JAARGANG 18 MAART 1969 Verschijnt ieder kwartaal Nr. l ...

43
JAARGANG 18 MAART 1969 Verschijnt ieder kwartaal Nr. l NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RUIMTEVAART (N.V.R.) aangesloten bij de International Astronautical Federation (I.A.F.) Tevens orgaan van de NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RAKETONDERZOEK (NERO) Beide verenigingen zijn aangesloten bij de afdeling Ruimtevaart van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (K.N.V.v.L.)

Transcript of JAARGANG 18 MAART 1969 Verschijnt ieder kwartaal Nr. l ...

JAARGANG 18 MAART 1969

Verschijnt ieder kwartaal

Nr. l

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RUIMTEVAART ( N . V . R . )aangesloten bij de International Astronautical Federation ( I . A . F . )

Tevens orgaan van deNEDERLANDSE VERENIGING VOOR RAKETONDERZOEK (NERO)

Beide verenigingen zijn aangesloten bij de afdeling Ruimtevaart van deKoninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart ( K . N . V . v . L . )

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RUIMTEVAART (NVR)

BESTUUR

Voorzitter: Prof. ir. dr. J .M.J . Kooy, St. Ignatiusstr. 99a, Breda tel. 01600-31880.

Secretaris: Ir. K.F. Wakker, Winsten Churchill-laan 11-j, Spijkenisse.

Penningm.: Mevr. mr. I .H.Ph. Diederiks-Verschoor, Leestraat 43, Baarn,tel. 02154 - 3520.

Ondervoorz.: ir. J .H. Houtman, Vlijweg 3, Dordrecht, tel. 01850 - 36847.

Leden: G. vanMessel, Irisstraat 24, B.ussum, tel. 02159 - 18456.F. Israël (voor JWR), Hartesteeg 2a, Leiden, tel. 01710 - 41266.

Bibliotheek NVR: drs C.W. Dornseiffen, Camplaan 34, Heemstede, tel. 023 -83408.

BESTUUR STUDIEGROEP NVR

Voorzitter: ir. M.J . Bottema, Stokroosstr. 255, 's-Gravenhage, tel. 070-395385.

Ondervoorzitter: Prof. ir. dr. J .M.J . Kooy, St. Ignatiusstr. 99a, Breda, tel. 01600-31880.

Secretaris: ir. K.F. Wakker, Winston Churchill-laan 11-j, Spijkenisse.

JEUGDWERKGROEP RUIMTEVAART (JWR), aangesloten bij de NVR.Leden-JWR behoeven géén lid te zijn van KNVvL of NVvW&S. Contributie ƒ 9, - p. j. ofƒ 5, - per half jaar. Leeftijd 12-26 jaar. Is men 26 jaar geworden, dan wordt men lid vande NVR, desgewenst met behoud van lidmaatschap JWR. Leden JWR ontvangen convocatiesvoor bijeenkomsten en vergaderingen van de NVR; voor hen geldt een verlaagde abonne-mentsprijs van ƒ 10, - p. j. voor "RUIMTEVAART" . Correspondentieadres: Bureau JWR, tenhuize van de voorzitter JWR, dehr. J. Kooman, Orionweg 486, IJmuiden.Aanmelding lidmaatschap JWR bij de penningm. JWR, dehr . H . J .D . Piersma, Schaepman-laan 22, Pijnacker (ZH). Contributie en andere betalingen JWR op postrek. 354254 t. n. v.penningm. JWR te Pijnacker (ZH).Combinatie lidmaatschap NVR en JWR mogelijk voor wie aan de voorwaarden aan iedergesteld voldoet,

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RAKETONDERZOEK (NERO)

L i d m a a t s c h a p . Hiervoor wende men zich tot de Algemeen Secretaris. Stukken voorhet Hoofdbestuur eveneens aan de Algemeen Secretaris.

DAGELIJKS BESTUUR NERO

Drs. M.A. Kerkhoven, alg. voorzitter, Colenbranderstraat 11, Leiden, tel. 01710-24483.Drs. H.L. van Noort, alg. secretaris, van 't Haaffstraat 26, Noordwijkerhout.T.L. de Wilde, alg. penningmeester. Westerstraat 66, Purmerend.L.R. Wolf, vice-voorzitter, Gerard Bromlaan 33, Eindhoven.

RUIMTEVAARTOrgaan van de Nederlandse Vereniging voor Ruimtevaart (NVR) en de Nederlandse Vereni-ging voor Raketonderzoek (NERO)

Redactie: J.A. Redeker, Joost Blanckertsplaats 124, Rotterdam-2, tel.010-121666.

18e Jaargang nr. 1. Maart 1969

J. J. N 1 J. \~J »_J 1_V

Van de redactie

Astronomische Kunstmaan OAO-2 succesvol

Na Apollo grote ruimtestations

Amerikaans gezien

Schemerlicht gezien vanuit de ruimte

Ruimtevaart journaal

Satellietoverzicht juli t/m december 1968

Kunstmaanwaarnemingen in Nederland

Ruimtevaartliteratuur

NEROMededelingen van het bestuur

Stuwkrachtsmeting, deel 3

Blz.

2

F. Israël 2

J .A. Redeker 6

ir. G. J. A. Arink 12

F. Israël 13

F. Israël 14

24

Th. Vermeesch 28

Th. Vermeesch 28

30

drs. M. A. Kerkhoven 33

COPYRIGHT: Het vermenigvuldigen van tekst uit dit nummer is alleen toegestaan ondervermelding van de bron en met schriftelijke toestemming van de redactie; na verschijnenmoeten twee exemplaren van de publicatie worden ingezonden.

ADVERTENTIETARIEF: Voor een hele pagina ƒ 90, -, een halve pagina ƒ 50, -.Voor een abonnement of meermalen plaatsen van dezelfde advertentie wende men zichtot de redactie.

VAN DE REDACTIE

Ruimtevaart zal telkens "op tijd" kunnen verschijnen indien de redactie steeds een ruimvoldoende aantal artikelen in voorraad heeft. Het tempo waarin de ruimtevaart zich thansontwikkelt mag hoger liggen dan het huidige tempo van verschijning van ons verenigings-orgaan, maar dat neemt niet weg dat er leden zijn die zich wel af en toe los zouden kun-nen maken uit deze technische stroomversnelling om aan een van de zeer vele facettenvan ruimtetechniek en -onderzoek een artikel voor Ruimtevaart te wijden. Op die ledendoe ik nogmaals een beroep. In het bijzonder richt ik mij hiermee tot leden van de NVRdie werken in Nederlandse centra van ruimteonderzoek en -techniek. Er is behoefte aanverspreiding onder de leden van ten minste basiskennis van activiteiten op dit gebied inons land. Het is onnodig - en in het belang van de ontwikkeling van een bescheiden Neder-lands ruimtevaartprogramma zelfs ongewenst - dat die kennis binnen een al te kleine kringvan ingewijden blijft.

Er zijn er onder die groep leden sommigen die in dit opzicht nog te weinig vrijheid vanhandelen hebben. Aan dat verschijnsel is het te wijten dat een artikel over een jubilerendenationale instelling die enige jaren geleden het begrip Ruimtevaart in haar naam opnamniet in dit nummer van ons verenigingsorgaan kon worden geplaatst hoewel het er, naaraanleiding van dat jubileum, speciaal voor was geschreven. Zoiets is niet bevorderlijkvoor een zinvolle meningsvorming over de ruimtevaartactiviteiten van ons land.

Een begin van die meningsvorming is er nog nauwelijks. Hoewel er eigenlijk geen ledenzullen zijn die besteding van zoiets als een twintigste deel van één procent van ons brutonationaal product voor een nationaal ruimtevaartprogramma voldoende achten, hebbenmaar weinigen hunner ooit bezwaren tegen die vergaande zuinigheid van onze regeringkenbaar gemaakt.

Ruimtevaart is geen orgaan van een politieke partij. De politieke kanten aan dit beleidblijven daarom hier buiten beschouwing. Toch verdient het sterk achterblijven van onsland, vooral op het gebied van de ruimtevaarttechniek, de aandacht van de leden vanonze vereniging.Het al te traag op gang komen van een nationaal ruimtevaartprogramma is mede te wijtengeweest aan een teveel aan passiviteit van onze kant.

ASTRONOMISCHE KUNSTMAAN OAO-2 SUCCESVOL '.door F. Israël

Op 7 december startte op Cape Kennedy na enkele malen uitstel de Atlas-Centaur raket,die de Orbiting Astronomical Observatory (OAO) 2 in een baan om de aarde moest brengen.In tegenstelling tot de vorige keer, toen de OAO l na zijn lancering op 8 april 1966 er hetzwijgen toe deed, ging ditmaal alles voortreffelijk.De OAO 2 kwam in een vrijwel cirkelvormige baan op 765 - 778 km hoogte. Dientengevolgevoltooit hij eens in de ruim 100 minuten een omloop om de aarde.Het is zeer ingewikkelde satelliet. Aan boord bevinden zich elf telescopen, die sterrekun-dige waarnemingen van groot belang verrichten.De instrumenten zijn gebouwd door het Smithsonian Astrophysical Observatory en de univer-siteit van Wisconsin.Zij registreren alle het ultraviolette licht, dat door zeer hete, jonge sterren wordt uitgezon-den.

U V - s t r a l i n g v a n s t e r r e n .

Van de totale hoeveelheid straling, die door hemellichamen wordt uitgezonden bereiktslechts een fractie het aardoppervlak. Straling van korte golflengte (hoge frequentie), zo-als gammastraling, röntgenstraling, en het verre ultraviolet wordt volledig geabsorbeerd.Straling van lange golflengte zoals radiostraling wordt door de ionosfeer weer de ruimteingekaast. Slechts het zichtbare licht en een deel van de radiostraling (centimeter- tot me-tergolven) weten tot op het aardoppervlak door te dringen. Van al deze verschillende soortenstraling is juist de UV straling zeer interessant.Volgens de verschuivineswet van Wien:o o

\ = constant

waarin \e golflengte is, waarbij een lichaam zijn maximale hoeveelheid stralingmax

uitzendt (hetgeen bij een ster bepalend is voor de kleur) en T de absolute temperatuur vanhet lichaam, zendt een ster straling uit van steeds kleinere golflengte naarmate zijn tem-

peratuur hoger is. Een zeer hete ster, die bijv. een temperatuur van 40.000° K heeft, zal dushet grootste deel van zijn straling in de vorm van blauw en ultraviolet licht uitzenden. Als eenster nog heter is, dan heeft hij zelfs een duidelijk ultraviolette kleur, en is hij niet zo helderin het blauw meer. Onze ogen kunnen echter geen ultraviolet licht waarnemen, zodat we erweinig van merken.Dergelijke hete sterren zenden bovendien per oppervlakte-éénheid zoveel energie uit, dathun brandstofvoorraad slechts toereikend is voor een periode van enkele honderden miljoenjaren. Als we derhalve dit soort sterren waarnemen, dan weten we dus, dat ze op zijn hoogstenkele honderden miljoen jaren bestaan hebben, en dus naar astronomische maatstaven ge-meten, jong zijn. Het is voor de astronoom van groot belang om een indruk van het aantalen de plaats van deze jonge sterren te krijgen.Een tweede reden waarom waarnemingen in het UV gebied belangrijk zijn geeft de astro-fysicus. Wanneer een elektron van een hoog niveau (aangeslagen toestand van het betrok-ken atoom) terugvalt naar een lager, komt het in een toestand van lagere energie. Hetoverschot aan energie wordt in vorm van straling uitgezonden. De frequentie (het omge-keerde van de golflengte) volgt uit de betrekking:

E = h y

waarin E de grootte van de energiesprong van het ene niveau naar het andere voorstelt, hde constante van Planck is, en y de frequentie van de vrijkomende straling aanduidt.In hete sterren zullen betrekkelijk veel atomen tot hoge niveau's aangeslagen zijn, en zul-len dus betrekkelijk veel spontane terugvallen voorkomen. In dat geval is de energiespronggroot, dus ook de frequentie; de golflengte is klein, en de optredende spectraallijnen zullenin het nabije en verre UV liggen.Deze spectraallijnen (absprptielijnen) bevatten door hun plaats en intensiteit weer veel in-formatie over de toestand en samenstelling van de betrokken ster, zodat ze voor de astro-fysicus van groot belang zijn. Daarbij komt, dat in het UV de spectraallijnen veel dichterbij elkaar liggen dan in het zichtbare licht, omdat de bandbreedte veel geringer is (vgl.middengolf en lange golf op uw radiotoestel;).Redenen te over dus om in het UV te gaan waarnemen. En waar de aardse dampkring hierjoet in het eten gooit zijn wij aangewezen op raketten en kunstmanen.

De w a a r n e m i n g e n . van de OAO 2 .

De afgelopen 15 jaar zijn met behulp van ongeveer 40 sonderingsraketten waarnemingenin het UV vergaard betreffende ongeveer 150 sterren, met een totale waarnemingsduur vanca. drie uur.Tijdens de eerste dertig dagen van zijn bestaan verzamelde de OAO twintigmaal zoveelinformatie. Gedurende de eerste zes maanden van zijn bestaan moet de satelliet - letter-lijk - meer dan 50. 000 sterren in het vizier nemen. Daarenboven strekt het waarnemings-gebied zich uit tot interstellaire materie (verkleuring van sterlicht, absorptielijnen), reu-zensterren in de Magellaanse Wolken (satelliet-stersystemen van onze melkweg) en in deAndromedanevel (het naburige melkwegstelsel), en tenslotte ook de planeten Mars, Jupiter,Saturnus, Uranus en Neptunus.De sterren worden niet alleen stuk voor stuk waargenomen, het is ook de bedoeling dat deOAO surveys van de hemel uitvoert. Dit stelt de astronomen in staat kaarten van de ver-spreiding van blauwe en ultraviolette sterren over de hemel te vervaardigen, die bij laterekunstmanen hun diensten kunnen bewijzen. Per dag kan de OAO zo 700 sterren in kaartbrengen. Bij een levensduur van zes maanden wordt op deze manier een kwart van de he-melbol bestreken.Bij de individuele sterwaarnemingen let men vooral op: de temperaturen van de sterren alsfunctie van hun leeftijd; het percentage helium in hun inwendige, om een betere indrukte krijgen van de kernprocessen, die in het inwendige van deze hete reuzensterren plaats-vinden; de preciese samenstelling van zéér jonge sterren (ca. l miljoen jaar oud); de kleuren samenstelling van ongewone sterren; de samenstelling van zeer massieve sterren (100maal zwaarder dan de zon), wier bestaan een theoretisch probleem vormt, en de verhou-ding tussen blauw en ultraviolet licht om abnormale verhoudingen te ontdekken.

SUN SHUTTER

BALANCEBOOM

ANTENNA

STAR TRACKERS

OAO - 2

D e i n s t e l l i n g v a n d e O A O 2 .

Het is duidelijk, dat een dergelijke satellietzeer nauwkeurig op een bepaalde ster gerichtmoet kunnen worden. Dit gebeurt met behulpvan zes stervolgers. De ruwe instelling ge-schiedt met behulp van een instrument, datde zon opzoekt en vasthoudt. Daarna wordtde OAO beter ingesteld met behulp van ster-zoekers, die zich elk op een der volgendesterren richten: Sirius, Carina, Wega, Acher-nar, Alpha, Centauri, Capella, Spica.Procyon,Altaïr, Regulus, Adara, Castor, Alioth, Nath,Mirzam, de sterren van het Zuiderkruis, vanVela, van Orion, van de Schutter, Arcturus,Fomalhaut en Aldebaran.Aangezien de hoeken tussen al deze sterrennauwkeurig bekend zijn, laat deze methodeeen zeer preciese instelling toe.De stervolgers kunnen de satelliet op éénboogminuut nauwkeurig instellen en hem ge-durende 50 minuten daar binnen 15 boogse-conden op gericht houden. Elke stervolger

bestaat feitelijk uit een 9 cm telescoopje, dat in twee richtingen beweegbaar is.Het binnenkomende sterbeeld wordt in twee delen gesplitst, waardoor het mogelijk wordtde volger precies op de ster te richten.Onder normale omstandigheden zijn twee volgers voldoende om de satelliet gericht te hou-den. Men gebruikt echter zes stervolgers om te compenseren voor het feit, dat volgsterrenachter de aarde kunnen verdwijnen, om tijdens het overstappen van de ene te onderzoekenster naar de andere toch de referentiepunten te kunnen vasthouden, en om over reserves tebeschikken als een der volgers het opgeeft.

D e w a a r n e m i n g s i n s t r u m e n t e n .Het apparaat van het Smithsonian Institute weegt 225 kg en draagt de naam Celescope. Hetomvat vier tv-buizen, die de helderheid van jonge sterren in vier golflengtegebieden tussen1000 en 3000 angström meten. In de gebieden van lange golflengte worden sterren van despectraaltypen O,B, A en F (allen heter dan de zon) gemeten, in de gebieden van korteregolflengte alleen maar O, B en A sterren. De survey van de hemel wordt met dit instrumentuitgevoerd.Het apparaat van de universiteit van Wisconsin richt zich vooral op individuele objecten.Als bij de survey van het Smithsonian Institute dan ook een bijzonder object ontdekt wordt,dan wordt dit meteen aan Wisconsin voor een nader onderzoek doorgegeven. Ook de zevenwaarnemingsinstrumenten van Wisconsin "zien" in golflengtegebieden van 1000 tot 3000angström. Beide instellingen hebben niet het gelijktijdig gebruik van de satelliet, maarwisselen elkaar wekelijks af.De eerste wetenschappelijke resultaten zullen medio 1969 bekend gemaakt worden. Inmid-dels is het vrijwel zeker, dat hierbij geheel nieuwe gezichtspunten geopend worden. Dezezeer gecompliceerde satelliet (maar liefst 238, 000 verschillende onderdelen) is zijn hogekosten meer dan waard.

L i t e r a t u u r :NASA NewsPressKit OAO, NN nr. 68-186, Washington 1968.

NA APOLLO GROTE RUIMTESTATIONS, door J .A . Redeker

De ruimtevaart staat in de ogen van de meeste mensen die daarvoor een oppervlakkige be-langstelling hebben dit jaar in het teken van de komende bekroning van het project Apollo:de eerste landing van astronauten op de maan. De aandacht van het publiek zal daarop, enop de laatste voorbereidingen die er aan voorafgaan, worden gevestigd.Toch is er een andere ontwikkeling in de "bemande ruimtevaart" die eigenlijk ten minsteevenveel aandacht zou moeten krijgen, al was het alleen maar omdat juist die ontwikkelingna de eerste landing op de maan spectaculair zal worden en bovendien de mensheid de gele-genheid zal bieden enig inzicht te krijgen in de zin van zeer hoge uitgaven voor de "beman-de ruimtevaart".

Het is de ontwikkeling in de richting van bemande ruimtestations die zowel de wetenschapin het bijzonder als de samenleving in het algemeen belangrijke diensten kunnen bewijzen.In zoverre is er een duidelijke samenhang met het project-Apollo dat NASA er zo goed alsalle "hardware" (lanceerraketten, ruimteschepen) van dat project voor wil gebruiken. Wijbedoelen het Apollo Applications Program dat voorziet in de lancering van verscheidenegrote bemanbare ruimtestations. Volgens het laatste rapport van president Johnson aan hetAmerikaanse Congres over zijn ruimtevaartbeleid zal de uitvoering van dat programma in1971-1972 beginnen met de lancering van vijf van die ruimtestations. Astronauten zullenmaximaal 56 dagen verblijven in zo'n ruimtestation, een geheel voor zo'n langdurig ver-blijf ingerichte S-IV B, de eindtrap van zowel de Saturn-1 B als de Saturn-5.De vele exemplaren van de Saturn-1 B en de Saturn-5 die geheel of gedeeltelijk voltooidzullen zijn na de eerste landing van astronauten op de maan behoeven dus niet "in de mot-tenballen" indien dan mocht worden besloten voorlopig geen volgende tochten naar de maanof om de maan heen te ondernemen. *)Wie wat literatuur over het Apollo Applications Program heeft bestudeerd ontkomt niet aande indruk dat de Amerikanen eigenlijk iets ariders verstaan onder een bemand ruimtestationdan de Russen. Volgens de Amerikaanse conceptie was het samenstel van Sojoez-4 en So-joez-5 beslist geen bemand ruimtestation maar gewoon een combinatie van twee bemanderuimteschepen die zich bewoog in een omloopbaan die voor een ruimtestation veel te laag was.Het publiek is na de koppeling van de Sojoez-4 en de Sojoez-5 een beetje het slachtoffergeworden van de Babylonische spraakverwarring die er nog altijd in de ruimtevaart heerstomdat blijkbaar niemand aandringt op standaardisering van de terminologie of zelfs maarop goede, algemeen aanvaardbare, definities van een beperkt aantal begrippen. Ruimte-station is een van die begrippen, en het is veel te rekbaar gebleken.Heinz Gartmann, helaas te vroeg overleden, gaf in zijn Weltraum - ABC vele jaren gele-den al een bruikbare definitie: "Grösserer bemannter künstlicher Satellit der Erde oder inerweiterter Bedentung eines anderen Himmelskörpers. (. . . .) Um (eine) bemannte, dieErde umkreisende Endstufe herum kann man den eigentlichen Raumstützpunkt, die Stationim Weltraum oder Aussenstation der Erde aufbauen. Sie würde in 1730 km Höhe die Erde12 mal taglich umkreisen" . **)Bij de bouw van ruimtestations heeft men kleine bemande ruimteschepen, zoals de Wostok,Gemini, Sojoez en Apollo, nodig maar uitsluitend voor de aan- en afvoer van mensen.Gekoppeld of niet, die kleine ruimteschepen komen als bouwelementen voor een grootruimtestation niet in aanmerking. Het koppelen en ontkoppelen van bemande ruimteschepen,het overstappen van ruimtevaarders van het ene ruimteschip in het andere, het maken van

*) Inmiddels is vast komen te staan dat er dit jaar ten minste drie expedities naar de maanzullen komen.

**) H. Gartmann, Econ Weltraum ABC, Econ Verlag, Düsseldorf, z. j . , p. 226.

SATURN l BLAÜNCH VEHICLE

A f b . 1. Een Saturn IB (links brengt de Orbital Workshop (rechts) in een baan om de aarde.Op de Orbital Workshop is een korte cilinder (multiple docking adapter) bevestigd waaraanviif Apollo's of Lunar Modules kunnen "meren". (George C.Marshall Space Flight Center)

Afb. 2. Een Orbital Workshop in een baan om de aarde. In een onderkomen zoals dit kun-nen astronauten 28 dagen achtereen verblijven. In de Apolla (links) waarin zij naar dit on-derkomen toe zijn gegaan keren zij ook weer naar de aarde terug.

(GeorgeC.Marshall Space Flight Center)

korte "uitstapjes" in de vrije wereldruimte en andere activiteiten in de wereldruimte zijnoefeningen die ruimtevaarders de behendigheid en mobiliteit moeten verschaffen die zijlater, bij het bouwen van een echt ruimtestation, nodig zullen hebben.Op de keper beschouwd zullen zelfs de S-IV B's, vele malen zo groot als de combinatievan Sojoez-4 en Sojoez-5, nog geen ruimtestations in de ware zin van het woord zijn.De eersten daarvan zullen in de eerste plaats grote onderkomens zijn waarin ruimtevaar-ders hun oefeningen kunnen voortzetten. Die onderkomens, die men in de Verenigde Statende toepasselijke naam Orbital Workshop heeft gegeven, zijn bovendien bij uitstek geschiktals bouwelementen voor een veel groter ruimtestation.In Moskou brak het inzicht door dat de geestdrift van het publiek wat moest worden getem-perd toen na de koppeling van de Sojoez-4 en de Sojoez-5 de indruk was gewekt dat debouw van een groot Russisch ruimtestation voor de deur stond. Anatoly Blagonrawof, lid vande Russische akademie van wetenschappen en een goede bekende van de deelnemers aande jaarlijkse conferenties van COSPAR, zette in de Prawda uiteen dat een echt ruimtesta-tion in een veel hogere baan om de aarde zou moeten koersen dan de combinatie van So-joez-4 en Sojoez-5 had gedaan. Een ruimtestation in een te lage omloopbaan kon wel inde vereiste hogere baan worden gebracht, maar dan moesten er eerst vrachtraketten met debenodigde extra-brandstofheen worden gestuurd. Kortere tijd na de landing van de beman-ningen van Sojoez-4 en Sojoez-5 kwam er nóg een officiële tempering van de wat te hooggespannen verwachtingen. Die tempering was het bericht dat er een staatscommissie wasgevormd die de bouw van ruimtestations moest voorbereiden !Ongeveer twee jaren eerder hadden leden van de commissie voor wetenschap en ruimte-vaart uit het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden in het George C. Marshall Space FlightCenter nabij Huntsville in Alabama al een volledig als Orbitel Workshop ingerichte S-IV Bgezien. De opgewonden verklaringen van sir Berhard Lovell in Engeland en Heinz Kaminskiin West-Duitsland over de grote voorsprong die de Sowjetunie zou hebben genomen op deVerenigde Staten met de koppeling van Sojoez-4 en Sojoez-5 wierpen dan ook opnieuw inde ogen van insiders een schril licht op de mate van geïnformeerdheid van die twee promi-nenten.Goed, de Orbital Workshop in het ruimtevaartcentrum van Wernher von Braun was nog geen"flighthardware", maar NASA had dan toch maar herhaaldelijk bewezen een massa die metdie Orbital Workshop goed vergelijkbaar was in een stabiele en redelijk hoge omloopbaante brengen. Die massa is de reusachtige meteorietenvanger Pegasus, waarvan het lichaamde goeddeels met de S-I V B vergelijkbare eindtrap van een Saturn is. Wie aan deze verge-lijking niet genoeg heeft moge bedenken dat de S-IV B die vlak voor Kerstmis 1968 deApollo-8 op weg naar de maan stuurde nu als een kunstplaneet van enige omvang een baanom de zon beschrijft.Er wordt nog altijd veel te veel over ruimtevaart geschreven, bericht en geoordeeld in ter-men van wedlopen tussen mogendheden. Juist doordat zelden of nooit iemand die beter kanweten de puntjes op de i zet - en dus het tegengestelde doet van de beweringen van Lovellen Kaminski - is na ruim elf jaren de samenleving nog heel weinig wijzer geworden overwat ruimtevaart eigenlijk is.Moge deze ene punt op de i van "ruimtestation" een kleine bijdrage zijn tot vorming vanzuiverder begrip.In het begin van dit jaar heeft het George C. Marshall Space Flight Center verschillendeondernemingen uitgenodigd in te schrijven voor levering van subsystemen van een van deOrbital Workshops, zoals horizonzoekers, zonzoekers en onderdelen van computersystemen.

A f b . 3. Een oefenmodel op ware grootte van een Orbital Workshop, geleverd door DouglasMc. Donnell, bevindt zich in het George C.Marshall Space Flight Center in Huntsville,Alabama. T vaalf astronauten hebben zich in d'.t model geoefend in de vele taken die zijlater in zo'n onderkomen in de wereldruimte moeten uitvoeren. (NASA)

De inrichting van het eerste bemanbare grote onderkomen voor astronauten in de wereld-ruimte zal dus, naar het zich laat aanzien, niet lang meer op zich laten wachten.Voor de lancering van zo'n Orbital Workshop zijn twee grote raketten van het type Saturn-1 B nodig. De eerste brengt zijn eigen tweede trap, een als onderkomen ingerichte S - IVB,in de gewenste omloopbaan. De tweede brengt een bemande Apollo in dezelfde omloop-baan tot zo dicht mogelijk bij de Orbital Workshop. De Apollo wordt dan gekoppeld aande Orbital Workshop en de bemanning van de Apollo gaat door een luchtsluis het onder-komen binnen zodra het inwendige daarvan "leefbaar" is gebleken. Dat wil zeggen: zodrade zeer grote waterstoftank van de S-I V-B waarin het onderkomen is ingericht, met eenmengsel van zuurstof en stikstof is gevuld.De drie astronauten die dat onderkomek in de wereldruimte bemannen zullen een beginmaken met de uitvoering van het Apollo Applications Program. De voornaamste doelstel-lingen daarvan omschreef von Braun op 10 februari 1967 tegenover leden van het Ameri-kaanse Congres in Huntsville aldus:"Het bepalen van de rol die de mens in de wereldruimte kan spelen als onderzoeker, toe-passer van technieken, uitvoerder van taken; het beantwoorden van de vraag wat hij kandoen en wat hij behoort te doen.Het bevorderen van economische toepassing van ruimtevaarttechnieken door het geschiktmaken van raketten en ruimteschepen voor langdurige tochten en herhaalbaar gebruik.Het beantwoorden van de vraag of perceptiemiddelen doeltreffend en economisch in om-loopbanen gebruikt kunnen worden voor het bevorderen van een beter gebruik van aardsehulpbronnen, voor de meteorologie, de communicatie, de navigatie en voor verkeerslei-ding.Het verrichten van sterrenkundige waarnemingen en van metingen ten behoeve van hetruimteonderzoek.Het voortzetten van de exploratie van de maan." *)Op de laatste na hebben al deze doelstellingen betrekking op het vele werk dat astronautenin de komende jaren in Orbital Workshops zullen verrichten - indien het Congres er vol-doende geld voor beschikbaar wil stellen.Een onderkomen zoals een Orbital Workshop zal veel meer volume hebben dan welke com-binatie van twee bemande ruimteschepen ook. "De Orbital Workshop ( ) zal voldoendevolume hebben (bijna 4000 kubieke voet per man) en voldoende ondersteuningsapparatuuropdat de astronauten in staat zullen zijn meer te werken en te leven op de manier zoalszij dat op aarde gewend zijn dan op de wijze zoals zij dat tot nu toe hebben moeten doenin de weinig bewegingsvrijheid biedende ruimteschepen, " betoogde dr. Robert R.Gilruth,de directeur van NASA's centrum voor bemande ruimteschepen, op 18 oktober van het vorigejaar in New York. **)Toch wordt in deze voordracht van dr. Gilruth het werken met Orbital Workshops een be-scheiden begin genoemd. Dat is toch nog een begin waarbij het er om gaat ten slotte tientot twaalf man lange tijd in deze grote onderkomens in de wereldruimte te laten verblijvenen ook de mogelijkheid te openen van aflossing op gezette tijden.

*) 1968 NASA Authorization, Hearings before the subcommittee on manned spaceflight ofthe Committee on Science and Astronautics, U.S. House of Representatives, Part . 2,Washington, 1967, p. 1017.

**) Dr. Robert R.Gilruth, Manned Space Stations, Gateway to our future in Space, OrbitalLaboratory Symposium of the International Academy of Astronautics, New York, 1968,p. 5.

10

De aflossing van bemanningen blijft een zeer kostbare zaak zolang daarvoor telkens tenminste een Saturn - l B en een Apollo moeten worden gebruikt waarvan alleen de kegel-vormige cabine van de Apollo naar de aarde terugkeert. Zodra goede resultaten zijn bereiktmet de eerste Orbital Workshops en het aantal der nog beschikbare grote raketten en Apollo'sbegint af te nemen zal er een krachtige stimulans komen voor groeperingen die al jarenijveren voor een goedkopere wijze van vervoer tussen bemande stations in de wereldruimteen de aarde. Dan komt er een nieuwe kans voor de Aerospace Transporter of, zoals de Ame-rikanen, dit vervoermiddel voor de toekomstige bouwvakkers van de ruimtevaart noemen,het Reusable LauncMng Vehicle. Met allerlei prototypen experimenteert men in de Verenig-de Staten al verscheidene jaren. Twee daarvan zijn de SV-5 en de HL-10, (Opvallend ishet dat, voor zover bekend, op dit gebied de Sowjetunie niets heeft ondernomen).De vervoerskosten kunnen vr i j sterk worden verlaagd indien het technisch mogelijk blijkteen geheel nieuwe lanceertechnrek te ontwikkelen waarbi j in ieder geval het vervoermiddelna terugkeer op aardse verscheidene malen opnieuw kan worden gebruikt en zo mogelijk ookde eerste trap van de lanceerder naar de aarde kan terugkeren en opnieuw kan worden ge-bruikt.Robert H. Lea heeft in oktober van het vorige jaar deelnemers aan het vijfde jaarlijkse con-gres van het American Institute of Aeronautics and Astronautics in Philadelphia voorgere-kend dat een dergelijke wijze van vervoer een kostenbesparing van veertig tot zestig pro-cent mogelijk kan maken. Die schatting mogen wij wel met wat korrels zout nemen, maardat het vervoer van ruimtevaarders naar grote ruimtestations op den duur veel goedkoperzal moeten worden is buiten kijf.Dit is een werkterrein waarop de Europese vliegtuigindustrie zich best zou kunnen gaan be-geven. Het ligt zeker binnen het bereik van haar mogelijkheden. Eurospace betoogde datal in 1964.Die belangengroep publiceerde in dat jaar de studie Aerospace Transporter *) waarin zijpleitte voor oprichting van een Europees industrieel consortium dat zich op de bouw van der-gelijke "mimteveerboten" zou moeten voorbereiden. Die studie ging toen vrij snel de ijskastin omdat toen in Europa de opvatting overheerste dat alleen de Verenigde Staten en de Sow-jetunie in het vervolg nog iets in de ruimtevaart te betekenen zouden hebben en het voorWest-Europa allemaal onbegonnen werk zou zijn.De laatste alinea van deze studie had dan ook precies het tegengestelde_ effect dan het be-oogde. Die alinea luidde aldus:"Tenslotte moet er met nadruk op worden gewezen dat tijd een belangrijke factor is, datdergelijk werk in de Verenigde Staten al wordt verricht, evenals ongetwijfeld ook in deSowjetunie, en dat elk verder uitstel afbreuk zal doen aan deze unieke gelegenheid voorEuropa om, met een eigen goed gefundeerd technisch beleid, aan ruimtevaart te gaan doen'.'Nu, verscheidene jaren later, is het duidelijk geworden dat dergelijke argumenten het ge-woon niet doen.

*) Aerospace Transporter, Eurospace, Parijs, 1964.

11

AMERIKAANS GEZIEN, door ir. G . J . A . Arink *)

Het imponerende succes van de Apollo-8-ruimtevlucht heeft in de V. S. grote voldoeninggegeven maar tevens de bezorgdheid over de toekomst van de bemande ruimtevaart nietverminderd doch benadrukt.Allerwegen wordt dit onderwerp druk besproken door ruimtevaartdeskundigen en geïnteres-

seerden en niet in het minst door de belanghebbende industrie. In de NASA zelf heeft hetaanleiding gegeven tot aanzienlijke verschuivingen in de top. Het in achtereenvolgendejaren steeds verder inkrimpen van het NASA-budget veroorzaakt bij vele medewerkers inhet ruimtevaartprogramma ongerustheid over de continuering van hun werkkring, waardoorzij vroegtijdig hun functie verlaten. De uitholling van een deskundig team van medewer-kers kan daardoor zeer snel verlopen.De Amerikaanse volksvertegenwoordiging heeft het NASA-budget geleidelijk aan verlaagdvan een hoogtepunt van 5, 9 miljard dollar in het fiscaal jaar 1966 tot minder dan $4 mil-jard dit jaar.In dezelfde periode is het aantal personen dat in het gehele land aan het programma werktverminderd van 420. 000 tot 200. 000.Tijdens een bijeenkomst ter gelegenheid van de tiende verjaardag van de NASA, op l ok-tober j . l . , werd deze ontwikkeling door verschillende sprekers gelaakt. Sommigen menendat net als in 1957 een belangrijke Russische ruimtevaartprestatie nodig is voordat meer geldvoor de NASA begroting beschikbaar komt en dat deze anders zal dalen tot een niveau van$2 miljard per jaar.Op het ogenblik is er slechts geld voor twee, mogelijk drie maanlandingen gedurende dekomende jaren. Intussen gaat de NASA langzaam voort met het maken van plannen voordrie lanceringen van een klein ruimtestation, de z.g. "orbital workshop" . Dit moet accom-modatie bieden aan drie astronauten voor een maximale vluchtduur van 56 dagen waarinwetenschappelijke en technische onderzoekingen verricht kunnen worden.Ofschoon oorspronkelijk gepland voor 1968, is de eerste lancering van dit ruimtestation nuvastgesteld voor 1971 en de laatste van de drie voor een jaar later.Daarna zal in drie jaar geen bemande ruimtevlucht kunnen plaatsvinden, als niet onmid-dellijk geld daarvoor beschikbaar wordt gesteld.De NASA zou graag in 1975 een uitgebreider ruimtestation lanceren. Gedurende verschei-dene jaren zou dit verblijf kunnen bieden aan twaalf personen.Het Amerikaanse Ministerie van Defensie zal intussen in 1972 zijn programma van bemanderuimtevluchten beginnen. Hiervoor maakt men gebruik van het Manned Orbiting Laboratory(MOL). Men wil hiermee bepalen welk militair nut ruimtevaart kan hebben. Het is in veleopzichten onzeker welke ontwikkeling deze toepassing verder zal hebben.De verklaring voor de hierboven geschetste gang van zaken ligt in de binnenlandse proble-men van de V .S . betreffende verbetering van sociale omstandigheden en medische verzor-ging van het armste kwart gedeelte van de bevolking, in vraagstukken van de vernieuwingvan oude wijken van grote steden en verbeterde transportmiddelen. Daarvoor zullen grotesommen overheidsgeld besteed moeten worden. Dit gevoegd bij de oorlogsinspanning inVietnam, laat geen ruimte voor een ambitieus ruimtevaartprogramma dat gericht is op eenpermanente maanbasis of interplanetaire vluchten met nucleaire aandrijving.Professor Bisplinghoff van MIT wees onlangs op de juistheid van een periode van consolidatie,om daardoor in staat te zijn de ervaringen van tien jaar kostbare ruimtevaart dienstbaar tekunnen maken.

*) ESRO/NASA Fellow aan het Massachusetts Institutc of Technology, Cambridge, Mass. ,U .S .A.

12

Nieuwe communicatiemogelijkheden, weersvoorspelling, navigatiebakens, het opsporenvan ertslagen en het verzamelen van gegevens over de stand van landbouwgewassen en hetopnemen van meetgegevens van automatische en geofysische waarnemingsstations zijn allezeer nuttige taken die onbemande maar zeer gekompliceerde satellieten kunnen vervullen.

Daarnaast biedt het Apolle Application Program de kans om die wetenschappelijke waar-nemingen te verrichten waarvoor de aanwezigheid van een mens noodzakelijk is.

SCHEMERLICHT, GEZIEN VANUIT DE RUIMTE Bewerking F. Israël

In zijnMercury MA-8 cabine gezeten gaf astronaut Walter Schirra op 8 oktober 1968 eenlevendige beschrijving van evenwijdige banden van oranje, lichtgeel, wit, diepblauw,zeer lichtblauw en weer diepblauw boven de donker wordende aarde. Boven deze kleurenbevond zich een brede, minder heldere band van wit.Op het moment van zijn waarnemingen bevond hij zich op een hoogte van 275 km bovenhet zuidelijk deel van de Atlantische Ocea?n.Schirra heeft van het verschijnsel een schildering gemaakt, en het beeld is door astronautCooper bevestigd. In 1965 namen Mc Divitt en White vanuit hun Gemini 4 cabine foto'svan het verschijnsel. Hun ruimtevoertuig bevond zich toen op een hoogte van 210 km.Helaas letten zij er niet op welk objectief zij gebruikten voor hun camera.Het meest interessante verschijnsel voor Schirra, en voor de betrokken meteorologen, wasde lichtblauwe band, die de twee banden van diepblauw scheidde. Het NCAR heeft eenpoging gedaan om de kleurstructuur van deze banden ook in een atmosfeermodel terug tevinden.Hierbij moest rekening gehouden worden met de positie van de ruimtevoertuigen, de blik-richting bij de waarnemingen en de positie van de zon. In een berekening van de effectenvan lichtverstrooiing van zonnestralen, die door de rand van de atmosfeer gaan, vond men,dat als men slechts rekening hield met een stofvrije en ozonvrije atmosfeer, en primaireverstrooiing aan moleculen beschouwde, de schemerzone tot een hoogte van 10 km oranjemoest lijken, en daarna langzaam naar geel over moest gaan. Op een hoogte van 22 krn,boven een zone die wit van kleur zou zijn vanwege een menging van licht van verschillendegolflengten, zou de overheersende kleur plotsklaps zacht blauw worden, ongeveer gelijkaan de kleur van de lucht op een heiige das. Deze berekeningen solden voor een satel-r o o o o

liet op 210 km hoogte, met de zon, gezien vanuit de satelliet net onder de horizon.Dit patroon komt overeen met de beschrijvingen van Amerikaanse en Russische ruimtevaar-ders, maar het geeft niet de lichtblauwe band, die door Schirra, Cooper, Mc Divitt enWhite werd gezien.Daarom werden de berekeningen opnieuw gedaan, terwijl men nu een atmosfeer beschouwde,die een normale hoeveelheid ozon bevatte. Onder normale atmosferische omstandighedenbereikt ozon zijn maximale dichtheid tussen de 20 en de 30 km. De grootste verandering,die door de ozon in het beeld teweeg gebracht werd, is een dieper worden van de blauwekleur, zodat die beter met Schirra's beschrijving overeenstemde. Ozon bracht echter geenlichte band voort. Nieuwe berekeningen brachten nu ook vrij zwevend stof in het beeld.Stoflagen in de late atmosfeer, zoals de Junge laag op 18-20 km brengen ook geen lichtekleur in het schemerverschijnsel teweeg, terwijl het onwaarschijnlijk moet worden geachtdat de oorzaak ligt in aerosols ter hoogte van de lichtende nachtwolken (80 km). Een stof-laag op middelmatige hoogte in de atmosfeer zou echter precies de lichte kleurenband, dieSchirra gezien heeft, teweeg brengen. Uitgaande van de bekende hoogte van McDivitt enWhite, en de mogelijke brandpuntsafstanden van het objectief waarmee de kleurenopna-

13

men door hen gemaakt zijn, kan men berekenen, dat een dergelijke laag of op 38 of op51 km hoogte moet liggen.Hoewel er voorzover bekend geen permanente stoflagen op een dergelijke hoogte zijn, blijktuit waarnemingen op de grond, van schemerlicht en uit experimenten met zoeklichten enlaserlichten, dat dergelijke lagen toch tijdelijk kunnen bestaan, in het bijzonder na vulkaan-uitbarstingen.Het is interessant om op te merken, dat de eerste waarneming van de lichtblauwe band doorSchirra in oktober 1962 verscheidene maanden voor de uitbarsting van de Gunung Agung opBali plaats vond. De vlucht van McDivitt en White vond drie jaar later plaats.Om de plaats van de lichtblauwe laag precies te bepalen zijn meer foto's nodig waarbijmen de brandpuntsafstanden van de gebruikte lenzen moet kennen.Met behulp van dergelijke foto's, en van zwart-wit opnamen door verschillende filters ge-nomen hoopt men de plaats en concentratie van de stofdeeltjes in de stratosfeer precieste bepalen Men heeft voorgesteld om dergelijke opnamen bij Apollovluchten te vervaardigen.

Lit. :National Center for Atmospheric Research (NCAR) Quarterly te Boulder, Colorado.No. 20. augustus 1968

RUIMTEVAARTJOURNAAL samengesteld door F.P. Israël

Het onderstaande overzicht omvat het ruimtevaartgebeuren in de tweede helft van 1968.Voor satellietlanceringen wordt naar de hierachter opgenomen lijst verwezen.Sommige gebeurtenissen worden elders in dit nummer uitvoeriger besproken.

APOGEE KICKMOTOR ASSEMBLY

ANTENNA ASPECTCAMERA (2 PLACES) ,

DIPOLEANTENNA

MECHANISM'(2 PLACES),

750'ANTENNA

MECHANISM(4 PLACES)

PADDLES ROTATED22° 30'(4 PLACES)

SOLAR ASPECTSPIN SENSOR(2 PLACES)

SOLAR ASPECTSOLID A'NGLE SENSOR(8 PLACES)

LIBRATION DAMPEREXT£NSION SYSTEMTELEMETRY

ANTENNA(4 PLACES )

R a d i o - a s t r o n o m i s c h e E x p l o r e r .

Het doel van deze op zichzelf kleine satelliet is het ontvangen van en nieten aan radiogol-ven van grote golflengte (VLF). De kleine doosvormige kunstmaan is daartoe uitgerust metvier zeer lange antennesprieten. Om resonantie van trillingen, die bij het uitspannen vandeze lange sprieten zouden kunnen ontstaan, tegen te gaan is het uitrollen zeer voorzich-tig in verschillende stappen gedaan.

14

Radiogolven met een zeer lage frequentie worden onder andere uitgezonden door de zon, demelkweg en door de planeet Jupiter. Bij Jupiter gebeurt het in de vorm van soms krachtigeradiostoten. Onder normale omstandigheden worden radiogolven van deze golflengte doorde ionosfeer weer de ruimte ingekaatst, en bereiken zij het aardoppervlak niet.

R u s s i s c h e c o m m u n i c a t i e s a t e l l i e t e n .

De Molnja IJ en de Molnja IK zijn communicatiesatellieten van het inmiddels vertrouwdetype. Gelanceerd op 5 juli en 5 oktober resp. bewegen zij beiden in een baan met een om-looptijd van ca. 12 uren. Deze banen zijn zo gekozen, dat het apogeum, waar de satellie-ten slechts langzaambewegen, boven deSowjet-Unie ligt, en daar tot zes maanden na delancering ook boven blijft liggen. Dientengevolge bevinden de satellieten van dit type zichtijdens hun levensduur gedurende 8 van de 12 uur van hun omloop boven de Russische hori-zon. Voor een beschrijving verwijzen wij naar vroegere nummers van Ruimtevaart.

M i l i t a i r e ond e r z o eks a t e l l i e t en .

Bij de lanceringen op 11 juli en 26 september werden door de USAF satellieten uit de OVreeks gelanceerd. Deze reeks (of beter vijf reeksen) omvatten wetenschappelijke onderzoe-kingen, die echter voor militaire toepassingen van belang zijn.De nummers 15 en 16 van de eerste reeks (OV1) hadden tot doel het nagaan van de correla-tie tussen de dichtheid van de lucht op grote hoogte, en de soort en intensiteit van de op-vallende zonnestraling en het nagaan van de sterkte van de luchtweerstand in de ionosfeer.Van de vijfde reeks (OV5) mislukte nr. 8 op 16 augustus (zie ook verder), nr. 2 meet deel-tjesstraling nabij de aarde, en nr. 4 onderzoekt het effect van gewichteloosheid op warmte-overdracht in een vloeistof. De eveneens op 26 september gelanceerde nr. 5 uit de tweedereeks (OV2) is een betrekkelijk zware sattelliet, die 11 verschillende meetinstrumentenmeevoert, welke elk een onderzoek instellen naar de ruimtelijke omstandigheden nabijhet voertuig.

D u b b e l l a n c e r i n g E x p l o r e r s .

Op 8 augustus bracht een Scout twee betrekkelijk lichte Explorer satellieten omhoog. Hetwas de tweede keer dat een Scout twee satellieten tegelijk lanceerde.Explorer 39 was van het type Air Density Explorer. Deze satelliet onderzoekt de samenstel-ling van de hoge luchtlagen nabij de polen, en op middelbare breedte.De lancering vond plaats in een tijd van activiteit op de zon. Reeds eerder is een Explorervan dit type gelanceerd tijdens een periode van rustige of ongestoorde zon.Explorer 40 is van het Injun type. Hij onderzoekt geladen deeltjes, die de bovenste lagenvan de dampkring treffen, en deeltjes, die in het aardse magnetische veld ingevangen zijn.Hierbij wordt vooral op de energie der deeltjes, hun verdeling in de ruimte , en variatiesdaarin met de tijd gelet. Tenslotte bestudeert deze Explorer ook nog het uitstralen van langeradiogolven (VLF gebied) door de ionosfeer, en de correlatie met de deeltjesverdeling daar-mee.Bij beide satellieten gaat het erom een beter inzicht te krijgen in de mate waarmee energie(uiteindelijk van de zon afkomstig) in de bovenste lagen van de atmosfeer wordt gebracht.Deze kennis is van groot belang voor een beter begrip van de algemene energiebalans vande aarde.

15

SOLAR PKESSURERING

TIP TARGET

TIPWEIGHT

MAIN ROD

OUTER BANDSOLAR CELLS

D AMPER ROD

DAMPER TIPWEIGHT

A p p l i c a t i o n s T e c h n o l o g y S a t e l l i t e s l e c h t s g e d e e l t e l i j k g e s l a a g d .

Het was de bedoeling, dat de op 10 augustus gelanceerde ATS 4 in een synchrone baan bo-ven het aardoppervlak zou komen. Een herstart van de Centaur trap, die dit had moetenbewerkstelligen, kon echter niet verkregen worden.De ATS had boven de 107e lengtegraad ten westen van Greenwich moeten komen, dat isca. 650 km ten westen van Quito, boven de Stille Oceaan.Het belangrijkste experiment dat de satelliet moest uitvoeren omvatte het in gaan nemenvan een vaste stand ten opzichte van de aarde met behulp van het Gravity Gradiënt systeem.Hierbij wordt gebruik gemaakt van het feit dat een satelliet, die om een as een klein traag-heidsmoment heeft, zich met deze as op de aarde zal gaan richten. Ook bevond zich eendag/nacht camera aan boord om het wolkenpatroon op het aardoppervlak vast te leggen.Tenslotte werd er experimentele communicatie-apparatuur uitgetest, en werden ionenmoto-ren beproefd.Gedurende de twee manaden lange levensduur van de ATS werden de twee elektrische mo-toren vijf maal beproefd, in totaal gedurende 23 uur. Beide motoren leverden elk een stuw-kracht van ongeveer een duizendste gram, hetgeen hen ideaal maakt voor zeer kleine baan-correcties, zoals die bijv. van tijd tot tijd aangebracht moeten worden bij synchrone satel-lieten. Een hoeveelheid van 45 gram Caesium is voldoende om zo'n satelliet drie jaar langte stabiliseren.De volgende ATS, die in augustus van dit jaar gelanceerd zal worden, zal ook twee elek-trische motoren ter beproeving aan boord hebben.In de vroege morgen van 17 oktober verging de satelliet, die tot dan toe nog aan de laatstetrap van de draagraket had vastgezeten, en zich daarmee tuimelend door de ruimte had be-wogen. De belangrijkste experimenten konden daardoor niet worden uitgevoerd.

16

T w e e n i e u w e w e e r s a t e l l i e t e n .

De tweede helft van 1968 bracht ons ook twee nieuwe weersatellieten van het operationeleTiros type, beide ter vervanging van eerder gelanceerde kunstmanen.De lanceringen, op 16 augustus en 15 december, vonden plaats in opdracht van de Environ-mental Science Services Administration, waaronder sinds enige jaren het US Weather Bureauressorteert. De ESSA 7 verving de oude ESSA 5, en was daaraan uiterlijk ook geheel gelijk.De taak van deze satelliet is vooral het besturen van de warmtebalans van de aarde, en hetverschaffen van gegevens over het globale weerbeeld. ESSA 8 vervangt ESSA 6, en dezesatelliet heeft dan ook camera's van het Automatic Picture Transmission (APT) systeemaan boord, die vooral op het verkrijgen van een overzicht van het lokale weerbeeld ge-richt zijn.

T i e n s a t e l l i e t e n i n é é n k l a p m i s l u k t .

Het moet de Amerikanen nagegeven worden, als ze iets doen, doen ze het in het groot.Zoals op 16 augustus, toen eea net van de Western Test Range af gelanceerde Atlas-Burner2 raket van zijn koers afweek, en tot ontploffing moest worden gebracht. Aan boord vandeze raket bevonden zich maar liefst tien militaire satellieten. Het waren achtereenvol-gens: een OV5 satelliet (nr. 8) van de USAF, voor het onderzoek naar de wrijving tussenverschillende materialen in het luchtledige van de ruimte; een Radcat (Radar CalibrationTest) van de ARPA, de Advanced Research Projects Agency van het Amerikaanse ministe-rie van defensie; een LCS (Lincoln Calibration Sphere) van de USAF, eveneens voor hetuittesten van radar installaties bedoeld; een Grid Sphere Drag van de USAF, een uit vierbollen bestaande kunstmaan voor het onderzoek naar de remmende werking tengevolgevan de luchtw eerst and op grote hoogte; eenOrbis-Cal van de USAF en de U S Navy gezamenlijk omhet effect van de ionosfeer op de communicatie met een satelliet na te ga an; tw ee Secor (SequentialCollation of Range) satellieten van het Amerikaanse leger, ook voor onderzoekingen optelecommunicatiegebied, een Lidos van de Amerikaanse marine om de preciese vorm vande aarde en de zwaartekrachtspotentiaal na te gaan, een RM 18 USAF satelliet ter metingvan de achtergrondstraling van de aarde in het infrarood (warmtestraling) en tenslotte nogeen USAF satelliet van het UV Radiometer type, die bestemd was om straling van kortegolflengte te meten.Een kostbare mislukking dus.

D e v l u c h t o m d e m a a n v a n d e Z o n d 5 .

Deze vond plaats van 15 tot 21 september. Het volautomatische interplanetaire station,zoals Tass het betitelde, corrigeerde op 17 september om 3h llm wereldtijd zijn koers, enpasseerde de volgende dag vroeg in de morgen de maan op een afstand van, 1935 km. Nogvoor de Sowjets gelegenheid hadden dit te doen deelde Sir Bernard Lovell van Jodrell Bankal mee, dat het voertuig terugkeerde naar de aarde. Op 22 september om 15h 54 wereld-tijd keerde de Zond 5 in de dampkring terug, en na een afdaling aan een parachute (erwerd geen gebruik van remraketten gemaakt) plonsde de Zond om 16h 08m in het zuide-lijke deel van de Indische Oceaan, dichtbij het doelwit. Nog dezelfde dag werd hij dooreen Russisch schip opgepikt. Het was de eerste maal, dat een Russisch ruimtevoertuig neer-kwam in zee, en daar geborgen werd.Het is mogelijk, dat met voertuigen van het Zond type ook kosmonauten naar de maankunnen worden gezonden, eventueel gekoppeld aan een Sojoes satelliet.

17

T w e e d e E u r o p e s e s a t e l l i e t g e s l a a g d .

Na de Iris l is ook de tweede satelliet van de European Space Research Organisation eengroot succes geworden. De Aurorae, of ESRO l, legt zich toe op het bestuderen van pool-lichten en aanverwante verschijnselen.De acht meetinstrumenten, die zich aan boord van de satelliet bevinden onderzoeken deenergie en de invalshoek van geladen deeltjes, die tijdens of kort na magnetische stormenen tijdens rustige perioden bij de polen in de hoge dampkring binnendringen. Bij dit binnen-dringen ontstaat door botsing met luchtdeeltjes het poollicht. Magnetische stormen tredendoorgaans op na uitbarstingen op de zon. Om betere gegevens te verkrijgen worden tijdensoverkomsten van de satelliet over Kiruna in Noord-Zweden sonderingsraketten gelanceerddoor de ESRO. De levensduur van de satelliet bedraagt ongeveer zes maanden. Volgensmededelingen van de ESRO verliep na de lancering alles bevredigend.

E S R O s o n d e r i n g s c a m p a g n e s i n o k t o b e r .

De tiende sonderingscampagne van de Europese organisatie vond plaats in begin oktober.Vanaf Esrange, nabij Kiruna in Noord-Zweden,werd een Franse Centaure raket gelanceerd,met aan boord instrumenten van de universiteit van Bologna in Italië en met instrumentenvan Eslab. Gemeten werden de laag-energetische fotonencomponent van de kosmische stra-ling, in een bereik van 20 tot 200 KeV, waarbij vooral aandacht werd besteed aan de stra-ling, afkomstig van de twee helderequasistellaireradiobronnen (quasars) 3C 196 en M 82.De instrumenten van Eslab zorgden voor achtergrondgegevens door de elektronenflux boven40 KeV te meten.In de tweede helft van oktober werden eveneens van Kiruna twee Centaures en twee Skylarksgelanceerd. Zij bevatten Franse, Duitse en Engelse instrumenten. Het ging hier om metin-gen van de temperatuur, windrichting en/windsterkte op een hoogte van 115 tot 125 km,tijdens schemering.

L e v e r i n g m o t o r e n v o o r S a t u r n r a k e t t e n b e p e r k t .

NASA's Marshall Space Flight Center en North American Rockwell Rocketdyne Div. hebbeneen overeenkomst gesloten waarbij het aantal bestelde motoren voor Uprated Saturn I enSaturn V raketten drastisch beperkt wordt.In verband met budgetaire moeilijkheden kan de NASA niet meer dan één J-2 motor (twee-de trap Uprated Saturn I en Saturn V, derde trap Saturn V) per maand accepteren, in plaatsvan de overeengekomen drie. De levering zal derhalve niet ophouden voor mei 1970.Ook de F-l motor (eerste trap Saturn V) zal tot juni 1970 geleverd worden, maar nu meteen tempo van één per maand, in plaats van twee.

O n g e l u k j e s m e t h e t o e f e n e n v a n m a a n l a n d i n g e n .

Half oktober maakte de raad van onderzoek de gang van zaken bekend bij het ongeluk vanLunar Landing Research Vehicle (LLRV) nr. l, dat op 6 mei tijdens een nagebootste maan-landing plotseling te pletter sloeg. De oefenende astronaut, Neil Armstrong kon er met zijnschietstoel uitkomen, en landde ongedeerd in de nabijheid. Het LLRV was echter een totalloss. De oorzaak van het ongeluk bleek te liggen in het plotseling wegvallen van de drukop de heliumkleppen, waardoor de motoren plotseling uitvielen. Het apparaat viel de res-terende 60 meter. Verbeteringen werden aangebracht, en alles was in orde. Ook het rnaan-project zou geen vertraging ondervinden, zei de raad.

18

Deze optimistische uitlatingen werden echter op 8 december gelogenstraft, toen een gewij-zigde en verbeterde versie van het oefenvaartuig tegen de grond smakte. Ook dit apparaatwas niet meer voor herstel vatbaar, hoewel de piloot er ongedeerd afkwam.De raad is nu aan het onderzoeken hoe dat nou toch mogelijk was.

E S R O s o n d e r i n g e n i n n o v e m b e r .

Van 12 tot 28 november werden van Esrange bij Kiruna meetinstrumenten tot 200 km om-hoog gebracht, die identiek waren aan de instrumenten welke zich in de Aurorae satellietbevonden. De twee Skylark raketten werden afgevuurd op een moment, dat de satellietboven Kiruna passeerde.Op 22 november werd vanaf Salto di Quirra op Sicilië ook een Skylark afgevuurd.Deze had twee instrumenten aan boord, waarvan één afkomstig uit Utrecht. De raket be-reikte een hoogte van 243 km. Alles werkte uitstekend. De lancering werd op 2 december,tijdens Volle Maan herhaald.Ook de Duitsers, die voor eigen rekening op Kiruna werkten, lanceerden al in november.Zij vuurden drie Black Brant II raketten af. Deze zijn van Canadese makelij, wegen inclu-sief nuttige last 330 kg, branden 7,5 sec, zijn 640 cm lang, hebben een diameter van 26cm en moeten een hoogte van 160 km kunnen halen. De eerste lancering vond plaats op19 november, de tweede op 3 december en de laatste op 4 december. Steeds werd de 160 kmoverschreden.

HIGH GAIN-ANTENNA

TOi> COVER (1NSULATION)

LOW GAIN ANTENNA

tf ,SUN SENSOR "C"

SUN SENSOR BRACKETS

SUN SENSOR "E>"

INSULATION BAND' SOLAR A K R A Y

PLATFORM STRUTS

INÏERSTAGE STRUCTURE

GRIENTATION NOZZLE

THERMAL LOUVERS

PNEUMATIC BOTTLSORIENTATION SYSTEM

P i o n i e r 9 in b a a n om de z o n .

Na uitvoerig testen van de Thor-Delta draagraket, om te voorkomen, dat met de Pionier 9

19

hetzelfde zou gebeuren als met de onfortuinlijke Intelsat UIA, wiens draagraket voortijdigopgeblazen werd, vond de lancering van het interplanetaire voertuig op 8 november plaats.Tevens werd een Test and Training Satellite voor het netwerk van Apollo grondstations ineen baan om de aarde gebracht. Deze satelliet dient om allerlei radar volgmethodes tebeproeven, en de kwaliteit van communicatie tussen bemande Apollo cabines en de grondzeker te stellen.Het doel van de Pionier, die zich inmiddels bij de drie andere nog actieve Pioniers heeftgevoegd,is het verkrijgen van uitvoerige gegevens over de zonnewind(plasma, dat zich vande zon af beweegt), geladen deeltjes in de interplanetaire ruimte, magnetische velden vande aarde en de zon, en onderlinge wisselwerkingen. Bovendien zal het nauwkeurig volgenvan de Pionier, wanneer hij van de aarde uit gezien achter de zon langsgaat.het ons moge-lijk maken om een goed beeld van de zonnecorona te krijgen.

Z w a a r t e k r a c h t s o n d e r z o e k a a n w i t t e r a t t e n .

Een op 21 november gelanceerde Aerobee 150A raket had aan boord enkele witte ratten.De raket bereikte een hoogte van 163 km, en was gedurende 5 minuten gewichtsloos. Indeze tijd echter werd het deel waar de ratten zich ophielden in wenteling gebracht. Doorin een naar buiten spiralerende gang te lopen konden de ratten het zwaartekrachtsniveauwat hen het beste beviel, opzoeken.Het experiment was het derde uit een reeks van vier, en verliep succesvol.

ELDO r a k e t w e e r g e e n s u c c e s .

De Europa l, F-7, die op 30 november van de Australische basis Woomera van start gingbleek evenmin als zijn twee laatste voorgangers een succes. De eerste trap (Blue Streak)werkte voortreffelijk, ditmaal deed ook de tweede trap (Coralie) het, maar de Duitse derdetrap liet het afweten. Het plan om een kunstmaan van 250 kg. in een baan om de aardete brengen ging derhalve niet door.Over enkele maanden gaat de European Launcher Development Organisation (ELDO) het nogeens proberen.

E x c e n t r i s c h e E u r o p e s e s a t e l l i e t .

Zo moeizaam als het met de ELDO gaat, zo goed verloopt alles voor de ESRO.Als Sinterklaassurprise kwam daar het bericht dat de zojuist gelanceerde Highly EccentricOrbit Satellite (HEOS) l het goed maakte .Deze satelliet, die zich in een zeer excentrische baan om de aarde beweegt, en vijf dagenover een omloop doet heeft tot taak de wisselwerkingen tussen van de zon komende geladendeeltjes (zonnewind), het magnetische veld van de zon bij de aarde, en het magnetischeveld van de aarde te meten. Deze wisselwerkingen zijn vooral interessant tijdens het huidi-ge maximum van zonne-activiteit.De HEOS werd geheel onder leiding van Estec te Noordwijk gebouwd. Aan boord bevindenzich acht meetinstrumenten van Duitse, Belgische, Engelse, Franse en Italiaanse makelij.De verwachte levensduur van de satelliet bedraagt een jaar.Het volgen geschiedt door de Estrack stations te Redu in België en Fairbanks in Alaska.Wegens zijn zeer excentrische baan is de satelliet vrijwel steeds in één van deze twee sta-tions boven de horizon.Vanwege het feit, dat het te meten interplanetaire magnetische veld soms zeer zwak is,moest er voor worden zorg gedragen, dat de HEOS zelf magnetisch zo schoon mogelijk was.Dit is vrij goed gelukt, het interplanetaire veld wordt in de nabijheid van de satelliet nau-welijks verstoord. Alles werkt volgens de ESRO voortreffelijk.20

M e t V i k i n g n a a r M a r s i n 1973 .

Een andere Sinterklaasverrassing was de aankondiging van de NASA op 5 december van plan-nen om in 1973 met groot materieel de planeet Mars te onderzoeken.Twee Viking ruimtevoertuigen zullen met een tussenpoos van ongeveer tien dagen dooreen Titan IIID-Centaur combinatie worden gelanceerd.Elke Viking weegt ca. 2700 kg, en bestaat uit een Mariner 1971 klasse "orbiter" en eenSurveyor klasse "soft lander". Elk zullen ze ongeveer zeven maanden over de reis naarMars doen. Aanvankelijk wordt de hele combinatie dan in een baan om de rode planeetgebracht. Nadat een verkenning van mogelijke landingsterreinen is uitgevoerd, zullen de"landers" naar het oppervlak van Mars afdalen, en een landing uitvoeren. Mars wordt hier-door op dezelfde wijze bestudeerd als de maan dat werd door de Lunar Orbiters en de Sur-veyors.

S H A P E p r o e f m i s l u k t

Op 23 oktober werd de eerste proef in het kader van projekt SHAPE (Supersonic High AltitudeParachute Experiment) uitgevoerd. Het ging om een gesimuleerde reentry in een dunneplanetaire dampkring (zoals de atmosfeer van Mars). Een parachute met een diameter vanruim 12 meter moest een nuttige last veilig laten neer komen. De eerste proef slaagde.Een tweede proef, op 15 december, eveneens boven de woestijn van Nieuw Mexico, mis-lukte doordat de parachute te vroeg ontplooide, nadat de raket de nuttige last overigenssuccesvol op een hoogte van ruim 50 km had afgeworpen. Tengevolge van de te grotekrachten op de parachute scheurde deze echter uit. Reserve parachutes zorgden er echtervoor dat een en ander toch onbeschadigd aan de grond kwam, hoewel de eigenlijke testnatuurlijk verknoeid was.

X - 1 5 p r o j e k t b e ë i n d i g d

Op de valreep werd in december besloten de 200e vlucht van de X-15 niet door te latengaan in verband met ongunstige weersomstandigheden. Tevens werd het gehele projektdaarmee afgesloten.De laatste vlucht werd op 24 oktober uitgevoerd door de NASA piloot William H. Dana,die een hoogte van 225.000 voet haalde. Het X-15-project voor het testen van voertuigenbij zeer hoge snelheden en op zeer grote hoogte in de dampkring werd gezamenlijk uitge-voerd door de Amerikaanse luchtmacht, de Amerikaanse marine en de NASA. De drievliegtuigen werden gebouwd door North American Rockwell. Een ervan werd bij een ongelukin november 1967 vernietigd. De piloot Michael Adams overleefde de ramp niet.De eerste vlucht vond plaats op 8 juni 1959.De X-15 is door twaalf mannen bestuurd: Scott Crosfield (North American testpiloot), JoeWalker (NASA), Robert White (USAF), Forrest Petersen (Navy), John McKay (NASA) RobertRushworth (USAF), Neil Armstrong (NASA), Joe Engle (USAF), Milton Thompson (NASA).William Knight (USAF), William Dana (NASA) en Michael Adams (USAF).Met het afsluiten van projekt X-15 is een stuk ruimtevaartgeschiedenis afgesloten. De tijdvan "primitief' experimenteren is definitief voorbij.Het gaat niet meer om de nabije ruimte, het gaat nu om de maan.

VERANTWOORDING

Bij het opstellen van bovenstaand ruimtevaartjournaal en onderstaand satellietoverzicht isgebruik gemaakt van gegevens, ter beschikking gesteld door de NASA, de ESRO, de ELDOen TRW, en is geput uit de tijdschriften Sky and Telescope, Nature en Scientific American.

De volgende satellieten zijn in de periode juli tot en met december 1968 in de dampkringteruggekeerd:

1965- 11 A20 B42 A55 A

1966- 92 A1967- 125 A1968- 28 A

44 A48 A53 A54 A56 A58 A59 A59 B60 A62 A64 A65 A67 A68 A71 A72 A73 A74 A75 A76 A77 A78 A79 AS O A82 A87 A88 A89 A93 A94 A96 A98 A99 A

101 A102 A104 A105 A108 A

Kosmos 54Kosmos 62Explorer 28USAF sat.Molnja 1 DKosmos 196Kosmos 211Kosmos 222Kosmos 225Kosmos 228Kosmos 229Kosmos 230Kosmos 231OV 1-15OV 1-16Kosmos 232Kosmos 234USAF sat.USAF sat.Kosmos 235ATS 4Kosmos 237Kosmos 238Kosmos 239USAF sat.Kosmos 240Zond 5Kosmos 241USAF sat.Kosmos 242Kosmos 243Kosmos 244Kosmos 246Kosmos 247Apollo 7Sojoez 2Sojoez 3Kosmos 251USAF sat.USAF sat.Zond 6Kosmos 253Kosmos 254Kosmos 255USAF sat.

op 15-9op 24-9op 4-7op 18-12op 11-9op 7-7op 10-11op 11-10op 2-11op 3-7op 4-7op 2-11op 18-7op 6-11op 19-8op 24-7op 5-8op 16-8op 27-8op 17-8op 17-10op 4-9op 1-9op 13-9op 25-9op 21-9op 21-9op 24-9op 18-10op 13-11op 4-10op 2-10op 12-10op 19-10op 22-10op 28-10op 30-10op 18-11op 23-11op 20-11op 17-11op 18-11op 29-11op 7-12op 12-12

geborgen?

geborgen?

geborgen?

geborgen?

geborgen?

geborgen?

geborgen?na maanvlucht geborgengeborgen?

geborgen?geborgen?

geborgen?geborgengeborgen?geborgen

na maanvlucht in zee

geborgen?geborgen?geborgen?

22

111 A Kosmos 258 op 18-12 geborgen?112 A USAF sat. op 28-12118 A Apollo 8 op 27-12 na maanvlucht geborgen.

AANVULLING RUIMTEVAARTJOURNAAL

P r o j e c t R o s e a u .

Het Frans-Russische project Roseau is geschrapt.Dat betekent dat de lancering van een Franse wetenschappelijke kunstmaan, Roseau, dooreen Russische raket in 1972 niet zal doorgaan. Een in 1966 door beide landen gesloten over-eenkomst voorzag in deze voorgenomen samenwerking in het ruimteonderzoek. Krachtensdie overeenkomst zou een Roseau in een sterk elliptische baan (met een apogeum van on-geveer 100.000 km) worden gebracht.Tegen het einde van het vorige jaar had CNES, het Franse nationale centrum voor ruimte-onderzoek, vijf van de vele aangeboden groepen instrumenten geaccepteerd en het projectRoseau definitief vastgesteld.De Franse regering deelde, tot verbazing van alle betrokkenen, in de Frans-Russische confe-rentie in Parijs over technische en wetenschappelijke samenwerking tussen beide landen,mede dat wegens "financiële moeilijkheden" er geen sprake van uitvoering van het pro-ject Roseau zou kunnen zijn. De wetenschappelijke leider van het project, Franqois duGastel, deelde half februari in een boze brief aan het dagblad Ie Monde mede dat het pro-ject niet geschrapt had behoeven te worden. Indien er financiële moeilijkheden waren zoumen de uitvoering ervan negen maanden hebben kunnen rekken, in de verwachting dat destaatsfinanciën er in 1970 en volgende jaren weer wat beter voor zouden staan. In alle be-trokken wetenschappelijke centra is men blijkens de brief van Franqois du Gastel zeer ver-bolgen. En in die centra gaat het werken aan onderdelen van de Roseau wél door.

M a r i n e r M a r s ' 6 9

Voordat het project Viking (zie hierboven) aan de beurt van uitvoering komt wil NASAeerst nog het project Mariner Mars afwerken. Deze zomer zullen, lanceertegenslagen,daargelaten, de ruimtesondes Mariner-6 en Mariner-7, de planeet Mars in het bijgaanfotograferen en wetenschappelijke gegevens over de dampkring van Mars vergaren.De Mariner-6 en de Mariner-7 zullen, nadat zij een maand na elkaar op weg zijn gegaan,Mars vijf dagen na elkaar passeren. Verscheidene van de foto's die deze ruimtefoto's naarde aarde gaan seinen zullen bruikbaar zijn bij het uitzoeken van plaatsen voor de landingvan capsules die Vikings op Mars af zullen zenden. Ter completering van het fotoverkennings-deel van het project Mariner Mars wil NASA in 1971 twee Mariners in banen om Mars brengen.Zij zullen daar werk moeten doen dat vergelijkbaar is met de taken die Lunar Orbitersvolbrachten in banen om de maan. In het volgende nummer van Ruimtevaart zal het pro-ject Mariner Mars '69 uitvoerig worden beschreven.

E x o b i o l o g i e .

De dampkring van Venus krijgt ook wetenschappelijke aandacht in ons land. De KatholiekeUniversiteit te Nijmegen heeft in het begin van dit jaar dr. Allan William Schwartz aan-gesteld als hoogleraar in de exobiologie, en prof. Schwartz deelde op 5 februari in eengesprek met journalisten mede dat het exobiologisch onderzoek onder zijn leiding ten delegericht zal zijn op mogelijkheden van ontstaan van vormen van leven in de dampkring vanVenus. De Nijmeegse leerstoel exobiologie is de eerste in ons land. Het zal wellicht langetijd de enige blijven, want de "toewijzing" van deze leerstoel aan Nijmegen berust op eennationale verdeling van taken door universiteiten en hogescholen.

(zie verder blz, 41)

23

Naam

Explorer 38Kosmos 230Molnja 1 JKosmos 231OV1-15OV1-16Kosmos 232Kosmos 233Kosmos 234

------

Explorer 39Explorer 40Kosmos 235ATS 4ES S A 7Kosmos 236Kosmos 237Kosmos 238Kosmos 239

„-

Kosmos 240Zond 5

Kosmos 241--

CapsuleKosmos 242Kosmos 243OV2-5OV5-2OV5-4LES 6Kosmos 244Kosmos 245Aurorae (ESRO 1)Molnja IK

..

Kosmos 246Kosmos 247Apollo 7Kosmos 248Kosmos 249

--

Aan-duiding

1968 55A56A57A58A59A59B60A61A62A63A64A65A66A66B67A68A69A70A71A72A73A74A75A76A

77A78A78B79ASOA81A

82A83A84A85A86A87A88A89A90A91A92A

L anc eergegevens

Datum

4 juli5 juli5 juli

10 juli11 juli

16 juli18 juli30 juli

6 aug.6 aug.7 aug.8 aug.

9 aug.10 aug.16 aug.27 aug.27 aug.28 aug.5 sep.

10 sep.14 sep.14 sep.

16 sep.18 sep.

20 sep.23 sep.26 sep.

2 okt.3 okt.3 okt.5 okt.5 okt.7 okt.

11 okt.11 okt.19 okt.20 okt.23 okt.

Plaats

WTRKJTTTTWTR

PLPLKJCKWTRWTRWTR

TTCKWTRTTPLTTTTWTRTTTT

PLWTR

PLTTCK

KJPL?WTRTT?WTRTT?TTCKTT?TT?WTR

Baan-

Raket

TAID------

Atlas -F

--------

Tit-IIIB-AgJ)LT - TATScout

--Atlas -CentaurLT-TAT--------

Tit-IIIB-Ag.D----

--TAT-Agena D

----

Titan -IIIC

----

Scout--

Thor-Agena D?----

Uprated Saturn----

Thor-Burner 2

Perigeum(km)

5851285401199147124189

Apogeum(km)

5861543

39.803345

1438255348

198 1514208

31.650142152670681201219

1469588200188203125202193

190167500272213

34.800184

35.63035.600

134284258436483149199231475493797

28839.620

395257

25382533

281726

1472630320214269404282

ca.400.000

282393514406293

35.65035.78735.63535.635

158473

153839.633

511321345297543

2157855

gegevens

Omlooptijd(min)

224.41

92.75713.80

89.95100.7588.34

89.85102.05

89.42

143689.8588.60

118.25118.33

89.2793.92

115.3296.8389.7088.4389.1789.8289.29

--

89.7390.1294.7591.2989.54

1418629.5

1435.81431.2

87.3392.12

103.00712.094.5589.1889.94

89.7894.80

112.13

101.45

Inclinatie•(graden)

120.64

48.40

65.0564.98

89.8589.7865.3281.9451.83

9.9110.0082.1180.6680.6751.8129.04

101.72

56.0765.4251.6851.80

106.0651,83

--

65.4283.02

83.2270.9771.292.9

26.33.03.0

49.5770.98

93.7664.8774.97

65.3765.39

31.6362.2562.3599,00

Projekt-leiding

NASAUSSRUSSR

USSRUSAFUSAFUSSRUSSRUSSR

USAFUSAFUSAFNASANASAUSSRNASAESSAUSSRUSSRUSSRUSSRUSAFUSSR

USSR

USSRUSAF

USAFUSSRUSSRUSAFUSAFUSAFUSAFUSSRUSSRESRO

USSRUSAF?USSRUSSR

NASAUSSRUSSR

USAF

Gewicht(kg)

200400?

1000?4000?--

2724000?400?

4000?2000?3000?1500?

9,369.6

4000?390156--

4000?6000?4000?30004000?

_ _

4000?1500?

60?400?

4000?182

9.712.6

162--400?

811000?1500?4000?4000?

13500--..

150?

Afmetingen(cm)

elke arm 225120 x 180?150 x 300200 x 500?140 x 6961200 x 500?120 x 180?200 x 500?150 x 800?150 x 800?150 x 800366

74 x 76200 x 500?

57 x 107200?200 x 500?300 x 900?200 x 500?150 x 800?200 x 500?

--

200 x 500?150 x 800?

30 x 90?120 x 180?200 x 500?

59 x 59x612828

100?100 x 200120 x 180

76 x 93150 x 300150 x 800200 x 500?200 x 500?391 x 790200 x 600?150 x 400?--

Bijzonderheden

m radio -astronomisch onderzoekwetenschappelijk onderzoekcommunicatiesatelliet

corr. luchtdichth. -zonnestr.ionosferische weerstand

wetenschappelijk onderzoek

spionsatelliet?onderzoek dampkringInjun 5; stralingsonderzoek

gewenste synchroonbaan niet bereiktweersatellietnavigatiesatelliet

onbemande Sojoez?

maanvlucht; behouden terug

type Discoverer?

wetenschappelijk onderzoek

ruimte-onderzoek (11 met.)onderzoek deeltjesstralingwarmteoverdracht in vloeistofexp.mil. communicatie sat.wetenschappelijk onderzoekwetenschappelijk onderzoekstralingsonderzoekcommunicatiesatelliet

bemande vlucht o.l.v. Schirra

Naam

Sojoez 2Sojoez 3Kosmos 250Kosmos 251CapsuleKosmos 252

----

Pionier 9TTS 2

Zond 6Kosmos 253Proton 4Kosmos 254Kosmos 255Kosmos 256Kosmos 257

HEOS 1OAO 2Kosmos 258

CapsuleKosmos 259ESSA 8Kosmos 260Intelsat IIIBKosmos 261Apollo 8Kosmos 262

Aan-duiding

1968 93A94A95A96A96C97A98A

999A100A100B

101A102A103A104A105A106A107A108A109A110AUIA112A112B113A114A115A116A117A118A119A

Lanceergegevens

Datum

25 okt.26 okt.30 okt.31 okt.

1 nov.3 nov.6 nov.8 nov.

10 nov.13 nov.16 nov.21 nov.29 nov.30 nov.3 dec.4 dec.5 dec.7 dec.

lOdec.12 dec i

15 dec.15 dec.16 dec.19 dec.20 dec.21 dec.26 dec.

Plaats

TTTTPL?TT?

TT?WTRWTRCK

TTTT?TTPL?TT?TT?PL?WTRCKCKTT?WTR

KJCKTTCKTT?CKKJ

Baan-

Raket

--

_ _

Thor-Agena?Tit. IIIB-Ag.DTAID

--------------

Tit. IIIB-Ag.DThor -DeltaAtlas-Centaur

--Thor-Agena D?

LT-TAT--

Thor -Altair--

Saturn V

Perigeum(km)

170177522227217531150130

-.-378

175200248197197

1168286136418765205169

1391215

1410518

35.770207174259

Apogeum(km)

210203542296231

2149288390

--940

ca.400.000

333477335317

1222462736

223 . 440778298248

146813311473

39.57035.790

642533.000

798

L i j s t v a n a f k o r t i n g e n

NASA = National Aeronautics and Space Administration (USA)USAF = United States Air Force (USA)USSR = Unie van Socialistische Sovjet RepubliekenESRO = European Space Research Organisation

OV = Orbiting VehicleATS = Applications Technology SatelliteESSA = Environmental Science Service Administration én Environm. Science SatelliteLES = Lincoln Experimental SatelliteTTS = Test and Training SatelliteHEOS = Highly Eccentric Orbit SatelliteOAO = Orbiting Astronomical Observatory

gegevens

Omlooptijd(min)

88.3088.3095.3089.6888.97

112.4588.9089.73--

97.78

--

98.8791.7589.8589.64

109.4591.7293.30

6750100.16

89.5988.67

114.36100.22114.70712.36

143693.08

2440095.13

Inclinatie(graden)

51.6651.6674.0264.9264.9562.3282.15

106.0--

32.87

--

65.4251.5565.4065.4274.0570.49

106.2428.2835.0064.9881.0280.3348.40

101.9064.93

0.771.0330.7148.44

Projekt-leiding

USSR

USSRUSSR

USSR

USSRUSSR

USAF

US'AFNASA

NASA

USSR

USSR

USSRUSSR

USSR

USSR

USSR

USAF

ESRO

NASAUSSR

USAF

USAF

USSR

ESSAUSSR

ComSatUSSR

NASA

USSR

Gewicht

(kg)

6000?6000?--2000?----1500?3000?

6518

--

4000?17.000?

4000?4000?1500?

400?3000?108

20004000?1500?

60?400?140

1000?146400?

13.500400?

Afmetingen(cm)

300 x 900?300 x 900?200 x 100200 x 500?200200 x 600?150 x 800?150 x 800?

89 x 9428

--200 x 500?400 x 400?200 x 500?200 x 500?200 x 600?120 x 180?150 x 800?

80 x 130215 x 305200 x 500?150 x 800?

30 x 90?120 x 180?

56 x 170150 x 300?104 x 142120 x 180391 x 1036120 x 180

B ijzonderheden

onbemande vluchtbemande vluchtnavigatiesatell. ?

op 12-11 uitgestoten

Type Discoverer?

in baan om zonoefening Apolloradio

maanvlucht; behouden terug

wetenschappelijk onderzoek

stralingsonderzoeksterrekundig U V ond.

wetenschappelijk onderzoekweersatelliet

commerciële communicatiesat.wetenschappelijk onderzoekbemande maanvluchtwetenschappelijk onderzoek

WTRCKKJPLTTTAIDTit.IIIB-Ag.DLT-TATTAT-Ag.DComSat.

= Western Test Range (Californië)= Cape Kennedy= Kapoestin J ar= Plesetsk= Tjoera Tam= Thrust Augmented Improved Thor Delta

= Titan IIIB -Agena D= Long Tank Thrust Augmented Thor Delta

= Thrust Augmented Thor-Agena D= Communications Satellite Corporation

KUNSTWAARNEMINGEN IN NEDERLAND door Th. Vermeesch

Overzicht van die kunstmanen, welke in de periode van l oktober 1968 tot en metcember 1968, in Nederland zijn waargenomen. De baanelementen zijn deze zoalsren op 15 december 1968.

31 de-ze wa-

Object

60 bèta 2

60 iota2

63-53 A

64-04 A

64-53 A

65-11D

65-53 F

65-89 A

66-56 A

67-27 A

68-02 A

68-38 B

68-66 A

68-90 A

Naam

Tiros l

Raket Echo l

Explorer 19

Echo 2

Kosmos 44

Raket Kosmos 54

Raket Kosmos 71

Explorer 29

Pageos l

Kosmos 151

Explorer 36

Raket Kosmos 219

Explorer 39

Kosmos 248

Omloop- Incli- Apogeum Perigeum Magn.tijd min. natie in km in km

99.1

118.0

112.8

102.8

99.4

97.8

96.3

120.3

179.6

97.0

112.2

96.5

117.7

94.7

48.3

47.2

78.8

81.4

65.0

56.0

56.0

59.3

. 84.2

56.0

105.8

48.4

80.7

62.2

741

1684

1894

913

852

1069

631

2276

6102

639

1577

973

2471

544

691

1502

822

874

611

244

533

1114

2237

594

1083

214

688

470

+9

+9

+5, +6

-0,+1

+5, +6

+4, +5

+3, +6

+8, +9

+3, +5

+5

+8, +9

+4, +6

+5, +8

+6, +8

O p m e r k i n g :

Het Radio and Space Research Station te Slough, U . K . , en Smithsonian Astrophysical Ob-servatory, Cambridge, U . S . A . , verwachtten de Re-entry van 64-04A, ECHO 2, in maart,april of mei 1969.

RUIMTEVAARTLITERATUUR door Th. Vermeesch

Gebruikte afkortingen:

GPO = Superintendent of Documents, U .S . Government Printing Office, Washington,D.C. 20402U.S.A.

OTS = Office of Technical Services, U.S.Department of Commerce, Washington, D.C.20230 U.S.A.

CFSTI = Cleaninghouse for Fed. Sc. and Techn. Information (OTS), Port Royal Road,Springfield, Virginia, 22151, U .S .A .

N68- = registratienummer Scientific and Technical Aerospace Reports,

28

Indien een prijs is aangegeven kunnen de publicaties bij de vermelde instantie besteld wor-den. Hierbij moet de titel en het nummer opgegeven worden De aangegeven prijs, ver-meerderd met een kwart daarvan voor portokosten, behoort gelijktijdig te worden overge-maakt per buitenlandse postwissel.

N68-27615 GEOLOGIC ORBITAL PHOTOGRAPHY: EXPERIENCE FROM THE GEM1NI PROGRAM.NASA, Goddard Space Flight Center, Greenbelt, M d . ; P a u l D . Lowman, J r . ; J u n . 1968;34p.refs . ; (NASA-TM-X-63244; X-644-68-228); CFSTI: $ 3.00

N68-27475 THE ZODIACAL LIGHT AND THE INTERPLANETARY MEDIUM. NASA, Washing-ton, D.C.; J .L. Weinberg ed. (Hawaii Univ.) ; 1967; 395 p.refs. ; Papers presented at theSymp. held in Honolulu, Hawaii, 30 Jan. -2 Feb. 1967; (NASA-SP-150); GPO: $ 3.00

N68-28192 CHRONOLOGICAL CATALOG OF REPORTED LUNAR EVENTS. Arizona Univ. ,Tucson.; Barbara M. Middlehurst, Jaylee M.Burley, Patrick Moore (Armagh Planetarium),andBarbara L. Welther (Smithsonian Astrophys.Obs.) Washington NASA Jul.1968; 55 p.refs.;(NASA-TR-R-277); CFSTI: $ 3.00

N68-28275 LUNAR ORBITER4, PHOTOGRAPHY. Boeing Co., Seattle, Washington.; NASAJul.1968; 78 p. ; (NASA-CR-1093; D2-100754-2, V,2); CFSTI: $ 3.00

N68-28202 LUNAR ORBITER 5: PHOTOGRAPHY Final Report. Boeing Co., Seattle, Was-hington, NASA Jun. 1968; 229 p . ; (NASA-CR-1094; D2-100755-2, V. 2); CFSTI: $ 3.00

N68-28968 LIVING IN SPACE. NASA, Washington, D.C. ; 1966; 12 p . ; (NASA F acts V. 3,No. 5); GPO: $ 0.15.

N68-29510 JOHN F. KENNEDY SPACE CENTER. NASA, Washington, D.C. ; 1968; 8 p. ;(NASA Facts 0-6/12-67); GPO: $ 0.15.

N68-28949 THE LASER. NASA, Washington, D.C.; 1966; 8 p . ; (NASA Facts V.3, No.6);GPO:$ 0.15.

N68-28616 EUROPEAN SPACE RESEARCH ORGANIZATION. General Report, 1967. EuropeanSpace Research Organization, Paris (France).; 1967; 165 p.; refs.; CFSTI: $ 3. 00

N68-29508 LIFTING BODIES. NASA. Washington, D.C.; 1967; 8 p. ; (NASA Facts V.4,No. 2); GPO: $ 0.15.

N68-28669 EUROPE AND SPACE (L'EUROPE ET L'ESPACE). Institut d'Aeronomie Spatialede Belgique, Brussels.; J. Coulomb; 1968; 22 p . ; In French Presented at the Belgium Conf.of Space Research, Brussels, 23 Feb. 1968); CFSTI: $ 3.00

N68-30317 VENTURE INTO SPACE: EARLY YEARS OF GODDARD SPACE FLIGHT CENTER.NASA, Washington, D.C. ; AlfredRosenthal; 1968; 369p.refs.; (NASA-SP-4301); GPO: $ 2.50

N68-30303 MARINER MARS 1964 PROJECT REPORT: Scientific Experiments. Jet PropulsionLab . , Calif. Inst. of Tech., Pasadena.; R.K. Sloan; 15 Jul. 1968; 180 p.refs . ; (NASA-CR-95876; JPL-TR-32-883); CFSTI: $ 3.00

N68-30096 PROJECT GEMINI FINAL REPORT-SUMMARY. International Business MachinesCorp. , Houston, Tex. Federal Systems Div. 1968; 54 p.refs. ; (NASA-CR-92180); CFSTI:$ 3.00

N68-29982 PUBLIC BURDEN AND BENEFIT OF THE APOLLO PROGRAM ON LAS CRUCES,NEW MEXICO. New Mexico State Univ. , Las Cruces.; Robert W. Beckstead.; Oct. 1967;28 p . ; (NASA-CR-89946); CFSTI: $ 3.00

29

N68-31526 SOLAR CELLIS. NASA, Washington, D.C. 1968; 4 p. ; (NASA Facts S -6/3-68);GPO:$ 0.05.

N68-31325 LUNAR MODULE (LM) SOIL MECHANICS STUDY, VOLUME 2, FINAL REPORT.Bendix Corp. , South Bend. Ind. Energy Controls Div.; l May 1968; 42p.refs . ; (NASA-CR-92215; AM-68-1, V.2);CFSTI:$ 3.00

N68-30962 SOLID PROPELLANT ROCKETS (LES FUSEES A POUDRE). Sud-Aviation, Paris(France).; J. de M ontravel; Mar. 1967; 57 p . ; In French, Presented at the School on theTechnol. of Space Expt. , 8 Mar. 1967.; Sponsored by the CNES.; CFSTI: $ 3.00

N68-31600 RETURN TO VENUS. Jet Propulsion Lab., Calif. Inst. of Tech., Pasadena.;l Jul. 1968; 36 p.refs. ; (NASA-CR-96141; JPL-TM-33-393); CFSTI: $ 3.00

N68-33762 THE SPACE ENVIRONMENT: 100 TO 500 KILOMETERS. Florida Univ. , Gaines-ville.; Alex E.S. Green; Apr. 1967; 8 p.refs . ; Presented at the Inst. of Environ. Sci. mee-ting, Washington, D.C. ; 11 Apr. 1967; (NASA-CR-84712); CFSTI: $ 3.00

N68-34675 NASA'S FIRST TEN YEARS Tenth Anniversary Special. NASA, Washington, D.C.l Oct. 1968; 12p.; (NASA-TM-X-61181); CFSTI: $ 3.00

N68-34496 THE SMALL ASTRONOMY SATELLITE (SAS) PROGRAM. NASA, Goddard SpaceFlight Center, Greenbelt, Md. ; Marjorie R. Townsend; Sep. 1968; 39 p . ; (NASA-TM-X-63333; X-724-68-351); CFSTI: $ 3.00

N68-34870 EXPLORING SPACE WITH A CAMERA. NASA, Washington, D.C.; Edgar M.Cortright, ed. andcomp.; 1968; 227 p. ; (NASA-SP-168); GPO: $ 4.25.

januari 1969

l

f\% * NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RAKETONDERZOEK

AANGtSLOIEN KI DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VERENIGING VOOi UKHTVAAIT AFD. KUIMTEVAAIT

MEDEDELINGEN VAN HET NERO BESTUUR:

1. Het a d r e s van o n z e S e c r e t a r i s , Drs. H.L. vanNoort , is gewijzigd:Nieuw adres: van 't Haaffstraat 26, Noordwijkerhout.

2 . Het a d r e s van het N E R O / B V R O - D o c u m e n t a t i e c e n t r u m is eveneens ge-wijzigd. Nieuw adres: Niobepad 3, Eindhoven, tel. 040-434689, Postgiro 1.421.169t.n.v. Th.J.G. Heutinck te Eindhoven.

3. De n i e u w e l i d m a a t s c h a p s r e g e l i n g e n zijn door de KNVvL goedgekeurd, enverleden jaar l december van kracht geworden. Nero heeft voortaan 4 categorieën leden,nl.:

30

A - l i d m a a t s c h a p via K N V v L . Deze leden moeten lid zijn van de KNVvL.Totaalcontributie ƒ 37,50 p. jaar, omvattende:

Lidmaatschap KNVvLLidmaatschap NEROAbonnement AVIA-VliegwereldAbonnement "Ruimtevaart"Abonnement "NERO-Bulletin"KNVvL-Jaarboek.

A - l i d m a a t s c h a p via N V W S . Wie kan aantonen reeds lid van de NVWS (Ned. Ver.voor Weer- en Sterrekunde) te zijn, kan voor ƒ 17,50 p. j. A-lid van NERO worden, enkrijgt dan, behalve wat hij van de NVWS krijgt, nog: Lidmaatschap NERO, Abonnement"Ruimtevaart" en Abonnement "NERO-Bulletin" .

B - l i d m a a t s c h a p . Dit omvat: Lidmaatschap van NERO, echter zonder stemrecht op dealgemene ledenvergaderingen, verder abonnementen op "Ruimtevaart" en op "NERO-Bulle-tin" . Contributie ƒ 17, 50 p. j.

Het C - l i d m a a t s c h a p is uitsluitend bedoeld voor jeugdleden tot en met 19 jaar. Hetomvat: Lidmaatschap zonder stemrecht van NERO, en een abonnement alleen op "NERO-Bulletin" . Op het einde van het jaar waarin een C-lid 20 jaar wordt, wordt dit lidmaatschapomgezet in een B-lidmaatschap, tenzij hij een A-lidmaatschap, of beëindiging van hetlidmaatschap verzoekt.

Opmerking: Als men van NERO, NVR en KNVvL samen lid is bedraagt de totaalcontributieƒ 40, --. Wie van NERO, NVR en NVWS lid is, betaalt, behalve zijn N VWS-contributienog ƒ 20, -- voor de lidmaatschappen van NERO en NVR, en de abonnementen op "Ruim-tevaart" en "NERO-Bulletin" .

Losse abonnementen op NERO-Bulletin kosten ƒ 5, -• per jaar.Deze abonnees zijn geen NERO-lid, en hebben dan ook niet zonder speciale uitnodigingtoegang tot de activiteiten van NERO.

A-leden betalen hun contributie aan de KNVvL, of aan onze administrateur, die het dandoorstuurt. B en C-leden en abonnees op "NERO-Bulletin" betalen hun contributie/abonne-mentsgeld aan onze administrateur, Th.J.G. Heutinck, Niobepad 3, Eindhoven, Postgiro1.421,169, Aanmelden voor het lidmaatschap kan bij elk der bestuursleden of bij de ad-ministrateur plaatsvinden.U krijgt dan een inschrijfformulier toegestuurd.

31

De n i e u w e l a n c e e r i n r i c h t i n g i sherfst verleden jaar gereedgekomen, en opl december j.l. voor proef opgezet.De 5 meter hoge lanceertoren kan zonodigraketten tot ongeveer 18 cm diameter metgrote precisie lanceren.

ERRATUM voor het artikel over stuwkrachtsmeting in het vorige nummer:

Wij bieden onze lezers onze excuses aan voor een storende fout in het vorige deel van deartikelen over stuwkrachtsmeting. Onder de formule op pag. 164 staat vermeld datA de"rondgaande versterking" zou zijn. De lezer zal begrepen hebben dat dit niet juist kan zijn.A is namelijk niet de rondgaande versterking zelf, maar het uitwendig merkbare gevolgdaarvan, namelijk de "closed-loop-gain" = de versterking van de versterker mét terug- entegenkoppeling. De schakeling gaat oscilleren of wordt bistabiel als A niet l maar oneindigwordt.De werkelijke rondgaande versterking is een interneaangelegenheid van het circuit, die men kan bestu-deren door de terug- en tegenkoppellus ergens opente breken. Als in nevenstaande figuur bijv. op punt leen signaal Vu aanwezig is, zal op de non-invertinginput een signaal rVu en op de inverting input eensignaal dVu staan. Het verschil van die twee,(r - d)Vu wordt door de versterker (die een open-loop-versterking A heeft) versterkt tot A(r -d)Vu.Dit verschijnt op punt 2. Wil dit gelijk zijn aan deVu waarvan we uitgingen, dan moet dus voldaanzijn aan Vu = A(r - d)Vu, en dus moet de rondgaan-de versterking R = A(r - d) gelijk één zijn. Vullenwij dit in de formule op pag 164 van het december-nummer 1968 in, dan krijgen we - A

A = en zienl ~ R

we dat inderdaad A oneindig wordt als R = 1.

32

In het vervolg van het artikel in de decembernummer 1968 moet dan ook steeds inplaatsvan A gelezen worden: R. In het artikel in dit nummer is A wél in zijn juiste verband ge-bruikt.

M.A. Kerkhoven.

S T U W K R A C H T S M E T I N G door Drs. M.A, Kerkhoven.

Deel 3

S u m m a r y - This is the third of a series of publications about test-stands for thrust measu-rement. In the previous issues of "Ruimtevaart" (Sep. 1968 page 119 and Dec 1968 page160) the principles, the mechanical equipment and the sine wave oscillators have beendiscussed. This part will deal with the amplifiers.

After a historical review of the development of amplification technique in the last twodecades, in wich also some theory is included, a vacuüm tube amplifier with a very con-stant and calibrated gain is described.

Transistors change their forward current transfer ratio (hfe orƒ3 ) with temperature. Conse-quently the open loop gain of transistor amplifiers is strongly affected by temperature. Verystrong negative feedback is needed if one wants an amplifier with constant gain. However,amplifiers with A.C. -coupled stages will not remain stable under conditions of strong ne-gative feedback. Only high quality operational amplifiers will perform satisfactorily undersuch conditions.Vacuüm tubes are not affected by temperature, and may present an economically attractivealternative if severe variations of ambient temperature are expected.

4.2.2. De m e e t v e r s t e r k e r s.In de voorgaande delen (Ruimtevaart, Sep. en Dec. 1968) hebben we de mechanische op-stellingen en de sinusgeneratoren besproken. Aldaar vindt men (Dec. 1968 pag. 161) infig 12 het blokschema van de meetopstelling. Het volgende blokje, dat we nu gaan bespre-ken, zijn de meetversterkers welke wij in de loop der tijden gebruikt hebben.Op de eisen, waaraan meetversterkers moeten voldoen zijn we in paragraaf 4.2. ingegaan,zodat we thans daaraan voorbij kunnen gaan.De principes en de hele opzet van de hier te bespreken meetversterkers is niet los te zienvan de stand van de versterkertechniek in het algemeen in de tijden waarin ze zijn ontstaan,vandaar dat we op dit laatste eerst zullen ingaan.

4.2.2.1. D e o p k o m s t v a n d e h a l f g e l e i d e r s e n d e e v o l u t i e v a n d e v e r -s t e r k e r t e c h n i e k i n d e l a a t s t e 2 0 j a a r .Tot ongeveer het midden van de jaren 50 waren practisch alle versterkers buizenversterkers.Zij waren practisch altijd "in hart en nieren" A.C. -versterkers (wisselstroomversterkers),d.w.z. elke versterkertrap was met de volgende, en met de in- en uitgang gekoppeld metcondensatoren of transformatoren, die beiden alleen wisselstroomsignalen doorlaten. Zijhadden dus een bovenste en een onderste grens van het frequentiegebied dat ze konden ver-sterken. D.C. -versterkers (gelijkspanningsversterkers) waren een zeldzame curiositeit, dievrijwel alleen in de eerste analoge rekenmachines gebruikt werden, en daar "Operationeleversterkers" genoemd werden; een naam die later met de opkomst van de halfgeleider-D. C. •versterkers steeds kwistiger gebruikt is gaan worden. Wij zullen die naam reserveren voorD.C. -versterkers met een differentiaalingang en een grote versterkingsfactor. We komendaar nog op terug.

33

Het was toen ter tijde moeilijk om ze te maken, niet alleen vanwege driftverschijnselen,maar ook i.v.m. de hoogst toelaatbare gloeidraad-kathode-spanning. De hele techniekvan de gelijkspanningsversterking en de analoge rekenmachines was toen nog vrij nieuw.Voordien was vrijwel de enige markt voor de "radiotechniek" (het woord "electronica" da-teert ook al van na de oorlog;) slechts radios en muziekversterkers.Als een versterker het grootste deel van het hoorbare gebied kon weergeven was men tevre-den.

Omstreeks het midden van de jaren 50 begonnen de eerste transistoren op de markt te ko-men. Het was een curieuze nieuwigheid, waar geïnteresseerden graag mee experimenteer-den, maar wat er op de markt was, was duur en slecht. Toch werden terecht de grote moge-lijkheden ervan allerwegen ingezien.

Naarmate men de toenmalige fabricagetechnieken (alloy-procedé) beter in de hand kreeg,verbeterde de kwaliteit, en begonnen de prijzen sterk te dalen. We schreven toen 1959,het jaar van de oprichting van NERO.De transistorversterkertjes welke toen verschenen waren nog erg geïnspireerd op de in debuizentechniek gebruikelijke schakelingen.Buizen-schema's werden "omgewerkt" voor transistoren. Het waren uiteraard zo goed alsaltijd volledig als A.C. -versterker opgezette schakelingen, met condensator- of transfor-matorkoppeling tussen de trappen (dit laatste vooral in Japan).

o ~SV

Fig. 21. "Operationele versterker" uit de eerste tijd van de transistor (28).

Toch verschenen reeds omstreeks 1956 de eerste schemas voor D.C. -versterkers, toen reeds"Operationele versterkers" genoemd (fig. 21), hoewel ze door hun sterke temperatuurdrift,geringe versterking, en dikwijls ook ruis, voor weinig anders dan voor de allersimpelsteproeven geschikt waren.Ook wij hebben ze gebouwd, en er enkele experimenten mee gedaan (1960), maar door deslechte kwaliteit bleken ze in de practijk nauwelijks voor iets anders bruikbaar dan voordemonstratieproeven van electrisch integreren enz.De voornaamste reden dat vrijwel alle toenmalige versterkers als A.C. -versterker opgezetwerden, was, dat door de lekstroom (Ico) van de toenmaals uitsluitend gebruikte Germani-um-transistoren, een systeem van meerdere direct gekoppelde transistortrappen zeer moei-lijk voldoende temperatuurstabiel te krijgen was.

34

Vier factoren hebben de verdere ontwikkeling van de versterkertechniek in een nieuwerichting gestuurd, nl. die van de gelijkstroomversterking:

a. De groei van de knowhow m.b.t. de gelijkspanningsversterking,b. De opkomst van de Silicium-halfgeleiders, (lage lekstromen '.),c. De opkomst van de integrated circuits (het is zeer moeilijk om condensatoren en/of

transformatoren met integrated circuittechnieken te produceren)d. De faseverschuiving bij de onderste grensfrequentie van A.C. -versterkers gaf grote

moeilijkheden bij sterk tegengekoppelde versterkers.

De knowhow omtrent gelijkstroomversterking groeide in de jaren 60 snel.Men leerde schakelingen kennen waarin de lekstromen, de temperatuurdrift enz. elkaargoeddeels compenseerden. Dit heeft vooral geleid tot het gebruik van z.g. differentiaal -trappen voor de eerste of eerste twee trappen in de versterker. Deze schakelingen warenreeds uit de buizentechniek bekend, maar het belang ervan werd aanvankelijk nog te wei-nig ingezien, en vooral realiseerde men zich te weinig de complicaties, die bij gebruik van half-geleiders optraden, o. a. dat de lekstromen en offsetstromenvanbeide ingangen gelijke impe-danties moeten ontmoeten , wil men de temperatuureffecten van debeide ingangen elkaar wer-kelijk laten compenseren, en dat voor precisiewerk speciale maatregelen nodig waren om te zor -gen dat w erkelijk de beide ingangstransistoren precies dezelfde temperatuur hadden en hielden.

De voornaamste oorzaak van onstabiliteit was de lekstroom, die zeer sterk temperatuuraf-hankelijk is. Toen de kwaliteit van de Germanium transistoren allengs beter werd, begonmen ook in A.C. -versterkers reeds een enkele maal directe koppeling van transistors toete passen.De grote opbloei van de directe koppeling kwam echter met de opkomst van de Silicium-transistor met zijn zeer lage lekstroom. Van iets heel bijzonders en duurs in 1960 ontwik-kelde deze zich tot een zeer goed en vaak spotgoedkoop onderdeel in 1967-1968.

De opkomst van de integrated circuits is pas mogelijk geworden door de ontwikkeling vande Silicium-halfgeleiders met hun fabricagetechnieken. Germanium leent zich slecht voorde toepassing van deze technieken, en toch zijn juist deze de enige volgens welke integra-ted circuits economisch geproduceerd kunnen worden.De eerste integrated circuits kostten honderden guldens, en bevatten slechts een paar transis-toren. Toch werden zij, vooral voor ruimtevaartprojecten, gevraagd, waardoor hun ontwik-keling werd gestimuleerd.Het is deze, nauwelijks naar de prijs kijkende vraag in de beginperiode geweest, die defabrikanten er toe heeft gebracht de enorme kosten aan ontwikkelingswerk op te brengen.Naarmate men de vervaardigingstechnieken beter meester werd, daalde de prijs niet alleenzeer sterk, maar kon men ze ook maken met meer transistoren, en dus ingewikkeldereschakelingen, zonder dat er een ontoelaatbaar groot percentage uitval optrad. De minderkwaliteitseisen stellende digitale schakelingen kwamen het eerst tot ontwikkeling, de laat-ste jaren ook de analoge. Thans (begin 1969) hebben zij een zodanig hoge kwaliteit enlage prijs kunnen bereiken, dat zij in beide opzichten kunnen concurreren met uit afzonder-lijke onderdelen gemaakte versterkers.Ook voor toepassingen waarvoor uiterst kleine afmetingen en gewicht niet essentieel zijnworden ze thans graag gebruikt, vanwege het gemak en de tijdbesparing van de "kant enklaar schakeling".

Transistoren, dioden, zenerdioden, weerstanden enz. zijn gemakkelijk in integrated-cir-cuit-technieken te vervaardigen. Echter kost het zeer veel moeite om andere dan zeer klei-ne condensatoren in integrated circuits te verwerken, en met betrekking tot transformatoren

35

is dit voorzover ons bekend volslagen onmogelijk. Deze onderdelen moeten dan als externecomponenten in een schakeling verwerkt worden, wat de schakeling groter, kostbaarder enminder bedrijfszeker maakt.Men kiest daarom de schakelingen zodanig dat deze componenten zo veel mogelijk verme-den worden, en dat betekent: Gelijkstroomversterkers.Heeft men tegenwoordig een A.C. -versterker nodig, dan neemt men een integrated-circuit-D.C. -versterker, en koppelt daar alleen de signaalbron en de uitgangsbelasting met conden-satoren of transformatoren aan.

fhvet-tfnn

Output

Fig. 22. Schemasymbool.

Het gebruik van kant-en-klare operationele verster-kers, welke uiteraard diffe-rentiaal-ingangstrappen heb-ben, heeft ook in sterke ma-te bijgedragen tot het uit deanaloge rekentechniek af-komstige " algemene beeld"van een versterker (fig 22)zoals men dat in bloksche-

mas en principeschemas veel aantreft, en waarvan wij ons reeds in een vorig deel van dezeserie (fig. 13; Ruimtev. dec. 1968 par. 162) bedienden: een driehoek stelt de versterkervoor; deze heeft een uitgang en twee ingangen: de Inverting-input en de N on-inverting-in-put (resp. -input en +input).De versterker versterkt de v e r s c h i l s p a n n i n g tussen de beide-inputs.Het outputsignaal heeft de polariteit welke de +input ten opzichte van de -input heeft.Men kan dan naar believen de versterker de fase van het signaal laten omkeren of niet om-keren door het signaal aan de juiste input toe te voeren, en de andere input te aarden (even-tueel via een impedantie gelijk aan de signaalbron, terwille van de stabiliteit). Vanzelf-sprekend loopt het tegenkoppelsignaal van de output naar de -input, de terugkoppeling naarde +input.

Geheel volgens de in de analoge rekentechniek gebruikelijke methoden, probeert men deeigen versterking ("Open-loop-gain") van de versterker zo groot mogelijk te maken, enregelt de gewenste versterking en de gewenste frequentiekarakteristiek met behulp van detegenkoppeling en soms ook de terugkoppeling. Ook hier weer ontmoeten wij een formulewelke wij in ons vorig artikel reeds ontmoet hebbeb:

A =d - r

, of, als A groot is: lim. A =

A = de versterkingsfactor van de versterker met terug-en tegenkoppeling.

A = "Open-loop-gain" = de versterking die de versterker zonder enige terug-of tegen-koppeling zou hebben (gesteld dat men hem dan stabiel en in het juiste werkpunt zoukrijgen en houden, wat meestal zeer moeilijk is)

r = Terugkoppelingsfactor (Regenerative feedback),

d = Tegenkoppelfactor (Degenerative feedback).

36

In feite waren onze oscillatoren uit het vorige artikel niets anders dan versterkers die huneigen outputsignaal als inputsignaal gebruikten. Bij versterkers laat men meestal (maarniet altijd) de terugkoppeling weg, dus r = O. Het algemene beeld van een versterkerscha-keling met een operationele versterker wordt dan als in fig 23 a en b is afgebeeld:

tfitq,

Fig. 23a. Versterker met terug- en tegenkoppeling

IU

Fig- 23b. Versterker met alleen tegenkoppeling

Men kan het signaal aan één (onverschillig welke) der beide ingangen toevoeren mits deandere geaard wordt. Een symmetrisch signaal kan tussen de beide inputs aangesloten wor-den, mits de potentiaal van de beide ingangen binnen'zekere grenzen ("common modeinput range") blijft.

In fig. 23 zijn voor het bereiden van het d en het r signaal spanningsdelers van gewoneweerstanden gebruikt. De schakeling is dan aperiodisch en de frequentiecurve vlak, zolangmen althans niet in een frequentiegebied komt waar A zo sterk gedaald is dat l een merk-

A

bare invloed op A begint te krijgen.Men kan echter ook RC-netwerken gebruiken, en kan dan op vele wijzen het frequentiespec-trum beïnvloeden. Gebruikt men een RC-filter in de tegenkoppeltak, dan is het frequentie-spectrum van de versterker ongeveer complementair aan het doorlaatspectrum van het fil-ter (Precies complementair als r = l ., Gebruikt men bijv. een TT-filter, voor R^, dan

Azal het spectrum van de versterker een scherpe piek vertonen op de plaats waar het filtereen scherpe dip heeft. Op deze wijze kan men selectieve versterkers maken, die zeer nut-tig zijn om gestoorde signalen te verwerken, bijv. een door harmonischen, brom en ruisgestoord signaal uit de rekstrookjesbrug, of een gestoord telecommunicatiesignaal van eenraket in de lucht. Helaas is de versterkingsfactor A van deze versterkerschakeling destemoeilijker constant te houden naarmate de selectiviteit en de versterking groter zijn l Bijde bespreking van de gelijkstroomsystemen en de integrators zullen we nog verder op deoperationele versterkers en hun schakelingen ingaan.

37

coO3

Star-

i~ssy

Pig 24. Meetversterker met buizen.

Tegen deze achtergrond van de evolutie van de versterkertechniek willen wij nu de doorons in de loop der tijden gebruikte schakelingen bespreken. Elk daarvan draagt het stem-pel van de tijd waarin hij ontstaan is.

4 .2 .2 .2 . S em i - ap er iod i s c h e A . C . v er s t er ker met b u i z e n .Het schema van onze oudste en totnutoe meest succesvolle meetversterker is in fig 24 weer-gegeven. Deze is volgens de oude methode van afzonderlijke met condensatoren gekoppel-de trappen uitgevoerd.Hij bestaat eigenlijk uit twee op zichzelf staande en achter elkaar geschakelde versterkers,elk bestaande uit twee triodetrappen, en elk met zijn eigen tegenkoppeling. Deze deelversterkers werken volgens het principe van fig 23b. Het signaal komt op ingang 2; de an-dere ingang, no. l is geaard. De niet-ontkoppelde kathodeweerstand van de eerste trioderepresenteert Rc. Een 100 Kohm weerstand is Rj. De roosterlekweerstand is Rb, en Ra isgewoon een doorverbinding. De versterking kan in stappen geregeld worden met RC van deeerste versterker. Dekathodeweerstandisn.l. in stappen aftakbaar; metbehulp vanknipscha-kelaars kan de totale versterking van de beide deelversterkers op resp. 100 maal, 400 maal en1000 maal gebracht worden. De kathodeweerstand bestaat grotendeels uit draadgewondenaftakbare regelweerstanden. Draadgewonden terwille van de stabiliteit; aftakbaar en regel-baar om de juistgenoemde versterkingsfactoren precies te kunnen instellen. De schakelingheeft voldoende speling om de verschuiving van het gelijkstroom-werkpunt van de eerstetriode, die bij het omschakelen optreedt, te kunnen opvangen.Een aparte spanningsdeler (O, l maal) met een eigen ingang voor het geheel, geeft ook nogde mogelijkheid om resp. 10, 40, en 100 maal te kunnen versterken. Deze laatste driewaarden worden niet voor rakettests gebruikt, maar wel wanneer het apparaat als meet-apparaat thuis wordt gebruikt.De laatste trap van de tweede deelversterker heeft een uitzonderlijk hoge anodespanning(442 V achter de anodeweerstand; 254 V op de anode zelf). Dit is gedaan om een groteuitgangsspanningszwaai (ongeveer 80 Veff of 225 Vpp) met geringe vervorming mogelijkte maken.Dit vereist speciale voorzieningen wat betreft de voedingsspanning.Vandaar de spanningsverdubbelschakeling en de schakeling van de vier afvlakelectrolyten.

De opsplitsing van de versterker in twee achter elkaar geschakelde gedeelten met een eigentegenkoppelcircuit is gedaan terwille van de stabiliteit. Een sterke tegenkoppeling over eenversterker met zeer grote versterkingsfactor leidt gemakkelijk tot onstabiliteit, vooral wan-neer het een A.C. -versterker is. Oscilleren door tegenkoppeling ontstaat doordat de verster-ker de fase van het signaal verschuift. Bedraagt deze faseverschuiving 180 graden, dan gaatde tegenkoppeling (die nog eens 180 graden uit fase is) in meekoppeling over. Als dan derondgaande versterking meer dan l is, gaat de schakeling oscilleren.Deze faseverschuiving treedt vooral om en nabij de grenzen van het frequentiebereik vande versterker op. Bij een D.C. -versterker heeft men alleen te maken met een bovenstegrens; bij een A . C . -versterker bovendien ook nog met een onderste grens. Daar bestaatdus niet alleen het gevaar voor oscilleren op hoge frequentie, maar ook (en vooral) op la-ge frequentie, (z.g. motorboating). Het bestrijden van beide soorten onstabiliteit tegelijkis zeer veel moeilijker dan als het alleen maar gaat om de hoge frequenties.Hier is de versterker opgesplitst in twee afzonderlijk tegengekoppelde versterkers, die elkvoor zich slechts de helft van de faseverschuiving van het geheel hebben, en ook de ver-sterkingsfactoren van deze deelversterkers is lager.

39

4.2.2.3. Pr es ta t ies van de b u i z e n m ee tv er s t er kerKort na zijn bouw, in 1961, werden met behulp vaneen 50 Hz wisselspanning en een aantalspanningsdelers van precisieweeistanden, de nominale versterkingsfactoren zo goed moge-lijk afgeregeld.Toen bij een revisie in december 1968 het apparaat her-ijkt werd met een 3^ KHz signaal,bleken de versterkingsfactoren nog vrij nauwkeurig te kloppen. Bijregelen was nauwelijksnodig, en de kleine geconstateerde afwijkingen konden evengoed het gevolg zijn van deprimitieve wijze waarop destijds geijkt werd, als van een werkelijk verloop van de verster-kingsfactoren.Ook in andere opzichten heeft het apparaat uitstekend voldaan, en zelden of nooit kwalenvertoond. De versterkingsfactoren zijn binnen wijde grenzen onafhankelijk van netspan-ningsvariaties. Invloed van de omgevingstemperatuur is nooit geconstateerd.

Ondanks het ouderwetse karakter heeft het apparaat beter voldaan dan vele transistorver-sterkers uit latere tijden, al zal het stellig wel mogelijk zijn met moderne operationeleversterkers een evengoed of beter resultaat te bereiken. Op het terrein van de transistor -A.C. -versterkers moet men het in elk geval niet zoeken, naar uit onze experimenten inlatere tijden gebleken is. Transistoren veranderen niet alleen hun lekstroom maar ook hunversterkingsfactor met de temperatuur. Om de zich opstapelende fouten van een uit meer-dere trappen bestaande transistorversterker voldoende weg te werken is een zeer sterke te-genkoppeling nodig, en een A.C. -versterker is daarmee niet stabiel te krijgen; wel eengoede D.C, -versterker.Buizen trekken zich weinig of niets van de omgevingstemperatuur aan, en veroorzaken daar-om in dit opzicht geen moeilijkheden. Ook heden ten dage wordt deze buizenmeetverster-ker met succes gebruikt, niet alleen bij raketproeven, maar ook als handig meetinstrumentbij de bouw en ontwikkeling van andere apparatuur.

De volgende keer zullen wij enkele transistorversterkers bespreken, waarna de detectorenbehandeld zullen worden.

L i t e r a t u u r v e r w i j z i n g :(28) Electronic Computers. Edited by T.E. Ivall.

Uitg. Iliffe & Sons, London 1956; 2nd impression 1957.

40

TIJDSTIP MAANLANDING BEKEND

De voorgenomen tijd van landing van de Apollo-11 op de maan is bekend: 13.45 uur Eas-tern Daylight Time, 20 juli. De vermoedelijke plaats van landing ligt in het zuidwestelijkequadrant van Mare Tranquilitatis.Volgens Aviation Week and Space Technology, het Amerikaanse weekblad dat dit nieuwsmeldde op 24 maart, zal de Apollo-11 op 16 juli om 10 uur 27 min. 26 sec. vertrekkenvan Cape Kennedy indien de tweede generale repetitie van de landing op de maan, de tochtvan de Apollo-10, aan de verwachtingen beantwoordt. Dat wordt een generale repetitie inhet zwaartekrachtveld van de maan, die men bij NASA toch gewenst acht in weerwil vande goede resultaten met de eerste generale repetitie, met de Apollo-9 die in het zwaarte-krachtveld van de aarde werd uitgevoerd.De bemanning van de Apollo-10, Thomas P. Stafford, John W. Young en Eugene A. Cernan,zal twee mogelijke landingsplaatsen verkennen. De ene is Site 2 East (0° 44 min. NB en23° EL), de andere is Site l Central (0° 22 min. NB en 1° 21 min. WL), NASA geeftaan Site 2 East de voorkeur. Dat landingsterrein ligt tussen de Krater Moltke en de plekwaar Surveyor 5 op 11 september 1967 landde.Het volgende nummer van Ruimtevaart is het laatste voor de eerste landing van Amerikanenop de maan. Het zal ten dele zijn gewijd aan deze zeer belangrijke gebeurtenis in de geschie-denis van de mensheid.

41