INTERVIEWPASCALBRUCKNEROVERGELUK&GENOT ‘Dejachtop … · 2011. 6. 10. ·...

1
INTERVIEW PASCAL BRUCKNER OVER GELUK & GENOT ‘De jacht op Hoe beter mensen het hebben, hoe ontevredener ze zijn, zegt de Franse cultuurfilosoof Pascal Bruckner. ‘We zitten gevangen in een permanente vraag om méér.’ Door Wilma de Rek ‘H et genot heeft zich ont- wikkeld tot een zorgelij- ke aangelegenheid, er wordt heel wat over af- getobt. Het is nooit hele- maal wat we ervan verwachten. En dus zijn we er chronisch ontevreden over. Met genot gebeurt hetzelfde als met ge- luk: nu we eindelijk kunnen genieten van ons lichaam, van seks, leggen we er zoveel druk op dat van werkelijk genie- ten geen sprake meer is.’ Genot is een plicht geworden? ‘Zeker. Vroeger was lust een uitzonde- ring, nu is het de norm. Iedereen wil maar steeds gepassioneerd zijn, een soort eeuwigdurend hoogtepunt bele- ven. Er is een nieuw ideaal ontstaan van mannen en vrouwen die in een conti- nue staat van opwinding verkeren. Dat is enorm intimiderend. Het houdt geen rekening met de natuurlijke dynamiek die er in elk leven is, waarin passie en rustiger momenten elkaar afwisselen. ‘Lust en genot hebben twee gezichten. Je hebt de seksualiteit zoals ze ons wordt voorgeschoteld in de bladen en op televisie. Dat is een juichverhaal, waarbij iedereen voortdurend met seks en lust bezig is; het gaat over de gewel- dige kanten ervan of juist over de besog- nes, maar in elk geval is het iets dat mensen voortdurend zou bezighouden. Daartegenover staat de werkelijkheid, en die werkelijkheid is veel minder glo- rieus. Dat seksleven kent veel meer on- derbrekingen en tussenpozen dan het seksleven in de schijnwerkelijkheid.’ ‘Lust en het goede leven’ is het onder- werp van de Dag van de Filosofie, op 23 april in Tilburg. Ruim dertig spre- kers komen er debatteren, onder wie schrijver Tom Lanoye, socioloog Gabriël van den Brink, filosofe Joke Hermsen en bioloog Tijs Goldschmidt. En Pascal Bruckner (1948), de Franse cultuurfilo- soof die in 2001 l’Euphorie perpetuelle – essay sur le devoir du bonheur schreef, in het Nederlands vertaald als Gij zult ge- lukkig zijn. Het boek is vorig jaar ook in Engeland en de VS uitgebracht. Volgens Bruckner is ‘geluk’ sinds de Franse en Amerikaanse revoluties een ty- pisch westerse passie geworden. Ooit was het een voorrecht, nu een plicht: gelukkig zijn moet. ‘Kinderen worden tegenwoor- dig niet meer gemaakt om waarden of een geestelijke erfenis aan door te geven, maar om de rangen der gelukzaligen te versterken’, schrijft Bruckner in zijn boek. Alleen weet niemand wat ‘geluk’ precies inhoudt en wanneer je het echt hebt bin- nengesleept, waardoor mensen zich zor- gen blijven maken of ze wel gelukkig ge- noeg zijn. Zo leidt het streven naar geluk, zegt Bruckner, paradoxaal genoeg tot on- geluk. U heeft dit boek tien jaar geleden ge- schreven. Is er sindsdien iets veranderd? ‘In zoverre: alles is nog veel erger ge- worden. Alle zaken die ik in dat boek heb gesignaleerd en opgeschreven, heb- ben zich alleen maar verdiept. De obses- sie met gezondheid is sterker gewor- den. De terreur van de bladen en tv-pro- gramma’s: ook sterker geworden. Het hele idee dat je uit het leven moet halen wat erin zit, dat je zelf in de hand hebt of je gelukkig bent en dat het je eigen schuld is als het je niet lukt, het is alle- maal nog nooit zo sterk geweest als nu. ‘Het is ook geen snelle trend die wel weer overwaait. De huidige gelukscul- tuur is de uitkomst van een proces dat al heel lang gaande is, dat zijn wortels heeft in het Europa van de 17de eeuw, toen de vrijheidsdenkers de norm gin- gen bepalen. Zij waren in feite de eerste atheïsten, en ze rekenden af met de christelijke opvattingen waarin het le- ven lijden was, waarin de mens moest boeten voor de zondeval en aardse ge- noegens er totaal niet toe deden. ‘De Verlichting heeft het genot en het geluk op aarde in ere hersteld. Je hoef- de niet meer te wachten op de hemel. De onderdrukten werden bevrijd – door de socialisten, de feministen, de anarchisten. Daarna kreeg je de explo- sie van de 20ste eeuw. Freud lanceerde zijn theorieën over seks, Rimbaud en de surrealisten gooiden het wereld- beeld overhoop; je kreeg de Tweede We- reldoorlog en de enorme veranderin- gen die daarop volgden, met de eman- cipatie van de vrouw en de zelfbeschik- king over het eigen lichaam, eerst in de noordelijke landen van Europa en toen in de rest van de westelijke wereld.’ U schrijft dat de jaren zestig geken- merkt werden door ‘de utopische ver- kondiging van het eeuwige genieten en van een toestand van permanent geluk’. U bent zelf van die generatie, een baby- boomer; is er een verschil tussen hoe uw generatie het geluk en genot najoeg, en hoe de huidige twintigers dat doen? ‘De generatie van de babyboomers heeft allebei de tijdperken meegemaakt. De oude tijd van het taboe, toen het huwe- lijk nog een stevig instituut was, ouders de seksuele relaties van hun kinderen controleerden en vaders het thuis voor het zeggen hadden. We waren erbij toen de verboden omver werden gewor- pen, en we hebben de overgang naar het huidige tijdperk beleefd en zelf vormgegeven. De generatie van de jaren zestig was een pioniersgeneratie. Wat in mijn jeugd nog marginaal was, is nu de norm geworden. ‘En de huidige generatie borduurt daarop voort. Ze zijn de erfgenamen en tegelijk de slachtoffers van die nieuwe moraal uit de jaren zestig, maar ze voe- gen er zelf niets aan toe.’ Niets is wel heel weinig. ‘Ze recyclen de ideeën van toen, meer doen ze niet. De laatste grote historische generatie was echt die van de jaren zes- tig, daar kan ik ook weinig aan doen. De opvattingen over de zeden zijn sinds- dien niet meer veranderd, iedereen gaat door op de paden die toen gebaand zijn, wat historisch gezien overigens tamelijk verbazingwekkend is.’ Er is in die tien jaar in zoverre wel iets veranderd, dat mensen zich veel meer zijn gaan bezighouden met bijvoorbeeld spiritualiteit. De belangstelling voor bij- voorbeeld het boeddhisme neemt toe. Er is kennelijk toch behoefte aan meer diepgang. ‘Alleen heeft wat hier voor boeddhisme doorgaat, niets met het echte boeddhis- me te maken. In het Westen hebben we een variant ontwikkeld die helemaal in dienst staat van het ego. Terwijl in het oorspronkelijke boeddhisme het ego juist wordt beschouwd als een ilusie, als iets wat onderdrukt moet worden. ‘Het oosterse boeddhisme is heel hië- rarchisch, het is ook tamelijk streng, en minder pacifistisch dan hier wordt ge- dacht. Het gaat over lijden, over hoe je een einde moet maken aan de begeerte. In onze hedonistische maatschappij is er een quasi-exotisch mengseltje van ge- maakt. Datgene wat in dienst moet staan van een almacht, hebben we ver- taald naar een overdreven aandacht voor de eigen persoon. Het westerse boeddhisme is een modegril van de bourgeoisie. Met de Dalai Lama als held.’ Een ‘wereldlijke goeroe’ noemt u hem, ‘deels huwelijksadviseur, deels voe- dingsdeskundige en deels biechtvader, die goedmoedig met antwoorden strooit; een standwerker die gespeciali- seerd is in wijsheid en vrede, en die glimlachend allerlei onbenulligheden opdist die zijn afgestemd op het Euro- pese en Amerikaanse publiek.’ ‘Dat publiek dweept met de Dalai Lama, zoals het ook dweepte met Baghwan Rajneesh, met Maharidji Mahesh-Yogi en met Krishnamurti. Daar kwamen The Beatles al mee; ook in dit opzicht wordt naar hartelust voortgeborduurd op de jaren zestig. Alleen gingen de hippies en de beatniks zelf naar het Oosten en trok- ken ze daar rustig tien jaar rond. Nu ha- len we de oosterse godsdiensten hier- heen, gehuld in een westerse jas en ont- daan van alles wat de hedonistische mens niet goed uitkomt. Het is een com- plete industrie geworden. Je kunt hier- over wederom zeggen: er is niets veran- derd, behalve dat het allemaal nog een graadje erger is geworden. ‘De aandacht voor spiritualiteit en new age, voor biologisch eten, het Rousseauïstische idee van ‘terug naar de natuur’, voedsel kopen bij de boer: het hoort allemaal bij dezelfde bewe- ging. We moeten gelukkig zijn. En dus moeten we gezond zijn. Er is een obses- sie voor gezondheid, en de aandacht voor spiritualiteit moet je in dat licht zien, want het is gezond om ook geeste- lijk in balans te zijn. Alles is maakbaar, dus werk je aan jezelf en geef je jezelf elke dag opnieuw vorm. ‘Mijn laatste boek gaat over de teloor- gang van het liefdeshuwelijk. Vroeger sloten mensen verstandshuwelijken, en of ze veel van elkaar hielden deed er niet zo toe; de man had zijn avontuur- tjes, de vrouw wijdde zich aan haar kin- deren. Daar is het liefdeshuwelijk voor in de plaats gekomen. Met, alweer, het geluk als doel. Maar de verwachtingen zijn te hoog, er is altijd de gedachte dat het misschien nog beter kan, dat elders iemand rondloopt die nog perfecter bij je past. En dus waren er nog nooit zo- veel scheidingen als nu.’ Kun je zeggen dat mensen gelukkiger waren toen ze zich nog niet druk maak- ten om geluk? ‘Dat kun je zo niet zeggen, want geluk kun je niet meten.’ Er zijn mensen die dat doen. Die meten in welk land mensen het gelukkigst zijn, en in welke stad. ‘Ja, maar dat is dus moderne dwaasheid. Ik geloof niet dat je geluk kunt meten. Je kunt alleen stellen dat de opvattingen erover veranderd zijn. In de 18de eeuw was geluk voor de meeste mensen voor- al de afwezigheid van ongeluk. Geluk, dat waren een paar gestolen momenten in een leven dat verder vooral zwaar en moeilijk was, zelfs voor de aristocratie. Want er waren ziekten, er waren ram- pen, er was ellende en oorlog en onder- drukking. Vroeger was ongeluk de regel en geluk de uitzondering. Vandaag de We zijn zo ontzettend bezig met plezier en genoegen, dat het verkrijgen ervan corvee is geworden, iets waaraan je dagelijks moet sleutelen Pascal Bruckner: ‘Vroeger was ongeluk de regel, en geluk de uitzondering.’ Foto HH Dag van de Filosofie De Franse schrijver en filosoof Pascal Bruckner (1948) is een van de sprekers tij- dens de Dag van de Filosofie, die op 23 april plaatsheeft in en om het MIDI Theater in Tilburg. Andere sprekers zijn Hafid Bouazza, Marjoleine de Vos, Tijs Goldschmidt, Gabriël van den Brink, Joke Hermsen en Ronald Giphart. Thema van de dag is ‘Lust & Het Goede Le- ven’. De moderne mens richt zich steeds meer op zijn persoonlijke behoeften en ver- langens, is de stelling van de dag; er is een cultuur ontstaan van ongebreideld hedonis- me (zie voor het hele programma www.dagvandefilosofie.nl). Dat is ook de mening van Pascal Bruckner, die over het onderwerp verschillende boe- ken schreef, waaronder Gij zult gelukkig zijn! en Gij zult rijk worden! (uitgeverij Boom). Bruckners meest recente boek, Le mariage d’amour a-t-il échoué? (Heeft het liefdeshuwelijk zijn langste tijd gehad?) is nog niet in het Nederlands vertaald. In 1981 schreef hij Lunes de fiel, dat tien jaar later door Roman Polanski werd verfilmd als Bit- ter Moon. Bruckner kwam een paar jaar geleden in de Nederlandse publiciteit toen hij samen met andere Franse filosofen, onder wie Bernard Henri-Lévy, tekeer ging tegen de Neder- landse overheid omdat die het vertikte nog langer voor de beveiliging van Ayaan Hirsi Ali op te draaien, nadat zij was vertrokken naar Amerika. Pascal Bruckner woont en werkt in Parijs. Hij is gescheiden en heeft een zoon van 40 en een dochter van 14. geluk brengt ongeluk’ een erg vrolijke doctrine. Het is een doctrine van het maathouden. Geluk verkrijg je volgens Epicurus door voor- zichtig en gematigd te leven en het on- geluk en lijden waar mogelijk te ver- mijden. Dat hield in: geen uitspattin- gen, geen vreetpartijen, veel nadenken, en vooral: een overzichtelijke groep vrienden om je heen verzamelen met wie het aangenaam converseren is – het verwerven en onderhouden van diep- gaande vriendschap droeg volgens Epi- curus het meest bij aan geluk. ‘In onze hedonistische cultuur zijn we zo ontzettend bezig met plezier en ge- noegen, dat het verkrijgen ervan corvee is geworden, iets waaraan je dagelijks moet sleutelen. De ziekte van vandaag is, dat het geluk werk is geworden.’ We zitten in uw appartement in Marais, de mooiste wijk van Parijs. Het is lente. Dat zijn tamelijk gelukkigmakende dingen. Kun je criteria formuleren voor geluk? ‘Nee. Er zijn wel mensen die het probe- ren, maar ze slagen er niet in. Uiteinde- lijk zijn het vaak stupide en onverwach- te dingen die ons gelukkig maken. ’s Ochtends de deur uitgaan. De zon. De glimlach van een vrouw in de straat. De geur van brood. We willen het geluk vangen zoals Prometheus het vuur wil- de veroveren, zodat we het op elk ge- wenst moment kunnen reproduceren. We willen het kunnen benoemen, we willen het vastleggen in statistieken en er de macht over hebben; maar het ont- glipt ons, en het slaat toe op de mo- menten waarop je het niet verwacht.’ Is geluk voorbij zodra het bevredigd is? ‘Ja, bij geluk moet je eigenlijk een dub- bele valstrik vermijden: de valstrik van de frustratie – want je krijgt nooit wat je wilt –, en de valstrik van de bevredig- de behoefte: als je te veel hebt gehad, hoef je niet meer en slaat het verlangen om in afkeer. Zoals je kunt walgen van heerlijke chocoladekoekjes wanneer je er te veel van hebt gegeten. Dat is het grote gebrek van het leven. ‘Er is een mooie zin van Voltaire, uit Candide: l’homme est né pour vivre dans les convulsions de l’inquiétude ou dans la lethargie de l’ennui. De mens is geboren om of gek van onrust, of lamgeslagen door verveling te leven. Dat is een mag- nifieke zin, die eigenlijk alles zegt. Ze geeft precies de twee uitersten weer waartussen we ons bevinden.’ dag is er natuurlijk ook nog wel onge- luk, maar vergeleken bij de mens die een eeuw geleden leefde, hebben we het duizend keer beter. ‘Maar vroeger bestond er niet zoiets als een klaagcultuur. Nu wel. Hoe beter we het hebben, hoe ontevredener mensen zijn en hoe harder we ons beklagen over ons lot, want we verbeelden ons dat we het morgen wellicht toch nóg weer een beetje beter kunnen hebben. Onze mo- derne, democratische maatschappij wordt gekenschetst door een gigantische onvrede. Die onvrede is het echte pro- bleem van nu. We zitten gevangen in een permanente vraag om méér. Om meer geluk, meer liefde, meer vriendschap, meer geld, meer gezondheid. ‘Dat is de hel waarin we leven. We zijn zo geobsedeerd door onze jacht naar geluk dat we nooit zeker weten of we het nu wel of niet hebben bereikt. Daar- door is elke verkregen bevrediging dis- cutabel, want we weten niet zeker of het niet toch nog beter had gekund, en of iemand anders niet toch gelukkiger is dan wij. Er daardoor zijn we vrijwel nooit echt gelukkig.’ Hoe maken we daar een eind aan? ‘Dat kunnen we niet. Het is de tijdgeest, en die kun je niet zomaar de nek om- draaien. Ik verwacht dat de genots- en geluksdwang alleen maar verder zal toenemen. Het individu stelt zich steeds hogere doelen, en geeft zich daarmee een reden om aan het ‘ik’ te blijven knutselen.’ ‘Ons hedonisme heeft niets te maken met hoogstaand epicurisme’, schrijft u. De oude Griekse filosoof is de geschie- denis ingegaan als een genotzoekende schuinsmarcheerder, ten onrechte. ‘De term epicurisme wordt verward met genotzuchtig gedoe, maar dat was inderdaad niet waar Epicurus mee be- zig was. Bij Epicurus is geen sprake van

Transcript of INTERVIEWPASCALBRUCKNEROVERGELUK&GENOT ‘Dejachtop … · 2011. 6. 10. ·...

Page 1: INTERVIEWPASCALBRUCKNEROVERGELUK&GENOT ‘Dejachtop … · 2011. 6. 10. · INTERVIEWPASCALBRUCKNEROVERGELUK&GENOT ‘Dejachtop Hoebetermensenhethebben,hoeontevredenerzezijn, zegtdeFransecultuurfilosoofPascalBruckner.‘Wezitten

INTERVIEW PASCAL BRUCKNER OVER GELUK & GENOT

‘De jacht opHoebetermensen het hebben, hoe ontevredener ze zijn,zegt de Franse cultuurfilosoof Pascal Bruckner. ‘We zittengevangen in een permanente vraag omméér.’DoorWilma de Rek

‘Het genot heeft zich ont-wikkeld tot een zorgelij-ke aangelegenheid, erwordt heel wat over af-getobt. Het is nooit hele-

maal wat we ervan verwachten. En duszijn we er chronisch ontevreden over.Met genot gebeurt hetzelfde alsmet ge-luk: nu we eindelijk kunnen genietenvan ons lichaam, van seks, leggen we erzoveel druk op dat van werkelijk genie-ten geen sprakemeer is.’

Genot is een plicht geworden?‘Zeker. Vroeger was lust een uitzonde-ring, nu is het de norm. Iedereen wilmaar steeds gepassioneerd zijn, eensoort eeuwigdurend hoogtepunt bele-ven. Er is een nieuw ideaal ontstaan vanmannen en vrouwen die in een conti-nue staat van opwinding verkeren. Datis enorm intimiderend. Het houdt geenrekeningmet de natuurlijke dynamiekdie er in elk leven is, waarin passie enrustigermomenten elkaar afwisselen.‘Lust en genot hebben twee gezichten.

Je hebt de seksualiteit zoals ze onswordt voorgeschoteld in de bladen enop televisie. Dat is een juichverhaal,waarbij iedereen voortdurendmet seksen lust bezig is; het gaat over de gewel-dige kanten ervan of juist over de besog-nes,maar in elk geval is het iets datmensen voortdurend zou bezighouden.Daartegenover staat dewerkelijkheid,en diewerkelijkheid is veelminder glo-rieus. Dat seksleven kent veelmeer on-derbrekingen en tussenpozen dan hetseksleven in de schijnwerkelijkheid.’‘Lust en het goede leven’ is het onder-

werp van de Dag van de Filosofie, op23 april in Tilburg. Ruimdertig spre-kers komen er debatteren, onder wieschrijver Tom Lanoye, socioloog Gabriëlvan den Brink, filosofe Joke Hermsen enbioloog Tijs Goldschmidt. En PascalBruckner (1948), de Franse cultuurfilo-soof die in 2001 l’Euphorie perpetuelle –essay sur le devoir du bonheur schreef, inhet Nederlands vertaald alsGij zult ge-lukkig zijn. Het boek is vorig jaar ook inEngeland en de VS uitgebracht.VolgensBruckner is ‘geluk’ sindsde

Franse enAmerikaanse revoluties een ty-pischwestersepassie geworden.Ooitwashet eenvoorrecht, nueenplicht: gelukkigzijnmoet. ‘Kinderenworden tegenwoor-dignietmeergemaaktomwaardenofeengeestelijke erfenis aandoor tegeven,maaromde rangendergelukzaligen teversterken’, schrijft Bruckner in zijnboek.Alleenweetniemandwat ‘geluk’ preciesinhoudt enwanneer jehet echthebtbin-nengesleept,waardoormensenzich zor-genblijvenmakenof zewel gelukkigge-noegzijn. Zo leidthet strevennaargeluk,zegtBruckner, paradoxaal genoeg toton-geluk.

U heeft dit boek tien jaar geleden ge-schreven. Is er sindsdien iets veranderd?‘In zoverre: alles is nog veel erger ge-worden. Alle zaken die ik in dat boekheb gesignaleerd en opgeschreven, heb-ben zich alleenmaar verdiept. De obses-siemet gezondheid is sterker gewor-den. De terreur van de bladen en tv-pro-gramma’s: ook sterker geworden. Hethele idee dat je uit het levenmoet halenwat erin zit, dat je zelf in de hand hebtof je gelukkig bent en dat het je eigenschuld is als het je niet lukt, het is alle-maal nog nooit zo sterk geweest als nu.‘Het is ook geen snelle trend die wel

weer overwaait. De huidige gelukscul-tuur is de uitkomst van een proces datal heel lang gaande is, dat zijn wortelsheeft in het Europa van de 17de eeuw,toen de vrijheidsdenkers de norm gin-gen bepalen. Zij waren in feite de eersteatheïsten, en ze rekenden af met dechristelijke opvattingen waarin het le-

ven lijden was, waarin demensmoestboeten voor de zondeval en aardse ge-noegens er totaal niet toe deden.‘De Verlichting heeft het genot en het

geluk op aarde in ere hersteld. Je hoef-de nietmeer te wachten op de hemel.De onderdrukten werden bevrijd –door de socialisten, de feministen, deanarchisten. Daarna kreeg je de explo-sie van de 20ste eeuw. Freud lanceerdezijn theorieën over seks, Rimbaud ende surrealisten gooiden het wereld-beeld overhoop; je kreeg de TweedeWe-reldoorlog en de enorme veranderin-gen die daarop volgden, met de eman-cipatie van de vrouw en de zelfbeschik-king over het eigen lichaam, eerst in denoordelijke landen van Europa en toenin de rest van de westelijke wereld.’

U schrijft dat de jaren zestig geken-merkt werden door ‘de utopische ver-kondiging van het eeuwige genieten envan een toestand van permanent geluk’.U bent zelf van die generatie, een baby-boomer; is er een verschil tussen hoeuw generatie het geluk en genot najoeg,en hoe de huidige twintigers dat doen?‘De generatie van de babyboomers heeftallebei de tijdperkenmeegemaakt. Deoude tijd van het taboe, toen het huwe-lijk nog een stevig instituut was, oudersde seksuele relaties van hun kinderencontroleerden en vaders het thuis voorhet zeggen hadden.Wewaren erbijtoen de verboden omver werden gewor-pen, enwe hebben de overgang naarhet huidige tijdperk beleefd en zelfvormgegeven. De generatie van de jarenzestig was een pioniersgeneratie. Wat inmijn jeugd nogmarginaal was, is nu denormgeworden.‘En de huidige generatie borduurt

daarop voort. Ze zijn de erfgenamen entegelijk de slachtoffers van die nieuwemoraal uit de jaren zestig, maar ze voe-gen er zelf niets aan toe.’

Niets is wel heel weinig.‘Ze recyclen de ideeën van toen,meerdoen ze niet. De laatste grote historischegeneratie was echt die van de jaren zes-tig, daar kan ik ookweinig aan doen. Deopvattingen over de zeden zijn sinds-dien nietmeer veranderd, iedereen gaatdoor op de paden die toen gebaand zijn,wat historisch gezien overigens tamelijkverbazingwekkend is.’

Er is in die tien jaar in zoverre wel ietsveranderd, dat mensen zich veel meerzijn gaan bezighouden met bijvoorbeeldspiritualiteit. De belangstelling voor bij-voorbeeld het boeddhisme neemt toe.Er is kennelijk toch behoefte aan meerdiepgang.‘Alleen heeft wat hier voor boeddhismedoorgaat, nietsmet het echte boeddhis-me temaken. In hetWesten hebbenweeen variant ontwikkeld die helemaal indienst staat van het ego. Terwijl in hetoorspronkelijke boeddhismehet ego

juist wordt beschouwd als een ilusie, alsiets wat onderdruktmoetworden.‘Het oosterse boeddhisme is heel hië-

rarchisch, het is ook tamelijk streng, enminder pacifistisch dan hierwordt ge-dacht. Het gaat over lijden, over hoe jeeen eindemoetmaken aan de begeerte.In onze hedonistischemaatschappij iser een quasi-exotischmengseltje van ge-maakt. Datgenewat in dienstmoetstaan van een almacht, hebbenwe ver-taald naar een overdreven aandachtvoor de eigen persoon. Hetwesterseboeddhisme is eenmodegril van debourgeoisie. Met de Dalai Lama als held.’

Een ‘wereldlijke goeroe’ noemt u hem,‘deels huwelijksadviseur, deels voe-dingsdeskundige en deels biechtvader,die goedmoedig met antwoordenstrooit; een standwerker die gespeciali-seerd is in wijsheid en vrede, en dieglimlachend allerlei onbenullighedenopdist die zijn afgestemd op het Euro-pese en Amerikaanse publiek.’‘Dat publiek dweeptmet deDalai Lama,zoals het ook dweeptemet BaghwanRajneesh,metMaharidjiMahesh-Yogienmet Krishnamurti. Daar kwamen TheBeatles almee; ook in dit opzichtwordtnaar hartelust voortgeborduurd op dejaren zestig. Alleen gingen de hippies ende beatniks zelf naar het Oosten en trok-ken ze daar rustig tien jaar rond. Nuha-lenwe de oosterse godsdiensten hier-heen, gehuld in eenwesterse jas en ont-daan van alles wat de hedonistischemens niet goed uitkomt. Het is een com-plete industrie geworden. Je kunt hier-overwederom zeggen: er is niets veran-derd, behalve dat het allemaal nog eengraadje erger is geworden.‘De aandacht voor spiritualiteit en

new age, voor biologisch eten, hetRousseauïstische idee van ‘terug naarde natuur’, voedsel kopen bij de boer:het hoort allemaal bij dezelfde bewe-ging. Wemoeten gelukkig zijn. En dusmoeten we gezond zijn. Er is een obses-sie voor gezondheid, en de aandachtvoor spiritualiteit moet je in dat lichtzien, want het is gezond om ook geeste-lijk in balans te zijn. Alles is maakbaar,dus werk je aan jezelf en geef je jezelfelke dag opnieuw vorm.‘Mijn laatste boek gaat over de teloor-

gang van het liefdeshuwelijk. Vroegerslotenmensen verstandshuwelijken,en of ze veel van elkaar hielden deed erniet zo toe; deman had zijn avontuur-tjes, de vrouwwijdde zich aan haar kin-deren. Daar is het liefdeshuwelijk voorin de plaats gekomen. Met, alweer, hetgeluk als doel. Maar de verwachtingenzijn te hoog, er is altijd de gedachte dathetmisschien nog beter kan, dat eldersiemand rondloopt die nog perfecter bijje past. En dus waren er nog nooit zo-veel scheidingen als nu.’

Kun je zeggen dat mensen gelukkigerwaren toen ze zich nog niet druk maak-ten om geluk?‘Dat kun je zo niet zeggen, want gelukkun je nietmeten.’

Er zijn mensen die dat doen. Die metenin welk land mensen het gelukkigst zijn,en in welke stad.‘Ja,maar dat is dusmoderne dwaasheid.Ik geloof niet dat je geluk kuntmeten. Jekunt alleen stellen dat de opvattingenerover veranderd zijn. In de 18de eeuwwas geluk voor demeestemensen voor-al de afwezigheid van ongeluk. Geluk,dat waren een paar gestolenmomentenin een leven dat verder vooral zwaar enmoeilijk was, zelfs voor de aristocratie.Want erwaren ziekten, er waren ram-pen, er was ellende en oorlog en onder-drukking. Vroegerwas ongeluk de regelen geluk de uitzondering. Vandaag de

Wezijn zoontzettendbezigmetplezier engenoegen,dathetverkrijgenervancorvee is geworden, ietswaaraan jedagelijksmoet sleutelen

Pascal Bruckner: ‘Vroeger was ongeluk de regel, en geluk de uitzondering.’ Foto HH

Dag van de Filosofie

De Franse schrijver en filosoof PascalBruckner (1948) is een van de sprekers tij-dens de Dag van de Filosofie, die op 23april plaatsheeft in en om het MIDI Theaterin Tilburg. Andere sprekers zijn HafidBouazza, Marjoleine de Vos, TijsGoldschmidt, Gabriël van den Brink, JokeHermsen en Ronald Giphart.Thema van de dag is ‘Lust & Het Goede Le-ven’. De moderne mens richt zich steedsmeer op zijn persoonlijke behoeften en ver-langens, is de stelling van de dag; er is eencultuur ontstaan van ongebreideld hedonis-me (zie voor het hele programmawww.dagvandefilosofie.nl).Dat is ook de mening van Pascal Bruckner,die over het onderwerp verschillende boe-ken schreef, waaronder Gij zult gelukkigzijn! en Gij zult rijk worden! (uitgeverijBoom). Bruckners meest recente boek, Lemariage d’amour a-t-il échoué? (Heeft hetliefdeshuwelijk zijn langste tijd gehad?) isnog niet in het Nederlands vertaald. In 1981schreef hij Lunes de fiel, dat tien jaar laterdoor Roman Polanski werd verfilmd als Bit-ter Moon.Bruckner kwam een paar jaar geleden in deNederlandse publiciteit toen hij samen metandere Franse filosofen, onder wie BernardHenri-Lévy, tekeer ging tegen de Neder-landse overheid omdat die het vertikte noglanger voor de beveiliging van Ayaan HirsiAli op te draaien, nadat zij was vertrokkennaar Amerika.Pascal Bruckner woont en werkt in Parijs.Hij is gescheiden en heeft een zoon van 40en een dochter van 14.

gelukbrengt ongeluk’

een erg vrolijke doctrine. Het is eendoctrine van hetmaathouden. Gelukverkrijg je volgens Epicurus door voor-zichtig en gematigd te leven en het on-geluk en lijden waarmogelijk te ver-mijden. Dat hield in: geen uitspattin-gen, geen vreetpartijen, veel nadenken,en vooral: een overzichtelijke groepvrienden om je heen verzamelenmetwie het aangenaam converseren is – hetverwerven en onderhouden van diep-gaande vriendschap droeg volgens Epi-curus hetmeest bij aan geluk.‘In onze hedonistische cultuur zijnwe

zo ontzettendbezigmet plezier en ge-noegen, dat het verkrijgen ervan corveeis geworden, ietswaaraan je dagelijksmoet sleutelen. De ziekte van vandaag is,dat het gelukwerk is geworden.’

We zitten in uw appartement in Marais,de mooiste wijk van Parijs. Het is lente.Dat zijn tamelijk gelukkigmakende dingen.Kun je criteria formuleren voor geluk?‘Nee. Er zijn welmensen die het probe-ren, maar ze slagen er niet in. Uiteinde-lijk zijn het vaak stupide en onverwach-te dingen die ons gelukkigmaken.’s Ochtends de deur uitgaan. De zon. Deglimlach van een vrouw in de straat. Degeur van brood. Wewillen het gelukvangen zoals Prometheus het vuur wil-de veroveren, zodat we het op elk ge-wenstmoment kunnen reproduceren.Wewillen het kunnen benoemen, wewillen het vastleggen in statistieken ener demacht over hebben;maar het ont-glipt ons, en het slaat toe op demo-menten waarop je het niet verwacht.’

Is geluk voorbij zodra het bevredigd is?‘Ja, bij gelukmoet je eigenlijk een dub-bele valstrik vermijden: de valstrik vande frustratie – want je krijgt nooit watje wilt –, en de valstrik van de bevredig-de behoefte: als je te veel hebt gehad,hoef je nietmeer en slaat het verlangenom in afkeer. Zoals je kunt walgen vanheerlijke chocoladekoekjes wanneer jeer te veel van hebt gegeten. Dat is hetgrote gebrek van het leven.‘Er is eenmooie zin van Voltaire, uit

Candide: l’homme est né pour vivre dansles convulsions de l’inquiétude ou dans lalethargie de l’ennui.Demens is geborenom of gek van onrust, of lamgeslagendoor verveling te leven. Dat is eenmag-nifieke zin, die eigenlijk alles zegt. Zegeeft precies de twee uitersten weerwaartussen we ons bevinden.’

dag is er natuurlijk ook nogwel onge-luk, maar vergeleken bij demens dieeen eeuw geleden leefde, hebbenwehet duizend keer beter.‘Maar vroeger bestonderniet zoiets als

eenklaagcultuur.Nuwel.Hoebeterwehethebben, hoeontevredenermensenzijn enhoeharderweonsbeklagenoverons lot,wantwe verbeeldenonsdatwehetmorgenwellicht tochnógweer eenbeetje beter kunnenhebben.Onzemo-derne, democratischemaatschappij

wordt gekenschetst door eengigantischeonvrede. Die onvrede is het echtepro-bleemvannu.We zittengevangen in eenpermanente vraagomméér. Ommeergeluk,meer liefde,meer vriendschap,meer geld,meer gezondheid.‘Dat is de hel waarin we leven. We zijn

zo geobsedeerd door onze jacht naargeluk dat we nooit zeker weten of wehet nuwel of niet hebben bereikt. Daar-door is elke verkregen bevrediging dis-cutabel, want we weten niet zeker of

het niet toch nog beter had gekund, enof iemand anders niet toch gelukkigeris dan wij. Er daardoor zijn we vrijwelnooit echt gelukkig.’

Hoe maken we daar een eind aan?‘Dat kunnenwe niet. Het is de tijdgeest,en die kun je niet zomaar de nek om-draaien. Ik verwacht dat de genots- engeluksdwang alleenmaar verder zaltoenemen. Het individu stelt zichsteeds hogere doelen, en geeft zich

daarmee een reden om aan het ‘ik’ teblijven knutselen.’

‘Ons hedonisme heeft niets te makenmet hoogstaand epicurisme’, schrijft u.De oude Griekse filosoof is de geschie-denis ingegaan als een genotzoekendeschuinsmarcheerder, ten onrechte.‘De term epicurismewordt verwardmet genotzuchtig gedoe, maar dat wasinderdaad niet waar Epicurusmee be-zig was. Bij Epicurus is geen sprake van