Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij...

44
Hoofdstuk 2: Leven in een ouder wordende samenleving 2.1 Inleiding Ontgroening en vergrijzing 2.2 De (toekomstige) vergrijsde samenleving 2.2.1 Een demografisch portret Vergrijzing is 1 van de zwaarste problemen voor de toekomst van onze samenleving, veroudering blijft toenemen, ook opvallende toename hoogbejaarden (80+) Veroudering zal zich eerst voordoen in meer ontwikkelde landen Twee transitie- of overgangsperiodes: 1) Eerste demografische transitie: parallel met de 1 e IR, behoud hoge vruchtbaarheid, daling zuigelingensterfte dankzij betere levensomstandigheden bevolkingsaangroei Geleidelijk dalen vruchtbaarheid: veel kinderen pasten niet meer in de verstedelijkte en geïndustrialiseerde samenleving Einde: 1930 geboorte- en sterftecijfers zo laag stagnatie van bevolkingsaanwas 2) Tweede demografische transitie: tijdelijke heropleving vruchtbaarheid (voor 1965) babyboom, daarna geboortedaling verwachten: geboortecijfer dalen tot onder sterftecijfer leidt tot bevolkingsvermindering 2.2.2 Oorzaken van de bevolkingsveroudering - Dalende vruchtbaarheid: zwaarste probleem omdat aandeel ouderen hangt af van de aanwezigheid van kinderen en jongeren Vruchtbaarheid gemeten adhv TVC (=2,1) vervangingsniveau Ontgroening = de vermindering van het aantal jongeren door geboortedaling o Ontgroening als gevolg van culturele factoren Streven naar verbetering autonome zelfontplooiing Emancipatie vrouw: vergrootte vrijheid en keuzemogelijkheden hogere opleiding, toenemende beroepsactiviteit

Transcript of Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij...

Page 1: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

Hoofdstuk 2: Leven in een ouder wordende samenleving2.1 InleidingOntgroening en vergrijzing

2.2 De (toekomstige) vergrijsde samenleving2.2.1 Een demografisch portretVergrijzing is 1 van de zwaarste problemen voor de toekomst van onze samenleving, veroudering blijft toenemen, ook opvallende toename hoogbejaarden (80+)Veroudering zal zich eerst voordoen in meer ontwikkelde landenTwee transitie- of overgangsperiodes:

1) Eerste demografische transitie: parallel met de 1e IR, behoud hoge vruchtbaarheid, daling zuigelingensterfte dankzij betere levensomstandigheden bevolkingsaangroeiGeleidelijk dalen vruchtbaarheid: veel kinderen pasten niet meer in de verstedelijkte en geïndustrialiseerde samenlevingEinde: 1930 geboorte- en sterftecijfers zo laag stagnatie van bevolkingsaanwas

2) Tweede demografische transitie: tijdelijke heropleving vruchtbaarheid (voor 1965) babyboom, daarna geboortedaling

verwachten: geboortecijfer dalen tot onder sterftecijfer leidt tot bevolkingsvermindering

2.2.2 Oorzaken van de bevolkingsveroudering- Dalende vruchtbaarheid: zwaarste probleem omdat aandeel ouderen hangt af van de

aanwezigheid van kinderen en jongerenVruchtbaarheid gemeten adhv TVC (=2,1) vervangingsniveauOntgroening = de vermindering van het aantal jongeren door geboortedaling

o Ontgroening als gevolg van culturele factoren Streven naar verbetering autonome zelfontplooiing Emancipatie vrouw: vergrootte vrijheid en keuzemogelijkheden hogere

opleiding, toenemende beroepsactiviteit Veranderende maatschappelijke houding tov seksualiteit en voortplanting +

op de markt komen van anticonceptiepil en verbetering anticonceptiva Later huwen

o Ontgroening als gevolg van economische factoren Toenemende arbeidsparticipatie van de vrouw

(beroepsarbeid gaat niet samen met het hebben van meerdere kids) Zelfs als een verzoening van arbeidstaak met moederschap mogelijk gemaakt

wordt, dan nog kinderaantal beperkto Nataliteitspolitiek: de oplossing?

Pro-natalistisch beleid geringe effecten doordat culturele en economische factoren als positief ervaren worden

Page 2: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

Maatregelen op arbeidsduur, sociale zekerheid en kinderopvang Financiële tegemoetkomingen ten gunste van grote gezinnen

Pas merkbare resultaten op lange termijn (toch te weinig), als structuur van individuele voorkeuren ongewijzigd blijft: natalistisch beleid weinig impact

- Langere levensverwachtingGemiddelde levensverwachting = statistische index die het gemiddelde aantal jaren weergeeft dat mensen van een bepaalde leeftijd nog te leven zullen hebben indien de sterftecijfers van het moment blijven duren: laatste jaren gestegen, bij vrouwen hoger

o Ouderen: geen homogene groep Af te lezen aan de verschillen in opleiding, tewerkstelling en gezinsontwikkelingLeeftijd: grote verscheidenheid ‘vergrijzing binnen de vergrijzing’, in toekomst sterke toename hoogbejaarden

o De babyboomers op pensioen Versterkt door korte conjuncturele veroudering

o Uitstel van sterfte: een succes Gekomen dankzij verbeterde levensomstandigheden, vooruitgang geneeskunde en gezondheidsvoorzieningen en meer aandacht voor hygiëne

- De migratieMigratiesaldo = het verschil tussen aantal immigranten en aantal emigrantenImmigratie(beleid) kan bijdragen tot de verjonging van de bevolking, zou op korte termijn helpen niet realistisch, immigranten worden ook ouder en zouden dan op hun beurt vervangen moeten worden + geïmmigreerde bevolking past vruchtbaarheidsgedrag aan aan het nieuwe thuisland

2.3 De uitdagingen van een vergrijsde samenleving- Houdbaarheid van verzekeringssysteem in gevaar/grote uitdagingen steunt op

opeenvolgende generaties (#jongeren mag niet krimpen) steeds een kleiner aandeel jongeren zullen een groeiende groep ouderen moeten betalen

- Uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg stijgen, terwijl inkomsten uit sociale zekerheidsbijdragen krimpen

- Stijging levensverwachting: ouderen moeten langer onderhouden worden- Verhoogde mantelzorg, nood aan zorg en hulp

langer werken: minder pensioensuitgaven, meer bijdragen voor sociale zekerheid

2.3.1 De uitdagingen in cijfersVergrijzingscoëfficiënt = drukt de verhouding uit tussen het aantal ouderen (60+) en het aantal jongeren (0-19)2017: meer ouderen dan jongeren intensiteit van de vergrijzing verwijst naar proces van dubbele vergrijzing (maat voor verhouding 80+ tov 60+)

Page 3: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

Afhankelijkheid van ouderen: hoeveel lasten de beroepsbevolking moet dragen van de ouderengroep Pensioenlastenindex = verhouding tussen 60+ en de actieve beroepsbevolking (20-59), verwijst naar financiering van pensioenen door inkomsten van de huidige werkendenVergrijzing van de bevolkingsgroep op actieve leeftijd: meer 40+ dan onder 40, evenwicht gaat omslagen: doorsnee leeftijd personen op beroepsactieve leeftijd zal afnemen demografische evolutie: bevolkingspiramide = grafische voorstelling van de bevolking ingedeeld naar leeftijdscategorieën (piramide is de natuurlijke vorm wordt rechthoek)

2.3.2 Een aantrekkelijke oude dagLoop jaren ’90; nadruk actief en zelfstandig oud worden

- Gestegen levensverwachting- Verbeterde levenskwaliteit- Verruimde mogelijkheden inzake tijdsbesteding voor ouderen

ouder-worden is gelijk aan anders actief-zijn Pensioen ≠ armoede, ze hebben een welvarende actieve periode achter de rug

2.4 Toekomstige betaalbaarheid van de pensioenen2.4.1 Het Belgische pensioenlandschapTheorie van de pijlers:

- Nulde pijler: sociale bijstandsregeling die aan ouderen een minimuminkomen garandeert, deze regeling staat los van uitoefening van professionele arbeid + afhankelijk van een onderzoek naar de bestaansmiddelen

- Eerste pijler: gevormd door wettelijke pensioenen, WN, zelfstandigen en ambtenaren verplicht aangesloten, alle pensioensregelingen door de overheid georganiseerd, financiele stromen gecontroleerd door publieke instituties

- Tweede en derde pijler: pensioensregelingen waarbij de relevante financiele stromen worden gecontroleerd door private instituties, overheid komt veelal op onrechtstreekse wijze tussenbeide2e : pensioenen georganiseerd op niveau van onderneming/bedrijfstak/beroepsgroep3e : ieder individu kan vrij deelnemen, omvat pensioensvoorzieningen door overheid gereglementeerd, initiatief volledig bij individu (lange-termijn-sparen)

2.4.2 De eerste pijler- De werknemerspensioenen:

Verplicht en automatisch, voorwaarden:1) Pensioenleeftijd bereikt (65) vervroegd mogelijk bij het vervullen van een loopbaan

(42dienstjaren) op 63 jarige leeftijd2) Beroepswerkzaamheden stopgezetBerekening pensioen: obv beroepsloopbaan, loon en gezinssituatie

o Beroepsloopbaan: obv voltijdse werkdagen (gelijkgestelde periodes)o Loon: loopbaanbreuk 1/45 toepast op het loon van elk loopbaanjaar (loongrenzen:

forfaitair basispensioen)o Gezinssituatie: alleenstaande (en alle anderen 60%) of gezinspensioen (75% wnr

partner geen inkomen) repartitie

Page 4: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

Sluit zeer sterk aan bij het concept van sociale verzekeringInvoering minimumpensioen (1980)

- Pensioenen van de zelfstandigen: Van toepassing op zelfstandige en zijn helper, verplicht, dezelfde voorwaarden en uitzonderingen, berekening vergelijkbaar, gefinancierd obv repartitie (pensioen lager, door lagere bijdragen aan sociale zekerheid van zelfstandigen)

- Het ambtenarenpensioen: Geldt voor vastbenoemde personeelsleden van de federale overheidGeen homogeen geheel: ambtenaren die minstens 5j in dienst zijn, pensioen opnemen vanaf 60j (overheidspensioen) veranderd- 41/42j gewerkt- definitief arbeidsongeschikt: rustpensioen- enkel brutolonen laatste 10j in rekening (pensioen beschouwd als uitgesteld loon)- gefinancierd door de lopende overheidsbegroting- pensioenen stijgen mee met lonen beroepsactieve ambtenaren (perequatie)- geen onderscheid naargelang gezinssituatie

2.4.3 De nulde pijler: het vangnet van de sociale bijstandPersonen die uit de boot vallen betreft pensioensopbouw: nooit tot enige professionele categorie behoord, door omstandigheden onvoldoende pensioensrechten om een behoorlijk inkomen te voorzien inkomensgarantie voor ouderen (gegarandeerd minimuminkomen)

- Band met België vereist- Minimumleeftijd 65j- NIET onvoorwaardelijk: geen of onvoldoende bestaansmiddelen (pensioensinkomsten, elke

andere inkomensvorm) forfaitair bedrag: behoort niet tot de sociale zekerheid, niet gefinancierd obv bijdragebetalingen, maar uit algemene middelen

2.4.4 Stijgende pensioenuitgaven1) Aanhoudende vergrijzing: pensioenen zullen langer uitbetaald moeten worden, intrede

arbeidsmarkt uitgesteld2) Rijpingsproces van de pensioenen: berekening wordt in rekening gehouden met werkelijke

lonen3) Gestegen arbeidsparticipatie van vrouwen: eerst 1 pensioensbijdrage, later 2x60= 120%)4) Tewerkstelling in overheidsdiensten na de oorlog sterk gegroeid: ambtenarenkorps begint te

verouderen, #overheidspensioenen neemt fors toe (hogere pensioenen)5) Vervroegde uittreding: brugpensioenen en vervroegde pensionering (onmiddellijke kost)

Page 5: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

2.4.5 Een zoektocht naar oplossingen- Het debat repartitie – kapitalisatie

Repartitie = het pensioen van de huidige generatie gepensioneerden wordt gefinancierd door de huidige actieve generatieKapitalisatie = elke generatie betaalt voor zijn eigen pensioenen, reserves tijdens actieve loopbaan

- De economie van de vergrijzing: de 3 alternatieven van Myles1) Fixed Replacement Rate model (FRR): vast vervangingsratio voor de

gepensioneerden, bijdragen bepaald door de uitkeringen2) Fixed Contribution Rate (FCR): beroepsactieve bevolking staat een vast deel af om de

gepensioneerden te onderhouden, uitkeringen afhankelijk van de bijdragen3) Fixed Relative Position model (Musgrave): uitkeringen en bijdragen bepaald volgens

een constante verhouding tss inkomen van actieven en uitkeringen gepensioneerden, kost gelijkmatig verdeeld over beide partijen (meer gepensioneerden lagere uitkeringen, hogere bijdragen)

- OverheidsinitiatievenBeleidsingrepen nodig met oog op afbouw overheidsschuld en beheersing uitgavenstijging in sociale zekerheid

o Minder pensioensuitgaveno Nieuwe inkomstenbronnen

- Uitdagingen op vlak van het werkgelegenheidsbeleidEindeloopbaanproblematiek: gem uittredingsleeftijd 59.6 grote kost, aangezien bevolkingsveroudering de zeer lage werkzaamheidsgraad van 55+ leidt tot aanzienlijke kraptes op de arbeidsmarkt vertraging economische groeiLage activiteitsgraad 55+: voortvloeiing uit economische crisis van jaren ’70: vervroegde pensioenen om arbeidsplaatsen vrij te maken voor jongeren, nu nood aan verlenging loopbaan ouderen voordelen

o Bijdragekant mogelijkheid om rustpensioenen te financiereno Voorkomt sociale uitsluiting

- Privatisering van de pensioenenUitbouw aanvullende pensioensregelingen (2e en 3e pijler) aanmoedigen als oplossing van financiële crisisAngsten:

o Inperking 1e pijler en uitbouw 2e en 3e leidt tot duale samenleving van in- en outsiders

o Keuze deelname 2e pijler niet individueel maar afhankelijk WG overheid streeft naar democratisering hiervan door WAP (wet op aanvullende pensioenen)

o 3e pijler: voor hogere inkomens eenvoudiger om geld opzij te zetten

Page 6: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

- Een genuanceerde blik op de toekomstGenuanceerde blik vormen lange termijnprognoses van het planbureau: belangrijkste voorwaarde is bestendiging van de economische groei, randvoorwaarden afbouw overheidsschuld en opdrijven van het activiteitsratio

2.5 Ouderen en zorgOuderdom, ziekte, groeiende afhankelijkheid van anderenStijgende levensverwachting grotere behoeften inzake zorg

2.5.1 ZelfzorgVeel van dagdagelijkse taken zelf verrichten, vooral persoonsgebonden handelingen, huishoudelijke activiteiten (uitgezonderd de zware taken) financiële verrichtingen en materiele zaken aankopenVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger de leeftijd, hoe minder zelfredzaam (zelfzorg dienst ondersteund te worden)

2.5.2 MantelzorgMantelzorg = zorg die gegeven wordt aan een hulpbehoevende door 1 of meerdere mensen uit zijn/haar omgeving, Het gaat om niet-medische hulp verleerd door de partner (voornaamste hulpverlener), kinderen, familie, vrienden of buren

2.5.3 Professionele zorgInformele zorgt primeert op formele hulp, toch hierop beroep gedaan bij complexere en intensievere zorgtaken, vooral bij een langere duur van nood aan hulp of permanent

2.5.4 Intramurale of extramurale zorgOuderen kiezen voor thuiszorg leidt tot ontwikkeling van extramurale voorzieningen, specifieke huisvestingsvormen en semimurale of transmurale voorzieningenEerst: 2 pijlers

1) Thuiszorg2) Opname in een tehuis

Intramurale voorzieningen = omvat de dienstverlening die gepaard gaat met tijdelijke of definitieve opname in een zorginstelling2 soorten instellingen:

1) Rustoorden voor bejaarden: collectieve woonst met vereiste huiselijke verzorging2) Rust- en verzorgingstehuis: bij langdurige aandoening, sterk afhankelijk van hulp van

derden, zware zorgbehoevendheid op fysiek en/of psychisch vlak

2.5.5 Ouderen als zorgverlenersOok zelf aanbieders van zorg: engagement ten aanzien van eigen kinderen en kleinkinderen, hoogbejaarde ouders en schoonouders

2.5.6 Vergrijzing (ook) een probleem voor de zorg?Langer leven zorggraad neemt toe

Page 7: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

Bevolkingsveroudering heeft een sterke impact op de kost van en de behoefte aan zorg financiële haalbaarheid van zorg, door Planbureau en Studiecommissie van vergrijzing voorspelde uitgavengroei in de gezondheidszorgmoet worden afgeremdGevolgen van evt kostenbesparende maatregelen op de toegang van de zorg: hoge kost van professionele bejaardenzorg is knelpunt voor vele ouderen zorgverzekering = gedeeltelijke of gehele dekking van niet-medische zorg, werking door zorgkassen met verplichte aansluiting boven 25jStijgende kost gezondheidszorg door: algemene stijging welvaart, ontwikkeling medische technologie en betere toegankelijkheid van de zorgVrees tekort aan zorgverleners

Hoofdstuk 3: Over mannen en vrouwen1e feministische golf: midden 19e eeuw gelijkschakeling formele rechten

2e feministische golf: vanaf jaren 1960 vergroting maatschappelijke waardering, verhoudingen tussen seksen fundamenteel in discussie

Patriarchale maatschappij = een maatschappij waarin het overheersende patroon van de verhoudingen tussen de seksen is gebaseerd op normen, waarden en gedragswijzen, die voor vrouwen een inferieure en voor mannen een superieure plaats en betekenis tot gevolg hebben

3.1 Vrouwen en mannen in de hedendaagse maatschappij3.1.1 De arbeidsmarktSterk toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen in de geïndustrialiseerde landen kloof op arbeidsmarkt lijkt zich te dichten, toch zet ongelijkheid zich verder onder een andere hoedanigheid:

Veel vrouwen doen routinewerk Werken deeltijds Flexibele arbeid

onregelmatig en onzeker werk (meer deeltijds en meer tijdelijke contracten) Sterke ondervertegenwoordiging in leidinggevende functies

Seksesegregatie:

Verticaal = vrouwen oververtegenwoordigd in lagere functies en ondervertegenwoordigd in leidinggevende functies ‘glass ceiling’/glazen plafond of ‘bottleneckeffect’: het aandeel vrouwen mag wel toenemen aan de basis van organisaties, maar vermindert wnr men dichter bij de concrete machtsuitoefening komt

Barst in glazen plafond (vrouwen die toch doorstromen naar leidinggevende functies) gepaard met ‘glass cliff’ = vrouwen komen opmerkelijk vaker terecht in leidinggevende posities die riskanter en moeilijker zijn dan de posities waarvoor mannen worden benoemd

Page 8: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

Verklaringen: vrouwen maken geen deel uit van het informele netwerk binnen de organisatie minder sociale bescherming en steun: dus ze krijgen lastigere banen met een grote kans op falen, vooroordelen: sommige vrouwen halen top wel, eigen schuld als het jou niet lukt

Horizontaal = het bestaan van ‘mannen-‘ en ‘vrouwenbanen en op de scheve verdeling van mannen en vrouwen over de verschillende sectorenJobs waarin vrouwen oververtegenwoordigd zijn: lagere status + beloningVrouwen toestromen in mannenberoepen degradatieMannen toestromen in vrouwenberoepen statusverhoging (mannen stromen sneller door in vrouwenberoepen naar leidinggevende functies)Loonkloof Gender Pay Gap van 6,6% in België

3.1.2 De taakverdeling in het gezinHuishouden en zorg blijven vrouwentaken: zelfs voltijdswerkende vrouwen besteden meer dan 6u meer tijd aan huishoudelijke taken dan voltijds werkende mannen vrouwen dubbele dagtaak

Stagnatie te maken met psychisch diepgewortelde voorstellingen die mannen en vrouwen van elkaar en van zichzelf hebben compensatie/’balancing’ = vrouwen die in hun werk veel succes hebben en die meer verdienen dan hun mannen, doen vaak thuis méér dan andere vrouwen (ze maken goed wat ze misdoen, nl. buitenshuis de man overtreffen), mannen die hun identiteit op deze manier bedreigd worden gaan minder ‘vrouwenwerk’ doen in huis om dit te compenseren

3.1.3 Politieke besluitvorming1948: vrouwen volledig stemrecht

Vrouwen blijven tot op heden ondervertegenwoordigd in de besluitvormingsorganen op verschillende politieke niveaus

Acties verbetering positie vrouw in politieke besluitvorming:

1) Quotum waarbij minimaal 1/3 van de verkiezingslijsten naar vrouwen2) Aantal kandidaten van elk geslacht op de verkiezingslijsten mag niet groter zijn dan 13) 1e 3 kandidaten op elke lijst mogen niet van hetzelfde geslacht zijn

3.1.4 OnderwijsOpmerkelijke jaren voor vrouwelijke participatie aan universitair onderwijs:

- 1882: voor de eerste maal een vrouw ingeschreven aan unief- 1990: 1e keer meer vrouwelijke dan mannelijke generatiestudenten = studenten die zich voor

de eerste maal inschrijven in het eerste jaar van een basisopleiding in het hoger onderwijs

Geslachtsgebonden studiekeuzes

3.1.5 Geweld tegen vrouwen en mannenVrouwenmishandeling kreeg mediabelangstelling: vrouwen en mannen die slachtoffer zijn van geweld: bij vrouwen is het gerapporteerde geweld toegenomen tussen 1988 en 1998, tussen 1988 en 2009 niet noodzakelijke daling, maar verschil in methodologie en gehanteerde definities

1) Seksueel geweld: bijna uitsluitend vrouwen

Fysiek geweld: vooral mannen

Page 9: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

Pleger van geweld: vrouwen vaker partner, mannen eerder van andere bekenden of onbekenden geweld vooral bij mensen die elkaar goed kennen of in intieme relaties

3.2 Op zoek naar een verklaringNature = gedragingen aangeboren, sociale ongelijkheid als gevolg van natuurlijke verschillen

Sekse = biologische eigenschap, vaststaand natuurlijk verschil tussen mannen en vrouwen

Nurture = sekseverschillen aangeleerd, komen voort uit differentiële socialisatie van beide seksen

Gender = sociale classificatie in ‘mannelijke en vrouwelijke categorie’, culturele, sociale en historische constructie van mannelijkheid en vrouwelijkheid

3.2.1 De nature-benadering- Proximate oorzaken = directe anatomische en fysiologische oorzaken van gedrag- Ultimate oorzaken = gesitueerd op langere termijn in de evolutie en de natuurlijke selectie

beide oorzaken van menselijk gedrag kunnen als complementair beschouwd worden

3.2.1.1 Oorzaken van sekseverschillenProximate oorzaken:

1) Bedrading van de hersenen verschilt:Vrouwen: taalvaardiger, beter gehoor, betere tastzin, emotionele vermogens beter ontwikkeldMannen: beter ruimtebesef, doelgerichter denken, beter in abstracte denkprocessen

2) Hormonale verschillen: causale samenhang van hormonen en hersenen- Determineren secundaire en primaire geslachtskenmerken- Determineren structuur hersenen invloed eigenschappen en gedrag

Mannen agressiever vrouwen emotioneler

Ultimate biologische oorzaken: (sociobiologie)

- Evolutietheorie: gedragspatronen zijn adaptief, kenmerken van de menselijke soort ontstaan door een voortdurend aanpassingsprocesKenmerken: agressie, dominantie, territoriumbescherming en paarsgewijze huwelijksrelaties waarbij mannen vrouwen domineren en het altruïsme tov verwantenHoe men deze kenmerken uit is afh van de culturele context waarin mensen opgroeien

- Sociale ongelijkheden zijn natuurlijke verschillen die vastliggen in de genen (Becker)Socialisatie heeft een secundaire rol, patriarchale verhoudingen groeien ook uit genetische sekseverschillen

3.2.1.2 Kritiek op sociobiologische theorieBiologische gedetermineerdheid van het menselijk gedrag verwijt: genetisch determinisme dat argumenten bevat voor racisme, seksisme en verdediging van de maatschappelijke status-quo

Craniometrie (schedelmeetkunde): herseninhoud van vrouwen kleiner, niet genoeg om te studeren

Hield geen stand dus vrouwelijke fysiologie: vrouwen te kwetsbaar en te emotioneel om te studeren

Argument verschoof richting endocrinologie (hormonenleer): elk geslacht eigen hormoon MAAR verworpen want beide geslachten maken beide hormonen aan

Page 10: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

3.2.1.3 Enkele andere kritische beschouwingen- Post-hoc-verklaring: sociobiologie hanteert sekseverschillen die reeds langer bekend zijn,

zwakte: theorie selectief gebruikt kan worden om de geldigheid ervan aan te tonen, maar zijn zo abstract en dubbelzinnen dat net het tegengestelde te kunnen verklaren

- Weinig harde bewijzen voor sociobiologische stellingen- Niet mogelijk aan te tonen dat geconstateerde en veronderstelde eigenschappen en

gedragingen van de 2 seksen universeel zijn (in elke historische fase en cultuur) eigenschappen en taakverdeling zijn typisch westers

- Veel van sociobiologische stellingen zijn gebaseerd op dierproeven- Hormonen zijn onderhevig aan invloeden van sociale en andere omgevingsfactoren: we

hebben niet genoeg genen om biologisch determinisme vol te houden omgeving cruciale rol!

3.2.2 De nurture-benadering3.2.2.1 De roltheorie rolconcept maakt de verbinding tussen individueel gedrag en de sociale omgeving, rol = een geheel van verwachtingen mbt het gedrag van een individu in een bepaalde sociale positie

Structureel-functionalisme: Parsons elk geslacht heeft specifieke taken en privileges: mannen kostwinnersrol met harde eigenschappen, vrouwen verzorgende rol met zachte eigenschappen

rolverdeling tss mannen en vrouwen verklaard vanuit het doel of functie van deze verdeling, behoud van de samenleving

3.2.2.2 De socialisatietheorie rollen moeten geleerd worden dmv socialisatie, individu bij geboorte onbeschreven blad

Socialisatie = het proces waarin mensen tot leden van de maatschappij en ook tot leden van hun specifiek milieu in streek, buurt, beroep, sociale klasse en geslacht worden ‘gemaakt’, zorgt voor de overdracht van geslachtsidentiteiten (door imitatie, onderwijs en verhalen)

Jongens en meisjes krijgen andere boodschappen van hoe ze zich moeten gedragen van bv ouders

Proces van internalisatie = de identiteit die iemand opbouwt door bepaalde normen en waarden als van zichzelf gaat beschouwen

Kleine kinderen: eigen wil ontdekken, men trekt lering uit ervaringen, bij tegenstrijdige invloeden moet men zelf een oplossing zoeken, pas vanaf 10j kan men normen bewust en beredeneerd afwijzen en daar andere opvattingen tegenover stellen individuatie

3.2.2.3 Enkele kritische beschouwingen1. Functionalistische interpretatie van het rolconcept: problematisch, want genderrollen

worden verklaard vanuit functie die ze hebben voor het behoud van een bepaalde maatschappelijke status-quo

2. Machtsverhoudingen worden te veel uit het oog verloren3. Nadruk op bewusten socialisatieprocessen4. Biologische aspecten worden volkomen genegeerd

Page 11: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

3.3 BesluitTot nu toe wordt ervanuit gegaan dat gedrag het eindresultaat is van sociale en biologische verschillen klopt dit?

Bv. vrouwelijke marathonlopers: vrouwen zijn gaan trainen (gedrag) effect op individuele fysiologie (biologie) maar ook op algemene verwachtingen van ouders over de mogelijkheden van hun dochters (omgeving)

Hoofdstuk 4: Over Belgen en vreemdelingenInleidingVreemdelingen:Italianen, Turken en Marokkanen: arbeidskrachtenCongolesen: koloniale verledenHertogen: ‘vreemdeling’ is al wie bij de geboorte niet de Belgische nationaliteit had kritiek: er is geen rekening gehouden met sterfte en emigratie onder deze nieuwe BelgenVluchtelingen:Stijging tot 1993: vallen van het communistisch blokDaling tot 1997: verharding asielprocedureStijging tot 2000: oorlog is ex-JoegoslavieDrastische daling tot 2007: financiële steun asielzoekers vervangen door materiele steunSinds 2007 (piek 2011) stijgen: Arabische Lente2015 stijging: Afghanistan, Irak en Syrië (oorlog)

Nieuw type van sociale verhoudingen: etniciteit belangrijk onderscheid

4.1 Enkele terminologische verduidelijkingenNiet ‘ras’, maar etnische groepen, deze kenmerken zich door gemeenschappelijke taal, gewoonten, overtuigingen en cultuurRacisme:

Gebruikt voor negatieve houdingen tegenover allerlei raciale/etnische minderheidsgroepen, attitudes van een deel van de bevolking, opvattingen en opinies

Page 12: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

Gedragingen tov migranten: de mate waarin zij ongelijk behandeld of zelfs uitgesloten worden omwille van hun huidskleur en/of nationaliteit (discriminatie)

Aanduiden van een theorie of ideologie, die aan bepaalde groepen ongunstige eigenschappen en vaak een lage maatschappelijke status toeschrijft op basis van raciale/etnische, dus collectieve, aangeboren, fysieke kenmerken (extreem rechts)

De 3 niveaus beïnvloeden elkaar:1) Verspreiding van vooroordelen kan niet afdoende worden verklaard zonder discriminatie en

politiek-ideologische strijd in rekening te brengen2) Discriminatie is niet mogelijk in een mij waar democratie en gelijke kansen als basiswaarden

gelden zonder enige vorm van ideologische legitimering en steunt ze steeds op grote groepen individuen deze discriminatie aanvaarden

3) Politieke bewegingen gebaseerd op racistische ideologieën maken slechts kans wanneer ze hun pijlen richten op een zichtbare groep, legitieme slachtoffers

4.2 Racisme als vooroordeel (microniveau)4.2.1 Houdingen: stereotype, vooroordeel, discriminatie, etnocentrismeAttitudes of houdingen

1) Cognitieve component: stereotype = simplificatie , generalisatie betreffende het gedrag of andere karakteristieken van de leden van een bepaalde groep

2) Evaluatieve component: vooroordeel = dubbele generalisering, een kenmerk of gedragswijze wordt veralgemeend naar een ganse groep en dat kenmerk/gedrag van die groep wordt daarenboven (meestal) als negatief bestempeld

3) Gedragsintentionele component: gaat om een predispositie tot handelen die niet noodzakelijk gelijk is aan het uiteindelijk gestelde gedrag

Etnocentrisme: incorporeert stereotype en vooroordeel Relatief consistente manier van denken betreffende vreemden in het algemeen Niet enkel negatief geëvalueerde stereotypen ten aanzien van ‘outgroups’, maar ook positief

geëvalueerde stereotypen tav ‘ingroup’ (superioriteit van eigen groep)

4.2.2 Houdingen tav de migrantenSurvey Sociaal-Culturele Verschuivingen in Vlaanderen (SCV-survey)Instituut voor Sociaal en Politiek Opnieonderzoek (ISPO)

Page 13: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

4.2.2.1 Ambivalente gevoelensISPO: ambivalente gevoelens van Vlamingen tov etnische minderheden (verduidelijkt in SCV-survey)Tussen 1998 en 2013 een verschuiving naar een positievere houding tov migranten en andere culturen ‘ze vormen een verrijking’ stijgt en ‘ze komen van sociale zekerheid profiteren’ daalt dit staat in contrast met de stijging van het gevoel dat migranten onze cultuur bedreigen

4.2.2.2 Verschillen tussen Vlamingen en WalenEuropean Social Survey (EES-survey) 2002: verschillende houding tussen Vlamingen en WalenW: meer open voor een beleid dat ‘velen’ toelaat

Vrouwen staan positiever tov asielzoekers dan mannen Ouderen positiever dan jongeren Woonsituatie minder goed negatievere houding Vrijzinnigen, ongelovigen en kerkelijken positief Hogere mate van integratie van het middenveld positiever Hoger opgeleiden positiever Hoe beter de financiële situatie, hoe positiever

4.2.3 Enkele verklaringen4.2.3.1 Psychologische verklaring Psychische processen die zich in het individu afspelenFrustratie-agressietheorie: vooroordeel gevolg van een dieperliggend conflict in de persoonlijkheidsstructuur

Frustratie: mensen die niet kunnen bereiken wat ze wensen Agressie: wanneer deze niet kan worden geuit Projectie : op een zwakke minderheidsgroep

interne conflict van de gefrustreerde gereduceerd door de agressie die wordt afgereageerd op de zondebok

4.2.3.2 Sociologische verklaringenTheorieën van sociaal structurele aard: men zoekt onderlinge verhoudingen van concurrentie en conflict tss de verschillende groepen in de samenleving: groep die (denkt dat ze) in haar belangen geschaad wordt door de leden van een etnische groep kan daarop reageren met een rasvooroordeel

Rasvooroordeel is groter in onderste regionen van de sl aangezien daar alle immigranten intreden, hogere regionen zijn toleranter omdat zij hen niet als concurrentie ervaren

Zelfstandige invloed die bepaalde culturele opvattingen uitoefenen op de meningsvorming omtrent raciale/etnische groepen bv. in literatuur, berichtgeving, humor etc

4.3 Racisme als discriminatie (mesoniveau)Discriminatie = achterstelling

1) Vreemdelingen zijn niet gelijkmatig verspreid, maar wonen veelal geconcentreerd in welbepaalde buurten van de steden

2) Mate van concentratie verschilt: laatst aangekomenen minder verspreid dan vroeger aangekomenen

3) Ze wonen gegroepeerd, maar niet afgezonderd van andere bevolkingsgroepen

Page 14: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

4) Wonen in buurten met relatief de slechtste woonomstandigheden

Duale arbeidsmarktstructuur: primaire en secundaire arbeidsmarkt arbeidsmarkt-segmentatieonderzoek: etnische minderheden oververtegenwoordigd in secundaire deel (=etnostratificatie)Hoe hoger de gemiddelde lonen in een bepaalde sector, hoe minder vreemdelingen er naar verhouding vertegenwoordigd zijn, vreemdelingen zijn ook meer werkloos

4.4 Racisme als ideologie (macroniveau)4.4.1 Biologisch en cultureel racismeIdeologie: racisme = de doctrine die stelt dat het gedrag van een individu gedetermineerd wordt door erfelijke eigenschappen die voortvloeien uit het behoren tot welbepaalde radicale groepen, groepen die verschillende eigenschappen hebben en waartussen een relatie van superioriteit en inferioriteit bestaat3 componenten:

Menselijk gedrag is biologisch gedetermineerd Gedragingen zijn erfelijk bepaald Verhoudingen van ongelijkheid (in werkelijkheid bestaan er onderscheiden rassen)

Biologisch racisme: benadrukken superioriteit van het blanke rasCultureel racisme: het idee dat verschillende culturen onverzoenbaar zijn

4.4.2 Racisme en de ideologie van extreem rechts1) Racisme: het geloof in erfelijke superioriteitsverschillen tussen rassen, ‘biologisch gegronde

ongelijkheid’2) Volksnationalisme: het idee van de volksgemeenschap als een door de natuur gegeven,

waardevolle en onvervangbare samenlevingsvorm, ‘mythe van de homogene volksgemeenschap’: creeert een sterk gevoel van samenhorigheid en lotsverbondenheid en dient beschermt te worden tegen alles wat deze eenheid zou kunnen aantasten, het individu is ondergeschikt aan het grootse, krachtige, verenigde volk

3) Sterk leiderschap: autoritaire overtuiging van 2 soorten mensen: leiders en volgelingen4) Antidemocratische en antiparlementaire instelling (verwerping parlementaire democratie):

enkel van 1 sterke leider wordt de oplossing van onze maatschappelijke problemen verwacht5) Antipluralistische opstelling (verwerping alles wat ‘links’ is)

Page 15: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

Vormen deelaspecten van eenzelfde logisch met elkaar verbonden ideologie, eenzelfde basiswaarde: geloof in de fundamentele ongelijkheid van individuen, groepen en volkeren (elitarisme of ongelijkheidsdenken)

4.4.3 De strategie van extreem rechtsStrategie van ‘het dubbele gezicht’ om te kunnen blijven bestaan en groeien: nood aan kiezers en militantenIdeologische afkomst zoveel mogelijk verbergen: naar buiten gematigd opstellenKeerzijde van profiel: verregaande verloochening van ideologische beginselen en dat kan leiden tot de teleurstelling van de militanten: om actieve aanhang te behouden: naar binnen toe reële en radicale gezicht tonen frontstage en backstageZe profileren zich als populistische partijen die zeggen wat u denkt, tweede beweging: populaire denkbeelden via intensieve campagne geleidelijk aan pogen te verruimen, om ze op termijn opnieuw hun ‘oude’ extreem rechtse betekenis terug te geven

Hoofdstuk 5: Arbeid in het bedrijf5.1 Hoe het begon…Sociaal wetenschappelijke kader: aandacht voor

Werkgevers en werknemers (spanningsrelatie) Organisatorische dimensie: structuur Lidmaatschapsdimensie: voorwaarden waaronder mensen worden ingeschakeld in het

productieprocesBeginprobleem:

Hoe minder afhankelijk van werknemers bij maximaliseren van winst? Hoe productie optimaler kunnen beheersen?

toenemende behoefte aan een ‘rationele’ benadering van managementproblemen

5.1.1 Taylorisme, de wetenschappelijke bedrijfsvoeringAmbachtelijke productie: goede gang van zaken rustte op kennis, vakbekwaamheid en de goodwill van de geschoolde arbeiders (machtige stem in het bedrijfsgebeuren) NIET MEER!Principes volgens Taylor om productie op een efficiënte manier te organiseren:

- Scheiding van de organisatie van het productieproces en de kennis van de werknemersKennis van de werkvloer moet gedraineerd worden naar de managementafdelingen

- Scheiding van het uitdenken en het uitvoeren van het werkUitdenken door gespecialiseerde stafafdelingenUitvoeren door werknemers

- De verdere opsplitsing van het uitvoerende werk in elementaire deelbewerkingenComplexe uitvoerende werk uitrafelen tot ondeelbare, eenvoudige taken: vermijdt tijdverlies

Page 16: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

‘Time and motion studies’: zodra de taken in het productieproces bepaald en vastgelegd zijn methodenstudie en tijdstudie, deze maken het mogelijk om voor elke deelbewerking de ‘one best way’ te bepalenPrestatiebeloning: hoogte van het loon wordt gekoppeld aan arbeidsprestaties, streven naar productiviteitsverhoging (motiveren)Intensivering van de arbeid: verhogen van het aantal per tijdseenheid afgewerkte producten, hoe productiever de arbeider, hoe hoger zijn loon moet zijn kortcyclische, routinematige taken waarvoor overwegend ongeschoolde of ongeoefende arbeid vereist is en die van bovenaf vastgesteld en opgelegd kunnen worden

5.1.2 Fordisme, de assemblagelijn en massaproductieLopende bandsysteem of assemblagelijn: plaatsgebonden arbeid, voorraad op arbeidsplekArbeidsritme wordt volledig mechanisch gereguleerd (enkel mogelijk wanneer het product standaardiseerbaar is) verstevigt beheersing productieproces door de ondernemer, bevordert verdere opsplitsing uitvoerend werk (arbeidsdeling in meest extreme vorm)Ford werkt met vaste en vooraf bepaalde beloning: ‘five dollar day’ (toen een ongekend hoge vergoeding) lager arbeidsverzuim, lager verloop arbeidskrachten en lokaas voor goede gewillige en gedisciplineerde arbeidersVoorwaarden voor deze beloning:

- Verhoging enkel voor meerderjarige mannen die langer dan 6 maanden in dienst zijn- Persoonlijke gedrag van de arbeider: verbod van activiteiten die schade toebrengen aan de

gezondheid- Arbeider moet kunnen getuigen van een goede, morele levenswandel Gewone arbeiders moeten zich steviger aan de onderneming binden, verhoging koopkracht

‘fordistisch maatschappijmodel’: massaconsumptie en massaproductieHierdoor nieuw consumptiepatroon: verkoop duurzame consumptiegoederen nam toe

rationalisering en bureaucratisering

5.1.3 De grenzen van de klassieke bedrijfsorganisatieSociale grenzen:

- Het verzet vanwege de arbeiders tegen de arbeidersomstandigheden op de werkplek- Geen autonomie- Eenvoudige en afstompende deeltaken- Vervreemding- Stress- Ziekteverzuim- Sabotage

Efficiëntiegrenzen:- Arbeidssplitsing te complex grotere kans op storingen

Hogere

koopkrac

Hogere

consump

Massa-

productie

Page 17: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

- Bureaucratisering: iedereen voert slechts uit wat formeel is voorgeschreven- Paraplu-systeem: verantwoordelijkheden worden systematisch naar boven geschoven- Verlies creativiteit en flexibiliteit

Veranderde marktvoorwaarden (marktgrens) jaren ‘70:- Gestandaardiseerde productie is niet flexibel genoeg om in te spelen op

marktveranderingen, gebrek aan flexibiliteit omdat machine is afgestemd op een gestandaardiseerd product (door verscherpte concurrentie op verzadigde markt)

5.2 Macro-economische veranderingen5.2.1 Economische aspectGlobale socio-economische verandering: mondialisering van

1. Economie/financiën: verhoogde mobiliteit van kapitaalstromen op wereldschaal2. Concurrentieverhoudingen: aantal en aard van mededingers wijzigt (‘outsourcing’) 3. Tewerkstelling: ontwikkeling naar een postindustrieel socio-economisch model, niet-

industriële sectoren nemen een steeds groter deel van de tewerkstelling voor hun rekening, automatisering en nieuwe internationale arbeidsdeling

4. Informatiemaatschappij: verhandelen van informatie (informatie-industrie) 5. Flexibiliteit: klanten willen een geïndividualiseerd product, onderneming moet voortdurend

innoveren werknemers moeten levenslang leren 6. Kennis: belangrijkste productiefactor7. Vernetwerking: (samenwerking van toeleveranciers en klanten)

5.2.2 Organisatorische aspectNieuwe arbeidsorganisatiestructuren en -conceptenTot jaren ’70: nadruk op arbeidskwaliteit, aandacht voor nieuwe concepten1973: oliecrisis = signaal einde economische groei, organisatiemodellen Ford en Taylor aanpassen aan vereisten van de marktJaren ’80: grote werkloosheid nadruk automatisering (ook administratie beïnvloeden) Jaren ’90: resultaten van investering in automatisering zijn teleurstellend: nood aan creativiteit en flexibiliteit ‘eerst organiseren dan automatiseren’

- Teamwork- Just-in-time: geen stock, direct afleveren van het juiste product is goedkoper: beide bedrijven

zijn afhankelijk van elkaar- Toeleggen op kernactiviteiten: activiteiten waarin onderneming uitblinkt (afslankoperaties)

5.2.2.1 Outsourcing= een middel tot flexibilisering van de ondernemingsactiviteit, de onderneming concentreert zich op de activiteiten die zij het best beheerst (core business) en besteedt de andere uit aan bedrijven die daarvan (een van) hun hoofdactiviteit(en) maken.Onderscheid tussen kernactiviteiten en ondersteunende activiteiten: kans dat onderneming kernactiviteit volledig zelf uitvoert is grootDankzij uitbestedingen ontstaan er nieuwe ondernemingen die zich specialiseren in specifieke dienstverlening

Page 18: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

5.2.2.2 Telewerk= elke vorm van werk dat op afstand van een bedrijfsvestiging wordt uitgevoerd, wordt gemanaged vanuit die vestiging en waarbij ICT wordt gebruikt om het betreffende werk te ontvangen en/of in te leverenVerschillende ladingen:

- Telethuiswerken (permanente thuiswerkers)- Mobiel of nomadisch werk van werknemers: uiteenlopende werkplekken, arbeidscontract

met werkgever- (fre)eLancers, freelance mobiel of nomadisch werk: zelfstandigenstatuut- Werknemers in telecottages of telecentra: kantoren die door derden ter beschikking gesteld- Werknemers in back-offices van bedrijven of sattelietkantoren: door bedrijf ter beschikking

gestelde kantoren- eDiensten geleverd door bedrijven: uitbestede informatieactiviteiten

Grote verschillen tussen beroepsgroepen: managementfuncties meer dan bedieners van machinesThuiswerk ≠ telewerk!

5.2.3 Technologische aspectInschakeling ICT in productieproces:

- Productinnovatie : toenemend gebruik van elektronica in producten vermindering productonderdelen en arbeidstijd

- Procesinnovatie : robots ipv mensen (werken sneller en nauwkeuriger)Flexibele productieautomatisering

- Integratie/computergeïntegreerde productie: databank, keten van geïntegreerde machinesystemen

- Flexibiliteit: mogelijkheid om snel op veranderingen te reageren, aanpassingen op maatg van de klant

5.3 Gevolgen van de economische veranderingen5.3.1 Internationale aanbodketens (gevolgen voor het bedrijf)

Industriel

e dynamiek - Delokalis

atie tewerkstellingsverlies

- Procesvernieuwing

- Productvernieuwi

Lokale en mondiale ontwikkeling van communicatie- en logistieke

Internationale

aanbodketens

- Uitbestedingsnetwer

Page 19: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

5.3.2 Impact op de professionele biografie (gevolgen voor de werknemers)

- Degradatiethese : toenemend gebruik van de computer, minder ruimte voor creativiteit, eigen inbreng en autonomie, taken worden uitgehold

- Upskillingstheorie : inzet van nieuwe technologieën heeft hoger opgeleide werknemers nodig om machines te ontwerpen en bedienen

- Polariseringsthese : evenwicht tussen beide theorieën, technologische ontwikkelingen zorgen voor een degradatie van bepaalde functies en een regradatie van andere functiesOndernemingen worden lerende organisaties, voortdurende innovatie: polarisering in de kwaliteit van arbeid en in de functiestructuur:

o Hypertaylorisering: bij laagopgeleideno Empowerment bij hoogopgeleide kenniswerknemers (= meer initiatiefruimte)

eenvoudig werk is nog lang niet verdwenen, onze economie is geen kenniseconomie, overgang naar een kennismaatschappij is een leerproces

polariseringsthese: achterhaald: kloof tussen beide functieniveaus evolueert: hogere functieniveaus groeien sneller dan de lagere kloof steeds groter

Hoofdstuk 6: de arbeidsmarktArbeid vervult cruciale functies: inkomen, sociale status en persoonlijke identiteit, geeft een temporele structuur aan het dagelijkse leven en verrijkt het de sociale contacten van de werkende uitwisseling aanbieden arbeidskracht en arbeidsplaatsen beschikbaar: verandering arbeidsmarkt

6.1 Evoluties op de arbeidsmarkt6.1.1 Het einde van een sociaal compromis?Sociaal compromis: voorziet een balans tussen:

1. Industrieel ipv landbouwgericht2. Kapitalistisch eigendomsstelsel3. Liberale institutionele structuur4. Burgerschapsrechten

Compromis krijgt gestalte in combinatie van instituties:

Page 20: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

1. Tayloristische en fordistische productiemethodes: reële mogelijkheid van welvaart voor iedereen

2. Keynesiaans economisch beleid: economische cycli stabiliseren en vertrouwen van producenten en consumenten versterken

3. Welvaartsstaat4. Vakbondslidmaatschap

‘full employment’: welkloosheid was een zeldzaam en kortdurend fenomeenArbeidswereld gescheiden van de gezinswereld genderspecifieke rollen (= fordistische model)

6.1.2 Evolutie van werkloosheid1e olieshock (1973) stagflatie: gelijktijdige toename van inflatie (= algemene stijging van het prijzenpeil) en werkloosheidIn het spoor van de 2e oliecrisis: werkloosheid stijgt in grote hoogtesEconomische definitie van werklozen = de mensen die zich op de arbeidsmarkt bevinden en die dus meedingen naar baan en zo de prijs van arbeid beïnvloeden, maar die feitelijk geen baan hebbenSociale beleid: diegenen die recht hebben op een uitkering

Als regels omtrent uitkeringen veranderen verandert ook de definitie

Verschillende categorieën binnen de uitkeringsgerechtigde werklozenAdministratieve werkloosheidsgraad: verhouding tussen de niet-werkende werkzoekenden en de totale beroepsbevolking (men neemt niet enkel de UVW’s, maar alle niet werkende werkzoekenden)Sinds jaren ’70 heeft België een blijvende hoge werkloosheidILO-werkloosheidsgraad = het aantal werklozen als percentage van de totale actieve beroepsbevolking tussen 15 en 64 jaar. Volgens deze maat is een ‘werkloze’ iedere persoon die in een bepaalde referentieweek geen bezoldigde betrekking had maar wel actief op zoek is naar een betrekking en beschikbaar zou zijn om binnen de 2 weken te beginnen werken en niet-werkenden die een job hebben gevonden die binnen 3 maanden begint.De ‘beroepsbevolking’ = het aantal mensen dat actief is op de arbeidsmarkt, hetzij als werkende hetzij als werkloze (werkzoekende)

6.1.3 Oorzaken van werkloosheidResultaat van een afname in de vraag naar arbeid gecombineerd met een toename van het aanbodNa 1975: vertraging economische groei + onder invloed van technologische veranderingen ‘jobless growth’Toegenomen aanbod: vrouwelijke arbeidsparticipatie + wijzigende structuur van beroepsbevolkingParadox: hoge werkloosheid + vrij hoog aantal openstaande vacatures (knelpuntberoep)Openstaande vacatures: kwantitatief tekort of kwalitatief probleem (onderwijs en arbeidssysteem slecht op elkaar afgesteld, tekort aan ervaren werknemers, geografische mismatch etc.)

6.1.4 Aanbod van arbeid: omvang beroepsbevolking Demografische factorenOmvang beroepsbevolking bepaald door demografische ontwikkelingen, evolutie aantal geboortesVanaf jaren ’70: 1e babyboomgeneraties op zoek naar werk (tem midden jaren ’80) uitzonderlijke toestroming van jongeren viel samen met een ‘abnormaal’ lage uittreding (hoge werkloosheid)

Page 21: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

Ommekeer verwacht: dichtbevolkte leeftijdsklassen verlaten de arbeidsmarkt en ruimen plaats voor jongeren uit dunner bevolkte leeftijdsklassen, men verwacht zo een drastische inkrimping dat de actieve bevolking die gaat moeten instaan voor de inactieve bevolking te klein zal worden houdbaarheid van de welvaartsstaat en pensioensector onder drukSociaal-culturele en wettelijke factoren

Lengte van deelname aan het onderwijs: stap naar arbeidsmarkt uitgesteld Uittrede versnellen door verschillende vormen van werkloosheid met bedrijfstoeslag

(brugpensioen) nu: logica omgedraaid, langer op arbeidsmarkt houden

6.1.5 Aanbod van arbeid: evolutie van activiteitsgradenActiviteitsgraad = het percentage van de totale bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64) dat werkt of bereid is te werken (ruimer dan de werkgelegenheidsgraad = het percentage van de bevolking op beroepsactieve leeftijd dat werkt)Dalende activiteitsgraad in uiterste leeftijdscategorieën vooral opvallend bij mannen, emancipatiebeweging bij vrouwen + moeilijk om mee te draaien in de welvaartstaat obv 1 inkomen stijgende actieve vrouwelijk beroepsbevolking in middelste leeftijdscategorieënHoge activiteitsgraden bij vrouwen tss 25 en 35 jaar (daarna nam deze beroepsbevolking in het verleden af), nu steeds minder

6.1.6 Aanbod van arbeid: segmenteringAanbodsoverschot en vraagtekort leiden tot het concurreren van arbeidsplaatsenWerkgevers: rangschikken + selecteren obv hun potentiele productiviteit strategieën leiden tot segmentering van de arbeidsmarktArbeidsvoorwaarden:Primair: moderne, stabiele en hoge lonen betalende bedrijven, goede werkomstandigheden, werkzekerheid en promotiemogelijkhedenSecundair: arbeidsintensieve, verouderde, lage lonen betalende bedrijfstakken, arbeiders inferieure eigenschappen, geen werkzekerheid of promotiemogelijkheden

Destructuratie = het zodanig ingrijpen van de kapitaalbezitters in de sfeer van de technologie, de organisatie en daardoor in taken en functies, dat de eigen beheersing van de productie toeneemt ten koste van de beheersing door de werknemersBv. Functies met geringe kwalificatievereisten: arbeiders uit het secundaire segment (goedkope arbeidskracht, gemakkelijk vervangbaar en eenvoudiger af te stoten)

Arbeidsorganisatie: Intern: werknemer oefent 1 van de kerntaken uit, formele en informele instituties binnen een bedrijf die de allocatie van arbeid en belondingen regelen, on-the-job training, veel promotiekansen en een bepaalde mate van werkzekerheidExtern: werklozen, tijdelijk in dienst, geen of weinig opleiding krijgen en zonder promotiekansen

Om aanpassing personeelsbestand gemakkelijk en zonder al te hoge kosten te laten verlopenBv. Externe segment is een soort arbeidsreserve

Strategisch handelen van aanbieders op de arbeidsmarkt: inferiorisering is het resultaat van etikettering

Voor een werknemer duur om een insider te vervangen door een outsider machtsvoordeel insider, betere bescherming en betere arbeidsomstandigheden afdwingen

Page 22: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

PI: ‘vast kern’, behoorlijke scholing of ervaring, opleiding op arbeidsplaatsPE: behoorlijke scholing, zonder opleiding op arbeidsplaats, geringe werkzekerheid, zonder promotiekansen, taken lijken op PI, contracten tijdelijkSI: redelijke werkzekerheid, soms promotiekansen, lage beloning, geringe autonomie Bv. Textiel- of kledingsector (vooral vrouwen)SE: taakinhoudelijk +

arbeidsvoorwaarden laag, geen promotiekansen, korte diensttijden (meer mannen) bv. schoonmakers, kantinepersoneel

Gedragskwalificaties, werkgevers houden hiermee rekening bij wervings- en selectiegedrag: PI: groot verantwoordelijkheidsbesef, levenslang binden aan arbeidsorganisatie, stabiele werkgewoontenSE: bereid veel van baan te wisselen, periodes van werk afwisselen met periodes van werkloosheid, instabiel arbeidsmarktgedragPE: gedragen als PI, maar genoegen nemen met tijdelijke en onzekere statusSI: ondanks binding, toch gemakkelijk aan de kant gezet wnr dat uitkomt

6.1.7 Evolutie naar een post-industriële samenleving1. Verschuiving van jobsinhouden tertiarisering van de economie, primaire en secundaire

sector verliezen aan belang tvv tertiaire dienstensector (deze sector realiseerde de stijgende tewerkstelling van vrouwen)

Sectoren: Primaire: landbouw en extractie van grondstoffen Secundaire: productie van goederen deze opdeling gebreken, tertiaire sector is residueel (alles wat niet primair of secundair is) Tertiaire: heterogene activiteiten (dienstensector)

o Zakendiensteno Distributiediensteno Sociale diensteno Persoonlijke diensten

‘service-sector-trilemma’: doelstellingen van tewerkstellingsgroei, loongelijkheid en budgettair evenwicht steeds meer met elkaar in conflictMeeste jobcreatie in dienstensector: meer werkgelegenheid (groei persoonlijke en sociale diensten) groter aandeel ongeschoolde bedienden, dus hooggeschoolden: inferieure job aannemen of werkloos blijven

Page 23: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

- ‘Beaumol cost-disease probleem’ : de expansie van de dienstensector is erg kostelijk wegens de lage productiviteit van diensten: men kan niet sneller lesgeven of masseren zonder daarbij in kwaliteit in te boeten: mogelijke scenario’s

o Deze lage productiviteit probleem mbt lonen, lonen zo laag dat armoede gevolg is

o Loonontwikkelingen in andere sectoren volgen: bepaalde diensten dreigen dan uit de markt geprijsd te worden (loonkost te hoog in verhouding tot productiviteit)

o Subsidiering van diensten in publieke sector: begrensd door budgettaire beperkingen

2. Belang van kennis en informatie (Reich) moeilijk laaggeschoolden opnemen in kenniseconomieKennis + manier waarop je met info kan omgaan is belangrijk om als werknemer je concurrentiepositie in wereldeconomie te verbeterenBeheersing van ‘oude kennis’ onvoldoende, waardevolle om kennis effectief en creatief te gebruiken1. Probleemonderkennende deskundigheid: 2. Probleemoplossende deskundigheid: 3. Strategische deskundigheid

1 van deze vormen onder de knie? ‘symbolisch analist’ (Reich)

Gestandaardiseerde productiediensten (zich herhalende taken, die 1 stap uitmaken van het eindproduct), werk verloopt volgens standaard procedures en -regels, salaris afhankelijk van hoeveelheid tijd of werk die ze presteren Betrouwbaar, loyaal en accepteren van leiding, standaardopleiding volstaatPersoonsgerichte diensten: eenvoudig en zich herhalend werk, betaling afhankelijk van aantal gewerkte uren en hoeveelheid geleverd werkBetrouwbaar, volgzaam, aangename omgangsvormen en klantgerichtDiensten gebeuren van mens tot mens maakt dat hun diensten afgeschermd zijn van de directe gevolgen van de wereldwijde concurrentie voelen wel vernetwerking van economie

Symbolische analisten blijven gespaard: vraag naar hun deskundigheid neemt toe, mede dankzij de verbetering van de wereldwijde communicatie- en transportmogelijkhedenConceptualiseren van problemen, het bedenken van oplossingen en de planning van de uitvoering ervan mbv analytische instrumenten + ervaringHet gaat niet om goederen maar om het manipuleren van symbolen, hun diensten zijn over de hele wereld verhandelbaar

Page 24: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

6.2 Antwoorden vanuit de theorie en vanuit het beleid6.2.1 Het antwoord van Europa: de Europese werkgelegenheidsstrategieMeest competitieve en dynamische kenniseconomie ter wereld worden, die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en grotere sociale cohesie en respect voor het milieu Europese werkgelegenheidsstrategieDoelstellingen:

- Tegen 2010o Tewerkstelling naar 70%o Participatiegraad van vrouwen 60%o Oudere werknemers 50%

- Tussendoelstellingen tegen 2005:o Algemene tewerkstellingsgraad 67%o Participatiegraad vrouwen 57%

‘European Employment Taskforce’: om doelstellingen te bewaken, 4 prioriteiten die van algemeen belang zijn voor de lidstaten:

1. Aanpassingsvermogen verhogen2. Meer mensen aantrekken tot de arbeidsmarkt3. Zorgen dat werk een reële keuzemogelijkheid wordt voor iedereen4. Effectief investeren in menselijk kapitaal en de effectieve implementatie van de

hervormingen garanderen door een beter bestuur België niet gehaald: vooral jongeren, vrouwen en 55-plussers moeten meer participeren Hoe speelt beleid hierop in?

- Combinatie arbeid-gezin (vrouwen)- Actief ouder worden en terugdringen uitstroom (ouderen)

6.2.2 Het antwoord van Schmid: de transitionele arbeidsmarktDoel van volledige tewerkstelling: is dat nog mogelijk?Niet: door gebrekkige groei, deels groei die geen werkgelegenheid creeertVoorwaarde: beter economisch klimaat, stimuleren van een transitionele arbeidsmarkt: gebaseerd op een Westers maatschappijmodelArbeidsmarkt centraal en geen raakvlakken met de vier andere belangrijkste maatschappelijke domeinenFasen in levenscyclus:

1. Jong: onderwijs2. Voltijds actief op arbeidsmarkt3. Definitief pensioen Arbeids- en inkomensbeschermende maatregelen ondersteunt deze strikte scheiding Transitionele arbeidsmarkt: grenzen meer open, zonder neerwaartse spiraal van sociale

uitsluiting in gang te zetten door de sociale participatie van mensen over de levensspanne te optimaliseren

2 grote uitdagingen die tgv individualisering zijn ontstaan voor postindustriële samenlevingen:1. Full employment niet langer houdbaar

Page 25: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

2. Toenemend aantal gepensioneerden: te grote last voor de sociale zekerheid andere financieringsbronnen zoeken

Model van transitionele arbeidsmarkt: antwoordConcept volledige werkgelegenheid anders definiëren: gemiddelde arbeidsduur van 30u, concrete arbeidsduur kan variëren rond dit gemiddelde afhankelijk van economische omstandigheden Arbeidsreductie van de werkende bevolking + vorm van inkomensherverdelingFasen die hiervan afwijken zijn dan fasen van ‘transitionele werkgelegenheid’ voorzieningen die dergelijke fases mogelijk maken worden aangeduid met de term: ‘transitionele arbeidsmarkt’ Bv. Tijdelijk (deeltijds) werk, verdergezette training + hertraining, ouderschapsverlof of loopbaanonderbreking

6.2.3 Een actief arbeidsmarktbeleid als antwoordBekeken vanuit de problematiek van de passieve welvaartsstaat, hierin krijgen mensen een uitkering als er iets misloopt met de inschakeling van de arbeidsmarkt om zo sociale integratie veilig te stellen actieve welvaartsstaat: belang hechten aan (weder)inschakeling in het arbeidsproces

1. Mensen die ten onrechte gebruik maken van de uitkeringen, zonder de sociale bescherming mee te helpen financieren

2. Mensen bereid om een inspanning te leveren, maar omstandigheden hinderen hen in het vinden van een geschikte arbeidsplaats

3. Mensen die hun volledig tijd spenderen aan onbetaalde verzorgingsarbeid binnen het gezin

Activering op 2-ledige manier ingevuld:- Prikkel om aan het arbeidsproces deel te nemen wordt versterkt- Bij activering wordt gewerkt aan gepaste werkgelegenheid voor de personen in kwestie,

individuele begeleiding centraal

Actieve welvaartsstaat is een dubbelzinnig concept met vele gezichten: concrete beleidsmaatregelen lopen sterk uiteen + concept verhult verschillende ideologische legitimeringen

1. Disciplinering van uitkeringsgerechtigden: workfare gelegitimeerd (om arbeids- en gezinsethos op te krikken)

2. Onderdeel van een ruimere macro-economische politiek (= omvormen in een strijd tegen werkloosheid)

3. Re-integreren als bijdrage van de sociale cohesie

Page 26: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

4. Emancipatorisch project, waarbij tegenover de inspanningen van het individu integratierechten staan

6.2.4 Een voorbeeld van activering: de kloof tussen beleid en uitvoeringTrajectbegeleiding van werkzoekenden door VDAB: intensieve en individuele begeleiding (werkzoekende centraal)Werklozen moeten in staat gesteld worden om zo snel mogelijk terug aan het werk te gaan: ‘trajectwerking’ = methode waarbij de werkzoekende zo snel en efficient mogelijk volgens een stappenplan door 1 vaste consulent, de trajectbegeleider, naar een duurzame tewerkstelling wordt begeleidStreet-levelbenadering = bottom-upbenadering (veronderstelt dat consulenten in zekere mate ruimte hebben waarin ze kunnen bepalen wat er moet gebeuren= discretionaire ruimte) er is altijd aanpassing nodig3 parameters om het trajectbeleid te evalueren:

1. Aantal nieuw gestarte begeleidingsovereenkomsten met de werkzoekende2. Bereikte werkzoekenden per doelgroep3. Uitstroom na het traject

Street-levelperspectief: meer genuanceerd beeld van trajectbegeleiding (vooral gericht op 1)Door hoge caseload: selecteren wie voorrang krijgt bij het bepalen van een trajectTe weinig tijd: niet iedereen ontvangt een uitnodiging, niet elke genodigde krijgt traject aangeboden

Dubbele selectie leidt tot afstroming = enkel de werkzoekenden die reeds het meeste kans maken om een job te vinden worden geselecteerd voor verdere begeleiding

Parkeren (om goed te scoren op 3) = deze mensen voldoen aan de minimumvereisten om als nieuw traject gerekend te worden, maar dat er geen verdere inspanningen geleverd worden omdat de consulent de kans op een baan laag inschat (werkdruk dragelijker maken)

Voorrang aan intake, enkel bij tijd aandacht aan opvolging Rechten en plichtendiscours nauwelijks doorgedrongen

Besluit door onderzoekers: naast disciplinerende en emancipatorische visie op activering, ook een administratieve belasting

Hoofdstuk 7: de collectieve arbeidsverhoudingen7.1 Overlegstructuur van de arbeidsmarktOverlegstructuren in de privésector

Page 27: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

7.1.1 InleidingBelgië: neocorporatistische overlegpraktijk (3 niveaus: bedrijf, sector, landelijk) met uitgesproken monopolistische vertegenwoordigingen die nauwelijks in opspraak komen(Neo-)corporatisme = een besluitvorming die steunt op het samenspel tussen verschillende partners, in casu de werknemersorganisaties, de werkgeversorganisaties en de overheidBelgisch sociaal overleg: kenmerken:

- Neocorporatistisch: o WN- en WGorganisaties en overheido Ledenbelang en algemeen belango België: overheid ook eenzijdig tussenkomen

- Monopolistische vertegenwoordiging- Representatieve organisaties WN+WG: voorwaarden

o Nationaal en interprofessioneel (in alle bedrijfstakken) georganiseerd (of erbij aangesloten zijn)

o WNorganisaties: min 50.000 leden 1944: Sociaal Pact Tijdens WOII: Vakbondsvrijheid, slechts 1 enkele algemene arbeidsorganisatie toegelaten: gevoel van gemeenschappelijke belangen tussen WG en WN, en tussen de vakverenigingen onderling versterkt1941: onderhandelingen tss vertegenwoordigers van WG- en WNorganisatiesApril 1944: ‘ontwerp van overeenkomst tot sociale solidariteit’/ Sociaal Pact hieruit ontstaat het Belgisch sociaal overlegWat doet het?

- Regelen machtsverhoudingen tss sociale partners: 2 basisideeën: sociale vrede en solidariteitLevensomstandigheden arbeiders moest verbeterd wordenBetrekkingen tss sociale partners moet verlopen in een sfeer van samenwerking en wederzijds respectSamenwerking op 3 gebieden:

o Loon en arbeidsduuro Sociale zekerheido Democratisering van de economie (economische aangelegenheden en

werkorganisatie behoren exclusief tot het domein van de WG)Verwezenlijkingen:

- Invoering verzekeringsplicht- Optrekken van hoogte lonen en uitkeringen- Oprichting Rijksdienst voor Sociale Zekerheid- Instellen van paritair beheer overleg + paritair beheer van de sociale zekerheid

7.1.2 De sociale partners7.1.2.1 De werknemersorganisatiesOorsprong: vakbonden om personen die hetzelfde ‘vak’ uitoefenen te organiseren bescherming van het eigen vak en de eigen arbeidsmarkt (sinds WOII bredere service)3 functies:

1) Betere arbeidsvoorwaarden + betere bescherming van de arbeid voor de WN (algemeen) en voor vakbondsleden (bijzonder) materiele verbeteringen

Page 28: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

2) Emancipatie van de WN, binnen en buiten het bedrijf: vakbond waakt over kwaliteit van arbeid en medezeggenschap arbeider

3) Dienstverlening voor haar leden Belgie hoogste syndicalisatiegraad (Bruto 86%, netto 58%)Eigenschappen Belgisch syndicalisme:

1) Relatie tss vakbonden en hun leden zeer cliëntelistisch2) Verzuiling en informeel contact3) Vakbonden zijn institutioneel aanwezig in ondernemingen- Zorgen voor sociale cohesie en sociale vrede + aandacht besteden aan de internationale

competitieve positie van hun bedrijfssectorStructuur van de vakbonden in België3 representatieve vakbonden:

- ABVV (Algemeen Belgisch Vakverbond) 17 gewest, 7 beroepscentrales- ACV (Algemeen Christelijk Vakverbond) 21 gewest, 9 beroepscentrales - ACLVB (Algemene Centrale van Liberale Vakbonden van België) meer gecentraliseerd,

alleen geografische onderverdeling 3 regionaal en diverse Gewestelijke zones (uitzondering: VSOA: vertegenwoordigt openbare sector)

georganiseerd als confederaties= een soort nationale secretariaten die verschillende afdelingen samenbrengen in een centraal gecoördineerde overkoepelende structuur

Categorale bonden: richten zich op het belang van de specifieke categorie WN die zij vertegenwoordigen: gegroepeerd in Nationale Unie van Onafhankelijke Syndicaten (NUOS)Bv. NCK (confederatie van het kaderpersoneel, niet erkend als representatieve WNorganisatie, toch deelnemen aan sociale verkiezingen) en NUOD (Nationale Unie der Openbare Diensten)

7.1.2.2 WerkgeversorganisatiesFuncties:

- Onderhandelen met vakbonden in collectief overleg- Paritair beheer met vakbonden van gemeenschappelijke fondsen of sociale

zekerheidsorganismen- Behartigen gezamenlijk belang- Bieden van informatie en ondersteuning- Politiek lobbywerk

Structuur van de werkgeversorganisaties:4 representatieve WGorganisaties:

1) VBO (Verbond van Belgische Ondernemingen): enige interprofessionele WGorganisatie die de ondernemingen uit de 3 gewesten vertegenwoordigt (Vl: Voka) regionale WG verbonden zijn overkoepelende organisaties

2) UNIZO (Unie der Zelfstandige Ondernemers)3) UCM (Union des Classes Moyennes)4) Boerenbond

Page 29: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

Zelfstandige ondernemers (middenstandsorganisaties): speciaal orgaan met adviserende en vertegenwoordigende bevoegdheid

- Hoge Raad voor Zelfstandigen- KMO (Kleine en Middelgrote Ondernemingen)- Interfederale Bureaus - Kamers voor Ambachten en Neringen - Federaties van Handel, Ambacht en Nijverheid (Unizo en UCM)- Federaties van Vrije en Intellectuele beroepen

Land- en tuinbouworganisaties: interprofessioneel: Boerenbond, ABS en VAC

7.1.3 De overheidVoor jaren ’70: enkel rol in overleg als bijkomende derdeLater: actief en dwingend optreden: men tractie toch autonomie van sociale gesprekspartners te garanderen met de overheid als subsidiaire rol, als laatste redding bij het falen van initiatief van sociale partners onderling

7.2 OverlegorganenOverleg tss bovenstaande sociale partners verloopt grotendeels in geïnstitutionaliseerde overlegorganenBereikte akkoorden: advies of voorstel, soms bindend CAO’s (collectieve arbeidsovereenkomsten) België hoogste dekkingsgraad: 90% arbeidssituatie bepaald door een collectief akkoordCAO’s = akkoorden die worden gesloten tss 1 of meer representatieve WNorganisaties en 1 of meer representatieve WGorganisaties of 1 of meer WG

- Individuele en collectieve betrekkingen vastgesteld- Rechten en verplichtingen van beide partijen geregeld- Meest substantiële afspraken mbt lonen en arbeidsvoorwaarden hierin geregeld

3 verschillende soorten CAO’s naargelang het onderhandelingsniveau:1) Nationaal en interprofessionele CAO’s: Nationale Arbeidsraad en groep van 10, kunnen

algemeen binden verklaard worden bij Koninklijk besluit2) Paritaire (sub)comités: sectorale CAO’s afgesloten voor betrokken bedrijfs(sub)sector3) Niveau van de onderneming: ondernemingsCAO: voor alle WG en WN gebonden door een

overeenkomst Rechten die WN putten uit een bepaalde CAO moeten worden gerespecteerd door CAO’s op een lager niveau, tenzij anders wordt toegelaten

7.2.1 Overleg op nationaal interprofessioneel niveauInterprofessionele Programmatie-akkoorden (IPA): nationaal niveau

- Sociale programmatie die sociaal overleg van permanente sfeer van conflict onttrok- Onderlinge afspraken maken over de sociale vooruitgang die ze de volgende 2 jaar

wensen te realiserenDrang van de overheid om zich meer te mengen bij het sociale overleg uit zich vooral in informeel overleg, in tijde van grote spanningen en onrust

Nationale arbeidsraad (NAR): 1952: uitsluitend paritair samengesteld orgaan (vz, werkende en plaatsvervangende leden+geassocieerde leden uit non-profit, repr WG en WNorganisaties

nationaal

professioneel

interprofessioneel

Page 30: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

in gelijke getale): adviserende opdracht, sinds 1968 bevoegdheid om interprofessionele CAO’s te onderhandelen en af te sluiten

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB): 1948 uitsluitend paritair samengesteld orgaan (Repr WG- en WNorganisaties in gelijke getale en experten): adviserende bevoegdheid enkel betreffende economische problemen, hier kunnen geen CAO’s tot stand komen, taak concurrentiepositie van het land evalueren: rapporten daarover uitbrengen

Hoge raad voor preventie en bescherming op het werk : 1999 vervanging van Hoge Raad, brengt op eigen initiatief of op aanvraag, advies en voorstellen uit over maatregelen mbt veiligheid, gezondheid van arbeid en de werknemers: paritaire samenstelling (vz, ondervz, repr WG- en WNorganisaties in gelijke getale, secretarissen en deskundigen)

7.2.2 Overleg op professioneel niveauParitaire Comités om zware conflicten te verhelpen1945: PC’s wettelijk statuut, rechtsbron voor WN, zwaartepunt van overleg bij PC’s vooral van loonoverleg, samenstelling paritair (vz, ondervz en repr WN- en WGorganisaties in gelijke getale)Opdracht:

- CAO’s sluiten voor hun bedrijfstak- Geschillen tss WG en WN voorkomen en bijleggen- Advies geven- Specifieke reglementeringen uit te werken- Sociale en arbeidswetgeving toepassen

Verzoeningsbureau: geschil kan aanhangig gemaakt worden dat niet kon worden opgelost in de gewone samenkomst: niet-bindende aanbeveling richten tot de betrokken partijenSociale bemiddelaar: hulp inroepen naar aanleiding van een verzoeningsvergadering, kan communicatie tss partijen verbeteren, ‘goed diensten’ verlenen en niet)-bindende voorstellen doenBijzondere raadgevende commissies: advies of voorstellen uitbrengen aan minister of CRB, paritair samengesteld (Repr WG- en WNorganisaties in gelijke getale en experts), op te richten door CRB

7.2.3 Overleg op regionaal niveauRegionale advies- en overlegorganen Vlaanderen:

- Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) (interprofessioneel overleg) + sectorale commissies

- Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité (VESOC) (over tss sociale partners en Vlaamse regering)

- STV-Innovatie & Arbeid niet de bevoegdheid CAO’s te sluiten, maar adviezen kunnen basis vormen voor belangrijke beslissingen van het parlement of de regering van het betrokken gewest

7.2.4 Overleg op ondernemingsniveau3 overlegorganen: verkozen tijdens de vierjaarlijkse sociale verkiezingen

- Ondernemingsraad (OR) verplicht voor elke onderneming met een gem van 100 WN, samenstelling moet niet strikt paritair zijn (ondernemingshoofd,

Page 31: Facultair Overlegorgaan Sociale Wetenschappen (FOSO) · Web viewVrouwen doen meer aan zelfzorg, bij alleenwonende ouderen gelijke mate van zelfzorg bij mannen en vrouwen, hoe hoger

ondernemingsafgevaardigden, personeelsafgevaardigden), taken: arbeidsreglement, vakantie, pensioenfondsen…

- Comité voor preventie en bescherming op het werk verplicht van gem 50 WN, paritair samengesteld (ondernemingshoofd, ondernemingsafgevaardigden, personeelsafgevaardigden), taken: adviseren inzake optimale arbeidsomstandigheden, beleid preventie ongevallen, beroepsziekten, jaarlijks actieplan onderneming

- Vakbondsafvaardiging: bestaat enkel uit vertegenwoordigers van de werknemers, maakt eisen van de WN kenbaar en voert onderhandelingen met de WG, toezicht toepassing sociale wetgeving, CAO, arbeidsreglement en individuele contracten, heeft een aantal belangrijke rechten: gehoord worden, bijstand individuele WN, voorafgaande info over veranderingen arbeid/loon

7.2.5 Overleg op internationaal niveau1996: Europese ondernemingsraden:Voor multinationale ondernemingen met een communautaire dimensie: met > 1000 WN in EER en >150 in min 2 lidstatenTer info en raadpleging van de WN, partijen grotendeels vrij om te beslissen over het bevoegdheidsdomein, de samenstelling, de taak en de werking van de OR in kinderschoenen

7.3 Uitdagingen- Grotere rol overheid op het sociaal overleg- Belangengroepen en middenveldorganisaties zetten sociaal overleg onder druk- Hoe spelen vakbonden in op:

o Evoluties op bedrijfsniveauo Toename flexibele werkstatuten (potentiele ‘outsiders’)o Belang nationaal niveau neemt af: overleg lager niveau afspraken meer op maato Verzoening sociale en ecologische kwestie