Een studie over de sociale obstakels van een...

63
0 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Wetenschappelijke verhandeling KATRIN VAN DEN TROOST MASTERPROEF SOCIOLOGIE PROMOTOR: PROF. DR. RONAN VAN ROSSEM COMMISSARIS: DR. MAYA CAEN ACADEMIEJAAR 2012 – 2013 Marktgericht hervormingen als de ideale ontwikkelingsstrategie? Een studie over de sociale obstakels van een marktgerichte hervorming door Vredeseilanden in drie boerengemeenschappen in Mkuranga (Tanzania) aantal woorden: 17321

Transcript of Een studie over de sociale obstakels van een...

Page 1: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

0

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

Wetenschappelijke verhandeling

KATRIN VAN DEN TROOST

MASTERPROEF SOCIOLOGIE

PROMOTOR: PROF. DR. RONAN VAN ROSSEM

COMMISSARIS: DR. MAYA CAEN

ACADEMIEJAAR 2012 – 2013

Marktgericht hervormingen als de ideale ontwikkelingsstrategie?

Een studie over de sociale obstakels van een marktgerichte

hervorming door Vredeseilanden in drie boerengemeenschappen in

Mkuranga (Tanzania)

aantal woorden: 17321

Page 2: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

1

Dankwoord

Graag zou ik Dr. Prof. Lesley Hustinx en Dr. Prof. Ronan Van Rossem bedanken voor de begeleiding van

mijn thesis. Aangezien ik mijn onderwerp zelf heb gekozen, ben ik dankbaar voor het vertrouwen en de

steun die zij mij geschonken hebben, evenals de sociologische inzichten die me inspiratie gaven om mijn

onderzoek vorm te geven. In het bijzonder wil ik Kain Mvanda bedanken, voor de onvoorwaardelijke

steun en begeleiding, zeer bruikbare informatie en de gepaste contactpersonen waarmee hij me in

contact bracht. Dankzij hem was het mogelijk om een veldonderzoek uit te voeren bij VECO East Africa in

Tanzania. Wat betreft mijn onderzoek in Tanzania zelf, druk ik grote dankbaarheid uit voor de

medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge. Hij heeft me in contact

gebracht met de verschillende boerengemeenschappen, waardoor ik mijn feitelijk onderzoek in de

praktijk kon uitvoeren. Zijn professionele en sociologische visie, onderbouwd door zijn expertise en

ervaring op het vlak van onderzoek, grotendeels opgedaan bij VECO, bleken van grote waarde voor mijn

onderzoek en zijn aanpassingen zorgden meermaals voor verrassende inzichten. Daarnaast dank ik Laura

Beke, Catherine Savard en Suzanne Shalko bij wie ik gedurende vijf weken kon verblijven en mijn

ervaringen kon delen en ventileren. Zonder hulp van hen allen was dit niet mogelijk geweest. Tenslotte

wil ik mijn ouders, vriend, broer, zus, familie, studiegenoten en vrienden danken. Zij hebben me

gedurende de voorbereiding van dit onderzoek en ruimer gezien de afgelopen vier jaar tijdens mijn

universitaire studie gesteund en me het vertrouwen gegeven om te durven denken naast het evidente.

Zonder hen had ik de moed niet gehad om deze onderzoekreis alleen te ondernemen.

Page 3: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

2

Abstract

Deze masterproef gaat de ervaringen van boeren met betrekking tot de marktgerichte hervormingen na

in de vorm van een ontwikkelingsproject van Vredeseilanden (VECO). Concreet wordt onderzocht wat de

sociale obstakels zijn in boerengemeenschappen bij deze hervormingen. De data waarvan gebruik wordt

gemaakt is afkomstig van semigestructureerde interviews afgenomen bij 14 leden van drie verschillende

‘Commercial Farmer Family Organizations’ uit het district Mkuranga in Tanzania. Eveneens worden

documentanalyse en participerende observatie gebruikt om de data van de interviews aan te vullen. De

analyse geeft aan dat er sociale obstakels ervaren worden door de leden van de boerengemeenschappen.

De sociale obstakels worden geanalyseerd op twee niveaus, het micro en mesoniveau. Op het

microniveau wordt er gekeken naar de verandering in sociale statusposities in de gemeenschap en de

verandering in takenverdeling in de gemeenschap. De oudere vrouwelijke respondenten van deze groep

lijken omwille van hun traditionele positie opzij geschoven te worden door economisch invloedrijkere

leden. De economische taakverdeling van economische taken wordt, in tegenstelling tot de traditionele

taakverdeling, niet georganiseerd volgens geslacht: iedereen heeft als doel maniok op de markt te

brengen bijgevolg doen mannen en vrouwen dezelfde taak. De intrede van economische belangen in de

gemeenschap zorgt ook voor uitdagingen voor de sociale cohesie in de gemeenschap in de toekomst. Dit

onderzoek vult eerder uitgevoerd onderzoek aan door op mesoniveau te focussen op een verandering van

mentaliteit in de boerengemeenschappen. Deze informatie wordt samengevat in de bevindingen. In de

conclusie van dit onderzoek worden verschillende implicaties voor verder onderzoek gegeven en

suggereert men nieuwe onderzoeken in dit thema.

Kernwoorden: sociale verandering, individuele modernisering, sociale status, kwalitatief onderzoek

Page 4: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

3

Inhoudstafel

Dankwoord .................................................................................................................................................... 1

Abstract ......................................................................................................................................................... 2

Inhoudstafel .................................................................................................................................................. 3

1. Inleiding ................................................................................................................................................. 4

2. Case studie ............................................................................................................................................ 9

2.1 Vredeseilanden .............................................................................................................................. 9

2.2 Werking van VEC0 ....................................................................................................................... 11

2.3 Werking van de boerengemeenschappen .................................................................................. 15

3. Theoretisch kader ................................................................................................................................ 17

3.1 Sociale en economische verandering ................................................................................................ 17

3.2 Stromingen ........................................................................................................................................ 21

Sociaal kapitaal ontwikkelingsmotor ................................................................................................... 21

Modernisering van economische en culturele waarden ..................................................................... 23

3.3 Ervaringen van boeren ...................................................................................................................... 25

3.4 Voorspellingen ................................................................................................................................... 27

4. Conceptueel model ............................................................................................................................. 29

5. Methodologie ...................................................................................................................................... 32

5.1 Ervaringen van boeren ...................................................................................................................... 36

Microniveau ......................................................................................................................................... 36

Mesoniveau ......................................................................................................................................... 37

6. Bevindingen ......................................................................................................................................... 39

6.1 Sociale obstakels van het project ...................................................................................................... 39

Sociale obstakels op microniveau ....................................................................................................... 40

Sociale obstakels op mesoniveau ........................................................................................................ 43

7. Conclusie en discussie ......................................................................................................................... 46

Referenties .................................................................................................................................................. 52

Page 5: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

4

1. Inleiding

De meerderheid van de Afrikaanse bevolking is afhankelijk van kleinschalige landbouw (Van Damme &

Dirckx, 2000). Ze rekenen hierop voor voedsel en inkomen. Hierbij worden ze geconfronteerd met

opkomende industrialisatie van de landbouw, terwijl kleinschalige landbouw steeds hun dagelijkse leven

blijft beïnvloeden. Ze zijn afhankelijk van kleinschalige landbouw voor zelfvoorziening in een gevarieerd

dieet. Om het inkomen van kleinschalige boeren te stabiliseren en te vergroten moeten er verschillende

obstakels overwonnen worden. Binnen de ontwikkelingssamenwerking worden er vele projecten

georganiseerd om de economische ontwikkeling van gemeenschappen te stimuleren door marktgerichte

hervormingen door te voeren (Renshaw, Edward, & Hulme, 1997). De transformatie vanuit een onzeker

levensonderhoudend systeem naar marktgericht landbouwsysteem vergt grote inspanningen voor alle

leden van de gemeenschap. Het huidige systeem met kleine input en lage productiviteit staat model voor

vele landbouwsystemen in vele Afrikaanse landen. Ontwikkelingssamenwerking ziet in de economische

versterking van gemeenschappen de sleutel om een gehele maatschappij te kunnen ontwikkelen in

ontwikkelingslanden.

Nieuwe economische groei in Afrikaanse landbouw veronderstelt financieel duurzame intensifiëring van

bestaand akkerland, sinds het grootste deel van hoog-potentieel landbouwland al in gebruik is (Afionis,

2012). Hiervoor heeft men een onderscheid gemaakt in de soorten gewassen naar productiviteit. Men

kan de opdeling maken tussen ‘cashcrops’ en ‘foodcrops’ (Alwang & Norton, 1993). ‘Cashcrops’ zijn

gewassen die gemakkelijk een grote opbrengst voortbrengen en die aangeraden worden aan zowel

kleinschalige boeren als aan grote industriële landbouwbedrijven. Zij worden vooral gekweekt om op de

markt gebracht te worden. ‘Foodcrops’ daarentegen staan bekend om hun huiselijke productie bij

kleinschalige boerengemeenschappen. Deze gewassen verkopen niet goed op de markt en worden

vooral geteeld voor eigengebruik. Op vele plaatsen in Afrika worden ‘cashcrops’ gebruikt om een groter

volume gewassen te produceren op één akkerland (Norton, Alwang, Masters, & von Witzke, 2007). Een

grotere oogst maakt het mogelijk meer producten op de markt te brengen, daardoor een groter

winstpercentage te behalen en zo een stabiel inkomen te verwerven. Een stabiel inkomen kan ervoor

zorgen dat kleine boerengemeenschappen meer krediet hebben om voedsel aan te kopen en minder

afhankelijk zijn van eigen teelt en productie. Theoretisch is dit correct, maar in de praktijk zijn er veel

obstakels die men moet overwinnen om mee te kunnen genieten van een veilig inkomen door

marktgerichte herstructureringen met als doel landbouwproducten op de markt te valideren.

Page 6: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

5

De marktgerichte aanpak van ontwikkelingssamenwerking draagt veel potentieel in zich (Borras, 2003).

Vooropgesteld dat samenlevingen in ontwikkelingslanden gebaseerd zijn op kleinschalige landbouw die

de boerenbevolking onderhoudt in haar dagelijkse behoeften, is het inspelen op kleinschalige landbouw

een goede piste voor ontwikkeling. De meerderheid van de bevolking is afhankelijk van kleinschalige

landbouw, bijgevolg kan dit ook de motor van een nationale economie worden.

Ngo’s (niet-gouvernementele organisatie) bieden structurele ondersteuning bij het leggen van contacten

tussen prodenten, handelaars en consumenten, het verstevigen van de onderhandelingspositie van

kleine boeren, etc (Van Damme & Dirckx, 2000). Dit zijn cruciale activiteiten van het

ontwikkelingsproject. Maar deze projecten verlopen niet zoals de theorie het voorspelt. Projecten voor

marktgerichte hervormingen kunnen samenlevingen ook ontwrichten waardoor de weg naar

ontwikkeling langer lijkt dan voorheen. Zowel economische als culturele veranderingen in een

samenleving van boeren zijn niet te herleiden tot doelstellingen van ngo. De snelle economische

innovaties en veranderingen kunnen op sociaal verzet stuiten (Scott, 2005) of krijgen geen gehoor in de

boerengemeenschappen (Woolcock, 1998). Ook de mentaliteitsverandering, zoals het inzetten op

winstmaximalisatie en het naar de voorgrond brengen van het eigenbelang, wordt niet altijd warm

onthaald in boerengemeenschappen (Kunkel, 1965). De mentaliteitsverandering die meestal nodig is om

marktgerichte herstructureringen te dragen op lange termijn, is het resultaat van een moeilijk en

langzaam proces. Dit is een proces waar ngo van buitenaf moeilijk invloed op hebben, maar zij zijn wel

afhankelijk van de resultaten van de ondersteuningsprojecten om hun hulp te kunnen garanderen.

Het is interessant om een duidelijker beeld te verkrijgen van de problemen waar ngo’s mee te maken

krijgen als zij de structurele hervorming van kleine landbouwmarkten wil volbrengen. Het is opmerkelijk

dat ontwikkelingssamenwerking verantwoordelijk is voor grote transformaties in gemeenschappen

(Renshaw et al., 1997). De aanpak van ngo’s in het implementeren van projecten is cruciaal voor het

verloop van gemeenschapstransitie. Daarbij is het leerrijk om te kijken naar de manier waarop boeren de

transformaties ervaren en om te polsen naar hun visie op de toekomst van de gemeenschap. Al deze

facetten zijn nodig om de sociale en economische situatie in de samenleving te begrijpen en zo degelijke

inzichten te verwerven in ontwikkelingssamenwerking. Daarom is dit onderzoek gebaseerd op een

marktgericht project van Vredeseilanden1 in Mkuranga, Tanzania (VECO, 2011). Vredeseilanden is een

Belgische ngo en draagt de missie uit er voor te zorgen dat boeren een eerlijker inkomen verdienen. Dit

1 “What we do”: www.vecoeastafrica.org

Page 7: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

6

eerlijke inkomen willen ze verkrijgen door landbouwproducten op de markt te brengen. Het onderzoek

vond plaats in drie boerengemeenschappen in het district Mkuranga.

We vragen ons af hoe boeren de economische en culturele veranderingen in de maatschappij ervaren.

Concreet behandelt dit onderzoek de vraag: ‘Wat zijn de mogelijke sociale obstakels die boeren ervaren

bij marktgerichte hervormingen van Vredeseilanden in drie boerengemeenschappen?’ Meer specifiek

wordt er ingegaan op deze onderzoeksvraag aan de hand van een case. Het onderzoek bestaat uit een

casestudie die focust op de belangrijkste sociale uitdagingen van het project doorheen de perceptie van

leden van de boerengemeenschap. Het project van Vredeseilanden VECO (Vredeseilanden Country

Office), dat van start ging in 2006, is een goede illustratie voor deze onderzoeksvraag. Vredeseilanden

voert een project uit waarbij men marktgerichtere hervormingen doorvoert in boerengemeenschappen.

De ngo probeert in de gemeenschappen in Mkuranga maniok (Manihot esculenta) op de landbouwmarkt

te brengen. Maniok en cassave zijn dezelfde groente, beide namen worden doorgaans allebei gebruikt

(Kivuyo, 2011). Hierbij ondervinden de organisatie en de leden van de boerengemeenschap

moeilijkheden. In dit onderzoek focussen we op moeilijkheden die gepaard gaan met de verandering in

sociale status, rolverdeling en de uitdagingen voor het project. Dit wordt onderzocht vanuit de ervaring

van boeren met obstakels in het project.

Het vermoeden bestaat dat zowel de financiële, materiële als morele inbreng van ngo’s van buitenaf een

bepalende invloed heeft op de start en het verloop van de veranderingen van boerengemeenschappen

(Bebbington & Perreault, 1999). Zoals gezegd kunnen deze projecten ook een ontwrichtend effect

hebben op de samenleving. Daarom wordt er in dit onderzoek extra aandacht besteed aan de inbreng

van de ngo in de werking van de samenleving. Door het onderzoek te staven vanuit de ervaringen van

boeren, onderscheidt dit onderzoek zich van andere kwantitatieve benaderingen. Vaak worden

projecten door de donor heel economisch benaderd (De Maesschalck, 2005). Kwantitatieve resultaten

van ontwikkelingsprocessen worden vaak aangehaald om vervolgprojecten te legitimeren. Een

kwalitatieve aanpak van de evaluatie van projecten is aangewezen om de kwaliteit van projecten te

garanderen en te evalueren.

Ondanks het feit dat er voor het verkrijgen van resultaten voornamelijk uitgegaan wordt van gegevens

verkregen via kwalitatief onderzoek, kan men de reeds gevoerde kwantitatieve onderzoeken niet

Page 8: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

7

negeren (Zinam, 1989; Ward & Lowe, 1998; Vaisey, 2007; Olowu, 2009). Sociale en economische

veranderingen worden in veel onderzoeken beoordeeld via kwantitatieve surveys.

Met deze thesis wordt geprobeerd ontbrekende hiaten op te vullen via een casestudie over het tot nu

toe vooral kwantitatief benaderd onderwerp. De bestaande onderzoeken omtrent gemeenschappen in

transitie in ontwikkelingslanden, alsook de theorieën die economische en sociale veranderingen worden

verklaard en besproken in deze thesis. Giddens en Parsons schetsen de invloed van sociale en

economische verandering op een gemeenschap in het algemeen. Daarna wordt gefocust op twee

stromingen die een verklaring kunnen bieden voor die veranderingen. Zo bekijken we het cultureel

determinisme waarbij we refereren naar McClelland en Weber: zij focussen op culturele waarden in een

gemeenschap die ervoor zorgen dat er economische ontwikkeling optreedt. Eveneens analyseren we

‘the moral economy’ van Scott die voorgaande inzichten uitbreidt met de veerkracht van samenlevingen

tegenover verandering. Vervolgens betrekken we Inkeles in het theoretisch kader. Hij onderzocht de

individuele modernisering in ontwikkelingslanden. Tot slot worden deze bestaande theorieën

samengevat in een nieuw model voor de sociale obstakels van marktgerichte hervormingen. Er wordt

toegespitst op de problemen die de leden van de boerengemeenschappen in het project van

Vredeseilanden ervaren hebben tijdens de marktgerichte herstructureringen op micro- en mesoniveau.

Hierbij worden verschillende factoren van een samenleving in acht genomen en wordt de algemene

theorie uitgebreid met specifieke problemen vanuit de praktijk. In het nieuwe model wordt als eerste de

focus op verandering in sociale status gelegd. Daarnaast is ook rolverdeling een hoofditem en als laatste

zijn de uitdagingen voor het project vanuit het standpunt van de boeren opgenomen in het nieuwe

model. Vanuit de literatuur wordt een conceptueel model opgesteld waarbij gefocust wordt op de

ervaringen van boeren met de sociale verandering in de boerengemeenschap. Deze ervaringen worden

opgesplitst in twee niveaus. Enerzijds is er het microniveau: deze ervaringen hebben betrekking op het

dagelijkse leven van de gemeenschap. Anderzijds wordt er gefocust op factoren op het mesoniveau:

deze factoren hebben invloed op de lange termijn werking van de gemeenschap.

Het unieke aan dit onderzoek is dat er wordt getracht om zelf in de leefwereld van de boeren te stappen.

Dit gebeurt aan de hand van drie kwalitatieve onderzoeksmethoden: semigestructureerde interviews,

documentanalyse en participatieve observatie. De semigestructureerde interviews met boeren uit drie

verschillende boerengemeenschappen gaven ons de mogelijkheid beter inzicht te krijgen in de perceptie

van boeren ten aanzien van de veranderingen in hun samenleving. Hierbij worden de veranderingen

Page 9: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

8

benaderd vanuit de obstakels die Vredeseilanden al ervaren heeft in het verloop van het project.

Daarnaast was documentanalyse van Vredeseilanden zeer verruimend om inzicht te krijgen in de missie

en doelen van het project. De jaarrapporten gaven een duidelijk beeld van de evolutie van het project.

Ten slotte werden ook workshops, trainingssessies en het dagelijks verloop van zaken in het

districtskantoor bijgewoond. Enkel zo veronderstellen we dat we de perceptie van

boerengemeenschappen op de veranderingen in de samenleving en de mogelijke invloed van de

structuren van Vredeseilanden op een volledige manier in kaart kunnen brengen. Met de resultaten

wordt getracht een nieuwe kijk te geven op sociale obstakels die een marktgerichte herstructurering als

ontwikkelingssamenwerkingsstrategie tegenkomt en hoe boerengemeenschappen uit

ontwikkelingslanden in transitie deze veranderingen ervaren. Het is interessant verder onderzoek te

doen naar de effecten van ontwikkelingssamenwerking als economische motor van ontwikkelingslanden.

Page 10: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

9

2. Case studie

2.1 Vredeseilanden

De keuze voor Vredeseilanden2 werd gemaakt omdat zij zeer duidelijk en klaar hun doelstellingen

verwoorden: de projecten worden gebaseerd op het versterken van kleinschalige boeren door hun

landbouwproducten op de markt te proberen te krijgen. Vredeseilanden is een Belgische niet-

gouvernementele organisatie die haar hoofdkwartier heeft in Leuven en actief is in acht andere landen

waar ze regionale kantoren hebben onder de naam Vredeseilanden Country Offices (VECO). Hun aanpak

van de projecten heeft als doel de integratie van de kleine boer in de gehele waardeketen van producent

tot consument. Ze proberen de link te ontwikkelen tussen elke belanghebbende van de waardeketen van

een product. Door de verschillende belanghebbenden in contact te brengen, en vooral de kleine boer

een stabiele onderhandelingspositie te geven, willen ze de motor van de ontwikkelingseconomieën weer

aanzwengelen. De missie van Vredeseilanden is om boeren een eerlijk en stabiel inkomen te geven en

daardoor de voedselveiligheid in deze landbouwgemeenschappen te verbeteren.

Vredeseilanden is geëvolueerd naar een organisatie die zich focust op de levenskwaliteit van boeren in

ontwikkelingslanden. Het verdrag van Parijs3, dat werd opgesteld in 2005 door de OESO landen

(Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling), geeft een aanzet tot de structurering van

de ontwikkelingssamenwerkingssector. Het verdrag van Parijs leidde tot herstructureringen in de

werking van ngo, zowel in het donorland als in het partnerland. Het verdrag focust op meer ‘ownership’

voor de partnerlanden. In het partnerland leidde het verdrag tot meer integratie van plaatselijke

bevolking in de werking van de organisatie: het project moet meer gestuurd worden door de plaatselijke

vraag naar begeleiding en ondersteuning. Hieruit richtte Vredeseilanden landenkantoren op in de landen

waar zij actief zijn: de organisatie bestaat uit een hoofdkantoor in België en landenkantoren in

partnerlanden. VECO Tanzania, het landenkantoor in Dar es Salaam (Tanzania), heeft als doel de

marktpositie van kleine boeren te verstevigen door middel van de teelt van maniok.

2 “Wat we doen”: www.vredeseilanden.be

3 Déclaration de Paris sur l’efficacité de l’aide au développement (2005)

Page 11: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

10

Vredeseilanden4 leidt het project in Mkuranga district (Tanzania) reeds 7 jaar en heeft als doel

marktgerichte hervormingen door te voeren in boerengemeenschappen door maniok en

maniokproducten efficiënter op de markt te brengen. De maniokwortel kan vergeleken worden met de

aardappel in onze cultuur: het is de basis voor veel maaltijden en wordt aanzien als ‘food security crop’

(Alwang & Norton, 1993). De voedingswaarde van maniok ligt zeer hoog en het is gemakkelijk te telen,

vandaar dat vele landbouwgezinnen maniok telen voor eigen gebruik. Het gewas heeft niet veel water

nodig, wat het een aantrekkelijke groente maakt om te telen in steeds droger wordende gebieden. Maar

de landbouwfamilies hebben ingezien dat ze individueel niet kunnen voldoen aan de marktvraag zowel

in de zin van kwaliteit als kwantiteit. De kwaliteit van maniok wordt sterk bepaald door de afstand tussen

de planten. Te veel planten op een bepaalde oppervlakte kunnen ertoe leiden dat de vruchten klein

uitvallen, die dan weer voor een beperktere opbrengst zorgen. Daarom hebben ze zich georganiseerd in

Commercial Family Farmers Organizations (CFFO). De boerenfamilies organiseren zich om zo beter te

kunnen voldoen aan de marktvraag van maniok. De verwerking is te duur en te intensief om op

individueel niveau te organiseren. De boerenfamilies die toetreden tot boerengemeenschappen bestaan

gemiddeld uit 4,4 leden per familie.

Tanzania is een van de hoofdproducenten van maniok in Afrika, er wordt jaarlijks zo’n 6,8 miljoen ton

maniok geteeld (Kivuyo, 2011; Samoff, 1996; Jayne & Jones, 1997). Enkel Niger en Kenya produceren

meer maniok. Dit is 5,5 % van de wereldwijde maniokproductie en 14 % van de totale Afrikaanse

productie. Tijdens de projectperiode is de productie van maniok sterk gestegen. Een boer bezit

gemiddeld 5 hectaren grond waarvan hij, voor de start van het project gemiddeld een halve hectare

gebruikte voor maniokteelt en grote delen braak liet liggen. Sinds de start van het project en de focus op

maniokproductie is de oogst gestegen. De boeren gebruiken reeds 2 tot 3 hectare van hun totale grond

om maniok te cultiveren. In 2006 behaalde men gemiddeld 2 ton maniok per hectare en de totale oogst

in 2011 bedroeg 4 ton maniok per hectare. De manier van denken over de productie van maniok is

veranderd. De intensifiëring van de maniokteelt en nieuwe manieren om de oogst te optimaliseren

hebben ertoe geleid dat de boeren in de mogelijkheid zijn maniok en maniokproducten op de markt te

brengen. In 2011 haalde de boeren 50 % van hun inkomen uit maniokhandel.

4 Resettlement policy framework, participatory agricultural development and empowerment project (PADEP), The

united republic of Tanzania Ministry of agriculture and food security (2003)

Page 12: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

11

Tanzania werd gekozen omdat Vredeseilanden hier een project gedurende meerdere jaren heeft

opgesteld en omdat de sociaal-politieke situatie van Tanzania stabiel genoemd kan worden vooral omdat

gedurende de jaren zeventig een socialistische regering aan de macht was die de economie controleerde

(Bryceson, 1993). Onder gezag van President Nyerere werd plattelandsontwikkeling mogelijk gemaakt en

leek Tanzania het ‘juiste’ voorbeeld te zijn voor anderen ontwikkelingslanden (Ponte, 2000).

Kleinschalige landbouw werd aangemoedigd en lokale markten draaiden op afzet van de boerenfamilies.

De huidige meer liberale regering zet meer in op grootschalige mono-culturele landbouwbedrijven. Hun

motto ‘Kilimo Kwanza’, wordt vertaald als ‘landbouw eerst’ (Putterman, 1995). De monoculturele

opbrengsten van grote landbouwbedrijven maken van Tanzania een exportland, waardoor het BBP

(Bruto Binnenlands Product) fors toeneemt de laatste jaren. De economische groei wordt echter niet

gelijk verdeeld binnen het land. Kleine boeren kunnen niet meegenieten van de economische groei en

ondervinden daarnaast ook nog eens grote concurrentie op de binnenlandse markt. Hierop speelt VECO

in: het is hun doel om de om de kleinschalige boeren een stevigere plaats op de binnenlandse

landbouwmarkt te geven. Via lobbywerk bij de Tanzaniaanse regering, zowel op nationaalals lokaal

niveau ijvert VECO wetgeving rond landbouw en landeigendomsrechten die meer bescherming bieden

aan kleinschalige boerengemeenschappen.

2.2 Werking van VEC0

In het landenkantoor in Dar es Salaam werken acht medewerkers aan de opvolging en het organiseren

van het project5. Zes medewerkers zijn van Tanzaniaanse afkomst, één medewerker is afkomstig uit

Duitsland en ondersteunt het project en de andere medewerker is van Belgische afkomst en loopt zijn

stage in de organisatie. Dar es Salaam bevindt zich op ongeveer 50 kilometer van het district Mkuranga.

Vanuit het landenkantoor bezoeken de medewerkers drie tot vier keer per week de gemeenschappen.

De medewerkers integreren niet volledig in de gemeenschappen door niet permanent aanwezig te zijn:

hun sporadische contacten zorgen ervoor dat hun faciliterende rol niet in het gedrang komt. Het feit dat

men enkel op controlemomenten en trainingsmomenten ter plaatse is, maakt dat de inmenging zich

beperkt. VECO reikt de kennis aan, maar laat de intrede van de nieuwe werkwijzen in de werking van de

boerengemeenschap aan die gemeenschappen zelf. Dit soort interventie heeft ook een keerzijde: de

sporadische aanwezigheid op het veld maakt dat resultaten en verandering moeilijk op te volgen zijn en

5 Document VECO: Annual report 2011 Veco East Africa

Page 13: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

12

langzaam verlopen, terwijl VECO afhankelijk is van de resultaten in haar jaarrapport voor de continuïteit

van de organisatie.

Dit landenkantoor wordt, zoals eerder vermeld, geleid door plaatselijke medewerkers. Zij kunnen beter

inspelen op de behoeften en vragen van de boerengemeenschappen. Taal is hierbij al een belangrijk

aspect waarover zij beschikken. Het feit dat een groot deel van de medewerkers de lokale taal machtig

is, is een belangrijke troef. Maar de vele dialecten in Tanzania zorgen ervoor dat communicatie nog

steeds stroef verloopt in sommige boerengemeenschappen. Over het algemeen verloopt de

communicatie met de boerengemeenschappen in het Kiswahili, de officiële taal van Tanzania die op de

meeste plaatsen gesproken wordt.

Naast het beheersen van de taal, is ook de sociale functie van de medewerkers van het landenkantoor

van belang. Tanzania is een van de meest ontwikkelde landen van Oost Afrika. Toch is er nog steeds een

grote sociale kloof tussen blanke inwoners en de plaatselijke bevolking. De lange voorgeschiedenis van

apartheid en racisme is nog steeds voelbaar in sociale interacties. Plaatselijke medewerkers krijgen meer

respect en gehoor bij de boerengemeenschappen doordat ze de cultuur en omgangsregels beheersen.

Boeren gaan gemakkelijker in op verzoeken van plaatselijke medewerkers dan op verzoeken van een

blanke medewerker.

In de werking van VECO6 wordt sterk gefocust op de onderhandelingspositie van kleinschalige

boerenfamilies. Allereerst probeert VECO CFFO’s op te stellen: kleine boerenfamilies worden

aangemoedigd samen te werken en zich te verenigen. VECO werkt volgens de ‘Sustainable agriculture

chain development’ (SACD)7 benadering (VECO, 2011). Hun missie bestaat erin de bestaansmiddelen van

georganiseerde landbouwfamilies in rurale gebieden te verbeteren door het organiseren van een multi-

stakeholder platform. Via dit platform kunnen actoren uit de gehele waardeketen van producent tot

consument met elkaar in discussie treden, elkaar ontmoeten en onderhandelingen opstarten. De

integratie van boeren in de waardeketen verloopt via trainingen en workshops rond optimale

landbouwtechnieken (in rijen planten, afstand tussen planten, soort zaden, land voorbereidingen,

wieden, etc). Ook risicoverspreiding via het differentiëren en verwerken van landbouwproducten

behoort tot de aanpak van VECO. Ze bieden informatie en kennis aan over het drogen en vermalen van

6“What we do”: www.vecoeastafrica.org

7 “What we do”: www.vecoeastafrica.org

Page 14: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

13

de maniokwortel. In combinatie met andere bloem kan maniokbloem een goede aanvulling zijn. De

handelaars van bloem eisen een hoge kwaliteitsgarantie van de kleine boeren. Deze is moeilijk te bieden

zonder de geschikte machines en technieken. VECO ondersteunt hier de lokale

landbouwgemeenschappen met workshops en trainingsmomenten. Deze benadering komt overeen met

de Market Led Agrarian Reform die teruggevonden werd in de literatuur (Borras, 2003).

Naast trainingen en het organiseren van multi-stakeholder platforms, werkt VECO ook rond het

behartigen van belangen bij de overheid: VECO dient voorstellen in bij de overheid om het

landbouwbeleid aan te passen in het voordeel van kleinschalige landbouw. Samen met andere

organisaties (TAWLAE, MVIWATA) bepleiten ze de belangen van kleinschalige boerengemeenschappen

bij de lokale en regionale overheden (Alawiya, 2011). Een medewerker van het kantoor houdt zich

specifiek bezig met de wetgeving en de veranderingen erin, waardoor er snel en gefocust kan

gereageerd worden op wendingen die niet in het voordeel zijn van kleinschalige

boerengemeenschappen.

Het project van VECO8 ging van start in 2006 maar voordien waren er reeds organisaties die een actieve

samenwerking hadden met deze boerengemeenschappen. TAWLAE9 (Tanzania Association of Women

Leaders in Agriculture and Environment) is een organisatie die opgericht is door de Tanzaniaanse

overheid om de positie van vrouwen in de samenleving te versterken. Dit project in Mkuranga werd

reeds opgestart in 2003. De werking van deze organisatie ging via het bestuur van de gemeenschap. Zij

organiseerden bijeenkomsten voor vrouwen: veel vrouwen zijn aan de slag in de kippenkweek, om deze

te verkopen op de plaatselijke markt. Maar aangezien weinig vrouwen hiervoor samenwerkten is het

project vandaag uitgedoofd.

Daarnaast was ook MVIWATA10 (Mtandao wa Vikundi vya Wakulima Tanzania; netwerk van

boerenorganisaties in Tanzania) aanwezig in de boerengemeenschappen waar VECO in 2006 tot toetrad

(Alawiya, 2011). Dit is een organisatie die zich focust op het versterken van het netwerk tussen

boerengemeenschappen. Zij hebben ervoor gezorgd dat verschillende boerengemeenschappen in heel

Tanzania beschikken over een gsm-toestel waarmee ze prijsafspraken kunnen maken, zodat handelaars

8 Document VECO: Cassava chain in Tanzania. Sustainable livelihood analysis and chain analysis, Mkuranga District, Raymond Mnenwa, januari 2009 9 http://www.mifugo.go.tz/associations/

10 http://www.mviwata.org/ MVIWATA, the defender of the farmer is the farmer himself (2002)

Page 15: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

14

niet zelf de prijs kunnen bepalen en opleggen. Op deze strategie bouwt VECO verder, door multi-

stakeholder platformen te organiseren om boerengemeenschappen, handelaars, producenten en

consumenten met elkaar in contact te brengen. Doordat boerengemeenschappen op de hoogte zijn van

de marktprijs kunnen ze hun maniok voor een eerlijke prijs verkopen. Het systeem met gsm-toestellen

stuit echter op problemen met ontvangst in de kleine en afgelegen boerengemeenschappen. Maar

wordt er wel zoveel mogelijk gebruik van gemaakt door de boerengemeenschappen.

VECO is dus niet gestart in boerengemeenschappen die nog niet bestonden: deze gemeenschappen

hebben voordien al eerder samengewerkt rond projecten. Enerzijds zorgt het feit dat de boeren al

eerder economisch hebben samengewerkt ervoor dat hun ervaringen ruimer en uitgebreider zijn,

anderzijds zorgt dit ervoor dat bepaalde veranderingen geïnitieerd werden voor de start van dit project.

Het project van VECO is wel het eerste project dat zo intensief samenwerkt met de

boerengemeenschappen: ze zetten de leden aan tot sparen om een economisch centrum te bouwen en

voorzien trainingsmomenten en workshops. Nochtans proberen ze niet te veel te interageren met de

gemeenschappen.

Het feit dat er al andere organisaties aanwezig waren voordat VECO toetrad tot de werking van

boerengemeenschappen, maakt het moeilijk de effecten specifiek toe te schrijven aan VECO. Bij de

bevraging naar de ervaring van boeren is het daarom belangrijk in het achterhoofd te houden dat de

ervaringen niet alleen toe te schrijven zijn aan het project van VECO. Het onderzoek richt zich op de

effecten van de marktgerichte herstructureringen die reeds zijn doorgevoerd, los van de achterliggende

organisatie. De veranderingen kunnen ook niet toegeschreven worden aan enkele factoren en zijn steeds

een samenloop van acties en reacties van verschillende factoren in de samenleving. Eerdere ervaringen

zijn in deze zin een verrijking omdat men kan vergelijken met de werking van andere organisaties.

Daarbij kunnen we echter niet nagaan in hoeverre er in het begin meer of minder sociale weerstand was

ten opzichte van buitenstaande projecten.

Bovendien helpt VECO11 ook de gemeenschappen een ondernemingsplan op te stellen. Door de

gestructureerde voorstelling van toekomstplannen is het mogelijk een lening te krijgen bij

gemeenschapsbanken. Door financiële ondersteuning is het mogelijk nieuwe machines aan te kopen,

11

Document Wereldbank: Diagnostic Trade Integrated Study (DTIS) SURVEY OF AGRICULTURAL MARKETING

LOGISTICS COSTS IN RURAL TANZANIA, David Nyange, December 2004 (geanalyseerd in November 2012)

Page 16: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

15

economische centra te bouwen, etc. VECO heeft tot doel een faciliterende rol te spelen in dit facet van

het project. Ze willen kennis en hulp aanreiken maar houden zich ook op afstand van de

gemeenschappen.

2.3 Werking van de boerengemeenschappen

Religie is een belangrijke factor in Afrikaanse samenlevingen. Het geloof in Tanzania is verdeeld in

enerzijds animistische en inheemse godsdiensten, vooral beleden in de stammen in het binnenland, en

anderzijds de islam die zich concentreert in de oostelijke kuststreek. 35% van de Tanzanianen is moslim

(Hillbom, 2012). Het merendeel van de moslims is woonachtig aan de oostkust waar vroeger de

Arabische handelsroute liep naar Zanzibar. Op Zanzibar, waar de Arabische invloeden nog sterker

aanwezig zijn, is 99% van de inwoners moslim. Mkuranga is het district aan de oostkust en een groot deel

van de bevolking is dus bijgevolg moslim. De leden van de onderzochte boerengemeenschappen zijn

allemaal moslim. Het aanleren van Koranteksten staat hoog aangeschreven in de gemeenschap en hier

wordt veel tijd aan besteed. De tradities en rituelen hebben een grote invloed op de organisatie van het

dagelijkse leven van de leden van de boerengemeenschap.

De economische veranderingen in de boerengemeenschap stuiten op moeilijkheden doordat de

economische activiteiten moeilijk kunnen worden ingepland in de structuur van het dagelijkse leven

(Temudo & Schiefer, 2003). Deze structuur wordt sterk bepaald door het geloof en de Koran. De

dagelijkse gebedsmomenten, het strakke eetpatroon en de gezamenlijke momenten zijn prioritair voor

de leden. Dit maakt het moeilijk de leden te laten inzien dat efficiënter werken bijdraagt tot een stabieler

levensonderhoud. Een verandering in de dagindeling omdat meer werk vereist is, wordt vaak negatief

onthaald. De medewerkers van VECO moeten hun trainingsmomenten en workshops goed afstellen op

de tradities en rituelen van de boerengemeenschappen. Als er bijvoorbeeld iemand gestorven is, is de

gemeenschap voor drie dagen in rouw en mag er niemand in het dorp komen. Dit zijn voorvallen die de

werking vertraging opleveren maar die niet te omzeilen zijn.

De hoofdfunctie van boerengemeenschappen (CFFO’s)12 is het organiseren van collectieve initiatieven

zoals collectief verwerken van maniok tot droge maniok, een collectieve opslagplaats ter beschikking

12 Document VECO: Sustainability criteria for value chain development, screening tool

Page 17: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

16

stellen, marketing en fondsenmobilisatie. De functie van de aangesloten landbouwfamilies is om de

productie van maniok in de individuele families aan te moedigen.

Een voorbeeld van zo’n groep is de Kizapala’s dorpsgemeenschap, in Mkamba wijk in het district

Mkuranga (VECO, 2011). Deze boerengemeenschap telt 44 leden. Ze heeft zich gespecialiseerd in

maniokteelt sinds de intrede van Vredeseilanden in de gemeenschap. In 2009 besliste de leden, samen

met VECO, om geld in te zamelen voor de bouw van een gemeenschappelijk centrum dat kan gebruikt

worden voor de opslag en verwerking van maniok. Elk lid van de boerengemeenschap doneerde

omgerekend ongeveer 40 euro (Tsh 80,000) aan de gemeenschap om de bouw van het economisch

centrum te financieren. Het overige bedrag werd gesponsord door VECO. Elk lid participeerde in de

opbouw van het centrum. Doordat iedereen van de gemeenschap mee geïnvesteerd had in het centrum,

was het centrum eigendom van iedereen. Het bewustzijn dat het economisch centrum er was gekomen

met hun eigen geld, maakt dat er erg veel zorg voor wordt gedragen: de collectieve investering mag niet

verloren gaan door toedoen van een enkel lid van de gemeenschap. Het gebouw heeft vijf kamers voor

verwerking, opslag, ontmoetingsruimte en twee kantoren. Het gemeenschappelijk belang van een goed

gebruik en onderhoud ligt in de handen van ieder lid. De samenwerking wordt dus opgebouwd vanuit

gemeenschappelijk belangen.

De boerengemeenschap in Kizapala is één van de drie organisaties waarvan leden werden ondervraagd.

De andere organisaties in Solete en Njanne doorlopen hetzelfde project. De boerengemeenschap in

Solete heeft nog geen economisch centrum gebouwd, maar is wel sterk bezig met de intensifiëring van

maniokteelt. Er worden steeds meer trainingsmomenten georganiseerd en de boeren beginnen steeds

meer efficiëntere plant-, teelt- en oogsttechnieken toe te passen. In de gemeenschap in Njanne zijn de

leden momenteel aan het sparen om te kunnen investeren in een economisch centrum: er zijn reeds

plannen opgemaakt. De naburige gemeenschappen van Kizapala maken gebruik van het economisch

centrum. Dit verloopt echter stroef omdat de verplaatsingskosten hoog zijn. Het transport van maniok

naar andere dorpen verloopt moeilijk bij gebrek aan de gepaste vervoersmiddelen en een ontoereikende

wegeninfrastructuur. Bovendien is er reeds misbruik gemaakt van de gebouwen en machines en worden

de machines en het centrum zo intensief gebruikt door de boerengemeenschap in Kizapala dat er een

beperkt draagvlak is voor het delen van de infrastructuur.

Page 18: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

17

3. Theoretisch kader De effecten en resultaten van ontwikkelingssamenwerking zetten aan tot een reflectie over andere

manieren van ontwikkelen waarbij de reeds geïdentificeerde obstakels in de literatuur minder of niet aan

bod komen (Van Damme, 2005). Moeten we inderdaad stoppen met ontwikkelingssamenwerking en elk

land op zijn eigen tempo laten ontwikkelen? Of is onze rol als westerse ontwikkelde landen de

onderontwikkelde landen te helpen? Is de interdependentie tussen landen op globaal vlak zo verwikkeld

geraakt dat economische belangen alles bepalen en dit hulp noodzakelijk maakt? Wat is het einddoel van

ontwikkelingssamenwerking. Dit zijn fundamentele vragen bij het maken van opmerkingen over

bestaande ontwikkelingsstrategieën.

Ontwikkelingssamenwerking concentreert zich meer en meer op het stimuleren van kleinschalige

landbouw als motor van ontwikkeling (Cummings, 2001). In volgende paragrafen worden theorieën en

onderzoeken weer gegeven die economische en sociale veranderingen reeds hebben proberen te

verklaren. Het eerste deel bevat een ruimere sociologische omkadering van sociale en economische

verandering in de samenleving. Daarbij wordt er nagegaan wat sociale verandering juist inhoudt en hoe

individuen omgaan met sociale veranderingen in hun omgeving. Vervolgens worden verschillende

stromingen bekeken om het verband tussen sociale en economische veranderingen beter te kaderen.

Daarna wordt er toegespitst op literatuur die reeds is ingegaan op wat de individuele en collectieve

uitdagingen van marktgerichte hervormingen kunnen zijn. Op die manier kan het theoretisch luik ons

meer inzichten geven over hoe de transitie in boerengemeenschappen ervaren wordt door boeren.

3.1 Sociale en economische verandering

Giddens (1983) bespreekt in zijn agence-structure theorie dat actie nood heeft aan een soort

referentiekader. Actie kan hier ook gedefinieerd worden als de oorzaak van verandering. Hij ziet actie als

een stroom van gebeurtenissen die elkaar opvolgen. Acties vinden plaats in een bepaalde context.

Hierbij duidt context op de acties van andere mensen, en de mogelijkheden en limieten van sociale

structuren in een samenleving om acties mogelijk te maken. Hij bepleit dat de kennis van de andere

personen in de structuren een belangrijke rol speelt in de werking van een samenleving. Giddens (1983)

bespreekt in zijn paper ‘Agency and structure’ de wisselwerking tussen agenten (individuen in een

maatschappij) en de structuur van een samenleving. Enerzijds beaamt hij dat individuen structuren

Page 19: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

18

kunnen beïnvloeden. Zij maken en vormen de structuren in een samenleving. Anderzijds vormen

structuren onze omgeving en beïnvloeden ze onze referentiekaders en denkpatronen. Sociale

verandering is een wisselwerking tussen agenten en structuren in een samenleving.

Giddens (1978) bespreekt het concept ‘structuration’, hij verwijst hiermee naar de voorwaarden die

ervoor zorgen dat structuren blijven bestaan en bijgevolg gereproduceerd worden als een systeem. Hij

verwijst met het concept ‘structuur’ naar de waarden en normen die sociaal geproduceerd worden, en

gehanteerd worden als richtlijnen voor de organisatie van het dagelijkse leven. Het systeem van waarden

en normen reproduceert relaties tussen actoren in de samenleving (Giddens, 1979). Kennis is belangrijk

in dit proces want het geeft actoren de kans om de omgeving en het systeem te begrijpen en te

veranderen. Actoren zijn cognitief en reflexief zodat ze de motor vormen voor veranderingen in het

systeem. Hierbij wordt het systeem gezien als dominant en legitiem voor alle actoren in de samenleving.

Structuren zijn het medium waardoor systemen blijven bestaan of transformeren. Deze transformatie

wordt dus in gang gezet door actoren die veranderingen willen teweegbrengen aan het systeem. De bron

van verandering komt volgens Giddens van uit de gemeenschap.

De aanwezigheid van ngo’s in ontwikkelingslanden zorgt ervoor dat bestaande structuren of hiërarchieën

gewijzigd worden (Renshaw et al., 1997). De exogene invloed van ngo’s doorbreekt de cirkel van

Giddens’ idee over transitie in een samenleving, omdat de structuren van het systeem niet veranderd

worden door actoren van binnenuit maar door exogene invloeden van ngo’s. Het betrekken van de

actoren van de gemeenschap in de ngo is een goede stap richting het internaliseren van het

veranderingsproces. Dit wil echter ook zeggen dat de wil tot transformatie niet geheel van actoren in de

samenleving zelf komt waardoor de sociale actie in boerengemeenschappen in ontwikkelingslanden niet

de gewenste sociale verandering te weeg zou brengen.

Men kan stellen dat ngo’s allocatieve bronnen hebben die dominantie uitoefenen over materiële

objecten (Woolcock, 2004). Zo hebben ngo’s veel invloed op economische middelen zoals de aankoop

van machines en het voorzien van infrastructuur. Maar actoren, de boeren uit de gemeenschappen,

hebben nog steeds autoriteitsbronnen zoals gezag en legitimiteit. Deze bronnen bezitten dominantie

over waarden en normen in de gemeenschap en dus beheersen ze het denkpatroon van leden van de

gemeenschap. Tradities, waarden en normen zijn gebaseerd op autoriteitsbronnen en vormen een

sterke basis voor de sociale cohesie in boerengemeenschappen. De economische en sociale

Page 20: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

19

veranderingen die ngo’s teweeg willen brengen, verlopen niet zoals Giddens’ structuratie-theorie het

voorschrijft.

Parsons (Parsons, 1961) bespreekt sociale verandering vanuit een structureel-functioneel oogpunt: de

samenleving opgedeeld in verschillende subsystemen die samen bijdragen tot een functioneel

overkoepelend systeem. Zo ziet hij economie als een apart subsysteem dat in relatie staat tot andere

subsystemen. Hij onderscheidt naast economie ook nog het cultureel subsysteem dat instaat voor de

productie van symbolen en tekens die een algemene betekenis verkrijgen in de samenleving. Deze

symbolen worden gevormd doordat betekenissen geïnstitutionaliseerd worden door actoren. Het

systematische gebruik van deze symbolen door verschillende actoren zorgt ervoor dat de betekenis

geïnternaliseerd wordt en doet sociale interactie ontstaan in de structuur. Door een machtsstrijd tussen

verschillende discours wordt de betekenis van symbolen bepaald. Het volgende subsysteem dat Parsons

onderscheidt is het sociale subsysteem dat individuele actoren in een specifieke situatie tot interactie

aanzet.

In dit geheel van subsystemen is het karakter van actoren belangrijk om interacties aan te gaan. Parsons

bestudeert sociale actie en betrekt hierbij het organiserend karakter van het culturele systeem,

individuele karaters en het sociale systeem in de samenleving (von Collani & Grumm, 2009). Bijgevolg

wordt het totale set van behoeften opgebouwd uit verschillende individuele karakters die in sociale

interactie treden met elkaar. Daardoor is er een gevarieerd sociaal systeem van interacties en relaties in

een gemeenschap waardoor het culturele systeem van waarden en normen vorm krijgt. Op het niveau

van de interactie krijgt de discoursstrijd vorm en worden betekenissen gedefinieerd die op een hoger

niveau invloed hebben op andere processen van sociale actie. Er kan bijgevolg gesteld worden dat micro-

interacties kunnen leiden tot verandering van betekenis van symbolen en daarmee een aanzet geven tot

sociale verandering. Hierbij kan worden aangehaald dat de invloed van ngo’s de discoursvorming

beïnvloedt. Doordat VECO inspeelt op de micro-interacties door middel van trainingsmomenten en

workshops met de boeren proberen zij het economische discours in de gemeenschappen te veranderen.

VECO volbrengt een faciliterende rol waardoor de discoursvorming volbracht moet worden door de

leden van de boerengemeenschap. De ideeën en werkwijzen worden aangeboden door VECO maar de

internalisering moet gebeuren door de leden zelf in de gemeenschap. Parsons laat dus al meer ruimte

voor de werking van ngo’s in het proces van sociale verandering dan Giddens.

Page 21: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

20

De discoursvorming in boergemeenschappen over concepten als rationaliteit en prestatiedruk zijn van

belang om economische veranderingen tot stand te doen komen (Kunkel, 1965). De

mentaliteitsverandering naar meer presteren en rationeler denken is een traag en gestaag proces dat

generaties overbrugt. Veranderingen in de sociale context en interactie zijn vandaag de dag nodig om

gedragspatronen te veranderen van volgende generaties. Deze veranderingen kunnen leiden tot het

ondernemen van stappen naar economische ontwikkeling. De psychologische elementen van de

samenleving zullen zich aanpassen aan de nieuwe structuren (Roccas, Sagiv, Schwartz, & Knafo, 2002).

Ook boerengemeenschappen zijn opgebouwd uit sociale systemen. Het systeem wordt in stand

gehouden doordat de verschillende subsystemen op elkaar afgestemd zijn. Verandering in de

samenwerking tussen de systemen brengt een samenleving in beweging. Enerzijds kan verandering van

binnenuit komen en kan de verandering opgenomen worden in het sociaal systeem. Anderzijds kunnen

exogene veranderingen zorgen voor sociale weerstand van actoren (Edelman, 2005). De veranderingen

die ngo’s teweeg willen brengen stuitten op sociaal verzet van gemeenschappen. De verandering komt

niet van binnenuit en het sociale systeem is niet in staat de transformaties te absorberen. Als de

wisselwerking tussen subsystemen verstoort wordt en het systeem uit evenwicht geraakt, is het mogelijk

dat deze sociale verandering niet leidt tot structurele verandering die opgenomen worden in het

systeem.

Sociale verandering in een samenleving is dus een cruciaal proces dat kan botsen op sociale weerstand

van de actoren enerzijds of anderzijds tot een structureel aangepast systeem kan leiden (Temudo &

Schiefer, 2003). De intrede van een ngo in ontwikkelingslanden kan zulke systemen danig in de war

brengen waardoor sociale veranderingen verkeerd gepercipieerd worden door de plaatselijke

boerengemeenschappen. De actoren van de gemeenschap aanvaarden de veranderingen niet en bieden

weerstand waardoor oude systemen overleven (Allen et al., 2007). We kunnen bovendien niet eenduidig

stellen dat veranderingen aanvaard worden of niet. Doorheen deze theorieën van Giddens en Parsons

komen veranderingen van het sociale systeem steeds hoofdzakelijk van binnenuit. De implementatie van

projecten van ngo’s worden, volgens deze ngo’s zelf, op aanvraag van de plaatselijke bevolking

opgesteld. Hierbij kunnen we in vraag stellen welke behoeften een samenleving heeft en wie deze

eenduidig kan definiëren (Dijkzeul & Herman, 2009).

Page 22: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

21

Nu sociale verandering uitvoerig besproken werd, wordt onderzocht waarom ontwikkelingsprojecten van

ngo’s op weerstand kunnen stuitten. Waarom aanvaarden leden van de boerengemeenschappen de

implementatie en werking van ontwikkelingsprojecten niet? In het volgend luik wordt uitvoerig

besproken welke factoren een invloed kunnen hebben op de mate van weerstand in

boerengemeenschappen tegen ontwikkelingsprojecten, meer bepaald marktgerichte hervormingen.

3.2 Stromingen

Sociaal kapitaal ontwikkelingsmotor

Het sociale systeem kan gezien worden als een referentiekader voor ontwikkeling (Giddens, 1983).

Putnam pleit volgens Woolcock (2004) voor investering in sociaal kapitaal naast economische

vooruitgang om zo ontwikkeling in ontwikkelingslanden aan te moedigen. Een samenleving is

opgebouwd uit sociaal kapitaal waarop men democratische instellingen en een liberale economie vanuit

kan opbouwen. Het investeren in sociaal kapitaal is echter een holistische benadering en Putnam

omschrijft niet juist wat hij met sociaal kapitaal bedoelt. Neoweberianen (Giddens, 1993; Parkin, Piven, &

Cloward, 1980) vullen sociaal kapitaal in als de combinatie van banden of ‘ties’ en normen die individuen

binden met elkaar. Zij zien sociaal kapitaal als een ‘moral resource’ en een bron van vertrouwen.

Sociaal kapitaal in een gemeenschap is een belangrijke factor om veranderingen te begeleiden en op te

volgen (Woolcock, 2004). Putnam maakt, volgens Woolcock (2004), onderscheid tussen sociaal kapitaal

als medium en als boodschap. Als sociaal kapitaal wordt benaderd vanuit het standpunt dat men het als

medium kan gebruiken, doelt men hiermee op infrastructuur en instellingen in de samenleving. Het zit

dan opgeborgen in de historische evolutie van instituties en institutionalisering. Daarnaast wordt sociaal

kapitaal ook gezien als een boodschap waarbij men naar de inhoud van sociale relaties verwijst. Hiermee

wordt bedoeld dat er verschillende soorten relaties zijn tussen leden van de samenleving. De

verzameling van sociaal kapitaal is padafhankelijk en de hoeveelheid sociaal kapitaal in een samenleving

beïnvloedt ook de staat als machtsorgaan (Bebbington & Perreault, 1999). Hoe meer sociaal kapitaal er

aanwezig is in een samenleving, hoe meer de staat ontmanteld wordt en hoe minder functies ze moet

volbrengen. Ze blijft echter wel noodzakelijk maar kan haar functies delegeren naar het maatschappelijk

middenveld. Sociaal kapitaal wordt aanzien als een cruciale factor in het ontwikkelingsproces van een

gemeenschap. (Bello & Baviera, 2009; Granato, Inglehart, & Leblang, 1996; Kunkel, 1965).

Page 23: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

22

De benadering van ontwikkeling vanuit sociaal kapitaal gaat ervan uit dat culturele waarden

economische verandering stimuleren (Allen et al., 2007; Granato et al., 1996; Inglehart & Baker, 2000).

Vanuit het culturele perspectief haalt men aan dat bijvoorbeeld de protestantse ethiek, samen met een

rationele mentaliteit aanzet heeft gegeven tot economische innovaties en efficiëntie in het Westen

(McKinnon, 2010). McClelland, volgens Kunkel (1965), onderzocht hierbij de nood voor het bereiken van

doelen, waaruit ondernemers voortkomen. Hij ziet de relatie tussen de behoeften om iets te bereiken en

economische groei. De aanwezigheid van deze behoefte in een samenleving stimuleert economische

groei. Porter (2006) onderscheidt in de aanwezigheid van culturele waarden twee concepten. ‘Bounded

solidarity’ definieert de solidariteit in de groep waardoor hulp wordt gezien als een gift en als iets

vanzelfsprekend. Deze bron van solidariteit is niet gebaseerd op algemene waarden maar op de

particularistische verbondenheden in een groep in een samenleving. De hulp wordt verleend omdat het

als normaal wordt ervaren in de samenleving en er wordt dus ook geen wederdienst verwacht.

Daarnaast onderscheidt Porter (2006) ook ‘enforceable trust’. Deze term verwijst naar een mechanisme

van sociale controle en ervoor zorgt dat de wederkerigheid van bronnen verzekerd wordt. Deze

wederkerigheid is echter onzeker en bouwt verder op vertrouwen in de leden van de groep.

Wederkerige transacties in sociale structuren kunnen daarnaast wel een vorm van status geven

waardoor deze wederkerigheid wordt aangemoedigd. ‘Enforceable trust’ wordt ondersteund door

sociale structuren en netwerken waarin ongereguleerde transacties plaatsvinden. Leden van de

samenleving die hun netwerkinformatie delen met anderen worden beloond met een status van

hulpvaardigheid. Daar tegenover zijn er ook leden die hun netwerken niet openstellen voor anderen

waardoor zij dreigen zowel hun status alsook toekomstige hulp te verliezen (Ramachandran, 2004).

Hieruit kan gesteld worden dat de samenleving garant staat voor het naleven van culturele normen.

Normen die innovatie en efficiëntie aanmoedigen, zullen door de verschillende vormen van solidariteit

meer vorm krijgen in de gemeenschappen.

Het belang van sociale netwerken en toegang tot sociale netwerken om economische veranderingen in

gang te zetten is niet te onderschatten. Het vertrouwen onder leden van de samenleving is belangrijk om

op wederzijdse hulp te kunnen rekenen (Woolcock, 2004). Dit is nodig om een gemeenschap zowel

sociaal als economisch verder te kunnen uitbouwen. Veranderingen van buitenaf stuiten op veel verzet

als het vertrouwen in gemeenschappen groot is: leden zijn gehecht aan het vertrouwen en willen de

manier van samenleven niet op het spel zetten voor verandering in deze relaties. De sociale interacties

Page 24: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

23

zijn gefundeerd op vertrouwen en sociaal kapitaal waardoor veranderingen moeilijk toegang krijgen tot

de gemeenschap.

Men kan dus stellen dat sociaal kapitaal in een gemeenschap bepalend is voor de economische

vooruitgang. Deze economische vooruitgang wordt binnen de ontwikkelingssamenwerking gedefinieerd

als economische groei van een land. Putnam (Woolcock, 2004) pleit voor investeringen in sociaal kapitaal

als motor voor ontwikkeling van armere landen. Porter (2006) vult Putnam hierbij aan en ziet solidariteit

en vertrouwen als twee belangrijke bouwstenen van ontwikkeling. Culturele waarden en normen hangen

samen met de economische situatie van een land. Veranderingen in ofwel culturele waarden ofwel de

economische situatie van een land beïnvloeden elkaar (Ramachandran, 2004). Het huidige

ontwikkelingsbeleid is erop gericht economische groei te verkrijgen in ontwikkelingslanden.

Ontwikkelingsprojecten dienen naast economische standpunten ook over culturele standpunten te

beschikken. De consequenties voor ngo’s bij het implementeren van projecten zijn dat men meer moet

focussen op het sociale proces van verandering en niet blind staren op de realisatie van economische

groei (Quinn, Huby, Kiwasila, & Lovett, 2003; Portes & Landolt, 2000).

Modernisering van economische en culturele waarden

Ontwikkelingssamenwerking is altijd een omstreden sector geweest. Het nut van

ontwikkelingssamenwerking wordt fel bekritiseerd. Enerzijds zijn er tegenstanders die reeds gegeven

hulp in vraag stellen. Er vloeit zo veel geld doorheen de sector, en toch is er nog steeds armoede (Moyo,

2009; Easterly, 2006). Anderzijds zijn er de voorstanders die erin geloven dat

ontwikkelingssamenwerking wel degelijk reeds een verschil heeft gemaakt en paal en perk kan stellen

aan de armoede in onze wereld (Sachs, 2008). De waarheid ligt waarschijnlijk in het midden. In het

volgend luik bespreken wat modernisering van boerengemeenschappen nu juist inhoudt en wat de

verschillende visies hierop zijn.

Het huidige ontwikkelingsbeleid is erop gebaseerd economische groei te realiseren in

ontwikkelingslanden. Modernisatietheorieën stellen dat economische transformaties en veranderingen

in traditionele waarden samenhangen (Van Damme, 2005). Tijdens de industriële revolutie in het

Westen verschoven de traditionele waarden naar meer moderne waarden. Moderne waarden worden

opgebouwd rond rationaliteit en efficiëntie (McKinnon, 2010). Modernisatie wordt omschreven als de

Page 25: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

24

graad van economische groei en industrialisatie. Het moderniseringsdenken is gebaseerd op het Westers

model van ontwikkeling. Het westen is ontwikkeld via het model van economische groei en weerspiegelt

dit nu in zijn ontwikkelingsbeleid.

Ontwikkeling wordt al te vaak gelijkgesteld met economische groei (Easterly, 2006; Sachs, 2008). Maar

ontwikkeling is meer dan enkel economische verandering. Traditionele waarden staan in sociologische

benadering van ontwikkeling meer in de belangstelling. De verschuiving van traditionele waarden naar

moderne waarden is geen lineair proces. Inglehart (1980) weerlegt de bewering dat we convergeren

naar dezelfde moderne waarden en normen in alle samenlevingen, zowel in ontwikkelde landen als

onderontwikkelde landen. Economische verandering duwt landen in dezelfde richting van economische

ontwikkeling, maar culturele basiswaarden en normen zijn nog steeds afhankelijk van cultureel erfgoed.

Basiswaarden zijn ingeprent in het collectief geheugen van de leden van de samenleving. De

mentaliteitsverandering, waarbij basiswaarden veranderen, is een traag proces. Zo toont Inglehart

(1980) aan dat ontwikkelingslanden met economische groei evolueren naar culturele waarden die

omschreven kunnen worden als onderdanig en volgzaam. Ontwikkelde landen oefenen een dominantie

uit over ontwikkelingslanden waardoor zij niet hetzelfde ontwikkelingspatroon volgen.

De implementatie van projecten door ngo’s om ook ontwikkelingslanden te moderniseren moet dus

gezien worden als een traag en gestaag project (von Collani & Grumm, 2009). De einddoelstellingen van

projecten worden op korte termijn meestal niet gehaald, vooral omdat die projecten momenteel vooral

worden gewaardeerd op basis van de economische veranderingen die teweeg gebracht diende te

worden. Men vergeet hierbij dat de culturele waarden ook mee moeten veranderen en dit proces heel

delicaat en complex is (Taylor, 1989). Ngo’s zetten hun doelstellingen uit om hun project te doen slagen

en zo hun werking te verdedigen in het donorland, maar deze doelstellingen op korte termijn dienen

vooral om financiële middelen te verkrijgen. Culturele veranderingen zijn moeilijk om te forceren en

hebben hun eigen tempo, waardoor ze ook moeilijker als beoordelingsfactor gebruikt kunnen worden.

Modernisatie is dus een lang proces van economische en culturele veranderingen in een samenleving,

zowel op individueel als gemeenschapsniveau.

De individuele modernisering van boeren in een samenleving is een proces waarbij sociale en

economische transformatie samengaan. Inkeles (1969) omschrijft de moderne man als actieve

participerende burger die enige technische competentie heeft. Alles is gestructureerd in een moderne

Page 26: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

25

samenleving en er is geen plaats voor passiviteit. In elke samenleving zijn er wel leden die

modernistische tendensen in gang zetten. ‘No one is born modern’, hiermee haalt Inkeles (1969) aan dat

modernisering een levenslang proces is en dat de graad van modernisering afhangt van

levenservaringen. De padafhankelijkheid van modernisering is dus terug te brengen tot op het

individuele niveau waar de verschillende karakters spelen (Inglehart, 1980). Bepaalde karaktertrekken

zoals ‘open staan voor nieuwe uitdagingen’ en ‘het initiatief nemen’ bevorderen het ondernemerschap

in een samenleving (Kunkel, 1965). In het kader van individuele modernisering is het interessant om te

kijken naar de perceptie van boeren in een boerengemeenschap op de veranderingen in hun

samenleving.

3.3 Ervaringen van boeren

Globalisering en liberalisering van de wereldmarkt hebben ertoe geleid dat zelfs de kleinste

boerengemeenschappen afhankelijk zijn van een marktprijs die ver buiten bereik bepaald wordt (Wood,

1997). De economische belangen van andere, meer ontwikkelde landen, bij ontwikkeling van Afrika zijn

ambigu (Guttal, 2007). Ontwikkeling van Afrika houdt in dat er zich een middenklasse ontplooit in

Afrikaanse landen en deze middenklasse zal niet bereid zijn om tegen lage lonen te werken. Afrika is ook

het continent waar de grootste voorraden mineralen en grondstoffen aanwezig is. Dit maakt de

aanwezigheid en invloed van buitenlandse machten een grote rol speelt. We kunnen dus niet meer

stellen dat we Afrikaanse landen laten ontwikkelen op hun eigen tempo. De interdependentie tussen alle

landen op globaal vlak is te groot om alles aan het marktgebeuren over te laten (Devèze, 2011). Bijstand

en coöperatie zijn nodig om Afrikaanse landen een eerlijke onderhandelingsbasis te geven. Dit kunnen

we doortrekken tot op gemeenschapsniveau. Marktgerichte hervormingen in boerengemeenschappen

leiden er namelijk toe dat gemeenschappen afhankelijk worden van marktprijzen op de wereldmarkt. Dit

maakt dat gemeenschappen kwetsbaar en afhankelijk worden van de rest van de wereld. De duurzame

landbouw, waar ontwikkelingssamenwerking op inzet, kan omschreven worden als een

landbouwsysteem dat onderhouden wordt gedurende verschillende jaren, zonder reducering van de

capaciteit van de grondstoffen (Boesen, Kikula, & Maganga, 1999). Elliott (2006) omschrijft duurzame

landbouw als milieuvriendelijk, economisch levensvatbaar en sociaal wenselijk.

Maar bij deze aanpak van ontwikkelingssamenwerking zijn er ook obstakels die de redenering laten

vastlopen. Zowel sociale als economische obstakels kunnen teruggevonden worden in de literatuur. In

Page 27: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

26

dit onderzoek wordt vooral gefocust op de sociale obstakels die ervoor zorgen dat boeren

ontwikkelingsprojecten niet zomaar accepteren in de gemeenschap. De boerengemeenschappen

veranderen en dit stuit op verzet van de leden (Edelman, 2005). Door de economische veranderingen

komt de sociale cohesie in gevaar.

De sociale spanningen uiten zich in veranderende sociale status van leden van de boerengemeenschap

(Ramachandran, 2004). Leden die voor de herstructureringen geen hoog aangeschreven functie

volbrachten kunnen nu via economische invloed, hen aangeboden door het ontwikkelingsproject, wel

sociale status verwerven. Dit heeft tot gevolg dat de traditionele statusdragers hun gezag en legitimiteit

zien af nemen. Zij verzetten zich tegen de marktgerichte hervormingen en alles wat met het project te

maken heeft. Dit slaat een kloof in de gemeenschap. De hiërarchie wordt verstoord in de gemeenschap

en dit bedreigt de sociale cohesie.

Sociale obstakels kunnen van verschillende aard zijn. De redenen waarom boeren het project verwerpen

of veranderingen tegenhouden zijn uiteenlopend. We proberen, in wat volgt, een overzicht te geven van

enkele factoren die het verwerpen kunnen verklaren.

Als eerst geformuleerd kunnen er problemen optreden met de verandering in hiërarchie in

gemeenschappen (Ramachandran, 2004). Doordat sommige leden meer macht hebben gekregen over de

economische activiteiten, verliezen anderen hun positie in de samenleving. Vooral oudere vrouwen die

in de traditionele samenleving gezag en aanzien verworven hebben door hun leeftijd, zien hun positie in

de gemeenschap nu verzwakken. Hun inspraak in de gemeenschap vermindert en men vraagt minder

raad aan de ouderen omdat ze niet op de hoogte zijn van de economisch strategische keuzes. Boeren

trainen hun economisch inzicht en proberen de risico’s uit te leggen aan de andere leden. Hierdoor

verwerven leden met meer economisch inzicht in risico’s en uitdagingen een hogere positie in de

gemeenschap. De spanning die ontstaat doordat de sociale cohesie ontwricht is en het verzoenen van

voor- en tegenstanders van de verandering, vormt de belangrijkste uitdaging voor de gemeenschap.

Daarnaast verandert de vorm van inspraak in de gemeenschap ook drastisch (Dorward, Kydd, Morrison,

& Urey, 2004). Doordat er een ngo aanwezig is, die nieuwe ideeën en werkwijzen voorstelt, moet de

gemeenschap hierop reageren. De beslissingen worden gemaakt door afgevaardigden van de

gemeenschap. Ook de economische beslissingen worden ook door deze afgevaardigden genomen,

Page 28: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

27

terwijl de economische risico’s niet voor alle leden van de gemeenschap duidelijk zijn (Granato et al.,

1996). Inspraak voor niet-afgevaardigden of niet-onderlegden in deze beslissingen is moeilijk.

Ook verandert de economische takenverdeling binnen de gemeenschap (Inkeles, 1977). De economische

activiteiten worden steeds door iedereen vervuld. De leden doen de activiteit niet voor de

eigenvoorziening waardoor de takenverdeling niet gebeurt volgens de traditionele systemen: het doel

van de economische taak in casu is zoveel mogelijk producten op de markt te krijgen en daardoor geld te

verdienen. Hiervoor kunnen mannen en vrouwen dezelfde taken vervullen, waardoor het traditionele

rollenpatroon doorbroken wordt. Thuis blijft de takenverdeling nog steeds traditioneel. Dit duidt aan dat

op gemeenschapsvlak de waarden sneller verschuiven van traditioneel naar moderne waarden. Op het

individuele niveau duurt het langer om traditionele waarden te vervangen. De organisatie van het

dagelijkse leven is afgestemd op traditionele waarden, een verandering in deze organisatie is zeer

voelbaar. Daardoor is een verandering van de privésfeer een langer proces dan veranderingen op het

gemeenschapsniveau.

3.4 Voorspellingen

We kunnen vanuit de literatuur bepaalde veronderstellingen maken met betrekking tot economische en

sociale veranderingen in boerengemeenschappen door toedoen van ontwikkelingsprojecten: de

implementatie en werking van ontwikkelingsprojecten die gebaseerd zijn op marktgerichte

hervormingen stuiten op sociaal verzet, de leden van de gemeenschap verwerpen het project. De leden

zien namelijk het nut niet in van de projecten en de verandering binnen de gemeenschap. Deze sociale

obstakels moeten mee in rekening gebracht worden bij het opstellen van ontwikkelingsprojecten.

Bij het opstellen van ontwikkelingsprojecten wordt al te vaak gefocust op economische doelstellingen

van het project (Portes & Landolt, 2000). De intrede van het sociale aspect bij de opstelling van projecten

zet ook aan tot nadenken over de voor- en nadelen van het project op lange termijn. Als het project leidt

tot sociale ontwrichting, kan het economisch misschien wel een inkomen verwerven, maar tegelijkertijd

sociaal de hiërarchie totaal ontregelen. Als de interactie tussen het sociale en het economische

subsysteem uit evenwicht is, kan dit leiden tot grote spanningen die de gemeenschap uiteen drijven. Een

nauwgezette aanpak van het project, zodat de sociale cohesie niet in het gedrang komt, wordt

Page 29: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

28

bemoeilijkt omdat de sociale cohesie moeilijk empirisch te meten is. Sociale cohesie zit verscholen in

sociale netwerken en ervaringen van mensen met de werking van de gemeenschap.

Toch trachten we in dit onderzoek de sociale obstakels te achterhalen door de ervaring van boeren te

ondervragen. Concreet behandelt dit onderzoek de vraag: ‘Wat zijn de mogelijke sociale obstakels die

boeren ervaren bij marktgerichte hervormingen van Vredeseilanden in drie boerengemeenschappen?’ .

Dit gaan we na aan de hand van interviews met leden van boerengemeenschappen die deelnemen aan

het project. ‘Welke ervaring hebben boeren met de economische en culturele veranderingen in de

gemeenschap?’. In dit onderzoek verwachten we de sociale obstakels te kunnen identificeren bij de

verandering van sociale status, inspraak in de gemeenschap en de veranderende rolverdeling in de

boerengemeenschappen. Als eerste verwachten we dat er problemen worden ervaren met de

verandering in statuspositie in de gemeenschap. Vervolgens verwachten we dat de verandering in

rolverdeling in de gemeenschap voor een negatieve ervaring leiden bij de leden van de

boerengemeenschap.

In het volgende luik van de thesis zal een conceptueel model gevormd worden om het onderzoek te

onderbouwen. De concepten die centraal staan in het onderzoek worden geoperationaliseerd en worden

met elkaar in verband gebracht.

Page 30: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

29

4. Conceptueel model

Aanwezigheid van ngo in de boerengemeenschap (A)

Economische veranderingen Sociale en culturele (op de markt (B) veranderingen brengen van landbouw- producten) (C)

(D) Micro- en mesoniveau Ervaring van boeren met

verandering in samenleving (individuele en gemeenschapsfactoren)

Figuur 1: Conceptueel kader

Als we voorgaand literatuuroverzicht in het achterhoofd houden kunnen we volgend conceptueel kader

betreffende sociale en economische veranderingen in een boerengemeenschap opstellen, voorgesteld in

figuur 1. Het model toont een wederzijdse relatie tussen twee elementen.

Enerzijds zijn er economische veranderingen in de samenleving waar Vredeseilanden een Market Led

Agrarian Reform benadering (MLAR) (Borras, 2003) gebruikt om een project op te starten. Deze aanpak

wordt gestuurd vanuit het idee dat bestaande, nationale en internationale machtsrelaties arme boeren

ondergeschikt maken op de economische markt. Hierbij kan een ngo als Vredeseilanden hulp bieden als

faciliterende functie door contacten te leggen met andere marktspelers. Hierdoor krijgen boeren een

betere positie in de onderhandeling waardoor ze een eerlijke(re) prijs krijgen voor hun diensten. Deze

faciliterende rol houdt in dat de economische situatie van boerengemeenschappen verandert.

Anderzijds zijn er de culturele waarden en normen in de boerengemeenschap die veranderen. Gezien de

verschillende perspectieven uit de literatuur op transformaties in de samenleving, wordt ervan uitgegaan

dat er een samenhang is tussen transformaties in economische situatie en verandering in culturele

waarden en normen binnen een boerengemeenschap. Deze wisselwerking heeft uiteindelijk invloed op

de ervaring van leden van de boerengemeenschappen met de transformaties binnen de gemeenschap.

De wederzijdse relatie via pad B is ongedefinieerd in zijn causaliteit omdat veranderingen in een

samenleving probabilistisch zijn en verschillende oorzaken hebben. Het resultaat van de wederzijdse

Page 31: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

30

beïnvloeding is dat de veranderingen in de samenleving zowel van economische als van sociale en

culturele aard zijn.

De aanwezigheid van de ngo in de gemeenschap is een cruciaal gegeven als we de invloed van

veranderingen willen nagaan, voorgesteld door pad A. Doordat VECO aanwezig is in de gemeenschap,

verandert de interactie binnen de gemeenschap. Een nieuw element in de gemeenschap zorgt ervoor dat

zij hierop moet reageren, het is de combinatie van deze reacties die de ervaringen van boeren met het

project bepaalt. Het project van VECO is dus een belangrijk gegeven in het onderzoek en is

vanzelfsprekend een onmisbaar gegeven in het conceptueel model.

Economische transformatie kunnen we omschrijven door te kijken naar de voltrokken verwezenlijkingen

op vlak van marktgerichte herstructureringen van maniok en maniokproducten (Alwang & Norton, 1993).

De intrede van het economisch centrum in de gemeenschap, waar leden maniok kunnen verwerken tot

maniokchips en maniokbloem, was een grote verandering in de dagelijkse bezigheden van de leden. De

aankoop van machines veranderde de werkomstandigheden. Ook de mogelijkheid om workshops en

trainingen te volgen, veranderde de werking van de gemeenschap. Economische factoren worden steeds

belangrijker en zijn duidelijker aanwezig in het dagelijkse leven van boerengemeenschappen (Quinn et

al., 2003).

Sociale en culturele transformaties kunnen we samennemen onder één noemer, maar toch moet er een

onderscheid gemaakt worden (Block, 2003). Enerzijds zijn er sociale veranderingen, deze verwijzen naar

de verandering in hiërarchische posities in de samenleving. Door het stijgende belang van economische

functies en factoren verzwakken traditionele statusposities in de gemeenschap. Economisch invloedrijke

leden verkrijgen meer aanzien en legitimiteit dan voor de intrede van het project. Dit gaat ten koste van

meestal oudere leden die traditioneel gezien meer aanzien hebben in de samenleving. Culturele

veranderingen, anderzijds, zijn de processen die op lange termijn voortvloeien uit de veranderende

hiërarchische posities. De nieuwe statusposities worden geïnternaliseerd door de leden en de oude

statusposities worden verwaarloosd. Er vindt een verplaatsing plaats van gezag en legitimiteit van oude

gezaghebbenden naar nieuwe statuspersonen.

Deze transformaties worden geoperationaliseerd door het project van Vredeseilanden als maatstaf te

nemen. In dit onderzoek werd de respondenten gevraagd de oefening te maken om de situatie voor de

Page 32: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

31

intrede van het project, en de huidige situatie te vergelijken. Dit gebeurt aan de hand van verschillende

items die het dagelijkse leven en het gemeenschapsleven van de leden beïnvloeden. Al deze

transformaties hebben effect op de ervaring van boeren in de gemeenschap. Deze relatie wordt

weergegeven via weg C en vormt de ervaringen van boeren.

De intrede van VECO in de boerengemeenschappen, geïllustreerd door relatie D, zorgt ervoor dat

bestaande structuren veranderd worden. De invloed van een meer economisch discours in de

boerengemeenschappen heeft een invloed op de manier van samenleven. Economische activiteiten

worden steeds belangrijker in het dagelijkse leven van de boeren. De ervaring van de boeren met het

project is dus een proces dat verloopt vanaf de implementatie tot nu. De veranderingen hebben een

indruk achter gelaten op de boeren, deze ervaringen en indrukken worden in dit onderzoek verder

onderzocht. Hierbij vragen we ons specifiek af waarom boeren het project gedeeltelijk of geheel

verwerpen. De sociale obstakels delen we op in twee niveaus.

Ten eerste focussen we op het microniveau, hierbij identificeren we sociale obstakels die invloed hebben

op de organisatie van het dagelijkse leven. Hierbij onderscheiden we de sociale status van leden en de

takenverdeling in de gemeenschap. Vervolgens breiden we het onderzoek uit met sociale obstakels op

mesoniveau. Dit zijn de factoren die de respondenten in nabije toekomst ervaren als sociale obstakels.

De sterkte van dit niveau is terug te vinden in de focus op de mentaliteitsverandering in de

gemeenschap. De ervaring van boeren met de verandering in deze factoren op beide niveaus zijn de

bevindingen van dit onderzoek.

In het volgende luik wordt uitgelegd hoe het veldonderzoek ondernomen is.

Page 33: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

32

5. Methodologie Dit onderzoek is gebaseerd op de ervaringen en percepties van boeren met betrekking tot het project

van Vredeseilanden. Daaruit blijkt dat kwalitatief onderzoek hier de beste keuze is. Door middel van

kwalitatief onderzoek is het mogelijk de motivaties en ervaringen van de boeren in kaart te brengen. Er

worden drie verschillende onderzoeksmethodes gebruikt.

Ten eerste werd gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews om een beter inzicht te krijgen in

de ervaring van boeren met de economische transities in de samenleving. De economische verandering

houdt in dat Vredeseilanden boerengemeenschappen ondersteunt om maniok op de markt te brengen.

De ervaring van boeren werd in kaart gebracht door hen te laten vertellen hoe zij de situatie van voor en

na het project van Vredeseilanden ervaren (Giddens & Outhwaite, 1977). Naast interviews met de

boeren, werden er ook interviews afgenomen van VECO medewerkers, anderen ngo’s en organisaties die

meewerkten aan het project zoals TOAM (Tanzania organic agriculture movement) en BTC (Belgian

Technical Operation). Deze interviews gaven een betere kijk op de werking van het project. Zo konden

we de stakeholders van het project beter in kaart brengen waardoor we het project beter konden

begrijpen.

Daarnaast waren er observaties van hun leefwereld, deze werden voltrokken door een tijd mee te

functioneren in de werking van de ngo en mee workshops en infomomenten bij te wonen bij de boeren.

Hierbij werd aandacht besteed aan de betekenis en waarde die de boeren hechten aan hun

gemeenschapsleven en ondernemingszin. En in welke mate ze denken dat ze via deze ondernemingszin

resultaat kunnen boeken om hun inkomen te verhogen en een betere levensstandaard kunnen

opbouwen. Eveneens was het een goede manier om te ontdekken hoe de organisatiestructuur en

machtsrelaties van zowel de boerengemeenschappen als van de ngo in de praktijk werden omgezet.

Daarnaast werd er ook geobserveerd tijdens het inwonen bij de boeren. Dit was een uitstekende manier

om de organisatie van het dagelijkse leven van de boeren te observeren.

Tenslotte bracht documentanalyse13 meer informatie over de historie van de organisatie en werking van

het project van Vredeseilanden in Mkuranga District. Jaarrapporten gaven meer inzicht in de

doelstellingen en het ondertussen zesjarig verloop van het project.

13

Study on gender responsive cassava chain with HIV and aids component in Mkuranga district, Aida C. Isinka and Rehema Mwateba, December 2010

Page 34: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

33

De data zijn verzameld gedurende een vier weken durend verblijf (november 2012) in de stad Dar es

Salaam (Tanzania). Er werden verschillende bezoeken gebracht aan de boerengemeenschap in Kizapala

(Tanzania) en aan boerengemeenschappen in Sotele en Njanne. Alle drie deze gemeenschappen zijn

gelegen in het district Mkuranga. In totaal werden er veertien semigestructureerde interviews

afgenomen bij leden van drie verschillende boerengemeenschappen in het district Mkuranga. Hierbij is

getracht om een evenredig aantal vrouwen en mannen te ondervragen, maar in bepaalde dorpen stuitte

dit op moeilijkheden. Vrouwen werden niet aan het woord gelaten met een blanke interviewer. Deze

bevoorrechte taak was bestemd voor mannen. Hierdoor zijn er meer mannen dan vrouwen ondervraagd.

Bij de selectie van respondenten werd geprobeerd zo veel mogelijk variatie in verschillende posities in de

gemeenschap te realiseren, om een scheve steekproef te vermijden. De uiteindelijke steekproef bevat

vijf vrouwen en tien mannen van variërende leeftijdsklasse. De beschrijving van de informatie van de

respondenten wordt weergegeven in onderstaande Tabel 1.

ID Naam Dorp Geslacht Leeftijd Kinderen Ha grond

Organisatie

1 MPANGA THABIT Kizapala Man 47 jaar 4 kinderen 2,5ha 4 jaar in organisatie CFO

2 MAUA MIGOKO Kizapala Vrouw 60 jaar 5 kinderen 2ha 7 jaar in de organisatie

3 S. KISOMA Kizapala Man 89 jaar 14 kinderen, 8 levende (4/4)

3ha 6 jaar in de organisatie

4 FAUZIA SELEMAN Kizapala Vrouw Geen kinderen 13ha 3 jaar in organisatie

5 RAJABU SALUM

Kizapala Man 52 jaar 7 kinderen 2 ha 2 jaar in organisatie

6 MIRAJ. KASIM MNYIKA

Sotele Man 4 kinderen 4 ha 4 jaar in organisatie

7 ALI HATIBU MATIMBUA

Sotele Man 70 jaar 7 kinderen 6 ha 7 jaar in de organisatie

8 HASAN MOHAMED MVUONY

Sotele Man 51 jaar 9 kinderen 6 ha 7 jaar in de organisatie (TAWLAE)

9 SAIDI BAKARI KWEMBE

Sotele Man 35 jaar 5 kinderen 10 ha 10 jaar in de organisatie (TAWLAE)

10 UPANG MPODI

Njanne Man 35 jaar 3 kinderen 2,5 ha 3 jaar in organisatie

11 TIDOU MIKAR Njanne Vrouw 60 jaar 5 kinderen 3 ha 7 jaar in organisatie

Tanzania commission for science and technology, Program on application of science technology and innovation in cassava production, value addition and use diversification in Tanzania, final report, November 2010 Sustainability criteria for value chain development, screening tool Resettlement policy framework, participatory agricultural development and empowerment project (PADEP), The united republic of Tanzania Ministry of agriculture and food security, februari 2003 11*

Annual report 2011 Veco East Africa

Page 35: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

34

12 TIBU SUKOPA Njanne Man 79 jaar 4 kinderen

13 YAUNI KLORATI Njanne Man 5 kinderen 12 h 3 jaar in organisatie

14 POLKURA NARIJA Njanne Man 50 jaar 7 kinderen 2 ha 7 jaar in organisatie Tabel 1: Gegevens respondenten (N=14)

De kwalitatieve semigestructureerde interviews duurden ongeveer 30 tot 45 minuten per respondent.

Voor het opstellen ervan werd gebruik gemaakt van een topiclijst zodat verschillende thema’s aan bod

kwamen. Hierbij werden de onderzoeksvraag en het theoretisch kader steeds in het achterhoofd

gehouden. Op deze manier zijn alle interviews door een zelfde geheel van onderwerpen gestuurd die

onder meer peilden naar de veranderingen in inkomen, status en vrije tijd waarbij vooral aandacht

gegeven werd aan hun mening over de evolutie van de boerengemeenschap naar de huidige situatie.

Deze thema’s worden verder nog uitvoerig besproken. De volgorde van de vragen werd niet strikt

opgevolgd. Er werden ook bijvragen gesteld die inspeelden op de antwoorden van de respondenten,

zodat er ruimte bleef voor het aanbrengen van nieuwe aspecten en de respondent zeker niet geremd

werd in het uiten van zijn of haar ervaring. De interviews werden bijgewoond door een medewerker van

VECO die de vragen en antwoorden vertaalden. Hij is een vertrouwd persoon voor de leden van de

boerengemeenschap. Dit was een belangrijke troef omdat de boeren niet vertrouwd waren met een

blanke Westerse onderzoeker. Hij was zeer goed op de hoogte van het doel van het onderzoek en was

gemotiveerd om de resultaten mee te bekijken. Tot slot werd er aan het begin van het interview een

drop off afgenomen, om demografische kenmerken te bevragen. Deze zijn terug te vinden in voorgaande

beschrijvende tabel van de respondenten.

Aan het begin van elk interview werd een inleiding gegeven met betrekking tot het

onderzoeksonderwerp en het onderzoeksdoel. Hierin werd duidelijk gemaakt wat het doel van het

onderzoek was en werd gevraagd naar de toestemming om de informatie te gebruiken voor verder

onderzoek. Er werden enkel individuen geïnterviewd die gemotiveerd waren om deel te nemen aan dit

onderzoek.

Uit het literatuuroverzicht hebben we getracht eigen verwachtingen op te stellen met betrekking tot de

sociale obstakels die boeren kunnen ervaren. Door middel van deductie hebben we geprobeerd deze

theorie te toetsen aan de hand van nieuwe gegevens uit hetzelfde onderzoeksdomein, namelijk sociale

verandering in boerengemeenschappen (Mortelmans, 2011). De semigestructureerde interviews hebben

betrekking op meerdere thema’s om zo gevonden veronderstellingen in de literatuur te kunnen

uitbreiden met nieuwe inzichten. Deze gedachtegang is gebaseerd op de deductie-methode waar

toetsen van veronderstelling centraal staat. Hierbij worden veronderstellingen vanuit de literatuur door

Page 36: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

35

een onderzoek getoetst met de werkelijkheid of verfijnd in de verwachtingen. Na interviews te hebben

afgenomen in een dorpsgemeenschap, werd de informatie verwerkt en ontstond de mogelijkheid de

vragenlijst grondig te evalueren en aan te passen waar nodig. Deze evaluatie en aanpassingen gebeurden

in samenspraak met de vertaler. Doordat de tijd van onderzoek eerder beperkt was, is er beslist om de

aanpassingen beknopt te houden en enkel de gestelde thema’s dieper uit te vragen. De interviews

werden afgenomen in het Kiswahili, de moedertaal van de leden van de boerengemeenschap. Er werden

bepaalde concepten extra uitgelegd, zodat de betekenis die aan de concepten werd gegeven dezelfde

was tussen onderzoeker en respondent. Zo werd bijvoorbeeld het concept ‘status’ beter uitgelegd door

de positie in de groep te omschrijven aan de hand van een voorbeeldsituatie. De situatie omschreef het

verschil tussen de leiders van de gemeenschap en iemand nieuw in de gemeenschap. Er werd in de

situatieschets verwezen naar het aantal relaties dat iemand in de gemeenschap had met andere leden.

En hoe het aantal relaties veranderd is door de intrede van het ontwikkelingsproject.

Een tweede onderzoeksmethode die gebruikt werd, is participerende observatie. Deze methode

vergemakkelijkt het vergaren van primaire bronnen of data over een bepaald sociaal fenomeen, door als

onderzoeker een tijd mee te draaien in het sociale leven en natuurlijke omgeving van een gemeenschap.

Op die manier wordt geobserveerd hoe de sociale groep georganiseerd wordt. Hierbij ontwikkelt men

een vision of within (Vincke, 2007), een proces dat toelaat het fenomeen vanuit de ogen van de leden

van de boerengemeenschap waar te nemen. Tijdens het onderzoek brachten we enige tijd door in drie

boerengemeenschappen en het district office in Mkuranga alsook in het hoofdkwartier van VECO East

Africa in Dar es Salaam. Door bijscholingen, vergaderingen en het leven in de boerengemeenschappen bij

te wonen, werd getracht meer informatie te verkrijgen over de werking en de organisatiestructuur van

enerzijds de boerengemeenschap en anderzijds over de ngo VECO East Africa. Daarnaast werd mijn

betrokkenheid bij het project groter, aangezien de boeren heel gastvrij en open waren waardoor we veel

informele informatie hebben kunnen verzamelen over hun manier van leven. De aanwezigheid bij de

samenkomsten van de boerengemeenschap was zeer leerrijk om machtsrelaties en spanningen te

ontdekken tussen de gemeenschap en Vredeseilanden. Daarbij was de aanwezigheid in het

districtskantoor, waar ook de winkel van de maniokproducten gevestigd was, een interessante omgeving

om de werking van marktgerichte herstructureringen te bestuderen.

Tenslotte werd documentanalyse toegepast om meer informatie te vergaren over het project in teken

van de onderzoeksvraag. Deze analyse werd hoofdzakelijk voor het onderzoek ter plaatse uitgevoerd.

Maar ook tijdens het onderzoek ter plaatsen werd een documentanalyse van de documenten die enkel

Page 37: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

36

ter plaatsen beschikbaar waren, uitgevoerd. Via de analyse van de documenten werd de geschiedenis

van het project in Mkuranga in verschillende boerengemeenschappen gereconstrueerd. Bij deze analyse

kwam deze techniek van pas om documenten en jaarverslagen die VECO East Africa had over resultaten

van afgelopen jaren in het project te verwerken. De documentanalyse heeft ook meer inzicht gegeven in

de technische kant van maniokteelt: de landbouwtechnieken om efficiënt maniok te kweken werden

aangeleerd in de workshopmomenten die uitvoerig beschreven staan in de documenten (Kivuyo, 2011).

Daarnaast werden er via Vredeseilanden België documenten verkregen over de organisatiestructuur en

visie van deze ngo.

5.1 Ervaringen van boeren

Microniveau

De gegevens en informatie rond de ervaring van boeren met het op de markt brengen van de

maniokwortel werden via semigestructureerde interviews bevraagd. Op die manier is het mogelijk de

interviews te vergelijken en uit te maken hoe men de transformaties van de economische verandering

heeft meegemaakt (Mortelmans, 2011). De items op het microniveau hadden betrekking het dagelijks

leven. Items als status, inkomen, vrije tijdsbestedingen en taakverdeling in de gemeenschap dienden als

leidraad om veranderingen in de samenleving te kunnen schetsen. Er werd gevraagd om de situatie voor

de intrede van het project en de huidige situatie te vergelijken aan de hand van de verschillende items.

Ook gebruikten we vragen die betrekking hadden op de toekomst, bijvoorbeeld hoe zij de

boerengemeenschap zagen evolueren als ze steeds meer maniok op de markt konden brengen. We

waren hierbij geïnteresseerd in hoe de boeren de transformaties ervoeren en deze perceptie spiegelden

in de verwachtingen ten opzichte van de toekomst.

‘Status in de groep’ is bevraagd door te peilen naar de positie die de leden innamen in de gemeenschap.

Daarbij vroegen we hen hoeveel personen van de gemeenschap ze persoonlijk kenden en hoeveel

vriendschappen ze hadden opgebouwd sinds de intrede van het project. Het aantal vrienden in de

samenleving is geen nauwkeurige meting van status maar weerspiegelt wel de sociale gebondenheid

met de boerengemeenschap. Deze gebondenheid is een indicatie voor de positie die men inneemt in een

samenleving. Andere vragen omtrent ‘status in de groep’ waren gericht op het leven waarin ze een

functionele positie innamen in de economische werking van de gemeenschap. Zo werd er gepeild naar

Page 38: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

37

hun functie binnen de werking van het project. Deze informatie kan gekoppeld worden aan de reeds

doorgenomen literatuur van waaruit we veronderstellen dat er verandering van statuspositie optreedt

en dit voor spanningen zorgt binnen de gemeenschap.

‘Inkomen’ werd onderzocht aan de hand van een vergelijkende vraag tussen inkomen voordat het

project van start ging en het huidig niveau van inkomen. Hierbij ontstond een moeilijkheid omdat het

inkomen werd ervaren als een abstract geheel en niet enkel als geld werd gezien. De boeren

percipieerden producten die ze onderling verruilden ook als inkomen. Door bijvragen te stellen werd er

gefocust op het financiële inkomen dat verworven werd via het verkopen van maniok en

maniokproducten op de markt. Doordat vele respondenten het concept verkeerd begrepen is deze

informatie onvolledig en onbetrouwbaar om bevindingen uit de concluderen.

‘Vrije tijdsbesteding’ werd opgemeten door te polsen naar de tijd die ze buiten het project

doorbrachten. Het project, het telen en verwerken van maniok, is seizoensgebonden en houdt

verschillende taken in. De taakverdeling, die ook werd bevraagd, maakte dat ieder lid andere functies

had zodat men de vrije tijdsbesteding ook collectief invulden. Het was voor sommige leden onduidelijk

wat vrije tijd en wat tijd ‘binnen het project’ betekende. Bij nader inzien en uitleg van het concept

begrepen de leden wat er werd bedoeld met vrije tijd. Vrije tijdsbesteding werd omschreven als de tijd

wanneer men niet bezig is met een activiteit die enige functionaliteit heeft voor de economische

activiteiten zoals de teelt en verwerking van maniok en maniokproducten.

Ten slotte werd gepeild naar ‘taakverdeling in de gemeenschap’ door aan de respondenten te vragen

hoe zij de verschillende taken in de gemeenschap verdeelden onder de leden. Er werd gepolst naar

genderverschillen, of taken specifiek verdeeld werden onder mannen en vrouwen. Daarnaast werd er

ook gevraagd of de graad van training of bijwoning van de workshops invloed had op de soort taak die

men moest uitvoeren in de gemeenschap. Dit item werd afgesloten door te vragen naar de tevredenheid

van de verdeling in de huidige situatie.

Mesoniveau

Om meer te weten te komen over de werking van het project in de gemeenschap, werden de

respondenten ook gevraagd om de ervaring met het project op gemeenschapsniveau te bespreken. Zo

werd er gevraagd naar wat de respondenten percipieerden als uitdagingen of beperkingen van de

marktgerichte hervormingen van de productie van maniok en maniokproducten. Er werd onderscheid

Page 39: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

38

gemaakt tussen de economische uitdagingen die men moest behandelen en de sociale uitdagingen die

zich stelden. Economische uitdagingen werden door bepaalde respondenten niet volledig begrepen, dit

had ook te maken met hun relatie tot het project: niet elke respondent was op de hoogte van hoe de

hervormingen juist gebeurden. De economische uitdagingen werden dan vooral gereduceerd tot het

succes of het falen van de oogst van maniok. Bij respondenten die wel veel bij het project betrokken

waren, konden we peilen naar een eventuele mentaliteitsverandering gedurende het

ontwikkelingsproject.

Daarnaast werd er ook gevraagd naar de manier waarop beslissingen werden genomen in de

gemeenschap. Hierbij werd vooral doorgevraagd naar de mate van inspraak die ze hebben bij het maken

van regels en wetten in de gemeenschap. Het belang van inspraak en de mate waarin de leden daarmee

bezig zijn is ook een indicator voor de betrokkenheid bij het project. Als men zijn of haar ongenoegen

over bepaalde regels of wetten in de gemeenschap kan uiten, voelt men zich meer betrokken en

gehoord in de gemeenschap. Deze items werden verder bevraagd om het opgestelde conceptueel model

vanuit de literatuur verder aan te vullen en te verbreden.

In het volgende luik van de thesis geven we de resultaten weer van dit onderzoek, aan de hand van de

ingewonnen data uit de semigestructureerde interviews, interviews met andere belanghebbenden,

participatieve observatie en documentanalyse.

Page 40: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

39

6. Bevindingen

In dit luik beschrijven we de bevindingen bij de sociale veranderingen in boerengemeenschappen, vanuit

het oogpunt van de leden van de boerengemeenschap. Hoewel het gehele sociale systeem factoren

bevat die de ervaring kunnen beïnvloeden, zijn er toch bepaalde elementen die we kunnen linken aan de

intrede van het ontwikkelingsproject van VECO in de boerengemeenschap. Uit de afgenomen interviews,

documentanalyse en observaties komen voornamelijk de ervaring met de verandering in sociale status,

de verandering met de takenverdeling in de gemeenschap en een verandering in mentaliteitsverandering

naar voor.

6.1 Sociale obstakels van het project

Uit de analyse van de semigestructureerde interviews worden sociale obstakels geïdentificeerd die

ervaren worden door de leden van de verschillende boerengemeenschappen. De antwoorden die de

respondenten over zichzelf maar ook over andere leden en de werking van de gemeenschap gaven,

fungeren als basis. De visie van de leden wordt geïntegreerd met de visie van de medewerkers in de

analyse van de sociale obstakels van de marktgerichte herstructureringen in de boerengemeenschappen.

Bijgevolg biedt deze analyse een antwoord op de onderzoeksvraag: Hoe ervaren leden van de

boerengemeenschap de marktgerichte hervormingen in de samenleving?

De impact van het ontwikkelingsproject van VECO op de werking van de samenleving blijkt grotendeels

bevestigd te worden in de interviews. Alle respondenten beamen dat de toegang van VECO tot de

samenleving heeft geleid tot sociale en economische veranderingen. Opmerkelijk is dat de

transformaties in de gemeenschappen niet bij elke respondent dezelfde ervaring opwekt. Dit blijkt onder

meer uit de voor- en tegenstanders van het ontwikkelingsproject van VECO onder de leden. Dit stelt ons

in staat de sociale obstakels in kaart te brengen via de ervaringen van de leden van de gemeenschap. In

lijn met de verschillende visies van de leden zien we dat de obstakels variëren van individuele factoren

tot gemeenschappelijke factoren op mesoniveau.

Bij de verwerking van de data werd besloten vooral te focussen op de analyse van de ervaring met de

verandering van sociale status, verandering in rolverdeling in de samenleving en de toekomstige

uitdagingen volgens de respondenten. Deze data is uitgebreid en biedt de mogelijkheid om een

Page 41: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

40

doorgrondende analyse op toe te passen. De overige ondervraagde factoren bleken bij de verwerking

niet voldoende informatie te bevatten. Vaak werden de concepten tijdens het interviewen niet goed

begrepen door de respondenten waardoor de informatie niet voldoende betrouwbaar is om verdere

bevindingen uit te halen: de concepten als inkomen en vrije tijdsbesteding bleken te westerse concepten

te zijn. Ze werden niet begrepen en bleken achteraf ook niet ingebed in het dagelijkse discours van de

boerengemeenschappen.

Sociale obstakels op microniveau

Het eerste item dat besproken wordt op het microniveau is de ‘status in groep’. Hierbij werd gepolst

naar het gevoel dat de leden hadden op basis van het aantal vrienden die ze gekregen hadden sinds de

start van het project. Sinds de intrede van het project zijn er economische functies ontstaan in de

gemeenschap: hoofdverantwoordelijke, communicatieverantwoordelijke en secretaris. Deze functies

hebben tot doel de marktgerichte hervormingen in goede banen te leiden. Deze functies zijn nieuw voor

de leden van de gemeenschap en via deze functies hebben sommigen meer inspraak gekregen in de

werking van de economische activiteiten dan andere leden. Ook op andere vlakken hebben zij meer

aanzien en inspraak gekregen in de gemeenschap. De secretaris (respondent 1) werd aangeduid door de

gemeenschap om de boekhouding bij te houden van verkoop van maniok en maniokproducten. Deze

functie vereist echter kennis over boekhoudkundige technieken, een kennis die niet aanwezig is in de

gemeenschap. VECO spitst zich erop toe deze functies inhoudelijk uit te bouwen en enkele leden op te

leiden tot boekhouder. De secretaris in Kizapala definieerde de functie als zeer moeilijk, maar beaamt

ook dat hij meer vrienden heeft gemaakt dankzij zijn invloed op de economische activiteiten. Zijn

nalatigheid over verkoop van maniok maakt het voor VECO echter moeilijk een overzicht te krijgen van

de economische activiteit. De economische verantwoordelijkheden zorgen ervoor dat hij ook meer

inspraak verkregen heeft in de werking van de gehele gemeenschap.

Leden zonder uitgesproken functies haalden aan dat ze zich sociaal meer verbonden voelen sinds ze zijn

opgenomen in de boerengemeenschap. De mate van economische samenwerking heeft ertoe geleid dat

men ook meer sociaal contact heeft met andere boeren. Doordat er meer werk is gekomen, hebben

boeren een medium gevonden om samen te werken en vrienden te maken. Negen respondenten

haalden effectief aan dat de samenwerking in groep een positieve vooruitgang is voor het

gemeenschapsgevoel.

Page 42: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

41

Naast de leden die meer invloed verkregen hebben, hebben we ook leden geïnterviewd die een

vermindering van invloed ervoeren sinds de intrede van het ontwikkelingsproject. De respondenten die

een vermindering ervaren zijn hoofdzakelijk oudere vrouwen. Doordat zij voor de intrede van het

project als legitieme bron van gezag en dominantie werden aanzien, is het verschil groot met jongere

boeren die zich engageren voor het economische project. Voor het project werden zij geraadpleegd voor

collectieve besluiten, nu voelen zij zich voorbij gestoken door jongere boeren die volop de gemeenschap

mobiliseren om maniok te telen. Dit zorgt ervoor dat zij tegenstanders zijn van het economische project

en zich niet goed voelen bij de veranderende verhoudingen in de gemeenschap. Respondent 2 haalt

duidelijk aan dat ze het jammer vindt dat de huidige besluitvormers geen advies meer aan haar vragen.

Ze heeft een groep van oudere vrouwen samengebracht waarmee ze probeert toch nog invloed uit te

oefenen op de besluitvorming.

De verandering in status brengt spanning in de gemeenschap. De verandering in hiërarchie zorgt ervoor

dat er voor- en tegenstanders ontstaan van de marktgerichte hervormingen. Door de ontwrichting van

de traditionele structuren is sociale verandering niet ingebed in sociale structuren (Ramachandran,

2004). Hierdoor vindt er wel economische verandering plaats maar de mentaliteitsverandering en de

psychologische aanpassingen van de leden gebeurt trager. Ook het tempo van de

mentaliteitsverandering en psychologische aanpassingen, die verschilt van lid tot lid, dit zorgt voor

sociale spanningen in de gemeenschap (Ward & Lowe, 1998). De sociale veranderingen in de

gemeenschap komen niet van binnenuit en worden vooral gedragen door de externe actoren in het

ontwikkelingsproces. Dit maakt dat het evenwicht tussen de verschillende subsystemen, zoals het

economische en het sociale subsysteem uit evenwicht geraakt. Deze spanningen leiden niet tot

gefundeerde en duurzame veranderingen in de samenleving. De economische verandering is niet

ingebed in het sociale systeem (Granovetter, 1985).

Als volgend item in de analyse op microniveau wordt de taakverdeling in de gemeenschap onderzocht. In

de boerengemeenschap in Kizapala beamen de respondenten dat iedereen gelijk is wanneer er

economische activiteiten moeten uitgevoerd worden. Vrouwen en mannen volbrengen zwaar en minder

zwaar werk in het economische centrum. Zij voltrekken dezelfde taken. Respondent 4 geeft als verklaring

hiervoor dat in het economische centrum iedereen hetzelfde doel nastreeft. Iedereen tracht maniok op

de markt te krijgen en winst te maken. Het geld dat ze hiermee verdienen kunnen ze gebruiken om de

gemeenschap verder uit te breiden waardoor ze zelf steeds meer kunnen beschikken over

Page 43: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

42

voedselzekerheid voor alle leden van de gemeenschap. Hierbij valt vast te stellen dat traditionele

normen en waarden verschuiven naar meer rationele en efficiënte waarden in de gemeenschap

(Inglehart & Baker, 2000). De verschuiving naar meer economische waarden en normen stimuleert de

economische verandering in de gemeenschap. In het huishouden zijn tradities nog veel meer aanwezig

en is er dus wel een duidelijke taakverdeling aanwezig. Thuis, bij de boerenfamilies, is de verdeling

traditioneel opgebouwd: vrouwen halen water, koken, zorgen voor de kinderen en de mannen doen het

zware werk op het land. Deze taakverdeling is niet veranderd sinds de intrede van het

ontwikkelingsproject. Hierbij kunnen we besluiten dat de verandering in waarden en normen nog niet is

doorgedrongen tot op het individueel niveau en dat men de nieuwe waarden en normen in de huiselijke,

individuele sfeer nog niet toepast. Tradities zijn nog steeds sterk ingebed in het dagelijkse leven van de

boeren.

De samenwerking voor de economische activiteiten zorgt ervoor dat er meer sociale cohesie ontstaat in

de gemeenschap. Respondent 7 haalt aan dat hij dankzij het ontwikkelingsproject meer boeren heeft

leren kennen. Ook boeren buiten de gemeenschap zijn toegankelijk geworden. De sociale functie van

handel drijven en kennis overbrengen naar de gemeenschappen brengt de leden dichter bij elkaar. Waar

men vroeger enkel de eigenvoorziening voorzag voor de familie, werken de boeren nu samen voor de

voorziening van de gehele gemeenschap.

We kunnen stellen dat de taakverdeling sterk veranderd is op gemeenschapsniveau: het

ontwikkelingsproject heeft invloed op hoe de leden samenwerken. Voor het economische proces was er

veel minder samenwerking op gemeenschapsniveau, nu is de taakverdeling op gemeenschapsniveau

verschillend met die in de privésfeer. Dit verschil in taakverdeling kan een aanzet zijn naar veranderende

waarden en normen. De samenwerking voor economische doeleinden maakt dat waarden als ‘rationeel

denken’ en ‘effectief werken’ steeds meer ingebed geraken in de gemeenschap (Kunkel, 1965). De leden

van de boerengemeenschappen vinden het normaal dat de taken op gemeenschapsniveau gelijk

verdeeld worden tussen mannen en vrouwen. Dit geeft aan dat de economische doelen de traditionele

waarden aan het vervangen zijn. De economische doelen worden steeds belangrijker in het leven van de

leden en maakt zo dat sociale waarden en normen ook mee veranderen (Giddens, 1993).

Page 44: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

43

Sociale obstakels op mesoniveau

De analyse op mesoniveau spitst toe op de ervaring van de leden met de economische veranderingen in

de boerengemeenschap: hoe heeft de intrede van het economische centrum en de werkintensifiëring

hun dagelijkse leven beïnvloed? Daarna wordt er gepeild naar wat zij momenteel zien als economische

uitdagingen in de toekomst.

De economische uitdagingen worden door verschillende respondenten herleid tot sociale uitdagingen.

De toekomst van het centrum is onzeker. Respondenten 5 en 12 halen aan dat er leden zijn die weinig

weten over de economische situatie van het project. Ze werken mee aan het project maar weten niet

hoe de verkoop en verwerking in zijn werk gaat. Daarvoor werd er gepeild naar de mate van inspraak in

de gemeenschap. In elke gemeenschap is er een verkozen raad van negen leden. Deze raad beslist over

de regels en wetten. Maar elk persoon in de gemeenschap heeft het recht om zijn ongenoegen te uiten

over een regel of wetgeving. Indien dit ongenoegen gesteund wordt door meerdere leden wordt er een

nieuw voorstel voor een wet opgesteld door de raad. Het feit dat iedereen inspraak heeft in de

organisatie van de gemeenschap maakt dat iedereen zich betrokken voelt bij het verloop en de harmonie

van de werking van de gemeenschap (Inkeles, 1980).

De leden die geëngageerd zijn in het ontwikkelingsproject gaan steeds meer economisch denken. Ze

krijgen inzicht in de risico’s die de gemeenschap kan nemen of waarvoor men de gemeenschap moet

beschermen. De kennis van economische werking van de markt wordt volgens het jaarrapport van

200914 steeds beter bij de leden.

Vervolgens werd er ook gepeild naar wat de boeren zien als economische uitdagingen. Niet iedereen ziet

de voordelen van het groepsniveau in en wil nog individueel blijven verder produceren. Daarbij willen

boeren uit de omgeving, die niet bij de gemeenschap zijn aangesloten, mee profiteren van de

gemeenschapsmiddelen zoals de infrastructuur en machines. Respondenten 5 en 11 onderscheiden twee

soorten groepen in de gemeenschap. De oorspronkelijke boeren die al in de omgeving van het centrum

leefden en migrantboeren die van verder komen om mee te werken aan de gemeenschap. De migrant

boeren hebben niet mee geïnvesteerd in het centrum maar willen wel gebruik maken van de

verwerkingsmogelijkheden en verkoopafdeling. Hij omschrijft de migrantboeren als lui, zij profiteren van

14

Annual report 2009 VECO Tanzania

Page 45: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

44

het harde werk dat de gemeenschap reeds verwezenlijkt heeft. Respondent 5 heeft schrik dat, als de

situatie onveranderd blijft, er een breuk zal komen. Hij ziet de samenwerking als een van de grote

uitdagingen van de gemeenschap. Hij ijvert ervoor dat personen die het groepsleven en de sociale

cohesie verstoren, uit de gemeenschap moeten worden gezet. Andere respondenten vinden deze regel

te drastisch.

Respondent 9 poneert de stelling voor de gemeenschap dat de intensifiëring in enkel maniok een

gewaagde stap is. Hij is gewend een gedifferentieerde oogst te voorzien voor zijn familie. Als er nu iets

misloopt met de maniokteelt dan hebben ze niets anders om op terug te vallen. Dit is ook de reden

waarom meerdere leden nog steeds een eigen tuin hebben waar ze verschillende groenten telen en

dieren houden. Hierdoor is het mogelijk de eigen maaltijden van variëteit te voorzien en niet afhankelijk

te zijn van aankoop van voedsel. Maar op lange termijn heeft respondent 9 schrik dat hij op al zijn grond

maniok zal moeten telen om de vraag van de markt te kunnen volgen en niet meer in staat zal zijn in de

eigen variëteit te kunnen voldoen.

Uit de analyse van het mesoniveau kunnen we concluderen dat de mentaliteit in de

boerengemeenschappen aan het veranderen is (Granato et al., 1996). Om exact de waarden en normen

te kunnen vergelijken is er in dit onderzoek niet de geschikte data verzameld. Maar aan de hand van

ervaringen van boeren en medewerkers van VECO en andere belanghebbende organisaties kunnen we

vaststellen dat steeds meer leden streven naar het bereiken van economische doelen, meer bepaald het

bereiken van een grote maniokteelt (Kunkel, 1965). Steeds meer leden engageren zich om mee te

werken aan het economische project en sluiten zich aan bij de boerengemeenschappen. Hierbij komt

kijken dat steeds meer boeren efficiënter werken om de maniokteelt te optimaliseren. De verandering

van traditionele waarden naar meer rationeel economische waarden is een proces dat de sociale

structuren van de gemeenschap verandert. De economische verandering zet aan tot verandering in

sociale structuren, waarden en normen.

Uit de analyses op beide niveaus kunnen we besluiten dat de economische verandering niet altijd

ingebed is in het sociale systeem (Granovetter, 1985). Zo zijn er obstakels op het micro- en mesoniveau

die onderzocht werden aan de hand van interviews met leden van drie boerengemeenschappen. Alle

respondenten bemerken dat er veranderingen zijn in de gemeenschap sinds de intrede van het

ontwikkelingsproject. Daarbij blijkt dat er zowel voor- als tegenstanders zijn in de gemeenschappen.

Page 46: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

45

Bovendien worden de veranderingen niet altijd positief onthaalt door de gemeenschap. De verandering

in sociale posities in de gemeenschappen zorgt voor spanningen tussen traditionele gezaghebbers en

economisch invloedrijke leden. Deze spanning zorgt ervoor dat leden de sociale posities anders gaan

internaliseren en de economisch invloedrijke personen steeds meer zullen aanvaarden als gezaghebbers

(Ramachandran, 2004). Maar de economische en sociale veranderingen hebben ook positieve effecten

op de ervaring van boeren met het ontwikkelingsproject. Zo brengt de samenwerking op groepsniveau

de boeren dichter bij elkaar. Boerenfamilies die voor het ontwikkelingsproject enkel voor eigen

voorziening werkten, werken nu samen voor de noden van de gemeenschap. Daarnaast kan men uit de

evolutie van het project besluiten dat steeds meer boeren meer economisch ingesteld zijn. Economische

activiteiten worden steeds belangrijker in het dagelijkse leven van de leden, waardoor economische

waarden zoals efficiëntie en rationeel denken steeds meer geïnternaliseerd wordt door de leden.

Page 47: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

46

7. Conclusie en discussie

Met dit onderzoek is er getracht na te gaan wat de mogelijke sociale obstakels zijn bij marktgerichte

hervormingen in boerengemeenschappen. Meer specifiek onderzoeken we de ervaring van boeren uit

boerengemeenschappen met economische veranderingen in hun omgeving. Dit onderwerp is gekozen

omdat het opmerkelijk is dat ontwikkelingssamenwerking zo omstreden is omtrent haar basisprincipes.

De globalisering en liberalisering van de mondiale wereld heeft ertoe geleid dat marktinvloeden tot op

het laagste niveau voelbaar zijn in ontwikkelingslanden. De ervaring van boeren met ontwikkeling is nog

niet vaak onderzocht en deze insteek in het debat is dan ook leerzaam.

De meest representatieve onderzoeksmogelijkheid voor dit onderwerp bleek de directe bevraging van de

leden uit de boerengemeenschappen zelf en gedurende een periode zelf te participeren in hun

leefomgeving. Daarom is gekozen voor een kwalitatief onderzoek in één project van Vredeseilanden.

Vredeseilanden past de ontwikkelingsstrategie toe door gemeenschappen economisch te versterken. Dit

doet ze aan de hand van marktgerichte hervormingen. Zo hebben ze in 2006 een project opgestart om

maniok en maniokproducten op de markt te brengen en zo boerengemeenschappen een veiliger

inkomen te geven. Het onderzoek vond plaats in drie verschillende boerengemeenschappen die

meewerkten aan het project van Vredeseilanden. De methode bestaat uit een combinatie van

semigestructureerde interviews, participatieve observaties en documentanalyse, ten einde een volledig

beeld te verkrijgen van de ervaring van boeren met het project.

Uit voorgaande analyse blijkt dat de marktgerichte herstructureringen naast positieve effecten van

economische vooruitgang ook stuiten op sociale obstakels bij de implementatie en verloop van het

ontwikkelingsproject. Als eerste kunnen we stellen dat de verandering in sociale positie en het belang

dat hieraan gehecht wordt, niet bij iedereen als vanzelfsprekend aanvaard wordt. De legitimiteit van

traditionele gezaghebbers wordt vervangen door economische invloedrijkere leden van de

boerengemeenschap. Dat stuit op enig verzet bij enkele leden. De sociale status in de gemeenschap is

door de tijd heen sterk verweven geraakt met de functie in de economische bezigheden. Vooral oudere

vrouwelijke respondenten voelen dat de economische verandering hun positie heeft veranderd:

economisch belangrijke personen nemen steeds meer de plaats van ouderen in. Gezag en legitimiteit

komen steeds meer van economisch belangrijke personen. Daarnaast beamen veel respondenten dat ze

door de samenwerking voor maniokverwerking meer relaties hebben opgebouwd met de leden van de

gemeenschap. Dit komt de sociale cohesie in de gemeenschap ten goede.

Page 48: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

47

Bij de opkomst van nieuwe functies in de gemeenschap is er een capaciteitstekort ondervonden: de

economische functies vereisen een opleiding en inzicht in boekhoudkundige, communicatieve en

leidinggevende vaardigheden. Doordat weinig leden van de boerengemeenschap verdere studies na het

lagere onderwijs hebben ondernomen, zijn er weinig mensen met voldoende capaciteit om de nieuwe

functies in te vullen. De opleiding van leden zorgt voor een vertraging. Bovendien worden marktgerichte

activiteiten zoals het managen van de winkel, marketing beleid en onderhandelingsgesprekken met

andere belanghebbende niet naar gewenste standaarden uitgevoerd, waardoor de organisatie

ongecoördineerd werkt en vertraging oploopt om de vooropgestelde resultaten van VECO te behalen.

Economische uitdagingen voor de gemeenschap worden geformuleerd in teken van schrik voor

ontwrichting van de sociale cohesie. Het economische project maakt dat de leden moeten

samenwerken. Sommige van de leden zijn niet op de hoogte van de richting die de leidinggevenden

willen uitgaan met het project. Dit leidt ertoe dat niet iedereen op dezelfde lijn staat en dit doet

spanningen ontstaan. Deze spanningen bedreigen de samenwerking en verschillende leden zien dit als

de belangrijkste uitdaging voor de gemeenschap.

Vanuit de analyse is het mogelijk enkele aantekeningen te maken aangaande een nieuwe strategie voor

ontwikkelingssamenwerking. Daarbij zien we dat de risicospreiding over meerdere gewassen en

samenwerking tussen naburige boerengemeenschappen centraal staan. Het Afrikaans diaspora15

(Afionis, 2012; Devèze, 2011; Olowu, 2009) bekijkt de ontwikkeling vanuit een andere perspectief. Zij

benaderen ontwikkeling vanuit een coöperatief proces waarbij alle leden geïntegreerd worden in de

werking van de gemeenschap. Het westers dominant model wordt nog al te vaak, al zij het onbewust,

gehanteerd in de ontwikkelingssamenwerking. Het verschil tussen deze diaspora is een interessant maar

geheel ander onderzoek. Toch moeten we ons ervan bewust zijn dat we ontwikkeling vanuit een westers

perspectief benaderen.

De sociale obstakels op micro- en mesoniveau zetten aan tot nadenken over

ontwikkelingssamenwerking. Onderzoek naar andere ontwikkelingsstrategieën dringt zich op. Zo is er

reeds onderzoek gedaan naar een meer geïntegreerde aanpak van ontwikkeling: een integratie van

kleinschalige landbouwers op een lager niveau is volgens Msambichakan (2006) meer haalbaar. Hiermee

pleit hij volgens Ponte voor een meer coöperatieve aanpak van ontwikkeling. Dit houdt in dat

15 A critical look at Tanzania's development Vision 2025, Dr. Ernest T. Mallya,

Page 49: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

48

kleinschalige boeren kunnen bijdragen tot een geïntegreerde aanpak van ontwikkeling. Het focussen op

één enkel gewas geeft geen risicospreiding en maakt dat heel de gemeenschap focust op één werkwijze

om te produceren. Een nieuwe geïntegreerde aanpak zou de activiteiten van de gemeenschap

diversifiëren. De leden van de gemeenschap zouden op zichzelf de risico’s kunnen verspreiden door

productie in verschillende gewassen en kleinvee, pluimvee. Door in te spelen op verschillende producties

is het mogelijk dat de gemeenschap zichzelf onderhoudt op basis van verschillende producten.

Door samenwerking met naburige boerengemeenschappen is handel mogelijk, maar niet

vanzelfsprekend. Op deze manier is kunnen overschotten verhandeld worden met aanliggende

boerengemeenschappen. Als er tekorten zijn is er de mogelijkheid met de winst van de eigen

coöperatieve in naburige boerengemeenschappen producten aan te kopen. Vanuit de netwerken tussen

boerengemeenschappen treedt er gedeelde arbeidsverdeling op. Comparatieve voordelen kunnen

verdeeld worden, waardoor de gemeenschappen kunnen uitbreiden tot een grote coöperatieve waarbij

ze zelf de beslissingen in de hand hebben. Doordat men de beslissingen zelf in de hand heeft, is men niet

direct afhankelijk van de marktprijs die bepaald wordt door vraag en aanbod. De faciliterende rol van de

ngo is zeer belangrijk om buitenlandse invloeden op de gemeenschap in banen te leiden. De

onderhandelingspositie van kleinschalige boeren ten opzichte van grote handelaars die alles opkopen is

zeer zwak. Hulp hierbij brengt de gemeenschap meer soevereiniteit. Allicht zijn er aan kleinschalige,

geïntegreerde coöperatieve vorming ook nadelen en obstakels verbonden, de kleinschaligheid maakt

bijvoorbeeld dat de kwetsbaarheid groot is.

Men mag natuurlijk niet uit het oog verliezen dat marktgericht hervormingen ook positieve effecten

heeft op de samenleving. Enkel kunnen we vanuit deze analyse besluiten dat er nog veel neveneffecten

zijn en aspecten waaraan gewerkt moet worden voordat deze strategie de gemeenschap echt kan

versterken in haar ontwikkeling. De meerwaarde van de aantekeningen uit dit onderzoek, is dat deze als

instrument bruikbaar is. De aantekeningen kunnen gebruikt worden in verder onderzoek naar een meer

ideale ontwikkelingsstrategie voor ontwikkelingslanden. Een zoektocht naar de ideale

ontwikkelingsstrategie dringt zich op, verder onderzoek hiernaar is nodig om de

ontwikkelingssamenwerking in de goede richting te sturen. Namelijk, in de richting die het meest

voordelig is voor veel belanghebbenden in ontwikkeling van een land. Samenwerking tussen theorie en

praktijk is van groot belang in dit thema.

Page 50: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

49

Toch mag men niet vergeten dat de weergegeven resultaten geen alomvattende perceptie van

Afrikaanse samenlevingen in ontwikkeling is. Deze ervaringen kunnen moeilijk veralgemeend worden,

maar we kunnen wel een beeld vormen van de mogelijke obstakels die voor kunnen komen bij

marktgerichte hervormingen in andere gemeenschappen. De resultaten mogen niet veralgemeend

worden, en dit om verschillende redenen. Onder meer omwille van de variatie van de leden, van de

veertien ondervraagde personen zijn er meer mannen geïnterviewd dan vrouwen. Eveneens bevat de

geïnterviewde groep redelijk veel personen met een hoge functie in de gemeenschap. Hooggeplaatste

leden staan meer open voor ondervraging, omdat ze hun mening belangrijker achten dan die van

anderen en hierdoor hun opinies willen delen. Dit kan tot gevolg hebben dat de ingewonnen informatie

over de leden van de boerengemeenschap mogelijkerwijs een verkeerd beeld geeft. Onderzoek in de

toekomst dient dit probleem te overwinnen door bijvoorbeeld leden van de gemeenschap zelf mee te

betrekken in het interviewen van andere respondenten, om zo een hoger gevoel van vertrouwen te

creëren. In dit onderzoek is dit slechts af en toe gebeurd.

Een tweede discussiepunt is de relatie tussen interviewer en de respondenten: er is sprake van een

taalbarrière tussen de interviewer en de respondent. De moedertaal van de respondent is Kiswahili.

Doordat de interviewer het Kiswahili niet voldoende machtig was, moest er gebruik gemaakt worden van

een vertaler. Het is mogelijk dat de informatie daardoor niet correct is overgebracht wegens het

optreden van misverstanden, onvolledige vertalingen, taalfouten en misinterpretaties. Op die manier

kunnen interessante gegevens verloren zijn gegaan. Daarenboven blijkt het moeilijk om te praten over

veranderingen in de samenleving met de leden van de boerengemeenschappen. Het bleek een

intellectueel belastende oefening voor de boeren om de situatie voor het project te vergelijken met de

huidige situatie. Aan de hand van interviews zijn we nagegaan wat de ervaring van boeren was met het

project. De concepten die ondervraagd werden, bleken achteraf bij de analyse sterk westers getint. Het

feit dat het concept niet meteen duidelijk was kan een vertekenend beeld geven in de resultaten. In

verder onderzoek wordt aangeraden meer en langere participatieve observaties uit te voeren, waardoor

de voeling met de leefwereld van de leden nog vergroot wordt.

Daarnaast mag de positie van een Westerse onderzoeker tegenover niet-Westerse respondenten zeker

niet onderschat worden. Het feit dat we steeds vergezeld werden door de medewerkers van VECO

maakt dat respondenten misschien niet vrijuit durfden praten. Het is niet makkelijk kritiek te geven op

een project waaruit men ook veel voordelen haalt. Daarbij kan ook dat de aanwezigheid van een

Westerse onderzoeker in een Afrikaanse setting als bedreigend overkomen voor de leden van de

Page 51: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

50

boerengemeenschap. Vervolgens is het niet makkelijk om in het privéleven van personen binnen te

dringen, bovenop het feit dat de interviewer van Westerse afkomst is. Dit alles, maakt de interactie nog

complexer. Daarom kunnen de bevindingen van deze selecte steekproef onmogelijk veralgemeend

worden. Dit is echter niet het doel van dit onderzoek. Het is namelijk moeilijk om een volledig beeld te

vatten van de werking van een ngo en een boerengemeenschap. Wel bestaat het geloof dat ondanks de

beperkingen, aan de hand van dit onderzoek meer inzicht is verworven in de sociale obstakels van

marktgerichte hervormingen in ontwikkelingssamenwerking.

Een sterk punt aan deze thesis is de kwalitatieve aanpak en de inbreng van de ervaringen van leden van

de boerengemeenschappen. Er is getracht om buiten het hedendaagse alom aanwezige statistisch

discours van sociologie te treden. Deze thesis heeft als doel een volwaardig sociologisch kwalitatief

onderzoek te realiseren. Hiervoor werd getracht aandacht te geven aan de realiteit van de situatie door

als onderzoeker zelf deel te nemen aan het dagelijkse leven van de respondenten en hen in hun

natuurlijk habitat te observeren en te interviewen. Op die manier is het mogelijk om de obstakels van

marktgerichte hervormingen vanuit de ervaring van leden van de boerengemeenschappen te begrijpen.

Daarnaast behelst deze thesis een ruimer belang omdat we bijdragen tot de literatuur die de waarde van

ontwikkelingssamenwerking voor de ontwikkeling van boerengemeenschappen weergeeft. De laatste

jaren is er veel onderzoek gebeurd door Afrikaanse auteurs naar de toekomst van Afrikaanse landen met

de mondiale liberalisering en globalisering. Daarbij wordt alsmaar meer belang gehecht aan kleinschalige

landbouw als motor voor de ontwikkelingseconomieën. Zo verklaart Andreasson (2010) dat Afrikaanse

landen moeten bouwen aan een lange termijnvisie op een geïntegreerd model voor

landbouwontwikkeling. Adesina (2010) en Kelly (2003) beargumenteren beide dat ontwikkeling in Afrika

zich meer dan ooit vanuit een gemeenschapsbasis moet ontwikkelen. In toekomst zal

ontwikkelingssamenwerking zich meer en meer gaan baseren op een theoretisch kader dat bestaat uit

zowel Westerse maar zeker ook Afrikaanse inzichten, momenteel nog in ontwikkeling.

Een laatste pluspunt van deze thesis is de focus op sociale verandering in niet-Westerse

gemeenschappen. In voorgaand onderzoek over sociale verandering in boerengemeenschappen is zelden

zo uitgesproken aandacht gegeven aan de ervaring van boeren in de gemeenschap. Wij trachten dit hiaat

in de literatuur op te vullen. Daarbij plaatsen we de ervaring van leden met sociale verandering centraal.

Verder onderzoek kan dit proces meer uitdiepen en aan de hand van de geïdentificeerde sociale

obstakels in dit onderzoek, nieuwe en meer gefocuste gegevens verzamelen die interessante informatie

kan opleveren. Dit zowel voor ontwikkelingssamenwerking in de praktijk maar ook voor de academische

Page 52: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

51

uitbreiding van onderzoek naar ontwikkelingsstrategieën. Daarnaast is het verrijkend om sociologisch

onderzoek buiten de grenzen van het eigen land en continent te voeren, om een informatie- en

expertisedoorstroom tussen het Noorden en het Zuiden van de wereld te realiseren, wat voor beide

partijen voordelen oplevert.

Page 53: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

52

Referenties

Adesina, A. A. (2010). Conditioning trends shaping the agricultural and rural landscape in Africa.

Agricultural Economics, 41, 73-82.

Afionis, S. (2012). Biofuels, land grabbing and food security in Africa. Environmental Politics, 21, 183-184.

Alawiya, M. (2011, December). MVIWATA's role in the market chain development. Mkulima, Ulimwengu

wa, 1, 12.

Allen, M. W., Ng, S. H., Ikeda, K., Jawan, J. A., Sufi, A. H., Wilson, M. et al. (2007). Two decades of change

in cultural values and economic development in eight East Asian and Pacific Island nations.

Journal of Cross-Cultural Psychology, 38, 247-269.

Alwang, J. & Norton, G. (1993). Introduction to economics of agricultural development. McGraw-Hill

Companies.

Andreasson, S. (2010). Africa's development impasse: rethinking the political economy of transformation.

University of Michigan.

Bebbington, A. & Perreault, T. (1999). Social capital, development, and access to resources in highland

Ecuador. Economic Geography, 75, 395-418.

Bello, W. & Baviera, M. (2009). Food wars. Monthly Review-An Independent Socialist Magazine, 61, 17-

31.

Block, F. (2003). Karl Polanyi and the writing of The Great Transformation. Theory and Society, 32, 275-

306.

Page 54: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

53

Boesen, J., Kikula, I. S., & Maganga, F. P. (1999). Sustainable agriculture in semi-arid Tanzania. India

University.

Borras, S. M. (2003). Questioning Market-Led Agrarian Reform: Experiences from Brazil, Colombia and

South Africa. Journal of Agrarian Change, 3, 367-394.

Bryceson, D. (1993). Liberalizing Tanzania's food trade: the public and private faces of urban marketing

policy 1939 - 1988. James Currey Publisher.

Cummings, S. L. (2001). Community economic development as progressive politics: Toward a grassroots

movement for economic justice. Stanford Law Review, 54, 399-493.

De Maesschalck, F. (2005). Partnerschap in de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Over macht en

onmacht van vijf Belgische NGO's en hun lokale partners in Rwanda. Universiteit Gent.

Devèze, J. P. (2011). Challenges for African agriculture. Agence Francaise de dévelopment.

Dijkzeul, D. & Herman, J. (2009). Humanitaire ruimte: tussen onpartijdigheid en politiek. Gent: Academia

Press.

Dorward, A., Kydd, J., Morrison, J., & Urey, I. (2004). A policy agenda for pro-poor agricultural growth.

World Development, 32, 73-89.

Easterly, W. (2006). The white man's burden. Lancet, 367, 2060.

Edelman, M. (2005). Bringing the moral economy back in... to the study of 21st-century transnational

peasant movements. American Anthropologist, 107, 331-345.

Elliott, J. A. (2006). An introduction to sustainable development. Routledge.

Page 55: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

54

Giddens, A. (1979). Central problems in social theory. Action, structure and contradiction in social

analysis University of California Press.

Giddens, A. (1983). Comments on the theory of structuration. Journal for the Theory of Social Behaviour,

13, 75-80.

Giddens, A. (1993). Life in a post-traditional society. Revista de Occidente, 61-&.

Giddens, A. & Benoist, Jm. (1978). Structural revolution. New Society, 46, 152-153.

Giddens, A. & Outhwaite, W. (1977). Understanding social-life - Method called Verstehen. Sociology and

Social Research, 61, 267-268.

Granato, J., Inglehart, R., & Leblang, D. (1996). The effect of cultural values on economic development:

Theory, hypotheses, and some empirical tests. American Journal of Political Science, 40, 607-631.

Granovetter, M. (1985). Economic-action and social-structure - the problem of embeddedness. American

Journal of Sociology, 91, 481-510.

Guttal, S. (2007, August). Globalization. Development in practice, 17.

Hillbom, E. (2012). Market institutions benefiting smallholders in contemporary Meru, Tanzania. Journal

of Modern African Studies, 50, 657-679.

Inglehart, R. (1980). Relationship Between Socioeconomic-Factors and Individual-Value Priorities. Kolner

Zeitschrift fur Soziologie und Sozialpsychologie, 32, 144-153.

Inglehart, R. & Baker, W. E. (2000). Modernization, cultural change, and the persistence of traditional

values. American Sociological Review, 65, 19-51.

Page 56: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

55

Inkeles, A. (1969). Making men modern - Causes and consequences of individual change in 6 developing

countries. American Journal of Sociology, 75, 208-225.

Inkeles, A. (1977). Understanding and misunderstanding individual modernity. Journal of Cross-Cultural

Psychology, 8, 135-176.

Inkeles, A. (1980). As we modernize, do we homogenize. Wharton Magazine, 5, 57-61.

Jayne, T. S. & Jones, S. (1997). Food marketing and pricing policy in Eastern and Southern Africa: A

survey. World Development, 25, 1505-1527.

Kelly, V., Adesina, A. A., & Gordon, A. (2003). Expanding access to agricultural inputs in Africa: a review of

recent market development experience. Food Policy, 28, 379-404.

Kivuyo, M. (2011, December). Facts about cassava. Mkulima, Ulimwengu wa, 1, 11.

Kunkel, J. H. (1965). Economic development and cultural change The University of Chicago Press.

McKinnon, A. M. (2010). Elective affinities of the protestant ethic: Weber and the chemistry of

capitalism. Sociological Theory, 28, 108-126.

Mortelmans, D. (2011). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Uitgeverij Acco.

Moyo, D. (2009). Dead aid. Allen Lane Books.

Msambichaka, L. A., Mwamba, N. E. A., & Mashindano, O. (2006). Globalization and challenges for

development in Tanzania. Dar es Salaam University Press.

Page 57: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

56

Norton, G. W., Alwang, J., Masters, W. A., & von Witzke, H. (2007). The economics of agricultural

development. World food systems and resource use. European Review of Agricultural Economics,

34, 283-284.

Olowu, D. (2009). An integrative rights-based approach to human development in Africa. PULP.

Parkin, F., Piven, F., & Cloward, R. (1980). Poor peoples movements - Why they succeed, how they fail.

Encounter, 54, 54-55.

Parsons, T. (1961). The structure of social action.

Ponte, S. (2000). From social negotiation to contract: Shifting strategies of farm labor recruitment in

Tanzania under market liberalization. World Development, 28, 1017-1030.

Porter, R. L. (2006). Value theory as a key to the interpretation of the development of economic thought.

American Journal of Economics and Sociology, 24, 39-50.

Portes, A. & Landolt, P. (2000). Social capital: Promise and pitfalls of its role in development. Journal of

Latin American Studies, 32, 529-547.

Putterman, L. (1995). Economic-Reform and Smallholder Agriculture in Tanzania - A Discussion of Recent

Market Liberalization, Road Rehabilitation, and Technology Dissemination Efforts. World

Development, 23, 311-326.

Quinn, C. H., Huby, M., Kiwasila, H., & Lovett, J. C. (2003). Local perceptions of risk to livelihood in semi-

arid Tanzania. Journal of Environmental Management, 68, 111-119.

Ramachandran, B. (2004). Transmutation of economy and transference of status- A case study from tribal

Wayanad Kamla Raj.

Page 58: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

57

Renshaw, L. R., Edward, M., & Hulme, D. (1997). Making a difference: NGOs and development in a

changing world. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 26, 251-253.

Roccas, S., Sagiv, L., Schwartz, H., & Knafo, A. (2002). The big five personality factors and personal values.

Social psychology, 28, 789-801.

Sachs, J. (2008). The end of poverty: economic possibilities for our time. European Journal of Dental

Education, 12, 17-21.

Samoff, J. (1996). Liberalizing Tanzania's food trade: Public and private faces of urban marketing policy

1913-1988 - Bryceson,DF. International Journal of African Historical Studies, 29, 414-418.

Scott, J. C. (2005). Afterword to "moral economies, state spaces, and categorical violence". American

Anthropologist, 107, 395-402.

Taylor, M. (1989). Structure, culture and action in the explanation of social-change. Explaining the origins

of social-structures. Politics & Society, 17, 115-134.

Temudo, M. P. & Schiefer, U. (2003). Disintegration and resilience of agrarian societies in Africa - the

importance of social and genetic resources: A case study on the reception of urban war refugees

in the South of Guinea-Bissau SAGE.

Vaisey, S. (2007). Structure, culture, and community: The search for belonging in 50 Urban Communes.

American Sociological Review, 72, 851-873.

Van Damme, P. (2005). Plattelandsontwikkeling. Universiteit Gent.

Van Damme, P. & Dirckx, T. (2000). Linking small-scale farmers to commercial sector activities, the case

of Southern and Eastern Sub-sahara Africa. Universiteit Gent.

Page 59: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

58

VECO (2011, December). VECO experience in supporting agriculture value chains in Tanzania. Mkulima,

Ulimwengu wa, 1.

Vincke, J. (2007). Sociologie: een klassieke en hedendaagse benadering. Academia Press.

von Collani, G. & Grumm, M. (2009). On the dimensional structure of personality, ideological beliefs,

social attitudes, and personal values. Journal of Individual Differences, 30, 107-119.

Ward, N. & Lowe, P. (1998). Insecurities in contemporary country life: rural communities and social

change Centre for Rural Economy, Newcastle University.

Wood, D. (1997). Globalization, community participation and sustainable rural development: A green

critique of EU rural development policy. (vols. 29) University of Newcastle upon Tyne, Centre for

Rural Economy.

Woolcock, M. (1998). Social capital and economic development: toward a theoretical synthesis and

policy framework. Theory and societies, 27, 151-208.

Woolcock, M. (2004). Social capital: A theory of social structure and action. Social Forces, 82, 1209-1211.

Zinam, O. (1989). Quality of life, quality of the individual, technology and economic-development.

American Journal of Economics and Sociology, 48, 55-68.

Page 60: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

59

Bijlage 1: Geanalyseerde documenten

- Engelstalige website met alle informatie over VECO: www.vecoeastafrica.org (website meerdere

keren geraadpleegd in 2012 en 2013).

- Officiële website van Vredeseilanden: www.vredeseilanden.be (website meerdere keren

geraadpleegd in 2012 en 2013)

- Engelstalige website met alle informatie over TAWLAE: http://www.mifugo.go.tz/associations/

- Engelstalige website met alle informatie over MVIWATA: http://www.mviwata.org/

- Document MVIWATA: MVIWATA, the defender of the farmer is the farmer himself

- Document VECO: Study on gender responsive cassava chain with HIV and aids component in

Mkuranga district, Aida C. Isinka and Rehema Mwateba, December 2010 (document

geanalyseerd in November 2012)

- Document VECO: Cassava chain in Tanzania. Sustainable livelihood analysis and chain analysis,

Mkuranga District, Raymond Mnenwa, januari 2009

- Document VECO: Tanzania commission for science and technology, Program on application of

science technology and innovation in cassava production, value addition and use diversification

in Tanzania, final report, November 2010 (document geanalyseerd in oktober 2012)

- Document VECO: Sustainability criteria for value chain development, screening tool (document

geanalyseerd in november 2012)

- Document VECO: Resettlement policy framework, participatory agricultural development and

empowerment project (PADEP), The united republic of Tanzania Ministry of agriculture and food

security, februari 2003 (document geanalyseerd in oktober 2012)

- Document VECO; Annual report 2009 Veco Tanzania (document geanalyseerd in oktober 2012)

- Document VECO: Annual report 2011 Veco East Africa (document geanalyseerd in oktober 2012)

- Document Wereldbank: Diagnostic Trade Integrated Study (DTIS) SURVEY OF AGRICULTURAL

MARKETING LOGISTICS COSTS IN RURAL TANZANIA, David Nyange, December 2004

(geanalyseerd in November 2012)

- A critical look at Tanzania's development Vision 2025, Dr. Ernest T. Mallya,

Page 61: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

60

Bijlage 2: Topiclijst

- Drop off: vragen in verband met de demografische achtergrond

o Naam, leeftijd, hoeveelheid hectaren grond in bezit, aantal kinderen, hoeveel jaar reeds

lid van de organisatie (MVIWATA, TAWLAE en VECO dooreen)

- Vragen die peilen of er al andere organisaties aanwezig zijn geweest in de gemeenschap

- Hoe zijn de leden in contact gekomen met een van de organisaties

- Vragen over de verschillen tussen de situatie voordat het project van VECO zijn intrede deed en

de huidige situatie

o Veranderingen inkomen?

o Veranderingen in statuspositie?

o Veranderingen in vrije tijdsbesteding?

o Veranderingen in taakverdeling tussen mannen en vrouwen?

- Vragen naar de ervaring van boeren met het project in zijn totaal

o Voor- en nadelen van het project?

o Uitdagingen en limieten van het project?

o Wat is er veranderd sinds men meer cassava moet telen?

- Vragen of ze andere boeren zouden aanmoedigen ook in de gemeenschap te stappen

Page 62: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

61

Bijlage 3

Boerenleden van de gemeenschap in Kizapala. (6/11/2012)

Page 63: Een studie over de sociale obstakels van een …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/064/370/RUG01-002064370...medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge.

62

Bijlage 4

De opnames en weergave van de interviews kunt u raadplegen op de bijgevoegde CD rom.