De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het...

121
De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het Nederlands Een onderzoek naar variatie in gebruik en productiviteit in verschillende contexten Laura De Wilde Promotor: Prof. Dr. Timothy Colleman Copromotor: Emmeline Gyselinck Academiejaar 2015-20156 Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de taal- en letterkunde: Nederlands-Engels

Transcript of De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het...

Page 1: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

De intensiverende pseudo-reflexieve

resultatiefconstructie in het Nederlands

Een onderzoek naar variatie in gebruik en productiviteit in

verschillende contexten

Laura De Wilde

Promotor: Prof. Dr. Timothy Colleman

Copromotor: Emmeline Gyselinck

Academiejaar 2015-20156

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de taal-

en letterkunde: Nederlands-Engels

Page 2: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

2

Vooraleer de verhandeling van start gaat, wil ik nog even de kans grijpen om enkele mensen

te bedanken. Een masterproef schrijven bleek immers een lang en uitdagend project te zijn

waarin alle steun en hulp meer dan welkom waren.

In de eerste plaats wil ik mijn promotors, Prof. Dr. Colleman en Emmeline Gyselinck

bedanken voor het vertrouwen, de hulp en de inspiratie voor mijn masterproef. Emmeline

bleek een enorm geëngageerd copromotor te zijn en ik ben dan ook erg dankbaar voor de

steeds uitgebreide feedback en tips.

Ten tweede verdient Anne-Laure hier een plaatsje. Onder het motto ‘samen afzien is leuker

dan alleen’ deelden we als ware collega’s elk moment van het schrijfproces.

Tot slot wil ik Dries, mijn zussen en mijn ouders bedanken die me steeds vanaf de zijlijn

toejuichten.

Page 3: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

3

Inhoud 1. Inleiding ......................................................................................................................................... 4

2. De pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in perspectief .................................................... 7

2.1. De resultatiefconstructie ...................................................................................................... 7

2.2. Pseudo-reflexief .................................................................................................................. 10

3. Bestaand onderzoek ................................................................................................................... 13

3.1. Syntactisch ........................................................................................................................... 13

3.2. Lexicaal-semantisch ........................................................................................................... 16

3.3. Constructioneel ................................................................................................................... 17

3.3.1. De resultatieve constructie: semantiek ................................................................... 18

3.3.2. Argumenten en de Pseudo-reflexieve resultatiefconstructie ............................... 23

4. Productiviteit en restricties ....................................................................................................... 25

4.1. restricties werkwoord en subject ....................................................................................... 26

4.2. werkwoord en resultaat ..................................................................................................... 33

4.3. variatie over de grenzen: de intensiverende constructie ............................................... 35

4.4. productiviteit intensiverende pseudo-reflexieve constructie: besluit en

onderzoeksvragen ...................................................................................................................... 38

5. Methodologie .............................................................................................................................. 40

5.1. Corpus .............................................................................................................................. 41

5.2. Zoekmethode .................................................................................................................. 42

6. Resultaten .................................................................................................................................... 45

6.1. Gebruik van de constructie ............................................................................................... 45

6.1.1. frequentieanalyse ....................................................................................................... 46

6.1.2. Intensiveerders ........................................................................................................... 46

6.1.3. combinatie werkwoord-intensiveerder ......................................................................... 63

6.2. Productiviteit ...................................................................................................................... 74

6.2.1. Intensiveerders ........................................................................................................... 75

6.2.2. Combinatie werkwoord-intensiveerder .................................................................. 80

7. Conclusie en discussie ............................................................................................................... 87

BIBLIOGRAFIE ............................................................................................................................... 93

APPENDIX ...................................................................................................................................... 95

26. 119 woorden.

Page 4: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

4

1. Inleiding

Naast het neutrale ik was erg geschrokken vinden we vaak opvallende uitdrukkingen zoals ik

schrok me een bult, een hoedje of zelfs dood. Hoewel die uitdrukkingen net als de eerste zin

simpelweg betekenen dat de spreker erg schrok, zijn ze op syntactisch vlak bijzonder. We

hebben hier te maken met een expressieve resultatiefconstructie, waarin het

resultaatsgezegde uitdrukt dat iets in hoge mate gebeurt, bijvoorbeeld: ik schrok me dood

kunnen we interpreteren als ik schrok zo erg dat ik er als resultaat bijna het leven bij liet. Het

resultaat hoort hier dus niet letterlijk geïnterpreteerd te worden maar als overdrijving of

intensivering: de spreker zal namelijk niet werkelijk sterven na het schrikken. In de zinnen

Hij schrok zich een hoedje/een bult ligt een parafrase zoals hierboven (hij schrok zo erg dat hij

als het ware een hoedje/een bult kreeg) echter een stuk minder voor de hand. Ondanks de

vormelijke gelijkenis met de resultatief, hoeft een spreker van het hedendaags Nederlands

niet noodzakelijk te vertrekken van de letterlijke variant om – via een hyperbolische link –

tot de intensiverende interpretatie te komen. De syntactische vorm van de

resultatiefconstructie wordt in dit soort uitdrukkingen dus figuurlijk gebruikt om te

intensiveren, wat in duidelijk contrast staat met de letterlijke “gewone” variant. In Hij verft de

deur groen bijvoorbeeld, een klassiek voorbeeld van de resultatiefconstructie, is het resultaat

groen wel een letterlijk resultaat van de actie verven en ontbreekt de intensiverende

component. Wat zinnen als Ik dronk me te pletter nog bijzonder maakt is het reflexieve

element: wanneer werkwoorden in de figuurlijke resulatiefconstructie worden gegoten,

krijgen ze een reflexief voornaamwoord bij zich. Lachen, drinken en schrikken zijn geen

reflexieve werkwoorden en toch kunnen we zeggen dat iemand zich krom lacht. Aan die

eigenschap heeft de constructie ook meteen haar naam te danken: we hebben het over de

‘fake reflexive resultative’ (Simpson 1983: 145) of, in het Nederlands, de pseudo-reflexieve

resultatiefconstructie (voor verdere toelichting van die term zie § 2.2.). In tegenstelling tot

doorsnee resulatiefzinnen zoals Hij verft de deur groen, nemen pseudo-reflexieve zinnen een

onverwacht object dat coreferentieel is met het subject van de zin. In de literatuur over de

resultatieve constructie krijgt de pseudo-reflexief vooral aandacht in het teken van die

tweede eigenschap. Taalkundigen proberen te verklaren hoe en waarom ongebruikelijke

objecten in de constructie verschijnen en voornamelijk aanhangers van de constructionele

aanpak lijken zich daar de laatste decennia in te verdiepen (Goldberg 1995, Boas 2003, etc.).

Het intensiverende gebruik van de constructie werd door enkelingen al kort aangehaald

(Capelle 2011, Hiramatsu 2003, Simpson 1983) maar er is nood aan uitgebreid onderzoek

Page 5: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

5

naar de mogelijkheden van de figuurlijke pseudo-reflexieve constructie in het Nederlands:

een lacune die we met deze verhandeling gedeeltelijk proberen op te vullen. We focussen

hier vooral op het gedrag van de constructie in verschillende soorten taalgebruik en genres:

omdat we met expressief taalgebruik te maken hebben, kunnen we immers verwachten dat

dit type uitdrukkingen op een andere, al dan niet creatievere, manier gebruikt en ingevuld

zal worden in informeler taalgebruik. Klein (1998: 25-26) merkte het vluchtige karakter van

informele intensiveerders al op in de context van de bijwoorden van graad: er duiken steeds

nieuwe bijwoorden op die de oudere verzwakte exemplaren vervangen of aanvullen. Omdat

er steeds nieuwe bijwoorden in omloop geraken waarvan de expressieve kracht nog niet is

afgenomen, hebben we meer keuzemogelijkheden in informele contexten. Hetzelfde kan

waar zijn voor de pseudo-reflexieve resultatiefconstructie. We vermoeden dat ook deze vorm

van expressief taalgebruik meer variatie kent in informele genres. Die variatie speelt zich dan

in het bijzonder af op het niveau van het resultaatsgezegde, d.w.z. de intensiveerder.

Schrikken we ons in formele contexten vooral een hoedje en in informele contexten daarbij

ook nog rot, dood en de pleuris?

Omdat we in deze verhandeling inzoomen op een speciaal subtype, plaatsen we in

hoofdstuk 2 de pseudo-reflexieve variant in het kader van de resultatiefconstructie in het

algemeen. Eerst volgt een overzicht van hoe de resultatiefconstructie in het algemeen en het

pseudo-reflexieve subtype in het bijzonder gevormd worden. Daarna wordt geschetst hoe

het subtype aan bod komt in de bestaande literatuur over de resultatiefconstructie. In

hoofdstuk 3 wordt het bestaand onderzoek van dichterbij bekeken, en dan vooral uit een

constructionele hoek. Hoofdstuk 4 geeft het kader voor ons onderzoek: daarin worden de

restricties en tendensen rond de resultatiefconstructie beschreven. Er blijken immers

verwachtingen te zijn over welke werkwoorden en intensiveerders kunnen voorkomen in de

resultatiefconstructie in het algemeen, en het pseudo-reflexieve subtype in het bijzonder.

Ook worden de mogelijkheden op het vlak van variatie en productiviteit van de constructie

besproken. Dat is immers wat we met dit onderzoek proberen bloot te leggen: de eventuele

verschillen op het gebied van variatie en productiviteit van de constructie in verscheidene

contexten. In het vijfde hoofdstuk volgt de methodologie van het onderzoek met een

beschrijving van het gebruikte corpus en de methode waarop daar attestaties van de

constructie in werden gezocht. Dan volgt de bespreking van de resultaten in hoofdstuk 6, dat

opgedeeld is naar de 2 grote onderwerpen van het onderzoek: enerzijds het verschil in

gebruik tussen de verscheidene contexten, anderzijds de verschillen in productiviteit. Er

Page 6: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

6

wordt daarbij steeds een onderscheid gemaakt tussen tendensen op het vlak van enkel de

intensiveerder, en tendensen rond de combinaties van die intensiveerders met

werkwoorden. Om af te sluiten worden de resultaten samengevat in de conclusie.

Page 7: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

7

2. De pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in perspectief

Om de bijzondere positie van de pseudo-reflexieve variant van constructie te kunnen

schetsen, wordt eerst een beeld gegeven van de resultatiefconstructie in het algemeen. Er zijn

immers zowel op het vlak van grammaticale structuur als op dat van de betekenis, enkele

specifieke eigenschappen aan het subtype verbonden.

2.1. De resultatiefconstructie

In het algemeen beschrijft een resultatiefconstructie de toestand van een argument, die het

resultaat is van de actie die door het werkwoord aangegeven wordt (Simpson 1983: 143, Boas

2003 :1, …). In andere woorden: door de actie te ondergaan die het subject uitvoert,

verandert het object van toestand. Hier schematiseren we de constructie naar het voorbeeld

van Boas (2003) :

[ NP1 V NP2 XP ]

[ Jan verft de deur groen ]

Het subject NP1 voert de actie V uit en dat resulteert in een nieuwe toestand XP voor het

object NP2: Jan verft de deur en dat resulteert in een groene deur. Dit basisschema kan op

verschillende manieren ingevuld worden en op welke vormen XP kan aannemen - in het

intensiverende subtype - komen we terug in §4.2. Voor nu, met het oog op een classificatie

van de constructie in het algemeen, is de relatie tussen V enerzijds en NP2 en XP anderzijds,

interessanter.

De meerderheid van het bestaand onderzoek probeert te verklaren hoe er bij de

resultatiefconstructie medespelers geïntroduceerd worden die niet in het valentieschema van

het werkwoord terug te vinden zijn.

(1) ‘iemand verft iets’

Hij verft de deur.

(2) ‘iemand slaat iemand’

Ze sloeg Jan.

(3) ‘iemand breekt iets’

Oma brak de vaas.

Zo zien we bij verven, slaan, breken geen resultaat XP in het basisschema verschijnen. Als we

die werkwoorden in de resultatiefconstructie gebruiken krijgen we:

Page 8: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

8

(4) Hij verft de deur groen.

Ze sloeg Jan bewusteloos.

Oma brak de vaas in duizend stukken.

De actie die het subject uitvoert (verven, slaan, breken) heeft als resultaat dat het direct object

(NP2 = de deur, Jan, de vaas) verandert:

(5) Door het verven is de deur groen.

Omdat hij geslagen werd, is Jan bewusteloos.

Omdat de vaas gebroken is, bestaat ze nu uit duizend stukken.

De objecten ondergaan hier een verandering van toestand, ze zijn niet meer zoals ze voor de

werkwoordelijke handeling waren. In bovenstaande voorbeelden blijft de uitbreiding echter

beperkt; we voegen enkel een resultaat XP toe aan het valentieschema van deze transitieve

werkwoorden. Vergelijk met:

(6) ‘Iemand rent’

*Hij rent fit.

Hij rent zich fit.

(7) ‘Iemand rent’

*Ze rent kapot.

Ze rent haar schoenen kapot.

(8) ‘Iemand eet iets’

*Hij eet zijn spaghetti leeg.

Hij eet zijn bord leeg.

Als we aan het intransitieve rennen enkel een resultaat toevoegen, krijgen we een

ongrammaticale zin: er is immers geen object dat door de actie beïnvloed wordt en zo

verandert van toestand. Door in (6) een reflexief voornaamwoord in te voegen kan dat wel:

de uitvoerder van de actie is dan zowel subject als object in de zin en ondergaat dus door zijn

eigen actie een verandering. Plaatsen we in (7) ‘haar schoenen’ als object bij rennen, dan zijn

Page 9: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

9

het de schoenen die door het rennen, al dan niet letterlijk, stuk zullen gaan. Bij eten, wat

nochtans wel een transitief werkwoord is, gebeurt iets vergelijkbaars: als we een te

verwachten object toevoegen zoals ‘spaghetti’, heeft het resultaat daar geen vat op,

‘spaghetti’ wordt hier niet beïnvloed door het resultaat leeg, enkel door de actie eten:

spaghetti kan niet leeg zijn, wel gegeten worden. Om leeg en eten hier samen in de

resultatiefconstructie te kunnen gebruiken, moeten we het object vervangen door een object

dat wel vatbaar is voor het resultaatsgezegde leeg. Hij eet zijn bord leeg bijvoorbeeld, kunnen

we parafraseren als: hij eet zijn maaltijd op en als resultaat is zijn bord leeg. Er is in dergelijke

gevallen sprake van ‘fake objects’: objecten die normaliter niet bij het werkwoord voorkomen

en er geen semantische relatie mee hebben (Boas 2003: 8). Zo wordt ‘het bord’ in (8) niet

gegeten, ’zich’ wordt niet gerend en ‘haar schoenen’ evenmin. De objecten ondergaan de

actie niet op dezelfde manier zoals bijvoorbeeld ‘spaghetti’ dat doet, maar ze veranderen wel

van toestand door de actie.

Op basis van de relatie die het werkwoord heeft met zijn argumenten, kunnen we de

resultatiefconstructie als volgt categoriseren (Carrier en Randall 1992, Boas 2003, Goldberg

1995):

Resultatiefconstructie

Transitief werkwoord Intransitief werkwoord

GROEP 1 GROEP 2 GROEP 3

[NP1 V NP2 XP] [NP1 V NPVALS XP] [NP1 V NPVALS XP]

[ Hij verft de deur groen] [Hij eet zijn bord leeg] [Hij rent zich fit]

[Ze rent haar schoenen kapot]

Afbeelding 1. Indeling van de resultatiefconstructie naar argumentstructuur

Page 10: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

10

2.2. Pseudo-reflexief

De vals- (of pseudo-) reflexieve resultatiefconstructie duikt in de meeste onderzoeken op als

het gaat over welke rol NP2 nu eigenlijk speelt. Het gaat dan vooral over vragen zoals: 1

- Is de postverbale NP een argument van het werkwoord?

- Wordt NP2 opgeroepen door de constructie zelf?

- Vormen NP2 en XP een small clause die in zijn geheel een argument is van het

werkwoord?

- Is NP2 het object van het werkwoord en/of het subject van XP?

- Vervult NP2 altijd de rol van patiens?

(Boas 2003, Goldberg 1995, Carrier en Randall 1992, Simpson 1986, ..)

Dat NP2 hier “vals” en altijd reflexief is, maakt het vaak een struikelblok, een extra bewijs of

een uitzondering bij het formuleren van regels voor de constructie in het algemeen.

Bovendien beperken dergelijke onderzoeken zich vaak tot het letterlijke gebruik van het

pseudo-reflexief zoals in (9) ( Gyselinck&Colleman: te verschijnen)

(9) (Julie is gestorven;) ze heeft zich gisteren dood gedronken.

(10) (Ze heeft een enorme kater;) ze heeft zich gisteren dood gedronken.

Het is trouwens vaak, maar lang niet altijd even duidelijk of we met een letterlijke of

intensiverende betekenis te maken hebben: bij (9) en (10) bijvoorbeeld hebben we de

deelzinnen tussen haakjes nodig om het onderscheid tussen de twee te zien. Het

intensiverende gebruik van de constructie wordt wel door sommige taalkundigen vermeld,

zij het in mindere mate. Goldberg wijdt hoofdstuk 8 in Constructions (1995: 184) aan valse

(reflexieve) objecten maar vermeldt slechts terloops dat de constructie vaak als hyperbool

gebruikt wordt. Simpson vernoemde in 1986 al dat o.a. ‘the fake reflexive + resultative

constructions focus on the EXTENT to which the action denoted by the verb is performed’

(146) en voor het Nederlands vinden we vergelijkbare beweringen bij Vanden Wyngaerd

(2001) en Cappelle (2014). Alle drie noemen ze het pseudo-reflexief (12) en ‘the body part off

construction’ (BPOC) (11) in één adem.

(11) Hij huilde zijn ogen uit zijn kop.2

1 Hoe verschillende grammatica’s die vragen beantwoorden, zien we in hoofdstuk 3. 2 De BPOC is een typisch Engelse constructie waarbij door de actie een lichaamsdeel van het subject van het lichaam verwijderd wordt. Volgens Cappelle komt ze in het Nederlands niet voor (2014: 262). Wel vinden we zinnen zoals 11) of de tweede zin hieronder, een vergelijkbare constructie met een andere vorm.

Page 11: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

11

(12) Hij huilde zich verloren.

De twee zijn dan ook erg gelijklopend: het zijn allebei resultatiefconstructies, ze drukken uit

dat de actie in een hoge mate wordt uitgevoerd en ze hebben allebei een specifieke invulling

van NP2.

De intensiverende pseudo-reflexieve constructie wordt dus wel erkend in de grotere context

van ‘de resultatiefconstructie’ en intensiverende constructies in het algemeen, maar daar

blijft het ook vaak bij. Omdat er voor de constructie in het Nederlands weinig literatuur te

vinden is, bleven enkele essentiële eigenschappen tot nog toe onderbelicht (maar zie

Gyselinck & Colleman: te verschijnen). Zo wordt bijvoorbeeld amper aandacht geschonken

aan de syntactische rol van het reflexieve voornaamwoord in zinnen met een vast reflexief

werkwoord; een type dat in het Nederlands frequent voorkomt. 3

(13) Hij lacht zich krom. (intransitief )

(14) Hij drinkt zich suf. (transitief )

(15) Hij schaamt zich rot. (inherent-reflexief )

We kunnen de constructie in het Nederlands op drie manieren vormen: met een intransitief,

een transitief en een inherent-reflexief werkwoord. Intransitieve werkwoorden behoren tot

[He worked his ass off] [NP1 V NP2 PP] [Hij werkt zijn benen van zijn lijf] [NP1 V NP2 PP+NP] De eerste zin is een BPOC waarbij het resultaatsgezegde enkel bestaat uit een voorzetsel. De tweede zin is de Nederlandse variant: het resultaatsgezegde heeft een NP nodig die de bron van het lichaamsdeel aanduidt (Capelle 2014: 262). Zinnen zoals Hij werkt zijn *benen/*kont af zijn ongrammaticaal. Ook is er een duidelijk verschil tussen de BPOC en de vals-reflexieve resultatiefconstructie. Vergelijk 11) met Hij huilde zich de ogen uit zijn kop. [ Hij huilde zijn ogen uit zijn kop.] [ NP1 V NP2 XP] [Hij huilde zich de ogen uit zijn kop.] [NP1 V NP2 XP] Hij huilde zich de ogen uit zijn kop is een pseudo-reflexieve resultatiefconstructie met zich als object en de ogen uit zijn kop als resultaat. Bij de BPOC , de Nederlandse variant daarvan, is het lichaamsdeel, hier zijn ogen, het object dat door het huilen uit het lichaam verwijderd wordt. 3 Capelle heeft het kort over het reflexief voornaamwoord in Nederlandse intensiverende constructies, maar de focus ligt daarbij op de afwezigheid daarvan in het Engels (2011: 263-265).

Page 12: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

12

groep 3 in de classificatie en krijgen een reflexief voornaamwoord als extra medespeler in de

constructie, zoals in afbeelding 1 te zien is. Transitieve werkwoorden vallen onder groep 2

onder invloed van deze constructie: het typische object wordt vervangen door een vals

(reflexief) object. Wanneer we inherent-reflexieve werkwoorden in de pseudo-reflexieve

resultatiefconstructie gebruiken, is de ingreep complexer. Het reflexief voornaamwoord bij

inherent-reflexieve werkwoorden is geen direct object maar een deel van het werkwoord. In

groep 1 kunnen we deze werkwoorden dus niet onderbrengen (zie (16)). Behandelen we

inherent-reflexieve werkwoorden dan als intransitieve werkwoorden die geen extra

medespeler nodig hebben om in de constructie gebruikt te worden (17)? Of laten die

werkwoorden hun vast-reflexief voornaamwoord vallen en krijgen ze een vals reflexief

object onder invloed van de constructie (18)?

[ Hij schaamt zich rot]

(16) * [NP1 V NP2 XP]

(17) ? [NP1 ( V REFL) XP]

(18) ? [NP1 (V – REFL) NPVALS XP]

Zoals we in het begin van het hoofdstuk vermeldden en in het volgende hoofdstuk

uitgebreider zullen bespreken, zijn vraagstukken over de argumentstructuur stof ter

discussie. Let wel, daarbij werd nog geen rekening gehouden met inherent-reflexieve

werkwoorden in de constructie. Of vast-reflexieve werkwoorden een andere beschrijving

vragen, werd nog niet in de Nederlandstalige literatuur behandeld en is een vraag die men

zich over het Engels niet moet stellen. Het is, vooral met oog op het corpusonderzoek,

belangrijk om te weten dat de definitie die Christie (2011: 6) geeft voor de Engelse

constructie, zich niet naadloos laat toepassen op die in het Nederlands:

The fake reflexive resultative construction (21) can be identified by the existence

of a reflexive pronoun in object position for verbs that would not normally take

an object, as shown by the representation in (22).

Daarom spreken we ook niet van de ‘vals-reflexieve resultatiefconstructie’: in het Engels is

het reflexief voornaamwoord inderdaad ‘fake’, i.t.t. in het Nederlands, waar we door de

inherent-reflexieve werkwoorden opteren voor het ‘pseudo-reflexief’ (Gyselinck&Colleman:

te verschijnen).

Page 13: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

13

3. Bestaand onderzoek

Zoals Boas zegt in de inleiding van A Constructional Approach to Resultatives(2003: 4) : ‘The

main question addressed by most accounts of English resultatives is concerned with the

factors that license the two postverbal constituents, namely the postverbal NP and the

resultative phrase ‘. Daarmee noemt hij meteen twee sleutelwoorden in het onderzoek naar

de resultatiefconstructie: postverbale constituenten en het Engels. In wat volgt geven we een

overzicht van de drie manieren waarop die postverbale constituenten (vooral in het Engels)

verklaard worden: syntactisch, semantisch en constructioneel. De constructionele aanpak

van o.a. Boas en Goldberg krijgt daarbij de meeste aandacht.

3.1. Syntactisch

Hiramatsu (2003: 4) onderscheidt twee verschillende syntactische benaderingen; de Small

Clause theorie Van Hoekstra en de Ternary analysis van Carrier en Randall.

Gemeenschappelijke grond is, vanzelfsprekend, de focus op de syntactische structuur. Bij

Hoekstra is die invalshoek echter “extremer”:

What makes this type of construction interesting is that, unlike simple transitive

constructions, we cannot assume that the complementation is lexically determined. In

“John washed his car” we may say that wash lexically selects an internal theme

argument and that the complement his car is licensed by virtue of this lexical

property. In contrast, the licensing of the complement structure in the resultative

construction should be determined by general principles. It thus provides a serious

challenge to every theory of grammar (Hoekstra 1988:101).

Ook formuleert Hoekstra één regel voor zowel transitieve als intransitieve werkwoorden,

die met ingrijpende veranderingen gepaard gaat. Wat ‘the Binary Small Clause’ analyse

genoemd wordt, gaat ervan uit dat de verbale constituent als volgt wordt opgebouwd:

Page 14: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

14

Afbeelding 2. De structuur van de verbale constituent volgens het ‘Binary Small Clause’

principe. (Carrier en Randall 1992: 175)

Hoekstra beschouwt de small clause, d.w.z. de combinatie van NP2 en het resultaat, in zijn

geheel als het argument van het werkwoord. Die small clause heeft immers een duidelijke

interne samenhang; het is een “zin” met een subject (NP 2 ) en een predicaat (XP) (Hoekstra

1988: 106). Voor intransitieve werkwoorden, zoals rennen in afbeelding 2, blijft de ingreep

beperkt; er wordt simpelweg een small clause toegevoegd. Transitieve werkwoorden zoals

‘water’ in afbeelding 2, of bijvoorbeeld eten vragen meer uitleg. Onder de Small Clause

theorie worden bij transitieve werkwoorden hun typische objecten vervangen door een

small clause (Hoekstra 1988: 117).

(19) Ik eet een appel

(20) Ik eet [SC mijn bord leeg].

Er is volgens Hoekstra een duidelijk verschil tussen de NP2’s in (19) en (20): in de eerste zin is

NP2 wel een argument van het werkwoord, in 19b niet. In resultatieve zinnen is er geen

semantische relatie tussen het werkwoord en de postverbale NP maar wel tussen NP en XP:

het bord wordt niet gegeten, maar het bord wordt wel ‘leeg’. Daarom wordt NP en XP

samengenomen als small clause, en is die small clause het argument dat opgeroepen wordt

door het werkwoord (Hoekstra 1988: 117). Als we (20) echter met de zinnen in (21)

vergelijken, wordt duidelijk dat er vaak wel een semantische relatie is tussen werkwoord en

NP2:

(21) a. Hij verft de deur groen.

b. Ze drinkt haar koffie op.

c. Ze veegt de vloer schoon.

Page 15: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

15

In (21) combineren de werkwoorden wel met hun typische objecten; de aanname dat ook

hier het argument vervangen wordt door de small clause, lijkt dus onnodig gecompliceerd.

Carrier en Randall stellen bijgevolg een analyse voor die wel een onderscheid maakt tussen

transitieve en intransitieve werkwoorden in de constructie. De syntactische structuur ziet er

voor beide soorten hetzelfde uit maar er is wel een verschillende relatie tussen NP2 en het

werkwoord:

Afbeelding 3. Syntactische structuur transitieve resultatieven volgens de syntactische

benadering

Afbeelding 4. Syntactische structuur intransitieve resultatieven volgens de syntactische

benadering

In tegenstelling tot Hoekstra’s ‘Binary Small Clause analysis’ , opteren Carrier en Randal

voor ‘Ternary branching’: het werkwoord, Np 2 en het resultaat staan op hetzelfde niveau in

de verbale constituent (1992:176). Voor hen is er immers bij zowel transitieve als intransitieve

werkwoorden wel een semantische relatie tussen werkwoord en enerzijds het object,

anderzijds het resultaat (1992:204). Beiden worden door die relatie met het werkwoord in de

constructie geïntroduceerd: in Hij eet zijn bord leeg bijvoorbeeld, wordt het bord inderdaad

niet letterlijk gegeten maar wordt het wel beïnvloed door de actie, wat vervolgens leidt tot

Page 16: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

16

het resultaat leeg. Dat is voor bijvoorbeeld Hij rent zijn schoenen stuk niet anders; zijn schoenen

en het stukgaan ervan zijn elk onlosmakelijk verbonden aan het rennen. In dat opzicht is de

theorie van Carrier en Randall dan ook minder ‘extreem’ dan die van Hoekstra: zij houden

wel rekening met de semantische relatie tussen werkwoord en hun medespelers. Toch is er

een verschil tussen de objecten bij transitieve en intransitieve werkwoorden, dat volgens

Carrier en Randall te verklaren is door zogeheten ‘thèta rollen’ of de argumentstructuur

(1992: 177). NP2 wordt bij transitieve werkwoorden niet enkel semantisch opgeroepen, het is

ook een argument van dat werkwoord. Bij intransitieve werkwoorden is dat niet het geval

(Carrier en Randall 1992: 204). Omgezet in θ-rollen heeft the tullips in afbeelding 3 er twee

‘one from the resultative verb, by virtue of being its direct internal argument, and one from

the result predicate, by virtue of being its external argument’ (Carrier en Randall 1992: 180).

Their Nikes in afbeelding 4 daarentegen combineert met een intransitief werkwoord en krijgt

enkel een θ-rol van threadbare, waarmee het in verband staat zoals een subject t.o.v. een

predikaat (Carrier en Randall 1992: 180).

Het verschil tussen de theorieën van Randall en Carrier enerzijds en Hoekstra anderzijds, is

in essentie gebaseerd op het belang dat ze (niet) hechten aan de semantische relatie tussen

werkwoord en NP2. Aanhangers van de Small Clause Theorie focussen vooral op de

schijnbare afwezigheid van een verband tussen het werkwoord en valse objecten. Omdat ze

een algemene structuur voor de resultatieve constructie beogen, analyseren ze zowel

werkwoorden met typische als valse objecten aan de hand van het schema

[ Subj V [SC NP XP] ]. In tegenstelling tot bij de Ternary Branching Theorie,

krijgt NP2 bij beide soorten werkwoorden enkel een θ-rol van het resultaat: het fungeert als

het subject binnen de Small Clause. Bij Carrier en Randall krijgt NP2 bij intransitieve

werkwoorden ook maar één θ-rol toegewezen, eveneens van het resultaat. Het semantische

verband tussen het object en het werkwoord is bij hen echter reden genoeg om NP2 en het

resultaat niet af te zonderen in een Small Clause.

3.2. Lexicaal-semantisch

Carrier en Randall mogen dan wel aandacht besteden aan de semantische relaties bij

resultatieven, voor o.a. Levin en Rappaport staat betekenis centraal. Zij gaan er immers van

uit dat ‘aspects of the syntax of a sentence are determined by the meaning of the verb in that

sentence (Levin en Rappaport 1995:2). Zo kent elk werkwoord een basisbetekenis en -

argumentstructuur en verschillende variaties daarop (Goldberg 1995:8). De betekenis die

beoogd wordt, bepaalt vervolgens welke syntactische vorm in de zin gebruikt wordt.

Page 17: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

17

Werkwoorden krijgen een resultatieve betekenis door een betekenisuitbreiding met wat

Hiramatsu ‘primitive CAUSE’ noemt(2003: 8).

(22) a. wipe1: [x ‘wipe’ y]

b. wipe2: [x CAUSE [y BECOME (AT) z] BY [x ‘wipe’ y]]

De spreker vertrekt dus van de basisbetekenis ‘iemand veegt iets’ en breidt ze uit met

‘waardoor dat iets verandert van toestand’; een semantische ingreep die, o.a. door de

toevoeging van een resultaat, syntactische gevolgen heeft. De correlatie tussen semantiek en

syntaxis is overigens niet enkel de rode draad doorheen de lexicaal-semantische aanpak, ook

de constructiegrammatica vertrekt vanuit die samenhang van vorm en betekenis (Goldberg

1995: 9). Volgens de lexicaal-semantische aanpak brengt het werkwoord verschillende

betekenissen en argumentstructuren aan, bij constructionisten zoals Goldberg is die rol

weggelegd voor de constructie4.

3.3. Constructioneel

Aan het einde van de vorige eeuw introduceerden Jackendoff en Goldberg een alternatief

voor de traditionele, generatieve grammatica: de eerste kaartte in een artikel de scheiding

tussen grammatica en lexicon aan en Goldberg volgde met ‘een veelomvattende en

gedetailleerde uitwerking’ (Verhagen 2005: 198) van die nieuwe grammatica in haar boek

Constructions (1995). Constructies, dé bouwstenen van de taal, beschrijft ze als vorm-

betekenisparen die op de grens staan tussen grammatica en lexicon; het zijn als het ware

sjablonen met een bepaalde vorm en betekenis die door de taalgebruiker ingevuld worden

(1995: 7). Elke taaluiting is terug te brengen op zo’n constructie en de constructiegrammatica

probeert dan ook een alomvattend beeld van de taal te geven. Er is dus niet enkel aandacht

voor de klassieke zinsstructuren; ook uitingen die vaak tot de periferie herleid werden, zoals

idiomen die de ‘traditionele grammatica’ niet gehoorzamen, worden volwaardige

constructies en zijn niet langer uitzonderingen op de algemene regels (Boas 2003:86,

Goldberg 1995: 6). De resultatieve constructie is één van die constructies die door de

constructiegrammatica in een nieuw daglicht kwam te staan. Er is echter sprake van een

paradox als het gaat over de inclusie van afwijkende constructies: de constructiegrammatica

beschouwt de resultatiefconstructie in zijn geheel als een onderbelicht fenomeen dat door de

opvallende syntaxis en semantiek aandacht verdient. Net dat maakt de afwezigheid van de

intensiverende pseudo-reflexieve variant merkwaardig: het subtype is immers door de

4 Niet alle constructionisten zijn het daar over eens; Boas bijvoorbeeld hangt een semantische variant van het constructionisme aan (zie 3.3.).

Page 18: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

18

afwijkende betekenis een apart geval van de resultatiefconstructie maar blijft vreemd

genoeg links liggen.

3.3.1. De resultatieve constructie: semantiek

a. De constructie in het algemeen

Naast enkele artikels 5 spendeert Goldberg in Constructions (1995) een heel hoofdstuk aan de

resultatieve constructie en Boas, een andere prominente figuur binnen de

constructiegrammatica, beschrijft de constructie uitgebreid met o.a. A Constructional Approach

to Resultatives (2003)6. Verwonderlijk is die link tussen resultatieve zinnen en de

constructiegrammatica ook niet: er is inderdaad een duidelijk sjabloon.

Vorm: [ NP1 V NP2 XP ]

Betekenis: [X CAUSES Y TO BECOME Z ]

Dat sjabloon kent verschillende subtypes, waaronder ook de pseudo-reflexieve variant die

centraal staat in deze scriptie, met elk hun eigen betekenis en vorm. Een indeling naar vorm

is te zien in afbeelding 1: er worden transitieve/intransitieve werkwoorden gebruikt met

hun typische of valse objecten. Verder is de invulling van XP veranderlijk, maar daarover

meer in § 4.1.

Op semantisch vlak kunnen we letterlijk en figuurlijke (intensiverende) constructies

onderscheiden, reflexieve en niet-reflexieve maar ook, en daarover bestaat onenigheid,

zogeheten ‘location’ en ‘property’ resultatieven (Boas 2003: 241-248). Volgens Goldberg is de

resultatieve constructie één van de vijf ‘argument structure constructions’ die elk een

specifieke betekenis hebben (1995: 3-4):

1. Ditransitive X CAUSES Y to RECEIVE Z

2. Caused Motion X CAUSES Y to MOVE Z

5 Goldberg, A. (1991). It Can’t Go Down the Chimney Up: Paths and the English Resultative. Proceedings of the Seventeenth Annual Meeting of the Berkeley Linguistics Society: General Session and Parasession on The Grammar of Event Structure, 368-378. Goldberg A. (2005). The end result (ative). Language 81(2), 474-477. Etc… 6Andere werken van Boas rond de resultatieve constructie: Boas, Hans C. (2000).Resultative Constructions in English and German. Ph.D. dissertation. University of North Carolina at Chapel Hill. Boas, Hans C. (2000). Resultatives at the crossroads between the lexicon and syntax: Where are they formed? N.M. Antrim, G. Goddall, M. Schulte-Nafeh, and V. Samiian (eds.), Proceedings of the 1999 Western Conference on Linguistics. Vol. 11, 38-52. Boas, Hans C. (2005) Determining the Productivity of Resultative Constructions: A Reply to Goldberg & Jackendoff. Language 81(2), June 2005. 448-464.

Page 19: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

19

3. Resultative X CAUSES Y to BECOME Z

4. Intrans. Motion X MOVES Y

5. Conative X DIRECTS ACTION at Y

Zij neemt zinnen als Pat hammered the metal flat en Pat threw the metal off the table niet samen

omwille van dat betekenisverschil: de eerste zin is een voorbeeld van de resultatieve

constructie en veroorzaakt een andere toestand bij het object, de tweede zin is een Caused

Motion constructie met een verandering van locatie tot gevolg. Toch lijken de constructies

erg op elkaar, wat Goldberg verklaart d.m.v. ‘metaphorical extension’ ( 1995: 81-82). De

resultatieve constructie is volgens haar in essentie een figuurlijk variant van de Caused

Motion constructie, wat ze aantoont a.d.h.v. herformuleringen zoals ‘The jello went from

liquid to solid in a matter of minutes’ (1995:83). Het object van een resultatief ondergaat als

het ware een beweging van de ene toestand naar de andere of, zoals Mateu en Espinal het

verwoorden: ‘states are locations’, ‘change is motion’ (2013: 289-290). Goldberg maakt dus

een onderscheid tussen resultaten die een metaforische richting of een verandering van

toestand uitdrukken en resultaten die een letterlijke verplaatsing inhouden. Bij haar zijn die

laatste een aparte categorie en dus geen resultatieve constructies.

Boas daarentegen beschouwt location resultatives als een subtype van de resultatieve

constructie, omdat er volgens hem immers geen reden is om de twee van elkaar te scheiden

(2003:97). Dat komt omdat hij, in tegenstelling tot Goldberg, meer belang hecht aan de rol

die werkwoorden spelen, dan aan de overkoepelende constructies. Om resultatieve

constructies te verklaren, en bij uitbreiding alle constructies, gaat hij uit van ‘Verbal

Polysemy’: een werkwoord heeft verschillende ‘event-frames’, d.w.z. betekenissen met elk

hun eigen argumentstructuur (Boas 2003: 98). Voor hem is de semantiek van een werkwoord

een complex geheel, een mix van betekenis en syntaxis, zoals bijvoorbeeld Levin en

Rappaport dat in hun lexicaal-semantische aanpak doen. Verder onderscheidt hij ‘on-stage’

informatie van een event-frame van ‘off-stage’ informatie (2003: 172). Elke betekenis van een

werkwoord heeft zo zijn eigen prototypische participanten en informatie enerzijds, en

informatie die niet op de voorgrond treedt anderzijds. Hij geeft zelf het voorbeeld ‘rennen’:

als we het werkwoord in zijn simpelste vorm gebruiken, gaan we ervan uit dat er (1) een

renner is die (2) zich op energieke wijze van punt A naar punt B verplaatst. Off-stage

informatie is hier wat wel met rennen gepaard gaat, maar niet relevant is voor de situatie:

rennen is vermoeiend, we dragen vaak speciale kledij om te rennen, etc (Boas 2003: 172-173).

Als we een ander event-frame bekijken, zoals bijvoorbeeld in de resultatieve zin Hij rent zich

Page 20: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

20

fit, wordt die off-stage informatie wel relevant en wordt die als on-stage informatie

uitgedrukt: we veronderstellen dat er (1) een renner is die (2) zich op een energieke wijze van

punt A naar punt B verplaatst, dat (3) rennen een effect heeft op de conditie, maar het feit dat

vaak sportschoenen dragen om te rennen bijvoorbeeld, blijft hier wel off-stage informatie.

Volgens Boas zit de resultatieve betekenis dus vervat in het werkwoord: er zijn event-frames

die in hun on-stage informatie resultaten hebben zitten die relevant zijn bij de resultatieve

constructie. Die resultaten kunnen zowel een ‘location’ als een ‘property’ betekenis hebben.

Omdat de resultatieve constructie in zijn bottom- up aanpak amper betekenis projecteert op

een werkwoord, is er geen onderscheid nodig met de Caused Motion constructie: er is ‘de

resultatieve constructie’ die een specifiekere betekenis krijgt naargelang het event-frame van

het werkwoord (Boas 2003: 98). Goldberg’s top-down aanpak heeft dat onderscheid wel

nodig: de verantwoordelijkheid om betekenis toe te kennen aan een zin, ligt in de eerste

plaats bij de constructie (Goldberg 1995: 3). Daarom is de betekenis van constructies bij haar

specifieker dan bij Boas en ziet zij wel een verschil tussen location en property

resultatieven/constructies. Goldberg gaat dus niet uit van ‘Verbal Polysemy’ maar van

‘Constructional Polysemy’ : er zijn verschillende constructies met elk hun eigen betekenis en

medespelers (Boas 2003: 97). Toch negeert ook zij de rol van het werkwoord niet: de

constructie mag dan wel de primaire bron van betekenis zijn, er blijft sprake van een

wisselwerking met het werkwoord (Goldberg 1995:24).

b. De Intensiverende Pseudo-reflexieve resultatiefconstructie

Ondanks de uitvoerige bespreking van de Caused-Motion vs. de resultatieve constructie,

blijft de distinctie tussen de letterlijke en figuurlijk pseudo-reflexieve constructie

oppervlakkig. Goldberg erkent wel dat er een verschil is tussen de twee betekenissen, maar

lijkt dat niet als een motivatie voor verschillende constructies of een specifiek subtype te

beschouwen (1995:184). We zouden echter de scheidingslijn tussen de Caused Motion en de

resultatieve constructies kunnen doortrekken: het verschil in letterlijke vs. figuurlijke

beweging dat hier voor twee verschillende constructies zorgt, vinden we in essentie ook

terug binnen de pseudo-reflexieve constructie. De letterlijke variant sluit probleemloos aan

bij de betekenis van de resultatieve constructie: Hij verft de deur groen betekent zoveel als ‘hij

verft waardoor de deur als resultaat groen wordt’. De figuurlijke variant daarentegen

kunnen we, net zoals Goldberg de resultatieve constructie t.o.v. de Caused Motion

constructie plaatst, beschouwen als een metafoor voor die betekenis. Hij lacht zich kapot lijkt

op een gelijkaardige manier af te wijken van de resultatieve betekenis zoals Hij verft de deur

Page 21: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

21

groen afwijkt van de Caused Motion betekenis. Het resultaat is hier geen letterlijk gevolg van

de actie, net zoals Goldberg het resultaat van de ‘gewone’ resultatiefconstructie niet meer als

een letterlijke plaatsverandering beschouwt. Er is in beide gevallen sprake van een

verschuiving van letterlijk naar figuurlijk, die zorgt voor een betekenisverandering.

(23) Caused motion: X causes Y to move Z

↓ metaphor

Resultative: x causes y to become z

↓ metaphor

Excessive resultative: X does something in excess (and thereby causes Y to figuratively become Z).

Bij de resultatieve constructie zorgt die verschuiving voor een verandering van toestand

i.p.v. een verandering van plaats. We laten hier echter in het midden of het betekenisverschil

tussen de resultatieve constructie en wat we hierboven de excessive resultative noemen,

dezelfde proporties aanneemt zoals bij de caused motion vs. de resultatieve constructie het

geval is. Dat lijkt immers voor elke spreker anders: voor de ene is het verband tussen een

letterlijke en figuurlijke toestandsverandering intuïtief makkelijker te aanvaarden dan dat

een toestandsverandering een figuurlijke plaatsverandering is, voor de andere is het

omgekeerde waar. Bovendien blijkt de afstand met de letterlijke resultatieve betekenis

verschillend voor elk concreet geval.

(24) a. Hij duwt de vaas van de tafel.

Hij duwt de vaas en verplaatst ze van op de tafel naar van de tafel.

[Caused Motion]

b. Hij loopt zich fit.

Hij loopt en verplaatst zich van niet-fit naar fit.

[Resultatief]

c. Hij schrikt zich een bult.

Hij schrikt en krijgt als resultaat een bult. [intensiverende resultatief]

Page 22: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

22

De locatieve interpretatie van b. vraagt heel wat inbeeldingsvermogen: de werkelijke

verplaatsing die bij de Caused Motion constructie gebeurt, kunnen we moeilijk herkennen in

de resultatieve zin. Ook bij de intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefzin c., lijkt een

letterlijke resultatieve interpretatie niet voordehandliggend. De spreker weet dat we ons niet

letterlijk een bult schrikken, en het valt te betwisten of een letterlijke resultatieve betekenis

zich nog ergens op de achtergrond bevindt. Anderzijds zouden we, eerder dan van een

betekenisverandering bij de pseudo-reflexieve resultatiefconstructie – en andere

figuurlijke/intensiverende resulatieven –, kunnen spreken van een betekenisuitbreiding of -

verschuiving: X does something in excess and thereby causes Y to figuratively become Z ( zie

(23)) . De resultatieve betekenis zou dan nog figuurlijk aanwezig zijn en uitgebreid worden

met een intensiverende component.

(25) a.Hij loopt zich kapot vs. Hij loopt zich de benen vanonder zijn lijf

b.Hij lacht zich dubbel vs. Hij lacht zich een breuk

c.Hij drinkt zich halfdood vs. Hij drinkt zich het lazarus

Lang niet alle pseudo-reflexieve resultatiefzinnen zijn even figuurlijk: dubbel, kapot en

halfdood leunen bijvoorbeeld dichter aan bij de letterlijke constructie dan de benen vanonder

zijn lijf, een breuk en het lazarus. We kunnen ons zo gemakkelijker voorstellen dat iemand zich

dubbel lacht dan dat hij werkelijk een gebroken been overhoudt aan een lachbui.

Hoewel we hier niet opperen om de intensiverende pseudo-reflexieve constructie als een

aparte constructie te behandelen, pleiten we toch voor een duidelijkere scheiding met de

letterlijke variant of de erkenning van een specifiek subtype. Goldberg heeft het bijvoorbeeld

wel over resultatieven met een reflexief object, maar maakt geen onderscheid tussen ‘he cried

himself asleep’, wat we als letterlijke resultatiefconstructie bestempelen, en he talked himself blue

in the face’, een intensiverende zin (1995:184). Aan de andere kant worden ‘Fake object cases’

met een hyperbolische betekenis wel vermeld, maar daarmee doelt Goldberg op zowel

reflexieve valse objecten als op “gewone” valse objecten (1995: 184). Hetzelfde gebeurt bij

Vanden Wyngaerde: ‘many intensifier resultatives involve a so-called fake reflexive or an

expletive body part, but this is not a necessary condition […]’ (2001:87). Ook Boas heeft het

kort over constructies die aantonen dat een actie erg intensief wordt uitgevoerd, maar

herleid ze tot geconventionaliseerde constructies en dus zijn ze geen echte resultatieven

(2003: 261). Intensiverende en reflexieve resultatiefconstructies worden dus wel erkend maar

een specifiek intensiverend pseudo-reflexief subtype komt amper ter sprake.

Page 23: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

23

3.3.2. Argumenten en de Pseudo-reflexieve resultatiefconstructie

Op syntactisch vlak wordt de constructie, zoals eerder gezegd, unaniem opgedeeld naar de

relatie tussen werkwoord en object (zie afbeelding 1) .7 De meeste aandacht gaat bij de

constructiegrammatica echter uit naar de argumenten en er is opnieuw onenigheid over hoe

die argumenten verklaard worden.

Afbeelding 5. Semantiek, realisatie en syntaxis van de resultatiefconstructie

(Goldberg 1995: 190)

Bij Goldberg bestaat de constructie uit drie lagen; de semantiek (regel 1), de syntax (regel 3)

en de realisatie van de constructie (regel 2). Agens, patiens en resultaat op het semantische

niveau, vinden hun tegenhangers in de syntactische medespelers subject, object en oblique .

Of er nu sprake is van een transitief of intransitief werkwoord, de betekenis van de

constructie (CAUSE-BECOME, V, PRED) wordt steeds gerealiseerd in het werkwoord en ook

de agens (agt, SUBJ) is altijd aanwezig. Zoals we hierboven al zagen, werken de constructie

en het werkwoord op vlak van betekenis samen en zo krijgen we op het niveau van de

realisatie een werkwoord (PRED) dat de twee verenigt. Hetzelfde geldt voor de

subjectmedespeler: er is altijd een agens/subject aanwezig bij het werkwoord en dat smelt

samen met de agens/subject van de constructie.

7 Transitief ww + typisch object Transitief ww + vals object Intransitief ww + vals object

Sem CAUSE-BECOME < agt pat result-goal >

R

R: instance, PRED < > Means

Syn V SUBJ OBJ OBLAP/PP

Page 24: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

24

Afbeelding 6. Semantiek, realisatie en syntaxis van de resultatiefconstructie. Aangevuld

schema naar het voorbeeld van Goldberg 1995: 190.

Bij resultatieve zinnen met een typisch object, zoals in afbeelding 3, past ook het object van

het werkwoord zonder problemen in de constructie (Goldberg 1995:190). Het resultaat, hier

groen, zit echter niet in het valentieschema van een werkwoord maar wel in dat van de

constructie. Het resultaat wordt dus volgens Goldberg door de constructie aangereikt 8.

Zoals in 2.2. al werd aangehaald, is het kader van de argumentstructuur de plaats waar

pseudo-reflexieve objecten vaak op het toneel verschijnen. Ze zijn, net als de resultaten, geen

typische argumenten van het werkwoord en komen enkel in de resultatieve constructie voor:

er is dus een mechanisme dat de reflexieve objecten in de constructie plaatst. Volgens

Goldberg is dat opnieuw de constructie zelf. (In)transitieve werkwoorden verkrijgen hun

vals object vervolgens op dezelfde manier: ofwel is er geen object bij het werkwoord en

wordt dat slot opgevuld door de constructie, ofwel is er wel een object maar wordt dat

vervangen door een object dat de constructie toevoegt (Goldberg 1995: 189). Bij de pseudo-

reflexieve resultatiefonstructie is dat object een reflexief voornaamwoord. Dat is het geval bij

zowel de letterlijke als de intensiverende variant : Goldberg maakt immers geen onderscheid

tussen de twee, maar dat lijkt op syntactisch vlak ook niet nodig.

8 Visueel voorgesteld door de dubbele lijn.

Sem CAUSE-BECOME < agt pat result-goal >

R

R: instance, VERVEN < hij de deur groen > means

Syn V SUBJ OBJ OBLAP

Page 25: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

25

Afbeelding 7. Semantiek, realisatie en syntaxis van de resultatiefconstructie. Ingevuld

schema met letterlijke en figuurlijke variant. Naar het voorbeeld van Goldberg 1995: 190.

Boas daarentegen beschouwt de objecten en resultaten in de constructie als argumenten van

het werkwoord:

Following our observations above, I suggest that the two postverbal elements are

licensed by the verbs, thereby allowing the speaker to express a different perspective

of an event than what is conventionally associated with the respective verbs (Boas

2003: 154).

Zoals hierboven al vermeld werd, zitten bij Boas de resultatieve betekenis en de daarbij

horende argumenten al vervat in bepaalde event-frames van een werkwoord (2003: 249). Om

terug te komen op het voorbeeld rennen, zijn er volgens hem bepaalde event-frames die in

hun off-stage informatie de renner zowel als een agens als een patiens beschouwen. In

zinnen zoals Hij rende zich fit, gebruiken we een event-frame waarbij we rennen als een actie

zien die, door de intensieve uitvoering ervan, een verandering van toestand teweeg brengt

bij de agens. De constructie werkt bij hem als het ware als een “trigger” die event-frames

met een reflexief object aanport, niet als een mechanisme dat het werkwoord argumenten

aanreikt.

4. Productiviteit en restricties

Hoe die argumenten dan ook in de constructie terecht mogen komen, voor deze

verhandeling is vooral de lexicale invulling ervan interessant. De intensiverende pseudo-

reflexieve constructie is immers een welomlijnd subtype; het object hoort een reflexief

Sem CAUSE-BECOME < agt pat result-goal >

R

R: instance, LACHEN < hij zich kapot > Means LOPEN < hij zich fit >

Syn V SUBJ OBJ OBLAP

Page 26: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

26

voornaamwoord te zijn en we verwachten een intensiverende resultatieve betekenis.

Uiteraard zijn de overige slots in de constructie niet zomaar vrij in te vullen. We verwachten

niet dat iemand zich een bult leest bijvoorbeeld, dat een fiets zich kapot rijdt en hij schrikt zich

slaperig of een mutsje klinkt ook niet bekend in de oren. Tegelijk kunnen we moeilijk spreken

over een idioom of een zegswijze; ondanks de min of meer idiomatische betekenis blijft er

toch een bepaalde mate van paradigmatische vrijheid die toelaat dat we ons zowel te pletter

als rot, kapot, dood, gek en zelfs de kleuren van de regenboog kunnen lachen maar ook schrikken

bijvoorbeeld. Daarom heeft Boas het over de resultatieve constructie als collocaties; ze zijn

niet even gefixeerd als idiomen maar ze prefereren wel bepaalde combinaties t.o.v. andere

(2003: 144) De constructiegrammatica is dan ook vaak opzoek naar verklaringen voor die

collocaties: wat bepaalt welke lexicale elementen in welke slots terecht kunnen komen en in

welke mate is de invulling van de constructie vrij (Colleman 2014: 40)? In wat volgt bekijken

we in hoeverre de constructie ‘productief’ genoemd kan worden en welke restricties de

invulling van de overige slots bepalen. Omdat we onderzoek doen naar de productiviteit

van de intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het bijzonder, bespreken

we vooral de restricties en verwachtingen rond dat subtype.

4.1. restricties werkwoord en subject

Laat ons beginnen bij de spil van de zin: het werkwoord. Dat blijkt meteen ook het moeilijkst

te voorspellen ‘[…] a verb’s ability to occur in resultative constructions is a matter of

conventionalization, i.e. it cannot be explained by more general constraints’ (Boas 2003: 126).

Boas verklaart het voorkomen van werkwoorden in de constructie opnieuw a.d.h.v. hun

event-frames: bij bepaalde event-frames van werkwoorden zijn resultaten ingebouwd, in dat

geval kan (of moet) dat resultaat in een zin gerealiseerd worden en hebben we te maken met

een resultatieve constructie (2003: 232). De event-frames of betekenissen van werkwoorden

liggen vast en zijn bepaald door conventie, zo ook de mogelijkheid om al dan niet in de

resultatieve constructie voor te komen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om bij een groot deel

van de werkwoorden (of event-frames) een resultaat te bedenken, conventie bepaalt of het

resultaat kan gerealiseerd worden in de constructie. Toch verzet Boas zich tegen het idee van

Goldberg en Jackendoff dat zijn theorie geen ruimte laat voor productiviteit (2005: 454). Zij

negeren immers dat Boas het naast die geconventionaliseerde resultatieven ook heeft over

wat hij ‘pockets of productivity’, ‘nonconventionalized resultatives’ of simpelweg ‘new

resultatives’ noemt (2005: 454). Zo zijn er ook werkwoorden die geen event-frames met een

ingebouwd resultaat kennen, maar wel in de resultatieve constructie kunnen voorkomen.

Zelf geeft hij ‘Tom sneezed the napkin off the table’ als voorbeeld (2003: 264). Boas opteert om bij

Page 27: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

27

dergelijke werkwoorden niet uit te gaan van een event-frame dat er als volgt zou kunnen

uitzien: ‘X niest waardoor er een verandering van plaats/toestand plaatsvindt voor Y’.9 Hij

stelt daarentegen voor om zo’n zinnen toe te schrijven aan analogische creativiteit: sprekers

weten dat blow bijvoorbeeld wel in de resultatieve constructie gebruikt wordt en dus

kopiëren ze het resultatieve patroon van dat werkwoord (Boas 2003: 265-266). Tom sneezed the

napkin off the table is dan een kopie van de geconventionaliseerde en gemotiveerde

resultatieve constructie Tom blew the napkin off the table. Op die manier creëert Boas ruimte

voor productiviteit en laat hij toe dat er steeds nieuwe werkwoorden in de constructie

gebruikt worden, zonder dat er vervolgens nieuwe event-frames opduiken. Om dergelijke

analogieën mogelijk te maken moet er evenwel een verband zijn tussen de twee

werkwoorden. Zinnen zoals Katie exhaled the napkin off the table of Joshua inhaled the napkin off

the table zijn onmogelijk; ‘uitademen’ gaat niet met dezelfde explosieve kracht gepaard als

blazen en bij ‘inademen’ zou het object een andere richting uitgaan (Boas 2003: 274-276). Met

behulp van de juiste context kunnen anders ongrammaticale analogieën volgens Boas echter

wel vaak acceptabel worden bevonden (2005: 455)10.

Ook Goldberg bouwt voort op wat we in de context van postverbale constituenten

bespraken (zie §3.3.2.): of een werkwoord in de constructie gebruikt kan worden, is volgens

haar eveneens een gevolg van de samenwerking tussen constructie en werkwoord. Zoals we

al vermeldden, beschikken zowel het werkwoord als de constructie over een betekenis en

medespelers ( participanten bij werkwoorden, in het geval van de constructie spreken we

over argumenten) die bij de realisatie versmelten (Goldberg 1995: 43). Als het werkwoord

niet over alle medespelers beschikt die vereist zijn in de constructie, worden die lege slots

door de constructie zelf aangereikt. Opdat de medespelers van de twee partijen zouden

kunnen fuseren, moet er vervolgens aan twee (overlappende) principes voldaan worden. ‘

The Semantic Coherence Principle’ voorkomt ongrammaticale resultatieven zoals *De vaas

brak zich in duizend stukken omdat de medespelers die aan elkaar gelinkt worden, van

dezelfde orde moeten zijn (Goldberg 1995: 50). We zouden de tabel in afbeelding 5-7 dus als

volgt kunnen aanpassen:

9 Boas beschouwt property en location resultatives als werkelijke resultatieve constructies, bij Goldberg zou deze zin geen resultatieve maar een Caused motion constructie zijn (zie §.3.3.1.) 10 Door dat laatste statement lijkt Boas de voorgaande restricties enigszins te minimaliseren.

Page 28: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

28

Afbeelding 8. Semantiek, realisatie en syntaxis van de resultatiefoncstructie: aangepaste

versie.

Volgens Goldberg moeten de participanten van het werkwoord compatibel zijn met de

argumenten van de constructie: het subject moet een agensrol vervullen, het object een

patiensrol (1995:50). Als het subject geen agensrol kan vervullen, zoals bij het intransitieve

breken het geval is, kan het werkwoord niet in de constructie voorkomen. Het tweede

principe heeft betrekking op het aantal medespelers: het ‘Correspondence Principle’ legt op

dat alle participanten van een werkwoord die verplicht gerealiseerd moeten worden, hun

tegenhanger horen te vinden in de argumentstructuur van de constructie (Goldberg 1995:

53). Zo is de integratie van een werkwoord van overdracht in de resultatieve constructie

ongrammaticaal:

Sem CAUSE-BECOME < agt pat result-goal >

R

R: instance, means

Syn V SUBJ OBJ OBLAP

agt

pat

result-goal

Page 29: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

29

Afbeelding 8. Werkwoord van overdracht in het shema van de resultatiefconstructie.

De ontvanger-rol die bij het werkwoord ‘geven’ vervuld moet worden , kan niet versmelten

met een argument van de constructie: de gever is een agens en het gegevene is een patiens

maar de ontvanger kan niet als een resultaat gezien worden en de constructie voorziet geen

slot voor een indirect object. Interpretaties zoals *Jan geeft een cadeau waardoor het als resultaat

Dries wordt of * Jan geeft een cadeau aan Dries waardoor het cadeau gelukkig wordt zijn dus

ongrammaticaal. Omdat alle drie de medespelers van het werkwoord hun tegenhanger in

de constructie moeten vinden, kunnen we de ontvanger ook niet achterwege laten zoals in

*Hij geeft een cadeau gelukkig. Omdat alle participanten hun tegenhanger moeten vinden in de

constructie en dat hier niet lijkt te lukken, kan ‘geven’ niet in de resultatieve constructie

voorkomen. In de praktijk komen resultatieven met ‘geven’ echter wel voor: zo is er Jan geeft

Dries een hartaanval bijvoorbeeld. Domineert de betekenis van de constructie hier zo erg dat

het werkwoord eerder ‘veroorzaken bij’ gaat betekenen? Of moeten we dergelijke zinnen

analyseren als ditransitieve constructies, ook al is er duidelijk sprake van een verandering

van toestand voor het object?

Verder telt bij Goldberg ook de betekenis van het werkwoord: bij de realisatie van een

(resultatieve) zin versmelten niet enkel de participanten maar ook de betekenissen van de

constructie en het werkwoord (1995:60). Vooral de constructie heeft daarbij de touwtjes in

handen: de betekenis van de constructie, bij de resultatieve constructie CAUSE, laat

voornamelijk werkwoordelijke betekenissen toe die het overkoepelt. Zo is ‘verven’

acceptabel omdat het een toestandsverandering impliceert; Van Daele omschrijft ‘verven’ als

‘met verf kleuren’, wat inhoudt dat iets van kleur verandert door de actie. De restrictie die

Goldberg hier geeft, vraagt echter enige nuance. De betekenis van de resultatieve constructie

laat opmerkelijk meer werkwoorden toe dan werkwoorden met een impliciete

Sem CAUSE-BECOME < agt pat result-goal ? >

R

R: instance, *GEVEN < GEVER GEGEVENE ONTVANGER > Means *GEVEN < GEVER GEGEVENE RESULTAAT >

*GEVEN < GEVER GEGEVENE RESULTAAT ONTVANGER>

Syn V SUBJ OBJ OBLAP ?

Page 30: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

30

toestandsverandering: X CAUSES Y to BECOME Z kunnen we op een heel heterogenere

groep werkwoorden projecteren. We kunnen, mits enige creativiteit, bij en heleboel

werkwoorden die we niet meteen met een toestandsverandering zouden associëren, zoals

‘planten’, ‘zwemmen’ en ‘zitten’ bijvoorbeeld, wel degelijk een resultaat bedenken.

(26) a. Anne-Laure plant een boom.

resultaat: de boom wordt gezonder, gaat kapot, ….

? Anne-Laure plant de boom kapot

? Anne-Laure plant de boom gezond

b. Dries zwemt.

resultaat: Dries wordt moe, fit , …

Dries zwemt zich moe

Dries zwemt zich fit

c. Lisa zit.

resultaat: Lisa krijgt rugpijn, …

? Lisa zit zich rugpijn

Of de voorbeelden in (26) grammaticaal zijn, valt te betwisten, maar eerder dan aan

syntactische of semantische incompatibiliteit, denken we hier aan een gebrek aan conventie.

De werkwoorden krijgen hier immers onder invloed van de constructie een CAUSE

betekenis: planten, zwemmen en zitten zijn hier alle drie werkwoorden die ervoor zorgen dat

het object door de actie van toestand verandert en er zijn geen participanten die de integratie

verhinderen. We gebruiken de werkwoorden echter minder in een resultatieve constructie

dan lopen , drinken of werken bijvoorbeeld, werkwoorden die overigens ook niet meteen een

resultaat oproepen en die CAUSE betekenis dus ook krijgen onder invloed van de

constructie:

(27) a. Hij werkt zich een burn-out.

b. Hij werkt zich moe.

c. Ik heb me moe gelopen.

d. Ik heb me barstende hoofdpijn gedronken.

Werkwoorden zoals lachen, schrikken en zich schamen, die frequent in de intensiverende

pseudo-reflexieve constructie voorkomen, lijken ook niet meteen een soort van CAUSE in

Page 31: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

31

zich te dragen. Zoals we in § 3.3.1. echter bespraken, is die causatieve betekenis ook niet de

essentie van de intensiverende constructie en dus lijkt het ook geen vereiste dat de

werkwoorden hier over de CAUSE betekenis beschikken. Voor werkwoorden in de

intensiverende pseudo-resultatieve resultatiefconstructie, reikt Cappelle een alternatieve

restrictie aan. Wat hij de intensiverende ditransitieve constructie noemt, zou enkel acties

toelaten die met een bepaalde (in dit geval hoge) intensiteit uitgevoerd kunnen worden

(2014: 277). Dat doet ons denken aan wat Klein ‘gradable verbs’ noemt in de context van

bijwoorden van graad: ook zij ziet inherent gradeerbare werkwoorden zoals haten, rouwen en

houden van als de ideale kandidaten voor intensivering (1998: 9). Of die restrictie ons toelaat

een specifieke groep werkwoorden aan de constructie toe te schrijven, is echter te

betwijfelen. Als we de resultaten bekijken die Cappelle de restrictie opleveren, zien we

inderdaad werkwoorden die zonder probleem intensief uitgevoerd kunnen worden:

schrikken, lachen, zoeken, werken en vervelen. Enkele werkwoorden lijken echter minder

verzoenbaar met een intensieve uitvoering: klikken, googelen en lezen zijn geen acties waar we

meteen een hoge (of lage) intensiteit aan zouden koppelen. In dergelijke gevallen lijkt de

constructie –net zoals bij de CAUSE betekenis bij gewone resultatieven - die intensiverende

betekenis op te wekken.

(28) a. Jan Smit facetimet zich rot met Liza en de kinderen (www.ad.nl)

b. Schuim je te pletter (www.jcw.be)

c. De rijmpiet dichtte zich te pletter bij deze chocoladeletter : 1000

sinterklaasgedichten geanalyseerd uit het begin van de 21e eeuw

( http://library.rijksmuseum.nl )

Ook facetimen, schuimen en dichten zijn geen werkwoorden waar we een intensieve uitvoering

van zouden verwachten; het lijkt er eerder op dat, opnieuw, een heleboel werkwoorden die

kwaliteit onder invloed van de constructie kunnen verwerven dan dat het een vereiste is

waar de werkwoorden aan moeten voldoen om in de constructie te passen11. In de context

van bijwoorden van graad nuanceert Klein de rol van gradeerbare werkwoorden overigens

ook: het mogen dan wel de ideale kandidaten zijn, ook niet gradeerbare werkwoorden

worden gemodificeerd (1998: 9). Er is bij dergelijke werkwoorden echter een licht afwijkende

betekenis die omschreven wordt als een intensivering van frequentie:

11 Daarmee willen we niet beweren dat elk werkwoord die betekenis kan verkrijgen door de constructie. Het feit dat voorbeelden met zich te pletter/dood/kapot *sterven bijvoorbeeld niet voorkomen lijkt inderdaad te wijten aan de niet-gradeerbare aard van het werkwoord.

Page 32: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

32

(29) a. She loves her more than I do.

b. He talks more than I do.

Bij gradeerbare werkwoorden zoals in (29)a. wordt de graad van het werkwoord

gemodificeerd: ‘ze houdt van haar met een grotere intensiteit dan ik’. Niet-gradeerbare

werkwoorden zoals praten in (29)b., vragen volgens Klein een andere interpretatie: ‘hij praat

vaker/langer dan ik’ duidt zo eerder een lange periode of hoge frequentie aan dan een hoge

intensiteit. Ook bij de intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie lijkt dat

verschil aanwezig te zijn. Als we Hij schaamt zich kapot vergelijken met (28)a. bijvoorbeeld,

zouden we zich rot facetimen eerder duratief interpreteren – ‘ hij facetimet vaak/gedurende

een lange periode’- dan zich kapot schamen – ‘? hij schaamt zich vaak/gedurende een lange

periode’.12 Dat kleine verschil in betekenis lijkt echter niet relevant als we willen bepalen

welke werkwoorden al dan niet in de constructie gebruikt kunnen worden. Zowel

gradeerbare als niet-gradeerbare werkwoorden worden in de constructie gebruikt en er is in

beide gevallen sprake van een intensiverende betekenis: zij het verticaal (met een hoge

intensiteit) of horizontaal (met een hoge frequentie).

Restricties formuleren voor werkwoorden in de resultatieve constructie blijkt een moeilijke

opgave. Zowel Boas als Goldberg geven een verklaring voor hoe de werkwoordelijke

betekenis in de constructie past, maar concrete restricties blijven uit. Hetzelfde geldt voor het

subject: in Constructions heeft Goldberg het (zeer) kort over welke subjecten in de constructie

kunnen voorkomen en besluit dat enkel ‘animate instigator’ subjecten die mogelijkheid

hebben (1995: 193). Zoals we eerder besproken hebben, moet het subject een agensrol

vervullen: *De vaas breekt zich in stukken is bijgevolg onmogelijk. Het ‘animate’ gedeelte van

de restrictie relativeert ze echter. Zo zou het in sommige dialecten, van het Engels

welteverstaan, mogelijk zijn om een levenloos subject een resultaat te laten uitlokken (1995:

193). Opnieuw kunnen we de restrictie omzeilen d.m.v. creativiteit en flexibiliteit:

(30) a.? Mijn horloge tikt me wakker.

b.? Het onweer raasde de pannen van het dak.

Goldberg impliceert hier overigens dat de invulling van het subject minder strikt is in

dialecten, informeel regionaal taalgebruik dus, dan in de Engelse standaardtaal: een

statement dat bijzonder relevant is voor deze verhandeling. De invulling van het subject in

Page 33: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

33

de constructie wordt niet behandeld in ons onderzoek, maar of we Goldberg’s vermoeden

kunnen projecteren op de invulling van het resultaat bespreken we in hoofdstuk 6.

We kunnen concluderen dat de invulling van het werkwoord voornamelijk bepaald wordt

door conventie. Goldberg en Boas geven elk een verklaring voor hoe werkwoorden in de

constructie functioneren, maar concrete restricties komen daar niet uit voort. Bij Boas bepaalt

conventie of een werkwoord een event-frame heeft dat overeen komt met de constructie. In

principe kan echter elk werkwoord in de constructie gebruikt worden, als het maar

voldoende gelijkenissen heeft met een werkwoord dat over het juiste event-frame beschikt.

Ook Goldberg’s analyse wijst geen concrete groep werkwoorden voor de constructie aan. De

participanten van een werkwoord moeten correcte tegenhangers vinden bij de constructie en

de betekenis moet compatibel zijn maar in de praktijk kan er creatief mee omgegaan worden.

Tenslotte besluit Cappelle (2014) dat, bij de intensiverende constructie, de actie met een

bepaalde intensiteit uitgevoerd moet kunnen worden: een eigenschap die eerder door de

constructie zelf aan een grote en heterogene groep werkwoorden aangereikt lijkt te worden.

De restricties blijven dus die vaag en leveren ons geen sluitend antwoord op.

4.2. werkwoord en resultaat

Er is echter een facet van de werkwoordelijke invulling dat hierboven nog niet werd

besproken; de correlatie tussen werkwoord en resultaat. Werkwoorden lijken immers, en

dan vooral in de intensiverende resultatieve constructie, een duidelijke voorkeur te hebben

voor bepaalde resultaten:

An example of the first case, that of very limited. productivity (at least in some

dialects), is the resultative consruction. [….] there is a large degree of idiosyncrasy as

to which verbs van occur with which resultatives (Goldberg 1995: 136).

Het is dan ook in deze context dat er over collocaties en productiviteit wordt gesproken

(Boas 2003: 143, Goldberg 1995: 192, Gyselinck&Colleman: te verschijnen, Cappelle 2014 :

262, etc.). We verwachten bepaalde resultaten bij bepaalde werkwoorden, zo klinkt Hij ergert

zich blauw aannemelijker dan Hij schrikt zich blauw. Het omgekeerde blijkt ook waar: zweten,

dat frequent in de constructie wordt gebruikt, zal eerder met te pletter dan met kapot

voorkomen (ook beiden frequente resultaten) (Gyselinck&Colleman te verschijnen:

Appendix E). Maar er zijn ook werkwoorden en resultaten die exclusieve relaties aangaan:

zo stellen Gyselinck en Colleman vast dat betalen enkel met blauw voorkomt, in dergelijke

gevallen lijkt de term idiomen eerder te passen (te verschijnen: 14). Daarnaast stellen ze vast

Page 34: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

34

dat de intensiveerder te pletter met 12 van de 15 frequentst gebruikte werkwoorden

voorkomt en dus amper een voorkeur vertoont (Gyselinck&Colleman te verschijnen: 14). De

‘limited productivity’ waar Goldberg het over heeft is dus, als we specifieke gevallen

bekijken, relatief: in sommige gevallen is productiviteit ver zoek, in andere gevallen is de

productiviteit helemaal niet beperkt. Goldberg doelt met die uitspraak echter op de

resultatieve constructie in het algemeen. Binnen de mogelijke werkwoorden en

intensiveerders varieert de productiviteit, maar als we uitzoomen, zien we dat dat alles zich

in een klein gedeelte van de taal afspeelt.

Waarom bepaalde combinaties mogelijk zijn en andere niet lijkt, opnieuw, een gevolg van

conventie te zijn. Wel zijn er tendensen in de combinatiemogelijkheden te ontdekken die we

in ons onderzoek - enkel voor de intensiverende pseudo-reflexieve variant- proberen bloot te

leggen. Zo zouden werkwoorden zowel syntactische als semantische voorkeuren hebben.

Boas stelt in zijn onderzoek vast dat o.a. scare en frighten enkel met to death voorkomen en

niet met dead: een duidelijke syntactische voorkeur (2003: 131). Ook worden andere

voorkeuren verondersteld bij verschillende subtypes van de constructie. De hyperbolische

resultatieven met valse objecten, waaronder ook de pseudo-reflexieve variant, zou volgens

Goldberg bijvoorbeeld enkel resultaten toestaan die een negatieve connotatie hebben en

aangeven dat het object ‘ “has gone over the edge”, beyond the point where normal

functioning is possible […]’ (1995: 196). Bovendien stelt Suzuki vast dat die resultaten vooral

PP’s of voorzetselconstituenten zijn (2003: 57)13. Of die aanname klopt, wordt nagegaan in

ons onderzoek. Intuïtief zouden we verwachten van niet: er zijn immers tal van adjectieven

die in de constructie kunnen voorkomen. Als de intensiverende constructie dan toch

adjectieven toelaat, blijkt ze echter minder strikt te zijn dan de resultatieve constructie in het

algemeen. De ‘End-of-scale’ restrictie die aanvaard wordt voor de constructie in het

algemeen (niet intensiverend), wordt minder nageleefd door het subtype (Suzuki 2003: 59).

Omdat resultatieve zinnen een verandering van toestand impliceren, wordt verondersteld

dat de zin in zijn geheel, en bijgevolg ook het resultaat zelf, een eindpunt aanduidt. Om die

betekenis te genereren, wordt volgens de regel een specifiek type adjectieven gebruikt:

nongradable of bounded adjectieven (Goldberg 1995: 195, Vanden Wyngaerd 2001: 62). Bij

intensiverende varianten van de constructie daarentegen, lijkt ‘the intensifying use of these

13 Bij wijze van “verkennend onderzoek” werd een informele rondvraag gedaan van het type ‘vul aan: Ik X me …’. Daarbij werden de 6 werkwoorden gebruikt die we ook in het werkelijke onderzoek hanteren. De meerderheid van de resultaten waren adjectieven: ‘kapot, ‘rot’ en ‘dood’ met enkel ‘te pletter’ als PP. Of dat een algemene tendens is voor onze constructie of een informeel/Vlaams kenmerk zullen de resultaten van het onderzoek uitwijzen.

Page 35: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

35

secondary predicates […] hard to reconcile with the claim that they denote end points, or

even results’ (Vanden Wyngaerd 2001:88). Vanden Wyngaerde ontdoet intensiverende

resultatieven van de eindpuntbetekenis en interpreteert ze als duratieve zinnen: de essentie

van de constructie is dat ze aantoont dat een actie repetitief is en in dergelijke mate is

uitgevoerd dat het een figuurlijk effect heeft op het object. De nadruk ligt dus niet op het

eindpunt van de actie maar op de mate/lange periode waarin de actie wordt uitgevoerd

(Vanden Wyngaerd 2001: 87-88). Het feit dat de intensiverende pseudo-reflexieve constructie

bereid is om ook gradeerbare adjectieven op te nemen, kan daar bijgevolg een symptoom

van zijn. Een andere interpretatie vinden we bij o.a. Goldberg. Voor haar ligt de nadruk bij

de intensiverende constructie wél op het resultaat: zoals we hierboven al citeerden, ziet ze de

constructie als een middel om aan te tonen dat een bepaalde grens overschreden is waarna

geen terugkeer meer mogelijk is (1995: 196). Gradeerbare adjectieven krijgen zo onder

invloed van de constructie een niet-gradeerbare eindpuntbetekenis, wat bij ‘gewone’

resultatieven onmogelijk is.

Ondanks het feit dat enkel intensiverende resultatiefconstructies ook gradeerbare adjectieven

toelaten (en dat bovendien de combinatiemogelijkheden binnen het subtype steeds lijken toe

te nemen) wordt de intensiverende pseudo-reflexieve constructie beschouwd als één van de

meer idiosyncratische varianten van de constructie (Suzuki 2003: 58, Goldberg 1995: 195,

Boas 2003: 260). Dat lijkt ook logisch: we hebben te maken met geconventionaliseerde

figuurlijke constructies waaruit duidelijk moet worden dat een actie heel intensief wordt

uitgevoerd. I.t.t. letterlijke resultatieve zinnen, kan niet eender welk object eender welke

toestandsverandering ondergaan. De intensiverende pseudo-reflexieven bevinden zich door

hun betekenis dus ergens tussen collocaties en zegswijzen of idiomen, waardoor binnen de

constructie zelf ook een beperkte combinatiemogelijkheden verwacht worden (Boas 2003:

261).

4.3. variatie over de grenzen: de intensiverende constructie

Zoals in 4.1. al werd aangehaald, stelt Goldberg vast dat het subjectslot amper aan restricties

onderworpen is in informeel regionaal taalgebruik en daar dus meer mogelijkheden toelaat

(1995:193). Ons onderzoek zal nagaan of we dat kunnen doortrekken naar het resultaatslot in

de intensiverende pseudo-reflexieve constructie: we onderzoeken immers o.a. of er een

verband is tussen de productiviteit van de constructie enerzijds en verschillende registers en

nationale variëteiten anderzijds. Voorlopig kunnen we er echter van uitgaan dat de

Page 36: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

36

constructie op z’n minst anders –en misschien ook productiever- wordt ingevuld naargelang

de nationaliteit van de spreker. Zo stelt Boas bijvoorbeeld vast dat this problem sends me mad ,

een Brits voorbeeld van de intensiverende constructie, voor Amerikaanse taalgebruikers

vreemd aandoet en zelfs moeilijk te interpreteren is (2003: 142). De variatie op this drives me

mad heeft nochtans enkel een ander werkwoordelijke invulling, maar omdat de combinatie

van send en mad in het Amerikaans Engels niet geconventionaliseerd is, stuiten we op een

regionaal verschil. Ook de BPOC, die zoals we al zeiden qua betekenis en collocationele

restricties erg lijkt op de intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie, is

onderhevig aan nationale verschillen. Constructies met ass en butt – he worked his butt off-

komen frequenter voor in Amerikaans Engels dan zinnen zoals he laughed his head off

(Cappelle 2013). Britse taalgebruikers opteren daarentegen vaker voor head dan voor ass/butt.

Voor de intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie verwachten we iets

gelijkaardigs. Cappelle beperkt zich in zijn zoekopdracht naar de constructie tot het

Nederlands Nederlands omdat hij vermoedt dat sommige resultaatsgezegdes niet frequent,

of helemaal niet, in Vlaanderen gebruikt worden (2014: 273). Het zou dan in het bijzonder

gaan over intensiveerders die ziektes aanduiden zoals te pleuris en de tering. Uit de resultaten

van Gyselinck en Colleman blijkt echter dat Nederlandse en Belgische taalgebruikers veelal

voor dezelfde intensiveerders kiezen. Het grootste deel van de gevonden intensiveerders ( 31

t.o.v. 41 in NN – 47 in BN) komt in beide variëteiten voor en de overige exclusief

Nederlandse of Belgische intensiveerders, zijn voornamelijk laagfrequente en creatieve

inventies (Gyselinck&Colleman: te verschijnen : 22). Toch lijken Nederlanders en Belgen die

intensiveerders anders te gebruiken: de meerderheid van de intensiveerders wordt in de ene

variëteit significant vaker gebruikt dan in de andere.

Ook over de grenzen van genres en registers heen verwachten we verschillen: bepaalde

intensiveerders, reflexieve objecten en werkwoordsvormen die in informeel en regionaal

taalgebruik voorkomen, zullen niet gebruikt worden in formeel taalgebruik en vice versa.14

Bovendien vertrekken we bij de tegenstelling formeel-informeel niet van een neutraal

standpunt; we verwachten immers dat de constructie frequenter en productiever zal

voorkomen in informeel dan in formeel taalgebruik. Aangezien intensiverende constructies -

en zo ook de intensiverende resultatiefconstructie - geklasseerd kunnen worden onder

14 Volgende voorbeelden (google) zijn typisch tussentalig en zullen in formele contexten niet voorkomen:

- Ze schrok haar dood. - ik zoop me elke dag lens - Hij zuipt zijn eigen crimineel

Page 37: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

37

‘expressief taalgebruik’, zouden we verwachten dat ze eerder in informele contexten

gebruikt worden. Voor informelere contexten geldt immers dat ‘speakers exaggerate

narrative, descriptive and argumentative features and make assertions that are overstated,

literally impossible, inconceivable or counterfactual in many different types of discourse

context’(McCarthy&Carter 2004: 150). Ook zou er in informeel taalgebruik meer nood zijn

aan creativiteit bij intensivering. (Klein 1998, Lorenz 2002). Volgens Klein willen

taalgebruikers bij intensivering niet enkel aantonen dat iets in een hoge mate gebeurt, ze

willen dergelijke uitspraken ook een emotionele lading geven (1998: 25-26). Vooral wanneer

er sprake is van een extreem hoge graad blijkt er nood te zijn aan een duidelijke emotieve

component; zo zijn er bij ik verveel me kapot of ik werk me dood intensiveerders met een

negatieve connotatie aanwezig die aantonen dat de actie niet enkel in extreme mate maar

ook met tegenzin van de spreker wordt uitgevoerd. Nu is het in de eerste plaats de lexicale

aard van de intensiveerder die de emotieve lading toevoegt. Intensiveerders die lichamelijk

verval impliceren bijvoorbeeld, zoals kapot, dood, ziek, rot etc., lijken een vrij extreem en

onverwacht resultaat van een actie zoals zich vervelen. Dergelijke onmogelijk en duidelijk

negatieve resultaten geven de uitspraak extra kracht. Ten tweede draagt het innovatieve

karakter van een intensiveerder bij aan de emotieve lading. Intensiveerders die

geconventionaliseerd raken en door een groot deel van de populatie gebruikt worden,

verliezen immers hun verrassend en extreem karakter, en bijgevolg een deel van hun

emotieve lading (Klein 1998: 26).Vergelijk hij schrok zich de blubber en hij schrikt zich de strepen

in zijn broek met hij schrikt zich een bult bijvoorbeeld. Een geconventionaliseerde

intensiveerder zoals een bult zal nog weinig wenkbrauwen doen fronsen en zou dan ook als

minder ‘sterk’ beschouwd kunnen worden dan de andere twee voorbeelden. De blubber en de

strepen in zijn broek zijn verrassende en creatieve intensiveerders waarvan we kunnen

aannemen dat het emotieve karakter nog niet is afgezwakt. Volgens Klein speelt die

emotieve lading vervolgens een grotere rol in informeel dan in formeel taalgebruik en dan in

het bijzonder in jongerentaal, waar regelmatig nieuwe intensiveerders opduiken die de

verzwakte tegenhangers vervangen (1998: 26).

Page 38: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

38

4.4. productiviteit intensiverende pseudo-reflexieve constructie: besluit en

onderzoeksvragen

Het blijkt helemaal niet eenvoudig om restricties en regels te formuleren omtrent de

invulling van de (intensiverende) resultatieve constructie. Een werkwoord hoort

bijvoorbeeld zowel op vlak van participanten als van betekenis compatibel te zijn met die

van de constructie; het betreft werkwoorden met een agens subject, als er een direct object is

moet dat kunnen versmelten met de patiensrol of vervangen kunnen worden door een vals

object en ze moeten verzoenbaar zijn met de CAUSE betekenis van de constructie en

bovendien gradeerbaar zijn bij de intensiverende constructie. In de praktijk blijkt echter dat

heel wat werkwoorden niet aan die vereisten voldoen, maar dat ze zich aanpassen en die

eigenschappen net lijken te krijgen onder invloed van de constructie. Hetzelfde geldt voor

het subject en de intensiveerder: we verwachten een ‘animate’ subject en niet-gradeerbare

adjectieven in de constructie, maar we treffen evengoed ‘inanimate’ subjecten aan en, vooral

bij de intensiverende variant van de constructie, ook gradeerbare adjectieven. We stuiten

hier op een probleem dat Cappelle al aantrof in de context van de BPOC en de Caused

Motion constructie:

On a more serious note, however, this key example in present-day linguistics may

have given rise to the idea that, provided there are no semantic clashes between

word-level lexical constructions and the more schematic phrasal constructions which

provide slots to them, ‘anything goes’ in grammar. And Goldberg (2003: 221) does

little to nuance such a conception when she writes that “[c]onstructions can be

combined freely to form actual expressions as long as they are not in conflict” (2014:

252)

Net zoals hier bij de resultatieve constructie het geval is, stelt Cappelle vast dat constructies

amper aan restricties en regels onderworpen zijn, dat het inderdaad lijkt alsof ze eender

welke lexicale invulling kunnen krijgen en vervolgens dus volledig productief lijken te zijn.

Dat is uiteraard niet zo; er zijn bepaalde werkwoorden, intensiveerders en werkwoord –

intensiveerder combinaties die gewoner zijn in de constructie dan anderen. Ook Cappelle

legt de oorzaak daarvan bij eerder conventionalisering dan bij concrete restricties of regels.

Het is vervolgens vooral bij figuurlijke, intensiverende subtypes zoals de BPOC en de

intensiverende resultatieve constructie, dat conventie een grote rol speelt : ‘ […] knowing

that these constructions exist is not sufficient either to use them appropriately, as there are

some highly conventional combinations which may prevent the use of combinations that

Page 39: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

39

could have been possible’ (2014:278). Zoals we in §3.3.1. al bespraken, is er een duidelijk

verschil tussen de ‘gewone’ en de intensiverende resultatieve betekenis: hoewel de

resultatieve betekenis in sommige gevallen nog figuurlijk aanwezig lijkt te zijn, krijgt de

intensiverende variant een extra lexicale dimensie die aantoont dat de actie in extreme mate

wordt uitgevoerd.15Cappelle merkt min of meer hetzelfde op voor de BPOC, en legt de

nadruk op het feit dat de letterlijke, resultatieve betekenis bij de intensiverende varianten

nagenoeg volledig verdwenen is. Hij stelt dan ook voor dat de constructie eerder dan als een

subtype van resultatieve constructie, als een aparte constructie beschouwd moet worden

(2014:259). Nu brengt de intensiverende betekenis ook een beperkte productiviteit met zich

mee. Omdat taalgebruikers die specifieke intensiverende betekenis willen overbrengen,

grijpen ze terug naar geconventionaliseerde combinaties waar de intensiverende betekenis al

mee geassocieerd wordt. Zo weten we bijvoorbeeld dat als we ons een hoedje schrikken we erg

schrikken, maar is dat even duidelijk als we ons een petje of een mutsje schrikken? Aan de

andere kant kunnen we ons dan wel weer kapot, rot en een bult schrikken. Er blijft dus een

beperkte vrijheid in combinatiemogelijkheden aanwezig die ons toelaat om sommige

combinaties wel te gebruiken, andere dan weer niet, en het is in de eerste plaats conventie

die de combinatiemogelijkheden bepaalt. Er lijkt immers geen regel of restrictie te zijn die

bepaalt waarom we een hoedje wel als intensiveerder gebruiken en bijvoorbeeld een mutsje

niet.

Nu blijkt dat de conventies en productiviteit per individueel geval verschillen: sommige

intensiveerders en werkwoorden vertonen duidelijke voorkeuren, andere helemaal niet

(Cappelle 2014: 277, Gyselinck&Colleman te verschijnen: 7, …). In deze verhandeling gaan

we ervan uit dat we iets gelijkaardigs zullen vaststellen als we de constructie in verschillende

omgevingen bekijken. Zo verwachten we andere conventies én verschillen in productiviteit

afhankelijk van de nationaliteit van de spreker en de gebruikscontext. Eerst en vooral

vergelijken we de conventies rond de constructie: welke verschillen treffen we aan tussen het

Belgisch en het Nederlands Nederlands enerzijds, en verschillende genres of registers

anderzijds? De focus ligt daarbij vooral op de intensiveerders en de combinatie van

intensiveerder en werkwoord. Treffen we bepaalde intensiveerders bijvoorbeeld enkel in het

15 Bij Cappelle gaat het eerder over een betekenisvervanging dan een betekenisuitbreiding. Voor hem staan intensiverende constructies zo ver af van de letterlijke varianten dat ze als een aparte constructie beschouwd kunnen worden. Zoals we in §3.3.1. echter bespraken, gaan we hier niet zo ver. Eerder dan een aparte constructie opteren we voor een duidelijk subtype dat zich afspeelt op een schaal van bijna-letterlijk tot figuurlijk. Cappelle bespreekt echter de BPOC, een constructie die intuïtief verder afstaat van een letterlijke interpretatie. Vergelijk bijvoorbeeld Hij loopt zich kapot met Hij loopt zich de benen vanonder zijn lijf ( de Nederlandse variant van de BPOC).

Page 40: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

40

Nederlands Nederlands aan - zoals Cappelle verwacht bij intensiveerders die ziektes

aanduiden – en zijn sommige combinaties typisch voor het Belgisch informeel taalgebruik?

Ten tweede onderzoeken we de productiviteit van de constructie. Komen er meer

verschillende intensiveerders voor in de ene nationale variëteit dan in de andere, combineren

bepaalde werkwoorden steeds met dezelfde kleine groep intensiveerders, en komen er meer

verschillende combinaties voor in informeel taalgebruik? Zoals we al zeiden vertrekken we

hier van de hypothese dat de constructie in informeel taalgebruik een grotere productiviteit

kent dan bijvoorbeeld in formeel of literair taalgebruik. Door de nood aan expressiviteit in

informele contexten zouden er immers steeds nieuwe intensiveerders opduiken die nog sterk

emotief geladen zijn. Bovendien zou informeel taalgebruik minder begrensd worden door

conventie en dus meer creativiteit toelaten. Anderzijds zouden we evengoed kunnen

vaststellen dat de constructie ook in contexten zoals krantentaal en vooral proza erg

productief gebruikt wordt; ondanks de formelere aard van die genres, vertonen ze vaak een

bepaalde mate van creativiteit en expressiviteit.

5. Methodologie

Het onderzoek dat we hier uitvoeren probeert dus de verschillen in invulling en

productiviteit van de constructie na te gaan tussen het Nederlands en Belgisch Nederlands

enerzijds en verschillende registers anderzijds. Om daar uitspraken over te kunnen doen

werden datasets samengesteld die ons toelaten om zowel de twee variabelen afzonderlijk als

gecombineerd te vergelijken. In totaal kunnen we 6 datasets vergelijken:

- Nederlands Nederlandse krantentaal

- Nederlands Nederlandse chats en discussieforums

- Nederlands Nederlands proza

- Belgisch Nederlandse krantentaal

- Belgisch Nederlandse chats en discussieforums

- Belgisch Nederlands proza

In wat volgt worden het corpus en de keuze voor de deelcorpora, de zoekmethode en de

analysemethode toegelicht.

Page 41: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

41

5.1. Corpus

De data werden verzameld met behulp van het SoNaR corpus, dat bestaat uit hedendaags

geschreven Nederlands uit zowel Nederland als België. In totaal telt het corpus 500 miljoen

woorden uit de periode vanaf 1954 tot nu uit verschillende genres. Om een zo duidelijk

mogelijk beeld van de constructie in verschillende contexten te kunnen geven, werd gekozen

voor drie soorten taalgebruik en deelcorpora: eerst kozen we ‘newspapers’ als formeel

deelcorpus en ‘chats’ en ‘discussion lists’ als informele varianten. Daarbij komt ook het

deelcorpus ‘books’ als literaire variant, waar data uit proza in verzameld zijn. Bij de selectie

van de deelcorpora werd eerst en vooral rekening gehouden met de kans op voldoende en

representatieve resultaten. Zo opteerden we voor krantentaal als formeel genre i.p.v.

bijvoorbeeld juridische teksten; een genre dat hoogstwaarschijnlijk té formeel zou zijn om de

constructie in tegen te komen. Krantentaal daarentegen is ook een formeel genre, maar laat

de auteur toch toe om creatieve en expressieve uitdrukkingen te gebruiken. Het tweede

criterium heeft betrekking op hoe de deelcorpora zich tegenover elkaar verhouden; we gaan

ervan uit dat de drie deelcorpora ver genoeg van elkaar afstaan en representatief zijn voor

het taalgebruik dat ze vertegenwoordigen. Zo kozen we bewust voor chats en

discussieforums als informele varianten; in beide contexten is er sprake van vaak expressieve

conversaties en dialogen, wat in bijvoorbeeld ‘tweets’ niet het geval is. Dat vluchtige en

conversationele karakter staat dan ook duidelijk in contrast met wat we bij krantentaal

verwachten: krantentaal is formeler, doordachter en minder expressief. Of krantentaal an

sich als puur formeel genre beschouwd kan worden, staat overigens ter discussie. Gyselinck

en Colleman wijzen er bijvoorbeeld op dat het genre steeds informelere kenmerken vertoont

en dat ‘het beeld van krantentaal als een formeel, op feiten gebaseerd of zelfs droog register

te weinig genuanceerd is’ (te verschijnen). Die evolutie zorgt er evenwel niet voor dat we

krantentaal hier niet als een formeel genre kunnen beschouwen; krantentaal blijft immers

een overwegend formeel genre, in het bijzonder wanneer we het vergelijken met chats en

discussieforums. Dat krantentaal niet uiterst formeel zou zijn en dus ook expressief

taalgebruik zou toelaten is overigens, eerder dan een struikelblok, een positieve eigenschap

in het kader van dit onderzoek; we zouden de constructie er anders amper aantreffen.

Page 42: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

42

Tabel 1. Frequenties van de deelcorpora

Nederland Belgisch totaal

Krantentaal 19,32 49,59 68,91

chats &

discussieforums 3,97 18,63 22,60

Proza 8,48 0,02 8,50

Totaal 31,77 68,23 100,00

Tabel 2. Verhoudingen van de deelcorpora

Tabellen 1 en 2 geven weer hoe de deelcorpora zich qua aantal woorden tegenover elkaar

verhouden (tabel x geeft de verhoudingen weer in absolute cijfers, tabel y toont de

percentages). De Belgische component is duidelijk groter dan de Nederlandse en hetzelfde

geldt bij het deelcorpus krantentaal; iets waar we bij de analyse van de resultaten rekening

mee moeten houden.

5.2. Zoekmethode

Omdat de invulling van de intensiveerder centraal staat, is dat het slot dat bij de

zoekopdrachten niet ingevuld werd.16 Om datasets met de mogelijke intensiveerders te

kunnen samenstellen, werden steeds zoekopdrachten met een werkwoord en reflexief

voornaamwoord uitgevoerd. Dat gebeurde in drie volgordes: a) werkwoord meteen gevolgd

door reflexief, b) werkwoord gevolgd door reflexief met een afstand van 1-5 woorden en c)

reflexief gevolgd door werkwoord met een afstand van 1-5 woorden. De drie volgordes

lijken de courantste voorkomens van de constructie te dekken, zoals ‘Ik schrok me een

16 Ook het subject werd niet ingevuld; omdat in principe eender welk subject mogelijk is, zou dat de mogelijke resultaten beperken. De invulling van het subject is hier echter amper relevant. Bij de analyse van de resultaten zal wel kort naar het onderscheid animate-inanimate gekeken worden en of een bepaald genre of een bepaalde nationale variant daar opvallende tendensen in vertoont. Dat zou immers de claim kunnen ondersteunen dat een bepaalde context minder aan restricties onderworpen is dan de andere.

Nederlands Belgisch totaal

Krantentaal 59 538 177 152 840 171 212 378 348

Chats

738 788 11 135 950 11 874 738

Discussieforums 11 496 289 46 276 354 57 772 643

Proza 26 134 692 48 582 26 183 274

Totaal 97 907 946 210 301 057 308 209 003

Page 43: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

43

hoedje’, ‘Daar ergeren de burgermeesters zich blauw aan’, ‘Ik heb me gisteren en kriek

gelachen’. De werkwoorden werden geselecteerd op basis van het onderzoek van Gyselinck

en Colleman (te verschijnen).

Tabel 3. Frequenties werkwoorden in het onderzoek van Gyselinck&Colleman (te

verschijnen).

Tabel 3 geeft de 9 frequentst voorkomende werkwoorden in de constructie weer, volgens het

onderzoek van Gyselinck en Colleman (te verschijnen). We kozen voor een set van 6

werkwoorden: lachen, schrikken, drinken, zich vervelen, zich schamen, zich ergeren. Met

uitzondering van drinken, komen alle werkwoorden hoogfrequent in de constructie voor.17

Toch werd ook drinken meegenomen in het onderzoek; het staat op de veertiende plaats qua

frequentie (van de 38) waardoor het alsnog als een frequent voorkomend werkwoord

beschouwd kan worden. Bovendien is drinken het frequentst voorkomende(pseudo-)

transitieve werkwoord, en zo zijn alle mogelijke soorten werkwoorden die in de pseudo-

reflexieve constructie kunnen voorkomen, in ons onderzoek vertegenwoordigd (zie §2.2.).

De reflexieve voornaamwoorden werden gekozen op basis van de eerste zoekopdrachten

voor de Belgische component ( zowel krantentaal, discussieforums en chats, proza) waarbij

het werkwoord meteen gevolgd wordt door het reflexief voornaamwoord. We verwachten

17 Betalen en werken werden niet in het onderzoek opgenomen. Het onderzoek van Gyselinck en Colleman toont aan dat betalen exclusief met blauw combineert en dus niet interessant is voor een onderzoek naar productiviteit en variatie. Ook werken werd niet meegenomen; voorbeelden zoals ik werk me kapot/suf/… zijn vaak minder duidelijk intensiverend/figuurlijk.

Werkwoord frequentie

Schrikken 228

zich ergeren 118

Werken 96

Lachen 65

zich schamen 54

Betalen 49

zich vervelen 43

zich

amuseren 41

Lopen 35

Page 44: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

44

immers dat het Belgisch Nederlands op dat vlak enkele tussentalige kenmerken vertoont die

in het Nederlands Nederlands .niet voorkomen. 18 We vertrokken van 17 mogelijkheden:

Standaardtalig zich, me, mij, je, jou, ons

Vlaams tussentalig u, jullie, hem, haar

Uitbreiding –zelf zichzelf, mezelf, mijzelf, jezelf, jouzelf, uzelf,

onszelf

Tabel 4. Initiële set reflexieve voornaamwoorden

De Vlaams-tussentalige voorbeelden komen voor in zinnen zoals ‘ze schrok haar dood’ en

‘ge lacht u een breuk’ (google). Op basis van de zoekopdracht besloten we slechts 6

reflexieve voornaamwoorden op te nemen in het onderzoek: zich, me, mij, je, u en ons.19 De

goodness of fit test levert slechts 3 reflexieve voornaamwoorden op die een hogere

frequentie kennen dan de verwachte waarde: zich, me en mij (p<0,001). Omdat 3 reflexieven

toch beperkt is en we voor het onderzoek zoveel mogelijk resultaten willen verkrijgen, is

besloten om ook je, u en ons te gebruiken. In de zoekopdracht komen 10 van de 17

vooropgestelde reflexieven voor; naast zich, me, mij, je, u en ons worden ook zichzelf, mezelf,

jullie en haar in de constructie gebruikt. Als we de resultaten van de zoekopdracht bekijken,

valt echter op dat zich, me en mij uitzonderlijk vaak voorkomen (90,5%) in verhouding met de

andere reflexieven. Daarom werden de overige reflexieven nog eens met elkaar vergeleken;

we vermoedden immers dat de hoge waarden van zich, me en mij de andere reflexieven

automatisch uitsloten bij de goodness of fit test. Op basis van een nieuwe test met de overige

7 reflexieven ,werd besloten om ook u, je en ons - die samen 8,7% van de resultaten

vertegenwoordigen en dus ook relatief vaak voorkomen – mee te nemen in het onderzoek (

P < 0,0001). Zichzelf, mezelf, jullie en haar zorgden voor slechts 0,8% van de resultaten en

werden dus uit praktische overwegingen achterwege gelaten. 20

18 Ook dialectische varianten zouden in overweging genomen kunnen worden. Zo zijn er voor de Vlaamse dialecten bijvoorbeeld mi, ulder, ulle, under, oes, ou, mich, dich , dr, etc. We doen dat hier niet vanwege de beperkte omvang van het onderzoek. 19 Het deelcorpus proza wordt hier niet vernoemd omdat daar in het Belgisch Nederlands en voor deze volgorde, geen representatieve resultaten gevonden werden. 20 Elke zoekopdracht wordt manueel verwerkt en gescreend op attestaties van de constructie. Het aantal resultaten dat de vier reflexieven oplevert, weegt niet op tegen de arbeidsintensiviteit die met het verwerken van de resultaten gepaard gaat.

Page 45: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

45

6. Resultaten

De resultaten van het onderzoek naar de intensiverende pseudo-reflexieve

resultatiefconstructie worden in 2 grote delen besproken. In het eerste deel wordt het

gebruik van de constructie onderzocht, met eerst een korte analyse van het aantal

voorkomens van de constructie naar land en genre. Daarna onderzoeken we of de

constructie een andere invulling krijgt in de verschillende contexten. Daarbij worden zowel

de intensiveerders afzonderlijk bekeken als de combinaties van werkwoorden en

intensiveerders. Vooral intensiveerders en combinaties die hoogfrequent voorkomen worden

in het eerste deel onder de loep genomen; die kunnen ons het meest informatie geven over

de algemene trends in de deelcorpora. In het tweede deel gaat het over de verschillen in

productiviteit en creativiteit tussen de onderzochte contexten en daar komen dan ook de

minder frequente en creatieve intensiveerders/combinaties aan bod. We verwachten immers

dat de expressievere contexten meer verschillende intensiveerders en combinaties zullen

vertonen en dat de verhouding tussen hoogfrequente – laagfrequente varianten daar gelijker

zal zijn dan in contexten met minder productiviteit en creativiteit. Ook in het tweede deel

worden de deelcorpora eerst vergeleken op enkel de intensiveerders, daarna op de

combinaties.

6.1. Gebruik van de constructie

Zoals in §4.3. al werd aangehaald, is het waarschijnlijk dat we variatie zullen aantreffen op

het vlak van de invulling van de intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie

tussen de verschillende contexten. Het variatieonderzoek beperkt zich tot twee slots in de

constructie: het werkwoord en de intensiveerder en dat zijn dan ook de twee delen waaruit

deze paragraaf zal bestaan. Voor de intensiveerders worden eerst de hoogfrequente

intensiveerders opgelijst en verklaard, d.w.z. we proberen te achterhalen welke

intensiveerders het frequentst in de constructie voorkomen en hoe ze die positie vergaren.

Daarna volgt een diepgaandere analyse van enkele intensiveerders die vaker in een bepaalde

nationale variëteit of een bepaald genre lijken voor te komen. Ten slotte worden de

intensiveerders geanalyseerd naar hun semantisch en grammaticaal type. Eerder bleek

immers dat de constructie bijvoorbeeld het vaakst met intensiveerders met een voorzetsel

zou voorkomen ( Suzuki 2003:57)en een negatieve connotatie (Goldberg 1995: 196). Ook zou

er informeel taalgebruik meer behoefte zijn aan extreme en expressieve intensiveerders

(Klein 1998: 25-26). We beginnen echter met een korte frequentieanalyse om een eerste

indruk te krijgen van het gebruik van de constructie.

Page 46: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

46

6.1.1. frequentieanalyse

In totaal werd de constructie 2652 keer aangetroffen, met volgende verdeling:

NL B Totaal

Formeel 420 766 1186

Informeel 303 1058 1361

Proza 105 0 105

Totaal 828 1824 2652

Tabel 5. Frequenties gevonden resultaten.

Daarbij valt meteen het gebrek aan resultaten in de Belgische component proza op. Toch

komt de constructie niet significant vaker voor in het Nederlandse proza; door het verschil in

corpusgrootte (26 134 692 woorden in NN, 48 582 woorden in BN) komt de constructie in

beide variëteiten ongeveer even vaak voor in het deelcorpus proza als verwacht wordt (χ²= 0

; p = 1). In de overige genres, formeel en informeel, komt de constructie wel vaker voor in het

Nederlands Nederlands dan in het Belgisch Nederlands (χ²= 31,64 ; p <0,0001 en χ²=20,4 ;

p<0,0001). Als we echter alle resultaten, d.w.z. van alle deelcorpora, in het Belgisch en

Nederlands Nederlands met elkaar vergelijken, blijkt het overwicht van het Nederlands

Nederlands opgeheven te worden; de constructie komt in het totaal in geen van de twee

nationale variëteiten significant vaker voor (χ²=0,41 ; p =0,522). Bij de genres is de verdeling

naar frequentie consistenter; de constructie komt in het totaal, in het Nederlands Nederlands

en in het Belgisch Nederlands opvallend vaak voor in informeel taalgebruik. 21 De resultaten

van de twee nationale variëteiten samen en die van het Belgisch Nederlands, leveren formeel

taalgebruik op als het genre met de minste resultaten. In de Nederlandse component wordt

die plaats ingenomen door het deelcorpus proza, waarbij ongeveer dubbel zoveel resultaten

verwacht worden.

6.1.2. Intensiveerders

a. Hoogfrequente intensiveerders

21 Totaal: χ²=1257,54 ; p<0,0001. NN: χ²=459,51 ; p<0,0001 BN: χ²=866,56 ; p<0,0001

Page 47: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

47

De zoekopdrachten leverden 105 verschillende intensiveerders op (zie appendix A). Het

grootste deel daarvan (51) zijn creatieve “one-offs” –waarover meer in §6.2.1. - die slechts één

keer voorkomen zoals adellijk blauw, de blubber, zo bleek als een lijk, pimpelpaars… en 17

intensiveerders kunnen we classificeren onder ‘hoogfrequent’ (χ²=26077,368 ; p<0,0001) :

Tabel 6. 17 hoogfrequente intensiveerders

Samen verklaren die intensiveerders 2373 van de 2652 resultaten, ongeveer 90%. Net omdat

het hoogfrequente intensiveerders zijn, zouden we kunnen verwachten dat het “allround”

intensiveerders zijn die in alle contexten voorkomen, zowel in het Nederlands als het

Belgisch Nederlands, zowel in formeel, informeel als literair taalgebruik. Dat blijkt echter

helemaal niet het geval te zijn.

intensiveerder frequentie

dood 631

rot 357

een hoedje 237

kapot 214

te pletter 170

blauw 158

groen en geel 122

een ongeluk 76

een kriek 74

ziek 70

een bult 53

een breuk 51

wild 40

lazarus 32

een aap 31

krom 30

steendood 27

Page 48: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

48

Tabel 7. De hoogfrequente intensiveerders en hun voorkeuren.

In bovenstaande tabel staan alle hoogfrequente intensiveerders die volgens de χ² goodness-

of-fit test een voorkeur vertonen op vlak van nationale variëteit en/of genre. 22Ze vertonen

stuk voor stuk een voorkeur voor een bepaald genre. Zo komen dood, kapot, groen en geel, een

kriek, ziek, een breuk, krom en steendood vaker voor in informeel taalgebruik dan in de andere 2

genres, wild en rot vertonen een voorkeur voor proza en de overige 7 hoogfrequente

intensiveerders komen het vaakst voor in formeel taalgebruik. Ook op vlak van nationale

variëteit vertonen de meeste hoogfrequente intensiveerders een voorkeur; er komen er 4

vaker voor in het Nederlands Nederlands, rot, kapot, een ongeluk en wild. Groen en geel

vertoont geen voorkeur en de overige 12 komen significant vaker voor in het Belgisch

Nederlands.

Nu lijkt het feit dat die intensiveerders duidelijke voorkeuren vertonen, haaks te staan op het

feit dat ze heel vaak voorkomen. Het zou immers vanzelfsprekend zijn dat ze die hoge

frequenties verkrijgen omdat ze net geen voorkeuren hebben en dus in elke context vaak

voorkomen. Voor sommige van de hoogfrequente intensiveerders is dat, ondanks eventuele

voorkeuren, ook het geval. Dood, rot, een hoedje, kapot, te pletter, groen en geel en een ongeluk

komen in beide nationale variëteiten relatief vaak voor en hetzelfde geldt voor de genres. Zo

komt bijvoorbeeld rot 144 keer voor in het Belgisch Nederlands tegenover 213 keer in het

22 Voor de volledige verdeling van alle intensiveerders naar land en genre, zie appendix B en C. De proporties voor de goodness-of-fit test werden aangepast, in overeenstemming met de verschillende corpusgroottes.

intensiveerder frequentie voorkeur genre χ² p-waarde voorkeur land χ² p-waarde

dood 631 informeel 47,65 < 0,0001 B 6 0,01

rot 357 proza 30,04 <0,0001 NL 133,17 < 0,0001

een hoedje 237 formeel 174,23 < 0,0001 B 22,04 < 0,0001

kapot 214 informeel 9,4 0,0091 NL 17,91 < 0,0001

te pletter 170 formeel 8,87 0,0119 B 7,53 0,0061

blauw 158 formeel 5,86 0,0534 B 44,45 < 0,0001

groen en geel 122 informeel 21,28 < 0,0001 0,07 0,79

een ongeluk 76 formeel 27,25 < 0,0001 NL 21,59 < 0,0001

een kriek 74 informeel 31,57 < 0,0001 B 19,5 < 0,0001

ziek 70 informeel 58,84 < 0,0001 B 22,42 < 0,0001

een bult 53 formeel 23,22 < 0,0001 B 19,89 < 0,0001

een breuk 51 informeel 9,21 0,01 B 16,46 < 0,0001

wild 40 proza 10,94 0,0042 NL 84,94 < 0,0001

lazarus 32 formeel 12,15 0,0023 B 13,11 0,0003

een aap 31 formeel 22,59 < 0,0001 B 12,65 0,0004

krom 30 informeel 12,46 0,002 B 0,34 0,02

steendood 27 informeel 7,81 0,0201 B 10,85 0,001

Page 49: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

49

Nederlands Nederlands wat -als we de verhoudingen van de Belgische en Nederlandse

component van het corpus overwegen - zorgt voor een hogere frequentie in de Nederlandse

component. Toch mag het aandeel van rot in de Belgische component niet onderschat

worden; met 144 voorkomens is het ook daar een hoogfrequente intensiveerder. Ook is de

spreiding van rot over de genres relatief gelijk. In het formele deelcorpus neemt de

intensiveerder een derde plaats in (83 voorkomens) en bij het informele deelcorpus een zesde

plaats (61 voorkomens). Enkele hoogfrequente intensiveerders vertonen dus wel degelijk

voorkeuren, maar komen in elke context frequent voor. Als we onderstaande tabel bekijken

blijkt echter dat het grootste deel van de hoogfrequente intensiveerders niet zo’n relatief

gelijke spreiding kent:

Tabel 8a. Verdeling van de hoogfrequente intensiveerders in het NN

formeel informeel proza

dood 84 52 32

rot 104 80 29

een hoedje 23 14 3

kapot 57 27 12

te pletter 16 16 4

blauw 7 2 1

groen en geel 30 8 2

een ongeluk 23 13 7

een kriek 4 1 0

ziek 0 3 0

een bult 0 1 0

een breuk 0 1 1

wild 25 11 4

lazarus 0 0 0

een aap 0 0 0

krom 2 1 0

steendood 0 0 0

intensiveerders

Nederland

Page 50: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

50

Tabel 8b. Verdeling van de hoogfrequente intensiveerders in het BN

Het grootste deel van de hoogfrequente intensiveerders komt opvallend vaak – of zelfs

exclusief – voor in het genre of land van zijn voorkeur.23 Blauw, een kriek, ziek, een bult, een

breuk en krom komen wel voor in het Nederlands Nederlands, maar zelden, dus de voorkeur

voor het Belgisch Nederlands is hier zeker representatief. Ook zijn een kriek en ziek duidelijk

informele intensiveerders, hoewel ze ook occasioneel in formeel taalgebruik voorkomen.

Verder zijn er lazarus, een aap en steendood die enkel bij Belgische taalgebruikers voorkomen

en wild komt enkel voor in het Nederlands Nederlands. Dergelijke intensiveerders verkrijgen

hun hoge frequenties net omdat ze alles behalve allrounders zijn. Intensiveerders zoals

blauw, een kriek, een bult, lazarus linken we aan specifiek werkwoorden, respectievelijk ergeren,

lachen, een bult en drinken, en die intensiveerders komen dan ook frequent voor omdat ze in

een bepaald land en/of genre erg vaak door die werkwoorden “verkozen” worden. Blauw

bijvoorbeeld, is de intensiveerder die het vaakst met ergeren voorkomt in de Belgische

component van het corpus en in het formele deelcorpus. We begeven ons hier echter in het

vaarwater van de combinaties, en hoe dergelijke gevallen met werkwoorden combineren, zal

in §6.1.3. uitvoerig besproken worden.

23 In deze paragraaf wordt vermeld wanneer de intensiveerders die een voorkeur vertonen exclusief in een bepaald land of genre voorkomen. In §6.2.1. gaan we echter dieper in op exclusiviteit, en daar worden dan ook alle intensiveerders vermeld die exclusief in een bepaalde context voorkomen.

formeel informeel proza

dood 112 351 0

rot 83 61 0

een hoedje 184 13 0

kapot 17 101 0

te pletter 79 55 0

blauw 73 75 0

groen en geel 2 80 0

een ongeluk 29 4 0

een kriek 8 61 0

ziek 2 65 0

een bult 41 11 0

een breuk 13 36 0

wild 0 0 0

lazarus 24 8 0

een aap 27 4 0

krom 3 24 0

steendood 6 21 0

België

intensiveerders

Page 51: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

51

b. Intensiveerders en hun voorkeuren: diepgaande analyse

Om een zo volledig mogelijk beeld van de voorkeuren van intensiveerders te kunnen geven,

worden hier ook de minder frequente intensiveerders en de afzonderlijke deelcorpora bij de

analyse betrokken. De hoogfrequente intensiveerders zijn immers niet de enigen met

voorkeuren.

Tabel 9. Overige intensiveerders met voorkeuren.

Tabel 10a. Verdeling van de overige intensiveerders met voorkeuren in het NN

formeel informeel proza

wezenloos 7 12 3

kreupel 0 0 0

lam 4 7 1

suf 4 9 0

gek 2 4 2

slap 2 6 0

een beroerte 0 0 0

naar 0 5 0

het apelazarus 1 2 0

tranen 0 0 1

zo bleek als een lijk 0 0 1

Nederland

intensiveerders

intensiveerder frequentie voorkeur genre χ² p-waarde voorkeur land χ² p-waarde

wezenloos 24 proza 5,16 0,0758 NL 38,07 < 0,0001

kreupel 22 informeel 13,84 0,001 B 8,59 0,0034

lam 18 3,69 0,158 NL 8,94 0,0028

suf 15 1,72 0,4232 NL 18,97 < 0,0001

gek 10 proza 6,99 0,0303 NL 8,93 0,0028

slap 9 1,03 0,5975 NL 11,38 0,0007

een beroerte 8 formeel 9,89 0,0071 2,33 0,12

naar 5 4,74 0,0935 NL 8,04 0,0046

het apelazarus 3 0,34 0,8437 NL 3,79 0,05

tranen 2 proza 11,75 0,0028 0 1

zo bleek als een lijk 1 proza 24,36 < 0,0001 0,16 0,6

Page 52: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

52

Tabel 10a. Verdeling van de overige intensiveerders met voorkeuren in het BN

Bij de overige intensiveerders met een voorkeur, is kreupel de enige die significant vaker, en

overigens exclusief, in de Belgische component van het corpus voorkomt dan in de

Nederlandse. De andere intensiveerders die een nationale voorkeur vertonen –wezenloos, lam,

suf, gek, slap, naar, het apelazarus – worden vaker gebruikt in het Nederlands Nederlands. Een

beroerte, tranen en zo bleek als een lijk zijn intensiveerders die exclusief in één van de nationale

variëteiten voorkomen (BN-NN-NN), maar het verschil is niet significant. Qua genre zijn de

voorkeuren hier minder aanwezig en ook minder informatief. Dat kreupel een informele

intensiveerder is en een beroerte een formele, is vrij duidelijk, maar wezenloos, gek, tranen en zo

bleek als een lijk als typische intensiveerders voor literair taalgebruik is problematischer. Het

lage aandeel resultaten in het deelcorpora proza (105 t.o.v. 1186 en 1361) zorgen hier voor

een significant resultaat, ondanks de lage waarden van die intensiveerders in dat deelcorpus.

Zo bleek als een lijk bijvoorbeeld, komt slecht eenmalig voor en is dus eerder een creatieve

one-off dan een intensiveerder die significant vaak voorkomt in literair taalgebruik. Het lijkt

dus aangewezen om een analyse van de afzonderlijke deelcorpora uit te voeren, ook van de

hoogfrequente intensiveerders; het is immers niet onwaarschijnlijk dat enkele voorkeuren

die niet aan de oppervlakte komen in een analyse van grote omvang, wel blootgelegd

kunnen worden als we de intensiveerders per land en genre analyseren. Bovendien kan zo

het statistische voordeel van het deelcorpus proza enigszins geneutraliseerd worden, we

nemen de onbestaande resultaten voor dat deelcorpus in het Belgisch Nederlands immers

niet op in de gedetailleerde analyse.

formeel informeel proza

wezenloos 1 1 0

kreupel 2 20 0

lam 0 6 0

suf 1 1 0

gek 1 1 0

slap 1 0 0

een beroerte 8 0 0

naar 0 0 0

het apelazarus 0 0 0

tranen 1 0 0

zo bleek als een lijk 0 0 0

België

intensiveerders

Page 53: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

53

Om een gedetailleerder en vollediger beeld te krijgen van de voorkeuren die de

intensiveerders vertonen, werden opnieuw χ² goodness-of-fit testen uitgevoerd op elke

intensiveerder, maar ditmaal in alle deelcorpora afzonderlijk; d.w.z. voor elk genre en elke

nationale variëteit afzonderlijk werden tests uitgevoerd om de voorkeur binnen die concrete

deelcorpora te peilen. Dat leverde enkele opvallende resultaten op.

Tabel 11. De intensiveerders met voorkeuren voor een bepaalde nationale variëteit per

genre.

Tabel 12. De intensiveerders met voorkeuren voor een bepaald genre per nationale variëteit.

Genre

België Nederland

blauw dood

een aap groen en geel

een breuk kapot

een bult lam

een hoedje rot

lazarus wezenloos

te pletter wild

dood een hoedje

blauw een ongeluk

een breuk gek

een kriek lam

groen en geel naar

kreupel rot

krom slap

steendood suf

ziek wezenloos

wild

formeel

informeel

Land

land

formeel informeel proza

een aap dood

een beroerte een breuk

een bult een kriek

en hoedje groen en geel

een ongeluk kapot

lazarus kreupel

rot krom

te pletter ziek

groen en geel naar dood

suf tranen

zo bleek als een lijk

België

Nederland

Genre

Page 54: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

54

De eerste tabel geeft weer of een intensiveerder in een bepaald genre een voorkeur vertoont

voor een nationale variëteit, de tweede tabel toont het omgekeerde; of een intensiveerder

binnen een nationale variëteit een voorkeur heeft voor een bepaald genre. 24 Bij enkele

intensiveerders zijn die voorkeuren duidelijk te interpreteren en bovendien in

overeenstemming met de resultaten die de eerste analyse opleverde. Daaruit bleek dat de

voorkeuren van ziek, een kriek, krom en kreupel, die vaker voorkomen in het Belgisch

Nederlands en in informeel taalgebruik, vrij representatief zijn. Bovenstaande tabellen laten

ons toe om die twee voorkeuren te gaan combineren; ziek, een kriek, krom, kreupel komen

significant vaker voor in het informele Belgische deelcorpus dan in de andere deelcorpora.

De intensiveerders vertonen in het Belgisch Nederlands een voorkeur voor informeel

taalgebruik, en in informele contexten zijn het op hun beurt typisch Belgische

intensiveerders. Hetzelfde geldt voor te pletter, lazarus en suf: te pletter komt niet enkel vooral

voor in formeel en Belgisch taalgebruik zoals de eerste analyse sugereert, het komt

daadwerkelijk het vaakst voor in het deelcorpus Belgisch formeel taalgebruik.

Voor de meeste hoogfrequente “allround” intensiveerders – met uitzondering van te pletter –

zijn die voorkeuren minder opvallend aanwezig. Een hoedje, dood, groen en geel, een ongeluk, rot

en een ongeluk komen ondanks hun voorkeuren, wel frequent in alle genres en nationale

variëteiten voor. De “side-by-side” analyse geeft ons meer inzicht in hoe die hoogfrequente

intensiveerders per land en per genre afzonderlijk voorkeuren vertonen. Zo zien we dat dood,

een intensiveerder die vooral in de Belgische en informele delen van het corpus voorkomt,

per nationale variëteit anders gebruikt wordt; bij Belgische taalgebruikers komt dood vooral

voor in informeel taalgebruik, in de Nederlandse component van het corpus komt dood

relatief vaker voor in literair dan in formeel of informeel taalgebruik. Omgekeerd is het

gebruik van dood in formele contexten het vaakst toe te schrijven aan Nederlandse

taalgebruikers, als het in informele contexten voorkomt, is dat vaker bij Belgische

taalgebruikers. Iets gelijkaardigs gebeurt bij groen en geel en kapot; Belgen gebruiken die

eerste intensiveerder eerder in informeel taalgebruik, Nederlanders in formeel taalgebruik en

vice versa. Kapot komt in formele contexten vooral voor in het Nederlands Nederlands, in het

Belgisch Nederlands wordt kapot vooral in informele contexten gebruikt. We kunnen

dergelijke hoogfrequente en allround intensiveerders moeilijk labels geven op basis van de

voorkeuren die ze vertonen en vooral niet aan de hand van de resultaten uit tabel 7. Toch

24 Bij de eerste tabel werd proza niet meegenomen in de testen, vanwege het gebrek aan resultaten voor het Belgische deelcorpus proza. Voor de volledige tabellen, met de resultaten van de goodness-of-fit testen, zie appendix D en E.

Page 55: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

55

zijn er tendensen; kapot, groen en geel en dood zouden we kunnen omschrijven als zowel

Belgisch-informele als Nederlands-formele intensiveerders. Een ongeluk en een hoedje lijken

daarentegen eerder Belgisch-formele en Nederlands-informele intensiveerders te zijn. Maar

zoals hierboven al aangaven, zijn die labels hier moeilijker hanteerbaar dan bij duidelijke

gevallen zoals lazarus. De situatie is bij allround intensiveerders complexer en ze komen

ondanks hun voorkeuren in elke context frequent voor.

c. Type intensiveerders: grammaticaal

Zoals in 4.2. werd aangehaald, zijn er bepaalde verwachting over de grammaticale en

lexicale aard van de intensiveerders in de constructie. Zo vermoedt Suzuki dat het grootste

deel van de intensiveerders voorzetselconstituenten zouden zijn (2003:57). Daarmee doelt hij

in het bijzonder op de voorkeur voor de tegenhangers met een voorzetsel in de Engelse

variant van de constructie bij o.a. to death/dead, to silence/silent, to boredome/bored (2003: 56).

Maar ook intensiveerders die into, out off, away from en off als voorzetsel nemen komen

volgens Suzuki opvallend vaak voor (2003:57). Intensiveerders met een voorzetsel zouden

immers duidelijker aangeven dat door de actie een bepaalde grens overschreden wordt. Uit

ons onderzoek blijkt dat de constructie in het Nederlands met 4 grammaticale soorten

intensiveerders voorkomt: NP, AP, VP en NP+VP.

(31) a. Hij schrok zich dood. [NP]

b. Hij lacht zich krom. [AP]

c. Hij drinkt zich te pletter. [VP]

d. Ze liep zich de longen uit het lijf. [NP + VP]

[NP+VP] als resultaat wordt niet vermeld in onderzoek naar de resultatieve constructie:

vormelijke equivalenten van zich een stuk in zijn gilet drinken of Ze schrok zich de poten vanonder

haar keukenstoel bijvoorbeeld, lijken in het Engels onbestaande. Wel is er de BPOC ( he

screamed his lungs out, ze zong haar longen uit haar lijf ) die erg lijkt op de pseudo-reflexieve

resultatiefconstructie. Hier is echter geen sprake van een [NP+VP] als resultaat: zoals in § 2.2.

al vermeld werd, is bij de BPOC het lichaamsdeel object en het resultaat de verwijdering

daarvan. Bij de resultatieven is het reflexieve element object en beschouwen we ‘de

verwijdering van een lichaamsdeel’ in zijn geheel als resultaat. In het Engels is er enkel de

BPOC en komen resultatieven zoals *he screamed himself the lungs out of his body niet

voor. Andere voorbeelden die we als NP + VP intensiveerders categoriseren zijn o.a. alle

Page 56: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

56

kleuren van de regenboog, zo bleek als een lijk en de tanden bloot. Bij de eerste 2 intensiveerders is

er eerder sprake van AP + VP en bij de tanden bloot ontbreekt het voorzetsel, maar wat

essentieel is voor die categorie is niet of elk afzonderlijk element voldoet aan de structuur

van “het prototype” [NP + VP]. Wat de categorie bijzonder maakt t.o.v. de anderen, is dat

het complexe en relatief lange uitdrukkingen zijn; het kan dus interessant zijn om het gedrag

van dergelijk uitgebreide intensiveerders per land, maar vooral per genre te onderzoeken.

Van de 105 intensiveerders zijn er 55 adjectieven, 29 nominale constituenten, 9

voorzetselconstituenten, en we kunnen er 12 onder NP + VP onderbrengen. 25 De meeste

intensiveerders zijn dus adjectieven en zij zijn ook verantwoordelijk voor een groot aandeel

van de resultaten:

Tabel 13. Frequenties van de grammaticale categorieën.

In tegenstelling tot wat Suzuki vaststelt, zijn de voorzetselconstituenten in de minderheid,

zowel qua aantal intensiveerders – waar ze de laatste plaats innemen- als qua aantal

resultaten die ze opleveren, enkel NP + VP doet hier slechter. De voorzetsels lijken in het

Nederlands slechts 2 gedaanten aan te nemen: ‘in’, met in de vernieling, in coma, in het

ziekenhuis, in een deuk en in een krul, en ‘te(n)’ , met te pletter, te barsten, te pleuris en ten gronde.

Suzuki neemt bij de intensiveerders met een voorzetsel ook gevallen mee met off en away

from die we hier als NP+VP analyseren, zoals de oren van het hoofd en de ogen uit het hoofd.

Zoals we al aangaven, doen we dat hier niet omdat de verschillen tussen VP’s en NP+VP’s

relevant zijn voor dit onderzoek. Als we die twee categorieën overigens wel zouden

samennemen, zouden ze nog steeds in de minderheid zijn en de bevinding van Suzuki (2003)

blijven tegenspreken.

Of een genre of nationale variëteit een bepaald soort intensiveerder verkiest, werd opnieuw

getest aan de hand van een Chi kwadraat goodness-of-fit test.

25 Voor een volledige lijst van de categorieën en de frequenties, zie appendix F

type grammaticaal frequentie

AP 1890

NP 573

NP + VP 17

VP 172

Page 57: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

57

Tabel 14. Verdeling grammaticale types volgens land.

Tabel 15. Verdeling grammaticale types volgens genre.

In absolute cijfers stellen we bij elke nationale variëteit en elk genre dezelfde volgorde vast:

adjectieven komen het vaakst voor, gevolgd door nominale constituenten,

voorzetselconstituenten en op de laatste plaats komen intensiveerders van het type NP + VP.

Daarom werden de verhoudingen aangepast, op dezelfde manier als dat bij de eerdere

significantietesten gebeurde om de verschillen in corpusgrootte mee te nemen. Door

rekening te houden met het feit dat bijvoorbeeld adjectieven hoogfrequent zijn, en dus een

grotere kans hebben om voor te komen dan bijvoorbeeld VP’s, krijgen we een beeld van de

relatieve voorkeuren die een genre of nationale variëteit vertoont.26 Voor het Belgisch

Nederlands verandert de volgorde daardoor in NP, VP, NP + VP, AP (χ²21,29 ; p <0,0001).

Vooral nominale intensiveerders komen in het Belgisch Nederlands vaker voor dan

verwacht (455 tegenover expected value 394,1) maar ook de VP’s doen het goed (145

tegenover expected value 118,3). De voorkeur van o.a. een hoedje, een kriek, een aap, een bult bij

de NP’s en de VP te pletter voor het Belgisch Nederlands zijn daar hoogstwaarschijnlijk

verantwoordelijk voor. In het Nederlands Nederlands komen vooral adjectieven vaker voor

dan verwacht (677 tegenover expected value 590), vermoedelijk omdat rot, kapot en dood

samen ongeveer de helft van de resultaten uit het Nederlandse deelcorpus

26 De proporties werden van 25%, een gelijke kans, omgezet naar AP = 71%; NP=22%; NP+VP=1%, VP=6%.

B N

AP 1213 677 1890

NP 455 118 573

NP + VP 11 6 17

VP 145 27 172

1824 828 2652

Land

type

Total

Total

formeel informeel proza

AP 709 1093 88 1890

NP 379 182 12 573

NP + VP 10 6 1 17

VP 88 80 4 172

1186 1361 105 2652Total

Total

genre

type

Page 58: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

58

vertegenwoordigen (χ² 46,9 ; p <0,0001). NP + VP combinaties volgen met 6 attestaties

tegenover de verwachte 5. Vooral de nominale constituenten komen minder vaak voor dan

de verwachte waarde, 118 tegenover 179, wat toegeschreven kan worden aan het feit dat

enkel een ongeluk en een hoedje -dat bovendien een voorkeur heeft voor het Belgisch

Nederlands - frequente NP’s zijn in het Nederlands Nederlands.

Ook bij de genres zijn de voorkeuren uiteenlopend. In formele contexten staan vooral de

nominale intensiveerders sterk (χ² 83,11 ; p<0,0001). Een hoedje, een ongeluk, een aap, een

beroerte, een bult vertoonden immers een voorkeur voor informele contexten, maar ook een

kriek en een breuk, die vooral in informeel taalgebruik voorkomen, kennen in het formele

deelcorpus relatief hoge waarden. Verder valt op dat enkel de adjectieven minder

voorkomen dan de verwachte waarde (709 tegenover 845), terwijl er toch enkele adjectieven

zijn die erg vaak en zelfs exclusief voorkomen in het formele deelcorpus, zoals dood, rot,

kapot, blauw, lazarus,… De AP intensiveerders komen echter zo vaak voor in de totale

resultaten, dat er verwacht wordt dat ze voor ongeveer 70% van de resultaten

verantwoordelijk zijn. In het formele deelcorpus bedraagt hun aandeel slechts 60%, terwijl de

andere soorten intensiveerders in dat deelcorpus de verwachte proportie overstijgen. De NP,

VP en NP + VP intensiveerders komen overigens in absolute waarden het vaakst voor in

formeel taalgebruik. De adjectieven zijn wel in het voordeel in de andere 2 deelcorpora, die

een vrij gelijke verdeling kennen. Bij het informele deelcorpus zijn, net als bij de Nederlandse

resultaten, dood, rot en kapot samen goed voor ongeveer de helft van de attestaties (χ² 59,94 ; p

<0,0001). 27 Voor het proza loopt dat zelfs op tot 70% (χ² 8,67 ; p = 0,034). Voor de

volledigheid werd de goodness-of-fit test ook uitgevoerd uit het perspectief van de

grammaticale categorieën zelf, en de resultaten bevestigen grotendeels wat net besproken

werd: AP’s vertonen een voorkeur voor informele contexten, NP’s en NP+VP’s verkiezen

formeel taalgebruik en, vrij onverwacht, VP’s ook, al is het resultaat van de test daar, net

zoals bij NP + VP overigens, niet significant. 28

27 Nog even ter vergelijking: in het deelcorpus ‘formeel’ zorgen die drie intensiveerders “amper” voor 478 resultaten, of 40%. 28 AP : χ² 39,89 ; p <0,0001 NP : χ²106,54 ; p <0,0001 NP + VP : χ² 1,77 ; p0,4127 VP : χ² 3,53 ; p 0,1712

Page 59: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

59

d. Type intensiveerder: semantisch

Op semantisch vlak werden de gevonden intensiveerders opgedeeld in 15 categorieën:29

Tabel 16. Verdeling van de intensiveerders naar semantisch type.

Sommige van die categorieën zijn erg talrijk, anderen werden voor één enkel geval

gecreëerd. We zouden het apelazarus, het apezuur en een apehoedje ook onder kunnen brengen

in de categorie ‘dier’, maar omdat het tweede deel van die samenstellingen ook elk in een

bestaande categorie ondergebracht kunnen worden, werd toch geopteerd voor afzonderlijke

categorieën. ‘Dier’ zou anders ineens door 3 intensiveerders vervoegd worden, terwijl er

met ‘bijbels’, ‘lichamelijk verval’ en ‘object’ geen rekening wordt gehouden. De categorieën

werden zo specifiek mogelijk gehouden.. Zo kan het immers interessant zijn om het

onderscheid tussen ‘positieve toestand’ en ‘geestelijk verval’ te maken i.p.v. ze samen te

voegen in een categorie die eenvoudigweg ‘geestelijke toestand’ of iets dergelijks zou heten.

Goldberg verwacht bijvoorbeeld dat de constructie enkel met negatief geladen

intensiveerders voorkomt; een eigenschap die we vooral aantreffen in ‘lichamelijk verval’ en

‘geestelijk verval’. Een groot deel van de intensiveerders (56/105) vallen inderdaad in die

twee categorieën; dood, kapot, ziek, de tering, debiel, zot, gek, … hebben een duidelijk negatieve

connotatie. Ook leveren zij een groot deel, ongeveer 70%, van de resultaten op:

29 Voor de volledige lijst, zie appendix G

semantische categorie voorbeeld # intensiveerders

bijbels lazarus 3

dier een aap 4

dier + bijbels het apelazarus 1

dier + lichamelijk verval het apezuur 1

dier + object een apehoedje 1

dronken kachel 2

effect lichaam de ogen uit je kop 19

effect vreemd object de lamp uit 5

geestelijk verval debiel 9

kleur blauw 14

kleur + lichamelijk verval krom en geel 1

lichamelijk verval dood 37

object een hoedje 3

positieve toestand jolig 3

verzadiging vol 2

Page 60: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

60

Tabel 17. Frequenties van de intensiveerders naar semantisch type.

We kunnen dus zeggen dat de constructie vooral met negatief geladen intensiveerders

voorkomt, maar zeker niet exclusief. Ook ‘kleur’ en ‘object’, categorieën die we moeilijk

negatief geladen kunnen noemen, leveren opvallend veel resultaten op (χ² 11365,822 ; p

<0,0001). ‘Kleur’ telt 14 intensiveerders, vooral variaties op en samenstellingen met blauw,

groen en geel. ‘Object’ is echter een categorie die maar uit 3, weliswaar hoogfrequente,

intensiveerders bestaat: een hoedje, een kriek en een rotje. Verder valt overigens op dat ‘effect

lichaam’, met o.a. de ogen uit je kop, in een krul, een stuk in je voeten, uit veel verschillende

intensiveerders bestaat (19) en toch weinig resultaten oplevert.

Zoals we in 4.3. bespraken, hebben we enkele verwachtingen rond de verdeling van de

intensiveerders over de deelcorpora op basis van hun semantiek. Het Nederlands

Nederlands zou zo volgens Cappelle een specifiek subtype gebruiken van wat we hier

‘lichamelijk verval’ noemden, dat we in het Belgisch taalgebruik niet aantreffen (2014 : 273).

Het gaat vooral over dodelijke, soms fictieve, ziektes zoals de tering, de pest, de pleuris, … Uit

onze data bleek dat er zo 3 voorkomen: de pleuris, te pleuris en de tering, maar helemaal niet

frequent. De pleuris kent 6 attestaties, de tering 2 en te pleuris amper 1. Ze komen inderdaad

vooral in het Nederlands Nederlands voor, maar niet significant meer dan in het Belgisch

Nederlands, al scheelt het in het informele deelcorpus voor de tering- met 2 tegen 0

attestaties - niet veel (χ² 3,22 ; p = 0,0727). Voor de hele groep ‘lichamelijk verval’ lijkt er wel

een verschil te zijn. In absolute cijfers staat die categorie zowel in Nederland als België

semantisch type frequentie

lichamelijk verval 1869

kleur 307

object 239

geestelijk verval 101

dier 39

bijbels 36

effect lichaam 32

effect vreemd object 9

dronken 7

dier + bijbels 3

dier + lichamelijk verval 3

positieve toestand 3

verzadiging 2

kleur + lichamelijk verval 1

dier + object 1

Page 61: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

61

bovenaan de lijst (NN= 619, BN=1250). Als we naar de relatieve verhoudingen kijken –

d.w.z. rekening houdend met het feit dat we verwachten ongeveer 70% van de resultaten aan

die groep te kunnen toeschrijven- zien we echter dat ‘lichamelijk verval’ in het Nederlands

Nederlands met 74% nog steeds bovenaan staat, maar in het Belgisch Nederlands één van de

weinige categorieën is die minder voorkomen dan verwacht, met 68%.30 Bij Nederlandse

taalgebruikers doet verder ‘geestelijk verval’ het beter dan verwacht, met o.a. wezenloos en

wild, in het Belgisch Nederlands trekken ‘kleur’ en ‘object’ de kop, door toedoen van o.a.

blauw en een hoedje. Het statement van Cappelle dat intensiveerders die dodelijk ziekten

aanduiden wel in Nederland en niet in België voorkomen, klopt volgens onze data niet, maar

het is toch opvallend dat de categorieën die geestelijk en lichamelijk verval aanduiden

relatief gezien een prominentere positie hebben in de Nederlandse dan in de Belgische

component (84% van de Nederlandse resultaten, 47% van de Belgische).

Ook bij de genres verwachten we verschillen. Intensiveerders zoals kapot, dood, rot, en andere

extreme lichamelijke en geestelijke effecten, zijn toch wel erg extreme resultaten van een actie

zoals lachen. Net omdat ze zo extreem zijn, is de expressieve en hyperbolische kracht van dat

soort intensiveerders groter dan bij bijvoorbeeld een kriek of geel het geval is. Het is dan ook

vooral in informeel taalgebruik dat we dergelijke krachtige intensiveerders verwachten (zie

4.3.). De absolute cijfers duiden opnieuw ‘lichamelijk verval’ aan als de nummer 1 in elk

deelcorpus, maar de relatieve verhoudingen bevestigen dat die categorie in formeel

taalgebruik het meest onder de verwachte waarde zakt (χ² 136, 246 ; p <0,0001). Ook ‘kleur’

doet het slechter dan verwacht, met 10% van de resultaten uit het formele deelcorpus, terwijl

toch de helft van de resultaten uit die categorie uit het formele deelcorpus afkomstig zijn.

Het zijn vooral de categorieën ‘object’ en ‘dier’ die hun verwachte waarden in het formele

deelcorpus overstijgen. Een hoedje zorgt eigenhandig voor 207 van de 208 resultaten bij

‘object’ in het formele deelcorpus, waardoor die categorie daar ongeveer dubbel zo vaak

voorkomt dan verwacht, en bij ‘dier’ doet een aap ongeveer hetzelfde: 27 van de 34 resultaten

zijn afkomstig van die intensiveerder en de verwachte waarde van de categorie ‘dier’, 17,

wordt verdubbeld. In literair en informeel taalgebruik wordt wel opvallend veel gebruik

gemaakt van intensiveerders rond lichamelijk verval: 72% (1058) van de resultaten in het

informele deelcorpus en maar liefst 82% (87) van de resultaten bij proza zijn uit die groep

afkomstig. Opnieuw zijn vooral dood, kapot en rot verantwoordelijk voor de hoge frequenties.

Het is echter, voor het informele deelcorpus, niet zo dat de categorie ‘lichamelijk verval’

30 BN: χ² 64,445 ; p <0,0001 NN : χ²133,640 : p<0,0001

Page 62: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

62

énkel door die 3 intensiveerders zo veel voorkomt, ook een breuk, een bult, een ongeluk, ziek,

slap, lam, kreupel en krom, die samen voor 672 resultaten zorgen, dragen daar zeker en vast toe

bij.

e. Intensiveerders: conclusie

a.d.h.v. de informatie die we tot nog toe verzamelden, kunnen we al enkele conclusies

trekken. Eerst en vooral is het geheel van intensiveerders dat gevonden werd, complexer dan

de literatuur doet uitschijnen. We vonden 105 verschillende intensiveerders die opgedeeld

kunnen worden in 4 grammaticale en 15 semantische categorieën: het idee dat de

intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie met een heel kleine set van vooral

negatief geladen voorzetselconstituenten voorkomt, blijkt dus vrij simplistisch. Er zijn

inderdaad een paar heel hoogfrequente intensiveerders die alle andere, minder frequente

intensiveerders naar de zijlijn lijken te duwen, maar zelfs binnen die groep is grammaticale

en lexicale variatie aanwezig. We kunnen overigens binnen die hoogfrequente

intensiveerders een onderscheid maken tussen allrounders, die in elke context lijken voor te

komen, en intensiveerders die hun hoge frequenties te danken hebben aan enkele vaste

combinaties. Ten tweede valt op dat een groot deel van die frequente intensiveerders, een

voorkeur vertonen voor een bepaald genre en/of een bepaalde nationale variëteit. Zo zijn er

enkele intensiveerders die we bijvoorbeeld als of typisch formeel, of Belgisch, of zelfs

gewoon formeel-Belgisch zouden kunnen beschrijven. Anderzijds zijn de allrounders, maar

ook die lijken per context wel een verschillend gebruik te kennen. Zo is er bijvoorbeeld kapot

, een intensiveerder die in het Nederlands Nederlands vooral in formeel taalgebruik opduikt,

in het Belgisch Nederlands is het eerder een informele intensiveerder. Tenslotte stellen we

vast dat de nationale variëteiten en genres, naast voorkeuren voor specifieke intensiveerders,

ook bepaalde grammaticale en semantische categorieën prefereren. In absolute cijfers wordt

op grammaticaal vlak in elk deelcorpus voor adjectieven gekozen en op semantisch vlak

voor de groep ‘lichamelijk verval’, maar in relatieve cijfers komen wel enkele verschillen

naar boven. Een tendens die daar overigens opvalt, is dat de Belgische component en het

deelcorpus formeel enerzijds, en de Nederlandse component en de deelcorpora proza en

informeel anderzijds, vaak dezelfde voorkeuren vertonen. Zo zien we op grammaticaal vlak

dat in het Belgisch en het formeel taalgebruik de adjectieven het vaakst voorkomen, in het

Nederlands Nederlands en informele en literaire contexten zijn de adjectieven in het

voordeel. Ook op lexicaal vlak stellen we die groepering vast: de Belgische en formele

voorkeur gaat uit naar ‘objecten’, ‘dieren’ en ‘kleuren’, in de Nederlandse, informele en

Page 63: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

63

literaire contexten doet vooral ‘lichamelijk verval’ het goed. Vermoedelijk kiest de laatste

groep, Nederland-informeel-proza, vooral voor adjectieven en ‘lichamelijk verval’ omdat dat

de categorieën zijn waar we de meeste intensiveerders kunnen vinden die we als ‘extreem’ of

‘expressief’ zouden omschrijven, zoals dood, kapot . Het feit dat de genres die we ook als

expressief zouden omschrijven, proza en informeel, voorkeuren vertonen voor de twee

categorieën die de meeste expressieve intensiveerders bevatten, lijkt dan ook geen toeval.

Omdat het Nederlandse deelcorpus ook die categorieën verkiest, en omdat rot en kapot

bovendien een voorkeur vertonen voor het Nederlands Nederlands, zou het kunnen dat we

ook het Nederlands Nederlands gebruik van de constructie expressief kunnen noemen,

misschien zelfs expressiever dan het Belgisch Nederlands.

6.1.3. combinatie werkwoord-intensiveerder

Het resultaatslot lijkt dus een vrij grote en heterogene groep aan intensiveerders toe te laten.

Op zich kunnen die intensiveerders al enkele verschillen tussen de contexten onthullen,

maar de omdat ze tot doel hebben een bepaalde actie te intensiveren, is een analyse van de

combinatie met het werkwoord noodzakelijk. In wat volgt worden de werkwoord-

intensiveerder combinaties van dichterbij bekeken. Eerst worden de hoogfrequente

combinaties in zijn geheel uitgelicht en daarna volgt een analyse uit het perspectief van het

werkwoord.

a. hoogfrequente combinaties

De 105 intensiveerders zorgden samen met de 6 vooropgestelde werkwoorden – lachen,

schrikken, drinken, zich vervelen, zich schamen, zich ergeren – voor 165 combinaties. We kunnen

er 35 als hoogfrequent beschouwen (χ² 14980, 229 ; p <0,0001):31

31 Voor de volledige lijst van combinaties, zie appendix H

Page 64: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

64

Tabel 18. Hoogfrequente combinaties voor alle deelcorpora samen.

Het valt meteen op dat de hoogfrequente intensiveerders hier weer opduiken maar dat kan

ook niet anders; ze zijn nu eenmaal hoogfrequent omdat ze vaak in combinaties gebruikt

worden. Zoals eerder gezegd werd, beschouwen we dood, rot, een hoedje, kapot, te pletter, groen

en geel en een ongeluk als allrounders omdat ze in elk deelcorpus relatief vaak voorkomen. We

kunnen die categorie hier echter verder specifiëren. Sommige van die intensiveerders mogen

dan wel in elke context voorkomen, dat betekent niet dat ze ook met elk werkwoord

combineren. Rot komt in 5 hoogfrequente combinaties voor, net zoals dood en kapot en die

laatste komen ook voor met drinken, maar dat zijn minder frequente combinaties, wat vooral

intensiveerder werkwoord frequentie

een hoedje schrikken 235

dood zich vervelen 225

rot schrikken 204

dood zich ergeren 163

blauw zich ergeren 158

groen en geel zich ergeren 122

dood zich schamen 120

kapot lachen 79

een kriek lachen 74

ziek lachen 68

dood schrikken 65

een ongeluk schrikken 62

te pletter zich vervelen 55

te pletter lachen 53

rot lachen 50

een breuk lachen 48

dood lachen 46

rot zich schamen 45

een bult schrikken 43

kapot zich schamen 42

kapot zich ergeren 36

rot zich ergeren 35

te pletter schrikken 34

lazarus drinken 32

kapot schrikken 31

krom lachen 30

een aap schrikken 27

steendood zich vervelen 25

rot zich vervelen 23

kreupel lachen 22

wild schrikken 22

wezenloos schrikken 20

kapot zich vervelen 20

lam schrikken 18

wild zich ergeren 17

Page 65: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

65

aan het werkwoord te wijten is. Ook te pletter komt met alle werkwoorden voor, maar enkel

met zich vervelen, lachen en schrikken zijn de combinaties hoogfrequent. Groen en geel en een

ongeluk komen slechts eenmalig voor in de hoogfrequente combinaties, en groen en geel

combineert zelfs exclusief met zich ergeren. Zij zijn dus wel allrounders op het vlak van genre

en nationale variëteiten, maar niet wat de combinatie met werkwoorden betreft.

Tabel 19. Hoogfrequente combinaties BN Tabel 20. Hoogfrequente combinaties NN

In zowel het Belgisch (120 combinaties) als het Nederlands Nederlands (93 combinaties)

komen 24 combinaties hoogfrequent voor en daarvan zijn er 12 overlappende. 32 De posities

die de overlappende combinaties hebben in de ranking in beide landen, zijn grotendeels

gelijk, maar er zijn enkele uitzonderingen. Vooral de combinaties met dood verschillen; zich

dood vervelen is in het Belgisch Nederlands de frequentste combinatie, in het Nederlands

Nederlands neemt ze een twaalfde positie in. Het omgekeerde gebeurt met zich dood schamen

32 BN: χ² 9040, 079 ; p<0,0001 NN: χ² 2772, 493 ; p<0,0001

intensiveerder werkwoord frequentie

dood zich vervelen 200

een hoedje schrikken 196

blauw zich ergeren 148

dood zich ergeren 123

rot schrikken 87

groen en geel zich ergeren 82

kapot lachen 73

een kriek lachen 69

ziek lachen 65

dood zich schamen 62

te pletter lachen 52

een breuk lachen 46

een bult schrikken 42

dood lachen 39

lazarus drinken 32

te pletter zich vervelen 32

een ongeluk schrikken 30

dood schrikken 29

krom lachen 27

een aap schrikken 27

steendood zich vervelen 25

te pletter schrikken 24

kreupel lachen 22

rot lachen 19

intensiveerder werkwoord frequentie

rot schrikken 117

dood zich schamen 58

dood zich ergeren 40

groen en geel zich ergeren 40

een hoedje schrikken 39

dood schrikken 36

een ongeluk schrikken 32

rot zich schamen 32

rot lachen 31

kapot zich schamen 29

kapot zich ergeren 27

dood zich vervelen 25

kapot schrikken 24

te pletter zich vervelen 23

wild schrikken 22

rot zich ergeren 22

wezenloos schrikken 19

wild zich ergeren 17

lam schrikken 12

rot zich vervelen 11

te pletter schrikken 10

kapot zich vervelen 10

blauw zich ergeren 10

een ongeluk lachen 9

Page 66: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

66

en zich dood schrikken, die in het Nederlands Nederlands de tweede en zesde frequentste

combinaties zijn en in het Belgisch Nederlands op positie 10 en 18 staan. Daarmee wordt de

situatie van dood als intensiveerder nog gecompliceerder. We stelden al vast dat dood in alle

contexten frequent voorkomt maar toch een voorkeur heeft voor het Belgisch Nederlands en

informeel taalgebruik. Bovendien kent de intensiveerder per nationale variëteit een ander

gebruik: in de Belgische component dient hij vooral als informele intensiveerder, in het

Nederlands Nederlands is het eerder een formele intensiveerder. Nu blijkt dat in de

Belgische component van het corpus, dood het vaakst met vervelen combineert en in de

Nederlandse component met schamen. 33 Uit het perspectief van de intensiveerder zelf komen

we overigens tot dezelfde conclusie: dood combineert significant vaker met vervelen in het

Belgisch Nederlands dan in het Nederlands Nederlands (χ² 41,45 ; p <0,0001) en met schamen

het vaakst in het Nederlands Nederlands (χ² 15,57 ; p <0,0001). Ook zich rot lachen kent een

verschillende plaats in de nationale variëteiten. In het Nederlands Nederlands is het negende

frequentste combinatie, in het Belgisch Nederlands is zich rot lachen de afsluiter van de

hoogfrequente combinaties. Tenslotte valt het verschil bij zich blauw ergeren op, maar zoals

we eerder al vermeldden, is blauw een intensiveerder die aan zijn hoge frequenties komt

door de vaste combinatie met zich ergeren in formele contexten, en dan vooral in de Belgische

component. We gaven overigens dezelfde verklaring als we het hadden over een kriek, ziek,

een bult, een breuk, krom, lazarus, een aap, steendood en wild als hoogfrequente intensiveerders.

Volgende combinaties zijn wel hoogfrequent in het Belgisch Nederlands, maar niet in het

Nederlands Nederlands:

(32) a. zich steendood vervelen

b. zich een kriek lachen

c. zich ziek lachen

d. zich lazarus drinken

f. zich een aap schrikken

g. zich een breuk lachen

h. zich een bult schrikken

33 Zowel qua absolute frequenties als qua relatieve. We voerden een Chi kwadraat goodness-of-fit test uit waarbij de verwachte proporties van de werkwoorden per nationale variëteit in rekening werden gebracht. NN: χ² 73,39 ; p <0,0001 BN: χ² 407,89 ; p <0,0001

Page 67: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

67

De enige combinatie met dergelijk hoogfrequente intensiveerders in het Nederlands

Nederlands, is zich wild ergeren.34 De meeste van die combinaties zijn vast, enkel wild komt

frequent met een ander werkwoord voor, 22 keer met schrikken, wat in absolute cijfers meer

is dan de combinatie met zich ergeren, maar in relatieve cijfers niet (we komen hier op terug

als we de voorkeuren van specifieke werkwoorden uitgebreider bespreken). Die 9

intensiveerders worden dus als hoogfrequent beschouwd, omdat ze enerzijds erg vaak in

vaste combinaties in een bepaalde nationale variëteit voorkomen. Anderzijds zijn die

intensiveerders hoogfrequent omdat in een bepaald genre die vaste en combinaties heel erg

vaak gevormd worden. De combinaties in (33) zijn dergelijke hoogfrequente formele

combinaties, (34) lijst enkele hoogfrequente informele combinaties op.

(33) a. zich een bult schrikken

b. zich een aap schrikken

c. zich lazarus drinken

d. zich wild ergeren

(34) a. zich ziek lachen

b. zich een breuk lachen

c. zich krom lachen

d. zich steendood vervelen

Een aap is dus een hoogfrequente intensiveerders omdat a) hij een vaste combinatie vormt

met schrikken, b) die combinatie hoogfrequent is voor het Belgisch Nederlands en c) die

combinatie hoogfrequent is voor formeel taalgebruik.

34 Het feit dat er meer vaste combinaties in het Belgisch Nederlands te vinden zijn, zegt ons al iets meer over een eventueel verschil in productiviteit, maar daarover meer in 6.2.2.

Page 68: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

68

Bij de genres vinden we ook enkele overlappende hoogfrequente combinaties (17), die in alle

3, of 2 van de genres voorkomen.

Tabel 21. Hoogfrequente combinaties

Formeel Tabel 22. Hoogfrequente combinaties informeel

Tabel 23. Hoogfrequente combinaties proza

intensiveerder werkwoord frequentie

rot schrikken 18

dood schrikken 9

dood zich vervelen 8

dood zich ergeren 8

rot lachen 7

een ongeluk schrikken 6

dood zich schamen 6

kapot zich ergeren 6

te pletter zich vervelen 4

rot zich schamen 4

intensiveerder werkwoord frequentie

een hoedje schrikken 206

rot schrikken 127

blauw zich ergeren 80

dood zich schamen 64

dood zich ergeren 59

een ongeluk schrikken 45

een bult schrikken 36

dood schrikken 35

groen en geel zich ergeren 32

dood zich vervelen 30

een aap schrikken 27

te pletter schrikken 27

te pletter lachen 26

te pletter zich vervelen 25

lazarus drinken 24

kapot schrikken 21

rot lachen 20

kapot zich schamen 19

rot zich schamen 17

kapot zich ergeren 14

wild zich ergeren 14

rot zich ergeren 13

een kriek lachen 12

intensiveerder werkwoord frequentie

dood zich vervelen 187

dood zich ergeren 96

groen en geel zich ergeren 88

blauw zich ergeren 77

kapot lachen 69

ziek lachen 67

een kriek lachen 62

rot schrikken 59

dood zich schamen 50

dood lachen 43

een breuk lachen 36

te pletter lachen 27

een hoedje schrikken 26

te pletter zich vervelen 26

krom lachen 25

rot zich schamen 24

rot lachen 23

rot zich ergeren 22

dood schrikken 21

kreupel lachen 20

steendood zich vervelen 20

kapot zich schamen 20

kapot zich ergeren 16

lam schrikken 13

rot zich vervelen 13

Page 69: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

69

Opnieuw zijn vooral de combinaties met dood alomtegenwoordig, en lijken ze ook per genre

andere posities in te nemen. In relatieve en absolute zin, combineert dood in het formele

deelcorpus het vaakst met zich schamen, in het informele deelcorpus met zich vervelen en in

literair taalgebruik (waar geen significant verschil is in relatieve cijfers) combineert de

intensiveerder in absolute cijfers het vaakst met schrikken.35

b. Uit het perspectief van het werkwoord

In deze paragraaf willen we de combinatiemogelijkheden per genre en nationale variëteit

gedetailleerder en uit een andere hoek onderzocht: die van het werkwoord. De pseudo-

reflexieve resultatiefconstructie heeft tot doel uit te drukken dat de werkwoordelijke

handeling in een hoge mate plaatsvindt. Werkwoorden zijn dus het vertrekpunt en een

spreker voegt daar de intensiveerder van zijn –al dan niet bewuste- keuze aan toe. Het is

dan ook waarschijnlijk dat elk werkwoord per genre en nationale variëteit voorkeuren heeft

die de analyse van de hoogfrequente combinaties nog niet heeft kunnen blootleggen.

De voorkeuren van de werkwoorden werden opnieuw zowel in absolute als relatieve

verhoudingen onderzocht, d.w.z. bij de relatieve verhoudingen werd rekening gehouden

met het feit dat bepaalde intensiveerders hoogfrequente allrounders zijn en dus een grotere

kans hebben om met een werkwoord te combineren, bij de absolute verhoudingen niet, daar

gingen we uit van gelijke proporties. De intensiveerders die in relatieve verhoudingen in de

top 3 staan, zijn dus intensiveerders die vaker voorkomen met dat werkwoord dan verwacht

wordt op basis van het percentage waarmee ze voorkomen in alle resultaten. Het verschil

tussen de absolute en relatieve verhoudingen komt in wat volgt veelvuldig terug, maar zal

niets steeds uitgebreid verduidelijkt worden. Het voordeel van ook met de relatieve

verhoudingen te werken, is dat we zo niet verblind worden door de combinaties met

hoogfrequente allround intensiveerders.

35 Chi kwadraat goodness-of-fit in relatieve cijfers: Formeel: χ² 200,89 ; p <0,0001 Informeel: χ² 239,47 ; p <0,0001 Proza : χ² 10,81 ; p 0,0553

Page 70: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

70

In onderstaande tabellen staan steeds de 3 intensiveerders die in absolute of relatieve cijfers

het frequentst voorkomen met een werkwoord.

Tabel 24. Voor elk werkwoord de 3 frequentste intensiveerders voor het NN en het BN,

zowel in absolute als relatieve verhoudingen.

Tabel 25. Voor elk werkwoord de 3 frequentste intensiveerders voor formeel, informeel en

proza, zowel in absolute als relatieve verhoudingen.

Bij het eerste werkwoord lachen zien we meteen al enkele verschillen, zowel tussen de genres

als tussen de nationale variëteiten. In Het Belgisch Nederlands combineert lachen, zowel in

absolute als relatieve verhoudingen, het frequentst met een kriek, ziek en kapot. Het feit dat er

door de aanpassingen van de proporties in de Belgische resultaten weinig verandert, is te

verklaren door het feit dat de drie intensiveerders het grootste deel van hun attestaties in de

werkwoord genre absoluut relatief

FORM te pletter - rot - een kriek te pletter - een kriek - een breuk

INF kapot - ziek - een kriek ziek - een kriek - een breuk

PR rot - dood - een breuk rot - een breuk - tranen

FORM een hoedje - een ongeluk - rot een hoedje - rot - een ongeluk

INF rot - een hoedje - dood rot - een hoedje - lam

PR rot - dood - een ongeluk rot - een ongeluk - een hoedje

FORM lazarus - dood - te pletter lazarus - canard - een stuk in de kraag

INF lazarus - dood - kapot lazarus - suf - boordevol

PR laveloos laveloos

FORM dood - te pletter - rot te pletter - steendood - dood

INF dood - te pletter - steendood dood - steendood - te pletter

PR dood - te pletter - een ongeluk te pletter - een ongeluk - dood

FORM dood - kapot - rot dood - kapot - je ogen uit je kop

INF dood - rot - kapot rot - kapot - de ogen uit je hoofd

PR dood - rot - kapot dood - rot - kapot

FORM blauw - dood - groen en geel blauw - groen en geel - wild

INF dood - groen en geel - blauw groen en geel - dood - zwart-geel-rood

PR dood - kapot - groen en geel dood - blauw - wild

lachen

schrikken

drinken

zich vervelen

zich schamen

zich ergeren

werkwoord land absoluut relatief

B kapot - een kriek - ziek een kriek - ziek - kapot

NL rot - een ongeluk - slap slap - een kriek - suf

B een hoedje - rot - een bult een hoedje - rot - een bult

NL rot - een hoedje - dood een hoedje - rot - een ongeluk

B lazarus - dood - te pletter lazarus - canard - een stuk in de kraag

NL dood - laveloos - ongans laveloos - ongans - suf

B dood - te pletter - steendood dood - steendood - onnozel

NL dood - te pletter - rot te pletter - dood - te barsten

B dood - kapot - rot dood - de ogen uit je hoofd - de oren van het hoofd

NL dood - rot - kapot dood - kapot - de ogen uit je kop

B blauw - dood - groen en geel blauw - groen en geel - zwart, geel, rood

NL dood - groen en geel - kapot groen en geel - blauw - wild

lachen

schrikken

drinken

zich vervelen

zich schamen

zich ergeren

Page 71: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

71

Belgische component van het corpus te danken hebben aan lachen, en er dus vaste

combinaties mee vormen. Voor een kriek en ziek zijn dat zelfs alle resultaten: zij combineren

exclusief met lachen. In de Nederlandse component zijn de combinaties minder overtuigend

“vast” te noemen. In het Nederlands Nederlands zijn slap en een kriek de enige

intensiveerders die echt aan lachen gelinkt kunnen worden, en zij zorgen maar voor ongeveer

13% van de resultaten. Rot, dat voor 1/3 van de 93 resultaten zorgt, is een allround

intensiveerder, een ongeluk komt vreemd genoeg 9 keer voor terwijl dat een intensiveerder is

die vooral met schrikken voorkomt en suf komt naast lachen nog met 4 andere werkwoorden

voor. Tussen de genres zijn de combinatieverschillen van lachen relatief klein; een kriek en een

breuk zijn in relatieve cijfers in 2 van de 3 de genres aanwezig. Verder lijken 2 deelcorpora zo

hun eigen exclusieve combinaties met lachen te hebben: voor het informele deelcorpus is dat

zich ziek lachen , voor het deelcorpus ‘proza’ is dat zich tranen lachen.

Schrikken lijkt in de twee nationale variëteiten relatief gelijk gebruikt te worden: een hoedje en

rot staan zowel in absolute als relatieve verhoudingen sterk. Verder is zich een bult schrikken,

dat slechts eenmalig in het Nederlands Nederlands voorkomt, een populaire combinatie in

het Belgisch Nederlands. Een ongeluk combineert in beide variëteiten ongeveer 30 keer met

schrikken en in het Nederlands Nederlands komt het in relatieve verhoudingen dan ook

vaker voor met schrikken dan dood (36 keer). Ook tussen de genres zien we weinig verschil in

de combinaties met schrikken. Een hoedje en rot staan opnieuw erg sterk en komen in absolute

en relatieve verhoudingen in elk deelcorpus hoogfrequent voor. In informeel taalgebruik

doet ook de vaste combinatie zich lam schrikken het goed, beter dan zich een ongeluk schrikken

dat in de andere twee genres frequent voorkomt. Er is overigens een combinatie die exclusief

en vrij frequent in het Belgisch formeel taalgebruik voorkomt maar die de top 3 niet haalt:

zich een aap schrikken.

Een werkwoord dat op het eerste zicht weinig verschillen kent is drinken. In absolute

verhoudingen zijn vooral dood en lazarus hoogfrequent, behalve in ‘proza’ waar drinken

eenmalig voorkomt met laveloos. Die intensiveerders nemen in bijna elk deelcorpus een

prominente plaats in: in het Belgisch Nederlands met 42 van de 87 voorkomens, in formeel

taalgebruik met 30 van de 64 voorkomens en in informele contexten met 14 van de 38

voorkomens. Uit de relatieve verhoudingen komen naast die 2 hoogfrequente combinaties

enkele creatieve combinaties naar boven; zich canard drinken, zich boordevol drinken, zich een

stuk in de kraag drinken en zich suf drinken. Er is echter een opvallende tendens vast te stellen

bij drinken waardoor het een speciale positie inneemt onder de onderzochte werkwoorden.

Page 72: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

72

Elk werkwoord kent enkele creatieve one-offs: zich een ootje lachen, zich een pissebed schrikken,

zich kleurenblind vervelen en zich pimpelpaars ergeren bijvoorbeeld zijn combinaties die slechts

eenmalig voorkomen. Bij drinken zijn die creatieve combinaties echter veel prominenter en

zorgen ze voor een groter deel van de resultaten dan bij de andere werkwoorden.

Tabel 26. Aandeel one-offs in in het aantal intensiveerders en in de resultaten.

Het aandeel dat de one-offs hebben in het aantal intensiveerders loopt op tot 74%, en het

aandeel in de resultaten tot 50%. In het Belgisch Nederlands bijvoorbeeld zijn 16 van de 23

intensiveerders die met drinken combineren creatieve enkelingen die in het Nederlands

Nederlands niet voorkomen en ze zorgen voor 18% van de resultaten.

# one-offs / # intensiveerders aandeel resultaten

BN 70% 18% 

NN 67%  50%

formeel 65%  20%

informeel 74%  37%

intensiveerders frequentie

lazarus 32

dood 10

te pletter 9

canard 6

kapot 6

een stuk in de kraag 4

laveloos 4

de lamp uit 1

de pleuris 1

doodziek 1

een beroerte 1

een houten kop 1

een stuk in je voeten 1

een stuk in mijn gilet 1

in de vernieling 1

in het ziekenhuis 1

kachel 1

krankjorum 1

onnozel 1

rond 1

suf 1

vol 1

vrolijk 1

drinken

Page 73: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

73

Tabel 27. Intensiveerders bij drinken.

Bij zich ergeren, een ander werkwoord dat veel creatieve one-offs kent, is het maximale

aandeel dat ze vertegenwoordigen in de intensiveerders 52% en in de resultaten is het

maximale aandeel 3%. Bij drinken zijn er dus enkele intensiveerders waaronder dood en

lazarus die in elk deelcorpus voor een groot deel van de resultaten zorgen, de rest van de

resultaten is afkomstig van een heleboel creatieve intensiveerders die per land en genre

verschillen. Bij de andere werkwoorden zijn er ook creatieve combinaties, maar die worden

over het algemeen overschaduwd door de hoogfrequente combinaties. Drinken is dus een

werkwoord dat enerzijds weinig verschilt over de deelcorpora omdat het in elke context

vaak met lazarus en dood combineert. Anderzijds zijn er wel grote verschillen: elk deelcorpus

kent een heleboel creatieve combinaties die een groot deel van de resultaten bezorgen.

Zich vervelen daarentegen is een werkwoord dat werkelijk weinig verschillen vertoont over

de deelcorpora heen. Het gaat in het Nederlands Nederlands, het Belgisch Nederlands,

formeel taalgebruik, informeel taalgebruik en literair taalgebruik vooral de combinatie aan

met dood, of variaties daarop zoals steendood, en te pletter. Er zijn wel occasioneel creatieve

combinaties zoals ze schrok zich de poten vanonder haar keukenstoel, hij schrikt zich onnozel of te

barsten, maar die zijn verwaarloosbaar tegenover dood en te pletter die samen voor 75% van

alle combinaties met zich vervelen zorgen. Bij zich schamen zijn die verhoudingen nog

extremer. In alle deelcorpora zijn 3 intensiveerders opvallend hoogfrequent: dood, kapot en rot

en ze nemen 94% van alle resultaten op zich. Creatieve combinaties met de ogen uit je

hoofd/kop duiken wel op in de relatieve verhouding omdat die intensiveerders exclusief met

zich schamen voorkomen, maar ze vallen in het niets tegen kapot, dood en rot. Bovendien komt

je de ogen uit je kop/hoofd schamen in elke nationale variëteit en bijna elk genre voor, dus ook

die intensiveerder zorgt niet voor verschillen tussen de deelcorpora.

Tenslotte is er zich ergeren. In absolute verhoudingen combineert het werkwoord vaak met

dood, in elk deelcorpus. Bij de relatieve verhoudingen valt die intensiveerder echter weg

omdat zich ergeren relatief gezien vaker in enkele andere exclusieve, combinaties voorkomt.

Combinaties met blauw komen in bijna elk deelcorpus frequent voor en in het Belgisch

Nederlands en formeel taalgebruik komen ze in absolute cijfers zelfs vaker voor dan

combinaties met dood. Ook groen en geel is een populaire intensiveerder. Het enige echte

verschil tussen de deelcorpora zien we in het gebruik van wild. In het Nederlands

Nederlands (17) en het formele deelcorpus (14) komt die intensiveerder relatief gezien vaak

voor terwijl hij in het Belgisch en formeel taalgebruik nagenoeg afwezig is.

Page 74: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

74

c. Conclusie combinaties

De lijsten met hoogfrequente combinaties lijken te suggereren dat de constructie zich relatief

gelijkaardig gedraagt in de verschillende deelcorpora. Er is een handvol intensiveerders die

in elk deelcorpus domineren: dood, kapot, rot en te pletter komen in elke nationale variëteit en

elk genre met meerdere, of zelfs alle, werkwoorden voor en leveren een groot deel van de

resultaten op. Toch zijn er verschillen in de posities die de gemeenschappelijke combinaties

per deelcorpus innemen. Zo is er bijvoorbeeld zich dood vervelen, dat in het Belgisch

Nederlands de aller frequentste combinatie is en in het Nederlands Nederlands zelfs de top

10 niet haalt. Bij de genres gebeurt overigens hetzelfde: zich dood vervelen is de frequentste

informele combinatie maar komt amper 30 keer voor in het formele deelcorpus. Verder zijn

er heel wat frequente combinaties die in een bepaald genre of land erg vaak voorkomen en in

de andere niet of amper zoals zich een aap schrikken en zich steendood vervelen bijvoorbeeld.

Het onderzoek van de werkwoorden en hun voorkeuren geeft ons gelijkaardige

tegenstrijdige resultaten. Aan de ene kant zijn er werkwoorden die in elk deelcorpus relatief

gelijke combinaties aangaan. Zich ergeren maar vooral zich vervelen en zich schamen houden er

in alle contexten grotendeels dezelfde voorkeuren op na. Die 3 werkwoorden gaan in elke

context wel enkele creatieve combinaties aan, maar het overgrote deel van de resultaten

komt van intensiveerders die in elk deelcorpus frequent voorkomen. Aan de andere kant zijn

er werkwoorden die én met enkele allround intensiveerders in elke context voorkomen, én

enkele context gebonden combinaties aangaan: lachen, schrikken en drinken. Zoals we al

zeiden is drinken daar een extreem voorbeeld van: het combineert in bijna elke context met

lazarus en de rest van de combinaties zijn veelal creatieve one-offs.

6.2. Productiviteit

In deze paragraaf schakelen we over van de verschillen in gebruik van de constructie naar de

verschillen in productiviteit. Zoals eerder al vermeld werd, zijn de twee immers niet

hetzelfde. Bij de variantieanalyse werd onderzocht welke intensiveerders en combinaties er

zoal voorkomen en mogelijk zijn, en hoe die per context verschillen. Hier staat centraal in

hoeverre de mogelijkheden van de constructie uitgeput worden per context. In het kader van

productiviteit wordt bijvoorbeeld onderzocht of het informeel taalgebruik meer

verschillende intensiveerders per werkwoord toelaat dan een formeel taalgebruik, of het een

bepaalde nationale variëteit een groter aantal verschillende combinaties kent,… Het gaat hier

Page 75: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

75

dus, i.t.t. in de vorige paragraaf, eerder over kwantitatieve dan over kwalitatieve verschillen

tussen de deelcorpora. Het onderzoek naar de productiviteit van de constructie is, naar

analogie met de variantieanalyse, verdeeld in een paragraaf over enkel de intensiveerders, en

één over de werkwoord-intensiveerder combinaties.

6.2.1. Intensiveerders

Uit de variatieanalyse bleek dat er 105 intensiveerders gevonden werden waarvan er 17

hoogfrequente intensiveerders zijn en 51 creatieve one-offs. In wat vooraf ging beperkten we

ons voornamelijk tot de frequente intensiveerders en over die creatieve enkelingen werd

weinig gezegd. Voor een variantieanalyse zijn die immers het minst interessant omdat ze

eenmalig voorkomen en dus weinig informatie geven over de trends en voorkeuren binnen

een bepaalde context. Wel geven ze een beeld van de creativiteit en productiviteit die met de

constructie gepaard gaat. Hoe meer resultaten afkomstig zijn van one-offs, hoe meer

creativiteit en productiviteit. Daarom wordt onderzocht welke rol die enkelingen spelen in

de deelcorpora: is creativiteit gebruikelijk in een bepaald deelcorpus en brengen de one-offs

daar relatief veel resultaten op? Of komt het overgrote deel van de resultaten toch van

hoogfrequente intensiveerders en vallen de one-offs daartegen in het niets? We bekijken

echter eerst welke deelcorpora het meeste aantal verschillende intensiveerders en creatieve

intensiveerders kennen, dat kan ons ook veel informatie geven over de productiviteit van de

constructie.

a. Aantal intensiveerders

In het Belgisch Nederlands vinden we 79 intensiveerders voor 1824 resultaten, het

Nederlands Nederlands brengt er 54 op voor 828 resultaten. Met een type-token ratio van

0,06 vertoont de Nederlandse component van het corpus meer verschillende intensiveerders

dan de Belgische component, waar de type-token ratio 0,05 is. Qua exclusieve

intensiveerders, d.w.z. intensiveerders die in slechts 1 van de nationale variëteiten

voorkomen, lijkt er echter weinig of zelfs geen verschil te zijn: in beide variëteiten ligt de

type-token ratio van de exclusieve intensiveerders rond 0,03. Met 51 gevallen is die in het

Belgisch Nederlands 0,028 en met 26 gevallen in het Nederlands Nederlands 0,031. Zoals in §

6.1.2. al werd vermeld, zijn er enkele exclusieve intensiveerders die vrij frequent voorkomen

Page 76: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

76

zoals een aap, steendood, lazarus en kreupel voor het Belgisch Nederlands en wild voor het

Nederlands Nederlands, maar het grootste deel daarvan zijn creatieve enkelingen. 36

Bij de genres lijkt het literaire taalgebruik het grootste aantal verschillende intensiveerders te

kennen met 17 intensiveerders en een type-token ratio van 0,16. Tegen de verwachtingen in

blijkt er geen verschil te zijn tussen de overige twee genres: met 68 intensiveerders voor het

formeel en 78 voor informeel taalgebruik, hebben beide genres een type-token ratio van

0,057. De schijnbaar bredere waaier aan intensiveerders in het literair taalgebruik vraagt

echter enige nuance.

Tabel 28. Combiaties proza.

De 17 intensiveerders die we in het deelcorpus ‘proza’ vinden zijn immers bijna allemaal

terug te vinden in de andere genres, enkel zo bleek als een lijk is een intensiveerder die

exclusief in het literaire taalgebruik voorkomt. De overige 16 intensiveerders zijn

overwegend wat we eerder ‘hoogfrequente intensiveerders’ noemden. De hoge type-token

ratio is dan ook eerder toe te schrijven aan het lage aantal attestaties van de constructie in het

literair taalgebruik dan aan het feit dat er opvallend veel verschillende intensiveerders

36 Voor volledige lijst van exclusieve intensiveerders, zie appendix I

intensiveerder frequentie

dood 32

rot 29

kapot 12

een ongeluk 7

wild 4

te pletter 4

een hoedje 3

wezenloos 3

groen en geel 2

gek 2

een breuk 1

tranen 1

laveloos 1

blauw 1

lam 1

halfdood 1

zo bleek als een lijk 1

combinaties PROZA NEDERLAND

Page 77: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

77

voorkomen. Het is dan ook waarschijnlijk dat de type-token ratio zou afnemen als het aantal

resultaten in het deelcorpus ‘proza’ op gelijke voet zouden staan met die van de andere

deelcorpora. Met slechts 1 exclusieve en verder allemaal hoogfrequente intensiveerder ,

kunnen de intensiveerders van het literaire taalgebruik immers niet creatief genoemd

worden. Het grootste aantal exclusieve intensiveerders is overigens toe te schrijven aan het

informele deelcorpus, dat met 36 exclusieve intensiveerders en een type-token ratio van 0,03

een groter gamma aan creatieve enkelingen vertoont dan het formele deelcorpus, waar 25

exclusieve intensiveerders te vinden zijn met een type-token ratio van 0,02. 37 De

intensiveerders die slechts in één van de 3 genres exclusief voorkomen zijn trouwens échte

enkelingen, behalve dan een een beroerte dat 8 keer voorkomt in het formele corpus. Het

gaat hier om werkelijk creatieve inventies, terwijl enkele van de exclusieve intensiveerders

bij de nationale variëteiten eerder ingeburgerde vaste combinaties bleken zoals zich een aap

schrikken bijvoorbeeld.

b. Verdeling van de resultaten over de intensiveerders

Om te bepalen hoe de attestaties van de constructie verdeeld zijn over hoogfrequente vs.

creatieve intensiveerders, moet eerst worden nagegaan welke intensiveerders als zodanig

bestempeld kunnen worden in de verschillende deelcorpora. Daarvoor werden Chi

kwadraat goodness-of-fit testen gebruikt.

Tabel 30. Hoogfrequente intensiveerders NN.

Tabel 29. Hoogfrequente intensiveerders BN

37 Voor volledige lijst van exclusieve intensiveerders, die appendix J.

intensiveerder frequentie

rot 213

dood 168

kapot 96

een ongeluk 43

een hoedje 40

groen en geel 40

wild 40

te pletter 36

wezenloos 22

intensiveerder frequentie

dood 463

een hoedje 197

blauw 148

rot 144

te pletter 134

kapot 118

groen en geel 82

een kriek 69

ziek 67

een bult 52

een breuk 49

een ongeluk 33

lazarus 32

een aap 31

krom 27

steendood 27

Page 78: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

78

Voor het Belgisch Nederlands komen 16 intensiveerders vaker voor dan de verwachte

waarde ( χ² 13519,671 ; p<0,0001), voor het Nederlands Nederlands zijn dat er 9 ( χ² 5282,314 ;

p <0,0001). De intensiveerders die overblijven zijn niet allemaal werkelijk “creatief” te

noemen; er zijn per land enkele ingeburgerde vaste combinaties die niet hoogfrequent zijn,

maar ook niet eenmalig voorkomen, zoals zich canard drinken of zich slap lachen. Toch nemen

we ze niet mee als hoogfrequente intensiveerders in de analyse, omdat de spreker bij het

gebruik van de constructie de keuze heeft tussen a) een hoogfrequente allround

intensiveerder, b) een hoogfrequente vaste combinatie, c) een laagfrequente vaste combinatie

en d) een creatieve intensiveerder. Als de spreker in formele contexten dan bijvoorbeeld

kiest voor zich lam schrikken, een laagfrequente vaste combinatie, i.p.v. voor zich dood

schrikken, een combinatie met een allround intensiveerder, is dat de minder

vanzelfsprekende keuze. We vergelijken de deelcorpora hier dus op het gebruik van 3

soorten intensiveerders: hoogfrequente -waaronder allround intensiveerders vallen en

hoogfrequente intensiveerders uit vaste combinaties-, minder frequente intensiveerders –al

dan niet uit vaste combinaties- en creatieve one-offs.

intensiveerder frequentie

dood 403

rot 141

kapot 128

groen en geel 88

blauw 77

te pletter 71

ziek 68

een kriek 62

een breuk 37

een hoedje 27

krom 25

steendood 21

kreupel 20

intensiveerder frequentie

een hoedje 207

dood 196

rot 187

te pletter 95

blauw 80

kapot 74

een ongeluk 52

een bult 41

groen en geel 32

een aap 27

wild 25

lazarus 24

intensiveerder frequentie

dood 32

rot 29

kapot 12

een ongeluk 7

Tabel 31. Hoogfrequente

intensiveerders Formeel. Tabel 32. Hoogfrequente

intensiveerders Informeel

Tabel 33. Hoogfrequente

intensiveerders proza

Page 79: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

79

In het formeel taalgebruik zijn 12 intensiveerders hoogfrequent (χ² 7142,567 ; p <0,0001), in

het informeel taalgebruik zijn dat er 13 (χ² 11867, 307 ; p <0,0001) en voor het literair

taalgebruik 4 (χ² 238, 724 ; p <0,0001). Met 76% van de resultaten lijken de hoogfrequente

intensiveerder in dat laatste deelcorpus het minst prominent te zijn. In het formele

deelcorpus zorgen ze immers voor 87% van de resultaten en in het informele deelcorpus

voor 86%. Zoals al meermaals vermeld werd, kunnen we op basis van dit onderzoek weinig

uitspraken doen over de productiviteit of het gebruik van de constructie in het literair

taalgebruik; daarvoor beschikken we over te weinig resultaten in dat deelcorpus. Zo zouden

hier bijvoorbeeld de hoogfrequente intensiveerders dood, rot, kapot en een ongeluk zijn, terwijl

o.a. te pletter of blauw en een breuk, die slechts eenmalig voorkomen, dan als one-offs zouden

worden beschouwd. Bovendien is er slechts 1 werkelijk creatieve intensiveerder: zo bleek als

een lijk. Het ziet er dus naar uit dat het informele deelcorpus het minste resultaten haalt uit

hoogfrequente intensiveerders, al is er met 86% amper 1% verschil met het formele

deelcorpus, waar 85% van de resultaten van hoogfrequente intensiveerders komt. Ook op

het vlak van de laagfrequente en eenmalige, creatieve intensiveerders is er amper een

verschil te bespeuren. Het aandeel van de laagfrequente intensiveerders schommelt bij beide

deelcorpora rond de 10% en bij de one-offs zien we zelfs geen verschil: met 33 gevallen in

het formele corpus en 37 in het informele, zorgen de one-offs in beide deelcorpora voor 3%

van de resultaten. Onder de nationale variëteiten lijkt het Nederlands Nederlands het minste

resultaten uit de hoogfrequente intensiveerders te halen, met 84% tegenover 92 % in het

Belgisch Nederlands. Verder spelen laagfrequente intensiveerders in het Nederlands

Nederlands met ongeveer 13% een grotere rol dan in het Belgisch Nederlands, waar ze

amper 6% van de resultaten opbrengen. Tenslotte zijn er de one-offs maar daar zien we ook

hier geen verschil: in beide deelcorpora leveren ze 3% van de resultaten op.

c. Conclusie intensiveerders

Op basis van enkel de intensiveerders lijkt zijn er eerder verschillen in productiviteit en

creativiteit te zien tussen de twee nationale variëteiten dan tussen de genres. Het Nederlands

Nederlands vertoont (door het verschil in corpusgrootte) een grotere type-token ratio voor

de intensiveerders dan het Belgisch Nederlands, maar dat hangt niet samen met een groter

aantal exclusieve intensiveerders. Bovendien spelen de hoogfrequente intensiveerders een

kleinere rol in het Nederlandse deelcorpus dan in het Belgische en is er daar meer ruimte

voor de laagfrequentere intensiveerders. Tussen het formeel en het informeel taalgebruik

lijkt het omgekeerde te gebeuren: dat laatste genre brengt meer exclusieve intensiveerders

Page 80: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

80

voort, maar dat resulteert niet in een groter aantal verschillende intensiveerders. Ook zien

we hier amper verschil in de verhouding tussen hoogfrequente en laagfrequente

intensiveerders. Over het algemeen valt toch op dat de creatieve en laagfrequente

intensiveerders erg weinig resultaten opbrengen en duidelijk minder dienst doen dan de

hoogfrequente intensiveerders. In het formele deelcorpus bijvoorbeeld zorgen slechts 12 van

de 68 intensiveerders voor 98% van de resultaten. Er mogen dan wel verschillen zijn tussen

de deelcorpora , de verhoudingen tussen hoogfrequente en creatieve intensiveerders

suggereren dat er in elke context een beperkte mate van creativiteit is.

6.2.2. Combinatie werkwoord-intensiveerder

Om een gedetailleerder beeld te krijgen van de productiviteit van de constructie, worden

hier de combinatiemogelijkheden onder de loep genomen. Uit §6.1.3. bleek dat er, vooral

tussen de genres, vrij veel overlapping is als het op de hoogfrequente combinaties aankomt.

De overige combinaties worden hier relevant, om dezelfde reden als de minder frequente

intensiveerders: ze kunnen een beeld geven van de mate waarin sprekers creatievere

combinaties maken of terugvallen op hoogfrequente, voor de hand liggende combinaties.

Naast het aantal combinaties en de verhouding tussen hoog-en laagfrequente combinaties

per context, volgt een analyse van de afzonderlijke werkwoorden. Zoals eerder (§6.1.3.) werd

besproken, lijkt het ene werkwoord in elke context met dezelfde intensiveerders voor te

komen, en neemt een ander in elke context verschillende intensiveerders bij zich. Ook

daarover breiden we hier uit met een analyse van de minder frequente en creatieve

intensiveerders.

a. Aantal combinaties

In het Belgisch Nederlands werden met de 6 werkwoorden 120 combinaties gevormd, in het

Nederlands Nederlands konden 93 combinaties teruggevonden worden. Met een type-token

ratio van 0,11 tegenover één van 0,07, lijken er dan ook meer verschillende combinaties te

circuleren in de Nederlandse component van het corpus. Ook op het vlak van exclusieve

combinaties neemt het Nederlands Nederlands de bovenhand: van de 165 combinaties zijn

er 72 exclusief Belgisch en 42 exclusief Nederlands. 38 Het feit dat er meer combinaties

gevormd worden in het Nederlands Nederlands, valt echter niet te verklaren door een groter

aantal intensiveerders. Zoals we eerder zagen, vertoont het Nederlands Nederlands immers

38 Type-token ration voor het NN van 0,05, voor het BN is die 0,04.

Page 81: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

81

niet meer exclusieve intensiveerders dan het Belgisch Nederlands. Het verschil lijkt eerder

te zitten in het feit dat in het Nederlands Nederlands een groot deel van de intensiveerders

verschillende combinaties vormt, i.t.t. in het Belgisch Nederlands, waar de meerderheid van

de intensiveerders met slechts één werkwoord combineert. Amper 21 intensiveerders – of

38% van de intensiveerders- komen in het Nederlands in één enkele combinatie voor, terwijl

dat er in het Belgisch Nederlands meer dan de helft zijn. Dat is ook te zien aan het verschil in

exclusieve vaste combinaties: voor het Nederlands Nederlands komen alleen zich wild ergeren

(17) of schrikken (22) daarvoor in aanmerking, in het Belgisch Nederlands vinden we zich

canard drinken (6), zich lazarus drinken (32), zich een aap schrikken (31), zich geel lachen (7), zich

krom lachen (27), zich kreupel lachen (22) en zich steendood vervelen (25). Het lijkt er dus op dat

een ongeveer gelijk aantal intensiveerders in het Nederlands Nederlands voor meer

verschillende combinaties zorgt dan in het Belgisch Nederlands.

Onder de genres brengen het formele en informele deelcorpus evenveel verschillende

combinaties op, met respectievelijk 107 en 122 combinaties (type-token ratio bij beiden

0,09).39 Wel lijkt het informele deelcorpus meer exclusieve combinaties te kennen dan het

formele: 55 combinaties werden enkel in het eerste genre gevonden (type-token ratio 0,04),

en 38 enkel in het laatste (type-token ratio 0,03). Hier hangt het groter aantal exclusieve

combinaties wel samen met een groter aantal exclusieve intensiveerders.

b. Spreiding van de resultaten over de combinaties

In 6.1.3. werd al duidelijk welke combinaties per deelcorpus als hoogfrequent beschouwd

kunnen worden. 40 In elke nationale variëteit zijn dat er 24 en ze bestaan uit combinaties met

hoogfrequente allround intensiveerders en hoogfrequente vaste combinaties. Naar analogie

met de analyse van de spreiding over de intensiveerders, wordt de rest van de combinaties

opgedeeld in minder frequente en creatieve eenmalige combinaties. Enkele voorbeelden voor

het Belgisch Nederlands die het onderscheid tussen de 3 categorieën duidelijker kan maken:

39 Het deelcorpus ‘proza’ lijkt opnieuw het meeste variatie te vertonen met een type-token ratio van 0,28 en 30 verschillende combinaties. We nemen het ook hier niet mee in de analyse omdat de resultaten geen productiviteitsanalyse toelaten. De resultaten zijn ontoereikend, er worden bijna uitsluitend combinaties gemaakt met hoogfrequente en allround intensiveerders terwijl vooral het contrast tussen hoog-en laagfrequente combinaties hier centraal staat en bovendien kunnen we niet voorspellen hoe de constructie zich in het genre zou gedragen als de resultaten op gelijke voet met die van de andere deelcorpora zouden staan. 40 Ook bepaald op basis van een Chi kwadraat goodness-of-fit test. De hoogfrequente combinaties zijn hier opnieuw combinaties die vaker voorkomen dan de verwachte waarde. Voor de tabellen, zie 6.1.3.

Page 82: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

82

(35) Hoogfrequente combinaties

Zich dood vervelen

Zich kapot lachen

Zich een bult schrikken

Minder frequente combinaties

Zich een aap lachen

Zich krom lachen

Zich rot vervelen

….

Creatieve combinaties

Zich strijk lachen

Zich een pissebed schrikken

Zich blauw en paars ergeren

De categorie met minder frequente combinaties beslaat ook hier gevallen die t.o.v. de

hoogfrequente combinaties de creatievere keuze zijn, maar die niet werkelijk creatief

genoemd kunnen worden. De verdeling van de resultaten over die 3 categorieën is tussen de

nationale variëteiten vrij gelijk, al lijkt het Nederlands Nederlands net iets meer resultaten

uit creatieve combinaties te halen, wat ook logisch is aangezien er ook meer creatieve

combinaties voorkomen dan in het Belgisch Nederlands. Voor het Nederlandse deelcorpus

komt 84% van de gevonden resultaten van hoogfrequente combinaties zoals zich rot schrikken

(117), zich dood ergeren (40), … 11% komt van minder frequente combinaties zoals zich een

kriek lachen (5), zich suf drinken (2), … en de creatieve combinaties die slechts eenmalig

voorkomen, waaronder zich een ootje lachen, zich de tering vervelen, zich debiel ergeren … leveren

5% van de resultaten op. In het Belgisch Nederlands komen meer resultaten uit

hoogfrequente combinaties met 85%, o.a. zich blauw ergeren (148) en zich lazarus drinken (32),

en minder frequente combinaties met 12% ,o.a. zich een ongeluk vervelen (2), zich een stuk in de

kraag drinken (4), … Met amper 3 % van de resultaten, lijken creatieve combinaties zoals zich

zwart-geel-rood ergeren en zich levend vervelen, een kleinere rol te spelen in het Belgisch

Nederlands dan in het Nederlands Nederlands.

Page 83: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

83

Tussen de genres zijn ook, weliswaar minieme, verschillen te zien als het op de verhouding

hoogfrequente- creatieve combinaties aankomt. De hoogfrequente zorgen voor 82% van de

resultaten in het formele deelcorpus- met o.a. zich een bult schrikken (36), zich wild ergeren (14),

zich kapot schamen (19)… - en voor 83% in het informele deelcorpus. De minder frequente

combinaties zoals zich rot vervelen (10) voor het formele deelcorpus en zich een ongeluk

schrikken (11) bijvoorbeeld voor het informele deelcorpus, leveren respectievelijk 14% en 12 %

op. Het grootste aandeel resultaten uit creatieve combinaties is te vinden in het informele

deelcorpus, waar combinaties zoals zich vol drinken 5% van de resultaten uit dat deelcorpus

opleveren, tegenover 3% in het formele deelcorpus.

c. Uit het perspectief van het werkwoord

De werkwoorden in het onderzoek bleken er eerder al verschillende voorkeuren op na te

houden afhankelijk van de context waarin ze voorkomen. Het ging echter enkel over een

klein deel van de combinatiemogelijkheden per werkwoord. Om ook verschillen in

productiviteit op het vlak van de individuele werkwoorden te kunnen ontdekken, wordt

onderzocht in welke contexten ze met de meeste verschillende intensiveerders en de meest

creatieve intensiveerders combineren.

Tabel 34. Aantal intensiveerders per werkwoord en hun type-token ratio voor het BN en het

NN.

Met uitzondering van zich schamen komt elk werkwoord met meer verschillende

intensiveerders voor in het Nederlands Nederlands. Zich schamen werd in §6.1.3. al

beschreven als een werkwoord dat met opvallend weinig verschillende intensiveerders

voorkomt, iets dat nog extremer lijkt te zijn in het Nederlands Nederlands. Naast dood, rot en

kapot, die 95% van de resultaten opleveren, combineert het daar met slechts 3 intensiveerders

die bovendien niet als creatieve inventies beschouwd kunnen worden: je ogen uit je kop,

# intensiveerders # intensiveerders type-token ratio

6

13

België

type-token ratio

Nederland

0,215053763

0,040598291

0,264367816

lachen

schrikken

drinken

zich vervelen

zich schamen

zich ergeren

0,086455331

0,75

0,15

0,048387097

0,07738095220

20

30

12

120,04467354

37

19

23

13

8 0,084210526

0,048899756

0,078059072

Page 84: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

84

dubbel en te pletter. De laatste 2 komen vaker voor in het corpus: te pletter als allround

intensiveerder en dubbel met lachen. Je ogen uit je kop komt ook in het Belgisch Nederlands

voor met zich schamen, zij het in een aangepaste vorm met hoofd. Hoe het werkwoord in het

Nederlands Nederlands voorkomt is dus alles behalve creatief of productief te noemen. In

het Belgisch Nederlands zorgen rot, kapot en dood voor iets minder van de resultaten, 92%, en

komen er daarnaast nog 5 intensiveerders in beeld - te pletter, de ogen uit je hoofd, de oren van je

hoofd, steendood, ten gronde – maar ook hier wordt het werkwoord niet productief gebruikt.

Bij lachen is in het Nederlands Nederlands 1 combinatie prominent: zich rot lachen (31), die

levert een derde van de resultaten op. De overige resultaten zijn verdeeld over enkele

minder frequente intensiveerders en 9 creatieve intensiveerders, die 10% van de resultaten

opleveren: een relatief groot deel. In de Belgische component van het corpus is er geen

duidelijk geprefereerde intensiveerder aan te wijzen. Een groep van 9 intensiveerders – kapot,

een kriek, ziek, te pletter, een breuk, dood, krom, kreupel, rot – zorgen voor het gros van de

resultaten. Kapot komt als frequentste intensiveerder 73 keer voor en zorgt voor 15% van de

resultaten, het is dus geen uitschieter zoals rot in het Nederlandse deelcorpus. Met 19

intensiveerders die voor 4% van de resultaten zorgen, zijn hier minder creatieve

intensiveerders te vinden dan in het Nederlands Nederlands. Zich vervelen combineert ook

op een andere manier in de twee nationale variëteiten. In het Belgisch Nederlands blijkt dood

met 200 voorkomens voor 68% van de resultaten te zorgen. Verder duiken ook te pletter (32),

steendood (25), rot (12) en kapot (10) op als frequente intensiveerders. Daarenboven combineert

zich vervelen in het Belgisch deelcorpus met amper 5 creatieve intensiveerders die voor 2%

van de resultaten zorgen. Het overwicht van dood en het kleine aantal creatieve

intensiveerders geven de indruk dat er weinig productiviteit is rond zich ergeren in het

Belgisch Nederlands. In het Nederlands Nederlands is het grootste deel van de resultaten

(86%) verdeeld over 4 intensiveerders, dood, rot, te pletter, kapot, die elk tussen de 12 en 31%

van de resultaten aanbrengen. De 6 intensiveerders die hier slechts eenmalig voorkomen

beslaan 7,5% van de resultaten, maar de graad van creativiteit die ermee gepaard gaat is

matig, zeker in vergelijking met de Belgische one-offs bij zich vervelen. De tering en

kleurenblind komen elk 2 keer voor in de constructie en zijn dus relatief creatief. Een hoedje,

suf, wezenloos en halfdood daarentegen komen ook met verschillende andere werkwoorden en

in het Belgisch Nederlands voor. De Belgische one-offs zijn creatiever: de poten vanonder haar

keukenstoel, levend, te pleuris en stikdood komen enkel en eenmalig voor in de combinatie met

zich vervelen.

Page 85: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

85

De twee nationale variëteiten vertonen wel een vergelijkbare productiviteit bij zich ergeren en

schrikken. Bij zich ergeren hebben zowel in het Nederlands als het Belgisch Nederlands 2

intensiveerders een gelijk en groot aandeel in de resultaten. In het Nederlands Nederlandse

deelcorpus zijn dat dood en groen en geel, die elk voor 24% van de attestaties zorgen. In het

Belgisch Nederlands komen dood en blauw het frequentst voor met elk een aandeel in de

resultaten van ongeveer 30%. De creatieve intensiveerder leveren in de beide variëteiten

ongeveer 2% van de resultaten aan. Schrikken kent in beide variëteiten een grote groep van

allround intensiveerders – rot, dood, te pletter, kapot - en vaste combinaties – een hoedje, een

ongeluk, een aap (voor het Belgisch Nederlands) – die voor het overgrote deel van de

resultaten zorgen. Er is in beide variëteiten ook één geval dat als koploper kan worden

gezien: voor het Nederlands Nederlands is dat rot (34% van de resultaten) en voor het

Belgisch Nederlands een hoedje (42% van de resultaten). Opnieuw zijn de creatieve

intensiveerders duidelijk in de minderheid. In het Belgisch Nederlands leveren o.a. een

pissebed en een leeuw 2% van de resultaten op, in het Nederlands Nederlands zorgen

intensiveerders zoals een houten hart en een rotje voor 3% van de resultaten.

Het enige werkwoord dat wel een groot aandeel van de attestaties te danken heeft aan

creatieve one-offs, is drinken. Vooral in het Nederlands Nederlands is dat het geval: 37% van

de resultaten komen van 6 enkelingen: boordevol, een slag in de rondte, een stuk in de kraag, in

coma, jolig, klem en te barsten. In het Belgisch Nederlands leveren 14 creatieve intensiveerders

ongeveer 16% van de resultaten met o.a. vrolijk, een houten kop, kachel, krankjorum, … In het

Belgisch Nederlands kwamen een stuk in de kraag en een stuk in mijn gilet ook eenmalig voor

en in het Nederlands Nederlands geldt hetzelfde voor een stuk in de kraag. Dat zouden we

echter eerder toeschrijven aan het beperkte aantal resultaten die voor drinken gevonden

werden dan aan het feit dat het echt creatieve intensiveerders zijn.

Bij de genres lijken de werkwoorden met meer verschillende intensiveerders te combineren

in het formele deelcorpus.41

41 Opnieuw wordt het deelcorpus ‘proza’ niet meegenomen in de analyse, voor eerder genoemde redenen.

Page 86: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

86

Tabel 35. Aantal intensiveerders per werkwoord en hun type-token ratio voor het Formele

en Informele deelcorpus.

Enkel schrikken en drinken vertonen meer combinatiemogelijkheden in het informele

taalgebruik. Bij drinken is er bovendien een opvallend grote rol weggelegd voor creatieve

intensiveerders in beide deelcorpora, maar toch vooral in het informele deelcorpus: 11 van

de 19 intensiveerders zijn eenmalige, creatieve gevallen en ze zorgen voor ongeveer 30% van

de resultaten. In het formele deelcorpus zijn er ook een heel aantal one-offs (12) maar daar is

hun aandeel in de resultaten kleiner dan in het informele deelcorpus, met 19%. Bij schrikken

lijkt er ook meer ruimte voor creatieve intensiveerders in het informele deelcorpus: er komen

net zoals in het formele deelcorpus 11 creatieve intensiveerders voor, maar in het informele

deelcorpus leveren ze 6% van de resultaten op, in het formele deelcorpus is dat maar 2%.

Bovendien worden de resultaten in het formele deelcorpus gedomineerd door slechts 2

intensiveerders: in 57% van de gevallen combineert schrikken er met een hoedje of rot. In het

informele deelcorpus zijn dat ook de frequentste intensiveerders bij dat werkwoord, maar

daar staan ze in voor “slechts” 43% van de combinaties. De dominante positie van een hoedje

en rot is dus minder uitgesproken in het informele deelcorpus, waar andere intensiveerders

een grotere kans lijken te krijgen dan in het formele deelcorpus.

Verder vallen nog verschillen in productiviteit te ontdekken tussen de genres bij lachen en

zich vervelen. In beide variëteiten komt lachen in ongeveer de helft van de gevallen voor met 3

intensiveerders. Voor het formele deelcorpus zijn dat te pletter, rot en een kriek, voor het

informele deelcorpus kapot, ziek en een kriek. In het formele taalgebruik zijn er echter meer

creatieve intensiveerders in de combinaties met lachen dan in het informele taalgebruik. In

het eerste genre zijn 12 one-offs goed voor 10% van de resultaten, in het laatste genre

combineert lachen ook met 12 creatieve intensiveerders, maar daar tellen ze voor maar 3%

van de resultaten. Bij zich vervelen daarentegen lijken de twee genres amper verschil te tonen

op het vlak van creatieve intensiveerders: met enkel de poten vanonder haar keukenstoel en zot

staan ze in voor 2% van de resultaten in het formele deelcorpus, in het informele deelcorpus

# intensiveerders type-token ratio

0,073394495 0,06185567

0,072340426 0,064814815

0,3125 0,5

0,153846154 0,072961373

0,218487395 0,075862069

0,045375218 0,133333333

formeel

26

26

20

lachen

schrikken

drinken

10

8

17

informeel

# intensiveerders type-token ratio

33

26

19

17

6

21zich ergeren

zich vervelen

zich schamen

Page 87: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

87

zorgen 6 creatieve intensiveerders, waaronder levend en stikdood ook voor amper 2% van de

resultaten. Het verschil zit bij zich ergeren in de rol die dood speelt, de intensiveerder die in

beide genres het frequentst met dat werkwoord voorkomt. In het formele deelcorpus levert

die 30 attestaties op, wat goed is voor 35% van de resultaten. In het informele deelcorpus

loopt dat op tot 78% van de resultaten: daar wordt lachen opvallend vaak gecombineerd met

dood en andere intensiveerders komen daar minder aan bod dan in het formele deelcorpus.

7. Conclusie en discussie

De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie blijkt een interessant en

welomlijnd subtype te zijn van de resultatiefconstructie in het algemeen. Op grammaticaal

vlak is het subtype bijzonder omwille van de aard van 2 medespelers: het direct object en het

resultaatsgezegde. In letterlijke en “gewone” resultatiefzinnen zoals hij verft de deur groen zijn

die medespelers voor de hand liggend: het direct object de deur wordt werkelijk opgeroepen

door het werkwoord. Het resultaatsgezegde groen zit niet in het valentieschema van het

werkwoord, maar is er wel werkelijk mee verbonden: het is een geïmpliceerd resultaat van

de actie dat onder invloed van de constructie expliciet wordt vernoemd. Bij de

intensiverende pseudo-reflexieve variant is de band tussen werkwoord enerzijds en het

direct object en het resultaatsgezegde anderzijds minder evident. Het direct object is hier

steeds een reflexief voornaamwoord dat in vele gevallen geen medespeler is van het

werkwoord als dat niet in de constructie wordt gebruikt. Omdat de constructie in het

Nederlands ook met vast-reflexieve werkwoorden wordt gevormd, spreken we over de

‘pseudo’-reflexieve constructie i.p.v. over de ‘fake reflexive’; een term die door het gebrek

aan vast-reflexieve werkwoorden wel in het Engels gehanteerd wordt. Ook de aanwezigheid

van een resultaatsgezegde is minder evident bij het intensiverende subtype: het gaat bij zich

een bult lachen bijvoorbeeld niet om een logisch en anders geïmpliceerd resultaat van het

werkwoord, zoals dat bij groen als gevolg van verven wel het geval is. De semantische

bijzonderheid van de pseudo-reflexieve resultatiefconstructie is ook te verklaren aan de hand

van het verrassende karakter van het resultaatsgezegde. In voorbeelden zoals zich

dood/rot/een aap/ een bult schrikken verschijnt het resultaatsgezegd niet om een gevolg van de

actie aan te tonen, maar om te intensiveren, d.w.z. om aan te tonen dat de actie in een hoge

mate plaatsvindt.

Page 88: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

88

Het feit dat de pseudo-reflexieve resultatiefconstructie een bijzonder subtype is met z’n eigen

grammaticale en semantische eigenaardigheden, wordt wel vermeld in de bestaande

literatuur, maar zelden uitvoerig besproken. Bij de drie grote grammaticale benaderingen die

zich met de constructie bezighouden, is het vooral voor de constructionele aanpak vreemd

dat er zo weinig aandacht aan het subtype wordt geschonken. Het is immers een stroming

die gekenmerkt wordt door o.a. haar aandacht voor atypische fenomenen in de taal. De

intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie wordt voornamelijk bij de discussie

betrokken als het gaat over de medespelers in de constructie, vanwege het bijzondere

karakter van het object en resultaatslot. Daarbij wordt echter vaak geen onderscheid tussen

letterlijke pseudo-reflexieve resultatieven zoals hij drinkt zich misselijk en de intensiverende

varianten zoals hij drinkt zich lazarus, een onderscheid dat overigens niet altijd even duidelijk

blijkt te zijn. In deze verhandeling probeerden we die lacune gedeeltelijk op te vullen met

een onderzoek naar het gedrag van de intensiverende pseudo-reflexieve

resultatiefconstructie. Daarbij lag de focus op eventuele verschillen op het vlak van invulling

en productiviteit tussen enerzijds het Belgisch Nederlands en het Nederlands Nederlands,

anderzijds formeel, informeel en literair taalgebruik.

Over het algemeen wordt de intensiverende variant van de constructie vaak afgeschreven als

een erg idiosyncratisch subtype met veel vaste combinaties en een kleine set aan

intensiveerders. Zo zouden de intensiveerders vooral voorzetselconstituenten zijn (SUZUKI)

en bovendien op semantisch vlak steeds voorzien zijn van een negatieve connotatie

(Goldberg). Wel wordt er binnen die beperkte mogelijkheden van de constructie enige mate

van variatie verwacht tussen het Belgisch en het Nederlands Nederlands. In één van de

weinige werken over intensiverende resultatieven in het Nederlands, gaat Cappelle er

bijvoorbeeld van uit dat intensiveerders rond levensbedreigende ziektes zoals de tering en de

pest exclusief Nederlands Nederlandse intensiveerders zijn. Op het eerste zicht lijkt de

constructie vrij veel regionaal gebonden variatie te vertonen. Uit het onderzoek van enkel de

intensiveerders blijkt dat slechts een klein deel van de 105 gevonden intensiveerders geen

voorkeur of exclusieve relatie vertoont met een bepaalde nationale variëteit of register. Zo

zijn er 27 intensiveerders die significant vaker voorkomen in een bepaald genre of een

bepaalde nationale variëteit, 51 one-offs en tenslotte 15 intensiveerders die exclusief in een

bepaald genre en land gebruikt worden, maar dat niet genoeg doen om van een significante

voorkeur te spreken. Enkel de 12 onderstaande intensiveerders vertonen geen voorkeur voor

een bepaalde context en komen niet exclusief in een bepaald genre of land voor:

Page 89: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

89

te barsten, suf, slap, laveloos, lam, het leplazarus, halfdood, groen, het apezuur, een stuk in de kraag,

een rolberoerte, dubbel, de pleuris.

Dat 93 van de intensiveerders op z’n minst een voorkeur vertonen, suggereert dat elk

deelcorpus zo zijn eigen set aan intensiveerders heeft die vaak in de constructie gebruikt

worden. Ook op het vlak van grammaticale en semantische types zijn er, vooral in relatieve

verhoudingen, verschillen tussen de deelcorpora. In absolute verhoudingen zijn vooral

adjectieven en intensiveerders die lichamelijk en geestelijk verval aanduiden populair, en dat

blijft ook zo in relatieve verhoudingen in het informele deelcorpus, het literaire deelcorpus

en het Nederlands Nederlands. Het feit dat de semantische categorieën met de meest

expressieve en overdreven intensiveerders zoals gek, dood, debiel, de tering… vooral in

informeel taalgebruik voorkomen lijkt overigens te bevestigen dat dat register het meest

expressief genoemd kan worden. In het Belgisch Nederland en het formele deelcorpus

daarentegen komen in relatieve verhoudingen vooral NP’s en intensiveerders van de

categorieën ‘kleur’ en ‘object’ voor. De analyse van enkel de intensiveerders doet dus

vermoeden dat er heel wat variatie te vinden is tussen de onderzochte contexten. Dat

verandert echter als we de rol van een handvol intensiveerders bekijken: dood, rot, een hoedje,

kapot, te pletter, groen en geel en een ongeluk. Die 7 intensiveerders vertonen wel een voorkeur

voor een bepaald land en genre, maar ze komen in de overige contexten ook frequent voor.

Als de combinaties van werkwoord en intensiveerder erbij betrokken worden, wordt dat nog

duidelijker. Daaruit blijkt dat rot, dood, kapot en te pletter echte allrounders zijn die in elke

context met elk werkwoord hoogfrequent voorkomen. Samen zorgen die 4 intensiveerders

voor maar liefst 1372 van de 2652 attestaties van de constructie. De combinaties met die

allround intensiveerders zijn dan ook in elke context hoogfrequent en zorgen in elk

deelcorpus voor een groot deel van de resultaten. De overige hoogfrequente combinaties

zorgen wel voor enige variatie: het zijn vooral vaste collocaties zoals zich een aap schrikken,

zich blauw ergeren, zich een bult schrikken… die of typisch zijn voor een bepaalde nationale

variëteit of genre, of in alle deelcorpora voorkomen maar niet overal hoogfrequent zijn. Uit

het perspectief van het werkwoord bekeken, is er opnieuw die tegenstrijdigheid. Zich

schamen, zich ergeren en zich vervelen combineren in elk deelcorpus het vaakst met dezelfde

groep intensiveerders:42

42 Zoals in 6.1.3. ook vermeld wordt, duiken bij de drie freequentst gekozen intensiveerders in de relatieve verhoudingen soms intensiveerders op die in absolute cijfers erg weinig voorkomen. Dat is een neveneffect van de aangepaste proporties en hun voorkomen in de top 3 bij de werkwoorden wordt dan ook gerelativeerd.

Page 90: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

90

(36) zich schamen: dood, rot, kapot.

Zich ergeren: blauw, groen en geel, dood

Zich vervelen: dood, te pletter

De overige werkwoorden vertonen wel andere voorkeuren in de deelcorpora. Lachen,

schrikken en drinken hebben elk maximum 2 intensiveerders waarmee ze in ( bijna) alle

deelcorpora frequent combineren -voor lachen is dat een kriek, voor drinken is dat lazarus, voor

schrikken zijn dat een hoedje en rot - en verder komen ze het vaakst voor in vaste combinaties

die per deelcorpus verschillen. Het lijkt er dus op dat er wel een bepaalde mate van variatie

te vinden is tussen de verschillende deelcorpora in het gebruik van de constructie: er is maar

een heel klein deel van de intensiveerders dat geen voorkeuren vertoont voor een genre of

land. Bovendien zijn het Nederlands Nederlands en informeel taalgebruik contexten waarin

expressieve intensiveerders de bovenhand hebben terwijl er in het Belgisch Nederlands en

formeel taalgebruik relatief gezien vaker voor neutralere categorieën zoals ‘kleur’ en ‘object’

wordt gekozen. En tenslotte zijn er 3 werkwoorden die vooral voorkomen in vaste

combinaties die per deelcorpus verschillen. De opvallendste tendens is echter dat een kleine

groep allround intensiveerders zeer dominant is in elke context en zo die verschillen toch

enigszins lijkt te overschaduwen.

Op het vlak van productiviteit waren de verwachtingen op basis van de literatuur niet

bepaald hooggespannen. Er mogen dan wel amper regels rond de constructie bestaan, de

combinatiemogelijkheden van de intensiverende resultatiefconstructie zijn onmiskenbaar

beperkt. Dat valt overigens ook af te leiden uit het grote aandeel dat de hoogfrequente

intensiveerders hebben in de resultaten. De productiviteit mag dan wel over het algemeen

vrij beperkt zijn, we konden op dat vlak toch enkele verschillen en tendensen waarnemen

tussen de onderzochte deelcorpora.

Eerst en vooral werden er geen assumpties gemaakt over welke nationale variëteit het

productiefst met de constructie om zou gaan en net daar zijn de resultaten het opvallendst.

Het Nederlands Nederlands blijkt op alle vlakken de productiefste nationale variëteit. De

verhouding tussen hoogfrequente, laagfrequente en creatieve intensiveerders is in het

Nederlands gelijker dan in het Belgisch Nederlands, d.w.z. in het Belgisch Nederlands zijn

de hoogfrequente intensiveerder dominanter dan in het Nederlands Nederlands, waar vaker

Page 91: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

91

gekozen wordt voor minder frequente intensiveerders dan in het Belgisch Nederlands. 43

Ook vinden we in het Nederlands Nederlands meer verschillende (exclusieve) combinaties

dan in het Belgisch Nederlands. Eerder dan bij een groter aantal intensiveerders, moet de

oorzaak daarvan gelegd worden bij het feit dat in het Nederlands meer verschillende

combinaties gevormd worden met ongeveer hetzelfde aantal intensiveerders dan in het

Belgisch Nederlands. Uit het perspectief van de werkwoorden komt het Nederlandse

deelcorpus ook uit de bus als het creatiefst zijnde: elk werkwoord -behalve schamen, maar

dat vertoont over het algemeen erg weinig productiviteit- combineert met meer

verschillende intensiveerders in het Nederlands Nederlands dan in het Belgisch Nederlands.

Ten tweede stellen we vast dat het op het vlak van de genres , waar net wel verschillen in de

mate van productiviteit verwacht werden, veel moeilijker is om conclusies te trekken. Het

deelcorpus proza werd in dit deel van het onderzoek amper besproken omdat het tekort aan

resultaten hier erg problematisch bleek. De intensiveerders en combinaties die in het literaire

taalgebruik werden gevonden, kunnen immers bijna allemaal als hoogfrequent worden

beschouwd, er zijn met andere woorden geen enerzijds hoogfrequente en anderzijds

laagfrequente of creatieve intensiveerders in het deelcorpus ‘proza’ die we met elkaar

kunnen vergelijken. De overige twee genres lijken elk op hun eigen manier productiever te

zijn dan de andere. Op het vlak van aantal intensiveerders en combinaties lijkt er op het

eerste zicht geen verschil te zijn tussen de twee genres. De spreiding van de combinaties

toont enerzijds aan dat het aandeel van de creatieve combinaties het grootst is in het

informeel taalgebruik. Ook komen daar meer exclusieve intensiveerders voor, wat de grotere

rol van die creatieve combinaties bevestigt. Anderzijds hebben ook de hoogfrequente

intensiveerders een groter aandeel in de resultaten van het informele deelcorpus dan in die

van het formele en lijken in dat laatste genre de laagfrequente combinaties populairder dan

in het informeel taalgebruik. Bovendien komen 4 van de 6 werkwoorden met een bredere

waaier aan intensiveerders voor in het formeel taalgebruik. Dat moet echter ook

genuanceerd worden aangezien zich schamen in allebei de registers met opvallend weinig

intensiveerders voorkomt en het verschil tussen de type-token ratio’s bij dat werkwoord is

ook aan de kleine kant. De resultaten van ons onderzoek wijzen er kortom op dat geen van

beide genres duidelijk productiever is dan het andere.

43 In het Nederlandse deelcorpus werden ook het meest verschillende intensiveerders gevonden, al is dat vooral te verklaren door het feit dat het Nederlandse deelcorpus minder resultaten opbrengt (828 t.o.v. 1824) dan het Belgische. Er werden immers niet meer exclusieve intensiveerders gevonden in het eerste deelcorpus.

Page 92: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

92

Ten slotte valt op dat, zoals in §4.4. al vermeld werd, de productiviteit inderdaad erg

verschilt van werkwoord tot werkwoord en intensiveerder tot intensiveerder. Sommige

intensiveerders– en daarmee doelen we niet op eenmalige creatieve intensiveerders - komen

enkel voor in vaste combinaties zoals zich een aap schrikken of zich blauw ergeren... terwijl de

allrounders zoals dood wel voorkeuren vertonen, maar toch met elk van de 6 werkwoorden

en in elke context hoogfrequent voorkomen. Daartussen bevinden zich nog enkele

intensiveerders met gematigde voorkeuren zoals wild, dat zowel met schrikken als zich ergeren

voorkomt of een ongeluk dat voornamelijk schrikken intensiveert maar dat ook, zij het in

mindere mate, bij lachen blijkt te doen. Het onderzoek werd echter uitgevoerd met amper 6

werkwoorden, dus we weten niet of die tendensen zich ook buiten die beperkte set

voortzetten. Zo zijn er collocaties zoals zich blauw betalen die de positie van blauw als

intensiveerder die enkel met zich ergeren combineert waarschijnlijk zou veranderen, maar we

verwachten bijvoorbeeld ook niet dat allround intensiveerders met betalen zullen voorkomen

in de constructie. Zich dood betalen bijvoorbeeld lijkt alleszins een vreemde combinatie. Het

zou misschien interessant kunnen zijn om gelijkaardig onderzoek te verrichten uit het

perspectief van de intensiveerder, of met meerdere lege slots; er is per slot van rekening

nood aan meer onderzoek naar de intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie.

Page 93: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

93

BIBLIOGRAFIE

Boas, H. C. (2002). On the role of semantic constraints in resultative constructions. In R. Rapp

(ed.), Linguistics on the Way into the New Millennium (Vol. 1). Frankfurt: Peter Lang,

35-44.

Boas, H. (2003). A constructional approach to resultatives. Stanford, California: Center for the

Study of Language and Information

Boas, H. C. (2005). Determining the Productivity of Resultatives: A Reply to Goldberg and

Jackendoff. Language, 81(2), 448-464.

Cappelle, B. (2011). Er verder op los intensifiëren. Over Taal, 50(3), 66-67.

Cappelle, B. (2014). Conventional combinations in pockets of productivity: English

resultatives and Dutch ditransitives expressing excess. In R. Boogaart, T. Colleman,

en G. Rutten (eds.), Extending the scope of Construction Grammar. Berlin: De Gruyter

Mouton, 251-282

Colleman, Timothy (2014): De Constructiegrammatica Voor Het Voetlicht: Deel 1:

Constructies Als Bouwstenen. NEERLANDIA 118.3 38–40.

Goldberg, A. (1995). Constructions: a Construction Grammar approach to Argument Structure.

Chicago/ London: The University of Chicago Press.

Goldberg, A. E., en R. Jackendoff. (2004). The English Resultative as a Family of

Constructions. Language, 80(3), 532-568.

Gyselinck, E., & T. Colleman (te verschijnen). Je dood vervelen of je te pletter amuseren? Het

intensiverende gebruik van de pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in

hedendaags Belgisch en Nederlands Nederlands. Handelingen van de Koninklijke

Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis LXX.

Hiramatsu, K. (2003). Fake Reflexive Objects and Run Verbs. In: S. Kawakami & Y. Oba (eds)

Osaka Univ. Papers in English Linguistics, 8, 1-21.

Jackendoff, Ray (1995). The boundaries of the lexicon. In: Everaert et al. (red.), 133-165.

Page 94: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

94

Klein, Henny (1998). Adverbs of Degree in Dutch and Related languages. Amsterdam: John

Benjamins.

Kudo, S. (2011). A Comparative Study between Resultative Constructions and Body Part Off

Constructions. Tsubaka English Studies, 29, 169-185.

Lorenz, G. (2002). Really worthwile or not really significant? A corpus-based approach to the

delexicalization and grammaticalization of intensifiers in Modern English. Wischer,

I. & G. Diewald (red.), New reflections on grammaticalization. Amsterdam &

Philadelphia: John Benjamins Publishing Company, 143-161.

Mateu, Jaume & Espinal M.T. (2013) Laughing our heads off :When metaphor constrains

aspect. In T. Crane & S. Katseff (eds.). Proceedings of the 33rd Annual Meeting of the

Berkeley Linguistics Society. Berkeley: University of California, Berkeley, 284-294.

McCarthy, M. & Carter, R. (2004). There’s millions of them: hyperbole in everyday

conversation. Journal of pragmatics, 36 (2), 149-184.

Rappaport Hovav, M. and B. Levin (2001) An Event Structure Account of English

Resultatives. Language 77, 766-797.

Simpson, J. (1983). Resultatives. In L. Levin, M. Rappaport en A. Zaenen (eds.), Papers in

Lexical-functional Grammar: Indiana University Linguistics Club, 143-157.

Suzuki, T. (2003). Constraining Resultatives: A Significant Transition on a Unique Scale.

Explorations in English Linguistics 18, 39-78.

Vanden Wyngaerd, G. (2001). Measuring Events. Language 77, 61-90.

Page 95: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

95

APPENDIX

Appendix A

intensiveerder frequentie

dood 631

rot 357

een hoedje 237

kapot 214

te pletter 170

blauw 158

groen en geel 122

een ongeluk 76

een kriek 74

ziek 70

een bult 53

een breuk 51

wild 40

lazarus 32

een aap 31

krom 30

steendood 27

wezenloos 24

kreupel 22

lam 18

suf 15

gek 10

slap 9

te barsten 9

dubbel 8

een beroerte 8

geel 7

groen 7

canard 6

de pleuris 6

laveloos 6

onnozel 6

een stuk in de kraag 5

halfdood 5

naar 5

plat 5

een rolberoerte 4

verrot 4

apezuur 3

een deuk 3

het apelazarus 3

in een krul 3

Page 96: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

96

je ogen uit je kop 3

zot 3

zwart-geel-rood 3

de tering 2

donkerblauw 2

een rotje 2

het lazarus 2

het leplazarus 2

kleurenblind 2

ongans 2

tandjes 2

tranen 2

adellijk blauw 1

alle kleuren van de regenboog 1

bicblauw 1

blauw en paars 1

boordevol 1

de blubber 1

de lamp uit 1

de ogen uit je hoofd 1

de oren van mijn hoofd 1

de poten vanonder haar keukenstoel 1

de strepen in zijn broek 1

de tanden bloot 1

debiel 1

dol 1

doodziek 1

een apehoedje 1

een houten hart 1

een houten kop 1

een kunstkop 1

een leeuw 1

een ootje 1

een pissebed 1

een scheur 1

een slag in de rondte 1

een stuip 1

een stuk in je voeten 1

een stuk in mijn gilet 1

ellendig 1

geel en krom 1

groen, geel en blauw 1

in coma 1

in de vernieling 1

in een deuk 1

in het ziekenhuis 1

Page 97: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

97

intensiveerder frequentie

jolig 1

kachel 1

klem 1

krankjorum 1

levend 1

paars 1

pimpelpaars 1

rond 1

scheef 1

stikdood 1

strijk 1

strike 1

te pleuris 1

ten gronde 1

vol 1

vrolijk 1

zo bleek als een lijk 1

Page 98: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

98

Appendix B

formeel informeel proza

adellijk blauw 0 0 0

alle kleuren van de regenboog 0 1 0

apezuur 0 2 0

bicblauw 0 0 0

blauw 7 2 1

blauw en paars 0 0 0

boordevol 0 1 0

canard 0 0 0

de blubber 0 1 0

de lamp uit 0 0 0

de ogen uit je hoofd 0 0 0

de oren van mijn hoofd 0 0 0

de pleuris 1 1 0

de poten vanonder haar keukenstoel 0 0 0

de strepen in zijn broek 0 1 0

de tanden bloot 0 0 0

de tering 0 2 0

debiel 0 1 0

dol 0 0 0

donkerblauw 0 0 0

dood 84 52 32

doodziek 0 0 0

dubbel 1 1 0

een aap 0 0 0

een apehoedje 0 1 0

een beroerte 0 0 0

een breuk 0 1 1

een bult 0 1 0

een deuk 0 0 0

een hoedje 23 14 3

een houten hart 1 0 0

een houten kop 0 0 0

een kriek 4 1 0

een kunstkop 0 1 0

een leeuw 0 0 0

een ongeluk 23 13 7

een ootje 1 0 0

een pissebed 0 0 0

een rolberoerte 1 2 0

een rotje 1 1 0

een scheur 0 0 0

een slag in de rondte 1 0 0

een stuip 0 0 0

een stuk in de kraag 1 0 0

Nederland

intensiveerders (105)

Page 99: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

99

intensiveerders (105) Nederland

formeel informeel proza

een stuk in je voeten 0 0 0

een stuk in mijn gilet 0 0 0

ellendig 0 1 0

geel 0 0 0

geel en krom 0 0 0

gek 2 4 2

groen 1 2 0

groen en geel 30 8 2

groen, geel en blauw 0 0 0

halfdood 2 1 1

het apelazarus 1 2 0

het lazarus 1 1 0

het leplazarus 0 1 0

in coma 0 1 0

in de vernieling 0 0 0

in een deuk 1 0 0

in een krul 0 0 0

in het ziekenhuis 0 0 0

je ogen uit je kop 3 0 0

jolig 1 0 0

kachel 0 0 0

kapot 57 27 12

klem 1 0 0

kleurenblind 0 2 0

krankjorum 0 0 0

kreupel 0 0 0

krom 2 1 0

lam 4 7 1

laveloos 1 0 1

lazarus 0 0 0

levend 0 0 0

naar 0 5 0

ongans 1 1 0

onnozel 0 0 0

paars 0 0 0

pimpelpaars 0 0 0

plat 0 0 0

rond 0 0 0

rot 104 80 29

scheef 0 0 0

slap 2 6 0

steendood 0 0 0

stikdood 0 0 0

strijk 0 0 0

strike 0 0 0

suf 4 9 0

Page 100: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

100

tandjes 0 2 0

te barsten 5 0 0

te pletter 16 16 4

te pleuris 0 0 0

ten gronde 0 0 0

tranen 0 0 1

verrot 0 0 0

vol 0 0 0

vrolijk 0 0 0

wezenloos 7 12 3

wild 25 11 4

ziek 0 3 0

zot 0 0 0

zwart-geel-rood 0 0 0

zo bleek als een lijk 0 0 1

totaal 420 303 105

Page 101: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

101

Appendix C

formeel informeel proza

adellijk blauw 1 0 0

alle kleuren van de regenboog 0 0 0

apezuur 1 0 0

bicblauw 1 0 0

blauw 73 75 0

blauw en paars 1 0 0

boordevol 0 0 0

canard 5 1 0

de blubber 0 0 0

de lamp uit 0 1 0

de ogen uit je hoofd 0 1 0

de oren van mijn hoofd 0 1 0

de pleuris 3 1 0

de poten vanonder haar keukenstoel 1 0 0

de strepen in zijn broek 0 0 0

de tanden bloot 1 0 0

de tering 0 0 0

debiel 0 0 0

dol 0 1 0

donkerblauw 2 0 0

dood 112 351 0

doodziek 1 0 0

dubbel 0 6 0

een aap 27 4 0

een apehoedje 0 0 0

een beroerte 8 0 0

een breuk 13 36 0

een bult 41 11 0

een deuk 2 1 0

een hoedje 184 13 0

een houten hart 0 0 0

een houten kop 0 1 0

een kriek 8 61 0

een kunstkop 0 0 0

een leeuw 1 0 0

een ongeluk 29 4 0

een ootje 0 0 0

een pissebed 1 0 0

een rolberoerte 0 1 0

een rotje 0 0 0

een scheur 0 1 0

een slag in de rondte 0 0 0

een stuip 1 0 0

een stuk in de kraag 3 1 0

België

intensiveerders (105)

Page 102: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

102

formeel informeel proza

een stuk in je voeten 0 1 0

een stuk in mijn gilet 1 0 0

ellendig 0 0 0

geel 1 6 0

geel en krom 0 1 0

gek 1 1 0

groen 4 0 0

groen en geel 2 80 0

groen, geel en blauw 0 1 0

halfdood 0 1 0

het apelazarus 0 0 0

het lazarus 0 0 0

het leplazarus 1 0 0

in coma 0 0 0

in de vernieling 0 1 0

in een deuk 0 0 0

in een krul 0 3 0

in het ziekenhuis 0 1 0

je ogen uit je kop 0 0 0

jolig 0 0 0

kachel 1 0 0

kapot 17 101 0

klem 0 0 0

kleurenblind 0 0 0

krankjorum 1 0 0

kreupel 2 20 0

krom 3 24 0

lam 0 6 0

laveloos 3 1 0

lazarus 24 8 0

levend 0 1 0

naar 0 0 0

ongans 0 0 0

onnozel 1 5 0

paars 1 0 0

pimpelpaars 0 1 0

plat 0 5 0

rond 1 0 0

rot 83 61 0

scheef 0 1 0

slap 1 0 0

steendood 6 21 0

stikdood 0 1 0

strijk 0 1 0

strike 0 1 0

suf 1 1 0

intensiveerders (105)

België

Page 103: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

103

formeel informeel proza

tandjes 0 0 0

te barsten 2 2 0

te pletter 79 55 0

te pleuris 0 1 0

ten gronde 1 0 0

tranen 1 0 0

verrot 4 0 0

vol 0 1 0

vrolijk 0 1 0

wezenloos 1 1 0

wild 0 0 0

ziek 2 65 0

zot 1 2 0

zwart-geel-rood 0 3 0

zo bleek als een lijk 0 0 0

totaal 766 1058 0

intensiveerders (105)

België

Page 104: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

104

Appendix D

Appendix E

intensiveerder χ² p-waarde intensiveerder χ² p-waarde intensiveerder χ² p-waarde

een aap 24,07 <0,0001 dood 59,53 <0,0001

een beroerte 8,79 0,003 een breuk 4,19 0,0407

een bult 27,5 <0,0001 een kriek 24,95 <0,0001

en hoedje 211,6 <0,0001 groen en geel 51,06 <0,0001

een ongeluk 26,67 <0,0001 kapot 35,74 <0,0001

lazarus 12,98 0,0003 kreupel 8,48 0,0036

rot 13,83 0,0002 krom 9,34 0,0022

te pletter 15,14 <0,0001 ziek 40,24 <0,0001

groen en geel 9,52 0,0086 naar 8,66 0,0132 dood 6,85 0,0325

suf 6,45 0,0398 tranen 6,89 0,0319

zo bleek als een lijk 6,89 0,0319

België

Nederland

formeel informeel proza

genre

België χ² p-waarde Nederland χ² p-waarde

blauw 7,73 <0,0001 dood 4,43 0,0353

een aap 13,3 0,0003 groen en geel 45,2 <0,0001

een breuk 5,67 0,0173 kapot 54,22 <0,0001

een bult 20,96 < 0,0001 lam 4,74 0,0295

een hoedje 52,39 < 0,0001 rot 32,49 < 0,0001

lazarus 11,66 0,0006 wezenloos 7,35 0,0067

te pletter 13,52 0,0003 wild 42,81 < 0,0001

dood 19,86 < 0,0001 een hoedje 12 0,0005

blauw 16,09 <0,0001 een ongeluk 25,82 < 0,0001

een breuk 7,09 0,0078 gek 6,59 0,0103

een kriek 14,11 0,0002 lam 5,78 0,0162

groen en geel 8,08 0,0045 naar 13,25 0,0003

kreupel 4,51 0,0337 rot 94,85 <0,0001

krom 3,82 0,0506 slap 16,7 <0,0001

steendood 4,8 0,0285 suf 22,74 <0,0001

ziek 11,51 0,0007 wezenloos 32,92 <0,0001

wild 34,05 <0,0001

formeel

informeel

land

Page 105: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

105

Appendix F

AP NP NP + VP VP

adellijk blauw 1 0 0 0 1

alle kleuren van de regenboog 0 0 1 0 1

apezuur 0 3 0 0 3

bicblauw 1 0 0 0 1

blauw 158 0 0 0 158

blauw en paars 1 0 0 0 1

boordevol 1 0 0 0 1

canard 6 0 0 0 6

de blubber 0 1 0 0 1

de lamp uit 0 0 1 0 1

de ogen uit je hoofd 0 0 1 0 1

de oren van mijn hoofd 0 0 1 0 1

de pleuris 0 6 0 0 6

de poten vanonder haar keukents 0 0 1 0 1

de strepen in zijn broek 0 0 1 0 1

de tanden bloot 0 0 1 0 1

de tering 0 2 0 0 2

debiel 1 0 0 0 1

dol 1 0 0 0 1

donkerblauw 2 0 0 0 2

dood 631 0 0 0 631

doodziek 1 0 0 0 1

dubbel 8 0 0 0 8

een aap 0 31 0 0 31

een apehoedje 0 1 0 0 1

een beroerte 0 8 0 0 8

een breuk 0 51 0 0 51

een bult 0 53 0 0 53

een deuk 0 3 0 0 3

een hoedje 0 237 0 0 237

een houten hart 0 1 0 0 1

een houten kop 0 1 0 0 1

een kriek 0 74 0 0 74

een kunstkop 0 1 0 0 1

een leeuw 0 1 0 0 1

een ongeluk 0 76 0 0 76

een ootje 0 1 0 0 1

een pissebed 0 1 0 0 1

een rolberoerte 0 4 0 0 4

een rotje 0 2 0 0 2

intensiveerder

grammaticale categorie

Total

Page 106: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

106

AP NP NP + VP VP

een scheur 0 1 0 0 1

een slag in de rondte 0 1 0 0 1

een stuip 0 1 0 0 1

een stuk in de kraag 0 0 5 0 5

een stuk in je voeten 0 0 1 0 1

een stuk in mijn gilet 0 0 1 0 1

ellendig 1 0 0 0 1

geel 7 0 0 0 7

geel en krom 1 0 0 0 1

gek 10 0 0 0 10

groen 7 0 0 0 7

groen en geel 122 0 0 0 122

groen, geel en blauw 1 0 0 0 1

halfdood 5 0 0 0 5

het apelazarus 0 3 0 0 3

het lazarus 0 2 0 0 2

het leplazarus 0 2 0 0 2

in coma 0 0 0 1 1

in de vernieling 0 0 0 1 1

in een deuk 0 0 0 1 1

in een krul 0 0 0 3 3

in het ziekenhuis 0 0 0 1 1

je ogen uit je kop 0 0 3 0 3

jolig 1 0 0 0 1

kachel 1 0 0 0 1

kapot 214 0 0 0 214

klem 1 0 0 0 1

kleurenblind 2 0 0 0 2

krankjorum 1 0 0 0 1

kreupel 22 0 0 0 22

krom 30 0 0 0 30

lam 18 0 0 0 18

laveloos 6 0 0 0 6

lazarus 32 0 0 0 32

levend 1 0 0 0 1

naar 5 0 0 0 5

ongans 2 0 0 0 2

onnozel 6 0 0 0 6

paars 1 0 0 0 1

pimpelpaars 1 0 0 0 1

plat 5 0 0 0 5

rond 1 0 0 0 1

rot 357 0 0 0 357

scheef 1 0 0 0 1

slap 9 0 0 0 9

steendood 27 0 0 0 27

stikdood 1 0 0 0 1

strijk 1 0 0 0 1

strike 1 0 0 0 1

suf 15 0 0 0 15

tandjes 0 2 0 0 2

Total

grammaticale categorie

intensiveerder

Page 107: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

107

AP NP NP + VP VP

te bartsen 0 0 0 9 9

te pletter 0 0 0 170 170

te pleuris 0 0 0 1 1

ten gronde 0 0 0 1 1

tranen 0 2 0 0 2

verrot 4 0 0 0 4

vol 1 0 0 0 1

vrolijk 1 0 0 0 1

wezenloos 24 0 0 0 24

wild 40 0 0 0 40

ziek 70 0 0 0 70

zo bleek als een lijk 0 0 3 0 3

zot 3 0 0 0 3

zwart-geel-rood 1 0 0 0 1

Total 1872 572 20 188 2652

intensiveerder

grammaticale categorie

Total

Page 108: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

108

Appendix G

adellijk blauw kleur

alle kleuren van de regenboog kleur

apezuur dier + lichamelijk verval

bicblauw kleur

blauw kleur

blauw en paars kleur

boordevol verzadiging

canard dier

de blubber lichamelijk verval

de lamp uit effect vreemd object

de ogen uit je hoofd effect lichaam

de oren van mijn hoofd effect lichaam

de pleuris lichamelijk verval

de poten vanonder haar keukents effect vreemd object

de strepen in zijn broek effect vreemd object

de tanden bloot effect lichaam

de tering lichamelijk verval

debiel geestelijk verval

dol geestelijk verval

donkerblauw kleur

dood lichamelijk verval

doodziek lichamelijk verval

dubbel effect lichaam

een aap dier

een apehoedje dier + object

een beroerte lichamelijk verval

een breuk lichamelijk verval

een bult lichamelijk verval

een deuk lichamelijk verval

een hoedje object

een houten hart effect lichaam

een houten kop effect lichaam

een kriek object

een kunstkop effect lichaam

een leeuw dier

een ongeluk lichamelijk verval

een ootje effect lichaam

een pissebed dier

intensiveerder semantisch type

Page 109: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

109

een rolberoerte lichamelijk verval

een rotje object

een scheur lichamelijk verval

een slag in de rondte effect lichaam

een stuip lichamelijk verval

een stuk in de kraag effect vreemd object

een stuk in je voeten effect lichaam

een stuk in mijn gilet effect vreemd object

ellendig lichamelijk verval

geel kleur

geel en krom kleur + lichamelijk verval

gek geestelijk verval

groen kleur

groen en geel kleur

groen, geel en blauw kleur

halfdood lichamelijk verval

het apelazarus dier + bijbels

het lazarus bijbels

het leplazarus bijbels

in coma lichamelijk verval

in de vernieling lichamelijk verval

in een deuk lichamelijk verval

in een krul effect lichaam

in het ziekenhuis lichamelijk verval

je ogen uit je kop effect lichaam

jolig positieve toestand

kachel dronken

kapot lichamelijk verval

klem effect lichaam

kleurenblind lichamelijk verval

krankjorum geestelijk verval

kreupel lichamelijk verval

krom lichamelijk verval

lam lichamelijk verval

laveloos dronken

lazarus bijbels

levend positieve toestand

naar lichamelijk verval

ongans lichamelijk verval

onnozel geestelijk verval

paars kleur

pimpelpaars kleur

plat lichamelijk verval

rond effect lichaam

rot lichamelijk verval

scheef lichamelijk verval

slap lichamelijk verval

steendood lichamelijk verval

stikdood lichamelijk verval

strijk effect lichaam

strike effect lichaam

Page 110: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

110

suf geestelijk verval

tandjes effect lichaam

te bartsen lichamelijk verval

te pletter lichamelijk verval

te pleuris lichamelijk verval

ten gronde effect lichaam

tranen effect lichaam

verrot lichamelijk verval

vol verzadiging

vrolijk positieve toestand

wezenloos geestelijk verval

wild geestelijk verval

ziek lichamelijk verval

zo bleek als een lijk kleur

zot geestelijk verval

zwart-geel-rood kleur

Page 111: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

111

Appendix H

intensiveerder werkwoord frequentie

een hoedje schrikken 235

dood zich vervelen 225

rot schrikken 204

dood zich ergeren 163

blauw zich ergeren 158

groen en geel zich ergeren 122

dood zich schamen 120

kapot lachen 79

een kriek lachen 74

ziek lachen 68

dood schrikken 65

een ongeluk schrikken 62

te pletter zich vervelen 55

te pletter lachen 53

rot lachen 50

een breuk lachen 48

dood lachen 46

rot zich schamen 45

een bult schrikken 43

kapot zich schamen 42

kapot zich ergeren 36

rot zich ergeren 35

te pletter schrikken 34

lazarus drinken 32

kapot schrikken 31

krom lachen 30

een aap schrikken 27

steendood zich vervelen 25

rot zich vervelen 23

kreupel lachen 22

wild schrikken 22

wezenloos schrikken 20

kapot zich vervelen 20

lam schrikken 18

wild zich ergeren 17

te pletter zich ergeren 14

dood drinken 12

een bult lachen 10

een ongeluk lachen 10

te pletter drinken 10

slap lachen 9

dubbel lachen 7

geel lachen 7

suf lachen 7

Page 112: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

112

intensiveerder werkwoord frequentie

een beroerte schrikken 7

canard drinken 6

kapot drinken 6

laveloos drinken 6

groen zich ergeren 6

gek lachen 5

een stuk in de kraag drinken 5

een aap lachen 4

plat lachen 4

te barsten lachen 4

de pleuris schrikken 4

een rolberoerte schrikken 4

naar schrikken 4

verrot schrikken 4

een ongeluk zich vervelen 4

te pletter zich schamen 4

een deuk lachen 3

in een krul lachen 3

apezuur schrikken 3

halfdood schrikken 3

het apelazarus schrikken 3

suf drinken 3

onnozel zich vervelen 3

te barsten zich vervelen 3

je ogen uit je kop zich schamen 3

gek zich ergeren 3

zwart-geel-rood zich ergeren 3

tranen lachen 2

zot lachen 2

gek schrikken 2

het lazarus schrikken 2

het leplazarus schrikken 2

suf schrikken 2

tandjes schrikken 2

ongans drinken 2

een breuk zich vervelen 2

donkerblauw zich ergeren 2

suf zich ergeren 2

wezenloos zich ergeren 2

Page 113: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

113

intensiveerder werkwoord frequentie

ziek zich ergeren 2

de pleuris lachen 1

de tanden bloot lachen 1

dol lachen 1

een hoedje lachen 1

een kunstkop lachen 1

een ootje lachen 1

een rotje lachen 1

een scheur lachen 1

een stuip lachen 1

geel en krom lachen 1

groen lachen 1

halfdood lachen 1

in een deuk lachen 1

naar lachen 1

onnozel lachen 1

scheef lachen 1

strijk lachen 1

strike lachen 1

wezenloos lachen 1

wild lachen 1

de blubber schrikken 1

de strepen in zijn broek schrikken 1

de tering schrikken 1

een apehoedje schrikken 1

een breuk schrikken 1

een houten hart schrikken 1

een leeuw schrikken 1

een pissebed schrikken 1

een rotje schrikken 1

ellendig schrikken 1

te barsten schrikken 1

zo bleek als een lijk schrikken 1

boordevol drinken 1

de lamp uit drinken 1

de pleuris drinken 1

Page 114: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

114

intensiveerder werkwoord frequentie

doodziek drinken 1

een beroerte drinken 1

een houten kop drinken 1

een slag in de rondte drinken 1

een stuk in je voeten drinken 1

een stuk in mijn gilet drinken 1

in coma drinken 1

in de vernieling drinken 1

in het ziekenhuis drinken 1

jolig drinken 1

kachel drinken 1

klem drinken 1

krankjorum drinken 1

onnozel drinken 1

rond drinken 1

te barsten drinken 1

vol drinken 1

vrolijk drinken 1

de poten vanonder haar keuken zich vervelen 1

de tering zich vervelen 1

een hoedje zich vervelen 1

halfdood zich vervelen 1

kleurenblind zich vervelen 1

levend zich vervelen 1

stikdood zich vervelen 1

suf zich vervelen 1

te pleuris zich vervelen 1

wezenloos zich vervelen 1

zot zich vervelen 1

de ogen uit je hoofd zich schamen 1

de oren van mijn hoofd zich schamen 1

dubbel zich schamen 1

steendood zich schamen 1

ten gronde zich schamen 1

adellijk blauw zich ergeren 1

alle kleuren van de regenboog zich ergeren 1

bicblauw zich ergeren 1

blauw en paars zich ergeren 1

debiel zich ergeren 1

groen, geel en blauw zich ergeren 1

kleurenblind zich ergeren 1

onnozel zich ergeren 1

paars zich ergeren 1

pimpelpaars zich ergeren 1

plat zich ergeren 1

steendood zich ergeren 1

Page 115: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

115

Appendix I

B N

adellijk blauw 1 0 1

alle kleuren van de regenboog 0 1 1

apezuur 1 2 3

bicblauw 1 0 1

blauw 148 10 158

blauw en paars 1 0 1

boordevol 0 1 1

canard 6 0 6

de blubber 0 1 1

de lamp uit 1 0 1

de ogen uit je hoofd 1 0 1

de oren van mijn hoofd 1 0 1

de pleuris 4 2 6

de poten vanonder haar keukenstoel 1 0 1

de strepen in zijn broek 0 1 1

de tanden bloot 1 0 1

de tering 0 2 2

debiel 0 1 1

dol 1 0 1

donkerblauw 2 0 2

dood 463 168 631

doodziek 1 0 1

dubbel 6 2 8

een aap 31 0 31

een apehoedje 0 1 1

een beroerte 8 0 8

een breuk 49 2 51

een bult 52 1 53

een deuk 3 0 3

een hoedje 197 40 237

een houten hart 0 1 1

een houten kop 1 0 1

een kriek 69 5 74

een kunstkop 0 1 1

een leeuw 1 0 1

een ongeluk 33 43 76

een ootje 0 1 1

een pissebed 1 0 1

een rolberoerte 1 3 4

een rotje 0 2 2

een scheur 1 0 1

een slag in de rondte 0 1 1

Land

totaalintensiveerder

Page 116: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

116

een stuip 1 0 1

een stuk in de kraag 4 1 5

een stuk in je voeten 1 0 1

een stuk in mijn gilet 1 0 1

ellendig 0 1 1

geel 7 0 7

geel en krom 1 0 1

gek 2 8 10

groen 4 3 7

groen en geel 82 40 122

groen, geel en blauw 1 0 1

halfdood 1 4 5

het apelazarus 0 3 3

het lazarus 0 2 2

het leplazarus 1 1 2

in coma 0 1 1

in de vernieling 1 0 1

in een deuk 0 1 1

in een krul 3 0 3

in het ziekenhuis 1 0 1

je ogen uit je kop 0 3 3

jolig 0 1 1

kachel 1 0 1

kapot 118 96 214

klem 0 1 1

kleurenblind 0 2 2

krankjorum 1 0 1

kreupel 22 0 22

krom 27 3 30

lam 6 12 18

laveloos 4 2 6

lazarus 32 0 32

levend 1 0 1

naar 0 5 5

ongans 0 2 2

onnozel 6 0 6

paars 1 0 1

pimpelpaars 1 0 1

plat 5 0 5

rond 1 0 1

rot 144 213 357

scheef 1 0 1

slap 1 8 9

steendood 27 0 27

stikdood 1 0 1

strijk 1 0 1

strike 1 0 1

suf 2 13 15

Page 117: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

117

tandjes 0 2 2

te barsten 4 5 9

te pletter 134 36 170

te pleuris 1 0 1

ten gronde 1 0 1

tranen 1 1 2

verrot 4 0 4

vol 1 0 1

vrolijk 1 0 1

wezenloos 2 22 24

wild 0 40 40

ziek 67 3 70

zot 3 0 3

zwart-geel-rood 3 0 3

zo bleek als een lijk 0 1 1

totaal 1824 828 2652

exclusiviteit 51 26 28

Page 118: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

118

Appendix J

formeel informeel proza

adellijk blauw 1 0 0 1

alle kleuren van de regenboog 0 1 0 1

apezuur 1 2 0 3

bicblauw 1 0 0 1

blauw 80 77 1 158

blauw en paars 1 0 0 1

boordevol 0 1 0 1

canard 5 1 0 6

de blubber 0 1 0 1

de lamp uit 0 1 0 1

de ogen uit je hoofd 0 1 0 1

de oren van mijn hoofd 0 1 0 1

de pleuris 4 2 0 6

de poten vanonder haar keukenstoel 1 0 0 1

de strepen in zijn broek 0 1 0 1

de tanden bloot 1 0 0 1

de tering 0 2 0 2

debiel 0 1 0 1

dol 0 1 0 1

donkerblauw 2 0 0 2

dood 196 403 32 631

doodziek 1 0 0 1

dubbel 1 7 0 8

een aap 27 4 0 31

een apehoedje 0 1 0 1

een beroerte 8 0 0 8

een breuk 13 37 1 51

een bult 41 12 0 53

een deuk 2 1 0 3

een hoedje 207 27 3 237

een houten hart 1 0 0 1

een houten kop 0 1 0 1

een kriek 12 62 0 74

een kunstkop 0 1 0 1

een leeuw 1 0 0 1

een ongeluk 52 17 7 76

intensiveerder

genre

Total

Page 119: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

119

een ootje 1 0 0 1

een pissebed 1 0 0 1

een rolberoerte 1 3 0 4

een rotje 1 1 0 2

een scheur 0 1 0 1

een slag in de rondte 1 0 0 1

een stuip 1 0 0 1

een stuk in de kraag 4 1 0 5

een stuk in je voeten 0 1 0 1

een stuk in mijn gilet 1 0 0 1

ellendig 0 1 0 1

geel 1 6 0 7

geel en krom 0 1 0 1

gek 3 5 2 10

groen 5 2 0 7

groen en geel 32 88 2 122

groen, geel en blauw 0 1 0 1

halfdood 2 2 1 5

het apelazarus 1 2 0 3

het lazarus 1 1 0 2

het leplazarus 1 1 0 2

in coma 0 1 0 1

in de vernieling 0 1 0 1

in een deuk 1 0 0 1

in een krul 0 3 0 3

in het ziekenhuis 0 1 0 1

je ogen uit je kop 3 0 0 3

jolig 1 0 0 1

kachel 1 0 0 1

kapot 74 128 12 214

klem 1 0 0 1

kleurenblind 0 2 0 2

krankjorum 1 0 0 1

kreupel 2 20 0 22

krom 5 25 0 30

lam 4 13 1 18

laveloos 4 1 1 6

lazarus 24 8 0 32

levend 0 1 0 1

naar 0 5 0 5

ongans 1 1 0 2

onnozel 1 5 0 6

paars 1 0 0 1

pimpelpaars 0 1 0 1

plat 0 5 0 5

Page 120: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

120

rond 1 0 0 1

rot 187 141 29 357

scheef 0 1 0 1

slap 3 6 0 9

steendood 6 21 0 27

stikdood 0 1 0 1

strijk 0 1 0 1

strike 0 1 0 1

suf 5 10 0 15

tandjes 0 2 0 2

te barsten 7 2 0 9

te pletter 95 71 4 170

te pleuris 0 1 0 1

ten gronde 1 0 0 1

tranen 1 0 1 2

verrot 4 0 0 4

vol 0 1 0 1

vrolijk 0 1 0 1

wezenloos 8 13 3 24

wild 25 11 4 40

ziek 2 68 0 70

zot 1 2 0 3

zwart-geel-rood 0 3 0 3

zo bleek als een lijk 0 0 1 1

Total 1186 1361 105 2652

exclusiviteit 25 36 1

Page 121: De intensiverende pseudo-reflexieve resultatiefconstructie in het …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/064/RUG01-002304064... · 2016. 12. 9. · Oma brak de vaas in duizend stukken.

121