FD - van goudzoeker naar weldoener

3
Bijna was hij financieel onafhankelijk, de laatste drie miljoen was praktisch binnen. Tot zijn bedrijf afbrandde. Voor Guido van Dijk bleek die ramp uiteindelijk een redding. Hij startte een nieuw leven als koffiehandelaar in Ethiopië: Max Havelaar 2.0. Opgetekend door Mark Schalekamp, illustratie Kirsten Ulve/Shop Around Van goudzoeker naar weldoener A cht berichten had ik, bijzonder veel voor de drie kwartier die ik onbereikbaar was, de duur van de vlucht Košice-Bratislava. Ik weet het nog precies. Het vlieg- tuig had ik als eerste verlaten, de rolpaden waren weer out of order, mijn tele- foon had ik net aangezet, toen mijn bedrijfslei- der belde. ‘Ben je in de buurt van een televisie?’, vroeg hij. In een koffiebarretje in de ontvangst- hal zag ik even later live op de Slowaakse tv hoe mijn houtfabriek af fikte. Het is alweer vijf jaar geleden. Die middag, een mooie dinsdag in april, was ik nog door de gloednieuwe fabriek gelopen, had ik mijn hand bijna liefkozend laten glijden over de immense stapels hout, verkochte handel, goed voor een paar ton. Ik was drie jaar bezig; de omzet had ik van twee ton naar vijf miljoen getild. De fabriek was die maand gecertificeerd, zodat ik mee kon dingen naar Nederlandse overheidsopdrach- ten. I fucking did it! Mijn heilige doel, financiële onafhankelijkheid, lag voor het grijpen. Over een jaar of twee zou ik die drie miljoen die ik nog nodig had wel hebben binnengesleept. Maar ja, die brand… Die was ontstaan door fijnstof in de De koffiebonen worden straks lokaal geroosterd en verpakt, zodat in Ethiopië waarde wordt toegevoegd en geld achterblijft. afzuiginstallatie. Kan gebeuren, maar de ver- zekering keerde niet uit. Ze hadden een fabriek in aanbouw verzekerd, geen werkende fabriek, stelden ze. Dat ik buitenlander ben, hielp niet. Er lopen nog steeds rechtszaken. Het kostte me, pats, twee miljoen. En een halve burn-out. Ik moest vol aan de bak, geld verdienen en te- gelijk de schade beperken, voorkomen dat mijn andere bedrijven werden meegetrokken in de ellende. Mijn pot met goud was omgevallen. Met de pest in mijn lijf werkte ik me een slag in de rondte in een industrie die ik na zorgvuldige analyse alleen maar had uitgekozen omdat ik er geld in zag. Heel rationeel had ik een zieltogende fabriek van de Slowaakse overheid gekocht, ge- saneerd en weer laten groeien. Maar passie en plezier, nee, die had ik nooit gekend in Košice. De bus kruipt en kronkelt de bergen op. Achter mij kwetteren veertig studenten van de Nyen- rode New Business School. Over een halfuur zijn we er, dan bereiken we het hoofddoel van onze reis naar Ethiopië: het bezoek aan de koffieplan- tages bij Bonga, in het hartje van de Kaffa-regio. Hier is koffie ooit geboren en nog steeds groeien in deze bossen de beste arabicabonen, waarvan pagina 28, 22-12-2012 © Het Financieele Dagblad Bijlage

Transcript of FD - van goudzoeker naar weldoener

Page 1: FD - van goudzoeker naar weldoener

Bijna was hij financieel onafhankelijk, de laatste drie miljoen was praktisch binnen. Tot zijn bedrijf afbrandde. Voor Guido van Dijk

bleek die ramp uiteindelijk een redding. Hij startte een nieuw leven als koffiehandelaar in Ethiopië: Max Havelaar 2.0.

Opgetekend door Mark Schalekamp, illustratie Kirsten Ulve/Shop Around

Van goudzoeker naar weldoener

Acht berichten had ik, bijzonder veel voor de drie kwartier die ik onbereikbaar was, de duur van de vlucht Košice-Bratislava. Ik weet het nog precies. Het vlieg-tuig had ik als eerste verlaten,

de rolpaden waren weer out of order, mijn tele-foon had ik net aangezet, toen mijn bedrijfslei-der belde. ‘Ben je in de buurt van een televisie?’, vroeg hij. In een koffiebarretje in de ontvangst-hal zag ik even later live op de Slowaakse tv hoe mijn houtfabriek af fikte.

Het is alweer vijf jaar geleden. Die middag, een mooie dinsdag in april, was ik nog door de gloednieuwe fabriek gelopen, had ik mijn hand bijna liefkozend laten glijden over de immense stapels hout, verkochte handel, goed voor een paar ton. Ik was drie jaar bezig; de omzet had ik van twee ton naar vijf miljoen getild. De fabriek was die maand gecertificeerd, zodat ik mee kon dingen naar Nederlandse overheidsopdrach-ten. I fucking did it! Mijn heilige doel, financiële onafhankelijkheid, lag voor het grijpen. Over een jaar of twee zou ik die drie miljoen die ik nog nodig had wel hebben binnengesleept. Maar ja, die brand… Die was ontstaan door fijnstof in de

De koffiebonen worden straks lokaal geroosterd en verpakt, zodat in Ethiopië waarde wordt toegevoegd en geld achterblijft.

afzuiginstallatie. Kan gebeuren, maar de ver-zekering keerde niet uit. Ze hadden een fabriek in aanbouw verzekerd, geen werkende fabriek, stelden ze. Dat ik buitenlander ben, hielp niet. Er lopen nog steeds rechtszaken. Het kostte me, pats, twee miljoen. En een halve burn-out. Ik moest vol aan de bak, geld verdienen en te-gelijk de schade beperken, voorkomen dat mijn andere bedrijven werden meegetrokken in de ellende. Mijn pot met goud was omgevallen. Met de pest in mijn lijf werkte ik me een slag in de rondte in een industrie die ik na zorgvuldige analyse alleen maar had uitgekozen omdat ik er geld in zag. Heel rationeel had ik een zieltogende fabriek van de Slowaakse overheid gekocht, ge-saneerd en weer laten groeien. Maar passie en plezier, nee, die had ik nooit gekend in Košice.

De bus kruipt en kronkelt de bergen op. Achter mij kwetteren veertig studenten van de Nyen-rode New Business School. Over een halfuur zijn we er, dan bereiken we het hoofddoel van onze reis naar Ethiopië: het bezoek aan de koffieplan-tages bij Bonga, in het hartje van de Kaffa-regio. Hier is koffie ooit geboren en nog steeds groeien in deze bossen de beste arabicabonen, waarvan

pagina 28, 22-12-2012 © Het Financieele Dagblad Bijlage

Page 2: FD - van goudzoeker naar weldoener

pagina 29, 22-12-2012 © Het Financieele Dagblad Bijlage

Page 3: FD - van goudzoeker naar weldoener

de lekkerste worden gebruikt voor Moyee. Moyee Coffee, mijn koffie.

Even later leidt koffieboer Nezif de studenten rond over zijn plantage. Colobus-aapjes houden vanuit de bomen de boel scherp in de gaten. Terug in Nederland gaan de studenten probe-ren een plan te schrijven voor de business-to- business-uitrol van Moyee, maar belangrijker nog: ik hoop er straks weer veertig ambassadeurs bij te hebben. Daar moet Moyee het van hebben, want er is geen geld voor dure campagnes. De koffie is ook niet in de winkels te koop, maar al-leen online en daar moet onze bekendheid groei-en, van mond tot mond, via de social media. Het is ook een prachtig verhaal. Moyee is goeie kof-fie, in veel opzichten: lekker, maar vooral met een grote ‘social impact’. Koffie volgens het Fair Chain-principe, zo heb ik het gedoopt. De koffie-handelsketen is nu verre van eerlijk, want van het geld dat je betaalt voor een pak koffie in de super-markt blijft maar 15% in het koffieproducerende land — de koffieboer krijgt daar maar een fractie van. En fair trade is leuk en aardig, maar het ga-randeren van een goede prijs voor lokale boeren zet geen zoden aan de dijk. Wat Moyee doet wel. De koffiebonen worden straks lokaal geroosterd en verpakt, zodat hier in Ethiopië waarde wordt toegevoegd en geld achterblijft. Moyee is Max Havelaar 2.0…

Die fik… Bijna was ik financieel onafhankelijk, maar vergis je niet: geld verdienen was niet het doel, echt niet, het was het middel. Dat was al zo toen ik na mijn afstuderen high potential was bij KPN, eerst in Leiden, daarna in Moskou en Chi-cago. Dat was zelfs zo bij Trading Cars, de online autodealer die ik met twee vrienden opzette in 2000, toen er langzaam maar heel zeker al lucht uit de bubbel liep. ‘De Amerikanen komen er-aan, we moeten meer geld uitgeven’, brulde Roel Pieper, een van onze aandeelhouders. Ik zie hem zo weer binnenlopen, zijn broekspij-pen altijd net te kort. En uitgeven deden we; het maakte allemaal geen zak uit. Een complete verdieping in het World Fashion Centre, vette salarissen. We waren genoteerd in de Fast 50, op papier waren we op een goed moment 50 mil-joen gulden waard, waarvan zo’n 14% voor mij. Bij mij ging het pas knagen toen we een nieuwe coo aantrokken. Hij kwam van HP, hij moest

snel beginnen en dus gaven we hem een salaris van een half miljoen gulden — we hadden nog geen auto verkocht. Twaalf miljoen en drie jaar later deden we het licht uit.

Veel geld verdienen was niet het doel, het was het middel. Je hebt twee groepen mensen. De eerste bestaat uit diegenen die van jongs af aan weten wat ze willen, die gedreven worden door passie. De tweede groep, veel groter, bestaat uit stumpers die het allemaal niet weten. En daarom maar doen wat hun ouders van hen ver-wachten, wat het goed zal doen bij hun ‘peers’. Hoe graag zat ik in groep één, was ik autonoom en deed ik wat ik, of liever nog ‘mijn hogere zelf’, wilde. Financiële onafhankelijkheid was het toverstokje dat het vacuüm zou creëren waarin ik alleen maar gedreven zou worden door wat ik echt zou willen doen, elke dag maar weer. En in Slowakije had ik het bijna voor elkaar.

Het woord moyee betekent in een van de tachtig Ethiopische talen ‘het klaarmaken van koffie om te drinken’. Dat is hier in de Kaffa-streek bepaald geen sinecure. Geen cupje in het Nespresso- apparaat en een druk op de knop. Het zetten van koffie is een ritueel dat een paar uur in beslag neemt. Nezif heeft op een open plek in zijn plan-tage een koffieopstelling gemaakt en roostert de bonen, vaak net te zwart. Hij slaat de bonen ka-pot, de studenten kijken toe. Braaf zitten ze in het gras, af en toe filmen ze het ritueel — of elkaar — met hun iPhones en Samsung Galaxy’s. Wat zij nog niet weten is dat deze koffie tamelijk vies is. De beste bonen verlaten het land. Daar verdient de overheid haar dollars mee en het is daarom al-leen toegestaan, op straffe van een celstraf, om de B-kwaliteit te gebruiken, die alleen met heel veel suiker nog enigszins te drinken is.

De ommekeer heb ik te danken aan de kun-stenaar Renzo Martens, die ik sponsorde. Een paar jaar na zijn film Enjoy Poverty, de Idfa-ope-ningsfilm van 2008, vroeg hij mijn hulp bij het financieren van een op te zetten kunstenaars-kolonie in Afrika. Met zijn film had hij willen aantonen hoe bijna iedereen, van cacao boer tot journalist en ontwikkelingswerker, profiteert van Afrikaanse armoede. Nu wilde hij er iets aan veranderen. Niet met overheidssubsidie, maar met duurzame inkomsten. Dus ging ik

me verdiepen, onderzoeken welke lokale pro-ducten het geschiktst waren om geld mee te verdienen en ik stuitte op koffie. Koffie, het op een na meest verhandelde product ter wereld, overal gedronken. Een product met een verhaal bovendien. En zoals gezegd met een zeer oneer-lijke handelsketen, want vijf multinationals, waaronder Sara Lee en Starbucks, domineren de markt en kopen de groene bonen in Ethio-pië, Brazilië en Vietnam, om ze in Europa te branden, te verpakken en te verkopen. Mijn ge-dachte was simpel: voeg waarde toe in het land van herkomst en er blijft een godsvermogen achter. In het geval van Ethiopië een miljard of drie, gelijk aan de totale ontwikkelingshulp die het land nu ontvangt.

Renzo help ik nu een beetje bij zijn kunstpro-ject in Congo; ik zit in het bestuur van zijn stich-ting Institute of Human Activities. Maar be-langrijker: hij wakkerde een vuurtje bij me aan. Voor het eerst ontstond er iets wat je volgens mij kunt omschrijven als passie. In de zomer van 2011 begon ik aan het project dat me uit mijn Slowaakse moeras trok, koffie met impact. Niet in de laatste plaats op mijzelf trouwens. Het heeft mij veranderd. Ik werk met plezier, of ster-ker, met ziel en zaligheid. Ik doe werk waar de wereld wat aan heeft. En het levert ook nog wat geld op, hoop ik dan maar. Eigenlijk, bedacht ik laatst, ben ik alsnog in die eerste groep terecht-gekomen. Dankzij die fik.

De studenten zitten weer in de bus, aanzienlijk stiller dan op de heenreis. Na het koffieritueel volgde op de flanken van de plantage nog een barbecue, waarvoor Nezif speciaal zijn beste geit slachtte, maar net uit zicht van de Nyenrode- jongens en -meisjes. ‘Dankjewel voor de meest memorabele trip die ik ooit heb meegemaakt’, zeiden sommigen die avond tegen me.

‘Zijn we nou arm?’, vroeg mijn twaalfjarige zoon laatst. Nee, antwoordde ik, we wonen toch in een fijn huis? En we hebben toch ook nog ons strandhuisje in IJmuiden? En hij had toch alle kleren die hij wilde? Nou dan. Ik begrijp waar zijn vraag vandaan komt: ineens wordt er thuis over geld gepraat. Maar mijn vrouw steunt me. Ze accepteert een mogelijke terugval in inko-men. Het is ook nogal een verschil. Naar Slowa-kije vertrok ik op stel en sprong, zonder overleg. Drie weken per maand zou ze me niet meer zien. En nu betrek ik haar erbij, misschien ook wel omdat ik me voor het eerst niet meer schaam voor mijn keuzes. Volgende maand gaat mijn gezin mee naar Ethiopië, want misschien gaan we er een paar jaar wonen, om boven op het be-drijf te zitten. Zou zo maar kunnen. Bijkomend voordeel: daar zal mijn zoon me in ieder geval niet meer vragen of wij arm zijn.

‘ De Amerikanen komen eraan, we moeten meer geld uitgeven’, brulde Roel Pieper

pagina 31, 22-12-2012 © Het Financieele Dagblad Bijlage