De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit...

37
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef van de opleiding ‘Master in het notariaatCaroline Coppens (Studentennr. 00705029) Promotor: Prof. Dr. H. De Wulf Commissaris: Dhr. S. Landuyt

Transcript of De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit...

Page 1: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014

De “inbreng van genot”

Masterproef van de opleiding

‘Master in het notariaat’

Caroline Coppens

(Studentennr. 00705029)

Promotor: Prof. Dr. H. De Wulf

Commissaris: Dhr. S. Landuyt

Page 2: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

1

Inhoud

Hoofdstuk 1. Inleiding ................................................................................................................ 2

Hoofdstuk 2. Het inbreng-begrip ............................................................................................... 3

I. Situering: het vennootschapscontract ................................................................................. 3

II. Als rechtshandeling: de inbrengverbintenis....................................................................... 6

III. Als voorwerp van de rechtshandeling .............................................................................. 7

§1. Wat is vatbaar voor inbreng? ....................................................................................... 7

§2. Inbreng van genot als voorwerp? ................................................................................. 9

IV. Als financieringsbron ..................................................................................................... 10

§1. Ondernemingsrisico ................................................................................................... 10

§2. Inbreng als waarborg van de schuldeisers .................................................................. 12

§3. Verschil met geldlening ............................................................................................. 13

Hoofdstuk 3. Inbreng van genot ............................................................................................... 14

I. Inbreng in eigendom ......................................................................................................... 15

II. Inbreng in genot ............................................................................................................... 17

§1. Betekenis .................................................................................................................... 17

§2. Gevolgen .................................................................................................................... 19

§2. Genot sensu stricto vs. vruchtgebruik ........................................................................ 21

§3. Genot sensu stricto vs. in eigendom ........................................................................... 24

III. Inbreng in genot en het verbod van leeuwenbeding ....................................................... 29

§1. Situering van het verbod ............................................................................................ 29

§2. Verenigbaarheid met art. 28 W.Venn. ........................................................................ 30

§3. Winst- en verliesdeelname bij inbreng van geld ........................................................ 32

Hoofdstuk 4. Conclusie ............................................................................................................ 33

Bibliografie ............................................................................................................................... 34

Page 3: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

2

Hoofdstuk 1. Inleiding

Wat is een “inbreng van genot”? Om dit ten volle te kunnen begrijpen wordt eerst stilgestaan

bij de vraag: wat is een “inbreng”?

Een volledig antwoord op die vraag is slechts mogelijk wanneer het inbreng-begrip wordt

geplaatst binnen het grotere kader van de vennootschap als contract. De verschillende

betekenissen die het inbreng-begrip kan inhouden, gaan gepaard met de verschillende

mogelijke opvattingen van de inbreng van genot. (Hoofdstuk 2)

Daarna worden de gevolgen van de inbreng van genot verder onderzocht. Ook die gevolgen

hangen af van de concreet gehanteerde zienswijze omtrent de draagwijdte en inhoud van het

begrip. (Hoofdstuk 3)

Page 4: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

3

Hoofdstuk 2. Het inbreng-begrip

I. Situering: het vennootschapscontract

De wettelijke definitie van het Wetboek van Vennootschappen bevestigt dat de grondslag van

de vennootschap de overeenkomst is. Bovendien heeft ook de vennootschap zelf, die het

resultaat is van deze (oprichtings)overeenkomst, een contractueel karakter;1 niettegenstaande

de bijzondere aard van deze overeenkomst de klassieke opdelingen overstijgt.2

De vennootschap als overeenkomst beschouwen, heeft bijgevolg een dubbele betekenis.

Zowel in de betekenis van de momentane rechtshandeling waarbij de vennoten op basis van

wilsovereenstemming de langdurige rechtsverhouding tussen hen tot stand brengen; als de

daaruit voorkomende langdurige verhouding zelf.3 Zodoende bestaat de vennootschap uit een

geheel van contractuele verbintenissen tussen vennoten, tot stand gebracht door de

oprichtingsovereenkomst.4

Wanneer de tot stand gekomen vennootschap rechtspersoonlijkheid bezit5, verliest de tweede

betekenis van de vennootschap als (oprichters)overeenkomst weliswaar aan belang. De

voortdurende verbintenissen bestaan immers enkel in relatie tussen oprichter en rechtspersoon

en niet tussen oprichters onderling.6

Het is daarbij ook mogelijk de (volkomen7

)

rechtspersonen eerder als institutie of instelling te analyseren, gelet op de meer fundamentele

rol van contractvrijheid bij vennootschappen zonder rechtspersoonlijk.8

1 H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 6.

2 K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen,

II, Mechelen, Kluwer, 2011, 86. 3 K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen,

II, Mechelen, Kluwer, 2011, 86; J. RONSE, "Vennootschaps- en verbintenissenrecht" in Op de grenzen van

komend recht : opstellen aangeboden aan J. H. Beekhuis, Deventer, Kluwer, 1969, 209. 4 J. WOUTERS en M. DENEF, “Art. 1 W. Venn.” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, (eds.),

Comm.Venn , Mechelen, Kluwer , 2000, 2. 5 De rechtspersoon ontstaat slechts door de openbaarmaking. Aangezien de contractuele oprichtingshandeling op

zich niet de rechtspersoonlijkheid tot gevolg heeft, kan worden gesteld dat de oprichtingsovereenkomst zijn

constitutief karakter verliest; Zie K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV,

Verenigingen en vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 86. 6 K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen,

II, Mechelen, Kluwer, 2011, 93. 7 Bij onvolkomen rechtspersonen zouden de onderlinge contractuele verhoudingen tussen de leden de oprichting

overleven; zie K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 92. 8 H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 7; Zie K.

GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen, II,

Mechelen, Kluwer, 2011, 95 – 99 en de verwijzingen aldaar; Contra: D. VAN GERVEN, Beginselen van het

Belgisch privaatrecht, IV, Rechtspersonen, I, Mechelen, Kluwer, 2007, 11 – 12. J. RONSE, Algemeen deel van

Page 5: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

4

De contractuele opvatting omtrent de vennootschap heeft tot gevolg dat zij aan de

gemeenschappelijke geldigheidsvoorwaarden van het algemeen contractenrecht dient te

voldoen.9 Dit met inachtneming van het beginsel dat de bijzondere wet voorrang heeft op de

algemene. De regels van algemeen contractenrecht gelden in deze context dus zolang zij niet

terzijde worden gesteld door de regels van vennootschaps- en rechtspersonenrecht.10

Uit de wettelijke definitie, zoals vervat in art. 1 W.Venn., blijkt dat de vennootschap, naast de

algemene, tevens gekenmerkt wordt door 4 specifieke constitutieve bestanddelen: (1)

pluraliteit van partijen, (2) “iets” in gemeenschap brengen, nl. de inbreng, (3) met als doel één

of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uit te oefenen en dit (4) met winstoogmerk. Deze

hoofdbestanddelen kunnen worden aangevuld met de vereiste dat de vennootschap in

gemeenschappelijk belang van de partijen wordt aangegaan (art. 19 W.Venn.), alsmede het

verbod van leeuwenbeding (art.32 W.Venn.).11

De inbreng is dus duidelijk een constitutief bestanddeel van het vennootschapscontract.12

Zonder inbreng kan een vennootschap niet rechtsgeldig tot stand komen.13

De toezegging van

inbreng is dan ook een noodzakelijk vereiste voor de oorspronkelijke verkrijging van de

hoedanigheid van vennoot.14

Wie wil deelnemen aan de vennootschap zal dus

noodzakelijkerwijze, naast de geldige en bekwame toestemming tot deelnemen, ook deze

ondersteunende rechtshandeling, nl. de inbrengverbintenis, moeten aangaan.15

Nu de wilsovereenstemming volstaat om de vennootschap als consensueel contract tot stand

te brengen, is het de toezegging die de essentie van het vennootschapscontract uitmaakt en

het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 80 – 82; .J. RONSE, "Vennootschaps- en verbintenissenrecht" in Op

de grenzen van komend recht : opstellen aangeboden aan J. H. Beekhuis, Deventer, Kluwer, 1969, 203 ev. 9 J. WOUTERS en M. DENEF, “Art. 1 W. Venn.” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, (eds.),

Comm.Venn , Mechelen, Kluwer, 2000, 2. 10

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 87; J. RONSE, "Vennootschaps- en verbintenissenrecht" in Op de

grenzen van komend recht : opstellen aangeboden aan J. H. Beekhuis, Deventer, Kluwer, 1969, 214. 11

Deze bestanddelen worden in bepaalde rechtsleer anders ingevuld en eventueel aangevuld met de intentionele

voorwaarde van ‘affectio societatis’; zie o.a. H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht,

Antwerpen, Intersentia, 2012, 4 – 6; J. WOUTERS en M. DENEF, “Art. 1 W. Venn.” in H. BRAECKMANS, K.

GEENS en E. WYMEERSCH, (eds.), Comm.Venn , Mechelen, Kluwer, 2000, 2 - 15 en de verwijzingen aldaar. 12

De nietigheid van de inbrengverbintenis heeft nochtans niet noodzakelijk de nietigheid van de vennootschap

tot gevolg, Zie K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990, 1631 ev. 13

T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 362 ; J. VAN RYN, Principes de droit

commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 231. 14

Naar aanleiding van de oprichting van de vennootschap; in tegenstelling tot “afgeleide” hoedanigheid,

dewelke tot stand komt door overname van de vennootschapsrechten van een andere vennoot; K. GEENS en M.

WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen, II, Mechelen,

Kluwer, 2011, 99 – 100; J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 118. 15

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 126.

Page 6: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

5

niet de effectieve materiële inbreng.16

Uit art. 20 en 22 W.Venn. volgt dat die belofte van

inbreng voor de vennoot de verbintenis creëert deze inbreng daadwerkelijk ter beschikking te

stellen van de vennootschap.17

Dit betekent dat het ingebrachte vermogensbestanddeel zal

worden aangewend ter verwezenlijking van het gemeenschappelijke doel. Het is echter niet

noodzakelijk dat de vennootschap hierdoor ook de effectieve beschikkingsmacht over de

desbetreffende goederen verwerft.18

Overeenkomstig het gemeen recht behoeft elke overeenkomst een geoorloofd voorwerp (art.

1108 BW). Dit principe geldt eveneens voor de vennootschapsovereenkomst.19

Bovendien

heeft ieder contract als voorwerp de verbintenis van de partij om iets te doen, geven of nalaten

(art 1101 en art. 1126 BW). Deze artikelen doelen op het voorwerp van de verbintenis die de

overeenkomst in leven roept. Bijgevolg kan de inbrengverbintenis als een zodanig beloofde

prestatie worden aanzien.20

(voorwerp-werkwoord).21

Indien de voorgaande artikelen worden beschouwd in hun samenhang met de 1128 ev. BW.

duiden ze daarentegen op hetgeen werkelijk wordt gegeven, gedaan of nagelaten. Inbreng kan

op zijn beurt dus eveneens worden beschouwd als het voorwerp van de beloofde prestatie.22

(voorwerp-lijdend voorwerp).23

Art. 19 W.Venn. schrijft letterlijk voor dat elke vennootschap een geoorloofd voorwerp dient

te hebben. Alhoewel inbreng volgens sommigen het voorwerp van het vennootschapscontract

uitmaakt,24

lijkt het in dit artikel voorgeschreven voorwerp-doel van de vennootschap de

16

N. GOOSSENS, “Art. 20 W. Venn” in BRAECKMANS, H., GEENS, K. en WYMEERSCH, E. (eds.),

Vennootschappen en verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer ,

Mechelen, Kluwer, 2013, 1. Het is tevens ook de toezegging die als inbreng wordt beschouwd die aan de

registratierechten onderworpen wordt, ongeacht in welke mate er effectief is voldaan aan de toezegging, Zie E.

VAN TRICHT, “Belastbare handelingen” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2012-2013, 2012, 1402. 17

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 127; N. GOOSSENS, “Art. 22 W. Venn” in BRAECKMANS, H.,

GEENS, K. en WYMEERSCH, E. (eds.), Vennootschappen en verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met

overzicht van rechtspraak en rechtsleer , Mechelen, Kluwer, 1999, 1. 18

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 43. 19

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 161. 20

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen,

II, Mechelen, Kluwer, 2011, 127. 21

K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990,1635. 22

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 42. 23

K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990,1635. 24

Zie bijv. J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 118.

Page 7: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

6

inbrengverbintenis van de vennoten te overstijgen.25

Dit aspect wordt hier dan ook niet verder

behandeld.26

II. Als rechtshandeling: de inbrengverbintenis

Om te kunnen deelnemen aan de vennootschap zal elke vennoot dus een inbreng moeten

doen.27

In ruil voor deze inbreng ontvangt de inbrenger een bundel lidmaatschapsrechten en

bijgevolg de hoedanigheid van vennoot.28

Het begrip inbreng duidt in deze context op de

rechtshandeling waarbij een vermogensbestanddeel in gemeenschap wordt gebracht met als

oogmerk de verwezenlijking van het maatschappelijk doel. De inbrenger draagt zijn rechten

op een bepaald vermogensbestanddeel over ten behoeve van de vennootschap zodat het

onderhevig is aan bijdrage in maatschappelijke verliezen.29

‘Inbrengen’, als werkwoord,

vormt dus het voorwerp van de deelneming van elke vennoot.30

De rechtshandeling ‘inbrengen’ is een geven, doen of laten zoals wordt bedoeld in art. 1126

BW. Zoals reeds werd aangehaald, wordt de precieze invulling van dit artikel in

vennootschapsrechtelijke context pas duidelijk wanneer het wordt beschouwd in samenhang

met hetgeen effectief wordt ingebracht, nl. het zogenaamde voorwerp-lijdend voorwerp van

de inbrengverbintenis (infra).31

Volgens art. 1127 BW. kan zowel een zaak zelf, als haar gebruik of bezit voorwerp uitmaken

van de verbintenis. De notie zaak kan worden begrepen in de zin van het eigendomsrecht dat

de titularis op deze zaak heeft.32

In zekere zin vult deze regel artikel 1126 BW. aan, maar tevens wordt duidelijk dat het

Burgerlijk Wetboek weinig onderscheid maakt tussen de verschillende betekenissen die het

25

K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990,1635. 26

Zie voor verdere verbintenisrechtelijke analyse: M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio,

1995, 42 ev. 27

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 126. 28

J. WOUTERS en M. DENEF, “Art. 1 W. Venn.” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, (eds.),

Comm.Venn , Mechelen, Kluwer, 2000, 12. 29

J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 11; J. WOUTERS en M. DENEF,

“Art. 1 W. Venn.” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, (eds.), Comm.Venn , Mechelen, Kluwer,

2000, 12; M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 43. 30

K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990,1635 ev.; Zie voor de

verbintenisrechtelijke analyse omtrent de aard van de inbreng-rechtshandeling: M. WYCKAERT, Kapitaal in NV

en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 42 ev. 31

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 54. 32

Alhoewel het Burgerlijk Wetboek inconsistent omspring met de termen ‘zaken’ en ‘goederen’; Zie F. VAN

NESTE, “Zakenrecht”, I, A, in Algemene Beginselen van Belgisch privaatrecht, Antwerpen, Standaard

Wetenschappelijke Uitgeverij, 1974, 22 en infra.

Page 8: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

7

begrip ‘voorwerp’ kan inhouden. Indien we dit toepassen op de inbreng van genot, zal dus

volgens het art. 1127 BW. het enkele gebruik of bezit van een zaak het voorwerp kunnen zijn

van de rechtshandeling. Nochtans moet ook hier worden gegeven (de zaak ter beschikking

stellen), gedaan (er zorg voor dragen dat de vennootschap in zijn gebruik of genot niet wordt

verstoord) en nagelaten (vrijwaring voor eigen daad).33

III. Als voorwerp van de rechtshandeling

§1. Wat is vatbaar voor inbreng?

De definitie van art. 1 W.Venn. stelt dat de vennoot “iets” in gemeenschap moeten brengen.

Steunend op de gemeenrechtelijke principes, kan alles wat voorwerp kan uitmaken van een

overeenkomst als inbreng dienen.34

Daarnaast dient de inbreng een bepaalde

vermogenswaarde te hebben. De inbreng dient m.a.w. in geld waardeerbaar te zijn.35

Art. 19, 2de

lid W.Venn. vult art. 1 W.Venn. verder aan: “Ieder vennoot moet of (1) geld, of

(2) andere goederen, of zijn (3) nijverheid in de vennootschap inbrengen.” Er worden dus

drie verschillende soorten inbreng onderscheiden naargelang de aard van wat werd

toegezegd.36

De partijen hebben in beginsel de vrijheid om de aard van hun inbreng zelf te

kiezen.37

De verschillende inbrengen hoeven hierbij niet allen van gelijke waarde of van

dezelfde aard te zijn.38

1. In de eerste categorie draagt de inbrenger een geldsom over aan de vennootschap.

2. De tweede categorie wordt gewoonlijk inbreng in natura genoemd.39

Het is de

inbreng van elk goed, roerend of onroerend, lichamelijk of onlichamelijk, anders dan

een som geld.40

33

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 55. 34

L. FREDERICQ, m.m.v. S. FREDERICQ, Handboek van Belgisch handelsrecht, I, Brussel, Bruylant, 1962, 435.

Zie ook M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 65 – 69. 35

Luik, 2 mei 1933, Pas 1933, 215; J. VAN RYN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 23 ;

J. WOUTERS en M. DENEF, “Art. 1 W. Venn.” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, (eds.),

Comm.Venn , Mechelen, Kluwer, 2000, 12. 36

J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 11. 37

L. FREDERICQ, m.m.v. S. FREDERICQ, Handboek van Belgisch handelsrecht, I, Brussel, Bruylant, 1962, 435. 38

M. PLANIOL en G. RIPERT, Traité pratique de droit civil français, XI, Contrats civils/2.Le contrat d’entreprise,

Parijs, LGDJ, 1954, 279 ; J. WOUTERS en M. DENEF, “Art. 1 W. Venn.” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E.

WYMEERSCH, (eds.), Comm.Venn , Mechelen, Kluwer, 2000,12. 39

Inbreng in natura kan ook worden gedefinieerd als zijnde elke inbreng anders dan een som geld. In die optiek

is inbreng van nijverheid een bijzondere soort van inbreng in natura. 40

T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 375.

Page 9: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

8

3. Ingeval van inbreng van nijverheid gaat de inbrenger de persoonlijke verbintenis aan

zijn toekomstige arbeid aan te bieden in ruil voor een aandeel in de vennootschap. In

tegenstelling tot de inbreng van goederen is de inbreng van arbeid een successieve

prestatie.41

Deze indeling strookt met de vereisten van gemeen recht.42

De inbreng in geld of natura is

immers een verbintenis om iets te geven; en de inbreng van nijverheid zowel een verbintenis

om iets doen als iets niet te doen, gelet op de rekenschapsverplichting die opgelegd wordt

door art. 24 W.Venn..43

Inbreng van genot wordt door een groot deel van de rechtsleer gezien als modaliteit van de

inbrengverbintenis. Een inbreng in geld of natura44

kan zodoende gerealiseerd worden in

eigendom of genot.45

In die optiek zal er bij een inbreng van genot geen eigendomsovergang

plaatsvinden. De inbrenger blijft eigenaar van de zaak en er vindt slechts een beperkte

vervreemding plaats van de vruchten en/of het gebruik van de zaak.46

Dat dit het voorwerp

van de verbintenis kan zijn wordt bevestigd in art. 1127 BW. De zaak die op zijn beurt weer

het voorwerp uitmaakt van de inbrengverbintenis zal dan de geldsom47

of een ander in geld

waardeerbaar goed moeten zijn.

Een strikt onderscheid tussen inbreng in eigendom of in genot lijkt nochtans soms moeilijk te

maken. De vennootschap mag enkel gebruik maken van het voorwerp van de genotsinbreng

met als verplichting het bij liquidatie aan de vennoot, die eigenaar blijft, terug te geven.48

Hoewel er in die hypothese bij genotsinbreng dus geen eigendomsoverdracht plaatsvindt, kan

de vennootschap toch als het ware juridische eigenaar worden van bepaalde ingebrachte

goederen. Indien de inbreng bestaat uit het genot van zaken die (1) door het gebruik

41

F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant, 1878, 266 ; J. VAN RYN, Principes de droit

commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 231-232. Hoewel inbreng van genot in bepaalde gevallen ook als een

successieve prestatie kan worden opgevat (infra). 42

Art. 1101 en 1126 BW. 43

M. COIPEL, Dispositions communes à toutes les formes de sociétés commerciale, Brussel, Larcier, 1982, 81. 44

Het is niet mogelijk nijverheid in genot in te brengen. De inbreng van nijverheid kan evenwel beschouwd

worden als specifieke vorm van genotsinbreng op zich, nl. de inbreng van het genot op arbeid, M. PLANIOL en G.

RIPERT, Traité pratique de droit civil français, XI, Contrats civils/2.Le contrat d’entreprise, Parijs, LGDJ, 1954,

280. 45

L. FREDERICQ, m.m.v. S. FREDERICQ, Handboek van Belgisch handelsrecht, I, Brussel, Bruylant, 1962, 435 –

438; T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 364; J. VAN RYN, Principes de

droit commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 231. 46

J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 139. 47

Hoewel de juridische mogelijkheid van inbreng het genot van een geldsom soms betwist wordt, zie M.

PLANIOL en G. RIPERT, Traité pratique de droit civil français, XI, Contrats civils/2.Le contrat d’entreprise,

Parijs, LGDJ, 1954, 280; en lettende op de verschillende bezwaren o.a. de eventuele strijdigheid met het

verboden leonijns beding infra. 48

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 79.

Page 10: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

9

tenietgaan, (2) waarde verminderen doordat men ze behoudt, (3) bestemd waren om verkocht

te worden, of (4) in de vennootschap zijn ingebracht volgens schatting in een

boedelbeschrijving,49

neemt zij immers het risico op de zaken over.50

Gezien de vennootschap

slechts het genot van deze goederen verkrijgt door ze te verbruiken of te verkopen, wordt zij

noodgedwongen tevens eigenares van deze goederen.51

§2. Inbreng van genot als voorwerp?

Op het eerste gezicht lijkt art. 19 W.Venn. inderdaad de drie mogelijke voorwerpen van

inbreng in het bijzonder en limitatief voor te schrijven. Toch voegt deze specifieke driedeling

niet noodzakelijk iets toe aan het gemeen recht. Volgens VAN NESTE zijn deze drie begrippen

immers reeds vervat in de algemene betekenis van het begrip ‘goederen’.52

“De goederen zijn

de vermogensrechten die aan een bepaald rechtssubject toebehoren.[…] Deze hebben als

specifiek object of inhoud: genot, gebruik of een verbintenis van een andere persoon.”53

De term ‘goederen’ bevat zowel zaken als rechten. Zaken zijn de materiële dingen die het

voorwerp zijn van eigendom en zijn dus bijgevolg lichamelijk. Rechten zijn de onlichamelijke

goederen, namelijk de vermogensrechten.54

Vermogensrechten worden traditioneel

onderverdeeld in (1) persoonlijke rechten, (2) zakelijke rechten en (3) intellectuele rechten.55

Vermogensrechten hebben steeds betrekking op doch, maar deze zaken behoren tot de

materiële werkelijkheid waardoor zij eigenlijk op zichzelf geen goederen zijn. Het Burgerlijk

Wetboek wordt echter gekenmerkt door inconsistente hantering van het begrip ‘goederen’.

Zowel in wetgeving als doctrine wordt het eigendomsrecht, als belangrijkst vermogensrecht,

met de zaak waarop zij betrekking heeft gelijkgesteld. In tegenstelling tot zaak omvat het

49

Art. 28 W.Venn. 50

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 79; M. PLANIOL en G. RIPERT, Traité

pratique de droit civil français, XI, Contrats civils/2.Le contrat d’entreprise, Parijs, LGDJ, 1954, 281. 51

N. GOOSSENS, “Art. 28 W. Venn” in BRAECKMANS, H., GEENS, K. en WYMEERSCH, E. (eds.), Comm.Venn ,

Mechelen, Kluwer, 1999, 1. 52

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 129. 53

F. VAN NESTE, “Zakenrecht”, I, A, in Algemene Beginselen van Belgisch privaatrecht, Antwerpen, Standaard

Wetenschappelijke Uitgeverij, 1974, 22. 54

F. VAN NESTE, “Zakenrecht”, I, A, in Algemene Beginselen van Belgisch privaatrecht, Antwerpen, Standaard

Wetenschappelijke Uitgeverij, 1974, 22. 55

V. SAGAERT., B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2010, 1.

Page 11: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

10

begrip goed echter een waardeoordeel. De graadmeter voor het bepalen van de waarde is

geld.56

Wanneer dus een zakelijk of persoonlijk genotsrecht aan de vennootschap wordt

overgedragen, kan dit gekwalificeerd worden als de inbreng van de eigendom van een

genotsrecht.57

Het voorwerp van de inbreng is dan het genotsrecht zelf en niet de zaak waarop

dit recht betrekking heeft. Persoonlijke en zakelijke rechten zijn immers op zichzelf te

beschouwen vermogensbestanddelen. In die optiek wordt de inbreng van genot dus niet

bekeken als een modaliteit van de inbreng in geld of natura, maar als de inbreng van een

welbepaald goed.

IV. Als financieringsbron

Indien we dus art. 1 en 19 W.Venn. verbintenisrechtelijk analyseren, constateren we dat de

inbrengverbintenis een noodzakelijke vereiste is voor de totstandkoming van de vennootschap

als contract. Uit diezelfde artikelen kan dan worden afgeleid dat het een essentieel kenmerk

van de vennootschap is dat elke vennoot bijdraagt in het vermogen van de vennootschap.58

Het totaal van de inbrengen vormt namelijk het (initiële)59

maatschappelijk vermogen of

vennootschapsvermogen.60

§1. Ondernemingsrisico

Het behoort tot de essentie van de inbreng dat hij, ongeacht zijn voorwerp, onderworpen

wordt aan het risico van de vennootschap en zal aangewend worden tot verwezenlijking

van het vennootschapsdoel.61

Elke vennootschap dient een winstoogmerk te hebben. Dit principe vindt zijn neerslag in art.

32, eerste lid W. Venn en is tevens terug te vinden in art. 1 W.Venn. aangezien de inbreng

dient te gebeuren “met als doel één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uit te oefenen

en met het oogmerk aan de vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te

56

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 129; F. VAN NESTE, “Zakenrecht”, I, A, in Algemene Beginselen

van Belgisch privaatrecht, Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1974, 22 – 23. 57

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 175. 58

L. FREDERICQ, m..m.v. S. FREDERICQ, Handboek van Belgisch handelsrecht, I, Brussel, Bruylant, 1962, 435 59

M. COIPEL, Dispositions communes à toutes les formes de sociétés commerciale, Brussel, Larcier, 1982, 86. 60

L. FREDERICQ, m.m.v. S. FREDERICQ, Handboek van Belgisch handelsrecht, I, Brussel, Bruylant, 1962, 435; J.

RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 120. 61

K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990, 1635-1634; D. VAN GERVEN,

Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Rechtspersonen, I, Mechelen, Kluwer, 2007, 119; M. WYCKAERT,

Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 70.

Page 12: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

11

bezorgen”. Dit principe wordt aangevuld met art 32, tweede lid W. Venn, dat voorschrijft dat

geen enkele vennoot mag worden vrijgesteld van verlies. In tegenstelling tot het principe van

winstoogmerk maakt dit voorschrift geen deel uit van de definitie van de vennootschap. Het

duidt daarentegen op de vereiste dat elke inbreng aan het risico van de onderneming moet

worden onderworpen.62

Daarnaast schrijft art. 19 W.Venn. voor dat de vennootschap “in gemeenschappelijk belang

van de partijen [moet] worden aangegaan”. Hieruit kan worden afgeleid dat er een bepaalde

geest van samenwerking en gelijkheid onder de partijen dient te heersen.63

Wanneer deze artikelen in hun onderling verband worden beschouwd, zal elke vennoot dus

recht hebben op een deel van de winst. Het doel van de vennootschap is immers de winst

onder de vennoten te verdelen. Daarnaast zullen zij ook allen moeten delen in de eventuele

verliezen. De inbreng die de vennoten doen ter verwezenlijking van het doel wordt namelijk

onderworpen aan het ondernemingsrisico. Hierdoor zal elke vennoot naast de kans op winst

ook de kans op verlies (moeten) hebben.64

Dit strookt met de zienswijze dat de vennootschap

in essentie een kanscontract is.65

Tijdens het bestaan van de vennootschap komt de risicoverplichting erop neer dat de

vergoeding die de vennoot krijgt in ruil voor zijn inbreng onderhevig is aan het risico op winst

en verlies. De wet legt hierbij niet op dat de mate van participatie in winst en verlies voor elke

vennoot gelijk moet zijn. De regel dat het aandeel in winst en verlies evenredig is met de

inbreng (art. 30 BW.) is slechts suppletief, behalve voor de BVBA .66

Hij zal enkel gelden

wanneer er geen conventionele regeling omtrent winstverdeling voorzien is.67

62

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 134-135. 63

Het zogenaamde ius fraternitatis ;J. VAN RYN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 236;

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 72; alhoewel over de draagwijdte en gelding

van dit begrip onenigheid bestaat, zie J. WOUTERS en M. DENEF, “Art. 1 W. Venn.” in H. BRAECKMANS, K.

GEENS en E. WYMEERSCH, (eds.), Comm.Venn , Mechelen, Kluwer, 2000, 15 en de verwijzingen aldaar. 64

J. WOUTERS en M. DENEF, “Art. 1 W. Venn.” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, (eds.),

Comm.Venn , Mechelen, Kluwer, 2000, 14. 65

H. DE WULF, “Enkele bedenkingen rond een nuttige rol voor het versleten verbod van leeuwenbeding:

bescherming van de vennootschap en haar schuldeisers, niet alleen van de medevennoten”, TBH 2012, 699. 66

K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990, 1636. 67

J. WOUTERS en M. DENEF, “Art. 1 W. Venn.” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, (eds.),

Comm.Venn , Mechelen, Kluwer, 2000, 14.

Page 13: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

12

In art. 32, tweede lid W.Venn. wordt de inbreng van nijverheid niet vermeld. Diegene die zijn

arbeid inbrengt zal nochtans ook in het risico delen.68

In tegenstelling tot de persoon die zijn

arbeid verricht op basis van een arbeidsovereenkomst, wordt de inbrenger immers met een

deel van de winst vergoed. Indien er geen winst is, zal hij “gratis” gewerkt hebben en geen

inkomen van zijn inbreng ontvangen, hetgeen als een verlies kan worden aangemerkt.69

Ook bij de ontbinding van de vennootschap is de inbreng aan het ondernemingsrisico

onderworpen. De inbreng zal als deel van het vermogen van de vennootschap worden

aangewend ter betaling van de nog niet betaalde vennootschapsschulden.70

Diegene die slechts het genot van een bepaald goed inbrengt, zal bij ontbinding dit goed

kunnen terugnemen. Het goed waarop het genotsrecht betrekking heeft werd immers niet aan

het risico van de onderneming onderworpen, enkel het genotsrecht op zich. Wanneer de

inbrenger/eigenaar zijn goed terugneemt, krijgt hij nochtans bijgevolg tegelijk zijn

genotsrecht terug.71

Het eigenlijke ingebrachte goed, namelijk het genotsrecht, lijkt dus ook

niet onderhevig aan het risico van de vennootschap. Hoe valt de inbreng van een genotsrecht

dan te rijmen met het verbod van art. 32 lid 2 W.Venn.?72

§2. Inbreng als waarborg van de schuldeisers

In vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, de volkomen vennootschappen, zijn de

bepalingen omtrent het maatschappelijk vermogen van bijzonder belang. Schuldeisers van de

vennootschap kunnen zich immers niet beroepen op het persoonlijk vermogen van de diverse

vennoten. Het vennootschapsvermogen is namelijk hun enige waarborg en dus het exclusief

executieobject.73

68

Het principe van risico van de onderneming lijkt dan ook ruimer dan enkel het verbod van leeuwenbeding van

art. 32 W.Venn.. 69

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 130; K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een

vennootschap”, TPR 1990, 1636 – 1637. 70

D. VAN GERVEN, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Rechtspersonen, I, Mechelen, Kluwer, 2007,

120. 71

J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 139; M. WYCKAERT, Kapitaal in NV

en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 79-80. 72

Hier reeds opgemerkt dat er nochtans een onderscheid is tussen gehoudenheid tot de vennootschapsschulden,

als extern gegeven, en winst- en verliesdeelname, als intern gegeven. Zie: K. GEENS en M. WYCKAERT,

Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011,

136 -137. Zie voor een bespreking van de problematiek omtrent genotsinbreng en bijdrage in de verliezen: G.

HODÜM, “L'apport de jouissance devant la clause exonérant un associé des pertes", TPS 1923, 164 – 184; J.

LIMPENS, noot onder Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 248-267 en infra. 73

J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 121.

Page 14: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

13

Ter bescherming van de schuldeisers dient er in de volkomen vennootschappen steeds een

minimum aan kapitaal voor handen te zijn, “le principe de l’intangibilité du capital social”,74

gevormd door inbrengen die voor beslag vatbaar zijn. Vandaar dat het kapitaal van een

volkomen vennootschap niet uit inbrengen van nijverheid kan bestaan. Uit de schuldeiser-

beschermende functie van het kapitaal volgt ook dat de toezegging van elke inbreng

onvoorwaardelijk moet zijn.75

Bij de onvolkomen rechtspersonen en vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid

hebben de schuldeisers een extra waarborg: het persoonlijk vermogen van de hoofdelijke

vennoten blijft aansprakelijk voor de vennootschapsschulden. De voorschriften omtrent

kapitaal dringen zich hier dan ook niet op en deze vennootschappen kunnen wel geldig met

inbreng van nijverheid worden opgericht. Zij hebben dan ook geen kapitaal in de strikte

betekenis van het woord.76

§3. Verschil met geldlening

We kunnen reeds de volgende principes onderscheiden: (1) elke partij dient een inbreng te

doen om de hoedanigheid van vennoot te verwerven, (2) die inbreng is onderworpen aan het

risico van de vennootschap, (3) de inbrengen samen vormen het vermogen van de

vennootschap.

Naast de inbrengen kan het vermogen van de vennootschap nochtans ook gevormd worden

door leningen met derden.77

Deze derden zijn schuldeisers en geen inbrengers/vennoten. De

geleende som maakt dan ook geen deel uit van het kapitaal. Het is nochtans niet altijd even

eenvoudig om de genotsinbreng van een geldsom en de lening met elkaar te onderscheiden,

zeker indien de lening met een deel van de winst wordt vergoed.78

Net zoals de inbrenger ondergaat immers ook de schuldeiser/uitlener in zekere zin het risico

van de vennootschap. In tegenstelling tot de inbreng behoort dit risico weliswaar minder tot

de essentie van de lening. Indien de vennootschap in gebreke blijft de schuld af te lossen of de

interest te betalen, zal zij zich niet kunnen beroepen op het risico van de onderneming. Dit is

74

J. VAN RYN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 235. 75

M. COIPEL, Dispositions communes à toutes les formes de sociétés commerciale, Brussel, Larcier, 1982, 86 ; J.

RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 121. 76

M. COIPEL, Dispositions communes à toutes les formes de sociétés commerciale, Brussel, Larcier, 1982, 87; J.

RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 121. 77

Financiering kan daarnaast ook gebeuren door subsidies, giften en inkomsten uit eigen activiteiten; D. VAN

GERVEN, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Rechtspersonen, I, Mechelen, Kluwer, 2007, 119. 78

J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 139.

Page 15: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

14

wel het geval wanneer zij aan de inbrenger geen winst kan uitkeren of bij de ontbinding niet

in staat is het ingebrachte terug te geven.79

“Mais il y a cette grande différence entre le prêteur et l’associé, que le premier tire de la

convention un droit inadmissible au service des inérêts, tandis que le second peut voir les

bénéfices de son argent s’évanouir dans des événements de force majeure. De plus, le premier

a droit au remboursement integral de son capital, tandis que le second doit supporter, comme

associé, sa part dans la perte de ce capital.”80

Er zijn een heleboel criteria ontwikkeld om de inbreng in genot van een geldsom en de

geldlening van elkaar te kunnen onderscheiden.81

Het belangrijkst criterium blijft desondanks

de vraag of de inbrenger werkelijk aan het wirtschaftlichen Schicksal der Gesellschaft

deelneemt,82

m.a.w. of de ingebrachte geldsom dus effectief onderworpen is aan het

maatschappelijk risico.83

Hoofdstuk 3. Inbreng van genot

De wetgever erkent in het Wetboek van Vennootschappen dat een vermogensbestanddeel

zowel in eigendom als in genot kan worden ingebracht.

Art. 28 W.Venn.:

“Indien de zaken waarvan slechts het genot in de vennootschap is ingebracht, zekere en

bepaalde zaken zijn, die niet door het gebruik tenietgaan, is het risico voor de vennoot aan

wie zij in eigendom toebehoren.

Indien die zaken door het gebruik tenietgaan, indien zij in waarde verminderen doordat

men ze behoudt, indien zij bestemd waren om verkocht te worden, of indien zij in de

vennootschap zijn ingebracht volgens schatting in een boedelbeschrijving, is het risico voor

de vennootschap. […]”

79

K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990, 1637. 80

TROPLONG, Commentaire du contrat de société en matière civile et commercial, Brussel, Meline, 1843, nr.

586. 81

Zie J. WOUTERS en M. DENEF, “Art. 1 W. Venn.” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, (eds.),

Comm.Venn , Mechelen, Kluwer, 2000, 17. 82

K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990, 1637-1638. 83

J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 139.

Page 16: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

15

Art. 41 W.Venn.

“Wanneer een van de vennoten beloofd heeft de eigendom van een zaak in gemeenschap te

zullen brengen, heeft het tenietgaan van die zaak voordat zij is ingebracht, de ontbinding van

de vennootschap ten aanzien van alle vennoten ten gevolge.

Eveneens wordt de vennootschap in alle gevallen ontbonden door het tenietgaan van de

zaak, wanneer alleen het genot ervan in gemeenschap is gebracht, en de eigendom aan de

vennoot verbleven is.

Maar de vennootschap wordt niet ontbonden door het tenietgaan van de zaak waarvan de

eigendom reeds in de vennootschap is ingebracht.”

Algemeen wordt thans aanvaard dat een inbreng in geld of natura op drie mogelijke manieren

kan geschieden: (1) in volle eigendom, (2) in genot en (3) in naakte eigendom.84

Over de

precieze invulling van de inbreng in genot is evenwel minder overeenstemming.

I. Inbreng in eigendom

Door middel van een inbreng in eigendom draagt de vennoot de eigendom van het goed over

aan de vennootschap. Het ingebrachte goed verdwijnt uit het vermogen van de inbrenger en

komt toe aan de rechtspersoon of , indien geen rechtspersoonlijkheid, aan de vennoten

onderling in mede-eigendom.85

Aangezien de vennoot zich in een gelijkaardige situatie bevindt als de verkoper, zijn de

principes van koop-verkoop op de inbreng in eigendom toepasbaar. Bijgevolg gelden dezelfde

regels omtrent leveringsplicht, eigendomsoverdracht, risico en vrijwaring.86

Toch moet

worden benadrukt dat deze analogie slechts mogelijk is zolang het vennootschapsrecht zich er

niet tegen verzet.87

De inbreng kent immers ook enkele verschillen met koop, met als grootste

verschil dat de vennoot in ruil voor zijn inbreng geen prijs krijgt maar een bundel

84

J. MALHERBE, Y. DE CORDT, P. LAMBRECHT en P. MALHERBE, Droit des sociétés: précis, Brussel, Bruylant,

2011, 24 ; T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 381. 85

F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant, 1878, 266; T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité

des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 362 ; J. VAN RYN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant,

1954, 382. 86

L. FREDERICQ, m.m.v. S. FREDERICQ, Handboek van Belgisch handelsrecht, I, Brussel, Bruylant, 1962, 435; J.

VAN RYN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 233. 87

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 55.

Page 17: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

16

lidmaatschapsrechten.88

Niettegenstaande deze verschillen is de gelijkenis tussen koop en

inbreng dermate groot dat een analoge analyse verantwoord blijft.89

De toegezegde inbrengverbintenis zal moeten worden uitgevoerd. Dit gebeurt door de

volstorting van de geldsom of de levering van het goed.90

De leveringsplicht van de

inbrenger is hierbij gelijklopend met die van de verkoper.91

De eigendom en het risico gaan solo consensu over van de vennoot op de vennootschap.

Vermits de inbreng in eigendom een vervreemding is, gelden de regelen die algemeen gelden

voor eigendomsoverdracht (art. 1138 en art. 1583 BW.).92

De gemeenrechtelijke risicoregeling is terug te vinden in art. 41, eerste en derde lid W.Venn;

zij het evenwel onduidelijk geformuleerd. Wanneer de eigendomsoverdracht werd beloofd

maar de zaak gaat vooraf aan de overdracht teniet, zal de vennoot het risico dragen. Hij blijft

immers de eigenaar. Wanneer de eigendom werd toegezegd maar niet werd uitgevoerd, zal het

risico voor tenietgaan van de zaak voor de vennootschap zijn (res perit domino).93

Het eerste geval zal het verlies van de zaak de oprichting van de vennootschap verhinderen of

op zijn minst de deelneming van de vennoot in kwestie.94

In het tweede geval zal het verlies

echter geen gevolgen hebben voor het bestaan van de vennootschap, tenzij dit goed onmisbaar

was voor het bereiken van het vennootschapsdoel.95

De regeling omtrent vrijwaring is letterlijk in het Wetboek van Vennootschappen opgenomen

onder art. 22, tweede lid : “Wanneer deze inbreng bestaat in een bepaalde zaak, en deze zaak

onder de vennootschap wordt uitgewonnen, is de vennoot tot vrijwaring jegens de

vennootschap gehouden op dezelfde wijze als een verkoper jegens zijn koper.” De

vrijwaringsregeling geldt niet voor inbreng van geld. Geld is een soortzaak en gaat niet teniet.

Genera non pereunt.96

88

Voor verdere verschillen zie: T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 385-

387. 89

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 175. 90

Art. 22, eerste lid W.Venn en art. 23 W.Venn. 91

Zie P. GEERAERT, “Burgerrechtelijke gevolgen van een inbreng in natura”, TVV 2007, 1015 ev. 92

J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 128. 93

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen,

II, Mechelen, Kluwer, 2011, 133; M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 56. 94

Zie nochtans de nuance in T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 383, vn.

311. 95

T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 383. 96

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 173.

Page 18: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

17

De wet bevestigt uitdrukkelijk de analogie met de vrijwaringsplicht van de verkoper.

Nochtans is de gelijkschakeling niet volledig. De uitwinning van het ingebrachte goed zal

niet de ontbinding van de overeenkomst tot gevolg hebben97

en zal aan de inbrenger niet het

recht geven zijn toebedeelde deelbewijzen terug te eisen. Hij zal enkel een schadevergoeding

verschuldigd zijn. De uitwinning zal dus steeds slechts partieel zijn. Hetzelfde principe kan

worden uitgebreid tot de vrijwaring voor verborgen gebreken. Indien de weggevallen of

aangetaste inbreng echter essentieel was voor het bereiken van het vennootschapsdoel kan de

vennootschap desondanks toch eindigen wegens het tenietgaan van de zaak (art. 39, 2°

W.Venn.). 98

II. Inbreng in genot

§1. Betekenis

De precieze inhoud van de notie “inbreng in/van genot” verschilt naargelang de bedoeling van

de partijen en de zaak waarop de inbreng betrekking heeft. Zo kan bijvoorbeeld een erfpacht,

huurrecht of opstalrecht op een onroerend goed worden ingebracht; of een roerend goed in

(quasi)vruchtgebruik, bruikleen of verbruikleen.99

Wat inbreng in genot specifiek betekent in de context van de vennootschapswetgeving is

echter enger op te vatten. Het duidt niet op de situatie waarbij het specifieke genotsrecht,

zoals een pachtrecht, wordt ingebracht. Kijken we hierbij terug naar wat reeds gezegd is over

het voorwerp van de inbreng: het eigenlijke voorwerp is steeds een vermogensrecht, namelijk

een goed dat betrekking kan hebben op een zaak. Het meest absolute zakelijke recht van

eigendom wordt hierbij vaak geïdentificeerd met de zaak waarop het betrekking heeft. Toch is

het technisch gezien niet de zaak zelf die wordt ingebracht, doch slechts het eigendomsrecht

op deze zaak. Zodoende kunnen we de inbreng van een zaak (in eigendom) onderscheiden van

de inbreng van een genotsrecht op de zaak (tevens in eigendom). In beide gevallen wordt er

dus een goed in eigendom ingebracht. In het tweede geval kan wel reeds sprake zijn van een

inbreng van genot in de ruime betekenis.

97

De eigendom van de zaak werd immers aan de vennootschap overgedragen cfr. Art.41, derde lid W.Venn. 98

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 134; T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel,

Kluwer, 1996, 384; J. VAN RYN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 234; M. WYCKAERT,

Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 56. 99

J. LIMPENS, noot onder Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 256.

Page 19: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

18

Inbreng in genot doelt daarentegen slechts op de beperkte vervreemding van enkel het gebruik

en/of vruchten van de zaak.100

Dit is de situatie waarbij een goed ter beschikking wordt

gesteld van de vennootschap en de inbrenger de eigendom van het desbetreffende goed

behoudt.101

Wanneer een zaak in genot wordt ingebracht, is de zaak dus zelf niet het voorwerp

van de inbreng, doch slechts het gebruik of bezit er van ( cfr. art. 1127 BW.). Hierdoor lijkt

inbreng in genot sterk op verhuring, zij het dat er geen huurprijs maar lidmaatschapsrechten

als vergoeding tegenover staan.102

Reeds in 1878 stelde F. LAURENT dat een inbreng waarbij slechts het gebruik of genot wordt

overgedragen terwijl de vennoot de eigendom behoudt, aansluit bij een huurovereenkomst of

een vruchtgebruik; dergelijke kwalificatie hangt af van de bedoeling van de partijen. Volgens

LAURENT is die bedoeling bovendien nooit a priori te beoordelen en zal de interpretatie van

de inbreng steeds afhangen van de feitelijke omstandigheden.103

Ook FREDERIQUE en VAN

RYN menen dat een inbreng in genot zowel uit een situatie van huur als uit een vruchtgebruik

kan bestaan.104

Er bestaat evenwel discussie of de inbreng van een vruchtgebruik wel binnen de enge

categorie van inbreng in genot dient te vallen. Indien wel, zullen de specifieke regels omtrent

genot, die terug te vinden zijn in het Wetboek van Vennootschappen, van toepassing zijn.

Indien niet wordt de inbreng van vruchtgebruik onderscheiden van de inbreng in genot sensu

stricto. (infra §2)

100

J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 139. 101

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 175; K.

GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen, II,

Mechelen, Kluwer, 2011, 130; J. MALHERBE, Y. DE CORDT, P. LAMBRECHT en P. MALHERBE, Droit des

sociétés: précis, Brussel, Bruylant, 2011, 243. 102

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 175;

J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 139. 103

F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant, 1878, 262 ; Er weze opgemerkt dat LAURENT de

inbreng in genot besprak binnen het kader van het reeds opgeheven art. 1841 BW. 104

L. FREDERICQ, m.m.v. S. FREDERICQ, Handboek van Belgisch handelsrecht, I, Brussel, Bruylant, 1962, 436;

J. VAN RYN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 234.

Page 20: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

19

§2. Gevolgen

Om de draagwijdte en de gevolgen van de inbreng te kennen, is het dus belangrijk om de

omvang van het ingebrachte vermogensrecht goed te onderscheiden. Het is dus essentieel de

bedoeling van de partijen te achterhalen. Bij faillissement zal immers slechts dit

vermogensrecht in de massa terug te vinden zijn en niet de zaak zelf.

In de traditionele tweedeling verlenen zakelijke rechten een rechtstreekse heerschappij over

het goed, terwijl persoonlijke rechten een aanspraak geven op een bepaalde persoon.105

Indien

een specifiek zakelijk of persoonlijk recht wordt ingebracht, moet de regeling in acht worden

genomen die geldt bij de totstandkoming van het desbetreffende recht. Zo zullen onroerende

zakelijke rechten moeten worden overgeschreven op het hypotheekkantoor, net zozeer als

huurcontracten voor negen jaar of meer.106

Indien de genotsinbreng bestaat uit een persoonlijk recht op een onroerend goed is de situatie

tussen vennoot en vennootschap dus vergelijkbaar met huur. Deze vergelijking heeft echter

niet tot gevolg dat alle regels omtrent huur automatisch toepassing vinden op een inbreng in

genot (sensu stricto).107

De toestand moet immers onderscheiden worden van de situatie

waarbij specifiek een huurrecht wordt ingebracht. De inbreng van een huurrecht is een

105

V. SAGAERT, “Het goederenrecht als open systeem van verbintenissen? Poging tot een nieuwe kwalificatie

van de vermogensrechten”, TPR 2005, 990. 106

V. SAGAERT, “Het goederenrecht als open systeem van verbintenissen? Poging tot een nieuwe kwalificatie

van de vermogensrechten”, TPR 2005, 988. 107

T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 390.

Inbreng

Eigendom Genot sensu lato

Genot sensu stricto Vruchtgebruik

Naakte eigendom

Page 21: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

20

inbreng in natura108

met bijzondere implicaties voor de op de inbreng geheven

registratierechten.109

Het is dan ook aangewezen dat de aard en draagwijdte van het

ingebrachte recht reeds in de oprichtingsakte wordt verduidelijkt.

Wanneer de inbrenger een bepaalde zaak, die niet door het verbruik tenietgaat, in genot

inbrengt, blijven de eigendom en het risico van de zaak bij de vennoot-inbrenger. Dit blijkt uit

art. 28, eerste lid W.Venn..110

Indien de zaak door overmacht tenietgaat is de vennootschap

niet meer tot enige teruggave gehouden. De risico’s blijven immers bij de eigenaar van de

zaak. Res perit domino.111

Wanneer de inbrenger verbruikbare zaken, of de andere goederen bedoeld in art. 28, tweede

lid W.Venn., in genot inbrengt, wordt algemeen de analogie met quasi-vruchtgeruik of

verbruiklening gemaakt. De vennootschap zal deze zaken verbruiken of verkopen om er van

te kunnen genieten maar is er tevens toe gehouden om bij haar ontbinding een gelijke waarde

aan de inbrenger terug te bezorgen. De vennootschap wordt zo noodzakelijkerwijze eigenares

van de goederen. Aangezien het risico de eigendom volgt zal bijgevolg ook het risico dadelijk

overgaan op de vennootschap. 112

108

M. PLANIOL en G. RIPERT, Traité pratique de droit civil français, XI, Contrats civils/2.Le contrat

d’entreprise, Parijs, LGDJ, 1954, 279 ; J. RONSE, Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco,

1975, 130. 109

E. VAN TRICHT, “Belastbare handelingen” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2012-2013, 2012, 1461-

1642. 110

N. GOOSSENS, “Art. 28 W. Venn” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH (eds.), Comm.Venn ,

Mechelen, Kluwer, 1999, 1. 111

G.HODÜM, “L'apport de jouissance devant la clause exonérant un associé des pertes", TPS 1923, 168-169 ; M.

PLANIOL en G. RIPERT, Traité pratique de droit civil français, XI, Contrats civils/2.Le contrat d’entreprise,

Parijs, LGDJ, 1954, 283. 112

K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990, 1638; N. GOOSSENS, “Art. 22

W. Venn” in BRAECKMANS, H., GEENS, K. en WYMEERSCH, E. (eds.), Vennootschappen en verenigingen.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer , Mechelen, Kluwer, 1999, 1; M.

PLANIOL en G. RIPERT, Traité pratique de droit civil français, XI, Contrats civils/2.Le contrat d’entreprise,

Parijs, LGDJ, 1954, 283; J. VAN RYN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 231.

Page 22: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

21

Verdere risicoregeling is terug te vinden in art. 41, tweede lid W.Venn. Wanneer de zaak

waarop de genotsinbreng slaat tenietgaat, kan er aan de inbrengverbintenis niet meer worden

voldaan. Inbreng in genot is immers een voortdurende verbintenis. Aangezien er zonder

inbreng geen vennootschap is, zal dit tevens de ontbinding van de vennootschap tot gevolg

hebben. Art. 41, tweede lid W.Venn. vindt echter geen toepassing in de gevallen bedoeld in

art. 28, tweede lid W.Venn.. 113

§2. Genot sensu stricto vs. vruchtgebruik

Een deel van de rechtsleer stelt dat de inbreng in genot of uit een vruchtgebruik of een

persoonlijk recht kan bestaan.114

Wanneer een genotsinbreng bestaat uit een zakelijk recht, wordt het vruchtgebruik op de

zaak door een eenmalige prestatie overgedragen naar de vennootschap. Het betreft dus een

verbintenis om iets te geven.115

Volgens LIMPENS is dit nochtans niet de situatie die door art.

28 W. Venn. wordt bedoeld. Wanneer de zaak verloren gaat, zal de inbrenger de naakte

eigendom verliezen en de vennootschap het vruchtgebruik. Het risico blijft dus in hoofde van

113

. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen,

II, Mechelen, Kluwer, 2011, 133; N. GOOSSENS, “Art. 28 W. Venn” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E.

WYMEERSCH (eds.), Comm.Venn , Mechelen, Kluwer, 1999, 1; M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA,

Kalmthout, Biblio, 1995, 56. 114

. MALHERBE, Y. DE CORDT, P. LAMBRECHT en P. MALHERBE, Droit des sociétés: précis, Brussel, Bruylant,

2011, 243 ; T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 390 en de verwijzingen

aldaar. 115

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 130.

Genot sensu lato

Genot sensu stricto

Bepaalde zaken Verhuring

Verbruikbare zaken

Quasi-vruchtgebruik / Verbruiklening

Vruchtgebruik

Page 23: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

22

beide partijen bestaan. LIMPENS plaats de inbreng van een vruchtgebruik dan ook binnen de

categorie van de inbrengen in eigendom.116

Wanneer een inbreng van genot daarentegen bestaat uit een persoonlijk recht is de situatie

volledig anders. De inbrenger is de vennootschap een successieve prestatie verschuldigd, net

zoals een verhuurder rust op hem de verplichting het rustig genot te vrijwaren. Hier betreft het

een verbintenis om iets te doen.117

In het geval de zaak tenietgaat, zal het risico wel degelijk

voor de inbrenger zijn aangezien hij zich dan in de onmogelijkheid zal bevinden om aan zijn

verbintenis te voldoen.118

Zijn verbintenis bestond namelijk uit opeenvolgende prestaties met

betrekking tot het desbetreffende goed.

In deze hypothese wordt met inbreng van genot enkel de inbreng sensu stricto beoogd en dus

enkel de toekenning van een persoonlijk recht van gebruik en/of genot op een zaak. Wanneer

daarentegen een zakelijk recht wordt ingebracht, zal er een inbreng van eigendom

plaatsvinden en zullen de specifieke regels omtrent inbreng in genot van het Wetboek van

Vennootschappen niet moeten worden toegepast..

N. GOOSSENS meent daarentegen dat de inbreng van een vruchtgebruik wel degelijk een

inbreng in genot uitmaakt. Hij baseert zich op de tekst van art. 578 BW. : “Vruchtgebruik is

het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals

de eigenaar zelf, maar onder verplichting om de zaak zelf in stand te houden.” Aangezien de

116

J. LIMPENS, noot onder Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 256-257. 117

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 130. 118

J. LIMPENS, noot onder Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 257.

Inbreng van genot sensu

lato

Zakelijk recht Vruchtgebruik Eenmalige prestatie

Inbreng eigendom

Persoonlijk recht

Verhuring Succesieve

prestatie

Inbreng van genot sensu

stricto

Page 24: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

23

vruchtgebruiker geen eigendom over de zaak heeft, kan slechts een genotsrecht worden

ingebracht.119

In die optiek zal de vennootschap bij de inbreng van een vruchtgebruik vruchtgebruiker

worden en zal de vrijwaringsplicht van de vennoot niet overeenstemmen met deze van de

verkoper. Hij zal daarentegen tot dezelfde vrijwaring gehouden zijn als de eigenaar jegens de

vruchtgebruiker volgens de desbetreffende regels in het Burgerlijk Wetboek.120

In de hypothese dat het voorwerp van de inbreng een bepaald vermogensrecht is, kan de visie

van GOOSSENS evenwel worden weerlegd, of toch minstens worden genuanceerd. De inbreng

bevat immers niet de zaak zelf, doch slechts het zakelijk recht. Het vruchtgebruik op zich is

een vermogensrecht en is eigendom van de inbrenger die hierover kan beschikken, zodat de

inbreng wel degelijk een eigendomsoverdracht teweegbrengt.

Men kan zich hierbij de vraag stellen of de vruchtgebruiker zijn vruchtgebruik evenwel kan

inbrengen. Alhoewel de traditionele leer deze vraag ontkennend beantwoord, kan thans

worden aangenomen dat dit mogelijk is. De vruchtgebruiker kan immers alle handelingen

stellen, ook daden van beschikking en vervreemding, met het oog op zijn genot en gebruik

van het goed in vruchtgebruik. Het genot- en gebruiksrecht van het goed kan bijgevolg

worden overgedragen aan de vennootschap, evenwel slechts voor de duur van het

vruchtgebruik.121

Desalniettemin, wanneer de inbrenger zelf de naakte eigendom behoudt en het vruchtgebruik

overdraagt, is eerder de stelling te verdedigen dat hier wel de loutere genotsinbreng wordt

beoogd en niet de werkelijke en onherroepelijke overdracht van een zakelijk recht.122

De zaak

wordt dan in vruchtgebruik ingebracht, dit is dan op zijn beurt een modaliteit van de inbreng

in genot. De verschillen in kwalificatie van een inbreng van vruchtgebruik zijn dus

verdedigbaar naargelang de concrete omstandigheden.

TILQUIN en SIMONART menen hierbij dat de discussie omtrent vruchtgebruik slechts een

terminologische verwarring is. Indien een reeds bestaand vruchtgebruik wordt ingebracht, zal

119

N. GOOSSENS, “Art. 28 W. Venn” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH (eds.), Comm.Venn ,

Mechelen, Kluwer, 1999, 1. 120

N. GOOSSENS, “Art. 28 W. Venn” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH (eds.), Comm.Venn ,

Mechelen, Kluwer, 1999, 1. 121

E. VAN TRICHT, “Belastbare handelingen” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2012-2013, 2012, 1403-

1404. 122

J. MALHERBE, Y. DE CORDT, P. LAMBRECHT en P. MALHERBE, Droit des sociétés: précis, Brussel, Bruylant,

2011, 243; T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 388.

Page 25: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

24

er geen sprake zijn van inbreng in genot maar is er wel degelijk sprake van een inbreng in

eigendom van het zakelijk recht. Wanneer de inbreng daarentegen een nieuw vruchtgebruik

creëert, zullen daarentegen de regels inzake genotsinbreng wel van toepassing zijn.123

§3. Genot sensu stricto vs. in eigendom

De vrijwaring voor uitwinning is een algemene verplichting, die niet afhankelijk is van het

onderscheid tussen inbreng in genot en inbreng in eigendom.124

De uitwinning van het in

genot ingebrachte goed zal echter de ontbinding van de vennootschapsovereenkomst tot

gevolg hebben. Nochtans wordt in de rechtsleer verdedigd dat ook wanneer niet de eigendom

wordt ingebracht, de uitwinning steeds partieel dient te zijn. De vennootschap behoudt

immers de inbrengen van de overige vennoten en bestaat in functie van het geheel van de

inbrengen van alle vennoten.125

123

T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 388. 124

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 176. 125

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 134; T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel,

Inbreng van vruchtgebruik

Inbreng in genot

risico: art. 41 §2

Vrijwaring zoals eigenaar

tegenover VG'er

Inbreng in eigendom

Risico: art 41 §1

Vrijwaring zoals verkoper

Page 26: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

25

Aangezien bij genotsinbreng geen eigendomsoverdracht plaatsvindt, neemt de inbrenger bij

de ontbinding van de vennootschap zijn in genot gebrachte goed dan ook gewoon terug.

Zodoende kan de inbrenger-vennoot bij faillissement deze goederen in principe

revindiceren.126

Dit is niet het geval wanneer de eigendom van de zaak bij wijze van inbreng werd

overgedragen. De vennoot kan het in eigendom ingebrachte goed noch tijdens het bestaan van

de vennootschap, noch na haar liquidatie terugnemen.127

Aangezien de inbreng dient om de

verbintenissen en schulden van de vennootschap te voldoen, kan bij vereffening aan de

inbrengers slechts na de betaling van de schulden eventueel het saldo terugbetaald worden.128

De inbrenger is in dat geval slechts een achtergestelde schuldeiser.129

Desalniettemin kunnen de partijen overeenkomen dat ook in het geval van inbreng in

eigendom, de inbrenger zijn eerder ingebrachte goed terugneemt bij de vereffening.130

Dit zal

slechts mogelijk zijn indien de vereffening niet deficitair is. Het teruggegeven goed wordt

bovendien in acht genomen bij de berekening van de rechten van vennoot.131

Wanneer het

vermogen van de vennootschap bij ontbinding daarentegen minder bedraagt dan de som van

de vennootschapsschulden en de som van alle inbrengen, zal de integrale recuperatie van de

inbreng echter onmogelijk zijn.132133

De inbreng in genot van verbruikbare zaken heeft ipso facto een eigendomsoverdracht tot

gevolg, gekoppeld aan de verplichting van de vennootschap om eenzelfde hoeveelheid

goederen van dezelfde kwaliteit terug te geven.134

Wanneer een vennoot een geldsom in genot

heeft ingebracht, zal hij in principe dus de som bij de verdeling van de vennootschap gewoon

kunnen terugnemen in de hoedanigheid van schuldeiser. Nochtans betekent dit niet

noodzakelijk dat de inbrenger hierbij een voorrecht geniet bij samenloop met andere

Kluwer, 1996, 384; J. VAN RYN, Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 234; M. WYCKAERT,

Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 56. 126

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 177. 127

T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 382. 128

D. VAN GERVEN, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Rechtspersonen, I, Mechelen, Kluwer, 2007,

120. 129

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 177. 130

Hoewel steeds met inachtneming van het voorschrift van art. 32 W.Venn.; Zie M. WYCKAERT, Kapitaal in

NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 78. 131

T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 382. 132

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 78. 133

Het beding die de integrale recuperatie van de inbreng in alle omstandigheden garandeert zal strijdig zijn met

het verbod van leonijns beding (infra). 134

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 130, M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout,

Biblio, 1995, 79.

Page 27: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

26

schuldeisers van de vennootschap.135

Derhalve zal bij een faillissement de door de inbrenger

ingestelde vordering tot teruggave niet noodzakelijk een effectieve terugbetaling tot gevolg

hebben.136

De genotsinbreng is dus minder risicovol dan de inbreng in eigendom.137

Bij de ontbinding zal

de genotsinbreng immers in mindere mate aan het wirtschaftliche Schicksal onderworpen

zijn.138

Daartegenover staat dat diegene die een gelijkwaardige geldsom niet in genot maar in

eigendom inbrengt, in ruil voor het groter risico, een groter aandeel in de vennootschap

verwerft en derhalve een grotere aanspraak kan maken op winst.139

135

K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990, 1637, vn 13; K. GEENS en M.

WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen, II, Mechelen,

Kluwer, 2011, 130, vn 330 en de verwijzingen aldaar. 136

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 176. 137

H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2012, 176. 138

K. GEENS, “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990, 1637. 139

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 140.

Page 28: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

27

Elke vennoot is wettelijk verplicht een inbreng te doen. Daarnaast zijn zij echter volledig vrij

om de aard van hun bijdrage te bepalen.140

Of er sprake is van een inbreng in eigendom, dan

wel in genot, hangt bijgevolg in de eerste plaats af van de bedoeling van de partijen. Het is

voor deze partijen van groot belang hun wil zo ondubbelzinnig en precies mogelijk uit te

drukken om bij de ontbinding van de vennootschap discussies te vermijden.141

Wanneer de vennoten dit nalaten, moet de rechter zelf hun bedoelingen trachten te

achterhalen. Hij zal hierbij rekening moeten houden met de concrete omstandigheden van de

140

L. FREDERICQ, m.m.v. S. FREDERICQ, Handboek van Belgisch handelsrecht, I, Brussel, Bruylant, 1962,435. 141

G.HODÜM, “L'apport de jouissance devant la clause exonérant un associé des pertes", TPS 1923, 166-167;

J. LIMPENS, noot onder Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 252-253.

• I.Inbreng in eigendom

• Niet-verbruikbare

zaken

• Verbruikbare

zaken

• II. Inbreng in

genot

• Niet-verbruikbare

zaken

• Verbruikbare

zaken

Eigendoms-overdracht

• Onmiddellijk of

vanaf individualisering

• Onmiddellijk of vanaf individualisering

• /

• Onmiddellijk of

vanaf indiviualisering

Risico

• Vennootschap (art.

41, derde lid W.Venn.)

• Vennootschap (art.

41 derde lid W.Venn.)

• Inbrenger (art. 28, eerste lid W.Venn.)

• Inbrenger (art. 28, tweede lid W.Venn.)

Teruggave

• /

• /

• In natura

• Bij equivalent

Page 29: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

28

zaak. Hij kan hierbij de aan de inbreng toegekende waarde en de winstverdeling tussen de

vennoten in acht nemen.142

Er zijn geen wettelijke vermoedens die een oplossing kunnen bieden. De vermoedens die

soms gebruikt worden door rechtspraak en rechtsleer zijn slechts waarschijnlijkheden.143

Zo

wordt de inbreng in geld algemeen vermoed te zijn gedaan in eigendom en de inbreng in een

vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid te zijn gedaan in genot.144

Deze vermoedens

kunnen weliswaar als eerste leidraad worden gehanteerd maar bij de beoordeling primeren

steeds de feitelijke omstandigheden eigen aan de concrete situatie.

De bedoeling van de partijen kan slechts a posteriori worden geanalyseerd. Een inbreng in

eigendom van een geldsom, gekoppeld aan de clausule dat het bedrag in elk geval geheel aan

de inbrenger moet worden terugbetaald, zal vrijwel zeker botsen met het verbod van leonijns

beding. De clausule kan echter ook geïnterpreteerd worden als een inbreng in genot.145

TROPLONG maakt hierbij de volgende bedenking: “Quelle différence y a-t-il entre stipuler

qu’on reprendra intacte la somme qu’on mise dans la société et stipuler qu’on n’en apporte

que la jouissance?”146

PONT antwoordt hierop, volledig juist147

, dat het twee totaal verschillende situaties zijn. Bij de

inbreng van genot beperkt de vennoot zijn inbreng en beperkt hij op die wijze ook zijn

aandeel in de eventuele winst en het vermogen van de vennootschap. Dit is toegelaten

krachtens art. 28 W.Venn.. Aangezien hij slechts het genot op de geldsom en niet de geldsom

zelf inbrengt, heeft de inbrenger het recht deze som te recupereren.148

In de andere situatie beperkt de vennoot zijn inbreng niet: hij doet deze teniet. De inbrenger

behoudt het recht op winst in verhouding tot de (onbeperkte) inbreng, dus de volledige

geldsom, maar ontrekt zich tegelijkertijd aan het risico op verlies. Dit is verboden krachtens

art. 32 W.Venn..149

(infra)

142

T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 381. 143

F. LAURENT, Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant, 1878, 262. 144

T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 381. 145

G.HODÜM, “L'apport de jouissance devant la clause exonérant un associé des pertes", TPS 1923, 165-166; J.

LIMPENS, noot onder Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 254; T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés,

Brussel, Kluwer, 1996, 382 en 447. 146

TROPLONG, Commentaire du contrat de société en matière civile et commercial, Brussel, Meline, 1843, nr.

653. 147

LIMPENS vindt de vraagstelling van TROPLONG zelfs “embarrassante; J. LIMPENS, noot onder Gent 22 januari

1944, RCJB 1947, 253. 148

P. PONT, Des sociétées civiles et commerciales, t. VII, Parijs, Delamotte, 1884, nr. 459-460. 149

P. PONT, Des sociétées civiles et commerciales, t. VII, Parijs, Delamotte, 1884, nr. 459-460.

Page 30: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

29

III. Inbreng in genot en het verbod van leeuwenbeding

§1. Situering van het verbod

“De overeenkomst die aan een van de vennoten de gehele winst toekent, is nietig.

Hetzelfde geldt voor het beding waarbij de gelden of goederen, door een of meer van de

vennoten in de vennootschap ingebracht, worden vrijgesteld van elke bijdrage in het

verlies”150

Het eerste, minst controversiële, lid van art. 32 W.Venn. vult het principe aan dat elke

vennootschap een winstoogmerk dient te hebben (art.1 W.Venn.). Het

winstverdelingsoogmerk is immers een essentieel bestanddeel van het vennootschapscontract.

Elke vennoot, die noodgedwongen een inbreng dient te doen om de positie van vennoot te

kunnen bekleden, doet deze inbreng in ruil voor de kans op winst. Eén van hen mag niet alle

winst naar zich toe trekken, geen van hen kan volledig uit de winstverdeling worden

uitgesloten. Dit zou immers indruisen tegen de essentie van de vennootschap als

overeenkomst.151

De bedoeling en ratio legis van 32, tweede lid W.Venn. is echter minder ondubbelzinnig. Art.

1 W.Venn. vermeldt immers niet de verplichte verliesbijdrage als constitutief bestanddeel van

de vennootschap. Er werd in het verleden vaak geargumenteerd dat het tweede lid eerder een

uiting is van affectio societatis of van het jus fraternitas. De ratio lijkt zich echter eerder te

zitten in het principe van het risico van de onderneming.152

Iedere vennoot loopt een redelijk

risico te delen in het verlies indien de vennootschap verlies zou maken.153

Zoals hierboven reeds gesteld dient elke inbreng immers aan het risico van de onderneming te

zijn onderworpen. In tegenstelling tot collectieve winstdeelname, dat een onderdeel is van de

rechtsbetrekking van vennootschap, is collectieve verliesdeelname slechts een kenmerk van

150

Art. 32 W.Venn. 151

H. DE WULF, “Enkele bedenkingen rond een nuttige rol voor het versleten verbod van leeuwenbeding:

bescherming van de vennootschap en haar schuldeisers, niet alleen van de medevennoten”, TBH 2012, 697-699;

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen,

II, Mechelen, Kluwer, 2011, 134-135; M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 71. 152

N. GOOSSENS, “Art. 32 W. Venn” in H. BRAECKMANS, K. GEENS en E. WYMEERSCH, (eds.), Comm.Venn ,

Mechelen, Kluwer, 2009, 2. 153

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 135.

Page 31: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

30

de inbreng.154

Het is ook de verplichte deelname in de verliezen die het voorwerp uitmaakt

van de discussie omtrent inbreng in genot.

Er is winst wanneer de vennootschap meer vermogen heeft dan de (marktconforme) waarde

van wat haar oorspronkelijk ter beschikking werd gesteld. De inbrengen of hun tegenwaarde

kunnen dus in principe worden gerecupereerd. Er is dan sprake van verlies wanneer men uit

de vennootschap minder kan halen.155

Deelname in winst of verlies wordt sinds lange tijd op jaarbasis berekend. Toch is het slechts

bij de vereffening en ontbinding van de vennootschap dat de definitieve eindbalans kan

worden gemaakt. Het vermogen fluctueert immers gedurende haar bestaan en kristalliseert

slechts definitief op het ogenblik dat de vennootschap haar onderneming beëindigt.156

In de volkomen vennootschap zal de deelname in het verlies van elke vennoot beperkt zijn tot

hun gedane inbreng. Het verhaal van de schuldeisers is immers beperkt tot deze inbrengen.

Onbeperkt aansprakelijke vennoten zullen echter naast hun inbreng ook persoonlijk kunnen

worden aangesproken voor de schulden van de vennootschap. Hier betreft het echter niet de

verliesdeelname (contribution aux pertes), als intern gegeven, maar een gehoudenheid tot

vennootschapsschulden (obligation aux dettes), als extern gegeven. 157

§2. Verenigbaarheid met art. 28 W.Venn.

Bij de vereffening van de vennootschap zal de inbrenger zijn in genot ingebrachte goed

kunnen terugnemen, of in geval van verbruikbare zaken eenzelfde hoeveelheid goederen van

dezelfde kwaliteit. Hij komt hierbij in dezelfde rij als de schuldeisers.158

Hierdoor lijkt zijn

inbreng op het eerste gezicht niet onderworpen aan het risico op verlies en bijgevolg strijdig

met art. 32, tweede lid W.Venn..159

154

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 136. 155

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 139; M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout,

Biblio, 1995, 71. 156

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 75 en 78. 157

K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 139; M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout,

Biblio, 1995, 72 en 78. 158

Hoewel wordt betwist of hij dit terugneemrecht kan uitoefenen voor de gewone schuldeisers. Zie de

verwijzingen in K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 130, vn. 330. 159

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 78.

Page 32: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

31

Het lijkt dan ook contradictoir dat de wetgever aan de ene kant de verliesvrijstelling van een

inbreng verbiedt in art. 32 W.Venn, maar aan andere kant via art. 28 W.Venn. de restitutie

van een inbreng toelaat.160

Volgens HODÜM dient men echter in het geval van inbreng van genot met art. 32 W.Venn.

geen rekening te houden. Het artikel zou immers enkel betrekking hebben op de inbrengen in

eigendom. Hij baseert zich op het feit dat de wetgever enkel gelden of goederen vermeldt in

het artikel. Aangezien de wetgever, volgens HODÜM, de gevolgen van de inbreng in genot

voldoende regelt in art. 28 W.Venn betekent deze formulering dat de wetgever de bedoeling

had de genotsinbrengen van het toepassingsgebied van art. 32 W.Venn. uit te sluiten. 161

Hoewel niet bediscussieerd wordt dat de wetgever wel degelijk de intentioneel de formulering

gelden of goederen gebruikt, doet hij dit slechts om de inbreng van nijverheid van het

toepassingsgebied te sluiten. Er kan echter niet zomaar gezegd worden dat de wetgever

diezelfde bedoeling had met de inbreng in genot. De termen gelden of goederen zijn slechts

een aanduiding van alle soorten inbreng in natura met als enige uitsluiting de inbreng van

nijverheid. Inbrengen in genot vallen dus wel degelijk binnen het toepassingsgebied van art.

32 W.Venn..162

De op het eerste zicht onverenigbaarheid tussen de twee artikels heeft daarbij slechts een

schijnbaar karakter.163

Dit werd al vroeg bevestigd door een arrest van het Franse Hof van

Cassatie van 20 december 1983: “La stipulation faite par un associé que sa mise lui sera

remboursée ne constitue pas nécessairement une violation de l’art. 1855, notamment une telle

stipulation réalise simplement un apport de jouissance du capital, permise par l’art. 1851 du

Code, dans le cas où l’apporteur n’a droit qu’à une part de bénéfices. En effet, dans ce cas,

l’apporteur risqué de perdre en totalité ou en partie l’intérêt de son capital si les opérations

se soldent par un déficit.”164

Hetgeen werkelijk ingebracht wordt, is het genot op een bepaald goed. Het is dus dit genot dat

onderhevig dient te zijn aan de risico’s van de onderneming en niet het goed waarop dit genot

160

J. LIMPENS, noot onder Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 260. 161

G.HODÜM, “L'apport de jouissance devant la clause exonérant un associé des pertes", TPS 1923, 173 ev. 162

J. LIMPENS, noot onder Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 259. 163

M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 81. 164

Cass. Fr, 20 december 1893, Dalloz, 1894, 1, 224.

Page 33: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

32

steunt. Het feit dat de inbrenger dit goed kan terugnemen, verhindert bijgevolg niet dat hij zijn

werkelijke inbreng kan verliezen.165

§3. Winst- en verliesdeelname bij inbreng van geld

De vennoot die een geldsom in eigendom inbrengt maakt winst indien hij een hogere

vergoeding ontvangt dan de vergoeding die hij zou hebben verkregen indien hij de geldsom

voor dezelfde periode volgens normale marktvoorwaarden zou hebben belegd én hij op het

einde van de vennootschap de inbreng integraal nominaal kan recupereren. In tegenstelling tot

de genotsinbrenger kan zo’n recuperatie slechts indien er na betaling van de schuldeisers nog

middelen over zijn. De inbrenger van eigendom wordt volledig vrijgesteld van verliesbijdrage

indien hij in alle omstandigheden recht heeft op de volledige nominale recuperatie van zijn

inbreng én de marktconforme vergoeding.166

De recuperatie van beide elementen wordt in de rechtspraak vaak als een inbreuk op het

verbod van art. 32 W.Venn. gezien. Nochtans is de rechtspraak niet altijd even consequent 167

.

In een zaak bij het Hof van Beroep van Gent voerde de appellant aan dat, hoewel hij het

volledige nominale bedrag kon recupereren, hij zich niet volledig van de verliesdeelname had

vrijgesteld aangezien hij wel degelijk de jaarlijkse interest op deze som had verloren. Het Hof

oordeelde echter dat “een gebrek aan interest […] niet als een werkelijk verlies [mag ]

worden aanzien: het maakt slechts een gemis aan winst uit.” 168

Dit antwoord doet LIMPENS het volgende opmerken: het is niet van belang is of de vennoot

bijdraagt aan een verlies maar of hij mogelijk bijdraagt aan alle verliezen van de

vennootschap. Een gebrek aan interest kan dus niet met maatschappelijk verlies als dusdanig

worden vereenzelvigd. Het is daarnaast de inbreng zelf, en niet de vruchten van die inbreng,

m.a.w. de interest, die de het voorwerp is van art. 32 W.Venn.169

Het enkele verlies van de

interest volstaat dus ook niet om aan de vereiste verplichte verliesdeelname te voldoen.170

165

J. LIMPENS, noot onder Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 260-261; T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des

sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 389; TROPLONG, Commentaire du contrat de société en matière civile et

commercial, Brussel, Meline, 1843, nr. 587; M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995,

81-82. 166

M. COIPEL, “Réflexions sur le portage d'actions au regard de l'article 1855 du Code civil-Le porteur et le

lion”, RCJB 1989, 575-576; K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV,

Verenigingen en vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 139 -141. 167

Zie K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en

vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 139 -141, vn. 353. 168

Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 241. 169

J. LIMPENS, noot onder Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 250. 170

T. TILQUIN en V. SIMONART, Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 447.

Page 34: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

33

De inbrenger van het genot op een geldsom zal slechts winst maken wanneer zijn vergoeding

meer is dan wat hij zou kunnen hebben bekomen indien hij de geldsom voor dezelfde periode

had uitgezet bij een financiële instelling, m.a.w. wanneer de vergoeding meer is dan de

marktconforme interest. In deze hypothese is er volledige verliesvrijstelling als de inbrenger

in alle omstandigheden zeker is van deze vergoeding.171

De integrale recuperatie van het goed

die het genot ‘draagt’ maakt hier geen deel uit van de problematiek omtrent verliesbijdrage;

zij is eigen aan het wezen van de inbreng van genot.

Hoofdstuk 4. Conclusie

Het is duidelijk dat het begrip “inbreng van genot” meerdere ladingen dekt.

De discussies omtrent de gevolgen en draagwijdte van de inbreng zijn het gevolg van een

mogelijk meningsverschil over “wat” precies werd ingebracht. Eén bepaalde inbreng kan

zowel als een inbreng in eigendom én als een inbreng in genot worden beschouwd,

afhankelijk van de gehanteerde zienswijze.

Aangezien dit telkens moet worden beoordeeld in het licht van elke concrete situatie, is het

niet eenvoudig een algemene theorie te ontwikkelen over wat wel en niet binnen het

toepassingsgebied van de genotsinbreng valt. Men kan zich hierbij tevens de vraag stellen of

een systematische afbakening van het toepassingsgebied wel wenselijk is. De precieze inhoud

van de inbreng hangt immers steeds af van de bedoeling van de partijen.

Het is dan ook uitermate belangrijk dat deze partijen hun wil reeds bij de oprichting van de

vennootschap zo duidelijk mogelijk uitdrukken om latere discussies te vermijden.

171

M. COIPEL, “Réflexions sur le portage d'actions au regard de l'article 1855 du Code civil-Le porteur et le lion”,

RCJB 1989, 573-574; K. GEENS en M. WYCKAERT, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen

en vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer, 2011, 139 -141; M. WYCKAERT, Kapitaal in NV en BVBA,

Kalmthout, Biblio, 1995, 79-80.

Page 35: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

34

Bibliografie

Boeken en verzamelwerken

BRAECKMANS, H. en HOUBEN, R., Handboek vennootschapsrecht, Antwerpen, Intersentia,

2012, 950 p.

COIPEL, M., Dispositions communes à toutes les formes de sociétés commerciale, Brussel,

Larcier, 1982, losbl.

FREDERICQ, L. m.m.v. FREDERICQ, S., Handboek van Belgisch handelsrecht, I, Brussel,

Bruylant, 1962, 824 p.

GEENS, K. en WYCKAERT, M. m.m.v. CLOTTENS, C., DE DIER, S. en PARREIN, F., Beginselen

van het Belgisch privaatrecht, IV, Verenigingen en vennootschappen, II, Mechelen, Kluwer,

2011, 906 p.

GOOSSENS, N., “Art. 20 W. Venn” in BRAECKMANS, H., GEENS, K. en WYMEERSCH, E. (eds.),

Comm.Venn , Mechelen, Kluwer , 1999, losbl., 1.

GOOSSENS, N., “Art. 22 W. Venn” in BRAECKMANS, H., GEENS, K. en WYMEERSCH, E. (eds.),

Comm.Venn , Mechelen, Kluwer , 1999, losbl., 2.

GOOSSENS, N., “Art. 28 W. Venn” in BRAECKMANS, H., GEENS, K. en WYMEERSCH, E. (eds.),

Comm.Venn , Mechelen, Kluwer , 1999, losbl., 2 p.

GOOSSENS, N., “Art. 32 W. Venn” in BRAECKMANS, H., GEENS, K. en WYMEERSCH, E. (eds.),

Comm.Venn , Mechelen, Kluwer , 2009, losbl., 14 p.

KLUYSKENS, A., De contracten, Antwerpen, Standaard, 1952, 732 p.

LAURENT, F., Principes de droit civil, III, Brussel, Bruylant, 1878, 645 p.

MALHERBE, J., DE CORDT, Y., LAMBRECHT, P. en MALHERBE, P., Droit des sociétés: précis,

Brussel, Bruylant, 2011, 1530 p.

PLANIOL, M. en RIPERT, G., Traité pratique de droit civil français, XI, Contrats civils/2.Le

contrat d’entreprise, door ROUAST, A., Parijs, LGDJ, 1954, 1111 p.

PONT, P., Des sociétées civiles et commerciales, t. VII, Parijs, Delamotte, 1884, 548 p.

Page 36: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

35

RONSE, J., "Vennootschaps- en verbintenissenrecht" in Op de grenzen van komend recht :

opstellen aangeboden aan J. H. Beekhuis, Deventer, Kluwer, 1969, 203 – 215.

RONSE, J., Algemeen deel van het venootschapsrecht, Leuven, Acco, 1975, 530 p.

SAGAERT, V., TILLEMAN, B. en VERBEKE, A., Vermogensrecht in kort bestek, Antwerpen,

Intersentia, 2010, 475 p.

TILQUIN, T. en SIMONART, V., Traité des sociétés, Brussel, Kluwer, 1996, 939 p.

TROPLONG, Commentaire du contrat de société en matière civile et commercial, Brussel,

Meline, 1843, 748 p.

VAN GERVEN, D., Beginselen van het Belgisch privaatrecht, IV, Rechtspersonen, I, Mechelen,

Kluwer, 2007, 688 p.

VAN NESTE, F., “Zakenrecht”, I, A, in Algemene Beginselen van Belgisch privaatrecht,

Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1974, 507 p.

VAN TRICHT, E., “Belastbare handelingen” in WERDEFROY, F., Registratierechten 2012-2013,

2012, 1400-1477, 78 p.

VAN TRICHT, E., “Recente ontwikkelingen inzake Vlaamse registratierechten” IN DEVOS, S.,

BAECK, J., VAN HOORICK, G., VAN TRICHT, E. en BROECKX, K., Rechtskroniek voor het

notariaat.19, Brugge, Die Keure, 2011, 77 – 108. (124 p.)

VAN RYN, J., Principes de droit commercial, I, Brussel, Bruylant, 1954, 551 p.

WOUTERS, J. en DENEF, M., “Art. 1 W. Venn.” in BRAECKMANS, H., GEENS, K. en

WYMEERSCH, E. (eds.), Comm.Venn , Mechelen, Kluwer , 2000, losbl., 37 p.

WYCKAERT, M., Kapitaal in NV en BVBA, Kalmthout, Biblio, 1995, 804 p.

Annotaties en bijdragen in tijdschriften

COIPEL, M., “Réflexions sur le portage d'actions au regard de l'article 1855 du Code civil-Le

porteur et le lion”, RCJB 1989, 553-587.

Page 37: De “inbreng van genot” - Ghent University Library · 2014. 12. 18. · Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2013-2014 De “inbreng van genot” Masterproef

36

DE WULF, H., “Enkele bedenkingen rond een nuttige rol voor het versleten verbod van

leeuwenbeding: bescherming van de vennootschap en haar schuldeisers, niet alleen van de

medevennoten”, TBH 2012, 697-708.

GEENS, K., “De nietigheid bij de oprichting van een vennootschap”, TPR 1990, 1631-1683.

GEENS, K., WYCKAERT, M., CLOTTENS, C., PARREIN, F., DE DIER, S. en COOLS, S. m.m.v.

JENNÉ, F. en STEENO, A., “Overzicht van rechtspraak – Vennootschappen (1999-2010)”, TPR

2012, 73-683.

GEERAERT, P., “Burgerrechtelijke gevolgen van een inbreng in natura”, TVV 2007, 1011-

1020.

HODÜM, G., “L'apport de jouissance devant la clause exonérant un associé des pertes", TPS

1923, 164 – 184.

LIMPENS, J., noot onder Gent 22 januari 1944, RCJB 1947, 248 – 267.

SAGAERT. V., “Het goederenrecht als open systeem van verbintenissen? Poging tot een

nieuwe kwalificatie van de vermogensrechten”, TPR 2005, 983 – 1086.