JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in...

32
JAARGANG 24 NUMMER 3 HERFST 2013 OOGDIER Z Bruine rat resistent tegen rattengif Hoe verhuis je een bever? Over muizen en boommarters

Transcript of JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in...

Page 1: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013

OOGDIERZ

Bruine rat resistent tegen rattengif

Hoe verhuis je een bever?

Over muizen en boommarters

Page 2: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

ZOOGDIER is het populair-wetenschappelijkekwartaaltijdschrift van deZoogdiervereniging (Nederland) en de Zoog-dierenwerkgroep en de Vleermuizenwerk-groep van Natuurpunt (Vlaanderen).

Op de voorpagina: Bruine rat. Foto Paul van Hoof

Aanwijzingen voor auteurs- Conceptartikelen en andere kopij sturen

naar: [email protected]

- Deadlines voor insturen artikelen zijn: 1 juli, 1 oktober, 1 januari, 1 april.

- De redactie kan hulp bieden bij het schrijven van artikelen.

- De redactie behoudt zich het recht voor artikelen te redigeren of te weigeren.

- Nadere aanwijzingen voor auteurs zijn op te vragen bij de redactie.

Lidmaatschap Zoogdiervereniging en abonne-ment Natuurpunt Lidmaatschap van de Zoog-diervereniging met alleen de ontvangst vanZoogdier kost 25 euro per jaar. Lidmaatschap met daarnaast het wetenschap-pelijke tijdschrift Lutra kost 40 euro per jaar.Overmaken op IBAN: NL 26INGB0000203737,onder vermelding van het gewenste lidmaat-schap. Opzeggen: uitsluitend schriftelijk, vóór1 december bij het Bureau van de Zoogdier-vereniging.Leden van Natuurpunt kunnen zich op Zoog-dier abonneren door 12,50 euro over te makenop IBAN: NL 26INGB0000203737/BIC: ING BNL2A, onder vermelding van “Zoogdier” en hunlidnummer. Hiermee worden ze lid van de Na-tuurpunt Zoogdierenwerkgroep Vlaanderen enkrijgen ze een aantal voordelen, zoals kortingop activiteiten.

ISSN 0925-1006

Disclaimer De artikelen in Zoogdier geven nietnoodzakelijkerwijs de mening van de Zoog-diervereniging of van Natuurpunt weer maarzijn voor rekening van de auteurs.

Redactieadres Redactie Zoogdier, Postbus6531, 6503 GA Nijmegen, 024-7410500, [email protected]

Redactie Neeltje Huizenga, Aaldrik Pot,Marije Siemensma, Evelien De Swaef, Jos Teeuwisse (hoofdredacteur), Peter Twisk,Stefan Vreugdenhil, Joke Winkelman

Eindredactie Jaap van der Veen

Medewerkers Dirk Criel, Steve Geelhoed, Bob Vandendriesssche, Goedele Verbeylen,Diemer Vercayie, Sil Westra

Eindcorrectie Jolanda van der Toorn-Hoeksma

Vormgeving BARD87, ’s-Graveland

Losse nummers Zoogdier Losse nummerskosten 7 euro (inclusief porto) en zijn te be-stellen via het redactieadres o.v.v. jaargang ennummer.

Inhoud

Lutra, voor wie meer diepgang wil

Naast Zoogdier geeft de Zoogdiervereniging hetwetenschappelijke tijdschrift Lutra uit. De artike-len in Lutra gaan wat dieper in op de materie enworden door deskundigen eerst aan een kriti-sche blik onderworpen.

Lutra verschijnt tweemaal per jaar.

Een los abonnement op Lutra kost € 25,- per jaar. Leden van de Zoogdiervereniging krijgen korting.

Zij betalen maar € 15,- per jaar.

Aanmelden voor een abonnement kan bij het redactieadresvan de Zoogdiervereniging (zie colofon hiernaast).

1 Over muizen en boommarters

4 Zoogdieren in Bulgarije

6 Bruine rat resistent tegen rattengif

9 Waarom kijkt niemand naar algemene soorten?

(interview Rob Bijlsma)

12 ZoogMens: Gerrit Kolenbrander

14 Hoe verhuis je een bever?

17 Verdwenen zoogdieren: de mastodont van Auvergne

18 Hyperkort

20 Boekbespreking: Dierspoorgids (Diemer Vercayie)

21 Braakballen pluizen in Vlaanderen

22 En... werkt zo’n faunapassage ?

25 Een steenmarterkast: ook bij u in de tuin?

26 Nieuws Nederland/column

28 Nieuws Vlaanderen

en…. Agenda / Werkgroepen / Zoogdierwinkel

Het moment van…Koos Dansen

Page 3: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Zoogdier 24-3 pagina 1

Volgens de literatuur zijn muizen de be-langrijkste voedselbron voor boommartersin noordwest-Europa. Vooral de rossewoelmuis is daarbij van belang. Het is be-kend dat muizen die in het bos leven insterk wisselende aantallen voorkomen,wat samenhangt met de zaadproductie(mast) van eik en beuk. In jaren met weinigmast zijn er in het daaropvolgende jaarweinig muizen en omgekeerd geldt het-zelfde. Het is te verwachten dat als(woel)muizen de belangrijkste voedselbronzijn, schommelingen in de muizenstandterug te vinden zijn in de reproductie van

de boommarter. Jonge boommarters wor-den doorgaans tussen eind maart en beginmei geboren.

Muizenmonitoring Om een beeld tekrijgen van de muizenstand in deze peri-ode, werden van 2008 tot 2012 in het laat-ste weekend van maart 360 muizenvallenuitgezet. Na vangst werden de muizen ge-merkt en weer losgelaten. De vallen wer-den verdeeld over eiken-, beuken- endennenbos. Tot dusver zijn er drie muizen-soorten gevangen; bosmuis, rosse woel-muis en aardmuis, maar geen

spitsmuizen. Dit wijst erop dat dichthedenvan spitsmuizen zeer laag zijn. De mui-zenvangst wisselde de afgelopen vijf jaarenorm (figuur 1). In het eerste jaar (2008)werden de meeste (woel)muizen gevan-gen, met sterk afnemende aantallen ge-volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jarenwaarin in de voorgaande herfst in mindereof meerdere mate de eiken en beukenmast droegen. In de tussenjaren (2009 en2011) was in de voorgaande herfst geen ofnauwelijks mast van beuk en eik aanwezigen werden ondanks gelijke inspanningslechts enkele muizenvangsten gedaan.

In de gebieden Imbosch en Onzalige Bosch/Hagenau van het Nationaal Park Veluwezoom wordt al jaren

onderzoek gedaan naar boommarters. De nadruk ligt steeds meer op het bepalen van het voortplan-

tingssucces. In hetzelfde gebied startte in 2008 een monitoringonderzoek voor tien jaar naar de muizen-

stand om populatiegegevens te vergelijken met de reproductiegegevens van boommarters. Inmiddels

zijn we op de helft van het onderzoek. Een mooi moment om te bekijken wat de resultaten tot nu toe zijn.

Vilmar Dijkstra

Over muizen en boommarters

Vrouwtje boommarter in eik. Foto Bram Achterberg.

Interactie van belang voor voortplantingssucces?

Page 4: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Als beuken en eiken geen mast leveren isde dichtheid aan (woel)muizen in het bosin het vroege voorjaar blijkbaar laag.

Hengelen naar boommarters Inhet onderzoeksgebied zijn vijftig bomenmet holten bekend die sinds 1994 eenma-lig of bij herhaling door boommarters alsnestboom zijn gebruikt. Al voor de startvan de muizenmonitoring, worden sinds2004 de meest frequent gebruikte nestbo-men vanaf eind maart wekelijks gecontro-leerd met een kleine beveiligingscameradie bevestigd is op een hengel. Hiermeekun je de nestholte inspecteren op de aan-wezigheid van een vrouwtje met jongen.Om verstoring te minimaliseren en de ont-wikkeling van de kraamperiode veel min-der invasief te monitoren, werd in dewinter van 2009/2010 bij 21 nestbomen eenbeveiligingscamera in de nestholte aange-bracht. Nestbomen zijn te herkennen aande hand van uitwerpselen en prooiresten

in het voorjaar in en onder de (er naaststaande) boom. Van de nesten zijn gege-vens als worpgrootte, sterfte van jongen engeboortedatum bepaald. De geboorteda-tum wordt geschat aan de hand van deontwikkeling van de bef en het open gaanvan de ogen, met een maximale afwijkingvan een week.

Invloed muizen op voortplantingboommarters In de afgelopen vijf jaarwerden 22 boommarternesten aangetrof-fen. Het valt op dat het aantal gevondennesten geleidelijk afneemt, van vijf in 2008naar drie nesten in 2012. Het aantal ge-vonden nesten per jaar is op de Imboschstabiel (drie), maar in het OnzaligeBosch/Hagenau is de laatste twee jaarmaximaal één nest gevonden. Er is geenverband gevonden tussen het aantal ge-vangen muizen en het aantal gevondennesten. Toeval speelt bij het aantal gevon-den nesten een grote rol. Van ongeveer vijf

vrouwtjes is het zeker dat hun territoriumbuiten het onderzoeksgebied doorloopt. Ofeen nest überhaupt gevonden kan wordenhangt af van de keus voor een nestboom,binnen of buiten het onderzoeksgebied.Binnen het huidige onderzoeksgebied wor-den al ruim duizend bomen met holtes ge-controleerd. Uitbreiding van hetonderzoeksgebied zonder hulp ligt mo-menteel helaas niet in de verwachting.Waarschijnlijk heeft de montage van de 21camera’s in 2010 voor de geboorte van dejongen een rol gespeeld in de afname vanhet aantal gevonden nesten. Alle jongenwerden dat jaar geboren in bomen zondercamera. Dit ontwijkgedrag kan ertoe ge-leid hebben dat die dieren met een aan-zienlijk deel van het territorium buiten hetonderzoeksgebied - vooral in het OnzaligeBosch/Hagenau - de laatste jaren hun jon-gen buiten het onderzoeksgebied werpen.Het lijkt erop dat het een kwestie van wen-nen is. Een vrouwtje verhuisde in het jaardat de camera’s werden gemonteerd haarkroost naar een cameraboom. Inmiddelsworden in nagenoeg alle territoria bomenmet een camera gebruikt, zowel als dag-rust- en als nestplaats.Uit het veldonderzoek blijkt dat hoe meermuizen er zijn, des te vroeger de boom-marters ter wereld komen (figuur 2). Mo-gelijk is het een voordeel dat door vroegegeboorten de jongen langer kunnen profi-teren van de (relatieve) overvloed in hetvoorjaar en in de zomer als er veel muizenzijn. Daarnaast zijn de jongen eerder in hetseizoen zelfstandig en gaan met meer er-varing en een mogelijk hoger lichaamsge-wicht de moeilijke eerste winter in. Dat zalde overlevingskans waarschijnlijk vergro-

Figuur 1 Aantal gevangen individuen van bosmuis (BM),

rosse woelmuis (RW) en aardmuis (AM) in het Nationaal Park

Veluwezoom in de periode 2008-2012.

Figuur 2 De relatie tussen het aantal bos- en rosse

woelmuizen (gesommeerd) en de gemiddelde geschatte

geboortedatum van boommarters in de periode 2008-2012

op de Veluwezoom. Weergegeven is de regressielijn die de

relatie weergeeft (yworpdag = 20.6 – 0.1 *xmuizen).

Figuur 3 Het aantal gevangen bos- en

rosse woelmuizen uitgezet tegen de gemiddelde

worpgrootte in de periode 2008-2012 op de

Veluwezoom.

De bosmuis is de meest gevangen muizensoort tijdens het onderzoek. Foto Maaike Plomp.

aant

al g

evan

gen

indi

vidu

en

gem

idde

lde

gesc

hatt

e ge

boor

teda

tum

in a

pril

gem

idde

lde

schi

jnba

re w

orpg

root

te

aantal bos- en rosse woelmuizenaantal bos- en rosse woelmuizenjaar

Page 5: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

ten. Of de grootte van de worp (één tot vijfjongen) afhangt van het aantal muizen isnog onduidelijk (figuur 3). In andere stu-dies wordt wel een verband geconcludeerdtussen muizenstand en worpgrootte. Ofeen relatie aan te tonen is hangt ook af vanhet aantal nesten dat in een onderzoeks-gebied wordt gevonden. Mogelijk dat hetaantal nesten in het huidige onderzoek tegering is om de invloed van toeval uit tesluiten. Op de Veluwezoom speelt een andere fac-tor mogelijk een rol bij de worpgrootte.Sinds een jaar of tien worden hoefdierendie worden geschoten (damhert, edelherten wild zwijn) geheel achtergelaten in hetbos. In de uitwerpselen van boommartersdie in de winter bij holle bomen wordengevonden bevinden zich met enige regel-maat haren van hoefdieren. Dat wijst eropdat boommarters gebruikmaken van aas.Dit kan betekenen dat er in slechte mui-zenjaren toch voldoende voedsel aanwezigis in de vorm van geschoten hoefdieren.

Neststerfte Het onderzoek met came-ra’s geeft ook inzicht in de neststerfte. Metuitzondering van 2011 werden er ieder jaardode jonge boommarters in het nest aan-getroffen. In alle zes gevallen met sterftevan jongen van minimaal één en maximaalvier weken oud, verhuisde de moeder haarovergebleven jongen naar een anderenestboom. Een vergelijking van de gemid-delde sterfte van jongen met de muizen-vangsten laat zien dat er geen relatie is(figuur 4). Ook een vergelijking tussen degemiddelde sterfte van jongen en de ge-boortedatum gaf geen significant verschil(figuur 5). Desondanks is het opvallend dat

in het jaar met de meeste muizenvangstenen waarin de jongen vroeg worden gebo-ren, de hoogste sterfte plaatsvindt. Is hiersprake van een tendens of van toeval?

Aankomende jaren zal dat duidelijk moe-ten worden. Mogelijk spelen koude nach-ten vroeg geboren jongen parten. Jongeboommarters kunnen pas op een leeftijdvan vijf weken hun eigen temperatuur re-gelen en zijn daarvoor wellicht kwetsbaarvoor koude nachten.

Dankwoord Bij het verzamelen vaneen deel van de bovenstaande gegevenswerd de auteur bijgestaan door verschil-lende personen. Bij het vangen van demuizen, de wekelijkse cameraronden enhet installeren van de camera’s is er in deloop der jaren hulp geweest van een grootaantal mensen. Ik wil speciaal Chris Ach-terberg bedanken voor zijn hulp bij ge-noemde onderdelen van het onderzoek.Jasja Dekker wil ik bedanken voor de sta-tistische analyses. De terreinbeheerderNatuurmonumenten en de WerkgroepBoommarter Nederland wil ik ten slottebedanken voor het mogelijk maken van ditonderzoek.

Vilmar Dijkstra is onderzoeker bij de [email protected]

Zoogdier 24-3 pagina 3

Hulp gevraagd

Aankomende jaren is het de bedoeling om het

onderzoek voort te zetten. Daarnaast zijn er

nog andere lijnen van onderzoek die plaats-

vinden of waarvoor plannen bestaan. Het is

van belang dat het aantal nesten dat wordt

gevonden, toeneemt. Het zou daarbij enorm

helpen als iemand een strook van circa een

kilometer breed aangrenzend aan een deel

van het huidige onderzoekgebied wil inventa-

riseren (circa 250 ha) op nesten van boom-

marters. Heb je daarvoor interesse dan kun

je contact opnemen met de auteur.

Verder lezen?

Zie voor literatuur naar aanleiding van dit artikel:www.zoogdierwinkel.nl/zoogdier. Referenties indit artikel verwijzen naar de op deze website ver-melde publicaties.

Figuur 4 Het aantal gevangen bos- en rosse woelmuizen

uitgezet tegen de gemiddelde sterfte van jongen in de

periode 2008-2012 op de Veluwezoom.

Figuur 5 De geschatte gemiddelde geboortedatum in april

uitgezet tegen de gemiddelde sterfte van jongen in de

periode 2008-2012 op de Veluwezoom.

Door montage van een kleine beveiligingsca-mera op een hengel kan op eenvoudige wijzeeen boomholte worden gecontroleerd. Foto Vil-mar Dijkstra

gem

idde

lde

schi

jnba

re n

ests

terf

te(jo

ngen

per

nes

t)

gem

idde

lde

schi

jnba

re n

ests

terf

te(jo

ngen

per

nes

t)

geschatte gemiddelde geboortedatum in aprilaantal bos- en rosse woelmuizen

Page 6: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Zoogdier 24-3 pagina 4

We hebben een lokatie op vrij grote hoogtein het berggebied gekozen (1200 meter enbergtoppen tot 2000 meter): Trigrad. Nietzozeer vanwege het voorkomen van zoog-dieren, maar vooral ook omdat de tempe-ratuur in Bulgarije nogal hoog kan oplopen(met temperaturen tussen de 35 en 40 °C.). In de bergen kan de temperatuur over-dag ook nog wel fors oplopen, maar deavonden en nachten waren met gemiddeld15 °C. prima uit te houden.

Het auerhoen als ambassadeurEen van de bijzondere vogelsoorten in hetgebied is het auerhoen. De Bulgaarse vo-gelbescherming is een project gestart omdeze soort voor de regio te behouden. Zowordt er in dat kader onderzoek gedaannaar de kenmerken van het leefgebied vanhet auerhoen. Dat bestaat onder andere uithet in kaart brengen van de plant- en dier-soorten die in dit leefgebied voorkomen. Zohoopt men het auerhoen als ambassadeurvoor dit leefgebied in te kunnen zetten. DeVeldwerkgroep is gevraagd om te helpen

de zoogdierfauna in kaart te brengen. Ver-der is er een lopend onderzoek aan wildegeiten. Ook aan beren wordt (telemetrisch)onderzoek gedaan.Het landschap (en de daarbij voorkomendefauna en flora) rondom Trigrad is verge-lijkbaar met andere hooggelegen gebiedenzoals Sumava in Tsjechië en roept zelfsenige herinneringen op aan Scandinavië:notenkraker, zwarte mezen en hazelhoen. Het onderzoek aan zoogdieren concen-treerde zich vooral in de ruime omgevingvan de vallei van het dorpje Trigrad. De val-lei begon op circa 1000 meter en liep totruim 2000 meter op tegen de Grieksegrens. Naar het noorden toe nam dehoogte snel af en was er op grote schaalloofbos aanwezig. Vrijwel alle middelenwerden ingezet om zo veel mogelijk infor-matie te verzamelen over het voorkomenvan zoogdieren.

Vleermuizen Een belangrijke activiteitbestond uit het plaatsen van mistnetten opzo veel mogelijk verschillende biotopen om

vleermuizen te vangen. Meestal wordendaar kleine watergangen of ander opper-vlaktewater voor benut omdat daar veelvleermuizen komen drinken of foerageren.Deze inventarisatiemethode leverde elfsoorten vleermuizen op, waaronder Savi’sdwergvleermuis, kleine vale vleermuis,steppebaardvleermuis, nimfvleermuis,grote rosse vleermuis en bulvleermuis. An-dere bijzondere vangsten hadden betrek-king op enkele mopsvleermuizen,bosvleermuizen en grijze grootoorvleer-muizen.De westelijke Rhodopen zijn rijk bedeeldmet grotten. Op loopafstand van ons on-derkomen was een van de grootste grottenaanwezig, genaamd Devil’s Throat. Over-dag in de grot werd waren overal groepjesvleermuizen te zien (voornamelijk Schrei-bers vleermuizen), maar toch werd ook welduidelijk dat het grootste deel van de grotzich aan het oog onttrok. Dit werd beves-tigd door een avondtelling bij de ingangwaarbij gedurende een kwartier maarliefst 530 langsscherende vleermuizen

Van links naar rechts: Het landschap van de westelijke Rhodopen, een relmuis en een gevangen grote rosse vleermuis. Foto’s Kees Mostert

Afgelopen zomer vond het jaarlijkse buitenlandse zoogdierkamp van de Veldwerkgroep (voor de

tweede keer) plaats in Bulgarije. Ditmaal waren we te gast in de westelijke Rhodopen, een karst-

landschap met bergtoppen tot 2000 meter, smalle steile dalen en uitgebreide grottenstelsels. Een

groot deel van het gebied is bebost met uitgebreide sparrenbossen, maar er zijn ook vlakkere

delen waar koeien en schapen grazen.

Kees Mostert

Zoogdieren in Bulgarije

Veldonderzoek 2013 in de westelijke Rhodopen

Page 7: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

werden geteld (verdeeld over ten minstezes soorten). Bij ingangen van andere(vaak veel kleinere) grotten werd met mist-netten zeer succesvol gevangen. Gedu-rende een nacht werden maar liefst 12soorten vleermuizen gevangen.De meest belangrijke vangsten hadden be-trekking op drie grote rosse vleermuizen.Deze soort was nog niet eerder aangetrof-fen in deze regio.Het doorzoeken van een groot aantal leeg-staande huizen in de dorpjes leverde ver-blijfplaatsen op van vooral kleinehoefijzerneus en meer incidenteel ook in-gekorven vleermuis, gewone grootoor-vleermuis en dwergvleermuis.

Andere zoogdieren Iets meer dantwintig knaagdieren bevolken (waarschijn-lijk) de Westelijke Rhodopen, waaronderbosslaapmuis,ondergrondse woelmuis,oostelijke veldmuis, Macedonische huis-muis. Het onderzoek met inloopvallen in eengroot deel van ons verblijf daar stond indienst van een lopend onderzoek naar de

biodiversiteit van het leefgebied van hetauerhoen. Dit had als consequentie dat devallen vaak hoog in moeilijk bereikbarenaaldbossen en half open rotsgebiedenmoesten worden uitgezet. Het wemeldehier van de bosmuizen en grote bosmui-zen. Andere gevangen kleine zoogdierenwaren waterspitsmuis, ondergrondsewoelmuis en rosse woelmuis. Er werden op grote schaal vallen in bomengeplaatst. Dit leverde vele vangsten op vanrelmuizen en ook de fel “begeerde” bos-slaapmuis en zelfs een bosmuis. De bos-slaapmuis werd echter voor het eerstvastgesteld door een zichtwaarnemingmet een zaklamp tijdens een mistnetten-actie langs een beek. Er werden zowel overdag als in de nachtmooie observaties gedaan aan boommar-ter, wezel, vos, das, wild zwijn en relmuis.Door middel van knaagsporen en keutelskon ook de aanwezigheid van otter wordenvastgesteld.

Cameravallen Het gebruik van came-ravallen neemt een steeds belangrijkere

plaats in tijdens het zomerkamp. Op min-stens acht locaties werden vele honderdenfoto’s en videomateriaal verzameld. Naacht dagen en nachten loog het resultaater ook niet om. Er zijn prachtige foto’s ver-zameld van otter, steenmarter, boommar-ter, relmuis en bosslaapmuis. Verrassendwas dat er dit maal ook een aantal kleinezoogdiersoorten zichtbaar waren, zoalsrosse woelmuis, woelrat en grote bosmuis.Al met al kon de aanwezigheid van 15soorten zoogdieren op deze manier wor-den vastgesteld.Al met al werden met alle verschillende in-ventarisatiemethoden meer dan 45 soor-ten zoogdieren vastgesteld en een groothoeveelheid waarnemingen verzameld inhet Natura 2000-gebied westelijke Rhodo-pen. Naast zoogdieren werden ook waarnemin-gen bijgehouden van vogels, amfibieën,reptielen en een paar insectengroepen.Het gebied was vooral bijzonder rijk aandagvlinders. Er werden ook waarnemingenvan enkele endemische soorten verza-meld.

Soort zicht vangst vondst batdetector sporen in braakbal cameraval

Grote hoefijzerneus x xCappacini's vleermuis x x xKleine vale vleermuis xSavi's dwergvleermuis x xBosvleermuis xGrote rosse vleermuis x xMopsvleermuis xGrijze grootoorvleermuis xTweekleurige vleermuis x xSchreibers vleermuis x x xBulvleermuis xOostelijke egel x x x xWaterspitsmuis xZuidelijke woelrat xOostelijke veldmuis xOndergrondse woelmuis xBosslaapmuis x x xRelmuis x x x x x xBoommarter x xSteenmarter x x xOtter x xWilde kat x

Tabel 1 Een greep uit de waargenomen zoogdiersoorten tijdens ons verblijf in de westelijke Rhodopen.

Page 8: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Zoogdier 24-3 pagina 6

Bruine ratten knagen aan allerlei materia-len, eten en bevuilen voedsel dat bestemdis voor menselijke consumptie of (land-bouw)huisdieren, verspreiden ziekten alsde ziekte van Weil en ze jagen mensen destuipen op het lijf. Daarom worden dezedieren vaak bestreden. Veelal gebeurt ditmet rattengif, of beter gezegd: met roden-ticiden.

Werking van rodenticiden De inNederland toegelaten rodenticiden bevat-ten allemaal zogenaamde ‘anticoagulan-tia’ als werkzame stoffen. Deze stoffenremmen de bloedstolling en dienen meer-dere malen oraal opgenomen te worden

om tot de dood van het dier te leiden. Dewerkzame stoffen worden in lage concen-traties (tussen 0,0025% tot 0,0052%) ver-mengd in lokaas. Door de lageconcentraties hebben deze stoffen weinigeffect op de smaak van het lokaas, dataantrekkelijk blijft. Inwendige bloedingen,bijvoorbeeld doordat wonden ontstaan nastoten van het lichaam of tijdens een ge-vecht, stollen niet meer, waardoor het dierverzwakt en uiteindelijk doodbloedt.Anticoagulantia worden in het lichaam vande knaagdieren afgebroken en moetenmeerdere keren aangevuld worden om ef-fectief te zijn, vandaar dat ze ‘multi-dosisvergiften’ genoemd worden. Voordeel hier-

van ten opzichte van acute middelen(waarbij de dood direct intreedt) is dat an-dere ratten niet de relatie leggen met hetopgenomen voer en dat het veiliger is voorniet-doelsoorten (zoals honden en katten).

Eerste melding resistentie Eu-ropa en Nederland De introductievan de eerste generatie anticoagulantia,zoals warfarin en chloorfacinon, in dejaren ‘50 van de vorige eeuw, zorgde vooreen belangrijke verandering in de bestrij-ding van knaagdieren. Maar al snel werdresistentie geconstateerd. Resistentie ishet verlies van de werkzaamheid van be-strijdingsmiddelen onder praktische om-

Bruine rat resistent tegen rattengif

Bruine ratten. Foto Maaike Plomp.

Overlast door ratten wordt sinds jaar en dag tegengegaan met rodenticiden. Dit zijn bestrij-

dingsmiddelen die zijn toegelaten voor de bestrijding van deze knaagdieren. Maar wat als bruine

ratten niet meer doodgaan van deze middelen en hiervoor dus resistent zijn? Wat weten we alle-

maal over resistentie bij deze soort? En wat zijn de consequenties hiervan voor de bestrijding

van de bruine rat?

Bruce Schoelitsz en Bastiaan Meerburg

Alternatieven zijn dringend gewenst

Page 9: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

standigheden, waarbij deze middelen welop de juiste manier zijn toegepast. Het ver-lies in werkzaamheid wordt doorgegevenen is een genetisch overerfbare eigen-schap (zie afbeelding 1).Eind jaren ’50 werd de eerste observatievan resistentie voor warfarin bij bruine rat-ten gedaan in Engeland en later in Dene-marken, Nederland, de Verenigde Staten,Duitsland en Frankrijk. Niet lang daarnawerd in grote delen van de wereld resis-tentie bij de huismuis waargenomen en bijde zwarte rat in Groot-Brittannië. Resis-tentie voor deze middelen was een grotetegenslag en er werd teruggegrepen naarhet gebruik van acute middelen. Dit ge-beurde ook in Nederland, bijvoorbeeld bijeen resistente populatie bruine ratten in degemeente Sleen (Drenthe) in 1966. Daarbijzijn zeker 5 katten door vergiftiging omge-komen.

Resistentie in Twente In de jaren’70 en ’80 werden zogenaamde ‘tweede ge-neratie anticoagulantia’ (met de werkzamestoffen difenacoum, bromadiolon, brodifa-coum, flocoumafen en difethialon) geïntro-duceerd. Deze hebben een aantalvoordelen ten opzichte van de werkzamestoffen die al op de markt waren. Zo zijn zebijvoorbeeld in staat resistentie voor deeerste generatie anticoagulantia te door-breken. Kort na de introductie van detweede generatie anticoagulantia werdechter al verminderde gevoeligheid en re-sistentie vastgesteld voor meerdere werk-zame stoffen in Groot-Brittannië enDenemarken. Voor bromadiolon werd al in1980, één jaar nadat het op de marktkwam, resistentie vastgesteld.In 1986 is een aantal proeven gestart bin-nen drie gemeenten in Twente (Denekamp,Weerselo en Tubbergen), waar uit praktijk-en labonderzoek bleek dat resistentie be-stond voor chloorfacinon en warfarin (eer-ste generatie), en bromadiolon (tweedegeneratie) bij bruinerattenpopulaties. Deratten konden wel bestreden worden doorhet gebruik van brodifacoum of difena-coum. Verder werd ook in andere gemeen-ten in Twente en de Achterhoek en inDuitse dorpen nabij de Nederlandse grensresistentie vastgesteld. In de jaren ’90 enin 2000 zijn nog meer wilde bruine rattengetest in het laboratorium en is resistentieen verminderde gevoeligheid aangetoondvoor bromadiolon.

‘Resistentie-gen’ ontdekt Enkelejaren geleden is een gen voor één van deeiwitten geïdentificeerd van het complex

dat voor bloedstolling zorgt. In Europa zijndaarna verschillende mutaties op dit gengevonden in warfarin-resistente bruineratten en huismuizen. Dankzij de identifi-catie van dit gen is de verspreiding van re-sistente populaties van knaagdieren inbijvoorbeeld Denemarken, Groot-Brittan-nië en Duitsland in kaart gebracht. DeDuitse ratten bevonden zich in Münster-land en Emsland, grenzend aan Neder-land, waar in de jaren ’80 al sprake wasvan resistentie. Na de ontdekking van het ‘resistentie-gen’is door Wageningen UR een test ontwik-keld waarbij mutaties op dit gen snel kun-nen worden aangetoond. Dit is in 2011gedaan aan de hand van rattenstaarten.Hierbij had 56% van de 61 onderzochtemonsters een mutatie in het betreffendegen. In 2012 is het onderzoek vervolgd enkonden mutaties aan de hand van uitwerp-selen worden onderzocht. Van de 169 on-derzochte monsters vertoonde 25% eenmutatie. Dit is echter het landelijke per-centage. In sommige delen, zoals inTwente, vertoonden alle onderzochte uit-werpselen een mutatie. Het grootste deelvan de mutaties betrof de mutatie die ookin Duitsland is gevonden. Deze mutatiekomt niet alleen voor in Twente, maar ookin het westen van Nederland, zoals in deregio Rotterdam (zie afbeelding 2). Het is niet exact bekend voor welke werk-zame stoffen de Nederlandse ratten resis-tent zijn. Uit de labproeven uit het verledenblijkt in ieder geval dat de ratten uit Twenteresistent zijn voor bromadiolon. Dit is op ditmoment de enige werkzame stof die bui-ten toegepast mag worden. Gebieden metpopulaties resistente ratten in het buiten-gebied zijn dus moeilijker te bestrijden metrodenticiden. Uit buitenlandse literatuur isbekend dat ook andere werkzame stoffen,zoals brodifacoum, niet meer voldoendewerken om deze ratten te kunnen bestrij-den. Dit heeft dus ook consequenties voorde bestrijding van bruine ratten die zichbinnen gebouwen bevinden. Het is belang-rijk om uit te zoeken hoe de verschillendemutaties gerelateerd zijn aan resistentievoor de verschillende werkzame stoffen.

Consequenties van resistentieHet niet kunnen bestrijden van dezeknaagdieren heeft een aantal consequen-ties:Er worden grote hoeveelheden rodentici-den uitgezet zonder resultaat. Doordat re-sistente knaagdieren, na het opnemen vanvergiftigd lokaas niet sterven, zijn er in hetmilieu meer knaagdieren aanwezig waar-

Bruine rat

In Nederland komen bruine rat en zwarte

rat voor waarvan de bruine rat het meest

wijdverbreid is. De bruine rat is van oor-

sprong een exoot die vanuit Azië naar Eu-

ropa is gebracht door de scheepvaart. Het

is een van de meest wijdverbreide en suc-

cesvolste zoogdieren van de wereld. In Ne-

derland komt de bruine rat vrijwel overal

voor (zie kaart).

De bruine rat komt voor in allerlei soorten

leefgebieden. Hij heeft een voorkeur voor

een vochtige en niet te warme omgeving.

Hij is een echte cultuurvolger en leeft bij

boerderijen, woningen, stallen, pakhuizen,

fabrieken, winkels en vuilstortplaatsen. In

waterrijke gebieden komt de bruine rat ook

buiten voor zoals in rietvelden en in water-

gangen langs agrarisch bouwland, maar

ook in riolen. De buitenlevende dieren

trekken in het najaar vaak naar en in be-

bouwing. De aanwezigheid van water, dek-

king en voedsel in de nabijheid is bepalend

voor het leefgebied.

Zoogdier 24-3 pagina 7

Figuur 1 Verspreiding bruine rat in Nederland.

Bron: Zoogdierdatabank/Nationale Databank Flora

en Fauna.

Page 10: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

bij anticoagulantia in het lichaam aanwe-zig is. Hierdoor is de kans groter dat roof-dieren individuen pakken die vergiftigdlokaas hebben gegeten en daarmee het gifbinnenkrijgen. Theoretisch gezien kan re-sistentie de matevan doorvergifti-ging verhogen. De bestrijdinggaat gemoeid methoge kosten doorhet uitzetten vangrote hoeveelhe-den rodenticiden en de inzet van vele man-uren, zonder effect op de populatieknaagdieren. Doordat bestrijdingsmidde-len bestaan uit voer (zoals gepelde haver)met daarop een gifstof, die bij resistentedieren niet meer werkt, worden de knaag-dieren in feite bijgevoerd. Het is dan ookzaak om zo snel mogelijk nadat is gecon-

stateerd dat ratten en muizen resistentzijn, te stoppen met het toepassen van hetbetreffende rodenticide. Ratten en muizen kunnen drager zijn vandiverse ziekten, het niet kunnen bestrijden

van deze dierenvormt een potentieelgevaar voor de ge-zondheid van zowelmens als vee. Er wordt gezochtnaar alternatievenvoor de bestrijding.

Dit zorgt enerzijds voor de ontwikkelingvan sneldodende methoden waarbij geengebruik wordt gemaakt van gifstoffen; an-derzijds wordt gebruik gemaakt van ille-gale, niet toegelaten middelen, zoals acuutwerkende middelen en looppoeders, enverboden, dieronvriendelijkere methoden,zoals wegvangen met lijmplaten.

De problemen bij gebouwen (zoals materi-ele schade en brandgevaar) nemen toe alsknaagdieren niet kunnen worden bestre-den.

Resistentie voorkomen Een rat-tenbestrijdingsplan bestaat uit meer danhet uitzetten van rodenticiden. Het verwij-deren van voedselrestanten, kort houdenvan vegetatie, muren vrijhouden vanschuilplaatsen, onbereikbaar houden vandiervoeders en het dichtmaken van gatenen openingen in muren, deuren en riole-ringen zijn allemaal maatregelen die kun-nen voorkomen dat een bestrijdingnoodzakelijk is. In veel gevallen zorgt juisthet gebrek aan het treffen van deze maat-regelen voor het niet kunnen bestrijdenvan ratten, en is dit niet direct toe te schrij-ven aan resistentie. Is een omgeving niet geschikt voor ratten,dan zullen ze er ook niet lang verblijven.Moeten ze toch bestreden worden? Danzijn er naast rodenticiden nog andere me-thoden die gebruikt kunnen worden. Zomag de bruine rat verder worden bestre-den en gevangen met honden (geen ‘langehonden’), klemmen (geen pootklemmen),kastvallen (denk eraan dat ze hier vaak le-vend in gevangen worden) en geweren(hoewel dit gezien de wetgeving omtrenthet schieten lastig is). Honden worden bij-voorbeeld al gebruikt op locaties waar veelvoedsel aanwezig is en vergiftigd lokaasniet gegeten wordt, zoals op composte-ringsbedrijven. Ook het ophangen vanroofvogelkasten (uilen, buizerds) kaneraan bijdragen dat de druk van rattenlager wordt. Met het uitzetten van vol-doende klemmen op de juiste plaatsenkunnen zeer goede resultaten behaaldworden, zeker bij particulieren. Let er welop dat er geen kinderen of andere dierenbij de klemmen kunnen komen. Wilt u deklemmen voorzien van een lokaas? Dan issmeuïge pindakaas een aanrader. Voordeze combinatie is nog geen resistentiewaargenomen.

Bruce Schoelitsz ([email protected])werkt voor het Kennis- en AdviescentrumDierplagen (KAD) en Bastiaan Meerburg iswerkzaam bij Wageningen UR LivestockResearch en is docent bij het KAD.

Verder lezen?

Zie voor literatuur naar aanleiding van dit arti-kel www.zoogdierwinkel.nl/zoogdier. Referen-ties in dit artikel verwijzen naar op dezewebsite vermelde publicaties.

“ Bij resistentie wordenknaagdieren

in feite bijgevoerd.”

Bruine rat onderweg naar een vogelvoedertafel. Foto Neeltje Huizenga.

Zoogdier 24-3 pagina 8

Page 11: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Zoogdier 24-3 pagina 9

Het is best gek. Als je bijvoorbeeld op zoekbent naar Nederlandse onderzoeksgege-vens over bosmuizen, dan stuit je vrij snelop de naam van Rob Bijlsma. Hij is een vande weinigen die al een paar decennia bos-muizen ‘tellen’ in een paar vaste plots.Daaruit is de zogenaamde bosmuizenindexvoortgekomen. Op die manier kan hij rela-ties leggen tussen mast, muizen en roof-vogels. ‘Maar even voor de duidelijkheid, ik

doe geen onderzoek naar zoogdieren. Ikmonitor een beetje’, zegt Bijlsma in zijnhouten boshuis aan de rand van hetDrents-Friese Wold. Zijn woon- en werkkamer staat vol metboekenkasten. Hij weet er feilloos de weg.Als we het krijgen over mijn belangstellingvoor gaaien, loopt hij naar een van de kas-ten en grist er na tien seconden het proef-schrift van I. Bossema uit: Jays and oaks:

An eco-ethological study of a symbiosis.‘Dan moet je dit absoluut lezen!’ Hetmeest onder de indruk ben ik echter vanzijn verzameling veldboekjes, netjes ge-rangschikt op jaar. Hierin staan de notitiesvan die tienduizenden uren die Bijlsma in-middels in het veld heeft doorgebracht. In het gesprek is het lastig om ons te con-centreren op de zoogdieren. Voortdurenddwalen we af. Zo gaat het over eekhoorns

Waarom kijkt niemand naar

algemene soorten?Dit voorjaar won Rob Bijlsma de Edgar Doncker Prijs voor Natuurbehoud, voor Herman Lim-

pens, Jelle Reumer en Kees Moeliker. Hij kreeg de prijs vanwege zijn enorme bijdrage aan het

vergroten van de kennis over roofvogels. Toch gaat ‘slechts’ 45% van zijn publicaties over roof-

vogels. Ook ‘gewone’ zoogdieren ontsnappen niet aan zijn nieuwsgierigheid.

Aaldrik Pot

Interview met Rob Bijlsma

Rob Bijlsma met een jonge havik, een van zijn vele ‘onderzoeksobjecten’. Foto Andries de la Lande Cremer.

Page 12: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

en twee tellen later hebben we het ineensover wespen, wespendieven, buizerds,veldmuizen en dan weer over ransuilen.Over fluiters gaat het, huisjesslakken, hei-kikkers, bruine kikkers, hazelwormen…‘Rob onderzoekt alles’, schrijft Koos vanZomeren niet voor niets in zijn nieuwsteboek Het verlangen naar hazelworm. Alsik Rob die zinsnede voorleg, zegt hij: ‘Ikdenk dat hij bedoelt dat ik nieuwsgierigben naar alles. Ik wil weten hoe dingenwerken.’

Veldmuis Bijlsma begrijpt echter nietgoed waarom in Nederland vooral naarzeldzame soorten wordt gekeken, om

maar even de kern van ons gesprek optafel te leggen. ‘Algemene beesten zijndragers van een ecosysteem. Kijk naar develdmuis waar volgens mij van alles meeaan de hand is. Ik snap wel dat je voor eenhazelmuis meer geld kunt binnenslependan voor een veldmuis. Je moet zeker naardie hazelmuis kijken, maar als je eenbeetje slim bent gebruik je een deel vandat geld ook voor ander onderzoek.’Ook over Zoogdier wil hij in dat kader ooknog wel wat kwijt. ‘Het gaat wel erg vaakover vleermuizen of noordse woelmuizen.Ik begrijp werkelijk niet waarom niemandnaar bosmuizen of konijnen kijkt. Of naarreeën. Dat laten we aan de jagers over. Of

naar hazen. Ja, Sim Broekhuizen heeft on-derzoek gedaan naar hazen, en Dries Kuij-per dito op de kwelders vanSchiermonnikoog. Maar dat is het dan.’ Hij betreurt het conservatisme in de Ne-derlandse natuurwereld. ‘Kijk nu naar devogelwereld. Er wordt tegen de klippen opgeteld, maar er worden nauwelijks biolo-gische parameters verzameld. In het bui-tenland gaat dat heel anders. Onlangs lasik een soortgelijke uitspraak van mezelfterug van twintig jaar geleden. Blijkbaarverbaasde ik me daar toen ook al over. Eris in twintig jaar verdomd weinig veran-derd.’ Op de vraag waarom hij ooit in de ban vanvogels is geraakt, en niet van insecten ofmuizen, heeft hij geen pasklaar antwoord.‘Het ligt er een beetje aan met wie je in jejeugd omgaat. Vogels zijn gemakkelijker teobserveren dan zoogdieren. Je moet meerstrapatsen uithalen bij onderzoek naarzoogdieren, zeker toentertijd bij gebrekaan geavanceerde gadgets. Maar mijn be-langstelling wordt met de jaren trouwenswel steeds breder. Ik ben vooral geïnteres-seerd in de ecologie van soorten. Ik ben nubijvoorbeeld betrokken bij onderzoek naarbonte vliegenvangers in relatie tot klimaat.Sommige van ”hun” nestkastjes wordenbewoond door wespen. Veel nestkastcon-troleurs gooien zo’n beginnend wespen-nest eruit. Dat is toch zonde! Je kunt opdie manier vanaf het allereerste momentzien hoe z’n nest wordt gebouwd en of hettot succesvolle koninginnenproductie leidt.

Duizenden velduren vastgelegd. Foto Aaldrik Pot.

Rode eekhoorn. Foto Aaldrik Pot

Page 13: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Erg lastig te observeren in het veld, maarnu ineens een eitje. Je kunt er steeds die-per induiken. Dat is toch geweldig?’

Von HumboldtBijlsma vergelijkt zichzelf op een gegevenmoment met de gedrevenheid en nieuws-gierigheid van Alexander von Humboldt.‘Een naturalist van de oude orde. Op zijnreizen keek hij naar van alles, de flora,beesten, geologie. Als ik bijvoorbeeld naarAfrika ga en ik loop in het regenbos dan wilik weten hoe zo’n bos werkt. Dat gaat ver-der dan naamplaatjes plakken op de soor-ten die je tegenkomt.’ Het geld van de Edgar Doncker Prijs wilBijlsma trouwens deels gebruiken om inde winter achter ‘onze’ vogels aan te rei-zen die dan ergens in de Sahel rondhan-gen. Maar ook wil hij meer aan de weetkomen over de effecten van brandvertra-gende stoffen in het milieu. ‘Er is echt ietsgroots aan de hand en daar wil ik meergrip op krijgen. Kijk bijvoorbeeld naar deroofvogels op de zandgronden. Ze wordenstiller. Het gedrag wordt anders, de re-productie daalt, de stand keldert. Ik ga er-van uit dat voedsel een belangrijke stu-rende factor is en ik weet dat de voedsel-voorziening is verslechterd. Op PlankenWambuis, een van mijn onderzoeksgebie-den, is ’s zomers nog maar 30% van de biomassa aanwezig in vergelijking met dejaren zeventig. Maar die verandering kanniet alleen met voedsel te maken hebben.Zou opstapelend gif in het milieu een vande oorzaken kunnen zijn? Net als in dejaren zeventig, maar op een ondoorzichti-ger manier. Ik ben daarom in de literatuurgaan zoeken. In het buitenland wordt alveel langer gesuggereerd dat vlamvertra-gers voor veel ellende zorgen. Die stoffenzitten bijna overal in, zoals in synthetischekleding bijvoorbeeld. Het is een chemischstofje dat niet afbreekt in het milieu. Hetheeft vergelijkbare eigenschappen alsDDT. Het accumuleert in de voedselketen.Een aantal van die stoffen is al verboden,maar andere blijven zich ophopen. Op ditmoment is het in de Nederlandse politiekgeen onderwerp van gesprek. Ik wil eenpilot doen waarbij je niet-uitgekomen ei-eren, veren en dode roofvogels onderzoektop aanwezigheid van die stoffen. Als daar-uit blijkt dat er iets aan de hand is, kunnenwe het RIVM achter de vodden zitten. Of ei-genlijk de politiek natuurlijk. Ik ben nupartners aan het zoeken om samen met deWerkgroep Roofvogels Nederland een eer-ste analyse te doen.’

Wapenwedloop met een boom-marter Vrij snel neemt het gesprekweer een wending naar de geneugten vanhet kijken naar dieren. Opeens krabt Bijl-sma aan zijn been. ‘Hmm, daar zit eenteek’, zegt hij. En zonder veel omhaal trekthij het beestje uit zijn huid. ‘Dat is nummer173 dit jaar.’ Als ik vraag of de boommar-ters zijn bontevliegenvangerkasten inmid-dels een beetje met rust laten, moet hijlachen. ‘Haha, rotbeesten zijn het, maarexcellente predatoren. We zijn in een wa-penwedloop verwikkeld. Als wij iets ver-zinnen, verzinnen de marters iets anders.Tot nu toe trekken de marters aan hetlangste eind. Ze hebben verschillendestrategieën. Het makkelijkst is het henge-len met een poot door het invlieggat. Alsdat niet lukt maakt hij het haakje los enwipt hij het deksel open. Beschermgaas-jes voor de opening worden gemold. Of an-ders knagen ze een gat in de nestkast enhalen de broedvogel of jongen er alsnoguit.’ Rond de persoon van Bijlsma is een beeldontstaan van een zonderling die uren ineen boomtop zit. Maar hij is juist ook ie-mand die graag samenwerkt met anderen.In dat bontevliegenvangeronderzoek werkthij samen met biologen van de Rijksuni-versiteit Groningen. ‘Ik vind dat echt ge-weldig, een voorrecht. Als je in het veldloopt, stapelen de vragen zich op. Het ismoeilijk om je dan te beperken tot eencruciale vraag. Je moet daarom in je om-geving een paar slimme vragenstellershebben die verder kijken dan hun neuslang is. De Groningers met hun eco-evolu-tionaire achtergrond zijn daar meesters in.Dat gaat soms ook wel wat ver hoor’, zegthij lachend. Bijlsma is zelf trouwens ook de beroerdsteniet als het gaat om het delen van kennis.Naast de stroom artikelen die hij publi-ceert in tijdschriften, leverde hij onlangseen lezenswaardig boek, onder de watmisleidende titel Mijn roofvogels, af overzijn werk in de afgelopen decennia. Nu ishij bezig met een boek over de ecologievan vogels op zandgronden (Planken Wam-buis). En ook hét wespendievenboek moeter nog een keer komen. Maar even ge-makkelijk stort hij je mailbox vol met al-lerhande literatuur over eekhoorns,bosmuizen of reeën. Zijn computer lijkteen natuurwetenschappelijk archief.

Mol en egel Aan het eind van het ge-sprek komen we weer terug op die alge-mene soorten. ‘Van sommige soortenresteert nog maar een fractie van wat er

was. Dat is vooral in Nederland zo, is mijnervaring. Ik kwam een keer terug uit Polenen turfde per perceel grasland of er eenmol in zat. Dan rijd je Nederland binnen enpats boem, waar zijn die mollen opeensgebleven? Of kijk naar egels. Daar is meeraan de hand dan alleen verkeersslachtof-fers. Echt! Heel leuk hoor, zo’n noordsewoelmuis, prachtig beest, maar die veld-muis is veel belangrijker. De veldmuis was(en is) het doorslaggevende voedsel vanbijvoorbeeld roofzoogdieren, uilen, buizerden torenvalk. Wat is er met de veldmuisgebeurd? En wat is er in het bos aan dehand? Eiken en beuken vertonen tegen-woordig een gedempte mast: vaker zaad-zetting, maar minder steile pieken. Watbetekent dat voor bosmuizen, voor dezaadpredatie door bosmuizen, voor de ver-jonging van het bos? Mensen onderschat-ten hoe groot zulke veranderingen zijn. Hetprobleem van algemene soorten is dat jehet niet ziet wanneer ze minder algemeenworden. Pas wanneer soorten zeldzaamzijn geworden, komt er aandacht voor.Maar dan ben je te laat…’

Aaldrik Pot is redacteur van Zoogdier. Andries de la Lande Cremer is freelancefotograaf (www.delalandecremer.nl)

Verder lezen?

Zie voor literatuur naar aanleiding van dit arti-kel www.zoogdierwinkel.nl/zoogdier. Referen-ties in dit artikel verwijzen naar op dezewebsite vermelde publicaties.Zoogdier 24-3 pagina 11

Rob Bijlsma op weg naar een haviksnest. Foto Andries de la Lande Cremer.

Page 14: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Zoogdier

In deze nieuwe rubriek wordt tel-

kens een vrijwilliger uit de vereni-

ging voor het voetlicht gebracht.

Waar houdt hij/zij zich mee bezig?

Waar komt die passie vandaan? We

trappen af met een interview met

Gerrit Kolenbrander, een bewerkte

tekst van het interview dat eerder

verscheen in het boek ‘Bevers’.

Stefan Vreugdenhil

Zoogdier 24-3 pagina 12

Bevers in ‘achtertuin’ Mijn inte-resse voor de bever begon zo’n negen jaargeleden. Ik was als vrijwilliger bezig metwatervogeltellingen in mijn ‘achtertuin’, deRijnstrangen (noordkant van de GeldersePoort). Toen vond ik ineens allemaal afge-knaagde bomen. Die had ik daar nog nooitgezien, terwijl ik toch al heel lang in deRijnstrangen kwam! Ik heb dus gelijk con-tact opgenomen met Vilmar Dijkstra vande Zoogdiervereniging. Toen ben ik gaanmeedoen met de Beversporendag van debeverwerkgroep. En ik heb gebeld metHarry Woesthuis van Staatsbosbeheer. Dievroeg of ik de bevers hier niet wat uitge-breider wilde gaan onderzoeken. Dat vondik wel wat, dus met een paar andere vrij-willigers ben ik dat gaan doen. En dat doeik nog steeds. Je ziet in de Rijnstrangen ei-genlijk altijd wel knaagsporen van bevers.Ik loop vaak de bekende beverplekkenlangs en kijk dan of de burchten nog in ge-bruik zijn. Of dat er nog nieuwe wissels zijnbijgekomen. We kijken ook of er aan deranden nieuwe bevervestigingen zijn. In2011, toen het lang niet had geregend en

het water in de rivier erg laag stond, vondik zelfs een beverdam. Dat is voor de Rijn-strangen wel erg bijzonder.

Schoolklassen Het aantal bevers is indit gebied enorm toegenomen. Ik schat dater nu zo’n 60 à 70 zijn. Ik zie ze regelmatig,ook overdag. Er zijn hier plekken waar jebijna altijd bevers ziet, maar je moet welweten waar je moet zijn. Ze zijn niet zo ge-makkelijk te verstoren. Sinds 3 jaar ga ikveel met schoolklassen op pad, om de kin-deren over de bevers te leren. Via het Lie-mers Centrum voor Natuur- en MilieuEducatie komen hier elke winter ongeveer25 klassen van de groepen 5 en 6 van ba-sisscholen uit onder andere Zevenaar,Duiven, Westervoort en Lobith. Bij elkaarnu toch al zo’n 2000 kinderen! Ik vertel daneerst wat over bevers, hoe ze eruitzien enhoe ze leven. Ik laat dan ook een bever-schedel en bevervacht zien en een film vande Limburgse beverfilmer Willy de Koning.Daarna gaan we naar buiten. Nadat ikeerst de sporen heb laten zien, mogen dekinderen zelf op onderzoek uit. Het is leukom te zien hoe die kinderen daarvan ge-nieten. Ze hebben ook zo veel fantasie!Dan zeggen ze bijvoorbeeld dat ze bevershebben gezien die hun kop uit de burchtstaken, of dat er een bever hen heel langzat aan te staren vanuit het water. Dat zienze dan ook echt zo voor zich! Tellingen organiseren Vanuit dewerkgroep organiseer ik met mijn vastekompanen Theo Verhoeven, Theo Gerritzenen Erik de Boer nu al een paar jaar simul-taantellingen. Dan zetten we mensen bijburchten en andere strategische plekkenop de uitkijk en die noteren dan de waar-genomen bevers. Door dat op veel plekken

M e n s Gerrit Kolenbrander

Bever. Foto Tim Hofmeester

Naam Gerrit Kolenbrander

Woonplaats Zevenaar

Leeftijd 64 jaar

Actief inBever- en Otter-

werkgroep Calutra

Tijdsbesteding 3-4 dagen per maand

Page 15: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

tegelijkertijd te doen, krijg je een beeld vanhet aantal bevers dat in het gebied rond-zwemt. De eerste keer dat we dit organi-seerden, hoopten we 40 tellers te kunnenvinden. Maar na 100 aanmeldingen hebbenwe de inschrijving moeten sluiten!Buiten deze tellingen ben ik ook vaak in deRijnstrangen te vinden. Dan kom je ookveel andere dingen te weten over bevers.Zo vonden we afgelopen winter 3 keer eendode bever. Eentje was een jong dier datonder het ijs lag, waarschijnlijk verdron-ken. Verder nog 2 volwassen dieren, aanhet einde van de winter.

Bestuur van werkgroep Ik heb ook4 à 5 jaren in het bestuur van de landelijkewerkgroep gezeten, maar omdat ik hetrustiger aan moest doen ben ik daar on-langs mee gestopt. Met de landelijkewerkgroep volgden we in het verleden ei-genlijk alleen de toenemende verspreidingvan de bever. Nu we weten dat de beverzich toch bijna overal zal gaan vestigen,richt de werkgroep zich ook steeds meerop aantalsmonitoring. Dus hoeveel beverszitten er in een gebied en verandert dat dewijze waarop het gebied gebruikt wordt?Op nog meer plaatsen worden simultaan-tellingen georganiseerd. De laatste jarengebeurde dit ook al in de Blauwe Kamer,

langs de IJssel en in Flevoland. We willenhet liefst een landelijke monitoring opdeze manier, maar ik weet dat dit erg am-bitieus is. Het zou ook mooi zijn als binnende werkgroep vrijwillige beveradviseursactief zouden worden. Zij kunnen dan bijprobleemgevallen worden ingeschakeldom een oplossing te zoeken. In Duitslandwerkt dit systeem goed.

Ook otters De werkgroep monitortsinds kort ook otters. Dat is wel een stuklastiger dan bevers, want de sporen vanotters zijn minder gemakkelijk herken-baar. Maar nu ook de otter op steeds meerplaatsen opduikt, is dit wel erg interessant.En als er toch werkgroepleden op padgaan voor de bever, zou het geweldig zijnals zij tegelijkertijd ook de otter in de gatenhouden. Er is dus nog meer dan genoeg tedoen. Het is bovendien nog steeds ergleuk, dus ik ga de komende jaren zekerdoor met het beveronderzoek. En met devoorlichting aan de schoolkinderen uiter-aard. Het buiten zijn en de bevers en hunsporen te zien, dat blijft natuurlijk hetmooiste!

Andere soorten Voor de Zoogdierver-eniging werk ik ook mee aan vleermuison-derzoek op kerkzolders en kolonie-

tellingen. Maar ik ben ook actief bij andereorganisaties. Zoals voor RAVON, waarvoorik als coördinator en vrijwilliger werk aanamfibieën en reptielen, zoals rugstreep-pad, kamsalamander en gladde slang.Daarnaast werk ik met een nestkasten-werkgroep aan onder meer steen- en kerkuilen en torenvalken, maar ook andereholenbroeders zoals mezen, boomkleversen bonte vliegenvangers. Maar alles wat ikdoe gebeurt in de Liemers. Daar is genoegte beleven en te onderzoeken!

Het boek ‘Bevers’ is geschreven door JasjaDekker en Stefan Vreugdenhil en is voor€19,95 te koop via www.zoogdierwinkel.nl

Gerrit omringd door leerlingen. Foto basisschool De Kameleon Duiven

Page 16: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Luchtfoto Koornwaardplas 6 november 2012. De gele ster is de locatie van de oude burcht. Op de achtergrond is het kanaal-in-wording te zien.Foto Joop van Houdt fotografie / Rijkswaterstaat

Sinds 2009 leven er bevers in het Maasdalten noorden van ’s-Hertogenbosch. In aprilvan dat jaar vonden we sporen in de He-delse Bovenwaard (Gelderland) en in okto-ber in de Koornwaardplas. Deze plas ligtin de gemeente ’s-Hertogenbosch, drie ki-lometer oostelijk van de Hedelse Boven-waard. De bever is de ambassadeursoort

van deze gemeente. Prachtig natuurlijk,bevers dichtbij huis! Maar er waren ookwat vragen: waren de sporen op deze tweelocaties van dezelfde bever(s) of kon hetom verschillende dieren gaan? De knaag-sporen in de Koornwaard vonden we opeen landtong tussen de Maas en een zand-winplas. Hier was een klein zachthoutooi-

bos tot ontwikkeling gekomen op het puinvan een oude vuilstortplaats, één van deweinige plaatsen in deze omgeving die ge-schikt leek voor bevers. Juist op deze plekzou binnenkort veel veranderen.

Kanaal Dwars door het centrum van ’s-Hertogenbosch loopt de Zuid-Willems-

Hoe verhuis je een bever?Het gaat goed met de bever in Nederland. In voorgaande nummers van Zoogdier was

hier al het nodige over te lezen. Het aantal dieren neemt toe en daarmee ook de ver-

spreiding. Situaties waarbij ruimtelijke ontwikkelingen en leefgebied van bevers el-

kaar kruisen zullen dus vaker voorkomen. Dit overkwam ook twee bevers die zich in de

Koornwaard vestigden, de eerste bevers in de gemeente 's-Hertogenbosch.

Peter Twisk & Andrea Almaši

Zoogdier 24-3 pagina 14

De lotgevallen van twee Bossche bevers

Page 17: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

vaart. Dit kanaal levert veel files op in deBossche binnenstad door openstaandebruggen. Ook is het kanaal te smal voorgrote vrachtschepen. Daarom is beslotentot omlegging van het kanaal langs deoostzijde van de stad. De aansluiting vandit nieuwe kanaal op de Maas is geplandin de Koornwaardplas, precies bij de land-tong waar de knaagsporen van de bever(s)te vinden waren! Om na te gaan of de aan-leg van het kanaal nadelig kon zijn voor debevers probeerden we meer aan de weette komen over hun aanwezigheid.

Volgen van ontwikkelingen In dedaarop volgende maanden zochten we re-gelmatig de oevers van de Koornwaardplasaf naar knaagsporen. Zo nu en dan vondenwe vers knaagwerk, maar in vergelijkingmet andere, door bevers bewoonde plek-ken maar heel weinig. In november 2011was er een ommekeer: in korte tijd werdenverscheidene grote bomen om geknaagd.Ook werd er op de punt van de landtongeen geurmerk gevonden, en dicht daarbijeen leger. Dan verwacht je ook ergens eenhol of burcht, maar waar? Verschillendemalen werd in de schemering gepost op deoever, echter zonder resultaat.

Per kano Begin april ’12 werd de zoek-tocht over een andere boeg gegooid. Ge-durende tien avonden werd door leden vande zoogdierenwerkgroep van IVN ’s-Herto-genbosch per kano naar de bevers ge-zocht. Dit leverde mooie resultaten op: alde eerste avond werden twee bevers ge-zien. Ook de meeste daarop volgendeavonden werden de dieren gezien of min-stens gehoord. De bevers leken niet be-vreesd. Ze kwamen regelmatig uit dekkingen zwommen om de kano’s, blijkbaar omte onderzoeken wat dat was daar op hetwater: een fantastische ervaring! Al snelwerd duidelijk waar de bevers huisden: zehadden een burcht gebouwd in een grotebraamstruik, vrijwel onbereikbaar voormensen. Ook vanaf het water was hetbouwwerk bijna niet te zien. Alleen een verscholen paadje dat door destruik omhoog liep verraadde de aanwe-zigheid van hun burcht. Wat betreft de lo-catie van de burcht konden ze het nietslechter plannen: precies op deze plaatszou de monding van het kanaal komen!

Mitigerende maatregelen Voorbe-reidingen voor het aanleggen van het ka-naal waren inmiddels in volle gang. DeWillemsunie, het bedrijf dat het kanaalaanlegt, was al enige tijd op de hoogte van

de aanwezigheid van bevers in de plas. Bijde werkzaamheden werd daar, voor zovermogelijk, rekening mee gehouden. In hetvoorjaar van 2012 vonden er kapwerk-zaamheden plaats. Op ons verzoek werdener grote stapels gemaakt van gekaptebomen op de oever aan de oostzijde van deplas waar geen veranderingen zoudenplaatsvinden. De hoop was dat hiermee ditdeel van de plas aantrekkelijker zou wor-den voor de bevers. In het najaar werd een belangrijk deel vande bomen gekapt op de landtong waar debevers huisden, maar rondom de burchtwerd een plukje bos gespaard. Afgaandeop knaagsporen waren de bevers nogsteeds vooral hier actief. Daarom werdenaan de oostzijde van de plas nog wat aan-vullende maatregelen getroffen. Bij eenwilg werd een grote tak afgezaagd die opde oever bleef liggen. Er werden enkelekleinere takkenhopen dicht langs hetwater gemaakt met daarin appels en maïskolven. Ook werd hier anijsolie op ge-druppeld, waarvan de geur aanlokkelijk isvoor bevers. De afgezaagde tak leverde inieder geval resultaat op: binnen een weekwas er flink aan geknaagd.

Ontmantelen burcht Om de beverste laten verhuizen was het ontmantelenvan de burcht eigenlijk de enige reële mo-gelijkheid. Hiervoor werd advies ingewon-nen bij Gijs Kurstjens, een ecoloog metveel bever-ervaring. Voor de ingreep werdeen speciale ontheffing aangevraagd doorde Willemsunie. Eind oktober togen vierleden van voornoemde zoogdierenwerk-groep, de ecoloog van de Willemsunie enGijs Kurstjens naar de burcht, voorzien vansnoeischaren, takkenzagen en spaden. Deactie startte aan het eind van de middag

Over de burcht

De burcht van de bevers lag onder een

dichte braamstruik op een plaats waar de

oever beschoeid was met grof puin. Dit was

dicht bij de plaats waar de eerste knaag-

sporen werden gevonden. Ook het meeste

andere knaagwerk dat de eerste twee jaar

werd gevonden lag hier dichtbij. Dit kan

erop wijzen dat er vanaf het begin een

leger aanwezig is geweest in deze braam-

struik. In de loop van de jaren is het dan

uitgegroeid tot het bouwwerk dat tijdens

de ontmanteling werd aangetroffen.

De burcht bestond uit vijf kuilen van onge-

veer 1 m diameter en 30-40 cm diep en een

leger. Bij alle slaapplaatsen was de bodem

bedekt met houtspaanders. Twee van deze

kuilen waren overdekt met een hoop tak-

ken van 2,5 en 3,5 m diameter en 50 cm

hoog. Ze lagen op verschillende hoogten

tegen een oever. Dit zal verband houden

met de wisselende waterstanden, al was

ook het hoogste deel te laag om bij hoge

waterstanden droog te blijven.

Opbouw oude burcht. Illustratie Peter Twisk

Zoogdier 24-3 pagina 15

Page 18: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

zodat de bevers zo veel mogelijk in hetdonker een veilig heenkomen konden zoe-ken. Het werk bestond vooral uit het weg-snoeien van braamtakken; over een stukvan ongeveer vijf bij acht meter moestendeze worden weggehaald. De burcht bleekeen complex bouwwerk; zie hiervoor bij-gaande kadertekst. Het moet de beversveel moeite gekost hebben het bouwwerkte maken, want de bodem bestond vrijwelgeheel uit puin. De bevers zelf hebben weniet gezien; misschien zijn ze er tijdens hetsnoeiwerk al stiekem tussenuit geknepen.

En toen...? Uiteraard waren we be-nieuwd hoe het de bevers verder zou ver-gaan. Zouden ze in de plas blijven of

zouden ze hun heil elders zoeken? Te voeten per kano werd in de daarop volgendeweken een aantal keren naar sporen ge-zocht. Gelukkig werden die ook gevonden,vooral daar waar de mitigerende maatre-gelen waren getroffen. In een grotebraamstruik werd een leger gevonden, eneen bever had onderdak gevonden in eenvan de houtstapels. Het leek er dus op datde maatregelen het gewenste effect had-den.

Nieuwe burcht In de lente van 2013bleek echter dat de bevers toch een burchthadden gebouwd aan de westzijde van deplas. Deze oever blijft gelukkig onge-schonden bij de aanleg van het kanaal. De

nieuwe burcht ligt maar een paar honderdmeter van de oude burcht maar de omge-ving is in het laatste jaar drastisch veran-derd: het ooibos is weg en een groot deelvan het terrein is veranderd in een bouw-plaats. Alle activiteiten en werkzaamhedenlijken de bevers echter weinig te deren. In juli volgden nog twee verrassingen. Deeigenaar van een boot met een vaste lig-plaats in de Koornwaard vertelde ons dathij vorig jaar een jonge bever had gezien.Ondanks al onze observaties hadden wemisschien toch iets gemist. En enkeleweken later bleek dat het paar ook dit jaarten minste twee jongen had gekregen! Inde komende jaren zullen we blijven volgenhoe de bevers reageren op alle verande-ringen.

Dankwoord Verschillende leden van deZoogdierenwerkgroep van IVN afd. ’s-Her-togenbosch namen deel aan de hiervoorgenoemde activiteiten. Janmartin Rahdermaakte aantekeningen over de vorm vande burcht en stelde deze beschikbaar voorde beschrijving ervan. Allen hiervoor har-telijk dank.

Wie op zoek is naar meer ideeën om be-vers te laten verhuizen kan deze vinden inde Soortenstandaard bever, welke in de-cember 2012 is verschenen. Deze is te vin-den op internet.

Geplande ontwikkelingen Koornwaardplas. Illustratie Peter Twisk

Kano voor de “onzichtbare” burcht. Foto Janmartin Rahder

Page 19: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Ons land heeft behalve de overbekende eniconische wolharige mammoet nog de no-dige andere olifantachtigen gekend. Beho-rend tot de zoogdierorde der Proboscidea,de slurfdragers, voelden deze dieren zichdikwijls uitstekend thuis in de lage landenaan de zee. Hun resten worden her en dergevonden, voornamelijk de kiezen die grooten hard zijn en die zowel eenvoudig fossi-liseren, als moeilijk over het hoofd te zienzijn. Een muizenkiesje kun je on-danks oplettendheid nog wel eensmissen, een fossiele kies die quagrootte varieert tussen een kadetjeen een half gesneden bruin niet. De mastodont van Auvergne, Anan-cus arvernensis, had zulke mega-kiezen.Op een zestal plekken in Nederland zijn dekolossale molaren, of fragmenten ervan,gevonden: in Wester- en Oosterschelde, opde bodem van de Noordzee, in de Bra-bantse zandputten bij Liessel en Mill-Lan-genboom en in de groeve Maalbeek bijTegelen. Al deze vindplaatsen duiden opeen Pliocene of Vroeg-Pleistocene ouder-dom, zo tussen 5 en 2 miljoen jaar gele-den.Op de website museumkennis.nl staat telezen dat het woord mastodont ‘tepeltan-dig’ betekent. Dat klopt etymologisch in-derdaad. Vervolgens lees je er: “Deknobbelrijen op de kiezen doen denken

aan rijen tepels, zoals die bij onder ande-ren (sic!) zeugen voorkomen.” Dit vereisteen grote fantasie. Ondanks het feit dat ikin mijn leven de nodige tepels heb waarge-nomen, inclusief die van lacterende zeu-gen, roepen de knobbels vanmastodontenkiezen bij mij geen enkele as-sociatie op met de zoogdierspeen in het al-gemeen, of die van de zeug in hetbijzonder. De naamgever die ooit de term

mastodont verzon had ongetwijfeld lastvan een forse mammamanie. Dat allesneemt niet weg dat de mastodont wonder-mooie kiezen had. Ze lijken met hun knob-bels een beetje op enorme, opgezwollenvarkenskiezen. Soms wordt er samen met de mastodontnog een andere olifantachtige gevonden: inde Oosterschelde de zuidelijke mammoet(Mammuthus meridionalis), in Liessel deEuropese mastodont (Mammut borsoni).Dit alles leidt voor de leek tot een babylo-nische spraakverwarring. Het woord mam-moet heeft Russische roots, en betekentzoiets als aardbeest, zulks omdat de mam-moeten in Siberië gewoonlijk onder de

grond werden en worden gevonden. Van ditwoord zijn twee genusnamen afgeleid:Mammuthus en Mammut. Mammuthus isde mammoet; Mammut een mastodont (endus beslist géén mammoet). Bent u ernog?Olifanten die we mastodonten noemen be-horen tot meerdere soortenrijke familiesbinnen de olifantachtigen, de Gomphothe-riidae en de Mammutidae. Tot het genus

Mammut behoren de Amerikaansemastodont (M. americanum) en de Eu-ropese (M. borsoni). Die laatste kennenwe dus ook uit Nederland, zelfs alscompagnon van de mastodont van Au-vergne. De Europese mastodont (uit de

Mammutidae) en die uit de Auvergne (uitde Gomphotheriidae) hebben totaal ver-schillende kiespatronen, waarbij Anancusarvernensis de eigenlijke tepelkiezenheeft. Het verschil in kiespatroon duidt op een to-taal ander dieet: onze mastodont uit deAuvergne was in tegenstelling tot de mam-moeten geen grazer, maar hij at bladerenen vruchten. Het was een bosbewoner.Vreemd daarbij was het bezit van enormlange en recht vooruitstekende slagtan-den. Die konden wel een lengte van enkelemeters bereiken. Hoe hij daarmee handigkon manoeuvreren in een bos blijft voor mijnog wel een raadsel.

De naamgever van de mastodont had last van een

forse mammamanie

Zoogdier 24-3 pagina 17

Verdwenen zoogdieren

Welke zoogdieren kwamen

in vroeger tijden in Nederland

en/of Vlaanderen voor, maar

verdwenen uit de lage landen?

Jelle Reumer, directeur van het

Natuurhistorisch Museum

Rotterdam, blikt in deze rubriek

terug.

De mastodont van Auvergne

Page 20: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Aanpassen of wegwezenOmdat veel zoogdiersoorten minder mo-biel zijn, worden ze vaak als eerste de dupevan de effecten van klimaatverandering.Door de snelheid waarmee het klimaatverandert af te zetten tegen de gemiddeldesnelheid waarmee 493 zoogdieren op hetWestelijk halfrond migreren, komen ecolo-gen tot de conclusie dat een behoorlijkdeel van de soorten de verandering nietkan volgen ��. Naar schatting is onge-veer 9,2 procent van de zoogdieren te lang-zaam om de klimaatevolutie bij te houden,maar in sommige gebieden kan het cijfertot 39 procent oplopen. 15 tot 37 procentvan de soorten dreigt hierdoor tegen 2050uit te sterven �.

�www.nu.nl/wetenschap/2842814/uitster-v e n - s o o r t e n - k l i m a a t v e r a n d e r i n g -onderschat.html�www.pnas.org/content/early/2012/05/07/1116791109�www.sciencemag.org/content/336/6088/1516

Ontembare wolvenAmerikaanse wetenschappers menen hetantwoord gevonden te hebben op de vraagwaarom wolven - in tegenstelling tot hon-

den - niet of nauwelijks te temmen zijn. Deoorzaak ligt bij de socialisatie – een peri-ode waarin honden en wolven de wereldverkennen en indrukken opdoen die ze

voor de rest van hun leven meedragen. Hetis een proces dat bij wolven al na tweeweken begint, wanneer de jongen nog doofen blind zijn. Door de beperkte ontwikke-ling van hun zintuigen in deze verkennendelevensfase, kunnen ze niet zoals hondenwennen aan mensen. Bij honden gebeurtdat pas later in hun ontwikkelingsfase - navier weken - waarbij zij wel zicht en gehoorgebruiken en niet gaan schrikken vanmensen.

http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/eth.12044/abstract

Een nieuwe generatie veldgid-seniFelix kondigt zichzelf aan als een nieuwegeneratie veldnotebooks �. Het is een ini-tiatief van de Fundación Félix Rodríguez dela Fuente � die hiermee eer betoont aande beroemde, maar niet onbesprokenSpaanse natuurfilmmaker. Ik moet beken-nen dat ik deze digitale applicatie voor deiOS en iPad niet geheel heb uitgetest,maar het lijkt me een veredelde veldgidsdie gebruikmaakt van alle mogelijke com-municatietechnieken van audio en beeldtot geschreven woord. Op het vlak vanvormgeving en gebruiksgemak is eenprachtig werkstuk geworden maar quafunctionaliteit mocht het gerust meer zijn. Behalve de mogelijkheid om waarnemin-gen in te geven heeft het als notebook wei-nig om het lijf. Voor de prijs (2,69 euro)moet je het niet laten om het ding aan tekopen. Toch had ik graag wat meer uitge-geven voor een praktische toepassingwaaraan je als veldonderzoeker heel watmeer hebt. Wat zoogdieren betreft is voor-lopig enkel de digitale veldgids van de wolfte koop, maar er is beloofd dat er weldraook eentje van de lynx verschijnt.

� www.ifelixapp.com/en/� www.felixrodriguezdelafuente.com

Doe de das de das niet omEr is niet meteen een gebrek aan websitesover dassen, maar de opbouw van dezewebstek valt wat buiten het gebruikelijkeconcept. En voor een keertje is hij van Bel-gische makelij. De site is opgebouwd alseen door middel van tabs doorbladerbaredigitale brochure. Het heeft veel weg vaneen pamflet gericht tegen de illegale das-senjacht. De inhoud is minimaal en be-perkt tot algemene informatie. Devormgeving warrig en nietszeggend. Goedom eens snel te doorbladeren en vervol-gens te vergeten.

www.cpnbrabant.be/blaireaux_lectureli-bre/index.html

Vliegende speurdersWaarom moeten we ons nog moe makenwanneer vleesetende vliegen ons kunnenhelpen bij het speuren naar zoogdieren?Aasvliegen doen zich niet alleen tegoedaan een feestmaal maar verzamelen daar-bij een korf vol DNA-informatie over hundodenmaal. Duitse onderzoekers weten tevertellen dat het DNA, dat de vliegen on-bedoeld meenemen, lang genoeg bruik-baar blijft om een staal van genetischmateriaal te verzamelen van verschillendezoogdieren die in een bepaald gebied ver-blijven ���. Ze ontdekten deze inventa-risatietechniek eerder toevallig tijdens een

HyperKORT Dirk Criel bespreekt op eigen wijze onderwerpen over zoogdieren.

Zoogdier 24-3 pagina 18

Page 21: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

onderzoek naar een vorm van miltvuur bijchimpansees in Ivoorkust. Ze lokten devliegen om na te gaan of ze sporen van demiltvuurbacterie met zich meedroegen nahet eten van de karkassen van dode chim-pansees. Ze ontdekten dat 40% van de vlie-gen DNA van zoogdieren met zichmeedroeg en identificeerden hiermee 16zoogdiersoorten. Het blijkt een relatief ge-

makkelijke techniek om zoogdieren te in-ventariseren in moeilijk toegankelijkegebieden. Er wordt nu onderzocht of ookandere insecten - zoals bloedzuigendemuggen of (mest)kevers - hiervoor bruik-baar zijn ��.

�http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/mec.12183/abstract�www.nature.com/news/flesh-eating-flies-map-forest-biodiversity-1.12147 �www.kennislink.nl/publicaties/vlieg-brengt-biodiversiteit-in-kaart�http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/mec.12221/abstract �http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/j.1556-4029.2012.02279.x/abstract

Vleermuizen schuwen het licht

Wie dacht dat vleermuizen reeds tot uitden treure zijn bestudeerd, heeft het mis.Eén van de aspecten waarover iedereen

wel een mening heeft, maar waarovermaar weinig bekend is, is de werking vanlicht op deze nachtdieren. Het ‘Bats andLighting Research Project’ wil het gat inonze kennis dempen en een nieuw lichtwerpen op het nachtelijk vleermuizenge-drag. Doel van het project is de invloed vanlicht op vleermuizen en insecten in teschatten en mensen die verantwoordelijk

zijn voor (licht)infrastructuur te informe-ren over effecten en mogelijke oplossin-gen. Voorlopig is het nog (even) wachten opeen praktische handleiding maar weten-schappers hebben nu eenmaal tijd nodig.Wie niet kan wachten, kan alvast wat frag-mentaire kennis vergaren op de publicatie-en de linkenpagina.

www.batsandlighting.co.uk

BeverstemmenIedereen heeft zo zijn interesses. Zo zijn erook zoogdieronderzoekers die gefasci-neerd zijn door geluiden. Een Duits onder-zoeker raakte daarbij figuurlijk gebetendoor bevers. Hij verzamelde een arsenaalbevergeluiden, dat hij met u en mij deeltvia het internet. Installeer je in de sofa,oortjes in of koptelefoon op, oogjes dichten geniet van het rustgevend gepiep, ge-knars, gehijg, gekreun en geknaag. Laat jefantasie werken maar vergeet niet dat hetom bevers gaat.

www.biber-stimmen.de

Muizen kunnen hun genen rui-kenMuizen maak je niets wijs: ze kunnen ge-netische informatie ruiken. Dat feit op zichis niet nieuw, maar bewijzen kon men hettot nog toe niet ��. Muizen plassen tepas en te onpas en laten zo een geurspoor

na. In de urinemoleculen zit genetische in-formatie verborgen, onder meer overgenen die een belangrijke rol spelen in hetimmuunsysteem - de zogenaamde MHC-genen. Op basis hiervan kunnen ze een ge-slachtspartner kiezen met andere genenen zich door een gevarieerde genenver-menging wapenen tegen ziekten. De mui-zen ruiken niet zozeer de genen die deeluitmaken van het immuunsysteem, maarbepaalde moleculen vertellen hen meerover het geheel van erfelijke informatie vaneen soortgenoot. Muizen zijn immers instaat om overeenkomsten en verschillentussen genomen waar te nemen.

�www.nature.com/ncomms/journal/v4/n3/full/ncomms2610.html� www.scientias.nl/muizen-kunnen-genetische-informatie-ruiken/83063

Wie niet weg is, is gezienHet bedrijf Integrated Systems Solutionswerkt aan de ontwikkeling van een detec-tiesysteem voor zeezoogdieren. Het pro-gramma gebruikt een luchtradarsysteemdat het zeewateroppervlak afspeurt naarzeezoogdieren. Daarvoor wordt een Cess-na-vliegtuigje de lucht ingestuurd dat isuitgerust met radargestuurde sensoren.Die zijn in staat om zeezoogdieren te de-tecteren én te identificeren en hun aanwe-zigheid te melden aan een basispost. Eenvan de nobele doelen van het programmais het verhinderen van aanvaringen vanschepen met grote walvissen - waaronderde zeldzame Noordkaper. Maar ook andereveiligheidstoepassingen zijn mogelijk. Mi-litaire activiteiten en petroleumboringenop zee bijvoorbeeld kunnen interfererenmet walvissen en kwalijke neveneffectenveroorzaken die met enige voorkennis ver-mijdbaar zijn. Ook kunnen tellingen en

monitoringprojecten van walvissen op dezemanier worden ondersteund.

http://mmds.co/?goback=%2Egde_120409_member_205658177

Zoogdier 24-3 pagina 19

Page 22: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

BOEKEN

Dierspoorgids 2.0

Aaldrik Pot

In mijn kast staat ongeveer anderhalvemeter aan gidsen over diersporen, uitzowel binnen- als buitenland. Stuk voorstuk zijn ze niet helemaal compleet en bo-vendien legt elke gidsschrijver zijn eigenaccent. Diemer Vercayie heeft dat principenog wat verder doorgevoerd en wijdt bijna200 pagina’s enkel en alleen aan prentenoftewel pootafdrukken van zoogdieren. Zezijn verdeeld in drie apartje boekwerkjesmet een ringbandje. Zo zitten de roofdie-ren en haasachtigen in één band, deknaagdieren en insecteneters zijn bij el-kaar gevoegd . De hoefdieren hebben eeneigen deeltje.

Met deze aanpak is het de meest uitge-breide gids op het gebied van zoogdier-prenten en gaat het een stapje verder dande op prentengebied ook al niet kinder-achtige Diersporengids van R.W. Brownen M.J. Lawrence (Thieme, 1985). Noviteitin de gids van Vercayie zijn de transpa-ranten met contouren van de pootafdruk-ken op ware grootte. Het idee daarachteris dat je in het veld de transparanten opde door jou gevonden prent kan leggenom ‘in een oogopslag’ tot een sluitendedeterminatie te komen. Handig is ook hetinfoblokje ‘Te verwarren met’ zodat je vrij

snel vergelijkingen tussensoorten kunt maken. Dit principe van transparanten leidt weltot enige grappige probleempjes, want omeen prent van bijvoorbeeld een bruinebeer op ware grootte af te beelden heb jeal snel een A5-je nodig, terwijl de boekjeseen afmeting van 12x21 cm hebben endaarmee net iets groter zijn dan het ge-middelde aantekenboekje. De inhoud van de gidsjes is verder erg uit-gebreid. Er is veel aandacht voor de ver-schillende gangen van dieren metduidelijke schematische tekeningetjes vande stap, draf en galop(sprong). Deze infois wel in alle drie de gidsjes ongeveer het-zelfde waardoor er, als je ze alle driekoopt, wel wat overlap is. En waarom zouje ze niet alle drie kopen? Aan de anderekant heeft Vercayie ook weer goed nage-dacht over die afzonderlijke deeltjes. Hij

heeft het roofdier wasbeer in hetdeeltje van de knaagdieren gestoptomdat de prent meer lijkt op die vanbeverrat of bever dan van pak ‘mbeet een vos. De deeltjes kosten perstuk trouwens € 19,99.Maar goed, dit is allemaal bureau-werk. Werken met name de transpa-ranten ook in de praktijk? Ik neem deproef op de som in het bos bij mij opde hoek. De eerste prent die ik te-genkom is van een… hond. Tot mijnlichte verbazing staat die er niet in.Vercayie heeft de keus gemaakt ge-domesticeerde dieren achterwege telaten, al wordt het paard (inclusiefhoefijzer) wel behandeld. Enige tijd

later vind ik de prenten van een ree die hetpad is overgestoken, zowel in stap als ingalop. Transparantje erop, en ja, het werktook nog. Stiekem probeer ik natuurlijkook even die van een moeflon en damhert,maar je ziet vrij snel dat de vorm ofgrootte anders is oftewel dat de contou-ren van de prent niet binnen de rode lijn-tjes passen. Natuurlijk zal het niet altijd lukken metdie transparantjes, maar voor beginnendeenthousiastelingen voegt het zeker wattoe. Het boekje is, naast de transparan-ten, vervaardigd van sterk, waterafstotendpapier. De praktijktest wijst overigens weluit dat het papier natuurlijk wat viezigwordt van het gebruik. Maar even kortdoor de bocht, de boekjes zijn gemaaktvoor in het veld, niet voor de boekenkast.

Wild van sporenWest-Europese zoogdieren

Auteur: Diemer VercayieUitgever: Lannoo Campus & Natuurpunt

Tielt, 2013ISBN: 978 90 5011 429 5Prijs: €19,99 per deel

Deze sporengidsen zijn verkrijgbaar viawww.zoogdierwinkel.nl

Zoogdier 24-3 pagina 20

Page 23: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Zoogdier24-3 pagina 21

Meer informatie?http://zoogdierenwerkgroep.be/studie/onder-zoeksprojecten/jaar-van-de-muis/muizen-pluizen

Jaar van de muis in Vlaanderen

Johan Lefebvre en Diemer Vercayie

In de voorgaande nummers van Zoogdier van ditjaar berichtten we al over het Jaar van de muis.Dit jaar besteedt de Natuurpunt Zoogdieren-werkgroep uitgebreid aandacht aan muizen. Zevormen namelijk een uiterst belangrijke scha-kel in de voedselketen, maar er is bitter weinigover hun verspreiding en aantallen bekend. ‘Watvangt de kat’, de eerste actie in het kader vanhet Jaar van de muis, was gericht naar het grotepubliek en loopt nog steeds . De tweede actie,het Muizenmeetnet, dat aangekondigd werd inhet vorige nummer, start in oktober dit jaar. Alsderde actie zet de Zoogdierenwerkgroep het‘braakballen pluizen’ opnieuw in de schijnwer-pers, een zeer oude, maar nog steeds zeer be-langrijke methode om de verspreiding vanmuizen te onderzoeken.

Zoogdierenatlas De zoogdieratlassen in hetverleden waren een goede stimulans om kleinezoogdieren via braakballen te inventariseren. In1986 publiceerde de Zoogdierenwerkgroep vande Jeugdbond voor Natuur en Milieu (JNM ) de‘Zoogdieren-Inventarisatie van Vlaanderen(1976-’85)’. In de periode 1996-2002 werktenNatuurpunt en JNM aan een nieuwe atlas, dieverscheen in 2003. Door deze ‘periodieke’ at-lassen beschikken we over gegevens gespreidover tientallen jaren. Vooral in aanloop naar depublicatie werd er naarstig gepluisd om de ver-spreiding van de verschillende muizensoortenin Vlaanderen in kaart te brengen. Hoe meerbraakballen er gepluisd werden, hoe beter ook

de zeldzame soorten in kaart gebracht kondenworden. Jammer genoeg wordt het braakbalpluizen nietzo intens en gecontroleerd voortgezet in niet-zoogdieratlas-jaren. Jaarlijks worden nogsteeds braakballen geplozen in lokaaltjes vangezellige cafeetjes, maar veel van deze gege-vens gaan ongewild verloren, omdat ze niet ge-centraliseerd worden. De NatuurpuntZoogdierenwerkgroep (ZWG) en de Kerkuil-werkgroep Vlaanderen (KWG) willen deze te-kortkoming nu verhelpen.

Systematisch inzamelen en pluizen DeZWG en de KWG hebben de handen ineengesla-gen om een structuur op te zetten voor het sys-tematisch inzamelen van braakballen, hetpluizen ervan en het centraliseren van de gege-vens. Heel wat kerkuilbroedplaatsen wordengevolgd en de KWG verzamelt per broedplaatsieder jaar minimaal 10 volle braakballen. Diebraakballen worden gecentraliseerd en vandaaruit verzonden naar de pluizers. De ZWG or-ganiseert en stimuleert braakbalpluisavondenin de winter, onder meer door het opnemen vandeze activiteit in zoogdierencursussen. Pluizerskunnen beroep doen op het braakballenaanbodvan de KWG. Na het pluizen voeren de pluizersde resultaten in via een speciaal daarvoor ont-wikkelde website. Zowel de ZWG als de KWGkunnen via die website de resultaten raadple-gen.

Tien braakballen Tien braakballen volstaatom een eerste zicht te krijgen op de courante

soorten in het voedselpakket van de kerkuil.Daarnaast kunnen ook al enkele minder cou-rante soorten voorkomen. Gemiddeld worden erzo’n 7 à 8 soorten gevonden in zo’n partij braak-ballen. Die tien braakballen geven ons een eer-ste indicatie van de diversiteit in hetvoedselpakket van de kerkuil en de diversiteitvan de muizen in zijn leefgebied. Minder soortenin het menu wijzen op het veelvuldig voorkomenvan ‘stapelsoorten’ en onderbouwen een goedekerkuillocatie. Het pluizen van slechts 10 braak-ballen is niet zoveel werk, maar is uiterst ge-schikt voor een snelle inventarisatie. Het geeftons direct een lokaal beeld van het menu van dekerkuil en als er op die manier, verspreid overzo veel mogelijk locaties, braakballen geplozenworden, geeft het ook een beeld van de relatievespreiding van de courante soorten muizen.

Oproep Bij deze wil de ZWG dan ook eenwarme oproep doen om mee te werken aan ditproject. Via een eenvoudig verzoek kun je [email protected] kan eenset braakballen krijgen. In een warm lokaaltjebraakballen pluizen met een groepje vriendenis een heel gezellige activiteit voor een regen-achtige herfstavond of een koude winteravond!Heeft jouw lokale Natuurpuntafdeling nog geenpluisactiviteit op de kalender staan? Laat ze danzeker dit artikel eens zien!

Braakballen pluizen in Vlaanderen

Foto Diemer Vercayie

Page 24: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Zoogdier 24-3 pagina 22

Ecoduct bij Hoog Buurlo. Foto H2Eco

In afgelopen decennia is de dichtheid vanhet Nederlandse infrastructurele netwerksterk toegenomen (Figuur 1).(Spoor)wegen en verkeer hebben een be-langrijk aandeel in de versnippering vannatuur en landschap. Versnippering is indit verband gedefinieerd als “de opsplit-sing van habitat en ecosystemen in klei-nere meer geïsoleerde fragmenten (ofsnippers) die gescheiden worden door bar-rières”. Deze versnippering leidt tot min-der beschikbaar leefgebied, tot eenverminderde verbinding tussen leefgebie-den en deelpopulaties, tot meer verkeers-slachtoffers onder diersoorten en totminder uitwisseling van genen tussendeelpopulaties. Dit kan leiden tot verliesvan populaties (Figuur 2).

Mondiaal is geconstateerd dat versnippe-ring een significant effect heeft op eenbreed scala aan soorten en zo heeft bijge-dragen aan een achteruitgang van de bio-diversiteit. Om deze negatieve effecten vanversnippering tegen te gaan, zijn de laat-ste jaren in Nederland en op vele plaatsenelders in de wereld faunavoorzieningenaangelegd. In Nederland loopt het Meerja-renprogramma Ontsnippering (Kader 1).Voorbeelden van zulke faunavoorzieningenzijn: rasters, faunatunnels, ecoducten,ecoduikers, loopstroken onder bruggen,touwbruggen tussen boomkruinen en uit-stapplaatsen bij kanalen. Deze voorzienin-gen hebben als doel het bevorderen van deconnectiviteit van natuur en landschap,ofwel ontsnipperen, om zo bij te dragen

aan het duurzaam voortbestaan van popu-laties (Figuur 3). Aangenomen wordt datdoor het opheffen van barrières met be-hulp van faunavoorzieningen de negatieveeffecten van versnippering door infra-structuur gemitigeerd kunnen worden.Maar hoe werkt dit eigenlijk in de praktijk?

Gebruik van faunavoorzieningenTot nu is vooral het gebruik van faunavoor-zieningen door dieren breed onderzocht.Dit om na te gaan hoeveel en welke(doel)soorten er gebruik van maken en omhet ontwerp van faunavoorzieningen te op-timaliseren. Deze onderzoeken laten ziendat een breed scala aan (doel)soorten devoorzieningen gebruiken. De mate waarindit gebeurt, verschilt per soort, tussen sei-

En... werkt zo’n faunapassage? Op 6 juni j.l. is het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO) feestelijk afgesloten in het provincie-

huis van Gelderland. Negen ecoducten over rijkswegen en het spoor, aangevuld met kleine faunatun-

nels, rasters en aangepaste bruggen en duikers, kennen dito maatregelen bij provinciale wegen.

Sinds de realisatie van de eerste dassentunnel in 1973 kent ontsnippering een stapsgewijze ontwik-

keling. Regelmatig komt de vraag op of deze maatregelen wel werken. Dit artikel gaat verder in op

deze vraag.

Hans Bekker en Robbert Haasnoot

Page 25: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Zoogdier 24-3 pagina 23

zoenen, locaties, in de tijd en het typevoorziening. Faunavoorzieningen zijn ef-fectief gebleken in het faciliteren van eenveilige oversteek voor individuele dieren,wat de permeabiliteit van de infrastructuurvergroot. De faunavoorzieningen zijn dusfunctioneel en succesvol in het reducerenvan de versnipperingproblematiek voor hetindividu. Gebruik veronderstelt logischer-wijs dat voor het individu de connectiviteitis verbeterd, de kans op een aanrijding isverminderd en de mogelijkheden tot ver-spreiding en paring is toegenomen. Indi-rect mag aangenomen worden dat dezeverbeteringen voor individuen een positiefeffect hebben op de gehele populatie. De modelstudie Dassim, die de grootte vaneen dassenpopulatie in Limburg simuleertop basis van het functioneren van voorzie-ningen, laat het belang van onderhoud zien(Kader 2/Figuur 4). Constatering van ge-bruik is echter geen bewijs dat ze directbijdragen aan het duurzaam voortbestaanvan populaties. Hiervoor is diepgaanderonderzoek naar de effecten van fauna-voorzieningen op populatieniveau nodig.

Effectiviteit van faunavoorzie-ningen Er zijn vragen gesteld over de ef-fectiviteit van faunavoorzieningen. Maarwanneer is een faunavoorziening eigenlijkeffectief op populatieniveau? Faunavoor-zieningen zijn effectief wanneer ze de mi-gratie (aantal passages), mortaliteit(aantal faunaslachtoffers), habitat be-schikbaarheid (voorkomen in beschikbaarhabitat), populatiegrootte (aantal indivi-duen) en/of genetische samenstelling (ge-netische diversiteit en differentiatie) vanpopulaties verbeteren ten opzichte van desituatie zonder voorzieningen. Onderzoek

heeft zich tot nu toe vooral gericht op hetmonitoren van gebruik en in mindere mateop het analyseren van dergelijke popula-tieeffecten. Ondanks het gebrek aan dit type onder-zoek zijn er wel degelijk feiten uit (ge-bruiks-)onderzoek en waarnemingenvanuit het veld die de verwachting voedendat faunavoorzieningen effectief zijn op po-pulatieniveau. Bij navraag is gebleken datnatuurbeheerders in gebieden met fauna-voorzieningen bovengenoemde effectenregelmatig waarnemen. Uit een inventari-satie van internationaal onderzoek blijktverder dat faunapassages en afrasteringenhet aantal faunaslachtoffers verminderenvoor verscheidene soorten zoals hoefdie-ren, dassen, amfibieën en reptielen. Ver-mindering van de mortaliteit kan zekervoor soorten, die onder druk staan doorwildaanrijdingen, een belangrijke bijdrageleveren aan een lokale populatie. Misschien wel het beste voorbeeld van debijdrage van faunavoorzieningen aan hetvoorbestaan van populaties komt uit eigenland. In 1900 werd het aantal dassen inNederland geschat op een populatie van12.000 individuen. Door sterke verminde-ring van de kwaliteit van het beschikbarehabitat en mede door de intensivering vanhet infrastructurele netwerk werd het aan-tal dassen aan het begin van de jaren tach-tig teruggedrongen tot ca. 1000exemplaren. Deze sterke achteruitgangleidde in 1983 tot beleidsaanbevelingendoor het Beheersoverleg Dassen inzakehet behoud en herstel van de dassenpopu-latie in Nederland. Op basis van dit beleidzijn vervolgens vele beschermingsmaatre-gelen getroffen. Dit pakket aan maatrege-len richtte zich op habitatverbetering,

burchtbescherming, herintroductie en ont-snipperende maatregelen aan wegen enkanalen. (zie foto Jaap Mulder Natuurlijk).Momenteel, na de verbetering van devoedselkwaliteit, de aanleg van vele heg-gen, het uitzetten van verweesde jongedieren en vele kilometers dassenraster enhonderden faunapassages is de dassenpo-pulatie gegroeid tot een geschat aantal van5000 individuen. Faunavoorzieningen lijkendus effectief bijgedragen te hebben aanhet voortbestaan van de das in Nederland.Echter, de verschillende getroffen maatre-gelen hebben elkaar versterkt, waardoorhet herstel van de das lastig causaal valtte koppelen aan de aanwezigheid van voor-zieningen aan infrastructuur. Wel is vast-gesteld dat het aantal verkeersslachtoffersrelatief is achtergebleven bij de toename

Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO)

In 2004 boden de toenmalige ministers vanVerkeer en Waterstaat (VenW), van Volkshuis-vesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer(VROM) (nu samen I&M) en van Landbouw, Na-tuur en Voedselkwaliteit (LNV, nu EZ) de notaMeerjarenprogramma Ontsnippering aan. Hetdoel was om in de periode van 2005 tot en met2018 de 215 belangrijkste knelpunten (barriè-res) veroorzaakt door bestaande rijkswegen,spoorwegen en rijkskanalen binnen de Ecolo-gische Hoofdstructuur (EHS) op te heffen[VenW et al., 2004]. In de loop der jaren zijnbinnen dit ontsnipperingsprogramma vele fau-navoorzieningen gerealiseerd. Het MJPO iswereldwijd het eerste en nog steeds een vande meest vooruitstrevende ontsnipperings-programma’s. Al krijgt het navolging zij hetmet de nodige modificaties. (zie www.mjpo.nl)

Figuur 1 De Nederlandse enkel- en dubbelbaans wegen (blauwe lijnen) en

snelwegen (zwarte lijnen) in de periode van 1957 tot en met 2007.

[Kaarten uit: autosnelwegen.nl].

Figuur 2 Schematische weergave van de populatie-effecten van

wegen en verkeer [Naar: EEA & FOEN, 2011]

Figuur 3 Schematische weer-

gave van versnippering en

ontsnippering met behulp van

faunavoorzieningen.

[Naar: EEA& FOEN, 2011]

Page 26: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

in aantal dassen en hun verspreiding.Deze voorbeelden indiceren dat fauna-voorzieningen functioneel zijn en in som-mige gevallen effectief bijdragen aan hetbehoud van soorten. Dit en vergelijkbarevoorbeelden vragen om nader onderzoekom de effectiviteit te bewijzen. Een derge-lijke analyse geeft namelijk inzicht inwelke mate ze bijdragen aan het duur-zaam voortbestaan van populaties en hoegelden voor natuurbehoud het efficiëntstkunnen worden ingezet. Recente signalengeven aanleiding tot enig optimisme op ditgebied. Er zijn modellen in ontwikkelingdie op basis van gebruiksgegevens latenzien dat er verdere uitspraken zijn te doenover het bijdragen van faunavoorzieningenaan het voortbestaan van populaties.

Rol van faunavoorzieningen inhet natuurbeleid Het verbinden vannatuurgebieden door de aanleg van fauna-voorzieningen is één van de werklijnenbinnen het Nederlandse natuurbeleid. Dewerklijnen samen zijn gericht op het be-houden van soorten (zie figuur 5). Ditmaakt het in veel gevallen ondoenlijk omop korte termijn de bijdrage van elkeaparte maatregel aan het voortbestaan vanpopulaties aan te tonen. Hoeveel fauna-

voorzieningen aan wegen bijdragen zoueen geïntegreerd onderdeel moeten zijn inde evaluatie van de effectiviteit van allemaatregelen binnen het natuurbeleid.Ofwel onderdeel zijn van de evaluatie vande effectiviteit van de Ecologische Hoofd-structuur (EHS) in het behouden van denatuur en de biodiversiteit. Recentelijk heeft de Adviesraad voor deLeefomgeving en Infrastructuur het ad-viesrapport “Onbeperkt houdbaar: naareen robuust Natuurbeleid” gepresenteerdaan staatssecretaris Dijksma. De raad ad-viseert om uit oogpunt van effectiviteit vande inzet van middelen de volgende priori-teitsvolgorde te hanteren (figuur 5). Aller-eerst oppervlakte en kwaliteit vanbestaande natuurgebieden vergroten, ge-volgd door aankoop van nieuwe natuurge-bieden en verhogen van uitwisseling intussenliggend agrarisch gebied. De laag-ste prioriteit heeft het verbinden van na-tuurgebieden zoals via faunavoorziening-en. Met het realiseren van de EHS is ge-noemde volgorde al min of meer aan deorde. Het is echter in Nederland niet altijdmogelijk om de maatregelen die prioriteithebben boven verbinden uit te voeren ofdeze zijn al uitgevoerd. Dan blijft verbindenvan natuurgebieden met behulp van fau-

navoorzieningen over als goed instrumentin de toolbox voor de realisatie van de EHS.De EHS moet immers een netwerk vor-men. In een sterk versnipperd en dichtbe-

volkt land als Nederland is het aanleggenvan natuurverbindingen onvermijdbaar enwaarschijnlijk zelfs noodzakelijk om onzenatuur te behouden.

Hans Bekker werkt bij Rijkswaterstaat,Dienst Water, Verkeer en LeefomgevingRobbert Haasnoot is werkzaam bij Uni-versiteit Utrecht, Ecologie en Biodiversiteitvoor zijn MSc. Environmental Biology, Eco-logy & Natural Resource Management.

Belang van onderhoud

Onderhoud van faunavoorzieningen is uiter-mate belangrijk voor hun blijvend functione-ren (figuur 4). Wanneer een faunatunnelonder water staat of als een raster gatenvertoont, zijn ze niet meer functioneel in hetvoorzien van een veilige oversteek en kun-nen dieren op de weg geraken. Dit kan lei-den tot aanrijdingen met schade en/of letselen een afname van de gezondheid van dier-populaties.

Zoogdier 24-3 pagina 24

Das bij tunnel. Foto Jaap Mulder Natuurlijk Fauna Uitstapplaats (fup). Foto Hans Bekker

Figuur 4 DASSIM simulatie van de dassenpopulatie in midden-Limburg (Nederland)

voor twee scenario’s: Alle faunavoorzieningen functioneren goed (100%, lichtgroen) en de

helft van de voorzieningen functioneren (50%. donkergroen)[ van der Grift et al., 2003].

Figuur 5 Prioriteitsstelling bij de inzet van middelen voor natuurbescherming

[Rli, 2013]

Page 27: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Voor diverse diergroepen bestaan er kas-ten die een alternatief onderkomen bie-den. Ook voor zoogdieren zijn er kasten,bijvoorbeeld voor vleermuizen, eekhoornsen egels (‘egelhuis’). Voor de steenmarterbestond echter nog geen specifieke kast.De soort is wel eens waargenomen in kas-ten voor boommarters en ook in kastenvoor de steenuil zijn wel eens steenmar-ters aangetroffen, maar dit lijken vooral‘gelegenheidsplekken’ te zijn. De Zoog-diervereniging heeft nu in samenwerkingmet Vivara Natuurbeschermingsproducteneen kast ontwikkeld die speciaal als ver-blijf voor de steenmarter dient.

Voorkeuren marter komenterug in ontwerp Voor het ontwerpzijn diverse marterdeskundigen en anderebronnen geraadpleegd om uit te vindenwelke eisen steenmarters aan hun onder-komen stellen. Hieruit kwam geen eendui-dig beeld naar voren. Steenmartersgebruiken in de praktijk een veelheid aantypen verblijfplaatsen, zowel in gebouwen

als daarbuiten: zolders, kruipruimtes,spouwmuren, ruimtes tussen plafonds enonder dakbedekkingen, schuurtjes, de aleerder genoemde kasten voor boommar-ter en steenuil, boomholtes, takkenhopenen dichte struwelen. Wel lijken vrouwtjesmet jongen een voorkeur te hebben voor

wat ruimere en hoger gelegenverblijfplaatsen als zolders enruimtes tussen plafonds. Alshet gaat om slaapplekken lijktde steenmarter een duidelijkevoorkeur te hebben voor kleineruimtes, waar de dieren enigs-zins ‘klem’ liggen. Daarom isgekozen voor een ontwerp datenerzijds voldoende ruimtebiedt aan zowel een losse mar-ter als een vrouwtje met jongen(‘minizolder’) en dat anderzijdsook een knus slaapverblijfheeft. Feitelijk gaat het omtwee kasten in één. Hierboven vindt u een bouwte-kening van de kast. De kast is

ook kant-en-klaar te koop bij Vivara. Ukunt dus zelf beslissen of u er zelf een inelkaar wilt knutselen of dat u liever eentjekoopt.Er is nog weinig bekend over het gebruikvan kasten door steenmarters. De ko-mende maanden wordt de nu gepresen-teerde kast op verschillende plaatsengetest in tuinen waarvan bekend is dat ersteenmarters voorkomen. Heeft u zelf on-dertussen ook een steenmarterkast in uwtuin geplaatst? Laat ons dan weten wat deresultaten zijn!

Rob Koelman werkt voor het bureau van [email protected]

Een steenmarterkast: ook bij u in de tuin?De Zoogdiervereniging heeft 2013 uitgeroepen tot het Jaar van de Steenmarter.

Via www.jaarvandesteenmarter.nl kunnen geïnteresseerden informatie vinden over de leefwijze

van dit dier en worden tips gegeven over hoe om te gaan met eventuele overlast.

Ook is er nu een speciale steenmarterkast ontworpen. Deze kast kan ingezet worden om er voor te

zorgen dat een marter zich in uw tuin vestigt. Daarnaast kan de kast mogelijk ook dienen als

alternatieve verblijfplaats voor steenmarters die overlast veroorzaken in gebouwen.

Rob Koelman

Meer informatieDe kast kan tot 1 november 2013 worden be-steld voor de actieprijs van €149,95 (normaleprijs €179,95, beide prijzen exclusief verzend-kosten) via www.vivara.nl

De bouwtekening kan worden gedownload vanwww.jaarvandesteenmarter.nl. Hier zijn ook tipste vinden voor het ophangen van de steenmar-terkast.

Steenmarterkast. Foto Wesley Overman

Jaar van de Steenmarter in Nederland

Zoogdier 24-3 pagina 25

Page 28: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Adopteer een Zoogdier suc-cesvol!Bij de vorige Zoogdier was het verzoekbijgevoegd om een zoogdier te ‘adopte-ren’ en daarmee de Atlas van de Zoog-dieren van Nederland te ondersteunen.Veel leden hebben daar gelukkig posi-tief op gereageerd. Tot nu toe heeft deactie ‘adopteer een zoogdier’ ruim26.000 euro opgeleverd, een resultaatdat er mag zijn. Natuurlijk gaat mijngrote dank uit naar alle leden en rela-ties die dit mooie bedrag bijeen hebbengebracht.Maar onze adoptie actie is nog niet af-gerond, deze loopt door tot het einde vandit jaar en dat is nodig ook want onsdoel is in totaal 60.000 euro bijeen tebrengen om De Atlas van de Neder-landse Zoogdieren uit te geven. Naastparticulieren worden er ook organisa-ties en bedrijven benaderd. Van eenaantal van onze vaste relaties, zoalsoverheden en natuurbeschermingsor-ganisaties, hebben wij al ook al bijdra-gen ontvangen.De werving gaat nog steeds door! Er zijner ongetwijfeld onder u die tot nu toenog geen gebruik hebben gemaakt vande mogelijkheid om een zoogdier teadopteren. Met een bijdrage van 75 euroontvangt u direct na de presentatie eind2014 een exemplaar van de atlas meteen waarde van 40 euro. Meer informa-tie over de atlas en de adoptiemogelijk-heden vind u op www.zoogdiervere-niging.nl/zoogdieratlas of vul alsnog demachtigingskaart in die bij de vorigeZoogdier was bijgevoegd. De Atlas van de Nederlandse Zoogdie-ren wordt uitgegeven door Naturalis inde serie de Natuur van Nederland.Bijna 80 leden van de Zoogdiervereni-ging werken momenteel hard om deatlas tot een succes te maken. Er zijnmeer dan 60 soortauteurs actief om deteksten van de 96 te behandelen soor-ten te schrijven. Andere auteurs hebbenzich bereid verklaard om de algemenehoofdstukken te schrijven en een beeld-redactie is gestart met het bijeenbren-gen van al het foto en beeldmateriaaldat voor de atlas gebruikt gaat worden.

Het CBS levert voor meerdere soortennieuwe statische analyses waardoor hetmogelijk is om trends beter te onder-bouwen.

Hans van Dord, voorzitter

Rie de Boois-fonds 2013 toe-gekend aan Werkgroep KleineMarterachtigenUit de nalatenschap van Rie de Booisheeft de Zoogdiervereniging een fondsingesteld om zoogdieronderzoek doorvrijwilligers te stimuleren. Werkgroepenvan onze vereniging konden dit jaar voorhet eerst projectvoorstellen indienen.Het bestuur van de Zoogdierverenigingheeft besloten een voorstel van deWerkgroep Kleine Marterachtigen toe tekennen. Hiermee gaan zij hun onder-zoek naar wezel en hermelijn uitbrei-den. Lees meer over het onderzoek ophttp://www.zoogdiervereniging.nl/node/1533.

Foto’s gezocht voor Zoogdier-atlas

Voor de atlas van De Nederlandse Zoog-dieren is een beeldredactie druk be-noemd die op zoek gaat naar geschiktefoto’s. Er worden karakteristieke soort-foto’s gezocht. Voor de soorten diemeerdere pagina’s beslaan zal even-eens een foto van het dier in de biotoop

dan wel de biotoop zelf worden afge-drukt. Verder is er soms ruimte voor ty-pisch gedrag van het dier, van sporen ofeen (IR-) cameravalbeeld als dit een on-dersteunende waarde heeft voor detekst. Daarnaast zijn we op zoek naarfoto’s van methodes om zoogdieren vastte stellen. Heb je passende, technisch goede foto’sdie gebruikt mogen worden voor deAtlas van de Zoogdieren van Nederland?De beeldredactie ontvangt ze graag!Kijk voor meer informatie en hoe in tezenden op http://www.zoogdiervereni-ging.nl/node/1531

Cursusprogramma najaar2013 voor professionalsHet Bureau van de Zoogdierverenigingorganiseert dit najaar samen met part-ners diverse cursussen voor professio-nals. Samen met Stichting RAVON en deKAD is er op 1 oktober een cursus na-tuurwetgeving voor groenbeheerders.De driedaagse cursus Vleermuizen enPlanologie wordt gegeven op 5, 12 en 19november.Ten slotte is er samen met EKootreeeen Workshop Natuur onder de WABOop 27 november.

Nieuws

NEDERLAND

Nieuws van de Zoogdiervereniging (Nederland) en van de Zoogdierenwerkgroep en de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt (Vlaanderen).

Zoogdier 24-1 pagina 26

LezersonderzoekDe redactie van Zoogdier is benieuwd

naar de mening van leden over het

tijdschrift. Daarom vragen zij u mee te

doen aan het lezersonderzoek. Meer

informatie en een link naar de vragen-

lijst is te vinden op

www.zoogdiervereniging.nl

Zoogdier 24-3 pagina 26

Egel. Foto José Dekter

Page 29: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Meer informatie en het aanmeldformu-lier is te vinden op http://www.zoogdier-vereniging.nl/cursussen.

Geef uw waarneming vanegels door Op 21 en 22 september is het Egel-weekend 2013. Tijdens dit weekendroept de Zoogdiervereniging iedereen opom waarnemingen van egels door tegeven, bijvoorbeeld uit eigen achtertuinof buurt.

De Zoogdiervereniging wil met het Egel-weekend zo veel mogelijk gegevens vanegels verzamelen. Door deze waarne-mingen (en die van eerdere jaren) ont-staat er een aardig beeld van deverspreiding van egels in Nederland.Waar komen ze voor en waar worden zeniet gemeld? Zijn de witte gebieden uitvoorgaande jaren er nog steeds? Eenegel doorgeven? Ga naar:http://www.zoogdiervereniging.nl/egel-weekend.

Natuur is een feest!Deze zomer was ik op een camping in de Drome in Frankrijk. Ineens wasdaar het gerucht dat er ‘altijd om half tien ’s avonds bevers het riviertjelangs de camping komen opzwemmen’. Daarbij kwam het bericht vanmijn zoon dat hij ‘de beverburcht had gevonden’. Ik was wat sceptisch,maar die avond toch maar post gevat bij het mogelijke hol en warem-pel: er waren zelfs 3 bevers actief! Ze zwommen in en uit de burcht,knabbelden aan wat wilgenscheuten en zwommen inderdaad het rivier-tje op. En dat allemaal op nog geen 10 meter afstand. De bevers waren onver-stoorbaar. Wat een genot en niet in de laatste plaats omdat ze zo ge-wend waren aan de aanwezigheid van mensen. Ook in Nederland zullensteeds meer mensen van zo dichtbij van bevers kunnen genieten, wateen feest!

Om dit feest van de natuur groots te vieren is het idee geboren in Ne-derland, toevallig naar Frans voorbeeld, jaarlijks het Fête de la Naturete organiseren. Het idee is dat er door heel Nederland allerlei verschil-lende activiteiten worden georganiseerd in de natuur. En natuur gedefi-nieerd als hartje Waddenzee tot en met het Vondelpark in Amsterdam.Het kan gaan om een yogales in een bos, om een klassiek concert in deduinen, volleyballen in de Biesbosch of gewoon een wandeling met deboswachter. In het weekeinde van 24 en 25 mei 2014 wordt het eersteFête de la Nature gehouden. Voor meer informatie zie www.fetedelana-ture.nl.

En over feestjes gesproken: de website www.natuurbericht.nl bestaat 5jaar. En dat is zeker reden voor een feestje. Al vijf jaar lang zijn er da-gelijks meerdere nieuwsberichten over de natuur te vinden op de site,ook afkomstig van de Zoogdiervereniging. Een zeer aan te bevelen web-site om te volgen.

Rob van WestrienenDirecteur Zoogdiervereniging

C O L U M N

Zoogdier 24-3 pagina 27

Page 30: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Ook wasbeer gebruikt eco-duct WarandeHet ecoduct de Warande in Bierbeekwas het eerste ecoduct in België enwerd afgewerkt in 2005. Om de efficiën-

tie ervan te volgen werd een intensievemonitoring opgestart. In het eerste jaarna de bouw (2006 of T1), het derde jaar(2008 of T3) en het zevende jaar (2012 ofT7) werd het ecoduct van nabij gevolgd.T7 werd uitgevoerd door de NatuurpuntZoogdierenwerkgroep. Met behulp vancameravallen en een zandbed werd na-gegaan welke zoogdieren het ecoductgebruiken en dat bleken er heel wat tezijn. Reeën, vossen en steenmarterswerden heel frequent gezien. In hetbegin was het everzwijn een zeldzamepassant, maar naar het einde van demonitoring toe was die heel wat minderzeldzaam. Ook de bunzing werd af entoe gezien en een heel opvallende pas-sant was een wasbeer. Alle dieren ver-toonden een rustig gedrag, wat eropwijst dat ze het ecoduct zien als een na-tuurlijke omgeving. Gezien een ecoductaltijd in combinatie met een wildrasterwordt aangelegd, daalde ook het aantal

ongevallen op de Leuvense steenweg(N25) met reeën spectaculair.

Studiedag toegepaste zoog-dierenbescherming op 9 no-vemberDe Natuurpunt Zoogdierenwerkgroepen de Nederlandse Zoogdiervereniging

organiseren om de twee jaar een grotezoogdierenstudiedag. Die studiedagwordt afwisselend in België of in Ne-derland georganiseerd. Dit jaar vindt destudiedag plaats in België en staat ze inhet teken van toegepaste zoogdierenbe-scherming. Er worden veel rapportengeschreven over hoe het met zoogdierengaat of wat we zouden moeten doen omze te beschermen, maar vaak blijft deuitvoering ervan achterwege. Op dezestudiedag gaan we na hoe we daar ver-andering in kunnen brengen en wordener tal van voorbeelden gegeven van con-crete acties voor zoogdierenbescher-ming.

Nieuw grootschalig projectrond verkeersslachtoffersVan 2008 tot 2012 werden de verkeers-slachtoffers in Vlaanderen in kaart ge-bracht via meldingen op www.dieren-onderdewielen.be, een projectpagina op

waarnemingen.be. Dit leverde al heelwat resultaten op die je kunt nalezen opwww.natuurpunt.be/dierenonderdewie-len. In september lanceert Natuurpunteen nieuw vier jaren durend verkeers-slachtofferproject dat ze uitvoert in op-dracht van de Vlaamse overheid. Daarinzullen verder waarnemingen verzameld

worden op losse basis zoals inhet vorige project om knelpuntenin kaart te brengen. Vernieuwendis dat de resultaten nu onmiddel-lijk op kaart raadpleegbaar zul-len zijn via de projectpagina.Natuurpunt hoopt dat dit lokalemensen en overheden zal aan-zetten om de slachtoffers in hunregio in kaart te brengen én insamenwerking naar oplossingente zoeken. Bovendien wordt ookopgeroepen om mee te helpenmet een gestandaardiseerde mo-nitoring. Daarbij kun je een eigentraject uittekenen op de website(bv woon-werktraject) dat je opgeregelde tijdstippen (om deweek of om de twee weken) wiltcontroleren op de aanwezigheidvan verkeersslachtoffers. Met diemethode kan een schatting ge-maakt worden van de totale aan-tallen dieren die sterven in hetverkeer en daarmee ook van deimpact van het verkeer op popu-laties van dieren. Het nieuwe pro-ject zal via dezelfde websitebeschikbaar zijn als het eerste:www.dierenonderdewielen.be.

Otter uit Ranst is NederlanderIn het voorjaar van 2012 werden in Wil-lebroek en Bocholt met cameravallenverschillende opnames gemaakt van ot-ters. Helaas werd er ook een verkeers-slachtoffer gemeld op de autosnelwegin de buurt van het knooppunt vanRanst. Het ‘stoffelijk overschot’ werdmeegenomen voor onderzoek door hetINBO en opgestuurd naar Alterra. Uithet DNA-onderzoek blijkt nu dat hetover een otter van Nederlandse afkomstging. Het onderzoek toonde ook aan dathet om een mannetje in zijn eerste le-vensjaar ging. Nu er in Nederland ookplannen zijn om otters uit te zetten nabijde Belgische grens, kunnen we derge-lijke slachtoffers helaas in de toekomstnog verwachten als er niet dringendmaatregelen genomen worden om onsland ‘ottervriendelijk’ te maken.

VLAANDEREN

Zoogdier 24-3 pagina 28

Vos als verkeersslachtoffer. Foto Goedele Verbeylen

Page 31: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Postadres: Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen Bezoekadres: Natuurplaza, Mercator 3,

Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen Telefoon 024-7410500 Fax 024-7410501 [email protected] www.zoogdiervereniging.nl

Veldwerkgroep [email protected]

Materiaaldepot [email protected]

Vleermuiswerkgroep [email protected]

Werkgroep [email protected]

Werkgroep Boommarter [email protected]

Werkgroep [email protected]

Werkgroep Kleine Marterachtigenwerkgroep-kleine-marterachtigen@zoogdiervereniging.nl

Bever- en Otterwerkgroep [email protected]

Zoogdierwerkgroep [email protected]

Zoogdierwerkgroep [email protected]

Zoogdierenwerkgroep Zuid-Hollandwww.zwgzh.nl

Werkgroep KNNV [email protected]

Noord-Hollandse [email protected]

Zoogdierwerkgroep [email protected]

Agenda Nederland Agenda Vlaanderen

Boek ‘De steenmarter’De steenmarter is een verrassend en veelzijdig boek. Het isgeschreven door biologen die al tientallen jaren onderzoekdoen naar marters. Zij laten de steenmarter van zijn bekendeen minder bekende kant zien.Meer informatie over dit boek en andere artikelen is te vindenop Zoogdierwinkel.nl.€19,95 (excl. verzendkosten)

Natuurpunt StudieGoedele Verbeylen, Coxiestraat 11, 2800 Mechelen, 015/297244, [email protected]

Natuurpunt [email protected], www.zoogdierenwerkgroep.be

Natuurpunt VleermuizenwerkgroepAlex Lefevre, Klissenhoek 85, 2290 Vorselaar, 014-516201, [email protected], www.natuurpunt.be/vleermuizenwerkgroep

JNM ZoogdierenwerkgroepDaan Dekeukeleire, Polderdreef 37, 9840 De Pinte, 0474-488979, [email protected], www.jnm.be

21, 22 september Egelweekend

1 oktober Cursus groenwetgeving voor groenbeheerders

26 oktober VLEN dag

5, 12 en 19 november Cursus Vleermuizen en Planologie

6 november Steenmartersymposium

9 november Studiedag ‘Toegepaste Zoogdierenbescherming’ Voor details zie agenda Vlaanderen

15 november Symposium ‘Vleermuizen in de Stad’

16 november Algemene Ledenvergadering Najaar

27 november Workshop Natuur onder de Wabo

Ga voor actuele informatie naar onze website:www.zoogdiervereniging.nl

9 november Studiedag ‘Toegepaste Zoogdierenbescherming’Ecohuis Antwerpen, Turnhoutsebaan 139, 2140 Borgerhout, www.eha.be, programma en inschrijvingen op www.zoogdierenwerkgroep.be/activiteiten.

Ga voor actuele informatie naar onze website:www.zoogdierenwerkgroep.be

Contact Nederland

Contact Vlaanderen

Page 32: JAARGANG 24 • NUMMER 3 • HERFST 2013 OOGDIER...volgd door 2012 en 2010. Dit zijn jaren waarin in de voorgaande herfst in mindere of meerdere mate de eiken en beuken mast droegen.

Vosjes in de Arnhemse stadsuiterwaard Mensen, die horen dat ik Arnhem woon, reageren soms dat ik hetals natuurliefhebber wel getroffen heb met de Nationale Parken Hoge Veluwe en Veluwezoom zo dichtbij. Dat beaamik volledig, alleen kom ik daar maar zelden vanaf onze Over-Betuwse zuidrand van de stad. Het is gewoonweg te vermet 10 kilo foto-apparatuur op mijn rug en een degelijk statief en uitklaptentje in mijn fietstassen. Bovendien isdichter bij huis al meer dan genoeg moois en interessants te beleven! Deze vosjes bijvoorbeeld, die ik eind mei opweg naar de markt tegenkwam in stadsuiterwaard Meinerswijk. Grandioos om ze behoedzaam een voor een uit hunbetonnen duiker te zien klimmen en dan gauw feestelijk de remmen los te gooien om met z’n zessen te stoeien, ra-votten, dollen en gein te trappen met elkaar. Opvallend zoals ze scheelden in ontwikkeling; de kleinsten nog kleu-ters, de grootsten al stoere schooljongens. Een week later liep hun woonplek onder water na de overvloedige regensstroomopwaarts. Ik wens ze het allerbeste, in dit gevaarlijke gebied waar men zowel ganzen als vossen bestrijdt. Koos Dansen geeft lezingen over zijn natuuravonturen dicht bij huis ([email protected])

Het moment van...In deze rubriek presenteren fotografen hun meest geliefde foto en het bijbehorende verhaal. Uw inzending is welkom. Stuur deze naar [email protected] of per post naar deredactie op Postbus 6531, 6503 GA Nijmegen

Koos Dansen