Ik ben vast de enige… - WordPress.com...46 psychologie magazine februari 2013 psychologie magazine...
Transcript of Ik ben vast de enige… - WordPress.com...46 psychologie magazine februari 2013 psychologie magazine...
psychologie magazine februari 2013 4746 psychologie magazine februari 2013
Herkent u zich in een of meer van de uitspraken op de pagina hiernaast?
Misschien bent u inderdaad zo’n pech-vogel die het zwaarder heeft dan anderen en die weinig herkenning vindt voor zijn of haar gevoelens en gedachten.
Het is echter ook goed mogelijk dat u geregeld ten prooi valt aan wat de socia-le psychologie pluralistic ignorance noemt, oftewel ‘meervoudige onwe-tendheid’. In dat geval ziet u niet dat de mensen om u heen net als u de schone schijn ophouden. Ook zij houden be-paalde gedachten, gevoelens en vragen voor zich, en vermoedelijk voelen ze zich daar net zo ongemakkelijk bij als u.
Het hart op de tong Meervoudige onwetendheid is genie-
pig, want het geeft je het gevoel uit de toon te vallen terwijl dat niet zo is.
De term werd in 1931 geïntroduceerd door de Amerikaanse psychologen Daniel Katz en Floyd Henry Allport. Meervoudige onwetendheid ontstaat in een paar stappen. Omdat we sociale wezens zijn, vallen we niet graag buiten een groep en willen we evenmin onszelf belachelijk maken. Daarom slikken we onze gedachten en gevoelens soms in. Vreemd genoeg realiseren we ons niet altijd dat anderen dat ook doen; ten on-rechte gaan we ervan uit dat zij het hart wél op de tong hebben. Zo kunnen situ-aties ontstaan waarin meerdere mensen in een groep bepaalde gevoelens of ge-dachten hebben en allemaal denken dat ze daarin de enige zijn.
Meervoudige onwetendheid beperkt zich niet tot wat we al dan niet zeggen. Ook in ons gedrag schemert het feno-meen door. Uit onderzoek door de Amerikaanse psychologen Nicole Shel-ton en Jennifer Richeson bleek bijvoor-beeld dat blanke en gekleurde studenten graag met elkaar bevriend zouden zijn, maar dat beide groepen denken dat de andere groep daar geen interesse voor heeft. In denkbeeldige scenario’s gaven blanke studenten aan dat ze uit angst voor afwijzing weinig initiatief zouden nemen om met donkere medestudenten in contact te komen. Omgekeerd lieten
ook de donkere studenten hun gedrag leiden door hun onjuiste aannamen, waardoor het misverstand voortduurde.
‘Zijn er nog vragen?’Helaas kan het nog schrijnender. Dat
we zelden ingrijpen in noodsituaties, het bystander effect genoemd, valt ook te verklaren vanuit meervoudige onwetend-heid. Noodsituaties maken ons onzeker, dus kijken we naar anderen voor raad. Als de mensen om ons heen niets doen, concluderen we al snel dat er geen reden is tot zorg. Dat illustreert de Amerikaan-se psycholoog Sam Sommers ook in zijn vorig jaar verschenen boek Wij zijn onze omgeving. Hij schrijft over een man die in 1999 urenlang dood in een New Yorkse metro zat. Sommers denkt dat sommige reizigers zich best zorgen maak-ten over de man toen ze de metro bin-nen stapten, maar dat ze uit de onbezorgde gezichten van hun mede-passagiers concludeerden dat er niets aan de hand was.
Ook de ongemakkelijke stilte na ‘Zijn er nog vragen?’ komt voort uit meer-voudige onwetendheid. Want wie wél zijn mond opendoet, loopt het risico iets te vragen wat voor anderen al duidelijk is. Op dezelfde manier willen heel wat mensen zich waarschijnlijk niet laten ken-nen wanneer het gaat om drankgebruik. Onderzoek bij studenten toont aan dat
censuur het voor anderen lastig maakt om gepast te reageren. ‘Als we ons ver-driet over het overlijden van een goede vriend niet tonen, zullen mensen ons ook niet troosten. Als we onze boosheid over een onrechtvaardige beslissing niet uiten, is de kans klein dat die beslissing wordt bijgesteld.’
Effectief tegengifNatuurlijk zijn er altijd mensen die
zichzelf niet censureren en die zich niet snel conformeren aan gedrag dat ze om zich heen zien. In afgebakende groepen, zoals een team van collega’s, hangt het zich al dan niet conformeren vooral af van iemands positie in de groep, meent Marc Heerdink, conformisme-onder-zoeker aan de Universiteit van Amster-dam. ‘Iemand die midden in de groep staat, voelt minder druk om zich te con-formeren dan iemand aan de rand.’
En aan die rand kun je door onnozelste omstandigheden terechtko-men. Bijvoorbeeld doordat je bureau aan het eind van de gang staat, waar-door je minder contact hebt met colle-ga’s. Wie zich daardoor een buitenstaander voelt, vindt het waar-schijnlijk lastiger om tegen plannen van de baas in te gaan.
Toch kan iedereen meervoudige on-wetendheid doorbreken. ‘Hoe? Stel vragen!’ mailt Sommers vanuit de Ver-enigde Staten. ‘Ga er niet van uit dat je aannamen over andermans gedachten kloppen, maar controleer ze.’ In zijn boek beschrijft Sommers een andere manier: zoeken naar mensen die je me-ning delen. Denk je dat alleen jij het on-eens bent met de baas? Vraag een bevriende collega eens wat hij of zij er-van vindt.
Ook een anonieme peiling kan in zo’n situatie een effectief tegengif zijn, zegt onderzoeker Heerdink. ‘Daarmee kop-pel je het vraagstuk los van de sociale si-tuatie, waardoor mensen gemakkelijker hun mening geven.’
Tot slot kan dit artikel helpen: volgens Sommers trappen mensen minder snel in psychologische valkuilen als ze de mechanismen erachter kennen. n
‘Soms heb ik het gevoel dat ik meer problemen
heb dan anderen. Het lijkt dan alsof anderen
minder tegenslagen hebben en sneller
opkrabbelen.’
Bro
nnen
: J. S
helt
on, J
. Ric
heso
n, I
nter
grou
p co
ntac
t and
plu
ralis
tic
igno
ranc
e, J
ourn
al o
f per
sona
lity
and
soci
al
psyc
holo
gy, 2
005
/ S. S
omm
ers,
Wij
zijn
onz
e om
gevi
ng: h
oe s
itua
ties
ons
ged
rag
beïn
vloe
den,
Mav
en P
ublis
hing
, 20
12 /
G. v
an K
leef
, Op
het g
evoe
l: ho
e w
e el
kaar
beï
nvlo
eden
met
onz
e em
otie
s, A
tlas
, 201
2
Ik ben vast de enige…Een regelrechte buitenstaander, zo voelt iedereen zich weleens in een groep. Soms is dat gevoel terecht, maar vaak laten we ons beetnemen door een hardnekkig psycho logisch fenomeen. Hoe het kan dat we allemaal denken dat we de enige zijn.TEkST: Francien Yntema BEEld: Jerome tisne
‘Wanneer ik mijn zorgen bespreek met vrienden, verbaast het me soms dat ze tegen dezelfde problemen aanlopen
als ik.’
‘Als ik mensen op straat zie ruziemaken
grijp ik zelden direct in, zeker als
er meerdere omstanders zijn.’
‘Tijdens bijeenkomsten houd ik mijn
vragen regel matig voor me omdat ik
denk dat ik de enige ben die iets
niet begrijpt.’
‘Ik vraag me in groepen geregeld af
of ik de enige ben die minder alcohol wil
drinken, maar durf dat niet te vragen.’
‘In groepen houd ik mijn mening voor me zodra
ik merk dat ik als enige
een afwijkend standpunt heb.’
In noodsituaties kijken we naar anderen: grijpen die niet in, dan is er ‘dus’ geen reden tot zorg
ze het gemiddelde drankgebruik onder studenten veel te hoog inschatten en zich geregeld conformeren aan wat ze denken dat ‘normaal drinkgedrag’ is.
Wie zijn gevoelens en gedachten bin-nenhoudt, doet ook zichzelf tekort. In zijn boek Op het gevoel, dat vorig jaar uitkwam, schrijft hoogleraar sociale psychologie Gerben van Kleef dat zelf-