kurstjens, G. en F. Niewold, 2011. De ver-wachte ontwikkelingen van de beverpopulatie inNederland: naar een bevermanagement. In op-dracht van het Faunafonds. Te downloaden opwww.faunafonds.nl

Wil je nog meer wetenover bevers? Bestel danhet boek ‘Bevers’, dat isgeschreven door JasjaDekker en Stefan Vreug-denhil op www.zoogdier-winkel.nl.

Op welke plekken? Het is daaromook een interessante vraag waar de beverszullen opduiken. Momenteel tref je zevooral aan langs de grote rivieren: deMaas, Rijn, Waal en IJssel. Daarnaast ookin de Biesbosch, Flevopolder, verschil-lende Limburgse beken en bij de Hunze enhet Zuidlaardermeer. Vanuit deze plekkenzullen zij zich steeds meer gaan versprei-den naar het ‘achterland’, zoals de bekenin Gelderland, Overijssel en Noord-Bra-bant. Maar ook de veen- en plassengebie-den in Zuid- en Noord-Holland en in deprovincies Groningen en Friesland. Waarniet eigenlijk? Voor de korte termijn lijkenvooral de Zeeuwse eilanden lastig te be-reiken, maar de ervaringen leren dat ookdit waarschijnlijk een kwestie is van ge-duld hebben.

Verbindingen De populaties die in Ne-derland voorheen behoorlijk geïsoleerdwaren, sluiten inmiddels steeds meer aan.Door de verdere verspreiding zal dit alleenmaar beter worden. Ook de contacten metde buitenlandse bevers zullen toenemen:

nu al in Limburg (met België en de Eifel),maar al snel ook in de Gelderse Poort enhet Hunzedal (met Duitsland) en op ter-mijn wellicht met België via de Brabantsebeken. Onzeker in dit laatste geval is hoesnel de bevers het aangrenzende deel vanVlaanderen zullen bevolken. Zo vormt zichnet als vroeger een krachtig netwerk vanlokale beverpopulaties, die individuen endus genen kunnen uitwisselen.

Kansen Voor met name natuurgebiedenzijn de verdere verspreiding en de hogereaantallen goed nieuws. Want bevers zor-gen voor meer dynamiek en een groterevariatie aan habitats. Dit heeft meestaleen positieve invloed op het voorkomenvan een grotere variatie in soorten. De im-pact is het grootst waar dammen wordengemaakt. De zogenaamde ‘bevervijvers’die zo ontstaan, bieden veel soorten eenleefgebied, zoals ongewervelden, vissen,amfibieën en hun roofdieren. Ook een gro-tere variatie in stroomsnelheden draagthier aan bij. Omgeknaagde bomen die inhet water liggen, bieden ook mogelijkhe-

den voor deze soorten doordat veel orga-nismen zich kunnen hechten aan dezestammen, of er onder kunnen schuilen.Verder ontstaan er door het omknagen vanbomen en struiken open plekken langs deoever. Helemaal verdwijnen zullen debomen en struiken niet. Want veel bomenen struiken lopen deels weer uit en daarbijmaken ze aanvankelijk meer verdedigings-stoffen aan waar bevers (en andere gra-zers) niet van houden. Bevers worden ookerg gewaardeerd door recreanten. In ge-bieden waar bevers leven, biedt dit ookweer kansen voor de lokale economie endan met name de horeca. Kijk bijvoorbeeldin de Millingerwaard, waar mensen naarbevers komen kijken en dan even uitrustenin de theetuin of in de horeca in het dorp.

Overlast Maar het is niet alleen maarrozengeur en maneschijn. De toename vanhet aantal bevers en de verdere versprei-ding zullen ook leiden tot meer overlast.Deze overlast is als volgt onder te verde-len:• Vraatschade: het gaat hier vooral om

Bevervraat. Foto Fons Bongers

Links: schade in een tarweakker, op de voorgrond een beverdam van tarwe. Midden: verwijderen van een dam.Foto’s Sijmen van der Veen. Rechts: Bever. Foto Jaap Nispeling.

Zoogdier 23-3 pagina 7

Page 6: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 8

FORUM D e o p i n i e r u b r i e k v a n Z o o g d i e r

Hoewel het met de Europese natuur op ve-lerlei vlakken niet goed gaat, worden we delaatste jaren regelmatig geconfronteerdmet het opduiken of ‘terugkeren’ van soor-ten die sinds geruime tijd uit ons gezichts-veld verdwenen waren. Soms gaat het overherintroducties, zoals de bever, niet zeldenook over dieren die ons regelrecht verras-sen, zoals de wolf. Wanneer het om roof-dieren gaat, hangt daar vaak ook een sfeervan geheimzinnigheid omheen. Roofdierenspreken vanouds tot de verbeelding. Hunverborgen leefwijze, hun van nature lagedichtheden en het feit dat ze ook voedseleten dat eveneens door de mens begeerdwordt, liggen daar ongetwijfeld aan debasis van. Ook voor natuuronderzoekers ishet volgen van hun verspreiding en popu-latietrends intrigerend. Achter één enkelewaarneming kan een heel verhaal schuilgaan, een waarneming meer of minder issoms meteen ook een wereld van verschil.Waar zij vroeger stof leverden voor heroï-sche jachtverhalen, zijn roofdieren somsnu nog letterlijk voorwerp van geani-meerde gesprekken aan de bar. Een en ander heeft zo zijn consequentiesbij het interpreteren van waarnemingendoor derden. Speciaal vanwege het poten-tiële belang van elke individuele waarne-ming, vergt dit speciale aandacht.Het past uiteraard voor een onderzoekerom zo kritisch en objectief mogelijk te zijnbij het beoordelen van meldingen doorderden. De vraag rijst daarbij hoe je zulkshet beste aanpakt, en wanneer je eenwaarneming als ‘zeker’ mag noteren. Hetgemakkelijkst lijkt het, wanneer er een‘hard bewijs’ is dat herhaalde controle toe-laat, bv. in de hoedanigheid van een vol-doend duidelijke foto. In februari

jongstleden steeg het adrenalinegehaltevan menig zoogdierliefhebber dan ookdanig bij het vinden van een lynx-foto opeen waarnemingssite, “genomen in eenbos in Zuid-Limburg”. Echter, de fotograafkon de precieze plaats van de opname(goed herkenbaar wegens enkele liggendeboomstammen) niet aantonen. De foto

bleek elders (wellicht in een dierenpark)genomen te zijn: de ‘waarneming’ was ver-zonnen. Maar wat als de zogenaamde waarne-mingsplaats een eenvoudig bosgezichtwas geweest, een jong beukenbestand bij-voorbeeld met allemaal gewone stamme-tjes op een achtergrond van een egaal

bruin bladertapijt, en wanneer dergelijkbostype effectief ook over een behoorlijkeoppervlakte in het waarnemingsgebied zouvoorkomen? Of wat wanneer de aanbren-ger een specialist is in het manipulerenvan digitaal beeldmateriaal? Op dat mo-ment komt de eerlijkheid van de waarne-mer op de proppen en speelt demensenkennis van de beoordelaar een ro.Gaat het om een onschuldige grap, waar-

van de maker mogelijk de draagwijdte niethelemaal inschat en zijn grap onvermin-derd volhoudt? Wil iemand de onderzoekerbewust voor schut zetten? Gaat het ommisplaatste eerzucht om de eigen naamals waarnemer te verbinden aan een spec-taculaire waarneming? Of wil iemandschadevergoeding krijgen voor een schaapdat in werkelijkheid door de eigen hondwerd doodgebeten? Redenen genoeg dusom kritisch te blijven, en niet te gauw overéén nacht ijs te gaan. Het helpt natuurlijkwanneer je de aanbrenger van de specialewaarneming persoonlijk kent of minstenskan situeren – als gedegen natuuronder-zoeker bijvoorbeeld. Maar ook net het om-gekeerde kan vertrouwen wekken:wanneer het om iemand blijkt te gaan diegeen enkele aanspraak maakt op wat danook (niet op naambekendheid, niet opschadevergoeding, niet op uitgebreidewaarnemingslijstjes,...), maar het als‘doodgewone brave burger’ laat weten“omdat dit u misschien interesseert, mijn-heer”. Echter, wanneer je met een gesle-pen komediant af te rekenen krijgt, blijf jeook hier bij de interpretatie of controle als-nog weinig gewapend. Het wordt dan, voor-zichtigheidshalve, in principe wachten opbevestiging via nieuwe waarnemingen. He-laas kunnen die precies als bij veel roof-diersoorten, zoals lynx of otter maarevengoed boommarter of wasbeerhond,vaak héél lang op zich laten wachten, hoe-wel het beest wel degelijk in de buurt aan-wezig is.Het vinden van een dood dier, bijvoorbeeldals verkeersslachtoffer, behoort klassiekook tot de categorie ‘harde bewijzen’. Maarwie garandeert met absolute zekerheid dathet ook hier niet gaat om bijvoorbeeld eengrap, waarbij iemand een dier te vindenheeft gelegd dat van elders werd meege-bracht? Of wanneer de aanbrenger een an-dere dan de werkelijke vindplaats opgeeft?Een ‘onmogelijke’ maaginhoud (vreemdevruchten,...) of genetisch onderzoek (wan-neer het bewuste dier uit een ‘onmoge-lijke’ bronpopulatie zou blijken te komen),kan dit een enkele keer aan het licht bren-gen, maar in de regel blijf je als onderzoe-

ker kwetsbaar voor moedwillige mislei-ding. Proberen een patroon, in ruimte oftijd, te ontwaren is dan de boodschap. Erzal wel eens iemand zijn die effectief eenvan ver meegebrachte dode das bij naderebeschouwing opnieuw ergens dumpt,maar dat zullen er geen tientallen zijn – enhet zal zeker niet op een autosnelweg ge-beuren.Hoe dan ook is de boodschap duidelijk : de‘hardheid’ van bewijzen is soms rekbaar enals onderzoeker loop je tegen de grenzenaan van het controleerbare. Helemaal pre-cair wordt het als er totaal geen bewijs is,zoals alleen maar een getuigenis van ie-mand die een dier beweert gezien te heb-ben. De nodige mensenkennis endiplomatieke aanpak zijn hier dan vaak es-sentieel. Het is bijvoorbeeld niet altijd ge-schikt om mensen toch in detail tebevragen, wanneer men meteen beweert“zeer goed het verschil te kennen tussenboommarter en steenmarter” en men hetdaarom de moeite niet vindt om een dege-lijke beschrijving te geven van wat menwerkelijk heeft gezien. Ook hier geldt nietzelden dat ‘doodgemoedereerde’ waarne-mers, zonder enige aanspraak op wat danook, op basis van een sluitende beschrij-ving betrouwbaarder zijn dan zij die boe-kenwijsheid vermengen met werkelijkheid.Toch zijn sommige vergissingen, zoals tus-sen bunzing en das, bijna onbegrijpelijkmaar hoegenaamd niet uitzonderlijk. An-derzijds is een degelijke voorafgaandelijkesoortenkennis soms nodig om precies teletten op subtiele en kritische soortken-merken. Uiteindelijk bestaan er nauwelijks ‘100%zekere’ waarnemingen. Moedwillige mis-leiding op individuele schaal, in welke hoe-danigheid of om welke reden ook, blijft eentheoretische mogelijkheid in bijna alle ge-vallen wanneer men niet zélf de waarne-mer is van een levend dier. In feite zijn de‘zekere’ waarnemingen niet meer dan ‘alsbetrouwbaar beoordeelde’ gevallen, waar-bij de zogenaamd harde bewijzen nietnoodzakelijk betrouwbaarder zijn dan watop basis van een kritische bevraging oversommige waarnemingen wordt besloten.Koen Van Den Berge & Jan Gouwy zijn me-dewerkers van het Instituut voor Natuur-en Bosonderzoek (INBO), Gaverstraat 4 B-9500 Geraardsbergen.

Koen Van Den Berge en Jan Gouwy

Omgaan met onzekerheid

Interpretatie van roofdierwaarnemingen

Meer weten?• [email protected]

Loslopende

poema bij Ede

weer gezien

De poema in de buurt van Ede, waar

politie, marechaussee en jachtopzie-

ners al bijna 24 uur naar op zoek

zijn, is woensdag weer enkele malen

waargenomen. Dat heeft een zegs-

man van de politie laten weten...

De betrouwbare meldingen komen

uit een gebied in de omgeving van de

Gelderse plaats, waar ook dinsdag-

avond en woensdagnacht sporen van

het beest zijn gevonden. De politie

wil de exacte plek van de waarne-

mingen niet bekendmaken om te

voorkomen dat het publiek daar

massaal naar toe gaat.

Belangstellenden negeerden woens-

dag massaal het advies van de politie

om weg te blijven. De politie had veel

last van de bezoekers. Woensdagoch-

tend werden daarom grote delen van

de Ginkelse Hei bij Ede afgesloten

met linten en hekken.

ANP − 15/06/05, 09:59

Zoogdier 23-3 pagina 9

Lynx.

Page 7: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Ik woon in een jarentwintigwijk in Hilver-sum waar iedereen wil wonen. Ruime hui-zen met mooie tuinen waarin grotestruiken en oude bomen staan die vaakdoor de eerste bewoners zijn geplant. Op-vallend is dat veel nieuwkomers die hier zograag willen neerstrijken hun ‘darlings kil-len’. Ze halen de tuin leeg en vervangengras, planten en heesters door ‘onder-houdsarme’ bestrating met wat schaam-groen. Weg oude bomen en struiken, wegvogels, vleermuizen, vlinders en insecten.

Vogels nestelen niet in loungebanken envleermuizen hebben een broertje dood aanbuitenverlichting. Deze ontwikkeling heeft aan de wieg ge-staan van het project Tuinreservaten. Zon-dag 6 maart 2011 ging Tuinreservaten.nlvan start: als website en te horen bijVroege Vogels op radio en televisie. Ruimeen jaar later doen ruim vijfduizend tuin-bezitters mee met het project. Er geldenwel een aantal voorwaarden (zie kader).Om de belangrijkste maar te noemen:

geen bestrijdingsmiddelen gebruiken, debestrating tot een minimum beperken, nietsnoeien in het broedseizoen en in barre tij-den tuindieren een handje helpen. Hoewel lang niet iedereen over een flinkelap grond beschikt vormen de in Neder-land aanwezige 5 miljoen tuinen toch eenaanzienlijk oppervlak. Al die tuinen kunnenbij elkaar een uitstekende biotoop voor uit-eenlopende dieren vormen, broodnodig inde steeds meer verstedelijkende omge-ving. Voorwaarde hiervoor is natuurlijk datde tuinen ‘groen’ ingericht zijn. Dat groengoede invloed heeft op de gezondheid enhet welbevinden van mensen is allang ge-bleken.Het idee Tuinreservaten is in Frankrijk ge-boren. Daar is de LPO, de Franse vogelbe-scherming, bijna een eeuw geledenbegonnen met dit idee. Aanvankelijk omhele grote gebieden veilig te stellen en dejacht daar uit te bannen. Later zijn ook dekleinere tuinen er bij betrokken. De natuur in stad en dorp wordt steeds be-langrijker nu de Ecologische Hoofdstruc-tuur de komende jaren niet zal uitbreiden.Dieren gebruiken ons privégroen steedsmeer als ‘stepping stone’ om van de enegroene zone in de andere te komen. Vaakzijn tuinen nog het enige toevluchtsoord,waar veel minder gif gespoten wordt danop landbouwgrond. Soorten varen er welbij. Neem de merel die het bos heeft inge-ruild voor de stadstuin. Ook grote bontespechten, sperwers en zelfs ijsvogels eneekhoorns worden in tuinen gesignaleerd.Voor vleermuizen zijn tuinen ook een ge-wilde locatie. Dat geldt eveneens voor kik-kers, padden, salamanders, libellen envele insecten. De trends in tuinenland

staan haaks op de behoefte van de dieren.Steen, buitenkeukens en loungebankenwinnen het van plantenborder en grasveld.Houten schuttingen hebben de plek inge-nomen van heesterhagen en groenverzor-gers zijn omgeschoold tot stratenmakers. Een Tuinreservaat hoeft geen grote tuin tezijn. Een tuin van honderd vierkante meterkan een eldorado zijn voor dier en mens.Tien bij tien, of twaalf bij acht – een ge-middelde Nederlandse stadstuin. Enigidee hoeveel diersoorten daarin met jesamen kunnen leven? Vroege Vogels heefthet uitgezocht en dat levert een opmerke-lijke soortenlijst op van zo’n 35 vogels, 12dagvlinders, 16 nachtvlinders, 8 zoogdie-ren, 10 libellen en waterjuffers, 5 amfi-bieën en ontelbare insecten, weekdierenen waterbeestjes. Het zouden zomaareens 500 verschillende diersoorten kun-nen zijn in die gewone stadstuin. Daarom:weg met de naakte aarde, winter-klaarge-bezemde borders, te veel steen en tuin-meubels. Maak van je tuin een reservaatwaar het goed toeven is voor dieren énmensen. Met een Tuinreservaat geef je eenstatement af: tégen grijs en vóór groen.Wekelijks krijg je tips en achtergrondinfor-matie over de dieren in je tuin. En in hetseizoen zijn er regelmatig Tuinreservatendie te bezichtigen zijn.Vroege Vogels draagt de tuinreservatenniet alleen. Er omheen staan de partners,deelnemende verenigingen en stichtingenmet ieder op z’n gebied deskundigheid.Het is een bont gezelschap met als geza-menlijke noemer dat zij kennis bezitten ophet gebied van natuur en tuinieren. Vogel-bescherming, IVN, Natuurkalender, Bijen-stichting, Ravon, EIS, Vlinderstichting,

Een tuinreservaat is een statement

Zoogdiervriendelijk

tuinieren

Egel. Foto Mireille de Heer

De Zoogdiervereniging is één van de partners van het project Tuin-

reservaten. Het doel is om in Nederland de opmars van de bete-

gelde tuinen te stuiten en meer natuurvriendelijke tuinen te

krijgen. Carla van Lingen en Machteld Klees vertellen meer over

dit project en hoe u kunt meedoen.

Carla van Lingen en Machteld Klees

Egels

Egels leven vooral in gevarieerde, kleinschaligegebieden, ook in de bebouwde kom. Het is eenvan de weinige zoogdiersoorten die je in je eigenachtertuin uitgebreid van dichtbij kunt bekijken.Met een aantal (kleine) aanpassingen is iederetuin egelvriendelijk(er) te maken, zelfs kleinetuinen. Wel is het belangrijk dat de egels dan vande ene naar de andere tuin kunnen en naar om-liggende groenstroken. Tips voor een egelvrien-delijke tuin:

• Laat bladeren en een stapel takken in de tuinliggen (rommelhoekje of composthoop).

• Plaats een egelhuis in de tuin. • Zorg dat er een opening in de schutting is

waardoor egels van de ene naar de andere tuin kunnen lopen.

• Zorg voor een schaal vers water, geen melk!Een vijver is ook geweldig. Maar wel eentje waar egels in en uit kunnen komen.

• Bijvoeren kan geen kwaad: kattenvoer, gehakt of speciaal egelvoer.

• Minder tegels zorgt voor meer egels! • Pas op met een net over de moestuin

(minimaal 30 cm hoog hangen).• Controleer voor het leeghalen van de

composthoop eerst of er geen egel (soms zelfs met jongen) een nest in heeft gemaakt.

• Gebruik geen slakkengif, insecticiden, pesticiden etcetera.

• Ruim rondslingerend afval, jampotten en (prikkel)draad op.

• Sluit keldergaten / putten af. • Controleer voor het opruimen of verbranden

van hopen gras, tuinafval, oude bladeren en takken of er geen egel onder woont.

• Sluit schuurtjes, garages en stallen ’s nachtsaf om te voorkomen dat egels erin op- gesloten raken.

Wie deel wil nemen kiest minimaal 7 elementen uit onderstaand rijtje waaraan

de tuin voldoet:

Een natuurlijke vijver met een geleidelijke oever

Struiken en bomen met vruchten, bessen en noten

Zo min mogelijk bestrating (streven naar niet meer dan 1/3 deel)

Klimplanten en struiken met doornen naast of tegen een gevel

Natuurlijke beschutting waar egels onderdoor kunnen

Een soortenrijke beplanting met structuur.

Inheemse planten voor rupsen, vlinders en bijen

Composthoop

Rommelhoekjes en takkenhopen

Nestkastjes voor vogels, zoogdieren en insecten

Zoogdier 23-3 pagina 10

Tuin met elementen die belangrijk zijn voor de egel. Illustratie Wietse Bakker

Zoogdier 23-3 pagina 11

Page 8: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 13

Vleermuizen

Vleermuizen zijn insecteneters. Een vleer-muisvriendelijke tuin is dus een insecten-vriendelijke tuin, waar naast vleermuizen nogveel andere soorten van profiteren.

Tips:- Kies gevarieerde beplanting die insecten

aantrekt- Plant bomen en struiken als rustplaats

voor vleermuizen en schuilplaats voor insecten

- Zorg voor een waterpartij, voor insecten enals drinkplaats voor vleermuizen

- Maak een composthoop, takkenwal of houtstapel

- Maai grasvelden gefaseerd- Gebruik geen insecticiden of pesticiden- Beperk verlichting- Zorg voor verblijfplaats van vleermuizen in

boomholtes, zolders, betimmeringen, spouwmuren en dakpannen

- Plaats een vleermuiskast- Hou katten vanaf een uur voor

zonsondergang binnen, met name tussen half mei en eind augustus

Kristijn Swinnen, verbonden aan de Uni-versiteit Antwerpen, deed dit voorjaar inhet kader van zijn onderzoek naar beversin Vlaanderen een opzienbarende ontdek-king. Om onder meer na te gaan hoeveelbevers er in de verschillende territoriavoorkomen werden er twaalf cameravalleningezet. Naast bevers en heel wat anderediersoorten werden er verrassend genoeg

ook otters gefilmd. Verrassend, want sindsde jaren tachtig was er geen enkel ‘hardbewijs’ meer voor aanwezigheid van ottersin Vlaanderen.

Recente waarnemingen De eersteotterregistratie werd vastgelegd in hetProvinciaal Groendomein Broek de Naeyerin Willebroek. Kort daarna werd er drie

keer een otter gefilmd in een reservaatge-bied van Natuurpunt net op de Belgisch-Nederlandse grens, namelijk hetSmeetshof in Bocholt. Dat het hier nietgaat om de Aziatische dwergotter valt af teleiden uit de grootte van het dier en hetprofiel van de kop. Door de grote afstandtussen de twee locaties en op basis van debeoordeling van de beelden gaat het zo

De otter is weer terug in Vlaanderen

Recent werden enkele harde bewijzen geleverd voor aanwezigheid van

otters in Vlaanderen. Dat doet echter vragen rijzen naar hun aantallen,

herkomst en toekomst in Vlaanderen.

Kristijn Swinnen, Diemer Vercayie en Koen Van Den Berge

In Bocholt gespotte otter. Het beeld is van een geplaatste cameraval. Foto Kristijn Swinnen

Een tuin die uitnodigend is voor allerlei dieren. Foto Carla van Lingen.

Vragen rond herkomst en toekomst

Zoogdiervereniging, Groei en Bloei, WildeWeelde, Stichting Oase en binnenkort ookde KNNV. Deze partners brengen informa-tie en deskundigen uit hun netwerk in, ad-viseren en zorgen natuurlijk ook voor eenbreed draagvlak.Deelnemers op hun beurt kunnen in detoekomst steeds meer waarnemingendoorgeven, experimenteren en ervaringenuitwisselen. Op de website staat een grootaantal tips. Ook zijn er plannen om ko-mend jaar regelmatig ‘Open Tuinen’ tehouden. Tuinreservaten is inmiddels zicht-baar op de Floriade met een wandelroutedie de ‘natuurtuinen’ met elkaar verbindt.Ook is er een co-project met Groei en Bloeien Wilde Weelde in de Tuinen van Appel-tern waar een prachttuin wordt ontwor-

pen, het boek Gardening for Wildlife is ver-taald en verschijnt als coproductie tussenVroege Vogels Tuinreservaten en TirionNatuur, er zijn folders beschikbaar enbegin volgend jaar start er samen met hetIVN de cursus Tuinreservaten.

Kortom, er is een beweging op gang geko-men die volop mogelijkheden biedt om na-tuurrijk tuinieren te verankeren in tuinenen hoofden!

Meld je aan bij www.tuinreservaten.nl

Carla van Lingen. Machteld Klees

Verder lezen?• De tips voor een egel- of vleermuisvriendelijketuin zijn afkomstig uit brochures die de Zoog-diervereniging heeft uitgegeven: ‘Egels, ook inuw tuin’ en ‘Vleermuizen, ook in uw tuin’. Kijkop de website www.zoogdiervanhetjaar,nl voordeze brochures met nog veel meer informatie.

• De KNNV uitgeverij heeft net een nieuw boekover diervriendelijk tuinieren gepresenteerd.Rijk geïllustreerd en doorspekt met heel veeltips en trucs. Titel: ‘Tuinieren voor [wilde] die-ren’. Kijk op www.knnvuitgeverij.nl

Er zijn meerdere soorten

vleermuiskasten te koop,

maar je kunt ze ook zelf

maken. Er zijn bouwteke-

ningen beschikbaar. Deze

zijn te vinden in de bro-

chure ‘Vleermuizen, ook in

uw tuin’. De brochure is te

downloaden vanaf

www.zoogdiervanhetjaar.nl

(kijken bij Jaar van de

Vleermuizen, Tuinen).

Vleermuisvriendelijke tuin. Illustratie Wietse Bakker

Page 9: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 14

goed als zeker over een ander individu inWillebroek dan in Bocholt. De otter in Bo-cholt schijnt ons wat rank en slank te zijn,en is vermoedelijk in zijn tweede levens-jaar, wat ook de overtuiging is van otter-kenner Vadim Sidorovich. In Willebroekgaat het wellicht om een volwassen indi-vidu.

De ‘camera-inspanning’ om dieren waar tenemen in Broek De Naeyer en het Smeets-hof is vergelijkbaar (respectievelijk 5976 en5280 uren actief). Desondanks werd inBroek De Naeyer slechts een keer eenotter waargenomen. Momenteel durven wedan ook nog geen uitspraak doen of hetdier in Broek de Naeyer slechts een door-trekker betrof dan wel gevestigd is. Van ot-ters is immers bekend dat zij gedurendelangere tijd (meerdere weken) afwezigkunnen blijven uit een deel van hun terri-torium. Als we ervan uitgaan dat de driewaarnemingen in Bocholt van één dierzijn, kan wel reeds aangenomen wordendat het om een gevestigd dier gaat, aange-zien de waarnemingen mooi gespreid zijnover 41 dagen.

Herkomst Waar deze otters vandaankomen moet nog onderzocht worden. Erkunnen meerdere hypotheses naar vorengeschoven worden. Zo is het niet geheel uitte sluiten dat de otters altijd in kleine aan-tallen (zwervend en/of vaste vestigingen)aanwezig zijn gebleven in Vlaanderen. Indat geval zou verwacht kunnen worden dater de voorbije jaren wel eens een ver-

keersslachtoffer gevonden had moetenzijn. Het kan echter dat dit door de bijzon-der lage dichtheden toch niet gebeurd is,of dat een zeldzaam verkeersslachtoffer bijons nooit bekend geworden is. Een tweede mogelijkheid is dat de ottersdoor spontane verplaatsing op beide loca-ties zijn gekomen. In Nederland is er eengroeiende populatie otters aanwezig doorherintroductie in 2002 in de Wieden, Weer-ribben en Rottige Meente. Vanuit deze uit-zetlocaties verspreidden de otters zich enondertussen hebben er zich ook dichter bijde Belgische grens gevestigd (en voortge-plant) in Doesburg. Dit is echter in vogel-vlucht nog steeds 100 km van de meestnoordelijke locatie nl. Bocholt. De waarne-ming in Willebroek is nog geïsoleerder enmoeilijker te linken aan natuurlijke ver-spreiding van de uitgezette dieren in Ne-derland. Het is weliswaar bekend datotters grote afstanden kunnen afleggen,maar er zijn onderweg ook grote gevaren(zie verder). Het is ook mogelijk dat er inNederland een aantal onbekende otterves-tigingen dichter bij de Belgische grens zijn.Opmerkelijk in dit verband is dat in 2006een verkeersslachtoffer werd gevondennabij Breda, op nauwelijks 25 km van deBelgische grens. Via genetisch onderzoekbleek dit dier niet afkomstig te zijn van deuitgezette otters of hun nakomelingen enevenmin een transponder (chip) te dragenzoals van ontsnapte dierentuindieren kanverwacht worden. Daarnaast is het ookmogelijk dat de otter die in Bocholt ge-filmd werd vanuit Wallonië afkomstig is –

al zijn er ook hier geen duidelijke gegevensover vestigingen en voortplanting. Ten slotte kunnen we niet uitsluiten dat er(illegaal) otters uitgezet werden of dat erergens dieren ontsnapt zijn. Voor beide hy-pothesen zijn er echter geen aanwijzingen.Om meer duidelijkheid te krijgen zal erverder gezocht worden naar otteruitwerp-selen (spraints). In deze uitwerpselen isDNA aanwezig en op basis hiervan kan on-derzocht worden waar deze otters vandaankomen en of de otters uit Willebroek enBocholt verwant zijn.

Toekomst in Vlaanderen? De re-cente waarnemingen zijn goed nieuws,maar vestigen ook opnieuw de aandachtop de mogelijke gevaren voor de otter enpunten die aangepakt moeten worden omde otter een toekomst te kunnen bieden inVlaanderen.Het verkeer is doodsoorzaak nummer 1 bijotters. De otter verplaatst zich hoofdzake-lijk al lopend langs de oevers van waterlo-pen. Wanneer deze waterloop dan een wegkruist en er geen oever beschikbaar isonder de weg, dan zal de otter de wegoversteken. Hoe gevaarlijk dit werkelijk is,duidt Nederlands en Duits onderzoek aan.In Duitsland is 75% van de ottersterfte eengevolg van aanrijdingen en in de Weerrib-ben-Wieden in Nederland is dat niet min-der dan 80%! Momenteel zijn er in Vlaanderen nog geenverkeersslachtoffers gemeld. Hoewel hetonmogelijk is om deze ongelukken te ver-mijden kan de kans wel verminderd wor-

den. Een inventarisatie van de huidigeknelpunten en het ottervriendelijk makenervan is essentieel. Dit kan bijvoorbeeldeenvoudig door het aanleggen van loopri-chels onder de brug en door wildrasterslangs de weg aan te brengen. In Nederlandwerden dit soort knelpunten al aangepaktin potentiële leefgebieden, zoals het IJs-seldal (Arnhem-Kampen), de GeldersePoort (Nijmegen) en Midden-Limburg(Weert-Roermond). Ook een veilige verbin-ding met potentiële leefgebieden in de Ar-dennen en de Eifel is gewenst. In de nabijetoekomst zullen er in ‘otterveilig’ Midden-Limburg (Nederland) ook otters uitgezetworden. Daardoor zullen er zich ook ottersdicht bij de Belgisch-Nederlandse grensvestigen en mogelijk ook in België. Demaatregelen die getroffen worden inVlaanderen zullen dus ook deze ‘toekom-stige’ otters ten goede komen.

Bijvangst Otters kunnen ook (onbe-doeld) in vangtuigen voor andere diersoor-ten terecht komen en hierdoor gewondgeraken of sterven. Vroeger verdronken ot-ters regelmatig in visfuiken. Momenteelmogen deze fuiken niet meer gebruiktworden in openbare wateren in Vlaanderen(maar dus wel nog in private wateren) enook in Nederland mag dit sinds 1 april2011 niet meer op binnenwateren. Een be-perkte technische aanpassing aan de fui-ken kan hier het risico heel sterkverminderen. Een ander gevaar schuilt inhet gebruik van wildklemmen – die alsjachttuig gelukkig niet meer toegestaanzijn – maar wel nog steeds gebruikt wor-den in het kader van de rattenbestrijding.Otters werken soms een hol van een konijnof beverrat verder uit om het als rustplaatsof nestplaats te gebruiken, terwijl preciesvoor of in deze holen klemmen geplaatstworden om muskusratten en beverratten

te bestrijden. Deze klemmen werken he-laas niet enkel voor de bedoelde soortenen kunnen ook otters verwonden of doden.In Vlaanderen worden ze vooral ingezetaan de grens met Nederland om inko-mende muskusratten en beverratten wegte vangen. Dit is echter net de zone waarhet bovengenoemd permanent otterterri-torium zich bevindt. Bovendien valt ook teverwachten dat uitzwermende otters van-uit Nederlandse projecten hier het eerstzullen passeren.

Waterkwaliteit en dagrust Naastverkeer en bijvangst die een onmiddellijknegatief effect hebben op otterpopulatieszijn er nog twee andere belangrijke voor-waarden die vervuld moeten zijn om ottersin Vlaanderen een kans te bieden. De wa-tervervuiling die mede de genadeslag gafvoor de otters in Vlaanderen in de 20eeeuw (zie volgend nummer van Zoogdier),is gelukkig al aangepakt. Vis vormt hethoofdvoedsel van otters, en hoe gezonddeze vis is hangt af van de waterkwaliteit.Deze waterkwaliteit verbetert langzaammaar zeker, maar toch laat deze op be-paalde vlakken nog te wensen over. Zowordt paling graag en veel gegeten doorotters, maar paling stapelt gifstoffen zoalsPCB’s op in zijn vetreserves. Wanneer dezedan in grote hoeveelheden opgenomenworden door de otters kunnen deze resul-teren in een verminderde vruchtbaarheid.Een verbetering van de zuivering en hetgebruik van gescheiden rioleringen zijnmaatregelen die niet alleen de otter, maarhet volledige riviersysteem ten goede zul-len komen.Otters hebben net zoals alle roofdiereneen groot leefgebied. Hierdoor kunnen zeniet altijd naar dezelfde locatie terugkerenom te rusten. Verspreid over hun territo-rium zijn er een aantal rustige locaties

nodig waar ze zich overdag kunnen ver-schuilen. Denk maar aan holtes in wortel-stelsels, maar ook dichte oevervegetatiezoals rietkragen, zeggeruigtes, braam-struwelen en moerasbossen. Deze moetengroot en ruig genoeg zijn om ook in de win-ter, wanneer de vegetatie grotendeels ver-dwenen is, voldoende dekking te bieden.Het ontbreken van deze dagrustplaatsenkan mee het toenemen van het aantal ot-ters in Vlaanderen afremmen. LangsVlaamse waterlopen zijn er een aantalrestgronden die deze functie kunnen uit-voeren. Als deze zouden ingericht wordentot ‘microreservaten’, zouden ze niet al-leen een rustplaats voor otters bieden,maar ook als stapstenen tussen groterenatuurgebieden kunnen dienen voor an-dere fauna en flora.

Verder lezen?

• Beekers, B., J. Bekhuis & D. Lammertsma.2012. Otters terug in rivierenland. Zoogdier 23(2): 17-19. • Kurstjens, G., B. Beekers; H. Jansman & J.Bekhuis. 2009. Terugkeer van de otter in hetrivierengebied, 1-62.http://www.ark.eu/ark/werk-in-uitvoering/missing-lynx/soorten/otters• Lammertsma, D.R., A.T. Kuiters, F.J.J. Nie-wold, H.A.H. Jansman, H.P. Koelewijn, M.I.Perez-Haro, M.C. Boerwinkel & J. Boven-schen. 2008. Het gaat goed met de otter. Zoog-dier 19 (2): 3-5.• Van Den Berge, K. en W. De Pauw. 2003.Otter, 349-356. In: Verkem, S., J. De Maese-neer, B. Vandendriessche, G. Verbeylen en S.Yskout. 2003. Zoogdieren in Vlaanderen. Eco-logie en verspreiding van 1987 tot 2002. Na-tuurpunt Studie en JNM-Zoogdierenwerkgroep, Mechelen en Gent, België.

De otter passeert de cameraval. Eerst de kop, dan het lichaam en de laatste opname toont alleen de staart.

Zoogdier 23-3 pagina 15

Figuur 1 Weergave van de camera inspanning en otter

waarneming in Broek de Naeyer. De x-as start op 1 fe-

bruari en stopt op 1 juli 2012.

Figuur 2 Weergave van de camera inspanning en de

otter waarnemingen in het Smeetshof. De x-as start

op 1 maart en stopt op 1 juli 2012.

Page 10: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Mark Elbroch is de Annemarie van Die-penbeek van Noord-Amerika. Hij schreefeen aantal lijvige boekwerken over hetzoeken en herkennen van sporen waaron-der het schitterende Mammal Tracks enSign. Een vier centimeter dik boek alleenover zoogdiersporen, dat is natuurlijk hetwalhalla. Minpuntje, het boek gaat nietover Nederland. De eerste reden voor dikte van het boek isnatuurlijk gelegen in het feit dat men inNoord-Amerika iets beter bedeeld is quazoogdieren. Ik hoef alleen de woordenveelvraat, poema, wolf te noemen en uheeft denk ik wel een beeld. Maar waarom

zou je zo’n gids van bijna zestig dollarkopen als je je alleen in Europa bezighoudtmet het kijken naar diersporen? Ter inspi-ratie!Het grootste deel van het boek bestaat na-tuurlijk uit foto’s, tekeningen en beschrij-vingen van diersporen, maar daardoorheen geweven schrijft hij over zijnavonturen als spoorzoeker. En juist dieverhalen zijn uitermate inspirerend. Overhoe hij uren besteedt aan het uitwerkenvan een spoor van een fisher (Martes pin-nanti) of hoe hij d.m.v. visualisatie probeert‘een vos te worden’. Zijn schrijfstijl doetme erg denken aan die van Robert Macfar-

laine in The Wild Places, in Nederland uit-gebracht onder de wat misleidende titel Delaatste wildernis. Daar stipt Elbroch wat mij betreft een vande belangrijkste, maar ook leukste dingenvan het spoorzoeken aan. Door je in televen in het gedrag van het dier, zie je hemgaan. Via deze techniek kun je op een ge-geven moment voorspellen welke loop hetspoor neemt. Visualisatie is voor de echteliefhebbers, nog mooier dan het zien vanhet beest zelf. Zo besprak ik onlangs metmijn spoorzoekmaatje Guido onze otterer-varingen op vakantie. Guido had in Schotland oog in oog ‘gele-

In deze zevende aflevering van de reeks Herkennen van diersporen gaat het over de kunst van het

spoorzoeken. Maar vooral ook over boeken en dus over inspiratie.

Tekst en foto’s Aaldrik Pot

The art of trackingEen duidelijk loopspoor door het hoge gras leidde uiteindelijk naar deze glurende jonge vos.

S P O R E N H E R K E N N E N : de kunst van het spoorzoeken

Zoogdier 23-3 pagina 16 Zoogdier 23-3 pagina 17

Prenten van een otter langs een rivier. Geen otter gezien,maar toch heb ik hem zien lopen.

Een situatieschets van een ‘mystery track’. In een foto isvaak niet goed de hele situatie te vangen.

Een foto van een deel van de ‘mystery track’. Zo’n foto zegthelaas erg weinig zonder uitgebreide beschrijving.

gen’ met een visetende otter. Ik verteldeover een otterspoor dat ik enige tijd konvolgen in het natte zand langs een getij-denrivier. Ik zag waar hij aan land was ge-gaan, waar hij had rondgesnuffeld, waarhij het water weer was ingegaan. Waar hijin het ondiepe water nog moest lopen enwaar hij begon met zwemmen. ‘Maar danben jij veel dichterbij geweest dan ik’, zeiGuido, een tikkeltje jaloers. Een heel ander handigheidje dat ik vanMark Elbroch heb afgekeken, is het uitte-kenen van een ‘mystery track’. Het gebeurtme geregeld dat een combinatie van spo-ren een prachtige ‘setting’ oplevert, maarhet me niet met zekerheid lukt om er hetjuiste dier bij te vinden. In figuur 1 heb ikbijvoorbeeld een situatie geschetst van eenduidelijke, meerderemalen gebruikte wisseldie van de ene dichtge-groeide sloot naar deandere loopt. Daar tus-senin ligt een gekana-liseerde beek. Er is eensoort speelplaats tezien, wat omgewoeldeaarde voor de in- c.q.uitgang richting desloot aan de westzijde.Hier liggen ook tweeafgeknapte elzentak-jes. In de sloten zelf is,na het wegduwen vanriet en brandnetels,niets te zien. Verdergeen uitwerpselen ofandere aanwijzingen.De foto’s die ik vandeze situatie maakte,bieden niet het juisteoverzicht. Enige jaren geledenzag ik op dezelfde plekeen bunzing-man eenkikkervoorraadje aanleggen en in mijnhoofd ontstond al snel het beeld van eenbunzingmoeder die met haar jongen vande ene naar de andere kant trekt. Maar datbeeld is net zo realistisch als het idee dathier elke dag een eland oversteekt. ‘Waarom is het geen eend met jongen?’,vraagt Guido. ‘Omdat een eend toch niet elke dag van deene kant naar de andere kant gaat.Waarom zou ze dat doen?’‘Muskusrat?’Dat is het meest waarschijnlijk, maar jekunt het niet met zekerheid zeggen.Daarom blijft het op papier voorlopig eenmystery-track.

Naast het boek van Elbroch zijn er natuur-lijk nog talloze andere boeken over dier-sporen. Voor Nederland is de meestcomplete gids de al vaak aangehaaldeVeldgids Diersporen van Annemarie vanDiepenbeek. Maar ook de al ‘duizend’ keerheruitgegeven Diersporengids van PrebenBang en Peter Dahlstrom is nog steedseen waardevol boek, vooral voor diegenendie graag op vakantie gaan naar de Alpenof Scandinavië. Het antiquarische Mam-mals of Britain. Their Track, Trails enSigns biedt nog weer enige aanvullendezaken zoals goede tekeningen van bottenen schedels van allerlei zoogdieren. Envoor de mensen die het Frans beheersenis er de dikke pil L’encyclopedie des tracesd’animaux d’Europe. Ik gebruik dit boek

zelf vaak als ‘tweedehulplijn’. Heb ik eenspoor waarover ik twij-fel, dan vergelijk ik debeschrijvingen of foto’smet de eerder ge-noemde gidsen. Somsbiedt dat ineens eenander aanknopings-punt. Een totaal anderboekje, maar waar ikgraag een lans voor wilbreken is Veldkijker vanMonica Wesseling. Ditis vooral een boek voor‘beginnende natuuridi-oten’ zoals ze het zelfnoemt. Het gaat vooralover het leren kijken inde natuur en dat ismisschien wel het al-lerbelangrijkste. Im-mers, als je niet goedkijkt, zie je nooit wat. Zonder al te zweverigof filosofisch te wor-

den, het zoeken en vinden van sporen heeftveel verdieping toegevoegd aan mijnstruintochten door de Nederlandse en bui-tenlandse natuur. Het vraagt enige offers,vooral het tempo van een wandeling gaatdrastisch naar beneden. Maar het is zo demoeite waard. Tot slot daarom een paarwoorden van Mark Elbroch die me uit hethart gegrepen zijn. ‘Prenten en sporenbrengen de omgeving tot leven. Hoeveelwilder voelt een canyon als je de prentenvindt en herkent van een poema of eenwolf.’ Ikzelf ben trouwens ook al gelukkigmet de sporen van een das of vos in eenNederlands bos…

Inspiratie en determinatie liggen dicht bij elkaar.

Spoorfotogevraagd

In de volgende en laatste afle-vering van de serie Sporen her-kennen bieden we de ruimteaan de lezers van Zoogdier.Heeft u een bijzonder spoor ge-fotografeerd, stuur uw foto danop naar de redactie van Zoog-dier: [email protected]. Vermeld inmaximaal 60 woorden waar defoto is gemaakt en van welkdier het spoor is (als u dat weetnatuurlijk). De mooiste enmeest bijzondere foto’s wordtgeplaatst in Zoogdier nummer4. Foto’s graag inzenden op eenformaat van minimaal 1500 x1000 pixels.

Page 11: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 18

Na eeuwen van zware bejaging, breidenvele populaties wilde dieren zich de laat-ste decennia weer uit over Europa. Vooralhoefdieren als edelhert en wild zwijnnemen snel toe, veelal zonder herintro-ducties. De meeste roofdieren hebben

meer moeite om nieuwe leefgebieden tevinden. De Iberische lynx is nog steeds be-dreigd en ook zijn familielid, de Europeselynx, breidt zich niet vlot uit. Daarnaastwordt van de populaties van de bruine beerin de bergen van de Pyreneeën, de Alpen

en de Dinaren niet verwacht dat deze opnatuurlijke wijze kunnen voortbestaan.

Uitbreiding wolven in EuropaHet roofdier dat wel op eigen kracht sterkuitbreidt is de wolf. Halverwege de twintig-

Het verschil tussen sprookjes en potentie

Wolven terug in Nederland?De wolf heeft zijn areaal in Europa de laatste decennia flink uitgebreid. Jarenlang werd er vanuit

ARK Natuurontwikkeling, FREE Nature en de Zoogdiervereniging aandacht gevraagd voor de

aanstaande natuurlijke terugkeer van de wolf. Afgelopen jaar was het dan wellicht zover: vrijwel

zeker is er een wolf gefotografeerd nabij Duiven. Dit zal geen losstaand incident blijven. Wolven

zullen vaker de Nederlandse grens oversteken. Uit nieuw onderzoek blijkt er in de Nederlandse

natuur én op ons platteland plek te zijn voor een populatie van minimaal 100 wolven!

Glenn Lelieveld

Wolf. Foto Roeland Vermeulen

ste eeuw waren de wolvenpopulaties te-ruggedrongen tot dunbevolkte en/of slechtbereikbare regio’s. Je kon wolven nog vin-den in de grensstreek van Spanje en Por-tugal, de Apennijnen in Italië en in deOostbloklanden. In de jaren ‘80 kregenwolven een wettelijke bescherming. Sinds-dien zijn de populaties zich gaan uitbrei-den. De Italiaanse wolven bereikten weerde Alpen en in 1992 werd de eerste wol-venroedel in Frankrijk gevonden. Aan heteinde van de laatste eeuw breidden wolvenuit het westen van Polen hun areaal uitover de Duitse grens.

Rol van wolven De populaties zijnsindsdien nog meer gegroeid, gesteunddoor een gezonde wildstand van reeën,wilde zwijnen en edelherten. Wolven heb-ben in veel gebieden in Europa een sterkevoorkeur voor jongen van grotere hoefdie-ren, verder bestaat het dieet voornamelijkuit reeën. Wel passen wolven zich aan aanwat veel voorhanden is en juist hierdoorremmen wolven de enorme fluctuaties inbijvoorbeeld de wildezwijnenpopulaties.Verder passen de hoefdieren hun gedragaan: zo vermijden ze door wolven be-woonde gebieden en reproduceren ze al-leen wanneer ze echt in topconditie zijn.Op deze manier waarborgen wolven eengezonde wildstand en vervullen ze een be-

langrijke regulerende rol in de natuur.

Wolf en mens Hoewel de wolf vooronze Nederlandse natuur een waardevolleaanvulling is, zijn veel mensen huiverigvoor een terugkeer van de wolf. Vaak wordtgevreesd voor ons welzijn of dat van de(landbouw)huisdieren. Wolven mijdenmensen en vee over het algemeen, maarhet komt voor dat een enkele opportunisti-sche wolf een schaap of geit pakt. Geluk-kig zijn hiervoor goede maatregelen tetreffen waardoor wij niet bang hoeven tezijn voor wolven.

Kenmerken van leefgebied vanwolven Hoewel wolven de bewoonde we-reld niet zo sterk mijden in vergelijking totander wild, stellen ze toch belangrijkeeisen aan hun omgeving. Verschillende on-derzoeken hebben ons een goed beeld ver-schaft waaraan de ideale leefomgevingmoet voldoen. Zo zijn onder andere land-gebruik, bevolkingsdichtheid, wegendicht-heid en de verspreiding van prooidierenvan belang. In hoge mate geldt dit voor decruciale rustlocaties, bijvoorbeeld voor re-productie of om overdag te schuilen. Ech-ter een territorium van zo’n 250 km²bestaat in regel slechts gedeeltelijk uit hetoptimale habitat, waarbij bovendien hetnog eens territorium variabel is over de

Modelstudie

Voor het berekenen van geschikte leefgebie-

den in Nederland is een modelstudie uitge-

voerd. Criteria voor geschikt leefgebied zijn in

dit onderzoek vergelijkbaar met Duitse wol-

venterritoria en omschreven als zijnde:

- maximaal 10 menselijke bewoners en

400 meter weg per vierkante kilometer,

- het dominerende landgebruik is niet

water of bebouwing, en

- prooidieren zijn aantoonbaar aanwezig.

Vervolgens zijn deze kleine en versnipperde

gebieden in een GIS-programma verbonden

door twee buffers van verschillende groottes.

Het conservatieve scenario kent een buffer

van één kilometer rondom de prime areas,

het andere scenario heeft een buffer van twee

kilometer. Ook voor de kilometerhokken in de

buffer geldt dat het dominerende landgebruik

niet water of bebouwing mocht zijn. De mini-

male territoriumgrootte in dit onderzoek be-

draagt 225 km2. Figuur 2 is een vereenvou-

digde bewerking van de kaarten die de twee

scenario’s opleverden.

Figuur 1 Route die de wolf kan volgen om Nederland te bereiken Figuur 2 Voor de wolf geschikte leefgebieden in Nederland

Zoogdier 23-3 pagina 19

Page 12: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 21

seizoenen en jaren heen.

Geschikt leefgebied? Figuur 2 laatzien dat er eigenlijk best veel geschiktleefgebied voor wolven te vinden is in Ne-derland. De kerngebieden liggen in de drienoordelijke provincies en op de Veluwe.Doordat het onderzoek zich beperkte totNederland en dus geschikt leefgebied netover de grens niet is meegenomen, zal hetwerkelijke aandeel potentieel leefgebiedmisschien nog wel hoger liggen. Denkhierbij bijvoorbeeld aan de Gelderse Poorten grensstreken in Limburg en Noord-Brabant. Het geschikte leefgebied beslaatvele duizenden vierkante kilometers, ge-noeg voor 20 tot zelfs meer dan 40 wol-venroedels. Aangezien wolvenroedels vaakbestaan uit 5 tot 8 wolven is het aanneme-lijk dat er uiteindelijk meer dan 100 wol-ven in Nederland voor kunnen komen.Naast deze roedels met een territorium,zullen er ook jongvolwassen wolven kris-kras door Nederland zwerven. Zij zijn min-der gebonden aan optimale leefgebieden,maar zullen geschikte gebieden wel zoveel mogelijk benutten.

Migratieroutes Voordat de wolf zich inNederland vestigt, moet hij hier eerst ziente komen. Hiervoor is gekeken via welkeroutes wolven uit de Franse en Duitse po-pulatiekernen naar Nederland kunnen mi-greren. Ook hierbij zijn landgebruik,

bevolkingsdichtheid en wegendichtheidbelangrijke criteria. Verspreiding vanprooidieren is minder belangrijk voor mi-grerende wolven. Dit komt doordat wolvenin één maaltijd zo veel kunnen eten dat zeeen paar dagen zonder eten kunnen. De‘kosten’ van elke route zijn berekend opbasis van bovengenoemde criteria en deafstand tussen de bronpopulaties en hetpotentiële leefgebied in Nederland. Figuur 1 laat zien dat de meest geschiktemigratieroutes veelal over onze oostgrenslopen. Dit is te verklaren doordat bijna ge-heel Vlaanderen en Zuid-Limburg dichtbe-volkt gebied is. Hoewel het Roergebied inDuitsland ook een barrière vormt, blijktdat de meest geschikte routes net buitendeze regio om lopen, zowel voor Franse alsvoor Duitse wolven. Dit blijkt ook uit di-verse waarnemingen van wolven in deFranse Vogezen, Wallonië en in het westenvan Duitsland, ook weergegeven in kaart 2.Verder lijkt voor de Duitse wolven ook denoordelijke route tussen Hannover en Bre-men een prima route. De recente vestigingvan een wolvenroedel bij Hamburg beves-tigt dit.

Hoe nu verder? Ze komen er aan, diewolven. Er zijn geschikte migratieroutesnaar, en leefgebieden ín Nederland. Watnu belangrijk is, is ons bezinnen over hoewe met deze terugkeer om zullen gaan.Nederland heeft samen met andere EU-

landen de wolf zijn beschermde status ge-geven. Dit geeft ons een zorgplicht die nietaltijd soepel samen loopt met landbouw-activiteiten en populatiebeheer van hoef-dieren. Het is juist daarom belangrijk omvan tevoren goede oplossingen te vinden.In andere landen is al uitgebreide ervaringopgedaan met bijvoorbeeld waakhondenen schrikdraadrasters. Vooralsnog wordteconomische schade aan de landbouwdoor wolven vergoed door de overheid viahet Faunafonds. Echter, aangezien voor-komen beter is dan genezen is het tehopen dat de overheid haar verantwoorde-lijkheid neemt en proactief optreedt.

Glenn Lelieveld heeft dit onderzoek uitge-voerd als onderdeel van zijn studie ‘Eco-logy’ aan de Vrije Universiteit vanAmsterdam. [email protected]

Verder lezen?

• Het onderzoeksrapport van Glenn is tedownloaden op www.wolveninnederland.nl.Hierin zijn ook alle bronnen terug te vinden.Daarnaast zijn op deze website meer informatieover de wolf en de contactgegevens van de Ne-derlandse wolvenexperts Roeland Vermeulen enLeo Linnartz te vinden.

Afghanistan associëren we tegenwoordigmet ellende: een eindeloze burgeroorlog,buitenlandse invasies, enge baardmannenin grotten. Dat is wel eens anders geweest.Toen ik wat jonger was, was het woord ‘Af-ghaan’ synoniem aan lange jassen vanwolharig schapenbont met gekleurde bor-duursels. Iedereen die zichzelf hip vond,liep in zo’n ding rond: het was de tijd vande wolharige hippie. Een andere betekenisvan ‘Afghaan’ is de windhond. Windhondenzijn vreemde, broodmagere en kortharigeschepsels, maar de Afghaan is als uitzon-dering zeer langharig. Met grote plukkenhaar die de ogen aan hetgezicht onttrekken en eenvacht als een treurwilg zijnhet opvallende verschijningen. Het is dewolharige windhond. Die jassen en diehonden duiden erop dat Afghanistan eengroot deel van het jaar een steenkoud landis. Dat zie je ook op de beelden op tv: debevolking loopt er in dikke wollen gewa-den, met wollen hoofddeksels en – demannen – met dikke en volle baarden. Hetis een wolharig volk.De geschiedenis leert ons dat het wolha-rige tot uitsterven gedoemd is. De mam-moet is weg, de wolharige neushoorn isweg, en die jassen vind je nergens meer.Wolharige windhonden zullen er nog wel

zijn, als rariteit op hondenshows; dat ze ernog zijn is een eer die ze delen met eenander wolharig dier: de muskusos.Muskusossen zijn eigenaardige dieren. Al-leen de naam al: muskusossen heten‘ossen’, maar het zijn helemaal geenossen, geen runderen. Het zijn schapen:muskusschapen. En ze zijn wolharig. Mus-kusossen behoorden samen met de mam-moet, de woolly rhino, rendieren,poolvossen, sabeltandtijgers en lemmin-gen tot de typische fauna van de mam-moetsteppe – het Mammuthus-CoelodontaFaunal Complex. Hun leefgebied om-

spande zo ongeveer het hele noordelijkhalfrond, van Ierland in het verre westen,via Europa, Siberië, Alaska en Canada totin Groenland in het verre oosten. Toen datecosysteem aan het eind van het Pleisto-ceen ineenstortte, en de mammoet, deneushoorn en een groot deel van de ver-dere santenkraam uitstierven, bleef eendeel van de fauna op miraculeuze wijzedoorleven. We hebben zodoende nog altijdpoolvossen, rendieren en lemmingen inEurazië. Maar geen muskusossen. Al-thans: dat wás zo. De muskusos is samenmet Mammoet & Co in heel Eurazië ver-

dwenen. Maar in Canada en Groenlandbleef een populatie in leven en dus is demuskusos nooit volledig uitgestorven. Zezijn in recente tijden geherintroduceerd endaardoor is er nu weer een bloeiende po-pulatie muskusossen in delen van Siberië.Het zijn prachtige beesten. Ruig, stoer, on-genaakbaar, met hun rosse vacht en devreemde naar beneden gebogen korte enbrede hoorns. Ovibos moschatus heten ze:Ovibos betekent letterlijk ‘schaapkoe’,waaruit blijkt dat de naamgever op hetgoede spoor zat (of niet kon kiezen?): het iseen schaap dat op een koe lijkt.

In Nederland en op de Noord-zeebodem worden regelmatigresten van muskusossen ge-

vonden. Ook van de midden-Pleistocenesoort Praeovibos priscus, een dier dat zeerwaarschijnlijk helemaal niet wolharig ge-weest zal zijn geweest, zoals de zuidelijkemammoet en de etruskische neushoorndat ook niet waren. Dat wolharige is meeriets van het late Pleistoceen (en het Holo-ceen voor wat betreft de muskusos). Weljammer dat er in de zeventiger jaren geenmuskusossen in Afghanistan leefden – hetzou nog mooiere jassen hebben opgele-verd.

Jelle Reumer

Wolharig (2)

Verdwenen zoogdieren

Welke zoogdieren kwamen in vroeger tijden in Nederland en/of Vlaanderen voor, maar

verdwenen uit de lage landen? Jelle Reumer, directeur van het Natuurhistorisch Museum

Rotterdam, blikt in deze rubriek terug. Wolharige zoogdieren passeren in de komende

nummers de revue.

Muskusos

‘Het wolharige is tot uitsterven gedoemd’

Zoogdier 23-3 pagina 20

Dodelijk ongeval

In een Zweedse dierentuin is afgelopen juni een wolvenverzorgster

doodgebeten. Tragisch, maar niet geheel verbazingwekkend. Ver-

zorgsters namen bezoekers mee de hokken in, om ongegronde ang-

sten voor de fel bediscussieerde dieren weg te nemen. Ze hebben het

tegenovergestelde bereikt, terwijl mensen inderdaad niets te vrezen

hebben van wolven. In het wild, althans. Ga je met wilde dieren knuf-

felen, dan neem je hun natuurlijke schuwheid voor mensen weg. En

dat is gevaarlijk: de recente Westerse geschiedenis vermeldt enkel

aanvallen van half-gedomesticeerde wolven. Hopelijk realiseren Ne-

derlanders zich dit voordat de wolf ook hier terugkeert, in onze keu-

rig binnen hekken aangelegde ‘natuur’. Voordat we massaal op jacht

gaan, om van zo dichtbij mogelijk foto’s te schieten. Weg schuwheid.

Ach, misschien is het enthousiasme al over zodra de eerste foto’s van

bloederige slachtpartijen verschijnen. Want die hekken vormen voor

de wolf geen barrière, maar voor het vluchtend vee en wild wel. Het

moge duidelijk zijn: Nederland behoeft de nodige aanpassingen, wil

de wolf het hier tot een succes kunnen maken.

Lotte Krijnen reisde voor haar afstudeeronderzoek (master Environ-

mental Anthropology, Universiteit Leiden) drie maanden door Zweden

om daar de menselijke reactie op de terugkeer van de wolf onder de

loep te nemen.

Page 13: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Geiten vallen voor wolvenNu de grote roofdieren stilaan onze Euro-pese contreien herbevolken, is een goedebeveiliging van schaapskudden noodzake-lijk geworden. Daarvoor kunnen speciale

hondenrassen worden ingezet (1), maarook andere huisdierrassen zijn hiervoorgeschikt (2). Vooral ezels maar ook lama’sblijken goede waakdieren te zijn (3). Zealarmeren niet alleen de kudde maar gaanook in de verdediging. De veruit meest ori-ginele beschermingsmethode staat even-wel op naam van de myotonische geiten (4,5). Myotonie is een erfelijke spierziekte dieook bij honden, katten en pony’s voorkomt(6). Ze zorgt voor een ongecontroleerdespierspanning die zich manifesteert wan-neer de dieren schrikken of zich opwinden(7). De kostprijs van deze geiten ligt be-hoorlijk lager dan die van een schaap.Daarom worden enkele van deze geitenaan de schaapskudde toegevoegd. Eenkudde die door een wolf, beer of lynx wordtaangevallen, wordt opgeschrikt waarna dekudde het op een lopen zet. De myotoni-sche geiten reageren op de paniekaanvaldoor om te vallen. De rover kiest voor degemakkelijkste prooi: de stokstijve geit. Ditgeeft de schapen de tijd om te ontsnappen.Voor de herder weegt het verlies van eengeit niet op tegen het verlies van eenschaap.� www.canids.org/occasionalpapers/livestockguardingdog.pdf � www.probioticsmart.com/blog/who-

can-protect-the-flock� http://www1.agric.gov.ab.ca/$depart-ment/deptdocs.nsf/all/agdex9396!Open-Document&Click= � www.youtube.com/watch?v=we9_CdNPuJg� http://video.nationalgeographic.com/video/animals/mammals-animals/cattle-sheep-and-goats/goat_fainting/� www.youtube.com/watch?v=9CC_9aFuEkA&feature=player_embedded#!� http://science.howstuffworks.com/envi-ronmental/life/zoology/mammals/fainting-goat2.htm

ZeezoogdierennieuwsZeezoogdieren zien is niet langer aan deuitverkorenen voorbehouden, maar be-hoort nu tot (bijna) iedereens mogelijkhe-den. Je hoeft enkel te weten waar en bijwie je voor een walvistrip terechtkan. Zee-zoogdieren kan je ook bij ons te zien krij-gen en bijwijlen zelfs vanaf de wal. Wil jeop de hoogte blijven van de soorten diezich dag aan dag voor onze kust aanbiedendan kan je in België terecht bij Natuurpunt

Antwerpen-Noord (1) en in Nederland bijde stichting Rugvin (2). Op beide websitesvind je ook nieuwtjes van wat er zoal ge-beurt op het vlak van bescherming en on-derzoek.� www.zeezoogdieren.org/ � http://rugvin.nl/

Niets is veilig voor de vosHet is toch godgeklaagd met al die vossen.Ze roven tegenwoordig niet alleen de kip-pen en konijnen uit onze tuin maar gaan ernu ook met de ballen van onze petanque -“jeu de boules” voor de Nederlanders -vandoor.www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=YB3Rlzrjuns

Vleermuizen luistervinken parende vliegenSeks kan gevaarlijk zijn. Tijdens het parenstellen zowel mens als dier zich kwetsbaarop. Doordat we ons op de geneugten deslevens concentreren, verslapt onze aan-dacht en kunnen de buren meegenieten.Met vliegen is het niet anders. Duitse on-derzoekers vroegen zich af waarom fran-jestaarten opvallend veel vliegen eten enhoe ze het klaarspelen die in de duisternisop te sporen. ’s Nachts houden veel vlie-gen zich nochtans stil op vegetatie, murenof plafonds. Ze zijn dan moeilijk door vleer-muizen op te sporen; ook niet met hun ver-fijnde echolocatie. De echo die de kleinevliegen weerkaatsen is te zwak om alsprooi te worden gedetecteerd; zeker wan-neer ze zich op een vaste ondergrond be-vinden. Zelfs wanneer ze zich bewegen,worden ze zelden door de vleermuizen ont-dekt. De situatie verandert echter wanneerde vliegen aan het paren gaan - een vanhun favoriete bezigheden trouwens. Zeworden evenwel niet ontdekt door het feitdat twee wippende vliegen een sterkereweerkaatsing of beweging veroorzaken. Zeverraden zich doordat het mannetje tijdensde paring met zijn vleugels een reeks klik-jes maakt. Deze worden door de franje-staarten gehoord en leveren hen vaak eendubbele maaltijd op.www.cell.com/current-biology/abstract/S0960-9822(12)00706-3

HyperKORT Dirk Criel bespreekt op eigen wijze onderwerpen over zoogdieren.

Zoogdier 23-3 pagina 22

Kleine windturbines halverenvleermuispopulatiesWe weten ondertussen dat milieuvriende-lijke energie zijn tol vraagt. Er liepen enlopen nog steeds tal van onderzoeken diede effecten van windturbines op vleermui-zen en vogels meten en naar gepaste op-lossingen zoeken. Uit één van de velestudies komt naar voor dat kleine windtur-bines voor huis-, tuin en keukengebruikwel eens het slachtofferaantal zou kunnenopdrijven en veel jachtgebieden ongeschiktmaakt. Brits onderzoek op een twintigtallocaties toonde meer dan een halveringvan de vleermuisactiviteit op plaatsen metkleine windturbines. Vogels daarentegenwerden minder getroffen. De studie be-veelt aan dat kleine windturbines op min-stens 20 meter afstand van mogelijkevleermuizenhabitats blijven.www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0041177

Walvisreservaten bezoeken opGoogle Earth

Natuurreservaten zijn er niet alleen voorlandzoogdieren maar evenzeer voor zee-zoogdieren. Het programma Google Earthhelpt een handje om deze bijzondere plek-ken te situeren en er virtueel op verken-ning te gaan. Daarvoor ontwikkelde deWhale and Dolphin Conservation Society(WDCS) een kaartlaag die je op hun sitekan ophalen en vervolgens in het pro-gramma inladen. De kaart bevat 12 zeere-servaten. Van elk reservaat gevenpop-up-kaarten een beknopte beschrijvingvan het gebied en zijn walvis- en dolfijn-soorten, samen met enkele foto’s en - inenkele gevallen - videoclips.www.wdcs.org/protect/critical_habitat/google_tour.php

Doden tellenTja, het zijn moderne tijden. We kunnendan ook in Zoogdier niet voorbij aan demoderne applicaties die ons onderzoe-

kersleventje vergemakkelijken. Het is aleen tijdje mogelijk om via Waarnemin-

gen.be (1) en Waarneming.nl (2) verkeers-lachtoffers te registreren en bij te houden.Dit kan tegenwoordig ook met een mobieltoestel aan de hand van een speciale mo-dule (zie > Handleiding). Maar ook elderswordt aan de doden gedacht. Onafhanke-lijk van elkaar ontwikkelden de CaliforniaState University de ‘Splatter Spotter-app’voor de iPhone (3) en Australiër JosephHenry de ‘Road-kill Recorder-app’ voorAndroid (4). Hiermee kunnen op het mo-bieltje alle gegevens over verkeerslachtof-fers worden verzameld. De gegevens zijnexporteerbaar en daardoor ook bruikbaarin andere digitale toepassingen.� http://waarnemingen.be/wn_vs.php� http://waarneming.nl/vs_lijst_species.php� http://roadkill.csuci.edu/� https://play.google.com/store/apps/details?id=gcotf.RKP

Het zijn de Europeanen geweestAl meermaals werd in Zoogdier berichtover de massale sterfte onder vleermuizenin winterverblijfplaatsen in het noordoos-ten van de Verenigde Staten. Als mogelijkeoorzaak van deze sterfte wordt het ‘WhiteNose Syndrome’ genoemd. Dit is eenschimmelinfectie waarbij rond de neusevenals op de oren, armen en vlieghuideen witte schimmel groeit. Ook bij ons zijninfectiegevallen bekend, al blijkt de ziektehier niet te woekeren. Doordat massalesterfte in Europa uitblijft, wordt vermoeddat de ziekte vanuit Europa werd ingevoerd- waarschijnlijk door (natuur)toeristen. ’tMoet weer lukken dat wij het geweest zijn.

Smartphone wordt batdetectorMet een goede batdetector raak je als ge-oefend vleermuisonderzoeker al een heel

eind, maar veel vleermuissoorten kunnenhiermee niet worden gedetermineerd. Vooreen precieze(re) soortbepaling is een ge-luidsopname en -analyse noodzakelijk. Ditvergt gespecialiseerde apparatuur. Maarook dan blijft ervaring een noodzaak. Metdeze wetenschap voor ogen hebben TheZoological Society of London en de BatConservation Trust gezocht naar een sys-teem om geluidsdeterminatie te verge-makkelijken (1). Een app voor Android- eniPhone-toestellen (2,3) maakt het mogelijkde echogeluiden van voorbijvliegendevleermuizen op te nemen en te verzendennaar het Indicator Bats Program (4). Daarwordt het vergeleken met een reeks ge-luidsopnames van vleermuizen die in eendatabank zijn opgeslagen en wordt eenmogelijke soort voorgesteld. Momenteel isnog de aansluiting van een ultrasoonmi-crofoon noodzakelijk (5) maar er wordt ge-werkt aan een oplossing die een opnamemet een mobiele telefoon mogelijk maakt.Je kan de evolutie van het programma vol-gen via Facebook (6) en Twitter (7).� www.ibats.org.uk� https://play.google.com/store/apps/details?id=com.bats.app&hl=nl � http://itunes.apple.com/be/app/ibats/id426795283?mt=8� https://sites.google.com/site/ibatsre-sources/getting-started

� www.nhbs.com/smartphone_audio_cable_iphone_ipod_ipad_android_for_tefno_182148.html� www.facebook.com/iBatsProgram � http://twitter.com/iBatsProgram www.pnas.org/content/early/2012/04/03/1200374109.abstract

Zoogdier 23-3 pagina 23

Page 14: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 24

lang, ruwweg van oktober tot half mei. Tij-dens deze periode is de soort zeer kwets-baar voor verstoring.In de jaren ’30 - ’50 van de vorige eeuwwas de ingekorven vleermuis, samen metde kleine hoefijzerneus, de algemeenstesoort in de Vlaamse, Waalse en Neder-landse mergelgroeves in de omgeving vanMaastricht. In deze periode waren er ookzomerwaarnemingen op diverse locatiesin de Antwerpse en Limburgse Kempen.Vanaf de jaren ’60 nam de populatie echtersterk af, vermoedelijk door een combina-tie van verstoring, pesticidengebruik enhabitatverlies. Ook in andere Europese re-gio’s was een sterke achteruitgang waarte nemen, waardoor de soort op de Euro-pese Habitatrichtlijn belandde en onder-tussen (op papier) streng beschermdwerd.

Meer dieren geteld in de winterOp enkele dieren na, overwintert de inge-korven vleermuis in Vlaanderen alleen inde forten rond Antwerpen en in de Lim-burgse mergelgroeves. De afgelopen tweedecennia wordt de soort daar steeds meeraangetroffen. Sinds 1990 nam het aantalwaargenomen dieren met een factor tientoe! In de Antwerpse forten werden in 2011ongeveer 400 ingekorven vleermuizen ge-teld, terwijl er in de Vlaamse mergelgroe-ves 250 dieren werden geteld. Boers(2012) benadrukt in zijn overzichtsartikeldat het hier gaat om het aantal geteldedieren en dat deze toename mogelijk kanverklaard worden door een aanzuigendewerking van genomen beschermings-maatregelen.

Verdwijnen van zomerkoloniesIn tegenstelling tot de wintersituatie waser tot voor kort weinig aandacht voor de si-tuatie in de zomer. In de Vlaamse zoogdie-renatlas uit 2003 worden 10 koloniesvermeld. Later bleek dat 2 kolonies baard-vleermuizen foutief als ingekorven warengedetermineerd (de kolonies van Hingeneen Ieper).Sinds 2010 worden de zomerkolonies ge-volgd door middel van een zoldertellingdie gelijktijdig plaatsvindt met Waals, Ne-derlands en Duits vleermuisonderzoek(zie kader). Tijdens zolderbezoeken tussen 2010 en2011 bleek dat op slechts 4 van de 8 be-kende kolonieplaatsen de soort nog aan-wezig was. Op de oude kolonieplaatsen inhet westelijke deel van Vlaanderen (dekerkzolders van Loppem, Leeuwergem enSint-Maria Lierde) werd de soort niet meer

aangetroffen. De laatste waarnemingen enbezoeken op deze zolders dateren vanrond de eeuwwisseling. Hoewel het moge-lijk is dat kolonies verhuizen, leverde in-tensief onderzoek in 15 veestallen in deVlaamse Ardennen (nabij Leeuwergem enSint-Maria Lierde) geen waarnemingen opvan jagende ingekorven vleermuizen. In regio’s waar nog wel ingekorven vleer-muizen worden aangetroffen, zoals in deVoerstreek, worden slechts mechanischevliegenverdelgers gebruikt (plakstrips).Tijdens het onderzoek in de Vlaamse Ar-dennen bij de twee verdwenen kolonies,bleek dat er opvallend vaak pesticiden opbasis van azamethipos werden gebruiktom vliegen te verdelgen. Uit onder meereen Deense studie blijkt dat een groot deelvan de populatie mestvliegen resistent kanworden tegen deze stof, waardoor de aan-wezige vliegen in de stal vol pesticidenzouden kunnen zitten. Vleermuizen zijn alslanglevende zoogdieren zeer gevoelig voorpesticiden. Hoewel meer onderzoek nodigis, is het mogelijk dat veestallen in ditwestelijk Vlaanderen door intensief pesti-cidengebruik als een ‘ecologische val’ fun-geren.

Een voorbeeld van kwetsbaar-heid De kolonie van Moelingen (Voeren)was in 1999 één van de grootste koloniesin Vlaanderen. Toen werden hier voor hetlaatst 106 uitvliegende ingekorven vleer-muizen geteld. In 2010 bleken er tot onzeverwondering geen vleermuizen aanwezigte zijn tijdens de simultaantelling. De kos-ter vertelde dat de kerk sinds 2007 verlichtwordt. De ingekorven vleermuis is netzoals andere vleermuissoorten erg licht-schuw. Door de uitgebreide verlichtingwas de kerk mogelijk niet langer geschiktals verblijfplaats. Daarop werd beslotenom in de koeienstal tegenover de kerk tevangen. Al vroeg op de avond werden ver-schillende vrouwtjes ingekorven vleermui-zen gevangen, en een gezenderd dier konteruggevolgd worden tot een nieuwe kolo-nie op een hooizolder in Berneau, eendorpje net over de taalgrens bij Moelingen.In deze kolonie werden 279 dieren geteld.Bij navraag bij de Waalse vleermuizen-werkgroep Plecotus bleek dat er in ditdorp een kolonie bekend was op de kas-teelhoeve van Berneau tot 2000, waarnadeze verdween.De eigenaar van de nieuw gevonden kolo-nie gaf vanaf het begin te kennen dat hijniet gelukkig was met de aanwezigheidvan zo’n grote groep vleermuizen. Hulp omde situatie te verbeteren werd meermaals

De ingekorven vleermuis is een zuidelijkesoort die in Vlaanderen en het zuiden vanNederland de noordgrens van haar Euro-pese verspreidingsgebied bereikt. Devrouwtjes vormen in de zomer kraamkolo-nies van 10 tot enkele honderden dieren.Deze kraamkolonies bewonen warme zol-ders van kerken, kloosters en schuren.Mannetjes leven solitair en zijn minder

kieskeurig in de keuze voor een verblijf-plaats. Door zijn brede vleugels en aange-paste sonar kan de ingekorven vleermuisprooien van een oppervlak (bijvoorbeeldbladeren of een plafond) plukken, het zo-genaamde: ‘gleanen’. In het noorden vanhaar verspreidingsgebied heeft de soortzich gespecialiseerd in het jagen in vee-stallen, waar vanaf half juni grote hoeveel-

heden mestvliegen makkelijk van de stal-muren en -plafonds worden geplukt. Ver-der wordt er gejaagd in structuurrijkebossen, waar spinnen de voornaamsteprooien zijn.In de winter zoekt de ingekorven vleermuisgrote objecten op en heeft ze een voorkeurvoor plekjes met een warm en zeer stabielmicroklimaat. De winterslaap duurt vrij

Meer in de winter, minder in de zomer

De ingekorven vleermuis in Vlaanderen

Tijdens Vlaamse wintertellingen worden elk jaar meer ingekorven vleermuizen geteld. In de

zomer lijkt de soort echter sterk achteruit te gaan: de kraamkolonies in het westen van Vlaan-

deren zijn verdwenen en andere kolonies staan sterk onder druk. Wat is er aan de hand met de

ingekorven vleermuis?

Daan Dekeukeleire en René Janssen

Overwinterend dier in een mergelgroeve. Foto René Janssen

Ingekorven vleermuis

simultaan geteld in Vlaanderen,

Wallonië en Nederland

Vleermuizen trekken zich niets aan van lands-grenzen: Nederlandse dieren die wonen in Echtin Limburg, jagen in Duitse bossen, en dierenuit Wallonië jagen weer in Nederlands Lim-burg. En het is aannemelijk dat dieren uit alledrie de landen samen zwermen en overwinte-ren in de mergelgroeven in Nederland en Bel-gië. Er moet dus over de grens heen wordengekeken om goed de vinger aan de pols te hou-den. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dezezomer voor het derde jaar de kraamkolonies inBelgië en Nederland op hetzelfde moment wor-den geteld. En vanaf dit jaar doet ook de NABUvan het aangrenzende Nordrhein-Westfalenmee.Door deze systematische simultaantelling kun-nen we nu niet alleen spreken over nationaleveranderingen in aantallen, maar ook interna-tionale. Op dit moment wordt door de vleermuizen-werkgroep van Natuurpunt, de Waalse werk-groep Plecotus en de Zoogdiervereniginggewerkt om niet alleen de zomertellingen vande ingekorven vleermuis, maar ook de winter-tellingen van alle soorten samen te brengen,voor een nog beter Euregionaal beeld van detoestand van de ingekorven vleermuis.

De kolonie op de kerk van Moelingen is tussen 1999 en 2010verdwenen, vermoedelijk door de sterke verlichting.

Veestallen vormen een belangrijk jachtgebied voor de ingekorven vleermuis.

Zoogdier 23-3 pagina 25

Page 15: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 27

afgewimpeld. In juli 2011 werd de koloniedoor de eigenaar op het slechts mogelijkemoment verjaagd: met nog niet vlieg-vlugge jongen. De eigenaar plaatste eenfelle lamp op de zolder, de openingen insommige balken werden gevuld met kran-tenpapier en een radio werd luid aange-zet. Hoewel de eigenaar volhield dat ergeen dieren gedood werden, bleek de foe-

rageeractiviteit in stallen in de omgeving- waar een maand voordien nog volop ge-foerageerd werd - opvallend gedaald tezijn. Een kleiner aantal van 52 dieren werd te-ruggevonden op een hooizolder in Eijsden(Nederland). Op deze zolder kon aan dehand van uitwerpselen worden vastgestelddat deze kolonie hier in ieder geval voor-gaand jaar ook aanwezig was.

OMGEKEERDE WERELD! Ook inandere regio’s wordt een groot verschil

waargenomen tussen de zomer- en dewinterpopulatie. In Frankrijk, Wallonië enZuid-Duitsland worden slechts zeer kleineaantallen geteld tijdens de wintertellin-gen, terwijl er wel grote kraamkoloniesaanwezig zijn. Omgekeerd worden inVlaanderen en Nederland juist meer die-ren in de winter dan in de zomer geteld.Er zijn diverse verklaringen mogelijk voor

deze constatering. In veel winterverblijf-plaatsen worden beschermingsmaatrege-len genomen zoals het verkleinen vaninvliegopeningen. Hierdoor wordt een zeerwarm en stabiel microklimaat gecreëerd,wat positief is voor de ingekorven vleer-muis, maar negatief uitpakt voor meerkoudeminnende soorten als de meer-vleermuis. Mogelijk hebben deze inrich-tingsmaatregelen een aanzuigend effectop dieren die anders overwinterden in totdusver onbekende verblijfplaatsen. Daarnaast is het ook mogelijk dat de

Vlaamse regio door verschillende(deel)populaties gebruikt wordt in winteren zomer. Uit oude ringgegevens blijkt datde ingekorven vleermuis grote afstandenkan overbruggen. Zo werd een ingekorvenvleermuis die was geringd in een groevebij Maastricht, de volgende winter terug-gevonden in een Antwerps fort, in vogel-vlucht meer dan 90 km verder. Tussenzomer- en winterverblijfplaatsen zijn spo-radisch zelfs afstanden van meer dan 100km vastgesteld. De grote aantallen over-winterende exemplaren in de mergelgroe-ves van Vlaams- en Nederlands-Limburgkunnen dus deels afkomstig zijn van dekraamkolonies uit Nederlands Limburg enuit het Pays d’Herve (Wallonië). De trendvan de winterpopulatie in Vlaanderen zegtdaarom niet direct iets over de trend vande zomerpopulatie.

Conclusie Bij de ingekorven vleermuisis er een grote tegenstelling in trends tus-sen de zomer- en de wintersituatie. Meergetelde vleermuizen in de winter betekentdus niet noodzakelijk dat het beter gaatmet de soort. In Vlaanderen ligt momen-teel de focus vooral bij onderzoek en be-scherming tijdens de winter. Voor eenduurzame instandhouding van de popula-tie dient de zomersituatie van kolonie-plaatsen en jachtgebieden echter niet uithet oog verloren te worden.Gelet op de kwetsbaarheid van kolonies(zie Berneau) verdient het sterk de aanbe-veling om te zoeken naar nog onbekendekolonies om deze beter te kunnen be-schermen. Ook het aanbieden van eenkleine subsidie kan een grote stimulanszijn voor kolonie-eigenaren om ‘hun kolo-nie’ te beschermen.

Dit jaar vond het jaarlijkse buitenlandsezoogdierenkamp van de Veldwerkgroepplaats in het onbekende maar zeer fraaieen groene berggebied Sierra do Courel inhet noordwesten van Spanje. Het is eengebied van 193 km² ( provincie Lugo in Ga-licië) met een aantal kleine dorpjes, waarje nog eeuwenoude traditionele vormenvan wonen en werken tegenkomt. Dezedorpjes zijn grotendeels al en wordensteeds meer verlaten (huidige totale be-volking ± 1600), waardoor veel potentiëleverblijfplaatsen voor vleermuizen ont-staan. De dichte bossen worden afgewis-seld met kleinschalige graslandjes,watervallen, stenen molens en eeuwen-oude kastanjes. Er zijn kanalen gegravenin de heuvels, die gevoed worden door na-tuurlijke bronnen met daarnaast prach-tige groene weiden op de flanken van deheuvels. De bergen bereiken een maxi-male hoogte van 1654 m met de Pico For-migueiros en de dalen worden doorsnedendoor diverse beken die uiteindelijk uit-monden in de Rio Sil. Dankzij de hoogteverschillen, de diversi-teit in bodemgesteldheid en het klimaatbevat Sierra do Courel bijvoorbeeld maarliefst 40% (ongeveer 800 soorten) van deflora van Galicië.

Ons kamp werd bezocht door mensen vanvier nationaliteiten, waaronder ook enigeSpaanse en Portugese onderzoekers.Het onderzoek aan zoogdieren concen-treerde zich vooral op de oostelijke helftvan het gebied, omdat hiervan nog nau-welijks gegevens voorhanden waren. Vrij-wel alle middelen werden ingezet om zoveel mogelijk informatie te verzamelenover het voorkomen van zoogdieren.Eén van de belangrijkste doelen in dit ge-bied was het vaststellen van aanwezigheidvan de Pyrenese desman in de verschil-lende beeksystemen in dit gebied. Dooreen (kunstmatig) wisselend waterniveau ishet vrijwel niet mogelijk om de aanwezig-heid van deze soort op basis van keutelsvast te stellen omdat deze door de wisse-lende waterstand vaak wegspoelen. Viaeen uitgekiend vangsysteem met fuiknet-ten, waarmee tijdens eerdere zomerkam-pen al succesvol ervaring werd opgedaan,werd een aantal netten uitgezet. Dit leiddeal snel tot de eerste vangst in het holstvan de nacht. Er volgden nog drie anderevangsten gedurende het kamp. Omdatdeze dieren snel dood gingen en omdat dehoofdvraag inmiddels was beantwoord isbesloten eerder te stoppen met dezevangmethode.

Een andere belangrijke activiteit bestonduit het plaatsen van mistnetten op zo veelmogelijk verschillende biotopen om vleer-muizen te vangen. Meestal worden daarkleine watergangen of ander oppervlakte-water voor benut omdat daar veel vleer-muizen komen drinken of foerageren.Deze inventarisatiemethode leverde uit-eindelijk elf soorten vleermuizen op. Demeest bijzondere vangst betrof een Myo-tis spa, een soort die nog niet in de boek-jes is terug te vinden en waarvan hetvoorkomen nog niet eerder was vastge-steld in ons onderzoeksgebied. Anderebijzondere vangsten hadden betrekking openkele Iberische franjestaarten (Myotisescalerai), mopsvleermuizen, bosvleer-muizen en grijze grootoorvleermuizen.Het doorzoeken van een groot aantal leeg-staande huizen in de dorpjes leverde ver-blijfplaatsen op van vooral de kleinehoefijzerneus en meer incidenteel ook in-gekorven vleermuis, gewone grootoorv-leermuis en dwergvleermuis. In ons eigenkamponderkomen bleek een kolonie ge-wone dwergvleermuizen te huizen, waar52 uitvliegende dieren werden geteld.Er werden zowel overdag als in de nachtmooie observaties gedaan van boommar-ter, wezel, vos, das, wild zwijn en relmuis.

Zoogdierkamp Sierra do CourelKees Mostert

Het landschap van de Sierra do Courel. Foto Kees Mostert

Verder lezen?

• Een uitgebreide literatuurlijst is op te vra-gen bij de [email protected] of [email protected]

Kraamkolonies van ingekorven vleermuis zijn te vinden op warme zolders in kerken, kloosters en schuren,waar ze vrij hangen aan het plafond. Foto René Janssen

Tabel 1 Overzicht van de getelde aantallen Ingekorven vleermuizen tijdens de simultaantelling in de gekende kolonies

Jaar Lovenjoel Houwaert Postel Sint-Pieters Voeren Berneau

2010 96 13 150 153 275

2011 122 15 235 106 0

2012 164 23 ± 250 123 0

Zoogdieronderzoek in een Natura 2000-gebied

Zoogdier 23-3 pagina 26

Page 16: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Zoogdier 23-3 pagina 29

Door middel van knaagsporen en keutelskon ook de aanwezigheid van otter en ge-netkat worden vastgesteld.Een van de hoogtepunten tijdens het kampwas de aanwezigheid van ca. 10 wolven inde onmiddellijke omgeving van ons onder-komen in Seara. Er werden vrijwel directeen aantal zeer harige keutels gevondenop kleine paadjes op hooguit een kilome-ter ten westen van het dorp.Aanvankelijk werden deze aan hondentoegeschreven. Halverwege het kampwerden echter in de avondschemeringherhaaldelijk roepende en huilende wol-ven gehoord. Deze waren zelfs hoorbaarvanuit ons onderkomen. Op een van delaatste avonden werden op korte afstandtwee jonge wolven gezien in de bergen,waarna nog een paar zichtwaarnemingenvolgden. Het is opwindend en inspirerendom te ervaren dat er dicht bij menselijkebewoning wolven kunnen voorkomen. Eenvan ons liet zich tijdens een nachtelijkezwerftocht nog in een antennemast jagendoor een wat al te dicht naderende groepwolven.Het onderzoek met inloopvallen voorkleine zoogdieren leverde aanvankelijk ergweinig vangsten op terwijl er veel mooieen gevarieerde biotopen in de omgevingvan onze kampplaats te vinden waren. Ookde boomvallen leverden bij wijze van uit-zondering geen vangsten op. Dit is een fe-nomeen waar we al vaker tegenaan zijngelopen in het zuidelijke deel van Europa.

Zes soorten kleine zoogdieren werden eruiteindelijk gevangen. Tot de meer bijzon-dere gevangen soorten horen de Iberischebosspitsmuis, de sneeuwmuis en de ei-kelmuis. Laatstgenoemde twee soortenwerden gevangen in rotsformaties die viade doorgaande weg verrassend eenvoudigbereikbaar waren. De vangsten van grotebosmuis en aardmuis waren aardig omdatdeze zich aan de rand van hun versprei-dingsareaal bevinden. In de vele leegstaande huizen in de verla-ten dorpjes werden op twee plaatsen eenfors aantal braakballen van de kerkuil ver-zameld. Braakbalonderzoek is altijd bij-zonder nuttig als het gaat ominventarisaties op zoogdierengebied. Erwerden schedelresten van 11 soortenkleine zoogdieren aangetroffen waarvanhet voorkomen van zes soorten op geenenkele andere manier kon worden aange-toond.Op tal van plaatsen werden cameravallenuitgezet. Het is altijd weer buitengewoonspannend om te zien welke dieren op on-mogelijke tijdstippen de cameravallenpasseren. Er werden duidelijke opnamesgemaakt van boommarter, ree, wild zwijnen wolf.Halverwege het kamp maakten we een ge-zamenlijke uitstap naar een berggebiedten noordwesten van ons onderzoeksge-bied. Hier was de omgeving wat meeropen en grotendeels begroeid met brem.Dit is het leefgebied van een zeldzame en-

demische Castroviejoi’s haas of Bremhaasdie zeer plaatselijk in enkele berggebie-den in noordwest-Spanje voorkomt. Zoalsons al was meegeven bleek het niet een-voudig het dier te vinden in het uitge-strekte berggebied. Pas nadat de nachtwas ingevallen kwamen enkele hazen te-voorschijn in het licht van de auto’s en zaklantaarns. Ze lieten zich daarbij ver-rassend goed benaderen en bekijken. Dehazen blijken vooral in de nachtelijke urenactief te zijn. Al met al werden met alle verschillendeinventarisatiemethoden meer dan 43soorten zoogdieren vastgesteld en eengrote hoeveelheid waarnemingen verza-meld in het Natura 2000-gebied Sierra doCourel. Gegevens waarmee de Spanjaar-den zeer tevreden zijn en die voorzien ineen grote behoefte om de natuurbescher-ming handen en voeten te geven. Naast zoogdieren werden ook waarnemin-gen bijgehouden van vogels, amfibieën,reptielen en een paar insektengroepen. Inhet gebied bleken vooral voor dagvlindersbijzonder rijk vertegenwoordigd. Er wer-den ook waarnemingen van enkele ende-mische soorten verzameld, zoals van deGallicische adder.

Op 10 juli jl. overleed op 84-jarige leeftijdprof. dr J.L. van Haaften. Dat gebeurde tij-dens een vakantie in het door hem zo ge-liefde voormalige Joegoslavië waar hij, inSlovenië, een tweede huis bezat. In dejaren ’60 en in de jaren ’70 en ’80 was Janvan Haaften jarenlangbestuurslid van de Ver-eniging voor Zoogdier-kunde en Zoogdierbe-scherming (VZZ, de hui-dige Zoogdiervereni-ging); in de periode1979-1986 was hij voor-zitter. De leden van de VZZwaren toen ter tijdvooral afkomstig uit dewereld van de weten-schap en het natuurbe-heer – de inbreng vanuitde dierentuinwereld endoor oud-kolonialenover de tropische zoog-dierenwereld die er inde jaren ’50 was ge-weest, was toen wel de-finitief beëindigd. Deleden waren vooral pro-fessionals verbondenaan universiteit en on-derzoeksinstituut en bi-ologen die niet beroeps-matig onderzoek deden, een wereld vankennis en deskundigheid en enthousi-asme en gedrevenheid. Jan was wildbio-loog waarbij hij vooral te maken had metjagers en beheerders van terreinen metgrote zoogdieren. Hij mengde zich echterzelden direct in de soms felle discussiestussen voor- en tegenstanders van jagen.Een discussie die vooral in de jaren ‘90 vande vorige eeuw speelde en toen beslechtleek te gaan worden ten faveure van devoorstanders van hooguit de beheerjacht:alleen jagen ter voorkoming van schadeaan zaak en goed van derden, veelal boe-ren. Mijn indruk is dat Jan ‘alleen beheer-jacht!’ een te beperkte benadering vond.In die jaren maakte de VZZ een sterkegroei door, hetgeen zijn oorzaak onder an-dere vond in de toename van de belang-stelling bij een breed publiek voor ‘natuuren wilde dieren’. Van wilde zoogdieren was

toen nog betrekkelijk weinig bekend –óókin Nederland: van veel soorten bestond al-leen bij benadering een beeld van voorko-men– en dat terwijl sommige soorten zichop verschillende wijzen steeds nadrukke-lijker presenteerden, zoals met de hoge

sterfte onder zeehonden en met deschade door vraat van grote grazers. Jannam deze ledenaanwas met een zekerescepsis waar of, anders gezegd, hij leekhier vraagtekens bij te zetten: Wat wildendeze mensen? En wat kon hij hun alsvoorzitter van de VZZ, maar ook als be-roepsmatig onderzoeker, bieden? Jan begon zijn loopbaan als bioloog/on-derzoeker in de jaren ’60 bij het toenma-lige Instituut voor Toegepast BiologischOnderzoek in de Natuur (ITBON) te Arn-hem, later gefuseerd met het Rijksinsti-tuut voor Veldbiologisch Onderzoek tenbehoeve van het Natuurbehoud (RIVON)tot het, inmiddels ook alweer lang geledenweggefuseerde, Rijksinstituut voor Na-tuurbeheer (RIN). De laatste jaren van zijnprofessionele loopbaan was Jan verbon-den aan het Ministerie van LNV, waarbij hijin Wageningen een leeropdracht had

waaraan hij veel plezier ontleende. Jan verrichtte eerst onderzoek naar devoedselbiologie van het ree, dat in 1968culmineerde in het proefschrift ‘DasRehwild in verschiedenen Standorten derNiederlande und Slowenien, mit besonde-

rer Berücksichtigung derStandortsabhängigkeit’.Hierin beschrijft Jan dedoor hem ontwikkelde entot op de huidige dag ge-bruikte methode om hetdraagkracht van een ge-bied voor reeën te bepa-len. Vervolgens richttenzijn onderzoeksactivitei-ten zich op de zeehond,onderzoek dat tot op dehuidige dag wordt voort-gezet door Peter Reijn-ders en zijn mede-werkers bij IMARES opTexel. Daarna ver-breedde hij zijn werkter-rein naar andereinheemse carnivoren ennaar andere (grote) gra-zende soorten, zoalsedelhert en damhert.Jan herinner ik mij uit deperiode van zijn VZZ-jaren als vriendelijk envasthoudend, maar ook

als altijd iets gereserveerd. Ik herinner mijhem ook als een degelijke voorzitter, dieopkwam voor de belangen van de Euro-pese zoogdieren en de zoogdierkunde inNederland: niet polemisch, maar wel zon-der omwegen en altijd gericht op de in-houd. Het was in die jaren nog gebruikelijkdat de VZZ, een vereniging die toen nogterritoir hield in de Benelux (tegenwoor-dig is dat alleen Nederland), jaarlijks eenvergadering in het Belgische had en af entoe zelfs in Luxemburg (met in dat landdrie leden waaronder het Natuurhisto-risch Museum van Luxemburg!). Als Janmaar even tijd beschikbaar had, gaf hijacte de présence en zat hij de vergaderin-gen op een rustige en reguliere wijze voor:droogjes en laconiek.Aangezien roofdieren, zeker toendertijd,niet altijd objectief benaderd werden en ermede door andere maatschappelijke ont-

Lees verder op pagina 30

Het onderkomen.

Pyrenese desman

In Memoriam Jan van Haaften

Iberische franjestaart. Foto’s Kees MostertZoogdier 23-3 pagina 28

Soort zicht vangst vondst batdetector sporen in braakbal cameraval

Iberische bosspitsmuis xIberische mol x xPyrenese desman x x

Kleine hoefijzerneus x x xIngekorven vleermuis x xIberische franjestaart xFranjestaart SPA xSavi’s dwergvleermuis x xBosvleermuis x xMopsvleermuis x xGrijze grootoorvleermuis x xSchreibers vleermuis xBulvleermuis x

Bremhaas x xZuidelijke woelrat xBaskische woelmuis xSneeuwmuis xAlgerijnse muis xEikelmuisRelmuis x

Wolf x x xBoommarter x x xOtter xGenetkat x

Tabel 1 Een greep uit de waargenomen zoogdiersoorten tijdens ons verblijf in de Sierra do Courel

Page 17: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Rob van Westrienen directeurvan de ZoogdierverenigingNa het afscheid van Jos Teeuwisse werdRob van Westrienen interim-directeurvan het bureau van de Zoogdiervereni-ging. Het bestuur heeft besloten dit omte zetten in een blijvende situatie. Rob isdus ook na 1 juli de directeur van het bu-reau van de Zoogdiervereniging, dat for-meel opereert onder de naam'Steunstichting VZZ'. Het bureau voertmet professionals een variatie aan on-derzoeks- en adviesopdrachten uit tenaanzien van zoogdieren. Daarnaast blijftRob de directeur van de StichtingRAVON (Reptielen, Amfibieën en VissenOnderzoek Nederland). De verenigings-zaken die door de bureaumedewerkersworden behartigd, vallen in de dage-lijkse praktijk onder de verantwoorde-lijkheid van teamleider StefanVreugdenhil.

Inspraak schrappen Natura2000-doelenStaatssecretaris Bleker is van plan omin 13 Natura 2000-gebieden een deelvan de gestelde natuurdoelen te schrap-pen. Het gaat vooral om gebieden waarde noordse woelmuis en de meervleer-muis voorkomen, zonder dat het gebiedspecifiek voor die soorten als Natura2000-gebied was geselecteerd. Omdathet hier om zeer kwetsbare soortengaat, is de Zoogdiervereniging het hier-mee oneens. Binnen de inspraakperiodezal daarom in een samenwerking tussenbureaumedewerkers en de WerkgroepZoogdierbescherming een zienswijzeworden ingediend.

Beversymposium voor profes-sionals Naast het algemene publiek richt deZoogdiervereniging richt tijdens het Jaarvan de Bever ook op professionals. Desterke toename van bevers is goed

OnderzoekIk ben al heel wat jaren lid van de Zoogdiervereniging. Een belangrijke

reden om lid te worden was het mooie en lezenswaardige tijdschrift

Zoogdier. Het tijdschrift heeft goede artikelen over zeer diverse on-

derwerpen. Dat was toen en is nu. Hieruit blijkt dat er veel onderzoek

door vrijwilligers en professionals wordt gedaan. Niet alleen onder-

zoek naar waar zit welke soort en gaat het goed met die soort, maar

ook onderzoek naar bijvoorbeeld de redenen van voor- of achteruit-

gang.

Jaarlijks zijn er vele honderden vrijwilligers die het veld in gaan om

zoogdieren te inventariseren. Voorbeelden zijn het tellen van molsho-

pen in de winter, het tellen van de winterverblijven van vleermuizen

en het per boot zoeken van bevers op mooie zomeravonden.

Een deel van de vrijwilligers doet nader onderzoek. Onderzoek dat

soms heel veel uren vergt, zoals het volgen van boommarters met ca-

meravallen. Al dat onderzoek levert een schat aan gegevens en infor-

matie op. Informatie waarvan we blij zijn dat het gepubliceerd wordt,

onder andere dus in Zoogdier. Met deze informatie kunnen we als bu-

reau van de Zoogdiervereniging weer beter opkomen voor de bescher-

ming van onze soorten.

Daarom blijven we als Zoogdiervereniging het onderzoek door vrijwil-

ligers stimuleren. We kunnen bijvoorbeeld meedenken over onder-

zoeksvragen of meehelpen zoeken naar financiering. Mocht u vragen

hebben, neem dan contact op met het kantoor (info@zoogdiervereni-

ging.nl).

Rob van WestrienenDirecteur

C O L U M N

nieuws voor onze natuur, maar kent ookeen zeker risico. Door het graafgedragvan de bever kunnen ongewenste ensoms gevaarlijke situaties ontstaan bijwaterkeringen. Op plekken waar dam-men worden gebouwd kan er water-overlast optreden. Het omknagen vanbomen is niet op alle plekken gewenst.Kennis en uitwisseling daarvan kan bij-dragen aan praktisch toepasbare oplos-singen. Tijdens een symposium op 13november 2012 willen we professionalsdie in hun werk te maken (kunnen) krij-gen met bevers en beverdeskundigen bijelkaar brengen om kennis en ervarin-gen uit te wisselen. Hoofdthema van dedag is:’Wat kun je in de praktijk doenvoor bevers en hoe kun je eventueleknelpunten oplossen?” Meer informatieen inschrijfformulier staan opwww.jaarvandebever.nl.

Zoogdieren op Landelijke DagSovonOp zaterdag 24 november 2012 vindt inNijmegen de Landelijke Dag van Sovonplaats. Deze dag wordt georganiseerd insamenwerking met de Nederlandse Or-nithologische Unie (NOU), Vogelbe-scherming Nederland en de StichtingVeldonderzoek Flora & Fauna (VOFF). Het door de VOFF georganiseerde pa-rallelprogramma tijdens deze dag staat

in het teken van exoten. In een serie le-zingen wordt dit thema nader belicht.Ook de Zoogdiervereniging zal een le-zing verzorgen. Daarnaast zijn er tal vanstands van organisaties, werkgroepen,boek- en veldmaterialenverkopers enaanbieders van natuurreizen. Deze dagis vrij toegankelijk en interessant vooriedereen die geïnteresseerd is in de Ne-derlandse -én exotische- flora en fauna. De VOFF is het samenwerkingsverbandvan de PGO’s, waaronder de Zoogdier-vereniging. In de loop van het najaarkunt u meer details over het exotenpro-gramma vinden op www.sovon.nl enwww.voff.nl.

Zoogdier 23-3 pagina 31Zoogdier 23-3 pagina 30

Kort nieuws

NEDERLAND

Nieuws van de Zoogdiervereniging (Nederland) en van de Zoogdierenwerkgroepen de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt (Vlaanderen).wikkelingen steeds minder leefruimte van

voldoende kwaliteit voor deze dieren over-bleef, voelde Jan goed aan dat er naast on-derzoek meer moest gebeuren omaandacht voor roofdieren te genereren. Hetwas toen gebruikelijk, ook binnen de VZZ,om een werkgroep op te richten als er zicheen inhoudelijk of organisatorisch pro-bleem voordeed. Zo kwam er ook eenWerkgroep Grote Roofdieren van de grond.Mede door Jans Europese oriëntatie kre-gen binnen deze VZZ-werkgroep soortenals de bruine beer, de lynx en vooral dewolf, veel aandacht. Jan voorzag wellichttoen al, dat de bij sommige soorten acuutspelende neergang alleen de aanleidingvoor het oprichten van deze nieuwe werk-groep was, en dat de grote neergang vandeze soorten in de 19de of 20ste eeuw inEuropa vroeg of laat zou veranderen in eentoename en, sterker nog, voor problemenzou gaan zorgen. De activiteiten van dezegroep leidden onder meer tot landelijk deaandacht trekkende studiedagen metsprekers uit binnen- en buitenland, stu-diedagen die in 1986 en 1988 resulteerdenin themanummers van Lutra: ‘EuropeseRoofdieren’ (29-1) respectievelijk het‘Roofdiernummer’ (31-1). Jan ondervond op basis van zijn grote des-kundigheid op het gebied van grote roof-dieren veel waardering, ook in de vorm vaneen gasthoogleraarschap aan de Universi-teit van Zagreb in Kroatië. Zo’n professo-raat is hem in Nederland niet ten deelgevallen, naar het soms leek tot Jans groteteleurstelling. Na zijn voorzitterschap bij de VZZ ver-dween Jan uit de kringen van de vereni-ging. Hij werd actief, vooral als adviseurmaar hij gaf ook regelmatig lezingen, bijzusterorganisaties van de VZZ, zoals deVereniging Het Edelhert, de Vereniging HetReewild en de Zeehondencrèche in Pieter-buren. Daar werd dankbaar gebruik ge-maakt van zijn gedurende decenniaopgebouwde expertise, ervaring en uitge-breide (inter)nationale netwerk. Ook hadhij veel bemoeienis met het Museum voorNatuur- en Wildbeheer in kasteel Door-werth bij Arnhem dat haast letterlijk bijhem thuis om de hoek lag. Zo stond ervoor september een door hem te geven le-zing gepland bij de aankomende wolven-tentoonstelling in dat museum.

Kees J. Canters, oud-secretaris VZZ.(met dank aan Johan B.M. Thissen en SimBroekhuizen)

Noordse woelmuis. Foto Wesley Overman

Vervolg van pagina 29

Page 18: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

NEDERLANDZoogdiervereniging

Postadres: Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen Bezoekadres: Natuurplaza, Mercator 3, Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen Telefoon 024-7410500 Fax 024-7410501 [email protected] www.zoogdiervereniging.nl

Veldwerkgroep [email protected]

Materiaaldepot [email protected]

Vleermuiswerkgroep [email protected]

Werkgroep [email protected]

Werkgroep Boommarter [email protected]

Werkgroep [email protected]

Werkgroep Kleine Marterachtigenwerkgroep-kleine-marterachtigen@zoogdiervereniging.nl

Bever- en Otterwerkgroep [email protected]

Zoogdierwerkgroep [email protected]

Zoogdierwerkgroep [email protected]

Zoogdierenwerkgroep Zuid-Hollandwww.zwgzh.nl

Werkgroep KNNV [email protected]

Noord-Hollandse [email protected]

Zoogdierwerkgroep [email protected]

VLAANDERENNatuurpunt

Natuurpunt StudieGoedele Verbeylen, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen, 015/297244, [email protected]

Natuurpunt [email protected], www.zoogdierenwerkgroep.be

Natuurpunt VleermuizenwerkgroepAlex Lefevre, Klissenhoek 85, 2290 Vorselaar, 014-516201, [email protected], www.natuurpunt.be/vleermuizenwerkgroep

JNM ZoogdierenwerkgroepDaan Dekeukeleire, Polderdreef 37, 9840 De Pinte, 0474-488979, [email protected], www.jnm.be

Agenda & adressen

De Zoogdiervereniging heeft een webwinkel geopend:

www.zoogdierwinkel.nl Neem eens een kijkje en• bestel boeken• download oude nummers van Zoogdier• lees rapporten van het bureauLeden krijgen 10% korting!

28-29 september 2012 Studiedagen ‘Dieren onder de Wielen’Presentatie van de resultaten van het project “Dieren onder de Wielen”(www.dierenonderdewielen.be). Vrijdagnamiddag 28 september inBrussel voor de professionelen, zaterdag 29 september in Antwerpenvoor de vrijwilligers (met ook lezingen over de invloed van verkeer opde kerkuil, paddenknelpunten, het Marternetwerk, dierenleed, risico’svan aanrijdingen met grote zoogdieren en mitigerende maatregelenzoals ecoducten).

8 oktober 2012 WABO-workshop NatuurDe workshop gaat in op de achtergronden van wet- en regelgeving voornatuur dichtbij huis: Flora- en faunawet en Kapverordeningen. Prakti-sche tips en richtlijnen voor een zorgvuldige beoordeling van aanvra-gen zijn het gevolg. ‘s Middags worden de regels en richtlijnen getoetstin de praktijk. Meer informatie op www.zoogdierverenigiging.nl

27 oktober 2012 VLEN-dagOok in 2012 organiseert de Vleermuiswerkgroep Nederland (VLEN)weer de jaarlijkse VLEN-dag. Houd www.vleermuis.net en www.zoog-diervereniging.nl in de gaten voor meer informatie over het programmaen de locatie.

6, 13 en 20 november 2012 Cursus ‘Vleermuizen en planologie’Cursisten beschikken na afronding van de cursus over actuele kennisvan ecologie en landschapsgebruik van de Nederlandse vleermuizen,de wetgeving en inventarisatiemethoden en kunnen deze kennis inzet-ten in hun eigen planologische processen

13 november 2012 Beversymposium voor professionalsMeer informatie bij Kort Nieuws

15 november 2012 Cursus natuurwetgeving voor groenbeheerdersGemeenten krijgen steeds meer te maken met de Flora- en faunawet.Maar wat houdt deze wet precies in, en boedt een gedragscode vol-doende soelaas voor een praktisch groenbeheer? Meer ionformatie opwww.zoogdiervereniging.nl

17 november 2012 Algemene LedenvergaderingTijdens deze najaarsledenvergadering worden onder meer de begro-ting en jaarplan voor 2013 besproken.

Ga voor actuele informatie naar onze websites:www.zoogdiervereniging.nl www.zoogdierenwerkgroep.be

Albino woelmuisOp 23 mei 2012 deden Simon Feys en Fi-liep T'Jollyn een speciale waarneming.In het grenspark De Zoom–KalmthoutseHeide ontdekten ze een albino muis. Zevonden de muis net aan de Nederlandsekant van de grens in een echte heidebi-

otoop. Geen open, maar ook geen ge-sloten landschap met heidestruiken enhier en daar wat bomen. Filiep kon demuis filmen en op basis van die beeldenkonden we vaststellen dat het om eenalbino woelmuis gaat. Het filmpje is tezien op volgende website:http://youtu.be/rknL8MNj7g0

Actieplan ‘Zeehond’In juni 2012 stelde minister van deNoordzee Johan Vande Lanotte het ‘Ac-tieplan Zeehond’ voor. Dit plan heeft alsdoel over te gaan van een defensief (ver-bod op activiteiten) naar een offensief(zelf initiatieven nemen) beleid voormeer biodiversiteit in onze Noordzee. Devoorgestelde beleidsmaatregelen om-vatten in de eerste plaats de aanleg vanartificiële riffen. Riffen zijn altijd eenhotspot van mariene diversiteit, of hetnu gaat om natuurlijke of kunstmatigeriffen zoals de sokkels van windmolens.De nieuwe riffen kunnen gevormd wor-den door grindopspuiting of door hetplaatsen van speciaal ontworpen struc-turen. Als doelsoort van het nieuwe be-leid werd de zeehond gekozen. Denieuwe riffen zullen niet alleen meervoedsel maar ook meer rustplaatsenvoor deze dieren creëren. Omdat er zo

weinig rustplaatsen voor zeehondenaanwezig zijn in de Belgische Noordzee, zullen er zelfs artificiële rustplaatsengecreëerd worden. Het nieuwe beleid is gebaseerd op devele studies uitgevoerd in de windmo-lenparken aan onze kust. Door de aan-wezigheid van artificiële riffen enrustplaatsen en de afwezigheid vanscheepvaart werd daar een sterke ver-hoging van de diversiteit in soorten bo-demdieren, vissen en zeezoogdierenvastgesteld. De uitvoering van het ‘Ac-tieplan Zeehond’ start reeds in 2013 metde bouw van de eerste kunstmatige rif-fen. In 2014 zal een herintroductie vande Europese oester gebeuren alsook deaanleg van artificiële rustplaatsen voorde zeehond.

Meer lezen: http://www.samenaanhet-werk.be/media/uploads/johan/broch_plan_zeehond_nl.pdf

2013 jaar van de muisDe Zoogdierenwerkgroep wil weten hoehet gesteld is met de muizen in Vlaan-deren. Deze groep dieren vormt een ba-sisvoedsel voor heel wat roofdieren alsuilen, vossen en marterachtigen.Schommelingen in de aantallen muizenkunnen een invloed hebben op de popu-laties van de roofdieren. De Zoogdieren-werkgroep vermoedt dat het aantalmuizen achteruitgaat; zelfs de alge-mene soorten. Daarom starten we in2013 met een monitoring in de reserva-ten van Natuurpunt van verschillendemuizensoorten, waaronder bosmuis,rosse woelmuis en dwergmuis. We doendaarvoor onder andere een groepsaan-koop van ‘levend-vang-valletjes’ van hettype TripTrap, waarvoor we een verleng-stuk laten bouwen. Ben je geïnteres-seerd om hieraan mee te werken of omvalletjes te bestellen, geef dan een sein-tje via [email protected] hierover in het volgende nummer.

VLAANDEREN

Zoogdier 23-3 pagina 32

Specialeprijs

De gefilmde albino woelmuis

Rosse woelmuis. Foto Wesley Overman

Boek ‘Wilde konijnen’Kijk ook eens op Zoogdierwinkel.nl Bijvoorbeeld voor het boek ‘Wilde konijnen’! Nu te koop voor een speciale prijs van € 7,50 (excl. verzendkosten).

Page 19: JAARGANG 23 • NUMMER 3 • HERFST 2012 OOGDIER...2006 tot 2010 is in dit samenwerkingsver-band (het ‘3S-project’) bij de Noorse Lofo-ten onderzoek gedaan naar potvissen, grienden

Waterhaas Terugkomend van een dagje struinen zag ik verderop langs de Slootweg bij mijn woonplaats Benthui-zen een bruin dier het water in ‘vliegen’, kennelijk opgeschrikt of opgejaagd. Een waterkonijn (muskusrat) flitste hetdoor mijn hoofd en ik zette snel de auto aan de kant. Toen ik mijn camera richtte zag ik echter dat het een (jonge)haas was. Een waterhaas! Van hazen is bekend dat ze goed kunnen zwemmen, al zie je dat zelden. Als ze in paniekvluchten voor jagers kunnen ze zelfs een rivier of andere brede stromen oversteken om aan de jacht te ontkomen.De Benthuizervaart is niet zo breed, circa tien meter. Maar aan de noordkant is de ka wel met een beschoeiing afge-zet, voor een haas te hoog. Het dier probeerde diverse malen aan wal te gaan, maar dat mislukte. Je zag hem ver-moeider worden. Hulp bieden? Dat zou de haas niet ‘begrijpen’. Bovendien, hoe moest ík aan de andere kantkomen? Na veel plons- en spartelwerk bleken de grijze cellen van de haas nog goed te functioneren want hij beslootterug te zwemmen, naar alle drukte bij en op de Slootweg. Ik verwonderde me over zo'n bewuste keuze van een 'pri-mitief' dier. Een argument te meer dat wij, mensen, er met onze schietvingers vanaf moeten blijven. De haas zwomna al zijn inspanningen niet zo snel meer, hij hees zich op de kant en bleef daar enkele minuten hangen om opadem te komen. Daarna rende hij weg, toch maar ver bij dat water vandaan.

( www.vogeldagboek.nl )

Het moment van...In deze rubriek presenteren fotografen hun meest geliefde foto en het bijbehorende verhaal. Uw inzending is welkom. Stuur deze naar [email protected] of per post naar deredactie op Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen

Adri de Groot