Het toezicht op de Belgische bankenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/914/RUG01-001891914... ·...
Transcript of Het toezicht op de Belgische bankenlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/914/RUG01-001891914... ·...
Faculteit Rechtsgeleerdheid
Academiejaar 2011-12
Het toezicht op de Belgische banken
Evolutie in crisistijd
Masterproef van de opleiding
‘Master in de rechten’
Ingediend door:
Matthias Rooman
Studentennummer: 00702593
Promotor: Prof. Dr. Cathy Van Acker
Commissaris: Filip Bogaert
Voorwoord
3
VOORWOORD
In de nasleep van de crisis wordt stilaan duidelijk dat de marktwerking gefaald heeft in het
opbouwen van een adequaat veiligheidssysteem met het oog op het vrijwaren van de financiële
stabiliteit. Een hele reeks snel ingevoerde maatregelen die een crisis willen voorkomen vormen
vandaag het veiligheidsnet rond de banksector. Wanneer we de nationale verschillen ter zijde
laten, merken we dat dit net voornamelijk bestaat uit een efficiënt toezicht op banken,
kapitaalvereisten, crisismanagement, depositobescherming en een performant reddingssysteem.
In wat hieronder volgt geef ik een overzicht van de meest fundamentele evoluties op
Internationaal, Europees en nationaal vlak. We bekijken ook enkele maatregelen die momenteel
wereldwijd uitvoerig besproken worden en onderzoeken kort de mogelijkheden die overheden
hebben bij het redden van financiële instellingen. Na elk hoofdstuk tracht ik een korte kritiek of
opinie te geven omtrent de genomen of aan te bevelen maatregelen.
Graag wil ik in mijn voorwoord ook nog enkele mensen bedanken. Deze Masterproef is niet
enkel een persoonlijk werk, het is een werk van velen. Zij die mij ondersteunden bij het
schrijven van dit werkstuk verdienen een oprechte bedanking. Eerst en vooral denk ik hierbij
aan mijn promotor Prof. Dr. Cathy Van Acker die steeds bereikbaar was voor vragen en die,
waar nodig, kritische opmerkingen maakte.
Ook dank ik graag mijn ouders, die gedurende vele jaren zorgden voor een optimale
werkomgeving. Ze staan mij nog steeds op een voorbeeldige wijze bij in het maken van
fundamentele levenskeuzes en de praktische organisatie ervan. Mijn studiegenoten, bij wie ik
terecht kon met frustraties, mogelijke ideeën of opmerkingen wil ik hierbij ook bedanken. Ze
stonden mij gedurende vijf jaar bij en waren steeds bereid om vragen te beantwoorden. Ik dank
ook Kevin Defauw voor de vele uren die hij besteedde aan het nalezen van deze Masterproef.
Tot slot dank ik mijn vriendin Shana Poppe, gezien zij voor de nodige rust kon zorgen op
momenten dat het nodig was. Bovendien hebben we vele uren samen kunnen werken aan
schoolprojecten, waaronder deze Masterproef.
De materie werd bijgehouden tot en met 1 mei 2012.
Gent, 10 mei 2012
Matthias Rooman
Inhoudsopgave
4
INHOUDSOPGAVE
DEEL 1: HET BANKTOEZICHT ALS EEN ORGANISCH ONTSTAAN TOEZICHT ............................. 8
HOOFDSTUK 1: DE GESCHIEDENIS VAN HET BELGISCHE BANKWEZEN ..................................... 9
Afdeling 1: De 19de eeuw ............................................................................................................................ 9
§1. De Industriële Revolutie ................................................................................................................... 9
§2. De beurscrash van 1838 .................................................................................................................. 11
§3. De moeder van alle crashes in 1847 ................................................................................................ 11
§4. Oprichting van de Nationale Bank van België ................................................................................. 12
Afdeling 2: De eerste helft van de 20ste eeuw ............................................................................................. 13
§1. De grote depressie .......................................................................................................................... 13
§2. Oprichting Bankcommissie ............................................................................................................. 15
Afdeling 3: De tweede helft van de 20ste eeuw: sterke tendensen ................................................................ 16
Afdeling 4: De 21ste eeuw .......................................................................................................................... 19
§1. Resultaat voorgaande evoluties en aanloop naar de crisis. ................................................................ 19
§2. De crisis van 2007 .......................................................................................................................... 20
§3. De Eurocrisis .................................................................................................................................. 27
HOOFDSTUK 2: RATIO LEGIS VAN HET BANKENTOEZICHT ......................................................... 29
Afdeling 1: De verschillen tussen banken en andere ondernemingen .......................................................... 29
Afdeling 2: De functie van banken ............................................................................................................ 30
Afdeling 3: Het bankentoezicht ................................................................................................................. 30
§1. Ratio legis ...................................................................................................................................... 30
§2. Soorten toezicht .............................................................................................................................. 33
§3. Evolutie ......................................................................................................................................... 36
HOOFDSTUK 3: DE ONDERGANG VAN DE BELGISCHE BANKSECTOR ........................................ 37
§1. Fortis ............................................................................................................................................. 39
§2. Dexia ............................................................................................................................................. 44
§3. KBC............................................................................................................................................... 50
DEEL 2: INTERNATIONALE REGELGEVING ....................................................................................... 54
HOOFDSTUK 1: INLEIDING ..................................................................................................................... 55
HOOFDSTUK 2: FINANCIAL STABILITY BOARD ................................................................................ 56
HOOFDSTUK 3: HET BAZELCOMITE .................................................................................................... 57
Afdeling 1: Algemeen ............................................................................................................................... 57
Afdeling 2: Het Concordaat van 1975 ........................................................................................................ 58
Afdeling 3: Bazel I .................................................................................................................................... 58
§1. Het akkoord in 1988 ....................................................................................................................... 58
§2. Amendement in 1996...................................................................................................................... 59
Afdeling 4: Bazel II .................................................................................................................................. 59
§1. Algemeen ....................................................................................................................................... 59
§2. De drie pijlers ................................................................................................................................. 60
Inhoudsopgave
5
Afdeling 5: Bazel 2.5 ................................................................................................................................ 62
Afdeling 6: Bazel III ................................................................................................................................. 63
§1. Regels ter versterking van de solvabiliteit in de banksector.............................................................. 64
§2. Normen met betrekking tot de schuldgraad ..................................................................................... 66
§3. Liquiditeitsnormen voor de banksector............................................................................................ 67
§4. De invoering in de EU: CRD IV ..................................................................................................... 68
Afdeling 7: Evaluatie ................................................................................................................................ 69
§1. Enkele positieve punten .................................................................................................................. 69
§2. Kritiek ............................................................................................................................................ 69
DEEL 3: HET EUROPEES FINANCIEEL TOEZICHT ............................................................................ 73
HOOFDSTUK 1: SITUERING .................................................................................................................... 74
HOOFDSTUK 2: DE WEG NAAR EEN NIEUW TOEZICHTSMODEL .................................................. 75
Afdeling 1: Lamfalussy verslag ................................................................................................................. 75
Afdeling 2: Het de Larosière verslag ......................................................................................................... 76
HOOFDSTUK 3: DE PIJLERS VAN HET TOEZICHTSMODEL ............................................................ 78
Afdeling 1: Het Europees Systeem voor Financieel Toezicht ..................................................................... 78
Afdeling 2: Het Europees Comité voor Systeemrisico’s ............................................................................. 79
§1. Algemeen ....................................................................................................................................... 79
§2. Samenstelling ................................................................................................................................. 80
§3. Bevoegdheden ................................................................................................................................ 81
Afdeling 3: De Europese Toezichthoudende Autoriteiten ........................................................................... 83
§1. Algemeen ....................................................................................................................................... 83
§2. Juridisch statuut .............................................................................................................................. 83
§3. De verschillende autoriteiten........................................................................................................... 84
§4. Organieke bepalingen ..................................................................................................................... 85
§5. Bevoegdheden ................................................................................................................................ 85
Afdeling 4: Het Gemengd Comité ............................................................................................................. 90
HOOFDSTUK 4: TOEZICHT OP BUITENLANDSE KREDIETINSTELLINGEN ................................. 91
Afdeling 1: Home country rule .................................................................................................................. 91
Afdeling 2: Grensoverschrijdend toezicht .................................................................................................. 92
HOOFDSTUK 5: CONCLUSIE ................................................................................................................... 93
DEEL 4: ANDERE EUROPESE EN INTERNATIONALE MAATREGELEN ......................................... 95
HOOFDSTUK 1: AANPASSINGEN IN DE REGULERING ..................................................................... 96
Afdeling 1: Aanpassing IFRS normen ....................................................................................................... 96
Afdeling 2: De bonusregulering................................................................................................................. 98
Afdeling 3: Nieuwe scheiding investerings- en commerciële banken ........................................................ 101
Afdeling 4: Toezicht op de ratingbureaus ................................................................................................ 102
Afdeling 5: De bankentaks ...................................................................................................................... 104
Inhoudsopgave
6
HOOFDSTUK 2: NAAR EEN GROTERE CONTROLE OP BANCAIRE GROEPEN .......................... 106
Afdeling 1: Toezichtcolleges ................................................................................................................... 106
Afdeling 2: De stresstests ........................................................................................................................ 107
§1. Algemeen ..................................................................................................................................... 107
§2. Doel ............................................................................................................................................. 107
§3. Scenario’s .................................................................................................................................... 108
§4. Resultaten .................................................................................................................................... 109
§5. Kritiek .......................................................................................................................................... 110
Afdeling 3: Het banktestament ................................................................................................................ 111
DEEL 5: HET BELGISCHE TOEZICHTMECHANISME ...................................................................... 113
HOOFDSTUK 1: DE WEG NAAR EEN NIEUW TOEZICHTSMODEL ................................................ 114
Afdeling 1: Bijzondere parlementaire commissie ..................................................................................... 114
Afdeling 2: Het Lamfalussy-Comité ........................................................................................................ 115
Afdeling 3: De hervormingen: niet in België alleen.................................................................................. 115
§1. Het centrale model (geïntegreerd model) ....................................................................................... 116
§2. Het verticale model (sectoraal model) ........................................................................................... 116
§3. Het horizontale model (functioneel model).................................................................................... 116
Afdeling 4: Op naar een nieuw model ...................................................................................................... 117
HOOFDSTUK 2: HET CSRSFI ................................................................................................................. 118
HOOFDSTUK 3: DE NATIONALE BANK .............................................................................................. 119
Afdeling 1: Situering ............................................................................................................................... 119
Afdeling 2: Organen................................................................................................................................ 119
Afdeling 3: Bevoegdheden ...................................................................................................................... 119
§1. Bevoegdheden met betrekking tot het toezicht op financiële instellingen. ...................................... 120
§2. Onderzoeksbevoegdheden ............................................................................................................ 125
§3. Herstelmaatregelen bij financiële instellingen ............................................................................... 125
§4. Beroepsgeheim, uitwisseling van informatie en samenwerking met andere autoriteiten .................. 134
HOOFDSTUK 4: DE FSMA....................................................................................................................... 136
Afdeling 1: Inleiding ............................................................................................................................... 136
Afdeling 2: Bevoegdheden ...................................................................................................................... 137
HOOFDSTUK 5: KRITIEK OP HET BELGISCHE TWIN-PEAKS MODEL ........................................ 138
DEEL 6: OVERHEIDSBETROKKENHEID IN CRISISSITUATIES ...................................................... 141
HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN ................................................................................................................. 142
HOOFDSTUK 2: OPRICHTEN VAN EEN ‘BAD BANK’ ....................................................................... 144
Afdeling 1: Oorsprong ............................................................................................................................ 144
Afdeling 2: Ratio legis ............................................................................................................................ 145
§1. Positief ......................................................................................................................................... 145
§2. Negatief ....................................................................................................................................... 146
Inhoudsopgave
7
HOOFDSTUK 3: STAATSWAARBORGEN ............................................................................................ 147
Afdeling 1: Positief ................................................................................................................................. 147
Afdeling 2: Negatief................................................................................................................................ 148
HOOFDSTUK 4: HERKAPITALISATIE ................................................................................................. 149
HOOFDSTUK 5: NATIONALISATIE ...................................................................................................... 150
HOOFDSTUK 6: EEN BANCAIR HOSPITAAL ...................................................................................... 151
HOOFDSTUK 7: LIQUIDATIE ................................................................................................................ 152
Uitleiding ..................................................................................................................................................... 153
Gebruikte afkoringen ...................................................................................................................................... i
Bibliografie..................................................................................................................................................... iii
Bijlage 1: Organen van de ETA’s .............................................................................................................. xxiii
Bijlage 2: Organen van de Nationale Bank ............................................................................................... xxvi
8
DEEL 1: HET BANKTOEZICHT ALS EEN ORGANISCH
ONTSTAAN TOEZICHT
"In other periods of depression, it has always been
possible to see some things which were solid and upon
which you could base hope, but as I look about, I now see
nothing to give ground to hope—nothing of man."
Calvin Coolidge
President USA 1923-1929
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
9
HOOFDSTUK 1: DE GESCHIEDENIS VAN HET BELGISCHE
BANKWEZEN
1. De organisatie van het financieel toezicht is grotendeels het gevolg van een voortdurende
reeks opeenvolgende gebeurtenissen doorheen de geschiedenis. Het toezicht is dus veeleer het
resultaat van een organisch gegroeid systeem dan van een rationele ontwikkeling. Het is
gegroeid uit een constante reactie op crisissituaties, dewelke onlosmakelijk verbonden zijn met
het marktgebeuren. Dat crisissen vaak voorkomen lijdt geen twijfel. Uit documenten van het
IMF blijkt dat tussen 1970 en 2007 niet minder dan 124 zogenaamde systemische bankcrisissen
werden geregistreerd.1 De ene is natuurlijk sterker voelbaar dan de andere, maar elke crisis
brengt zijn wijzigingen mee in de financiële sector.
2. Hoewel er geen wereldwijd geaccepteerde definitie bestaat van wat een systemische
bankcrisis is, komen LAEVEN en VALENCIA met hun recente definitie toch dicht in de buurt.2 Ze
duiden eerst en vooral op de aanwezigheid van significante tekenen van financiële onrust in de
bancaire sector. Hierbij denken ze voornamelijk aan bank runs, de opeenstapeling van zware
verliezen en faillissementen. Een systemische crisis blijft niet enkel binnen de banksector, ook
ondernemingen krijgen het moeilijk hun leningen op tijd terug te betalen. Als resultaat hiervan
wordt quasi al het beschikbare kapitaal uitgeput. Bij dergelijke crisissen volgen vaak
interventies vanuit verschillende instanties, waaronder overheden, om de banken te
ondersteunen.3
3. In onderstaand overzicht bekijken we het ontstaan van de banksector samen met het ontstaan
van het financieel toezicht doorheen de Belgische geschiedenis, en dit vanaf de Belgische
onafhankelijkheid. Aangezien deze evolutie nauw samenloopt met het ontstaan van het Belgisch
beurswezen, althans in de beginjaren, bespreken we beiden gelijktijdig.
Afdeling 1: DE 19D E
EEUW
§1. DE INDUSTRIËLE REVO LU TIE
4. Vanaf haar onafhankelijkheid was België een van de meest bloeiende en geïndustrialiseerde
landen van Europa. Toch zette deze bloei zich niet overal door en stond ze in schril contrast met
de problemen op de Belgische beurs (de toenmalige SCOB20-index). Er was met name een
gebrek aan grote binnenlandse beursgenoteerde ondernemingen. De enige grote beursgenoteerde
1 L. LAEVEN en F. VALENCIA, “Systemic Banking Crises: A New Database”, IMF Working paper, 2008, 5. 2 Zie hiervoor: L. LAEVEN en F. VALENCIA, “Resolution of Banking Crisis: The Good, the Bad, and the Ugly”, IMF Working paper, 2010, 6. 3 S. SCHICH en B-H KIM, “Systemic Financial Crises: How to Fund Resolution”, OECD Journal: Financial Market
Trends, 2010, 4.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
10
binnenlandse onderneming was de Generale Maatschappij, een restant van de Nederlandse
heerschappij (opgericht op 16 december 1822 op initiatief van koning Willem I4). Het was deze
Generale Maatschappij die bij de Belgische Revolutie in de problemen kwam. Toch slaagde ze
erin nauw samen te werken met de Belgische revolutionairen en werd ze de Rijkskassier van het
Voorlopige Bewind. Ondanks deze samenwerking speelde de Generale Maatschappij ook een
politiek beleid uit. Ze weigerde onder meer de kasvoorraden van het Verenigd Koninkrijk der
Nederlanden aan de Belgische Staat over te dragen en wees het toezicht door het Rekenhof
systematisch af.5 Toenmalige Belgisch minister CHARLES DE BROUCKÈRE zag de situatie met
lede ogen aan en besloot in 1835, met steun van Frans kapitaal, de Banque de Belgique op te
richten. Hij gaf zowel de Generale Maatschappij als de Banque de Belgique het emissierecht.
Beiden kregen het recht biljetten in Belgische frank uit te schrijven.6
5. De oprichting van deze tweede bank zorgde echter al snel voor problemen. Beide banken
domineerden het Belgische financiële landschap en voerden onderling een bittere strijd.7
Ondanks de vijandigheden slaagden ze er in om samen de industriële revolutie te financieren.
De Generale Maatschappij ondersteunde bijvoorbeeld de steenkoolindustrie met mijnen in o.a.
Charbonnages de Hornu & Wasmes en investeerde grote bedragen in staal, spoorwegen, glas en
vastgoed. De Banque de Belgique op haar beurt leverde de steun voor de eerste Belgische
multinational: de zinkfabrikant Vieille Montagne.8 De banken bouwden in deze jaren hun
holdingactiviteiten en participaties in industriële ondernemingen fors uit.9 Het aanhouden van
participaties werd een bewuste strategie, de moderne gemengde bank was geboren.10
6. Niet veel later besloten beide banken een deel van hun aandelen in de industrie naar de
Brusselse beurs te brengen. Beleggers die de aandelen kochten verwierven een recht op een
coupon van 5 procent, en dit ongeacht winst of verlies van het bedrijf. Daarenboven betaalde de
belegger slechts 4 procent rente op de geleende aandelen. Deze regelgeving kwam tot stand om
aandelen aantrekkelijker te maken voor de Belgische belegger, wat meteen de Belgische
voorliefde voor coupons verklaart. Het probleem was echter dat de banken bij een beurscrisis
geen enkele hefboom in handen hadden om bij de speculanten betaling af te dwingen.
Bovendien stonden er nog veel aandelen van en kredieten aan de participatie op de balans. De
activa zaten vast in de Belgische industrie, wat snel voor liquiditeitsproblemen zou zorgen.11
4 E. BUYST, I. MAES, W. PLUYM en M. DANNEEL (eds), De bank, de frank en de euro: anderhalve eeuw Nationale
Bank van België, Tielt, Lannoo, 2005, 15. (hierna verkort E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro) 5 E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro, supra noot 4, 22. 6 J. LAPORTE, "Charles de Brouckière", Vlaamse stam 2000, afl. 3, 122. 7 E. BUYST en I. MAES, “The regulation and Supervision of the Belgian Financial System (1830-2005)”, Working Paper Bank of Greece, 2008, 8. 8 DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007, 15. 9 Wetsvoorstel tot opsplitsing van de bankactiviteiten, Parl. St. Senaat 2009-10, nr. 4-1700/1. 10 E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro, supra noot 4, 22. 11 DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007, 15.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
11
§2. DE BEURSCRASH VAN 1838
7. Willem I erkende in 1838 de Belgische Staat, maar wou dit niet zonder enige compensatie.
Het Verdrag van Londen stelde een territoriumoverdracht als voorwaarde.12
Dit territorium-
verlies ontketende een diepe politieke en economische crisis waarin de Banque de Belgique
harde klappen kreeg. De waarde van haar aandelen kelderde, de bank staakte alle betalingen en
de depositohouders vroegen massaal teruggave van hun deposito’s of de omzetting ervan in
goud en zilver.13
Hierdoor kwam de bank in grote liquiditeitsproblemen (het bank run effect).
Bovendien had de bank ondertussen grote participaties in de opkomende industrie, die
grotendeels illiquide waren, waardoor de toestand drastisch verslechterde. Ook de Generale
Maatschappij kreeg moeilijkheden, maar kon de situatie nog enigszins rechtzetten door de
verkoop van een portefeuille aan beleggingen.
8. De regering besloot op 22 december 1838 een massieve lening van 4 miljoen Belgische frank
toe te kennen aan de Banque de Belgique om de onmiddellijke crisis te bezweren. De
economische toestand bleef echter dramatisch.14
Het vertrouwen tussen de twee banken bevond
zich op een dieptepunt en ze weigerden elkaars bankbiljetten te aanvaarden.15
De overheid trok
lessen uit de crisis en stelde strikte voorwaarden aan het emissierecht. De Banque de Belgique
ging over tot herstructureringen en richtte zich voortaan voornamelijk op kortetermijnoperaties.
9. De crisis had zwaar toegeslagen en de beurs kon zich amper herstellen, ook al leefde de
economie op. Dividenden werden massaal geschrapt, nieuwkomers op de beurs waren er amper.
In 1839 werd het Belgisch-Nederlands vredesverdrag ondertekend, wat de markten weer wat
kalmeerde. De twee grootbanken konden starten met het uitzuiveren van hun participatie-
portefeuilles. In de periode 1843 – 1847 volgde een zeer voorzichtig beursherstel.16
§3. DE MOEDER VAN ALLE CR ASHES IN 1847
10. Het herstel gedurende de voorgaande periode was slechts van korte duur en mondde uit in
misschien wel de moeder van alle Brusselse beurscrashes. Vanaf 1845 maakten grote delen van
Europa een periode van zware economische malaise door. Er woedde een hardnekkige
hongersnood, mede ontstaan door mislukte kraanoogsten, aardappelziektes en de ondergang van
de linnennijverheid in Vlaanderen.17
Daarbovenop volgde er in 1848 de Februari-revolutie van
12 Ook verdrag der XXIV artikelen genoemd. 13 E. BUYST en I. MAES, “The regulation and Supervision of the Belgian Financial System (1830-2005)”, Working
Paper Bank of Greece, 2008, 8. 14 DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007, 15. 15 E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro, supra noot 4, 22. 16 DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007, 15. 17 E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro, supra noot 4, 31.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
12
Parijs. Dat jaar tuimelde de SCOB20-index ruim 40 procent omlaag.18
Deze keer was het de
Generale Maatschappij die in grote problemen kwam. Zoals in de voorgaande periode reeds het
geval was geweest met de Banque de Belgique, ontstond er nu een ‘run’ op de deposito’s van de
Generale Maatschappij zodat er opnieuw een zware liquiditeitscrisis ontstond. Ook hier
fungeerde de overheid als lender of last resort en besloot de Generale Maatschappij bij te
springen.19
Dankzij het krachtdadige optreden van de overheden en het wijken van de
oorlogsdreiging keerde het vertrouwen in het financiële systeem geleidelijk aan terug. Toch
waren de meeste politici ervan overtuigd dat het bank- en kredietwezen in België aan een
grondige hervorming toe was.20
§4. OPRICHTIN G VAN DE NA TIONA LE BANK VAN BELGIË
11. België had op korte termijn twee diepe beurscrashes meegemaakt en het besef groeide dat er
een behoefte was aan een centrale bank. Deze bank, die gelden kon uitlenen aan de overheid en
aan andere banken, moest een einde maken aan de wildgroei van bankbiljetten en moest waken
over de financiële stabiliteit.
12. De Generale Maatschappij en de Banque de Belgique deden in 1850, na onderhandelingen
met de toenmalige minister van Financiën, WALTHÈRE FRÈRE-ORBAN, afstand van hun
emissierecht en stapten in het kapitaal van de Nationale Bank van België (NBB).21
Vanaf dan
werd de Nationale Bank ook de Rijkskassier.22
Dit bleek een groot succes te zijn. Gedurende
vele jaren voerde de Nationale Bank de functies uit van een centrale bank. De Nationale Bank
had als voornaamste opdracht de omwisseling van bankbiljetten in metaalgeld te waarborgen en
dus zo voor de monetaire stabiliteit te zorgen. Teneinde de uitgegeven biljetten te allen tijde
inwisselbaar te maken, mocht de Bank zich niet op het terrein van aandelenparticipaties of
kredietverlening op middellange of lange termijn begeven. Bovendien kreeg de overheid ruime
bevoegdheden om het toezicht uit te oefenen.23
13. De geldcirculatie klom, de economie kon herademen. Daarnaast hadden de grootbanken de
handen vrij om zich toe te leggen op hun industriële politiek. Bovendien zien we aan het einde
van de negentiende eeuw dat het bankbiljet steeds meer ingeburgerd raakte als betaalinstrument.
Dit kwam onder meer omdat sinds 1873 het bankbiljet een wettig betaalinstrument was
geworden.24
Er volgde een massale vervanging van muntstukken door papiergeld.
18 DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007, 15. 19 Ibid. 20 E. BUYST et al., De bank, de frank en de euro, supra noot 4, 32. 21 E. BUYST en I. MAES, “The regulation and Supervision of the Belgian Financial System (1830-2005)”, Working
Paper Bank of Greece, 2008, 9. 22 E. BUYST en I. MAES, “Anderhalve eeuw Nationale Bank van België”, Bank. Fin. 2006, 35. 23 Ibid., 23. 24 C. YSEBAERT en L. ASSELBERGHS, Politiek zakboekje 2010: Instellingen, Mechelen, Kluwer, 2010, 454.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
13
14. Midden jaren 1870 zorgde het bankroet van Turkije voor onrust op de financiële markten.
Ook de ineenstorting van de Banque de Belgique leidde tot grote bezorgdheid. De koers crashte
van 642 frank in oktober 1873 tot 86 frank eind 1876. De bank ging ten onder aan frauduleuze
zaken waaronder de ‘zaak T’Kint’, waarbij een werknemer van de bank met het geld van vele
klanten op de beurs had gespeculeerd. De veroordeling zorgde voor een verlies van 23,8 miljoen
frank en het vertrouwen in de bank verdween. Bovendien leed de bank in 1875 een groot verlies
door een mislukte deal. De bank was verloren en liquideerde zichzelf in 1885.25
Afdeling 2: DE EERSTE HELFT VAN D E 20S T E
EEUW
§1. DE GRO TE D EPRESSIE
15. Bij het aanbreken van de 20ste
eeuw werd het Belgische financiële systeem gedomineerd
door gemengde banken, die verschillende activiteiten combineerden. Banken ontvingen niet
enkel deposito’s maar waren ook holdings geworden.26
De meeste banken hadden sterke
participaties opgebouwd in exportgerichte bedrijven. Het gevolg was dat bij een faillissement
van een bedrijf naast verliezen door de niet terugbetaling van de lening ook verliezen in de
aandelenportefeuille optraden. Door de val van de aandelenkoersen werd ook de waarde van de
industriële portefeuille van banken aangetast, evenals de waarde van alle waarborgen die onder
de vorm van aandelen waren gesteld.27
25 DE TIJD, “Brussels fiscaal paradijs verovert de wereld”, 21 augustus 2007, 13. 26 G.K. VAN HENTENRYK, “The Banque National de Belgique and the Belgian economy in the Twentieth Century” in
L. DE ROSA (ed.), International Banking and Financial Systems: Evolution and Stability, Ashgate, 2003,117. 27 B. HENAU, “Het bank en verzekeringswezen in Antwerpen tijdens het interbellum”, Tijdschrift voor Economie en
Management 1990, 332. 28 F. BEULENS en J. VAN DEN BROECK, “Financieel-institutionele analyse van de Belgische beursgenoteerde
spoorwegsector 1836-1957”, Antwerpen, Garant, 2004, 131.
Procentueel aandeel van de sectoren in het totaal van de buitenlandse participaties28
1873 1885 1896 1905 1911 1913
Financiële maatschappijen 54,02 12,84 32,79 26,55 24,95 25,18
Steenkool 8,98 1,97 - - - -
Spoorwegen en trammaatschappijen 16,94 78,14 54,88 42,50 34,98 40,07
Metaal - 1,97 12,33 28,80 26,82 17,43
Kanalen 20,06 5,08 - - 1,34 1,13
Diverse - - - 2,15 11,91 16,19
Totaal (miljoen BEF) 3,50 15,20 24,70 63,10 76,80 91,20
Procentueel in functie van de totale
portefeuille van de Generale Maatschappij 4,36 17,52 23,00 45,00 44,10 48,98
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
14
16. Op ‘Zwarte Donderdag’ 24 oktober 1929 crashte Wall Street. De SCOB20-index kelderde
van 4.500 punten eind 1928 naar 960 punten eind 1939. Een eindeloze reeks fraudeschandalen
en faillissementen volgde.29
In oktober 1930 bestormden spaarders massaal hun bank en ook in
de twee jaar daarna waren er nogmaals twee paniekgolven.30
De Nationale Bank, die diende als
lender of last resort, kon de situatie niet meer beheersen.31
De Beursgazet schreef op 10
november 1929: “De markt is nog ongezond en zoolang de groote kuisch niet gedaan is, moet
geen duurzame herneming verwacht worden”.32
Er was nood aan overheidsingrijpen om het
financiële systeem van de ondergang te redden. De Belgische frank werd met maar liefst 28
procent gedevalueerd.33
De omvang crisis was nooit gezien. Tussen de jaren 1929 en 1932
gingen wereldwijd meer dan 9000 banken failliet, zo’n 40 procent van alle instellingen.34
17. Als reactie op de financiële malaise, werden op 22 augustus 1934 twee belangrijke
Koninklijke Besluiten afgesloten. Het eerste Koninklijk Besluit werd genomen met als doel de
liquiditeit van banken te verbeteren. Het tweede Koninklijk Besluit had betrekking op het
verbod op gemengde banken. Dit verbod had zeer verregaande gevolgen voor het bankwezen en
voerde een systeem van narrow banking in. Gemengde banken moesten zich voortaan
opsplitsen in enerzijds depositobanken (die geen participaties in handels- en industriële
vennootschappen konden aanhouden) en anderzijds investeringsbanken. Op deze laatste werd
het effectenmissie toezicht uitgeoefend, wat later uitgroeide tot een volwaardig
effectentoezicht.35
De nieuwe structuur bracht bescherming voor de kleine spaarder36
en vormde
een oplossing voor het risico op liquiditeitsproblemen in de banksector. Als gevolg van dit KB
werd de Generale Maatschappij opgesplitst in de Generale Bankmaatschappij (een
depositobank) en de Generale Maatschappij van België (een holding).
18. Ondanks deze wijzigingen kon men niet verhinderen dat begin 1935 het Belgische
bankwezen bijna ten onder ging. Als reactie op de zorgwekkende toestand werd een regering
van nationale eenheid gevormd met aan het hoofd de vicegouverneur van de Nationale Bank,
PAUL VAN ZEELAND. In het Koninklijk Besluit van 9 juli 1935 werd de Bankcommissie
opgericht met als taak het prudentiële toezicht op de kredietinstellingen te verzekeren.
Daarnaast werd de opsplitsing van de gemengde banken verder uitgewerkt.
29 DE TIJD, “Driemaal doffe ellende, één keer euforie”, 22 augustus 2007, 14. 30 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam,
Balans, 2009, 65. 31 E. BUYST en I. MAES, “Anderhalve eeuw Nationale Bank van België”, Bank. Fin. 2006, 13. 32 DE TIJD, “Driemaal doffe ellende, één keer euforie”, 22 augustus 2007, 14. 33 E. BUYST en I. MAES, “Anderhalve eeuw Nationale Bank van België”, Bank. Fin. 2006, 25. 34 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam,
Balans 2009, 65. 35 E. WYMEERSCH, “De hervorming van het financieel toezicht in België”, Bull. Ass. 2004, 205. 36
Onder meer via het Centraal Bureau voor de Kleine Spaarders, dat toezicht hield op de spaarkassen.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
15
§2. OPRICHTIN G BAN KCOMMISSIE
19. In de nasleep van de crisis uit de jaren ’30 werd beslist een organisme op te richten dat in
naam en voor rekening van het openbaar gezag het toezicht zou uitoefenen op de banken en op
de uitgifte van effecten.
20. Het Koninklijk besluit van 9 juli 1935 voorzag in de oprichting van de Bankcommissie, die
voortaan verantwoordelijk zou zijn voor het toezicht op de banken.37
Deze commissie kreeg een
ruime institutionele autonomie en werkte nauw samen met de Nationale Bank.38
Onderzoek
wijst wel uit dat de activiteiten van de Bankcommissie gedurende de eerste tien jaar na de
oprichting voor de financiële wereld niet heel belangrijk geweest zijn. De Bankcommissie heeft
gedurende deze periode geen ingrijpende beslissingen genomen, althans niet naar buiten toe.
Voor het eerste ingrijpende optreden van de commissie moeten we wachten tot na de Tweede
Wereldoorlog.39
Wel werd bepaald dat enkel de financiële instellingen die door de
Bankcommissie aanvaard werden, de naam ‘bank’ mochten dragen.
21.Opmerkelijk was ook de oprichting van verschillende publieke instellingen die als doel
hadden krediet te verlenen aan particulieren en bedrijven. Zo werd in 1936 het Office Central de
Credit Hypothécaire opgericht dat zich bezig hield met het verstrekken van hypotheken aan
particulieren. Voor de bedrijven kwam er de Société Nationale de Crédit à l’Industrie.
22. Halfweg de twintigste eeuw werd ons bancaire landschap gekenmerkt door drie types
kredietinstellingen:
Banken: deze instellingen richtten zich hoofdzakelijk op de handel en de industrie.
Spaarkassen: deze instellingen richtten zich eerder op de markt van kleine
spaarders. (voornamelijk het verstrekken van hypothecaire leningen en verkopen
van overheidsobligaties)
Openbare kredietinstellingen: deze instellingen werden door de overheid opgericht
om specifieke leemten in de markt op te vullen.40
(bijv. De Nationale Maatschappij
voor Krediet aan de Nijverheid, het Gemeentekrediet en de ASLK)41
Het sluitstuk van deze hervormingen volgde in 1948 toen de Staat 50 procent van de aandelen
van de Nationale Bank verwierf.42
De Nationale Bank groeide uit tot de bank der banken.43
37 E. WYMEERSCH, “De hervorming van het financieel toezicht in België”, Bull. Ass. 2004, 205. 38 M. PIETERS, “De nieuwe toezichtsarchitectuur voor de Belgische financiële sector”, Bank. Fin. 2011, 292. 39 P. HANCKÉ, “Het Belgische bankwezen 1945-1968: feiten en tendensen”, Bank. Fin. 2006, 397. 40 Bijvoorbeeld de financiering van publieke projecten. 41 D. HEIRBAUT, Een beknopte geschiedenis van het sociaal, het economisch en het fiscaal recht in België, Gent,
Academia Press, 2009, 120. 42 Daarvoor was het beheer van de NBB quasi uitsluitend in handen van privébankiers. 43 E. BUYST & I. MAES, “Anderhalve eeuw Nationale Bank van België”, Bank. Fin. 2006, 25.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
16
Afdeling 3: TWEEDE HELFT VAN DE 20S T E
EEUW: STERKE TENDENSEN
23. Gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw ontstonden opnieuw een aantal
belangrijke evoluties in de financiële sector. De banken waren enthousiast om de industrie, die
zwaar geleden had onder de oorlog, te helpen met de wederopbouw.44
Als gevolg hiervan werd
het takenpakket van de Bankcommissie gestaag uitgebreid. Zo kreeg ze in 195745
het toezicht op
de beleggingsfondsen, in 197546
het toezicht op de spaarkassen en tot slot in 199047
het toezicht
op beursvennootschappen en andere beleggingsondernemingen toegewezen. Deze laatste
uitbreiding omvatte tevens de omdoping van de Bankcommissie tot Commissie voor het Bank -
en Financiewezen (CBF). Pas in 1993 kwam quasi elke kredietinstelling onder controle van de
CBF.48
BRANCHEVERVAGING
24. Hoewel banken en spaarkassen zich oorspronkelijk concentreerden op verschillende
markten, groeiden ze toch naar elkaar toe. Dit zorgde ervoor dat ze in feite dezelfde diensten en
producten begonnen aan te bieden. Het probleem was echter dat ze aan een verschillende
regelgeving werden onderworpen. Spaarkassen stonden bijvoorbeeld onder de controle van het
Centraal Bureau voor de Kleine Spaarder (CBKS).49
Om deze ongelijkheid weg te werken ging
de wetgever over tot een aanpassing van het toezicht op deze instellingen. De statuten van de
commerciële banken, private spaarkassen en gelijkaardige financiële instellingen werden in
1975 geharmoniseerd door de zogenaamde ‘Mammoetwet’.50
De spaarkassen werden onder het
toezicht van de Bankcommissie gebracht en de Belgische wetgeving werd aangepast aan de
Europese richtlijnen, o.m. in verband met de vrije dienstverlening.51
Niet enkel de spaarkassen begonnen hun activiteiten uit te breiden, ook de openbare
kredietinstellingen begonnen zich op nieuwe terreinen te begeven. Zo begon bijvoorbeeld de
ASLK zich meer en meer als commerciële bank te gedragen. Toch werd zij quasi niet geraakt
door de wet van 1975 en bleef ze onder de controle van het Ministerie van Financiën. Nieuw
wetgevend optreden werd noodzakelijk. De wet van 24 december 1980 onderwierp de openbare
kredietinstellingen vervolgens aan het toezicht van de Bankcommissie.52
44 P. HANCKÉ, “Het Belgische bankwezen 1945-1968: feiten en tendensen”, Bank. Fin. 2006, 397. 45 Wet van 27 maart 1957 betreffende de gemeenschappelijke beleggingsfondsen en tot wijziging van het Wetboek
der zegelrechten en het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taxes, BS 13 april 1957, 2614. 46 Wet van 30 juni 1975 betreffende het statuut van de banken, de private spaarkassen en bepaalde andere financiële
instellingen, BS 2 augustus 1975, 9471. 47 Wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, BS 22 december 1990, 23800. 48 Wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, BS 19 april 1993, 8650. 49 E. WYMEERSCH, “De hervorming van het financieel toezicht in België”, Bull. Ass. 2004, 206. 50 Wet 30 juni 1975 betreffende het statuut van de banken, de private spaarkassen en bepaalde andere financiële
instellingen, BS 2 augustus 1975, 9471. 51 H. SCHILTZ en R. LEYSEN, Inleiding tot de financiële wetgeving, Antwerpen, Kluwer, 1988, 93. 52 K. BYTTEBIER, Handboek financieel recht, I, Antwerpen, Kluwer, 2001, 815-817.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
17
DESINTERMEDIATIE
25. Toch bleef de techniek van het bankieren in essentie steeds hetzelfde. Een financiële
instelling had als opdracht spaargelden op te halen bij particulieren en deze om te zetten in
kredieten aan particulieren, bedrijven en aan de Belgische Staat. Doordat ze op dat spaargeld
minder rente betaalde dan ze kreeg op kredieten, maakte de instelling winst.53
Onder meer door
de toenemende globalisering begonnen meer en meer ondernemingen hun weg naar de
financiële markten te vinden als alternatief voor de financiering via dure kredieten. Bovendien
werd in de jaren ’80 het privé aandelenbezit door verschillende Europese overheden via de
belastingen aangemoedigd, waardoor ook gezinnen zich meer en meer op het potentieel hoog
rendement van de financiële markten begonnen te richten. Als reactie op deze ontwikkelingen
namen banken meer strategische posities in bij het commercialiseren van beleggingsproducten.
Op die manier wisten ze de verminderingen van de winst op deposito’s te compenseren met
commissielonen. De financiële innovatie leidde uiteindelijk tot het gebruik van verschillende
afgeleide producten, zoals currency en interest rate swaps of opties, die niet op de
handelsbalans van de banken voorkwamen.
INTERNATIONALISATIE
26. De Belgische banksector werd in de jaren ‘80 overheerst door de zogenaamde ‘zeven
zusters’: drie commerciële banken (Generale Bank, Bank Brussel Lambert (BBL) en
Kredietbank), twee openbare instellingen (ASLK en Gemeentekrediet), en twee (coöperatieve)
spaarbanken (Bacob en Cera).54
Op het einde van de jaren ’80 opende Europa de grenzen tussen
de verschillende lidstaten. Er kwam een tweede Bankrichtlijn om de financiële wereld voor te
bereiden op deze vrije markt. Deze richtlijn omvat twee delen. Het eerste deel bevat een aantal
harmonisatiebepalingen, het tweede deel bevat bepalingen inzake de vrije dienstverlening. Het
werd voor banken in de EU mogelijk in andere EU-landen activiteiten te ontplooien zonder dat
ze daarvoor een aparte vergunning moesten aanvragen (het ‘Europees paspoort’).55
Dit zorgde
voor een grote interesse van buitenlandse banken in de Belgische markt, dat traditioneel een
trouw spaarderspubliek heeft. De concurrentie was hevig en de winstmarge van de Belgische
banken kwam onder druk. Om hun inkomsten op peil te houden moesten ze op zoek naar
alternatieven. Het buitenland werd een interessante markt om nieuwe activiteiten te ontplooien.
Dit is het begin van de internationalisatie.
53 DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65. 54 DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65. 55 Zie randnummers 175 t.e.m. 178; Richtlijn 89/646/EEG van de Raad van 15 december 1989 tot coördinatie van de
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden
van kredietinstellingen, alsmede tot wijziging van Richtlijn 77/780/EEG, Pb. L. 30 december 1989, afl. 386, 1-13;
K. BELLON, Bank en beurs binnenstebuiten, Antwerpen, De Boeck, 2009, 22.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
18
DESPECIALISATIE
27. Door het ontdekken van allerlei financiële innovaties begonnen de banken zich in de jaren
‘90 om te vormen tot financiële conglomeraten. De fusie in 1998 in Amerika tussen ‘City Corp’
en ‘Travelers Group’ had tot gevolg dat de Glass–Steagall Act werd afgeschaft. De wet werd
hierbij aangepast aan de nieuwe realiteit. De instellingen begonnen zich, naast het klassiek
bankieren, ook te richten op verzekeringsactiviteiten en de handel in effecten en afgeleide
instrumenten. Er ontstond een duidelijke roep naar schaalvergroting. Onder meer FONS
VERPLAETSE, toen gouverneur van de Nationale Bank, was ervan overtuigd dat de Belgische
banken groter moesten worden om te kunnen overleven.56
Het resultaat van deze evolutie was
dat al snel elke grote speler in België naast een bankactiviteit ook één of meerdere grote
verzekeringsmaatschappijen in de groep had.57
In België is deze onderlinge samenwerking eind
jaren ‘80 doorgebroken. De bancassurance was geboren. In deze evolutie van schaalvergroting
werd ook de handel in effecten en afgeleide instrumenten steeds populairder.
CONCENTRATIE
28. Een voortdurend terugkomend probleem in het Belgische bankwezen is de problematiek van
de omvang ervan. In de loop van de geschiedenis werd regelmatig de vraag gesteld of de
Belgische banken voldoende groot waren om de concurrentie op internationaal vlak aan te
kunnen. Na de Tweede Wereldoorlog merken we een duidelijke groei van de economische
entiteiten. De concentratie uitte zich onder meer door eliminatie en in een toegenomen aantal
fusies. Het aantal banken met een Belgisch juridisch statuut daalde zo van 67 in 1970 tot 57 in
1979. We merken wel dat het aantal banken met een buitenlandse meerderheid, als gevolg van
de internationalisering, talrijker werd: van 14 banken in 1970 tot 25 in 1979.58
Bovendien werden halfweg de jaren ’90 veel openbare kredietinstellingen geprivatiseerd.59
Op
slechts drie jaar tijd veranderden aandeelhouderskringen van 9 van de 10 Belgische banken of
waren ze betrokken bij een fusie of overname.60
Fortis werd zo eigenaar van de ASLK, de
NMKN en de Generale Bank. Een fusie in 1999 tussen het Gemeentekrediet en de Franse bank
Crédit Local de France richtte Dexia op (dat later nog Artesia, waarin Bacob zat, overnam).
Kredietbank en Cera bank fuseerden tot KBC. Van de ‘zeven zusters’ kwam enkel BBL
volledig in buitenlandse handen terecht. Als gevolg van voorgaande evoluties stapt België
uiteindelijk de 21ste
eeuw binnen met drie grote ‘Belgische’ financiële groepen.61
56 DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65. 57 K. VERWEIRE en L. VAN DEN BERGHE, “De toekomst van bancassurance in België”, Bank. Fin. 2001, 135. 58 S. HULPIAU, F. LIERMAN en J. VERMAUT, “Solvabiliteit en rendabiliteit van het Belgisch financiewezen 1970 -
2010”, Bank. Fin. 2011, 431. 59 De ASLK was zo de eerste openbare bank die geprivatiseerd werd. 60 CBF, Jaarverslag 1997-1998, 42-47, www.fsma.be. 61 BBL kwam in 1998 in handen van het Nederlandse ING; DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
19
Afdeling 4: DE 21S T E
EEUW
§1. RESU LTAA T VOORGAANDE EVOLU TIES EN AANLOOP NAAR DE CRISIS .
29. Bank- en verzekeringsondernemingen waren geëvolueerd van op zichzelf staande,
gespecialiseerde bank en verzekeraars, naar geïntegreerde financiële dienstengroepen, waar
binnen dezelfde groep een ruim gamma aan financiële diensten wordt aangeboden en
kruisbestuiving plaatsgrijpt tussen deze onderscheiden diensten.62
30. Een tweede evolutie was de quasi constante honger naar groei.63
Banken meenden dat ze
de groei in het buitenland moesten zoeken. De binnenlandse markt was niet interessant meer
aangezien ze te weinig opportuniteiten bevatte. Analisten vroegen alsmaar meer rendement, de
macht van de ratingbureaus was ongezien. De banken dreven hun omvang en winst op twee
manieren op: via overnames en door de uitbouw van een zogenaamde ‘schaduwbank’. Deze
bank (officieus) omzeilde de kapitaalregels, maar kon gigantische inkomsten opleveren. Een
bank richtte dergelijke schaduwbank (als special purpose vehicle) op en liet deze vervolgens
bijvoorbeeld CDO’s opkopen.64
De bank had deze financiële instrumenten dus niet zelf in
eigendom, maar verzekerde de schaduwbank wel van voldoende middelen. De bezittingen en
schulden van deze schaduwbank kwamen hierbij niet rechtstreeks op de bankbalans.
De drang tot overnames was groot. ANTON VAN ROSSUM65
, verwoordde het in 2002 nog zo:
“Het is duidelijk dat de financiële markt in de Benelux allesbehalve uitgeconsolideerd is. Er
gaat weer een fusiegolf komen, misschien niet morgenochtend, maar ze komt. Het ging voorheen
telkens zeer snel. Als er één bank het vuur aan de lont stak, waren op korte tijd alle banken op
een of andere manier geconsolideerd.”66
31. Om de toenemende honger naar winst te stillen werd er gebruik gemaakt van allerlei nieuwe
producten. De innovatie hiervoor kwam voornamelijk uit de VS. De ratingbureaus gaven deze
nieuwe producten zonder veel aarzelen een goede rating. Zolang alles goed ging, werden er
geen vragen gesteld. Door de toenemende complexiteit van de verrichtingen en structuren
hadden toezichthouders geen zicht meer op de onderliggende risico’s. De structuren bleken niet
aangepast aan het ‘nieuwe bankieren’. Opvallend is dat er ook losser werd omgesprongen met
de controle op grote financiële instellingen dan met het toezicht op de kleine spelers. Men achtte
de grote spelers sterk genoeg.67
62 E. WYMEERSCH, “De hervorming van het financieel toezicht in België”, Bull. Ass. 2004, 207. 63 DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65. 64 Voor een verder uitleg omtrent effectisering, zie randnummer 39 e.v. 65 CEO van Fortis 2000 – 2004. 66 A. VAN ROSSUM, “Financiële sector is geen rustig kabbelend beekje”, Bank. Fin. 2002, 76. 67 DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011, 65.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
20
32. Als reactie op deze evoluties stond ook de wetgever niet stil. De belangrijkste wijziging
kwam er met de wet van 2 augustus 200268
en het KB van 25 maart 2003.69
Deze wet
integreerde onder meer de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV) in de CBF.70
Als
gevolg hiervan werd de naam van deze laatste gewijzigd in de Commissie voor Bank-, Financie-
en Assurantiewezen (CBFA). De tussenpersonen inzake bank- en beleggingsdiensten en de
herverzekeringsondernemingen werden respectievelijk in 200671
en 200972
onderworpen aan het
toezicht van de CBFA.
Bovendien werd structureel overleg tussen de NBB en de CBFA tot stand gebracht. Er werden
twee overlegorganen opgericht: de Raad van Toezicht van de Overheid der Financiële diensten,
dat een eerder algemene, adviserende taak kreeg en het Comité voor Financiële Stabiliteit
(CFS), dat veeleer fungeerde als een operationele koepelorganisatie die zaken van algemeen
belang behandelde zoals financiële stabiliteit, crisisbeheer of gemeenschappelijke acties voor
banken en verzekeringen.73
§2. DE CRISIS VAN 2007
A. ALGEMEEN
33. De eerste signalen van de crisis manifesteerden zich in februari 2007. HSBC, een Britse
financiële dienstverlener, kondigde op dat moment een verlies van 10,7 miljard dollar aan op
zijn portefeuille subprime hypotheken. In juli 2007 verlaagden verscheidene ratingbureaus hun
ratings. De interbancaire markt kreeg het moeilijk en in september 2007 viel een groot Europees
slachtoffer: Northern Rock. Daarna ging het snel bergaf. In maart 2008 werd de Amerikaanse
zakenbank Bearn Stears overgenomen door JP Morgan. Het scharnierpunt naar een systemische
crisis volgde op 15 september 2008: Lehman Brothers vroeg een gerechtelijk akkoord aan.74
34. Bekijken we de geschiedenis, merken we dat het aantal financiële crisissen sinds 1880
beduidend sterk gestegen is. Wat hierbij vooral opvalt, is dat het tempo waaraan financiële
crisissen zich opvolgen onrustwekkend toeneemt: De Tequilacrisis in 1994, de Azië-crisis in
1997, de internetcrisis in 2001…75
Ook de kosten van crisissen lijken steeds meer op te lopen.76
68 Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 4 september 2002, 39121 (hierna: Wet Toezicht Financiële Sector).
69 Koninklijk Besluit van 25 maart 2003 tot uitvoering van art. 45 §2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 31 maart 2003, 16235.
70 Opgericht bij Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, BS 29 juli 1975, 9267. 71 Wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële
instrumenten, BS 28 april 2006, 22598. 72 Wet van 16 februari 2009 op het verzekeringsbedrijf, BS 16 maart 2009, 22323. 73 M. PIETERS, “De nieuwe toezichtsarchitectuur voor de Belgische Financiële sector”, Bank. Fin. 2011, 292. 74 Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van FORTIS SA/NV
te Brussel, 26 januari 2009, 20, http://media.rtl.nl/media/financien/rtlz/2009/fortisexperts.pdf. 75 F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten:
liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 961.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
21
Toch zijn de lessen uit het verleden niet geleerd. Kijken we naar de conclusies van het
Bazelcomité in het rapport van 1999 merken we grote parallellen op met de huidige crisis.77
Ik
citeer: “The interrelationship between different types of risks in times of crisis was an important
lesson learned, as was the speed and extent of contagion…” en “The high market volatility, the
extent of contagion effects, and the speed with which apparently reasonably mature markets can
become illiquid, have surprised many market participants…”78
35. We merken telkens weer een aantal terugkerende elementen bij het ontstaan van crisissen.79
Zo blijkt dat ze meestal ontstaan na een periode van deregulering of versnelde financiële
innovatie. Ze gaan gepaard met een expansie van de kredietverlening, wat leidt tot een stijging
van de prijzen van activa. In de aanloop naar de crisis zijn er vrijwel steeds waarschuwingen
van analisten of toezichthouders die erop te wijzen dat waarderingen afwijken van de
economische fundamenten. Meestal zal er ook een macro-economische schok zijn, zoals
omslaande conjunctuur, rentewijzigingen ed. die de aanleiding is voor een initiële correctie. De
navolgende negatieve psychologische effecten zijn vaak dramatisch. Daarop volgt er een
periode van aanpassingen, gekenmerkt door faillissementen en herziening van activaprijzen.
Banken zullen door bijkomende afschrijvingen substantieel verzwakt worden, zodat ze minder
geneigd zullen zijn veel leningen uit te geven. Deze reductie in het toestaan van leningen zal
uiteindelijk investeringen belemmeren en de gehele economie raken. Indien de crisis
ondertussen overslaat naar de reële economie kan er ook een recessie optreden, waarop de
centrale banken overgaan tot een soepeler monetair beleid. Quasi altijd komen banken in
moeilijkheden juist omdat ze door hun kredietverlening en blootstellingen aan risico’s heel
kwetsbaar zijn.80
36. Hoewel de huidige crisis veel van deze kenmerken bezit, is ze toch anders. Ze is veel groter
dan de andere en is wereldwijd voelbaar. Dit was vroeger zelden het geval. Een van de laatste
grote wereldwijde financiële crisissen was in 1998. Deze crisis begon in Rusland maar trof ook
gewone banken wereldwijd. De crisis was echter snel bezworen en werd een jaar later
beëindigd. Toch leek ook de Amerikaanse crisis in 2008 tijdelijk bezworen, maar de Eurocrisis
gooide al snel roet in het eten. De ‘double dip’ was begonnen. Bovendien is de crisis wereldwijd
76 F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 962.
77 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Supervisory lessons to be drawn from the Asian crisis”, BCBS Working Papers, 1999, 3.
78 R. BONTE, “De financiële crisis: lessen vanuit het banktoezicht”, Bank. Fin. 2009, 112.
79 H-W SINN, Casino Capitalism: How the financial crisis came about and what needs to be done now, Oxford, Oxford university press, 2010, 46.
80 R. VANDER VENNET en O. DE JONGHE, “Bankrisico’s en toezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle
markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1071.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
22
machtsverhoudingen aan het herschikken. De huidige financiële wereld is grondig aan het
wankelen en zal grote wijzigingen ondergaan.
B. DE OORZAKEN
37. De bankencrisis sloeg toe in augustus 2007, toen het wantrouwen tussen de banken een
hoogtepunt bereikte en zo de interbancaire transacties belemmerde. Hierdoor werden massale
interventies van de centrale banken en overheden noodzakelijk. De oorzaak van het opdrogen
van de interbancaire markten kunnen we vinden in een drastische aanpassing van de
waarderingen van waardepapier, voornamelijk als gevolg van de subprime crisis in Amerika. De
ratingbureaus verlaagden, mede door de ineenstorting van de Amerikaanse huizenmarkt, de
ratings van financiële instrumenten. De banken pasten, als gevolg van deze verlagingen, hun
balansen aan. Door deze grote herwaarderingen (verplicht door de boekhoudkundige regels)81
slonk het vertrouwen in de banken waardoor banken ook onderling weigerden geld te lenen. Dit
zorgde voor een diepe crisis. Sinds 2007 zijn er alleen al in Amerika meer dan 433 banken
failliet gegaan.82
Bovenstaande grafiek83
geeft duidelijk een ernstige vertrouwensbreuk tussen banken weer. We
zien dat er in augustus 2007 een sterke toename is van de gevraagde risicopremie voor
interbancaire leningen. De banken wantrouwden elkaar, met een piek in september 2008 naar
aanleiding van de val van Lehman Brothers.
81 International Financial Reporting Standards (IFRS), waardering aan marktwaarde. Zie randnummers 181 t.e.m. 184.
82 FEDERAL DEPOSIT INSURANCE CORPORATION, Failed bank List, www.fdic.gov/bank/individual/failed/banklist.html. (consultatie 3 april 2012)
83 SVERIGES RISKBANK, Financial Stability Report 2011, 7, www.riksbank.se.
Risicopremies op de interbancaire markten (3 maanden)
basi
spu
nte
n
Bron: Reuters EcoWin
1
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
23
38. De oorzaken van de crisis zijn divers. DAVID LLEWELLYN, professor aan de Loughborough
University, deelt ze op in verschillende soorten. We kunnen de exogene oorzaken herleiden tot
twee grote thema’s.84
(i) SECURITISATIE
39. Hoe meer risico’s banken dragen, hoe meer kapitaal ze moeten reserveren om een eventueel
falen te kunnen opvangen. Hierdoor was de capaciteit van banken om bijvoorbeeld hypotheken
te verstrekken vrij beperkt. Toch kwamen de banken met een oplossing. In 1977 schreef LEWIS
S. RANIERI geschiedenis door een pakket aan reguliere hypotheken zodanig te bundelen dat ze
als obligaties verhandeld konden worden.85
Het was de bedoeling risico’s door te schuiven naar
andere partijen met meer capaciteit om ze te dragen. Op deze manier kwam het systeem van
Originate to Distribute tot stand. Banken verstrekten hypothecaire leningen aan hun klanten,
bundelden deze leningen en creëerden vervolgens pakketten die ze konden doorverkopen aan
andere investeerders zoals hefboomfondsen, verzekeraars en pensioenfondsen. Leningen werden
zo omgezet in verhandelbare effecten.
Banken groeperen dus een aantal schuldvorderingen (bijv. hypothecaire kredieten) en geven
daarvoor een papier uit dat recht geeft op alle rentebetalingen en kapitaalaflossingen die ze in de
toekomst voortbrengen. Dit zijn de Mortgage Backed Securities (MBS). Als dat papier of die
effecten nog eens samengevoegd en doorverkocht kunnen worden spreken we over
Collatoralized Debt Obligations (CDO).86
Het grote voordeel was dat er relatief homogene
financiële producten ontstonden met een afgebakende hoeveelheid kredietrisico. De
onderliggende eigenschappen van de hypotheken hoefden niet gecontroleerd te worden.87
Om het geheel wat overzichtelijker te maken geef ik een voorbeeld.88
Stel dat een gezin een huis wil kopen. Indien ze daar niet het geld voor hebben, kunnen ze zich
tot hun bank wenden en een hypothecaire lening afsluiten. Iedere maand is er bij gevolg een
bepaalde som die aan de bank terugbetaald wordt. De bank kan echter beslissen die hypotheek
door te verkopen aan een investeringsbank (of een speciaal daartoe opgerichte entiteit, Special
Purpose Vehicle) waardoor zo minder kapitaal moet vrijmaken. Deze investeringsbank kan met
de verschillende hypotheken CDO’s ontwikkelen. Dit zijn verzamelingen van hypotheken die
men opsplitst in verschillende schijven: een senior of junior AAA (veilige schijf met 4%
84 D.T LLEWELLYN, “The global banking crisis and the post-crisis banking and regulatory scenario”, University of Amsterdam: Research Papers in Corporate Finance, 2010, 28, www.icffr.org.
85 E. KALSE en D. VAN LENT, Bankroet: hoe bankiers ons in de ergste crisis sinds de Grote Depressie stortten, Amsterdam, Prometheus, 2009, 28.
86 G. VERHOFSTADT, De weg uit de crisis: Hoe Europa de wereld kan redden, Amsterdam, De Bezige Bij, 2009, 52. 87 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam,
Balans, 2009, 22. 88 Voorbeeld van de website: http://crisisofcredit.com/ (animatiefilm).
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
24
interest), een mezzanine (goede schijf met 7% interest) en een subordinate of risicovolle schijf
met 10 % interest.89
De maandelijkse aflossingen van de klant gaan via een watervalsysteem
eerst naar de veilige schijven, dan naar de goede en als laatste naar de risicovolle schijven. Het
is deze laatste schijf die in principe het meeste verlies opvangt. Om het systeem wat meer solide
te maken, kreeg de bovenste schijf bovendien vaak een kredietverzekering onder de vorm van
een credit default swap (CDS). In het geval dat de uitgever van de obligatie het initieel geleende
bedrag niet kan terugbetalen, zal de CDS voor uitbetaling zorgen. Hierdoor werd het risico in de
bovenste, veilige schijf als quasi onbestaande geacht.
40. Het is duidelijk dat vele risicovolle hypotheken op deze manier werden doorverkocht.
Banken konden zo een groot aantal leningen van hun balans halen, het risico dekken en zo de
kapitaalvereisten drukken.90
Dit systeem kon werken, zolang het risico transparant is en de prijs
correct.91
De voordelen hiervan werkten bijzonder aanstekelijk en de praktijk verspreidde zich
snel. Toch leidde de combinatie met het feit dat banken niet langer zelf het kredietrisico droegen
ertoe dat banken hun voorwaarden voor de toekenning van leningen begonnen te versoepelen en
zo onder meer subprime-hypotheken, of anders benoemd NINJA-leningen (No income, no job
and (no) assets), toekenden.92
Hier begon het fout te lopen.93
41. De situatie werd problematisch wanneer banken massaal hun hypotheken begonnen uit te
oefenen en de huizen in hun bezit kwamen. Tot dan dachten de banken door de stijgende
huizenprijzen enkel te kunnen winnen aan het systeem. De woningmarkt raakte echter verzadigd
en de huizenprijzen begonnen te dalen, waardoor banken in moeilijkheden kwamen. Bovendien
weigerden vele gezinnen hun woning verder af te betalen waarvan de waarde ondertussen lager
lag dan het geleende bedrag. De prijzen kelderden.94
De grafiek hieronder laat duidelijk zien dat
half juli 2006 de woningmarkt aanzienlijk begon te vertragen. Een jaar later konden we spreken
van een echte daling. Banken verkochten massaal activa waardoor een tweede vicieuze cirkel
ontstond die de beurzen in hun val meesleurde. Deze cirkel eindigde uiteindelijk in het
opdrogen van de interbancaire markten en stopte de kredietverstrekking aan bedrijven waardoor
de stap naar de reële economie was genomen.95
89 Deze interestpercentages zijn slechts als voorbeeld bedoeld. 90 Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St.
Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 53. 91 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam,
Balans, 2009, 23. 92 Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St.
Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 53. 93 G. VERHOFSTADT, De weg uit de crisis: Hoe Europa de wereld kan redden, Amsterdam, De Bezige Bij, 2009, 49. 94 Uitleg op http://crisisofcredit.com/ (animatiefilm). 95 G. VERHOFSTADT, De weg uit de crisis: Hoe Europa de wereld kan redden, Amsterdam, De Bezige Bij, 2009, 50.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
25
96
42. Om de gesecuritiseerde effecten aan een goede prijs te kunnen verkopen, gingen banken
langs bij een kredietbeoordelaar. Deze ratingbureaus schatten de kans in dat de koper van een
product zijn geld niet terugkrijgt. Veilige leningen krijgen zo een hoge rating, onveilige een lage
rating. Op zich leek dit systeem efficiënt en vrij veilig te zijn. Het probleem was echter dat er
een duidelijke belangenvermenging ontstond. In de praktijk gingen banken eerst naar een
ratingbureau, vroegen daar hoe ze hun product zo konden structureren opdat ze een goede rating
kregen en voerden dit uit. Banken betaalden hiervoor, dus er bestond een stimulans om hoge
ratings te geven. Als de bank geen rating kreeg, kon ze naar een concurrerend ratingbureau
gaan. De band tussen de ontwikkelaars van bijvoorbeeld CDO’s en de kredietbeoordelaars werd
zeer innig.97
De ratings hadden quasi geen informatiewaarde meer.98
Dit systeem zat grondig
fout.99
43. Tijdens de crisis oordeelden de ratingbureaus dat de door hen uitgegeven ratings te hoog
waren en begonnen ze deze te verlagen. Bovendien werd niet alleen de rating van de effecten
verlaagd, maar ook deze van banken en zelfs van landen. We kunnen hierbij wel stellen dat de
ratingverlaging vaak terecht was, maar de opeenvolging van dergelijke verlagingen was
ongezien. Bovendien was het eerder het proberen recht zetten van een voorheen
scheefgetrokken situatie. De markten reageerden zeer negatief op de constante stroom aan
ratingverlagingen en het vertrouwen verdween. Ratingverlagingen versterkten zo de
economische problemen waardoor verdere ratingverlagingen onvermijdelijk werden. De
vicieuze cirkel was opgestart, de crisis verscherpte steeds meer.
96 FEDERAL HOUSING FINANCE AGENCY, www.fhfa.gov/webfiles/23063/MonthlyHPI12512F.pdf. 97 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam,
Balans, 2009, 31. 98 K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. 99 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam,
Balans, 2009, 23.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
26
(i i ) DEREGULERING
44. Na de jaren ’30 werden gemengde banken gesplitst in enerzijds investeringsbanken en
anderzijds gewone banken. De bedoeling was investeringsbanken niet meer toe te laten om met
spaargelden risicoposities in te nemen. Deze scheiding werd in de Verenigde Staten ingevoerd
door de zogenaamde Glass-Steagall Act. In België werd deze splitsing bevestigd in het KB van
1935.100
Voortaan werd het klassiek bankieren streng gereguleerd en gecontroleerd in ruil voor
bescherming door de overheid. De investeringsbanken waren daarentegen vrij, maar kregen
geen steun van de overheid.
45. Hoewel de ratio legis achter deze wet logisch is, werd deze maatregel wereldwijd
aangevallen. Commerciële banken stuurden aan op meer winst, vooral door het gebruik van
aandelen en effecten buiten hun balans. Investeringsbanken van hun kant aasden op het stabiele
geld van spaarders. Gedurende de jaren ’90 zijn de overheden wereldwijd overgaan tot een
liberalisering van het bankwezen. De scheiding tussen commercieel bankieren en
investeringsbankieren werd stelselmatig afgebouwd. Hierdoor konden banken meer risico
nemen met het geld van de spaarders.101
De fusie in 1998 in Amerika tussen ‘City Corp’ en
‘Travelers Group’ had tot gevolg dat de Amerikaanse Glass–Steagall Act werd afgeschaft. De
financiële lobby was geslaagd in het dereguleren van de sector. Ook de Europese Unie volgde
niet veel later. De grenzen tussen investeringsbanken en commerciële banken vervaagden en er
ontstonden financiële conglomeraten.102
46. De toezichthouders hielden de teugels iets minder strak, zodat banken risicovolle strategieën
gingen uitwerken. Bovendien lieten vele toezichthouders na te anticiperen op de grote risico’s
bij de banken. Dit ondanks verschillende waarschuwingen door internationale instellingen. De
focus van de bankwereld verplaatste zich naar kortetermijnwinsten. Deze kortetermijnvisie werd
versterkt door de constante achtervolging van de goede resultaten van de concurrenten.103
De
financiële sector boomde. De balansen zwollen buitensporig aan. De sector ontspoorde en
banken faalden in het beheren en evalueren van hun risico’s. Critici menen dat de financiële
crisis mede werd veroorzaak door het opheffen van de scheiding tussen het klassiek bankieren
en het risicovollere investeringsbankieren. Mede daarom pleit men vandaag voor het opnieuw
invoeren van deze opdeling. We behandelen deze problematiek later in deze Masterproef.104
100 KB nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, BS 10 juli 1935, 4362. 101 K. SCHOORS, “De financiële aardbeving van de eeuw”, sampol 2011, afl. 10, 63. 102 K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. 103 D. MARTIN, O. SABA en F. ALOGNA, “European Responses to the Financial Crisis”, Bank. Fin. 2009, 188. 104 Zie randnummers 193 t.e.m. 195.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
27
§3. DE EUROCRISIS
47. Ook de Eurocrisis deed de reeds verzwakte banken geen goed. Uit rapporten van de Bank
for International Settlements (BIS) kunnen we afleiden dat banken uit de eurozone in 2010 voor
ongeveer 1,58 biljoen euro blootstellingen aan overheidsobligaties en kredieten uit Griekenland,
Portugal, Spanje en Ierland op hun balans hadden staan.105
Veel van deze landen kwamen in de
problemen en de banken werden verplicht de participaties te herwaarderen. Het was duidelijk
dat de Eurozone in een kritieke toestand verkeerde. Er was nood aan een herfinanciering.
Aangezien de interbancaire markten niet naar behoren functioneerden, moesten de banken
hiervoor vaak een beroep doen op de overheid. Banken begonnen zuivere cash aan te houden,
wat de opdroging van de markten nog versterkte. Anders gezegd: indien de financiële markten
functioneerden en banken vrij konden lenen zouden ze minder cash bijgehouden hebben en
meer kunnen uitlenen.106
48. Op de Eurotop van woensdag 26 oktober 2011 werd beslist dat de banken moesten
herkapitaliseren. Ze dienden tegen eind juni 2012 een kernkapitaal aan te houden van 9% Tier 1
kapitaal. Het totale bedrag zou om meer dan 100 miljard euro gaan. Bovendien moesten de
banken extra afschrijvingen doen op Griekse obligaties en kwam er een schuldherschikking. In
eerste instantie moesten de banken zelf geld proberen vinden, lukte dat niet dan konden ze hulp
zoeken bij hun overheid. Als dit nog onvoldoende bleek, was er de mogelijkheid dat ze een
beroep deden op het Europees stabilisatiefonds (EFSF).107
49. Hoewel de ECB zich eerst op afstand leek te houden, greep ze na verloop van tijd toch in.
De Centrale Bank was bereid om banken onbeperkt geld te lenen met een looptijd van 3 jaar. De
rente bedroeg hierbij 1%.108
Het bestaan van dergelijke leningen is normaal, maar de omvang en
de rentevoet waren nooit gezien. Bovendien werd de looptijd van dergelijke voorschotten
beduidend langer. Het succes hiervan bij de banken was enorm, mede omdat de
onderpandvereisten veel minder strikt werden toegepast. Zo’n 523 banken tekenden in en
vroegen samen 489,2 miljard euro op.109
Het werd de grootste monetaire operatie sinds het
ontstaan van de ECB. Barclays Capital noemde de maatregel dan ook “An offer the banks
couldn’t refuse”.110
In februari 2012 volgde, volgens hetzelfde systeem, een tweede
opportuniteit voor de banken. De banken haalden zo’n 529,5 miljard euro op bij de ECB.111
105 S. AVDJIEV, C. UPPER en K. VON KLEIST, “Highlights of international banking and financial market activity”, Bis Quarterly Review, 2010, 18.
106 P. DESAI, From financial crisis to global recovery, New York, Columbia University Press, 2011, 34-35. 107 DE STANDAARD, “Eurotop: de beslissingen op een rij”, 27 oktober 2011. 108 ECB, “ECB announces measures to support bank lending and money market activity”, 8 december 2011,
www.ecb.int/press/; Statement: www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ec/125644.pdf. 109
ECB, “Monthly Bulletin”, maart 2012, 37, www.ecb.int. 110 DE STANDAARD, “Een nieuw wapen tegen de schuldencrisis”, 22 december 2011. 111
ECB, “Monthly Bulletin”, maart 2012, 37, www.ecb.int.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
28
Bovendien maakten banken massaal gebruik van de deposit facility. Zo was op 2 maart 2012 tot
820 miljard euro aan overtollige liquiditeiten bij de ECB gestald.112
Een maand later, op 3 april
2012 was dit licht gedaald tot 772 miljard euro.113
Dit duidt op een nog steeds niet naar behoren
werkende interbancaire markt en een massa aan overtollige liquiditeiten in het bancaire systeem.
De massale kredietverlening aan banken lokte nogal wat reactie uit van verschillende nationale
banken. Onder meer de Duitse Bundesbank had kritiek op de versoepeling van de
onderpandvereisten. Banken kunnen zo krediet opnemen bij de ECB met minderwaardig
schuldpapier als onderpand, wat een gevaar inhoudt voor de ECB zelf.114
De achterliggende
gedachte van de goedkope kredietlijnen is dat de banken het quasi gratis geld gebruiken om het
te beleggen in staatsobligaties. Analisten halen hierbij drie grote voordelen aan. Door de winst
op die obligaties kunnen banken hun kapitaalbasis verstevigen. Bovendien zou door de
toegenomen vraag naar staatsobligaties de rente dalen. Tot slot kunnen banken die obligaties
dan als onderpand aanwenden voor langere kredieten bij de ECB.115
50. Om de situatie in Griekenland te verbeteren kwam er een massale schuldherschikking. Het
werd de grootste in de geschiedenis. Maar liefst 85,5 procent van de Griekse schuldeisers was
bereid vrijwillig het overgrote deel van de schulden kwijt te schelden.116
Hierdoor kon men ook
de overige schuldeisers dwingen mee de herschikking door te voeren. Deze schuldherschikking
zette het licht op groen voor een noodkrediet van 13 miljard euro dat Europa en het IMF
samenstelden.117
Deze maatregelen leken in maart 2012 hun effect bereikt te hebben. De
beurzen konden terug stijgen en de rente op staatsobligaties daalde gevoelig. Ten gronde blijft
de situatie van onder meer Griekenland, Italië en Spanje zorgwekkend. Zo werd in april 2012
duidelijk dat de ECB alles in het werk moest stellen om de Spaanse banken te ondersteunen en
een verdere uitbreiding van de crisis te vermijden.118
112 ECB, “Monthly Bulletin”, maart 2012, S 6, www.ecb.int.
113 ECB, “Monthly Bulletin”, april 2012, 27, www.ecb.int.
114 DE STANDAARD, “Mario Draghi onder vuur”, 2 maart 2012. 115 DE STANDAARD, “Een nieuw wapen tegen de schuldencrisis”, 22 december 2011. 116 DE STANDAARD, “Griekse schuldherschikking is een succes”, 10 maart 2012. 117 DE STANDAARD, “Grieks faillissement afgewend”, 9 maart 2012. 118 Spaanse banken leenden in maart 2012 zo voor 316 miljard euro bij de ECB; DE TIJD, “ECB houdt Spaanse
banken overeind”, 13 april 2012.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
29
HOOFDSTUK 2: RATIO LEGIS VAN HET BANKENTOEZICHT
Afdeling 1: DE VERSCHILLEN TUSSEN BANKEN EN ANDERE
ONDERNEMINGEN
51. In deze afdeling gaan we in op de verschillen tussen banken en andere ondernemingen. Bij
het schrijven van deze Masterproef kreeg ik immers vaak de vraag waarom net banken anders
behandeld dienen te worden dan een gewone onderneming. Ondanks een aantal duidelijke
verschillen, is het toch nuttig deze kort toe te lichten. Ook het CENTRE FOR ECONOMIC POLICY
RESEARCH stelde zich deze vraag en gaf verschillende redenen.119
Een faillissement van een bank zal vaak negatieve externaliteiten naar andere actoren in de
financiële sector en eventueel zelfs naar de gehele economie met zich meebrengen. Wanneer
een bank in de problemen komt, ziet de hele bancaire wereld zijn reputatie geschaad. In deze
sector speelt onderling vertrouwen immers een prominente rol. Bij andere ondernemingen zal de
concurrent in de regel eerder voordeel hebben bij een faillissement van een sectorgenoot.
Banken hebben nood aan een stabiele toegang tot de interbankenmarkt met het oog op
bijkomende leningen om hun werking te financieren of om overtollige liquiditeiten te
investeren. Dit impliceert dat banken hun schuldenposities vrij snel kunnen wijzigen, wat
contrasteert met de private onderneming die nood heeft aan stabiele financiering. Banken zijn
via deze interbankenmarkt zodanig onderling verbonden dat problemen zich snel doorheen de
sector verspreiden.
De bancaire activa zijn vaak ondoorzichtig en risicovol, waardoor het moeilijk is de werkelijke
kapitaalpositie van banken na te gaan. Gecombineerd met het feit dat banken middelen op korte
termijn transformeren naar een lange termijn bestaat er een reële kans op een acuut
liquiditeitstekort. Wanneer er een dergelijk liquiditeitsprobleem is bij de bank, zal ze financiële
activa moeten verkopen. Andere ondernemingen hebben hier minder mogelijkheden toe, omdat
ze vaak weinig van deze activa op hun balans hebben. Bovendien is de schuldgraad van banken
veel hoger dan deze van andere ondernemingen en zijn ze actief op markten met betrekking
tot risico overdrachten. Ze beleggen in CDO’s, gebruiken Credit Default Swaps, richten
special purpose vehicles op en dergelijke meer. Andere ondernemingen zijn op dit vlak veel
minder actief (met uitzondering van eventueel hedgen).
119 T. BECK, D. COYLE, M. DEWATRIPONT, X. FREIXAS en P. SEABRIGHT, “Bailing out the Banks: Reconciling Stability and Competition: An analysis of state-supported schemes for financial institutions”, Centre for Economic Policy
Research, 2010, 14.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
30
Afdeling 2: DE FUNCTIE VAN BANKEN
52. De kernactiviteit van banken bestaat uit het aantrekken van girale tegoeden (deposito's) en
het verlenen van kredieten. We kunnen zo drie essentiële functies van banken in het economisch
systeem onderscheiden.120
- Banken vormen de belangrijkste intermediair tussen enerzijds de huishoudingen met een
spaartekort (vaak bedrijven) en anderzijds huishoudingen met spaaroverschotten (vaak
gezinnen). Daarnaast geven banken allerlei vormen van financiële dienstverlening zoals
begeleiding van aandelenemissies, vermogensbeheer, effectenhandel…
- Banken brengen geld in de omloop. Via de banken komen meer korte middelen in handen
van het publiek.
- Banken spelen een belangrijke rol in het betalingsverkeer.
53. Hoewel banken gericht zijn op winst en bankiers in principe vrij zijn in hun dagelijkse
beslissingen, zijn de banken en hun werking toch van algemeen belang. Ze vervullen duidelijk
een aantal essentiële functies ter ondersteuning van de reële economie.121
Dit principe komt
onder meer tot uitdrukking bij het bekijken van de hoeveelheid wetgeving die van toepassing is
op banken. Het hele financiële toezicht is gegroeid uit een constante reactie op financiële
crisissen en andere historische gebeurtenissen. Het is een samenraapsel van vele principes, vele
doelstellingen, veel ervaringen.
Afdeling 3: HET BANKENTOEZICHT
§1. RA TIO LEGIS
54. Zeer veel economische sectoren worden met één of andere vorm van toezicht
geconfronteerd. We kunnen daarbij stellen dat het overheidsingrijpen in private verhoudingen
doorgaans een correctie op het marktfalen is. Indien de markt vraag en aanbod perfect op elkaar
afstemt is er in beginsel geen enkele reden tot enig overheidsingrijpen. Men merkt in de
literatuur wel op dat marktfalen een noodzakelijke voorwaarde is voor overheidsingrijpen, maar
geen voldoende voorwaarde. Ook andere factoren spelen vaak een rol.122
Het financiewezen
wordt gekarakteriseerd door een buitengewoon intensieve overheidsinmenging. We bekijken in
onderstaand overzicht kort de ratio legis van dit toezicht.
120 A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 9. 121 F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle
markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 963. 122 M.P BOOTS en D. SCHOENMAKER, “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in: D. BUSCH, D.R.
DOORENBOS, N. LEMMERS, R.H. MAATMAN, M.P. NIEUWE WEME en W.A.K. RANK (eds), Onderneming en
Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 9.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
31
De voornaamste reden is het belang van de financiële sector voor de gehele markteconomie.
De activiteiten van de financiële sector zijn van cruciaal belang als ondersteuning van elke
economische activiteit. Om goed te functioneren dienen deze instellingen te opereren in een
omgeving van vertrouwen. Dit vertrouwen is zeer kwetsbaar en wordt daarom ondersteund door
overheidstoezicht.123
De meest voor de hand liggende reden voor de regulering van de banken is de bescherming van
de depositohouders. De verschillende depositohouders die hun geld ter beschikking stellen
eisen hierbij bescherming voor de door hen uitgeleende gelden. Toezicht ter beperking van deze
risico’s wordt doorgaans volledig gerechtvaardigd geacht, mede door het grote verschil in
kennis tussen de ondernemingen en de depositohouders (informatieasymmetrie).124
Onder meer
omwille van de complexiteit van de betrokken instellingen zijn klanten vaak zelf niet in staat de
soliditeit van de onderneming te beoordelen. Om de efficiëntie ten goede te komen wordt de
beoordeling van de soliditeit van de financiële onderneming aan één of meerdere instellingen
toevertrouwd (de toezichthouders). Ook het depositogarantiestelsel kadert in het systeem van
bescherming. Indien dit niet zou bestaan zou er bij de minste twijfel een zogenaamde bank run
kunnen ontstaan waarbij massaal geld wordt weggehaald bij de banken. Het
depositogarantiestelsel verhelpt hieraan door een bedrag veilig te stellen.125
Nadeel van het
systeem is wel dat het kan aanzetten tot moral hazard en de banken zou aanzetten tot
risicogedrag.126
Daarnaast is er een oprechte bezorgdheid over de monetaire en financiële stabiliteit. Banken
spelen een uitermate belangrijke rol in de soepele werking van de gehele economie waardoor ze
kunnen gezien worden als instellingen van algemeen belang.127
Het regulerend systeem dient te
voorzien in een stabiel kader voor betalingen. Een optimaal ontwikkelde regelgeving heeft als
doel schommelingen in de activiteiten van een enkele bank te nivelleren, zodat dit geen effect
heeft op de monetaire en financiële stabiliteit. Een faillissement van een financiële instelling
heeft ook voor partijen die niet rechtstreeks bij de onderneming betrokken zijn verregaande
gevolgen (indirect risico) en vormt een bedreiging voor deze stabiliteit. Dit heet systeemrisico.
Het hele financiële stelsel komt in gevaar, wat ook gevolgen heeft voor de reële economie.128
123 F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle
markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 962. 124 M.P BOOTS en D. SCHOENMAKER, “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in: D. BUSCH et al.
(eds.), Onderneming en Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 10. 125 Deze waarborg bedraagt 100 000 euro. Voor effecten geldt een maximale vergoeding van 20 000 euro. 126 C.M REINHART en K. S. ROGOFF, This time is different, New Jersey, Princeton University Press, 2009, 145. 127 F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle
markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 963. 128 M.P BOOTS en D. SCHOENMAKER, “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in: D. BUSCH, et al.
(eds.), Onderneming en Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 11.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
32
Een ander doel is de consumentenbescherming in de relatie met de bank. Hoewel de
consument bij voorgaande doelstellingen reeds een grote bescherming lijkt te krijgen, zijn er
nog talrijke andere scenario’s waarvoor een bijkomende bescherming noodzakelijk is. Het is
voor de consument immers vaak moeilijk een beeld te vormen van de diverse financiële
producten en hun onderliggende risico’s. Deze regelgeving omvat bijvoorbeeld een verregaande
informatieplicht die wordt opgelegd aan de bank omtrent financiële producten. Hierdoor kan de
consument eenvoudig de aanbiedingen onderling vergelijken.129
Bovendien verstrijkt er vaak
een aanzienlijke tijd tussen het moment van de prestaties, de beoordeling van de onderneming
en het rendement van een product. Dit zien we bijvoorbeeld sterk bij levensverzekeringen: u
contracteert met een solide maatschappij, maar dat wil nog niet zeggen dat deze ook solide zal
zijn wanneer er uitbetaling moet komen.130
Ook hier lijkt een vorm van financieel toezicht
gepast.
Men moet voorkomen dat er belangenvermengingen ontstaan doordat banken zich op te
verschillende activiteiten gaan toespitsen. Een bank kan zich bijvoorbeeld engageren op het vlak
van verzekeringen, effecten en de huizenmarkt. Problematisch hierbij is dat banken zo in de ene
sector bepaalde maatregelen kunnen nemen om een andere tak te bevoordelen. Het blijkt
moeilijk voor een bank om een strikte scheiding tussen die sectoren te hanteren. Daarnaast
zullen banken meer mogelijkheden hebben om risicoposities in te nemen wanneer ze een gericht
zijn op een grotere portefeuille aan activiteiten.131
Bovendien dient het financieel toezicht ook een bescherming in te houden tegen misbruik van
machtsposities en mededingingsbeperkende afspraken. Banken kunnen door het uitoefenen
van verschillende activiteiten zo groot worden dat ze nog moeilijk te controleren worden.
Banken worden ‘too big to fail’ en zelfs ‘too big to discipline’. Op deze manier ontstaat een
risico op machtsmisbruik en een te beperkte concurrentie.132
129 K. SPONG, “Banking regulation: its purposes, implementation and affects”, Federal Reserve Bank of Kansas City, 2000, 7, www.kansascityfed.org/publicat/bankingregulation/RegsBook2000.pdf.
130 M.P BOOTS en D. SCHOENMAKER, “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in: D. BUSCH, et al. (eds.), Onderneming en Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 11.
131 J.R. BARTH, G. CAPRIO en R. LEVINE, “Bank Regulation and Supervision: What Works Best?”, Bank for International Settlements, 2002, 6, www.bis.org/bcbs/events/b2ealev.pdf.
132 Ibid.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
33
§2. SOORTEN TOEZICHT
55. Om een goede omschrijving van het begrip toezicht te verstrekken, dienen we bovendien
een opdeling te maken in de soorten toezicht. Er bestaan ruw gezien drie grote groepen van
toezicht: het prudentieel toezicht, het gedragstoezicht en de bescherming van de consument
tegen machtsposities en mededingingsbeperkende afspraken.
A. TOEZICHT OP DE SOLIDI TEIT (PRUDENTIEEL TOEZICHT)
56. Deze vorm van toezicht is vooral gericht op de bescherming van de depositohouders. Het
spreekt voor zich dat de intermediaire functie die de bank uitoefent niet vrij is van risico’s. Het
bestaan van onzekerheden is inherent aan het bankwezen. Opbrengsten van financiële
transacties zijn vaak moeilijk te voorspellen, terwijl het bovendien lang niet altijd zeker is dat de
klanten hun kredieten kunnen terugbetalen. Vaak zal men de risico’s proberen kwantificeren,
doch dit is niet meer dan een voorzichtige benadering van onzekerheid. Om een goed inzicht te
krijgen in de risico’s waaraan een bank onderhevig is, bespreken we hieronder kort enkele
risico’s. We merken wel op dat de risico’s vaak afhankelijk zijn van het type bank dat men wil
analyseren. Sommige risico’s zijn namelijk zeer sterk verbonden aan een bepaald type banken,
terwijl ze zich bij een ander type in mindere mate zullen manifesteren.133
Kredietrisico
Het kredietrisico was vrijwel steeds het belangrijkste risico. We kunnen dit risico omschrijven
als het risico dat verliezen ontstaan doordat een tegenpartij haar verplichtingen niet nakomt. Dit
kan bijvoorbeeld als gevolg van een faillissement of een wanprestatie zijn. Voor de inschatting
van dit risico gebruiken banken verschillende parameters (o.a. de kwaliteit van het management
en de aard van de activiteit…). We merken bovendien op dat, naarmate de looptijd van de
vordering langer is, de kans vergroot dat de kredietwaardigheid van de tegenpartij zal
verslechten. De kredietwaardigheid is immers ook afhankelijk van mogelijke schommelingen in
de conjunctuur.134
Landenrisico
Tot voor kort besteedde men weinig aandacht aan dit type risico. Het gaat hierbij over de kans
dat de overheid vanwege liquiditeitsproblemen haar verplichtingen niet kan nakomen, dan wel
beperkingen stelt op de transfers van middelen naar het buitenland. Deze kans achtte men quasi
onbestaande maar wordt tegenwoordig nauwlettend in het oog gehouden.135
133 B. VAN AMERONGEN, E. LINDEIJER en J.R. PRUNTEL, Derivaten: markten en beleid, Amsterdam, Serie Bank- en Effectenbedrijf, 1997, 89-93; A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 13 – 18.
134 A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 13. 135 Ibid.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
34
Marktrisico
Het marktrisico omvat het risico op onverwachte bewegingen in de marktprijzen. Dit kan onder
meer een plotse daling van de koers van een effect zijn, een stijging van de koers van een munt
waarin men verplichtingen is aangegaan ed. Men maakt hierbij nog een onderscheid tussen
algemene marktrisico’s en specifieke marktrisico’s. Het eerste risico volgt de marktbewegingen
in het algemeen, het tweede risico bekijkt veranderingen bij een specifieke emittent.136
Het
spreekt voor zich dat door de toegenomen beleggingen in derivaten het marktrisico veel sterker
in de gaten wordt gehouden.137
Dit omdat er door derivaten met een zeer kleine inleg een zeer
omvangrijke positie kan ingenomen worden (hefboomeffect).138
Renterisico
Het renterisico omvat het risico op verliezen die de bank kan lijden door veranderingen in de
rentevoeten. Vaak ziet men dit risico als een soort marktrisico. Banken financieren hun lange
kredieten in principe met kortlopende deposito’s. Het verschil tussen de rente die de bank moet
betalen op kortlopende deposito’s en de rente die de bank ontvangt via langlopende kredieten
vormt dan de winst. Er is echter een gevaar dat de situatie nadelig uitdraait voor de bank. De
rente op kortlopende deposito’s wordt dan hoger dan die op langlopende kredieten.139
Liquiditeitsrisico
Dit is een risico waaraan de laatste jaren veel belang gehecht wordt. Het betreft voornamelijk
het risico dat een instelling niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen omdat ze over
onvoldoende kasgeld (of snel omzetbare vorderingen) beschikt. De oorzaak ligt in een
scheefgetrokken balans met veel illiquide activa en aan de passiefzijde veel direct opeisbare
tegoeden. Dit risico manifesteert zich het duidelijkst bij een zogenaamde bank run. Cliënten
gaan hierbij op grote schaal hun tegoeden opeisen, zodat de banken in ernstige
liquiditeitsproblemen komen en ze gedwongen worden om illiquide activa tegen dumping
prijzen te verkopen.140
Andere risico’s
Voorts is er nog het operationeel, juridisch en reputatierisico. Deze zijn echter niet heel
kenmerkend voor de financiële sector en worden hier dan ook niet uitgebreid besproken.
136 A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 14. 137 Ibid., 13. 138 Ibid., 17. 139 Ibid., 14. 140 Ibid., 15.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
35
Risicotransfers
57. Uit de voorgaande uiteenzetting omtrent effectisering blijkt dat een van de oorzaken van de
crisis de risicotransfers zijn.141
Men verkocht op grote schaal risico’s aan andere partijen,
waarvan men verwachtte dat deze die risico’s beter zouden kunnen dragen. Leningen werden
een louter juridische en financiële zaak. Deze risicotransfers hebben volgens econoom GEERT
NOELS op vier verschillende manieren plaatsgevonden:142
1. Van banken naar verzekeraars (en andere financiële instellingen). Banken haalden
kredieten van hun balans en verkochten deze door aan andere instellingen die ze
konden onderbrengen in allerlei beleggingen.
2. Van de VS naar de rest van de wereld. De VS, als land met een spaartekort, trok
massaal spaaroverschotten uit andere landen aan. Hierdoor financierden de landen
met een spaaroverschot de kredieten in de VS.
3. Van korte naar lange termijn.
4. Van gereguleerde naar niet-gereguleerde sectoren. In deze niet-gereguleerde
sectoren spelen vooral het schaduwbankieren en de hefboomfondsen een
belangrijke rol.
De crisis lijkt aangetoond te hebben dat deze transfers niet steeds zonder gevolgen blijven. Het
risico vermindert immers niet en zal niet verdwijnen.
B. GEDRAGSTOEZICHT
58. De noodzaak van gedragstoezicht vloeit voort uit de informatieasymmetrie tussen de
afnemer en de aanbieder van financiële producten of diensten. Het gedragstoezicht richt zich
hierbij voornamelijk op het zorgvuldig marktgedrag van de ondernemingen ten aanzien van de
consument. Daarnaast richt het zich ook op marktgedrag van ondernemingen tegenover elkaar
en streeft dit toezicht zo naar heldere en transparante marktprocessen.143
C. BESCHERMING CONSUMENT TEGEN MACHTSPOSITIES EN
MEDEDINGINGSBEPERKENDE AFSPRAKEN
59. Deze bescherming komt vooral tot uiting in het mededingingstoezicht. Grondslagen hiervan
vinden we in het Europese mededingingsrecht en de overeenkomstige nationale bepalingen. Dit
aspect valt buiten het bestek van deze Masterproef.
141 Zie randnummer 39 t.e.m. 41. 142 G. NOELS, Econoshock, Antwerpen, Houtekiet, 2008, 225. 143 M.P BOOTS en D. SCHOENMAKER, “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in: D. BUSCH et al.
(eds), Onderneming en Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 16.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
36
§3. EVOLU TIE
60. De crisis toont duidelijk aan dat het systeem gefaald heeft. Alle betrokkenen zoeken intussen
naar nieuwe oplossingen om dergelijke incidenten in de toekomst te vermijden. Dit fenomeen
zien we na elke crisis, maar vaak zijn de concrete veranderingen achteraf bekeken minimaal.
Men blijft impliciet het bestaande toezichtkader verdedigen. De voorgestelde remedies worden
telkenmale zodanig afgezwakt dat er slechts een residu van het oorspronkelijke voornemen
overblijft. De invloed van de financiële lobby in de politieke wereld lijkt niet te onderschatten.
Er bestaat een terughoudendheid om de fundamenten van de financiële architectuur in vraag te
stellen. Het regelgevend kader blijft zo in wezen gehecht aan oude verhalen, oude concepten.144
Nadat we de Belgische banksector nader bekeken hebben geef ik een overzicht van maatregelen
die ondertussen doorgevoerd zijn of die misschien in de toekomst zullen ingevoerd worden.
Sommigen zullen effectief gerealiseerd worden, anderen zullen opnieuw van de
onderhandelingstafel verdwijnen. Bij een volgende crisis zullen dezelfde voorstellen
waarschijnlijk opnieuw verschijnen en zal men verdere stappen in het hervormingsproces zetten.
144 F. VAN DEN SPIEGEL, “Waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle
markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 961.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
37
HOOFDSTUK 3: DE ONDERGANG VAN DE BELGISCHE
BANKSECTOR
61. Bij het schrijven van deze Masterproef vroeg mijn promotor of de tussentitel ‘de ondergang
van de Belgische banksector’ niet ietwat overdreven was. Toch ben ik van oordeel dat de
Belgische banksector zwaar te lijden heeft gehad onder de crisis. Zeker wanneer men de
vergelijking maakt met de ons omringende landen kunnen we niet om dit feit heen. Bekijken we
de grafieken van de Nationale Bank zien we de laatste jaren een duidelijke neerwaartse spiraal.
Zo is er een opvallend sterkere daling van de aandelenkoersen ten opzichte van het Europese
gemiddelde. Daarnaast zien we veel hogere premies op credit default swaps, een indicator dat
het vertrouwen in de Belgische financiële sector op een dieptepunt zit.
145
62. Toen ik in 2010 begon met het opzoeken van informatie leek de financiële sector in België
in een iets rustiger vaarwater terechtgekomen te zijn. In 2010 was de nettowinst van de
Belgische banksector immers opnieuw gestegen tot 5,56 miljard euro, wat in schril contrast
stond met de 1,2 miljard euro verlies in 2009 en het verlies van 2008 (21,2 miljard euro).146
Deze hernieuwde winstgevendheid werd vergezeld door nieuwe, hogere solvabiliteitsratio’s. De
Belgische banken begonnen zich opnieuw te concentreren op de binnenlandse markt en een
beperkt aantal buitenlandse kernactiviteiten. De activa van de banken werden grondig herschikt
en er kwam een algemene balansverkleining. Waar de activa eind september 2007 nog 1700
miljard euro bedroegen, was dit eind september 2011 nog slechts 1185 miljard euro.147
145 NBB, Jaarverslag 2011, 19, www.nbb.be. 146 NBB, Jaarverslag 2011, 30, www.nbb.be. 147 NBB, Jaarverslag 2011, 27, www.nbb.be.
Marktindicatoren voor Belgische en Europese Financiële instellingen
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
38
148
63. Begin 2011 barstte de crisis weer in volle hevigheid los. De NBB stelt dat 2011 gekenmerkt
werd door een gevoelige daling van de rentabiliteit van de Belgische banksector. De oorzaken
zijn divers, maar de belangrijkste zijn ongetwijfeld de soevereine schuldencrisis en de
verslechterende economische omgeving.149
Dit nam zodanige proporties aan dat in de herfst van
2011 een andere bank bijna ten onder ging: Dexia.
64. Gedurende de eerste maanden van 2012 bleek, uit een rapport van Ernst & Young150
, dat
Belgische bankiers zich nog steeds vrij pessimistisch tonen ten opzichte van hun Europese
collega’s. Het ging met name over de kredietverlening aan ondernemingen. Volgens de bankiers
ondervinden vooral de bouw, het bedrijfsvastgoed en de dienstensector een restrictiever beleid.
De Belgische banken koesteren in 2012 dan ook geen ambitieuze plannen. Zo zal de
tewerkstelling slechts in zeer bescheiden mate toenemen.151
Hieruit blijkt dat de crisis nog lang
niet voorbij is, en dat het herstel nog jaren zal aanslepen.
65. We bespreken in wat volgt bondig de historiek van de drie voormalige Belgische
grootbanken: Fortis, Dexia en KBC.
148 NBB, Jaarverslag 2011, 26, www.nbb.be. 149 NBB, Jaarverslag 2011, 18, www.nbb.be. 150 ERNST & YOUNG, “Belgische banken stellen minder leningen in het vooruitzicht”, 21 maart 2012, persbericht,
www.ey.com/BE/en/Newsroom/News-releases/Belgische-banken. 151 DE TIJD, “Belgische banken op de rem voor leningen”, 21 maart 2012.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
39
§1. FOR TIS
66. Fortis was over de jaren heen uitgegroeid tot een typisch internationale bankengroep. Toch
kunnen we op geen enkel moment spreken over een gestroomlijnd geheel. Zo telde Fortis in
1997 reeds meer dan honderd ondernemingen.152
We beginnen het verhaal van de ondergang
van Fortis tien jaar later, toen de overname van ABN Amro beraamd werd.
67. Nadat er reeds eerder verschillende geruchten waren over een mogelijke overname van ABN
Amro, bevestigde Fortis deze geruchten op 13 april 2007.153
De Belgisch-Nederlandse bank-
verzekeraar, de Royal Bank of Scotland en de Spaanse bank Santander beraamden een
overname van het Nederlandse ABN Amro.154
Het waren de gloriedagen van Fortis. Op 6
augustus 2007 stemden de aandeelhouders met overgrote meerderheid (93,48% in Brussel) in
met een kapitaalverhoging van ruim 13,2 miljard euro om de overname te financieren.155
Een
glorieuze fusie lag binnen handbereik.156
Toch was op dat moment de Amerikaanse subprime-
crisis volop bezig. De woningmarkt stortte in elkaar waardoor ook de prijzen van afgeleide
producten, waaronder CDO’s, daalden. Ondanks deze ontluikende crisis in Amerika besliste
Fortis om de overname te laten doorgaan, mede omdat het gedeelte dat Fortis zou krijgen
praktisch geen CDO’s of toxische producten bevatte.157
Niet veel later gaven de Nederlandse
autoriteit, alsook de Europese Commissie (weliswaar met enkele opmerkingen), hun
goedkeuring voor de overname.158
De goedkeuring van de CBFA was in dit geval niet
noodzakelijk.159
Naderhand bleek dat onder meer de Nederlandse centrale bank grote twijfels bij
de geplande overname.160
68. Fortis verwierf zo naar schatting zestig procent van de Nederlandse activiteiten van ABN
Amro, en dit bovenop de wereldwijde divisies vermogensbeheer en private banking. De omvang
van de bankgroep was indrukwekkend. Het betrof een toonaangevende Europese bank-
verzekeringsgroep met een balanstotaal van 871 miljard euro en een nettowinst van 4,0 miljard
euro.161
Fortis werd hierdoor de derde private bank in Europa.162
Toch stelde men ook toen reeds
152 T. DEBELS, De ondergang van Fortis, Antwerpen, Houtekiet, 2009, 10. 153 FORTIS, “Gezamenlijk bericht Fortis, Royal Bank of Scotland en Santander”, 13 april 2007, persbericht. 154 De overnameprijs bedroeg (samen) maar liefst 71,1 miljard euro. Fortis betaalde voor haar deel 24 miljard euro. 155 FORTIS, “Meerderheid van de aandeelhouders van Fortis vóór bod op ABN AMRO en kapitaaluitbreiding”, 6
augustus 2007, persbericht; FORTIS, “Aankondiging”, 21 september 2007, persbericht. 156 DE STANDAARD, “Fortis dichter bij ABN Amro”, 7 augustus 2007. 157
FORTIS, Jaaroverzicht 2007, 24; K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. 158 Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van FORTIS
SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 25; FORTIS, “Fortis verheugd over goedkeuring van de Europese commissie”, 3 oktober 2007, www.ageas.com.
159 Gezien de overname juridisch door Fortis Bank Nederland gebeurde (verwering van een deelneming). 160 DE STANDAARD, “Nederlandse toezichthouder waarschuwde Fortis voor overname ABN Amro”, 25 november
2011. 161 FORTIS, Jaaroverzicht 2007, 16-17, www.ageas.com. 162 Ibid., 1.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
40
de vraag hoe snel Fortis die investering zou terugverdienen.163
Dit kwam tot uitdrukking via de
verlaging van de rating van Fortis door verschillende ratingbureaus.
69. Nog geen jaar na de kapitaalverhoging was de euforie al heel wat gedaald. De meeste
aandeelhouders hadden zwaar moeten investeren, terwijl de winst en de beurskoersen bleven
zakken. Deze daling maakte het voor Fortis moeilijker om bepaalde operaties die werden
opgestart bij de overname van ABN Amro te realiseren. Zo moest Fortis na de overname van
ABN Amro bepaalde activa afstoten aan een ‘internationale bank’. De reden hiervoor was het
garanderen van voldoende concurrentie op de Nederlandse bankenmarkt.164
Deze verkoop van
onderdelen van ABN Amro viel zwaar tegen. De enige redelijke kandidaat was Deutsche Bank
en die stelde ‘belachelijk hoge eisen’.165
Uiteindelijk verkocht Fortis de delen toch aan Deutsche
Bank voor een bedrag van 709 miljoen euro.166
Hierdoor leed Fortis een zwaar verlies (1,1
miljard euro167
), maar de druk van Europa en de verliezen door het nog niet kunnen integreren
van ABN Amro liepen te hoog op.168
Het liquiditeitsprobleem van Fortis nam hallucinant grote
proporties aan. Om de twijfel weg te nemen voerde Fortis in juni 2008 een bijkomende
kapitaalverhoging uit, maar het vertrouwen bleef uit. In een poging het negatieve klimaat te
keren bevestigde Fortis verschillende keren uitdrukkelijk de grote synergetische voordelen van
de fusie.169
70. Bij het bestuderen van de persberichten zien we de eerste reacties op de markspeculatie
opduiken in mei 2008. Fortis probeerde vanaf dan voortdurend de geruchten en speculatie af te
remmen, maar dat kon weinig baten. Het valt op dat Fortis pas echt ongerust begon te worden in
juni 2008. Op dat moment probeerde de groep zijn solvabiliteit te versterken en betaalde geen
interim-dividend uit. Als gevolg van deze aankondigingen stortte de koers van het aandeel naar
beneden. De waarde van de Fortis Groep werd zo lager dan de prijs die ze voor de overname
van ABN Amro betaalden.170
Vanaf dan volgen de persberichten zich snel op. De ongerustheid
over de situatie van de groep steeg. Zo luidde het persbericht van 16 september 2008 kort maar
krachtig: “Fortis meldt dat de speculatie over de aandelenkoers wordt aangewakkerd door e-
mails met geruchten over een op handen zijnde claimemissie. Fortis ontkent deze geruchten met
klem.”171
We merken hierbij duidelijk nervositeit in de manier van communiceren. Een bericht
163 DE STANDAARD, “Combinatie Fortis/ABN Amro wordt Europees zwaargewicht”, 9 oktober 2007. 164 DE STANDAARD, “Fortis heeft moeite met verkoop ABN Amro-onderdelen”, 15 juni 2008. 165 DE STANDAARD, “Fortis verkoopt delen ABN Amro aan Deutsche Bank”, 2 juli 2008. 166 FORTIS, “Fortis, ABN Amro en Deutsche bank komen verkoop overeen van onderdelen van ABN AMRO’s BU
Nederland”, 2 juli 2008, persbericht, www.ageas.com. 167 FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 5, www.ageas.com. 168 S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 104. 169 Fortis verwachtte in 2010 reeds synergetische kostenbesparingen van 1,3 miljard euro.; FORTIS, “Fortis meldt
goede vooruitgang bij integratie van ABN Amro”, 22 mei 2008. persbericht, www.ageas.com. 170 DE STANDAARD, “Fortis minder waard dan overgenomen stuk ABN Amro”, 26 juni 2008. 171 FORTIS, “Verklaring Fortis over marktspeculatie”, 16 september 2008, persbericht, www.ageas.com.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
41
van 25 september 2008 meldt nog korter: “Fortis ontkent ten stelligste de actuele geruchten in
de markt en bevestigt vroegere verklaringen.”172
Daarenboven kwamen er verschillende
opeenvolgende waardeverminderingen op de portefeuille gestructureerde kredieten en was er
een algemene verslechtering van de liquiditeit op de interbankenmarkt (vooral na de val van
Lehman Brothers op 15 september 2008). Fortis kwam in de problemen. Het werd erg moeilijk
nog financiële instrumenten te plaatsen en ook de neerwaartse herzieningen van financiële vaste
activa zorgden voor ongerustheid.173
Het bedrijf slikte in de eerste negen maanden van 2008 een
verlies van maar liefst 14,1 miljard euro.174
71. De structuur kwam onder druk. De geruchten over een nieuwe kapitaalverhoging deden de
bank geen deugd.175
Ook het gegeven dat het Britse Royal Bank of Scotland, een partner bij de
overname van ABN Amro, zwaar in de problemen kwam eind september verhoogde de
zenuwachtigheid.176
Er startte een run on the bank en Fortis kreeg geen toegang meer tot de
interbancaire markt (waar het in normale tijden per dag tot 20 miljard euro ophaalde).177
De
situatie leek onhoudbaar en de toestand van Fortis Bank werd extreem kwetsbaar. De bank deed
voor het eerst een beroep op de Nationale Bank en kreeg een noodlening van 5,4 miljard euro.178
72. In het weekend van 27 & 28 september 2008 beslisten de Benelux-landen 11,2 miljard euro
in de bankpoot van Fortis te pompen. Fortis Bank voerde een kapitaalverhoging uit voor een
bedrag van 4,7 miljard euro, waarop de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij
(FPIM) inschreef. Hierdoor verwierf de Belgische Regering 49% van de aandelen in Fortis
Bank.179
Hetzelfde scenario werd uitgeschreven voor de Nederlandse (4,0 miljard euro) en
Luxemburgse (2,5 miljard euro) tak voor respectievelijk de Nederlandse en Luxemburgse
Regering.180
Daarnaast accepteerde de NBB om met Fortis Bank een Emergency Liquidity
Agreement (ELA) af te sluiten met als doel de liquiditeit van de bankactiviteiten te
verzekeren.181
Een alternatief scenario van een verkoop van Fortis Holding aan ING of BNP
Paribas aan een prijs tussen 1 en 2 euro per aandeel werd aan de kant geschoven.182
172 FORTIS, “Verklaring Fortis over marktspeculatie”, 25 september 2008, persbericht, www.ageas.com. 173 Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van Fortis SA/NV
te Brussel, 26 januari 2009, 26. 174 FORTIS, “Financiële update”, 22 januari 2009, persbericht, www.ageas.com. 175
S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 132. 176 Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St.
Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 71. 177 Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van FORTIS
SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 31. 178 Ibid. 179 Via de Federale Participatie- en investeringsmaatschappij (FPIM). 180 FORTIS, “Belgische, Luxemburgse en Nederlandse overheid investeren EUR 11,2 miljard in Fortis”, 29 september
2008, persbericht, www.ageas.com; FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 6. 181 Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van Fortis SA/NV
te Brussel, 26 januari 2009, 40. 182 Ibid., 38.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
42
73. Hoewel de sfeer over het akkoord in eerste instantie positief was, keerde het optimisme snel.
Het aandeel kelderde en zakte tot 3,97 euro op maandag 29 september.183
Een nieuwe run on the
bank ontstond. Er werd op een week tijd 24,1 miljard euro opgevraagd.184
Fortis kwam zwaar in
de moeilijkheden. De bank maakte voor 11,4 miljard euro gebruik van de Marginal Lending
Facility (van de ECB). Dit zijn zeer uitzonderlijke geldvoorschotten die, tegen penaliserende
voorwaarden, van dag tot dag toegekend worden. Daarnaast maakte de bank voor 54 miljard
euro van de ELA gebruik.185
De overige 7 miljard euro werd bij de Nederlandse centrale bank
gezocht.186
Er kwamen nieuwe onderhandelingen over de situatie van Fortis. Op 3 oktober bleek er een
tekort van maar liefst 120 miljard euro te zijn.187
Dit tekort werd voorlopig opgevangen door de
noodleningen bij de centrale banken en leningen bij de ECB.188
De overheden besloten Fortis op
te splitsen, er kwam een nieuwe deal. Zo kocht de Belgische Staat de aandelen van Fortis Bank
(4,7 miljard euro)189
, waardoor ze eigenaar werd van de bank. Gelijktijdig werd een
overeenkomst gesloten tussen de Belgische Staat, de holdings van de Fortis Groep, Fortis Bank
en BNP Paribas over de overdracht van 75% van het kapitaal van Fortis Bank en 100% van
Fortis Insurance Belgium aan BNP Paribas.190
De drie partijen zouden ook aandeelhouder
worden van een zogenaamde ‘bad bank’, een vehikel waar een deel van de probleemportefeuille
met gestructureerde kredieten zou worden ondergebracht. De Nederlandse overheid kocht ABN
Amro en de bank- en verzekeringsactiviteit van Fortis Nederland voor 16,8 miljard euro.191
74. De aandeelhouders van Fortis Groep waren niet tevreden met deze regeling en spanden een
procedure aan die uiteindelijk voor het Hof van Beroep te Brussel, zetelend in kort geding, werd
gebracht. Dit Hof hervormde de eerdere beschikkingen van de voorzitter van de rechtbank van
koophandel te Brussel en beval de opschorting van de beslissingen die de raad van bestuur van
Fortis Holding had genomen.192
De genomen beslissingen dienden volgens het Hof ter
goedkeuring aan de aandeelhouders worden voorgelegd. In datzelfde arrest kreeg de Federale
Participatie en Investeringsmaatschappij het verbod opgelegd, gekoppeld aan een dwangsom,
183 S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 189; FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 6.
184 Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van Fortis SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 49.
185 Ibid, 50. 186 Ibid. 187 K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. 188 Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van Fortis SA/NV
te Brussel, 26 januari 2009, 50. 189
FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 7. 190
S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 161. 191
S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 210.; FORTIS, “Fortis bevestigt verkoop bancaire en Belgische verzekeringsactiviteiten”, 6 oktober 2008, persbericht, www.ageas.com; FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 6.
192 Brussel, 12 december 2008, F-20081212-1, www.juridat.be.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
43
om afstand te doen van haar deelneming in Fortis Bank ten gunste van een derde. Tijdens die
blokkeringperiode, die tot 16 februari 2009 liep, diende BNP Paribas haar interbancaire relatie
met Fortis Bank ongewijzigd te handhaven overeenkomstig de marktvoorwaarden en met
naleving van de normale concurrentievoorwaarden.193
Later vernietigde het Hof van Cassatie dit
arrest en verwees het de zaak door naar het Hof van Beroep te Luik. Dit was slechts een formele
doorverwijzing gezien Fortis intussen verkocht was, met goedkeuring van de aandeelhouders.194
Op de algemene vergadering die op 11 februari 2009 volgde, weigerden de aandeelhouders met
een zeer kleine meerderheid voornoemde beslissingen goed te keuren.195
De overeenkomst met
BNP Paribas werd gewijzigd en op 7 maart 2009 geformaliseerd, onder de opschortende
voorwaarde van de goedkeuring door de aandeelhouders van de Fortis Groep.196
Deze
goedkeuring kwam er op 28 april in België en op 29 april in Nederland. BNP Paribas is
sindsdien de meerderheidsaandeelhouder (75%) van Fortis Bank.197
BNP Paribas besloot
bovendien de naam van Fortis te wijzigen in BNP Paribas Fortis. Het restant, Fortis Holding
(waarvan de naam in april 2010 gewijzigd werd in “Ageas”) is een verzekeringsholding met als
belangrijkste deelneming 75% in de Belgische verzekeringsonderneming AG Insurance (het
vroegere Fortis Inurance). De overige 25% van AG Insurance is in het bezit van BNP Paribas
via Fortis Bank. De verzekeringsonderneming en de bank hebben een distributieovereenkomst
gesloten voor de verdeling van de verzekeringsproducten via het netwerk van Fortis Bank.198
75. Zoals gezegd zijn bij de overname van Fortis bank de meeste problematisch gestructureerde
kredieten uit de balans van de bank gehaald en in een zogenaamde bad bank gebracht.199
Royal
Park Investments (RPI) werd opgericht met als aandeelhouders Ageas NV/SA (44,70%), de
Belgische Staat via de FPIM (43,53%) en BNP Paribas (11,77%).200
De overheid staat ten
belope van 9,215 miljard euro borg.201
RPI maakte in 2010 een nettowinst van 235 miljoen euro.
In 2011 liep dit op tot 298,5 miljoen euro.202
193 CBFA, Jaarverslag 2008-2009, 42, www.fsma.be; FORTIS, “Verklaring Fortis inzake arrest Hof van Beroep van Brussel”, 15 december 2008, persbericht, www.ageas.com.
194 Cass. 19 februari 2010, nr. AR. F-20100219-1, www.juridat.be. 195 FORTIS, “Beslissingen van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Fortis SA/NV van 11 februari
2009”, 11 februari 2009, persbericht, www.ageas.com. 196 CBFA, Jaarverslag 2008-2009, 42, www.fsma.be. 197 FORTIS, “Beslissingen van de Algemene Vergaderingen van Aandeelhouders van Fortis op 28 en 29 april 2009”,
29 april 2009, persbericht, www.ageas.com. 25% van Fortis Bank blijft in handen van de Federale Participatiemaatschappij.
198 FORTIS, Jaaroverzicht 2009, 6; S. MICHIELSEN en M. SEPHINA, Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo 2009, 279.
199 FORTIS, “Fortis holding, BNP Paribas, Fortis Bank en de Belgische Staat bereiken overeenstemming over financieringsarrangement voor special purpose vehicle Royal Park Investments”, 26 april 2009, persbericht, www.ageas.com.
200 Legal Structure Royal Park Investments, www.royalparkinvestments.com. 201 Art. 3 KB 14 april 2009 tot toekenning van een staatswaarborg aan bepaalde operaties in verband met de redding
van Fortis, BS 21 april 2009, 32110. 202 ROYAL PARK INVESTMENTS, Annual report 2011, 3, www.royalparkinvestments.com.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
44
§2. DEXIA
76. Eind september 2008 zag ook Dexia haar solvabiliteits- en liquiditeitspositie drastisch
aangetast worden door onder meer het opdrogen van de interbancaire markt, de terugtrekking
van professionele deposito’s en buitensporige risicoposities. Bovendien besloten ratingbureaus
Moody’s en Standard & Poor’s de rating van Dexia gevoelig te verlagen. Als reactie daarop
beslisten de referentieaandeelhouders, de Belgische en Franse Staat op 30 september 2008 om
Dexia te ondersteunen. In eerste instantie kwam er een kapitaalverhoging van 6,38 miljard euro
voor Dexia NV.203
De Belgische regering investeerde 1 miljard euro, de Vlaamse Gemeenschap
500 miljoen euro en het Waalse Gewest 350 miljoen euro. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
deed er nog 150 miljoen euro bovenop. De drie institutionele aandeelhouders (Gemeentelijke
holding, Arcofin, Ethias) investeerden samen ook nog eens 1 miljard euro. De Franse Staat
droeg 3 miljard euro. Luxemburg verbond zich ertoe 376 miljoen euro te investeren in Dexia
Banque Internationale à Luxembourg SA in de vorm van converteerbare obligaties met een
looptijd van drie jaar.204
Als compensatie voor die steun namen PIERRE MARIANI (CEO) en
JEAN-LUC DEHAENE (bestuurder) plaats in het bestuur van de bank. Daarnaast werd Dexia NV
verplicht een ingrijpend herstructureringsplan te ontwerpen, met als doel het risicoprofiel van de
groep te reduceren en haar balanstotaal te verminderen.205
PIERRE MARIANI verklaarde later dat
deze kapitaalverhoging tot onrust op de markten leidde, iets wat later de problemen van Dexia
zou versterkt hebben. De tussenkomst had de aandacht getrokken van investeerders en
ratingbureaus, en leidde zo tot een paniekgolf met als gevolg een onmiddellijk verlies van 19
miljard euro in de daaropvolgende week.206
77. Om de toegang tot de financiële markt te verzekeren kwam er op 9 oktober 2008 een
staatswaarborg voor een maximumbedrag van 150 miljard euro. Deze waarborg werd voor
60,5% gedragen door de Belgische staat, 36,5% door de Franse Staat en 3% door de
Luxemburgse Staat.207
Het systeem bestaat erin dat deze staten, tegen betaling van een
garantievergoeding, hun waarborg aan alle nieuwe obligaties onderschrijven. Deze waarborg
zorgde ervoor dat Dexia geld kon blijven ophalen op de financiële markten. De waarborg werd
in principe verleend tot en met 31 oktober 2009.208
Op 19 november 2008 keurde de Europese
Commissie de steunmaatregelen aan Dexia goed.209
Later kwam er een verlenging van de
staatwaarborgen, zij het voor een iets beperkter bedrag van 100 miljard euro en werd de looptijd
203 DEXIA, Jaarverslag 2008, 10, www.dexia.com. 204 Ibid. 205 NBB, Financial Stability Review 2011, 19, www.nbb.be. 206 DE STANDAARD, “Kapitaalverhoging Dexia wekte ongerustheid op”, 20 januari 2012. 207 Verlag van de Commissie betreft de noodsteun ten behoeven van Dexia in de vorm van garanties voor
verplichtingen en liquidity assistance, COM(2008) 7338, 19 november 2008, 4. 208 DEXIA, “Gemeenschappelijke mededeling van de Franse, Belgische en Luxemburgse regeringen over Dexia”, 9
oktober 2008, persbericht, www.dexia.com. 209 CBFA, Jaarverslag, 2008-2009, 43, www.cbfa.be; Persmededeling Commissie, IP/08/1745, 20 november 2008.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
45
van de nieuwe langetermijnfinanciering verlengd tot maximaal vier jaar.210
De Europese
Commissie keurde dit goed op 30 oktober 2009.211
Op 30 juni 2010 stopte Dexia met het
uitgeven van gewaarborgde schuld, conform de overeenkomst met de Europese Commissie.212
78. Dexia moest doorheen een grondige herstructurering waarbij het zich ging heroriënteren op
de kerntaken. Dit omvatte onder meer de bancaire dienstverlening aan klanten uit de publieke
sector (Public and Wholesale Banking) en aan consumenten (Retail and Commercial Banking)
met inbegrip van private banking en verzekeringen. De historisch grote beleggingsportefeuille
werd stelselmatig afgebouwd, wat een gunstig effect moest hebben op de liquiditeitspositie.
Dexia had wel nog een groot probleem: haar Financial Security Assurance (FSA) holding in de
VS, wat in feite een dochteronderneming van Dexia Crédit Local Sa (DCL) was. FSA was een
Amerikaanse verzekeraar met als kernactiviteit de bescherming van obligatiehouders tegen
wanbetalingen. Deze techniek gebruikte men ook bij het verzekeren van problematisch
gestructureerde producten. FSA kwam in de problemen en Dexia wou haar activiteiten afstoten.
De verkoop liep echter niet van een leien dakje, maar werd afgerond op 1 juli 2009. PIERRE
MARIANI stelde dat deze verkoop kaderde in de strategie om zich weer toe te leggen op de
kernactiviteiten.213
Niet alleen FSA zorgde voor problemen, ook onder meer Kommunalkredit
Austria werd eind 2008 verkocht wegens te risicovol.214
79. Reeds begin 2009 bleek dat van alle banken in de Benelux, Dexia op de hoogste berg
rommelkredieten zat, met een portefeuille van maar liefst 111 miljard euro. De portefeuille
bedroeg 677% van het eigen vermogen van Dexia. In termen van kernkapitaal ging het om
793%. Deze situatie was nog vele keren dramatischer dan de situatie van Fortis. JEAN-LUC
DEHAENE stelde dat de toxische portefeuille, tussen 2006 en 2008 aangroeide van 40 miljard tot
260 miljard dollar. Hij was van mening dat Dexia in die periode meer weg had van een
hefboomfonds dan van een bank.215
Ook de Europese Commissie en de Franse toezichthouder
stuurden herhaaldelijk brieven naar Dexia om te duiden dat de risico’s uit de hand liepen. Dexia
zelf kon ondertussen niet nagaan hoe groot de risico’s precies waren. De oplossing was dan
maar om een deel van de risicovolle producten van het Franse filiaal over te hevelen naar het
Belgische. De afbouw van dergelijke risico’s verliep traag, onder meer door de enorme omvang
van de balans en de aard van de beleggingen.216
210 DEXIA, “Verlenging met één jaar van de staatswaarborg op de uitgiften van Dexia”, 18 september 2009,
persbericht, www.dexia.com. 211 Verslag van de Commissie betreft “the extension of the Member State’s guarantee for Dexia bonds”, COM(2009)
8469, 30 oktober 2009, 9. 212 DEXIA, Jaarverslag 2010, 35, www.dexia.be. 213 DEXIA, “Dexia rondt de verkoop van de FSA Holdings Ltd aan Assured Guaranty Ltd. af”, 1 juli 2009,
persbericht, www.dexia.com. 214 DEXIA, Jaarverslag 2011, 12, www.dexia.com. 215 DE STANDAARD, “Dexia was geen bank, maar een hedge fund”, 10 oktober 2011. 216 DE STANDAARD, “Dexia sloeg waarschuwingen in de wind”, 20 oktober 2011.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
46
80. Niet veel later liep het totaal fout. Dexia Frankrijk (DCL) voerde een onverantwoordelijk
beleid. De liquiditeitsnormen werden niet gehaald. Bovendien bezat de Franse tak een
portefeuille renteswaps die voor miljarden bedreigd waren.218
Renteswaps zijn financiële
instrumenten die de bank indekken tegen het renterisico op haar portefeuille. De reden van de
grote omvang van deze instrumenten is duidelijk. Dexia herfinanciert haar langlopende
kredieten aan lokale overheden met kortlopende leningen op de interbancaire markt. Om de
risico’s in haar portefeuille meer te beheersen sloot Dexia massaal renteswaps af. Het probleem
hierbij was wel dat er een enorm liquiditeitsrisico ontstond. De rente kan immers beginnen
dalen waardoor de swaps aan waarde verliezen en Dexia extra onderpand dient te storten.219
81. In juni 2010 waarschuwde Dexia de Franse toezichthouder ACP dat het niet aan de
wettelijke minimale liquiditeitseisen kon voldoen. In antwoord daarop dreigde de Franse
toezichthouder er op 16 augustus 2010 mee Dexia onder speciaal toezicht te plaatsen.220
Ondertussen had de Franse tak, twee jaar na de eerste redding, totaal geen zicht op de
onderliggende risico’s.221
Eind december 2010 piekten de renteswaps. Ze haalden in 2010 voor
ongeveer 46 miljard euro aan cash onderpand uit Dexia.222
In mei 2011 werd Dexia onder
verscherpt toezicht geplaatst door het ratingbureau Standard & Poors. De NBB vroeg Dexia om
een ontmantelingsplan voor te bereiden.223
De Europese schuldencrisis begon te escaleren,
rentes zakten en geld werd via de renteswaps uit Dexia gehaald. In oktober 2011 volgde het
217 Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari van FORTIS SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 28.
218 Verslag namens de bijzondere commissie: onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 117.(hierna: verslag Dexia-commissie); DE STANDAARD, “Dexia Frankrijk was tikkende tijdbom”, 20 oktober 2011.
219 DE STANDAARD, “Het Drama van Dexia”, 17 maart 2012. 220 L’ EXPRESS, “Le régulateur français avait alerté Dexia dès août 2010”, 20 oktober 2011. 221 DE STANDAARD, “De val van Dexia”, 20 oktober 2011. 222 DEXIA, Jaarverslag 2010, 176, www.dexia.be. 223 Verslag Dexia-commissie, 383.
Figures closing Q3 2008Q
Disclosed Structured
Credit (net exposure)
As %
shareholders Equity
31.12.2007
As %
of Tier 1
30.06.2008
Dexia* 111 677% 793%
ING Group 78 197% 300%
HBOS 55 248% 177%
Fortis 40 117% 160%
Avarage 39 154% 186%
Lloyds TSB 35 282% 250%
UCI 22 52% 54%
Commerzbank 19 118% 100%
KBC Group 16 87% 114%
Intensa Sanpaolo Spa 11 21% 42%
* Includes 96 bn euro insured ABS through FSA 217
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
47
einde voor Dexia. De interbancaire markten werkten niet meer naar behoren en weigerden
elkaar kredieten. Er kwamen speculaties over de splitsing van Dexia, klanten haalden geld af,
Moody’s dreigde nogmaals met een ratingverlaging…. Het ontmantelingsplan werd
geactiveerd.224
82. De oorzaak lag al vroeger in de tijd. De vergissing werd gemaakt toen Dexia, in zijn
onstuitbare drang om uit te groeien tot een wereldspeler, steeds meer geleend geld ging
beleggen. In die tijden groeiden overigens alle Belgische banken zeer snel: Fortis beraamde de
overname van ABN Amro, KBC bouwde een tweede thuismarkt in Oost-Europa uit.225
Bovendien voerde Dexia in 2006 en 2008 twee kapitaalverhogingen uit, wat op zich niet
abnormaal is, maar waarvan de methode wel vragen doet reizen. Dexia Bank België leende
hiervoor geld aan de Gemeentelijke Holding, waarna dit bedrag aangewend werd om in te
stappen in de kapitaalverhoging. Deze regeling verhoogt op een artificiële manier het
kapitaalniveau van Dexia en is momenteel verboden in de EU.226
Het is frappant te zien dat
toezichthouders hier niet actief tegen optraden, ondanks de zeer regelmatige controles.
83. Op 3 oktober 2011 vroeg de Raad van Bestuur aan de gedelegeerd bestuurder om in overleg
met de staten en de toezichthoudende autoriteiten “de nodige maatregelen voor te bereiden om
de structurele problemen op te lossen die wegen op de operationele activiteiten van de groep en
om nieuwe groeivooruitzichten te bieden voor de historische commerciële activiteiten in België
en in Frankrijk.”227
Het probleem hierbij was dat het aandeel niet geschorst werd, met als
gevolg dat de aandeelkoers kelderde. Pas op 6 oktober 2011 vroeg de Autoriteit voor Financiële
Diensten en Markten (FSMA) de schorsing van het aandeel.228
Op 9 oktober 2011 rondden Dexia en de Belgische overheid de verkoopsovereenkomst van
Dexia Bank België aan de Federale Participatie- en investeringsmaatschappij af. De
verkoopprijs bedroeg 4 miljard euro.229
Vreemd is dat de regering zich hierbij niet op het
nieuwe artikel 57bis van de Bankwet steunde. Er werd de voorkeur gegeven aan een
onderhandelde oplossing. De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat het artikel, wegens nooit
eerder gebruikt, te grote juridische risico’s met zich zou meebrengen.230
De Europese
Commissie keurde deze maatregel goed, omdat ze volgens haar “noodzakelijk was om de
financiële stabiliteit te vrijwaren”.231
Het Luxemburgse Dexia Banque Internationale à
224 DE STANDAARD, “De val van Dexia”, 20 oktober 2011. 225 DE STANDAARD, “Wil de schuldige opstaan?” 22 oktober 2011. 226 Verslag Dexia-commissie, 216. 227 DEXIA, “Mededeling”, 3 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com. 228 DEXIA, “Schorsing van het Dexia-aandeel op vraag van FSMA”, 6 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com. 229 DEXIA, Jaarverslag 2011, 14, www.dexia.com.; Verslag Dexia-commissie, 386. 230 Zie verdere bespreking onder randnummers 266 tot en met 269. 231 EUROPESE COMMISSIE, Aide d'Etat SA33751 (2011/C ex 2011/N) – Belgique Dexia S.A. - Rachat de Dexia
Banque Belgique par l'Etat belge, 10 oktober 2011, COM(2011) 7468; DE STANDAARD, “Europa keurt nationalisering Dexia Bank voorlopig goed”, 17 oktober 2011.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
48
Luxembourg zou op termijn verkocht worden.232
Eind december 2011 werd hierover een
akkoord gesloten met een investeringsgroep uit Qatar.233
84. De waarborg die de Belgische Staat hierbij stelde was fenomenaal. De Belgische, Franse en
Luxemburgse nationale overheden besloten om zich gezamenlijk, maar niet hoofdelijk, borg te
stellen voor de interbancaire en obligatiefinanciering die een looptijd kunnen hebben van 10 jaar
en die door Dexia NV en Dexia Crédit Local worden opgehaald. De Belgische Staat stelde zich
voor maar liefst 54,45 miljard euro borg (60,5%). Ook Frankrijk (36,5%) en Luxemburg (3%)
deden een inspanning en droegen de rest van de borgen waardoor het totaalbedrag van de
borgstelling opliep tot 90 miljard euro.234
Naast de reeds bestaande waarborgen voor andere
banken, stelde de Staat zich voor Dexia borg ten belope van een bedrag dat 15% van het BBP
bedraagt. PAUL DE GRAUWE, professor aan de London School of Economics, waarschuwde dat
als de overheid elke euro waar ze zich borg voor stelt zou moeten uitbetalen, ons land in één
klap 41 procent armer zou worden.235
In november 2011 bleek dat België zich verslikt had in de
gestelde waarborgen en stuurde de regering aan op een heronderhandeling van het akkoord.
Uiteindelijk kwam er een voorlopig garantiesysteem van 45 miljard euro, de verdeelsleutel bleef
onveranderd. Deze waarborg werd goedgekeurd door de Europese Commissie op 21 december
2011.236
85. In januari 2012 leek er nog steeds geen oplossing te zijn voor Dexia Bank België. De groep
had eind december 2011 een liquiditeitskloof van 88 miljard euro die bijna uitsluitend werd
gefinancierd door leningen bij de centrale banken en gewaarborgde schuld. 237
Daarnaast was er
een aanslepende onderhandelingsronde omtrent de ontmanteling van de restbank, waarbij vooral
Frankrijk dwars lag.238
In februari 2012 leek er dan toch een akkoord te komen. Dexia
Municipal Agency (een filiaal van DCL) werd uit Dexia gelicht, waardoor er een nieuwe bank
voor de financiering van de Franse lokale overheden werd gecreëerd. Het bedrag van de
verkoop bedroeg 380 miljoen euro, waardoor de holding een verlies van ongeveer 1 miljard
euro leed. De nieuwe kredietinstelling is in handen van Caisse des Depôts (35%) en La Banque
Postale (65%).239
Daarnaast werden ook onderhandelingen voor de verkoop van Dexia Banque
Internationale à Luxembourg opgestart. Eind december 2011 werd hieromtrent een bindende
232 DEXIA, “Start van exclusieve onderhandelingen voor de verkoop van Dexia Banque Internationale à Luxembourg”, 6 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com.
233 DEXIA, “Jaarresultaten 2011 van Dexia en stand van zaken van het herstructureringsproces van de Groep”, 23 februari 2012, persbericht, www.dexia.com.
234 DEXIA, Jaarverslag 2011, 16; DEXIA: “De Belgische, Franse en Luxemburgse nationale overheden verlenen Dexia aanzienlijke steun bij de implementatie van het herstructureringsplan dat op 4 oktober werd bekendgemaakt”, 10 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com.
235 DE STANDAARD, “Borg voor Dexia: 13090 euro per Belg”, 12 oktober 2011. 236 DEXIA, Jaarverslag 2011, 16; Persmededeling van de Commissie IP/11/1592, 21 december 2011. 237 DEXIA, Jaarverslag 2011, 81, www.dexia.com. 238 DE STANDAARD, “Dexia ligt nog aan noodinfuus ECB”, 18 januari 2012. 239 DEXIA, Jaarverslag 2011, 15, www.dexia.com; DEXIA, “Principeovereenkomst voor de toekomst van de
financiering van de Franse lokale openbare sector”, 10 februari 2012, persbericht, www.dexia.com.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
49
ontwerpovereenkomst gesloten die bepaalt dat de groep Dexia haar aandeel zal verkopen aan
Precision Capital (een investeringsgroep uit Qatar, 90%) en het Groothertogdom Luxemburg
(10%). De transactieprijs bevat een vast gedeelte van 730 miljoen euro. Dit bedrag kan op het
moment van de closing aangepast worden met 100 miljoen euro.240
86. De resultaten van het jaar 2011 waren voor de Dexia holding abominabel slecht. De Holding
leed een verlies van 11,6 miljard euro, dat voornamelijk veroorzaakt werd door tegenvallende
eenmalige verkopen en de soevereine schuldencrisis. Het verslag van de commissaris spreekt
over een verlies voor de moeder (Dexia NV) van 16,41 miljard euro.241
De moeder verloor dus
bijna 5 miljard euro meer dan de gehele groep. Het verlies van de verkoop van Dexia Bank
België bedroeg 4,2 miljard euro en de waardeverminderingen op de Griekse portefeuille 3,4
miljard euro.242
De holding moet hierbij continu een beroep doen op noodkredieten van de
centrale banken. Ook Dexia Bank België leed een verlies van 1,37 miljard euro. Dit verlies was
vooral te verklaren door de grote afschrijvingen op Grieks waardepapier. Om het onderscheid
tussen de bank en de holding te benadrukken, werd de bank omgedoopt tot ‘Belfius bank’.243
87. Het lijkt er dus op dat de Belgische Staat dient in te grijpen en zware verliezen zal moeten
dragen. Vooral de holding lijkt een probleem te zijn. Het kernvermogen bedraagt in februari
2012 nog altijd 7,6 miljard euro244
waardoor Dexia (nog) niet genoodzaakt is een aandeel-
houdersvergadering samen te roepen om te beslissen over de continuïteit. Toch blijkt dat er bij
de moedervennootschap slechts 2,78 miljard euro245
aan eigen vermogen overblijft. Ook DCL
blijft voor problemen zorgen en zou Dexia NV kunnen dwingen om tot 5 miljard euro extra af te
schrijven.246
De regering zit met een groot probleem. De holding lijkt quasi verloren zonder een
waarborg van 90 miljard euro. Op 15 maart was reeds meer dan 41 miljard van de 45 miljard
euro aan voorlopige waarborgen opgebruikt.247
Het probleem is dat Dexia de vergoedingen
hiervoor niet kan betalen. Door de hoge vergoedingen zou DCL minder winst overhouden en
zou het kernkapitaal te diep zakken, waardoor een herkapitalisatie noodzakelijk wordt. De kans
is klein dat Dexia voor deze herkapitalisatie gelden kan ophalen op de private markt. Als de
overheid Dexia herkapitaliseert, wordt ze grootaandeelhouder. De vennootschapswetgeving zou
haar dan kunnen verplichten een bod op de hele groep uit te brengen. Zo zou Dexia een
staatsholding worden, waardoor de hele balans van de Dexia Groep op de staatsschuld weegt.248
240 Ibid., 16. 241 DEXIA, Addendum jaarverslag 2011, 2, www.dexia.com. 242 DEXIA, “Jaarresultaten 2011 van Dexia en stand van zaken van het herstructureringsproces van de Groep”, 23
februari 2012, persbericht, www.dexia.com. 243 DEXIA, Jaarverslag 2011, 10 ; DEXIA, “Dexia Bank België wordt Belfius Bank & Verzekeringen”, 1 maart 2012,
persbericht, www.dexia.com. 244 DEXIA, jaarverslag 2011, 6, www.dexia.com. 245 DEXIA, jaarverslag 2011, 229, www.dexia.com. 246 DE STANDAARD, “Verlies Banklicentie dreigt voor Dexia”, 12 april 2012; DEXIA, Addendum jaarverslag 2011, 2. 247 DEXIA, Jaarverslag 2011, 81, www.dexia.com. 248 DE STANDAARD, “Verlies Banklicentie dreigt voor Dexia”, 12 april 2012.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
50
Bovendien financiert de holding zich nog steeds met geld van de centrale banken (31 miljard
euro), waarvan 19 miljard aan noodliquiditeiten. Zo’n 22 miljard euro wordt via gewaarborgde
leningen opgehaald op de markt.249
Doordat DCL niet meer aan de wettelijke liquiditeitsnormen
kan voldoen, zou ze haar banklicentie in principe verliezen. Hierdoor zou ze geen beroep meer
kunnen doen op de noodfinanciering van de centrale banken. Dit zou het einde betekenen voor
Dexia. De toezichthouders zien dit voorlopig door de vingers.250
Men zou ook kunnen opteren
Dexia te vereffenen, maar ook dan zullen de kosten hoog oplopen. Bovendien dreigt er nog een
bijkomend probleem. De staatsbank Belfius heeft voor miljarden euro vorderingen op de Dexia
holding.251
Bij de vereffening dient de overheid dus niet alleen haar garanties na te komen, maar
zal ze ook de staatsbank zwaar financieel moeten bijspringen voor het ongedekte risico.252
§3. KBC
88. Ook KBC worstelde met de financiële crisis, hoewel het minder getroffen werd door de
opdroging van de interbancaire kredietverlening. Het probleem bij deze bank zat voornamelijk
bij de zogenaamde CDO’s. Door ratingverlagingen op deze CDO’s in 2008 moest het bedrijf
verschillende malen waardeverminderingen boeken. Het totale bedrag aan afwaarderingen op de
CDO portefeuille bedroeg zo in de herfst van 2008 1,6 miljard euro.253
A. EERSTE REDDINGSPLAN: 3,5 MILJARD EURO
89. De aandeelkoers van KBC begon sterk terug te vallen in de herfst van 2008. Ondertussen
begonnen veel banken in het buitenland zich te herkapitaliseren. KBC kon dit, onder meer door
de sterk terugvallende beurskoersen, niet financieren en klopte aan bij de overheid. De terugval
was nooit gezien. In september 2008 was het KBC aandeel nog 64,57 euro waard, op 1
december 2008 22,56 euro. Om KBC te redden kwam er een investeringsplan van 3,5 miljard
euro. De overheid zou intekenen op niet-overdraagbare kernkapitaalinstrumenten zonder
stemrecht. Hierdoor kon de bank zijn kernkapitaal (Tier 1) versterken tot meer dan 8% en de
solvabiliteitsmarge van de verzekeringsactiviteiten vergroten. KBC wendde de opbrengst dan
ook aan om zijn kernkapitaal te versterken met 2,25 miljard euro en de solvabiliteitsmarge van
de verzekeringsactiviteit met 1,25 miljard euro.254
249 DEXIA, jaarverslag 2011, 81, www.dexia.com; KNACK, “Enkel goedkope staatswaarborg kan Dexia nog recht houden”, 23 februari 2012.
250 DE STANDAARD, “Verlies Banklicentie dreigt voor Dexia”, 12 april 2012. 251 Op 30 september 2011 had de Dexia Bank België een netto ongedekt risico van 22,5 miljard euro. Dit gedeelte
daalde tegen 20 oktober 2011 tot 10 miljard euro. (www.dexia.be/funds/nl/prospectus/shortnip2012.pdf). 252 K SCHOORS, “De financiële aardbeving van de eeuw”, Sampol 2011, alf. 10, 69. 253 KBC, Kwartaalrapport 3kw2008, 25; KBC, “KBC neemt krachtige maatregelen om volatiliteit van toekomstige
resultaten te verminderen en licht proactief voorlopige resultaten over derde kwartaal toe”, 15 oktober 2008, persbericht, www.kbc.be.
254 KBC, Jaarverslag 2008, 72; KBC, “KBC versterkt huidige stevige financiële positie”, 27 oktober 2008,
persbericht, www.kbc.be.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
51
Op 18 december 2008 gaf de Europese Commissie groen licht voor de herkapitalisatie van
KBC. NEELIE KROES bestempelde dit als: “Noodzakelijk om het marktvertrouwen in KBC te
behouden en ervoor te zorgden dat KBC leningen kan blijven vertrekken aan bedrijven”.255
B. TWEEDE REDDINGSPLAN: 3,5 MILJARD EURO
90. De eerste reddingsoperatie was nog maar net voorbij of er kwamen opnieuw speculaties
over de kapitaalpositie van de bank en de waarderingen van haar gestructureerde obligaties.
Daarnaast waren er hardnekkige geruchten over onder meer de positie van KBC in Centraal- en
Oost-Europa. De beurskoers van het aandeel kreeg opnieuw zware klappen.
Het Vlaams Gewest kondigde op 6 februari 2009 aan om voor twee miljard euro in te tekenen
op het kernkapitaal van KBC. Ze verwierf hierdoor aandelen zonder stemrecht. Als
tegenprestatie beloofde KBC de waarde van de CDO’s waarin het investeerde volledig af te
schrijven. Bovendien wou de bank zijn activiteiten opnieuw richten op de thuismarkt, kosten
beheersen en marktrisico’s verminderen. Naast de kapitaalinjectie van twee miljard euro had
KBC het recht om voor anderhalf miljard euro kernkapitaaleffecten uit te geven aan de Vlaamse
overheid (stand-by faciliteit). Dit recht bleef gelden gedurende minstens 5 jaar.256
De
Commissie keurde deze maatregel goed op 30 juni 2009.257
C. DERDE REDDINGSPLAN: 20,0 MILJARD EURO
91. Na de vorige twee reddingsoperaties gaf KBC de beleggers de indruk dat de bittere CDO-pil
helemaal was doorgeslikt. Althans zo dacht men. De financiële markten waren er echter niet
gerust in en op 5 maart 2009 bereikte KBC haar dieptepunt, het aandeel noteerde toen nog
slechts 5,50 euro. Op 13 mei 2009 voelde KBC aan dat het opnieuw in de problemen kwam en
vroeg het de schorsing van haar aandeel aan.258
Plots bleek dat KBC nog een extra
risicoblootstelling had op een andere portefeuille afgeleide producten van 22,5 miljard euro.
Deze posities in gestructureerde producten waren ingedekt bij een Amerikaanse krediet-
verzekeraar MBIA. Deze kredietverzekeraar werd echter opgedeeld in twee entiteiten. De
entiteit waar KBC bij werd ingedeeld kreeg meteen een lagere rating door de ratingbureaus.
Hierdoor kwamen bijkomend zware afschrijvingsverplichtingen op KBC te liggen.259
255 Mededeling van de Commissie betreffende de goedkeuring van de steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag, Pb. C. 13 mei 2009, afl. 109, 1.
256 KBC, Jaarverslag 2008, 72; KBC, “KBC verstrekt update van blootstelling aan gestructureerde kredietproducten en geeft krachtlijnen van 4Q 2008”, 22 januari 2009, persbericht, www.kbc.be.
257 Beschikking 2010/396/EG van 18 november 2009 betreffende steunmaatregel C 18/09 die België ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van KBC, Pb. L. 21 juli 2010, afl. 188, 24.
258 KBC, “KBC vraagt schorsing aandeel”, 13 mei 2009, persbericht, www.kbc.be. 259 KBC, “Resultaten KBC Groep NV, eerste kwartaal 2009”, 14 mei 2009, persbericht, www.kbc.be.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
52
Onder meer de Vlaamse regering reageerde erg geprikkeld. De federale overheid besloot
opnieuw tussen te komen. LUC PHILIPS, Chief Financial and risk officer van KBC, beschreef het
probleem als volgt: “Onze portefeuille gestructureerde kredieten is grotendeels performing,
maar is illiquide en daarom moeilijk te waarderen. Dat is een van de oorzaken van de
onzekerheid en winstvolatiliteit.”260
Het plan volgde deze redenering. KBC diende een eerste
verlies op te vangen van maximaal 3,2 miljard euro. Wanneer het verlies groter zou worden en
KBC nood had aan extra kapitaal kon zij de overheid daarvoor aanspreken ten belope van 1,8
miljard euro, maar in ruil voor stemgerechtigde aandelen. In deze schijf had KBC de optie om
geen beroep te doen op deze garantie en een andere geldschieter te zoeken. De rest van de
portefeuille (geschat op 14,8 miljard euro) viel onder een waarborgregeling. De staat
waarborgde hiervan 90%, KBC behield 10 % risico.261
KBC deed ook beroep op de optie die de
Vlaamse regering had opengelaten bij de tweede reddingsoperatie voor een bijkomende
kapitaalinjectie van 1,5 miljard euro.
De Europese Commissie verleende op 30 juni 2009 een voorlopige goedkeuring voor de in 2009
door de Belgische en Vlaamse overheid uitgevoerde steunmaatregelen. Op 18 november 2009
kwam er de definitieve goedkeuring.262
KBC dient in ruil wel een herstructureringsplan uit te
voeren, dat onder meer de desinvestering van de Poolse bank en verzekeringsfilialen en de
verkoop of liquidatie van specifieke CDO’s omvat.263
Tranches Garantiestructuur Verbintenis tot intekening op
kapitaalverhoging
Eerste verliestranche van
3,2 miljard euro
KBC draagt 100% van de verliezen tot
5,2 miljard euro
-
Tweede verliestranche van
2 miljard euro
De Belgische staat zal, wanneer KBC
dat vraagt, intekenen op nieuwe KBC-
aandelen tot een bedrag van 90% van
de verliezen in de tweede
verliestranche, d.w.z. 1,8 miljard euro
Derde verliestranche van
14,8 miljard euro
De Belgische staat vergoedt 90% van de
verliezen (KBC behoudt 10% eigen
risico)
-
264
260 KBC, “Resultaten KBC Groep NV, eerste kwartaal 2009”, 14 mei 2009, persbericht, www.kbc.be. 261 KBC, Jaarverslag 2009, 7, www.kbc.be. 262 Beschikking 2010/396/EG van 18 december 2008 betreffende steunmaatregel C 18/09 die België ten uitvoer heeft
gelegd ten behoeve van KBC, Pb. L. 21 juli 2010, afl. 188, 51. 263 NBB, Financial Stability review 2011, 19, www.nbb.be. 264 KBC, Jaarverslag 2009, 8, www.kbc.be.
Het banktoezicht als een organisch ontstaan toezicht
53
D. HERSTEL
92. Na een aantal turbulente jaren voor KBC lijkt het bedrijf nu in iets rustiger vaarwater te zijn
gekomen. KBC voldoet vandaag aan de vereiste 9% Core Tier 1-ratio, wat blijkt uit de
kapitaalbuffertoetsing die door de Europese Bankautoriteit werd uitgevoerd.265
Stilaan begint
het bedrijf zich te heroriënteren op de thuismarkt door onder meer de verkoop van de Poolse
verzekeringsdochter. Daarnaast wordt de blootstelling aan Zuid-Europese overheidsobligaties,
CDO en ABS risico’s verder afgebouwd. Toch zijn de problemen, mede door de Europese
schuldencrisis nog niet helemaal van de baan. In 2011 boekte KBC een nettowinst van 13
miljoen euro266
, in 2010 was dit nog 1,86 miljard euro.267
In totaal maakte KBC gebruik van zo’n 7 miljard euro staatsteun. Sinds 2012 is de bank
begonnen met de geleidelijke terugbetaling ervan. Zo werd reeds de eerste schijf van 500
miljoen euro terugbetaald aan de federale overheid. Tegen eind 2013 moet 4,7 miljard euro van
de hoofdsom plus interesten terugbetaald worden. Het resterende deel volgt later.268
265 KBC, “KBC bereikt nu reeds 9% Core Tier-1 limiet in de EBA kapitaalbuffertoetsing”, 8 december 2011, persbericht, www.kbc.be.
266 KBC, Jaarverslag 2011,6; KBC, Kwartaalrapport 4kw2011, 25. 267 KBC, Jaarverslag 2010, 6, www.kbc.be. 268 KBC, “Resultaten 4de kwartaal en boekjaar 2011 KBC Groep”, 9 februari 2012, persbericht, www.kbc.be.
54
DEEL 2: INTERNATIONALE REGELGEVING
“Never waste a good crisis”
Milton Friedman
Nobelprijswinnaar economie 1976
Internationale regelgeving
55
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
93. Bekijken we de evolutie van het bankwezen, merken we voornamelijk dat banken doorheen
de jaren steeds internationaler zijn geworden. Waar vroeger vele banken op nationaal niveau
opereerden, zijn ze vandaag uitgegroeid tot grensoverschrijdende bankgroepen met bijkantoren
in verschillende landen. Bovendien vonden er steeds vaker fusies plaats tussen verschillende
banken. De regelgever diende op deze feitelijke evoluties in te spelen en greep in.
In een poging om het toezicht geleidelijk aan te harmoniseren en zo een gelijke
concurrentieverhouding te bewerkstelligen, vaardigden de overheden en de door hen gecreëerde
instellingen verschillende richtlijnen uit. Deze harmonisatie heeft tot doel een ‘level playing
field’ te creëren waarbij banken wereldwijd aan dezelfde eisen onderworpen zijn. Indien een
land immers lagere kapitaaleisen stelt, hebben banken die in dat land gevestigd zijn een
concurrentieel voordeel aangezien hun kosten lager zullen zijn. Banken zouden zo kunnen
opteren om zich in een land met minder strikte eisen te vestigen en van daaruit activiteiten te
ontplooien. Dit heet toezichtsarbitrage. Daarnaast is het mogelijk dat, indien banken
internationale vestigingen hebben, bepaalde delen aan het toezichtmechanisme kunnen
ontsnappen aangezien elke toezichthouder nationaal controleert. Het is de taak van
internationale regelgeving hieraan te verhelpen.
Tot slot is er een belangrijke taak voor coördinatie en informatie-uitwisseling weggelegd. De
internationalisering heeft immers geleid tot een sterk verbonden sector. Problemen bij een grote
financiële instelling zullen ook een impact hebben op vele andere landen. Financiële
moeilijkheden bij een bepaald onderdeel van de bank moeten snel medegedeeld kunnen worden
aan de andere toezichthouders zodat deze accuraat kunnen optreden.269
94. Gedurende de crisis is er een inflatie aan plannen ontstaan om de crisis te bezweren. De G4,
G8, G20, het IMF, de OESO, De Wereldbank…. Allen hebben ze hun eigen oplossingen, allen
hebben ze maatregelen genomen. Toch blijven de conclusies vaag, de aanbevelingen
vrijblijvend. Vaak ontstaan ze quasi zonder overleg waardoor ze tegenstrijdig zijn en te
defensief zijn opgevat.270
De wereldwijde financiële regulering is vandaag in handen van
organisaties zoals het Bazelcomité en het Financial Stability Board. Beide instellingen
vaardigen richtlijnen uit waarvan de implementatie aan de nationale autoriteiten overgelaten
wordt. De globale financiële regulering kunnen we dus eerder als een soort leidraad voor
nationale autoriteiten zien, het is geenszins een coherent of dwingend systeem.271
269 A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 31-32. 270 G. VERHOFSTADT, De weg uit de crisis: Hoe Europa de wereld kan redden, Amsterdam, De Bezige Bij, 2009, 81-
83. 271 A. VAN DER ZWET, Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999, 31-32.
Internationale regelgeving
56
HOOFDSTUK 2: FINANCIAL STABILITY BOARD
95. Na de Aziatische bankcrisis van 1997 namen de ministers van financiën en de gouverneurs
van de centrale banken van de G7 een initiatief tot oprichting van het Financial Stability Forum
(FSF), de voorloper van het FSB. Het Forum kreeg de opdracht om op internationaal niveau een
coördinatie tot stand te brengen tussen verschillende instellingen, met het oog op het
ontwikkelen en promoten van een effectief, regulerend, financieel toezicht.272
Vandaag is een
van de voornaamste taken van het FSB het in kaart brengen van de kwetsbare plekken van het
internationale financiële stelsel en het voorstellen van gepaste oplossingen. Daarnaast blijft het
een belangrijk forum voor landen, internationale organisaties en sectorverenigingen die
betrokken zijn bij het behouden van de financiële stabiliteit. In samenwerking met het IMF
voert het FSB regelmatig early warning exercises (een soort simulatieoefening) uit. Het doel
hiervan is factoren die de financiële stabiliteit bedreigen op te sporen.273
96. Op de top van de G20 die op 2 april 2009 in Londen werd gehouden, werd besloten de naam
van het FSF te wijzigen in « Financial Stability Board ». Bovendien kreeg het FSB een sterker
mandaat met betrekking tot de implementatie van de verschillende maatregelen en werd het
aantal leden uitgebreid. Zo is nu ook de Europese Commissie een volwaardig lid van het FSB.274
97. Het FSB heeft een vrij groot draagvlak in internationale kringen. TIMOTY GEITHNER, de
Amerikaanse Minister van Financiën in het kabinet van president BARACK OBAMA, ziet het
FSB als een vierde pijler, naast het IMF, de Wereldbank en de WTO.275
Toch merken we op dat
het FSB geen regulerende macht heeft. Haar charter verklaart zelfs uitdrukkelijk dat het geen
wettelijk afdwingbare rechten of verplichtingen creëert.276
98. Hoewel er een duidelijke tendens is tot versterking van het Financial Stability board blijven
er een aantal problemen. Zo hebben de Europese Bankautoriteit en het Europees Comité voor
Systeemrisico’s geen institutionele band met het FSB.277
Ook de interne organisatie van het FSB
zal een verder aanpassing nodig hebben. De huidige bezetting bedraagt immers slechts ongeveer
20 medewerkers. De vraag rijst of dit in verhouding is met de toegewezen taken van het FSB.
Bekijken we vergelijkbare instellingen, waaronder de IMF afdeling die zich bezighoudt met de
financiële stabiliteit, zien we al gauw een capaciteit van enkele honderden medewerkers.278
272 Art. 1 Financial Stability Board Charter, september 2009, www.financialstabilityboard.org. 273 Art. 2 Financial Stability Board Charter, september 2009, www.financialstabilityboard.org. 274 België is geen lid van het FSB. 275 D. LOMBARDI, “The governance of the Financial Stability Board”, Brookings Instiution 2011, 3. 276 Art. 16 Financial Stability Board Charter, september 2009, www.financialstabilityboard.org. 277 M. DRAGHI, “Re-establishment of the FSF as the Financial Stability Board: Conclusion of London Summit, 1 – 3,
www.financialstabilityboard.org. 278 D. LOMBARDI, “The governance of the Financial Stability Board”, Brookings Institution, 2011, 8-9.
Internationale regelgeving
57
HOOFDSTUK 3: HET BAZELCOMITE
Afdeling 1: ALGEMEEN
99. Kredietverlening vormt voor de meeste banken een zeer belangrijk aandeel in de totale
activiteit. De kerntaak van de bank bestaat er immers in deposito’s op te halen bij spaarders en
deze om te zetten in korte, middellange en lange termijnleningen aan overheden, bedrijven en
particulieren. Hierdoor bestaat er bij de banken een aanzienlijk liquiditeitsrisico. Indien het
vertrouwen in de financiële instelling aangetast is, bestaat het risico dat klanten massaal hun
deposito’s opvragen. Er ontstaat dan een zogenaamde ‘run on the bank’.
100. Gedurende de jaren ’70 merkte men een ernstige achteruitgang van de solvabiliteit in de
financiële sector. Als reactie daarop, en met de vrees voor een crisis in de banksector, werd in
1975 op initiatief van de G10 het Bazelcomité opgericht.279
Dit comité werd samengesteld uit de
vertegenwoordigers van de centrale banken en toezichthoudende instanties uit de G10-landen.
Sindsdien komt het comité drie à vier keer per jaar samen.280
Elke twee jaar wordt er een
internationaal congres georganiseerd waarin bancaire toezichthouders hun ervaringen
uitwisselen. 281
101. Het comité biedt een forum waarin lidstaten op het vlak van bancair toezicht op
regelmatige basis samenwerken. Oorspronkelijk was het doel om gaten in het toezichtnetwerk
op te vullen, maar op dit moment heeft het comité voornamelijk als taak het bankentoezicht
wereldwijd te verbeteren. Het Bazelcomité verstrekt daartoe vooral niet-dwingende
aanbevelingen. Het betreft slechts standaarden, richtsnoeren en aanbevelingen die door de
autoriteiten overgenomen kunnen worden. Op deze manier moedigt het comité een
harmonisering van de regels aan.282
Toch merken we dat ze een onmiskenbaar gezag uitstralen
en over het algemeen wereldwijd worden toegepast.
102. In 1988 besloot het Bazelcomité kapitaalvereisten in te voeren. Hoewel dergelijke
voorschriften reeds langere tijd gebruikt werden door nationale toezichthoudende autoriteit wou
men dit meer op het internationale niveau regelen. Voordien was het probleem immers dat
instellingen de vorm van het aan te houden kapitaal quasi vrij konden kiezen. Dit bemoeilijkte
de onderlinge vergelijkbaarheid van kapitaalbuffers. Met de invoering van de kapitaalvereisten
werd het Bazel I akkoord een feit. Zoals we verder zullen bespreken bleef het echter niet bij dit
akkoord en ging men in 2008 over tot het Bazel II akkoord. Ondertussen treedt het Bazel III
akkoord in werking.
279 Officiële benaming: Basel Committee on Banking Supervision (BCBS). 280 Officiële website: www.bis.org/about/factbcbs.htm. 281 Officiële website: www.bis.org/bcbs/about.htm. 282 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “History of the Basel Committee and its Membership”, Bank for
International Settlements, 2009, www.bis.org/bcbs/history.pdf.
Internationale regelgeving
58
Afdeling 2: HET CONCORDAAT VAN 1975
103. Het concordaat van 1975 kan gezien worden als de eerste aanbeveling van het
Bazelcomité. Het legt de krijtlijnen vast voor het toezicht op de buitenlandse vestigingen van
banken. Het concordaat legt hierbij drie grote principes vast: (1) Geen enkele buitenlandse bank
mag aan het toezicht ontsnappen; (2) Het toezicht is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van
de toezichthouders uit het land van oorsprong en het gastland; (3) Informatie moet vlot
uitgewisseld worden tussen deze toezichthouders. Al snel bleek dat dit concordaat niet volledig
genoeg was. Er kwam een herziening in 1983 die de oorspronkelijke tekst op verschillende
vlakken diende te versterken.283
In 1992 herformuleerde het Bazelcomité het concordaat als een
set minimumstandaarden met betrekking tot het toezicht op internationale banken.284
Naar
aanleiding van de crisis kwamen er ook in 2010 en 2012 specifieke aanbevelingen.285
Afdeling 3: BAZEL I
§1. HET A KKOORD IN 1988
104. Gezamenlijke minimale kapitaalvereisten werden voor het eerst op internationaal niveau
geïntroduceerd door het Bazel I akkoord. Het doel van dit akkoord was de stabiliteit van het
financiële systeem te verbeteren, samen met het creëren van een ‘level playing field’ tussen de
banken op internationaal niveau. Het akkoord verplichtte banken om een minimale hoeveelheid
kapitaal te reserveren bij de toekenning van een krediet. Bovendien introduceerde men uniforme
regels die het risico van activa en off-balance verrichtingen konden meten.
De verplichting een hoeveelheid kapitaal aan te houden hield in dat de bank een vast percentage
van 8% van de gewogen vordering onder vorm van eigen vermogen diende te reserveren. Hoe
meer eigen vermogen een bank heeft moeten reserveren, hoe meer de bank kan verliezen bij
risicovolle beleggingen.286
Bovendien moet dit kapitaal een bepaalde kwaliteit hebben zodat het
kan dienen als een buffer tegen onvoorziene verliezen. Om de kapitaalvereisten aan te passen
aan de realiteit van risicodiversificatie heeft men wel voorzien in een systeem van ‘kortingen’
voor bepaalde kredieten. Het krediet werd gewogen in functie van bepaalde zekerheden die het
garanderen. Zo kreeg een lening waarvan de terugbetaling gewaarborgd wordt door de overheid
in een aantal gevallen een 0% risicoweging.287
283 D.D. EVANOFF, G.G. KAUFMAN en J.R. LABROSSE, International financial instability: global banking and national regulation, Signapore, World Scientific Publishing, 203.
284 D.D. EVANOFF, G.G. KAUFMAN en J.R. LABROSSE, International financial instability: global banking and national regulation, Signapore, World Scientific Publishing, 205.
285 zie hiervoor: www.bis.org/list/bcbs/tid_24/index.htm. 286 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Amsterdam,
Balans, 2009, 28. 287 H. DECAN, S. DE KLERCK, E. DIELTIËNS, T FRANCK, L. GHEYSENS, N. HUYGHEBAERT, J. JANSSEN, L. KEULENEER,
G. VAN CAMPENOUT, C. VAN HULLE en S. VAN UYTBERGEN, Financieel management, een casestudieboek, Amsterdam, Pearson Education Benelux, 2006, 141.
Internationale regelgeving
59
105. Het Bazelakkoord had vrijwel meteen succes en werd door quasi geheel de westerse wereld
overgenomen. De EU verplichtte zelfs het gebruik van deze minimumnorm voor al haar banken.
Toch was er ook kritiek. Ondanks de goede intenties van Bazel I, hadden deze wegingen in de
praktijk een eerder geringe impact. Bovendien was er slechts een zeer beperkte differentiatie in
functie van het risicoprofiel van de cliënt.288
Het systeem was hierbij eerder toegesneden op het
klassiek bankieren en hield te weinig rekening met de handel in risico’s.
§2. AMENDEMEN T IN 1996
106. Omwille van het feit dat het originele akkoord enkel over het kredietrisico handelde ging
het Bazelcomité in 1996 over tot het uitvaardigen van amendementen om ook het marktrisico in
het akkoord te incorporeren. Hierdoor dienden banken ook kapitaal te reserveren om de open
posities onderhevig aan marktbewegingen te bufferen. Dit risico vertegenwoordigt de kans dat
de bank verliezen moet slikken op zijn balans of off-balance producten door een verandering in
de interestvoeten, wisselkoersen ed. Door de implementatie van dit risico doelt men dus op de
financiële instrumenten die gehouden worden voor handelsdoeleinden.289
Afdeling 4: BAZEL II
§1. ALGEMEEN
107. Bazel II kwam er als reactie op de vele tekortkomingen van Bazel I. In 1998 stelde het
Bazelcomité dat Bazel I vanwege de toenemende complexiteit van de financiële sector en
financiële innovatie aan vervanging toe was.290
Het Bazelcomité zocht meer precieze methoden
om het kredietrisico te berekenen en zo het toezicht aan te passen aan nieuwe tendensen. Het
doel hierbij was voornamelijk de banken aan te moedigen hun risicomanagement,
zakenmodellen, strategieën en dergelijke te verbeteren.
Op 1 januari 2007 trad het nieuwe Bazel II- kader in werking. De Europese Unie voerde deze
wijzigingen snel door en had ze reeds op 14 juni 2006 omgezet in een kapitaalrichtlijn.291
Uiterlijk op 1 januari 2008 dienden alle banken, beleggingsondernemingen en beheersvennoot-
schappen van instellingen voor collectieve beleggingen het raamwerk te hebben ingevoerd.292
288 B. VERVISCH, “Basel I en II en de impact op het kredietbeleid van de banken t.o.v ondernemingen”, Accountants & Co 2007, 3.
289 D. BALLEGEER, “Basel III: The New Capital Regime for Banks”, Bank. Fin. 2011, 147. 290 M.G. VAN ‘T WESTEINDE, “Solvabiliteitsvereisten onder de wet op het financieel toezicht en de implementatie van
het Bazel 2 akkoord” in D.BUSCH, D.R. DOORENBOS, N.LEMMERS, R.H. MAATMAN, M.P. NIEUWE WEME en W.A.K RANK, Onderneming en financieel toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 207.
291 CBFA, Jaarverslag 2006, 23, www.fsma.be. 292 Art. 157 Richtlijn 2006/48 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van
kredietinstellingen, Pb. L. 30 juni 2006, afl. 177, 56; Art. 42, richtlijn 2006/49 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen, Pb L. 30 juni 2006, afl. 177, 201 (hierna: CRD Richtlijn).
Internationale regelgeving
60
§2. DE DRIE PIJ LERS
108. Het nieuwe akkoord berust op drie pijlers, die banken in hun geheel dienden te
implementeren: minimale kapitaaleisen, toezicht en marktwerking.
A. MINIMALE KAPITAALVEREISTEN
109. Het principe dat de banken 8% eigen vermogen moeten reserveren voor kredieten wordt
ongewijzigd overgenomen in het Bazel II akkoord.293
Men voert voornamelijk een correctie
door op het systeem van de weging van de kredietrisico’s in functie van het risicoprofiel van de
betrokken onderneming. De banken kunnen kiezen: ofwel kiezen ze voor het standaard systeem
(standardised approach), ofwel vertrouwen ze op eigen modellen/ratings (Internal Rate Based-
methode) om het risicoprofiel van de kredietnemers te bepalen.294
Indien de bank kiest voor de standardised approach zal de risicoweging gebeuren op basis van
de ratings die gegeven worden door de ratingbureaus. Bij een hoger risicoprofiel hoort dan een
hogere kapitaalbuffer.
Kiest de bank voor de Internal Rate Based methode, gebruikt de bank zijn eigen modellen.
Elke bank heeft zo verschillende modellen, opgedeeld volgens de aard en omvang van de
onderneming (beursgenoteerd, groot, middelgroot en kleine ondernemingen). De banken
berekenen het risicoprofiel van een onderneming aan de hand van verschillende beïnvloedende
factoren.295
Ook in België kon deze methode op veel belangstelling rekenen. Eind februari 2008
waren de vier Belgische grootbanken overgeschakeld op de Internal Rate based methode.296
293 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2006, 12, www.bis.org.
294 G. CHESINI, “The new basle accord: Trens in Regulation and Credit Risk Assessment”, Bank. Fin. 2001, 460; BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2006, 19, www.bis.org.
295 In de praktijk wordt dit door de computer berekend aan de hand van diverse databanken. 296 CBFA, Jaarverslag 2007 - 2008, 50, www.fsma.be; BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International
Convergence of Capital Measurement and Capital Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2004, 52.
Bazel II
Minimale
Kapitaal-
vereisten
Toezicht Marktwerking
Internationale regelgeving
61
Het Bazelcomité ziet deze laatste methode als de meest aanbevelingswaardige. Ze is accurater
dan de externe ratings, onder meer door de specifieke informatie die de banken zelf bezitten.
Bovendien moedigt het comité zo de verdere ontwikkeling van risicomanagement en het
gebruik van interne modellen in de bancaire sector aan. Toch blijft, net zoals bij Bazel I, het
aspect zekerheden belangrijk. Hoe meer het krediet is gedekt door zekerheden, hoe minder
eigen middelen de bank zal moeten opzij zetten. Een bank kan echter nooit enkel en alleen door
de aanwezigheid van zekerheden een krediet toekennen.297
110. Uit de literatuur over de effectiviteit van de kapitaalvereisten blijkt dat Bazel II duidelijk
een verbetering is tegenover de werking van Bazel I, en dit vooral op het gebied van
risicoweging. Men merkt dat de kapitaalvereisten door de banken als een absoluut minimum
worden ervaren zodat banken vaak kapitaalbuffers boven dit minimum aanhouden. Het systeem
laat bovendien toe dat banken via de kapitaalvereisten hun activa optimaliseren. Dit was
positief, aangezien de banken zo extra inkomsten konden binnenhalen en de depositohouders
toch voldoende beschermd werden door de kapitaalbuffer.298
B. BANKTOEZICHT
111. Bazel II voorziet ook in een aantal bepalingen inzake bankentoezicht. Deze bepalingen
vormen samen de tweede pijler. Deze pijler verzekert de kwaliteit van de interne processen die
de bank heeft met het oog op een correcte evaluatie van de risico’s. Banken dienen regelmatig te
controleren of hun kapitaal volstaat voor de risico’s die ze nemen. De methodes die banken
gebruiken dienen op hun beurt regelmatig door de toezichthouder te worden getoetst. Zoals
gezegd benadrukt Bazel II ook hier de expertise van de bank en het management.299
Door de
instelling van de tweede pijler wil het Bazelcomité een versterkte dialoog tussen de banken en
de toezichthouders bewerkstelligen.
Het comité stelt een aantal principes van het bankentoezicht voor.300
Hierin staat beschreven dat
het in eerste instantie aan de bank is om de adequaatheid van zijn kapitaal te bepalen in functie
van zijn risicoprofiel. Deze interne beoordeling staat onder controle van de verschillende
nationale toezichthouders. Verder moedigt het comité het aanhouden van meer kapitaal dan de
wettelijke minima aan. Toezichthouders dienen hierbij in een vroeg stadium in te grijpen om te
vermijden dat het kapitaalniveau zou zakken beneden het minimale peil.
297 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Overview of the new Basel Capital accord”, Bank for International Settlements, 2001, 17, www.bis.org.
298 R. VANDER VENNET en O. DE JONGHE, “Bankrisico’s en toezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1071.
299 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Pillar 2 (supervisory review process)”, Bank for International Settlements, 2001, 3.
300 Ibid.,1-2.
Internationale regelgeving
62
C. MARKTDISCIPLINE
112. Dit is een nieuw onderdeel dat in het Bazelakkoord werd ingelast. Het betreft de vereiste
om op geregelde tijdstippen bepaalde informatie te verstrekken. Men beroept zich hiervoor op
het disciplinerend gedrag van marktparticipanten, gebaseerd op transparantie en
openbaarmaking van alle relevante informatie.301
Het laat andere marktspelers toe de kapitaal-
positie van de bank na te gaan en zo de mogelijkheden tot het opvangen van schokken en
verliezen te beoordelen.302
De derde pijler werkt hierbij ondersteunend voor de eerste en de
tweede pijler.303
Deze pijler sluit zoveel mogelijk aan bij de internationaal overeengekomen
verslaggevingsstandaarden (IAS/IFRS).304
Opdat dit mechanisme goed zou werken moet er aan minstens twee voorwaarden voldaan zijn.
Enerzijds moeten de marktparticipanten in staat zijn een adequaat beeld te vormen van de
risico’s. Ten tweede moet er ook aangetoond worden dat de banken bewust reageren op de
signalen die marktparticipanten geven. Dit kan ofwel vrijwillig zijn, ofwel onder druk door een
toezichthouder.305
Afdeling 5: BAZEL 2.5
113. Als antwoord op de financiële crisis kondigde het Bazelcomité in april 2008 een aantal
wijzigingen van het Bazel II akkoord aan. Deze aanpassingen vormen het zogenaamde Bazel
2.5 akkoord. Ze hebben voornamelijk betrekking op de definitie van kapitaal en de regels met
betrekking tot de weging van de risico’s. Ze zijn daarbij ontworpen om de effectisering en de
complexe financiële producten beter te beheersen. Bovendien kwamen er aanvullende
transparantievereisten.306
Uit de gegevens van de website van de Bank for International
Settlements (BIS) blijkt dat vele landen volop bezig zijn met de implementatie van de Bazel 2.5
normen.307
301 G. CHESINI, “The new Basle accord: Trends in Regulation and Credit Risk Assessment”, Bank. Fin. 2001, 462;
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital
Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2006, 226, www.bis.org. 302
G. CHESINI, “The new Basle accord: Trends in Regulation and Credit Risk Assessment”, Bank. Fin. 2001, 462. 303 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital
Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2006, 226, www.bis.org; Publicatie website DNB, www.toezicht.dnb.nl/2/50-202250.jsp.
304 M.G. VAN ‘T WESTEINDE, “Solvabiliteitsvereisten onder de wet op het financieel toezicht en de implementatie van het Bazel 2 akkoord” in D. BUSCH, D.R. DOORENBOS, N. LEMMERS, R.H. MAATMAN, M.P. NIEUWE WEME en W.A.K RANK, Onderneming en financieel toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 207; BASEL COMMITTEE ON
BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards”, Bank for Intarnational Settlements, 2004, 227, www.bis.org.
305 R. VANDER VENNET en O. DE JONGHE, “Bankrisico’s en toezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 1071.
306 MOODY’S, “Basel II – 2009 enhancements / Basel 2.5”, 2011, www.moodysanalytics.com; BASEL COMMITTEE ON
BANKING SUPERVISION, “Revisions to the Basel II market risk framework”, Bank for International Settlements, 2009, 3, www.bis.org.
307 www.bis.org/publ/bcbs/b2_5prog_rep_table.htm.
Internationale regelgeving
63
Afdeling 6: BAZEL III
114. Er waren dan wel reeds twee grote Bazelakkoorden gesloten, toch bleek tijdens de recente
financiële crisis dat veel bankbalansen nog steeds niet bestand waren tegen de schokken die ze
te verwerken kregen. Banken voldeden meestal wel aan de kapitaalvereisten, maar het bleek dat
de reserves vaak illiquide (en niet beschikbaar) waren om verliezen te absorberen.308
Daarom
werden de werkzaamheden van het Bazelcomité in 2010 voortgezet. Er kwamen een reeks
nieuwe richtlijnen die op 11 november 2010 door de G20 werden goedgekeurd. De nieuwe
Bazelrichtlijn (Bazel III) bestaat uit twee documenten.309
Het eerste document “Basel III: A
global regulatory framework for more resilient banks and banking systems” is opgebouwd rond
vier voorstellen voor kapitaalnormen. Het tweede document “Basel III: International framework
for liquidity risk measurement, standards and monitoring” besteedt meer aandacht aan de
aanscherping van het liquiditeitstoezicht.310
Het Bazelcomité heeft zich bovendien voorgenomen
om regelmatig te antwoorden op interpretatieproblemen van het akkoord via de zogenaamde
‘Frequently asked questions’.
115. De nieuwe regels moeten leiden tot een verbetering van de capaciteit van de banksector om
schokken op te vangen in crisissituaties. Het is daarbij duidelijk dat men
overheidstussenkomsten zoveel mogelijk wil beperken. De nieuwe eisen worden geleidelijk
ingevoerd. Onderstaand schema maakt dit duidelijk.311
308 Persmededeling van de Commissie, MEMO/11/527, 20 juli 2011. 309 D. BALLEGEER, “Basel III: The New Capital Regime for Banks”, Bank. Fin. 2011, 147. 310 Beiden zijn te vinden op: www.bis.org/list/basel3/index.htm. 311 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Results of the Basel III monitoring exercise as of 30 June 2011”,
Bank for Intarnational Settlements, 2012, 23, www.bis.org.
Internationale regelgeving
64
§1. REGELS TER VERSTER KIN G VAN DE SOLVABILITE IT IN DE BANKSEC TOR
116. De nieuwe solvabiliteitsregelen houden een reeks doelstellingen voor ogen. We sommen ze
hieronder kort op.
i. Verhoging van de kwaliteit van het kapitaal
117. De vorige Bazelakkoorden hadden reeds een systeem dat het kapitaal indeelde volgens de
betrouwbaarheid (Tier 1, Tier 2 en Tier 3). Tijdens de financiële crisis, bleek het zogenaamde
hoogwaardig kapitaal niet steeds meteen opvraagbaar, wat tot ernstige liquiditeitsproblemen
leidde. Het Bazelcomité zag in dat de huidige indelingen van kapitaal niet langer stand konden
houden. Het werd duidelijk dat risico’s gedekt moeten worden door hoogwaardig eigen
vermogen, terwijl verliezen in de eerste plaats gedekt dienen te worden door het kapitaal en
reserves.312
Dit begrip ‘eigen vermogen’ werd niet door alle leden op een uniforme manier
gedefinieerd. De werkelijke kwaliteit van het eigen vermogen bleek onvoldoende transparant.313
Het Bazelcomité wijzigt deze definitie nu. Het grootste deel van het bankkapitaal zal voortaan
van de hoogste kwaliteit moeten zijn. Het comité legt hiervoor de nadruk op het begrip common
equity, dat uitsluitend betrekking heeft op het door gewone aandelen vertegenwoordigd kapitaal
en de reserves.314
Het aandelenkapitaal en de winstreserves zullen de kern blijven vormen, maar
de zogenaamde hybride vormen komen niet langer zomaar in aanmerking als bankkapitaal van
de hoogste kwaliteit.315
De totale hoeveelheid aan te houden common equity bestanddelen
bedraagt 4,5%. Het Tier 1 kapitaal moet daarbij minimaal 6,0 % bedragen. Samen met het Tier
2 kapitaal houdt de bank een kapitaal aan van minimaal 8%.316
Het Tier 3 kapitaal wordt in het
nieuwe akkoord geschrapt.317
318
312 NBB, Financial Stability review 2011, 54, www.nbb.be. 313 CBFA, Jaarverslag 2009 – 2010, 11, www.fsma.be; BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A
global regulatory framework for more resilient banks and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 2, www.bis.org.
314 Ibid. 315 NBB, Financial Stability review 2011, 54, www.nbb.be. 316 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks
and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 12, www.bis.org. 317 Ibid., 2. 318 N. SMOLDERS, “Basel III: stevig maar realistisch”, Rabobank, 2010, 1, www.rabobank.com.
Internationale regelgeving
65
ii. Conservation buffer
118. Het comité voorziet bovendien in een extra buffer (als common equity), vastgesteld op
2,5%, die specifiek gericht is op het voorkomen van de situatie waarbij de belastingbetaler moet
tussenkomen om de banken te redden. De huidige crisis zorgde voor een nood aan
overheidsinterventies om instellingen te redden die niet genoeg buffers hadden om zelf hun
kosten te dekken. Banken mogen bij een crisis op deze buffer interen, mits zij snijden in winst-
en bonusuitkeringen.319
Door de invoering van de conservation buffer stijgt het totaal vereiste
kapitaalniveau sterk en omvat: de risicogewogen kapitaalbuffer (8%), conservation buffer
(2,5%) en de anticyclische buffer.320
iii. Verbetering van risicodekking kapitaaleisen
119. Een ander aandachtspunt betreft de verhoogde kapitaaleisen om het tegenpartijrisico in te
dekken. Dit risico komt onder meer tot stand door transacties met afgeleide instrumenten. Het
betreft hierbij voornamelijk de handel in opties, futures en swaps. Bij deze instrumenten deelt
men ook in het risico van de onderliggende waarde. Wanneer een tegenpartij uit de
onderliggende verhouding niet langer kredietwaardig is, dreigt ook de eigen positie van het
derivaat in gevaar te komen.321
Het Bazelcomité legt strengere eigenvermogensvereisten op
voor het kredietrisico dat uit de derivatenactiviteit voortkomt.322
iv. Vermindering van de procycliciteit
120. Het Bazelcomité verplicht banken voortaan anticyclische kapitaalbuffers uit te bouwen. Uit
de crisis leren we immers dat banken bij hoogconjunctuur systematisch de risico’s
onderschatten en bij recessie diezelfde risico’s geregeld overschatten. Het buffersysteem bestaat
erin dat in goede economische tijden de banken extra voorzieningen uitbouwen die ze in
slechtere tijden kunnen aanspreken.323
Men wil zo de schommelingen in de eigenvermogens
uitvlakken. Bovendien voorkomt een hogere buffer in goede tijden dat kredieten te goedkoop
worden en voorkomt het excessieve blootstellingen aan risico’s.324
Dit systeem was reeds van toepassing in Canada. Ook de Europese Commissie was hier
voorstander van. Instellingen worden dus verplicht bovenop het minimum eigen vermogen een
319 N. SMOLDERS, “Basel III: stevig maar realistisch”, Rabobank, 2010, 1, www.rabobank.com; BASEL COMMITTEE
ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 55, www.bis.org.
320 Persmededeling van de Commissie, MEMO/11/527, 20 juli 2011. 321 K. LAUWERS, “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, 16; BASEL COMMITTEE ON BANKING
SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 29, www.bis.org.
322 CBFA, Jaarverslag 2009 – 2010, 12, www.fsma.be. 323 K. LAUWERS, “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, 16; D. BALLEGEER, “Basel III: The New
Capital Regime for Banks”, Bank. Fin.2011, 158. 324 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks
and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 57, www.bis.org.
Internationale regelgeving
66
bijkomende marge aan te leggen. Wanneer de toezichthouders vaststellen dat de krediet-
verlening hevig toeneemt, kunnen zij beslissen de anticyclische buffer te verhogen. In een
crisissituatie zou de toezichthouder dan kunnen beslissen om die buffer te verlagen, zodat de
banken op die manier kredieten zouden kunnen blijven verstrekken.325
§2. NORMEN MET BETREKKIN G TO T DE SCHU LD GRAAD
121. Het Bazelcomité stelde vast dat het excessief opbouwen van schuldposities in de
banksector een van de onderliggende oorzaken van de crisis was. Vaak hielden banken een zeer
hoge schuldgraad aan (ook off balance) zonder rekening te houden met risicoposities. Tijdens
de crisis werd de sector door de financiële markten gedwongen om hun schuldgraad versneld af
te bouwen (deleveraging). Dit zorgde voor een neerwaartse spiraal van activaprijzen die de
gehele economie aantastte.326
Om deze reden voert het Bazelcomité nu een eenvoudige, transparante en niet op risico’s
gebaseerde leverage ratio in. De maatregel wordt gezien als een aanvulling op de strikte
kapitaalvereisten. De ratio zal ook rekening houden met off balance verrichtingen. Het
Bazelcomité streeft hierbij in hoofdzaak twee doelen na: 327
- De opbouw van schuldposities in de banksector beperken;
- De risico gerelateerde vereisten versterken.
De ratio wordt gezien als het sleutelelement van het hele Bazelsysteem. Ze dient als bewaker
tegen banken die willen ontsnappen aan de kapitaalvereisten door activa buiten de balans te
houden. Het Bazelcomité zal een minimum Tier 1 leverage ratio van 3% testen gedurende de
periode van 1 januari 2013 tot 1 januari 2017. Na eventuele noodzakelijke aanpassingen, zou de
ratio in werking treden op 1 januari 2018. De ratio van 3% zou ervoor moeten zorgen dat
banken geen activa kunnen verwerven die meer waard zijn dan 33 keer het kapitaalniveau.328
Ze
zal hierbij een zware beperking op de omvang van de banken vormen.
Tegen deze ratio wordt overigens veel weerstand geboden. De meest gehoorde kritiek is dat ze
te hard is en elke gevoeligheid mist. Ze negeert de specifieke modellen van de verschillende
instellingen en hun blootstelling aan de volatiliteit van de markt. De banksector voert dan ook
hevig oppositie tegen een bindende ratio. Praktisch alle lidstaten van de Europese Unie volgen
deze redenering.329
325 CBFA, Jaarverslag 2009 – 2010, 12, www.fsma.be. 326 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for more resilient banks
and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 61, www.bis.org. 327 Ibid. 328 BLOOMBERG, “Banks in Europe May Win EU Exemption From Basel Leverage Ratio”, 17 november 2010, www.bloomberg.com. 329 Ibid.
Internationale regelgeving
67
§3. LIQUIDITEITSNORMEN VOOR DE BANKSECTO R
A. LIQUIDITY COVERAGE RATIO (LCR)
122. Een belangrijke vernieuwing is dat Bazel III ook liquiditeitsratio’s bevat.330
Deze ratio
moet ervoor zorgen dat de banken voldoende cash en overheidsobligaties hebben om een
liquiditeitscrisis te doorstaan. Men gaat hierbij de buffer van kwaliteitsvolle activa en liquide
middelen van een instelling, zoals effecten die uitgegeven zijn door staten, vergelijken met de
netto-liquiditeitsbehoeften die zich in de loop van één maand voordoen. Deze behoeften worden
geraamd op grond van een stressscenario.331
De bedoeling hiervan is na te gaan of de instelling
in staat is om een moeilijke periode van een maand te overleven. Door hieraan een maximum te
stellen zou het Bazelcomité overmatige schuldposities willen verhinderen.332
B. NET STABLE FUNDING RATIO (NSFR)
123. De ‘net stable funding ratio’ moet garanderen dat de bank voldoende stabiele financiering
op lange termijn heeft. Hierbij wordt de structurele liquiditeitspositie van een instelling
beoordeeld door het volume illiquide activa te vergelijken met het volume van stabiele
financieringsbronnen zoals deposito’s van particulieren of andere langtermijndeposito’s.333
Het
doel is ervoor te zorgen dat activa op lange termijn met ten minste een minimum bedrag aan
stabiele passiva worden gefinancierd.334
Deze ratio bestaat al in verschillende landen, o.a. in
Zwitserland en de VS, maar is door de wijze waarop deze wordt berekend niet altijd onderling
vergelijkbaar. Het nut van de leverageratio hang af van hoe de termen ‘risicovolle activa’ en
‘eigen vermogen’ precies worden gedefinieerd.335
124. Het comité besliste de twee ratio’s heel geleidelijk in te voeren. De eerste ratio geldt vanaf
2015, de tweede ratio zal pas volledig toegepast worden in 2018.336
Volgens een analist is die
soepele timing belangrijk omdat een te snelle invoering van de ratio’s sommige banken kan
verplichten hun balansen af te bouwen.337
330 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: International framework for liquidity risk measurement, standards and monitoring”, Bank for International Settlements, 2010, 61, www.bis.org.
331 D. BALLEGEER, “Basel III: The New Capital Regime for Banks”, Bank. Fin. 2011, 156. 332 CBFA, Jaarverslag 2009 – 2010, 12, www.fsma.be. 333 CBFA, Jaarverslag 2009 – 2010, 14, www.fsma.be. 334 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: International framework for liquidity risk measurement,
standards and monitoring”, Bank for International Settlements, 2010, 25, www.bis.org. 335 K. LAUWERS, “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, 16. 336 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: International framework for liquidity risk measurement,
standards and monitoring”, Bank for International Settlements, 2010, 2, www.bis.org. 337 DE TIJD, “Banken krijgen tijd voor nieuwe regels over liquiditeit”, 20 oktober 2010.
Internationale regelgeving
68
§4. DE INVOERING IN DE EU: CRD IV
125. De omzetting van de Bazelrichtlijnen gebeurt in de Europese Unie normaal gezien via de
zogenaamde Capital Requirements Directives (CRD richtlijnen). Opmerkelijk is dat het Bazel
III akkoord via een richtlijn (CRD 4), maar ook via een verordening zal gebeuren.338
De
stemming is voorzien halfweg 2012, waarna in 2013 de implementatie zal volgen.
De Europese Commissie wil bepaalde reglementering binnen de Europese Unie meer
harmoniseren. Dit kadert in de doelstelling van de Commissie om een wetboek op te stellen dat
geldt voor de gehele Europese Unie. Hierdoor maakt de Commissie voor het eerst gebruik van
een verordening ter omzetting van de Bazelakkoorden. Deze verordening bevat onder meer
bepalingen met betrekking tot de hoeveelheid aan te houden kapitaal, de liquiditeitsratio’s en
het tegenpartijkredietrisico. De richtlijn (CRD 4) bevat onder meer bepalingen in verband met
de versterking van governance, sancties, de conservation en de anticyclische buffer.339
Hoewel de Commissie de Bazelrichtlijnen ondersteunt, voert ze toch een aantal wijzigingen
door. De redenen hiervoor zijn divers. Ten eerste haalt de Commissie aan dat de richtlijn geen
wet is. Het betreft enkel een set standaarden die ontwikkeld werden door toezichthouders en
centrale banken. Wanneer men deze implementeert in de EU zijn ze door een heel proces van
democratische controle gegaan. Bovendien is het Bazelakkoord van toepassing op internationaal
actieve banken terwijl het regelgevend kader van de EU van toepassing is op alle banken en
investeringsmaatschappijen. Deze bredere toepassing vergt een aantal aanpassingen.340
Europa zal hiermee de eerste zijn die de Bazelnormen in wetgeving omzet. De Commissie schat
dat het eigen vermogen van de banken naar schatting met 460 miljard euro (tegen 2019) zal
moeten opgetrokken worden.341
De regelgeving zal voor zo’n 8200 Europese banken van
toepassing zijn.342
338 NBB, Financial Stability review 2011, 53, www.nbb.be. 339 Persmededeling van de Commissie IP/11/915, 20 juli 2011. 340 Persmededeling van de Commissie, MEMO/11/527, 20 juli 2011. 341 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2011 betreffende prudentiële
vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, COM(2011) 452, 9. 342 DE STANDAARD, “Miljardeneisen voor banken”, 22 juli 2011.
Internationale regelgeving
69
Afdeling 7: EVALUAT IE
§1. ENKELE POSITIEVE PUN TEN
126. De Bazelakkoorden zijn opmerkelijk omdat men er telkens in slaagt een globaal akkoord te
bereiken. Dit akkoord wordt niet enkel gesloten tussen de industriële economieën, ook de
opkomende landen zijn vertegenwoordigd. Bovendien is het resultaat van de onderhandelingen
vrij concreet. Door de hernieuwde kapitaaleisen zullen banken meer kapitaalbuffers moeten
aanleggen.343
Het systeem van risicoweging is daarbij vrij nauwkeurig uitgewerkt. GERTRUDE
TUMPEL-GUGERELL, lid van de Raad van bestuur van de ECB, stelt overigens dat het akkoord
een goede balans is tussen de globale doelstelling van het versterken van het toezicht in de
financiële sector en het vermijden van grote nadelige gevolgen voor nationale bancaire
systemen en de reële economie.344
Verder is er een goede balans gevonden tussen specifieke
bezorgdheden van landen en de nood aan een internationale regelgeving.345
De richtlijnen worden bovendien vrij goed opgevolgd. Uit een recent rapport van het Bazel
Comité blijkt dat ondertussen alle lidstaten gestart zijn met de implementatie van Bazel II. 78%
van de lidstaten passen Bazel II reeds volledig toe. 71% is klaar met de implementatie van Bazel
2.5.346
Veel lidstaten zijn ondertussen begonnen met de voorbereidende werkzaamheden voor de
implementatie van het Bazel III akkoord.
§2. KRITIEK
127. Er was vrijwel meteen heel wat protest van de financiële sector tegen de nieuwe regels. Dit
is niet zo verwonderlijk aangezien de strengere regels meer kapitaal vragen dat als buffer wordt
aangehouden. Dit betekent dat er minder geld aan andere doeleinden kan worden gegeven. De
meest algemene kritiek is het verschil in (voornamelijk op het vlak van timing) implementatie
op wereldwijd niveau. Ook in het verleden leek deze implementatie vaak niet gecoördineerd te
lopen. Zo is Bazel II nog steeds niet volledig in werking in de VS (hoewel daar een parallel
systeem loopt).347
Deze wereldwijde verschillen kunnen toezichtsarbitrage in de hand werken en
zorgen voor het ontbreken van een level playing field. De verschillende opinies kunnen we
terugvinden op de website van de bank for international settlements.348
343 J-C. TRICHET, “Keeping the Momentum for Financial Reform”, Bank. Fin.2010, 464. 344 G. TUMPEL-GUGERELL, “Priorities of the Belgian Presicency of the EU for the Financial Services Area”, Bank.
Fin 2010, 468. 345 Ibid., 469. 346 BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Progress report on Basel III implementation”, Bank for
International Settlements, 2012, 2-5, www.bis.org. 347 ERNST & YOUNG, “The next era in banking”, 2011, www.ey.com/Publication/vwLUAssets/The_next_era_in_banking/$FILE/The_Next_Era_in_Banking.pdf. 348 www.bis.org/.
Internationale regelgeving
70
Kritiek van de banken
128. De eerste reacties uit de bankwereld waren vrij positief, vooral wat betreft de termijn die
gegeven werd voor de invoering van de nieuwe normen. Toch was er ook heel wat kritiek.
Voornamelijk de Europese financiële sector leverde zwaar slag tegen de regulering omdat ze de
Amerikaanse banken zou bevoordelen.349
De banken stelden zich de vraag waar ze het extra
geld vandaan konden halen om het kapitaal te versterken. De kans dat dit via een
kapitaalverhoging met aandelenemissie moet gebeuren is vrij reëel, iets wat de banken niet
graag zien gebeuren. Bovendien stellen ze dat ze door de hogere kapitaaleisen minder geld
kunnen uitlenen, en dit zowel interbancair als aan klanten. Krediet zou dan onvermijdelijk
duurder worden, wat een negatieve impact heeft op de economische groei. Ook bij de Belgische
banken leeft deze vrees. Ongeveer 68% van de Belgische bankiers denkt dat Bazel III zal leiden
tot hogere kredietkosten voor de klanten. Banken zijn hierbij van oordeel dat ze de bijkomende
kosten niet volledig zullen kunnen doorrekenen.350
Het IMF verwacht dat, onder meer door de
strengere kapitaalvereisten, het balanstotaal van 58 grote banken uit de EU met 2000 miljard
euro (of 7%) zal verminderen. Het kredietaanbod zal daarbij met bijna 500 miljard euro
dalen.351
Het lijkt duidelijk dat de grote winstmarges van banken onder druk zullen komen te staan. Een
lagere blootstelling aan risico’s geeft onvermijdelijk een lager rendement.352
Hierbij zou er een
prikkel kunnen ontstaan ‘to game the system’. Banken zouden via toezichtsarbitrage hun
activiteiten kunnen verplaatsen naar minder gereguleerde sectoren.353
JEAN-CLAUDE TRICHET
weerlegt deze kritiek. Hij stelt dat de kosten van implementatie slechts tijdelijk zijn en dat de
globale economie zal profiteren van de financiële stabiliteit. Hij merkt op dat er een verband is
tussen de daling van de kans op een financiële crisis en de wereldeconomie. De wereldeconomie
zal additioneel groeien (0,6%) bij een dalende kans op een crisis (van 1%).354
Ook GUY
QUADEN, voormalig gouverneur van de Nationale Bank, meent dat de economische kost vrij
klein zal zijn in vergelijking met de voordelen op lange termijn.355
Daarnaast vragen de banken zich niet te verkijken op de kapitaalvereisten. Ze stellen dat eigen
vermogen slechts als buffer voor onverwachte verliezen kan dienen en deze niet zal
voorkomen.356
Meer specifiek hebben ze hun twijfels bij de nieuwe buffer ter dekking van de
349 Zie: W. EUBANKS, “The Status of the Basel III Capital Adequacy Accord”, CRS Report for Congress, 2010, 9. 350 Dit blijkt uit het feit dat 49% van de Belgische bankiers verwacht dat Bazel III zal drukken op de rentabiliteit van
de bank. DE TIJD, “Belgische banken op de rem voor leningen”, 21 maart 2012. 351 IMF, “Global Financial Stability Report”, april 2012, xi; DE TIJD, “Kredietaanbod slinkt 500 miljard”, 19 april
2012. 352 K. LAUWERS, “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, afl. 9, 17. 353 N. SMOLDERS, “Basel III: stevig maar realistisch”, Rabobank, 2010, 4, www.rabobank.com. 354
J-C. TRICHET, “Keeping the Momentum for Financial Reform”, Bank. Fin. 2010, 464. 355 G. QUADEN, “Basel III and Beyond”, Bank. Fin. 2010, 471. 356 N. SMOLDERS, “Impact van de nieuwe kapitaalvoorstellen uit Bazel”, Rabobank, 2010, 4, www.rabobank.com.
Internationale regelgeving
71
procycliciteit. Ze vrezen dat sommige landen sneller een extra buffer zullen opleggen dan
andere, wat de concurrentie kan verstoren. Ze merken bovendien op dat overheden de buffer,
eens opgebouwd, niet snel weer zullen laten afbouwen.357
Toch zijn de banken niet onverdeeld negatief. Zo stelt onder meer TOD GIBBONS, CFO VAN
BNY Mellon, dat de berekening van zowel kapitaal als risicogewogen activa een echte
uitdaging zal worden en veel meer onderhevig zal zijn aan schommelingen. Deze volatiliteit,
versterkt door onzekerheden over de gevolgen van een schending, zal het voor banken
moeilijker maken hun kapitaal te beheren. Activa met een relatief hoog risico zullen hierbij
minder aantrekkelijk worden. Andere investeerders (bijv. speciale fondsen) die niet blootgesteld
zijn aan deze kapitaaleisen zullen bij gevolg deze activa kunnen opkopen.358
Kritiek van de ratingbureaus
129. De verschillende ratingbureaus kwamen ook met argumenten tegen het akkoord. Moody’s
en Standard & Poor’s zien de onbedoelde gevolgen van de maatregelen. Ook zij vrezen een
impact op de kredietverlening met negatieve gevolgen voor interbancaire leningen. Toch wijzen
ze ook op het feit dat het voor kleinere depositobanken relatief eenvoudiger wordt om zich naar
de nieuwe regels te schikken.359
Bovendien duiden ze op de verschillen tussen banken door het
gebruik van de interne modellen voor de bepaling van een rating.360
Opinie van rechtsgeleerden361
130. De hoge schulden van banken en de daaruit voortvloeiende fragiliteit en systemische
risico’s hebben bijgedragen tot de financiële crisis. Rechtsgeleerden menen dat Bazel III niet zal
volstaan om het systeem te beschermen tegen crisissen. Er dient een nog veel grotere fractie,
van minstens 15 procent, van de totale activa als eigen vermogen gereserveerd worden. Een
groter eigen vermogen zou banken toelaten hun kerntaken uit te oefenen en te groeien zonder
het financieel systeem in gevaar te brengen. De experts vallen bovendien het systeem van
risicoweging aan. Dit systeem zou immers financiële innovaties aanmoedigen die uiteindelijk de
kapitaalregulatie ondermijnen en vaak bijdragen tot systemische risico’s. Daarnaast lijkt door de
invoering van de nieuwe kapitaalregels de macht van de kredietbeoordelaars nog toe te nemen.
Dit omdat Bazel III nog uitdrukkelijk verwijst de ratings van deze private agentschappen.362
357 DE TIJD, “Banken moeten bufferen bij zeepbel”, 12 januari 2011. 358 ERNST & YOUNG, “The next era in banking”, 2011, www.ey.com. 359 K. LAUWERS, “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, afl. 9, 17. 360 www.bis.org/publ/bcbs165/standardpoors.pdf. 361 THE FINANCIAL TIMES, “Healthy banking system is the goal, not profitable banks”, 9 november 2010; J.
BARNEVELD, “Kapitaal is niet duur”, Ondernemingsrecht 2011, 19; C. Berg, “The world will be no safer under
Basel III”, 30 november 2011, www.abc.net.au/unleashed/3704426.html. 362 K. DEBACKER en L. VANDE KEYBUS, “De rol van speculanten en kredietbeoordelaars”, Sampol 2011, afl. 9, 15-
23.
Internationale regelgeving
72
Eigen oordeel
131. Door de invoering van het Bazel III akkoord zullen kredieten onvermijdelijk duurder
worden. Het lijkt daarbij duidelijk dat de winstmarges van banken onder druk zullen komen te
staan. Tot daar volg ik de kritiek van de banken. Toch zal deze duurdere kredietverlening
volgens mij niet opwegen tegen de kosten van een nieuwe financiële crisis. De economie zal
weliswaar trager groeien, maar we kunnen door deze nieuwe vereisten enkel maar hopen dat
deze groei duurzamer zal zijn en minder explosief met het bijhorende risico op het ontstaan van
zogenaamde bubbels.
Het ontstaan van toezichtsarbitrage zou ik hierbij minimaliseren, gezien het kader op
wereldwijd niveau zal worden ingevoerd. Vooral binnen Europa is de kans op toezichtsarbitrage
vrij klein, gezien de regulering steeds dwingender wordt ingevoerd voor de gehele Europese
Unie. Ook de zwaardere risicoweging bij het investeren in risicovolle producten kan enkel
aangemoedigd worden, zeker wanneer het gaat over banken die handelen met spaargeld. Toch
mag de risicoweging niet tot gevolg hebben dat banken geheel risico-avers worden. Dergelijke
risico-aversie zou immers een te zwaar gevolg hebben voor de gehele economische sector.
Risico nemen kan, maar moet op een gecontroleerde manier gebeuren. In die zin is het Bazel III
akkoord een duidelijke verbetering.
De kritiek omtrent de nationale verschillen in het beleid rond de anticylcische kapitaalbuffer is
in mijn opinie terecht. Het is jammer dat op deze manier een verschil ontstaat tussen
verschillende landen. Het louter op nationaal niveau bepalen over het al dan niet aanleggen van
dergelijke buffer is een van de grootste gebreken van het Bazel III akkoord.
73
DEEL 3: HET EUROPEES FINANCIEEL TOEZICHT
“At times, the ESRB is going to have to take very
unpopular decisions and face an immense lobby. We count
on the EP to support us in those days.”
Mervyn King
Vice-voorzitter van het ESRB,
gouverneur van de Bank of England
Het Europees financieel toezicht
74
HOOFDSTUK 1: SITUERING
132. Tot de financiële crisis was er geen sprake van een Europees toezicht. Het betrof eerder een
los samenwerkingsverband tussen de verschillende nationale toezichthouders.363
De verant-
woordelijkheid voor de financiële stabiliteit lag bij de lidstaten zelf. Europa richtte zich op het
stellen van regels, onder meer inzake samenwerking. Het toezicht was dan ook beperkt tot de
controle op de naleving van deze regels. Het gevolg was inefficiëntie in het beleid,
protectionisme en het ontbreken van een level playing field. Er heerste binnen de Europese Unie
reglementaire concurrentie en arbitrage, met een voordeel voor de grotere spelers.364
Volgens
KOEN SCHOORS is een van de redenen dat de EU, en ook België, slechter uit de crisis dreigen te
komen net het feit dat het financiële toezicht in Europa sterk gefragmenteerd en ingekapseld in
nationale belangen was. In Europa leidde dit vaak tot een neerwaartse spiraal in de effectiviteit
van het toezicht.365
133. Het losse samenwerkingsverband diende een stuk dwingender te worden. De Nationale
toezichtmodellen bleken niet meer berekend op de huidige realiteit, die gekenmerkt wordt door
geïntegreerde en vervlochten Europese financiële markten waarop tal van instellingen over de
grenzen heen actief zijn.366
Tijdens de financiële crisis probeerde Europa dan ook zijn
toezichtmodel aan te passen aan deze nieuwe realiteit. Hieronder beschrijven we uitgebreid deze
evolutie. Toch moeten we ook opmerken dat de Europese regelgeving vaak een bijna identieke
kopie is van internationale afspraken. Zo werden onder meer de Bazelakkoorden quasi geheel
overgenomen in de Europese regelgeving. We duiden hierbij wel op het feit dat, waar de
Bazelakkoorden louter adviserend zijn, de Europese regelgeving veel dwingender is. De
lidstaten van de EU zijn verplicht de Europese richtlijnen om te zetten in nationale wetgeving.
Verordeningen werken zelfs rechtstreeks door.367
134. De Europese Unie streeft met het Verdrag van Rome naar een geïntegreerde financiële
markt. Hiermee wil men de doelstellingen van vrij verkeer van goederen, personen en kapitaal
verwezenlijken. Ook in het financieel toezicht merken we dat alle lidstaten op termijn zullen
moeten voldoen aan nagenoeg dezelfde reglementaire voorschriften.368
363 L. COENE, “Voorwoord”, Ondernemersverslag 2010, 5, www.nbb.be. 364
E. WYMEERSCH, “Hervormingen in het toezicht na de financiële crisis”, Financieel Forum, www.financialforum.be/FinancialForum/DOC/870.pdf. 365 K. SCHOORS, “De financiële aardbeving van de eeuw”, Sampol 2011, afl. 10, 64. 366 Mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 betreffende het Europees financieel Toezicht, COM(2009) 252. 367 Art. 288 VWEU. 368 E. WYMEERSCH, “Hervormingen in het toezicht na de financiële crisis”, Financieel Forum, www.financialforum.be/FinancialForum/DOC/870.pdf.
Het Europees financieel toezicht
75
HOOFDSTUK 2: DE WEG NAAR EEN NIEUW TOEZICHTSMODEL
Afdeling 1: LAMFALUSSY VERSLAG
135. De LAMFALUSSY-procedure is ontstaan in 2000 op advies van een expertgroep onder
voorzitterschap van ALEXANDRE LAMFALUSSY.369
Het betrof oorspronkelijk een bijzondere
besluitvormingsprocedure voor richtlijnen op het gebied van financiële regelgeving in het
algemeen. Het voornaamste doel van deze procedure was het vergemakkelijken en versnellen
van het complexe en langdurige Europese wetgevingsproces. Daarnaast onderzoekt het comité
de factoren die de integratie van de financiële markten versterken en kan het hieromtrent
concrete voorstellen formuleren.370
136. In het eindverslag van februari 2001 pleitte het comité voor een gelaagde
regelgevingstructuur door het opsplitsen van de besluitvorming in vier niveaus. De centrale
actoren zijn hierbij de Commissie, de Raad van Ministers, het Europese Parlement en de
Nationale autoriteiten. Bovendien vroeg men de oprichting van twee comités: een regelgevend
comité (European Securities committee of ESC) en een raadgevend comité (Committee of
European Securities Regulators of CESR).371
137. Toen het LAMFALUSSY proces zijn nut bewezen had voor de financiële marktensector,
besloot men de procedure uit te breiden tot de banksector, verzekeringssector en de
bedrijfspensioenensector. Er volgde de oprichting van het European Banking Committee (EBC)
en het European Insurance and Occupational Pensions Committee (EIOPC) die op het niveau
van het ESC kwamen. Als tegenhanger van het CESR ontstond nu ook het Committee of
Europan Banking Supervisors (CEBS) en het Committe of European Insurance and
Occupational Pensions Supervisors (CEIOPS).372
138. Door deze nieuwe benadering werd de besluitvorming opgesplitst in vier niveaus. Op het
eerste niveau komt de kaderwetgeving, waarin de kernbeginselen en de uitvoerings-
bevoegdheden worden vastgelegd. Deze wetgeving wordt aangenomen door het Europees
Parlement of de Europese Raad van Ministers, na uitgebreid overleg met alle betrokkenen. De
technische uitwerking wordt formeel geregeld door niveau twee en wordt aangenomen na een
stemming van het bevoegde regelgevend comité (bijv. het EBC). De Commissie houdt hierbij
369 Leden: A. Lamfalussy, C. Herkströter, L.A Rojo, B. Ryden, L. Spaventa, N. Walter, N. Wicks; X, “De Eu: werking van de instituties” in VNO-NCW, “Rondje Europa: de krachtproef van de kredietcrisis”, Den Haag, 2009, 115, www.vno-ncw.nl/SiteCollectionDocuments/Cmsdocs/broc232.pdf.
370 Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 155.
371 Final report of the committee of wise men on the regulation of the European Securities Markets, Brussel, 15 Februari 2001, 19, http://ec.europa.eu/internal_market/securities/docs/lamfalussy/wisemen/final-report-wise-
men_en.pdf. 372 Ibid, 157.
Het Europees financieel toezicht
76
ook rekening met het standpunt van het Europees Parlement. Bij de technische voorbereiding
van de uitvoeringsmaatregelen krijgt de Commissie ook het advies van de comités waarin de
nationale toezichthoudende autoriteiten zitting hebben (bijv. het CEBS). Dit is het derde niveau.
Op niveau vier controleert de Commissie de tijdige en correcte omzetting van EU-wetgeving in
nationaal recht.373
139. Bij de evaluatie in 2007 oordeelde de Commissie overwegend positief over de nieuwe
procedure. Volgens de Commissie heeft het op aanzienlijke wijze bijgedragen tot een meer
flexibele, transparante en snellere Europese regelgeving. Daarnaast leidde het tot meer
convergentie en samenwerking tussen de toezichthouders. Het belangrijkste pijnpunt vormde het
toezicht op grensoverschrijdende groepen.374
Afdeling 2: HET DE LAROSIÈRE-VERSLAG
140. Het besef groeide dat een grote financiële markt zoals de Europese Unie een
verantwoordelijkheid draagt voor het bevorderen van de mondiale financiële stabiliteit en
veiligheid. De EU kan deze rol enkel waarmaken als zij zelf over een grondig toezicht- en
regelgevingskader beschikt. In november 2008 vroeg de Commissie (in hoofde van JOSÉ
MANUEL BARROSSO) aan een werkgroep, voorgezeten door JACQUES DE LAROSIÈRE375
, om
voorstellen te formuleren met betrekking tot het versterken van het Europees financieel toezicht.
141. De groep kreeg als opdracht: “to make proposals to strengthen European supervisory
arrangements covering all financial sectors, with the objective to establish a more efficient,
integrated and sustainable European system of supervision.”376
Enkele van de overwegingen die de groep moest maken zijn377
:
Het toezicht op Europese financiële instellingen en markten organiseren en de
depositohouders, verzekeringsnemers en investeerders beschermen;
De Europese samenwerking inzake financiële stabiliteit, waarschuwingssystemen
en crisismanagement organiseren;
De verschillende toezichthouders in de Europese lidstaten laten samenwerken met
andere toezichthouders om de financiële stabiliteit op wereldvlak te waarborgen.
373 Mededeling van de Commissie van 20 november 2007 met als titel “Evaluatie van de Lamfalussy-procedure – Bevorderen van de toezichtconvergentie”, COM(2007) 727, 2.
374 Ibid. 375 Verleden: topman van het IMF, gouverneur van de Banque de France, adviseur bij BNP Paribas… 376 Persmededeling, IP/08/1679, 11 november 2008; Report of the high-level Group on Financial Supervision in the
EU, 25 februari 2008, 69. 377 Ibid.
Het Europees financieel toezicht
77
142. Op 25 februari 2009 had de groep DE LAROSIÈRE zijn eindrapport klaar.378
Het bevat
voorstellen om de samenwerking en coördinatie tussen nationale toezichthouders te versterken.
Dit doet men door onder meer nieuwe Europese toezichthouders op te richten, samen met een
orgaan dat belast is met het toezicht op risico’s in het financiële stelsel in zijn geheel. FEBELFIN,
de Belgische federatie voor de financiële sector, oordeelde dat het rapport een evenwichtige en
pragmatische visie vormt op een nieuw systeem voor de uitoefening van het Europese financiële
toezicht.379
143. De voornaamste aanbevelingen van de groep DE LAROSIÈRE zijn: 380
1. De oprichting van een Europees Comité voor Systeemrisico’s (ECSR) dat
verantwoordelijk is voor het macroprudentiële toezicht op het financiële stelsel binnen de
Gemeenschap met de bedoeling systeemrisico’s te voorkomen of te beperken, perioden
van wijdverbreide financiële onrust te voorkomen, bij te dragen tot een soepele werking
van de interne markt en voor een duurzame bijdrage van de financiële sector aan de
economische groei te zorgen;
2. De oprichting van een Europees Systeem van Financiële Toezichthouders (ESFT) dat
bestaat uit een netwerk van nationale financiële toezichthouders die samenwerken met de
nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s). Dit door de omvorming van de
bestaande comités van toezichthouders tot een Europese Bankautoriteit (EBA), een
Europese Autoriteit voor effecten en markten (EAEM) en een Europese Autoriteit voor
verzekeringen en bedrijfspensioenen (EAVB);
3. Een onmiddellijke versterking van de toezichtcolleges. Met de aanbeveling om dergelijke
colleges op te zetten voor alle grensoverschrijdende financiële instellingen.
144. In een latere mededeling met als titel ‘Op weg naar Europees herstel’ van 4 maart 2009
heeft de Commissie zich verheugd getoond over deze aanbevelingen en onderschreef ze de
algemene strekking ervan.381
In mei 2009 publiceerde de Commissie een mededeling inzake
financieel toezicht in de EU waarin beschreven staat hoe men deze aanbevelingen in de praktijk
zal omzetten. Op 24 november 2010 voerde men uiteindelijk het Europees Systeem van
Financiële Toezichthouders (ESFT) in.382
Gezien het internationale karakter van de instellingen
gebruiken we in de verdere bespreking ervan de Engelstalige afkortingen.
378 Report of the high-level Group on Financial Supervision in the EU, 25 februari 2008. 379 FEBELFIN, Jaarverslag 2009, 38, www.febelfin.be. 380 Report of the high-level Group on Financial Supervision in the EU, 25 februari 2008; Voorstel van de Commissie
van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, COM (2009) 499.
381 Mededeling van de Commissie van 4 maart 2009 aan de Europese Voorjaarsraad, "Op weg naar Europees herstel", COM(2009) 114.
382 ESFS: Verordening (EU) nr. 1092/2010, EBA: Verordening (EU) nr. 1093/2010, ESMA: Verordening (EU) nr. 1095/2010, EIOPA: Verordening (EU) nr. 1094/2010.
Het Europees financieel toezicht
78
HOOFDSTUK 3: DE PIJLERS VAN HET TOEZICHTSMODEL
383
Afdeling 1: HET EUROPEES SYSTEEM VOOR FINANCIEEL TOEZICHT
145. Het nieuwe toezichtkader dat de Commissie op 4 maart 2009 aankondigde bestaat in
essentie uit twee nieuwe pijlers: enerzijds de Europese Raad voor Systeemrisico’s en anderzijds
de Europese Toezichthoudende Autoriteiten. De Commissie benadrukt het belang van een
stabiel en betrouwbaar financieel stelsel en ziet dit als “een absoluut noodzakelijke voorwaarde
om het vertrouwen in en de samenhang van de interne markt te bewaren en aldus betere
voorwaarden te scheppen voor de instelling van een volledig geïntegreerde en goed
functionerende interne markt voor financiële diensten.”384
Verder wijst ze op het feit dat dieper en sterker geïntegreerde financiële markten meer
mogelijkheden bieden voor financiering en risicospreiding waardoor, aldus volgens de
Commissie, ze ertoe bijdragen dat economieën beter in staat zijn om schokken op te vangen. De
reglementaire comités worden omgevormd tot instellingen met effectieve reglementaire macht.
De nieuwe structuur bestaat uit een geïntegreerd netwerk van nationale en Europese
toezichthoudende autoriteiten, waarbij het dagelijkse toezicht op financiële instellingen in
beginsel op nationaal niveau blijft.385
Een uitzondering op dit beginsel is het Europese toezicht
op de kredietbeoordelaars dat vanaf 1 juli 2011 door de ESMA zal worden uitgeoefend.386
383 www.fasken.com/financial-supervision-in-the-eu-a-new-start/ (Eigen vertaling). 384 Overweging 7 Verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot
oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit, tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie, Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 13 (hierna: Verordening EBA).
385 Overweging 43 Verordening EBA. 386 Art. 21 Verordening nr. 513/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus, Pb. L. 31 mei 2011, afl. 145, 30.
Europees Comité Voor Systeemrisico’s
Europese
Bankautoriteit (EBA)
Europese Autoriteit
Verzekeringen en
Bedrijfspensioenen
(EIOPA)
Europese Autoriteit
Effecten en Markten
(ESMA)
Nationale
toezichthouders
Nationale
toezichthouders
Nationale
toezichthouders
Macroprudentieel
Microprudentieel
Het Europees financieel toezicht
79
146. Het doel van dit systeem is toezien of de regels die van toepassing zijn op de financiële
sector naar behoren worden uitgevoerd teneinde de financiële stabiliteit te bewaren en te zorgen
voor vertrouwen in het financiële stelsel als geheel.387
Toch moet het ESFS niet alleen zorgen
voor een voorkoming van systeemrisico’s, maar ook voor de harmonisatie van de prudentiële
regels en praktijken op Europees niveau. Het is de bedoeling dat via het ESFS de samenwerking
tussen nationale autoriteiten versterkt wordt.388
147. Het ESFS bestaat uit volgende instanties:
- Het Europees Comité voor Systeemrisico’s / European Systemic Risk Board (ESRB)
- De ESA’s
o Europese Bankautoriteit / European Banking Authority (EBA)
o Europese Autoriteit Verzekeringen en Bedrijfspensioenen /
European Insurance and Occupational Pension Authority (EIOPA)
o Europese Autoriteit Effecten en Markten / European Securities and Markets
Authority (ESMA)
- Het Gemengd Comité van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten
- De bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten;
Afdeling 2: HET EUROPEES COMITÉ VOOR SYSTEEMRISICO’S
§1. ALGEMEEN
148. De financiële crisis maakte duidelijk dat het louter toezicht houden op individuele
instellingen onvoldoende is. Men moet ook de bredere risico’s in aanmerking nemen, gebaseerd
op bedrijfsmodellen in de gehele sector en het wereldwijd economisch kader waarbinnen de
ondernemingen opereren. In het kader van het vorige toezichtmodel werd volgens de
Commissie te weinig aandacht besteed aan het macroprudentieel aspect.389
Door het creëren van
een Europees Comité voor Systeemrisico’s wil de Commissie dit pijnpunt aanpakken. Deze
ontwikkeling ligt overigens in lijn met de vele andere internationale initiatieven, zoals het
oprichten van een Financial Stability Board.390
149. Het ESRB heeft geen rechtspersoonlijkheid en trad in werking op 16 december 2010. Ze
heeft haar zetel in Frankfurt am Main. Het is duidelijk dat het ESRB nauw samenwerkt met de
ECB. Zo is er een persoonlijke link: de voorzitter van het ESRB is eveneens de voorzitter van
de ECB. Daarnaast voorziet de ECB logistieke, administratieve en analytische/statistische
ondersteuning voor het ESRB.391
387 Art. 1 Verordening EBA. 388 NBB, Jaarverslag 2011, 45, www.nbb.be. 389 Mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 betreffende het Europees financieel Toezicht, COM(2009) 252,
12. 390 S. FITZGERALD, “Reform of Financial Supervision in Europe”, Institute of Internal and European Affairs,2009,10. 391 Art. 1 Verordening EBA.
Het Europees financieel toezicht
80
§2. SAMENSTELLIN G
150. De verordening voorziet in een voorlopige regeling wat betreft het voorzitterschap. De
president van de ECB zal gedurende een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van de
verordening ook voorzitter zijn van het ESRB. Deze functies worden vandaag vervuld door
MARIO DRAGHI. De vicevoorzitters van het ESRB worden voor een termijn van vijf jaar
verkozen door en uit de leden van de algemene raad die ook lid zijn van de algemene raad van
de ECB. Zij zijn herkiesbaar.392
Het belangrijkste orgaan is de algemene raad. Men heeft in deze algemene raad een relatief
grote vertegenwoordiging van de nationale banken voorzien.393
De reden hiervoor is dat ze
geacht worden een goed overzicht te hebben op de onderlinge wisselwerking tussen de
financiële sector en de bredere macro-economische omgeving.394
Zo zijn de voorzitter en de
vicevoorzitter ook lid van de algemene raad van de ECB. Bovendien zijn de presidenten van de
nationale banken en de president en vicepresident van de ECB stemgerechtigd.395
Dit omdat in
de meeste lidstaten ook de centrale banken tot op zekere hoogte verantwoordelijk zijn voor het
macroprudentiële toezicht op de financiële sector.396 Verder hebben nog een lid van de Europese
Commissie, de voorzitters van de ETA’s en de voorzitter van het technisch adviescomité
stemrecht. De niet-stemgerechtigde leden zijn de vertegenwoordigers van de nationale
toezichthoudende autoriteit397
en de voorzitter van het Economisch en Financieel Comité.398
De
belangrijkste kritiek op de samenstelling van de algemene raad is de omvang ervan. Ze bestaat
uit 66 leden, wat het besluitvormingsproces enorm kan bemoeilijken.399
Verder zijn er nog een stuurcomité, een wetenschappelijk adviescomité en een technisch
adviescomité.400
Het secretariaat zal door de ECB worden verzorgd. Het is de bedoeling dat de
Commissie uiterlijk tegen 17 december 2013 deze organisatie evalueert en eventuele
aanpassingen doorvoert.401
392 Art. 5 Verord. Raad nr. 1092/2010, 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 6 (hierna: Verordening ESRB).
393 Art. 6 Verordening ESRB. 394 S. FITZGERALD, “Reform of Financial Supervision in Europe”, Institute of Internal and European Affairs,2009,
10. 395 Art. 6 Verordening ESRB. 396 Voorstel van de Commissie van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, COM (2009) 499, 5.
397 Een vertegenwoordiger per lidstaat. 398 Art. 6 Verordening ESRB. 399 S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont
Institute, 2011, 29, www.egmontinstitute.be/paperegm/ep44.pdf. 400 Art. 4 Verordening ESRB. 401 Art. 20 Verordening ESRB.
Het Europees financieel toezicht
81
§3. BEVOEGD HEDEN
151. Het ESRB zal systeemrisico’s beoordelen met het oog op enerzijds het beperken van de
blootstelling van het systeem aan het risico dat de systeemcomponenten falen, en anderzijds het
verbeteren van de veerkracht van het systeem in geval van economische schokken. Het is aldus
de taak van het ESRB bij te dragen tot de financiële stabiliteit en de negatieve gevolgen voor de
interne markt en de reële economie te beperken.402
Het zal worden belast met het volgen en
evalueren van mogelijke bedreigingen voor de financiële stabiliteit die uit macro-economische
ontwikkelingen en uit ontwikkelingen in het financiële stelsel als geheel voortvloeien.403
JEAN-CLAUDE TRICHET ziet het zo: “The ESRB will bring together risk assessments from
various angles and pay particular attention to the ways in which risks can reinforce each other
in highly detrimental ways.404
Hij vindt het de taak van het ESRB om het werk van de
verschillende EU-instellingen samen te brengen (de centrale banken, partners bij het ESFS,
nationale toezichthouders en de Commissie). Het ESRB zal hierbij complementair zijn aan deze
instellingen. Hij beschrijft het mandaat als volgt: “The ESRB’s mandate is wide-ranging,
covering any material systemic risk that threatens the stability of the EU’s financial system; the
system’s contribution to the smooth functioning of the single market; and its sustainable
contribution to economic growth.” Hij ziet een drievoudige opdracht: “To identify and prioritize
systemic risks; to issue early warnings when significant systemic risks emerge; and to issue
policy recommendations for remedial action in response to the risks it identifies.”405
Dit komt
uiteraard overeen met de doelstellingen van de Europese Commissie.406
152. Samen met de EBA stelt het ESRB de criteria op voor de vaststelling en meting van
systeemrisico en voorziet ze onder meer in een regelingen voor de stresstests.407
De verordening
beschrijft systeemrisico als “een risico op verstoring van het financiële stelstel met mogelijk
ernstige negatieve gevolgen voor de interne markt en de reële economie. Alle soorten financiële
intermedia irs, markten en infrastructuur kunnen tot op zekere hoogte potentieel systeem-
relevant zijn”.408
Bij het lezen van deze definitie valt vooral de vaagheid van het begrip op. Er
worden weinig details geven over wat een ‘verstoring van het financiële systeem’ inhoudt of
wat ‘ernstige negatieve gevolgen’ zijn. Dit zorgt ervoor dat er twijfel bestaat over de exacte
bevoegdheidsafbakening van het ESRB en maakt deze onderhevig aan toekomstige evoluties.409
402 Overweging 10 Verordening ESRB. 403 Mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 betreffende het Europees financieel Toezicht,COM(2009) 252,3;
Voor een volledige omschrijving zie art. 3 Verordening ESRB. 404 J-C. TRICHET, “Keeping the Momentum for Financial Reform”, Bank. Fin. 2010, 462. 405 Ibid., 463. 406 Art. 2 Verordening ESRB. 407 Art. 23 Verordening EBA. 408 Art. 2 Verordening ESRB. 409 S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont
Institute, 2011, 29.
Het Europees financieel toezicht
82
153. Ondanks zijn belangrijke toezichthoudende functie kan het ESRB niet rechtstreeks
informatie opvragen bij individuele instellingen. Er bestaat hieromtrent een strikte hiërarchie.
Het ESRB moet in eerste instantie gebruik maken van statistieken die beschikbaar zijn op
Europees niveau. Indien dit niet voldoende is, kan het de verschillende ESA’s vragen om
specifieke informatie. Vervolgens kan het zich eventueel richten tot de nationale banken,
nationale toezichthouders en statistische autoriteiten. Als laatste middel kan het informatie
opvragen via de lidstaten zelf.410
154. Het ESRB moet waarschuwen en, waar het dat nodig acht, aanbevelingen geven. De
waarschuwingen en aanbevelingen kunnen van algemene of van specifieke aard zijn en worden
gericht tot de Unie als geheel of aan een of meer lidstaten. Ze kunnen bovendien gericht worden
aan de verschillende ESA’s of aan een of meerdere nationaal toezichthoudende autoriteiten. In
dit laatste geval wordt de desbetreffende lidstaat daarvan op de hoogte gebracht. Bij de
aanbevelingen wordt een welbepaalde termijn voor beleidsreactie vermeld.411
Het valt op dat het
ESRB geen juridisch bindende maatregelen kan nemen.412
Ze kan bovendien geen
aanbevelingen of waarschuwingen aan individuele financiële instellingen richten.413
De
verordening voorziet wel in de mogelijkheid tot een follow-up van de aanbevelingen. Degenen
tot wie bovenstaande aanbevelingen gericht waren dienen het ESRB en de Raad mee te delen
welke maatregelen ze na de aanbevelingen hebben genomen of moeten motiveren waarom ze
dat niet hebben gedaan (het ‘comply or explain’-principe).414
Indien het ESRB de reactie niet
afdoende acht, dient het, volgens strikte geheimhoudingsregels, degenen tot wie de
aanbevelingen zijn gericht, de Raad en de betrokken ESA daarvan in kennis te stellen.415
Dit
systeem van follow-up is niet voorzien voor waarschuwingen, wat de impact van dergelijke
maatregelen duidelijk verzwakt.416
155. Omwille van de gevoeligheid van het financieel systeem zullen de waarschuwingen en
aanbevelingen niet steeds openbaar gemaakt worden. In de toelichting van de verordening wijst
de Commissie op de mogelijke gevaren.417
Het publiceren van dergelijke waarschuwingen kan
immers tot ongewenste reacties op de financiële markt leiden.418
Men wil met andere woorden
410 Art. 15 Verordening ESRB. 411 Art. 16 Verordening ESRB. 412 X, “Reform of EU financial regulation and supervision”, Herbert Smith, 2009, 2, www.herbertsmith.com. 413 S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont
Institute, 2011, 26. 414 Art. 17 Verordening ESRB. 415 Art. 1 Verordening ESRB. 416 S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont
Institute, 2011, 27. 417 Voorstel van de Commissie van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, COM (2009) 499, 6.
418 Overweging 21 Verordening ESRB.
Het Europees financieel toezicht
83
vermijden dat de waarschuwingen uitdraaien als een selffulfilling prophecy. De beslissing tot het
al dan niet openbaar maken zal geval per geval onderzocht worden.
156. Het ESRB dient geregeld verslag uit te brengen van zijn activiteiten. Dit voor zowel het
grote publiek als de EU instellingen. Zo moet het ESRB een jaarverslag publiceren waarin een
analyse van de financiële stabiliteit wordt opgenomen. Hierbij moet het ESRB geen informatie
geven over het niet-openbare werk, zelfs niet nadien.419
Naast deze openbare rapportering dient
het ESRB ook te rapporteren aan de EU instellingen. De voorzitter van het ESRB wordt ten
minste elk jaar, vaker in geval van wijdverspreide financiële onrust, uitgenodigd voor een
jaarlijkse hoorzitting van het Europees Parlement ter gelegenheid van de presentatie van het
jaarverslag van het ESRB.420
Afdeling 3: DE EUROPESE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN
§1. ALGEMEEN
157. De tweede pijler omvat de nieuwe Europese Toezichthoudende Autoriteiten. Hiermee
worden de Europese Toezichthoudende Comités omgevormd tot een Europese Bankautoriteit
(EBA), een Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) en een
Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA).421
Zoals beschreven blijft het dagelijks
toezicht op nationaal niveau.422
De voordelen van een overkoepelend Europees kader worden zo
gecombineerd met de expertise van de lokale microprudentiële toezichthoudende autoriteiten.423
De drie nieuwe autoriteiten hebben elk afzonderlijke rechtspersoonlijkheid, wat hen de
mogelijkheid geeft een onafhankelijke positie op te bouwen ten opzichte van andere EU-
instellingen.424
Ze leggen verantwoording af aan de Raad en het Europees Parlement.425
§2. JURIDISCH STA TUU T
158. Gezien de ESA’s opgevat zijn als regelgevende Agentschappen, kan hen geen algemeen
wetgevende opdracht worden gedelegeerd (tenzij onder strikte voorwaarden).426
De verordening
meldt daarvoor als grondslag art. 114 VWEU. 427
419 S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 26.
420 Art. 19 Verordening ESRB. 421 Het gaat om het Comité van Europese bankentoezichthouders (CEBS), het Comité van Europese toezichthouders
op verzekeringen en bedrijfspensioenen (CEIOPS) en het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR). 422 Overweging 9 Verordening EBA. 423 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2009 tot oprichting van
een Europese Bankautoriteit, COM(2009) 501, 9. 424 S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont
Institute, 2011, 36. 425 Overweging 10 Verordening EBA. 426 HvJ 13 juni 1958, zaak 9/56, Meroni v. High Authority, Jur. 1958, 1, 133.
Het Europees financieel toezicht
84
§3. DE VERSCHILLENDE AU TO RITEITEN
A. EUROPESE BANKENAUTORITEIT (EBA)
159. De EBA heeft als taak het toezicht op de banken in de Europese Unie te verzekeren. De
autoriteit is op 1 januari 2011 operationeel geworden met als huidig voorzitter ANDREA ENRIA
en als uitvoerend directeur ADAM FARKAS. De autoriteit is gevestigd in Londen.
De EBA houdt toezicht op volgende instellingen:428
- kredietinstellingen;
- financiële conglomeraten;
- beleggingsondernemingen;
- betalingsinstellingen;
- instellingen voor elektronisch geld.
160. Het voornaamste doel van de autoriteit is de collectieve belangen beschermen door bij te
dragen aan de stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële stelsel en dit op korte,
middellange en lange termijn. Zo zal ze bijdragen aan een verbeterde werking van de interne
markt en zal ze toezien op de integriteit, transparantie en efficiëntie ervan. Ook op het vlak van
de coördinatie van het toezicht zal ze een belangrijke rol op zich nemen.429
161. De EBA zal de totstandkoming van de regelgeving en praktijken ondersteunen. Ze zal
onder meer het markt en kredietrisico controleren en evalueren. Daarnaast zal ze instaan voor de
bevordering van de bescherming van depositohouders en beleggers. Hierbij zal ze ook
consumententrends analyseren. De verordening meldt in het bijzonder een grotere aandacht
voor systeemrisico’s die veroorzaakt worden door instellingen waarvan de insolventie de
werking van het financiële stelsel of de reële economie kan aantasten.430
De verordening
omschrijft de doelstellingen dus opvallend ruim.
B. EUROPESE AUTORITEIT VOOR EFFECTEN EN MARKTEN (ESMA)431
162. De Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) is belast met het toezicht op
financiële producten in de Europese Unie. Sinds 1 januari 2011 is deze autoriteit
operationeel. STEVEN MAIJOOR is benoemd tot voorzitter. VERENA ROSS is uitvoerend
427 De grondslag hiervoor is betwist. Zie hierover: E.FAHEY, “Does the emperor have financial crisis clothes? Reflections on the legal basis of the European Banking Authority”, The Modern law review 2011, 581-595.
428 Art. 1 Verordening EBA. 429 Art. 1 Verordening EBA. 430 Art. 1 Verordening EBA. 431 Verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een
Europese toezichthoudende autoriteit, tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie, Pb. L.15 december 2010, afl. 331, 84 (hierna: Verordening ESMA).
Het Europees financieel toezicht
85
directeur. De autoriteit is gevestigd in Frankfurt en is bevoegd om financiële producten in
Europa te onderzoeken en indien nodig te verbieden.432
C. EUROPESE AUTORITEIT VOOR VERZEKERINGEN EN BEDRIJFSPENSIOENEN
(EIOPA)433
163. De Europese Autoriteit voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen (EIOPA) is belast met
het toezicht op verzekeraars en pensioenfondsen in de Europese Unie. De EIOPA is op 1 januari
2011 operationeel geworden. GABRIEL BERNARDINO is benoemd tot voorzitter. CARLOS
MONTALVO is uitvoerend directeur. De autoriteit is gevestigd in Frankfurt en houdt toezicht op
de risico's die financiële instellingen nemen op het gebied van verzekeringen, herverzekeringen
en bedrijfspensioenen.
§4. ORGANIEKE BEPA LIN GEN
Zie bijlage 1.
§5. BEVOEGD HEDEN
164. De bestaande comités dragen hun taken over aan de nieuwe ESA’s.434
Daarnaast hebben
deze ESA’s ook een duidelijk uitgebreid bevoegdheidspakket. De toelichting bij het voorstel
van de verordening omschrijft de bevoegdheden zeer goed.435
Hieronder geven we een kort
overzicht van de voornaamste bevoegdheden. Zowel voor de EBA, de EIOPA en de ESMA
lopen deze bevoegdheden vrij parallel. We bespreken voornamelijk de regelgevende taken.
A. ONTWIKKELEN VAN TECHNISCHE NORMEN
165. De autoriteiten hebben de bevoegdheid om in bepaalde sectorale wetgeving voorstellen te
ontwikkelen voor technische normen. Ze dragen zo bij tot de invoering van kwalitatief
hoogstaande gemeenschappelijke regulerings- en toezichtnormen.436
De verordening maakt
hierbij een onderscheid tussen technische reguleringsnormen en technische uitvoerings-
normen.437
432 www.europa-nu.nl/id/vikfeocjclsb/europese_autoriteit_voor_effecten_en. 433 Verordening nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een
Europese toezichthoudende autoriteit, tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie, Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 48 (hierna: Verordening EIOPA).
434 Overweging 10 verordening EBA; Overweging 10 Verordening EIOPA; Overweging 10 Verordening ESMA. 435 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2009 tot oprichting van
een Europese Bankautoriteit, COM(2009) 501, 5-9. 436 Art. 8 Verordening EBA; Art. 8 Verordening EIOPA; Art. 8 Verordening ESMA. 437 Art. 10 Verordening EBA; Art. 10 Verordening EIOPA; Art. 10 Verordening ESMA.
Het Europees financieel toezicht
86
In het geval van technische reguleringsnormen gaat het om niet-wetgevinghandelingen van
algemene strekking ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-wezenlijke onderdelen van de
wetgevingshandeling (art. 290 VWEU). Deze bevoegdheid van de Commissie steunt op een
bevoegdheidsdelegatie vanuit het Europees Parlement of de Raad.438
Wanneer de Commissie
deze normen initieert, zal de ESA een adviserende functie hebben. Ook de ESA kan beslissen
over te gaan tot uitvaardigen van ontwerpen van technische reguleringsnormen. De Commissie
zal dit ontwerp dan dienen te bekrachtigen. In het huidige kader kan de ESA ook technische
uitvoeringsnormen ontwikkelen op de gegeven domeinen. Deze normen zullen eerder
betrekking hebben op het creëren van uniforme voorwaarden bij de implementatie van bindende
EU regulering (art. 291 VWEU).439
In beide gevallen zijn de normen van technische aard en houden geen beleidskeuze in. De ESA
legt de ontwerpen aan de Commissie voor. Vervolgens stuurt de Commissie deze ontwerpen
door aan het Europees Parlement en de Raad en beslist ze of ze tot bekrachtig overgaat. Na de
goedkeuring krijgen de technische normen de status van EU-wetgeving (verordening of besluit).
De Commissie kan ook via een gemotiveerde beslissing de normen gedeeltelijk, gewijzigd of
geheel niet bevestigen.440
In het geval het om een technische reguleringsnorm gaat, stelt de ESA
het Europees Parlement en de Raad hiervan in kennis en omkleedt zij dit met de redenen.441
Deze bepaling is niet voorzien voor technische uitvoeringsnormen. De Commissie kan de
ontwerpnormen wijzigen. Deze beslissing moet gemotiveerd worden. De Commissie moet in
dat geval de ESA om een nieuwe opinie te vragen. Indien de ESA deze aanpassingen niet volgt,
kan de Commissie de normen aannemen met de wijzigingen die zij relevant acht of de norm
verwerpen. De Commissie heeft dus nog steeds het laatste woord. Ook wanneer een ESA
systematisch niet meewerkt aan het ontwerp van een norm, kan de Commissie op eigen
initiatief, maar na het vragen naar een advies van de ESA, normen vaststellen.442
166. De Europese Raad bevestigt hiermee zijn doelstelling om één EU-wetboek op te stellen dat
op alle financiële instellingen op de interne markt van toepassing is. Het is de bedoeling dat
verschillen in de nationale omzettingen van communautair recht op termijn uitgevlakt worden
zodat één geharmoniseerd kernpakket van normen kan worden vastgesteld en toegepast.
B. HANDHAVING VAN DE EU-WETGEVING
167. De bevoegdheden van de ESA’s met betrekking tot de naleving van de EU-regelgeving
worden versterkt. Hoewel de ESA’s geen bevoegdheden hebben gekregen wat het dagelijks
438 Art. 11 t.e.m 14 Verordening EBA ed. regelen de verdere voorwaarden.
439 Art. 10, art. 15 Verordening EBA; Art. 10, art. 15 Verordening EIOPA; Art. 10, art. 15 Verordening ESMA; E.
WYMEERSCH, “Europe’s New Financial Regulatory Bodies”, Financial Law Institute Ghent, 2011, 9. 440 Art. 10, art. 15 Verordening EBA; Art. 10, art. 15 Verordening EIOPA; Art. 10, art. 15 Verordening ESMA. 441 Art. 14 Verordening EBA; Art. 14 Verordening EIOPA; Art.14 Verordening ESMA. 442 Art. 10, art. 15 Verordening EBA; Art. 10, art. 15 Verordening EIOPA; Art. 10, art. 15 Verordening ESMA.
Het Europees financieel toezicht
87
toezicht betreft, krijgen ze toch enkele belangrijke taken. Zo volgen en beoordelen ze de markt-
ontwikkelingen op hun bevoegdheidsterrein en brengen ze andere instellingen op de hoogte van
microprudentiële trends, potentiële risico’s en zwakke plekken.443
Ze houden bovendien een oog
op mogelijke systemische risico’s.444
De ESA kan ofwel op eigen initiatief, ofwel op verzoek
van een of meer bevoegde autoriteiten, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie of de
relevante stakeholdergroep, een onderzoek starten naar een mogelijke inbreuk op (of het niet
toepassen van) het Unierecht.445
Op te merken valt dat individuele marktdeelnemers dat recht
niet hebben. Er bestaat geen vorm van klachtenbehandeling.446
168. Eens een foutieve toepassing van de EU-wetgeving ontdekt wordt, zal de zaak leiden tot
een dialoog met de bevoegde nationale toezichthouder. De ESA kan hierbij richtsnoeren en
aanbevelingen tot de bevoegde autoriteiten of financiële instellingen richten. Nadat een
richtsnoer of aanbeveling is verstrekt, dienen de bevoegde nationale autoriteiten te bevestigen of
voldaan is aan de aanbevelingen of men voornemens is dit te doen. Wanneer daaraan niet
voldaan is, dient ze de redenen op te geven waarom dit niet gevolgd wordt. De ESA kan het
besluit met deze redenen openbaar maken of het Europees Parlement, de Raad en de Commissie
op de hoogte brengen welke autoriteiten de aanbevelingen niet hebben gevolgd.447
Het feit dat
deze richtsnoeren en aanbevelingen niet bindend zijn is een grote zwakte voor de ESA’s.448
Vaak zal de nationale toezichthouder argumenteren dat het de nationale wet toepast. Hierbij zou
de autoriteit kunnen aandringen bij de nationale wetgever om de wetgeving te conformeren met
de geldende EU-regulering. Indien de wetgever dit weigert, kan de Commissie verder actie
ondernemen (o.g.v. art. 258 VWEU). Hier stopt de bevoegdheid van de ESA’s. Indien de
Commissie van oordeel is dat er een inbreuk is op het Unierecht stuurt ze een schriftelijke
aanmaning aan de betreffende lidstaat. Indien de lidstaat niet reageert, kan de Commissie de
zaak voor het Europees Hof van Justitie brengen en riskeert de lidstaat een veroordeling.449
Toch krijgen de ESA’s nog een finaal wapen. Ze hebben de bevoegdheid om rechtstreeks in te
grijpen en een individuele financiële instelling aanwijzingen te geven omtrent de toepassing van
het EU recht (volgens de opinie van de Commissie). Het is duidelijk dat dit een uitzonderlijke
maatregel is. Dit blijkt onder meer uit de zware procedure die gevolgd dient te worden.450
443 Art. 32 Verordening EBA; Art. 32 Verordening EIOPA; Art. 32 Verordening ESMA. 444 Art. 22 Verordening EBA; Art. 22 Verordening EIOPA; Art. 22 Verordening ESMA. 445 Art. 17 Verordening EBA; Art. 17 Verordening EIOPA; Art. 17 Verordening ESMA. 446
E. WYMEERSCH, “Europe’s New Financial Regulatory Bodies”, Financial Law Institute Ghent, 2011, 10. 447 Ibid.; Art. 16 Verordening EBA; Art. 16 Verordening EIOPA; Art. 16 Verordening ESMA. 448 Art. 38 Verordening EBA; Art. 38 Verordening EIOPA; Art. 38 Verordening ESMA; S. VERHELST, “Renewed
financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 40. 449 E. WYMEERSCH, “Europe’s New Financial Regulatory Bodies”, Financial Law Institute Ghent, 2011, 10. 450 E.WYMEERSCH, “Europe’s New Financial Regulatory Bodies”, Financial Law Institute Ghent, 2011, 10; Art. 17
Verordening EBA; Art. 17 Verordening EIOPA; Art. 17 Verordening ESMA.
Het Europees financieel toezicht
88
C. SCHIKKINGEN VAN MENINGSVERSCHILLEN TUSSEN NATIONALE
TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN
169. Wanneer een toezichthoudende autoriteit van mening verschilt over een door een andere
toezichthoudende autoriteit genomen/niet genomen maatregel, kan de ESA op verzoek van de
klagende autoriteit hem bijstaan om tot een gemeenschappelijke aanpak te komen of de zaak te
schikken.
Dit mechanisme bestaat uit drie mogelijke stappen. In een eerste fase zal de ESA een
verzoening tussen de autoriteiten trachten te bekomen. Hierbij zal de ESA de rol van
bemiddelaar opnemen. Als dit niet lukt, kan de ESA beslissen via een besluit de zaak te
schikken. Dit zal slechts uitzonderlijk voorkomen. Indien de toezichthoudende autoriteit vervol-
gens het besluit niet naleeft, kan de ESA zelf een besluit uitvaardigen dat gericht is tot een
individuele financiële instelling.451
Men beklemtoont in de toelichting dat dit mechanisme enkel
geldt voor materiële kwesties.452
Bovendien is er een procedure voorzien indien een lidstaat
meent dat een besluit afbreuk doet aan zijn budgettaire verantwoordelijkheden.453
D. VERZAMELEN VAN INFORMATIE & SAMENWERKING
170. De ESA kan eenvoudig verzoeken aan toezichthoudende autoriteiten en andere overheids-
instanties om bepaalde informatie over te dragen. De ESA is ook belast met de oprichting en het
beheer van een centraal systeem om informatie beschikbaar te stellen voor de andere
toezichthoudende autoriteiten in het college van toezichthouders.454
Het is duidelijk dat de
ESA’s een grote ondersteunende rol voor de nationale toezichthouders vervullen. Bovendien
verzekeren ze uniforme procedures en consistente benaderingen in geheel de Unie.455
Zo dienen
de ESA’s periodiek collegiale toetsingen van de activiteiten te organiseren.456
Ze helpen onder
meer in de ontwikkeling van stresstests.
E. MAATREGELEN IN NOODSI TUATIES
171. Volgens de verordening hebben de lidstaten nog steeds een centrale verantwoordelijkheid
in het zorgen voor een gecoördineerd crisismanagement en het bewaren van financiële
stabiliteit. Bijgevolg bepaalt de verordening dat beslissingen van de ESA geen afbreuk mogen
doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de lidstaten. Indien dit wel zo is, kan de
nationale autoriteit beslissen de maatregel niet uit te voeren en een procedure opstarten.457
451 Art. 19 Verordening EBA; Art. 19 Verordening EIOPA; Art. 19 Verordening ESMA. 452 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2009 tot oprichting van
een Europese Bankautoriteit, COM(2009) 501, 7. 453 Art. 38 Verordening EBA; Art. 38 Verordening EIOPA; Art. 38 Verordening ESMA. 454 Art. 35 Verordening EBA; Art. 35 Verordening EIOPA; Art. 35 Verordening ESMA. 455 Art. 29 Verordening EBA; Art. 29 Verordening EIOPA; Art. 29 Verordening ESMA. 456 Art. 30 Verordening EBA; Art. 30 Verordening EIOPA; Art. 30 Verordening ESMA. 457 Art. 38 Verordening EBA; Art. 38 Verordening EIOPA: Art. 38 Verordening ESMA.
Het Europees financieel toezicht
89
De Raad van Ministers kan in overleg met de Commissie of het ESRB (en eventueel de ESA’s)
een tot een ESA gericht besluit nemen waarin bepaald wordt dat er sprake is van een
noodsituatie. Ook het ESRB of de ESA kan oordelen dat er sprake is van een noodsituatie, maar
ook hier zullen ze de Raad van Ministers om een beoordeling van de situatie moeten vragen.
Indien de Raad op haar beurt van oordeel is dat er sprake is van een noodsituatie, stelt hij het
Europees Parlement en de Commissie daarvan op de hoogte. Indien dergelijk besluit genomen
is, of in bepaalde uitzonderlijke gevallen zonder besluit, kan de ESA individuele besluiten
nemen die gericht zijn aan de nationale toezichthoudende autoriteit.458
Indien de nationale autoriteit de aanbevelingen niet naleeft, kan de ESA vervolgens, onder de
voorwaarden die worden bepaald in de wet, een tot een financiële instelling gericht individueel
besluit nemen op grond waarvan deze instelling de nodige maatregelen moet nemen om te
voldoen aan haar verplichtingen, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.459
De
ESA’s zijn dus bevoegd om in geval van grensoverschrijdende noodsituaties van nationale
toezichthouders gezamenlijk bepaalde maatregelen te eisen.460 Daarnaast dragen ze bij tot de
ontwikkeling en coördinatie van herstel- en afwikkelingsprocedures teneinde het effect van
failliet gaande instellingen zoveel mogelijk te beperken.461
F. CONSUMENTENBESCHERMING
172. Tot slot hebben de ESA’s bepaalde bevoegdheden met betrekking tot
consumentenbescherming. De ESA speelt een belangrijke rol in het bevorderen van
transparantie, eenvoud en billijkheid op de markt voor financiële producten en diensten aan
consumenten in de gehele interne markt. Ze kan opleidingsnormen voor de industrie
ontwikkelen, bijdragen aan gemeenschappelijke openbaarmakingregels en dergelijke.462
Ook
hier spelen de beperkingen van de niet-bindende waarschuwingen en aanbevelingen.463
Wel kan
de ESA beslissen een bepaalde financiële activiteit tijdelijk te verbieden of te beperken wanneer
ze een bedreiging vormt voor het functioneren van de financiële markten. Art. 9 stelt daaraan
enkele voorwaarden.464
Het lijkt erop dat deze bevoegdheid ook de bevoegdheid tot het
verbieden van bepaalde financiële producten inhoudt.465
458 Art. 18 Verordening EBA; Art. 18 Verordening EIOPA; Art. 18 Verordening ESMA. 459 Art. 18 Verordening EBA; Art. 18 Verordening EIOPA; Art. 18 Verordening ESMA. 460 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2009 tot oprichting van
een Europese Bankautoriteit, COM(2009) 501, 6. 461 Art. 25 Verordening EBA; Art. 25 Verordening EIOPA: Art. 25 Verordening ESMA. 462 Art. 9 Verordening EBA; Art. 9 Verordening EIOPA: Art. 9 Verordening ESMA. 463 S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont
Institute, 2011, 45. 464 Art. 9 Verordening EBA; Art. 9 Verordening EIOPA; Art. 9 Verordening ESMA. 465
E. WYMEERSCH, “Europe’s New Financial Regulatory Bodies”, Financial Law Institute Ghent, 2011, 12.
Het Europees financieel toezicht
90
Afdeling 4: HET GEMENGD COMITÉ
173. Via het Gemengd Comité werken de autoriteiten nauw samen met het ESRB. Het Comité
dient als een forum tussen de verschillende instellingen en zorgt daarmee voor de internationale
samenhang. Dit in het bijzonder met betrekking tot de financiële conglomeraten, maatregelen
tegen witwaspraktijken, microprudentiële analyses van sectoroverstijgende ontwikkelingen,
financiële verslaggeving…466
Het heeft als opdracht de taken van de ESA’s met betrekking tot
financiële conglomeraten en andere sectoroverschrijdende aangelegenheden te coördineren. Het
schikt internationale meningsverschillen die kunnen ontstaan tussen de bevoegde autoriteiten.467
174. Het Comité bestaat uit de voorzitters van de ESA’s en de voorzitter van de subcomités. De
uitvoerend directeur, een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van
het ESRB worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen. Het Comité
moet voor een termijn van twaalf maanden op basis van een rotatiesysteem worden voorgezeten
door een voorzitter van een ESA. Het Gemengd Comité vergadert ten minste om de twee
maanden.468
Het personeel van het Gemengd Comité wordt ter beschikking gesteld door de
ESA’s, teneinde informele informatiedeling en de totstandbrenging van een gemeenschappelijke
aanpak die stoelt op een op toezicht gerichte cultuur binnen de ESA’s mogelijk te maken.469
Bovendien stellen de autoriteiten adequate middelen ter beschikking voor de administratieve,
infrastructuur- en operationele kosten.470
Onderstaande figuur geeft de samenwerking tussen de verschillende ESA’s weer. De Nationale
toezichthoudende autoriteiten (NT) werken indirect ook door tot het Gemengd Comité.471
466 Art. 54 Verordening EBA; Art. 54 Verordening EIOPA; Art. 54 Verordening ESMA. 467 Art. 20 Verordening EBA; Art. 20 Verordening EIOPA; Art. 20 Verordening ESMA. 468 Art. 55 Verordening EBA; Art. 55 Verordening EIOPA; Art. 55 Verordening ESMA. 469 Overweging 57 Verordening EBA; Overweging 57 Verordening EIOPA; Overweging 57 Verordening ESMA. 470 Art. 54 Verordening EBA; Art. 54 Verordening EIOPA; Art. 54 Verordening ESMA. 471 D. SCHOENMAKER, “Financial Supervision in the EU” in G. CAPRIO (ed.), Encyclopedia of Financial
Globalization, Amsterdam, Elsevier, 2012, onuitgegeven.
ESMA
EBA
EIOPA Gemengd
Comité
NT
H
NT
NT
NT
NT
NT
NT
NT
NT
Het Europees financieel toezicht
91
HOOFDSTUK 4: TOEZICHT OP BUITENLANDSE
KREDIETINSTELLINGEN
Afdeling 1: HOME COUNTRY R ULE
175. Wat de buitenlandse kredietinstellingen betreft, moeten we voornamelijk rekening houden
met de tweede bankrichtlijn.472
Deze richtlijn werd in Belgisch recht omgezet door de wet van
22 maart 1993 met betrekking tot het toezicht op de kredietinstellingen.473
De richtlijn
introduceert het principe van de enkelvoudige vergunning en van de onderworpenheid aan de
controle van de toezichthouder van het thuisland (home country rule). De richtlijn is van
toepassing op bijkantoren en op de vrije dienstverlening door bankinstellingen die in een ander
land van de EU gevestigd zijn.474
De regeling is dus niet van toepassing op dochter-
ondernemingen van banken omdat dit aparte rechtspersonen en dus aparte kredietinstellingen
zijn.475
176. Het principe van de enkelvoudige vergunning houdt in dat een kredietinstelling die wil
opereren in een andere lidstaat hiertoe slechts over een vergunning in zijn ‘thuisland’ (lidstaat
van de EU) moet beschikken. Eens men deze vergunning verkregen heeft, kan men ook
werkzaamheden ontplooien in een andere lidstaat. In België is de lijst van de
bankwerkzaamheden hier belangrijk. Wanneer de buitenlandse bank werkzaamheden buiten
deze lijst activiteiten wil ontplooien in België, dient ze over een bijkomende Belgische
vergunning te beschikken.476
Het gastland kan dus bepaalde regels die zij van essentieel belang
acht ook van toepassing verklaren op buitenlandse EU-instellingen.477
177. Het probleem van grensoverschrijdend toezicht manifesteert zich sterk in de EU, waar
financiële liberalisering geleid heeft tot het ontstaan grensoverschrijdende bankgroepen. De EU
heeft dit probleem trachten op te lossen door het instellen van homecountry supervision. De
bank valt volledig onder de controleautoriteit van haar thuisland.478
Het gastland moet hierbij
het toezicht door de homecountry toezichthouder aanvaarden en erkennen. Het voordeel van
deze aanpak is de duidelijkheid, maar er blijven een aantal problemen. Zo kunnen banken
472 Richtlijn 89/646/EEG van de Raad van 15 december 1989 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, alsmede tot wijziging van Richtlijn 77/780/EEG, Pb. L. 30 december 1989, afl. 386, 1-13 (hierna: Tweede Bankrichtlijn).
473 Wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, BS 19 april 1993, 8650 (hierna: Bankwet).
474 Art. 2 Tweede Bankrichtlijn. 475 M. BJORKLAND, “The Scope of the general good notion in the second EC Banking directive according to recent
case-law”, Euro Business Law Review 1998, 231. 476 Art. 65 Bankwet; Art. 66 Bankwet. 477 Art. 70 Bankwet. 478 K. BYTTEBIER, Handboek Financieel Recht, Kluwer, Antwerpen, 1995, 167 en R. WULF-HENNING, “General
introduction to the second banking directive and the proposal for a directive on investment services”, in J.STUYCK, Financial and monetary Integration in the European Economic community: legal, institutional and economic aspects., Antwerpen, Kluwer law international, 1993, (57) 63.
Het Europees financieel toezicht
92
binnen de EU nog altijd kiezen voor landen waar het bankentoezicht iets losser is
(toezichtsarbitrage). Bovendien kan er een probleem reizen wanneer er een opsplitsing is tussen
de plaats van de activiteiten en de plaats waar men onderworpen is aan het toezicht. Indien de
bank failliet gaat, kan dit ‘agency’ conflicten opleveren. De instelling van de home country rule
lijkt zo meer een politieke keuze te zijn dan een economische. Het maakt enkel duidelijk wie
toezicht mag houden, maar houdt geen rekening met wie het beste toezicht zou houden. Niet
alle toezichthouders hebben dezelfde middelen, technische bagage of politieke
onafhankelijkheid. ‘Host countries’ kunnen dan wel actie ondernemen (toegang verbieden of
host country supervision vragen), toch is dit een politiek harde beslissing met hoge kosten en zal
dit niet snel gebeuren.479
178. Blijft de vraag welk land bevoegd zal zijn bij insolventie van de bank. Richtlijn
2001/24/EG verbiedt de toepassing van afzonderlijke insolventiemaatregelen op bijkantoren uit
hoofde van het recht van de staat van ontvangst (host country). Ze bewerkstelligt de wederzijdse
erkenning en coördinatie van procedures onder zeggenschap van het land van herkomst en stelt
een aanpak als één rechtspersoon verplicht.480
Het is daarbij duidelijk dat alle activa en passiva
in principe overeenkomstig het recht van de staat van herkomst als één rechtspersoon gesaneerd
of geliquideerd worden. De richtlijn stelt daarbij wel dat ze niet voorziet in de consolidatie van
insolventieprocedures voor afzonderlijke rechtspersonen binnen een bankgroep en niet gericht is
op harmonisatie van het nationale insolventierecht.481
Afdeling 2: GRENSOVERSCHRIJDEND T OEZICHT
179. De ontwikkeling van colleges of supervisors lijkt een van de grootste innovaties te zijn die
voortkomt uit de financiële crisis. Dergelijke colleges brengen verschillende nationale
toezichthouders samen van de staten waarin een bepaalde financiële instelling opereert.
Toezichthouders dienen in deze colleges tot een consensus te komen rond bepaalde
toezichtgerelateerde maatregelen. Dergelijke toezichtcolleges zijn nu verplicht.482
Als gevolg
van deze verplichting werden in 2010 meer dan 100 toezichtcolleges opgestart in de EER.483
De
ontwikkeling van deze colleges is een belangrijke vooruitgang. Samenwerking tussen
verschillende toezichthouders is immers cruciaal geworden in een internationale banksector. We
bespreken de colleges verder in het Deel 4.484
479 D.G. MAYES en G.E. WOOD, The structure of Financial Regulation, Oxon, Routledge, 2007, 142.
480 Art. 3 Richtlijn 2001/24/EG Van het Europees parlement en de Raad van 4 april 2011 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen, Pb. L. 5 mei 2001, afl. 125, 15 (hierna: Insolventierichtlijn).
481 Overweging 6 Insolventierichtlijn. 482 Art. 131bis Richtlijn 2009/111/EG Van het Europees parlement en de Raad van 16 september 2009 wat betreft
banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer, Pb. L. 17 november 2009, afl. 302, 97.
483 S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 19.
484 Randnummers 203 tot en met 206.
Het Europees financieel toezicht
93
HOOFDSTUK 5: CONCLUSIE
180. We kunnen de totstandkoming van deze nieuwe pijlers in het Europees financieel toezicht
aanmoedigen. Het is een eerste stap naar een volledig geïntegreerd kader voor macro- en
microprudentieel toezicht. Het zou immers inefficiënt zijn de EU-regelgeving aan te scherpen
zonder iets te doen aan het toezichtsysteem dat tijdens de crisis zoveel tekortkomingen bleek te
vertonen. Wel is er nog een lange weg te gaan in het creëren van een Europese Unie zonder
toezichtsarbitrage. De EU zal intensiever moeten nagegaan welke verschillen er bestaan
tussen de nationale omzettingsmaatregelen van het Gemeenschapsrecht. Deze verschillen
ontstonden voornamelijk als gevolg van uitzonderingen, afwijkingen, toevoegingen of
dubbelzinnigheden in de huidige richtlijnen. De uiteindelijke doelstelling tot het opstellen van
één enkel wetboek lijkt hierbij een goed einddoel te zijn. Om dit proces te versnellen zou de EU
vaker moeten optreden door middel van verordeningen.485
Een versterkte rol van de EU-instellingen is van cruciaal belang. Op het macro-prudentieel
niveau houdt het ESRB toezicht op de stabiliteit van de financiële sector in zijn geheel. Op het
micro-prudentieel niveau werden de voormalige comités omgevormd tot Europese
Toezichthoudende Autoriteiten. Toch zien we dat ondanks deze versterkte rol er nog steeds
heel wat beperkingen zijn. Zo hangt het succes van het ESRB vaak af van de bereidheid van
lidstaten om waarschuwingen op te volgen. Ook de functie van de ESA’s is nog te weinig
gericht op de uitoefening van het actuele toezicht. Een andere kritiek is dat de comités vaak zeer
weinig middelen hebben om echte beleidsbeslissingen uit te lokken.486
Nationale toezichthouders blijven dus de kern van het financiële toezicht. Alleen zij hebben een
voldoende groot bevoegdhedenpakket en de mogelijkheid om beslissingen af te dwingen. Ook
de grensoverschrijdende comités en Europese toezichthouders bestaan meestal voornamelijk uit
een vertegenwoordiging vanuit de nationale toezichthouders.487
Een verdere Europeanisering
van het financieel toezicht valt aan te bevelen. Er groeide in het verleden te vaak een milde
relatie tussen de nationale toezichthouder en de financiële instellingen. Om dit probleem aan te
pakken zouden de bevoegdheden van de ESA’s gevoelig versterkt moeten worden.488
Het is
noodzakelijk dat de Commissie de onafhankelijkheid van de ESA’s erkent en hen laat
uitgroeien tot federale toezichthoudende autoriteiten.489
Europa zal de bevoegdheden van de
485 Mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 betreffende het Europees financieel Toezicht, COM(2009) 252. 486
S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont Institute, 2011, 61.
487 Ibid.
488 Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 410.
489 K. LANNOO, “The EU’s Response to the Financial Crisis: a Mid-Term Review”, CEPS Policy Brief, No. 241, 2011, 3.
Het Europees financieel toezicht
94
ESA’s met betrekking tot het nemen van bindende besluiten verder dienen te vergroten. Ook
een verdere versterking van de toezichtscolleges valt aan te bevelen.
Hierbij vermelden we graag het voorstel van onder meer SCHOENMAKER die stelt dat grote
grensoverschrijdende banken hun vergunning rechtstreeks van de EBA dienen te verwerven. Dit
worden dan de zogenaamde EBA-banken genoemd. De EBA zou de volle bevoegdheid krijgen
over het toezicht. Onderstaande figuur toont hoe de samenwerking tussen de EBA en de
nationale toezichthouders zou kunnen verlopen.490
Opvallend is ook het ontbreken van een Europees herstelprogramma wanneer een bank in de
problemen komt. Vandaag kiest elke lidstaat voor een nationale oplossing en is er geen sprake
van een zogenaamde burden sharing. De financiering van de reddingsoperatie wordt hierbij
voornamelijk nationaal geregeld. Dit systeem van nationale redding van banken, met de
mogelijke gevaren van te veel politieke inmenging, is totaal onaangepast aan de realiteit. Ook
België redde verschillende banken. De Belgische belastingbetaler draagt hiervoor zware lasten,
ondanks het feit dat deze reddingen ook vele andere landen in de Europese Unie ten goede
kwam. Ook hier zal Europa prominenter moeten optreden, en dit voornamelijk op het vlak van
de zogenaamde EBA-banken.
De verordening die de ESA’s opricht voorziet een evaluatie van deze instellingen door de
Commissie in januari 2014. We kunnen hopen dat de Commissie besluit om het toezicht op
grensoverschrijdende bankgroepen verder aan de nationale toezichthouders te onttrekken en dit
naar het Europees niveau over te hevelen. Daarnaast zal het overgebleven nationaal toezicht op
kleinere banken verder geharmoniseerd moeten worden. Enkel zo zullen we verder kunnen
bouwen aan een toezichtsarchitectuur die aangepast is aan de huidige evoluties en trends.
Hierbij zullen nationale belangen steeds minder een rol spelen bij beoordeling van bepaalde
risico’s.
490 D. SCHOENMAKER, “Banking Supervision and Resolution: The European Dimension”, DSF Policy Paper, nr. 19, 2012, 7 (eigen vertaling); In zijn paper beschrijft SCHOENMAKER ook de oprichting van een zogenaamde Europese brandweer, bestaande uit de EBA, de ECB en een Eurean Resolution authority. Ook deze evolutie is aan te bevelen, maar is wegens het beperkte bestek van deze cursus niet verder uitwerkbaar.
Europese
Bankautoriteit
EBA Banken
Nationale
Toezichthouders
(banken)
Nationale banken
Europees niveau
Nationaal niveau
Intensieve
samenwerking
95
DEEL 4: ANDERE EUROPESE EN INTERNATIONALE
MAATREGELEN
"I will say that the so-called bonus culture is one of the many factors
that can drive the financial system in the wrong direction – away from
intermediation to self-referential speculation; away from medium-
term stability to short-term orientation; and away from being a
service sector to being a self-serving sector.”
Jean-Claude Trichet
Voorzitter ECB 2003-2011
Andere Europese en internationale maatregelen
96
HOOFDSTUK 1: AANPASSINGEN IN DE REGULERING
Afdeling 1: AANPASSING IFRS NORMEN
181. Voor de invoering van de IAS/IFRS normen werd de boekhouding gebaseerd op
verschillende prudentiële principes die onder meer de onderneming verplichtten activa aan
kostprijs te boeken. De redenen waarom men overgeschakeld is naar een eenvormig systeem
van internationale boekhoudnormen (IAS/IFRS) zijn divers. Zo zorgen ze voor een meer
geloofwaardige boekhouding, bevorderen ze de onderlinge vergelijkbaarheid en introduceren ze
een ‘level playing field’.491
182. De IAS/IFRS normen zijn vooral gebaseerd op een ‘Fair Value measurement’. Er wordt
gestreefd naar het tonen van een zo getrouw mogelijk beeld waarbij veel belang gehecht wordt
aan waarderingen en waarde-evoluties van de onderliggende activiteiten of onderliggende
producten.492
Het betreft dus een idee van ‘mark to market’. Je waardeert hierbij alsof je het
bestanddeel op elk moment zou moeten verkopen (de marktprijs). Vanaf het boekjaar dat eind
2005 afsloot, moesten geconsolideerde rekeningen van beursgenoteerde ondernemingen worden
opgemaakt volgens deze principes.493
183. Mede door deze boekhoudkundige waarderingen kwamen banken in een vicieuze cirkel
terecht. De idee van waardering aan marktprijs houdt immers een gevaar in. Om dit toe te
passen moeten twee voorwaarden gelijktijdig voldaan zijn:494
- De markt moet voldoende liquide zijn en groot genoeg om de hele overdracht door te
voeren zonder dat de prijzen grondig veranderen;
- De instelling moet ook de wil hebben een deel, en wanneer nodig zelfs de gehele positie
te verkopen.
Het gevolg van deze waarderingsmethoden is dat, wanneer de marktwaarden dalen, de banken
aanzienlijke afwaarderingen op een groot deel van hun portefeuilles moeten boeken met een
rechtstreekse impact op het resultaat of het eigen vermogen. Deze waarderingen zijn zeer
moeilijk wanneer de markten stilvallen zodat er geen marktprijs meer is.495
Daarnaast zal het
management zelden meteen de hele obligatieportefeuille verkopen, zelfs wanneer ze ervan
overtuigd zijn dat de obligaties hun bodemprijs hebben gehaald. Indien ze beslissen een deel
491 R. BONTE: “De nieuwe internationale normen inzake financiële verslaggeving (IFRS) van uit het perspectief van het banktoezicht, Bank. Fin. 2004, 382.
492 M. PEERAER, “Introductie van de IAS/IFRS binnen de financiële sector: een combinatie van boekhoud- en rapporteringsprocessing, Bank. Fin. 2003, 143.
493 F. LIERMAN, “Belgisch EU-voorzitterschap gewikt op jaarlijkse studiedag Financieel Forum, Bank. Fin. 2002, 79. 494 P. DEMBOUR, “Some Banking Sector Concerns with regard to IAS 39”, Bank. Fin. 2004, 41. 495 Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St.
Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 79.
Andere Europese en internationale maatregelen
97
obligaties aan te houden, kan dit bij een foute beoordeling bezwarend zijn voor eventuele
toekomstige resultaten en zware bijkomende waardeverminderingen teweeg brengen.496
Het is
duidelijk dat er een negatieve spiraal van afwaardering kan ontstaan, waardoor het kapitaal daalt
en er andere bestanddelen verkocht moeten worden, die op zich nog minder waard worden. Een
heel stuk van de activa bij banken is liquide, maar er kan altijd een crisis zijn waarbij er geen
markt is en dus ook geen marktwaarde.
DEMBOUR haalt het volgende voorbeeld aan: “If you own a house that you do not intend to sell,
does it have any meaning from a financial point of view to value it in your mind at market
value? Do you feel richer and would you spend more if the real estate market shows a positive
trend because of falling interest rates while you are certain that you will not sell your
home?”497
Hij ziet de ‘fair value’ methode als een ongeschikte methode, zeker voor wat betreft
activa nog een hele tijd op de balans blijven. Ook MAX JADOT, Belgisch CEO van BNP Paribas
Fortis, zag problemen in deze waarderingsmethode. “In september deed de Europese
bankenwaakhond EBA er nog een schep bovenop. Die besliste dat de banken hun staatspapier
plots aan marktwaarde moesten waarderen. Ik heb dat nooit begrepen. De laatste steun werd
onder de financiële sector weggeslagen. Banken kregen schrik van hun eigen portefeuille
staatspapier, waardoor er een negatieve verkoopsspiraal ontstond. Europa opende de doos van
Pandora.” 498
184. Verschillende auteurs en instellingen openen deze discussie en vragen aanpassingen.
Geleidelijk aan zullen de standaarden dan ook gewijzigd worden. Het ‘mark to market’ principe
zal hierbij niet verdwijnen, maar er kunnen wel verzachtingen komen. Onder de grote druk van
de bancaire sector drong ook de Europese Commissie in september 2009 bij het IASB
(International Accounting Standards Board) aan tot het ontwikkelen van een aangepaste versie
van de IAS 39 standaarden.499
Op internationaal niveau zullen de normen aangepast worden
door de invoering van IFRS 9. Deze normen zullen in werking treden in 2015. IFRS 9 voorziet
in twee categorieën voor financiële activa: deze gewaardeerd tegen ‘geamortiseerde kostprijs’
en deze gewaardeerd tegen ‘fair value’ (reële waarde).500
De standaarden voorzien bovendien in
een grotere mogelijkheid tot hedging. Daarnaast zouden banken activa die ‘over time’
aangehouden worden aan kostprijs kunnen waarderen.501
496 P. DEMBOUR, “Some Banking Sector Concerns with regard to IAS 39”, Bank. Fin. 2004, 41. 497 Ibid. 498 DE STANDAARD, “In de kijker: Max Jadot”, 2 maart 2012, 37. 499 Verordening Nr. 839/2009 van de Commissie van 15 september 2009 houdende wijziging van Verordening nr.
1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard (IAS) 39 betreft, Pb. L. 16 september 2009, afl. 244, 6; http://ec.europa.eu/internal_market/accounting/ias/revision_en.htm.
500 www.ifrs.org. 501 REUTERS, “New accounting rule would ease Greek pain: IASB”, 5 juli 2011, www.reuters.com.
Andere Europese en internationale maatregelen
98
Afdeling 2: DE BONUSREGULERING
185. Het lijkt erop dat het gebruik van bonussen in de bancaire sector traditioneel een probleem
vormt binnen de publieke opinie. Banken werden veelvuldig bekritiseerd omwille van de
exorbitante bonussen. Deze kritiek is gedurende de laatste jaren alleen maar harder geworden.
Velen oordeelden dat dit niet eerlijk was, aangezien banken nooit geziene verliezen hadden
geleden en vaak gered dienden te worden door de overheden. Het geld van de belastingbetaler
leek rechtstreeks in de portefeuille van de bankmanagers zijn gevloeid.502
186. Het economische argument voor bonussen lijkt vrij duidelijk te zijn. Aandeelhouders
gebruiken dit systeem om het gedrag van de managers te beïnvloeden. Aandeelhouders hebben
door hun de facto vaak beperkte aansprakelijkheid (beperkte inleg) immers een stimulans om
risico’s te nemen. Bonussen kunnen hierbij gezien worden als een middel om bestuurders
voordeel te laten hebben bij winstbejag op korte termijn. Bonusschema’s worden op die manier
gebruikt om het gewenste risiconiveau te implementeren.503
In de literatuur wordt dit als de
principle-agent theory omschreven. Ook het rapport van de bijzondere parlementaire
commissie, die werd belast met het onderzoek naar de Financiële crisis, stelt dat het
salariëringbeleid aanleiding geeft tot beslissingen die ingegeven zijn door een kortetermijnvisie,
alsook tot het nemen van buitensporige risico’s. Zo beantwoordt het overgrote deel van de
loonplannen aan druk vanuit de markt om winst te boeken, waarbij niet wordt nagegaan welke
risico’s aan die winsten zijn verbonden. Dit leidt tot een positionering die op lange termijn niet
efficiënt is en die de bank in moeilijkheden kan brengen.504
187. We kunnen ons de vraag stellen of er werkelijk een verband is tussen het genomen risico
van de bank en het gevoerde bonusbeleid. Verschillende auteurs onderzochten dit reeds en de
meesten bevestigen in de eerste plaats een belangrijke homogeniteit tussen bedrijven die veel
risico’s nemen (Bear Stearns, Lehman, Citigroup...). Bovendien merkt men een duidelijke
verband met de bonuspraktijken die de nadruk leggen op korte termijn beloningen en opties. De
studie toonde hierbij het belang aan van korte termijn stimulansen in het tot stand komen van
een hoger risicobeleid.505
Het beloningsbeleid van Bear Stearns en Lehman Brothers moedigde
excessieve risicoposities aan.506
Daarnaast wordt door een overheidsredding het risico op een
faillissement quasi opgeheven en wordt de marktwerking tegengewerkt. Aandeelhouders
hebben hierbij de neiging om bijkomende risico’s te nemen.507
502 I. SCHNABEL en H. HAKENES, “Bank bonuses and Bail-outs”, University of Bonn and MPI Bonn, 2012, 2. 503 Ibid. 504 Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St.
Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 51-52. 505 I-H CHENG, H. HONG, J. SCHEINKMAN, “Yesterday’s heroes: compensation and creative risk-taking, NBER
working paper series, 2010, 28. www.princeton.edu/~joses/wp/yesterday.pdf. 506 L. BEBCHUK, A. COHEN en H. SPAMANN, “The Wages of Failure: Executive Compensation at Bear Stearns and
Lehman 200-2008”, Harvard Law and Economics Discussion paper No. 657, 2009, 28. 507 I. SCHNABEL en H. HAKENES, “Bank bonuses and Bail-outs”, University of Bonn and MPI Bonn, 2012, 29.
Andere Europese en internationale maatregelen
99
188. De bonussen hebben in de banksector dus een pervers effect. Het systeem ondermijnt de
noodzakelijke lange termijnvisie van banken en staan in schril contrast met de normale manier
van bankieren. Instellingen die oorspronkelijk gewone spaarbanken waren, veranderden in
investeringsbanken. Daarnaast ontstaat er een groot maatschappelijk probleem. Vooral na de
crisis is de samenleving uiterst gevoelig geworden voor de uitkering van, al dan niet
economisch terechte, bonussen. Hoe dan ook zijn bonussen vandaag te hoog geworden om op
louter economische gronden verantwoord te worden. Bovendien is het niet omdat de bank meer
winst maakt, dat de groei ook duurzaam is.
189. Om deze evolutie tegen te gaan lijkt een plafond op het bonusbeleid noodzakelijk in het
belang van de onderneming. Een andere oplossing is het vertraagd uitkeren van bonussen.
Indien het management bepaalde beslissingen neemt en investeringen doet, kan een bonus
volgen na enkele jaren indien blijkt dat de bank er effectief sterker is door geworden. Je koppelt
hiermee een bonus aan een soort ‘niet-uitbetalingsclausule’ (bij niet-duurzame prestaties). Dit
systeem kan ook bekomen worden door gebruik te maken van aandelenopties op langere
termijn.508
Een aantal banken gaan deze richting uit. Bovendien kan men bepalen dat bonussen
niet betaald mogen worden indien er geen solide kapitaalbasis ter beschikking is. Het nadeel aan
bovenstaande restricties is dat ze eventueel de efficiëntie van de manager in de hand kunnen
werken. Door een lagere potentiële bonus verdwijnt waarschijnlijk ook een deel van de
motivatie.509
Toch lijkt de voorbije bonuscultuur ongepast en zal ze gecorrigeerd moeten
worden.
190. Verschillende internationale en nationale instanties zijn ondertussen voorstellen aan het
uitwerken die het bonusbeleid aanpassen. Onder meer op de conferentie van de G-20 in
Pittsburgh van 25 en 26 september 2009 werd een akkoord gesloten over het inperken van
bankiersbonussen. Het werd de taak van het Financial Stability Board om de maatregelen te
implementeren en eventueel bijkomende voorstellen te formuleren omtrent het bonusbeleid.510
Op regelmatige tijdstippen gaat het FSB na in welke mate zijn aanbevelingen zijn
geïmplementeerd in de wetgeving van de lidstaten.511
In Europa is het beloningsbeleid sinds 1
januari 2011 aan strengere regels onderworpen.512
508 D. STRUYVEN, “Bonussen, beter, best?”, 15 november 2011, www.econoschock.be. 509 I. SCHNABEL en H. HAKENES, “Bank bonuses and Bail-outs”, University of Bonn and MPI Bonn, 2012, 29. 510 FSB, “Thematic Review on Compensation, Peer review report,” 30 maart 2010, www.financialstabilityboard.org/publications/. 511 FSB, “2011 Thematic Review on Compensation, Peer review report”, 7 oktober 2011. 512 Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de
Richtlijnen 2006/48/Eg en 2006/49/Eg wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid, Pb. L. 14 december 2010, afl. 329, 3.
Andere Europese en internationale maatregelen
100
191. Nadat de CBFA eerder richtlijnen verstrekte omtrent het bonusbeleid, greep ook de
Belgische wetgever in.513
Zo bepaalt de Bankwet nu dat elke kredietinstelling een
remuneratiecomité dient op te richten. Dit comité is samengesteld uit niet-uitvoerende
bestuurders en dient een onafhankelijk oordeel te geven over het beloningsbeleid en –cultuur en
de stimulansen die worden gecreëerd voor het beheren van risico’s, kapitaal en liquiditeit.
Bepaalde instellingen hebben evenwel een vrijstelling voor het oprichten van dergelijk comité,
maar ook daar is een regeling voorzien. De wet bepaalt uitdrukkelijk dat het renumeratiecomité
rekening moet houden met de langetermijnbelangen van de aandeelhouders, de investeerders en
andere belanghebbenden van de kredietinstelling.514
Artikel 57ter bepaalt nu ook dat de NBB
van de kredietinstellingen kan eisen dat ze de variabele beloning tot een bepaald percentage van
hun totale netto bedrijfsresultaten moeten beperken als deze beloning niet met het in stand
houden van een solide eigen vermogen te verenigen is of dat zij hun netto winsten aanwenden
om het eigen vermogen te versterken.515
De Belgische staat kan dit bovendien ook doen vanuit
de positie die ze in vele banken bekleedt. Ze is vandaag vaak aandeelhouder in banken, staat
garanties toe en verschaft krediet. Als kantmelding willen we hierbij ook vermelden dat ook
dividenden in principe enkel mogelijk zouden moeten zijn wanneer de bank onder een bepaalde
schuldgraad blijft en de liquiditeits- en solvabiliteitsnormen haalt.516
192. Hoe dan ook is dergelijk ingrijpen volledig verantwoord. Bonussen kunnen enkel bestaan
wanneer ze gekoppeld worden aan een duurzame waardecreatie.517
Wanneer we verder op deze
piste doordenken, kunnen we ons de vraag stellen of bonussen in een bankwereld (met het
klassiek model) überhaupt wel gepast zijn. Dergelijke bonus voert, hoe hoog ook, de druk op
om voortdurend meer winst te maken. Het is maar de vraag of deze honger naar winst niet
automatisch aanleiding geeft tot meer risicoposities. Gaan we hierop door zou het gebruik van
bonussen, zeker in de bankwereld die handelt met spaargeld, totaal verboden moeten zijn.518
513 Zie onder meer: CBFA, Mededeling van 17 november 2010 betreffende de verwachtingen inzake de implementatie van het beloningsluik van CRD III; Koninklijk Besluit van 22 februari 2011 tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 8 februari 2011 aangaande het beloningsbeleid van financiële instellingen, BS 2 maart 2011; CBFA, Circulaire van 14 februari 2011 gericht aan de financiële instellingen inzake behoorlijk beloningsbeleid; Wet van 28 juli 2011 tot omzetting van diverse richtlijnen betreffende het toezicht op de financiële sector en houdende diverse bepalingen, BS 31 augustus 2011, 55650.
514 Art. 20 Bankwet. 515 Art. 57ter Bankwet. 516 Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV
Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 410. 517 D. STRUYVEN, “Bonussen, beter, best?”, 15 november 2011, www.econoschock.be. 518 Toegegeven, dit is een vrij ongenuanceerde mening. Wanneer er een strikte scheiding komt tussen spaarbanken
en investeringsbanken lijkt dit verbod weinig zinnig. Spaarbanken kunnen dan normaal concurreren en zullen weinig of geen buitensporige risico’s kunnen nemen.
Andere Europese en internationale maatregelen
101
Afdeling 3: NIEUWE SCHEIDING INVESTERINGS- EN COMMERCIËLE
BANKEN
193. Van 1935 tot 1993 gold voor de Belgische banken een vrij strikte scheiding tussen
commerciële banken en investeringsbanken. Door deze regelgeving waren de banken
onderworpen aan beperkingen met betrekking tot het bezit van aandelen in ondernemingen. De
Europese richtlijnen zorgden echter voor een ommekeer. De scheiding verdween. Zo bepaalt
artikel 32 van de Bankwet nu dat kredietinstellingen rechtstreeks of onrechtstreeks aandelen
mogen bezitten, in welke vorm ook. Het artikel stelt daaraan wel enkele grenzen. Toch lijkt
deze bepaling er ook voor gezorgd te hebben dat banken steeds meer risico’s namen en gingen
beleggen in risicovolle afgeleide producten.519
194. Meer en meer politici en economen pleiten voor de herinvoering van een ‘glass steagall
act’. In België dienden verschillende partijen ondertussen een wetsvoorstel in tot opsplitsing
van de bankactiviteiten. Het wetsvoorstel bouwt voort op de aanbevelingen van de bijzondere
commissie, belast met het onderzoek naar de financiële en bankcrisis.520
Deze ijverde in zijn
verslag om opnieuw een voor cliënten transparante vorm van klassiek bankieren te introduceren.
Ze vraagt daarbij een duidelijk onderscheid tussen deze instelling en de investeringsbank.521
De
depositobescherming tot 100.000 euro zou daarbij enkel mogen gelden voor de deposito’s van
de banken die zich beperken tot deze klassieke activiteit.522
In de VS pleit onder meer voormalig FED topman PAUL VOLCKER voor dergelijke scheiding.523
Hij vraagt een zwaar gereguleerde commerciële banksector. De investeringsbanken kunnen dan
vrijer opereren, aangezien zij met durfkapitaal gefinancierd worden. Ook in Europa gaan er
stemmen op om de scheiding door te voeren. Zo stelt DAVID LLEWELLYN, professor aan de
Loughborough University, dat het opvallend is dat twee landen die grotendeels aan de crisis
ontsnapten (Canada en Zuid-Afrika) een traditioneel, conservatief bankmodel hadden dat weinig
gebruik maakte van effectisering en afgeleide financiële instrumenten.524
195. Toch lijkt de effectieve scheiding zeer ver weg en zal de politieke moed wellicht
ontbreken. Bovendien zal er steeds een grote invloed bestaan van een kleine homogene groep,
de financiële lobby. Dit lijkt een duidelijke toepassing van de Public Choice Theory te zijn.
519 K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. 520 Memorie van Toelichting, Parl. St. Senaat 2009-10, nr. 4-1700/1, www.senate.be. 521 Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St.
Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 532. 522 Memorie van Toelichting, Parl. St. Senaat 2009-10, nr. 4-1700/1, www.senate.be. 523 BLOOMBERG, “Volcker Urges Dividing Investment, Commercial Banks”, 6 maart 2009, www.bloomberg.com/. 524 D.T Llewellyn, “The global banking crisis and the post-crisis banking and regulatory scenario”, University of
Amsterdam: Research Papers in Corporate Finance, 2010, 44, www.icffr.org.
Andere Europese en internationale maatregelen
102
Daarnaast zijn commerciële banken en investeringsbanken zo innig met elkaar verweven dat een
strikte scheiding waarschijnlijk ook niet mogelijk is. Mede daarom lijkt het erop dat er een
afgezwakte versie van de scheiding komt op internationaal niveau. We kunnen deze afgezwakte
versie aanmoedigen. Een te strikte scheiding zou de mogelijkheden van banken al te zeer
beperken. Wel moeten er duidelijke grenzen worden gesteld. De kans is groot dat het
banksysteem een stuk minder winstgevend zal worden, maar wel duurzamer en
schokbestendiger.525
Deze stabielere financiële sector zal kunnen bijdragen aan een nieuwe
groei van de wereldeconomie.
Afdeling 4: TOEZICHT OP DE RATINGBUREAUS
196. Ratingbureaus zijn beursgenoteerde bedrijven die in eerste instantie adviezen geven over
de kredietwaardigheid van bedrijven, overheden en geavanceerde financiële producten. Deze
rating geldt als een soort kwaliteitslabel voor beleggers.526
Zoals reeds werd aangehaald zijn er
drie grote kredietbeoordelaars. Fitch Ratings is de kleinste, Moody’s en Standard & Poors zijn
groter. Ze zijn allemaal Amerikaans, beursgenoteerd en ontstonden eind 19de
eeuw om grote
beleggers meer duidelijkheid te geven over bepaalde investeringen in onder meer de
spoorwegen. Samen hebben ze momenteel bijna 90% van de westerse markt in handen.
Opmerkelijk is dat hun grootste aandeelhouders vaak financiële instellingen zijn. Ze worden
gefinancierd door overheden en bedrijven die investeerders willen aantrekken.527
197. In deel 1 haalden we reeds de rol aan van de ratingbureaus als een van de oorzaken van de
crisis.528
Er ontstaat immers een belangenconflict bij de werking van deze organisaties. Dit
probleem rijst voornamelijk wanneer de aanvrager de mogelijkheid heeft om naar een alternatief
ratingbureau te gaan. Wanneer een emittent van oordeel is dat het andere bureau hem een
hogere rating zal geven, zal hij naar de concurrent gaan. Het eerste bureau zal bij gevolg een
stimulans hebben om zijn beoordelingskader minder strikt op te stellen.529
Zo onderschatten
ratingbureaus vaak het risico, waardoor financiële instellingen verkeerdelijk aannamen dat de
risico’s beperkt waren. Ook de bureaus zelf stelden zich na verloop van tijd vragen bij de
gegeven ratings, maar de concurrentie dwong hen om mee te gaan.530
Sommige auteurs zijn van oordeel dat er geen belangenvermenging ontstaat, aangezien de
ratingbureaus in grote mate afhankelijk zijn van hun reputatie. Het financieringsmodel zou er
niet toe leiden voordelige ratings aan hun klanten te geven. Wel klagen ze het gebrek van een
525 D. KILLEMAES, “Fortis & Co ontsnappen nipt aan het kapblok”, Trends Opinie, 22 augustus 2008, 526 K. DEBACKER en L. VANDE KEYBUS, “De rol van speculanten en kredietbeoordelaars”, Sampol 2011, afl. 9, 19. 527 K. DEBACKER en L. VANDE KEYBUS, “De rol van speculanten en kredietbeoordelaars”, Sampol 2011, afl. 9, 19. 528 Zie randnummers 42 – 43. 529 M. RICHARDSON en L.J. WHITE, “The rating agencies: is regulation the answer?” in V.V. ACHARYA en M.
RICHARDSON, Restoring Financial Stability: How to repair a failed system, New Jersey, John Wiley & Sons, 105. 530 K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek.
Andere Europese en internationale maatregelen
103
effectieve concurrentie tussen de drie grote spelers aan.531
Toch lijkt het duidelijk dat er een
splitsing moet komen tussen de adviesverlening en de uiteindelijke beoordeling. Hierbij zal er
evenwel steeds een spanningsveld zijn, gezien ratingbureaus hun inkomsten halen uit gelden die
komen van een partij die ook een rating vraagt.
198. Verschillende auteurs stellen aanbevelingen op waarmee men in de toekomst mogelijke
problemen kan vermijden. Ten eerste zouden de emittenten van gestructureerde producten hun
prijs voor advies en analyses gescheiden moeten betalen ten opzichte van de prijs voor de
rating. Ten tweede zou er meer transparantie moeten komen over de prijs voor dergelijke
ratings. Als derde aanbeveling vragen deze auteurs dat alle emittenten van dergelijke producten
ten minste twee ratings gebruiken. Hun belangrijkste aanbeveling is de oprichting van een
onafhankelijk orgaan die de accuraatheid van de gebruikte methoden van de ratingbureaus kan
nagaan.532
Daarnaast vraagt onder meer KOEN SCHOORS, professor aan de Universiteit Gent,
zich af of ratingbureaus wel de beoordelingen moeten doen van complexe producten. Hij stelt
voor om wat betreft de aankoop van bepaalde producten de banken zelf te laten beslissen om de
producten aan te kopen of niet. Tegenover die complexe producten komt er vervolgens een
hoeveelheid kapitaal. Je haalt deze beoordeling dus weg van ratingbureaus.533
We merken dat
ook de Bazelnormen steeds meer deze richting lijken uit te gaan.
199. Aangezien ratings in geheel de Europese Unie worden gebruikt, acht de Europese
regelgever het hanteren van het traditionele onderscheid tussen de bevoegde autoriteit van de
lidstaat van herkomst en de andere bevoegde autoriteiten en het gebruik van toezichthoudende
coördinatie via colleges niet meer geschikt voor het toezicht op de ratingbureaus. Men
installeert nu een centraal toezicht. Ingevolge de verordening van 16 september 2009 krijgt de
ESMA de exclusieve bevoegdheid voor de registratie en het toezicht op ratingbureaus in de
Unie.534
De autoriteit kan informatie opvragen, onderzoeken instellen of inspecties ter plaatse
uitvoeren.535
Indien de autoriteit inbreuken vaststelt, kan ze dwangsommen of geldboeten
opleggen om ratingbureaus te dwingen zich te conformeren aan de regelgeving.536
De
verordening werd geamendeerd door de verordening van 11 mei 2011.
De verordening bepaalt dat de ratingbureaus een registratie moeten aanvragen, en dit om “een
hoge mate van beleggers- en consumentenvertrouwen op de interne markt te waarborgen.”537
Kredietinstellingen, bepaalde verzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve
belegging in effecten (ICBE’s) mogen voor regelgevingdoeleinden alleen gebruik maken van
531 C. GOODHART, The regulatory Response to the Financial Crisis, Gheltenham, Edward Elgar Publishing, 2009, 19. 532 Ibid.,121. 533 K. SCHOORS, De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek. 534 Art. 21 Verordening nr. 513/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus, Pb. L. 31 mei 2011, afl. 145, 38. (hierna: Verordening toezicht Ratingbureaus).
535 Art. 23 Verordening toezicht Ratingbureaus. 536 Art. 21 Verordening toezicht Ratingbureaus. 537 Overweging 43 Verordening toezicht Ratingbureaus.
Andere Europese en internationale maatregelen
104
ratings die zijn afgegeven door in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die
overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd.538
De verordening hecht veel belang aan de
wijze van afgifte, de onafhankelijkheid van de ratings en het vermijden van belangenconflicten.
Een uitgebreide bijlage somt de vereisten op. Ook het personeel moet over passende kennis en
ervaring beschikken.539
Voorts bespreekt men de methodologie en modellen, evenals de
openbaarmaking en presentatie van ratings. Merkwaardig is dat, ondanks de grote macro-
economische gevolgen van ratings, het ESRB geen enkele rol heeft gekregen in het toezicht op
deze ratingbureaus.540
200. Het nieuwe systeem kan volgens de Europese regelgever een grote potentiële meerwaarde
bieden aan de werking van de markt en de bescherming van de beleggers. Bovendien heeft het
ook voor de ratingbureaus het voordeel dat zij in een veel eenvoudigere toezichtsomgeving
kunnen opereren. EU-commissaris BARNIER pleit evenwel niet voor een apart Europees
kredietagentschap, zoals door sommigen werd voorgesteld. Hij wil wel dat de ratingbureaus een
minder dominante rol spelen in het Europese financiële landschap. Zo voorziet CRD IV dat
banken zelf bepaalde taken dienen uit te oefenen in plaats van daarvoor ratingbureaus in te
huren. Banken dienen voortaan hun beleggingsbeslissingen te baseren op een eigen
kredietoordeel.541
Afdeling 5: DE BANKENTAKS
201. Sinds het ontstaan van de crisis groeit de vraag naar het heffen van belastingen op banken
quasi constant. Dergelijke maatregel zou ervoor kunnen zorgen dat bij toekomstige
crisissituaties de banken zelf voorzien in eventuele noodzakelijke kapitaalinjecties. Er wordt
immers een eigen noodfonds opgericht. Toch is hieromtrent veel discussie. Een belangrijke
vraag is op welk niveau men het best de belasting toepast. Een bankentanks op Europees niveau,
zoals de voorzitter van de Europese Commissie BARROSSO op 28 september 2011 voorstelde,
stoot vooralsnog op veel verzet van onder meer Nederland en het Verenigd Koninkrijk.
Bovendien kunnen we ons afvragen of de taks werkelijk zou gebruikt worden ter oprichting van
een noodfonds en niet zal dienen als een welgekomen aanvulling van begrotingstekorten.
Dergelijke taks is in mijn opinie dan ook enkel geoorloofd ter spijzing van een noodfonds. De
banken hebben immers reeds betaald voor de eventuele redding door de overheid.542
538 Art. 4 Verordening toezicht Ratingbureaus. 539 Art. 7 Verordening toezicht Ratingbureaus.. 540 K. LANNOO, “The EU’s Response to the Financial Crisis: a Mid-Term Review”, CEPS Policy Brief, 2011, 3. 541 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2011 betreffende de toegang tot de
werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsonderneming in een financieel conglomeraat, COM(2011) 453, 3; DE STANDAARD, “Miljardeneisen voor banken”, 22 juli 2011.
542 Onder meer door de hoge interesten die de overheden eisten.
Andere Europese en internationale maatregelen
105
202. België had tijdens de crisis wel een systeem van bankentaks op poten gezet via de
programmawet van 23 december 2009.543
Toch was de wet amper gestemd of Argenta, een
Belgische bank, trok ten strijde tegen de taks en spande een procedure aan bij het
Grondwettelijk Hof. Argenta was immers van oordeel dat de bankenheffing een
disproportioneel en discriminerend effect had op de bancaire instellingen. Het probleem was
voornamelijk dat de instellingen met een lager risicoprofiel en bredere depositobasis te hard
werden getroffen door de maatregel.544
Het Hof volgde deze redenering en stelde: “Aangezien
alle kredietinstellingen voor de berekening van de bestreden bijdrage op dezelfde wijze worden
behandeld, zonder enige weging rekening houdend met hun risicoprofiel, zijn de
kredietinstellingen die hoofdzakelijk financiële middelen verkrijgen door het aantrekken van
deposito’s bij het grote publiek op onevenredige wijze benadeeld tegenover diegene die
hoofdzakelijk financiële middelen verkrijgen op de kapitaalmarkt”545
Het Hof handhaafde de
gevolgen van de vernietigde bepaling echter tot 31 december 2011. Dit om de wetgever toe te
laten ook de risicoafhankelijke elementen in de wet op te nemen. Begin 2012 lijkt er een
consensus dat risicovolle banken meer zullen moeten betalen. Het lijkt erop dat de Nationale
Bank de bank een rating zal geven die moet aangeven hoe groot de risico’s zijn die de bank
neemt. De verdere uitwerking volgt in de loop van 2012.546
203. Tijdens de Eurotop eind 2011 werd besloten wetgeving op te stellen voor een heffing op
financiële transacties (de zogenaamde Tobin Taks). Hoewel dit in essentie geen bankentaks is,
zal dit toch een impact hebben op de gehele financiële sector. Initieel voorzag men de invoering
van de transactietaks tegen 2015, maar verschillende lidstaten vroegen in februari 2012 een
versnelling van het dossier. In april 2012 sprak de bevoegde commissie van het Europees
Parlement zich met een meerderheid uit voor het invoeren van dergelijke belasting. 547
Het
Europees Parlement heeft in deze materie evenwel slechts adviesrecht.548
Toch blijven sommige
landen hardnekkig dwars liggen, vooral uit vrees dat de taks zware schade zou toebrengen aan
de financiële centra, onder meer in Londen.549
543 FEBELFIN, “Bankenheffing – Sectoralternatief”, Position Paper, 1, www.febelfin.be. 544 KNACK, “Argenta voert strijd tegen bankentaks”, 1 juli 2010, http://trends.knack.be. 545 GwH 23 juni 2011, nr. 115/2011, B.13 www.const-court.be/public/n/2011/2011-115n.pdf. 546 DE STANDAARD, “Risicobanken betalen meer bankentaks”, 15 december 2011. 547 De taks is overigens erg laag: 0,1 % op transacties met aandelen, 0,01% op transacties met derivaten. 548 DE STANDAARD, “Europees parlement spreekt zich uit voor financiële transactietaks”, 25 april 2012. 549 DE MORGEN, “Ook België voor taks op financiële transacties”, 8 februari 2012.
Andere Europese en internationale maatregelen
106
HOOFDSTUK 2: NAAR EEN GROTERE CONTROLE OP
BANCAIRE GROEPEN
Afdeling 1: TOEZICHTCOLLEGES
204. Een van de belangrijkste lessen uit de financiële crisis is dat het voor de effectiviteit van
het toezicht op grensoverschrijdende financiële groepen van groot belang is dat de verschillende
toezichthouders op de groep intens samenwerken. Deze vaststelling heeft geleid tot de
oprichting van Colleges of Supervisors (toezichtcolleges).550
205. De traditie bestond echter al langer in sommige Europese landen (de Benelux,
Scandinavische landen…). Zo werden er verschillende ad hoc colleges opgericht bij het toezicht
op grensoverschrijdende banken, waaronder Deutsche Bank en HSBC.551
Toezichthouders
gebruikten het college als een forum om prudentiële informatie met betrekking tot
grensoverschrijdende activiteiten uit te wisselen.552
De voorganger van de EBA (het CEBS) en
de voorganger van de EIOPA (het CEIOPS) hebben sinds hun oprichting actief gewerkt aan een
verbeterde samenwerking tussen deze toezichthoudende autoriteiten.553
Zo publiceerden ze
bijvoorbeeld ’10 common principles’ met betrekking tot de functionering van de
toezichtcolleges.554
206. Het toezichtcollege is een forum waar alle toezichthouders die prudentieel toezicht houden
op de dochters en significante bijkantoren van de financiële groep en de Europese
Toezichthoudende Autoriteiten aan deelnemen. Het betreft permanente, doch flexibele,
samenwerkings- en coördinatiestructuren tussen de verschillende toezichthouders, verwikkeld in
het toezicht op grensoverschrijdende bankgroepen.555
Het is aldus een samenwerkingskader
waarin de consoliderende toezichthouder samen met de andere betrokken autoriteiten informatie
uitwisselt, toezichtactiviteiten plant en zich probeert voor te bereiden op een eventuele crisis.
Het is de consoliderende toezichthouder van een financiële groep die de toezichtcolleges moet
oprichten en de taken dient te vereenvoudigen.556
550 DNB, “Colleges of Supervisors: Factsheet”, www.toezicht.dnb.nl/2/50-202354.jsp. 551
D. ALFORD, “Supervisory colleges: the global financial crisis and improving international supervisory
coordination”, University of South Carolina, School of law, 2010, 9, www.law.emory.edu/fileadmin/journals/eilr/24/24.1/Alford.pdf. 552 Ibid., 61. 553 Ibid., 62. 554 CEBS, “Colleges of Supervisors – 10 common principles”, 27 januari 2009, www.eba.eu. 555 EUROPEAN BANKING FEDERATION, “International Colleges of Supervisors and Global European Bank”, Brussel,
18 september 2009, www.ebf-fbe.eu. 556 DNB, Colleges of Supervisors (Toezichtcolleges), www.toezicht.dnb.nl/2/50-202354.jsp.
Andere Europese en internationale maatregelen
107
207. De Bankenrichtlijn (Capital Requirements Directive II) legt de vorming van een
toezichtcollege verplicht op. Alle Europese grensoverschrijdende bankgroepen moesten een
college van toezichthouders hebben tegen eind 2010.557
Europa stuurt daarnaast ook aan op een
verdere versterking van deze colleges. Waar vroeger een systeem ter behandeling van
meningsverschillen ontbrak, krijgt de EBA nu een bemiddelende rol toegewezen.558
Bovendien
publiceren de ESA’s richtlijnen en bindende standaarden voor de operationalisering van de
colleges. Dit ter voorkoming van toezichtarbitrage.559
Ook binnen het kader van het Financial
Stability Board worden er toezichtcolleges georganiseerd.560
In België is het de Nationale Bank
die, wanneer nodig, colleges van toezichthouders inricht en zorgt voor de passende
coördinatie.561
Afdeling 2: DE STRESSTESTS
§1. ALGEMEEN
208. Om een goede controle over de Europese banken te behouden, voerde Europa een reeks
stresstests in. Het systeem bestaat al langer bij andere organisaties, maar door de crisis kreeg het
veel meer aandacht. In mei 2009 kreeg het toenmalige Committee of European Banking
Supervisors (de voorganger van de EBA) voor het eerst het mandaat van de ECOFIN om een
stresstest op het banksysteem uit te voeren. Naar het voorbeeld van onder meer het Supervisory
Capital Assessment Program uit de VS (2009) werden de methode en de resultaten van de
stresstest openbaar gemaakt. In het huidige systeem is het de taak van de EBA om, in
samenwerking met het ESRB, regelmatig Europese stresstests uit te voeren.562
§2. DOEL
209. Het doel van een stresstest is de impact van slechtere macro-economische situaties na te
gaan op de banken. Het macro-economische stress scenario zal immers een weerslag hebben op
de winst en verliesrekeningen van een individuele instelling.563
Het mandaat in 2009 aan het
Committee of European Banking Supervisors formuleerde het doel als volgt: “to assess the
overall resilience of the EU banking sector and the banks’ ability to absorb further possible
shocks on credit and market risks, including sovereign risks, and to assess the current
557 EBA, “Supervisory Colleges: Introduction”, www.eba.europa.eu/Supervisory-Colleges/Introduction.aspx. 558 D. ALFORD, “Supervisory colleges: the global financial crisis and improving international supervisory
coordination”, University of South Carolina, School of law, 2010, 10.; Art. 21 Verordening EBA. 559 DNB, “Colleges of Supervisors (Toezichtcolleges)”, www.toezicht.dnb.nl/2/50-202354.jsp. 560 FSB, “Progress since the St Andrews meeting in Implementing the G20 Recommendations for Strengthening
Financial Stability”, 19 april 2010, www.financialstabilityboard.org/publications/. 561 Art. 49 §5ter Bankwet. 562 NBB, Financial Stability review 2011, 105, www.nbb.be. 563 NBB, Financial Stability review 2011, 105, www.nbb.be.
Andere Europese en internationale maatregelen
108
dependence on public support measure.”564
Het doel bestaat er dus in te beoordelen of een bank
een voldoende groot bedrag aan kapitaal aanhoudt. Dit kernkapitaal (Tier 1) wordt op een
restrictieve manier gedefinieerd en moet ten minste 5% van de risicogewogen activa bevatten.565
210. Toch lijkt het erop dat men via de stresstest niet zozeer het vertrouwen van de spaarders in
de banksector wou vergroten. Dit vertrouwen was immers, mede dankzij de
depositobescherming, nog altijd relatief groot. Het werd voornamelijk een middel om het
vertrouwen van de markt te herwinnen en zo onzekerheden te verminderen.566
Men wou de
interbancaire markt nieuw leven inblazen, zodat banken elkaar opnieuw leningen konden
verstrekken. Ondanks de vele pogingen om meerdere bankrisico’s in de stresstests te voorzien,
blijft het kredietrisico het belangrijkst. Het liquiditeitsrisico komt niet voor in de stresstest.567
§3. SCENARIO’S
211. De stresstests gaan steeds uit van twee macro-economische scenario’s en dit telkens
gedurende twee jaar: een baseline en een adverse scenario. De verschillende scenario’s worden
in samenwerking met de Europese Commissie opgesteld door de ECB.
Het baseline scenario is gebaseerd op verwachtingen voor de economische groei die op het
moment van de stresstest beschikbaar zijn. De test in 2011 ging uit van een groeiverwachting
van 1,7% in 2010-11 en 2% in 2012.568
Het fictieve adverse scenario vormt de kern van de stresstest. Het scenario bestaat uit een twee
jaar durende recessie waarin onder meer de werkloosheid fors oploopt terwijl de
vastgoedprijzen dalen. De financieringskosten van banken stijgen in dit scenario onder meer
door een vervlakkende rentecurve en oplopende spanningen op de interbancaire markt.
Bovendien voorziet het scenario in een aantal problemen met betrekking tot de
handelsportefeuille van banken en verplicht men het aanleggen van extra voorzieningen voor
verliezen op overheids- en bankenuitzettingen in Europese landen.569
De stresstest van 2011
voorziet drie belangrijke elementen:570
- Een serie EU schokken – veroorzaakt door het doorlopen van de schuldencrisis;
- Een wereldwijde recessie;
- Een waardevermindering van de dollar tegenover de andere munten.
564 CEBS, “CEBS’s statement on key features of the extended EU-wide stress test”, 7 juli 2010, persbericht,
www.eba.europa.eu. 565 NBB, Financial Stability review 2011, 16, www.nbb.be. 566 DE STANDAARD, “Zijn onze banken echt stressbestendig?”, 2 Juli 2010. 567 EBA, “2011 EU-Wide Stress Test: Methodological Note”, March 2011, 8. www.eba.europa.eu. 568 Ibid., 11. 569 DNB, “Deelnemende Nederlandse banken doorstaan de Europese stresstest goed”, 15 juli 2011, persbericht,
www.dnb.nl. 570 EBA, “2011 EU-Wide Stress Test: Methodological Note”, March 2011, 11. www.eba.europa.eu.
Andere Europese en internationale maatregelen
109
§4. RESU LTA TEN
212. De stresstest van 2010 was reeds op een aantal punten strenger dan die van 2009. Hierbij
valt voornamelijk een strengere definitie van kapitaal op. In essentie worden alleen gewone
aandelen aanvaard. De EBA heeft voor de keuze van de definitie en de drempel van het kapitaal
een soort gemiddelde gemaakt van de huidige nationale regels en de toekomstige Bazel III-
norm. In 2010 scoorden 5 Spaanse, 1 Duitse en 1 Griekse bank een onvoldoende.571
213. De meest recente test van 2011 introduceerde een meer specifieke test op het
financieringsrisico. Hiermee onderzocht men de impact van een algemene stijging van de rente
en de financieringskosten van de banken.572
De test gaf aan dat 8 banken (van de 90 geteste
banken) over onvoldoende kapitaal beschikten om serieuze economische en financiële schokken
te doorstaan. Het gaat over vijf Spaanse banken, twee Griekse en een Oostenrijkse bank.573
Daarbij zijn er nog eens zestien banken die nipt slagen. Men kan dus besluiten dat van de
onderzochte banken een op de vier problemen hebben om een stevige kapitaalstructuur aan te
houden en dat terwijl de Europese banken de maanden daarvoor bijkomend kapitaal hadden
aangetrokken.574
Gemiddeld genomen daalden de Core Tier-1 ratio’s van 8,9% in 2010 naar
7,7% eind 2012.575
Na het analyseren van deze resultaten beveelt de EBA de nationale
autoriteiten aan om de nodige stappen te nemen om het kapitaal van deze 24 banken te
versterken. De EBA zal deze maatregelen evalueren in de loop van 2012.576
571 CEBS, “Aggregate outcome of the 2010 EU wide stress test exercise”, 2010, 6. http://stress-test.c-ebs.org. 572 NBB, Financial Stability review 2011, 16, www.nbb.be. 573 EBA, “Results of the 2011 EU-wide stress test”, 15 juli 2011, persbericht, http://stress-test.eba.europa.eu. 574 KNACK, “Bankenprobleem blijft bestaan na stresstest”, 19 juli 2011. 575 NBB, Financial Stability review 2011, 17, www.nbb.be. 576 EBA, “Results of the 2011 EU-wide stress test”, 15 juli 2011, persbericht,, http://stress-test.eba.europa.eu.
Andere Europese en internationale maatregelen
110
214. Na deze stresstest besloot de EBA nog een bijkomende test te doen die beoogde de
kapitaalbuffers te ramen op basis van bancaire posities in de soevereine schuldencrisis (EU
Capital Exercise).577
Deze test ging na of banken over voldoende Tier 1 –kernkapitaal
beschikten om 9% van hun risicogewogen activa te dekken. Elk tekort aan eigen vermogen
dient aangevuld te worden voor juni 2012. In België faalde Dexia, met een tekort van 6,3
miljard euro. Toch was dit tekort nog weinig actueel gezien het feit dat de groep reeds grondig
geherstructureerd was.578
§5. KRITIEK
215. Vooraleer we kritiek uiten op deze stresstest kunnen we eerst duiden op het bestaan ervan
als een positief gegeven. De tests komt immers de transparantie in de gehele sector ten goede.
Bovendien betreft het een overkoepelende benadering van alle grote banken.
216. Toch zijn er ook enkele punten van kritiek. Het meest fundamentele probleem is dat de
tests gebaseerd zijn op oude vormen en gewoonten, waarbij alles draait om het kapitaal van de
bank, terwijl we ondertussen geleerd hebben dat liquiditeitsschokken potentieel gevaarlijker zijn
dan kapitaalschokken. De stresstests behandelen dit probleem geheel niet. LUC COENE, huidig
gouverneur van de NBB, meldde na de Dexia problematiek dat de communicatie ongelukkig
was en dat de stresstests enkel nagingen of er zich solvabiliteitsproblemen stelden (wat bij
Dexia niet het geval was). Dexia slaagde in de test, ondanks het toen al exorbitant
liquiditeitsprobleem.579
Het lijkt erop dat de mogelijkheid van een faillissement van een eurolidstaat niet of
nauwelijks werd ingecalculeerd. Dit is een van de belangrijkste redenen waarom de stresstests
onvoldoende geloofwaardig zijn. De Commissie lijkt zo met de stresstest enkel geruststellende
signalen te willen geven. De banken slaagden immers als hun kernkapitaal ook in negatieve
omstandigheden (zware recessie, forse terugval van het vastgoed, stevige duik van
aandelenkoersen, …) minimaal 5 procent bedroeg van het geheel van hun activa gewogen
volgens de graad van risico. Hierbij kregen kredieten aan consumenten en bedrijven een hogere
risicowaardering dan kredieten verleend aan overheden.580
De toen reeds bekende moeilijkheden
in onder meer Griekenland en Italië werden dus quasi volledig genegeerd.
Nog een indicatie dat de stresstests niet streng genoeg zijn in hun kapitaaldefinitie, vinden we
bij tests die uitgevoerd werden door andere instellingen.581
Verschillende banken vertrouwden
577 http://eba.europa.eu/capitalexercise/2011/2011-EU-Capital-Exercise.aspx. 578 NBB, Financial Stability review 2011, 18, www.nbb.be. 579 KNACK, “Luc Coene: ‘De communicatie over de stresstest van Dexia was niet echt correct’”, 14 oktober 2011,
http://trends.knack.be. 580 KNACK, “Bankenprobleem blijft bestaan na stresstest”, 19 juli 2011. 581 NBB, Financial Stability review 2011, 17, www.nbb.be.
Andere Europese en internationale maatregelen
111
de Europese tests niet erg en begonnen eigen testen uit te voeren. Bij de stresstest van ABN
Amro (2011) bleek dat tot 21 banken een problematische situatie hadden. In een extreem
scenario liep dit aantal op tot 31 banken.582
Bovendien konden de stresstests, zelfs deze van ABN Amro, het de facto faillissement van
Dexia niet voorspellen. Dexia publiceerde op 15 juli 2011 een persbericht dat ze geslaagd was
voor de test. Het persbericht stelt: “Na afloop van de EU-stresstest blijkt uit de resultaten dat
Dexia voldoet aan de voor die stresstest vastgelegde kapitaalmaatstaf. De bank zal er blijven
voor zorgen dat het kapitaal op een passend niveau wordt gehandhaafd” en nog: “Meer
specifiek zal als gevolg van de aangenomen schok in het kader van het ongunstige scenario, en
geen rekening houdend met de impact van de versnelde activaverkoop die op 27 mei 2011 werd
aangekondigd, de geraamde geconsolideerde Core Tier 1-kapitaalratio van de Groep evolueren
van 12,1 % eind december 2010 naar 10,4 % in 2012, ver boven de Core Tier 1-
kapitaalmaatstaf van 5 %.”583
Het lijkt duidelijk dat stresstests slechts een hulpmiddel zijn om
bepaalde risico’s bloot te leggen, maar nooit een sluitende zekerheid omtrent de financiële
situatie van de bank zullen geven.
Afdeling 3: HET BANKTESTAMENT
217. Omwille van de financiële crisis is ook het pleidooi voor het opstellen van een
banktestament weer hervat door vele internationale en nationale instellingen. Onder meer het
Financial Stability board (FSB) is hier een fervent voorstander van. In België lijkt ook de
denktank Itinera een voorstander van dergelijke maatregel.584
218. De bedoeling is dat de banken plannen maken over hoe ze ontbonden kunnen worden bij
grote financiële problemen. Men wil hierdoor bij een faillissement van een financiële instelling
chaos vermijden en ervoor zorgen dat de spaarders en hun spaargeld kunnen overvloeien naar
een andere instelling (overnemer). De meeste ontwerpen spreken over een tweeledig plan. Dit
bestaat uit enerzijds een herstelplan, waarin de instelling beschrijft hoe ze kan herstellen van
belangrijke problemen op het vlak van solvabiliteit en liquiditeit.585
Anderzijds zal men ook een
plan moeten opmaken waarin de instelling alle informatie samenbrengt die nodig is om ze te
kunnen ontmantelen.586 Financiële instellingen zullen hun ondernemingsstructuur daarvoor wel
moeten vereenvoudigen.
582 DE STANDAARD, “21 banken zakken voor strengere stresstest ABN Amro”, 18 Juli 2011. 583 DEXIA, “Resultaten van de EU-stresstest 2011: Dexia heft geen extra kapitaal nodig”, 15 juli 2011, persbericht,
www.dexia.com. 584 ITINERA INSTITUTE, “Van #NoGov naar #GoodGov”, 25 oktober 2011, persbericht, www.itinerainstitute.org. 585 FINANCIAL STABILITY FORUM, “FSF Principles for Cross-border Cooperation on Crisis Management”, 2 april
2009, 3, www.financialstability.org. 586 X, “Turner Review Conference Discussion Paper”, Financial Services Authority, 2009, www.fsa.gov.uk.
Andere Europese en internationale maatregelen
112
Banktestamenten zijn bedoeld om duidelijkheid te verstrekken over de infrastructuur van een
bank. Ze zorgen voor extra informatie zodat de autoriteiten beter en grondiger op hun
activiteiten kunnen toezien. Een financiële instelling zal in zijn testament moeten verklaren hoe
de juridische structuur juist in elkaar zit en hoe deze wordt gerelateerd aan de operationele
structuur. Dit geeft een duidelijk beeld van activa en passiva. Een testament zal ook de rol van
derden bij de uitvoering van de belangrijkste bankfuncties aangeven. Bovendien geeft het
document aan welke de bronnen zijn van belangrijke informatie binnen de instelling
(kaderpersoneel ed.). Ook informatie die vroeger vertrouwelijk was, zal in dit document moeten
worden opgenomen.587
219. Het concept krijgt een vrij breed draagvlak binnen de financiële wereld. Zo vroeg de G20
de 24 grootste banken en 6 verzekeringsmaatschappijen te starten met het opmaken van
dergelijk testament.588
Toch is er nog onenigheid wat betreft de uitwerking van de plannen. De
vrees bestaat dat er een zware, bijkomende informatieverplichting zal ontstaan en dat bovendien
veel nutteloze informatie zal moeten worden gegeven. Daarnaast dient het testament op zeer
regelmatige basis geüpdatet te worden, wat een bijkomende administratieve last creëert.589
Deze
vrees is terecht, maar kan worden aangepakt door een constructieve dialoog tussen instelling en
toezichthouders.
220. De voordelen van het testament zijn evenwel talrijker. De complexiteit en
ondoorzichtigheid van de bankstructuren zijn vaak een obstakel voor de toezichthoudende
autoriteiten en zelfs voor het management van de bank zelf. De opgezette structuren
vertroebelen vaak het zicht van de managers op de risico’s van de instelling. Het opstellen van
een testament zou het management ertoe kunnen aanzetten meer na te denken over de
blootstellingen aan risico’s en over de structuur van de onderneming.590
Banktestamenten zullen
zo voor meer klaarheid, meer strategische planning en eenvoudigere structuren zorgen.591
Bovendien vermijden we dat banken ‘too big to fail’ worden. Elke bank dient over een
ontmantelingsplan te beschikken, zodat delen eenvoudiger verkocht kunnen worden aan
overnemers.592
587 J. F. BOVENZI, “Another view: Why Banks need ‘Living Wills’”, NY Times 8 juli 2010. 588 E. AVGOULEAS, C. GOODHART en D. SCHOENMAKER, “Bank Resolution Plans as a catalyst for global financial
reform”, Journal of Financial Stability, 2012, onuitg. http://personal.vu.nl/d.schoenmaker/Resolution%20Plans%20(JFS%20version).pdf. 589 J. F. BOVENZI, “Another view: Why Banks need ‘Living Wills’”, NY Times 8 juli 2010. 590 A. AVGOULEAS, C. GOODHART en D. SCHOENMAKER, “Living Wills as a Catalyst for action”, 2010, 3.
http://fic.wharton.upenn.edu/fic/papers/10/10-09.pdf. 591 J. F. BOVENZI, “Another view: Why Banks need ‘Living Wills’”, NY Times 8 juli 2010; O. ALGOET, Bankcrisis
anno 2010 : wat met het banktoezicht in de toekomst?, licentiescriptie rechten, UGent, 2009-10, www.lib.ugent.be.
592 X, “Turner Review Conference Discussion Paper”, Financial Services Authority, 2009, www.fsa.gov.uk.
113
DEEL 5: HET BELGISCHE TOEZICHTMECHANISME
“'Pour gouverner mieux, il faut gouverner moins' , werd
tot voor kort gezegd. En sommigen verstonden dat als
minder toezicht. Nu weten we dat het anders is.”
Herman Van Rompuy
Eerste Minister 2008-2009
Het Belgische toezichtmechanisme
114
HOOFDSTUK 1: DE WEG NAAR EEN NIEUW TOEZICHTSMODEL
Afdeling 1: BIJZONDERE PARLEMENT AIRE COMMISSIE
221. Als reactie op de financiële crisis richtte het federaal parlement op 4 december 2008 een
bijzondere parlementaire commissie op.593
Deze commissie werd belast met het onderzoek naar
de crisis. Meer specifiek bestond de opdracht erin “de mechanismen en de
verantwoordelijkheden te onderzoeken die hebben geleid tot de financiële en bankcrisis die ons
land doormaakt en de tekortkomingen van de wetgeving te analyseren.” 594
222. In april 2009 formuleerde de commissie een reeks aanbevelingen inzake de organisatie van
het financiële toezicht. De commissie stelde vast dat de opdrachten van de CBFA soms te
beperkend waren omschreven om passend op te treden in tijden van crisis.595
Vervolgens deed
ze een aantal aanbevelingen wat betreft de mogelijkheden van een verdere uitbouw van de
toezichtarchitectuur. Centraal hierbij staat de evolutie van de interactie tussen de Nationale
Bank van België (NBB) en de CBFA bij de uitoefening van het financieel toezicht op
systeemrelevante instellingen.596
De commissie formuleerde drie keuzemogelijkheden:597
i. Het Comité voor Financiële Stabiliteit (CFS) ongewijzigd laten voortbestaan en laten
fungeren als contactforum tussen de CBFA, de NBB en de Schatkist. Men zou hierbij
wel opteren voor een betere structurering van informatietaken. De CBFA blijft echter
als enige bevoegd voor het toezicht op de systeemrelevante banken.
ii. Het Comité voor Financiële Stabiliteit versterken met een nieuwe cel die belast is de
overheid op geregelde tijdstippen micro- en macro-economische inlichtingen, analyses
en aanbevelingen te verstrekken. Hiermee zou een soort een meso-prudentieel toezicht
geïnstalleerd worden.
iii. Invoering van het Twin-Peaks model.598
593 Instelling van een Bijzondere Commissie belast met het onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.st. Kamer 2008-09, nr. 1643/001.
594 Ibid, nr. 1643/003. 595 Ibid, nr. 1643/002. 596 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en van
de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen, Parl. St. Kamer 2009-10, nr. 2408/001, 6.
597 Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 532.
598 Zie verder.
Het Belgische toezichtmechanisme
115
Afdeling 2: HET LAMFALUSSY-COMITÉ
223. De Belgische federale regering gaf op 10 december 2008 Baron LAMFALUSSY599
de
opdracht een ontwerp te maken van een nieuw Belgisch financieel toezicht. Hij startte het
zogenaamde ‘High Committee for a new Financial Architecture’ op (ook wel het LAMFALUSSY-
comité genoemd).600
Het comité had als opdracht: “advies te geven over voorstellen om het
financiële systeem te versterken en zo in de toekomst problemen te vermijden zoals bij de
internationale financiële crisis van 2008.”601
224. In haar rapport van juni 2009 stelde het comité voor om het coöperatief model van
samenwerking tussen de NBB en de CBFA aanzienlijk te versterken alvorens een meer
fundamentele hervorming van de architectuur van controle op de financiële instellingen door te
voeren.
Concreet volgden er aanbevelingen op drie verschillende vlakken:602
- Macroprudentieel beleid: het comité is van oordeel dat het gebrek aan een echt
macroprudentieel beleid de voornaamste lacune vormt in het Belgisch toezichtmodel.
Om hieraan te verhelpen zou men het Comité voor Financiële Stabiliteit (CFS) moeten
vervangen door een comité voor systeemrisico’s dat macroprudentiële systeemrisico’s
moet trachten te vermijden, beperken en herstellen;
- Microprudentieel beleid: het microprudentiële kader zou verbeterd kunnen worden
door enkele veranderingen aan te brengen in de functionering van de CBFA;
- Marktintegriteit en consumentenbescherming: het comité vraagt een wettelijke
basis te voorzien voor de verantwoordelijkheid van de CBFA inzake de bescherming
van beleggers.
Afdeling 3: DE HERVORMINGEN : NIET IN BELGIË ALLEEN
225. De laatste jaren zoeken lidstaten steeds grondiger naar een optimaal toezichtmodel voor de
bancaire sector. Tot op vandaag bestaat er dan ook een heterogeniteit in de toezichtmodellen
van de verschillende Europese lidstaten. Samengevat kunnen we drie grote structuren
waarnemen wat betreft het toezicht: het centrale model, het horizontale model en het verticale
model. Elk model heeft verschillende kenmerken. We bespreken ze hier kort.603
599 Belgisch econoom, voordien werkzaam in onder meer the Bank for International Settlements (Basel), lid van het Delors Committee, president van het European Monetary Institute (Frankfurt) en voorzitter van het ‘Committee of Wise Men on the Regulation of the European Securities Markets’.
600 Leden van het comité: A. Lamfalussy, J-F Cats, D. Gros, W. Kiekens, O. Lefebvre, G. Noels, P. Praet, E. Wymeersch.
601 Tussentijds rapport Hoog comité voor een nieuwe financiële architectuur, 23 februari 2009, 5. 602 M. PIETERS, “De nieuwe toezichtsarchitectuur voor de Belgische financiële sector”, Bank. Fin. 2011, 295. 603 E. CERVEKKATU en E. FIORITI, “Financial Supervision in EU Countries”, University of Bologna, 2007, 4.
Het Belgische toezichtmechanisme
116
§1. HET CEN TRA LE MODEL (GEÏN TEGREERD MODEL)
226. Indien men kiest voor het centrale model, opteert men voor een enkele toezichthouder die
het gehele financiële systeem controleert. Dit model werd vaak gebruikt in het vroege stadium
van het financiële systeem, waarbij de centrale bank nog domineerde. Doorheen de jaren begon
het financiële systeem uiteindelijk te evolueren, onder meer door het ontstaan van
conglomeraten. Hierdoor gingen vele nationale overheden over tot het hervormen van het
toezichtmodel. Men onttrok het toezicht aan de nationale bank en droeg het over aan een aparte
organisatie die verantwoordelijk was voor het toezicht en de regulering van alle segmenten van
de financiële sector: banken, verzekeringen en effectenmarkten. Het geïntegreerd toezicht werd
dus verplaatst van de centrale bank naar een aparte instelling.
Vele Europese landen pasten dit systeem toe. Het model werd in de late jaren ‘80
geïntroduceerd door de Scandinavische landen, maar werd al snel overgenomen door onder
meer het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Oostenrijk en ook België. Veel van deze landen
hebben dit model later weer verlaten.604
§2. HET VER TICA LE MODEL (SEC TORAAL MODEL)
227. Dit model werd ontwikkeld uit de crisis van 1930. Hierbij wordt het financieel systeem in
drie grote traditionele sectoren onderverdeeld: de banken, de verzekeringen en de
effectenmarkten. Het model is gebaseerd op een strikte verdeling van deze sectoren. Elk heeft
zijn eigen toezichthouder. De instellingen worden dus per sector gecontroleerd, onafhankelijk
van de te controleren materie.
Het voordeel van het verticale model is dat het praktisch eenvoudig toepasbaar is. Er zullen
hierbij geen overlappingen zijn van bevoegdheid, wat de kosten van toezicht aanzienlijk kan
verlagen. Het nadeel is dan weer dat dit model geen overzicht heeft over het gehele systeem en
de conglomeraten niet aan een geconsolideerd toezicht kan onderwerpen.605
§3. HET HORIZON TA LE MODEL (FUNCTIONEEL MODEL)
228. Dit model is gebaseerd op een toezichtmodel met bepaalde doelstellingen. Elke materie die
het voorwerp van toezicht kan zijn (micro-economische & macro-economische stabiliteit,
mededinging…) staat onder de bevoegdheid van een autoriteit, onafhankelijk van het
gecontroleerde orgaan. Er is dus geen strikte scheiding tussen sectoren. Iedere autoriteit heeft
sectoroverschrijdende bevoegdheden. De meeste modellen evolueren nu in deze richting.606
604 E. CERVEKKATU en E. FIORITI, “Financial Supervision in EU Countries”, University of Bologna, 2007, 4. 605 Ibid., 8. 606 Ibid., 10.
Het Belgische toezichtmechanisme
117
Afdeling 4: OP NAAR EEN NIEUW MOD EL
229. Na het bestuderen van de mogelijke toezichtmodellen kan men besluiten dat geen enkel
model superieur is gebleken. Elk model heeft zijn tekortkomingen. In deze zin stelt het
LAMFALUSSY verslag dan ook het volgende:607
“Introducing a fully fledged macro-prudential supervision in the Belgian financial supervisory
framework raises not only the question of a recalibration of Belgian financial supervision but
also the question of the ideal institutional structure of the supervisory system. To properly
assess the institutional aspect, one needs to take account of four interconnected functions at
play: monetary policy, micro-prudential policy, macro-prudential policy, and market integrity
and consumer protection.”
[…]
“It is therefore arguable that if the Belgian financial supervisory system were to be designed
from scratch, micro-prudential supervision would unlikely be entrusted to an independent
institution, outside the central bank. However, in the context where the latter situation already
exists, the changeover to an integrated model would present several important drawbacks.
First, recent experience with the financial crisis does not corroborate the hypothesis that
countries with an integrated model were more successful in crisis prevention and management
than countries which did not have this model. One of the main explanations for the similarity of
outcomes seems to be that the problem of compartmentalisation of information flows and
assessments affects both models: the problem is simply shifted from one institution to another
when moving from one model to the other. In other words, even if the central bank were also
responsible for micro-prudential supervision, there would be no guarantee that “Chinese
walls” would not exist within the central bank as, unfortunately, the experience in some member
states has recently demonstrated.”
230. Bij de oprichting van de CBFA bleek dat bijna twee derden van EU-lidstaten hadden
geopteerd voor één toezichthouder, belast met de controle over de gehele financiële sector.608
Nu dit model gefaald leek te hebben, lag de weg open voor een nieuwe structuur: het
zogenaamde Twin-Peaks model. Men stelde overigens vast dat de evolutie in de toewijzing van
de bevoegdheden tussen de NBB en de nieuwe CBFA zou aansluiten bij de recente voorstellen
tot oprichting van het ESFS.609
607 Hoog Comité voor een nieuwe Financiële Architectuur, Eindrapport, 16 juni 2009, 44; A-P ANDRE-DUMONT, J-P
BUYLE en D. VAN DER MOSEN, “Twin peaks: De hervorming van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector in België”, Banking & Finance 2010, 11, www.philippelaw.com.
608 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen, Parl. St. Kamer 2009-10, nr. 2408/001, 7.
609 Ibid, 8; Hoog Comité voor een nieuwe Financiële Architectuur, Eindrapport, 16 juni 2009, 42.
Het Belgische toezichtmechanisme
118
HOOFDSTUK 2: HET CSRSFI
231. Na bovenstaand verslag en de verschillende buitenlandse evoluties kon de regering
overgaan tot het opstellen van een voorontwerp van wet dat voorziet in de oprichting van een
Comité voor Systeemrisico’s en Systeemrelevante Financiële Instellingen (CSRSFI).
Het Lamfalussy-comité oordeelde immers dat het door de wet van 2 augustus 2002 opgerichte
Comité voor Financiële Stabiliteit er niet in geslaagd was de financiële crisis te vermijden.610
In
navolging hiervan voegde men in de wet een nieuw hoofdstuk in, getiteld “Comité voor
systeemrisico’s en systeemrelevante financiële instellingen.” De regering maakte hiervoor
gebruik van een volmachtenwet.611
Hoewel voor dergelijke hervormingen een parlementaire
controle aan te raden is, kunnen we deze actie toch toejuichen. Het gaat immers om zeer
technische materie. Bovendien dienden de maatregelen met betrekking tot de nieuwe
toezichtsarchitectuur snel te worden genomen. Een parlementaire procedure zou te log zijn en
zou bijgevolg te lang duren.
232. Het CSRSFI was geboren. Het werd een autonome instelling met rechtspersoonlijkheid die,
onder het voorzitterschap van de gouverneur van de NBB, het directiecomité van de NBB en de
FSMA verenigde. Het comité werd geacht over een dynamisme en voldoende bevoegdheden te
beschikken om het land te behoeden voor een nieuwe financiële crisis.612
Het betrof echter
slechts een overgangsfase. Hierna werden de bevoegdheden inzake prudentiële controle
geïntegreerd in de schoot van de Nationale Bank volgens het Twin Peaks-model.613
233. Sinds 1 april 2011 is de Nationale Bank verantwoordelijk voor het toezicht op alle
financiële instellingen in België, met inbegrip van de bevoegdheden van het CSRSFI (dat
ophoudt te bestaan). Het is voortaan de NBB die nagaat of de financiële instellingen in ons land
een voldoende stevige kapitaalbasis hebben, liquiditeitsregels oplegt en toeziet op hun
rendabiliteit. De CBFA, omgedoopt tot FSMA, wordt bevoegd voor het toezicht op de
financiële markten, de commercialisatie van financiële producten, de gedragsregels van
financiële spelers en de consumentenbescherming bij financiële diensten.614
610 Hoog Comité voor een nieuwe Financiële Architectuur, Eindrapport, 16 juni 2009, 5. 611 Wet van 2 juli 2010 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector
en de financiële diensten, en van de wet van 22 februari 1989 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en houdende diverse bepalingen, BS 28 september 2010, 59140.
612 A-P ANDRE-DUMONT, J-P BUYLE EN D. VAN DER MOSEN, “Twin peaks: De hervorming van de
toezichtsarchitectuur voor de financiële sector in België”, Banking & Finance 2010, 3, www.philippelaw.com. 613 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002, Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2408/001, 7. 614 NBB, Jaarverslag 2011, 48, www.nbb.be.
Het Belgische toezichtmechanisme
119
HOOFDSTUK 3: DE NATIONALE BANK
Afdeling 1: SITUERING
234. Door de invoering van het Twin Peaks-model kwam er een scheiding tot stand tussen de
controle op de prudentiële regels en deze op de gedragsregels. De NBB oefent voortaan de
bevoegdheden uit met betrekking tot het prudentieel toezicht, met uitzondering van de aan de
FSMA toegekende bevoegdheden (o.a. het gedragstoezicht).615
Het prudentieel toezicht gaat in
essentie na of een financiële onderneming in staat is zijn verbintenissen na te komen. Dit omvat
onder meer een controle inzake organisatie, solvabiliteit, rendabiliteit en liquiditeit.616
Opmerkelijk is wel dat er een volledige integratie bestaat van het micro- en het
macroprudentieel toezicht. De NBB zal, naast de opvolging van het financiële stelsel als geheel,
moeten toezien op het individuele prudentiële beleid van diverse financiële instellingen.
235. Zoals vroeger reeds bij de CBFA het geval was, worden de werkingskosten van de
Nationale Bank die betrekking hebben op het prudentieel toezicht gedragen door de instellingen
die onder haar toezicht staan.617
Dit om haar financiële onafhankelijkheid te vrijwaren.618
De
noodzakelijke opsplitsing met de andere werkingskosten van de NBB zal hierbij vaak moeilijk
verlopen.
Afdeling 2: ORGANEN
Zie bijlage 2.
Afdeling 3: BEVOEGDHEDEN
236. De NBB heeft als taak toe te zien of de kredietinstelling werkt overeenkomstig de
bepalingen van de wet en de ter uitvoering genomen besluiten en reglementen. Dit
onverminderd de bevoegdheden die werden toegekend aan de FSMA.619
Daarnaast heeft NBB
ook nog enkele andere taken. Zo oordeelt ze over de toekenning van de bedrijfsvergunning aan
de kredietinstelling.620
In deze Masterproef tracht ik mij te beperken tot de uitoefening van het
prudentieel toezicht en bepaalde crisismaatregelen.
615 Zie art. 45 Wet 2 augustus 2002. 616 NBB, Jaarverslag 2011, 48, www.nbb.be. 617 Art. 12bis organieke wet NBB. 618 Verslag aan de Koning bij het KB van 3 maart 2011, BS 9 maart 2011, 15623. 619 Art. 46 Bankwet. 620 Art. 7 Bankwet.
Het Belgische toezichtmechanisme
120
237. Net zoals de FSMA is de NBB niet bevoegd inzake belastingaangelegenheden.621
Ze doet
evenwel bij het gerecht aangifte van de bijzondere mechanismen die, door een instelling die
onder haar prudentieel toezicht staat, zijn opgezet met als doel of gevolg fiscale fraude door
derden te bevorderen.622
In een circulaire meldde de CBFA reeds wat moet verstaan worden
onder deze bijzondere mechanismen.623
§1. BEVOEGD HEDEN MET BETR EKKIN G TO T HET TOEZICHT OP FINANCIËLE
INSTELLINGEN .
A. ALGEMEEN
238. De verdeling van de bevoegdheden tussen de NBB enerzijds en de FSMA anderzijds leidt
ertoe dat de NBB de voornaamste prudentiële toezichthouder wordt en dat de FSMA onder
meer zal instaan voor het transversaal gedragstoezicht, het markttoezicht en
consumenteninformatie en -bescherming. Deze bevoegdheidsafbakening lijkt misschien wel
duidelijk, toch zullen er, zoals ook het geval is bij buitenlandse Twin Peaks-modellen,
raakvlakken bestaan wat betreft de uitoefening van sommige toezichtbevoegdheden.624
239. De NBB heeft als opdracht het prudentieel toezicht uit te oefenen op:625
− De kredietinstellingen, inclusief de financiële dienstengroepen;
− De beleggingsondernemingen met het statuut van beursvennootschap;
− De verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen;
− De verrekeningsinstellingen;
− De vereffeningsinstellingen en de daarmee gelijkgestelde instellingen;
− De betalingsinstellingen;
− De instellingen voor elektronisch geld;
− De maatschappijen voor onderlinge borgstelling
Het toezicht op de maatschappijen voor onderlinge bijstand vormt hierop een uitzondering.
Deze vallen immers onder de bevoegdheid van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de
landsbonden van ziekenfondsen.626
621 Art. 36 KB van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, BS 9 maart 2011, 15623 (hierna: KB 3 maart 2011).
622 Art. 36/4 Organieke wet NBB. 623 CBFA, Circulaire D1 97/9 aan de kredietinstellingen, 18 december 1997, www.nbb.be. 624 Wetsontwerp van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële diensten en van de wet
van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen, Parl. St. Kamer 2009-10, nr. 2408, 3.
625 Art. 36/2 Organieke wet NBB.
Het Belgische toezichtmechanisme
121
240. De NBB beoordeelt inzonderheid het passende karakter van de beleidsstructuur, de
administratieve en boekhoudkundige organisatie, de interne controle van de kredietinstelling en
het beleid van de kredietinstelling inzake haar kapitaalbehoeften.627
Relaties tussen een
kredietinstelling en een bepaalde cliënt behoren niet tot de bevoegdheid van de NBB, tenzij het
toezicht op de instelling dit vergt.628
Deze beoordeling dient minimaal één keer per jaar te
worden bijgewerkt.629
241. Het toezicht zal worden versterkt, onder meer door de toekenning van volgende
bevoegdheden. De NBB dient:630
1. Tussen te komen bij het opsporen van mogelijke bedreigingen voor de stabiliteit van
het financiële stelsel, zoals de opvolging en de beoordeling van de strategische
ontwikkelingen en het risicoprofiel van de systeemrelevante financiële instellingen;
2. De federale regering en het federale parlement te adviseren over de maatregelen die
noodzakelijk of nuttig zijn voor de stabiliteit, de deugdelijke werking en de
doelmatigheid van het financiële stelsel van het land;
3. Het beheer van financiële crisissen te coördineren;
4. Op internationaal en Europees vlak aan de bovengenoemde opdrachten mee te werken,
met in het bijzonder de samenwerking met het Europees Comité voor Systeemrisico’s.
242. Het prudentieel beleid en toezicht streven een tweevoudig doel na. Enerzijds vergroten ze
de weerbaarheid van het stelsel door de risico’s en de kwetsbaarheden te voorkomen die een
bedreiging kunnen vormen voor de financiële stabiliteit. Anderzijds doorbreken ze de cycli in de
kredietverlening en de prijszetting van de financiële activa, die de macro-economische stabiliteit
in gevaar dreigen te brengen door een verscherping van de conjunctuurschommelingen.631
243. In de toezichtsaangelegenheden waarvoor zij bevoegd is, kan de NBB reglementen
vaststellen ter aanvulling van de betrokken wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende
technische aangelegenheden. Ze kan de inhoud van deze reglementen toelichten in een
consultatieronde en deze bekendmaken op haar website voor eventuele opmerkingen van
belanghebbende partijen.632
626 Art. 36/2, lid 2 Organieke wet NBB. 627 Art. 46 Bankwet. 628 Art. 47 Bankwet. 629 Art. 46 Bankwet. 630 Wetsontwerp van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële diensten en van de wet
van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen, Parl. St. Kamer 2009-10, nr. 2408, 4. ; Art. 36/3 KB Organieke wet NBB.
631 Verslag aan de Koning bij het KB van 3 maart 2011, BS 9 maart 2011, 15623. 632 Art. 12bis Organieke wet NBB.
Het Belgische toezichtmechanisme
122
Dit systeem laat toe om via reglementen de wettelijke bepalingen over het zeer gespecialiseerde
domein van het prudentieel en systemisch toezicht te verduidelijken en aan te vullen. Dit is
belangrijk, rekening houdend met de technische, specifieke en evolutieve aard van de
aangelegenheden waarop zij van toepassing zullen zijn. Het Verslag aan de Koning stelt dat
deze aanpak de rechtszekerheid verhoogt en ervoor zorgt dat de soepelheid bewaard blijft die
nodig is om snel te kunnen reageren op de evolutie van de markten.633
De reglementen hebben slechts uitwerking na goedkeuring door een Koninklijk Besluit en
bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. De Koning kan wijzigingen aanbrengen aan deze
reglementen of deze regels zelf vaststellen indien de NBB geen reglement heeft vastgesteld. Er
worden aldus dezelfde garanties geboden als bij de uitoefening van de regelgevende
bevoegdheid door de Koning zelf.634
De Koning heeft steeds het laatste woord.
B. BIJZONDER REGIME SYSTEEMRELEVANTE INSTELLINGEN
(i) Systeemrelevante financiële instellingen
244. De wetgever was van oordeel dat bepaalde banken, de zogenaamde systeemrelevante
financiële instellingen, aan striktere regels dienden onderworpen te worden. Vreemd is dat de
wet van 2 juli 2010 wel een bepaling invoerde met een definitie van ‘systeemrelevante
instelling’, maar dat deze bepaling door het KB van 3 maart 2011 werd geschrapt.635
Hoewel
een objectieve definitie dus ontbreekt, kunnen we deze banken beschouwen als instellingen
waarvan een mogelijk faillissement het potentieel heeft om de rest van de financiële sector en de
gehele economie ernstige schade toe te brengen.636
Het werd de taak van de Nationale Bank om
te bepalen welke financiële instellingen als systeemrelevant moeten worden beschouwd.637
Dit
geeft de NBB een zekere flexibiliteit, hoewel moet gezegd worden dat er zo ook onzekerheid
kan ontstaan.638
245. De systeemrelevante instellingen zijn:639
1. Kredietinstellingen
Dexia Bank België NV (Belfius NV)
Fortis Bank NV (BNP Paribas Fortis NV)
ING België NV
KBC Bank NV
633 Verslag aan de Koning bij het KB van 3 maart 2011, BS 9 maart 2011, 15623. 634 Ibid. 635 Art. 199 KB van 3 maart 2011. 636 Naar analogie met onder meer de Nederlandse en internationaal aanvaarde definities: BIS, IMF en FSB,
“Guidance to Assess the Systemic Importance of Financial Institutions”, 28 oktober 2009, 5. 637 Art. 36/3 §2 Organieke wet NBB. 638 Art. 46bis Bankwet. 639 CSRSFI, Circulaire aan de systeemrelevante financiële instellingen, 26 oktober 2010.
Het Belgische toezichtmechanisme
123
2. Financiële Holdings
Dexia NV
KBC groep NV
3. Verzekeringsondernemingen
AG Insurance NV
Axa Belgium NV
Ethias NV
KBC Verzekeringen NV
4. Verzekeringsholdings
Ageas SA/NV
5. Instellingen die op het Belgische grondgebied een doorslaggevende rol spelen op het vlak
van de bewaringsverrichtingen of verrekenings- of effectenafwikkelingsverrichtingen
The Bank of New York Mellon NV
Euroclear Bank NV
Euroclear NV
C.I.K NV (Euroclear Belgium)
246. Elke systeemrelevante financiële instelling bezorgt de NBB een verslag over de
ontwikkelingen in haar bedrijfsactiviteiten, risicopositie en financiële positie.640
De NBB
bepaalt de inhoud van de informatie die zij moet ontvangen evenals de frequentie en de
modaliteiten van deze verslaggeving. Ook de FSMA verstrekt de NBB de informatie waarover
ze beschikt en die door de NBB gevraagd wordt.641
247. Wanneer de NBB van oordeel is dat een systeemrelevante financiële instelling een
onaangepast risicoprofiel heeft, of wanneer het beleid van de instelling een negatieve weerslag
kan hebben op de stabiliteit van het financiële stelsel, kan zij aan de betrokken instelling
specifieke maatregelen opleggen, waaronder bijzondere vereisten inzake solvabiliteit, liquiditeit,
risicoconcentratie en risicoposities.642
Deze maatregelen kunnen genomen worden in functie van
hetzij het specifieke risicoprofiel van bepaalde instellingen, hetzij de conjuncturele cyclus. De
NBB zal rekening kunnen houden met elementen die losstaan van de toestand van de betrokken
instelling.643
Bij niet-naleving van deze bepalingen loopt de instelling het risico op
administratieve geldboetes, dwangsommen en/of strafsancties.644
640 Art. 36/3 §4 Organieke wet NBB. 641 Art. 36/3 §6 Organieke wet NBB. 642 Art. 36/4 §5 Organieke wet NBB. 643 Verslag aan de Koning bij het KB van 3 maart 2011, BS 9 maart 2011, 15623. 644 Art. 36/3 §6 Organieke wet NBB.
Het Belgische toezichtmechanisme
124
(ii) Strategische beslissingen
248. De instellingen die onder deze kwalificatie vallen dienen een ontwerp van hun strategische
beslissingen aan de NBB mede te delen. De NBB kan zich dan op haar beurt, binnen een termijn
van twee maanden na ontvangst van een volledig dossier dat de strategische beslissing
onderbouwt, verzetten tegen deze beslissingen indien zij van oordeel is dat de voorgenomen
beslissingen in strijd zouden zijn met een gezond en voorzichtig beleid van de systeemrelevante
financiële instelling of indien deze de stabiliteit van het financiële stelsel ernstig zouden kunnen
aantasten.645
249. Er werd wel uitdrukkelijk bepaald wat onder strategische beslissingen moet verstaan
worden. Dit zijn: “die beslissingen […] die een zeker belang hebben, en die betrekking hebben
op elke investering, desinvestering, deelneming of strategische samenwerkingsrelatie van de
systeemrelevante financiële instelling, met name de beslissingen tot aankoop of oprichting van
een andere instelling, tot oprichting van een joint venture, tot vestiging in een andere staat, tot
het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst, tot het inbrengen of het kopen van een
bedrijfstak, tot het aangaan van een fusie of een splitsing.”646
Opvallend hierbij is dat de wet van 2 juli 2010 met betrekking tot de bevoegdheidsafbakening
van het CSRSFI nog een aanvulling bevatte. Er was slechts sprake van een strategische
beslissing “in zoverre die beslissingen het balanstotaal of het totaal van de geconsolideerde
inkomsten van de instelling met meer dan 10 % kunnen wijzigen, dan wel een investering van
minstens 5 % van haar kapitaal en reserves vertegenwoordigen.647
Dit is blijkbaar volledig
verdwenen in het KB van 3 maart 2011. Dit is jammer, gezien door deze bepaling toch een
zekere kwantificering van het begrip mogelijk was. De NBB kan nader bepalen welke
beslissingen voor de toepassing van dit artikel als strategisch en van een zeker belang moeten
worden beschouwd. Zij maakt deze beslissing openbaar.648
250. Krachtens art. 30 Bankwet is de toestemming van de NBB steeds vereist voor fusies van
kredietinstellingen. Toch kan ze deze toestemming enkel weigeren om redenen die verband
houden met het gezond en voorzichtig beleid van de betrokken kredietinstelling(en). Het niet
optreden binnen een bepaalde termijn, houdt een impliciete goedkeuring in.649
Via de
mededeling van strategische beslissingen wil de NBB in elk geval op de hoogte zijn van de
toekomstige evoluties.
645 Art. 36/3 §2 KB Organieke wet NBB. 646 Art. 36/3 §2 Organieke wet NBB. 647 Art. 90 § 2 Wet 2 juli 2010, BS 28 september 2010, 59145. 648 Art. 36/3 §2 Organieke wet NBB. 649
Art. 30 Bankwet.
Het Belgische toezichtmechanisme
125
§2. ONDERZOEKSBEVOEGDHEDEN
251. De Nationale Bank kan alle inlichtingen opvragen over de organisatie, de werking, de
positie en de verrichtingen van de kredietinstellingen en kan ter plaatse inspecties verrichten of
een kopie maken van elk gegeven in bezit van de instelling. Dit om onder meer na te gaan of de
wettelijke en reglementaire bepalingen op het statuut van de kredietinstelling zijn nageleefd, om
het passend karakter te toetsen van bijvoorbeeld de beleidsstructuren of om zich ervan te
vergewissen dat het beleid van de instelling gezond en voorzichtig is.650
Bovendien kan de NBB
ook bij de bijkantoren van de kredietinstellingen naar Belgisch recht die in andere lidstaten van
de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd inspecties verrichten. Hierbij dient er wel een
voorafgaande kennisgeving aan de autoriteiten die toezicht houden op de kredietinstellingen van
dat land te gebeuren. Ze kan ervoor opteren een deskundige aan te stellen.651
De betrokken persoon of instelling maakt deze informatie over binnen de termijn en in de vorm
die wordt bepaald door de NBB. De NBB kan in de boeken en documenten van de
belanghebbenden de juistheid van de informatie die haar werd meegedeeld, nagaan of laten
nagaan.652
Indien de betrokken persoon of instelling de gevraagde informatie niet heeft verstrekt
bij het verstrijken van de vastgestelde termijn, kan de NBB een dwangsom opleggen. Deze
bedragen zijn, in verhouding tot de balanstotalen van grootbanken, vrij laag.653
252. Indien de NBB vaststelt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het bestaan van een praktijk
die aanleiding kan geven tot een administratieve geldboete of een dwangsom, of indien zij
ingevolge een klacht van een dergelijke praktijk in kennis wordt gesteld, beslist het directie-
comité een onderzoek in te stellen, en belast het de auditeur met dit onderzoek.654
Na afloop van
het onderzoek en nadat de betrokken personen werden gehoord of op zijn minst behoorlijk
werden opgeroepen, stelt de auditeur een verslag op dat hij overmaakt aan het directiecomité.
Op basis van het verslag van de auditeur beslist het directiecomité het dossier zonder gevolg te
klasseren, een minnelijke schikking voor te stellen of de Sanctiecommissie te vatten.655
§3. HERSTELMAA TREGELEN BIJ FINANCIËLE INSTELLINGEN
253. Gedurende de crisis werd duidelijk dat het de overheid de nodige wettelijke slagkracht
ontbrak om doortastend te kunnen optreden. De wet van 2 juni 2010 tracht daar iets aan te
veranderen.656
De wet is gegrond op motieven van algemeen belang en heeft tot doel zowel de
650 Art. 46 Bankwet. 651 Art. 48 Bankwet. 652 Art. 36/19 Organieke wet NBB. 653 Art. 36/9 Organieke wet NBB. 654 Art. 36/9 Organieke wet NBB. 655 Art. 36/10 Organieke wet NBB. 656 Wet van 2 juni 2010 tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank -en financiële
sector, BS 14 juni 2010, 37063 (hierna: Wet herstelmaatregelen).
Het Belgische toezichtmechanisme
126
financiële markten als de reële economie te vrijwaren voor de gevolgen van
systeemverstoringen. Door de conflicten die ontstaan met de belangen van onder meer de
aandeelhouders werd de wet aangevuld met de Wet op de Verhaalmiddelen.657
254. De vraag stelt zich echter of deze wet niet in strijd is met het verbod van staatssteun aan
ondernemingen, een fundamentele pijler van het mededingingsbeleid van de Europese Unie. Zo
bepaalt artikel 107 VWEU dat: “behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, zijn
steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de
mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen
of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het
handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.”658
Er zijn wel enkele mogelijke
uitzonderingen voorzien in lid 2 en lid 3 van artikel 107 VWEU. Zo vallen de door België
genomen steunmaatregelen onder art. 107 lid 3 b, dat bepaalt dat steunmaatregelen die dienen
om een ernstige verstoring in de economie van de lidstaat op te heffen als verenigbaar met de
interne markt worden beschouwd.659
De Commissie aanvaardde de toepassing van deze
uitzondering, waardoor de staatssteun rechtsgeldig werd.660
Europees Commissaris NEELIE KROES stelde, na goedkeuring van een groot aantal nationale
steunmaatregelen, dat het tijd werd dat banken verantwoordelijk werden gesteld voor het
ontstaan van de crisis. Ze kondigde een streng beleid aan, waarbij de Commissie hard zal
optreden tegen lidstaten die zich om politieke redenen met banken inlaten, eerder dan om
economische redenen. Steunmaatregelen mogen niet langer duren dan nodig en er mag geen
buitensporig concurrentieel nadeel ontstaan voor andere ondernemingen. Staatsteun blijft dus
steeds een uitzonderlijke en tijdelijke maatregel.661
Uiteraard moet de steun binnen de perken
blijven van wat de overheden kunnen dragen.662
255. De wet van 2 juni 2010 moet de overheden toelaten bepaalde maatregelen te nemen
conform de Europese vereisten. Ik beperk mij hieronder tot de bespreking van deze wet. Ik merk
wel op dat deze wet mogelijk zal moeten worden herzien, gezien er op dit vlak momenteel
Europese ontwikkelingen aan de gang zijn. De Europese Commissie wil hierbij de aanpak van
657 Wet tot aanvulling, wat de verhaalmiddelen betreft, van de wet van 2 juni 2010 tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector, BS 14 juni 2010, 37072.
658 Art. 107 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, 9 mei 2008, C115, 47 (hierna: VWEU). 659 Art. 107, 3 b. VWEU. 660 Zie o.a. Mededeling van de Commissie van 3 december 2008 betreffende de herstructureringssteun ten behoeve
van Fortis Bank en Fortis Banque Luxembourg, COM(2008) 8085, 17; Verslag van de Commissie betreft “the extension of the Member State’s guarantee for Dexia bonds”, COM(2009) 8469; Beschikking 2010/396/EG van 18 december 2008 betreffende steunmaatregel C 18/09 die België ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van KBC, Pb. L. 21 juli 2010, afl. 188, 51.
661 Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 164.
662 Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 163; Geciteerd in Les Echos, 16 maart 2009.
Het Belgische toezichtmechanisme
127
de nationale autoriteiten harmoniseren, wat een invloed zal hebben op het crisisbeheer.663
Deze
richtlijn was voorzien in de herfst van 2011, maar werd uitgesteld. Indien de Belgische
wetgeving strijdig blijkt met deze richtlijn zullen er aanpassingen volgen.
A. VERSPREIDEN VAN ONJUI STE OF MISLEIDENDE I NFORMATIE OF
GERUCHTEN
256. Bekijken we de evolutie in de Belgische banksector gedurende de crisis kunnen we
besluiten dat reddingsplannen (door de overheid of de instelling zelf) vaak mislukten door het
verspreiden van al dan niet foutieve of misleidende informatie en geruchten. Deze signalen
brengen ernstige schade toe aan het fragiele vertrouwen en zorgen voor nog meer onzekerheid
in reeds onstabiele marktomstandigheden.
257. Als reactie op dit gegeven bepaalt artikel 25 § 4 van de wet van 2 augustus 2002 nu dat het
eenieder verboden is: “informatie of geruchten te verspreiden, via de media, het internet of om
het even welk ander kanaal, die onjuiste of misleidende signalen geven of kunnen geven over de
toestand, inzonderheid de financiële toestand, van een kredietinstelling,
verzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of vereffeningsinstelling of daarmee
gelijkgestelde instelling, die van aard zijn haar financiële stabiliteit in het gedrang te
brengen.”664
Vereist is dat de betrokkene wist of had moeten weten dat de informatie onjuist of misleidend
was. Men specificeert bovendien dat journalisten, die in hun beroepshoedanigheid handelen,
beoordeeld worden in het licht van de voor dat beroep geldende deontologische
reglementeringen of verplichtingen.665
Gezien de impact van hun rapportering krijgen zij een
aanmerkelijk zwaarder regime. Zij die deze bepaling miskennen worden gestraft met een
gevangenisstraf en/of een geldboete.666
B. UITBREIDING VAN DE BEVOEGDHEDEN VAN DE RAAD VAN BESTUUR
258. Ook de raad van bestuur van de betrokken instelling krijgt, ongeacht de algemene
rechtsbeginselen, een bevoegdheid tot het nemen van bijzondere maatregelen. De raad van
bestuur kan immers afwijken van de statutaire beperkingen van zijn bestuursbevoegdheden
indien de toestand van dien aard is dat hij de stabiliteit van het Belgische of internationale
financiële stelsel dreigt aan te tasten.667
663 NBB, Financial Stability review 2011, 57, www.nbb.be. 664 Art. 25 §4 Wet 2 augustus 2002. 665 Tenzij deze personen rechtstreeks of middellijk voordeel of winst behalen uit de verspreiding van deze
informatie; Art. 25 §4 Wet 2 augustus 2002. 666 Art. 41 Wet 2 augustus 2002. 667 Art. 57bis §8 Bankwet.
Het Belgische toezichtmechanisme
128
Het betreft de situatie waarin een kredietinstelling niet werkt overeenkomstig de bepalingen van
de wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. Haar beleid of financiële
positie brengt hierbij de goede afloop van haar verbintenissen in het gedrang. De raad van
bestuur kan dan een termijn vaststellen waarbinnen deze toestand moet worden verholpen. Dit
geldt ook indien de instelling niet voldoende waarborgen biedt voor haar solvabiliteit, liquiditeit
of rendabiliteit, of wanneer haar beleidsstructuren, haar administratieve of boekhoudkundige
organisatie of interne controle ernstige leemten vertonen.668
Er dient een bijzonder verslag opgesteld te worden waarin wordt verantwoord waarom deze
bepaling wordt toegepast en waarin de genomen beslissingen worden uiteengezet. Dit verslag
wordt binnen de twee maanden bezorgd aan de algemene vergadering.669
C. UITBREIDING BEVOEGDHEDEN NATIONALE BANK
259. De Koning kan, na advies van de NBB, en ingeval zich een plotse crisis voordoet op de
financiële markten of in geval van een ernstige dreiging van een systemische crisis teneinde de
omvang of de gevolgen hiervan te beperken, bepaalde maatregelen nemen. We sommen ze
hieronder kort op:670
1° Aanvullende of afwijkende reglementen vaststellen, onder meer ten opzichte van de wet
van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële
diensten;
2° In een systeem voorzien waarbij een staatswaarborg wordt verleend voor verbintenissen
die zijn aangegaan door de aan toezicht onderworpen instellingen die de Koning bepaalt,
of de staatswaarborg toekennen aan bepaalde schuldvorderingen gehouden door
dergelijke instellingen;
3° In een systeem voorzien van toekenning van de staatswaarborg voor de terugbetaling aan
vennoten die natuurlijke personen zijn van hun deel in het kapitaal van coöperatieve
vennootschappen, erkend overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 8 januari 1962 tot
vaststelling van de voorwaarden tot erkenning van de nationale groeperingen van
coöperatieve vennootschappen en van de coöperatieve vennootschappen, die instellingen
zijn onderworpen aan toezicht krachtens voornoemde wetten of waarvan minstens de
helft van het vermogen is geïnvesteerd in dergelijke instellingen;
668 Art. 57 §1 Bankwet. 669 Art. 57bis §8 Bankwet. 670 Art. 36/24 Organieke wet NBB.
Het Belgische toezichtmechanisme
129
4° In een systeem voorzien van toekenning van de dekking door de Staat van verliezen
opgelopen op bepaalde activa of financiële instrumenten door krachtens voornoemde
wetten aan toezicht onderworpen instellingen;
5° In een systeem voorzien van toekenning van de staatswaarborg voor verbintenissen
aangegaan door entiteiten waarvan de activiteit bestaat in het verwerven en beheren van
bepaalde activa gehouden door krachtens voornoemde wetten aan toezicht onderworpen
instellingen;
6° Alsook de staatswaarborg toekennen voor verbintenissen aangegaan door de
Gemeentelijke Holding NV.
Deze laatste bepaling zal overbodig worden, nu de Gemeentelijke Holding NV eind 2011 in
vereffening is gegaan.
Indien men overgaat tot dergelijk besluit, dient dit binnen de twaalf maanden bekrachtigd te
worden door het parlement. Deze bekrachtiging werkt retroactief terug tot op de datum van de
inwerkingtreding van het Koninklijk Besluit.671
Indien het parlement de bekrachtiging weigert,
of de termijn is verstreken, zal het genomen Koninklijk Besluit geen gevolg meer ressorteren.
D. ARTIKEL 57 BANKWET .
260. Wanneer de Nationale Bank vaststelt dat een kredietinstelling niet werkt overeenkomstig
de bepalingen van de wet, en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, en dat
haar beleid of financiële positie de goede afloop van haar verbintenissen in het gedrang dreigt te
brengen, stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen. Dit geldt
ook indien de instelling niet voldoende waarborgen biedt voor haar solvabiliteit, liquiditeit of
rendabiliteit, of wanneer haar beleidsstructuren, haar administratieve of boekhoudkundige
organisatie of interne controle ernstige leemten vertonen.672
261. Indien deze toestand na het verloop van de vooropgestelde termijn niet verholpen is, kan de
Bank een aantal maatregelen nemen. Belangrijk is dat de wet van 2 juni 2010 de bevoegdheid
geeft om in uiterst spoedeisende gevallen maatregelen te treffen zonder vooraf een
hersteltermijn op te leggen.673
Het toekennen van een termijn is immers niet nuttig wanneer de
onderneming in de onmogelijkheid verkeert de toestand te verhelpen of de belangen van de
cliënten ernstig bedreigd zijn.674
We duiden hierbij wel op het uitzonderlijke karakter van het
verval van deze termijn.
671 Art. 36/24 Organieke wet NBB. 672 Art. 57 Bankwet. 673 Art. 4, 2° Wet herstelmaatregelen. 674 S. PAUWELS, “Herstelmaatregelen bij financiële instellingen”, Bank. Fin. 2010, 270.
Het Belgische toezichtmechanisme
130
262. De maatregelen die de NBB kan nemen zijn675
:
1° Een speciaal commissaris aanstellen;
De commissaris zal zijn toestemming moeten geven voor alle handelingen en
beslissingen van de organen van de instelling, inclusief de algemene vergadering,
alsook voor die van de personen die instaan voor het beleid. De Nationale Bank kan
evenwel de verrichtingen waarvoor een toestemming vereist is beperken. De speciaal
commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht aan alle organen van de instelling
voorleggen, inclusief de algemene vergadering. De bezoldiging van de speciaal
commissaris wordt gedragen door de betrokken financiële instelling.
Wanneer de NBB de aanstelling van een speciaal commissaris in het Belgisch
Staatsblad heeft bekendgemaakt, met opgave van de handelingen en beslissingen
waarvoor zijn toestemming vereist is, zijn alle handelingen en beslissingen zonder deze
toestemming nietig, tenzij de speciaal commissaris die bekrachtigt. Hetzelfde geldt voor
de beslissingen van de algemene vergadering.676
2° Aanvullende vereisten opleggen, onder meer inzake solvabiliteit, liquiditeit en risico-
concentratie;
3° Van kredietinstellingen eisen dat ze de variabele beloning tot een bepaald percentage van
hun totale netto bedrijfsresultaten beperken wanneer deze beloning niet met het in stand
houden van een solide eigen vermogen te verenigen is of dat zij hun netto winsten
aanwenden om het eigen vermogen te versterken;
4° Voor de termijn die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het
bedrijf van de instelling geheel of ten dele schorsen dan wel verbieden.;
Deze maatregel wordt beschouwd als een saneringsmaatregel in de zin van de Europese
richtlijnen 2001/17/EG en 2001/24/EG. Hierdoor houdt deze bepaling ook de
mogelijkheid in om de uitvoering van lopende overeenkomsten te schorsen. Voor
kredietinstellingen houdt dit in dat ze de terugbetaling van deposito’s van cliënten of
andere terugbetaalbare fondsen kunnen schorsen.677
Indien de NBB de schorsing of het
verbod in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige
handelingen en beslissingen nietig.
675 Art. 57 Bankwet. 676 Art. 57 Bankwet. 677 Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector,
Parl. St. 2009 -10, nr. 2406/001, 13.
Het Belgische toezichtmechanisme
131
5° De vergunning herroepen;
De kredietinstellingen waarvan de vergunning is ingetrokken, blijven ingevolge art. 60
onderworpen aan wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen tot
de van het publiek ontvangen gelden zijn terugbetaald, tenzij de NBB hen vrijstelt van
bepaalde voorschriften. Dit is uiteraard niet van toepassing bij de intrekking van de
vergunning van een failliet verklaarde kredietinstelling.678
6° De vervanging gelasten van bestuurders of zaakvoerders van de instelling binnen een
termijn die zij bepaalt en, zo binnen deze termijn geen vervanging geschiedt, in de plaats
van de voltallige bestuurs- en beleidsorganen van de instelling een of meer voorlopige
bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naar gelang van het geval,
de bevoegdheden hebben van de vervangen personen.
Ze kan op elk tijdstip de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) vervangen, hetzij
ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten
wanneer zij aantonen dat het beleid van de betrokkenen niet meer de nodige waarborgen
biedt.
Deze beslissingen van de NBB hebben voor de instelling uitwerking vanaf de datum
van hun kennisgeving met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs en,
voor derden, vanaf de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Bij
ernstige en stelselmatige overtreding van de regels kan de NBB de vergunning
herroepen op verzoek van de FSMA.679
263. De NBB stelt de FSMA in kennis van de maatregel en houdt de FSMA op de hoogte van
de behandelingen van het mogelijk beroep tegen deze beslissingen.680
Daarnaast brengt ze de
autoriteiten op de hoogte die toezicht houden op de kredietinstellingen van de andere lidstaten
van de EER waar een kredietinstelling naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of er
werkzaamheden verricht in het kader van het vrij verkeer van diensten.681
264. Tot slot heeft de NBB enkele mogelijkheden om maatregelen te nemen wanneer de NBB
kennis heeft van het feit dat een kredietinstelling een bijzonder mechanisme heeft ingesteld met
als doel of gevolg fiscale fraude door derden te bevorderen. De belangrijkste sanctie is hierbij
de uitoefening van het bedrijf geheel of ten dele te schorsen of te verbieden. 682
678 Art. 60 Bankwet. 679 Art. 57 §2 Bankwet. 680 Art. 59, lid 1 Bankwet. 681 Art. 59, lid 2 Bankwet. 682 Art. 57 §3 Bankwet.
Het Belgische toezichtmechanisme
132
Procedure bij nietigheid
265. Wanneer de kredietinstelling, ondanks de aanstelling van een speciaal commissaris of de
schorsing van de vergunning, toch blijft handelen, zijn deze handelingen nietig. De rechtbank
van koophandel spreekt op verzoek van elke belanghebbende de nietigverklaringen uit. Indien
verantwoord om ernstige redenen kan de eiser in kort geding de voorlopige schorsing vorderen
van de gewraakte handelingen of beslissingen. Het schorsingsbevel en het vonnis van
nietigverklaring hebben erga omnes uitwerking. Ingeval de geschorste of vernietigde handeling
of beslissing werd bekendgemaakt, worden het schorsingsbevel en het vonnis van
nietigverklaring bij uittreksel op dezelfde wijze bekendgemaakt.683
Wanneer de nietigheid de rechten die een derde te goeder trouw ten aanzien van de instelling
heeft verworven kan benadelen, heeft de rechtbank de mogelijkheid om te verklaren dat die
nietigheid geen uitwerking heeft ten aanzien van de betrokken rechten, onder voorbehoud van
het eventuele recht van de eiser op schadevergoeding. De nietigheidsvordering kan niet meer
worden ingesteld na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de
betrokken handelingen of beslissingen kunnen worden tegengeworpen aan wie hun nietigheid
inroept, dan wel hem bekend zijn.684
E. ART . 57BIS BANKWET
266. Naar aanleiding van de Fortis-crisis werd artikel 57bis ingevoerd. Dit artikel geeft de
Koning de bevoegdheid om, wanneer de stabiliteit van het Belgische of internationale financiële
stelsel dreigt aangetast te worden, bepaalde maatregelen te nemen. Deze instabiliteit wordt
beoordeeld in het licht van de omvang van de deposito's van de betrokken kredietinstelling, van
haar belang op de kredietmarkt of van haar rol in het financiële stelsel. Het besluit wordt
genomen hetzij op verzoek van de NBB, hetzij op eigen initiatief maar na het advies van de
NBB in te winnen, na overleg in de Ministerraad. De voorbereidende werken stellen
uitdrukkelijk dat ingeval de NBB het verzoek formuleert, dit verzoek om proceseconomische
redenen ook als haar advies dient te worden beschouwd.685
De Koning kan hierbij elke daad van
beschikking vaststellen, ten gunste van de Staat of om het even welke andere Belgisch of
buitenlandse persoon, inzonderheid elke overdracht, verkoop of inbreng. De Koning heeft
daarbij de bevoegdheid om alle overige regelingen te treffen die nodig zijn om de goede
uitvoering van de maatregelen te bewerkstelligen.686
De wetgever inspireerde zich hiervoor op
de Banking Act 2009 uit het Verenigd Koninkrijk.687
683 Art. 57 §6 Bankwet. 684 Art. 57 §6 Bankwet. 685 Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector,
Parl. St. 2009 -10, nr. 2406/001, 15. 686 Art. 57bis Bankwet. 687 Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector,
Parl. St. 2009 -10, nr. 2406/001, 13.
Het Belgische toezichtmechanisme
133
De maatregelen kunnen betrekking hebben op:
1° Activa, passiva of één of meer bedrijfstakken en meer algemeen, alle of een deel van
de rechten en verplichtingen van de betrokken kredietinstelling;
2° Al dan niet stemrechtverlenende aandelen, die al dan niet het kapitaal vertegen-
woordigen, die door de kredietinstelling zijn uitgegeven.
267. Het Koninklijk Besluit bepaalt de vergoeding die betaald moet worden aan de eigenaars
van de goederen of de houders van de rechten waarop de daad van beschikking betrekking
heeft. Het KB bepaalt uitdrukkelijk dat een deel van de vergoeding variabel mag zijn, maar dit
slechts voor zover dit variabele gedeelte bepaalbaar is. In het geval de aangewezen overnemer
een andere persoon is dan de Staat komt de prijs als vergoeding toe aan de genoemde eigenaars
of houders, volgens de verdeelsleutel die in hetzelfde KB is vastgelegd. Het Koninklijk Besluit
wordt ter kennis gebracht van de betrokken kredietinstelling. Zodra zij hiervan op de hoogte is,
verliest de kredietinstelling de beschikkingsbevoegdheid over de activa waarop de daden van
beschikking betrekking hebben.688
Indien de instelling toch nog daden stelt zullen deze nietig
zijn.689
De maatregelen worden gepubliceerd via een bericht in het Belgisch Staatsblad.690
268. De wet voorziet in een continuïteitsclausule die stelt dat, niettegenstaande elk strijdig
beding, de vastgestelde maatregelen niet tot gevolg hebben dat de bepalingen van een tussen de
kredietinstelling en één of meer derden gesloten overeenkomst worden gewijzigd, noch dat een
einde wordt gesteld aan een dergelijke overeenkomst, noch dat aan één van de betrokken
partijen het recht wordt verleend om de overeenkomst eenzijdig te beëindigen. Dit is vrij
logisch, aangezien de interventie van de overheid net bedoeld is om de continuïteit te
garanderen. De medecontractanten hebben hierbij geen mogelijkheid een einde te stellen aan
hun overeenkomsten met de kredietinstelling.691
Hieruit volgt ook dat geen enkele statutaire of
contractuele goedkeuringsclausule zal gelden. Zo kan geen recht van voorkoop, geen enkele
optie tot aankoop van een derde of statutaire of contractuele clausule de wijziging van de
controle over de betrokken kredietinstelling verhinderen. Daarnaast wordt voorzien in een
‘catch-all’ bepaling die aan de Koning de bevoegdheid toekent alle maatregelen te treffen die
nodig zijn om de goede uitvoering van de genomen maatregelen te verzekeren. Indien de
instelling naderhand toch failliet zou gaan, kan geen toepassing worden gemaakt van de
artikelen 17, 18 en 20 van de Faillissementswet.692
688 Art. 57bis Bankwet. 689 Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector,
Parl. St. 2009 -10, nr. 2406/001, 16. 690 Art. 57bis Bankwet. 691 Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector,
Parl. St. 2009 -10, nr. 2406/001, 17. 692 S. PAUWELS, “Herstelmaatregelen bij financiële instellingen”, Bank. Fin. 2010, 270; Art. 57bis Bankwet.
Het Belgische toezichtmechanisme
134
269. Met het oog op de bescherming van de personen die optreden in naam van de staat of op
diens verzoek, wordt de burgerlijke aansprakelijkheid van deze personen beperkt tot gevallen
van bedrog of zware fout in hun hoofde. De wet voorziet in een beoordelingskader voor het
begrip zware fout. Hierbij wordt rekening gehouden met de concrete omstandigheden van het
betrokken geval.693
Alle geschillen behoren tot de uitsluitende bevoegdheid van de Belgische
rechtbanken, die uitsluitend het Belgische recht toepassen.694
De verdere procedure wordt
geregeld via artikel 57ter Bankwet.
§4. BEROEPSGEHEIM , UITWISSELIN G VAN INFORMATIE EN SAMENWERKING MET
ANDERE AUTORITEITEN
A. BEROEPSGEHEIM
270. Art. 36/13 van de Organieke wet NBB bepaalt uitdrukkelijk dat de NBB in bepaalde
gevallen vertrouwelijke informatie mag meedelen. Het gaat onder meer over de strafrechtelijke
misdrijven.695
Ook art. 36/14 bevat uitzonderingen op het beroepsgeheim. Dit artikel laat onder
meer de mededeling van informatie aan de Europese Centrale Bank en de FSMA toe.696
De
NBB kan overigens enkel de informatie meedelen op voorwaarde dat de autoriteiten of
instellingen aan wie deze mededeling geschiedt de informatie gebruiken voor de uitvoering van
hun opdrachten en dat ze aan een gelijkwaardig beroepsgeheim gebonden zijn.
Inbreuken op het beroepsgeheim worden bestraft met de straffen die artikel 458 van het
Strafwetboek voorziet. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van
hoofdstuk VII en artikel 85 zijn van toepassing op deze inbreuken.697
B. SAMENWERKING
(i) Internationale samenwerking
271. De Nationale Bank werkt in de aangelegenheden die tot haar bevoegdheid behoren samen
met de buitenlandse autoriteiten. Bovendien kan de NBB, op basis van wederkerigheid,
overeenkomsten sluiten. Dit teneinde vast te stellen hoe deze samenwerking wordt opgevat, met
inbegrip van de wijze waarop de controletaken desgevallend worden verdeeld. De
overeenkomsten bevatten ook bepalingen inzake de aanduiding van een bevoegde autoriteit als
controlecoördinator, van de wijze van toezicht via inspecties ter plaatse of anderszins, van
welke samenwerkingsprocedures gelden alsook van hoe het inwinnen en uitwisselen van
693 Art. 57bis §5 Bankwet. 694 Art. 57bis §6 Bankwet. 695 Art. 36/13 Organieke wet NBB. 696 Art. 36/14 Organieke wet NBB. 697 Art. 35 Organieke wet NBB.
Het Belgische toezichtmechanisme
135
informatie wordt georganiseerd.698
Bovendien zijn er een aantal verplichtingen die voortvloeien
uit de Richtlijn 2004/39/EG (art. 4, lid 2, 22) en uit de Richtlijn 2006/48/EG (art 4, 4)).699
De
NBB zal in de uitoefening van haar toezicht nauw samenwerken met het ESRB.
Weigering tot samenwerking
272. De NBB kan weigeren om gevolg te geven aan een verzoek om inlichtingen, onderzoek,
inspectie ter plaatse of toezicht indien het gevolg geven aan dergelijke verzoeken een gevaar
zou kunnen opleveren voor de soevereiniteit, de veiligheid of de openbare orde van België. Ze
kan ook weigeren indien voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke
procedure is ingeleid in België. Bovendien kan de NBB dit weigeren indien jegens deze
personen voor dezelfde feiten reeds een onherroepelijke uitspraak is gedaan in België.
In deze gevallen stelt zij de verzoekende bevoegde autoriteit daarvan in kennis, waarbij zij, in
voorkomend geval, zo gedetailleerd mogelijke informatie verstrekt over de procedure of
uitspraak in kwestie.700
Doelsgebonden informatieverwerving
273. Onverminderd de op de NBB rustende verplichtingen in gerechtelijke procedures van
strafrechtelijke aard, kan de NBB de informatie die ze van een bevoegde autoriteit ontvangt
enkel gebruiken voor bepaalde doeleinden. Wanneer de bevoegde autoriteit die de informatie
heeft verstrekt toestemming geeft, mag de NBB deze informatie voor andere doeleinden
gebruiken of doorgeven aan autoriteiten van andere landen.701
(ii) Samenwerking tussen de FSMA en de NBB
274. Het is duidelijk dat het Twin Peaks-model zal leiden tot overlappingen in het beleid van de
FSMA en de NBB. Om hieraan te verhelpen en een omvattende, coherente architectuur uit te
bouwen, kan de Koning in voorkomend geval voorzien in modaliteiten voor de samenwerking
tussen de NBB (of de door de NBB opgerichte entiteiten) en de FSMA. De Nationale Bank en
de FSMA sluiten een protocol dat op de websites bekend wordt gemaakt. Dit protocol bepaalde
de modaliteiten van de samenwerking tussen de NBB en de FSMA.702
C. MEDEDELINGSPLICHT
275. Vaak wordt ook voorzien in een mededelingsplicht van genomen maatregelen. Zo bepaalt
artikel 59 van de wet van 22 maart 1993 dat de NBB de FSMA in kennis stelt van de genomen
698 Art. 36/16 Organieke wet NBB. 699 Art. 36/17 § 1 Organieke wet NBB. 700 Art. 36/17 § 2 Organieke wet NBB. 701 Art. 36/17 § 2 Organieke wet NBB. 702 Art. 46ter Bankwet.
Het Belgische toezichtmechanisme
136
beslissingen in het kader van artikel 56 en 57. De NBB houdt de FSMA ook op de hoogte van
de behandeling van het beroep. Daarnaast brengt de NBB de autoriteiten op de hoogte die
toezicht houden op de kredietinstellingen van de andere lidstaten van de Europese Economische
Ruimte waar een Belgische instelling een bijkantoor heeft gevestigd of bepaalde
werkzaamheden verricht. 703
Ook de organieke wet NBB bepaalt verschillende gevallen waarin
de NBB vertrouwelijke informatie kan mededelen.704
HOOFDSTUK 4: DE FSMA
Afdeling 1: INLEIDING
276. We beschreven hoger reeds kort de ontstaansgeschiedenis van de FSMA.705
Tot voor kort
was de laatste grote wijziging hiervan de fusie tussen de toenmalige Commissie voor het Bank-
en Financiewezen (CBF) en de Controledienst voor Verzekeringen (CDV). De CBFA kreeg de
opdracht te waken over de bescherming van spaarders en verzekerden en had de taak de goede
werking van de markten voor financiële instrumenten te garanderen. Daarnaast zorgde ze ervoor
dat het vertrouwen van het publiek in deze producten en diensten gewaarborgd werd. Om dit te
verwezenlijken had de CBFA een ruime bevoegdheid.706
277. Sinds de hervorming van de financiële toezichtsarchitectuur zijn de bevoegdheden van de
CBFA sterk ingekrompen. Sinds 1 april 2011 is de NBB de voornaamste prudentiële
toezichthouder geworden. De CBFA werd bevoegd voor het transversaal gedragstoezicht, het
markttoezicht en de consumenteninformatie en –bescherming. Om deze evolutie te beklemtonen
werd in 2010 de naam van de CBFA gewijzigd. Voortaan zal de CBFA zowel in het Nederlands
als in het Frans FSMA (Financial Services and Markets Authority) heten.
278. Het toezicht op de naleving van de gedragsregels heeft tot doel om, behalve rechtvaardige
en transparante marktprocessen en correcte relaties tussen de marktspelers, een eerlijke,
rechtvaardige en professionele behandeling van de klanten te bewerkstelligen. Het toezicht met
betrekking tot de gedragsregels zal zich richten op de vennootschappen waarvoor de NBB
bovendien ook het prudentieel toezicht dient uit te oefenen.707
Aangezien het toezicht op de
gedragsregels ook zal gaan over de manier waarop de banken en verzekeringsondernemingen
worden georganiseerd, zullen de twee autoriteiten dus, elk voor hun bevoegdheden, moeten
onderzoeken of de goede organisatie van deze instellingen op elkaar afgestemd is.708
703 Art. 59 Bankwet. 704 Art. 36/13 Organieke wet NBB; Art. 36/14 Organieke wet NBB. 705 Zie randnummer 23 en 32. 706 CBFA, “Financiële diensten nader toegelicht”, www.fsma.be. 707 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002, Parl. St., Senaat 2009-10, nr. 2408, 1. 708 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002, Parl. St., Senaat 2009-10, nr. 2408, 1.
Het Belgische toezichtmechanisme
137
Afdeling 2: BEVOEGDHEDEN
279. De wetgeving vertrouwt de FSMA volgende opdrachten toe:709
1) Het toezicht of de financiële markten;
2) Het toezicht op de financiële producten;
3) Het toezicht op de gedragsregels;
4) Het toezicht op de pensioenfondsen;
5) Het toezicht op de volgende financiële spelers: de tussenpersonen in bancaire en
verzekeringssector, de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve
belegging, de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de
wisselkantoren;
6) Bijdragen tot de financiële vorming van spaarders en beleggers.
280. De doelstelling van deze bevoegdheden is de bescherming van de financiële consument.
Het gedragstoezicht vormt een exclusieve, transversale bevoegdheid van de FSMA. Zo zal de
NBB in het kader van een vergunningsaanvraag bij de FSMA het advies inwinnen voor onder
meer volgende materies:710
o Beoordeling van de professionele betrouwbaarheid van de kandidaat-leiders die voor
het eerst worden voorgedragen door een onderneming onderworpen aan het
prudentiële toezicht van de NBB;
o Beoordeling van het passende karakter van het integriteitbeleid van de onderneming in
zoverre dit beleid gedragsregels betreft;
o Beoordeling van de organisatie van de onderneming voor zoverre deze de loyale,
billijke en professionele behandeling van de cliënten beïnvloedt.
281. Met het oog op de bescherming van de financiële consument en rekening houdend met de
misbruiken die in het verleden zijn vastgesteld, voorziet de wet in de mogelijkheid dat de
Koning specifieke regels vastlegt voor wat betreft de inhoud en de voorstellingswijze van
reclame en andere documenten en berichten met betrekking tot een rekening bij een financiële
instelling.711
Er wordt eveneens een departement opgericht dat bevoegd zal zijn voor de relaties
met de spaarders en instaat voor de informatieverstrekking aan en de bescherming van de
belangen van de consument van financiële diensten.712
709 L. VAN CAUTER, “De FSMA en de bescherming van de financiële consument”, Bank. Fin. 2011, 268. 710 Art. 17 Wet 2 augustus 2002; KB van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de
financiële sector, BS 9 maart 2011, 15627. 711 Art. 25bis Wet 2 augustus 2002. 712 Art. 54 Wet 2 augustus 2002.
Het Belgische toezichtmechanisme
138
HOOFDSTUK 5: KRITIEK OP HET BELGISCHE TWIN-PEAKS
MODEL
282. Hoewel de hervormingen vrij belangrijk lijken, kunnen we toch enkele punten van kritiek
aanhalen. Vooreerst kunnen we stellen dat de overheden quasi geen maatregelen genomen
hebben tegen speculatie, wat nochtans een van de versnellers van de crisis was. Hoewel sinds
augustus 2011 bijvoorbeeld short selling verboden was, werd het verbod in februari 2012 weer
opgeheven. Wel komt er een meldplicht voor grote ‘netto-shortposities’ in Belgische financiële
aandelen. Ook ‘naakt shorten’ zou beperkt worden. Deze regels lopen gelijk met de verordening
van het Europees Parlement en de Raad inzake short selling en bepaalde aspecten van credit
default swaps die op 1 november 2012 in werking zal treden.713
Daarnaast moeten we vaststellen dat er sinds 2008 weinig diepgaande maatregel genomen zijn
om rampscenario’s te voorkomen. Het complexe bankwezen blijft voortbestaan. Eerder
haalden we reeds aan dat er een einde zou gemaakt moeten worden aan de gevaarlijke
vermenging die ontstaat door banken op grote schaal te laten beleggen in complexe en
risicovolle producten. Een bank heeft een uitgesproken algemeen maatschappelijk belang en dat
mag niet in gevaar worden gebracht door speculatieve activiteiten. Het is waarschijnlijk wel zo
dat de Belgische wetgever op zich daar niet veel aan zou kunnen veranderen, aangezien deze
evolutie minimaal op Europees niveau zal moeten gebeuren. Wel zouden toezichthouders de
portefeuilles met grote risico’s systematisch kunnen doorlichten.714
De nieuwe wetgeving bevat ook geen enkele verplichting voor systeembanken om een
bancair testament op te maken. Financiële instellingen zullen dus nog steeds geen scenario
uitgeschreven hebben voor het geval grote problemen ontstaan bij een crisis. Toch was onder
meer tijdens het Fortis debacle gebleken dat de overheid moeite had met het zicht krijgen op de
structuur van de activa en passiva. Zo verklaarde huidig gouverneur van de NBB, LUC COENE,
dat er bij de verkoop van Fortis veel tijd verloren ging bij het in kaart brengen van
kruisparticipaties en interne vorderingen.715
Dit probleem leunt aan tegen het gebrek aan
transparantie in de banksector. De activiteiten van een bank zouden toegankelijk, begrijpelijk
en eenvoudig verifieerbaar moeten zijn voor klanten, aandeelhouders en bestuurders. Vaak
bereiken banken een zo grote omvang en opeenstapeling van complexe financiële producten dat
het voor het bestuur van de vennootschap zelfs niet meer duidelijk is wat de blootstelling
713 FSMA, “FSMA past regels inzake short selling aan”, 13 februari 2012, persbericht, www.fsma.be. 714 Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV
Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 410. 715 Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector,
Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2406/003, 9.
Het Belgische toezichtmechanisme
139
werkelijk is.716
Om de transparantie ten goede te komen, is het aanbevolen keurmerken uit te
reiken om de consument te helpen bij de beoordeling van de risico’s. Bovendien zou elk nieuw
product bij de FSMA aangemeld moeten worden.717
Men merkt in de parlementaire werkzaamheden ook op dat het Belgische Twin Peaks-model
hetzelfde gebrek lijkt te hebben als het Nederlandse model. Er is met name een gebrek aan
arbitrage. Als de twee pijlers een andere mening hebben, is er geen arbitragemechanisme
voorzien om tot een akkoord te komen. Kijken we daarentegen naar het model van Australië
zien we dat dit hier wel ingebouwd is.718
Bovendien is het statuut van de NBB onaangepast gebleven. Het blijft vreemd dat een
beursgenoteerde onderneming zoals de NBB het toezicht moet uitoefenen op een andere
beursgenoteerde onderneming (de financiële instelling). Het bevoegdheidspakket van de NBB is
zodanig gewijzigd dat dit waarschijnlijk niet meer verenigbaar is met de belangen van den
privé-aandeelhouders. Ook JEAN-LOUIS DUPLAT, voormalig voorzitter van de CBFA, pleit voor
een volledige nationalisering van de NBB. Hij stelt dat de aandeelhouders in tal van processen
tegenover de Staat staan. Hij vraagt een faire schadeloosstelling van de aandeelhouders.719
Daarnaast moet de macroprudentiële autoriteit (NBB) tenminste operationeel onafhankelijk zijn
van de politiek en de financiële sector.720
Dit lijkt niet steeds zo te zijn. De politieke inmenging
blijft een groot gevaar.
Er is ook nog de kritiek van de ECB die duidt op de onvoldoende belangrijke rol die de NBB
heeft bij het evalueren van de gevolgen van dergelijke herstelmaatregelen. De wet betrekt de
NBB vaak slechts zijdelings bij eventuele herstelmaatregelen.721
Daarnaast merkt men op dat bij
de hervorming voornamelijk de externe controle op financiële instellingen wordt verbeterd.
De interne controle, die klaarblijkelijk ook faalde gedurende de crisis, wordt quasi onverlet
gelaten. Toch zijn de interne controle en het intern risicobeheer van cruciaal belang voor het
goed functioneren van instellingen.722
Meer in het algemeen zullen de macroprudentiële
bevoegdheden en de systeembevoegdheden nog verruimd moeten worden. Men moet aan de
NBB de bevoegdheid verlenen concrete maatregelen op te leggen, ongeacht het al dan niet om
716 DE STANDAARD, “Wat doet de bank met mijn geld?”, 12 oktober 2011. 717 Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV
Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 410. 718 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002, Parl. St., Senaat 2009-10, nr. 2408,7. 719 KNACK, “Duplat (ex-CBFA) voorstander nationalisering NBB”, 16 oktober 2009, http://trends.knack.be. 720 Aanbeveling van het Europees Comité voor Systeemrisico’s van 22 december 2011 inzake het macroprudentieel
mandaat van nationale autoriteiten, Pb. C. 14 februari 2012, afl. 41, 1. 721 Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector,
Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2406/003, 6. 722 Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector,
Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2406/003, 10.
Het Belgische toezichtmechanisme
140
systeemrelevante instellingen gaat of niet. Het gaat onder meer over de minimale
buffervereisten of ratio’s.723
Bovendien is de tussenkomst de rechtbank van eerste aanleg in het geval dat de Staat activa
of aandelen van financiële instellingen wil overdragen vrij minimaal. Krachtens artikel 57ter
§8 Bankwet stelt de rechtbank vast of de daad van beschikking in overeenstemming is met de
wet en de schadeloosstelling billijk is. Hierbij doet de rechtbank geen uitspraak over de
opportuniteit. Paragraaf 9 bepaalt dat tegen dit vonnis geen beroep, verzet of derdenverzet
mogelijk is. De eigenaars kunnen bij de rechtbank enkel een vordering tot herziening van de
schadeloosstelling indienen en dit binnen de twee maanden te rekenen vanaf de bekendmaking
van het vonnis in het Belgisch Staatsblad.724
De vraag stelt zich of dit conform de Europese
regelgeving is.725
723 Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de ontmanteling van de NV Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 410.
724 Art. 57ter §11 Bankwet. 725 Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële sector,
Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2406/003, 10.
141
DEEL 6:
OVERHEIDSBETROKKENHEID IN
CRISISSITUATIES
" I’m in favor of nationalization as long it lasts just 10
minutes”
Myron Scholes
Nobelprijswinnaar economie 1997
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
142
HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN
283. Er bestaat grote onzekerheid over de vraag welke maatregelen genomen moeten worden
om het financiële systeem te versterken. Waar men in het begin van de crisis nog banken liet
failliet gaan (bv. Lehman Brothers), kwam men al snel tot de conclusie dat dit niet de beste
oplossing was. Op 11 oktober 2008 besloten de G8 en de EU landen een reddingsplan op te
stellen. Men kwam tot het akkoord om verdere bankfaillissementen te vermijden en dit vooral
met betrekking tot systeemrelevante banken. Het begrip ‘too big to fail’ werd naar voor
geschoven. Om deze doelstelling uit te voeren werden massaal garanties verleend, dubieuze
instrumenten opgekocht en fondsen ter beschikking gesteld om banken in nood te helpen bij hun
kapitaalvereisten.726
Tussen 1 oktober 2008 en 1 oktober 2011 keurde de Europese Commissie
zo voor 4506 miljard euro steun aan de financiële sector goed.727
284. Het overheidsingrijpen bij een dreigend faillissement heeft in feite drie doelstellingen. Zo
is er de bescherming van de depositohouders, het voorkomen van een run on the bank en het
voortzetten van economisch zeer belangrijke contracten waarvan de beëindiging zware gevolgen
zou hebben. Daarnaast wil men, gezien de rol van de banken, een onderbreking van de
betalingssystemen voorkomen. Deze doelstellingen verklaren mede waarom overheidsingrijpen
zo snel moeten gebeuren (vaak gedurende het weekend) en na sluitingstijd van de beurzen.
Het gevaar bij overheidsingrijpen is dat er een ‘moral hazard’ gedrag bij bankiers kan uitgelokt
worden. Wanneer bankiers weten dat er een redding zou komen, zijn ze meer geneigd risico’s te
nemen. Overheidsingrijpen dient dus een vierde doelstelling te hebben: het minimaliseren van
dit ‘moral hazard’ gedrag.728
Fire sales
285. Een groot probleem zijn de zogenaamde ‘fire sales’.729
Als vele banken tegelijk in de
problemen komen en hun activa willen verkopen zijn er vaak te weinig potentiële kopers. Dit
grote aanbod zorgt voor een lage prijs en illiquide markten. De term kwam reeds voor in de 19de
eeuw en beschreef de situatie waarin bedrijven hun koopwaar die aangetast waren door
rookschade na een brand aan zeer lage prijzen verkochten. In de moderne financiële wereld is
het begrip echter geëvolueerd. Het begrip duidt nu eerder op een gedwongen verkoop van activa
aan een ontwrichtte prijs. Ze is gedwongen in de zin dat de verkoper niet kan voldoen aan zijn
verplichtingen zonder de activa te verkopen. De prijs is ontwricht omdat de hoogste potentiële
726 H-W SINN, Casino Capitalism: How the financial crisis came about and what needs to be done now, Oxford, Oxford university press, 2010, 66.
727 Verslag van de Commissie betreft “State Aid Scoreboard”, COM(2011) 848, 8. 728 T. BECK, D. COYLE, M. DEWATRIPONT, X. FREIXAS en P. SEABRIGHT, “Bailing out the Banks: Reconciling Stability
and Competition”, Centre for Economic Policy Research, 2010, 37. 729 C. VAN EWIJK en C. TEULINGS, De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Balans,
Amsterdam, 2009, 28.
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
143
bieders meestal betrokken zijn bij een soortgelijke activiteit als de verkoper, en daarom vaak
zelf veel schulden hebben. In plaats van te bieden voor het actief kan het zijn dat ze zelf
vergelijkbare activa willen verkopen. De activa worden dus opgekocht door andere kopers die
enkel willen kopen aan een veel lagere prijs.730
Wanneer een fire sale leidt tot een scherpe reductie in de prijs van een actiefbestanddeel zullen
vergelijkbare activa die aangehouden worden door andere instellingen ook in waarde dalen, wat
hen kan dwingen om te verkopen of te herwaarderen. Dit zelfversterkend proces kan leiden tot
een neerwaartse spiraal van afwaarderingen van activa, waardoor het risico systemisch wordt.731
Enkele vooraanstaande Amerikaanse economen verwoorden het zo: “A bank that simply suffers
large losses may be forced to reduce its risk by selling assets at distressed or fire-sale prices. If
other banks must revalue their assets at these temporarily low market values, the first sale can
set off a cascade of fire sales that inflicts losses on many institutions. Thus, whether through
defaults or fire sales, one troubled bank can damage many others, reducing the financial
system’s capacity to bear risk and make loans.”732
286. In dit hoofdstuk bekijken we maatregelen om de verkoop uit te stellen en een goede prijs
voor de activa te bekomen. Drie ideeën hebben de laatste tijd veel aandacht gekregen: het
oprichten van een ‘bad bank’, een waarborgsysteem voor toxische activa of de nationalisering
van een bank. Over het algemeen zullen overheden moeten opletten dat ze niet eindigen in het
ondersteunen van instellingen die uiteindelijk toch zullen falen. Bovendien is er een gevaar dat
deze instellingen beginnen gokken met belastingsgelden op risico posities.
287. Hoewel het feit dat de overheid bepaalde garanties stelt volgens sommige economen
verdacht is, lijkt het er toch op dat het noodzakelijke maatregelen zijn. Financiële markten
hebben duidelijk meer systemische implicaties voor de economie dan vele andere markten. Het
herstellen van de balans van een bank kan leiden tot het herstellen van het vertrouwen en
opnieuw leningen mogelijk maken. Bovendien kan een overheid, via de Nationale Bank, de
banken vrij efficiënt beheren. Hij heeft immers de nodige expertise op de bank te kunnen
leiden.733
288. In onderstaand overzicht beperk ik mij tot de bespreking van mogelijke vormen van
maatregelen waarbij de overheid betrokken is. Het concrete ingrijpen is hierbij vaak
onderworpen aan door Europa of andere overheden opgelegde beperkingen. De bespreking van
deze beperkingen valt buiten het bestek van deze Masterproef.
730 A. SHLEIFER en R.VISHNY, “Fire Sales in Finance and Macroeconomics”, Journal of Economic Perspectives, Afl. 25, 2011, 29.
731 Ibid., 30. 732 Ibid., 29. 733 Ibid., 44.
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
144
HOOFDSTUK 2: OPRICHTEN VAN EEN ‘BAD BANK’
289. Het systeem van een ‘bad bank’ bestaat er in feite in de meest toxische producten uit een
bank te onttrekken en in een apart vehikel te stoppen. Het gaat om de activa waarvan de
waardering het meeste onzeker is, voornamelijk complexe hypothecair-gerelateerde effecten.
Dit vehikel gaat deze activa vervolgens op een zo goed mogelijke manier proberen
herstructureren en beheren met het oog op het maximaliseren van de waarde.734
Om de activa
aan te kunnen kopen heeft de bad bank uiteraard geld nodig. Daarenboven moet hij voorzien
worden van een grote hoeveelheid kapitaal ter bescherming tegen een eventuele verdere
waardedaling van de activa. De banken zelf worden bevrijd van deze problematische activa, en
zullen deze dus niet meer constant moeten afwaarderen. De vicieuze cirkel die ontstaat door de
dreiging van een faillissement, daling in het aantal uit te schrijven leningen en de bereidheid om
risico’s te nemen zal op deze manier vaak doorbroken worden.735
Afdeling 1: OORSPRONG
290. De termen ‘good bank/bad bank’ kregen voor het eerst wereldwijde aandacht bij de
herstructurering van Mellon Bank in 1988. Deze Amerikaanse bank ging bijna failliet door
slechte vastgoedgerelateerde leningen en investeringen. Men kon de werkelijke waarde van de
activa nog moeilijk inschatten. Uiteindelijk besloot Mellon Bank zich op te splitsen in twee
banken, waarbij de ‘slechte’ activa overgeheveld werden naar de bad bank (Grant Street
National Bank). Dit bleek een goede keuze. De onzekerheid rond Mellon Bank verdween
waardoor de aandeelhouders opnieuw vertrouwen kregen. Mellon Bank kon zijn kapitaal
verhogen en groeide weer.736
Grant Street National Bank werd zeven jaar later geliquideerd
zonder tussentijdse kapitaaltekorten.
291. Dit succes leidde vanzelfsprekend tot het ontstaan van soortgelijke situaties. De strategie
werd gesuggereerd of gebruikt in verschillende landen, waaronder Frankrijk, Duitsland,
Tsjechië, Thailand, China, Nieuw-Zeeland en Brazilië. Ook in ons land werd dit systeem
toegepast, onder meer bij Fortis.737
734 D. SCHÄFER en K. ZIMMERMAN, “Bad Bank(s) and Recapitalization of the Banking Sector”, IZA Policy Paper
series, Nr. 10, 2009, 6, http://ftp.iza.org/pp10.pdf. 734 D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and
Public Policy Brookings, Washington, 2009, 7. 735 D. SCHÄFER en K. ZIMMERMAN, Bad Bank(s) and Recapitalization of the Banking Sector, IZA Policy Paper
series, Nr. 10, 2009, 6, http://ftp.iza.org/pp10.pdf. 736 D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and
Public Policy Brookings, Washington, 2009, 7. 737 J. R MACEY, “Are bad banks the solution to a banking crisis?” SNS Occasional Paper, Nr 82, 1999, 15.
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
145
292. De herstructureringen kunnen verschillende vormen aannemen, maar er is altijd een
opsplitsing tussen goede en slechte activa die vervolgens in aparte entiteiten worden
ondergebracht. De good bank/bad bank strategie kan samen gaan met een faillissement, maar dit
hoeft niet steeds zo te zijn. Bovendien kan de overheid beslissen om een participatie aan te gaan
of garanties te verstrekken.738
De onzekere waardering van de problematische activa of passiva
moet spelen binnen bepaalde limieten vanuit het standpunt van de good bank aandeelhouders.
Vaak betekent dit dat er een basisbedrag moet betaald worden aan de good bank voor de
toxische activa. Er kan hierbij nog een voorwaardelijk bedrag bedongen worden, maar het
grootste deel van de betaling dient vast te zijn, anders zal de onzekerheid niet verdwijnen.
293. IVAN VAN DE CLOOT, hoofdeconoom aan het Itinera institute, stelt dat de prioriteit nog
steeds het herstructureren van de activa moet zijn, waarna een nieuwe kapitaalinjectie
overwogen kan worden. Hij stelt dat wanneer de bank te weinig kapitaal heeft en onder normale
omstandigheden geen investeerders zou kunnen vinden, ze geen bestaansreden heeft. Als de
bank toch fundamenteel solvabel wordt geacht, blijven er twee mogelijke alternatieven om de
bank in veiligheid te stellen: nationalisatie of de ‘bad bank’.739
Afdeling 2: RATIO LEGIS
§1. POSITIEF
294. Vanuit economisch oogpunt is het doel duidelijk. Je haalt hiermee ontransparante,
aangetaste activa van de bankbalans zodat het vertrouwen hersteld kan worden, en dit op korte
termijn.740
Hierbij gaan we er dus van uit dat vele grote banken levensvatbaar zijn op de lange
termijn, maar problemen hebben om nieuw kapitaal aan te trekken en de dagelijkse activiteiten
uit te voeren door een aantal moeilijke financiële producten. Het voordeel is dat toxische
producten vaak makkelijker beheerd kunnen worden indien ze in een apart vehikel zitten. Het
management kan de waarderingen van dichtbij opvolgen en de beste prijs uit de activa
realiseren. Daarnaast kan de good bank opnieuw zijn competitieve rol in de economie opnemen.
Hoge niveaus toxische activa hebben namelijk een effect op de competitiemogelijkheden van de
bank en het toekomstperspectief. Het belangrijkste voordeel is echter dat je ondertussen tijd
koopt. De afzondering van de toxische activa creëert opnieuw de mogelijkheid om op lange
termijn te ageren en de blootstellingen op een ordelijke manier af te bouwen.741
738 J. R MACEY, “Are bad banks the solution to a banking crisis?” SNS Occasional Paper, Nr. 82, 1999, 11. 739 I. VAN DE CLOOT, “Een bad bank, een goed idee?”, Itinera institute nota, 2009/4, 2, www.itinerainstitute.org. 740 R. VANDER VENNET, “Een nieuw paradigma voor een moderne banksector”, Bank. Fin. 2009, 359. 741 D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and
Public Policy Brookings, Washington, 2009, 8.
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
146
§2. NEGA TIEF
295. Het oprichten van een bad bank lijkt een wondermiddel te zijn. Toch is het dat niet. Er zijn
een aantal belangrijke beslissingen die gemaakt moeten worden over hoe het risico verdeeld
wordt tussen aandeelhouders, schuldeisers en belastingplichtigen. Dit is een moeilijk evenwicht.
Als het hier fout gaat, kan de constructie heel duur uitdraaien voor de belastingplichtigen of kan
het de herstructurering blokkeren omdat het niet aantrekkelijk genoeg is voor aandeelhouders of
schuldeisers.742
Naast de discussie over hoe de risico’s moeten verdeeld worden, kan er ook een
discussie ontstaan over welke activa goed zijn en welke slecht.743
Het kan ook zijn dat de good bank zo grote verliezen moet slikken op toxische activa door het
oprichten van een bad bank, dat ze grote kapitaalhoeveelheden nodig heeft. Dit schrikt vele
banken af. Het erkennen van grote blootstellingen aan dergelijke activa en de bijkomende
noodzakelijke afschrijvingen zorgen voor een grote afbouw van het balanstotaal. Hierdoor
blijven good banks vaak zwaar ondergekapitaliseerd achter. In dit geval kan een externe hulplijn
zoals nationalisatie nodig zijn. We zien wel vaak dat het toekomstperspectief van de bank
makkelijker nieuw kapitaal aantrekt. Dit maakt het essentieel dat er een good bank is met
weinig toxische producten. Ander zou het onmogelijk zijn nieuw kapitaal aan te trekken aan een
redelijke kostprijs.744
Bovendien blijven er een aantal fervente tegenstanders van het oprichten van een bad bank.
Nobelprijswinnaar economie PAUL KRUGMAN (2008) pleitte reeds vele malen dat een ‘bad
bank’ een ‘bad idea’ is. Hij stelt dat een bank die niet meer solvabel is, niet gered moet worden
maar geliquideerd. Hij verwijst hierbij vaak naar de Japanse bad banks die een economisch
herstel gedurende vele jaren belemmerden.745
742 D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and Public Policy Brookings, Washington, 2009, 8.
743 J. R MACEY, “Are bad banks the solution to a banking crisis?” SNS Occasional Paper, nr. 82, 1999, 17. 744 D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and
Public Policy Brookings, Washington, 2009, 7. 745 I. VAN DE CLOOT, “Een bad bank, een goed idee?”, Itinera institute nota, 2009/4, 2, www.itinerainstitute.org.
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
147
HOOFDSTUK 3: STAATSWAARBORGEN
296. Een andere oplossing om de onzekerheid te verminderen is het verlenen van
staatswaarborgen op de toxische activa. Dit systeem wordt vaak gebruikt in combinatie met het
oprichten van een bad bank. Een van de gevallen waarin België dit systeem toepaste is KBC.
297. Dit geval lijkt overigens sterk op het geval van The Bank of Amerika (januari 2009). De
Amerikaanse overheid verleende hierbij een staatswaarborg voor een door de Bank of Amerika
zelf samen te stellen ‘pool’ van 118 miljard dollar aan financiële instrumenten. Het was hierbij
de bedoeling dat de Bank of Amerika de eerste 10 miljard dollar aan verliezen zou dragen. Was
er een groter verlies, zou de overheid 90% dragen en de Bank of Amerika de overige 10%.746
298. Staatswaarborgen werden tijdens de crisis door vele landen toegezegd. Onder meer de VS,
Australië, België, Canada, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland,
Italië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Portugal, Spanje, Zweden en Engeland maakten er gebruik
van. De reden is vaak dezelfde: liquiditeiten in de bank houden.747
Afdeling 1: POSITIEF
299. Er zijn duidelijk een aantal voordelen verbonden aan het gebruiken van waarborgen.748
Zo
moet er geen overeenkomst zijn over de waarde van de toxische producten (i.t.t. de bad bank
oplossing). De waardering van de activa doet er wel degelijk toe, maar het is minder
noodzakelijk dat de partijen het er over eens zijn. ELLIOT749
geeft een voorbeeld: de overheid
denkt dat de activa 10 miljard waard zijn, de bank denkt 12 miljard. Als je hier een bad bank wil
oprichten zal dit zeer lastig worden. Staatswaarborgen zijn eenvoudiger indien de staat
bijvoorbeeld enkel de verliezen beneden 8 miljard waarborgt.750
Bovendien blijft het beheer van de toxische activa binnen de bank. Dit is voordelig aangezien ze
hun portefeuille vaak beter kennen dan eender welke buitenstaander. Hierdoor zal de bank de
impuls hebben om de waarde te maximaliseren. De overheid moet ook niet meteen met geld
over de brug komen. We merken hierbij op dat staatswaarborgen eenvoudig aan te passen zijn
aan de individuele omstandigheden van verschillende banken. Een sterkere bank zal zo meer
potentiële verliezen kunnen dragen. De bank kan ook beslissen de toxische activa aan te houden
tot de markten er beter voor staan. Dit is voordelig indien de marktwaarden significant lager
staan dan de echte economische waarde van het actief. 751
746 www.treasury.gov/press-center/press-releases/Documents/011508bofatermsheet.pdf. 747 D. MARTIN, O. SABA en F. ALONA, “European Responses to the Financial Crisis”, Bank. Fin. 2009, 187. 748 D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and
Public Policy Brookings, Washington, 2009, 11. 749 Lid van het Amerikaanse Brookings Institute en stichter van het Center On Federal Financial Institutions. 750 Ibid. 751 Ibid.
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
148
Afdeling 2: NEGATIEF
300. Ook hier is het niet eenvoudig een waarde te kleven op de waarborgen. Indien de prijs te
gunstig is voor de banken dan zal dit niet accepteerbaar zijn voor de belastingbetaler. Indien de
prijs te gunstig is voor de bank, zal deze twijfelen om de deal te maken. Opgemerkt dient wel te
worden dat deze problematiek iets minder speelt wanneer de bank eerst zelf nog verliezen moet
dragen, zoals in het geval van KBC. Toch zal het zeer moeilijk zijn om de publieke opinie en
het parlement te overtuigen dat de juiste prijs is bepaald.
Bovendien zal ook het bepalen van een vergoeding voor het verlenen van de waarborg (een
soort interest) voor moeilijkheden kunnen zorgen. De overheid hoopt vaak inkomsten te
bekomen door het verlenen van die waarborg, maar een bank die fundamenteel in de problemen
zit zal dit potentieel niet kunnen betalen. Bovendien mag de waarborg niet te goedkoop zijn
omdat de bank anders een concurrentieel voordeel krijgt tegenover banken die dit niet gekregen
hebben. Elke waarborgregeling zal transparantie missen, onder meer ook omdat elke
vergelijking met andere banken uit den boze is wegens te verschillende situatie. De regering
loopt bovendien het kredietrisico voor de waarborgregelingen indien de bank toch failliet zou
gaan.752
752 D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and
Public Policy Brookings, Washington, 2009, 11.
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
149
HOOFDSTUK 4: HERKAPITALISATIE
301. Wanneer een financiële instelling haar activa sterk in waarde ziet dalen, is het mogelijk dat
haar kapitaalpositie in het gedrang komt. Het kapitaal kan daarbij onder de vereiste minimum-
drempel zakken, waardoor een herkapitalisatie van de bank noodzakelijk wordt. Hiervoor zal de
bank in eerste instantie een beroep doen op de private markt. Toch merkten we gedurende deze
crisis dat de private markten vaak niet enthousiast zijn om deze herkapitalisatie te steunen.
Regelmatig was het de overheid die met extra geld intekende op de kapitaalverhoging.
302. De Europese Commissie haalt verschillende doelstellingen aan van een herkapitalisatie. Zo
dragen herkapitalisatiemaatregelen bij tot het herstel van de financiële stabiliteit en helpen ze bij
het herstellen van het vertrouwen en de ondersteuning van de interbancaire kredietverlening. De
extra buffer is nuttig indien er verdere verliezen opgestapeld worden en gaat zo de insolventie
van de instelling tegen. Ten tweede helpt de herkapitalisatie de kredietverschaffing aan de reële
economie veilig te stellen. Dit vermijdt dat fundamenteel gezonde banken hun krediet-
verstrekking inkrimpen om aan risico’s te ontsnappen. Ten derde zal herkapitalisatie vaak een
gepast antwoord zijn op de moeilijkheden van financiële instellingen als gevolg van hun
specifieke commerciële model of beleggingsstrategie.753
303. De verschillende Europese landen vroegen de Europese Commissie een kader te scheppen
waarbinnen de genomen maatregelen kunnen vallen. Zo stelde de Ecofin-Raad in haar conclusie
van 8 oktober 2008 dat: “De regeringen zich ertoe verbinden passende hoeveelheden kapitaal te
verstrekken wanneer daar behoefte aan is en tegelijk op alle mogelijke manieren het aantrekken
van privé-kapitaal aan te moedigen. De financiële instellingen zijn verplicht bijkomende
beperkingen te aanvaarden, met name ter voorkoming van mogelijk misbruik van deze rege-
lingen ten nadele van wie er niet voor in aanmerking komt” en “om de rechtmatige belangen
van concurrerende instellingen te beschermen, zullen in het bijzonder de regels voor staatssteun
worden ingeroepen.”754
Om mogelijke problemen te voorkomen stelde de Commissie in 2009
een mededeling op met de in acht te nemen voorwaarden. Ze meldt hierbij de mogelijke
mededingingsbezwaren, geeft de aanbevelingen van de ECB weer en geeft een aantal
beginselen die nationale overheden in acht moeten nemen.755
Deze mededeling werd eind 2011
vervangen door een nieuw kader.756
753 Mededeling van de Commissie van 5 december 2008 betreffende de herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen, COM(2008) 8259, 2.
754 Ibid. 755 Ibid. 756 Mededeling van de Commissie van 1 december 2011 betreffende de toepassing vanaf 1 januari 2012 van de
staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis”, COM(2011) 8744.
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
150
HOOFDSTUK 5: NATIONALISATIE
304. Voorstanders van nationalisatie kunnen verschillende zaken bedoelen, afhankelijk van wat
ze trachten te bereiken. De hoofddoelstellingen zijn meestal: het stoppen van de banken zonder
toekomst nog voor ze zich verder in de problemen werken, de overheid middelen geven
wanneer ze kapitaal investeert in de bank, aandeelhouders en managers straffen en de overheid
controle geven over beslissingen. De overheid dringt hierbij aan op zware, realistische
waarderingen van de toxische activa en vraagt conservatieve kapitaalvereisten. De instellingen
die niet snel over het vereiste kapitaal beschikken worden overgenomen, geherstructureerd en
daarna opnieuw geprivatiseerd. Het grootste argument voor deze benadering is dat meer zachte
maatregelen nog grotere verliezen riskeren doordat noodzakelijke stappen uitgesteld worden en
bestuurders van banken naar risicovolle strategieën gaan grijpen om insolventie te vermijden.
Deze maatregel kan ook de publieke opinie bekoren die om sanctionerende maatregelen vraagt
voor banken die te grote risico’s namen.757
305. Toch komen banken die misschien de crisis wel zouden overleefd hebben zo in handen van
een overheid. Hoe harder de maatregelen, hoe groter de kans dat sommige instellingen het wel
zouden overleefd hebben. De kosten voor de belastingbetaler kunnen hoger zijn dan indien men
de banken zou laten voortbestaan. Het is immers mogelijk dat de economie sneller opleefde dan
verwacht en de markten stabiliseerden zodat sommige banken op zichzelf konden overleven. Op
dat vlak is de marktwerking dus volledig verstoord. Ook de blootstelling van de overheid aan
risico’s is veel groter, en dit net in een situatie waar die risico’s zo gevreesd worden. We
merken bovendien een groot moral hazard probleem. Het grote gevaar is dat bepaalde
beslissingen gebaseerd kunnen worden op politieke overwegingen en dat er een
concurrentievervalsing ontstaat, wat een marktverstorend effect heeft.758
757 D. ELLIOT, “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the options”, Business and
Public Policy Brookings, Washington, 2009,13. 758 M. TAYLOR, “Bad bank, good idea”, 2008, 46, www.financialworld.co.uk.
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
151
HOOFDSTUK 6: EEN BANCAIR HOSPITAAL
306. Dit is een systeem dat in Zweden toepassing krijgt. Problematische banken worden min of
meer ‘gehospitaliseerd’, ondergaan herstructureringen en worden gezond terug afgeleverd.
Wanneer de bank dus niet aan de kapitaalvereisten kan voldoen, moet de instelling accepteren
dat een fonds in de instelling stapt om de kapitaalvereisten mee te financieren. Dit fonds wordt
bij gevolg een tijdelijke aandeelhouder. Wanneer de crisis over is, en de bank hersteld, kan het
fonds de aandelen verkopen en de bank op eigen benen laten verdergaan.
307. Dergelijk fonds kan gefinancierd worden door de banken in het bancair systeem en dient
over genoeg kapitaal te beschikken om bij te kunnen springen bij een crisis. Eventueel kan er
hierbij nog voorzien worden in een mogelijkheid dat de overheid mee in het fonds stapt. De
overheid kan dan het noodzakelijke kapitaal lenen aan het fonds, dat het op zijn beurt later zal
terugbetalen met een extra interest.
308. Het voordeel van deze aanpak is dat er steeds een grote kapitaalbuffer voor handen is. Het
zou bovendien een stimulans geven tot gepast risicobeheer wanneer aandeelhouders het gevoel
krijgen dat de kapitaalpositie onder druk staat en een instap van het fonds dreigt. Het fonds zou
snel kunnen bijspringen bij een liquiditeitscrisis van een bank zodat het interbancair systeem
gevrijwaard kan blijven. Het zou kapitalen ter beschikking stellen, echter zonder cadeaus te
geven. Het is de bedoeling dat het fonds zijn participatie zo snel mogelijk na de crisis
verkoopt.759
759 H-W SINN, Casino Capitalism: How the financial crisis came about and what needs to be done now, Oxford, Oxford university press, 2010, 266.
Overheidsbetrokkenheid in crisissituaties
152
HOOFDSTUK 7: LIQUIDATIE
309. De meeste toezichthouders waren geen voorstander van de liquidatie van banken. Dit komt
waarschijnlijk omdat liquidatie vaak onderhevig is aan een rechterlijke procedure die lang kan
aanslepen. Bovendien lijkt dit ook niet de beste optie te zijn, gezien het belang van de banken
voor de economie van een land. Een verlies aan vertrouwen in het bancaire systeem kan
resulteren in zware problemen in de reële economie. Bovendien bestaat het gevaar dat de
markten zullen overreageren op het faillissement, waardoor de emotie het rationele begint te
overheersen. Toch zijn er een aantal economen en politici die stellen dat een faillissement van
banken steeds mogelijk blijft. Hun voornaamste argument hiervoor is dat staatshulp in wezen
een honorering is van een slecht gevoerd beleid.
310. Er lijken inderdaad een aantal gevallen te zijn waarbij een faillissement een mogelijke
optie is. In het geval dat een bank kiest voor een liquidatie zonder hulp van de staat zullen de
toezichthouders ervoor moeten zorgen dat de liquidatie behoorlijk verloopt. De eerste aandacht
zal daarbij moeten gaan naar de depositohouders. Wanneer tekorten aan activa ertoe leiden dat
bepaalde depositohouders geen vergoeding krijgen zal het depositogarantiesysteem de
depositohouders compenseren.
311. In de meeste gevallen zal er echter een liquidatie zijn met de hulp van de overheid. Hierbij
gaat de overheid steun geven om de bank tijd te geven de activa op een ordelijke manier te
verkopen. De staat kan hierbij in voorlopige of permanente liquiditeiten voorzien. Theoretisch
zouden de toezichthouders ook het management van de bank kunnen afzetten en de liquidatie
naar de toezichthouder zelf brengen.760
We vermelden hierbij evenwel dat de invoering van een
speciale Europese instelling hiervoor positiever zou zijn. De omvang van grensoverschrijdende
bankengroepen is vaak te groot om door een nationale lidstaat afgewikkeld te worden. Een
Europese instelling (European Resolution Authority) zou bovendien kunnen voorzien in een
systeem waarbij de lasten van de liquidatie worden gespreid over de verschillende lidstaten.761
760 A. M. SANTOMERO en P. HOFFMAN, “Problem Bank Resolution: Evaluating the options”, Financial Institutions center University of Pennsylvania, 1998, 15-16, http://fic.wharton.upenn.edu/fic/papers/98/9805.pdf.
761 D. SCHOENMAKER, “Banking Supervision and Resolution: The European Dimension”, DSF Policy Paper, nr. 19, 2012, 8.
Uitleiding
153
UITLEIDING
In deze Masterproef heb ik getracht een overzicht te geven van de evoluties van het
bankentoezicht na de crisis. Ik besprak hierbij ingrepen op zowel internationaal, Europees als op
nationaal niveau. Daarnaast haalde ik ook enkele internationale evoluties aan en bekeken we
kort de mogelijkheden tot overheidsingrijpen die veelvuldig werden gebruikt. Het spreekt voor
zich dat deze wijzigingen nooit af zullen zijn. Vandaag zien we een duidelijke verscherping van
het regelgevend kader. De vrees bestaat dat men deze bij de heropleving van de economie
stilaan weer zal afbouwen. Bovendien zal, ondanks het strenger toezicht, een volgende crisis
niet uitblijven. Het regelgevend kader kan een milderend effect hebben, doch een echte crisis
kan niet vermeden worden.
In de nasleep van de crisis moeten we ons echter zorgen maken over het risicobeleid van vele
instellingen en personen. Er bestaat een oprechte vrees dat (jonge) mensen en bedrijven die deze
crisis hebben zien ontstaan te risico-avers zijn geworden. Ook beleggers leken een duidelijke
risicoaversie op te bouwen en trokken massaal geld uit bedrijven, wat de crisis nog verergerde.
Dit is jammer, gezien het in feite enkel de excessen waren die tot crisissituaties hebben geleid.
Risico nemen kan positief zijn, zolang het op een gecontroleerde en verantwoordelijke manier
gebeurd.
Om de economie te ondersteunen zullen banken risico’s moeten blijven nemen. Een economie
kan immers niet voldoende groeien op een overwegend defensief kredietbeleid en traditionele
spaargelden, maar heeft nood aan risicogedrag. Een lening aan een nieuw opgericht bedrijf
houdt altijd een zeker risico in, maar kan potentieel een hoge meerwaarde creëren. Ook het
systeem van effectisering is op zich niet slecht, het zijn de excessen die geleid hebben tot deze
crisis. In de toekomst zal het een uitdaging worden om op een gecontroleerde, verantwoorde
wijze risico’s te nemen zonder de economie zwaar te beschadigen. Hierbij zullen banken binnen
een strak afgelijnd kader moeten opereren. Er komt een eeuw van gedisciplineerde innovatie.762
Ik wil dus in mijn uitleiding oproepen tot een rationeler gebruik van risico’s, waarbij men niet
elk risico dient te vermijden. Beleggers, banken en individuen hebben een cruciale rol te spelen
in nieuwe projecten die misschien op het eerste zicht erg twijfelachtig zijn, maar die zonder de
steun nooit kunnen uitgroeien tot volwaardige activiteiten. In onze maatschappij hebben we nog
steeds nood aan durfkapitaal, dat een stuk van investeringsbanken en beleggers zal moeten
komen. Ook commerciële banken zullen hierbij niet volledig de rem mogen zetten op krediet-
verlening. We streven hierbij naar een economie die kan groeien via een gecontroleerd,
verantwoordelijk beleid.
762 ERNST & YOUNG, “The next era in banking”, CFO Publishing LLC 2011, 16.
Afkortingen
i
GEBRUIKTE AFKORTINGEN
ACP Autorité de Contrôle Prudentiel
BBP Bruto Binnenlands Product
BIS Bank for International Settlements
CBF Commissie voor het Bank- en Financiewezen
CBFA Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen
CBKS Centraal Bureau voor de Kleine Spaarder
CDO Collatoralized Debt Obligation
CDS Credit Default Swap
CDV Controledienst voor de Verzekeringen
CFS Comité voor Financiële Stabiliteit
CEBS Committee of Europan Banking Supervisors
CEIOPS Committee of European Insurance and Occupational Pensions supervisors
CESR Committee of European Securities Regulators
CRD Capital Requirements Directive
CSRSFI Comité voor Systeemrisico’s en Systeemrelevante Financiële Instellingen
ESMA European Securities and Markets Authority
EIOPA European Insurance and Occupational Pension Authority
EBA European Banking Authority
EBC European Banking Committee
ECB Europese Centrale Bank
EER Europees Economische Ruimte
EFSF Europees Stabilisatiefonds
EIOPC European Insurance and Occupational Pensions Committee
ELA Emergency Liquidity Agreement
ESCB European System of Central Banks
ESFS European System of Financial Supervisors
ESRB European Systemic Risk Board
ETA European Supervisory Authority
ESC European Securities Committee
EU Europese Unie
Afkortingen
ii
FED Federal Reserve
FSA Financial Security Assurance
FSB Financial Stability Board
FSF Financial Stability Forum
FSMA Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten
IAS International Accounting Standards
IASB International Accounting Standards Board
ICBE Instelling Voor Collectieve Belegging in Effecten
IFRS International Financial Reporting Standards
IMF Internationaal Monetair Fonds
LCR Liquidity Coverage Ratio
MBS Mortgage Backed Securities
NBB Nationale Bank België
NINJA No Income, No Job and (No) Assets
NSFR Net Stable Funding Ratio
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
RPI Royal Park Investments
VWEU Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
Bibliografie
iii
BIBLIOGRAFIE
1. WETGEVING
A. EUROPESE WETGEVING
Verordeningen
Verordening Nr. 839/2009, 15 september 2009 houdende wijziging van Verordening nr.
1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen
overeenkomstig Verordening nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat
International Accounting Standard (IAS) 39 betreft, Pb. L. 16 september 2009, afl. 244, 6.
Verordening nr. 1060/2009, 16 september 2009 inzake ratingbureaus, Pb. L. 17 november 2009,
afl. 302, 1.
Verordening nr. 1092/2010, 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de
Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor
systeemrisico’s, Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 1.
Verordening nr. 1093/2010, 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezicht-
houdende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 12.
Verordening nr. 1094/2010, 24 november 2010 tot oprichting van een Europese
toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot
wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de
Commissie , Pb. L. 15 december 2010, afl. 331, 48.
Verordening nr. 1095/2010, 24 november 2010 tot oprichting van een Europese
toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van
Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie , Pb. L. 15
december 2010, afl. 331, 84.
Verordening nr. 513/2011, 11 mei 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009
inzake ratingbureaus, Pb. L 31 mei 2011, afl. 145, 30.
Richtlijnen
Richtlijn 89/646/EEG van de Raad van 15 december 1989 tot coördinatie van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de
werkzaamheden van kredietinstellingen, alsmede tot wijziging van Richtlijn 77/780/EEG, Pb. L.
30 december 1989, afl. 386, 1-13.
Richtlijn 2001/24/EG Van het Europees parlement en de Raad van 4 april 2011 betreffende de
sanering en de liquidatie van kredietinstellingen, Pb. L. 5 mei 2001, afl. 125, 13.
Richtlijn 2006/48 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van
kredietinstellingen, Pb. L. 30 juni 2006, afl. 177, 1.
Bibliografie
iv
Richtlijn 2006/49 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en
kredietinstellingen, Pb. L. 30 juni 2006, afl. 177, 201.
Richtlijn 2009/111/EG Van het Europees parlement en de Raad van 16 september 2009 wat
betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde
eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer, Pb. L. 17
november 2009, afl. 302, 97.
Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot
wijziging van de Richtlijnen 2006/48/Eg en 2006/49/Eg wat betreft de kapitaalvereisten voor
de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het
beloningsbeleid, Pb. L. 14 december 2010, afl. 329, 3.
Handelingen van de commissie
Aanbeveling van het Europees Comité voor Systeemrisico’s van 22 december 2011 inzake het
macroprudentieel mandaat van nationale autoriteiten, Pub. C. 14 februari 2012, afl. 41, 1.
Beschikking 2010/396/EG van 18 december 2008 betreffende steunmaatregel C 18/09 die
België ten uitvoer heeft gelegd ten behoeve van KBC, Pb. L. 21 juli 2010, afl. 188, 51.
Mededeling van de Commissie van 20 november 2007 met als titel “Evaluatie van de
Lamfalussy-procedure – Bevorderen van de toezichtconvergentie”, COM(2007) 727.
Mededeling van de Commissie van 3 december 2008 betreffende de herstructureringssteun ten
behoeve van Fortis Bank en Fortis Banque Luxembourg, COM(2008) 8085.
Mededeling van de Commissie van 5 december 2008 betreffende de herkapitalisatie van
financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke
minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen, COM(2008) 8259.
Mededeling van de Commissie van 18 december 2008 betreffende de goedkeuring van de
steunmaatregelen van de staten in het kader van de bepalingen van de artikelen 87 en 88 van het
EG-verdrag, COM(2008) 8820.
Mededeling van de Commissie van 4 maart 2009 aan de Europese Voorjaarsraad, "Op weg naar
Europees herstel", COM(2009) 114.
Mededeling van de Commissie van 27 mei 2009 betreffende het Europees financieel Toezicht,
COM(2009) 252.
Mededeling van de Commissie van 1 december 2011 betreffende de toepassing vanaf 1 januari
2012 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de
financiële crisis, COM(2011) 8744.
Mededeling van de Commissie, Aide d'Etat SA33751 (2011/C ex 2011/N) – Belgique Dexia
S.A. - Rachat de Dexia Banque Belgique par l'Etat belge, COM(2011) 7468.
Bibliografie
v
Mededeling van de Commissie van 1 december 2011 betreffende de toepassing vanaf 1 januari
2012 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de
financiële crisis”, COM(2011) 8744.
Verslag van de Commissie betreft de noodsteun ten behoeven van Dexia in de vorm van
garanties voor verplichtingen en liquidity assistance, COM(2008) 7338.
Verslag van de Commissie betreft “the extension of the Member State’s guarantee for Dexia
bonds”, COM(2009) 8469.
Verslag van de Commissie betreft “State Aid Scoreboard”, COM(2011) 848.
Voorstel van de Commissie van 23 september 2009 voor een verordening van het Europees
Parlement en de Raad betreffende communautair macroprudentieel toezicht op het financiële
stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, COM (2009) 499.
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2009
tot oprichting van een Europese Bankautoriteit, COM(2009) 501.
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2011
betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen,
COM(2011) 452.
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2011 betreffende
de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG van
het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen,
verzekeringsondernemingen en beleggingsonderneming in een financieel conglomeraat,
COM(2011) 453, 171.
B. BELGISCHE WETGEVING
Wetten
Wet van 27 maart 1957 betreffende de gemeenschappelijke beleggingsfondsen en tot wijziging
van het Wetboek der zegelrechten en het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taxes, BS 13
april 1957, 2614.
Wet van 30 juni 1975 betreffende het statuut van de banken, de private spaarkassen en bepaalde
andere financiële instellingen, BS 2 augustus 1975, 9471.
Wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, BS 29 juli 1975,
9267.
Wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, BS 22
december 1990, 23800.
Bibliografie
vi
Wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, BS 19 april
1993, 8650.
Wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten,
BS 4 september 2002, 39121.
Wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de
distributie van financiële instrumenten, BS 28 april 2006, 22598.
Wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, BS 16 maart 2009, 22323.
Wet van 2 juni 2010 tot aanvulling, wat de verhaalmiddelen betreft, van de wet van 2 juni 2010
tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en financiële
sector, BS 14 juni 2010, 37072.
Wet van 2 juni 2010 tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de
bank -en financiële sector, BS 14 juni 2010, 37063.
Wet van 2 juli 2010 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de
financiële sector en de financiële diensten, en van de wet van 22 februari 19989 to vaststelling
van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en houdende diverse bepalingen, BS
28 september 2010, 59140.
Wet van 28 juli 2011 tot omzetting van diverse richtlijnen betreffende het toezicht op de
financiële sector en houdende diverse bepalingen, BS 31 augustus 2011, 55650.
Koninklijke Besluiten
KB nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, BS
10 juli 1935, 4362.
KB van 25 maart 2003 tot uitvoering van art. 45 §2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende
het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 31 maart 2003, 16235.
KB van 14 april 2009 tot toekenning van een staatswaarborg aan bepaalde operaties in verband
met de redding van Fortis, BS 21 april 2009, 32110.
KB van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële
sector, BS 9 maart 2011, 15623.
KB van 22 februari 2011 tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-,
Financie- en Assurantiewezen van 8 februari 2011 aangaande het beloningsbeleid van financiële
instellingen, BS 2 maart 2011, 14462.
Circulaires
CBFA, Circulaire D1 97/9 aan de kredietinstellingen, 18 december 1997.
CSRSFI, Circulaire aan de systeemrelevante financiële instellingen, 26 oktober 2010.
Bibliografie
vii
2. RAPPORTEN EN VOORBEREIDENDE WERKEN
A. INTERNATIONAAL (INCL. STANDAARDEN)
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: A global regulatory framework for
more resilient banks and banking systems”, Bank for International Settlements, 2010, 68 p.
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Basel III: International framework for liquidity
risk measurement, standards and monitoring”, Bank for International Settlements, 2010, 44 p.
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “History of the Basel Committee and its
Membership”, Bank for International Settlements, 2009, 8 p.
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “International Convergence of Capital
Measurement and Capital Standards”, Bank for International Settlements, 2004, 251 p.
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Overview of the new Basel Capital accord”,
Bank for International Settlements, 2001, 37 p.
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Pillar 2 (supervisory review process)”, Bank
for International Settlements, 2001, 14 p.
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Progress report on Basel III implementation”,
Bank for International Settlements, 2012, 10 p.
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Revisions to the Basel II market risk
framework”, Bank for International Settlements, 2009, 29 p.
BASEL COMMITTEE ON BANKING SUPERVISION, “Supervisory lessons to be drawn from the
Asian crisis”, BCBS Working Papers, 1999, 63 p.
BIS, IMF en FSB, “Guidance to Assess the Systemic Importance of Financial Institutions”, 28
oktober 2009, 27 p.
FINANCIAL STABILITY FORUM, “FSF Principles for Cross-border Cooperation on Crisis
Management”, 2 april 2009, 4 p.
FINANCIAL STABILITY BOARD, “Financial Stability Board Charter”, 25 september 2009, 11 p.
FINANCIAL STABILITY BOARD, “Thematic Review on Compensation, Peer review report,” 30
maart 2010, 37 p.
FINANCIAL STABILITY BOARD, “Progress since the St Andrews meeting in Implementing the
G20 Recommendations for Strengthening Financial Stability”, 19 april 2010, 33 p.
FINANCIAL STABILITY BOARD, “2011 Thematic Review on Compensation, Peer review report”,
7 oktober 2011, 86 p.
Bibliografie
viii
INTERNATIONAL MONETARY FUND, “Global Financial Stability Report”, april 2012, 192 p.
B. EUROPEES
Report of the High-level group on financial supervision in the EU, 25 februari 2009, 85 p.
Final report of the committee of wise men on the regulation of the European Securities Markets,
15 Februari 2001, 1155 p.
CEBS, “Aggregate outcome of the 2010 EU wide stress test exercise”, 23 juli 2010, 55 p.
EBA, “2011 EU-Wide stress test: aggregate report”, 15 juli 2011, 39 p.
ECB, “Monthly Bulletin”, Maart 2012, 122 p.
ECB, “Monthly Bulletin”, April 2012, 212 p.
C. BELGISCH
Wetsontwerp tot uitbreiding van de herstelmaatregelen voor de ondernemingen uit de bank- en
financiële sector, Parl. St., Kamer 2009-10, nr. 2406/003.
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de
financiële sector en de financiële diensten en van de wet van 22 februari 1988 tot vaststelling
van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen,
Parl.St. Kamer 2009-10, nr. 2408/001.
Wetsvoorstel tot opsplitsing van de bankactiviteiten, Parl. St. Senaat 2009-10, nr. 4-1700/1.
Voorlopig rapport van het college van experts voor de Algemene Vergadering van 11 februari
van FORTIS SA/NV te Brussel, 26 januari 2009, 20 p.
Hoog Comité voor een nieuwe financiële architectuur, “Tussentijds rapport”, 23 februari 2009,
41 p.
Hoog Comité voor een nieuwe Financiële Architectuur, Eindrapport, 16 juni 2009, 61 p.
Verslag namens de Bijzondere Commissie belast met het Onderzoek naar de Financiële en
Bankcrisis, Parl.St. Kamer 2008-09, nr. 1643/002, 605 p.
Verslag aan de Koning bij het KB van 3 maart 2011, BS 9 maart 2011, 15623.
Verslag namens de bijzondere commissie: Onderzoek van de omstandigheden die tot de
ontmanteling van de NV Dexia hebben geleid, Parl. St. 2011-12, 1862/002, 421 p.
Bibliografie
ix
3. RECHTSPRAAK
HvJ 13 juni 1958, zaak 9/56, Meroni v. High Authority, Jur. 1958, 133.
Brussel, 12 december 2008, F-20081212-1, www.juridat.be.
Cass. 19 februari 2010, nr. AR. F-20100219-1, www.juridat.be.
GwH 23 juni 2011, nr. 115/2011, B.13, www.const-court.be/public/n/2011/2011-115n.pdf.
4. RECHTSLEER
A. BOEKEN
BELLON, K., Bank en beurs binnenstebuiten, Antwerpen, De Boeck, 2009, 224 p.
BEULENS, F. en VAN DEN BROECK, J., Financieel-institutionele analyse van de Belgische
beursgenoteerde spoorwegsector 1836-1957, Antwerpen, Garant, 2004, 454 p.
BOOTS, M.P. en SCHOENMAKER, D., “Het doel van de WFT: een economische benadering”, in:
BUSCH, D., DOORENBOS, D.R., LEMMERS, N., MAATMAN, R.H., NIEUWE WEME, M.P. en RANK;
W.A.K. (eds), Onderneming en Financieel Toezicht, Deventer, Kluwer, 2007, 693 p.
BYTTEBIER, K., Handboek financieel recht, I, Antwerpen, Kluwer, 2001, 1200 p.
BUYST, E., MAES, I., PLUYM, W. en DANNEEL, M., De bank, de frank en de euro: anderhalve
eeuw Nationale Bank van België, Tielt, Lannoo, 2005, 295 p.
DEBELS, T., De ondergang van Fortis, Antwerpen, Houtekiet, 2009, 184 p.
DESAI, P., From financial crisis to global recovery, New York, Columbia University Press,
2011, 272 p.
DECAN H., DE KLERCK, S., DIELTIËNS, E., FRANCK, T., GHEYSENS, L., HUYGHEBAERT, N.,
JANSSEN, J., KEULENEER, L., VAN CAMPENOUT, G., VAN HULLE, C. en VAN UYTBERGEN, S.,
Financieel management, een casestudieboek,,Amsterdam, Pearson Education Benelux, 2006,
156 p.
EVANOFF, D.D., KAUFMAN G.G. en LABROSSE, J.R., International financial instability: global
banking and national regulation, Signapore, World Scientific Publishing, 2007, 479 p.
HEIRBAUT, D., Een beknopte geschiedenis van het sociaal, het economisch en het fiscaal recht
in België, Gent, Academia Press, 2009, 160 p.
GOODHART, C., The regulatory Response to the Financial Crisis, Gheltenham, Edward Elgar
Publishing, 2009, 151 p.
Bibliografie
x
KALSE, E. en VAN LENT, D., Bankroet: hoe bankiers ons in de ergste crisis sinds de Grote
Depressie stortten, Amsterdam, Prometheus, 2009, 351 p.
MAYES, D.G en WOOD, G.E., The structure of Financial Regulation, Oxon, Routledge, 2007,
439 p.
MICHIELSEN, S. en SEPHINA, M., Bankroet: hoe Fortis al zijn krediet verspeelde, Tielt, Lannoo,
2009, 320 p.
NOELS, G., Econoshock, Antwerpen, Houtekiet, 2008, 280 p.
REINHART, C.M en ROGOFF, K. S., This time is different, New Jersey, Princeton University
Press, 2009, 512 p.
RICHARDSON, M en WHITE, L.J., “The rating agencies: is Regulation the answer?” in
ACHARYA, V.V. en RICHARDSON, M., Restoring Financial Stability: How to repair a failed
System, New Jersey, John Wiley & Sons, 2009, 416 p.
ROTH, W-H., “General introduction to the second banking directive and the proposal for a
directive on investment services”, in STUYCK, J. en BÖMKE N., Financial and monetary
Integration in the European Economic community: legal, institutional and economic aspects,
Antwerpen, Kluwer law international, 1993, 121 p.
SCHILTZ, H., en LEYSEN, R., Inleiding tot de financiële wetgeving, Antwerpen, Kluwer, 1988,
189 p.
SCHOENMAKER, D., “Financial Supervision in the EU” in CAPRIO, G. (ed.), Encyclopedia of
Financial Globalization, Amsterdam, Elsevier, 2012, onuitgegeven.
SCHOORS, K., De financiële crisis, Tielt, Lannoo, 2010, luisterboek.
SINN, H-W., Casino Capitalism: How the financial crisis came about and what needs to be
done now, Oxford, Oxford university press, 2010, 304 p.
VAN AMERONGEN, B., LINDEIJER E. en PRUNTEL J.R., Derivaten: markten en beleid, Serie
Bank- en Effectenbedrijf 1997, afl. 39, 212 p.
VAN DEN SPIEGEL, F., “waarheen met het bankentoezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL RECHT
(ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008, 961 –
974 p.
VANDER VENNET, R., en DE JONGHE, O., ”Bankrisico’s en toezicht?” in INSTITUUT FINANCIEEL
RECHT (ed.), Van alle markten: liber amicorum Eddy Wymeersch, Antwerpen, Intersentia, 2008,
1149 p.
VAN DER ZWET, A., Toezicht op banken, Amsterdam, Serie bank- en effectenbedrijf, 1999,
115 p.
Bibliografie
xi
VAN EWIJK, C., en TEULINGS, C., De grote recessie: het Centraal Planbureau over de
kredietcrisis, Amsterdam, Balans, 2009, 247 p.
VAN HENTENRYK, G.K., “The Banque National de Belgique and the Belgian economy in
the Twentieth Century” in DE ROSA, L. (ed.), International Banking and Financial Systems:
Evolution and Stability, Ashgate, 2003, 288 p.
VAN ‘T WESTEINDE, M.G., “Solvabiliteitsvereisten onder de wet op het financieel toezicht en de
implementatie van het Bazel 2 akkoord” in BUSCH, D., DOORENBOS, D.R., LEMMERS,
MAATMAN, R.H., NIEUWE WEME, M.P. en RANK, W.A.K., Onderneming en financieel toezicht,
Deventer, Kluwer, 2007, 692 p.
VERHOFSTADT, G., De weg uit de crisis: Hoe Europa de wereld kan redden, Amsterdam, De
Bezige Bij, 2009, 222 p.
WULF-HENNING, R., “General introduction to the second banking directive and the proposal for
a directive on investment services”, in STUYCK, J., Financial and monetary Integration in the
European Economic community: legal, institutional and economic aspects., Antwerpen, Kluwer
law international, 1993, 121 p.
WYMEERSCH, E., “Aspecten van toezicht op het Financieel Bestel”, in TISON, M., VAN
ACKERE, C. en CERFONTAINE J., Financiële regulering: op zoek naar nieuwe evenwichten, II,
Antwerpen, Intersentia, 2003, 520 p.
YSEBAERT, C. en ASSELBERGHS, L., Politiek zakboekje 2010: Instellingen, Mechelen, Kluwer,
2010, 805 p.
B. TIJDSCHRIFTEN
ANDRE-DUMONT, A-P., BUYLE, J-P. en VAN DER MOSEN, D., “Twin peaks: De hervorming van
de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector in België”, Banking & Finance, 28 september
2010, 12 p. www.philippelaw.com.
AVGOULEAS, E., GOODHART, C. en SCHOENMAKER, D., “Bank Resolution Plans as a catalyst
for global financial reform”, Journal of Financial Stability, 2012, onuitg.
http://personal.vu.nl/d.schoenmaker/Resolution%20Plans%20(JFS%20version).pdf.
BALLEGEER, D., “Basel III: The New Capital Regime for Banks”, Bank. Fin.2011, 147-168.
BARNEVELD,J., “Kapitaal is niet duur”, Ondernemingsrecht 2011, 19.
BJORKLAND, M., “The Scope of the general good notion in the second EC Banking directive
according to recent case-law”, Euro Business Law Review 1998, 277-243.
BONTE, R., “De financiële crisis: lessen vanuit het banktoezicht”, Bank. Fin. 2009, 112-116.
BONTE, R., “De nieuwe internationale normen inzake financiële verslaggeving (IFRS) van uit
het perspectief van het banktoezicht, Bank. Fin. 2004, 382 – 387.
Bibliografie
xii
BUYST, E. en MAES, I., “Anderhalve eeuw Nationale Bank van België”, Bank. Fin. 2006, 23 -
28.
BUYST, E. en MAES, I., “Financiële regelgeving en supervisie in België (1830-2005)”,
Kwartaalschrift Economie 2008, 393-412.
CHESINI, G., “The new Basle accord: Trends in Regulation and Credit Risk Assessment”, Bank.
Fin. 2001, 460-468.
COENE, L., “10 Years of EMU: What is the Role of National Central Banks Today?”, Bank. Fin.
2008, 243-245.
DEBACKER, K. en VANDE KEYBUS, L., “De rol van speculanten en kredietbeoordelaars”,
Sampol 2011, afl. 9, 15-23.
DEMBOUR, P., “Some Banking Sector Concerns with regard to IAS 39”, Bank. Fin 2004, 40 –
44.
FAHEY, E., “Does the emperor have financial crisis clothes? Reflections on the legal basis of the
European Banking Authority”, The Modern law review 2011, 581-595.
HANCKE, P., “Het Belgische bankwezen 1945-1968: feiten en tendensen”, Bank. Fin. 2006,
718-741.
HENAU, B., “Het bank en verzekeringswezen in Antwerpen tijdens het interbellum”, Tijdschrift
voor Economie en Management 1990, 329-359.
HULPIAU, S., LIERMAN, F., en VERMAUT, J., “Solvabiliteit en rendabiliteit van het Belgisch
financiewezen 1970 - 2010”, Bank. Fin. 2011, 430-475.
KILLEMAES, D., “Fortis & Co ontsnappen nipt aan het kapblok”, Trends Opinie, 22 augustus
2008, http://trends.knack.be.
LIERMAN, F., “Belgisch EU-voorzitterschap gewikt op jaarlijkse studiedag Financieel Forum”,
Bank. Fin. 2002, 79.
LAPORTE, J., “Charles de Brouckiere”, Vlaamse Stam 2000, afl. 3, 121-130.
LAUWERS, K., “Het hoe en waarom van Basel III”, VEB effect 2010, afl. 9, 16-17.
MARTIN, D., SABA, O. en ALONA, F., “European Responses to the Financial Crisis”, Bank. Fin.
2009, 187-210.
PEERAER, M., “Introductie van de IAS/IFRS binnen de financiële sector: een combinatie van
boekhoud- en rapporteringsprocessing, Bank. Fin.2003, 142-151.
PIETERS, M., “De nieuwe toezichtsarchitectuur voor de Belgische financiële sector”, Bank. Fin.
2011, 291-299.
Bibliografie
xiii
PAUWELS, S., “Herstelmaatregelen bij financiële instellingen”, Bank. Fin. 2010, 268- 273.
QUADEN, G., “Basel III and Beyond”, Bank. Fin. 2010, 471-476.
SCHOENMAKER, D., “Internationale bankregulering”, Economische statische berichten 1992,
nr.3868, 691-695.
SCHOORS, K., “De financiële aardbeving van de eeuw”, sampol 2011, afl. 10, 62-72.
TAYLOR, M., “Bad bank, good idea”, Financial World 2008, 45-47., www.financialworld.co.uk.
TRICHET, J-C., “Keeping the Momentum for Financial Reform”, Bank. Fin. 2010, 462 – 465.
TUMPEL-GUGERELL, G., “Priorities of the Belgian Presidency of the EU for the Financial
Services Area”, Bank. Fin. 2010, 468-470.
VAN CAUTER, L., “De FSMA en de bescherming van de financiële consument”, Bank.
Fin.2011, 267-272.
VAN LANDEGHEM, K., “Regulering van het beloningsbeleid van financiële instellingen", Bank.
Fin. 2011, 327-346.
VANDER VENNET, R., "Een nieuw paradigma voor een moderne banksector", Bank. Fin. 2009,
359-368.
VAN ROSSUM, A., “Financiële sector is geen rustig kabbelend beekje”, Bank. Fin. 2002, 75- 78.
VERVISCH, B., “Basel I en II en de impact op het kredietbeleid van de banken t.o.v.
ondernemingen”, Accountants & Co 2007, 3.
VERWEIRE, K. en VAN DEN BERGHE, L., “De toekomst van bancassurance in België”, Bank.
Fin. 2001, 135-139.
WYMEERSCH , E., ‘De hervorming van het financieel toezicht in België”, Bull. Ass. 2004, 205-
218.
5. PAPERS
ALFORD, D., “Supervisory colleges: the global financial crisis and improving international
supervisory coordination”, University of South Carolina, School of law, 2010, 32 p.
www.law.emory.edu/ .
ALGOET, O., “Bankcrisis anno 2010 : wat met het banktoezicht in de toekomst?”,
licentiescriptie rechten, UGent, 2009-10, 155 p. www.lib.ugent.be.
AVDJIEV, S., UPPER, C., en VON KLEISt, K., “Highlights of international banking and financial
market activity”, Bis Quarterly Review, 2010, 28 p. www.bis.org.
Bibliografie
xiv
AVGOULEAS A., GOODHART, C. en SCHOENMAKER, D., “Living Wills as a Catalyst for action”,
2010, 18 p.
http://fic.wharton.upenn.edu/fic/papers/10/10-09.pdf.
BARTH, J.R., CAPRIO, G. en LEVINE, R., “Bank Regulation and Supervision: What Works
Best?”, Bank for International Settlements, 2002, 47 p.
www.bis.org/bcbs/events/b2ealev.pdf.
BEBCHUK, L., COHEN A. en SPAMANN, H., “The Wages of Failure: Executive Compensation at
Bear Stearns and Lehman 200-2008”, Harvard Law and Economics Discussion paper No. 657,
2009, 29 p. http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1513522.
BECK, T., COYLE, D., DEWATRIPONT, M., FREIXAS X. en SEABRIGHT, P., “Bailing out the
Banks: Reconciling Stability and Competition: An analysis of state-supported schemes for
financial institutions”, Centre for Economic Policy Research, 2010, 92 p.
www.cepr.org.
BUYST, E. en MAES, I., “The regulation and Supervision of the Belgian Financial System (1830-
2005)”, Working Paper Bank of Greece, 2008, 34 p.
www.bankofgreece.gr/BogEkdoseis/Paper200877.pdf.
CERVEKKATU, E. en FIORITI, E., “Financial Supervision in EU Countries”, University of
Bologna, 2007, 16 p.
www.efmaefm.org.
CHENG, I-H, HONG, H en SCHEINKMAN, J., “Yesterday’s heroes: compensation and creative
risk-taking, NBER working paper series, 2010, 47 p.
www.princeton.edu/~joses/wp/yesterday.pdf.
DE MEYER, T., “Fusies in de Belgische Banksector: een nieuw-industrieel-economische
benadering”, licentiescriptie economische wetenschappen UGent, 2001-02. www.lib.ugent.be.
DRAGHI, M., “Re-establishment of the FSF as the Financial Stability Board”, 3 p.
www.financialstabilityboard.org/publications/r_090402.pdf.
ELLIOT, D., “Bank bank, Nationalization, Guaranteeing Toxic Assets: choosing among the
options”, Business and Public Policy Brookings, Washington, 2009, 17 p.
www.brookings.edu/papers/2009/0129_banks_elliott.aspx.
ERNST & YOUNG, “The next era in banking”, CFO Publishing, 2011, 20 p. www.ey.com.
EUBANKS, W., “The Status of the Basel III Capital Adequacy Accord”, CRS Report for
Congress, 2010, 13 p. www.fas.org/sgp/crs/misc/R41467.pdf.
EUROPEAN BANKING FEDERATION, “International Colleges of Supervisors and Global European
Bank”, Brussel, 2009, 20 p. www.ebf-fbe.eu/.
FEBELFIN, “Bankenheffing – Sectoralternatief“, Position Paper, 2 p. www.febelfin.be.
Bibliografie
xv
FITZGERALD, S., “Reform of Financial Supervision in Europe”, Institute of Internal and
European Affairs, 2009, 27 p.
www.iiea.com/publications/the-reform-of-financial-supervision-in-europe.
LAEVEN, L. en VALENCIA, F., “Systemic Banking Crises: A New Database”, IMF Working
paper, 2008, 78 p. www.imf.org/external/pubs/ft/wp/2008/wp08224.pdf.
LAEVEN, L. en VALENCIA, F., “Resolution of Banking Crisis: The Good, the Bad, and the
Ugly”, IMF Working paper, 2010, 35 p. www.imf.org/external/pubs/ft/wp/2010/wp10146.pdf.
LANNOO, K.,“The Eu’s Response to the Financial Crisis: a Mid-Term Review”, CEPS Policy
Brief, No. 241, 2011, 12 p. www.ceps.eu.
LLEWELLYN, D.T., “The global banking crisis and the post-crisis banking and regulatory
scenario”, University of Amsterdam: Research Papers in Corporate Finance, 2010, 119 p.
http://icffr.org/getdoc/9cdc391f-5d9b-4271-aaab-6c1eda54149f/David-Llewellyn---The-Global-
Banking-Crisis-and-th.aspx.
LOMBARDI, D., “The governance of the Financial Stability Board”, Brookings Institution, 2011,
24 p. www.brookings.edu/papers/2011/0923_financial_stability_board_lombardi.aspx.
MACEY, J. R., “Are bad banks the solution to a banking crisis?”, SNS Occasional Paper, Nr 82,
1999, 43 p.
www.docstoc.com/docs/37731705/Are-Bad-Banks-the-Solution-to-a-Banking-Crisis.
MOODY’S, “Basel II – 2009 enhancements / Basel 2.5”, 2011, 1 p. www.moodysanalytics.com.
SANTOMERO, A.M en HOFFMAN, P., “Problem Bank Resolution: Evaluating the options”,
Financial Institutions center University of Pennsylvania, 1998, 33 p.,
http://fic.wharton.upenn.edu/fic/papers/98/9805.pdf.
SMOLDERS, N., “Impact van de nieuwe kapitaalvoorstellen uit Bazel”, Rabobank, 2010, 4 p.
www.rabobank.com.
SMOLDERS, N., “Basel III: stevig maar realistisch”, Rabobank, 2010, 4 p. www.rabobank.com.
SCHÄFER, D. en ZIMMERMAN, K., “Bad Bank(s) and Recapitalization of the Banking Sector”,
IZA Policy Paper series, Nr. 10, 2009, 29 p. http://ftp.iza.org/pp10.pdf.
SCHICH, S. en KIM, B-H., “Systemic Financial Crises: Hof to Fund Resolution”, OECD
Journal: Financial Market Trends, 2010, 34 p.
www.oecd.org/dataoecd/16/16/46681329.pdf.
SCHNABEL, I. en HAKENES, H., “Bank bonuses and Bail-outs”, University of Bonn and MPI
Bonn, 2012, 36 p. www.financial.economics.uni-mainz.de/Dateien/DP8852.pdf.
SCHOENMAKER, D. “Banking Supervision and Resolution: The European Dimension”, DSF
Policy Paper, nr. 19, 2012, 14 p. http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1982168.
Bibliografie
xvi
SHLEIFER A. en VISHNY, R., “Fire Sales in Finance and Macroeconomics”, Journal of
Economic Perspectives, Volume 25, Number 1, 2011, 29-48.
www.economics.harvard.edu/faculty/shleifer/files/fire_sales_jep_final.pdf.
SPONG, K., “Banking regulation: its purposes, implementation and affects”, Federal Reserve
Bank of Kansas City, 2000, 277 p.
www.kc.frb.org/publicat/bankingregulation/RegsBook2000.pdf.
VAN DE CLOOT, I., “Een bad bank, een goed idee?”, Itinera institute nota, 2009, 3 p.
www.itinerainstitute.org.
VERHELST, S., “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia
Press, Egmont Institute, 2011, 64 p. www.egmontinstitute.be/paperegm/ep44.pdf.
WYMEERSCH, E., “The institutional reforms of the European Financial Supervisory System, an
interim report”, Working Paper Series Financial Law Institute Ghent, 2010, 22 p.
www.law.ugent.be/fli/wps/showwps.php?wpsid=167.
X, “De EU: werking van de instituties” in VNO-NCW, “Rondje Europa: de krachtproef van de
kredietcrisis”, VNO-NCW, 2009, 127 p.
www.vno-ncw.nl/SiteCollectionDocuments/Cmsdocs/broc232.pdf.
X, “Reform of EU financial regulation and supervision”, Herbert Smith, 2009, 4 p.
www.herbertsmith.com.
X, “Turner Review Conference Discussion Paper”, Financial Services Authority, 2009, 41 p.
www.fsa.gov.uk/.
6. Jaarverslagen
CBF, Jaarverslag 1996-1997, 372 p., www.fsma.be.
CBF, Jaarverslag 1997-1998, 414 p., www.fsma.be.
CBF, Jaarverslag 1998-1999, 243 p., www.fsma.be.
CBFA, Jaarverslag 2000-2001, 148 p., www.fsma.be.
CBFA, Jaarverslag 2004, 115 p., www.fsma.be.
CBFA, Jaarverslag 2007, 127 p., www.fsma.be.
CBFA, Jaarverslag 2008-2009, 119 p., www.fsma.be.
CBFA, Verslag van het directiecomité 2007, 98 p., www.fsma.be.
CBFA, Verslag van het directiecomité 2008-2009, 119 p., www.fsma.be.
DEXIA, Jaarverslag 2008, 259 p., www.dexia.com.
DEXIA, Jaarverslag 2009, 240 p., www.dexia.com.
DEXIA, Jaarverslag 2010, 262 p., www.dexia.com.
DEXIA, Jaarverslag 2011, 252 p., www.dexia.com.
Bibliografie
xvii
FEBELFIN, Jaarverslag 2009, 38, 177 p., www.febelfin.be.
FORTIS, Jaaroverzicht 2007, 98 p.,www.ageas.com.
FORTIS, Jaaroverzicht 2008, 62 p. www.ageas.com.
KBC, Kwartaalrapport 3kw2008, 27 p., www.kbc.com.
KBC, Jaarverslag 2008, 147 p., www.kbc.com.
KBC, Jaarverslag 2009, 148 p., www.kbc.com.
KBC, Jaarverslag 2010, 196 p., www.kbc.com.
KBC, Jaarverslag 2011, 196 p., www.kbc.com.
NBB, Financial Stability Review 2008, 172 p., www.nbb.be.
NBB, Financial Stability Review 2009, 169 p., www.nbb.be.
NBB, Financial Stability Review 2010, 175 p., www.nbb.be.
NBB, Financial stability review 2011, 132 p., www.nbb.be.
SVERIGES RISKBANK, Financial Stability Report 2011, 29 p., www.riskbank.se.
7. Persberichten
FORTIS
FORTIS, “Gezamenlijk bericht Fortis, Royal Bank of Scotland en Santander”, 13 april 2007,
persbericht, www.ageas.com/.
FORTIS, “Meerderheid van de aandeelhouders van Fortis vóór bod op ABN AMRO en
kapitaaluitbreiding”, 6 augustus 2007, persbericht, www.ageas.com.
FORTIS, “Aankondiging”, 21 september 2007, persbericht, www.ageas.com.
FORTIS “Fortis verheugd over goedkeuring van de Europese commissie”, 3 oktober 2007,
persbericht, www.ageas.com.
FORTIS, “Fortis meldt goede vooruitgang bij integratie van ABN Amro”, 22 mei 2008,
persbericht, www.ageas.com.
FORTIS, “Fortis , ABN AMRO en Deutsche bank komen verkoop overeen van onderdelen van
ABN AMRO’s BU Nederland”, 2 juli 2008, persbericht, www.ageas.com.
FORTIS, “Belgische, Luxemburgse en Nederlandse overheid investeren EUR 11,2 miljard in
Fortis”, 29 september 2008, persbericht, www.ageas.com.
FORTIS, “Fortis bevestigt verkoop bancaire en Belgische verzekeringsactiviteiten”, 6 oktober
2008, persbericht, www.ageas.com.
FORTIS, “Verklaring Fortis inzake arrest Hof van Beroep van Brussel”, 15 december 2008,
persbericht, www.ageas.com.
Bibliografie
xviii
FORTIS, “Financiële update”, 22 januari 2009, persbericht, www.ageas.com.
FORTIS, “Beslissingen van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Fortis SA/NV
van 11 februari 2009”, 11 februari 2009, persbericht, www.ageas.com.
FORTIS, “Fortis holding, BNP Paribas, Fortis Bank en de Belgische Staat bereiken
overeenstemming over financieringsarrangement voor special purpose vehicle Royal Park
Investments”, 26 april 2009, persbericht, www.ageas.com.
FORTIS, “Beslissingen van de Algemene Vergaderingen van Aandeelhouders van Fortis op 28
en 29 april 2009”, 29 april 2009, persbericht, www.ageas.com.
DEXIA
DEXIA, “Gemeenschappelijke mededeling van de Franse, Belgische en Luxemburgse regeringen
over Dexia”, 9 oktober 2008, persbericht, www.dexia.com.
DEXIA, “Dexia rondt de verkoop van de FSA Holdings Ltd aan Assured Guaranty Ltd. Af”, 1
juli 2009, persbericht, www.dexia.com.
DEXIA, “Verlenging met één jaar van de staatswaarborg op de uitgiften van Dexia”, 18
september 2009, persbericht, www.dexia.com.
DEXIA, “Mededeling”, 3 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com.
DEXIA, “Schorsing van het Dexia-aandeel op vraag van FSMA”, 6 oktober 2011, persbericht,
www.dexia.com.
DEXIA, “Start van exclusieve onderhandelingen voor de verkoop van Dexia Banque
Internationale à Luxembourg”, 6 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com.
DEXIA: “De Belgische, Franse en Luxemburgse nationale overheden verlenen Dexia
aanzienlijke steun bij de implementatie van het herstructureringsplan dat op 4 oktober werd
bekendgemaakt”, 10 oktober 2011, persbericht, www.dexia.com.
DEXIA, “Principeovereenkomst voer de toekomst van de financiering van de Franse lokale
openbare sector”, 10 februari 2012, persbericht, www.dexia.com.
DEXIA, “Jaarresultaten 2011 van Dexia en stand van zaken van het herstructureringsproces van
de Groep”, 23 februari 2012, persbericht, www.dexia.com.
DEXIA, “Dexia Bank België wordt Belfius Bank & Verzekeringen”, 1 maart 2012, persbericht,
www.dexia.com.
KBC
KBC, “KBC neemt krachtige maatregelen om volatiliteit van toekomstige resultaten te
verminderen en licht proactief voorlopige resultaten over derde kwartaal toe”, 15 oktober 2008,
persbericht, www.kbc.be.
Bibliografie
xix
KBC, “KBC versterkt huidige stevige financiële positie”, 27 oktober 2008, persbericht,
www.kbc.be.
KBC, “KBC verstrekt update van blootstelling aan gestructureerde kredietproducten en geeft
krachtlijnen van 4Q 2008”, 22 januari 2009, persbericht, www.kbc.be.
KBC, “KBC vraagt schorsing aandeel”, 13 mei 2009, persbericht, www.kbc.be.
KBC, “Resultaten KBC Groep NV, eerste kwartaal 2009”, 14 mei 2009, persbericht,
www.kbc.be.
KBC, “KBC bereikt nu reeds 9% Core Tier-1 limiet in de EBA kapitaalbuffertoetsing”, 8
december 2011, persbericht, www.kbc.be.
KBC, “Resultaten 4de
kwartaal en boekjaar 2011 KBC groep”, 9 februari 2012, persbericht,
www.kbc.be.
ANDERE
CEBS, “CEBS’s statement on key features of the extended EU-wide stress test”, 7 juli 2010,
persbericht, www.eba.europa.eu.
DNB, “Deelnemende Nederlandse banken doorstaan de Europese stresstest goed”, 15 juli 2011,
persbericht, www.dnb.nl.
EBA, “Results of the 2011 EU-wide stress test”, 15 juli 2011, persbericht,
http://stress-test.eba.europa.eu.
ECB, “ECB announces measures to support bank lending and money market activity”, 8
december 2011, persbericht, http://www.ecb.int/press/.
ERNST & YOUNG, “Belgische banken stellen minder leningen in het vooruitzicht”, 21 maart
2012, persbericht, www.ey.com/BE/en/Newsroom/News-releases/Belgische-banken.
FSMA, “FSMA past regels inzake short selling aan”, 13 februari 2012, persbericht,
www.fsma.be.
ITINERA INSTITUTE, “Van #NoGov naar #GoodGov”, 25 oktober 2011, persbericht,
www.itinerainstitute.org.
Persmededeling van de Commissie, IP/08/1679, 11 November 2008.
Persmededeling Commissie, IP/08/1745, 20 november 2008.
Persmededeling van de Commissie, IP/11/915, 20 juli 2011.
Persmededeling van de Commissie, MEMO/11/527, 20 juli 2011.
Persmededeling van de Commissie, IP/11/1487, 1 december 2011.
Persmededeling van de Commissie, IP/11/1592, 21 december 2011.
Bibliografie
xx
8. Divers
2007
DE STANDAARD, “Fortis dichter bij ABN Amro”, 7 augustus 2007.
DE TIJD, “Van twee banken via twee crashes tot één munt”, 18 augustus 2007.
DE TIJD, “Brussels fiscaal paradijs verovert de wereld”, 21 augustus 2007.
DE TIJD, “Driemaal doffe ellende, één keer euforie”, 22 augustus 2007.
DE STANDAARD, “Combinatie Fortis/ABN Amro wordt Europees zwaargewicht”, 9 oktober 2007.
2008
DE STANDAARD, “Fortis heeft moeite met verkoop ABN Amro-onderdelen”, 15 juni 2008.
DE STANDAARD, “Fortis minder waard dan overgenomen stuk ABN Amro”, 26 juni 2008.
DE STANDAARD, “Fortis verkoopt delen ABN Amro aan Deutsche Bank”, 2 juli 2008.
2009
BLOOMBERG, “Volcker Urges Dividing Investment, Commercial Banks”, 6 maart 2009,
www.bloomberg.com.
KNACK, “Duplat (ex-CBFA) voorstander nationalisering NBB”, 16 oktober 2009,
http://trends.knack.be.
2010
NEW YORK TIMES, “French and Germans Most Exposed in euro debt crisis”, 14 Juni 2010.
KNACK, “Argenta voert strijd tegen bankentaks”, 1 juli 2010, http://trends.knack.be.
DE STANDAARD, “Zijn onze banken echt stressbestendig?”, 2 juli 2010.
NEW YORK TIMES, “Another view: Why Banks need ‘Living Wills’”, 8 juli 2010.
THE FINANCIAL TIMES, “Healthy banking system is the goal, not profitable banks”, 9 november
2010.
BLOOMBERG, “Banks in Europe May Win EU Exemption From Basel Leverage Ratio”, 17
november 2010, www.bloomberg.com.
DE TIJD, “Banken krijgen tijd voor nieuwe regels over liquiditeit”, 20 oktober 2010.
2011
DE TIJD, “Banken moeten bufferen bij zeepbel”, 12 januari 2011.
DE TIJD, “Banken komen onder twee toezichthouders”, 10 maart 2011.
REUTERS, “New accounting rule would ease Greek pain: IASB”, 5 juli 2011, www.reuters.com.
DE STANDAARD, “21 banken zakken voor strengere stresstest ABN Amro”, 18 Juli 2011.
KNACK, “Bankenprobleem blijft bestaan na stresstest”, 19 juli 2011.
DE STANDAARD, “Miljardeneisen voor banken”, 22 juli 2011.
DE STANDAARD, “Bankiers op hol”, 8 oktober 2011.
DE STANDAARD, “Overnames en financiële innovatie”, 8 oktober 2011.
Bibliografie
xxi
DE STANDAARD, “Dexia was geen bank, maar een hedge fund”, 10 oktober 2011.
DE STANDAARD, “Wat doet de bank met mijn geld?”, 12 oktober 2011.
KNACK, “Luc Coene: De communicatie over de stresstest van Dexia was niet echt correct”, 14
oktober 2011.
DE STANDAARD, “Europa keurt nationalisering Dexia Bank voorlopig goed”, 17 oktober 2011.
DE STANDAARD, “Dexia sloeg waarschuwingen in de wind”, 20 oktober 2011.
DE STANDAARD, “Dexia Frankrijk was tikkende tijdbom”, 20 oktober 2011.
DE STANDAARD, “De val van Dexia”, 20 oktober 2011.
L’ EXPRESS, “Le régulateur français avait alerté Dexia dès août 2010”, 20 oktober 2011.
DE STANDAARD, “Dexia hield er ‘onorthodoxe’ financieringsmethoden op na”, 21 oktober 2011.
DE STANDAARD, “Wil de schuldige opstaan?” 22 oktober 2011.
DE STANDAARD, “Eurotop: de beslissingen op een rij”, 27 oktober 2011.
DE STANDAARD, “Acht vragen over Dexia”, 29 oktober 2011.
DE TIJD, “Bad bank Fortis gaat naar winstgroei”, 2 november 2011.
D. STRUYVEN, “Bonussen, beter, best?”, 15 november 2011, www.econoschock.be.
DE STANDAARD, “Nederlandse toezichthouder waarschuwde Fortis voor overname ABN Amro”,
25 november 2011.
DE STANDAARD, “Risicobanken betalen meer bankentaks”, 15 december 2011.
DE STANDAARD, “Een nieuw wapen tegen de schuldencrisis”, 22 december 2011.
2012
DE STANDAARD, “Dexia ligt nog aan noodinfuus ECB”, 18 januari 2012.
DE STANDAARD, “Bankdeposito’s bij ECB blijven oplopen”, 18 januari 2012.
DE STANDAARD, “Kapitaalverhoging Dexia wekte ongerustheid op”, 20 januari 2012.
DE MORGEN, “Ook België voor taks op financiële transacties, 8 februari 2012.
KNACK, “Enkel goedkope staatswaarborg kan Dexia nog recht houden”, 23 februari 2012. DE STANDAARD, “Banken tanken 529,5 miljard euro bij Europese centrale bank”, 1 maart 2012.
DE STANDAARD, “Mario Draghi onder vuur”, 2 maart 2012, 44.
DE STANDAARD, “In de kijker: Max Jadot”, 2 maart 2012, 37.
DE STANDAARD, “Grieks faillissement afgewend”, 9 maart 2012.
DE STANDAARD, “Griekse schuldherschikking is een succes”, 10 maart 2012.
DE STANDAARD, “Het Drama van Dexia”, 17 maart 2012.
DE TIJD, “Belgische banken op de rem voor leningen”, 21 maart 2012.
DE STANDAARD, “Verlies Banklicentie dreigt voor Dexia”, 12 april 2012.
DE TIJD, “ECB houdt Spaanse banken overeind”, 13 april 2012.
DE TIJD, “Kredietaanbod slinkt 500 miljard”, 19 april 2012.
DE STANDAARD, “Europees parlement spreekt zich uit voor financiële transactietaks”, 25 april
2012.
Bibliografie
xxii
9. Websites:
The Crisis of Credit visualized, http://crisisofcredit.com.
Legal Structure Royal Park Investments, www.royalparkinvestments.com.
Federal housing Finance Agency, www.fhfa.gov/webfiles/23063/MonthlyHPI12512F.pdf.
Federal Deposit Insurance Corporation, Failed Bank List, www.fdic.gov.
Financial Stability Board, www.financialstabilityboard.org.
www.europa-nu.nl.
www.toezicht.dnb.nl.
www.ifrs.org.
Bijlage 1
xxiii
BIJLAGE 1: ORGANEN VAN DE ESA’S
A. RECHTSSTATUS
De ESA’s zijn communautaire organen met rechtspersoonlijkheid en vormen het centraal
element van het ESFS. Ze genieten in elke lidstaat van de ruimste handelingsbevoegdheid die
op grond van het nationale recht aan rechtspersonen wordt toegekend. Zo kunnen ze onder meer
roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden of in rechte optreden.763
B. ORGANEN
Voor elke ESA op zich:
De raad van toezichthouders vormt het belangrijkste besluitvormingsorgaan van elke ESA. Ze
is samengesteld uit de hoofden van de desbetreffende nationale toezichthouders samen met de
voorzitter van de ESA. Als aanvulling bevat ze nog een vertegenwoordiger van de Commissie,
de ECB, het ESRB en een vertegenwoordiger van elke van beide andere Europese
toezichthoudende autoriteiten. Deze vertegenwoordigers hebben geen stemrecht.764
De voor-
zitter leidt de vergaderingen en vertegenwoordigt de autoriteit. Een uitvoerend directeur oefent
het dagelijks bestuur van de autoriteit uit.765
De raad van bestuur zorgt voor de correcte vervulling van de opdrachten van de ESA. Ze stelt
onder meer het werkprogramma en het reglement van orde op. Daarnaast speelt ze een centrale
rol in de vaststelling van de begroting. Ze is samengesteld uit de voorzitter van de ESA en zes
andere leden van de raad van toezichthouders die door en uit de stemgerechtigde leden van de
raad van toezichthouders werden gekozen.766
De uitvoerend directeur kan de bijeenkomsten van
de raad van bestuur bijwonen, maar is evenals de vertegenwoordiger van de Commissie niet
stemgerechtigd.767
De ESA wordt vertegenwoordigd door een voltijdse, onafhankelijke voorzitter. Deze persoon is
verantwoordelijk voor de voorbereidingen van de werkzaamheden van de raad van toezicht-
houders. Hij zit zowel de vergaderingen van de raad van toezichthouders als van de raad van
bestuur voor. Hij wordt verkozen door de raad van bestuur voor een periode van 5 jaar.768
De
763 Art. 5 Verordening EB; Art. 5 Verordening EIOPA; Art. 5 Verordening ESMA. 764 Art. 40, 1 Verordening EBA; Art. 40,1 Verordening EIOPA; Art. 40,1 Verordening ESMA. 765 Art. 44 Verordening EBA; Art. 44 Verordening EIOPA; Art. 44 Verordening ESMA. 766 Art. 45 Verordening EBA; Art. 45 Verordening EIOPA; Art. 45 Verordening ESMA. 767 Art. 45 Verordening EBA; Art. 45 Verordening EIOPA; Art. 45 Verordening ESMA. 768 Art. 48 Verordening EBA; Art. 48 Verordening EIOPA; Art. 48 Verordening ESMA.
Bijlage 1
xxiv
dagelijkse activiteiten van de ESA’s worden echter beheerd door een uitvoerend directeur. Hij
is evenals de voorzitter een voltijdse, onafhankelijke deskundige.769
Elke ESA dient bovendien een commissie financiële innovatie op te richten, waarin alle
relevante bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten zitting hebben met het oog op een
gecoördineerde benadering van de behandeling van nieuwe of innoverende financiële
activiteiten uit het oogpunt van regulering en toezicht. De commissie geeft advies dat de ESA
aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verstrekt.770
De verschillende ESA’s
zullen de rol van het comité verder dienen uit te werken.
Daarnaast wordt er per ESA een Stakeholdergroep opgericht die wordt geraadpleegd omtrent
bepaalde maatregelen. Binnen de EBA bestaat er bijvoorbeeld een stakeholdergroep
bankwezen. Elke stakeholdergroep is samengesteld uit 30 leden en bestaat uit academici,
vertegenwoordigers van de werknemers van krediet- en beleggingsinstellingen die in de Unie
opereren, consumenten…771
Zijn gezamenlijk voor alle ESA’s:
Een Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten zal toezien op de
wederzijdse verstandhouding, samenwerking en consistente toezichtaanpak tussen de drie
nieuwe ESA’s.772
Bovendien is er ook voorzien in de oprichting van een subcomité bij het
Gezamenlijk Comité. Dit comité zal sectoroverschrijdende kwesties, daaronder begrepen
financiële conglomeraten, behandelen en zal ervoor zorgen dat aan iedereen dezelfde eisen
worden gesteld. Het speelt een belangrijke rol in de samenwerking met het ESRB. Het
Gemengd Comité zal ervoor zorgen dat de ESA’s gelijklopende besluiten nemen.773
Er is voorzien in een bezwaarcommissie.774
Hiermee wil men verzekeren dat alle natuurlijke of
rechtspersonen, daaronder begrepen nationale toezichthoudende autoriteiten, in eerste instantie
bij een raad in beroep kunnen gaan tegen een besluit van de ESA.775
De commissie bestaat uit 6
leden. Elke ESA dient twee leden te nomineren uit een lijst die de commissie ter beschikking
stelt.776
Tegen de beslissingen van de bezwaarcommissie kan vervolgens beroep worden
aangetekend bij het Hof van Justitie.777
769 Art. 51 Verordening EBA; Art. 51 Verordening EIOPA; Art. 51 Verordening ESMA. 770 Art. 9 Verordening EBA; Art. 9 Verordening EIOPA; Art. 9 Verordening ESMA. 771 Art. 37 Verordening EBA; Art. 37 Verordening EIOPA; Art. 37 Verordening ESMA. 772 Art. 54 Verordening EBA; Art. 54 Verordening EIOPA; Art. 54 Verordening ESMA. 773 Art. 55 Verordening EBA; Art. 55 Verordening EIOPA; Art. 55 Verordening ESMA. 774 Art. 60 Verordening EBA; Art. 60 Verordening EIOPA; Art. 60 Verordening ESMA. 775 Art. 62 Verordening EBA; Art. 62 Verordening EIOPA; Art. 62 Verordening ESMA. 776 S. VERHELST, “Renewed financial supervision in Europe – Final or transitory?”, Academia Press, Egmont
Institute, 2011, 37. 777 Art. 61 Verordening EBA; Art. 61 Verordening EIOPA; Art. 61 Verordening ESMA.
Bijlage 1
xxv
C. BEGROTING
De Autoriteiten krijgen de beschikking over een autonome begroting met inkomsten uit,
hoofdzakelijk verplichte, bijdragen van de nationale autoriteiten en uit de algemene begroting
van de Europese Unie.778
778 Art. 62 Verordening EBA; Art. 62 Verordening EIOPA; Art. 62 Verordening ESMA.
Bijlage 2
xxvi
BIJLAGE 2: ORGANEN VAN DE NATIONALE BANK
De organen van de NBB zijn: de gouverneur, het directiecomité, de regentenraad, het college
van censoren en de sanctiecommissie. Wegens de recente inwerkingtreding van de NBB als
toezichthouder lichten we de verschillende organen hier kort toe.
§1. DE GOUVERNEUR
De gouverneur staat in voor de leiding van de NBB en zit het directiecomité en de regentenraad
voor. Hij wordt door de Koning benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar en kan
slechts door de Koning van zijn ambt ontheven worden indien hij niet meer aan de eisen voor de
uitoefening van zijn ambt voldoet of op ernstige wijze is tekortgeschoten.779
Hij kan vervangen
worden door de vice-gouverneur.780
Jaarlijks dient de gouverneur aan de voorzitters van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en
de Senaat een jaarverslag verzenden, alsook een jaarlijks verslag over de activiteiten van de
NBB inzake prudentieel toezicht. De gouverneur kan door de bevoegde commissies van de
Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat worden gehoord op verzoek van die
commissies of op zijn eigen initiatief.781
§2. HET DIREC TIECOMITÉ
Samenstelling
Het directiecomité bevat, naast de gouverneur, minimaal vijf directeurs en maximaal zeven
leden. Onder de directeurs draagt er één de titel van vice-gouverneur. Deze titel wordt door de
Koning toegekend. Het directiecomité bestaat uit evenveel Nederlandstalige als Franstalige
leden, de gouverneur eventueel uitgezonderd.782
De andere leden van het directiecomité worden door de Koning benoemd op de voordracht van
de regentenraad voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Ze kunnen slechts door de Koning
van hun ambt ontheven worden indien zij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van hun
ambt voldoen of op ernstige wijze zijn tekortgeschoten.783
779 Art. 23 Wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, BS 28 maart 1998, 9377. (hierna: Organieke wet NBB)
780 Art. 17 Organieke wet NBB. 781 Art. 28 Organieke wet NBB. 782 Art. 19 Organieke wet NBB. 783 Art. 23 Organieke wet NBB.
Bijlage 2
xxvii
Bevoegdheden784
Het Comité bestuurt en beheert de Nationale Bank en bepaalt de koers van het beleid. Het
beschikt hiervoor over een reglementaire macht in de door de wet bepaalde gevallen. Het
bepaalt, in omzendbrieven of aanbevelingen, alle maatregelen ter verduidelijking van de
toepassing van de wettelijke of reglementaire bepalingen waarvan de NBB de toepassing
controleert. Het beslist over de plaatsing van het kapitaal, de reserves en de
afschrijvingsrekeningen, na raadpleging van de regentenraad en onverminderd de regels
vastgelegd door de ECB.
Daarnaast bezit het een residuaire bevoegdheid. Het comité kan zich immers uitspreken over
alle zaken die niet uitdrukkelijk door de wet, de statuten of het huishoudelijk reglement zijn
voorbehouden aan een ander orgaan. Het verstrekt advies aan de verschillende overheden die
een wettelijke of reglementaire macht uitoefenen voor elk ontwerp van wetgevende of
reglementaire akte die de toezichtsopdrachten betreft waarmee de NBB belast is of zou worden.
In spoedeisende gevallen vastgesteld door de gouverneur, kan het, behalve voor de vaststelling
van reglementen, beslissen langs schriftelijke procedure of via een vocaal
telecommunicatiesysteem, volgens de nadere regels bepaald in het huishoudelijk reglement van
de NBB.
§3. REGEN TENRAAD
Samenstelling
De regentenraad is samengesteld uit de gouverneur, de directeurs en tien regenten. Hij telt
evenveel Nederlandstalige als Franstalige regenten.785
De regenten worden gekozen door de
algemene vergadering voor een termijn van drie jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar. Twee
regenten worden gekozen op de voordracht van de meest vooraanstaande
werknemersorganisaties. Drie regenten worden gekozen op de voordracht van de meest
vooraanstaande organisaties van de nijverheid en de handel, van de landbouw en van de
middenstand. Vijf regenten worden gekozen op de voordracht van de Minister van Financiën.786
Bevoegdheid
De raad wisselt van gedachten over de algemene kwesties met betrekking tot de NBB, het
monetaire beleid en de economische toestand van het land en van de Europese Gemeenschap,
het toezichtsbeleid op elke sector die onder het toezicht van de NBB staat, de Belgische,
784 Art. 19 Organieke wet NBB. 785 Art. 20 Organieke wet NBB. 786 Art. 23 Organieke wet NBB.
Bijlage 2
xxviii
Europese en internationale ontwikkelingen op het gebied van het toezicht, en in het algemeen
elke ontwikkeling betreffende het financieel stelsel dat onder toezicht van de NBB staat, zonder
daartoe over enige bevoegdheid te beschikken om tussen te komen op het operationele vlak of
kennis te nemen van individuele dossiers. Hij neemt iedere maand kennis van de toestand van
de instelling.787
Hij stelt, op voorstel van het directiecomité, het huishoudelijk reglement vast dat de basisregels
bevat inzake de werking van de organen van de NBB en de organisatie van de departementen,
diensten en vestigingen. De Raad keurt de begroting der uitgaven alsook de jaarrekeningen
goed, die worden voorgelegd door het directiecomité. Hij regelt definitief de verdeling der
winsten die door het comité wordt voorgesteld.
§4. CO LLEGE VAN CENSOREN
Samenstelling
Het college van censoren bestaat uit tien leden. Het telt evenveel Nederlandstalige als
Franstalige leden. Minstens één lid is onafhankelijk in de zin van artikel 526ter van het
Wetboek van Vennootschappen.788
De censoren worden, voor een termijn van drie jaar,
verkozen door de algemene vergadering der aandeelhouders. Zij worden gekozen onder de op
het stuk van controle speciaal bevoegde vooraanstaande personen. Hun mandaat is
hernieuwbaar.789
Bevoegdheid
Het college van censoren ziet toe op de voorbereiding en de uitvoering van de begroting. Het is
het auditcomité van de NBB en oefent in die hoedanigheid een aantal, niet-limitatief opgesomde
bevoegdheden uit.790
Het omvat minstens:791
a) Monitoring van het financiële verslaggevings-proces;
b) Monitoring van de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en
risicobeheer, en van de interne audit van de NBB;
c) Monitoring van de wettelijke controle van de jaarrekening, inclusief opvolging van de
vragen en aanbevelingen geformuleerd door de bedrijfsrevisor;
d) Beoordeling en monitoring van de onafhankelijkheid van de bedrijfsrevisor, waarbij
met name wordt gelet op de verlening van bijkomende diensten aan de NBB.
787 Art. 20 Organieke wet NBB. 788 Art. 20 Organieke wet NBB. 789 Art. 23 Organieke wet NBB. 790 Art. 21 Organieke wet NBB. 791 Art. 21bis Organieke wet NBB.
Bijlage 2
xxix
§5. DE BEDRIJFSREVISOR
Ook de bedrijfsrevisor heeft een aantal taken.792
Hij:
a) Bevestigt jaarlijks schriftelijk aan het auditcomité zijn onafhankelijkheid van de NBB;
b) Meldt jaarlijks alle voor de NBB verrichte bijkomende diensten aan het auditcomité;
c) Voert overleg met het auditcomité over de bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid
en de veiligheidsmaatregelen die genomen zijn om deze bedreigingen in te perken en
die hij heeft onderbouwd in de controledocumenten.
Het huishoudelijk reglement bepaalt nader de werkingsregels van het auditcomité
§6. VER TEGENWOORDIGER MIN ISTER VAN FINANCIËN
Behalve voor de taken en verrichtingen die van het ESCB afhangen, heeft de Minister van
Financiën, langs zijn vertegenwoordiger om, het recht controle uit te oefenen op de
verrichtingen van de NBB en kan hij opkomen tegen de uitvoering van elke maatregel die
strijdig zou zijn met de wet, met de statuten of met ‘s Rijks belangen.793
De vertegenwoordiger van de Minister van Financiën woont van rechtswege de vergaderingen
van de Regentenraad en van het College van Censoren bij. Behalve voor de taken en
verrichtingen die van het ESCB (European System of Central Banks) afhangen, houdt hij
toezicht op de verrichtingen van de NBB en kan hij elke beslissing die strijdig zou zijn met de
wet, de statuten of met ’s Rijks belangen schorsen. Hij brengt dit ter kennis van de Minister van
Financiën.
Indien de Minister van Financiën binnen acht dagen niet over de schorsing heeft beslist, mag de
beslissing uitgevoerd worden.794
§7. DE SANCTIECOMMISSIE
A. Samenstelling
De Sanctiecommissie bestaat uit zes leden, aangeduid door de Koning:795
1° één staatsraad of erestaatsraad, aangeduid op voordracht van de eerste voorzitter van
de Raad van State;
792 Art. 21bis Organieke wet NBB. 793 Art. 22 Organieke wet NBB. 794 Art. 22 Organieke wet NBB. 795 Art. 36/8 §2 Organieke wet NBB.
Bijlage 2
xxx
2° één raadsheer bij het Hof van Cassatie of één ereraadsheer bij het Hof van Cassatie,
aangeduid op voordracht van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie;
3° twee magistraten die geen raadsheren zijn bij het Hof van Cassatie noch bij het hof
van beroep te Brussel;
4° twee andere leden.
De voorzitter wordt door de leden van de Sanctiecommissie gekozen uit de bovenstaande
personen.796
De wet bepaalt wel enkele onverenigbaarheden, als waarborg voor de
onafhankelijkheid. Zo mogen de leden van de Sanctiecommissie tijdens de drie jaar
voorafgaand aan hun benoeming geen deel hebben uitgemaakt van het directiecomité van de
NBB, noch van het personeel of van het CSRSFI.797
Het mandaat van de leden van de Sanctiecommissie heeft een duur van zes jaar en is
hernieuwbaar. De leden kunnen slechts door de Koning van hun ambt worden ontheven indien
zij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van hun ambt voldoen of op ernstige wijze zijn
tekortgeschoten.798
De Sanctiecommissie kan geldig beslissen als twee van haar leden en haar
voorzitter aanwezig zijn en in staat zijn om te beraadslagen. Wanneer haar voorzitter verhinderd
is, kan zij geldig beslissen als drie van haar leden aanwezig zijn en in staat om te
beraadslagen.799
Bevoegdheid
De Sanctiecommissie oordeelt over het opleggen, door de NBB, van de administratieve
geldboetes en dwangsommen voorzien door de wetten die van toepassing zijn op de instellingen
waarop zij toeziet.800
Artikel 36/9 tot en met artikel 36/12 bepalen verder de toepasselijke procedure.801
796 Art. 36/8 §3 Organieke wet NBB. 797 Art. 36/8 §4 Organieke wet NBB. 798 Art. 36/8 §5 Organieke wet NBB. 799 Art. 36/8 §6 Organieke wet NBB. 800 Art. 36/8 Organieke wet NBB. 801 Art. 36/9 t.e.m. art 36/12 Organieke wet NBB.