EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en...

94
EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT GGZ-PROFESSIONALS, HET ZIJN NET MENSEN Onderzoek naar de inzet van sociale marketingcommunicatiestrategieën om managers in de branche van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) bewust te maken van stigma op de werkvloer, teneinde de bespreekbaarheid over psychische problemen bij GGZ-professionals zelf, te bevorderen. Auteur: S. Klingendael 536272, ROCOVT5A 26 maart 2018

Transcript of EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en...

Page 1: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT

GGZ-PROFESSIONALS, HET ZIJN NET MENSEN

Onderzoek naar de inzet van sociale marketingcommunicatiestrategieën om managers in de branche van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) bewust te maken van stigma op de werkvloer,

teneinde de bespreekbaarheid over psychische problemen bij GGZ-professionals zelf, te bevorderen.

Auteur: S. Klingendael 536272, ROCOVT5A

26 maart 2018

Page 2: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 2

CONTACTGEGEVENS STUDENT Auteur: S. (Shanon) Klingendael Studentnummer: 536272 Emailadres: [email protected] Opleiding: VT Communicatie (Creative Business) Hogeschool: Hogeschool InHolland Rotterdam Adres: Posthumalaan 90, 3072AG, Rotterdam Begeleiders: J. (Jaap) van der Grinten & H. (Helma) Weijnand / Schut CONTACTGEGEVENS OPDRACHTGEVER Organisatie: Samen Sterk zonder Stigma Emailadres: [email protected] Telefoonnummer: 033-3032100 Adres: Stationsplein 125, 3818LE, Amersfoort CONTACTGEGEVENS PRAKTIJKBEGELEIDER Naam: G. (Gerdien) Rabbers Emailadres: [email protected] Functie: Directeur

Page 3: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 3

“THE STIGMA IS SOMETHING THAT KILLS HUMAN BEINGS – SOMETIMES FAR MORE THAN THE DISEASE”

- Nelson Mandela, 2002

Page 4: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 4

VOORWOORD Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Communicatie aan Hogeschool InHolland Rotterdam en in opdracht van de stichting Samen Sterk zonder Stigma. Van september 2017 tot en met maart 2018 ben ik bezig geweest met het onderzoek en het schrijven van de scriptie. Met het inleveren van mijn scriptie komt er niet alleen een einde aan een lange afstudeerperiode, ook betekent dit op persoonlijk gebied veel voor mij. Mijn scriptieonderwerp komt namelijk niet geheel uit de lucht vallen, omdat ik zelf al jaren worstel met psychische problemen die mij gedurende mijn studie vaak hebben belemmerd. Toen ik al in de tweede maand na de start van het afstuderen uitviel door gezondheidsproblemen en mijn scriptie moest staken, had ik niet gedacht dat het mij ooit zou lukken om deze studie met succes af te ronden. De afgelopen maanden waren vaak zwaar, frustrerend, maar ook ontzettend leerzaam en boeiend. Want ondanks dat ik door diepe dalen ben gegaan, heb ik geen enkel moment spijt gehad dat ik dit moeilijke onderwerp had gekozen. Ik heb meer inzicht gekregen in de negatieve beeldvorming over de psychiatrie en dit heeft niet alleen gezorgd voor een compleet afstudeeronderzoek, ook heb ik zelf meer geleerd over mijn eigen ziekteproces en houding tegenover psychiatrische patiënten. Soms kwam het onderwerp dichterbij dan ooit, maar mijn affiniteiten met de zorg en psychologie hebben mij de afgelopen maanden gemotiveerd om door te zetten. Dit had ik echter niet alleen gekund. Bij dezen wil ik mijn stagebegeleider Gerdien Rabbers bedanken voor de fijne begeleiding, de steun, het geduld en het vertrouwen in mij. Ik ben dankbaar dat ik – ondanks mijn situatie – altijd welkom bleef om mijn scriptie af te ronden, omdat ik mij realiseer dat dit ook heel anders had kunnen uitpakken. Ook wil ik Jaap-Jan Boer en Frank Bonekamp bedanken voor de steun en inspiratie tijdens de laatste sprint van mijn scriptie. Alle collega’s die ik nu niet heb benoemd, maar die ik ook meer dan dankbaar ben, hebben de afgelopen maanden op hun eigen manier veel voor mij betekend. Daarnaast ben ik mijn scriptiebegeleiders van InHolland, Jaap van der Grinten en Helma Weijnand-Schut dankbaar dat ze mij de kans hebben gegeven om dit onderzoek te doen en dat zij mij bleven motiveren en helpen om stappen vooruit te zetten, ook wanneer ik niet in staat was om te studeren. Tevens bedank ik Steven de Koff en Lysanne Groenewegen voor hun eindeloze begrip, samenwerking en ondersteuning. Ook wil ik alle respondenten bedanken die mee hebben gewerkt aan dit onderzoek en zich bij mij veilig genoeg voelden om te praten over zo’n kwetsbaar onderwerp als psychische problematiek en stigmatisering. Zonder hun medewerking had ik dit onderzoek nooit kunnen voltooien. In het bijzonder wil ik één van mijn eigen oud-behandelaren bedanken, S, omdat zij mijn inspiratie werd om dit onderzoek te doen bij de doelgroep GGZ-professionals en mij tijdens dit proces veel steun heeft geboden. Tot slot ben ik dankbaar voor de hulp en steun van Carolien Drooger, Marleen Coolbergen en Anouk Klingendael. Voor het afstudeeronderzoek is uitgegaan van maximaal 55 tekstpagina’s. De pagina’s met veelal beeldmateriaal zijn niet meegeteld (circa 10), waardoor het onderzoek binnen de toegestane marge van 50 + 10% blijft. De lettertypes die gebruikt zijn, betreffen Arial (11) en de kopjes zijn vormgegeven met behulp van lettertype Kohinoor Bangla, om de tekst te verduidelijken. Elk hoofdstuk start met een foto van een persoon of aantal personen, deze foto’s zijn afkomstig van de stockvrije website www.unsplash.com. Er is gekozen voor deze beelden om de kracht van mensen te benadrukken, aangezien het onderwerp over een maatschappelijk probleem gaat en Samen Sterk vanuit ervaringsverhalen communiceert. Ik hoop dat deze scriptie u net zoveel zal boeien en inspireren als dat het bij mij heeft gedaan. Ik wens u veel leesplezier toe. Shanon Klingendael Breda, 26 maart 2018

lukop
Markering
lukop
Markering
lukop
Markering
lukop
Markering
lukop
Markering
lukop
Markering
lukop
Markering
lukop
Markering
lukop
Markering
lukop
Markering
lukop
Markering
Page 5: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 5

SAMENVATTING Bijna de helft van alle Nederlanders krijgt tijdens zijn leven direct of indirect te maken met psychische aandoeningen. Ondanks het feit dat psychische aandoeningen veel voorkomen en de behandeling en de prognose in de afgelopen zestig jaar zijn verbeterd, bestaan er nog veel vooroordelen en misverstanden. Mensen met een psychische aandoening worden vaak als anders gezien: gevaarlijk, onvoorspelbaar of niet in staat om te werken met als gevolg buitensluiting en discriminatie. Deze problematiek wordt ook wel stigmatisering genoemd. Stigmatisering is één van de belangrijkste problemen die mensen met een aandoening ervaren, zij ervaren soms stigma hardnekkiger dan de aandoening zelf. De verwachting gestigmatiseerd te worden kan reden zijn om geen of te laat hulp te zoeken. Op het werk leidt stigmatisering of de vrees ervoor tot een lagere productiviteit en een grotere kans op verzuim en uitval. Werkgevers worden daardoor bevestigd in hun vooroordelen, terwijl meer openheid en een adequate ondersteuning juist bijdragen aan een duurzame inzetbaarheid van de doelgroep. Het ziekteverzuim is nergens zo hoog als in de zorg. Nergens is het ziekteverzuim zo hoog als in de zorg. Hulpverleners in de Geestelijke Gezondheidszorg (hierna aangeduid als GGZ) blijken de meeste hinder te ervaren van stigmatisering. Tegelijkertijd spelen zij een belangrijke rol bij het in stand houden van stigma, doordat zij door hun geslotenheid onbewust de kracht van de hulpverlening verzwakken. Het tegengaan van stigma in de GGZ is vaak alleen nog gericht op de relatie tussen patiënt en hulpverlener, terwijl deze hulpverleners zelf ook uit angst en schaamte niet openheid durven te geven bij hun manager. Vooral voor de GGZ, dat bekend staat als ‘de zorgaanbieder’, is het lastig om te dealen met stigma, omdat vanuit de maatschappij de verwachting is dat zij dit juist tegengaan. Deze ‘blind spot’ was de aanleiding om dit onderzoek af te bakenen op GGZ-professionals die zelf worstelen met psychische problemen. Samen Sterk zonder Stigma is een stichting die stigma op psychische problemen wil bestrijden. Zij merken uit de projectresultaten dat de bewustwording van de impact van stigma laag is, waardoor gedragsverandering achterblijft. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen hoe een sociale marketingcommunicatie-strategie kan bijdragen aan de bespreekbaarheid over psychische problemen op de werkvloer. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag gesteld: “Met welke sociale marketingcommunicatie-strategie maakt de stichting Samen Sterk

zonder Stigma managers in de GGZ bewust van de impact van stigma op de werkvloer, teneinde de bespreekbaarheid van psychische problemen op de werkvloer te bevorderen?”. Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zijn vier deelvragen opgesteld die met behulp van een mixed method research is uitgevoerd (inzet van zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek) bij hulpverleners en managers. Twee stigma-meetinstrumenten, aangevuld met deskresearch en een casestudieonderzoek, vormden de basis voor het veldonderzoek. Uit dit onderzoek is gebleken dat associatief stigma een grote rol speelt op de werkvloer in de GGZ. Associatief stigma is het stigma dat hulpverleners ervaren doordat zij in de samenleving worden geassocieerd met de personen die binnen een gestigmatiseerde groep behoren. Het stigma is hardnekkig door de rol van meerdere stakeholders en door de effecten van zelfstigma, publiek stigma en Professional Mental Health Stigma. De managers gaven aan dat zij vaak niet weten wat er speelt en dus ook niet weten wat ze moeten doen. Het gevaar van destigmatiserende activiteiten ligt bij de kans op stigma reactance (weerstand). Voorlichtende contactstrategieën met behulp van ervaringsverhalen kunnen deze weerstand te verminderen. Op basis hiervan wordt aanbevolen om een sociale marketingcommunicatiestrategie in te zetten met behulp van nudging. Verschillende strategieën als kennisoverdracht, winstframing, inzet van emoties, de sociale norm en een handelingsperspectief vormen de campagne “Een stap dichterbij dan je denkt”. Een professional kan net als andere mensen worstelen met psychische klachten, in welk stadium dan ook; het zijn immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven gecommuniceerd met het oog op de positieve gevolgen van het bespreekbaar maken van psychische problemen op de werkvloer. Rekening houdend met de behoeften van de doelgroep, is het voor Samen Sterk een kans om de campagne tijdens het NVvP-congres in 2019 te lanceren, waar veel verschillende GGZ-professionals bij elkaar komen om te praten over de ontwikkelingen in de psychiatrie. Artikelen in vakbladen, een infographic en video dragen de boodschap over naar een groter bereik om zo de olievlek te verspreiden en gezamenlijk de strijd tegen de negatieve beeldvorming over mensen met psychische problemen aan te gaan.

Page 6: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD SAMENVATTING TERMINOLOGIE

1. INLEIDING (ANALYSE VAN VOLKSGEZONDHEID) 1 1.1 Organisatieschets 1 1.2 Probleemaanduiding 2

1.2.1 Maatschappelijk niveau (macroniveau) 2 1.2.2 Doelgroepniveau (mesoniveau) 3 1.2.3 Organisatieniveau (microniveau) 5 1.2.4 Trends en ontwikkelingen 5 1.2.5 Gewenste situatie 6

1.3 Relevante rol strategische communicatie 7 1.3.1 Rol van communicatie 7 1.3.2 Kennis/houding/gedrag 7 1.3.3 Communicatiedomein 7

1.4 Centrale vraag 9 1.5 Onderzoeksvragen 9 1.6 Schematische weergave 10 1.7 Leeswijzer 10

2. THEORETISCH KADER (ANALYSE VAN GEDRAG(SDETERMINANTEN)) 12 2.1 Stigmatisering 12

2.1.1 Vormen van stigmatisering 12 2.1.2 Oorzaken van stigmatisering 13 2.1.3 Heersende vooroordelen op de werkvloer 14

2.2 Destigmatisering 15 2.2.1 Diversiteitsbeleid 15 2.2.2 Destigmatiserende strategieën 16 2.2.3 Actoren tegen stigma 16

2.3 Sociale marketing 17 2.3.1 Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting 18

en Gedragsverandering 2.3.2 Hoe ontstaat gedrag? 18 2.3.3 Kennis en bewustzijn 19 2.3.4 Precaution Adoption Process Model 19 2.3.5 Transtheoretical Model / Stages of Change 19 2.3.6 Processes of Change 20

2.4 Persuasieve communicatie 20 2.4.1 Persuasive by Design of Attitude Change (PDB-model) 21

2.5 Omgaan met weerstand 21 2.6 Theoretische uitgangspunten en oplossingen 21

2.6.1 Onderzoeksvraag 1 21 2.6.2 Onderzoeksvraag 2 22 2.6.3 Onderzoeksvraag 3 22 2.6.4 Onderzoeksvraag 4 22

3. ONDERZOEKSMETHODIEK 23

3.1 Methodiek eerste onderzoeksvraag 23 3.2 Methodiek tweede onderzoeksvraag 24 3.3 Methodiek derde onderzoeksvraag 25 3.4 Methodiek vierde onderzoeksvraag 28

Page 7: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 7

4. RESULTATEN 29 4.1 Algemene beschrijving 29 4.2 Kwantitatieve data 29 4.3 Kwalitatieve data 30

5. CONCLUSIE 36 5.1 “Welk stigma heerst bij managers en hulpverleners op de 36

werkvloer in de GGZ-branche?” 5.2 “Wat is er al bekend over de inzet van sociale marketing- 36

communicatiestrategieën ten einde de bewustwording rondom het stigma op de werkvloer in de GGZ-branche te bevorderen?”

5.3 “In hoeverre zijn hulpverleners en managers in de GGZ-branche 37 zich bewust van de impact van stigma op de werkvloer?” 38

5.4 “Wat is er nodig om mogelijke weerstand tegen bespreekbaar- heid van psychische problemen op de werkvloer in de GGZ-branche te weerleggen?

5.5 Evaluatie veldonderzoek 39 5.6 Randvoorwaarden oplossingskader 40

6. OPLOSSINGSKADER 41

6.1 Aanbeveling: een sociale marketingcommunicatiestrategie 41 met elementen uit de literatuur over nudging

6.2 Randvoorwaarden sociale marketingcommunicatiestrategie 42 6.3 Tegengaan van weerstand 43 6.4 Consequenties 44

7. CONTENTCREATIE (INTERVENTIEONTWIKKELING) 44

7.1 Brainstormsessie 44 7.1.1 Overige inspiratiebronnen 45

7.2 Het concept 46 7.2.1 CORAL 47 7.2.2 Winstframes 47

7.3 De Creatieve Briefing 47 7.4 Customer Journey Mapping 49 7.5 Contentcreatie 50

7.5.1 Artikel(en) 50 7.5.2 Video 53 7.5.3 Infographic 55 7.5.4 Handelingsperspectief CORAL 55

7.6 Lancering van de campagne 58 7.7 Kanalen voor de middelen 58

8. IMPLEMENTATIEPLAN (INTERVENTIE-IMPLEMENTATIE EN 61

-DISSEMINATIE) 8.1 Consequenties 61 8.2 Planning 62 8.3 Expertise 63 8.4 Budget 64

BIBLIOGRAFIE 66 BIJLAGEN, rapport II >

Page 8: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 8

TERMINOLOGIE In dit afstudeeronderzoek worden meerdere afkortingen en termen uit de GGZ-branche gebruikt die voor een lezer onbekend zouden kunnen zijn. Voor een consistente communicatie en leesbaarheid, staan hieronder de meest gebruikte termen beschreven.

Patiënt Iemand aan wie medische, paramedisch en/of verpleegkundige hulp wordt verleend (Universiteit voor Humanistiek, 2012). Indien de persoon ambulante psychische hulp, psychiatrische zorg, of hulp van een maatschappelijk werker krijgt, spreekt men eerder van cliënt dan van patiënt, maar vanwege vele discussies over ongelijkheid wat betreft deze termen wordt in deze scriptie gekozen voor de term patiënt.

DSM Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, letterlijk: diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen (APS, 2018).

EPA Ernstige Psychiatrische Aandoeningen (zie ook ‘psychische problemen of psychische aandoeningen’). Deze mensen hebben langdurige psychiatrische hulp nodig.

Ervaringsdeskundige Iemand met het vermogen om op grond van eigen herstelervaring ook aan anderen ruimte te bieden, mogelijkheden aan te dragen en perspectief te geven voor herstel (Boertien & Van Bakel, 2012). Ervaringsdeskundig begeleider ben je niet zomaar, hiervoor is een Mbo- of Hbo-diploma een vereiste.

GASA Global Anti-Stigma Alliance: het internationale netwerk van verschillende nationale campagnes tegen stigma (Time to Change, 2018).

GGZ Geestelijke Gezondheidszorg, de zorg die zich richt op psychische problemen.

Psychische / psychiatrische problemen of stoornis of aandoening

Psychische problemen omvatten gevoelens van psychische verstoring, zoals gevoelens van angst, depressie, slaapverstoring en stress. Dit kan leiden tot zichtbaar leed, een (gedeeltelijk) onvermogen tot functioneren en een verhoogd risico op sterfte, pijn en beperkingen (Rijksoverheid, 2017). Er wordt onderscheid gemaakt tussen lichte, matige en ernstige psychische problemen. Deze klachten zijn meegenomen in het onderzoek.

- Lichte tot matige psychische aandoeningen gaan gepaard met aanpassingsstoornissen (spanningsklachten, overspanning en burn-out), geen of beperkt disfunctioneren en een natuurlijk herstel in de loop van enkele dagen tot enkele maanden.

- Matige tot ernstige psychische aandoeningen die gepaard gaan met angst en stemmingsstoornissen (zoals een depressie), misbruik van middelen (alcohol, drugs en medicijnen), meer disfunctioneren en meer verzuim en een groter risico op chroniciteit. Een professionele behandeling is noodzakelijk.

- Ernstige en langdurige psychische aandoeningen waarbij sprake is van een psychiatrische aandoening die gepaard gaat met ernstige beperkingen in sociaal en maatschappelijk functioneren en die niet van voorbijgaande aard is (tenminste enkele jaren). In deze scriptie worden deze klachten ook met de term EPA aangeduid.

(Schene, Van Weeghel, Van Dijk & Van der Klink, 2005; Van Weeghel, 2013)

Psychiatrie Psychiatrie is een medisch specialisme dat zich met vier gebieden bezighoudt: preventie en wetenschappelijk onderzoek (epidemiologie), diagnostiek en behandeling (therapie) van psychische ziektebeelden (Ensie (Red.), 2016).

VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Page 9: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 9

Bron: Unsplash.com – Alessio Lin

Page 10: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

1

1. INLEIDING Dit hoofdstuk staat in het teken van de organisatieschets van Samen Sterk zonder Stigma, de probleemaanduiding van deze organisatie en de daarbij horende trends en ontwikkelingen. Ook wordt de rol van communicatie besproken, waaruit vervolgens de centrale vraag en de onderzoeksvragen volgen. De inleiding sluit af met een schematische weergave en leeswijzer. 1.1 Organisatieschets Samen Sterk zonder Stigma (vanaf hier Samen Sterk genoemd) is een jonge organisatie, opgericht in 2011, door het Landelijk Platform GGz (LPGGz), Fonds Psychische Gezondheid (FPG), GGZ Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP). Deze organisaties worden samen ook wel de ‘Founding Fathers’ genoemd, waarvan een verdere beschrijving is te vinden in bijlage 1.1. De stichting Samen Sterk staat geregistreerd als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Samen Sterk is gevestigd in Amersfoort en heeft ongeveer tien medewerkers op de werkvloer, waaronder ZZP’ers en vaste krachten. Met nog tientallen ambassadeurs, supporters en samenwerkingskrachten vormen zij een sterk team voor de stichting (Samen Sterk zonder Stigma, n.d.). Visie “Mensen met een psychische aandoening moeten volwaardig mee kunnen doen in de maatschappij. Daarvoor is het nodig dat wij hen zien als persoon met competenties en talenten en dat we daarnaast ruimte geven aan hun kwetsbaarheid. Ook is het nodig dat mensen met een psychische aandoening zelf zijn toegerust om om te gaan met hun aandoening en begrip te hebben voor de handelings-verlegenheid van ‘de ander’ (Samen Sterk zonder Stigma, n.d.).” Missie Samen Sterk wil het taboe op psychische aandoeningen doorbreken met als doel discriminatie uitbannen van mensen met een psychische kwetsbaarheid. De missie is gebaseerd op de drie pijlers ‘gelijkwaardig’, ‘meedoen’ en ‘menselijke samenleving’ (Samen Sterk zonder Stigma, n.d.).

1. Gelijkwaardig Het werk van Samen Sterk is gebaseerd op Artikel 1 en 2 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Verenigde Naties (UVRM1). Vrij vertaald vanuit het eerste artikel: “we zijn allemaal vrij en gelijkwaardig en worden op dezelfde manier behandeld”. De tweede: “de rechten gelden voor iedereen, ongeacht de verschillen”. Zij baseren zich ook op Artikel 12 van de Nederlandse Grondwet waarin is gesteld dat iedereen gelijkwaardig is en dat er een verbod is op discriminatie, op welke grond dan ook (Samen Sterk zonder Stigma, n.d.). 2. Meedoen Mensen met een psychische aandoening moeten volwaardig mee kunnen doen in de maatschappij. Zij kunnen werken, meedoen in het verenigingsleven en een sociaal netwerk onderhouden. Daarvoor is het nodig dat de omgeving hen ziet als persoon en niet als hun aandoening en ook ruimte geeft aan de kwetsbaarheid. Ook is het nodig dat mensen met een psychische aandoening zelf zijn toegerust om om te gaan met hun aandoening in de samenleving (Samen Sterk zonder Stigma, n.d.). 3. Menselijke samenleving Als mensen met een psychische kwetsbaarheid mee kunnen doen, kunnen zij beter functioneren. Zij worden aangesproken op hun burgerrol in plaats van op hun patiëntrol. Dit leidt tot verminderd psychisch lijden, afname van de zorgvraag en, op termijn, economisch voordeel. Juist deelname van iedereen maakt onze samenleving gemêleerd, kleurrijk en menselijk (Samen Sterk zonder Stigma, n.d.).

1 Artikel 1: “Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.” Artikel 2: Eenieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden […].” (Amnesty International, n.d.). 2 Artikel 1, Nederlandse Grondwet: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan” (Nederlandse Grondwet, 2017).

Page 11: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

2

Doelgroep en projecten Samen Sterk richt zich op mensen met en zonder een psychische aandoening, GGZ-professionals, (medewerkers van) bedrijven en andere betrokkenen op het gebied van psychische aandoeningen en/of stigma. De doelgroep van Samen Sterk wordt aangesproken in diverse projecten: ‘Stigma en Ambassadeurs’, ‘Stigma en Werk’, ‘Stigma binnen de GGZ’, ‘Stigma in de Media’, ‘Stigma in Onderwijs en bij Jeugd’ en ‘Stigma in Gemeenten’. In deze projecten vindt voortdurend overlap plaats, omdat stigma een breed bestaanscontinuüm bestrijkt. Een voorbeeld hiervan is een psycholoog die de doelgroep vormt in het project ‘Stigma in de GGZ’, maar tevens in het project ‘Stigma en Werk’ als werknemer wordt beschouwd. De projecten zijn verder omschreven in bijlage 1.2. Strategie De kracht van Samen Sterk ligt in de co-creatie met ambassadeurs (Samen Sterk zonder Stigma, n.d.). Ambassadeurs zijn mensen met én zonder psychische aandoeningen. Deze ambassadeurs zijn getraind om hun verhaal op een directe en persoonlijke manier te vertellen. Samen met ambassadeurs agendeert Samen Sterk het stigma, ze stimuleren mensen er iets aan te doen en verbinden hen en organisaties om samen sterker zonder stigma te zijn om zo een gedragsverandering in de samenleving te bewerkstellingen. Activiteiten en instrumenten zoals trainingen en tools, worden altijd samen met de ‘te veranderen’ doelgroep ontwikkeld. Ook agendeert Samen Sterk het issue stigma via De Social Run: een non-stop estafetteloop om stigma aan te pakken en het Te Gek?! Festival: een informatief evenement om openheid rondom psychische problemen te bevorderen. Tot slot maakt Samen Sterk psychische problematiek bespreekbaar via hun website, nieuwsbrieven en via social mediakanalen als LinkedIn, Twitter en Facebook waar onder andere blogs voorbijkomen van ambassadeurs. Samenwerkingspartners Samen Sterk verbetert de beeldvorming rondom psychische aandoeningen met een integrale aanpak. Succesfactoren van aanpakken uit het buitenland en vanuit bijvoorbeeld homo- en vrouwenbewegingen vormen hierbij de basis die in de GASA worden besproken. De Global Anti-Stigma Alliance (GASA) is een internationaal netwerk van verschillende nationale campagnes tegen stigma. Tussen deze internationale organisaties is geen sprake van concurrentie, omdat er op internationaal niveau voortdurend met elkaar wordt samengewerkt (Time to Change, 2018). Alle landen en organisaties, te zien in bijlage 1.4, staan open voor het delen van kennis en ervaringen om zo tot het gezamenlijke doel te komen: het doen laten verdwijnen van stigma over psychische problemen.

1.2 Probleemaanduiding Deze paragraaf heeft als doel om het hele scala van problemen en kansen, wensen, oplossingen en betrokken partijen van het probleem in beeld te brengen. Een goede analyse is nodig om het probleem scherp te krijgen en sturing te geven aan het onderzoek. De probleemaanduiding is gestructureerd middels drie niveaus (macro-, meso- en microniveau) om het onderzoek af te kaderen.

1.2.1 Maatschappelijk niveau (macroniveau) 42,7% van de Nederlanders krijgt in zijn/haar leven te maken met een psychische aandoening (De Graaf, Van Dorsselaer, Tuithof & Have, 2015). Met andere woorden: per jaar krijgen ruim 191.000 Nederlanders voor het eerst een psychische aandoening. Ondanks deze hoge cijfers rust er nog altijd een groot taboe op psychische aandoeningen als borderline, depressie, een angststoornis en autisme. Dit wordt ook wel stigmatisering genoemd. Stigmatisering wordt omschreven als een ongewenste, beschamende eigenschap die de status van een individu in de ogen van anderen in de gemeenschap verlaagt (Goffman, 1963). Stigma zet een individu apart van anderen (zoals in psychiatrische behandeling zijn) en koppelt hen aan ongewenste, stereotiepe eigenschappen (zoals gevaarlijk of onvoorspelbaar zijn). In een reactie hierop gaan mensen de negatief gelabelde persoon afwijzen, vermijden en discrimineren (Weeghel, Pijnenborg, Van 't Veer, & Kienhorst, 2016). Urgentie voor de maatschappij Stigmatisering kan tot een aantal ernstige gevolgen leiden zoals de bestendiging van vooroordelen en discriminatie, het bemoeilijken van herstel, het ontmoedigen van het zoeken van hulp, het veroorzaken van sociale en maatschappelijke isolatie en het oproepen of versterken van zelfstigma. Ook zorgt stigma voor een laag zelfbeeld (“ik ben niks waard”), een aantasting van de zelfeffectiviteit (“ik kan niks”), een aantasting van hoop en vertrouwen en de ontkenning van problemen waardoor er geen hulp wordt gezocht en de klachten verergeren (Kienhorst, Pijnenborg, Van 't Weer, & Van Weeghel, 2016). Een

Page 12: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

3

psychische aandoening is daarom weleens ‘een tweesnijdend zwaard’ genoemd: wie er een heeft, moet zich niet alleen teweerstellen tegen de gevolgen van de aandoening zelf, maar ook tegen de afwijzende reacties van de mensen om zich heen. En dat terwijl uit geen enkel onderzoek is gebleken dat mensen met een psychiatrische diagnose gewelddadiger zouden zijn dan de rest van de bevolking (Penn & Wykes, 2003). In een groot internationaal onderzoek (ASPEN-onderzoek) werd deze beleving van stigma, zelfstigma en discriminatie gemeten. 79% van de respondenten ervaart discriminatie in ten minste één levensdomein zoals werk (ASPEN, 2011). In de DESTEP-analyse in bijlage 2, zijn meer cijfers en feiten te vinden over de (ontwikkeling) van stigma binnen diverse domeinen als de economie en de politiek.

1.2.2 Doelgroepafbakening (mesoniveau) Stigmabestrijding heeft het meeste effect wanneer de strategie wordt gericht op een gesegmenteerde doelgroep, zoals werknemers of jongeren (Corrigan et al., 2011). Om die reden is er gekozen voor een specifiek project uit de doelgroep van Samen Sterk. Op dit moment gaat de meeste voorkeur uit naar het project ‘Stigma en Werk’, omdat uit evaluaties van Samen Sterk blijkt dat in de businesscase3 belangrijke kansen blijven liggen (Persoonlijke Communicatie, G. Rabbers, september 2016) (bijlage 1.4). Samen Sterk merkt dat de gewenste effecten uit de initiatieven en activiteiten4 achterblijven, omdat er een gebrek is aan bewustwording van de impact van stigma op de werkvloer (Persoonlijke Communicatie, G. Rabbers, september 2016). Het gebrek aan bewustwording is onder andere te merken aan de geringe vraag vanuit instanties om iets te doen aan psychische problematiek en met het voorkomen van stigmatisering op de werkvloer. Veel werkgevers en instanties zijn bijvoorbeeld niet bereikbaar, werknemers zien er het belang niet van in om in actie te komen of zij durven niet uit te komen voor hun psychische kwetsbaarheid. Daarnaast geven grote organisaties aan dat zij alleen mee willen onder de voorwaarde anoniem te blijven, omdat ze bang zijn dat publiciteit hun imago en reputatie schaadt. Dit houdt echter het stigma in stand. Rol van de werkgevers Samen Sterk richt het project ‘Stigma en Werk’ in via twee sporen, gericht op: 1) de (potentiële) werknemers met psychische aandoeningen en 2) de werkvloer van grote werkgevers. In de aanpak van zowel spoor 1 als spoor 2 wordt nauw samengewerkt met de (ervaringsdeskundige) werknemers en de werkgevers. Op een bepaald moment vindt er overlap tussen deze twee sporen plaats om de doelstellingen te realiseren. Omdat beiden sporen veel aandacht vereisen, zal in eerste instantie worden gekeken naar de werkgevers, spoor 2, omdat zij de machtigste partij zijn binnen een organisatie. Uit de literatuur blijkt ook dat het proces van stigmatisering zich eerder voltrekt en sterker is binnen ongelijke machtsverhoudingen tussen stigmatiseerders en gestigmatiseerden, omdat gestigmatiseerden in een ondergeschikte positie meer risico lopen en minder goed in staat zijn zich te verweren (Jones et al., 1984; Link & Phelan, 1999; Link & Phelan, 2001). Voor dit onderzoek wordt de focus gelegd op de managers, omdat zij de leidinggevenden zijn van de werknemers en het dichtste bij hen staan. Belang van mentale gezondheid Mentale gezondheid is belangrijk voor werkproductiviteit, het omgaan met stress in het dagelijks leven en zich waardevol voelen (WHO, 2014). Het hebben van psychische problemen is één van de drie grootste oorzaken van ziekteverzuim (Hooftman, et al., 2017). Maar liefst 16% van de beroepsbevolking ervaart psychische problemen, waarvan angst en depressie het meest voorkomend zijn (De Graaf, Tuithof, Van Dorsselaer, & Ten Have, 2011). De arbeidsproductiviteit van mensen met een psychische aandoening daalt door stigmatisering en daarmee hun welbevinden. Managers krijgen geen toegang tot een nieuw arbeidspotentieel en er ontbreken tools om (nieuwe) werknemers met een psychische aandoeningen optimaler in hun kracht te zetten. Hierdoor daalt de samenwerking op de werkvloer, groeit het stigma, wordt de beeldvorming slechter en het ziekteverzuim neemt toe. Dit is ook nadelig voor de manager, omdat zij hierdoor worden bevestigd in hun vooroordelen, terwijl meer bespreekbaarheid over psychische problemen en adequate ondersteuning bijdragen aan een duurzame inzetbaarheid van de doelgroep. Indirecte kosten in de vorm van verlies van werkgelegenheid, verminderde prestaties en presenteïsme5 zijn veel hoger dan de directe kosten van de gezondheidszorg (OECD, 2014).

3 Projectmanagementterm waarin de zakelijke afweging om een project of taak te beginnen, wordt beschreven. In de businesscase worden de kosten tegen de baten afgewogen, rekening houdend met de risico’s. 4 Samen Sterk ontwikkelde tools bestaande uit de training Selecteren zonder Vooroordelen, de E-learning Openheid Mentale Gezondheid Werkt, Presentaties door werkambassadeurs, Keuzehulp Conceal or Reveal, de Smartphone App Sterk op het Werk en managementtrainingen. Alle instrumenten zijn te vinden in bijlage 1.5. 5 Ziekteverzuim wordt vaak geassocieerd met het begrip ‘absenteïsme’. Presenteïsme daarentegen is een nog relatief onbekend begrip en houdt in dat een werknemer die met gezondheidsklachten doorwerkt en daardoor de arbeidsproductiviteit daalt.

Page 13: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

4

Stakeholders Uit Canadese literatuur en interviews bij sleutelpersonen is gebleken dat stigma op de werkvloer niet op zichzelf staat, maar wordt beïnvloed door zowel de media, de GGZ, de reïntegratiepraktijk als de overheid (Krupa et al., 2009) (zie figuur 1). Volgens Krupa et al. (2009) zijn de media zelfs een drijvende kracht bij het ontstaan van stigma in de samenleving. Andere belangrijke stakeholders zijn werkgevers, managers, vakbonden, mensen met een psychische aandoening en collega’s (Krupa et al., 2009). De intensiteit van vooroordelen op het werk kan verschillen, afhankelijk van de positie en de verantwoordelijkheid van de persoon met vooroordelen. Omdat specifieke kenmerken van de werksituatie invloed hebben op de impact van de aannames, worden hieronder de verschillende rollen besproken:

1. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor het behalen van economische doelen en daarom zijn kosten-baten afwegingen over de productiviteit van medewerkers erg belangrijk. Hun houding en voorbeeldgedrag is van grote invloed op de organisatiecultuur (Krupa et al., 2009).

2. Managers, onder wie direct leidinggevenden, zijn verantwoordelijk voor het behalen van

productiviteitsdoelen en de dagelijkse leiding aan werknemers (Krupa et al., 2009). Hun overtuigingen en gedrag met betrekking tot de doelgroep worden sterk beïnvloed door de mate waarin zij ondersteund worden door de afdeling HR. Weinig managers hebben voldoende kennis om een psychische aandoening te herkennen en de vaardigheden om er goed mee om te gaan. Het gevolg is dat problemen niet snel herkend worden en oplossingen niet snel zijn geregeld (Stuart, 2012).

3. Vakbonden en ondernemingsraden zijn verantwoordelijk voor het bewaken en bevorderen

van onder andere de plicht van de werkgever om goede aanpassingen voor de doelgroep te realiseren. Door onvoldoende kennis van stigma en de gevolgen ervan voor werknemers met een psychische aandoening kunnen ze deze taak niet volledig uitvoeren (Krupa et al., 2009).

4. Collega’s zijn individueel of met elkaar verantwoordelijk voor het voldoen aan

productiviteitseisen. Collega’s van werknemers met een psychische aandoening worden sterk beïnvloed door de negatieve labels op het werk. Het idee dat mensen met een psychische aandoening onder eisen proberen uit te komen is hier ook van invloed op (Krupa et al., 2009). Collega’s hebben verder moeite met wat zij zien als een ‘voorkeursbehandeling’ die werknemers uit de doelgroep zouden krijgen. Ze vermijden contact met werknemers met een psychische aandoening (Schultz et al., 2011).

5. Werknemers met een psychische aandoening internaliseren negatieve overtuigingen en

aannames over henzelf en dat ondermijnt hun motivatie om werk te krijgen en te behouden. Een groot dilemma is of ze de aandoening aan de manager onthullen (Krupa et al., 2009).

Deze sleutelpersonen en stakeholders zijn verder uitgewerkt in de Stakeholderanalyse in bijlage 3. Het doel van deze analyse was om het speelveld van actoren en belanghebbenden in kaart te brengen om zo inzicht te verschaffen in kansen en bedreigingen van de uiteindelijk tot stand komende sociale marketingcommunicatiestrategie. De branche Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Naar aanleiding van de Stakeholderanalyse en de aanbeveling van Corrigan et al. (2011) om stigmabestrijding toe te passen op een selectieve doelgroep, is er een extra afbakening gemaakt in de diverse arbeidsbranches. Uit onderzoek van Dewa, Chau en Dermer (2010) blijkt dat GGZ- professionals de meeste last ervaren van psychische klachten in vergelijking met andere

Figuur 1 Beïnvloedende partijen en stakeholders in het proces dat ontstaat bij stigmatisering op de werkvloer (Krupa et al., 2009)

Page 14: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

5

arbeidssectoren. Ook blijkt uit de Stakeholdersanalyse (bijlage 3) en het hierop volgend literatuuronderzoek, dat de GGZ zelf een grote rol speelt bij het in stand houden van stigma. Tot op heden is hier bij Samen Sterk nog weinig aandacht aan geschonken, wat een focus op deze (nieuwe) doelgroep interessant maakt. Omdat er in Nederland nog geen wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de rol van de GGZ als werkgever bij het in stand houden van stigma, heeft er in september 2017 een expertinterview plaatsgevonden met Thea Heijnen. Heijnen is arbeidsconsulent bij GGZ WNB en op dit moment bezig met een soortgelijk onderzoek. Het interview had als doel om een impressie te krijgen over stigma in de GGZ. Zo zegt zij: “Wij geven cliënten mee dat ze open moeten zijn over hun kwetsbaarheden, maar tegelijkertijd zijn wij dat zelf niet. […] Ik was een verpleegkundige en ik schaamde mij ontzettend voor mijn klachten. Het kan toch niet dat een verpleegkundige zelf psychische problemen heeft en dat die de hulpverlening in moet? Hoe kan die dan ooit nog anderen helpen als die zichzelf niet eens kan helpen?” Het gehele interview is te lezen in bijlage 4 onder de code [#EXP1]. Naar aanleiding van het gesprek met Heijnen, is er in de literatuur verder gezocht naar relevante bronnen over stigma bij GGZ-professionals. Hieruit kwam onder andere naar voren dat het tegengaan van stigma binnen de GGZ vaak alleen nog gericht op de relatie tussen hulpverlener en cliënt, terwijl deze GGZ-professionals ook zelf kunnen kampen met een psychische kwetsbaarheid (het zijn immers ook maar mensen) en daarbij worstelen met stigma (Verhaeghe & Bracke, 2012). Onderzoekers identificeren dit in de literatuur als een zogenaamde ‘blind spot’. Er wordt verwacht dat GGZ-professionals vanwege hun kennis in de psychiatrie en hun rol als hulpverlener het minst stigmatiseren en dat er bij deze doelgroep daarom niet de verandering tegen stigma zit. Maar, onder andere de onderzoekers Stromwall, Holley en Bashor (2011) maken in hun thesis duidelijk dat hier nog veel winst valt te behalen. Een hulpverlener die zelf niet open is over psychisch kwetsbaar zijn, kan de kracht van de hulpverlening doen verzwakken en het stigma (onbewust) bevestigen. De GGZ heeft daarnaast een van de grootste rollen binnen (de)stigmatisering, omdat zij: betrokken zijn bij de persoon met een psychische aandoening, hem/haar coachen om met stigma om te gaan, gezien worden als de ‘verantwoordelijken’ binnen de psychiatrie en ook door hun machtspositie (onbewust) stigma in stand kunnen houden (Stromwall, Holley, & Bashor, 2011). In de scriptie zal vanaf nu verder worden gesproken over hulpverleners óf GGZ-professionals die de werknemers vertegenwoordigen. Het gaat hierbij alleen om hulpverleners zoals GZ-psychologen en sociotherapeuten en niet om personeel uit bijvoorbeeld de facilitaire dienst.

1.2.3 Organisatieniveau (microniveau) Samen Sterk wil het taboe op psychische aandoeningen doorbreken met als doel discriminatie uitbannen van mensen met een psychische kwetsbaarheid. In het project ‘Stigma en Werk’ ligt de focus vooral op gedragsverandering wat onder meer bestaat uit trainingen, bijeenkomsten en intervisie-netwerken. Het project ‘Stigma in de GGZ’ legt vooral de nadruk op het stigma tussen hulpverleners en cliënten. Vanuit de wetenschappelijke literatuur geven Van Weeghel et al., (2016) aan dat er nog altijd te weinig aandacht is voor de omstandigheden op het werk voor iemand met een psychische kwetsbaarheid en dat er meer kennis nodig is over hoe werk aangepast kan worden om het potentieel van individuele werknemers te optimaliseren met meer tolerantie voor diversiteit. Het is kortgezegd een non-issue voor bedrijven. Vooral voor de GGZ, die bekend staat als ‘de zorgaanbieder’ voor mensen met psychische aandoeningen, is het lastig om te dealen met stigma, omdat vanuit de maatschappij wordt verwacht dat zij dit juist tegengaan (Verhaeghe & Bracke, 2012). Urgentie voor Samen Sterk Samen Sterk kan alleen blijven bestaan als zij financiering ontvangen van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en andere partijen. Een voorwaarde is dat zij steeds moeten kunnen aantonen waar zij dit geld in steken, waarom zij dit doen en of de koers naar de doelstelling wordt behaald. Hoe meer effect voortkomt uit de businesscase van Samen Sterk, des te urgenter de noodzaak van het bestaan van Samen Sterk wordt aangetoond en hoe beter de financiering is gewaarborgd. Weinig effectiviteit van de projecten is niet alleen nadelig voor het voortbestaan van Samen Sterk, maar ook voor de maatschappij zelf. Als Samen Sterk geen financiering ontvangt, kunnen zij het probleem ook niet op de kaart zetten.

1.2.4 Trends en ontwikkelingen De GGZ-sector staat niet op zichzelf en verandert door de jaren heen. Trends en ontwikkelingen spelen hierbij een belangrijke rol, om op die manier de wereld als het ware bij te houden en in te spelen op de

Page 15: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

6

behoefte van de afnemer. De belangrijkste trends voor dit onderzoek worden hieronder besproken. De overige trends zijn terug te vinden in de DESTEP-analyse in bijlage 2. (De)Stigmatisering Door de hele geschiedenis heen en in alle culturen zijn groepen mensen, onder wie altijd psychiatrische patiënten, gestigmatiseerd (Rabkin, 1974). Sinds de jaren 70 van de vorige eeuw is er meer onderzoek gedaan naar stigma toen de kritiek rondom psychiatrische zorg versterkte. Een voorbeeld van kritiek was het gebruik van medicatie binnen de psychiatrie, iets wat volgens velen zorgde voor afhankelijkheid van deze medicijnen en behandelingen (Crossley, 1998; Trimbos-instituut, 2012). In deze periode deïnstitutionaliseerde de psychische zorg door het aantal bedden te verminderen en meer geld uit te geven aan de ambulante zorg (Ard & Bright, 1997). Hoewel steeds meer mensen met psychische problemen re-integreerden in de samenleving, bleef het stigma hardnekkig. In de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw kwam er steeds meer aandacht voor stigma. Rond 2000 was er duidelijk een verschuiving zichtbaar in de meeste Europese landen, waar destigmatisering werd besproken op de politieke agenda. Nieuwe inzichten rondom publiek stigma ontwikkelden zich. Steeds meer landen overwogen het verbreden van hun aanpak tegen stigma (Knapp, 2007). Al sinds de jaren 90 van de vorige eeuw wordt overal in de (westerse) wereld geprobeerd met gestructureerde communicatiecampagnes stigma te bestrijden. Massamedia kunnen een groot publiek bereiken, maar volgens Stuart et al. (2012) en Corrigan et al. (2011) bevorderen deze campagnes vooral toename van kennis over psychische problematiek. De houding ten opzichte van mensen met psychische aandoeningen verandert echter nauwelijks en de invloed op gedrag is minimaal. Corrigan & Penn (1999) hebben aangetoond dat voorlichting en contact met mensen met een psychische aandoening het stigma van psychische aandoeningen doen verminderen. Volgens hen is face-to-face contact nog effectiever in vergelijking met voorlichting. Protest door formeel bezwaar aan te tekenen tegen negatieve beelden en berichtgeving in de media, bleek echter niet effectief te zijn (Corrigan et al., 2012; Corrigan & Penn, 1999). Generieke Module Destigmatisering Hoewel Nederland op het gebied van destigmatisering aan het begin van deze eeuw achterbleef bij andere landen, is er rond 2017 veel gaande rond dit thema. Mediacampagnes zoals Doorbreken van taboe op psychisch ziek-zijn (SIRE, 2013) en Collega’s met karakter (Stichting GAK, 2014) volgden en ook in de media werd in verschillende programma’s aandacht besteed aan een beter begrip van psychische aandoeningen en mensen die eronder lijden. In het Bestuurlijk Akkoord GGZ 2013-2017 werden afspraken gemaakt over integratie van de herstelvisie in de zorg en de ontwikkeling van een landelijk destigmatiseringsprogramma, uitgevoerd door Samen Sterk (VWS, 2013). De Generieke Model Destigmatisering, van Het Kwaliteitsinstituut GGz, biedt professionals in (GGZ)zorg en in het sociale domein handvatten om stigma op meer gerichte manieren te bestrijden, het liefst met interventies die (bewezen) succesvol zijn (Kwaliteitsontwikkeling GGz, 2017). De Nieuwe GGZ Er zijn al jaren discussies gaande over de invulling van de GGZ, waaronder de stroming De Nieuwe GGZ dat zich afzet tegen de traditionele hulpverlening. De Nieuwe GGZ streeft naar kwaliteitsverbetering in het behandelaanbod van de GGZ waar patiënten leren omgaan met klachten en de eigen regie behouden over de behandeling, ook wel de herstelbeweging genoemd. Dit willen zij bereiken door middel van een triade van familieleden/naasten, patiënt en professionals, dat gelijkwaardigheid uitstraalt en eenieder in zijn/haar kracht zet (De Nieuwe GGZ, 2018). Professionele- en ervaringskennis Niet alleen de behandeltriade speelt een steeds prominentere rol binnen de GGZ, ook de inzet van ervaringskennis naast professionele kennis krijgt steeds meer ruimte. Uit onderzoek van Boevink (2017) blijkt dat ervaringsdeskundigen helpen bij het tegengaan van stigma door het creëren van gelijkwaardigheid. Een recentere discussie is die van de inzet van multideskundigen: GGZ-professionals die open zijn over hun eigen ervaringen en dit inzetten in het behandelcontact met hun patiënten (Boevink, 2017).

1.2.5 Gewenste situatie Volgens voorspellingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt depressie volksziekte nummer één in 2020 (WHO, 2011). Hoewel de behandeling en prognose van psychische aandoeningen verbeterd zijn in de afgelopen zestig jaar, hebben psychische aandoeningen nog steeds een overwegend negatieve betekenis in westerse samenlevingen. Uit onderzoek blijkt telkens opnieuw dat

Page 16: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

7

burgers die zelf geen mensen met een psychische aandoening kennen, of er nauwelijks contact mee hebben, geneigd zijn om hen af te wijzen (Angermeyer & Dietrich, 2006). Samen Sterk wil het taboe op psychische stoornissen doorbreken en dit bespreekbaar maken op de werkvloer. Als uitgangspunt is hierbij gekozen voor hulpverleners in de GGZ. Het streven is om door middel van kennisvergroting en uitwisseling binnen de deelnemende bedrijven 1) voorwaarden en condities te laten ontstaan en 2) handvatten te ontwikkelen die de basis vormen voor een open en constructieve benadering van (potentiële) werknemers met een psychische aandoening. Neveneffecten zijn de vermindering van ziekteverzuim, het behoud van werk en de verhoging van arbeidsparticipatie van mensen met een psychische aandoening.

1.3 Relevante rol strategische communicatie Om een strategie te ontwikkelen die bijdraagt aan de bewustwording van de impact van stigma bij werkgevers en werknemers, moet het veld van communicatie worden onderzocht om te kijken welke domeinen aansluiten bij deze scriptie.

1.3.1 Rol van communicatie Communicatie is een complex proces dat vaak gaat om het beïnvloeden van gedrag (Reijnders, 2015). Het klassieke communicatiemodel van Shannon en Weaver (1949) is een voorbeeld van een model dat hierop inspeelt. Kort omschreven is volgens hen communicatie als een proces dat begint bij een zender die een boodschap wil overdragen en via een medium wordt verstuurd naar een ontvanger. In dit proces kan de boodschap door ruis worden verstoord. Een boodschap ontstaat in de gedachten van iemand die zijn boodschap omzet in een code die voor de ontvanger begrijpelijk is (encoderen) en de ontvanger zet de boodschap op zijn beurt weer om in zijn gedachten (decoderen). Dit is vaak het kernprobleem bij communicatie: de betekenis van de boodschap verandert. In de klassieke, lineaire, communicatiemodellen staat vooral de zender centraal, terwijl de ontvanger ook een grote functie heeft in het succes van de boodschap. Communicatiewetenschappers van nu definiëren communicatie daarom als een proces en benadrukken de interactiviteit. Communiceren doe je met elkaar en is een dynamisch en permanent proces van ontwikkeling van betekenissen (Michels, 2016).

1.3.2 Kennis/houding/gedrag Met communicatie tracht men op het gebied van kennis en/of houding en/of gedrag bij mensen iets te veranderen ('t Lam, 2008). Bij een kennisprobleem zijn mensen niet of niet goed geïnformeerd. Zij weten niet wat er aan de hand is en hebben onvoldoende inzicht. Bij een verkeerde houding kunnen problemen ontstaan doordat men niet de gewenste opstelling tegenover een vraagstuk heeft. Het kan ook zijn dat mensen niet het gewenste gedrag vertonen. Zij kunnen met concreet gedrag helpen een probleem op te lossen of gebruikmaken van een product of dienst ('t Lam, 2008). Dit communicatieproces slaat terug op het ontstaan van stigma waarin dit verloop wordt samengevat in de volgende formule: gebrek aan informatie/negeren (kennis) + vooroordelen (houding) + discrimineren (gedrag) = stigma (Corrigan & Shapiro, 2010). Bij het tegengaan van stigma gaat het niet om het eenvoudig veranderen van ‘slechte’ cognities (stereotiepe opvattingen en beelden, vooroordelen), naar ‘goede’, omdat behalve cognities ook sterke en directe emotionele reacties meespelen in het proces van stigmatisering. Angst en medelijden, maar ook afkeer en boosheid kunnen de houding kleuren. Het negatief etiketteren of labelen en buitensluiten wordt verder gevoed door onwetendheid, verkeerde informatie en schrikbeelden in de media (Alphen & Slooff, 2010). Read e.a. (2006) en Lincoln e.a. (2008) hebben tevens in hun onderzoek aangetoond dat wanneer mensen beter op de hoogte zijn van de psychosociale oorzaken en herstelmogelijkheden van psychische aandoeningen, zij minder bang zijn en hun houding positiever is tegenover iemand met een psychische aandoening (Read e.a., 2006; Lincoln e.a., 2008). Kennis, houding en gedrag vormen dus een continuüm binnen (de)stigmatisering en zijn van invloed binnen het communicatieveld. De huidige projecten van Samen Sterk zijn vooral gericht op het veranderen van gedrag, terwijl voldoende kennis en een positieve houding volgens bovenstaande bronnen eerst nodig zijn om gedrag te kunnen veranderen.

1.3.3 Communicatiedomein Binnen het veld van communicatie wordt corporate communicatie gezien als managementinstrument dat gericht is op interne- en externe communicatie en bestaat uit drie vormen: concerncommunicatie (intern/organisatie), marketingcommunicatie en managementcommunicatie (Reijnders, 2010). In dit onderzoek spelen concern- en marketingcommunicatie een rol, met als focus sociale marketing waarbinnen persuasieve communicatie en gezondheidsvoorlichting vallen.

Page 17: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

8

Volgens Van der Grinten (2010) is concerncommunicatie gericht op alle belangengroepen ter bevordering van kennis, houding en gedrag ten aanzien van de organisatie (Van der Grinten, 2010). Een onderneming is niet alleen een aanbieder van producten of diensten, maar ook een ‘medeburger’. Mensen moeten niet alleen een goed gevoel hebben bij het aanbod, maar ook bij de aanbieder zelf. Concerncommunicatie bepaalt de boodschap van de organisatie of bedrijf, creëert de identiteit voor de organisatie en vult daarmee de gehele communicatie (Van der Grinten, 2010). In dit onderzoek gaat het niet geheel om de communicatie van de organisatie, maar het heeft ook als doel om in contact te treden met de doelgroep om kennis, houding en gedrag te beïnvloeden. In termen van marketingcommunicatie heeft deze beïnvloeding als doel om een positieve verandering te bewerkstelligen in een voor hen marketingbeleid gunstige richting (Floor & Van Raaij, 2010). Omdat dit vraagstuk niet als intentie heeft om commerciële marketingstrategieën tot stand te brengen, maar om positieve gedragsveranderingen bij sociale problemen te bereiken, is er gekozen voor sociale marketing. Sociale marketing wordt door Kotler, Robert en Lee (2002) omschreven als: “(…) the use of marketing principles and techniques to influence a target audience to voluntarily accept, reject, modify, or abandon a behaviour for the benefit of individuals, groups or society as a whole (Kotler et al., 2002)”. Het uitgangspunt van sociale marketing is om de doelgroep centraal te stellen en te kijken naar hun gedragspatronen, zonder daar gelijk een vinger op te leggen en te vertellen wat iemand moet doen (Kotler et al., 2002). In tegenstelling tot commerciële uitwisselingen, waar consumenten een product of dienst ontvangen tegen betaling, gaat het bij sociale vraagstukken niet om terugbetalingen, maar om het bereiken van het gewenste (gezondheids)gedrag. Net als bij de commerciële sector staan de 4 P’s vanuit de marketingmix (product, plaats, prijs en promotie) centraal bij de integratie van een sociale marketingstrategie. De vierde P, promotie, is hierbij vaak de meest zichtbare component van marketingcommunicatie. Omdat deze scriptie vanuit de opleiding Communicatie komt, zal vanaf hier de term sociale marketingcommunicatie worden gebruikt en de marketingmix – met uitzondering van promotie – achterwege worden gelaten. Promotie omvat het type van persuasieve communicatiestrategieën waar een zender opvattingen, attitudes en/of gedrag van een ontvanger probeert te beïnvloeden door het versturen van een boodschap in een situatie waarin de ontvanger een zekere keuzevrijheid heeft (Cialdini, 2017). Van Ruler (1998) bevestigt in haar Communicatiekruispunt dat het kwadrant van overredende communicatie het meest passend is binnen sociale marketing:

“(…) het kwadrant van gecontroleerd eenrichtingsverkeer en beïnvloeding levert de basisstrategie overreding op, wat ook wel ‘persuasieve voorlichting’ wordt genoemd. Over de overredingsstrategie wordt met name getheoretiseerd binnen de sociale psychologie. Het is de gerichte beïnvloeding van kennis, houding en gedrag met als doel een ander te overtuigen van het eigen gelijk (Van Ruler, 1998)”.

In deze definitie van Van Ruler (1998) komt ook de rol van voorlichting naar voren. Bij sociale marketing gaat het namelijk niet alleen om het beïnvloeden van een bepaalde keuze, maar ook om informatie te geven over het gewenste gedrag, ook wel gezondheidsvoorlichting- en/of communicatie genoemd. Gezondheidsvoorlichting- en/of communicatie is een vakterm voor alle activiteiten die kunnen worden ondernomen om te stimuleren dat mensen zich op vrijwillige basis ‘gezonder’ willen en kunnen gedragen (Brug & Van Assema, 2010). Gezondheidsvoorlichting vereist een planmatige aanpak, omdat er veelal sprake is van weerstand. Weerstand belemmert gedragsverandering en treedt op bij vrijheidsdreiging en afkeer tegen verandering. Weerstand uit zich in het vermijden van de boodschap, het formuleren van tegenargumentatie gericht op de inhoud, de afzender, de manier van communiceren en het vasthouden aan de eigen mening (Van Weeghel, Pijnenborg, Van 't Veer, & Kienhorst, 2016). Stigmatisering is een complex proces waarbij wetenschappelijke inzichten uit de sociale psychologie kunnen bijdragen aan de verdieping van de (menselijke) gedachten, gevoelens en gedragingen en hoe zij in hun sociale omgeving worden beïnvloed (Weeghel, Pijnenborg, Van 't Veer, & Kienhorst, 2016).

De media kunnen de tot stand gekomen communicatie ondersteunen. Audiovisuele en geschreven media worden beschouwd als de belangrijkste bronnen van informatie over psychische aandoeningen (Psychiatrie Nederland (Red.), 2015). Daarom spelen zij een cruciale rol in de algemene beeldvorming over psychiatrie en psychiatrische patiënten (Boumans, 2015). Inzichten vanuit het project ‘Stigma in de Media’ worden meegenomen in de Contentcreatie- en Implementatiefase van deze scriptie, ter versterking en ontwikkeling van de strategie, omdat zij een belangrijke rol spelen in de beeldvorming rondom psychische problematiek (Krupa et al., 2009). Zo kunnen zij onbewust de boodschap verzwakken of een stigmatiserend effect uitstralen waardoor de strategie weerstand oproept.

Page 18: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

9

1.4 Centrale vraag Uit de eerste theorieverdieping blijkt dat het vaststellen van een werkende communicatiestrategie een planmatige aanpak vereist op het gebied van gezondheidsvoorlichting. Het PRECEDE/PROCEED-model van Green en Keuter (2005) is een planningsmodel wat vaak in de sociale wetenschap wordt gebruikt voor gezondheidsbevorderende interventies. Het Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering van Brug (2010) is hierop gebaseerd, dat verder wordt toegelicht in het Theoretisch Kader. De centrale vraag luidt:

“Met welke sociale marketingcommunicatiestrategie maakt de stichting Samen Sterk zonder Stigma managers in de GGZ6 bewust van de impact van stigma op de werkvloer7, teneinde de

bespreekbaarheid van psychische problemen van hulpverleners zelf te bevorderen?”

1.5 Onderzoeksvragen Om de centrale vraag te kunnen beantwoorden, zijn er onderzoeksvragen geformuleerd op basis van de belangrijkste begrippen uit de centrale vraag en uit de stappen van het Model Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering (Brug, 2010) en ingevuld in het kader van sociale marketing (Blair-Stevens & French, 2010). De eerste stappen van het samengestelde model in figuur 2 hebben al plaatsgevonden in dit hoofdstuk, waardoor de eerste onderzoeksvraag gericht is op de analyse van gedrag. De tweede en derde onderzoeksvraag zijn onderdeel van de analyse van gedrag, waarbij gedragsdeterminanten en eerder ingezette communicatie-strategieën vanuit literatuur en casestudies worden besproken. Tot slot brengt de vierde onderzoeksvraag de weerstand van de doelgroep in kaart om op die manier de kosten-baten analyse neer te zetten en ervoor te zorgen dat de sociale marketingcommunicatiestrategie de gewenste effecten behaalt. De onderzochte informatie uit al deze fases maakt uiteindelijk de stap naar de interventieontwikkeling (de persuasieve communicatiestrategie, ofwel de sociale marketing-communicatiestrategie) en interventie-implementatie en –disseminatie. De marketingmix wordt buiten beschouwen gelaten, omdat deze buiten de P van promotie geen rol heeft binnen het veld van communicatie.

1. Welk stigma heerst bij managers en hulpverleners op de werkvloer in de GGZ-branche? Stigma bestaat uit verschillende verschijningsvormen die op zichzelf kunnen staan, maar ook naar aanleiding van- of afwisselend van elkaar zichtbaar worden. Voor de kwaliteit van dit onderzoek is het belangrijk dat er dieper wordt ingegaan op een specifieke vorm van stigma die de hoofdrol speelt op de werkvloer in de GGZ, waarbij de overige vormen een secundaire rol spelen. De dataverzamelingsmethode is literatuuronderzoek.

2. Wat is er al bekend over de inzet van sociale marketingcommunicatiestrategieën ten einde

de bewustwording rondom het stigma op de werkvloer in de GGZ-branche te bevorderen? Eerder onderzoek heeft aangetoond dat stigma op de werkvloer moeilijk te bestrijden is. Er zijn in voorgaande pogingen al verschillende strategieën en methodieken gebruikt die niet het gewenste resultaat behaalden of slechts kortdurend werkten. Voordat er een nieuwe strategie wordt ontwikkeld, is het van belang dat eerdere interventies aan het licht komen om op die manier herhaling te voorkomen en in te spelen op de trends en ontwikkelingen. De dataverzamelingsmethoden zijn: literatuuronderzoek, casestudies en expertinterviews.

6 GGZ staat voor de branche de ‘Geestelijke Gezondheidszorg’. 7 Met de werkvloer wordt de interne afdeling van de GGZ-instantie bedoeld, dus niet de werkvloer waar de hulpverleners in contact staan met de patiënten.

Figuur 2 Model Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering geïntegreerd met de toepasbare basiselementen vanuit sociale marketing (Brug, 2010; Blair-Stevens & French, 2010). De rood gecentreerde vlakken zijn de stappen waar de onderzoeksvragen op zijn gebaseerd.

Page 19: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

10

3. In hoeverre zijn hulpverleners en managers in de GGZ-branche zich bewust van de impact van stigma op de werkvloer? De derde onderzoeksvraag richt zich op de vraag hoe managers en hulpverleners kijken naar stigma over psychische problemen op de werkvloer. Hierbij worden eerder gevalideerde onderzoeken gebruikt waar Samen Sterk zelf een rol in had en die de psychische diversiteit op het werk beschrijft. Om meer verdieping te geven aan het onderzoek, worden de resultaten uit de bestaande onderzoeken getoetst aan de selectieve doelgroep in de GGZ en aangevuld op basis van expertinterviews en diepte-interviews. De dataverzamelingsmethoden zijn: deskresearch, replicatieonderzoek, expertinterviews en diepte-interviews.

4. Wat is er nodig om mogelijke weerstand tegen bespreekbaarheid van psychische problematiek op de werkvloer in de GGZ-branche te weerleggen? Stigma is een complex onderwerp in de samenleving dat veel weerstand oproept bij het tegengaan hiervan. Het is dan ook onvermijdelijk dat dit plaats gaat vinden bij de uiteindelijk gekozen sociale marketingcommunicatiestrategie die het gedrag (bespreekbaarheid ofwel openheid) beïnvloed. Om deze weerstand zo minimaal mogelijk te maken, wordt er aandacht geschonken aan mogelijke (toevoegende) interventies. De dataverzamelingsmethoden zijn: deskresearch, expertinterviews en diepte-interviews.

1.6 Schematische weergave (zie volgende pagina) 1.7 Leeswijzer Deze scriptie bestaat uit acht hoofdstukken die ieder een verschillend thema behandelen. Het eerste deel is hiervoor besproken en presenteerde de inleiding van het onderzoek dat bestaat uit een organisatieschets en probleemanalyse, afgesloten met de centrale vraag en onderzoeksvraag. Het tweede hoofdstuk zet het theoretisch kader van het onderzoek uiteen en kijkt hoe deze begrippen kunnen worden omgezet in topics voor het onderzoek. Hoofdstuk drie gaat vervolgens in op de methodologie die gebruikt is voor het kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek, waarna hoofdstuk vier de resultaten bespreekt en hoofdstuk vijf deze resultaten concluderend maakt met behulp van de inzichten uit het theoretisch kader. Hoofdstuk zes geeft uiteindelijk antwoord op de centrale vraag en zet met de randvoorwaarden voor de contentcreatie de brug naar het creatieve onderdeel van deze scriptie neer. In hoofdstuk zeven wordt de aanbeveling vertaald naar een concept met communicatie-uitingen die in het laatste hoofdstuk (acht) met behulp van een implementatieplan de campagne realiseerbaar maakt voor Samen Sterk.

Page 20: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

11

Dit doen zij o.a. door middel van projecten en activiteiten in

zes doelgroepdomeinen: ambassadeurs, werk,

gemeenten, GGZ, media en jeugd.

De huidige situatie zorgt nog niet voor genoeg awareness en

bewustwording van stigma waardoor gedragsverandering

achterwege blijft.

42,7% van de Nederlandse bevolking krijgt in zijn/haar

leven te maken met psychische problemen.

Ondanks deze hoge cijfers bestaat er een stigma op psychische

problematiek waar mensen met psych. prob. worden gediscrimineerd en

buitengesloten.

Het stigma zorgt ervoor dat cliënten bemoeilijkt worden in

hun herstel en ook gaan geloven in het stigma.

Samen Sterk zet in zich voor dit maatschappelijke probleem en

doorbreekt het taboe zodat iedereen zich volwaardig voelt en

gelijk wordt behandeld in de samenleving.

Samen Sterk wil weten welke communicatiestrategie kan

bijdragen aan destigmatisering zodat iedereen mee kan doen in de samenleving en dat bijdraagt aan de (geestelijke) gezondheid.

Op Internationaal niveau zijn er diverse succesvolle

campagnestrategieën om stigma tegen te gaan. Alle organisaties werken samen

voor hetzelfde doel: destigmatisering.

Met welke persuasieve communicatiestrategie kan Samen Sterk zonder Stigma de doelgroep werkgevers bewustmaken over de impact van stigma bij psychische problemen?

CENTRALE VRAAG “Met welke sociale marketingcommunicatiestrategie maakt de stichting Samen Sterk zonder Stigma managers in de GGZ bewust van de impact van stigma op de werkvloer, teneinde de

bespreekbaarheid van psychische problemen van hulpverleners zelf, te bevorderen?”

ONDERZOEKSVRAGEN EN METHODIEKEN

OPDRACHT

Onderzoeksvraag 2

Welk stigma heerst bij managers en hulpverleners op

de werkvloer in de GGZ-branche?

Wat is er al bekend over de inzet van sociale

marketingcommunicatie-strategieën ten einde de

bewustwording rondom het stigma op de werkvloer in de GGZ-branche te bevorderen?

ANAL

YSE

VAN

GEDR

AG E

N GE

DRAG

SDET

ERM

INAN

TEN

ANAL

YSE

VAN

VOLK

SGEZ

OND

HEID

DO

ELBE

PALI

NG

Onderzoeksvraag 1

ONDERZOEKS- EN OPLOSSINGSFASE

Deskresearch

Literatuuronderzoek

Expertinterviews

Casestudies

OPLOSSINGSKADER

Onderzoeksvraag 3

In hoeverre zijn hulpverleners en managers in de GGZ-

branche zich bewust van de impact van stigma op de

werkvloer?

Onderzoeksvraag 4

Wat is er nodig om mogelijke weerstand tegen

bespreekbaarheid van psychische problematiek op de werkvloer in de GGZ-branche

te weerleggen?

Replicatieonderzoek

Diepte-interviews

CONCEPTUALISERING EN CONTENTCREATIE

IMPLEMENTATIEPLAN

ONDERZOEKS- EN OPLOSSINGSFASE

Page 21: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 21

Bron: Unsplash.com – Tanja Heffner

Page 22: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

12

2. THEORETISCH KADER In het vorige hoofdstuk is een organisatieschets van Samen Sterk gegeven en een probleemanalyse gemaakt op macro-, meso- en microniveau. Na deze aandachtspunten is het van belang om erachter te komen welke theorieën en ideeën er bestaan met betrekking tot het onderwerp. Het theoretisch kader kadert het onderzoek in door middel van een (sociaal)wetenschappelijke verantwoording op het onderzoek. Dit hoofdstuk is gestructureerd op basis van de belangrijkste begrippen uit de onderzoeksvragen. 2.1 Stigmatisering Oorspronkelijk gebruikten de Grieken het woord stigma voor een merkteken dat iemand kreeg. Op die manier kon het ‘gewone’ publiek in één opslag zien welke personen maar beter vermeden konden worden (Marx, 2001). De betekenis van het begrip stigma is door de eeuwen heen veranderd. Als een van de grondleggers van de sociaalwetenschappelijke theorie over stigmatisering beschreef Goffman (1963) stigma als “een proces waarbij een persoon in onze gedachten gereduceerd wordt van een volledig en normaal, naar een minderwaardig of aangetast persoon”. Deze beschrijving wordt vaak als basis genomen om afhankelijk van de omstandigheden waarin de stigmatisering plaatsvindt, verschillende aanvullingen te maken (Link & Phelan, 2001). Binnen de literatuur wordt stigmatisering vaak gezien als een tweedelig proces (Link, Cullen, Mirotznik, & Struening, 1992). Deze tweedeling is gebaseerd op de Labeling Theory van Scheff (1966) waarbij het verschil tussen wat binnen de maatschappij als ‘normaal’ en ‘afwijkend’ wordt aangezien duidelijk naar voren komt. Stafford & Scott (1986) verwoorden stigma als: “A characteristic of a person that is contrary to a norm of a social unit”. Deze beknopte definitie gaat voorbij aan het feit dat de afwijking van de norm als negatief moet worden beschouwd en legt de oorzaak van stigmatisering vooral bij de kenmerken van een persoon. Crocker, Major & Steele (1998) zijn hierover genuanceerder en verklaren stigma vanuit een sociaal proces: “Stigmatized individuals possess (or are believed to possess) some attribute, or characteristic, that conveys a social identity that is devalued in a particular social context”. De meest uitgebreide beschrijving van het begrip stigma is van Link & Phelan (2001). Volgens hen is er sprake van stigma als vier aan elkaar gerelateerde factoren in het spel zijn:

1. Een persoon moet eigenschappen hebben die als afwijkend worden opgemerkt. Daarbij gaat het met name om afwijkingen die in sociaal opzicht relevant zijn: bijvoorbeeld wanneer gedrag op enige manier ongepast is. Dit kan ook bij mensen met een psychische stoornis een rol spelen, bijvoorbeeld wanneer symptomen van een stoornis zich manifesteren in onder andere ontremd of juist apathisch gedrag (Warner, 2001).

2. Er dienen breed gedragen opvattingen te bestaan die deze afwijkende eigenschappen als negatief of onwenselijk bestempelen. Bij mensen met een psychische stoornis zijn het vooral ongunstige eigenschappen zoals agressie, onberekenbaarheid, afhankelijkheid en gebrek aan capaciteiten die de beeldvorming bepalen (Link & Phelan, 2001).

3. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de categorieën ‘zij’ (de gelabelde groep) en ‘wij’ (de rest) om hiermee het verschil in mensen verder te benadrukken. De identiteit van de gecategoriseerde groep, in dit geval mensen met psychische aandoeningen, wordt daarmee in belangrijke mate bepaald door het etiket dat zij opgeplakt krijgen (Link & Phelan, 2001).

4. De gelabelde groep ervaart de negatieve gevolgen in termen van discriminatie en statusverlies. Overigens impliceert deze laatste component volgens Link en Phelan (2001) altijd een zekere machtsrelatie tussen de stigmatiserende en gestigmatiseerde partij. De partij met een sterkere machtspositie legt de andere partij – de groep met de onwenselijke eigenschappen – een inferieure status op en houdt deze in stand (Major & O'Brien, 2005).

In dit onderzoek worden de vier factoren van Link en Phelan (2001) als leidende beschouwd, omdat zij het begrip operationaliseren op basis van theorieën vanuit de sociale psychologie, sociologie, communicatiewetenschap, antropologie en etnografie. Vanuit de communicatiewetenschap is stigma het resultaat van een ‘wij-zij’-benadering (Brashers & Goldsmith, 2009). Deze benadering is typerend voor op de werkvloer in de GGZ-branche, waarbij managers de machtspositie hebben ten opzichte van de hulpverleners.

2.1.1 Vormen van stigmatisering Stigma is meer dan een combinatie van de besproken elementen die elke persoon als een individueel beïnvloeden, aangezien stigma voorkomt in het structurele framework van de samenleving (Feldman &

Page 23: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

13

Crandall, 2007). Feldman en Crandall (2007) hanteren drie specifieke levels van stigma, wetende: sociaal (publiek) stigma, zelfstigma en Professional Mental Health Stigma waar ook associatief stigma onder valt. In deze context refereren levels niet aan de belangrijkste hiërarchie van stigma, maar ze presenteren zich verschillend.

1. Sociaal / Publiek stigma Op algemeen niveau spelen sociaal/publiek stigma (stigmatisering vanuit de maatschappij vaak met de invloed van de media) en structureel stigma (ongelijkheid die is verankerd in cultuur en wet- en regelgeving) een grote rol. Publiek stigma en structureel stigma zijn onder te verdelen in werkelijk ervaren stigma en geanticipeerd stigma (de verwachting dat anderen jou zullen afwijzen vanwege het stigma op psychisch ziek zijn) (Thornicroft et al., 2009).

2. Zelfstigma Zelfstigma of geïnternaliseerd stigma en label avoidance zijn vormen die binnen het individuele niveau passen. Mensen kunnen gaan geloven dat de heersende negatieve beelden een kern van waarheid hebben, op henzelf van toepassing zijn en dat hun daarom een negatieve bejegening toekomt (Corrigan et al., 2009; Wright et al., 2000). Het gevolg hiervan is dat mensen hulpverlening gaan vermijden, uit angst een diagnose opgeplakt te krijgen (label avoidance).

3. Professional Mental Health Stigma Verder groeit de laatste tijd de aandacht voor stigmatisering door hulpverleners: uit onderzoek blijkt dat veel patiënten zich ook in de (geestelijke) gezondheidszorg gestigmatiseerd voelen (Schulze, 2007; Thornicroft et al., 2009; Plooy & Van Weeghel, 2009; Gras et al., 2015). Aangezien hulpverleners in de GGZ-branche deel uitmaken van de samenleving, kan hun houding in wezen het sociale stigma weerspiegelen. Volgens Slooff en Van Alphen (2010) kan de GGZ een belangrijke bijdrage leveren door uit haar maatschappelijk isolement te treden en te zorgen voor een eerlijke beeldvorming rondom psychische aandoeningen. Volgens Verhaeghe en Bracke (2012) is associatief stigma het stigma dat hulpverleners ervaren doordat zij in de samenleving worden geassocieerd met de personen die binnen een gestigmatiseerde groep behoren. Stigma wordt niet alleen ervaren bij patiënten die hulp krijgen in de GGZ, ook de hulpverleners zelf zijn doelwit van stigma en discriminatie vanwege hun werkveld. Hulpverleners in de GGZ, behandelingen en voorzieningen worden vaak in de media op een negatieve en ondergewaardeerde branche neergezet (Schneider & Shiffrin, 1977). Aan de ene kant staan psychiaters centraal als ‘de held’, aan de andere kant worden zij gepresenteerd als roekeloos, neurotisch en gek (Roth Edney, 2004). Het label ‘psychiatrie’ is geassocieerd met een negatieve betekenis en vooral psychiaters zijn geportretteerd als een ‘apart ras’ van andere dokters. Ook worden psychiaters vaak gezien als een ‘invloedrijke agent’, wat buiten hun medische professie ligt (Schulze & Angermeyer, 2003). Familie en vrienden lijken weinig interesse te tonen in het werkgebied van de GGZ. Het wordt vaak beschouwd als een ‘makkelijk’ beroep, maar ook als een beroep dat onveilig is en onverantwoord om als branche in te werken (Schulze, 2007).

In dit onderzoek spelen alle drie de vormen van stigma een rol, maar wordt vooral de nadruk gelegd op associatief stigma, omdat deze het meest typerend is op de werkvloer van de GGZ en het publieke- en zelfstigma in stand houdt.

2.1.2 Oorzaken van stigmatisering

Er zijn in de literatuur veel perspectieven te vinden over het ontstaan van stigma. De theorie die relevant is voor dit onderzoek, is het sociaalpsychologisch perspectief. Vanuit een sociaalpsychologische optiek is het gebruikelijke menselijk gedrag te beschrijven en te verklaren als een drie-eenheid van cognitieve, affectieve en gedragsmatige aspecten (Allport, 1954). Dit perspectief is te vergelijken met de communicatiedoelstellingen kennis, houding en gedrag die eerder in paragraaf 1.3.2 werden beschreven en opnieuw te zien zijn in figuur 3. Cognitieve aspecten (ofwel kennis) Bij cognitieve aspecten probeert men voortdurend ordening aan te brengen in de veelheid aan informatie die op hen afkomt en delen hun (sociale) wereld in naar verschillende groepen en categorieën (Allport, 1954). Stereotypen en heuristieken (snelle aannames over andere groepen mensen) helpen

Kennis(gebrek aan informatie)

Houding(vooroordelen, stereotypen)

Gedrag(uitsluiting,

discriminatie)

Figuur 3 Proces van stigmatisering vanuit de communicatiedoelstellingen van kennis, houding en gedrag.

Page 24: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

14

om (gedrags)eigenschappen van anderen efficiënt te interpreteren. Bij alles wat we denken te weten over een gestigmatiseerde groep speelt onvermijdelijk ook een emotionele of morele reactie mee (Dijker & Koomen, 1996; Brockington et al., 1993; Angermeyer et al., 2010). Stereotypen vormen in combinatie met affectieve componenten het patroon voor onze vooroordelen en negatieve attituden. Toegepast op het stigma op psychische problemen is het onderscheid tussen ‘wij’ (de normalen) en ‘zij’ (de mensen met psychische aandoeningen), zoals omschreven in de begripsdefiniëring van stigma door Link en Phelan (2001). Dit proces wordt gefaciliteerd door de zogeheten out-group homogeniteits-bias: door te veronderstellen dat ‘zij’ allemaal hetzelfde zijn, behoudt de out-group een zekere anonimiteit en blijft ons beeld over hen overzichtelijk en consistent. Snel en efficiënt beoordelen (bijvoorbeeld door diagnoses) gaat in veel sociale situaties boven nauwkeurig, want oog hebben voor nuances en individuele verschillen kost nu eenmaal meer moeite. Deze neiging tot cognitive missing (vermijding van deze nuances en individuele verschillen) valt bij het oordelen over de out-group vaak samen met een grotere aandacht voor sociaal negatieve eigenschappen, zoals gedrag dat mensen meestal vertonen. Onderzoek naar beeldvorming over (mensen met) psychische aandoeningen lijkt de werking van deze cognitieve mechanismen te bevestigen. Minder kennis van of ervaring met (mensen met) psychische aandoeningen houdt meestal verband met een minder genuanceerde beeldvorming en het koesteren van ongunstiger stereotypen (Stuber et al., 2014; Angermeyer et al., 2004; Corrigan et al., 2001a; 2001b). Juist daarom is het belangrijk dat de kennis over de aard van het stigma bij specifieke doelgroepen of specifieke aandoeningen bespreekbaar wordt gemaakt. Affectieve aspecten (ofwel houding) Zoals hierboven al werd uitgelegd, kunnen mensen reageren met angst, boosheid en medelijden of mededogen, wat wordt versterkt door stereotype beelden van mensen met psychische aandoeningen. De aanname hierin is dat vooroordelen en negatieve attituden ontstaan vanuit stereotypering als cognitieve basis: men zal eerst een beeld moeten hebben van een persoon of een sociale groep voordat men kan komen tot een gevoel of oordeel. Volgens Duncan en Barrett (2007) zou dit proces volgordelijk anders in elkaar kunnen zitten. Simpson en Yinger (1965) stelden dat mensen met een negatieve (affectieve) respons ten aanzien van een sociale groep zich stereotiepe beelden gaan vormen over die groep om daarmee hun negatieve attituden te rationaliseren. Amodio en Liebermann (2009) menen dat het ontstaan van een oordeel of attitude geen cognitieve basis nodig heeft. De gevoelsmatige, vaak onbewuste associaties over een persoon komen sneller tot stand dan onze bewuste, cognitieve processen (Dovidio et al., 2011; Haghighat, 2001) en beïnvloeden daarmee direct onze algemene impressie van iemand. Volgens Fiske en Neuberg (1990) en Brewer (1988) hangt het van de situatie af of onze impressievorming door affectieve of meer cognitieve aspecten wordt bepaald. In de interactie met een specifiek persoon spelen vooral de directe, affectieve indrukken een belangrijke rol. Gedragsmatige aspecten (ofwel gedrag) De gedragsmatige aspecten gaan vervolgens in op de vraag hoe cognitie en affectie leiden tot gedrag. Onderzoekers (Baumeister & Leary, 1995; Lerner, 1980; Kay et al., 2005) stellen dat dit met behulp van de Sociale-Identiteitstheorie en de Theorie van Systeemrechtvaardiging kan worden vastgesteld. De Sociale-Identiteitstheorie gaat over de behoefte om ergens bij te horen, waarbij de Theorie van Systeemrechtvaardiging zich richt op de bestaande (machts)verhoudingen in het sociale systeem. Ook is er een verschil in de mate van stigma-ervaring tussen psychiatrische aandoeningen. Zo blijkt uit onderzoek van Angermeyer et al. (2013) dat burgers een grotere afstand ervaren ten opzichte van mensen met ernstigere aandoeningen zoals schizofrenie en andere psychotische stoornissen (severe mental illnesses) dan tot mensen met vaker voorkomende aandoeningen (common mental disorders). Een verdere beschrijving van deze drie theorieën is te vinden in bijlage 5.

2.1.3 Heersende vooroordelen op de werkvloer Voor dit onderzoek is het belangrijk om te weten te komen welk type stigma speelt op de werkvloer in de GGZ, omdat op deze manier een selectievere strategie gerealiseerd kan worden. Omdat er verscheidene vooroordelen zijn over mensen met psychische aandoeningen, is ervoor gekozen om de literatuurstudie van Smit (2014; 2017) te volgen waarin de vijf meest voorkomende vooroordelen op de werkvloer in Nederland zijn behandeld. Dit gaat om:

1) Werknemers met een psychische aandoening zijn gevaarlijk of onvoorspelbaar; 2) Werknemers met een psychische aandoening kunnen niet goed voldoen aan de eisen die het

werk stelt; 3) Een psychische aandoening is geen legitieme, wettelijk erkende aandoening; 4) Werk is stressvol en daarom niet gezond voor werknemers met een psychische aandoening;

Page 25: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

15

5) Werknemers met een psychische aandoening in dienst houden kost de werkgever extra tijd en geld en is daarom een vorm van liefdadigheid.

Een uitgebreidere analyse is te vinden in bijlage 6. De intensiteit van de vooroordelen is bijzonder krachtig, omdat ze impliciet zijn en er geen dialoog is over een psychische aandoening op het werk (Krupa et al., 2009). Het is moeilijk om de vicieuze cirkel die ontstaat tussen werknemers en werkgevers te doorbreken (figuur 4). De literatuurstudie van Smit (2014; 2017) was gericht ook op factoren aan de werkgeverszijde die een rol spelen bij het al dan niet openstaan voor werknemers met een psychische aandoening en strategieën om daar in positieve zin invloed op uit te oefenen. Openstaan voor (bespreekbaar maken van) kan bijvoorbeeld zijn: het in dienst willen houden, deze groep expliciet meenemen in beleid, openheid over psychische diversiteit op de werkvloer willen bevorderen of überhaupt de relevantie inzien van het onderwerp. Openheid ofwel bespreekbaarheid staat in deze scriptie centraal als de voorwaarde om het gedrag, stigma, te doorbreken. Door open te zijn over psychische klachten, kan erover worden gepraat, wederzijds begrip ontstaan en buitensluiting verminderen. Uit onderzoek van Hansson et al. (2011) blijkt dat de mate van stigma bij professionals niet verschilt met de hiervoor beschreven vooroordelen van het algemene publiek. De werksetting en type problematiek blijken een grote impact te hebben op de intensiteit van vooroordelen. Zo ervaren werknemers in een klinische setting meer stigma dan in een ambulante behandeling en heerst er een groter stigma op ernstigere psychische aandoeningen (EPA) als psychoses, schizofrenie en specifieke fobieën (Hansson et al., 2011). Daarnaast kwam uit onderzoek van Dewa, Chau en Dermer (2010) voort dat medewerkers in de GGZ het meeste last hebben van psychische klachten in tegenstelling tot andere arbeidssectoren. Dat vooral medewerkers in de zorg te maken krijgen met een hoge werkdruk, psychische problemen en stigma komt volgens Verhaeghe en Bracke (2012) niet uit de lucht vallen. Het contractuele en expliciete therapeutische karakter is in tegenstelling tot andere professionele relaties veel meer gebaseerd op motieven zoals zorg, altruïsme, plicht en noodzaak (Verhaeghe & Bracke, 2012). Burn-out is een belangrijke indicator voor een negatief werk gerelateerd welzijn, met name bij mensen die mensenwerk of emotiewerk verrichten (Verhaeghe & Bracke, 2012). Het sociaalpsychologisch perspectief is vanuit deze scriptie het meest relevant om als achtergrond mee te nemen in het verdere onderzoek. Vanuit deze optiek staat de drie-eenheid van cognitie, affectie en gedrag centraal, die vanuit de communicatieliteratuur bekend staan als kennis, houding en gedrag. Stereotypen en heuristieken helpen om anderen snel te interpreteren (cognitie), hierbij speelt vaak automatisch een emotionele of morele reactie mee (affectie). Deze componenten zorgen voor vooroordelen waarvan Smit (2014; 2017) de vijf belangrijkste heeft onderzocht op de werkvloer. Samen met de begripsbepaling van stigma door Link en Phelan (2001), worden deze meegenomen als topics. In de onderzoeksmethodiek staat beschreven hoe deze topics meetbaar zijn gemaakt.

2.2 Destigmatisering Om de vicieuze cirkel uit figuur 4 te doorbreken, is het cruciaal dat de aandoening bij de manager bekend is. Alleen dan kan hij eventueel benodigde werkaanpassingen doorvoeren (Gates & Akabas, 2011; Kirsch & Gewurtz, 2011; Schultz et al. 2011). Dat betekent dat de werkomgeving tolerantie en openheid moet bevorderen zodat ‘uit de kast komen’ meer voordelen dan nadelen oplevert. Ook moet voorkomen worden dat werknemers psychische klachten krijgen of dat deze als gevolg van het werk erger worden (OECD, 2015).

2.2.1 Diversiteitsbeleid Veel aanbevelingen in de literatuur op het tegengaan van stigma zijn gericht op een goed diversiteitsbeleid, waaronder een inclusieve cultuur en een mentaal gezondheidsbeleid. Een goed diversiteitsbeleid zorgt ervoor dat er optimaal gebruik wordt gemaakt van verschillen tussen medewerkers (Gates & Akabas, 2011). Openheid geeft de managers inzicht in het voorkomen van psychische aandoeningen bij werknemers en de kans om daar adequaat op te reageren. De

Vooroordelen van werkgevers en andere

sleutel-personen

Werknemers durven niet open te zijn over psychische

klachten

Werknemers staan er alleen voor, lopen op hun tenen om het werk te behouden of onderpresteren

Dit leidt tot een lagere productiviteit en verzuim

Wat uiteindelijk de vooroordelen van de

werkgevers en stakeholders bevestigd

Figuur 4 Vicieuze cirkel van vooroordelen op de werkvloer.

Page 26: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

16

belangrijkste uitdaging voor managers, leidinggevenden en medewerkers is om te leren naar de mens achter ‘de diagnose / het label’ te kijken (Harder, Wagner & Rash, 2015). Cruciale succesfactoren zijn de collega’s. Zij moeten werkaanpassingen realistisch en acceptabel vinden. Het gaat bij diversiteit vooral om emotie, herkenning en een dialoog: dit leidt tot minder sociale afstand. Wanneer werknemers voor hun psychische klachten durven uit te komen, is dat een informele indicator dat de manager succesvol is in het bereiken van een inclusieve cultuur. De verantwoordelijkheid voor openheid ligt echter niet alleen bij werkgevers, maar ook bij de doelgroep. Een mentaal gezondheidsbeleid bestaat uit maatregelen gericht op reductie van psychosociale risico’s in het werk, het bevorderen van terugkeer naar werk bij verzuim (Smit, 2014; 2017). De bedrijfsarts, HR-professionals en lifestyle coaches kunnen een rol spelen bij de re-integratie en het behouden van een baan door middel van werkaanpassingen.

2.2.2 Destigmatiserende strategieën Rond 2000 beschreven Corrigan et al. als eersten drie belangrijke collectieve strategieën om het publieke stigma van (mensen met) psychische aandoeningen tegen te gaan: protest, voorlichting en contact. Arboleda-Flórez en Stuart (2012) voegden daar nog drie strategieën aan toe: juridische belangenbehartiging, politieke belangenbehartiging gericht op hervorming en stigma-zelfmanagement. Voor dit onderzoekskader wordt verder gegaan op de twee strategieën voorlichting en contact/op contact gebaseerde voorlichting, omdat deze passen binnen het domein van (gezondheids)voorlichting in deze scriptie, waarin communicatie een rol kan spelen. In voorlichtingsstrategieën worden mythes over psychische aandoeningen en negatieve stereotypen met behulp van feiten en adequate informatie ontkracht. Normalisering is een voorbeeld van een belangrijke eis binnen een voorlichtingsstrategie, samen met selectieve afstemming van de boodschap op de doelgroep. Psychische problemen zouden volgens Schomerus et al. (2012) meer gezien moeten worden als iets wat je in meer of mindere mate kunt hebben, op een schaal van heel weinig tot heel veel (continuüm). Contact tussen mensen met en zonder een psychische aandoening blijkt het best te werken (Corrigan & Penn, 1999). Contactstrategieën beogen directe, interpersoonlijke, positieve interacties tussen mensen met een psychische aandoening en andere burgers liefst in gelijkwaardige rollen te bevorderen (Weeghel, Pijnenborg, Van 't Veer, & Kienhorst, 2016). Het perspectief is gericht op de persoon en op herstel en niet op de ziekte (Knaak e.a., 2014). Voorlichting en educatie moeten bij voorkeur worden opgezet rond ervaringsverhalen (Stuart e.a., 2012; Stuart e.a., 2014). Daarnaast is het belangrijk dat vaardigheden worden aangeleerd voor de praktijk, om gedragsverandering realiseerbaar te maken (Knaak e.a., 2014). Dit geldt ook bij Professional Mental Health Stigma waar uit onderzoek van Ungar e.a. (2015) blijkt dat de verschillen tussen disciplines en beroepen en de invloeden van de lokale cultuur meegenomen moeten worden in een strategie tegen stigma. Waar het benadrukken van biologische aspecten van psychische ziekten in voorlichting op het algemene publiek wordt afgeraden omdat dit stigma juist niet vermindert, maar juist het vertrouwen in veranderbaarheid en mogelijkheden van herstel ondermijnt, hoeft dat niet zo te zijn voor professionals in de zorg. Zij zullen de biologische achtergrond cognitief anders interpreteren dan het grote publiek, en er minder snel het idee van ‘minder capaciteit voor herstel’ aan verbinden. Anderzijds helpt het benadrukken van de biologische component hen ook om psychische aandoeningen als iets ‘organisch’ (echt) te zien in plaats van iets ‘functioneels’ (tussen de oren), dat onwillekeurig minder serieus wordt genomen (Ungar e.a., 2015). De gehele Casestudie- en literatuuronderzoek is te lezen in bijlage 7.

2.2.3 Actoren tegen stigma Stigmabestrijding zal maar weinig effect hebben als het blijft bij een opzichzelfstaande verzameling van activiteiten, geïsoleerd van belangrijke ontwikkelingen in de zorg en in de samenleving. In figuur 5 zijn de actoren te zien die een rol dienen te hebben in de praktijk van destigmatisering. Ten eerste zullen mensen met een psychische aandoening zelf actief moeten worden, in ieder geval om zelfstigma tegen te gaan en om stigma resilience (weerstand) op te bouwen. Ten tweede kunnen mensen met een psychische aandoening gezamenlijk actief worden en kunnen maatschappelijke sectoren in de derde opsomming een groot aandeel leveren bij het tegengaan van publiek stigma. Tot slot moeten GGZ-professionals en andere hulp- en dienstverleners zich op de genoemde gebieden inzetten en er actief aan bijdragen dat stigmatisering in de hulpverlening zelf wordt geminimaliseerd.

Individuele strategieën om stigmaweerstand op

te bouwen

Gezamenlijke activiteiten (ex-)cliënten bij

tegengaan van zelfstigma en publiek stigma

Professionele GGZ-hulp bij tegengaan van

zelfstigma en publiek stigma

Maatschappelijke sectoren (anders dan GGZ) bij tegengaan van

publiek stigma (zie stakeholders)

Destigmatisering

Figuur 5 Actoren in de praktijk van destigmatisering (Boumans, 2015).

Page 27: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

17

2.3 Sociale marketing Er is gekozen voor de inzet van sociale marketing, omdat uit evidence-based onderzoek vanuit het buitenland bleek dat sociale marketing bijdraagt aan het tegengaan van stigma. In een meta-analyse concludeerden Clement et al. (2013) dat sociale marketinginterventies via de massamedia mogelijk bijdragen aan het verminderen van vooroordelen, maar vooral de bewustwording creëren dat er sprake is van een substantieel probleem. Sociale marketing past commerciële marketingconcepten en –technieken toe om positieve maatschappelijke of sociale veranderingen te bewerkstellingen. Het vergemakkelijkt de acceptatie, afwijzing, wijziging, stopzetting of handhaving van bepaald gedrag bij de doelgroep. Ook is het gemaakt om politici te beïnvloeden die het onderwerp op een bredere kaart kunnen zetten. Sociale marketing werd in de Inleiding al door Kotler, Robert en Lee (2002) omschreven als: “(…) the use of marketing principles and techniques to influence a target audience to voluntarily accept, reject, modify, or abandon a behaviour for the benefit of individuals, groups or society as a whole (Kotler et al., 2002)”. Hastings en Saren (2003) voegden daar een conceptueel framework aan toe met de volgende zes elementen: de uitwisselingstheorie, het planningsmodel, de doelgroepsegmentatie en analyse van gedrag, concurrentieanalyse en kosten-baten analyse, de marketingmix en monitoring en evaluatie. Hieronder worden deze onderdelen besproken.

1. Uitwisselingstheorie De zogenaamde ‘wisseltheorie’ uit het marketingveld beschouwt het handelen bij consumenten voornamelijk vanuit eigenbelang terwijl ze manieren zoeken om de waarde te optimaliseren door te doen wat hen het grootste voordeel oplevert voor de minste kosten (Bagozzi, 1978). In tegenstelling tot commerciële uitwisselingen, wordt er in openbare gezondheidssituaties zelden een onmiddellijke, expliciete terugbetaling gevraagd in ruil voor de acceptatie van gezond gedrag (Rothschild, 1999). Niettemin is het voor sociale marketing belangrijk dat er (a) voordelen worden geboden voor het gewenste gedrag, (b) dat consumenten herkennen vaak immateriële kosten te betalen zoals tijd en psychische klachten, geassocieerd met het gewenste gedrag, en (c) erkennen dat alle betrokkenen in de ruil waarderingen moeten ontvangen voor hun inspanningen (Donovan & Henley, 2003).

2. Conceptueel planningsmodel (paragraaf 2.3.1) Een ander belang van sociale marketing is het gebruik van theoretische inzichten en een planningsmodel. In de Inleiding werd al het Planmatig Model Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering geïntroduceerd. Dit model zet zich in ter bevordering van de gezondheid die door Green en Kreuter (2005) worden omgeschreven als ‘een combinatie van voorlichting en omgevingsverandering die (samen) gezond gedrag en gezonde leefcondities te stimuleren’. Bij gezondheidsbevordering gaat het dus ook om sociale, politieke, economische, organisatorische en wettelijke condities die het gezonde gedrag of rechtstreeks de gezondheid kunnen beïnvloeden. Deze factoren werden eerder in de DESTEP-analyse (bijlage 2) omschreven.

3. Doelgroepanalyse en diep insight (paragraaf 2.3.2 t/m 2.2.6) Voor een effectieve sociale marketingcommunicatiestrategie is het belangrijk om de doelgroep te definiëren op basis van zowel demografische als sociaalpsychologische factoren zoals houding, waarden en motieven voor het gedrag. Voor de analyse van de determinanten van gedrag worden de belangrijkste determinanten behandeld die te verdelen zijn in persoonlijke- en omgevingsdeterminanten. De modellen en theorieën die hierna besproken worden, zetten deze determinanten in een samenhangende context. Het uitgangspunt van deze bespreking ligt bij de operationalisering van het begrip bewustwording.

4. Marketingmix (P van promotie) / persuasieve communicatiestrategie (paragraaf 2.4) De marketingmix staat in de commerciële sector ook wel bekend als de vier P’s: product (concrete middelen/interventies), prijs (geld, tijd of moeite), plaats (distributie) en promotie (persuasieve communicatie). De sleutelelementen van sociale marketing staan centraal in de planning en implementatie van een geïntegreerde marketingstrategie. Naast de traditionele 4 P’s zijn in de sociale marketing nog een viertal andere p’s van belang: publiek (stakeholders), partnership (samenwerkingen), politiek (politieke agenda) en purse strings (fondsenwerving). De marketingmix wordt in deze scriptie weggelaten, op de P van promotie na. Deze staat voor persuasieve communicatie (Van Ruler, 1998).

Page 28: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

18

5. Kosten-baten analyse, ofwel weerstand (paragraaf 2.5)

Vanuit de originele theorie zou deze stap de concurrentie van de organisatie behandelen, maar in het geval van Samen Sterk is hier geen sprake van concurrentie maar eerder samenwerking vanuit het buitenland (GASA). Wel kan er rekening worden gehouden met ‘concurrerend gedrag’ en weerstand. In sociale marketing verwijzen deze termen naar de gedragsopties die concurreren met gezondheidsaanbevelingen en –diensten.

2.3.1 Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering Voor deze scriptie is gekozen om gebruik te maken van het Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering (Brug, 2010), dat sterk geïnspireerd en gebaseerd is op de inzichten uit PRECEDE/PROCEED en Intervention Mapping en de belangrijkste planningsmodellen integreert (figuur 6). Het model dwingt de voorlichter om op een deductieve wijze gewenste uitkomsten terug te voeren naar oorzaken en oplossingen, veelal gezondheidsbevorderende activiteiten (Brug, 2010). In bijlage 8 is het model verder beschreven.

1. De eerste stap in het model is de analyse van volksgezondheid waar de vraag wordt gesteld wat belangrijke gezondheidsproblemen zijn waarmee de doelgroep worstelt. Deze fase is vergelijkbaar met de probleemanalyse die in het eerste hoofdstuk werd gemaakt.

2. De analyse van gedrag, stap twee, is gericht op de analyse van mogelijke gedragsoorzaken van gezondheidsproblemen. Soms kunnen omgevingscondities de gezondheid rechtstreeks beïnvloeden, maar ook indirect via gedrag. Omgevingscondities kunnen vaak niet worden beïnvloed door de mensen die er zelf direct profijt of last van hebben, maar staan echter wel vaak onder invloed van gedrag van zogenaamde beslissers, in dit geval de managers.

3. De derde fase, analyse van determinanten van gedrag, is gericht op de analyse van determinanten van gedrag. Globaal worden persoonlijke determinanten (interne determinanten), zoals kennis, risicopercepties, attitude en eigen-effectiviteitsverwachtingen en omgevingsdeterminanten (externe determinanten) zoals sociale steun of druk en onvoorziene barrières aanschouwd.

4. Interventieontwikkeling: op basis van de inzichten die in de voorgaande fasen zijn ontwikkeld, wordt er een interventie ontwikkeld om veranderingen teweeg te brengen in de determinanten van gedrag zelf. In de stap van interventieontwikkeling staat het Intervention Mapping-protocol centraal. Deze vierde stap kan ook wel gezien worden als de sprong van het onderzoekskader naar het oplossingskader en de contentcreatie- en implementatiefase binnen deze scriptie.

5. De volgende stap in het planningsmodel is de implementatie en disseminantie van de interventie (evenredig met het hoofdstuk Implementatie). Voor dit onderzoek was het gewenst om het via ontwerpgericht onderzoek uit te voeren, om zo de interventie te testen bij de doelgroep en op basis daarvan aan te passen tot een effectieve interventie. Uiteindelijk is dit niet gelukt door tijdgebrek, desalniettemin maakt dit de later ontwikkelde interventie niet ‘nutteloos’. Er zal op basis van Intervention Mapping een betrouwbare en stevige interventie worden geadviseerd.

6. De laatste stap is het evalueren van de interventie (effectevaluatie) en of deze is uitgevoerd zoals gepland (procesevaluatie). Hiervoor zal in het kader van dit onderzoek een advies worden geschreven aan Samen Sterk om hen handvatten te bieden bij het evalueren van de interventie. 2.3.2 Hoe ontstaat gedrag?

Volgens leertheorieën leren mensen gedrag aan wanneer een bepaalde stimulus een beloning wordt gekoppeld (Skinner, 1938). Een tweede leertheorie, de Operante Conditioneringstheorie, beschrijft dat gedrag ook kan ontstaan door het belonen van gewenste responsen (Thorndike, 1901). Een derde leertheorie is de Sociaal-Cognitieve Theorie (Bandura, 1925) waarbij gedrag niet alleen door directe beloningsmechanismen ontstaat, maar ook door het waarnemen van gedrag van anderen dat beloond wordt en vervolgens wordt geïmiteerd, kan ontwikkelen. Reacties kunnen automatisch

Figuur 6 Model Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering (Brug, 2010)

Page 29: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

19

(gewoontegedrag, onbewust), biopsychologisch (genetisch) en reflectief (bewust) van aard zijn. Determinanten van gedrag geven meer inzicht in gedrag en verklaren deze processen. Grofweg zijn er twee type determinanten te onderscheiden (Brug, 2010):

1. Persoonlijke determinanten (gedragsintentie, attitude en uitkomstverwachtingen, subjectieve norm en ervaren sociale invloed, eigen-effectiviteitsverwachting of waargenomen gedragscontrole, geanticipeerde spijt en morele verplichting, risico-inschatting, kennis en bewustzijn en persoonlijkheidskenmerken)

2. Omgevingsdeterminanten (sociaal-culturele, fysieke, economische en politieke omgeving, omschreven in de DESTEP-analyse in bijlage 2).

Naast deze sociaalcognitieve- en gedragsverklaringsmodellen zijn er gedragsverklaringsmodellen die beschrijven onder welke condities bepaald gedrag plaatsvindt. Omdat deze scriptie is gericht op het vergroten van bewustwording, zal in de volgende paragraaf de persoonlijke determinant ‘kennis en bewustzijn’ ter discussie staan.

2.3.3 Kennis en bewustzijn In traditionele en nog steeds gangbare opvattingen over gezondheidsvoorlichting staat de overdracht van kennis centraal: informatie over gezondheid en ziekte, en specifiek over de gezondheidsrisico’s over bepaalde gedragingen is nodig om gedragsverandering te bewerkstelligen. De redenering dat mensen die de juiste kennis hebben over wat gezond gedrag is zich ook automatisch gezonder gaan gedragen is echter niet juist (Brug, 2010). Over het algemeen leidt kennis slechts tot gedragsverandering wanneer mensen graag ‘iets’ zouden willen doen, maar dat niet doen omdat zij niet precies weten hoe zij dat moeten aanpakken, of omdat zij niet weten wat het gewenste gedrag is (Brug, 2010). Wanneer mensen voldoende kennis en inzicht hebben in hun eigen ongezonde gedrag (risico-inschatting), wordt dat bewustzijn genoemd. Bewustzijn van het eigen risicogedrag wordt gezien als een eerste essentiële stap in het proces van gedragsverandering (Weinstein, 1988). De Vries e.a. (1988; 1995) beschrijven in het sociaalcognitieve ASE-Model dat we pas de intentie hebben om bepaald gedrag te vertonen, als we zelf positief tegen het gedrag aankijken (Attitude), dat de sociale omgeving ons steunt in hoe we ons gedrag (Sociale invloed), maar ook of we denken dat we het gedrag zouden kunnen vertonen (Eigen-effectiviteitsverwachting). Een gebrek aan vaardigheden kan gedragsverandering verhinderen.

2.3.4 Precaution Adoption Process Model Het Precaution Adoption Process Model van Weinstein en Sandman (2002) is een gedragsveranderingsmodel dat zich specificeert op het bewustzijn van risicogedrag, dat wordt gezien als een eerste essentiële stap in het proces van gedragsverandering. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen drie stadia van ‘bewust zijn’.

1. In het eerste stadium zijn mensen zich niet bewust van het gezondheidsissue; 2. In het tweede stadium is men zich bewust van het risicogedrag als zodanig: men betrekt die

kennis nog niet op zichzelf; 3. In het derde stadium is men zich er ook van bewust zelf het risicogedrag vertonen. Op dat

moment bepalen zij of ze tot actie overgaan of niet. Het model stelt dat alleen als mensen dit derde stadium van bewust zijn hebben bereikt, zij gemotiveerd kunnen worden om hun ‘risicogedrag’ te veranderen. Pas dan zullen factoren als attitudes, sociale invloeden en eigen-effectiviteitsverwachtingen relevant worden om te bepalen of men het gedrag werkelijk zal veranderen (Weinstein & Sandman, 2002). Deze theorie komt terug in het ASE-model van De Vries e.a. (1988; 1995) en krijgt empirisch veel ondersteuning, maar krijgt te weinig aandacht voor emotionele factoren die het gedrag beïnvloeden (Conner & Sparks, 2005; De Vries & Mudde, 1998).

2.3.5 Transtheoretical Model / Stages of Change Het bekendste concept voor gedragsverandering is afkomstig van het Transtheoretical Model (TTC), ook wel Stages of Change-concept genoemd. Het Stages of Change-concept beschrijft de fasen die we doorlopen om nieuw gedrag eigen te maken (Prochaska e.a., 1992). Het model geeft aan dat verandering van gezondheidsgedrag niet een eenvoudige stap is, maar dat hierin ten minste vijf

Figuur 7 Precaution Adoption Process Model (Weinstein & Sandman, 2002) met het Stages of Changemodel (Prochaska & DiClemente, 1992)

Figuur 8 Integratie van Processes of Change (Prochaska et al, 2008) met Stages of Change (Prochaska en DiClemente, 1992)

Page 30: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

20

verschillende fasen zijn te onderscheiden: precontemplatie, contemplatie, voorbereiding (preparation), actie en gedragsbehoud (maintenance). Mensen in de precontemplatie overwegen niet om hun gedrag te veranderen, mensen in contemplatie overwegen dit wel, maar hebben nog geen concrete plannen. Als die plannen wel worden gemaakt, komt men in de voorbereidingsfase, waarna bij werkelijke (pogingen tot) gedragsverandering de actiefase optreedt. De behoudsfase begint als de gedragsverandering gedurende lange tijd is volgehouden en het veranderde gedrag een gewoonte is geworden. In de eerste fase, precontemplatie, is de verandering van gedrag niet aan de orde. Zo zal men ervan overtuigd moeten worden dat de gedragsverandering meer of belangrijkere voordelen oplevert dan nadelen. In figuur 7 zijn de stadia vanuit het Precaution Adoption Process van Weinstein & Sandman (2002) tegenover de Stages of Changes van Prochaska & DiClemente (1992) gezet om de stappen overzichtelijk te maken.

2.3.6 Processes of Change Hoewel de stadia van verandering nuttig zijn om uit te leggen wanneer veranderingen in cognitie, emotie en gedrag plaatsvinden, helpen veranderingsprocessen om uit te leggen hoe die veranderingen plaatsvinden (Prochaska et al., 2008). De tien processen, te zien in figuur 9 uit het Processes of Change-model moeten worden geïmplementeerd om met succes de veranderingsstadia door te gaan van het Transtheoretical Model en de gewenste gedragsverandering te bereiken. Deze tien processen zijn opgedeeld in twee groepen: cognitieve en affectieve ervaringsprocessen en gedragsprocessen. Vanuit de Precontemplatiefase passen volgens Prochaska et al., (2008) de ‘Consciousness Raising, ‘Dramatic Relief’, ‘Environmental Reevaluation’, ‘Self-Reevaluation’ en de ‘Social Liberation’ het beste bij (zie figuur 8). Voor dit onderzoek worden deze processen meegenomen in de strategieontwikkeling. Volgens Weinstein en Sandmann (2002) wordt bewustwording dus behaald als de drie stadia van bewustzijn zijn doorlopen, waar volgens Prochaska en DiClemente (1992) de ‘Stages of Change’ begint. Bewustwording kan vanuit dit model ook wel gezien worden als de Precontemplatiefase, waarbij mensen nog niet overwegen om het gedrag te veranderen. Ze denken er immers nog niet eens aan, want ze zijn zich er nog niet van bewust. Veranderingsprocessen van Prochaska et al., (2008) zijn vervolgens nodig om de bewustwording te kunnen bereiken.

2.4 Persuasieve communicatie Uit de rol van communicatie in de Inleiding bleek dat een communicatiestrategie binnen sociale marketing vrijwel altijd persuasief/overredend is. Van Ruler (1998) omschrijft overredende communicatie als “de gerichte beïnvloeding van kennis, houding en gedrag met als doel een ander te overtuigen van het eigen gelijk”. Een overredende boodschap kan volgens Vonk (2013) oprecht zijn of uit eigenbelang dienen; hij kan argumenten naar voren brengen of juist een beroep doen op emotie. De eerder beschreven leerprocessen beschrijven niet alleen hoe attitudes tot stand komen, ook hoe ze kunnen veranderen. De Yale School ontwikkelde rond 1953 de Message Learning die de fasen weergeven van informatieverwerking en effectieve overreding, namelijk: aandacht, begrip en overtuiging (University of Kentucky, n.d.). Een belangrijke aanname is dat een boodschap die geen aandacht krijgt nooit tot begrip of overtuiging kan leiden; evenzeer geldt dat boodschappen die niet begrepen worden nooit tot overtuiging en dus niet tot attitudeverandering kunnen leiden. Toch kan het ook zo zijn dat de attitudeverandering automatisch verloopt via een stimulus, zonder dat de lezer de boodschap hoeft te begrijpen. Na het analyseren van het gedrag en de gedragsdeterminanten, is het van belang dat de persuasieve communicatiestrategieën uiteen worden gezet. Deze uiteenzetting wordt gedaan met behulp van CASI: het Communicatie Activatie Strategie Instrument dat ontwikkeld is door de Dienst Publiek en Communicatie van het Ministerie van Algemene Zaken (bijlage 9). Het CASI-model (2016) is gebaseerd op inzichten vanuit literatuurstudies over gedragsverandering zoals het Persuasive by Design Behavioural Change Model van Hermsen en Renes (2014; 2016) (Dienst Publiek en Communicatie, 2014; 2016). Vanuit het Model voor Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering, staat deze stap gelijk aan de Intervention Mapping. Intervention Mapping beschrijft de ontwikkeling van

Figuur 9 De tien processen van de Processes of Change (Prochaska et al., 2008)

Page 31: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

21

voorlichtingsprogramma’s in zes stappen. De eerste drie stappen van het model zijn doorlopen in de Inleiding en in de voorgaande paragrafen van het Theoretisch Kader. In stap vier wordt de structuur van de communicatie-uiting opgesteld die in dit stadium staan beschreven in het Persuasian Communication Model van Bartholomew e.a. (2006). Volgens dit model zijn de effecten van voorlichting afhankelijk van zogenaamde voorlichtingsvariabelen: wie (bron) zegt wat (bericht), hoe (kanaal) tegen wie (ontvanger).

2.4.1 Persuasive by Design Behavioural Change Model (PDB-model) Een model dat meer inzicht geeft in persuasieve strategieën en helpt bij het opstellen van een interventie, is het Persuasive by Design Behavioural Change Model (PDB-model) van Hermsen en Renes (2014; 2016). Het gedragsmodel bestaat uit vijf thema’s die het hele spectrum van de gedragsverandering omvatten en elkaar ook versterken. Waar het Stages of Change-concept van Prochaska & DiClemente (1992) gericht is op de gedragswetenschap, heeft het PDB-model meer als doel om de gedragsdeterminanten binnen het gedragsveld om te zetten naar een communicatiestrategie. De vijf veranderingsprocessen van Prochaska et al. (2008) zijn kort meegenomen in de analyse van de vijf lenzen van PDB-model om zo de belangrijkste gedragsdeterminanten te bepalen en vanuit daar een koppeling te kunnen maken naar de communicatiestrategie, te lezen in bijlage 10. Hieruit kwam naar voren dat de focus moest liggen op de lenzen Gewoonten en Automatismen, omdat deze vanuit het cognitief aspect van stigma relevant is door het inzetten van stereotypen. Daarnaast is de lens van Weten en Vinden belangrijk door de rol van gebrek aan kennis en affectie bij het in stand houden van stigma. Ook spelen sociale gedragsnormen een belangrijke rol, door onder andere de cruciale inzet van contact bij destigmatisering. De derde lens die wordt meegenomen is Zien en Beseffen, omdat deze inspeelt op weerstand. Om de terugkoppeling te maken naar de praktijk, heeft CASI (2016) strategieën opgesteld voor de persuasieve communicatiestrategie. Deze staan beschreven in bijlage 9 en worden meegenomen in de Content- en Creatiefase. Het model is voornamelijk gericht op gedragsverandering, wat in het kader van deze scriptie eigenlijk al een aantal stappen verder is dan het proces van bewustwording. Maar, gekeken naar de centrale vraag en het uiteindelijke doel “teneinde de bespreekbaarheid te bevorderen […]” is het belangrijk om ook hier literatuur voor te zoeken. Uiteindelijk is vaak ook aan gedrag te zien of de strategie heeft gewerkt.

2.5 Omgaan met weerstand Veel mensen met psychische aandoeningen ervaren stigmatisering als de grootste barrière bij maatschappelijke participatie en als dagelijkse bron van zorg (Thornicroft, 2006). Twee derde van de respondenten uit het onderzoek naar stigma-ervaringen van Sibitz et al. (2011a; 2011b) had een hoog stigma resistance, ofwel stigmaweerstand. Ten behoeve van een effectieve communicatiestrategie is het van belang om weerstand te voorkomen. Weerstand kan worden gedefinieerd als een motivatie om gedragsverandering te voorkomen en de bestaande attitude of gedrag te behouden (Dienst Publiek en Communicatie, 2014). Ten gevolge van weerstand blijft een communicatie-effect vaak uit. Weerstand tegen beïnvloeding kan een rol spelen bij zowel massamediale communicatie als bij interpersoonlijke communicatie (Dienst Publiek en Communicatie, 2014). Om die reden wordt hier rekening mee gehouden in de totstandkoming van de communicatiestrategie. Uit onderzoek van Fransen, Verlegh, Kirmani en Smit (2015) blijkt dat mensen op verschillende manieren weerstand kunnen bieden door: A) vermijding, B) tegenargumentatie en C) zelfversterking. Hiervoor zijn diverse persuasieve tactieken geadviseerd vanuit de Dienst Publiek en Communicatie (2014) die meegenomen worden in de beantwoording van de vierde onderzoeksvraag, verder te lezen in bijlage 11 en figuur 11.

2.6 Theoretische uitgangspunten en oplossingen Op basis van de gezochte literatuur die hiervoor is beschreven in het theoretisch kader, worden theoretische uitgangspunten en oplossingen gepresenteerd voor het veldonderzoek en het oplossingskader.

2.6.1 Onderzoeksvraag 1 Er wordt verwacht dat zelfstigma van hulpverleners leidt tot een burn-out, dat het Professional Mental Health Stigma versterkt en de cliëntontevredenheid laat stijgen vanwege minder gemotiveerde, overwerkte, niet gesteunde hulpverleners. Ook wordt verwacht dat er een verband zal zijn tussen sociaal/publiek stigma en associatief stigma, waarbij de omgeving kan zorgen voor een beeld over de psychiatrie. Dit kan uiteindelijk ook leiden tot een burn-out vanwege een negatief zelfbeeld van de hulpverlener (Dewa, Chau & Dermer, 2010) (zie figuur 10).

Page 32: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

22

2.6.2 Onderzoeksvraag 2

Kleinschalige, structureel aangeboden contact-interventies met een voorlichtend karakter, waarin mensen met en zonder een psychische aandoening zichzelf presenteren, bestrijden stigma op een effectieve manier. Het is belangrijk dat mythes door middel van feiten worden ontkracht en dat normalisering in de communicatie centraal staat. Psychische problemen moeten gezien worden in een continuüm, waarin gelijkwaardig contact is tussen iedereen en de focus ligt op de persoon en het perspectief om de psychische klachten te verminderen. Vaardigheden dienen aangereikt te worden om de doelgroep een handelingsperspectief te geven. Gericht op hulpverleners helpt de benadrukking van biologische aspecten in de voorlichting. Tot slot zal stigmabestrijding maar weinig effect hebben als het blijft bij een opzichzelfstaande verzameling van activiteiten, geïsoleerd van belangrijke ontwikkelingen in de zorg en in de samenleving.

2.6.3 Onderzoeksvraag 3

De dimensies die vanuit het theoretisch kader onderzocht worden zijn het sociaalpsychologisch perspectief, bewustwording, de mate van vooroordelen vanuit het onderzoek van Smit (2014; 2017), destigmatiserende strategieën die vanuit de tweede onderzoeksvraag naar voren kwamen en vervolgens het streven naar bespreekbaarheid [of openheid] op de werkvloer. Uit deze dimensies zijn topics afgeleid die aan de orde komen in het veldonderzoek. Hoe het veldonderzoek tot stand gaat komen, wordt verder besproken in de onderzoeksmethodiek.

2.6.4 Onderzoeksvraag 4 De vierde onderzoeksvraag gaat in op het tegengaan van weerstand. De literatuur die hiervoor is gebruikt, was te lezen in paragraaf 2.5. Hieruit bleek dat vermijding, tegenargumentatie en zelfversterking drie bekende manieren zijn hoe mensen weerstand bieden bij een communicatieve interventie die gericht is op gedragsverandering. Deze zijn verder uiteen te zetten in bijvoorbeeld fysieke vermijding of counterarguing, te zien in onderstaand figuur (11). Ook bood De Dienst Publiek en Communicatie (2014) persuasieve tactieken aan om de weerstand tegen te gaan. Deze worden meegenomen in de strategieontwikkeling en zijn in zijn geheel te vinden in bijlage 9.

A. Vermijding B. Tegenargumentatie C. Zelfversterking Fysieke vermijding Counterarguing Attitudeversterking Cognitieve vermijding Diskwalificeren van de afzender Sociale validatie Zelfbevestiging Persuasieve tactieken om de weerstand vanuit manier A, B en C tegen te gaan Gedwongen blootstelling Tweezijdige boodschappen Self-affirmation strategie Entertainment-education Cognitieve capaciteit Bieden van vrijheid Sociaal netwerk Aangegeven dat een beslissing op een

later moment kan worden genomen

Figuur 11 Drie manieren waarop weerstand wordt geboden tegen op gedragsverandering gerichte communicatie en persuasieve tactieken om hierop vervolgens tegenin te kunnen gaan (Dienst Publiek en Communicatie, 2014).

Associatief stigma (hulpverleners)

Burn-out (professionals)

Werkontevredenheid (professionals)

Professional Mental Health Stigma stijgt (professionals & cliënten)

Cliëntontevredenheid (professionals & cliënten)

Sociaal/publiek stigma (familie/vrienden, media, overheid )

Zelfstigma (hulpverleners)

Figuur 10 Conceptueel model ter beantwoording van de eerste onderzoeksvraag

Page 33: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 33

Bron: Unsplash.com – Alex Iby

Page 34: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

23

3. ONDERZOEKSMETHODIEK In dit hoofdstuk staat beschreven met welke methodieken het onderzoek wordt gedaan om uiteindelijk antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen. Het hoofdstuk bevat de methodiekenopzet, de opzet van de instrumenten, de verantwoording van de dataverzameling en de data-analyse. Het gehele overzicht van de onderzoeksmethodiek is te vinden in figuur 12.

Methodieken Deskresearch Fieldresearch Internationale component

Onderzoeksvragen Literatuur-onderzoek

Expert-interviews

Replicatie-onderzoek

Diepte-interviews Casestudies

Onderzoeksvraag 1 x x Onderzoeksvraag 2 x x x Onderzoeksvraag 3 x x x Onderzoeksvraag 4 x x

Figuur 12 Overzicht dataverzamelingsmethoden

3.1 Methodiek eerste onderzoeksvraag De eerste onderzoeksvraag luidt: “Welk stigma heerst bij managers en hulpverleners op de werkvloer in de GGZ-branche?”. Om antwoord te geven op deze vraag, is gekozen voor de methoden deskresearch en literatuuronderzoek. Type onderzoek Kwalitatief, explorerend onderzoek wordt ingezet voor het beantwoorden van de eerste onderzoeksvraag. Er is al voldoende literatuur beschikbaar over de typen stigma en de mogelijke verbanden, maar er ontbreken nog scherpe hypotheses en duidelijke veronderstellingen om een uitspraak te kunnen doen over stigma op de werkvloer in de GGZ-branche. Aan de hand van kwalitatief en explorerend onderzoek kan worden onderzocht welke typen stigma een rol spelen op de werkvloer. Dataverzamelingsmethoden De literatuur voor deze theoretische deelvraag is te vinden in het theoretisch kader. Hierbij is gekozen voor de datamethodes deskresearch en literatuuronderzoek. Deskresearch bestaat uit al bestaande informatie en gegevens die verzameld zijn door anderen. Het gaat hierbij niet om harde cijfers en feiten, maar om de hoe- en waaromvraag (Baarda, et al., 2012). Het doel van literatuuronderzoek is het schrijven van een overzicht van de beschikbare literatuur om de positie van het eigen onderzoek nader te bepalen (Benschop, 2014). Dit betreft wetenschappelijke of theoretische informatie dat verschilt met het doel van deskresearch, omdat daar voornamelijk feitelijke en praktische informatie een rol spelen. Opzet instrumenten Voor het doen van literatuuronderzoek zijn de belangrijkste begrippen vanuit de onderzoeksvraag geselecteerd en vervolgens ook in het Engels vertaald, omdat er in Nederland nog weinig onderzoek is gedaan naar stigma op de werkvloer in de GGZ. De meest gebruikte zoektermen zijn afgeleid van de literatuur uit het theoretisch kader over typen stigma: stigma, mental health stigma, self-stigma, professional mental health stigma, associative stigma, social stigma en public stigma. De begrippen zijn verder met behulp van synoniemen uiteengezet om een groter bereik van de gewenste literatuur te behalen. Het conceptueel model maakt het verband uiteindelijk duidelijk tussen de verschillende typen stigma, om de verwachte oorzaak-gevolgrelatie in het onderzoek duidelijk te maken. Dataverzameling Om de kwaliteit en betrouwbaarheid van de theoretische vraag te waarborgen, wordt er gezocht via databanken die door Samen Sterk en InHolland beschikbaar zijn gesteld. Dit gaat om wetenschappelijke databanken van onder andere sociaalpsychologische, epidemiologische en communicatieve aard als PubMed en PsycINFO. Daarnaast worden zo min mogelijk websites geraadpleegd, om zo de kans op betrouwbaarheid te vergroten. Ook vakbladen als Journal of Health and Social Behavior en het National Institutes of Health behoren binnen de literatuurverkenning. De artikelen uit deze vakbladen zijn afkomstig van informatie van wetenschappers die deze teksten middels peer review controleren.

Page 35: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

24

Data-analyse De relevante literatuur is besproken in het Theoretisch Kader waarbij voortdurend wordt nagegaan wat het ene artikel verhoudt tot de andere publicatie met betrekking tot het onderzoeksgebied, en of het gebruikt kan worden voor het eigen onderzoek. Het operationeel model dat voortkomt uit de eerste onderzoeksvraag dient ter afbakening van het onderzoek en wordt later getoetst in de derde onderzoeksvraag.

3.2 Methodiek tweede onderzoeksvraag In de tweede onderzoeksvraag: “Wat is er al bekend over de inzet van sociale marketingcommunicatiestrategieën ten einde de bewustwording rondom het stigma op de werkvloer in de GGZ-branche te bevorderen?” wordt gebruik gemaakt van de dataverzamelingsmethoden deskresearch, literatuuronderzoek, expertinterviews en casestudies. Type onderzoek Het type onderzoek dat gebruikt wordt bij deze onderzoeksvraag bestaat uit kwalitatief onderzoek, omdat het bij deze onderzoeksvraag gaat om de diepgaande informatie over wat er leeft in de samenleving en het waarom. Specifiek betreft het hier alle relevante gevalstudies en eerder ingezette sociale marketingcommunicatiestrategieën rondom het tegengaan van stigma (op de werkvloer). Dataverzamelingsmethoden Om inzicht te krijgen in eerder ingezette sociale marketingcommunicatiestrategieën, is het noodzakelijk om de belangrijkste en effectiefste, maar ook een aantal minder geslaagde strategieën in kaart te brengen. Dit voorkomt herhaling en biedt kansen om in te haken op eerder effectief gebleken strategieën. De bijhorende informatie is voortkomend uit zowel desk- als fieldresearch en bestaat uit literatuuronderzoek en casestudies. Een casestudie is een bijzondere vorm van kwalitatief onderzoek waarbij slechts één onderzoekseenheid wordt gebruikt, namelijk de eerder ingezette strategieën (Baarda et al., 2014). De casestudies zijn afkomstig van reflecties uit campagnes die in het buitenland werden ingezet (GASA). De Generieke Module Destigmatisering heeft hier in een tijdbestek van tien jaar uitgebreid, gevalideerd onderzoek naar gedaan en deze verslaglegging dient voor dit onderzoek als naslagwerk. Er is gekozen voor deze twee bronnen, omdat Samen Sterk voortdurend samenwerkt met het buitenland waar vele wetenschappelijke studies gaande zijn over de door hen ontwikkelde strategieën. De Generieke Module Destigmatisering is daarnaast het standaardwerk binnen projecten over de kwaliteitsontwikkeling in de GGZ, dat door vele instanties wordt gewaarborgd. Expertinterviews zullen plaatsvinden om de belangrijkste ontwikkelingen betreft destigmatisering in Nederland in kaart te brengen, de strategieën uit het buitenland nader te bespreken en samen de belangrijkste uitgangspunten eruit te halen. Dit betreft vier experts op het gebied van arbeidsdiversiteit, stigma en communicatie (zie bijlage 4). De experts zijn geadviseerd vanuit Samen Sterk en zijn zelf al bekend met de visie vanuit Samen Sterk en hebben ervaring met stigma en psychische problematiek, daardoor was een topiclijst niet nodig. Opzet instrumenten De auteurs van De Generieke Module gebruikten drie databases (PsycINFO, Medline/Pubmed, Cochrane) in de periode januari 1997 – 2017. Vanuit praktische overwegingen zoals tijd, is dit onderzoek het startpunt van het casestudyonderzoek. Daarnaast hebben de auteurs van de module tien jaar lang wetenschappelijk onderzoek gedaan die door vele onderzoeksinstituten zijn gevalideerd, waardoor ervanuit kan worden gegaan dat de kennis die zij delen ook generaliseerbaar en betrouwbaar is.

1. PsycINFO: PsycINFO heeft een database van meer dan drie miljoen bronnen van 1800 tot heden uit de Behavioral and Social Sciences. Het is daarmee een van de grootste databases van de wereld voor studenten en wetenschappers en internationaal erkend door APA (American Psychological Association, 2017).

2. Medline/Pubmed: PubMed omvat meer dan 27 miljoen citaten voor biomedische literatuur van MEDLINE, biowetenschappelijke tijdschriften en online boeken (National Center for Biotechnology Information, 2018)

3. Cochrane: de Cochrane Library is een verzameling van zes databases met verschillende soorten, hoogstaande, onafhankelijk, bewijsmateriaal om de besluitvorming in de gezondheidszorg te informeren en een zevende database met informatie over Cochrane-groepen te vormen (Wiley & Sons, 2018).

De resultaten van het casestudy- en literatuuronderzoek zijn te vinden in bijlage 7.

Page 36: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

25

Dataverzameling Één van de belangrijke inspiratiebronnen voor wetenschappelijk onderzoek is een evaluatieonderzoek (casestudy). Bij een casestudyonderzoek worden sociale programma’s geëvalueerd op hun effectiviteit met het oog op het doen van aanbevelingen voor verbetering (Clark & Dawson, 1999). De gevalstudies zijn afkomstig uit zowel Nederland als uit het buitenland vanuit de samenwerkingspartners van GASA. Sociaalwetenschappelijk onderzoek is gekarakteriseerd door een open onderzoekstructuur waarbij wetenschappelijke onderzoekers engaged scholarship bedrijven (Van de Ven, 2007). Dit houdt in dat er een verband is tussen wetenschappelijk onderzoek en de lessen uit de praktijk. De combinatie van theorie en praktijk maakt het onderzoek betrouwbaar en doet een uitspraak over de mate waarin de onderzoeksresultaten generaliseerbaar zijn naar andere situaties dan die in het onderzoek. Om de kwaliteit van de literatuur te waarborgen, moet de begripsvaliditeit zijn gehanteerd. Dit houdt in dat de begrippen die in het theoretisch kader staan, overeenkomen met de opzet van de instrumenten. De betrouwbaarheid van de bronnen wordt gemeten door de bronnen tegen over elkaar te zetten en te analyseren van welke databank en/of auteur ze oorspronkelijk komen. Bij de handmatige beoordeling van de cases zijn de volgende criteria toegepast: type onderzoek, doelgroep, interventie en de rollen van betrokken actoren. De validiteit van de publicatie wordt bepaald door een aantal factoren zoals de betrouwbaarheid van de auteur en de databank. Data-analyse Aan het eind van het theoretisch kader worden een aantal theoretische oplossingen gegeven om met de inzichten van de casestudies de sociale marketingcommunicatie te ontwikkelen. Ook komen zij terug in het oplossingskader bij de ontwerpuitgangspunten en de contentcreatie.

3.3 Methodiek derde onderzoeksvraag De derde onderzoeksvraag luidt: “In hoeverre zijn hulpverleners en managers in de GGZ-branche zich bewust van de impact van stigma op de werkvloer?”. In dit onderzoek worden meerdere dataverzamelingsmethoden gebruikt vanuit de mixed method research. Type onderzoek Voor dit onderzoek is gekozen voor een kwalitatieve benadering om op die manier een holistisch overzicht te krijgen van het perspectief van hulpverleners en managers in de GGZ-branche over het onderwerp: “Psychische problematiek op de werkvloer bij GGZ-professionals op de werkvloer”. Ter ondersteuning van dit kwalitatieve onderzoeksontwerp, zal er voorafgaand aan het veldonderzoek een kwantitatief onderzoek plaatsvinden. Kwantitatief onderzoek probeert feiten te achterhalen, waarbij de resultaten vaak worden uitgedrukt in cijfers. Kwalitatief onderzoek is meer beschrijvend van aard en richt zich op interpretaties, ervaringen en betekenis. De inzet van zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek wordt ook wel mixed method research genoemd (Tashakorri & Teddlie, 2003). Er is gekozen voor de mixed research method, omdat het kwantitatieve onderzoek als fundering kan dienen voor het kwalitatieve veldonderzoek. Het in kaart brengen van stigmatisering vraagt om te veel tijd en door gebrek aan expertise op het gebied van sociale wetenschappen is het efficiënter om gebruik te maken van al bestaande meetinstrumenten die door wetenschappers zijn gekeurd en onderzocht op basis van effectiviteit. Het belang van het veldonderzoek is om dieperliggende verwachtingen en behoeften over bespreekbaarheid op de werkvloer van de doelgroep in kaart te brengen (Baarda, et al., 2012). Dataverzamelingsmethoden Deze studie maakt naast veldonderzoek ook gebruik van deskresearch, omdat er al veel bestaande informatie beschikbaar is over bijvoorbeeld de oorzaken van stigmatisering, de processen die gaande zijn wanneer iemand stigmatiseert en waarom iemand niet open durft te zijn over zijn eigen psychische klachten. Om het bewustzijn van hulpverleners en managers in de GGZ-branche te meten, is in het theoretisch kader gesproken over een aantal heersende vooroordelen die getypeerd zijn door Smit (2014; 2017). Deze vooroordelen worden getoetst aan de doelgroep met behulp van wetenschappelijke stigmameetinstrumenten middels een replicatieonderzoek. Bij een replicatieonderzoek wordt een eerder uitgevoerd onderzoek herhaald bij een andere doelgroep (Scribbr, n.d.). Replicatieonderzoek kan bijvoorbeeld nuttig zijn om aan te tonen dat resultaten niet te snel moeten worden aangenomen als ‘de waarheid’. De respondenten zouden in het veldonderzoek sociaal wenselijke antwoorden kunnen geven, omdat het een onderwerp in de taboesfeer betreft en om dit te voorkomen zijn de stigmameetinstrumenten inzetbaar.

Page 37: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

26

De stigmameetinstrumenten die het beste aansloten bij dit onderzoekskader waren de ASMI en MICA: 1. De ASMI (Attitudes to Severe Mental Illness Scale) meet de houding van het ‘algemene publiek’

jegens personen met psychische klachten. De lijst bestaat uit 30 items op een schaal van 1 (mee oneens) tot 4 (mee eens) en kent vier subschalen: stereotypering, optimisme, coping en begrip. De lijst heeft een hoge interne consistentie en test-hertestbetrouwbaarheid en wordt beschouwd als een ‘goede’ psychometrie (Ritsher, Otilingam, & Grajales, 2003).

2. De MICA (Mental Illness: Clinicians’ Attitudes Scale) meet de houding van GGZ-professionals en studenten voor beroepen in de zorg, ten aanzien van personen met psychische klachten. De lijst telt 16 items tussen 1 (helemaal niet mee eens) tot 6 (helemaal mee eens) en heeft een goede psychometrische kwaliteit (interne consistentie, betrouwbaarheid, validiteit) (Kassam et al., 2012; Gabbidon et al., 2013; Gras et al., 2015).

In samenwerking met Smit (2014; 2017) werd in een persoonlijk gesprek op 17 oktober 2017 de belangrijkste topics van haar onderzoek getoetst aan twee stigmameetinstrumenten om deze meetbaar te maken (bijlage 12). Voordat het veldonderzoek met de steekproef plaatsvindt, worden de stigma-instrumenten ‘getest’ bij experts om te kijken of er daadwerkelijk kan worden gemeten wat er beoogd wordt te meten (validiteit). Na het invullen van de stigmalijsten, begint het diepte-interview. De studie maakt vervolgens gebruik van semigestructureerde interviews om de interviewer in staat te stellen een diepgaand gesprek te voeren over het hebben van een psychische aandoening als je hulpverlener en/of manager bent in de GGZ-branche. Het voordeel van dit type interview is dat er doorgevraagd kan worden, waardoor meer en gedetailleerde informatie naar voren komt. Het nadeel is dat er een lagere validiteit ontstaat in vergelijking met een gestructureerd interview, omdat er van de structuur kan worden afgeweken. In onderstaand figuur (13) is het proces van de dataverzamelingsmethodieken in het onderzoek te zien.

Figuur 13 Proces van de mixed method research

Opzet instrumenten De data die wordt gebruikt voor de deskresearch is afkomstig van verschillende databanken van zowel InHolland als Samen Sterk. Een veelgebruikte bron is het “Handboek Destigmatisering bij psychische problemen” van Van Weeghel et al., (2016). In dit eerste standaardwerk over destigmatisering bij psychische aandoening komen theorie, praktijk en verdieping aan bod van publiek stigma, zelfstigma en stigma in de hulpverlening. Effectieve strategieën en interventies zijn omschreven om deze vormen van stigmatisering te verminderen en te voorkomen waarmee het boek een basis legt voor de ontwikkeling van zowel de theoretische fundering als van effectieve destigmatiserende praktijken. De onderzoeksgegevens zijn verder afkomstig uit bronnen van eerder beschreven databanken als PubMed en PsycINFO. De semigestructureerde interviewvragen zijn opgesteld op basis van een topiclijst die bestaat uit dimensies en indicatoren (bijlage 13). De vooroordelen die in het theoretisch kader zijn meegenomen vanuit het onderzoek van Smit (2014; 2017) dienen als topic, waaraan vervolgens de stigma-instrumenten zijn gekoppeld om de vooroordelen meetbaar te maken voor het steekproefkader binnen dit onderzoek. De stigma-instrumenten ASMI en MICA worden in zijn originele vorm getoetst aan de doelgroep. Dataverzameling Populatie Volgens Baarda (2014) vormen alle onderzoekseenheden samen de populatie: de personen, instanties of situaties waarover een uitspraak wordt gedaan. De beoogde populatie bestaat uit alle instanties binnen de GGZ-branche in Nederland, hun medewerkers, patiënten en de stakeholders zoals vakbonden en de media. Er is bewust voor deze populatie gekozen, omdat er vanuit verschillende disciplines moet worden gekeken om stigmatisering te verminderen. De theoretische populatie bestaat alle instanties in de GGZ-branche in Nederland, de GGZ-professionals en managers die hier werkzaam zijn en de stakeholders. De operationele populatie is de onderzoekrealiteit en bestaat uit GGZ-professionals en managers uit de provincies Brabant, Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht, met de stakeholders en andere beïnvloedende partijen die in het theoretisch kader werden genoemd. Steekproefkader

Deskresearch ExpertinterviewsReplicatieonderzoek door

middel van de stigma-meet-instrumenten

Diepte-interviews

Page 38: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

27

Uit de populatie wordt een selecte steekproefkader getrokken. Bij selecte steekproeven hebben de eenheden een ongelijke en onbekende kans om in de steekproef terecht te komen (Baarda, 2014). Een sneeuwbalprocedure is toepasbaar wanneer de populatie moeilijk toegankelijk is, omdat lastig te herkennen is of iemand binnen de steekproef valt, of omdat het onderzoek een taboe is (Baarda, 2014). Dit is voor dit onderzoek een passende methode, omdat het moeilijk te zien is welke hulpverlener kampt met psychische problematiek, het geven van openheid hierover. Daarnaast betreft het een onderwerp in de taboesfeer. De respondenten worden geworven via de database van Samen Sterk en via een oproep op LinkedIn. Deze oproep bevat een informatieve brief met daarin de uitnodiging om mee te doen aan het onderzoek. Dit proces gebeurt anoniem en wordt door middel van een toestemmingsverklaring verder behandeld (bijlage 14). Het grootste probleem binnen het onderzoek, is het leggen van het eerste contact. Als dit eenmaal heeft plaatsgevonden, kunnen respondenten weer andere leden van de populatie aanwijzen, die op hun beurt weer anderen toewijzen. Er is gekozen voor een steekproef met respondenten afkomstig uit diverse functies, omdat dit een compleet beeld geeft over de dynamiek op de werkvloer binnen een GGZ-instantie. Vanuit de literatuur adviseerden Ungar e.a. (2015) dat er op groepsniveau gekeken moest worden naar verschillen tussen disciplines, beroepen en verschillende leerbehoeften, omdat dit een betrouwbaarder beeld geeft over de organisatiecultuur. Betrouwbaarheid en validiteit De betrouwbaarheid van de stigma-instrumenten in combinatie met de diepte-interviews wordt gemeten aan de hand van de test-hertestbetrouwbaarheid, het indiceren van de homogeniteit en de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. Bij de test-hertestmethode wordt de meting herhaald die al is gedaan. Omdat dat om veel tijd en energie vraagt, is dat binnen dit onderzoekskader niet mogelijk. Om toch de betrouwbaarheid te behalen, wordt de tweede meting gedaan door middel van de diepte-interviews. De stigma-instrumenten laten een indruk achter van de beleving van stigma bij een respondent waarop de onderzoeker diepere vragen kan stellen. Dit versterkt de stabiliteit van de meting, waar de homogeniteit van de stellingen ook een rol in spelen. Er zijn meerdere stellingen die op hetzelfde begrip berusten waardoor ze met elkaar samenhangen en de kans op toeval minimaal is. Tot slot komt er een interbeoordelaar ter sprake, in dit geval de expert die ook de vooroordelen heeft afgestemd op de stigma-instrumenten (#RSP4), om te kijken of de resultaten gebruikt kunnen worden. Een representatieve weerspiegeling van de gehele populatie is door de steekproefmethode beperkt in vergelijking met andere steekproeven. Een manier om de representativiteit te versterken is door de respondenten uit een homogene groep te laten komen. De respons zelf zegt niet meteen dat een onderzoek niet representatief is, de betrouwbaarheid kan hierin een rol spelen. Baarda et al., (2014) omschrijft betrouwbaarheid als de mate waarin resultaten onafhankelijk zijn van toeval. Om de betrouwbaarheidsgraad van het onderzoek te waarborgen, worden de interviews voorbereid aan de hand van de topiclijsten die te zien zijn in bijlage 13. De betrouwbaarheid wordt ook gewaarborgd door de respondenten een toestemmingsverklaring in te laten vullen en de gesprekken op te nemen met behulp van audioapparatuur (met toestemming). De inzet van deze technieken houdt tegelijkertijd rekening met de ethische aspecten. Tot slot dient er rekening te worden gehouden met de validiteit. Baarda et al., (2012) zien validiteit als de mate waarin de manier van werken men in staat stelt om de juiste uitspraken te doen over het object van het onderzoek, ofwel: wordt er gemeten wat men beoogd te meten? Bij begripsvaliditeit gaat het erom dat gemeten wordt wat de onderzoeker beoogd te meten. Deze waarborging vindt plaats door de diffuse begrippen (construct) duidelijk te operationaliseren en in meerdere vragen terug te laten komen. Een nadeel van semigestructureerde interviews is dat er een lagere validiteit ontstaat in vergelijking met een gestructureerd interview. Om deze lagere interne validiteit tegen te gaan worden alle interviews onder dezelfde omstandigheden afgenomen. Bij het voorkomen van een lage externe validiteit is het belangrijk dat er voldoende respondenten zijn tot de antwoorden het verzadigingsniveau behalen. Om de externe validiteit van dit onderzoek te vergroten, begint het transcriptie- en labelingproces direct na het uitvoeren van het eerste interview om zo de kwaliteit van de komende interviews te verbeteren. Het eerste interview zal plaatsvinden met een expert om te kijken of de verwachting overeenkomt met het doel van het onderzoek en het indien mogelijk daarop aan te scherpen. De stigma-meetinstrumenten worden anoniem ingevuld om zo de kans op sociaal wenselijke antwoorden te vermijden. Na het transcriberen zal tevens een nieuw contactmoment volgen met de betreffende respondent om te vragen of hij/zij het wil controleren of dat het overeenkomstig is met wat hij/zij beoogde te vertellen.

Page 39: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

28

Data-analyse De interviews worden zo snel mogelijk na het interview getranscribeerd om het transcript te labelen. De transcripten worden open en axiaal gecodeerd in een coderings- en labelingsraamwerk, te zien in bijlage 15. De stigmaschalen worden gecodeerd met behulp van het softwareprogramma SPSS (IBM Analytics). Hoewel het bij kwantitatief onderzoek vaak gaat om aantallen, is het binnen dit onderzoek niet van belang hoeveel respondenten het eens of oneens zijn over een bepaalde stelling, maar meer om een indruk te krijgen van hun visie over een bepaald standpunt zodat in het veldonderzoek verder kan worden gevraagd naar achterliggende gedachtes en motieven. Binnen het kwantitatieve onderzoek worden alleen het gemiddelde en de standaarddeviatie als belangrijkste genomen, omdat de grootste rol binnen dit onderzoek bij de diepte-interviews ligt. De transscripten zijn te vinden in bijlage 16.

3.4 Methodiek vierde onderzoeksvraag De laatste onderzoeksvraag gaat in op het tegengaan van weerstand: “Wat is er nodig om mogelijke weerstand tegen bespreekbaarheid van psychische problematiek op de werkvloer in de GGZ-branche te weerleggen?”. Om antwoord te geven op deze vraag, is gekozen voor deskresearch en fieldresearch, bestaande uit diepte-interviews. Type onderzoek Het type onderzoek dat gebruikt wordt bij deze onderzoeksvraag bestaat uit kwalitatief onderzoek, omdat het bij deze onderzoeksvraag gaat om de diepgaande informatie over waarom iemand weerstand kan bieden tegen een op gedragsveranderingsgerichte strategie. Dataverzamelingsmethoden De data voor dit onderzoek is verzameld door deskresearch en fieldresearch. In eerste instantie is kennis opgedaan met behulp van deskresearch in het theoretisch kader, met aanvullende expertinterviews om weerstand in kaart te brengen die specifiek gericht is op stigmatisering. Vervolgens worden semigestructureerde interviews opgesteld aan de hand van topiclijsten die voortkomen uit de theoretische uitgangspunten van het theoretisch kader. Het doel van dit kwalitatieve onderzoekgedeelte is om te achterhalen wat maakt dat hulpverleners en managers in de GGZ-branche weerstand ervaren tegen het bespreekbaar maken van eigen ervaringen met psychische problemen. Dit onderzoek gaat in op de gedachten, betekenissen en ervaringen die een hulpverlener of manager heeft bij het onderwerp psychische problematiek en stigmatisering. Opzet instrumenten Voor het doen van de deskresearch worden de belangrijkste begrippen uit de vierde onderzoeksvraag geoperationaliseerd. Dit gaat om weerstand en bespreekbaarheid. Vervolgens worden deze begrippen met behulp van synoniemen als openheid en vertalingen in de databases ingevuld om de aansluitende literatuur over het onderwerp te vinden. Deze databases zijn te bereiken via InHolland en Samen Sterk. Dataverzameling De onderzoeksgegevens van deze onderzoeksvraag zijn afkomstig uit een aantal belangrijke bronnen zoals de literatuurstudie “Gedragsverandering via campagnes” van de Dienst Publiek en Communicatie (2011; 2015) en het “Handboek destigmatisering bij psychische aandoeningen” (Van Weeghel et al., 2016). Om de betrouwbaarheid van deze en andere bronnen te waarborgen, wordt gezocht naar bronnen die afkomstig zijn van wetenschappelijke auteurs en terug te vinden in meerdere databanken. Ook is gekozen voor buitenlandse bronnen (vaak Engelstalig), omdat er meer literatuur beschikbaar is in het buitenland over stigmatisering dan in Nederland. De topiclijst is te vinden in bijlage 13. Dit veldonderzoek is uitgevoerd bij dezelfde steekproef als bij de derde onderzoeksvraag en hoort onder dezelfde betrouwbaarheids- en validiteitwaarborging. Data-analyse De interviews worden zo snel mogelijk na het interview getranscribeerd om het transcript te labelen. De transcripten zijn open en axiaal gecodeerd in een eigen samengesteld coderingsblad (bijlage 15). Om de externe validiteit van dit onderzoek te vergroten, begint het transcriptie- en labelingproces direct na het uitvoeren van het eerste interview om zo de kwaliteit van de komende interviews te verbeteren. De transcripten zijn te vinden in bijlage 16. De resultaten van de interviews (van zowel de derde- als de vierde onderzoeksvraag) worden gebruikt in de conclusie om antwoord te geven op de onderzoeksvragen.

Page 40: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 40

Bron: Unsplash.com – Alex Iby

Page 41: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

29

4. RESULTATEN In dit hoofdstuk staan de resultaten van het veldonderzoek centraal. De derde en vierde onderzoeksvragen worden gezamenlijk op een overzichtelijke wijze weergegeven op basis van de resultaten uit de deskresearch, de stigma-meetinstrumenten en het veldonderzoek. Het hoofdstuk begint met een algemene beschrijving van de steekproef, waarbij de kwantitatieve data met betrekking tot de stigma-meetinstrumenten worden gepresenteerd. In de tekst wordt de respondent met [#RSP] aangeduid waarna vervolgens met nummering de respondent is onderscheiden van anderen. Ditzelfde geldt voor de expertinterviews [#EXP].

4.1 Algemene beschrijving Voor dit onderzoek gaven dertien respondenten toestemming voor de ASMI-vragenlijst, waarvan twaalf uit dezelfde groep respondenten ook de MICA-vragenlijst invulden. Deze vragenlijsten dienden ter voorbereiding voor de hierop volgende diepte-interviews. Twee respondenten vulden alleen de ASMI- en MICA-vragenlijsten in vanwege tijdgebrek. In figuur 14 is een overzicht te zien van de persoonlijke kenmerken van deze steekproefkader [N = 13] waarin de leeftijd, het geslacht, zijn/haar functie en zijn/haar eventuele psychische kwetsbaarheid zijn meegenomen. De resultaten worden gepresenteerd in de volgorde van de topics en aan de hand van ruwe data, tabellen en quotes die afkomstig zijn van de respondenten zelf.

4.2 Kwantitatieve data De ASMI is uitgezet om de publieke attitudes ten opzichte van mensen met psychische aandoeningen te meten. De uit 30 stellingen bestaande lijst wordt beantwoord door middel van een schaalverdeling met zes antwoordmogelijkheden, uiteenlopend van ‘zeer mee eens’, tot ‘zeer mee oneens’. De componenten zijn: stereotypering, optimisme, coping en begrip. Hoe hoger de score, hoe hoger het stigma. De volledige resultaten uit de ASMI-vragenlijst staan in bijlage 17. Hieronder worden de meest opvallende resultaten [mean >4] benoemd.

- Factor 1: “Stereotypering” Het merendeel van de respondenten denkt dat mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA), hun gehele leven afhankelijk zijn van medicatie. Tien van de dertien respondenten vindt dat iemand met een EPA er ook ziek uitziet. Negen respondenten vinden iemand met een EPA makkelijk herkenbaar. Zes respondenten zien iemand met een EPA als gevaarlijk. Twaalf van de dertien respondenten is het eens met de stelling dat een EPA wordt veroorzaakt door pech in het leven.

- Factor 2: “Optimism” Negen respondenten zijn ervan overtuigd dat iemand met een EPA capabel genoeg is om te werken. Één respondent is het oneens met de stelling dat het slikken van medicatie voor een psychische kwetsbaarheid hen niet anders maakt dan anderen. Tien respondenten geloven dat iemand met een EPA de kans heeft hiervan te herstellen.

- Factor 3: “Coping” Het grootste deel van de respondenten vindt dat mensen met een EPA hulp moet zoeken bij een specialist. Alle respondenten zijn het ermee eens dat iemand met een EPA niet buitengesloten zou moeten worden door hun vrienden.

- Factor 4: “Understanding” Alle respondenten zijn het ermee eens dat iemand met een EPA voor lasten zorgt bij hun familie en dat zij voor mensen zonder EPA moeilijk te begrijpen zijn.

Om het onderzoek meer te richten op de werkvloer in de GGZ-branche, diende de MICA-vragenlijst ter verdieping van de ASMI-vragenlijst. De MICA meet de houding van gezondheidszorgprofessionals (in opleiding voor beroepen) in de zorg ten aanzien van personen met psychische klachten. De vragenlijst bestaat uit zestien stellingen met eenzelfde schaalverdeling als die van de ASMI en is verdeeld onder vijf factoren (“views of health/social care field and mental illness”, “knowledge of mental illness”, “disclosure”, “distinguishing mental and physical health” en “patient care for people with mental illness”).

Figuur 14 Overzicht algemene kenmerken respondenten

Page 42: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

30

- Factor 1: “Views of health/social care field and mental illness” Tien van de twaalf respondenten hebben er geen moeite mee om aanvullend materiaal over het werk in de GGZ-branche te lezen als zij dit zouden moeten doen. Het werken in de GGZ-branche wordt door iedere respondent als gelijkwaardig gezien in vergelijking met het werken in de lichamelijke gezondheidszorg. Alle respondenten vinden het net zo comfortabel om te praten met iemand met een psychische aandoening als met iemand met een lichamelijke aandoening. Één respondent is het oneens met de stelling dat de maatschappij beschermd moet worden van mensen met een psychische aandoening. Wanneer collega’s zouden vertellen dat zij kampen met een psychische kwetsbaarheid, maakt dat voor alle respondenten niets uit: ze blijven in dat geval met hen werken.

- Factor 2: “Knowledge of mental illness” Alle respondenten zijn het oneens met de stelling dat iemand met een psychische kwetsbaarheid niet kan herstellen voor het leiden van een kwalitatief leven. Drie respondenten vinden mensen met een psychische aandoening vaak gevaarlijk gedrag vertonen. Volgens vijf respondenten weten medewerkers in de GGZ-branche meer over het leven van iemand met een psychische kwetsbaarheid, dan dat hun familie en vrienden doen.

- Factor 3: “Disclosure” Elke respondent geeft aan het oneens te zijn met de stelling dat wanneer zij een psychische kwetsbaarheid zouden hebben, dit niet te gaan vertellen aan collega’s uit angst om anders behandeld te worden. Vier respondenten geven echter aan dat wanneer zij een psychische kwetsbaarheid hebben, dit nooit aan collega’s zouden toegeven uit angst om daardoor anders behandeld te worden.

- Factor 4: “Distinguishing mental and physical health” Zeven respondenten zien het werk in de GGZ-branche anders dan het werk in de lichamelijke gezondheidszorg. Vijf respondenten zien lichamelijke klachten van mensen met een psychische kwetsbaarheid als verschijnsel dat past binnen hun mentale gezondheid. De helft van de respondenten vindt dat huisartsen geen uitspraken kunnen doen over symptomen van mentale problemen en dat zij de hulpzoeker moeten doorverwijzen naar een psychiater. Vier respondenten zouden termen gebruiken als ‘gek’ en ‘gestoord’ als zij met collega’s praten over patiënten met een psychische aandoening.

- Factor 5: “Patient care for people with mental illness” Elf respondenten zouden geen instructies volgen van ervaren professionals wanneer deze hen construeren om op een niet respectvolle manier om te gaan met mensen met een psychische kwetsbaarheid. Alle respondenten vinden het belangrijk dat iedere hulpverlener iemand met een psychische kwetsbaarheid steunt en ook controleert op zijn/haar fysieke gezondheid.

4.3 Kwalitatieve data Na het uitvoeren van het kwantitatieve onderzoek, zijn de respondenten gevraagd voor het diepte-interview. Vanuit de topiclijst werd gekozen om de resultaten in te delen in de constructen: psychische kwetsbaarheid, werkvloer, stigmatisering, bespreekbaarheid, destigmatisering, trends en ontwikkelingen en weerstand. De constructen sociaalpsychologisch perspectief, bewustwording en vooroordelen worden aan de hand van de resultaten uit het kwantitatieve onderzoek tijdens het interview verder doorgevraagd. De resultaten van de kwalitatieve data zijn weergegeven met tabellen bestaande uit axiale codes, quotes van de respondenten en aanvullend deskresearch.

In hoeverre zijn hulpverleners en managers in de GGZ-branche zich bewust van de impact van stigma op de werkvloer?

Psychische kwetsbaarheid Op de vraag wat wordt verstaan onder het begrip psychische kwetsbaarheid is geantwoord dat dit een (tijdelijke) onbalans is in iemands leven, dat zich op verschillende manieren kan uiten waardoor je als mens minder goed in staat bent om richting te geven aan je leven. Andere definities die aan dit begrip werden gegeven hebben betrekking op de kans dat vrijwel iedereen te maken kan krijgen met een (tijdelijke) psychische kwetsbaarheid en/of gevoeligheid. Sommige respondenten noemden dit het ‘continuümdenken’. Als redenen voor het doen van dit beroep werden antwoorden gegeven als het krijgen van voldoening; de herkenning vanuit eigen ervaringen; de wens om anderen te helpen; het als belangrijk werk te zien en het streven naar een betere, rechtvaardige GGZ. Ook gingen veel respondenten pas werken in de GGZ naar aanleiding van hun eigen psychische kwetsbaarheid. Bijna alle respondenten koppelden hun antwoord aan de diagnoses vanuit de DSM. Zo zegt een respondent:

Page 43: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

31

“Het hokjesdenken in de GGZ en de korte, snelle behandelmethodes die met zijn allen preferen om mensen weer zo snel mogelijk symptoomvrij te krijgen. […] Al je gedrag wordt aan een stoornis gelinkt

en ja, dat komt doordat mensen erop getraind zijn om hiernaar te kijken, maar dat is denk ik echt het pad dat we stiekem toch een beetje moeten gaan verlaten.” [#RSP3]

Stigmatisering Stigma wordt door de respondenten zowel op een negatieve als positieve manier ervaren. Een voorbeeld van stigmatisering met een negatieve lading is het negatief veroordelen van iets of iemand op basis van bijvoorbeeld het uiterlijk, geloof of in dit geval psychische kwetsbaarheid. Het wordt als positief gezien doordat stigmatiseren ook een stuk zelfbescherming kan zijn, omdat we niet iedereen leuk kunnen vinden. Vooroordelen hoeven volgens hen niet schadelijk te zijn, mits discriminerend gedrag uitblijft. Als oorzaken van stigmatisering worden groepsdruk, het wij-zij-denken, maar ook het gebrek aan kennis en de invloed van stakeholders genoemd. Een manager zegt over in de invloed van groepen het volgende: “Het gebeurt weleens dat iemand in de separeerkamer zit, dat dan iemand uit de verplegingspost begint

te lachen door het zichtbare, gekke gedrag. Ja, wat doe je dan als je als hulpverlener daarbij staat? Zeg je daar wat van of niet? Je wil ook niet buiten de groep vallen of zelf de pispaal worden.” [#RSP2]

Resultaten uit de deskresearch laten zien dat professionals in de zorg een grote waarde hechten aan hun werkpositie, die volgens hen in gevaar kan komen wanneer zij openlijk praten over psychische problemen (Henderson et al., 2012). In het onderzoek van Henderson et al., (2012) internaliseren veel hulpverleners de negatieve reacties van collega’s en anderen op hun psychische kwetsbaarheid. Veel hulpverleners blijven door hun psychische klachten thuis uit angst voor de reacties van anderen, dat het alsmaar moeilijker maakt om terug te keren op de werkvloer. Een andere consequentie is dat het wegblijven hen alleen maar meer verloren en somber laat voelen (Henderson et al., 2012). Hulpverleners uit het veldonderzoek typeerden zichzelf als een slecht voorbeeld voor de patiënt, doordat zijzelf al niet geloven in ‘echt’ herstel. De vooroordelen die Smit (2014; 2017) aanstipte in haar literatuuronderzoek, hebben volgens haar veel gevolgen voor werknemers met een psychische aandoening. Onderzoeken laten zien dat de vooroordelen tot minder promotiemogelijkheden leiden, dat fouten worden toegeschreven aan de aandoening, tot roddelen en subtiele vormen van uitsluiting (Krupa et al., 2009). Uit angst voor dit soort consequenties durven werknemers met een psychische aandoening niet te zeggen wat er met hen aan de hand is. In onderstaand tabel zijn de meest gegeven antwoorden over stigmatisering op basis van de topics en axiale codering uit het veldonderzoek te zien.

Topic Axiale codes Begripsbepaling Vooroordelen Zelfbescherming

Discriminatie Taboe Schadelijk Veroordelen Gemakzucht Gevaarlijk Buitensluiting

Type stigma Zelfstigma Professional Mental Health Stigma Publiek/sociaal stigma Associatief stigma

Oorzaken stigma Groepsdruk Gebrek aan kennis Angst Labeling vanuit GGZ Wij-zij denken Beeldvorming uit de media Re-integratie vanuit UWV Onwetendheid

Eigen ervaringen Voorzichtigheid Schaamte Schuldgevoelens Machteloosheid Buitensluiting Vooroordelen Angst Afstand Hopeloosheid Beschuldigend

Figuur 15 Topics over het construct psychische kwetsbaarheid en de axiale codes

Page 44: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

32

Werkvloer Het construct werkvloer is vanuit de topiclijst geoperationaliseerd op basis van het kwantitatieve onderzoekgedeelte van de MICA-stigmalijst en aanvullende dimensies die hieronder worden besproken. Managers hebben aangegeven dat de teams in de huidige tijd vooral vanuit een zelforganiserende rol werken. De teams vormen een eigen eenheid met een zelfsturende visie. Een directe leiding is niet meer aanwezig, maar er blijft volgens de respondenten sterk sprake van hiërarchische rollen waarin zowel de psycholoog of andere GGZ-professional als de manager op een voetstuk blijft staan. Een respondent zegt bijvoorbeeld:

“Men scheidt vaak het idee dat wij uit twee rollen bestaan: binnen de muren van de GGZ-instantie ‘de hulpverlener’ en buiten dat ‘gewoon een mens’. Ik kom toch wel uit een tijd waarin de dokter redelijk

heilig was en dat wat hij of zij zei als waarheid moest worden beschouwd.” [#RSP3] De managers beargumenteerden dat het vaak moeilijk te zien is of een hulpverlener worstelt met psychische klachten. Hulpverleners leggen zelf de sleutel van verandering bij de manager, omdat hij ‘boven’ hen zou staan. Stigma en de inzet van een diversiteitsbeleid krijgen nog te weinig aandacht op de werkvloer, zo blijkt uit reacties in de interviews. Redenen die daarvoor benoemd worden zijn het gebrek aan urgentie, het afwachtende gedrag van iemand zelf en zijn/haar omgeving en de handelingsverlegenheid van de manager. In onderstaand tabel (figuur 16) zijn de overige antwoorden te zien.

Topic Axiale codes Werkcultuur Zelforganiserende teams Zelfredzaamheid

Hiërarchie Zwart-wit denken Structuur Voetstuk Ervaringskennis Behandelvisie

Diversiteitsbeleid Weinig urgentie Cursus hulpverleners Afhankelijkheid van bovenop Bij een ander neerleggen Beweging voortzetten Beschermend gedrag Probleem onderschatten Pas na incidenten Schaamte Handelingsverlegenheid

Figuur 16 Topics over het construct werkvloer en de axiale codes

Bespreekbaarheid Bij dit topic is het van belang om de motivatie te achterhalen over het bespreekbaar maken van psychische kwetsbaarheid. Een veelvoorkomende reden bij de respondenten om niet open te worden over eigen psychische klachten, is het gevoel van onveiligheid en angst. Ze zijn bang dat het tegen hen wordt gebruikt, dat ze hen zouden onderschatten en dat het een enorme kostenpost zou zijn voor de manager, waardoor ze worden ontslagen. Bij een respondent reageerde haar manager na zich kwetsbaar te hebben opgesteld, dat ze dit moest oplossen met medicatie, omdat het personeel haar anders niet serieus meer zou nemen. Ze benadrukt in het interview dat haar collega’s juist achter haar stonden en dat het meer te maken had met het gebrek aan steun en inlevingsvermogen van haar manager. Ook werden enkele positieve ervaringen genoemd. Zo zei een respondent:

“Mijn collega’s in het team reageerden positief en steunend, nieuwsgierig, maar ook wel een beetje

verbaasd. Het leidde ertoe dat iedereen zich gelijk kwetsbaarder ging opstellen en dat er als het ware een nieuwe wereld openging. We leerden elkaar beter kennen en begrijpen, daardoor konden we op

elkaar inspelen en rekening houden met elkaar.” [#RSP4] Uit onderzoek van Smit (2014) blijkt dat werkgevers ‘gevoelig’ zijn voor (wettelijke) verplichtingen, maar dat intrinsieke motivatie of extrinsieke motivatie ook een reden is om maatregelen wel of niet te nemen. De financiële kant van maatregelen is een issue waar veel werkgevers en managers bang voor zijn (Smit, 2014; 2017). Als het onderwerp gevoelig ligt, is dat ook een reden om geen maatregelen te treffen (Smit, 2014; 2017). Een respondent uit het veldonderzoek zegt dat het ook afhankelijk is van de mate waarin je zelf openstaat om er wat over te zeggen, zonder dat de omgeving hier invloed op heeft. In de tabel op de volgende pagina zijn alle axiale codes te zien (figuur 17).

Page 45: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

33

Topic Axiale codes Openstaan voor (huidige aandacht) Ervaringsdeskundigen Beeldvorming

Fysieke omgeving Rol managers Weinig aandacht Schaamte Handelingsverlegenheid Taboe Meerdere ervaringen Voldoende aandacht

Voorwaarden Noodzaak Veiligheid Beweging Afhankelijk van managers Garantie Gezamenlijk

Motivatie Behoefte Herkenning Steun Hulpzoekend Acceptatie Eigen waarden Inspiratie “No go” Angst Ervaringsdeskundigen

Voordelen Anderen helpen Inspiratie voor anderen Inzicht Kwetsbaarheid Stigma doorbreken Verbinding

Nadelen Buitensluiting Afwijzing Misbruik

Reacties werkvloer Betutteling Vervanging Waardeverlies Oppervlakkig Interesse in mij Moest medicatie Oordelend Bezorgd Eenzaam Inspiratievol Complex Beangstigend

Reacties omgeving Vertrouwen Niet anders Figuur 17 Topics over het construct bespreekbaarheid en de axiale codes

Trends en ontwikkelingen Om te achterhalen welke trends en ontwikkelingen er spelen in de GGZ-branche die bekend zijn bij de respondenten, is het volgende construct gebaseerd op de trends die omschrijven worden in de inleiding. Daarnaast kunnen de respondent zelf nog niet eerder benoemde trends aankaarten. In onderstaande tabel zijn de gecodeerde antwoorden te zien (figuur 18).

Topic Axiale codes Ervaringsdeskundigheid Toegevoegde waarde Nieuwe rolverdeling

Positieve cultuurverandering Sociale omgeving inzetten Isolement doorbrekend Tijdelijke aard Paradoxaal Stigmatiserend

Multideskundigheid Te kwetsbaar Nog in ontwikkeling Morele plicht Balans vinden in kennis en ervaring Onduidelijkheid rolverdeling Gehoord voelen Beangstigend Misbruik vanuit patiënt Mensgericht Gelijkwaardigheid

Risico’s multideskundigheid Verlies van vertrouwen en professie Eigen herstel in de weg Begeleiding Belasten van anderen Vergroten afstand Tegenoverdracht Buitensluiting collega’s Onveiligheid

Kansen multideskundigheid Herkenning Behandelrelatie verstevigt Werkplezier Communicatie Minder werkdruk Normaliserend Hoop biedend Continuüm denken

Overige trends Aansluiting zorg Herstelbeweging Bezuinigingen

Figuur 18 Topics over het construct trends en ontwikkelingen en de axiale codes

Page 46: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

34

Ervaringsdeskundigen worden regelmatig genoemd in het onderzoek, gevolgd door het belang van multideskundigen waar tot op heden nog diverse discussies over gaande zijn in verband met de ethiek en de verschillende rollen. Multideskundigheid moet volgens een respondent geen voorwaarde worden om hulpverlener te kunnen zijn, maar meer een toevoeging vormen in het team. Een andere respondent is zelf open geworden over zijn psychische klachten, wat hij gebruikt in het contact met zijn patiënten. Hij zegt:

“Multideskundigheid draagt bij aan een betere GGZ, omdat mensen die zelf juist beter we in het verbinden zijn vanuit hun hart, mooi het contact aan kunnen gaan binnen een team en naar patiënten

toe. Je hebt beiden nodig naar mijn mening: de mening van de dokter met zijn kennis, maar ook de mening van iemand met ervaringskennis.” [#RSP7]

Destigmatisering Omdat het tegengaan van stigma het uiteindelijke doel is van dit onderzoek, zijn er een aantal vragen gesteld met betrekking tot destigmatisering. Hierin wordt eenieder zijn eigen visie meegenomen met mogelijke strategieën, good practices en het tegengaan van stigma op de werkvloer. Voor het tegengaan van stigma wensen zowel hulpverleners als leidinggevenden tools en erkenning van de GGZ als werkplek. Dit vraagt volgens hen ten eerste om bewustzijn van ieders rol en het geloof in het eigen kunnen om stigma te doorbreken. Ten tweede is het belangrijk dat het veilig is om openlijk te praten over eigen psychische kwetsbaarheden en dat dit geen gevolgen heeft voor de hulpverlener. Ten derde is het belangrijk dat psychische klachten serieus worden genomen, in welk continuüm deze klachten zich ook bevinden en dat iedereen hierover open mag zijn. Het is daarbij belangrijk dat de positieve ervaringen uit de GGZ-branche worden gedeeld; via media, via sociale netwerken en ook op de werkvloer. Managers dienen bewust te worden van de voordelen van openheid. Vanuit daar kan deze boodschap als een olievlek verspreiden onder de andere belanghebbenden. Alle antwoorden zijn in onderstaande figuur (figuur 19) via axiale codering te zien. Om meer te weten te komen over huidige projecten tegen stigma, is een expertinterview gehouden met Kim Helmus [#EXP2]. Helmus is GZ-psycholoog en richtte de stichting Wat Doe Jij? op om stigma in de GGZ tegen te gaan. Dit doen zij door het geven van workshops en het vertonen van haar documentaire waarin ze wereld rondreisde om meer begrip te kweken voor psychische klachten met het credo: “Wat Doe Jij?”. De vijf belangrijkste stigma-lessen die zij benoemt, zijn: contact, normaliseren, bewustzijn creëren, educatie geven en kijken naar talent. Volgens Helmus is een specifieke, ideale visie dat het stigma tegengaat in de GGZ-branche, een manier van nadenken in een continuüm en normaliseren. Wat volgens haar ook helpt is het bewustzijn van het eigen gedrag. Zo zegt ze:

“Het allerslechtste wat je kunt doen als hulpverlener, is geen vertrouwen hebben in herstel. Dat is het meest destructieve en stigmatiserende wat je kunt doen. Dus als je geen hoop hebt voor degene die

tegenover jou zit.” [#RSP2]

Topic Axiale codes Eigen visie Normaliseren Positieve communicatie

Media inzetten Winstframes Herstelbeweging Informatie en educatie Gelijkwaardigheid bevorderen Continuümdenken

Strategieën Campagnes Stakeholdermanagement Samenwerkingen Bijeenkomsten Trainingen Zelfonthulling Tools Kennis vergroten

Acties op de werkvloer Elkaar aanspreken Positieve communicatie Geen ervaringsdeskundigen, maar iedereen open

Veiligheid bieden

Continuüm denken Minder groepsdruk Gelijkwaardigere rollen Meenemen in vergaderingen

Good practices Human Concern Opleiding ervaringsdeskundigen Figuur 19 Topics over het construct destigmatisering en de axiale codes

Page 47: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

35

Wat is er nodig om mogelijke weerstand tegen bespreekbaarheid van psychische problematiek op de werkvloer in de GGZ-branche te weerleggen?

Weerstand Resultaten vanuit de deskresearch geven weer dat managers met meer informatie over psychische aandoeningen, minder vooroordelen hebben (Biggs, 2010; Kay, Jans & Jones, 2011). In de praktijk komt bij werkaanpassingen voor de doelgroep een averechts effect regelmatig voor. Bijvoorbeeld als een aanpassing redelijk en nodig is, maar tot weerstand leidt omdat collega’s of de managers meer moeite moeten doen om het werk af te krijgen. Managers hebben de volgende zorgen (Krupa et al., 2009; Kay, Jans & Jones, 2011; Van Beek et al., 2014):

- Negatieve houding van andere werknemers. - Lagere productiviteit van werknemers met een psychische aandoening. - Werkaanpassingen en/of angst dat de hele afdeling aangepast moet worden. - Hoger ziekteverzuim (vervangingskosten). - Benodigd toezicht en noodzakelijke begeleiding. - Rechtszaken als gevolg van claims van werknemers die vallen onder specifieke beschermende

wetgeving. - Papierwerk, monitoring en bureaucratische details. - Niet-passende of tijdelijke compensatieregelingen. - Onmogelijkheid iemand weer te ontslaan als blijkt dat hij het werk niet aan kan.

Om weerstand tegen te gaan worden zowel voor- als tegenargumenten voor een bepaald standpunt genoemd. Als een boodschap ook negatieve informatie bevat, wordt zowel de boodschap als de afzender vaak als betrouwbaarder gezien. Uit een meta-analyse van Meyer en Allen (1991) blijkt echter dat tweezijdige boodschappen alleen effectiever zijn dan eenzijdige boodschappen wanneer de tegenargumenten worden weerlegd. Daarnaast blijkt uit een review van Eisend (2006) dat het belangrijk is dat er meer voor- dan tegenargumenten worden gebruikt. De resultaten vanuit het veldonderzoek zijn in onderstaande tabel te zien (figuur 20).

Topic Axiale codes Stigmaweerstand Gebrek aan geld Gebrek aan tijd

Manipulatie van patiënten Angst vanuit stigma Beeldvorming Stap begint bij anderen Vermijding Ontkenning Negeren Roddelen Onzekerheid Loyaliteit Behandelbeleid Rol manager Geen onderwerp in opleiding

Figuur 20 Topics over het construct weerstand en de axiale codes

Ter aanvulling van de voorgaande resultaten is een expertinterview gehouden met de projectmanager van het project ‘Stigma in de GGZ’ van Samen Sterk: Mary-Lou Doerk [EXP #3]. Doerk geeft aan dat de weerstand vanuit instanties uit de GGZ-branche vooral voortkomt uit het gebrek aan geld, aandacht een ook de lange periodes die lopen tussen contactmomenten. Daarnaast heeft zij meerdere ervaringen gehad met GGZ-instanties die de oplossing voornamelijk vanuit Samen Sterk verwachten, in plaats van dat zij zelf actie ondernemen. Om dit tegen te gaan zegt Doerk dat het kan helpen om de winstframes helder te krijgen voor de organisaties zodat zij niet kunnen inhaken op het gebrek aan budget.

“Uiteindelijk levert aandacht voor de businesscase veel meer op, maar als zij het zelf niet als probleem ervaren, dan gaat het niet werken.” [#EXP3]

“Uiteindelijk levert dit veel meer op dan de kosten voor acties”, zegt Doerk, […] “Als zij het zelf niet als probleem ervaren, dan gaat het niet werken. Er moet meer focus komen te liggen op de businesscase”. De ASMI- en MICA-stigmalijsten, de topiclijst, de axiale codering en alle transcripten zijn te vinden in bijlagen 12 t/m 17.

Page 48: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 48

Bron: Unsplash.com – Sarah Louise - Kinsella

Page 49: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

36

5. CONCLUSIE In dit onderzoek is gezocht naar antwoorden op de vier onderzoeksvragen die gesteld zijn aan de hand van de centrale vraag: “Met welke sociale marketingcommunicatiestrategie maakt de stichting Samen Sterk zonder Stigma managers in de GGZ-branche bewust van de impact van stigma op de werkvloer, teneinde de bespreekbaarheid van psychische problemen van hulpverleners zelf te bevorderen?”. De onderzoeksvragen vormen de structuur van dit hoofdstuk en eindigen met eisen waar het oplossingskader aan moet voldoen. Tot slot wordt een reflectie gegeven van het veldonderzoek.

5.1 Welk stigma heerst bij managers en hulpverleners op de werkvloer in de GGZ-branche?

Bij deze onderzoeksvraag is kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar de typen stigma die een rol spelen op de werkvloer in de GGZ-branche. Hiervoor is deskresearch en literatuuronderzoek ingezet in het theoretisch kader, waarna het hoofdstuk werd afgesloten met een conceptueel model. Dit conceptueel model is vervolgens getoetst tijdens het veldonderzoek van de derde onderzoeksvraag. Vanuit het conceptueel model werd verwacht dat zelfstigma van hulpverleners zou leiden tot een burn-out, dat het uitvallen het Professional Mental Health Stigma versterkt en de cliëntontevredenheid laat stijgen vanwege minder gemotiveerde, overwerkte, niet gesteunde hulpverleners. Ook werd de hypothese gesteld dat er een verband zou zijn tussen sociaal/publiek stigma en associatief stigma, waarbij de omgeving kan zorgen voor een (negatief) beeld over de psychiatrie. Dit alles samen zou uiteindelijk ook kunnen leiden tot een burn-out, vanwege een dieper vormend negatief zelfbeeld en slechtere mentale gezondheid van de hulpverlener zelf. Dit zorgt voor een lage werktevredenheid en negatieve patiëntervaringen, dat het zelfstigma en Professional Mental Health Stigma weer versterkt. Uit de resultaten van het literatuuronderzoek is gebleken dat vooral associatief stigma een grote rol speelt bij het in stand houden van stigma bij hulpverleners. Hulpverleners in de GGZ-branche ervaren over het algemeen associatief stigma via twee wegen. Allereerst worden zij vaak impliciet of expliciet beschouwd als daders van stigma, omdat zij de professionals zijn en ‘beter zouden moeten weten’. Ten tweede worden zij vaak gezien als slachtoffers van stigma, omdat zij werkzaam zijn in een discipline met een lagere status ten opzichte van andere gezondheid gerelateerde functies. Doordat ook hun collega’s niets aan het stigma lijken te doen, wordt het eigen gedrag goedgepraat door de sleutel van verandering bij anderen neer te leggen. Toetsing veldonderzoek aan de derde onderzoeksvraag Een van de opvallendste bevindingen uit het veldonderzoek was de negatieve kijk van de hulpverleners op zichzelf. Veel hulpverleners voelen zich onzichtbaar en schamen zich voor hun eigen problematiek wat leidt tot verzwijging en onderpresteren. Door zelf niet open te zijn over klachten, weet de omgeving echter ook niet wat er speelt en worden collega’s onbewust bevestigd in hun vooroordelen doordat het presenteïsme leidt tot lagere prestaties op het werk. Dit resulteert in een vicieuze cirkel waar de hulpverlener werk nodig heeft om een identiteit te behouden, maar niet kan werken omdat hun zelfbeeld zo laag is. Ook is het opvallend dat het stigma zo groot is in de GGZ, omdat zij de biologische aspecten van de psychiatrie kennen. Tot slot speelt het sociaal en publiek stigma een rol bij de onderkenning van de GGZ als branche. Veel respondenten gaven aan dat er met vrienden en familie vooral over de ‘sensatieverhalen’ in de GGZ wordt gesproken, terwijl het werk veel meer is dan dat. Hulpverleners voelen zich daardoor bevestigd in hun eigen stigma en durven niet openlijk te praten over eigen psychische problemen. Deze gegevens maken opnieuw duidelijk dat stigma moet worden aangepakt via verschillende samenwerkende stakeholders.

5.2 Wat is er al bekend over de inzet van sociale marketingcommunicatie-strategieën ten einde de bewustwording rondom het stigma op de werkvloer in de GGZ-branche te bevorderen?

Voor het beantwoorden van de tweede onderzoeksvraag, is gebruik gemaakt van deskresearch en literatuuronderzoek in de vorm van casestudies.

Page 50: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

37

Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat kleinschalige, structureel aangeboden contact-interventies met een voorlichtend karakter, waarin mensen met en zonder een psychische aandoening zichzelf presenteren, stigma op een effectieve manier bestrijden. Het is belangrijk dat mythes door middel van feiten worden ontkracht en dat normalisering in de communicatie centraal staat. Psychische problemen moeten gezien worden in een continuüm, waarin gelijkwaardig contact is tussen iedereen en de focus ligt op de persoon en het perspectief om de psychische klachten te verminderen. Vaardigheden dienen aangereikt te worden om de doelgroep een handelingsperspectief te geven. Gericht op professionals in de GGZ helpt de benadrukking van biologische aspecten in de voorlichting, omdat zij dan worden herinnerd aan de biologische aspecten uit de psychiatrie. Tot slot zal stigmabestrijding maar weinig effect hebben als het blijft bij een opzichzelfstaande verzameling van activiteiten, geïsoleerd van belangrijke ontwikkelingen in de zorg en in de samenleving. Dit gegeven werd in de eerste onderzoeksvraag ook al geconcludeerd. De belangrijkste resultaten uit het literatuuronderzoek worden gekoppeld aan de veranderingsprocessen van Prochaska et al., (2008). De vijf processen die bij de Precontemplatiefase van het Stages of Changesmodel behoren (Prochaska et al., 1992), kunnen als evenredig worden beschouwd met de lenzen die het PBD-model (Hermsen & Renes, 2014) beschrijft. De lens Gewoonten en Automatismen (PBD-model) die het automatische gedrag omschrijven, komt terug in de Conscious Raising uit de Processes of Change van Prochaska et al. (2008). De theorie uit de lens Weten en Vinden bevat elementen uit de Dramatic Relief en Self-Reevaluation en de Environmental Reevaluation en Social-Liberation staan haaks op de uitgangspunten vanuit de lens Zien en Beseffen. Op basis van deze vergelijkingen kan worden gesteld dat de achtergrond van het PBD-model voldoende is onderbouwd om mee te nemen ter ontwikkeling van de persuasieve communicatiestrategie. Uit de deskresearch blijkt dat wanneer men intrinsiek gemotiveerd is voor het behalen van het gewenste gedrag, dit meer effect zal hebben dan wanneer men extrinsiek gemotiveerd zal zijn. Extrinsieke motivatie kan echter in de beginfase helpen om iemand over de streep te krijgen, net als bij nudging. Het casestudyonderzoek benoemde nudging als een effectieve strategie dat vanuit de literatuur van sociale marketing ook als Uitwisselingstheorie is aangestipt. Ook in de literatuur over destigmatiserende activiteiten staat nudging beschreven als een effectieve strategie, maar deze is binnen de kaders van stigmatisering nog niet evident onderzocht. Desalniettemin kan nudging nog steeds een rol dienen binnen de communicatiestrategie, als de keuzevrijheid voor de doelgroep voorop blijft staan.

5.3 In hoeverre zijn hulpverleners en managers in de GGZ-branche zich bewust van de impact van stigma op de werkvloer?

Voor het beantwoorden van deze vraag is gebruik gemaakt van deskresearch, expertinterviews en diepte-interviews (N=13). Ter versterking van de onderzoeksresultaten zijn er twee kwalitatieve en valide meetschalen van stigma ingezet: de ASMI (N=13) en de MICA (N=12). Uit de resultaten van de ASMI-stigmalijst is gebleken dat de vooroordelen ten opzichte van mensen met een EPA hardnekkig zijn. Het merendeel van de respondenten is negatief over mensen met een EPA. Opvallend was dat stellingen met dezelfde boodschap vaak tegenstrijdig werden ingevuld door de respondenten. Dit kan iets zeggen over sociaal wenselijk gedrag, of over de validiteit van de onderzoeksmethodiek die niet voldoende afgestemd is ten opzichte van de vooroordelen van Smit (2014; 2017). Binnen de kaders van dit onderzoek heeft dit niet veel consequenties, omdat het veldonderzoek voorop staat. Uit de resultaten van de MICA-stigmalijst is gebleken dat het grootste gedeelte van de respondenten gelooft in herstel van psychische problemen. Bij de derde factor, disclosure, werden opnieuw tegenstrijdige reacties gegeven bij de vraag of zij het zouden delen aan collega’s wanneer zij kampten met psychische problemen. Het werk in de GGZ-branche wordt door vele respondenten als waardevol beschouwd. Managers beschouwden de psychische problemen bij de GGZ-professionals vaak als onzichtbaar. Er werd herhaaldelijk aangegeven dat de beperkingen pas zichtbaar worden als er zich op de werkvloer escalaties hebben voorgedaan. In sommige situaties zagen managers dat werknemers zich verplicht voelden om hun psychische stoornis te onthullen: bijvoorbeeld wanneer zij uitvielen of werkten op een lager productiviteitsniveau. Managers begrijpen waarom psychische problematiek op de werkvloer bespreekbaar moet zijn, maar de urgentie is er nauwelijks, waardoor uiteindelijk niks wordt gedaan. Minder kennis van of ervaring met (mensen met) psychische aandoeningen zou verband houden met een minder genuanceerde beeldvorming en het koesteren van ongunstiger stereotypen. Als er wordt

Page 51: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

38

gekeken vanuit de expertise van een hulpverlener, is deze uitspraak opmerkelijk, aangezien hulpverleners die kennis én ervaring al bezitten vanuit hun werkveld. Amodio en Liebermann (2009) menen echter dat het ontstaan van een oordeel of attitude geen cognitieve basis nodig heeft en sneller tot stand komen door middel van vaak gevoelsmatige, onbewuste associaties. In het theoretisch kader werd dit perspectief beschreven vanuit de cognitieve aspecten: ons gedrag ontstaat sneller vanuit automatische processen, dan vanuit een reflectief en cognitief proces. Uit het onderzoek bleek dat het ‘wij-zij’-denken een grote rol speelt in de GGZ-branche. Gezien vanuit mensen met een psychische problemen, worden hulpverleners liever niet geassocieerd met de patiënten die zij helpen. Dit zorgt er echter voor dat er een bepaalde ongelijkheid blijft bestaan. Zoals een aantal respondenten al opmerkten is het paradoxaal dat hulpverleners zelf niet geloven in herstel van psychische problematiek, maar dit wel communiceren naar hun patiënten. Hulpverleners zijn zich vaak niet bewust van deze dubbele houding, maar willen hier wel wat mee doen, ook ten voordele van hun eigen mentale gezondheid. Echter durven zij geen stappen te ondernemen uit angst voor buitensluiting. Vanuit de literatuur van het PBD-model werd dit gedrag getypeerd vanuit het ervaren van groepsdruk en sociale normen. Men zal er alles aan doen om binnen een groep te blijven en daarbinnen geen ‘afwijkingen’ te vertonen, met als risico alleen over te blijven of gediscrimineerd te worden. Het aanpakken van stigma wordt als eng beschouwd, omdat de taboesfeer zo groot is met nog weinig zekerheid over de positieve gevolgen, dat gewoontegedrag veiliger aanvoelt. Hoewel hulpverleners vaak een wetenschappelijke achtergrond hebben, zegt dit dus niks over de mate waarin zij stigmatiseren. Uit de resultaten naar de heersende vooroordelen en mate van discriminatie op de werkvloer in de GGZ is ook gebleken dat deze vooroordelen niet verschillen ten opzichte van de houding van werknemers in andere branches. Professionals in de GGZ zijn namelijk ook ‘maar’ burgers die – vroeg of laat - blootgesteld worden aan socialisatieprocessen die een internalisering van stigmatiserende attitudes en discriminerend gedrag als gevolg kunnen veroorzaken. Daarnaast bleek al uit het literatuuronderzoek in de inleiding dat vooral medewerkers in de zorg te maken krijgen met een hoge werkdruk, psychische problemen en dat het stigma dus niet uit de lucht komt vallen. Het contractuele en expliciete therapeutische karakter is in tegenstelling tot andere professionele relaties veel meer gebaseerd op motieven zoals zorg, altruïsme, plicht en noodzaak. Een burn-out is een belangrijke indicator voor een negatief werk gerelateerd welzijn, met name bij mensen die mensenwerk of emotiewerk verrichten. Ook opvallend was dat veel respondenten aangaven dat de inzet van ervaringsdeskundigen als tegenstrijdig werd ervaren. Door ervaringsdeskundigen in te blijven zetten, wordt er volgens hen door de ‘verdeling’ in groepen weer onderscheid gemaakt tussen hulpverleners in de ‘wij-zij’-benadering: ‘zij’ die niet open (mogen) zijn en ‘wij’ die dat wel mogen als ervaringsdeskundige. Deze paradox maakt het werken in de GGZ lastig, want: “hoe kan je als hulpverlener in de GGZ werken als je (1) zelf kampt met psychische problemen en (2) niet eens in herstel gelooft, laat staan in die van je patiënt?”. Een veelbesproken thema was multideskundigheid waar de meningen over verschilden. De groep die vóór multideskundigheid pleit, zien multideskundigheid als een toegevoegde waarde dat voor meer werkplezier en minder werkdruk kan zorgen. De andere groep is vooral bang om hun professie te verliezen ten opzichte van hun patiënten door zich kwetsbaar op te stellen. Een middenweg zou kunnen zijn om ervaringskennis naast de wetenschappelijke kennis te leggen.

5.4 Wat is er nodig om mogelijke weerstand tegen bespreekbaarheid van psychische problematiek op de werkvloer in de GGZ-branche te weerleggen?

Bij de laatste onderzoeksvraag is gebruik gemaakt van deskresearch en fieldresearch, voortkomend uit de vorige onderzoeksvraag. Hieronder worden de resultaten besproken. Wanneer een werkgever zich realiseert dat hij een probleem heeft, kan dat een belangrijke prikkel zijn om maatregelen te nemen. Naast voorlichting over onjuiste beeldvorming, arborisico’s en de gevolgen van niet-aanpakken, ligt het voor de hand om werkgevers te informeren over de kosten en baten van maatregelen. Daarbij is het van belang om er rekening mee te houden dat inzicht in de businesscase niet vanzelf leidt tot ander gedrag of het nemen van maatregelen. Naast de objectieve afweging op basis van kosten en opbrengsten, staan bijvoorbeeld ook subjectieve inschattingen van kansen en het belang van emoties centraal.

Page 52: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

39

Uit de deskresearch is gebleken dat er veel stigma resistance bestaat. Stigma en stereotypen lijken meer gerelateerd te zijn aan de emotionele respons van mensen, dan aan logisch denken. Die emotionele barrière is moeilijk te doorbreken, omdat die vaak impliciet is en niet logisch. Veel mensen schieten daardoor in de weerstand als hun vooroordelen op een generieke manier worden uitgedaagd en ze zullen informatie die er niet mee strookt, afwijzen. Het heeft daarom positieve effecten als managers in contact worden gebracht met hulpverleners met een psychische aandoening. Het kan ertoe leiden dat ze hen weer zien als werknemer die een bijdrage levert in plaats van iemand met een label. Mensen bieden verder weerstand door te vermijden, tegenargumenten te geven en door zelfversterking. Gekeken naar de case van dit onderzoek spelen alle drie de vormen een rol. Uit het veldonderzoek is gebleken dat vrijwel iedereen zegt zich in te willen zetten tegen stigma, maar dat dit niet kan zonder de garantie te hebben dat zij veilig zijn en hun werk kunnen behouden. De managers wijzen gelijk naar de businesscase waar geen ruimte en geld zou zijn om met stigma aan de gang te gaan. Dit terwijl studies aantonen dat de meeste werkaanpassingen weinig tot niets kosten en tot verbeteringen leiden op het gebied van productiviteit, interacties met collega’s, stressniveaus, attitudes en werkklimaat. Een aanpak gericht op het verminderen van psychische klachten op het werk zou ook een lager verzuim opleveren, meer productiviteit en minder uitstroom. Een aspect dat Krupa et al., (2009) niet noemden, betreft de ervaring met de doelgroep. Managers zijn vaker positief of minder negatief als ze iemand met een psychische aandoening kennen en/of positieve ervaringen hebben met zo’n werknemer. Psychische ziekten zijn de enige ziekten waar mensen niet over praten en omdat mensen er niet over praten, is er dus meer angst en verondersteld gevaar dan eigenlijk nodig is. Opvallend in het veldonderzoek was dat veel respondenten zich verscholen achter hun opleiding. De ontmoediging van open zijn over eigen kwetsbaarheden gebeurt al tijdens de opleiding tot hulpverlener met als redenen dat openheid leidt tot misbruik van cliënten en het verlies van professionele bekwaamheid. Hierdoor durven hulpverleners de stilte niet te doorbreken en blijven zij zich aanpassen aan anderen om zo niet afgewezen of ontslagen te worden. Groepsdruk is een tweede leidende factor in het in stand houden van stigma door in het ‘wij-zij-denken’ te blijven hangen en dit niet te doorbreken. Vanuit de literatuur van Fransen, Verlegh, Kirmani en Smit (2015) kan deze weerstand tegen worden gegaan door diverse persuasieve tactieken.

5.5 Evaluatie veldonderzoek In dit onderzoek is een steekproefkader genomen van dertien personen uit verschillende GGZ-instanties. De bedrijven verschilden in bedrijfsgrootte en omvatten verschillende functies zoals verpleegkundige, psychiater en psycholoog. Alle respondenten hadden kennis over stigma rondom psychische problematiek en waren voor het grootste deel bekend met Samen Sterk. Vier psychologen, twee managers, één psychiater, twee ervaringsdeskundigen, één verpleegkundige, één maatschappelijk hulpverlener, één sociaalpsychiatrisch hulpverlener en één student Geneeskunde werden geïnterviewd. Dit zorgde ervoor dat er veel tijd verloren ging aan het aanpassen van de interviewvragen per persoon, maar de aanpassing maakte het interview ook betrouwbaarder doordat het per persoon was afgestemd. Bij de tiende respondent bleek verzadiging op te treden. Voor de zekerheid werden toen nog drie interviews gehouden, maar die bleken geen toegevoegde waarde te bieden en bevestigden dus de saturatie. Het was gewenst om meer managers te spreken, maar in het rekruteringsproces werd duidelijk dat dit heel moeilijk was om te realiseren door onder andere het stigma. Veel managers stonden niet open voor een interview. Dit maakte dat het onderzoek soms langer duurde dan gewenst en er met minder managers is gesproken dan was gewenst. Echter had dit geen invloed op de resultaten, omdat dit werd aangevuld met extra deskresearch. Ook namen vier experts op het gebied van arbeidsinclusiviteit, communicatie en stigma deel aan het onderzoek. Zij bestonden uit een GZ-psycholoog, een arbeidsconsulent, communicatieadviseur en de projectmanager van ‘Stigma in de GGZ’ vanuit Samen Sterk. Door opnameproblemen is één interview niet opgenomen en getranscribeerd. Omdat de kans bestond dat de kwaliteit verminderd zou worden, is er toen een aantal keer persoonlijk contact geweest om de tekst te controleren. Dit zorgde voor een grotere betrouwbaarheid van de resultaten. Het doel van de stigma-instrumenten was om voorgaand aan diepte-interviews een beeld te krijgen van de respondent zijn/haar houding tegenover psychische problemen (op de werkvloer). Dit was niet bedoeld om de antwoorden in de interviews tegenover de antwoorden uit de stellingen te zetten, maar om een totaalbeeld te krijgen van de respondenten. De uiteenzetting van de schalen was lastiger dan vooraf voorspeld, waardoor een expert (Smit, 2014; 2017, #RSP4) meehielp met het vertalen van de

Page 53: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

40

vooroordelen van Smit (2014; 2017) zelf naar de stigma-instrumenten. De meeste respondenten gaven aan de stigma-schalen prettig te vinden, omdat het hen een eerste indruk gaf van het onderzoek. De resultaten uit het onderzoek vertonen een beeld over de mate van stigmatisering op de werkvloer in de GGZ-branche. De resultaten zijn bruikbaar, maar er moet rekening worden gehouden met een geringe generaliseerbaarheid door de selecte steekproef. Uiteindelijk is er veel nieuwe informatie uit het onderzoek gekomen, waar Samen Sterk nog geen weet van had. Dit ging vooral om de verwachting dat GGZ-professionals zelf niet of in mindere mate worstelen met het stigma op de werkvloer en de rol van associatief stigma daarin. Achteraf gezien was het kwalitatief nog sterker geweest als de middelen getest konden worden bij de doelgroep zodat deze in co-creatie ontstonden, maar door gebrek aan tijd is dit niet gelukt. Indien gewenst kan dit nog in de strategieontwikkeling plaatsvinden.

5.6 Randvoorwaarden oplossingskader Om te borgen dat het oplossingskader en de contentcreatie duidelijk met elkaar samenhangen, worden hier de kaders concreet gemaakt voor de verdere ontwikkeling van de beroepsproducten.

- De literatuur laat zien dat de problematiek en aanpak van stigma complex is en dat veel systemen van invloed zijn op de wijze waarop stigmatisering tot uitdrukking komt in GGZ-instanties. Een belangrijke randvoorwaarde om managers maatregelen te laten nemen is dat een beroep kan worden gedaan op informatie, middelen en steun. Dit kan door Samen Sterk zelf worden aangeboden met behulp van bijvoorbeeld de website en bruikbare tools.

- Managers komen pas in actie als ze de noodzaak van maatregelen inzien en een zekere mate van urgentie voelen. Het verminderen van psychosociale arbeidsbelasting levert een lager verzuim, meer productiviteit en minder uitval op. Studies toonden aan dat de meeste werkaanpassingen weinig tot niets kosten, en tot verbetering leiden op het gebied van productiviteit, interacties met collega’s, stressniveaus, attitudes en werkklimaat.

- Resultaten over destigmatiserende activiteiten gaven aan dat werknemers eerder open zijn over hun psychische problematiek in een ondersteunende werkomgeving waar ze zich gewaardeerd en veilig voelen, dan wanneer dit niet zo is. Deze ondersteuning is belangrijk om te communiceren.

- Wanneer hulpverleners voor hun psychische klachten durven uit te komen, is dat een informele indicator dat de manager succesvol is in het bereiken van een inclusieve cultuur.

- Ook managers moeten open (kunnen) discussiëren over hun zorgen en het vertrouwen in hun mogelijkheden om werknemers met een psychische aandoening te managen.

- Informatie over psychische problemen op de werkvloer in de GGZ-branche moet niet alleen beschikbaar komen voor hulpverleners met een psychische aandoening, maar voor alle werknemers die daar op enig moment behoefte aan kunnen hebben.

- Een andere belangrijke randvoorwaarde is ook dat de hulpverleners zelf een stap richting meer openheid moeten gaan doen, om zo de vicieuze cirkel van vooroordelen te doorbreken. Wanneer zij zelf blijven zwijgen over hun klachten, bevestigt dit de vooroordelen van de manager en/of collega’s, omdat zij niet weten wat er gaande is. Bewustwording van ieders eigen rol en verantwoordelijk is daarin dus een cruciaal element.

- Bij de ontwikkeling van de contentcreatie dient rekening te worden gehouden met de richtlijnen wat betreft berichtgeving en communicatie over stigma en psychische problematiek. Deze zijn in bijlage 18 te vinden.

- Tot slot moeten psychische problemen worden gezien in een continuüm, waarin gelijkwaardig contact is tussen iedereen en de focus ligt op de persoon en het perspectief om de psychische klachten te verminderen.

Page 54: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 54

Bron: Unsplash.com – Ryoji Iwata

Page 55: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

41

6. OPLOSSINGSKADER In dit hoofdstuk wordt de centrale vraag beantwoord. Het oplossingskader biedt vervolgens richtlijnen door middel van aanbevelingen en ontwerpuitgangspunten, om de stap van het onderzoek naar het creatieve proces soepel te laten verlopen. Het communicatiedoel van dit onderzoek is om de bespreekbaarheid van psychische problemen op de werkvloer in de GGZ-branche tussen managers en hulpverleners te bevorderen. De centrale vraag van dit onderzoek luidde: “Met welke sociale marketingcommunicatiestrategie maakt de stichting Samen Sterk zonder Stigma managers in de GGZ-branche bewust van de impact van stigma op de werkvloer teneinde de bespreekbaarheid van psychische problemen van hulpverleners zelf te bevorderen?”.

6.1 Aanbeveling: een sociale marketingcommunicatiecampagne met elementen uit de literatuur over nudging

De respondenten gaven in de interviews aan dat zij wel willen dat er openlijk wordt gesproken over hun eigen kwetsbaarheden, maar dit vaak niet durven, vanwege de angst om buitengesloten en/of ontslagen te worden. De managers hebben vanuit hun ‘hogere positie’ een leidende rol voor het openbreken van dit proces en ook uit het eerdere literatuuronderzoek bleek dat zij degene zijn die het tegengaan van stigma het beste kunnen starten. Maar wat niet vergeten mag worden, is dat dit evenals voor hen geen makkelijke opgave is, omdat stigma vanuit allerlei kanten in de samenleving wordt vastgehouden en zij vaak niet eens weten wat er speelt als zijn/haar werknemers blijven zwijgen. Uit het onderzoek bleek verder dat veel respondenten hun eigen rol van stigma niet inzien en de bal vaak bij een ander neerleggen. Dit alles betekent voor de communicatie-uitingen dat de focus moet liggen op het bewustmaken van de positieve kanten van openheid, de nadruk dient te liggen op ieders eigen verantwoordelijkheid binnen een stigmaproces en dat praktische tools de boodschap realiseerbaar maken. Deze aspecten worden met elkaar vermengd tot de sociale marketingcommunicatiestrategie met elementen uit de literatuur over nudging. De aanbeveling is gebaseerd op de drie gekozen lenzen uit het PBD-model, waarin de veranderingsfasen uit het TTC-model zijn meegenomen. Dit ging om:

1. Gewoonten en Automatismen De gewoonten- en impulsengedragingen vanuit het onderzoek kwamen naar voren toen werd gevraagd naar ieders eigen rol in het tegengaan van stigma. Veel respondenten gaven aan dat het zo normaal is geworden dat er vooroordelen bestaan over mensen met een psychische kwetsbaarheid, dat het moeilijk is om dit patroon te doorbreken. Ook werd er meerdere keren gewezen op het feit dat hulpverleners in hun opleiding al meekregen dat het ‘not done’ is om zelf kwetsbaar te zijn tegenover cliënten en andere hulpverleners. Dit werd volgens hen in stand gehouden door onder andere de groepsdruk en het wachten op de actie van een ander. Daarmee hoefde de respondent in principe zelf geen actie te ondernemen en risico te lopen op eventuele consequenties, maar bleven zij in hun eentje worstelen met de psychische klachten die het werk belemmerden.

2. Weten en Vinden Deze lens staat eigenlijk haaks op wat hiervoor werd verteld: veel respondenten weten ergens wel van het stigma af, en willen er ook iets aan doen, maar ze zijn zich nog niet heel erg bewust van de ernst en de voordelen van open zijn. Indien ze dit wel zijn, weten velen niet hoe ze hier iets aan kunnen doen. Vooral de managers zien de negatieve kanten vanuit hun businesscase naar voren komen. Hulpverleners kijken vooral naar het emotionele niveau zoals afwijzing en schaamte. Er bestaat veel weerstand over openheid geven, wat voorkomt uit de wetenschap (“het mag niet”) en de onwetendheid hoe ermee om te gaan, waardoor het in de taboesfeer blijft hangen.

3. Zien en Beseffen Het vergelijkingsgedrag dat typerend is voor de sociale norm kwam regelmatig terug: “als hij/zij niets zegt of doet, waarom zou ik het dan wel doen?”. Veel respondenten waren geneigd om uitvluchten te bedenken om hun eigen rol in stigma te ontkrachten. Ook haalden ze argumenten aan om recht te praten wat krom is (“zo erg kan het niet zijn, want..”) of om conflicterende normen in balans te krijgen. Het risico van dit onderzoek lag in de kans op sociaalwenselijke antwoorden. Veel respondenten gaven aan dat zij niet stigmatiseren, terwijl dit in werkelijkheid – vanuit de antwoorden tijdens de interviews en de stigmaschalen – anders bleek en zij wél stigmatiseren (wat iedereen in bepaalde mate doet).

Page 56: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

42

6.2 Randvoorwaarden sociale marketingcommunicatiestrategie Uit de eerste literatuuronderzoeken vanuit het theoretisch kader bleek dat strategieën gericht op het tegengaan van stigma het meest effectief zijn als dit kleinschalige, structureel aangeboden contactinterventies zijn met een voorlichtend karakter. Deze bestaan uit de volgende zes onderdelen:

1. Kennisoverdracht Zonder kennis is er geen kans op verandering mogelijk in iemands bewustzijn. De voordelen van openheid voor de businesscase van een GGZ-instantie moeten centraal komen te staan in de informatieoverdracht. Daarnaast is het belangrijk dat het continuüm van klachten als leidraad dient van de communicatie-uiting. Normalisering laat zien dat mensen met een psychische aandoening niet samenvallen met hun aandoening, maar nog steeds een compleet mens zijn voorbij het etiket. Elke klacht, hoe klein die ook is, is belangrijk om te communiceren om erger te voorkomen en er op tijd bij te zijn. Ook is het van belang dat de cijfers rondom ziekteverzuim en het aantal mensen met een psychische stoornis worden gecommuniceerd, om zo de urgentie aandacht te bieden.

2. Winstframing

Juist door de positieve kanten van openheid te bekrachtigen met behulp van een winstframe, maakt het praten over psychische klachten aantrekkelijker dan simpelweg te blijven denken in rampscenario’s. Voor de manager betekent dit dat het voor de businesscase veel gunstiger is om in te spelen op openheid, omdat de kosten van presenteïsme veel hoger zijn wanneer er een steunende, diverse en veilige werkcultuur wordt gecreëerd. Niet alleen is dit gunstig op de werkvloer, maar ook in het contact met de patiënten en hun omgeving.

3. Emoties en identiteit

De campagne moet gericht zijn op ieders eigen rol bij het in stand houden van stigma. Door in te haken op de consequenties voor zijn/haar patiënten, kan dit bijdragen aan de bewustwording van de hulpverlener. Uiteindelijk willen zij niet dat dit hun patiënt beschadigt, anders hadden ze niet voor dit werk gekozen. Iedereen heeft daarnaast een eigen verhaal, in welke vorm dan ook: ieder mens is kwetsbaar. Verhalen raken elkaar en door deze centraal te zetten in het concept, komen mensen met elkaar in contact, wat vanuit destigmatisering ook het meest effectief blijkt te werken.

4. Descriptieve en sociale norm Good practices kunnen uiteindelijk zorgen voor de totstandkoming van het olievlekeffect op de samenleving en bij meerdere stakeholders. Als het ware kunnen goede voorbeelden worden gecommuniceerd in de descriptieve norm als: “80% van de managers in de GGZ zetten x in om stigma tegen te gaan, wat doe jij?”. Het kan hoop geven als goede uitkomsten worden gecommuniceerd en er zicht is op de ‘rolmodellen’ die de stap tot verschil durfden te zetten. Vaak laten we ons leiden door anderen: “als het ene schaap over de dam is, volgen er meer...”.

5. Concreet handelingsperspectief Om zowel managers als hulpverleners te helpen bij het ‘openbreken’ van stigma, is het cruciaal dat zij handvatten krijgen om keuzes af te wegen en elkaar te helpen. Op die manier wordt gedragsverandering gestimuleerd en wordt de meeste weerstand voorkomen. Veel hulpverleners en managers willen wel iets doen met het stigma, maar weten simpelweg gewoon niet ‘hoe’ en haken daaropaf. Voor het handelingsperspectief wordt de keuzehulp CORAL (Henderson, n.d.) ingezet. Deze wordt later beargumenteerd in dit hoofdstuk.

6. Nudging

Omdat het doorbreken van stigmatisering veel vraagt, kan het helpen als er eerst een ‘zetje in de juiste richting’ wordt gegeven. Nudging kan eraan bijdragen om elkaar aan te moedigen en de olievlek tot openheid in ontwikkeling te zetten. Het concept is erop gericht om uiteindelijk met behulp van een nudge, of meerdere nudges, de doelgroep tot het gewenste gedrag aan te zetten. Om de nudgingstrategie toe te passen, is er gekeken naar verschillende gedragsbeïnvloeders vanuit de checklist MINDSPACE (2009).

Page 57: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

43

De checklist MINDSPACE (Institute for Government, 2009) is opgesteld door de Britse Cabinet Office en komt voort uit het feit dat mensen twee mentale systemen hebben: een bewust en onbewust systeem. Uit de inzichten van MINDSPACE en de case van dit onderzoek, is voor deze strategie gekozen voor Messenger, Norms, Affect en Ego waarbij Messenger en Ego gerelateerd zijn aan het reflectieve, bewuste systeem en Norms en Affect zijn ontwikkeld voor ons automatische, onbewuste systeem. Deze passen het beste bij het concept, omdat de Messenger uitgewerkt kan worden als het rolmodel (hulpverlener die open is, manager die dit steunt). De Norms gaat in op de sociale norm die op dit moment bestaat uit het niet open zijn en vermijden van openheid. In de strategie zou dit moeten leiden tot een soort van sneeuwbaleffect: wanneer er één over psychische klachten praat, volgen er meer. Dit belang kan versterkt worden door Affect (emoties) in te zetten door middel van storytelling en de boodschap te richten op iemands Ego, namelijk door de eigen rol en verantwoording in het stigmaproces scherp te stellen. Het ondersteunen van openheid door een manager en/of hulpverlener kan hen daarnaast uiteindelijk beter laten voelen over zichzelf door de positieve effecten die ze ervan ondervonden.

6.3 Tegengaan van weerstand De vierde onderzoeksvraag van de scriptie stond in het teken van weerstand. Om weerstand tegen te gaan worden zowel voor- als tegenargumenten voor een bepaald standpunt genoemd. Als een boodschap ook negatieve informatie bevat, wordt zowel de boodschap als de afzender vaak als betrouwbaarder gezien. Uit de deskresearch bleek dat tweezijdige boodschappen alleen effectiever zijn dan eenzijdige boodschappen wanneer de tegenargumenten worden weerlegd. Ook is het belangrijk dat er meer voor- dan tegenargumenten worden gebruikt. In deze strategie staan de voordelen van openheid in de boodschap centraal, maar de keuze om open te worden wordt in CORAL behandeld door het bewustmaken van de voor- als nadelen van openheid. De sterke kant van CORAL is dat men de keuzevrijheid blijft behouden om open te worden, waarmee een andere persuasieve tactiek wordt getackeld bij het tegengaan van weerstand. Wanneer mensen meer vrijheid krijgen, voelen ze vaak meer macht waardoor de noodzaak om vast te houden aan bestaande attitudes en gedrag vermindert. Tsang, Ho en Liang (2004) laten zien dat boodschappen die met toestemming worden ontvangen – in dit geval dus al gevalideerd via CORAL -, positiever worden ontvangen dan boodschappen die worden ontvangen zonder expliciete toestemming. Ontvangers om toestemming vragen geeft hen controle en dit draagt bij aan de acceptatie van de boodschap, dat uiteindelijk weerstand verminderd. Ook het communiceren via rolmodellen kan helpen om weerstand tegen te gaan, omdat zij vaak realistischer en daardoor als betrouwbaar worden gezien.

6.4 Consequenties Omdat Samen Sterk nog niet eerder een campagne heeft opgezet, is een randvoorwaarde dat zij rekening houden met het budget, de tijd die het in beslag neemt en de expertises die ingezet moeten worden. Dit wordt meegenomen in het implementatieplan in hoofdstuk acht. De ethische kanten van nudging dienen in de gaten te worden gehouden om weerstand te voorkomen. Dit kan door de keuzevrijheid van mensen te benadrukken. Het is van belang dat de personen die zich presenteren in de strategie betrouwbaar overkomen en geen destigmatiserende boodschappen communiceren. Dit kan voorkomen worden door de richtlijnen over de berichtgeving van psychische problemen en stigma aan te houden (bijlage 18).

Page 58: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 58

Bron: Unsplash.com – Rene Bohmer

Page 59: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

44

7. CONTENTCREATIE Dit hoofdstuk staat in het teken van de vertaling van de verworven resultaten en randvoorwaarden van de strategie naar het content- en implementatieplan. De verschillende paragrafen leiden tot de communicatie-uitingen vanuit de aanbevolen strategie voor Samen Sterk.

7.1 Brainstormsessie Om de randvoorwaarden in het oplossingskader om te zetten in een concept, is er bij Samen Sterk op 13 februari 2018 een brainstormsessie georganiseerd met twee medewerkers. JaapJan Boer is afgestudeerd in communicatiewetenschappen en op dit moment projectmanager van ‘Onderwijs en Jeugd’. De andere medewerker, Frank Bonekamp, is bedenker van De Social Run en heeft veel werkervaring binnen GGZ-instanties. Deze twee medewerkers zijn gekozen door hun creatieve brein en enthousiasme over het onderwerp. Ter voorbereiding van de brainstorm zijn de zes elementen van de aanbevolen persuasieve nudgingstrategie in vier strategieën vanuit CASI (2014; 2016) geformuleerd. Deze worden aangegeven met behulp van de symbolen die bij de randvoorwaarden van H6 zijn gezet.

1. Emotioneren en Associëren De strategie ‘Emotioneren en Associëren’ is erop gericht om via communicatie in te spelen op en rekening te houden met associaties en emoties die een rol spelen bij het gewenste gedrag. De gedragsbepalers die hierop aangesproken worden zijn emoties, associaties en gewoonten en automatismen. Binnen deze strategie kunnen verschillende interventies ingezet worden, zoals: emoties, entertainment education, boodschappers, framing, nudging en identiteit (zie bijlage 9). Een campagne die binnen deze strategie valt, is die van P&G “Thank You Mom” uit 2016. Deze campagne werd uitgezet voor de Olympische Spelen en kenmerkt zich door beelden van ondersteunende moeders die hun kinderen helpen doorzetten wanneer ze te maken krijgen met angstaanjagende situaties zoals tegemoetkomende tornado’s, auto-ongelukken en vliegtuigturbulentie. Deze sterke moeders moedigen hun kinderen aan om hun angst in de ogen te kijken en hun weg te vechten naar de Olympische velden. Aan het eind verschijnt de tekst op het scherm: “It takes someone strong, to make someone strong”. Deze campagne past binnen de strategie van emotioneren, omdat de verhaallijnen de emotionele kant van de sport laten zien. Gekeken vanuit de interventies, komt het belang van een identificerende boodschapper naar voren, namelijk de moeder. De pay-off “Thank You, Mom” maakt de campagne sterk, omdat het identificeerbaar kan zijn met de moederrelaties van de doelgroep. Ook zijn er veel overeenkomsten te vinden met de ervaringsverhalen die ingezet worden om stigmatisering tegen te gaan, namelijk de ervaringen van ‘vroeger’ zoals een auto-ongeluk die nu de olympische atleet de kracht geeft om op het veld te staan. De video werd gecommuniceerd via YouTube, TV, social media, een app en via posters en stond vooral centraal in de periode rondom de Olympische Spelen. Het is een jaarlijks terugkerende campagne.

2. Sociaal beïnvloeden De strategie ‘Sociaal beïnvloeden’ focust zich op de communicatie met de sociale omgeving door sociale processen te benutten en de doelgroep te stimuleren om gedrag te veranderen. De gedragsbepaler die hierbij hoort is de sociale omgeving. Interventies die ingezet kunnen worden zijn interpersoonlijke communicatie, injunctieve norm, descriptieve norm, commitment en consistency en boodschappers. De campagne The Stand Up Kid van Time to Change is gericht op jongeren tussen de 14 en 18 jaar, met als doel hen bewust te maken van het feit dat een op de tien jongeren worstelt

Figuur 21 "Thank You, Mom", P&G campagne (2016)

Figuur 22 "The Stand Up Kid”, Time to Change campagne (2012)

Page 60: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

45

met psychische klachten. In de campagne is een jongere te zien die gedurende een les plotseling opstaat en begint te vertellen over zijn psychische klachten wat er uiteindelijk toe leidt dat andere jongeren ook opstaan en hun verhaal vertellen. Het is een voorbeeld van sociaal beïnvloeden, omdat die eerste jongere het taboe doorbreekt door op te staan en open te zijn, waarna anderen hem volgen. Naast de video biedt Time to Change een reeks video’s en blogs aan met tips voor leraren en ouders om te praten met hun leerlingen en/of kinderen over psychische problemen. De pay-off “Make a Stand” staat voor de leerling die het taboe doorbreekt en de olievlek laat verspreiden door meerdere leerlingen die zijn voorbeeld volgen (Time to Change (Red.), 2012).

3. Faciliteren en gedrag versterken Faciliteren en gedrag versterken is erop gericht om de doelgroep te helpen om het gewenste gedrag te vertonen, en dat vervolgens te versterken. Gedragsbepalers die hierin terugkomen zijn kunnen, fysieke omgeving en intentie. Passende interventies zijn implementatie intentie, nudging, boodschappers, gamification, commitment en consistency en wederkerigheid. Een voorbeeldcampagne is All That We Share van TV2 Danmark waarin Denen uit alle lagen van de bevolking samen worden gebracht, zoals verpleegkundigen, bikers, hooligans, die in de beginfase in hokjes worden geplaatst en vervolgens vragen kregen over persoonlijke voorkeuren. Hierdoor ontstond een interactie tussen de verschillende bevooroordeelde groepen die samen werden gebracht op basis van hun interesses. De commercial leidde tot het besef dat de verschillende bevolkingsgroepen meer gemeen hebben met elkaar dan ze denken. Al snel valt het ‘wij-zij’ verhaal weg, doordat de groepen uit elkaar worden gedreven door gemeenschappelijke ervaringen en interesses, wat duidelijk maakt dat bepaalde labels hen niet definiëren. Deze campagne heeft veel gemeen met het ‘wij-zij’ denken over psychische problemen, omschreven in het theoretisch kader. De groep wordt uiteindelijk weer bij elkaar gebracht door te eindigen met de stelling of zij van hun land Denemarken houden. De pay-off “All that we share” maakt de commercial ontroerend en verbindend (Huffingtonpost (Red.), 2017).

4. Motiveren De strategie ‘Motiveren’ is erop gericht om met communicatie de interne motivatie van mensen te vergroten om het gewenste gedrag te versterken. De gedragsbepalers kennis, houding en zelfbeeld zijn hierin verwerkt. Interventies vanuit CASI zijn: kennisoverdracht, cognitieve dissonantie, identiteit, boodschappers, entertainment education, commitment en consistency, framing en schaarste. De campagne van Nike uit 2017, “What will they say about you?” laat vrouwen zien die tegen de normen en sociaal gewenst gedrag ingaan binnen hun cultuur (Nike (Red.), 2017). Zij staan als het ware op voor zichzelf en doen wat zij willen en niet wat de cultuur wilt dat zij doen. Door dit voorbeeld te laten zien, kunnen anderen gemotiveerd raken om ook hun voorbeeld te volgen en bijvoorbeeld een taboe te doorbreken in de samenleving. Hiermee worden zij ook wel als rolmodellen gezien, dat in de psychiatrie ook wel met ervaringsdeskundigen kan worden vergeleken. De vraag “What will they say about you?” slaat in dit onderzoek eigenlijk terug op de vraag wat het over een hulpverlener/manager zegt als hij/zij open is over zijn/haar eigen psychische klachten of deze openheid stimuleert? Is dit een blijk van kracht, of van zwakte? Is hij/zij een rolmodel? Wat zegt het over hem/haar?

7.1.1 Overige inspiratiebronnen Time to Change Een andere campagne dat evenzo tot inspiratie leidde, was Make your Pledge van Time to Change (Time to Change, 2010). De campagne is gericht op de biologische aspecten van de hersenen en het gegeven dat beroemdheden ook kunnen kampen met psychische problemen. De creatieve strategie bestaat uit een foto van één zo’n rolmodel zoals Lady Diana (zie figuur 25) of Robin Williams, met getekende hersenen waaruit verschillende pijlen zijn getrokken naar prestaties en status, maar ook naar de klachten waar ze mee worstelen. Het doel van deze campagne was om te laten zien dat iedereen kan worstelen met psychische problemen, zelfs bekende personen, en dat zij naast deze problemen

Figuur 23 “All That We Share” TV2 Danmark campagne (2017)

Figuur 24 “What Will They Say About You?” Nike campagne (2017)

Page 61: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

46

ook veel meer zijn en kunnen bereiken. Daarnaast wordt de kracht van het brein weergegeven. Dat de focus op biologische aspecten helpt bij het tegengaan van stigma, kwam al eerder terug in het casestudyonderzoek uit het theoretisch kader, waar Ungar e.a. (2015) aangaven dat deze nadruk de ‘echtheid’ van de klachten aantoont in plaats van dat het iets tussen de oren is. Ook het gegeven dat er rolmodellen worden ingezet, werd in diverse casestudies aanbevolen om in te zetten bij anti-stigmacampagnes. The Working Mind – Opening Minds Opening Minds is de grootste systematische anti-stigmabeweging van Canada en ontwikkelde in 2014 de zogenoemde The Working Mind (TWM) dat gericht is op het welzijn en psychische gezondheid op de werkvloer (Mental Health Commission of Canada, n.d.). TWM re-framed hoe werknemers en managers over psychische kwetsbaarheid denken en praten en helpt hen bij het identificeren van psychische klachten door in een continuüm te denken (Mental Health Continuum Model, te zien in figuur 26). Ook leren zij met behulp van copingsvaardigheden met psychische klachten om te gaan en worden hun rechten en consequenties gecommuniceerd. Het doel is om een meer steunende omgeving te creëren op de werkvloer. Het model is wetenschappelijk onderzocht en liet een positief, significant verschil zien in de mate van anti-stigma en bewustwording (Mental Health Commission of Canada, n.d.).

7.2 Het concept Het is de wens van Samen Sterk dat GGZ-instanties meer bewust worden van het gegeven dat iedereen in zijn/haar leven met een psychische aandoening te maken kan krijgen. Hierdoor is het aannemelijk dat er evenzo op de werkvloer in de GGZ, hulpverleners rondlopen met deze klachten. Ook zijn de hoge ziekteverzuimcijfers in de zorg een teken dat psychische problemen een rol spelen in de GGZ-branche als arbeidsplek. Onderzoeken laten zien dat het op verschillende vlakken positieve effecten kan opleveren wanneer een instantie zich inzet tegen stigma. De gehele scriptie kent een rode draad en vanuit de auteur een motivatie, namelijk de eigen ervaringen in de GGZ-branche als patiënt zijnde. Tijdens de brainstormsessie is deze motivatie opnieuw ter sprake gekomen waar een brug werd gelegd tussen de strategieën Emotioneren en Associëren en Faciliteren en gedrag versterken. Uit de literatuurstudies bleek al dat verhalen helpen bij het doorbreken van stigma en dat contact cruciaal zijn om begrip te krijgen voor een ieders situatie. Omdat stigma niet zomaar aangepakt kan worden en ook wordt geadviseerd om dit met behulp van meerdere interventies te doen, is er een concept ontwikkeld dat gebaseerd is op de strategieën Emotioneren en Associëren en Faciliteren en gedrag versterken. De laatste strategie is eraan toegevoegd, vanwege het belang om een handelingsperspectief te communiceren en de doelgroep handvatten te geven zodat zij niet afhaken. Het concept is gebaseerd op persoonlijke, waargebeurde verhalen die worden verteld via verschillende middelen vanuit het perspectief van de hulpverleners en de patiënten die beiden baat hebben bij openheid op de werkvloer in een GGZ-instantie. De focus van het concept ligt op het onderlinge, wederzijdse contact dat ontstaat wanneer men met elkaar in gesprek raakt over psychische klachten. Met deze achterliggende gedachte en randvoorwaarden, is de pay-off van de uiteindelijk tot stand komende campagne: Een stap dichterbij dan je denkt bedacht. Deze pay-off heeft als doel om te laten zien dat iedereen kan worstelen met psychische problemen, zelfs professionals in de GGZ. Door de

Figuur 25 Campagne Make your pledge van Time to Change met als voorbeeld Lady Diana (Time to Change, 2010)

Figuur 26 Mental Health Continuum Model (MHCM) van The Working Mind (TWM)

Page 62: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

47

psychische klachten bespreekbaar te maken, komen zowel de hulpverleners als de managers dichterbij zichzelf en bij de urgentie van de aanpak van stigma. Het concept wordt versterkt door winstframes, de kennisoverdracht ter normalisering van psychische aandoeningen en descriptieve normen die inspelen op de sociale normen en groepsdruk. Deze elementen worden bekrachtigd door middel van nudging uit de checklist MINDSPACE (Institute for Government, 2009). Het concept leidt tot een handelingsperspectief, waarbij is gekozen voor de keuzegids CORAL (Conceal Or Reveal Decision Aid). Deze gids kan zowel managers als hulpverleners helpen bij de keuze van het open worden over eigen psychische klachten (Henderson, n.d.).

7.2.1 CORAL Als handelingsperspectief wordt de keuzegids CORAL (Conceal Or Reveal Decision Aid) aangeboden die zowel voor managers als hulpverleners kan helpen bij de keuze van het open worden over eigen psychische klachten. CORAL is ontwikkeld door kenniscentrum Phrenos, Tilburg University/Tranzo en Samen Sterk en in Engeland als instrument succesvol onderzocht (Henderson, n.d.). Voor een manager kan het handvatten bieden om het gesprek aan te gaan met een hulpverlener. Voor een hulpverlener zijn onder andere de volgende onderdelen helpend: bespreking van de voor- en nadelen van openheid; bespreking van persoonlijke behoeften aan openheid; wanneer openheid gegeven kan worden en tegen wie en op welke manier. De keuzehulp wordt verwerkt in de video’s, blogartikelen en andere communicatie-uitingen van de campagne.

7.2.2 Winstframes Hoewel in het oplossingskader werd gecommuniceerd dat er een winstframe ingezet zou worden, is er tijdens de brainstorm opnieuw nagedacht over de inzet van een winstframe versus een verliesframe in de communicatie. Volgens de Prospect Theory van Kahneman (2013) is het menselijk brein gevoeliger voor verlies dan voor winst. Boodschappen in de vorm van een verliesframe zouden harder binnen komen dan die van een winstframe, maar dat kan ook een negatief effect hebben. Doordat mensen alleen maar aan het mogelijke verlies denken, zien ze de positieve kanten niet meer en kiezen ze wellicht voor een slechtere optie. Volgens O’Keefe, e.a. (2009) is bij het aanmoedigen van preventief gedrag een winstframe effectiever dan een verliesframe. Latimer e.a. (2007) maken echter duidelijk dat het effect van een winst- of verliesframe in belangrijke mate afhankelijk is van persoonskenmerken. Zo zijn patiënten met een promotiefocus (wat wil ik bereiken) meer ontvankelijk voor boodschappen vanuit een winstframing en mensen met een preventiefocus (wat wil ik voorkomen) meer gevoelig voor verliesframing (Latimer e.a., 2008). In het kader van dit onderzoek is nogmaals gekozen voor de winstframe, omdat de manager al een negatieve blik hebben stigma en openheid op de werkvloer, terwijl de positieve kanten juist bekrachtigd moeten worden en meer aandacht verdienen.

7.3 De Creatieve Briefing Achtergrondinformatie Per jaar worstelt ruim één op de vier Nederlanders met een psychische aandoening (NEMESIS-2, 2012). Ondanks deze hoge cijfers rust er nog altijd een groot taboe op psychische aandoeningen, wat ook wel stigmatisering wordt genoemd (Goffman, 1963). Stigmatisering kan tot een aantal ernstige gevolgen leiden zoals de bestendiging van vooroordelen en discriminatie, het bemoeilijken van herstel of het versterken van zelfstigma. In een groot internationaal onderzoek van ASPEN (2011) werd de stigmabeleving bij een x aantal respondenten gemeten, hieruit bleek dat 79% van de respondenten in ten minste één levensdomein zoals werk discriminatie ervaart. Samen Sterk zonder Stigma wil het taboe op psychische aandoeningen doorbreken met als doel discriminatie uitbannen van mensen met een psychische kwetsbaarheid. Samen Sterk realiseert hun strategie via verschillende domeinen door samen met hun ambassadeurs de boodschap om stigma aan te pakken en te verspreiden. Samen Sterk merkt dat de gewenste effecten uit de initiatieven en activiteiten vooral uit het project Stigma en Werk achterblijven, omdat er een gebrek is aan bewustwording van de impact van stigma. In het project Stigma en Werk is er gekozen voor het spoor van de werkgever, de manager, omdat het proces van stigmatisering zich eerder voltrekt en sterker is binnen ongelijke machtsverhoudingen (Jones et al., 1984; Link & Phelan, 1999; Link & Phelan, 2006). Strategie gericht op selectieve doelgroep Omdat stigmabestrijding volgens Corrigan et al, (2011) het meeste effect heeft op een selectieve doelgroep, is er een extra afbakening gemaakt in de diverse arbeidsbranches. Uit onderzoek van Dewa,

Page 63: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

48

Chau en Dermer (2010) blijkt dat hulpverleners in de GGZ het meeste last hebben van psychische klachten, in tegenstelling tot andere arbeidssectoren. Vooral voor de GGZ, die bekend staat als ‘de zorgaanbieder’ voor mensen met psychische aandoeningen, is het lastig om te dealen met stigma, omdat vanuit de maatschappij wordt verwacht dat zij dit juist tegengaan (Verhaeghe & Bracke, 2012). Concurrentie Samen Sterk verbetert de beeldvorming rondom psychische aandoeningen met een integrale aanpak. Succesfactoren van aanpakken uit het buitenland en vanuit bijvoorbeeld homo- en vrouwenbeweging vormen hierbij de basis die in de GASA worden besproken. De Global Anti-Stigma Alliance (GASA) is een internationaal netwerk van verschillende nationale campagnes tegen stigma. Tussen deze internationale organisaties is geen sprake van concurrentie, omdat er op internationaal niveau voortdurend met elkaar wordt samengewerkt. Communicatiedoelstelling Samen Sterk wil een persuasieve nudgingstrategie ontwikkelen die managers in de GGZ bewustmaakt van zijn/haar rol in het in stand houden van stigma op de werkvloer, wat leidt tot bespreekbaarheid over psychische problemen. Primaire doelgroep Managers in de GGZ Secundaire doelgroep Zorgprofessionals met en/of zonder psychische klachten; directe collega’s van de zorgprofessionals; werkgevers en vakbonden; overige stakeholders. Het concept Het concept is gebaseerd op persoonlijke, waargebeurde verhalen dat wordt verteld via verschillende middelen vanuit het perspectief van de hulpverleners en de patiënten die beiden baat hebben bij openheid op de werkvloer in een GGZ-instantie. De focus van het concept ligt op het onderlinge, wederzijdse contact dat ontstaat wanneer men met elkaar in gesprek raakt over psychische klachten. Het concept wordt versterkt door het bieden van informatie over onder andere het percentage ziekteverzuim in de GGZ-branche en het handelingsperspectief CORAL, de keuzegids die helpt bij de overweging om psychische problemen bespreekbaar te maken op de werkvloer. Richtlijnen Samen Sterk gebruikt in haar communicatie-uitingen diverse fonts, kleuren en elementen die in de nieuwe sociale marketingcampagne ook zal worden gebruikt. Deze zullen hieronder worden opgesomd en beargumenteerd. Fonts Het lettertype dat Samen Sterk gebruikt, heet: “Museo Sans Rounded”. Deze zijn in de communicatie-uitingen zowel in de normale tekst als in de titels te zien. Logo en kleuren Samen Sterk gebruikt in haar corporate uitingen een logo dat bestaat uit twee kleuren, zie figuur. Per project is dit logo uitgebeeld in andere kleuren om ze op deze manier van elkaar te onderscheiden. Voor de communicatie-uitingen in deze campagne, wordt alleen rekening gehouden met die van het project Werk, omdat het gaat om stigma op de werkvloer. Als beeldmerk gebruikt Samen Sterk ook vaak een aanhalingsteken. Deze staat voor het openen van een gesprek.

Tone of Voice De tone of voice die Samen Sterk op dit moment gebruikt is informeel waarbij de focus ligt op menselijk (persoonlijk), eerlijk (openheid), rechtvaardig en verbindend. De schrijfstijl moet kort en krachtig zijn in

Page 64: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

49

een actieve zinconstructie en informatief van aard. De kracht van Samen Sterk ligt bij de inzet van ervaringsdeskundigen die op hun beurt hun eigen ervaringsverhaal vertellen. Voor de nieuwe communicatiestrategieën is gewenst deze strategie voort te zetten en de nadruk te leggen op de persoon en zijn/haar talenten. Key Response Bij confrontatie met het idee, zou de doelgroep zich het eerste moeten realiseren dat psychische problemen ook binnen de werkvloer van de GGZ voorkomen en dat het eigenlijk meer dan logisch is dat het ziekteverzuim zo hoog is binnen deze branche, vanwege het mensenwerk. Managers moeten zich meer verantwoordelijk gaan voelen voor de rol die zij hebben bij het in stand houden van stigma en de rol die zij kunnen hebben bij het creëren van openheid op de werkvloer. Pay-Off Ter versterking van de identiteit van de campagne is gekozen voor de pay-off: “Een stap dichterbij dan je denkt”. Deze sluit aan op verschillende manieren:

1. Het komt dichterbij door de campagne; 2. De hulpverlener komt een stap dichter bij zichzelf; 3. De hulpverlener komt een stap dichter bij de cliënten; 4. De manager komt een stap dichter bij zijn team; 5. Een stap voor de letterlijke en figuurlijke beweging.

Voorwaarden Iedereen heeft vooroordelen die er onbewust aan bij kunnen dragen dat een communicatieboodschap verkeerd aankomt bij de doelgroep. Dit is ook de reden waarom Samen Sterk een project is gestart die gericht is op de berichtgeving over psychische problematiek en stigma (Stigma in de Media). Bij het ontwikkelen van deze sociale marketingstrategie is het van belang dat er rekening wordt gehouden met de regels die zijn opgesteld vanuit het project ‘Stigma in de Media’, zo worden misvattingen en weerstand voorkomen. De regels zijn te vinden in bijlage 18. Middelen in de campagne

• Online: video, artikelen, social mediaposts • Offline: artikelen, infographic, presentatie op het congres van de NVvP • Kanalen: social media, congres, website, vakbladen, persoonlijk contact

7.4 Customer Journey Mapping

De Customer Journey Mapping maakt zichtbaar hoe een ‘klant’ interacteert met een bedrijf tijdens het koop- en klanttraject. De reis wordt gevisualiseerd langs alle touchpoints en mogelijke kanalen. De Customer Journey start met het vaststellen van de persona’s: in dit geval een manager en hulpverlener (te zien in bijlage 19). Het doel van de Customer Journey voor de contentcreatie is om in beeld te brengen hoe de reis van een persona loopt tot de ‘eindbestemming’ (zie figuur 27).

Before: De reis begint bij de oproep om zich aan te melden voor het NVvP-congres. Dit gebeurt online via de website van het NVvP. Ook komt het programmaboek online, waar de deelnemers kunnen zien welke symposia, lezingen en workshops plaatsvinden. Van drie tot en met vijf april vindt het congres plaats in Maastricht. Deelnemers melden zich aan en beginnen met de ‘tour’. During: Tijdens het congres komen ze in aanmerking met de interactieve lezing “Een stap dichterbij dan je denkt”. Iedereen krijgt de keuzegids CORAL en de lezing start met het persoonlijke verhaal van de auteur, middels de video. Hierna bestaat de mogelijkheid om vragen te stellen aan de auteur. Er wordt een oproep gedaan om de ‘andere kant’ van het verhaal te lezen op de website (perspectief hulpverleners). De voor- en nadelen van openheid worden vervolgens samen met het publiek afgewogen. De sessie eindigt met de oproep om naar de website te gaan, zodat daar meer informatie

Figuur 27 Customer Journey Mapping

Page 65: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

50

over CORAL geworven kan worden. Op deze website staan meer ervaringsverhalen. Rond die periode zullen ook de artikelen in vakbladen worden geplaatst, om een breder bereik te halen. After: Deelnemers worden aan de lezing herinnert door social mediakanalen, waar discussies gestart kunnen worden over het onderwerp. Hierdoor bestaat ook de mogelijkheid om ervaringen te delen via social mediakanalen met andere collega’s.

7.5 Contentcreatie middelen In de voorgaande paragrafen is het concept uitgebreid beschreven en geanalyseerd. In deze paragraaf worden de middelen uitgewerkt tot volwaardige, zelfgemaakte communicatie-uitingen. De uitleg wordt gegeven aan de hand van visuele geletterdheid (Van den Broek & De Jong, 2015). De middelen zijn gemaakt met behulp van de persona’s, te vinden in bijlage 19). Visuele retorica De klassieke retorica houdt zich bezig met alle middelen waarmee je als spreker (rhetor) probeert je publiek van een bepaald standpunt te overtuigen. Retorische analyse trechtert onze waarneming en dirigeert die naar middelen die overtuigen en hun (vermoedelijke) effecten op verschillende doelgroepen. Een belangrijk inzicht uit de retorica is de indeling van de soorten overtuigingsmiddelen in ethos, pathos en logos (Van den Broek & De Jong, 2015).

- Ethos vergroot de geloofwaardigheid van de rhetor, de persoon of de instelling die met een beeld de kijker wil overtuigen. Samen Sterk maakt gebruikt van geloofwaardige en sympathieke ambassadeurs, omdat dat de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van het verhaal versterkt. Vanuit de checklist MINDSPACE komt deze theorie overeen met de Messenger.

- Pathos kan een beroep doen op je gevoel met als doel je van een bepaalde boodschap te overtuigen, zoals binnen MINDSPACE met Affect en Ego wordt bedoeld.

- Logos gaat in op de rationele argumenten. Zo kunnen tekeningen, illustraties en infographics helpen om feiten te communiceren. Dit overtuigingsmiddel is te vergelijken met de Norms vanuit MINDSPACE.

7.5.1 Artikel(en)

Zoals werd aangegeven is het concept gebaseerd op ervaringsverhalen waarin zowel de hulpverlener als de patiënt hun ervaring delen over het moment waarin psychische problemen van de hulpverlener zelf bespreekbaar werd gemaakt. Het verhaal dat eigenlijk de start was van dit concept, is gebaseerd op de persoonlijke ervaringen van de auteur van deze scriptie. Het artikel is geschreven in de vorm van een blog, waarin haar beleving naar voren komt. Er kunnen ook andere vormen gebruikt worden, zoals interviews en een column. Het artikel is te lezen op de volgende pagina, figuur 28. Mediaspecifiek Niemand kan beter verwoorden hoe het is om een psychische aandoening te hebben, dan de mensen die er zelf mee te maken kregen. De waarde van ervaringsverhalen wordt bepaald door drie perspectieven, te weten: het perspectief van de schrijver, het lotgenotenperspectief en het perspectief van buitenstaanders. Een verhaal benadrukt het besef van eigen kracht en identiteit en maakt ruimte voor het besef dat de schrijver zelf bepaalde veranderingen tot stand heeft gebracht (Droes & Korevaar, 2016). Een verhaal geeft de mogelijkheid om het te delen met naasten of lotgenoten, dat voor herkenning en erkenning kan zorgen. Voor de hulpverlener betekenen verhalen een beter contact met de patiënt, maar ook in het contact met de manager. De blog wordt versterkt door middel van beeld. Beeld kan het verhaal nog wat meer prikkelen, laten emotioneren en/of vermaken. Er is gekozen om gebruik te maken van de foto’s van de vertellers zelf. Indien zij anoniem willen blijven, zullen er stockfoto’s worden gebruikt (met vermelding) of illustraties aan worden toegevoegd. Overtuigingsmiddelen Omdat de artikelen, blogs en interviews die geschreven worden, verschillende overtuigingsmiddelen kunnen bevatten, wordt er bij deze argumenten uitgegaan van het artikel dat is geschreven door de auteur van deze scriptie. Deze blog bevat het overtuigingsmiddel Ethos, omdat het een ervaringsverhaal is, dat de geloofwaardigheid van de auteur vergroot. Ook speelt Pathos een rol in het laten emotioneren en associëren van de lezer door de eigen belevingen en emoties te delen. Logos komt tot slot ook aan de orde, door onder andere te benoemen dat het ziekteverzuim het grootste is in de GGZ-branche. Om het handelingsperspectief terug te laten komen, wordt aan het eind van de blog een oproep gedaan.

Page 66: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

51

Page 67: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

52

Figuur 26 Artikel “Psychologen, het zijn net mensen”

Page 68: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

53

Titel De titel van de blog is: Psychologen, het zijn net mensen, om daarmee duidelijk te maken dat iedereen kan worstelen met psychische klachten en dat het niet uitmaakt of je hebt geleerd voor een bepaald vak, omdat iedereen kwetsbaar is in het leven. Het zijn geen robots, maar mensen. Klassieke stijlfiguren Naast de globale indeling in Ethos, Pathos en Logos, worden ook stijlfiguren ingezet om indruk te maken op de lezer. In dit blogartikel is bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de metafoor van een cliffhanger, wordt empathie opgeroepen door tussendoor vragen te stellen (schuingedrukt) en bekende televisieprogramma’s op te noemen (herkenning zoeken). Zoals eerder al werd benadrukt, staan winstframes centraal in de communicatie-uitingen. Ook in deze blog komt dit naar voren door de voordelen van openheid van hulpverleners te communiceren, maar ook aan te duiden dat het veel meer had kunnen opleveren wanneer deze openheid eerder in de behandeling werd gegeven.

7.5.2 Video Door gebruik te maken van visuele content, naast de hiervoor besproken artikelen, kan een bredere doelgroep worden bereikt. Niet iedereen zit te wachten op tekst en sommigen zijn meer geïnteresseerd in video’s. Ook in de verspreiding van de boodschap kan een video helpen om de boodschap op een beeldende wijze over te dragen aan anderen, bijvoorbeeld wanneer op een congres een presentatie wordt gegeven. De video versterkt dan de presentatie en geeft een beeld bij de content. Daarnaast kan een video ook bijdragen aan het doen prikkelen, emotioneren en vermaken van de doelgroep. Om de elementen van een video zo goed mogelijk te visualiseren, is gebruik gemaakt van een storyboard, te zien in figuur 29. Uitleg storyboard De video is geïnspireerd op de campagnes die besproken zijn in de brainstorm, waarbij met name de campagne van de Olympische Spelen de aandacht trok door de rol van emoties. In principe staat het doel gelijk aan het doel van de artikelen: de lezer/kijker binden en boeien, overtuigen en tot gedrag overhalen (de keuzegids invullen, bespreekbaarheid bevorderen op de werkvloer, of nog een stap verder: contact met Samen Sterk voor verdere samenwerking). Voordat het storyboard kon worden gemaakt, is een script opgesteld. Het script en de storyboard zijn terug te vinden in bijlage 21. Mediaspecifiek Video brengt een merk tot leven, geeft organisaties een gezicht en wekt vertrouwen bij (potentiële) klanten. Volgens Van den Broek en De Jong (2015) maakt beeld complexe situaties inzichtelijk, verduidelijkt het moeilijke begrippen en heeft het ook als functie om mensen te prikkelen, emotioneren en vermaken. Beeldkeuze Voor de video wordt gebruik gemaakt van realistische beelden uit de praktijk van een GGZ-instantie. Ook worden beelden toegevoegd met behulp van illustraties, om bepaalde voorbeelden (gedachtes, angsten voor bespreekbaarheid van psychische problemen) aan te geven. Gestaltwetten en overtuigingsmiddelen Gestalt (hoe we kijken naar beeld) en semiotiek (waarom begrijp we wat we zien) zijn twee theorieën die aansluiten op de al eerder besproken visuele retorica (Van den Broek & De Jong, 2015). Visuele communicatie is ogenschijnlijk een lastig vak, omdat iedereen van de beoogde doelgroep de visuele boodschap die de maker probeert uit te zenden, op een verschillende manier kan interpreteren. Een aantal simpele wetten uit de Gestaltpsychologie zorgt ervoor dat onderdelen van een visuele boodschap makkelijk te groeperen zijn. In het storyboard is gebruik gemaakt van de volgende wetten:

- Wet van ervaring (“We zijn geneigd objecten die we waarnemen te vergelijken en te koppelen aan dingen die we al kennen”)

- Wet van overeenkomst (“Elementen die op elkaar lijken, worden als groep waargenomen”) - Wet van gelijke achtergrond (“Voorwerpen met een gelijke achtergrond vormen een geheel”)

Net als bij de artikelen, wordt ook hier ethos ingezet om de geloofwaardigheid te versterken van de rethor. Aan het begin van de video moet duidelijk worden dat het gaat om ‘echte’ mensen. Door meerdere malen in te zoomen op de gedachtegangen van beide personen, de emoties en de ervaringen, wekt dit Affect op, dat het Pathos bekrachtigd. Tot slot eindigt de video met elementen uit Logos: de argumentatie met behulp van cijfers en feiten

Page 69: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

54

Figuur 29 Storyboard voor de video

Page 70: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

55

7.5.3 Infographic Het doel van de infographic in de campagne is om in te spelen op de overdracht van kennis. Een infographic is een visuele weergave van informatie, met als doel om op een beperkte ruimte inzicht te geven in informatie (Mulberries Agency (Red.), 2016). Uitleg Omdat stigmatisering zeer complex is en om een ruimere uitleg vraagt, is ervoor gekozen om de kennisoverdracht met behulp van zowel illustraties als content te ontwikkelen. Deze infographic is in samenwerking met illustrator Carolien Drooger gemaakt, om een kwalitatief en visueel aantrekkelijk middel te ontwerpen, te zien in figuur 30. De belangrijkste feiten uit het onderzoek vormen de leidraad, te beginnen bij het percentage Nederlanders dat te maken krijgt met psychische aandoeningen en vervolgens steeds verder toegespitst op de werkvloer en de GGZ-professionals. De infographic eindigt met de actie, namelijk het doorbreken van de vicieuze cirkel van stigmatisering. Mediaspecifiek Door informatie visueel aantrekkelijk te maken en teksten te ondersteunen met illustraties wordt het scannen op relevantie binnen complexe data toegankelijker. Infographics kunnen verschillende doeleinden hebben, zoals informeren, prikkelen, branding of ter vermaak, maar ze hebben één ding gemeen: het vertellen van een verhaal (Mulberries Agency (Red.), 2016). Gestaltwetten en overtuigingsmiddelen De infographic bevat de overtuigingsmiddelen Ethos en Logos, omdat bronnen de geloofwaardigheid van de visualisatie versterken en de infographic feiten en cijfers bevat. De leesrichting wordt door middel van pijlen weergegeven, dat de lezer verleidt om verder te lezen. Voor de typografie is gekozen voor speelse letters in schuine, normale of gedrukte vorm. Dit zorgt voor afleiding en urgentie van de belangrijkste feiten. Overige beeldelementen die worden gebruikt zijn pijlen en vormen. De Gestaltwetten die in de vormgeving zijn meegenomen, zijn:

- Wet van ervaring (“We zijn geneigd objecten die we waarnemen te vergelijken en te koppelen aan dingen die we al kennen”): bijvoorbeeld de thermometer aan de rechterzijde.

- Wet van overeenkomst (“Elementen die op elkaar lijken, worden als groep waargenomen”): deze wet komt terug in het gebruik van dezelfde persona.

- Wet van nabijheid (“Elementen die zich dicht bij elkaar bevinden, worden als groepen gezien”): de illustraties worden met behulp van pijlen als een geheel gezien.

- Wet van gelijke achtergrond (“Voorwerpen met een gelijke achtergrond vormen een geheel”): de infographic is gemaakt op dezelfde kleur achtergrond. Er is gekozen voor een witte achtergrond, omdat dit ervoor zorgt dat de volle aandacht ligt op de illustraties.

7.5.4 Handelingsperspectief CORAL

Omdat CORAL voor de lezer onbekend kan zijn, is besloten om ter verduidelijking van de campagne CORAL in het kort uit te beelden en uit te leggen. Zie figuur 31. Gestaltwetten en overtuigingsmiddelen In de vormgeving van de keuzegids is gebruik gemaakt van de volgende wetten:

- Wet van eenvoud (“Voorwerpen worden waargenomen in de meest eenvoudige vorm.”) - Wet van nabijheid (“Elementen die zich dicht bij elkaar bevinden, worden als groepen gezien.”) - Wet van overeenkomst (“Elementen die op elkaar lijken, worden als groep waargenomen”) - Wet van gelijke achtergrond (“Voorwerpen met een gelijke achtergrond vormen een geheel”)

In de vormgeving van de keuzegids is rekening gehouden met de overtuigingsmiddelen Ethos, Pathos en Logos. Ethos komt terug door gebruik te maken van bronnen, dat betrouwbaarheid opwekt. Pathos speelt een rol in de emoties, door quotes te gebruiken en foto’s toe te voegen dat het ‘menselijker’ maakt. Logos komt in de argumentatie terug, de keuzes die gemaakt kunnen worden. Ook doordat zowel voor- als nadelen worden benoemd, versterkt dat de betrouwbaarheid van de boodschap.

Page 71: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

56

Figuur 30 Infographic ter versterking van de kennisoverdracht

Page 72: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

57

Figuur 31 Keuzegids CORAL (mini-versie), om uit te delen op het NVvP-congres

Page 73: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

58

7.6 Lancering van de campagne Evenementen en/of congressen kunnen persoonlijk contact bevorderen tussen managers, hulpverleners en andere stakeholders die het onderwerp op die manier op de kaart zetten en als een olievlek laten verspreiden. Op een al bestaand congres die in het teken staat van de psychiatrie kan een stand worden geplaatst, in dienst van Samen Sterk, die door middel van een nudge de aandacht trekt en via de filmpjes en interviews uit vakbladen informeert. Ook kan de stand versterkt worden door ervaringsdeskundigen de stand te laten leiden en ‘het verhaal’ te laten vertellen. Op die manier wordt er direct contact creëert en ontstaat er een gesprek. Voor dit event worden ook promotiemateriaal gemaakt. Het NVvP Voorjaarscongres 2019 De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) is een ledenvereniging van, voor en door psychiaters (NVvP, n.d.). Op dit moment zijn er ruim 3500 psychiaters en psychiaters in opleiding lid van de vereniging. Het doel van de vereniging is het bevorderen van de psychiatrie in de breedste zin, de behartiging van de wetenschappelijke en beroepsmatige belangen van psychiaters, de bevordering en stimulering van opleiding en scholing en de bevordering en bewaking van de kwaliteit van de psychiatrie. Ieder jaar vindt een Voorjaarscongres plaats waar symposia, discussiegroepen, workshops en films worden ingezet ter bevordering van kennisdeling. Het idee is het congres in 2019 jaar centraal te laten zetten over de normalisering van psychische klachten. Dat iedereen, wie dan ook, kan worstelen met psychische problemen, ofwel het verhaal van de patiënt kan vertalen naar de beleving van de behandelaar. Het congres vindt plaats van 3 t/m 5 april in het MECC te Maastricht. Tijdens het congres vindt er naast een wetenschappelijk programma ook een expositie plaats. Op deze expositie worden organisaties, instellingen en verenigingen uitgenodigd om contact te maken met de deelnemers. De plaatsing gebeurt via een inschrijving op de website van de NVvP (NVvP, n.d.). De vijf grootste en belangrijkste GGZ-instanties in Nederland zijn aanwezig, dienen als stakeholder, zoals de Parnassia Groep, Arkin, Dimence, Rivierduinen en Altrecht. Het doel is dat deze organisaties het verhaal horen en deze verspreiden binnen hun organisatie, bij collega’s en andere belanghebbenden. Ook stakeholders als VWS zijn aanwezig bij het event en zijn verantwoordelijk zijn voor het budget voor de zorg. Belangrijke personen als psychiater Jim van Os zijn leiders binnen opleidingsinstituut RINO die op zijn beurt via opleidingen stigma onderwerp van gesprek kunnen laten maken waardoor dit probleem in de opleidingen ook wordt aangepakt. Dit gaat natuurlijk niet over een korte termijn, maar over een langer termijn: beweging zit er dan in ieder geval in. De kracht van persoonlijk contact Zoals eerder benoemd beogen contactstrategieën directe, interpersoonlijke, positieve interacties tussen mensen met een psychische aandoening en andere burgers liefst in gelijkwaardig rollen te bevorderen. Vrijwel al het onderzoek onderstreept het belang van direct contact bij destigmatisering (Van Weeghel et al., 2016). Bij optimale contactinterventies is sprake van een gelijke status tussen de personen of groepen. De vorm kan face-to-facecontact zijn, maar indirect contact zoals het vertonen van eigen verhalen via video, blijkt minstens zo effectief (Clement et al., 2012). Door het persoonlijke contact is de impact van het interactiemoment groter. De interactieve setting, zoals bijvoorbeeld op een evenement of congres, zorgt ervoor dat de doelgroep sneller en directer op elkaar kunnen reageren. Het persoonlijke aspect maakt dat er meer een relatie tussen de afnemer en doelgroep kan ontstaan, meer dan bij andere vormen van marketingcommunicatie. Een nadeel van persoonlijk contact is dat de continuïteit van de relatie veel tijd en aandacht vergt en het bereik minimaal is in vergelijking met massacommunicatie.

7.7 Kanalen voor de middelen Om de middelen te communiceren, is gekozen voor een aantal kanalen. In eerste instantie vindt de grootste informatieoverdracht plaats op het NVvP-congres, maar deze loopt evenredig met uitingen op social mediakanalen, via de website van Samen Sterk en samenwerkingspartners als PsychoseNet en het artikel – of de artikelen – wordt in vakbladen gepubliceerd.

- Website De artikelen worden via de website van Samen Sterk gecommuniceerd, maar zijn ook beschikbaar voor platforms die communiceren over dit onderwerp. PsychoseNet.nl is een voorbeeld van zo’n website dat samen werkt met Samen Sterk en actief is in de ontwikkelingen rondom multideskundigheid.

Page 74: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

59

Figuur 32 Mugshot van het artikel op de website van Samen Sterk, ook in de mobiele versie

- Social media Een ander middel waar Samen Sterk gebruik van kan maken tijdens de campagne, is social media. Samen Sterk is actief via Twitter, LinkedIn en Facebook, waar vooral professionals in de GGZ en belangrijke stakeholders, de pagina’s volgen. Via social media kunnen discussies op gang worden gezet over het onderwerp en daardoor een breder bereik behalen. Op Facebook kan worden geadverteerd middels gesponsorde verslagen, page post ads of promoted posts. Deze advertenties kunnen worden afgerekend via CPC of CPM, waarbij Facebook de advertentie vertoont aan mensen bij wie het de grootste kans op kliks verwacht. Op LinkedIn geldt dezelfde vorm van betaling, maar de prijs ligt vaak hoger omdat deze afhankelijk is van de doelgroep. Een voordeel is dat de doelgroep beter is afgebakend, waardoor het bereik gerichter zal zijn. Ook kan Samen Sterk via haar Twitter-account adverteren wat volgens een veilingmodel werkt. Twitter biedt één uiting aan waar vaste kosten voor worden gerekend: de Promoted Trend. Andere vormen van posts zijn afhankelijk van de soort uiting, de doelgroep, de concurrentie, tijd van het jaar et cetera.

- Vakbladen Voor de doelgroep zijn diverse vakbladen in omloop waarin bijvoorbeeld wetenschappelijke onderzoeken worden gepubliceerd. Omdat deze vakbladen een grote doelgroep bereiken, is ervoor gekozen om niet zelf een vakblad in ontwikkeling te brengen maar gebruik te maken van de al bestaande bladen. In zo’n vakblad kan bijvoorbeeld een interview worden geplaatst met een hulpverlener die open is geworden over zijn/haar kwetsbaarheid of een infographic die de cijfers aantoont van het ziekteverzuim in de GGZ doordat hulpverleners niet openlijk praten over hun klachten. De in de omschreven planning in het Implementatieplan laat zien hoe deze redacties bereikt gaan worden. Hieronder is een korte omschrijving te zien van de gekozen vakbladen.

1. Vakblad De Psychiater (BPM Medica, 2018) is het officiële ledentijdschrift van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP). In de wereld van de psychiatrie is het al ruim 20 jaar één van de meest prominente communicatieplatforms. De Psychiater wil zowel de communicatie binnen de doelgroep bevorderen als voor de psychiatrie relevante ontwikkelingen en

Page 75: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

60

onderzoeken in een breder perspectief plaatsen. De doelgroep is alle leden van de NVvP, psychiaters en relevante beleidsmakers in de gezondheidszorg en de oplage bedraagt 3800 exemplaren. De Psychiater onderscheidt zich van andere bladen door de lezers op de hoogte te houden van de voor de psychiatrie relevante medische, beleidsmatige, maatschappelijke, ethische en juridische ontwikkelingen.

2. Vakblad De Psycholoog is het maandblad van het Nederlands Instituut van Psychologen, beroepsvereniging van psychologen (NIP). De Psycholoog verschijnt elke eerste week van de maand in een oplage van 12.600 exemplaren (De Psycholoog, 2016). Het tijdschrift heeft een redactie vanuit het NIP, maar staat ook open voor bijdragen van buiten deze redactie om (met voorwaarden en richtlijnen). Deze zullen mee worden genomen in het Implementatieplan.

3. Het vakblad Zorgvisie gaat over management en beleid in de zorg. Het magazine verschijnt maandelijks en staat vol interviews, opinie, analyses en achtergronden met betrekking tot de zorg. Ook worden er congressen en academies georganiseerd. De doelgroep bestaat onder andere uit managers uit de zorg, directieleden, clustermanagers, verzekeraars en de overheid. De oplage bedraagt 5134 stuks in 12 edities per jaar (MISSMAG, 2014).

Figuur 33 Mugshot van het artikel in het Vakblad ‘De Psychiater’

Page 76: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 76

Bron: Unsplash.com – Brandon Wong

Page 77: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

61

8. IMPLEMENTATIEPLAN In het implementatieplan komt aan de orde wat er moet gebeuren om de voorgestelde oplossingen en communicatie daadwerkelijk uit te voeren. Binnen dit plan wordt rekening gehouden met consequenties, de planning, het budget en de expertise die nodig om de realisatie van de communicatie-uitingen op een realistische wijze waar te maken.

8.1 Consequenties Om eventuele risico’s te reduceren of te elimineren is het raadzaam om een risicoanalyse uit te voeren. Verhaar (2010) omschrijft een zestal soorten bedreigingen voor een campagne. Dit gaat om een financieel risico, commercieel risico, juridisch risico, organisatorisch risico, praktisch risico en technisch risico. De belangrijkste risico’s zullen hieronder worden besproken. Ook worden de ethische aspecten van de campagne meegenomen in de implementatie. Financiële risico’s

- Het kan zijn dat er te weinig budget is voor de campagne en er weinig fondsenwerving plaatsvindt. De financiering van Samen Sterk is toegezegd tot 1 juli 2018. Mocht deze daarna niet worden verlengd, geldt dat de enige langlopende verplichting die van de inzet van personeel is. De maatregelen die zorgen voor de beheersing van deze risico’s zijn: specifieke inzet van personeel voor specifieke projecten, wat is vastgelegd in de contracten.

- Voordat Samen Sterk subsidie krijgt van VWS, moeten zij een aanvraag toedienen die de hele campagne uitlegt. Dit moet volgens planning worden gedaan om ervoor te zorgen dat er garantie is over de dekking en dat deze ook op tijd binnen komt.

Commerciële risico’s (in termen van sociale marketing: fondsenwerving en publiek)

- Er wordt niet voldoende gereageerd op de campagne en/of krijgt voornamelijk negatieve reacties die geen beweging in gang zetten. Het thema kan niet doordringen tot afdelingsniveau waardoor het alsnog blijft hangen in ‘wel willen veranderen, maar niet weten hoe of niet durven’. In de communicatie-uitingen moet voldoende aandacht worden besteed aan weerstand.

Juridische / ethische risico’s

- Er moet rekening worden gehouden met wetten en ethische regels rondom de campagne. Hierbij worden de redactionele regels rondom stigma en psychische problemen [project Stigma in de Media] strikt nageleefd en ook in de redactie gecontroleerd.

- Er kunnen zich incidenten voordoen van mensen met ernstige psychische problematiek waar de media op een negatieve wijze op inspringt. Dit kan het werk in de samenleving tenietdoen en mensen demotiveren die ermee bezig zijn. Er moet ter voorkoming van zulke incidenten een mediaplan worden opgesteld.

Organisatorische risico’s

- Er wordt een team uitgezet vanuit de projecten “GGZ” en “Werk” die zich bezig gaat houden met de campagne met hulp van de communicatieadviseur.

- Alle medewerkers dienen rekening te houden met dit takenpakket en zetten hun eigen werkzaamheden voort.

- Samenwerkingspartners zoals de redacties achter de vakbladen, de NVvP en websites die toestemming gaven voor free publicity, kunnen zich terugtrekken.

- De communicatieadviseur heeft de grootste leiding over de campagne. Zij regelt de samenwerking, houdt de planning en de medewerkers in de gaten en heeft de eindverantwoordelijkheid over de middelen. Ook monitort zij de tussentijdse resultaten van de campagne en evalueert deze. Zij reageert op reacties vanuit het publiek.

- Alle medewerkers, of het grootste deel, dienen achter de campagne te staan om het concept te gaan realiseren.

- Externe partijen kunnen zich terugtrekken uit de campagne. Op korte termijn worden best practices gecommuniceerd en vanuit Samen Sterk is inmiddels bekend dat ‘volhouden’ werkt.

Page 78: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

62

Ook kunnen HR-managers worden ingeschakeld om de intenties voor het bedrijf meer op de voorgrond te zetten.

- Er kan een tegenbeweging ontstaan vanuit professionals t.a.v. hun eigen rol in stigma. Een peer-to-peer-aanpak kan hierbij helpen.

Praktische risico’s - Het kan zijn dat er weinig mensen mee willen doen aan de campagne vanwege het onderwerp.

Er zal aandacht moeten worden besteed aan begeleiding, binding en betrokkenheid van ambassadeurs. Zij moeten zich veilig voelen.

- Het kan zijn dat de ambassadeurs voor de campagne niet de passende competenties bezitten doordat ze bijvoorbeeld nog niet in staat zijn hun eigen verhaal van een afstand te bekijken. Dit kan worden aangepakt door op tijd de wensen en behoeften van beide partijen te inventariseren, af te stemmen en continu te monitoren.

- De communicatie-uitingen kunnen niet op tijd klaar zijn, waardoor de campagne niet volgens planning loopt.

Technische risico’s

- De website valt uit de lucht en is tijdelijk of voor lange tijd niet bereikbaar waardoor er ook geen artikelen kunnen worden geplaatst en informatie beschikbaar is.

8.2 Planning

De campagne vereist een realistische planning van de organisatieprocessen met een aanduiding van verantwoordelijkheden, taken en tijden. Verhaar (2010) ziet het balkenschema als een bruikbaar middel voor het bewaken van de tijd binnen projecten, Bij deze planningstechniek worden de doorlooptijden van de activiteiten als de horizontale balken getekend en belangrijke momenten of deadlines als mijlpalen aangegeven. Hieronder is te zien welke partijen een rol spelen in de campagne, de expertises zijn later uitgelegd in 8.3. In onderstaande figuur (34) is de planning te zien. Deze is per team / extern bureau afgestemd middels kleuren (zie legenda).

Directie Campagneteam SAZZA DDCM Script-it NVvP Onderzoek

Page 79: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

63

Figuur 34 Planning van de campagne

8.3 Expertise Voor de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de campagne zijn verschillende professionals nodig. Naast de expertise vanuit Samen Sterk, moeten ook een aantal bureaus/professionals tijdelijk worden ingehuurd. Directie De directeur heeft de grootste verantwoordelijkheid achter de campagne en zorgt ervoor dat de diverse professionals met elkaar samenwerken. Zo controleert zij de voortgang van de werkzaamheden en stuurt zij bij waar nodig. Ook de directie van de Founding Fathers dienen up-to-date te worden gehouden van de ontwikkelingen. Dit gaat om:

1. Voorzitter van Samen Sterk zonder Stigma; 2. Vicevoorzitter/secretaris en directeur Landelijk Platform GGz (MIND); 3. Directeur/penningmester Fonds Psychische Gezondheid (MIND); 4. Directeur GGZ Nederland; 5. Directeur Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP).

Communicatieteam Het huidige communicatieteam bestaat uit twee vaste medewerkers en twee ZZP’ers. Zij zijn verantwoordelijk voor alle communicatie-activiteiten rondom Samen Sterk en de projecten die zij uitvoeren. Ook dienen zij in staat te zijn om de lastige, complexe en soms zware vraagstukken over psychische problematiek en stigma luchtig en toegankelijk te presenteren voor de diverse doelgroepen. De communicatiemedewerkers zijn dus medeverantwoordelijk voor de campagne, omdat zij ervoor zorgen dat de campagne aandacht krijgt in onder andere de media en de nodige middelen realiseren die de campagne versterken. De communicatieadviseur op de afdeling is verantwoordelijk voor de taakverdelingen en de planning. Projectleiders GGZ, werk en media Projectmanager “Stigma op het Werk” Voor de projectmanager van het project Stigma op het Werk is het van belang dat zij contact houden met GGZ-instanties die zich in willen zetten tegen stigma. Bij werkgevers wordt het onderwerp onder de aandacht gebracht en werknemers krijgen ondersteuning wanneer zij open worden over hun aandoening binnen hun bedrijf. Projectmanager “Stigma in de GGZ” De projectmanager dient net als de projectmanager vanuit het project Werk te inventariseren wat er al gebeurt in instellingen en best-practices te verspreiden. De professionals met een eigen of familie-ervaring worden betrokken binnen de campagne en zij rusten hen toe de beweging verder aan te jagen.

Page 80: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

64

Projectmanager “Stigma in de Media” Media zijn de spiegel van de samenleving en bevestigen en versterken bestaande beelden. Via de berichtgeving in de nieuwsmedia wordt dagelijks een relatie gelegd tussen psychiatrische aandoeningen en ernstige veiligheidsrisico’s. Vooralsnog heeft Samen Sterk met regelmaat gereageerd op incidenten maar er is geen structurele aanpak. Gezien de invloed van media op de beeldvorming is er meer zicht nodig op de mogelijkheden van mediabeïnvloeding en de rol van Samen Sterk daarin. Voor deze campagne is het van belang dat de communicatie-uitingen geen negatieve uitingen en stigmatiserende woorden bevat. Daarnaast moet er gemonitord worden op de reacties in de media en de communicatie vanuit het bureau. Ambassadeurs (rolmodellen) Herstelverhalen helpen stereotype denkbeelden te ontkrachten en persoonlijk contact creëert begrip. Ambassadeurs hebben een cruciale rol hierin. Daarom heeft Samen Sterk continu een groep van 75 ambassadeurs onder haar hoede. Zijn (oud-)ambassadeurs zelfstandig actief en hebben 1.000 ‘supporters’ handvatten om stigma aan te pakken. Ook steunen we cliënt-organisaties in hun stigma-aanpak. Zonder ambassadeurs is het onmogelijk om de campagne op te zetten. Huidige ambassadeurs worden benaderd (die binnen de campagne passen) en nieuwe ambassadeurs worden met de campagne ‘opgeroepen’ tot verspreiding en samenwerking. Videoproductie Script-It De video’s worden gemaakt door een extern bureau, omdat Samen Sterk zelf niet de middelen heeft om deze video’s kwalitatief tot stand te brengen. Er wordt contact gelegd met het bureau Script-It, waarvan de eigenaar ook ZZP’er is van Samen Sterk. Het voordeel hiervan is dat de samenwerking snel tot stand kan worden gebracht en de werkwijzen ook bekend zijn. Dit maakt de productie gemakkelijker. De website is: www.script-it-media.nl. Strategieontwikkeling SAZZA De strategieontwikkeling voor de communicatie-uitingen worden gemaakt door het creatief propagandabureau SAZZA, in samenwerking met het campagneteam van Samen Sterk. SAZZA is een propagandabureau en zet zich specifiek in voor maatschappelijke organisaties. Voor Samen Sterk ontwerpen zij onder andere de huisstijl. De website van SAZZA is www.sazza.nl. Drukkerij DDCM De communicatie-uitingen moeten volgens planning naar de drukker worden gestuurd. Het is belangrijk dat de drukkerij volgens planning instructies krijgt vanuit het communicatieteam en voldoet aan de vooraf gestelde deadlines en voorwaarden. De website voor de al bij Samen Sterk bekende drukker is: www.DDCM.nu. Onderzoeksbureau Omdat Samen Sterk geen grote organisatie is en de campagne al veel tijd zal werven, wordt er voor de evaluatie en resultaten een onderzoeksbureau ingezet. Dit onderzoeksbureau zal zich richten op de doelstellingen en de behaalde resultaten zodat er vanuit dat punt nieuwe doelstellingen kunnen worden opgesteld. Financiën De financiële administratie wordt door een ZZP’er van Samen Sterk gedaan, in samenwerking met medewerkers van de organisatie MIND (hun rol is beschreven in de Founding Fathers, bijlage 1.1).

8.4 Budget Samen Sterk is afhankelijk van fondsenwerving en VWS. De huidige financiering van de projecten loopt door tot 1 juli 2018. Vanuit Samen Sterk is 50.000,- beschikbaar gesteld voor de campagne. In deze paragraaf wordt een inschatting gemaakt voor de mogelijke kosten. Volgens Verhaar (2010) is een globale raming gebaseerd op de uitgangspunten en randvoorwaarden die in de voorgaande paragrafen zijn geformuleerd. Het is een inschatting van de kosten, omdat een begroting meer exactheid suggereert. Voor een betrouwbaar beeld is de raming gebaseerd op recente bronnen en eerdere begrotingen van Samen Sterk. Samen Sterk is door het ANBI-kenmerk niet btw-plichtig. De btw-kosten voor de externe partijen zijn inclusief meegenomen in de raming (zie figuur 35).

Page 81: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael

65

Figuur 35 Raming van de campagne

Page 82: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

“THERE IS A CRACK, A CRACK IN EVERYTHING, THAT’S HOW THE LIGHT GETS IN” - Uit: songtekst ‘Anthem’ (Leonard Cohen)

Page 83: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 66

BIBLIOGRAFIE

Allport, G. (1954). In The Nature of Prejudice .

Cambridge: Perseus Books. Alphen, H. v., & Slooff, C. (2010). Over de

contraproductieve houding van de psychiatrie en de GGZ bij stigmatisering. Tijdschrift voor Rehabilitatie(19), 6-15.

American Psychiatric Association . (2014). In M. Hengeveld, Handboek voor de classificatie van psychische aandoeningen (DSM-5). Amsterdam: Uitgeverij Boom.

American Psychological Association . (2017). PsycINFO. Opgeroepen op januari 23, 2018, van Info PsycINFO: http://www.apa.org/pubs/databases/psycinfo/index.aspx

Amnesty International. (n.d.). Geschiedenis van de mensenrechten. Opgeroepen op januari 19, 2018, van Encyclopedie Amnesty: https://www.amnesty.nl/encyclopedie/geschiedenis-van-de-mensenrechten

Amodio, D., & Lieberman, M. (2009). Pictures in our heads: Contributions of fMRI to the study of prejudice and stereotypering. In T. Nelson, Handbook of Prejudice, Stereotyping and Discrimination (pp. 347-366). New York: Erlbaum Press.

Angermeyer, M., & Dietrich, S. (2006, maart). Public beliefs about and attitudes towards people with mental illness: A review of population studies. Acta Psychiatrica Scandinavica(113), 163-179.

Angermeyer, M., & Matschinger, H. (2004, april). The stereotype of schizophrenia and its impact on discrimination against people with schizophrenia: Results from a representative survey in Germany. Schizophrenia Bulletin(30), 1049-1061.

Angermeyer, M., Dietrich, S., Pott, D., & Matschinger, H. (2010, januari). Emotional reactions to people with mental illness. Epidemiologia e Psychiatria Sociale(19), 26-32.

Angermeyer, M., Holzinger, A., & Matschinger, H. (2010, 1). Emotional reactions to people with mental illness. Epidemiologia e Psichiatria Sociale(19), 26-32.

Angermeyer, M., Matschinger, H., & Schomerus, G. (2013, februari). Attitudes towards psychiatric treatment and people with mental illness: Changes over two decades. British Journal of Psychiatry(203), 146-151.

Anthony, W. (1993, 4). Recovery from mental illness: The guiding vision of the mental health system in the 1990s. Psychosocial Rehabilitation Journal (16), 11-23.

APS. (2018). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5). Opgeroepen op maart 17, 2018, van American Psychiatric Association: https://www.psychiatry.org/psychiatrists/practice/dsm

Arboleda-Flórez, J., & Stuart, H. (2012, 8). From sin to science: Fighting the stigmatization of mental illnesses. Canadian Journal of Psychiatry(57), 457-463.

Ard, P., & Bright, J. (1997, juni). Stigma and mental illness: A review and critique Early findings Methodology. Journal of Mental Health(4), 345-354.

ASPEN. (2011). Anti Stigma Programme: European Network. n.d.: Europese Commissie.

Baarda, B. (2014). Dit is onderzoek! Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V.

Baarda, B., Bakker, E., Van der Hulst, M., Fischer, T., Julsing, M., Van Vianen, R., & De Goede, M. (2012). In Basisboek Methoden en Technieken. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.

Bagozzi, R. (1978). Marketing as exchange: a theory of transactions in the marketplace. Am. Behav. Sci.(21), 35-56.

Bandura, A. (1982, februari). Self-Efficacy Mechanism in Human Agency. American Psychologist(37), 122-147.

Barczyk, A. (2015). Relationship between the public's belief in recovery, level of mental illness stigma, and previous contact. Community Mental Health Journal(51), 38-47.

Bartholomew, L., Shegog, R., Parcel, G., Kok, G., & Gottlieb, N. (2006). Planning health promotion programs; an Intervention Mapping approach. Health Education and Behavior, 25, 545-563.

Baumeister, R., & Leary, M. (1995). The need to belong: Desire for interpersonal attachment as a fundamental human

Page 84: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 67

motivation. Psychological Bulletin(117), 497-529.

Beek, L. v., Geel, S. v., Oortwijn, W., Pickles, A., & Versteegh, M. (2014). Zo gek nog niet, aan het werk met een psychische stoornis. Vooronderzoek: literatuurstudie. Rotterdam: Ecorys.

Benschop, K. (2014). Verschil literatuuronderzoek en deskresearch. In Marktonderzoek. Den Haag: Academic Service.

Biggs, D., Hovey, N., Tyson, P., & Macdonald, S. (2010, juni). Employer and employment agency attitudes towards employing individuals with mental health needs . Journal of mental health(19), 505-516.

Blair-Stevens, C., & French, J. (2010). Social Marketing and Public Health: Theory and practice. Oxford: Oxford University Press.

BLAUW Research. (2013). Campagne SIRE. Rotterdam: BLAUW.

Boardman, J. (2003). Work and employment for people with psychiatric disabilities. Occupational Psychiatry(8).

Boertien, D., & Van Bakel, M. (2012). Handreiking voor de inzet van ervaringsdeskundigheid vanuit de geestelijke gezondheidszorg. Trimbos-instituut. Utrecht: Trimbos-instituut.

Boevink, W. (2017, augustus 31). De goede ervaringsdeskundige is lastig. Opgeroepen op september 3, 2017, van Zorg+Welzijn: https://www.zorgwelzijn.nl/Home/Nieuws/2017/8/De-goede-ervaringsdeskundige-is-lastig/

Borghouts, I., Dekker, R., Freese, C., Oomens, S., & Wilthagen, T. (2015). Het werkt niet vanzelf: Over loonprikkels als instrument in de Participatiewet. Tilburg University . Tilburg: Reflect .

Boski, P. (1988). Cross-cultural studies of person perceptions: Effects of ingroup/outgroup membership and ethnic schemata. Journal of Cross-Cultural Psychology(19), 287-328.

Boumans, J. (2015). Deel II: Over de vraag wat werkt. In Naar het hart van empowerment: Een onderzoek naar de grondslagen van empowerment van kwetsbare groepen. Utrecht: Movisie.

Bouton, M., Winterbauer, N., & Todd, T. (2012). Relapse processes afte rthe extinction of insturmental learning: Renewal,

resurgence, and reacquisition. Behavioral Processes(90), 130-141.

Boyce, M., Secker, J., Johnson, R., Floyd, M., Grove, B., Schneider, J., & Slade, J. (2008). Mental health service users' experiences of returning to paid employment. Disability & Society(23), 77-88.

BPM Medica. (2018). De Psychiater . Opgeroepen op februari 24 2018, van Uitgeefplatforms voor professionals in de gezondheidszorg : https://bpmmedica.nl/portfolio/de-psychiater.html

Brashers, D., & Goldsmith, D. (2009). Managing health and illness: Communication, relationships, and identity. New York: Routledge.

Brewer, M. (1988). A dual process model of impression formation. In T. Srull, & R. Wyer, Advances in social cognition. Vol. 1: A dual process model of impression formation. Hillsdale, NJ: Erlbaum.

Brockington, I., Hall, P., & Levings, J. (1993). The community's tolerance of the mentally ill. British Journal of Psychiatry(162), 93-99.

Broek, J. v., & Jong, J. d. (2015). Beeldtaal. Amsterdam: Boom Lemma Uitgevers.

Brohan, E., Henderson, C., Wheat, K., Malcolm, E., Clement, S., Barvey, E., . . . Thornicroft, G. (2012). Systematic review of beliefs, behaviours and influencing factors associated with disclosure of a mental health problem in the workplace. BMC Psychiatry(12).

Brug, J. (2010). Model Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering. In J. Brug, P. Van Assema, & L. Lechner, Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering: een planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum.

Calabretta, G., & Perez, M. (2014). Can you get smart in five days. In Crisp #3 fake it or make it (pp. 12-13). n.b. : n.b.

CBS. (2017, juni 28). 1894 zelfdodingen in 2016. Opgeroepen op augustus 8, 2017, van CBS: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/26/1-894-zelfdodingen-in-2016

CBS. (2017). Trends in Nederland 2017. Opgeroepen op augustus 7, 2017, van https://longreads.cbs.nl/trends17/

Page 85: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 68

Cialdini, R. (2017). Persuasive Communication. In Pre-Suasion: A Revolutionary Way to Influence and Persuade. n.b.: Random House UK .

Clark, A., & Dawson, R. (1999). Evaluation research: an introduction to principles, methods, and practice. London: Sage.

Clement, S., & al., e. (2011, juli 23). Mass media interventions for reducing mental health-related stigma. Opgehaald van Cochrane Library: http://cochranelibrary-wiley.com/store/10.1002/14651858.CD009453.pub2/asset/CD009453.pdf?v=1&t=jeyqebsl&s=7dbd052da4a79fc9379e89f0c66e07da5268f41d

Conner, M., & Sparks, P. (2005). The theory of planned behaviour and health behaviour. In M. Conner, P. Norman, & (red.), Predicting health behaviour (pp. 170-222). Berkshire: Open University Press.

Corrigan, P., & Penn, D. (1999). Lessons from social psychology on discrediting psychiatric stigma. American Psychologist(54), 765-776.

Corrigan, P., & Shapiro, J. (2010, augustus). Measuring the impact of programs that challenge the public stigma of mental illness. Clinical Psychology Review(30), 907-922.

Corrigan, P., Edwards, A., Green, A., Diwan, S., & Penn, D. (2001a). Prejudice, social distance, and familiarity with mental illness. Schizophrenia Bulletin(27), 219-226.

Corrigan, P., Green, A., Lundin, R., Kubiak, M., & Penn, D. (2001b, juli). Familiarity with and social distance from people who have serious mental illness. Psychiatric Services(52), 953-958.

Corrigan, P., Kosyluk, K., & Rüsch, N. (sd). Reducing self-stigma by Coming out Proud. American Journal of Public Health(103), 794-800.

Corrigan, P., Larson, J., & Rüsch, N. (2009, februari). Self-stigma and the 'why-try' effect: Impact on life goals and evidence-based practices. World Psychiatry(8), 75-81.

Corrigan, P., Markowitz, F., Watson, A., Rowan, D., & Kubiak, M. (2003b, 2). An attribution model of public discrimination towards persons with mental illness. Journal of Health and Social Behavior(44), 162-179.

Corrigan, P., Morris, S., Michaels, P., Rafacz, J., & Rüsch, N. (2012, 10). Challenging the public stigma of mental illness: A meta-analysis of outcome studies. Psychiatric Services (63), 963-973.

Corrigan, P., Roe, D., & Tsjang, H. (2011). Challenging the stigma of mental illness: Lessons for therapists and advocates. Chichester: John Wiley & Sons Ltd.

Corrigan, P., Watson, A., & Ottati, V. (2003a). From whence comes mental illness stigma? International Journal of Social Psychiatry(49), 142-157.

Crocker, J., Major, B., & Steele, C. (1998). Social Stigma. In D. Gilbert, S. Fiske, & G. Lindzey, The Handbook of Social Psychology (pp. 504-553). New York: McGraw-Hill.

Crossley, N. (1998). R.D. Laing and the British anti-psychiatry movement: A socio-historical analysis. Social Science & Medicine(47), 877-899.

De Graaf, R., Tuithof, M., Van Dorsselaer, S., & Ten Have, M. (2011). Verzuim door psychische en somatische aandoeningen bij werkenden. Trimbos-instituut. Utrecht: Ministerie van VWS.

De Nieuwe GGZ. (2018). De Nieuwe GGZ. Opgeroepen op januari 17, 2018, van http://www.denieuweggz.nl/

De Psycholoog. (2016). Contact met redactie. Opgeroepen op februari 24, 2018, van Tijdschrift De Psycholoog: http://www.tijdschriftdepsycholoog.nl/contact-met-redactie/

De Vries, N., Modde, J., & Brandt, A. (2013). Attitudes en overredende communicatie. In R. Vonk, Sociale Psychologie (Vol. H7, pp. 373-430). Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.

Dewa, C. S. (2010, juli). Examining the comparative incidence and costs of physical and mental health-related disabilities in an employed population. Journal of Occupational and Environmental Medicine(52), 758-762.

Dienst Publiek en Communicatie. (2014). CASI 3.0: Campagnestrategie-instrument 3.0. Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken .

Dienst Publiek en Communicatie. (2016). CASI: Communicatie Activatie Strategie

Page 86: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 69

Instrument. Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken.

Dijker, A., & Koomen, W. (1996, januari). Stereotyping and attitudinal effects under time pressure. European Journal of Social Psychology(26), 61-74.

Dolan, P., Hallsworth, M., Halpern, D., King, D., & Vlaev, I. (2010). MINDSPACE: Influencing behaviour through public policy. Institute for Government , Londen.

Donovan, R., & Henley, N. (2003). Social Marketing: Principles and Practices. Melbourne: IP Commun.

Dorst, K. (2015). Frame Innovation. Massachusetts: The MIT Press.

Dovidio, J., Pagotto, L., & Helb, M. (2011). Implicit attitudes and discrimination against people with physical disabilities. In R. Wiener, & S. Willborn, Disability and Aging Discrimination (pp. 157-183). New York: Springer .

Droes, J., & Korevaar, L. (2016). Handboek rehabilitatie voor zorg en welzijn. Bussum: Coutinho.

Duncan, S., & Barret, L. (2007). Affect is a form of cognition: A neurobiological analysis. Cognition and Emotion(21), 1184-1211.

Ecorys. (2013). Vooronderzoek en effectmeting landelijke mediacampagne ‘Collega's met Karakter'. Opgeroepen op november 28, 2017, van Ecorys: http://www.ecorys.nl/projecten/vooronderzoek-en-effectmeting-landelijke-mediacampagne-%E2%80%98collegas-met-karakter

Eisend, M. (2006, februari). Two-sided advertising: A meta-analysis. International Journal of Research in Marketing(23), 187-198.

Ensie (Red.). (2016, juni 29). Psychiatrie. Opgeroepen op maart 19, 2018, van Ensie.nl: https://www.ensie.nl/redactie-ensie/psychiatrie

EURIB. (2014). Elaboration Likelihood Model of attitude change. Rotterdam: European Institute for Brand Management.

EURIB. (2014, september 1). EURIB. Opgeroepen op mei 30, 2017, van Elaboration Likelihood Model of Attitude Change: http://www.eurib.net/elaboration-likelihood-model/

EURIB. (2016, oktober 28). Waarom nudgen niet altijd volstaat. Opgeroepen op januari 22, 2018, van EURIB: https://www.eurib.net/social-marketing-is-meer-dan-nudgen/

Evans-Lacko, S., Brohan, E., Mojtabai, R., & Thornicroft, G. (2012, 8). Association between public views of mental illness and self-stigma among individuals with mental illness in 14 European countries. Psychological Medicine(42), 1741-1752.

Feldman, D., & Crandall, C. (2007, februari). Dimensions of Mental Illness Stigma: What About Mental Illness Causes Social Rejection? Journal of Social and Clinical Psychology(26), 137-154.

Festinger, L. (1957). A theory of cognitive dissonance. IL: Evangston.

Fiske, S., & Neuberg, S. (1990). A continuum model of impression formation: From category based to individuating processes as a function of information, motivation and attention. In M. Zanna, Advances in experimental social psychology. San Diego, CA: Academic Press.

Floor, K., & Raaij, F. v. (2010). Marketingcommunicatiestrategie. Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V.

Fransen, M., Smit, E., & Verlegh, P. (2015, augustus 14). trategies and motives for resistance to persuasion: An integrative framework. Frontiers in Psychology(6), 1201.

Gabbidon, J., Clement, S., Nieuwenhuizen, A., Kassam, A. v., Brohan, E., Norman, I., & Thornicroft, G. (2013, januari). Mental Illness: Clinicians' Attitudes (MICA) scale: Psychometric properties of a version for healthcare students and professionals. Psychiatry Research(206), 81-87.

Gates, L., & Akabas, S. (2011). Inclusion of people with mental health disabilities into the workplace: Accomodations as a social process. In I. Schultz, E. Rogers, & (red)., Work accomodation and retention in mental health. New York: Springer Science+Business Media.

Geen, A. v. (2014). Een nudge voor objectiever personeelsbeleid. Economische Statistische Berichten, n.b.

Page 87: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 70

Goffman, E. (1963). Stigma: notes on the management of spoiled identity. Prentice-Hall: Englewood Clifs (N.J.).

Graaf, R. d., Dorsselaer, S. v., Tuithof, A., & Have, M. t. (2015). Sociodemographic and psychiatric predictors of attrition in the third wave of the Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2 (NEMESIS-2). Trimbos-instituut. Utrecht: Trimbos-instituut.

Gras, L., Swart, M., Slooff, C., Weeghel, J. v., Knegtering, H., & Castelein, S. (2015, februari). Differential stigmatizing attitudes of healthcare professionals towards psychiatry and patients with mental health problems: Something to worry about? A pilot study. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology(50), 299-306.

Green, L., & Kreuter, M. (2005). Health program planning: An educational and ecological approach. Mayfield: Mountain View.

Grinten, J. v. (2010). Mind the Gap. Amsterdam: Boom uitgevers Amsterdam.

Haghighat, R. (2001). An unitary theory of stigmatisation. British Journal of Psychiatry(178), 207-215.

Hansson, E., Mattison, K., Björk, J., Östergren, P., & Jakobsson, K. (2011, november). Relationship between commuting and health outcomes in a cross-sectional population survey in southern Sweden. BMC Public Health(834).

Harder, H., Wagner, S., & Gower, J. (2015, februari). Mental Illness in the Workplace: Psychological Disability Management. The British Journal of Psychiatry, 2(206), 170.

Hastings, G., & Saren, M. (2003). The critical contribution of social marketing: theory and application. n.b. .

Hayward, P., & Bright, J. (1997). Stigma and mental illness: A review and critique. Journal of Mental Health, 345-354.

Helmus, K. (2016). Wat doen wij? Opgeroepen op november 28, 2017, van Wat doe jij?: http://www.watdoejij.org/

Henderson, C. (n.d.). CORAL: Conceal or Reveal, vertaald door Kenniscentrum Phrenos. Kenniscentrum Phrenos. London: King's College London.

Henderson, M., Brooks, S., Del Busso, L., & al., e. (2012). Shame! Self-stigmatisation as an obstacle to sick doctors returning to work: a qualitative study. London : BMJ Open .

Hendriksen-Favier, A., Nijnens, K., & Van Rooijen, S. (2012). Handreiking voor de implementatie van herstelondersteundende zorg in de ggz. Trimbos-instituut. Utrecht: Trimbos-instituut.

Henry, A., & Lucca, A. (2004). Facilitators and barriers to employment: The perspectives of people with psychiatric disabilities and employment service providers. Work: A Journal of Prevention, Assesment and Rehabilitation(22), 169-182.

Hermsen, S., & Renes, R. (2014). Persuasive by Design: a model and toolkit for designing evidence-based interventions. Universiteit Utrecht, Applied Sciences. Utrecht: ChiSparks.

Hermsen, S., & Renes, R. (2016). In Draaiboek Gedragsverandering: De psychologie van beïnvloeding begrijpen en gebruiken. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Business Contact.

Hooftman, W., Mars, G., Janssen, B., Vroome, E. v., Pleijers, A., Michiels, J., & al., e. (2017). Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2016. Centraal Bureau voor de Statistiek. Leiden/Heerlen: TNO.

Horsfall, J., Clearly, M., & Hunt, G. (2010). Stigma in mental health: client and professionals. Issues in Mental Health Nursing(31), 450-455.

Huffingtonpost (Red.). (2017, januari 30). This Danish TV Ad is what the world needs to remember now more than ever. Opgeroepen op maart 20, 2018, van Huffingtonpost: http://www.huffingtonpost.ca/2017/01/30/danish-tv-ad-all-that-we-share_n_14504328.html

Institute for Government. (2009). MINDSPACE: Influencing behaviour through public policy. n.d.: CabinetOffice.

Isbell, L., & Ottati, V. (2002). The emotional voter: Effects of episodic affective reactions on candidate evaluation. . In V. Ottati, R. Tindale, J. Edwards, F. Bryant, L. Health, & D. O'Connell, The Social Psychology of

Page 88: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 71

Politics: Social Psychological Application to Social Issues (Vol. 5, pp. 55-74). New York: Kluwer Academic/Plenum Publishers.

Johnson, R., Floyd, M., Pilling, D., Boyce, M., Grove, B., Secker, J., . . . Slade, J. (2009). Service users' perceptions of the effective ingredients in supported employment. Journal of Mental Health(18), 121-128.

Jones, E., Farina, A., Hastorf, A., Markus, H., Miller, D., & Scott, R. (1984). Social stigma: The psychology of marked relationships. New York: Freeman.

Kahneman, D. (2013). Thinking, Fast and Slow. Macmillan: Farrar, Straus & Giroux Inc.

Kassam, A., Papish, A., Modgill, G., & Patten, S. (2012, januari). The development and psychometric properties of a new scale to measure mental illness related stigma by health care providers: The Opening Minds Scale for Health Care providers (OMS-HC). BMC Psychiatry(12), 62-73.

Kay, A., Jost, J., & Young, S. (2005, 3). Victim degoration and victim enhancement as alternative routes to system justification. Psychological Science(16), 240-246.

Kay, H., Jans, L., & Jones, E. (2011, april). Why don't employers hire and retain workers with disabilities? Occupational Rehabilitation(21), 526-536.

Kirsch, B., & Gewurtz, K. (2011). Organizational culture and workissues for individuals with mental health disabilities. In I. Schultz, E. Rogers, & (red)., Work accomodation and retention in mental health. New York: Springer Science+Business Media.

Knaak, S., Modgill, G., & Patten, S. (2014, oktober). Key ingredients of anti-stigma programs for health care providers: A data synthesis of evaluative studies. Canadian Journal of Psychiatry(59), 19-26.

Knapp, M. (2007). Mental health policy and practice across Europe. Brussel: European Observatory on Health Systems and Policies.

Koekkoek, B. (2016). In Verward in Nederland: Hoe we omgaan met mensen met psychische stoornissen. Tielt, België: Uitgeverij Lannoo.

Kotler, P., Roberto, N., & Lee, N. (2002). Social Marketing: Improving the Quality of Life. California: Sage Publications.

Krupa, T. K., & Gewurtz, R. (2009, april). Understanding the stigma of mental illness in employment. Work(33), 413-425.

Kwaliteitsontwikkeling GGz. (2017). Generieke Module Destigmatisering . Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz . Utrecht: Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz .

Lam, P. '. (2008). Het communicatieplan: stappen, kernvragen en elementen. In Werkboek communicatieplanning. Bussum: Uitgeverij Coutinho B.V.;.

Latimer, A., & al., e. (2008). A field experiment testing the utility of regulatory fit messages for promoting physical activity. . Journal of Experimental Social Psychology(44), 826-832.

Latimer, A., Salovey, P., & Rothman, A. (2007). The effectiveness of gain-framed messages for encouraging disease prevention behavior: Is all hope lost? Journal of Health Communications(12), 645-649.

Lerner, M. (1980). The belief in a just world: A fundamental delusion. New York: Plenum Press.

Lincoln, T., Arens, E., Berger, C., & Rief, W. (2008). Can antistigma campaigns be Improved? A test of the impact of biogenetic vs psychosocial causal explanations on implicit and explicit Attitudes to Schizophrenia. Schizophrenia Bulletin(34), 984-994.

Link, B., & Phelan, J. (1999). The labeling theory of mental disorder (II): The consequences of labeling. In A. Horwitz, T. Scheid-Cook, & (Red.), A Handbook for the study of mental health: Social contexts, theories, and systems (pp. 361-376). New York: Cambridge University Press.

Link, B., & Phelan, J. (2001). Conceptualizing stigma. Annual Review of Sociology(27), 363-385.

Link, B., Cullen, F., Mirotznik, J., & Struening, E. (1992). The consequences of stigma for persons with mental illness: evidence from social sciences. In: Fink, P.J., Tasman, A, editors. Stigma and mental illness. Washington, DC: American Psychiatric Press.

Page 89: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 72

Major, B., & O'Brien, L. (2005). The social psychology of stigma. Annual Review of Psychologie, 393-421.

Markowitz, F. (1998). The effects of stigma on the psychological well-being and life satisfaction of persons with mental illness. Journal of Health and Social Behavior(39), 335-347.

Marwaha, S., & Johnson, S. (2005). Views and experiences of employment among people with Psychosis: a qualatative discriptive study. International Journal of Social Psychiatry(51), 302-316.

Marx, G. (2001). Technology and social control: The search for the illusive silver bullet. In P. Balters, & N. Smelser, International encyclopedia of the social and behavioral sciences (pp. 15066-15512). Amsterdam: NY: Elsevier .

McGuire, W. (1985). Volume II: Special fields and applications. In E. Aronson, & G. Lindzey, Handbook of social psychology. New York: Random House.

Mental Health Commission of Canada. (n.d.). The Working Mind. Opgeroepen op maart 22, 2018, van Mental Health Commission: https://www.mentalhealthcommission.ca/English/working-mind

Meyer, J., & Allen, N. (1991). A three-component conceptualization of organizational commitment. Human Resource Management Review(1), 61-89.

Michels, W. (2016). Communicatie Handboek . Houten-Groningen: Noordhoff Uitgevers .

Miles, M., & Huberman, A. (1994). Qualitative data analysis: An expanded sourcebook. Thousand Oaks, CA: Sage Publications.

MISSMAG. (2014, augustus 24). Medisch Management Zorgvisie Magazine. Opgeroepen op februari 24, 2018, van MISSMAG: http://www.missmag.nl/zorgvisie-magazine/

Mulberries Agency (Red.). (2016, juli 21). Wat is een infographic en waar worden ze voor gebruikt? Opgeroepen op maart 20, 2018, van https://blog.mulberriesagency.com/nl/wat-is-een-infographic-en-waar-worden-ze-voor-gebruikt

Muller, W. (1997). In Vormgeven, ordening en betekenisgeving. Utrecht: Lemma.

MVO Nederland. (2017). MVO Trendrapport 2017. Utrecht: MVO Nederland.

National Center for Biotechnology Information. (2018). NCBI. Opgeroepen op januari 23, 2018, van PubMed: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/

Nederlandse Grondwet. (2017, november 17). Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden. Opgeroepen op februari 2, 2018, van De Nederlandse Grondwet: https://www.denederlandsegrondwet.nl/9353000/1/j9vvihlf299q0sr/vgrnbac43qvy

NEMESIS-2. (2012). De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. Trimbos-instituut. Utrecht: NEMESIS.

Nike (Red.). (2017, maart 8). Nike celebrates pioneering spirit of the middle east. Opgeroepen op maart 20, 2018, van Nike : https://news.nike.com/news/pba63c75f5252fc335df1a05ce09c2f62/sneak_peek

Nordt, C., Rössler, W., & Lauber, C. (2006, 32). Attitudes of mental health professionals toward people with schizophrenia and major depression. Schizophrenia Bulletin, 709-714.

NVvP. (n.d.). Over de NVvP. Opgeroepen op maart 20, 2018, van Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie: https://www.nvvp.net/website/over-nvvp/over-de-nvvp

OECD. (2014). Mental Health and Work: Netherlands. Opgehaald van http://dx.doi.org/10.1787/9789264223301-en

OECD. (2015). Fit Mind, Fit Job: From Evidence to Practice in Mental Health and Wor, Mental Health and Work. Mental Health and Work . Paris: OECD Publishing.

Oele, W., Place, C., Hulsbosch, L., & Michon, H. (2015). Tabellenboek panel Psychisch Gezien. Gegevens uit 2010 en 2013 over ervaringen met discriminatie en stigma. Trimbos-instituut. Utrecht : Trimbos-instituut.

O'Keefe, D., & Jensen, J. (2009). The Relative Persuasiveness of GainFramed and Loss-Framed Messages for Encouraging Disease Detection Behaviors: A Meta-Analytic Review. Journal of Communication, 296-316.

Page 90: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 73

Olympic (Red.). (2016, april 27). P&G launches "Thank you, Mom" Campaign for RIO 2016. Opgeroepen op januari 22, 2018, van Olympic.org: https://www.olympic.org/news/p-g-launches-thank-you-mom-campaign-for-rio-2016

Ottati, V., Bodenhausen, G., & Newman, L. (2005). Social psychological models of mental illness stigma. In P. Corrigan, On the stigma of mental illness: Practical strategies for research and social change. Washington, DC: American Psychological Association.

P&G. (2013, oktober 28). Procter & Gamble Brands Unite to Kick Off Sochi 2014 Olympic Winter Games ‘Thank You Mom’ Campaign by Launching a Series of 28 Raising an Olympian Films. Opgeroepen op januari 22, 2018, van News P&G: http://news.pg.com/press-release/pg-corporate-announcements/procter-gamble-brands-unite-kick-sochi-2014-olympic-winter-

Pavlov, I. (1927). Conditioned Reflexes: An Investigation of the Physiological Activity of the Cerebral Cortex. London: Oxford University Press.

Penn, D., & Wykes, T. (2003, maart). Stigma, discrimination and mental illness: Editorial. Journal of Mental Health(12), 203-208.

Perlick, D., Rosenheck, R., Clarkin, J., Sirey, J., Salahi, J., Struening, E., & Link, B. (2001). Adverse effects of perceived stigma on social adaptation of persons diagnosed with bipolar affective disorder. Psychiatric Services(52), 1627-1632.

Perloff, R. (2013). In The Dynamics of Persuasion (5th Ed). Hillsdale, NJ: Erlbaum.

Pescosolide, B., Martin, J., Link, B., Kikuzawa, S., Burgos, G., Swindle, R., & Phelan, J. (2000). Americans' view of mental health and illness at century's end: Continuity and change: Public Report on the MacArthur Mental Health Module, 1996, General Social Survey. Indiana Consortium for Mental Health Services Research. Bloomington, IN: Indiana University.

Petty, R., Cacioppo, J., Strathman, A., & Priester, J. (2005). To think or not to think: Exploring

two routes to persuasion. In T. Brock, & M. Green, Persuasion: Psychological insights and perspectives (Vol. 2, pp. 81-116). Thousand Oaks, CA: Sage Publications.

Pieterse, M., Seydel, E., & Taal, E. (1991). Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding: communicatie gericht op gezondheidsbevordering. In Overtuigen en Activeren, Publieksbeïnvloeding in theorie en praktijk. Assen: Van Gorcum.

Pietrus, M., Szeto, A., Dobson, K., & Sachs, R. (2015, februari 18). Mental Health and Stigma in the Workplace. The Development and Evaluation of the R2MR and The Working Mind Programs. Canada: Mental Health Commission of Canada.

Plooy, A., & Rooijen, S. W. (2008-2009). Psychiatrische Rehabilitatie. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Prochaska, J., Butterworth, S., Redding, C., Burden, V., & Perrin, N. (2008). Initial efficacy of MI, TTM tailoring, and HRI's in multiple behaviors for employee health promotion. Preventive Medicine(46), 226-231.

Prochaska, J., DiClemente, C., & Norcross, J. (1992). In search of how people change: Applications to addictive behaviors. American Psychologist(47), 1102-1114.

Psychiatrie Nederland (Red.). (2015, november 27). Psychiatrische aandoeningen, stigmatisering én de invloed van media. Opgeroepen op november 20, 2017, van Psychiatrie Nederland: https://psychiatrie-nederland.nl/nieuws/psychiatrische-aandoeningen-stigmatisering-en-de-invloed-van-media/

PsychoseNet. (2018). Over PsychoseNet. Opgeroepen op februari 24, 2018, van PsychoseNet: https://www.psychosenet.nl/over-psychosenet/

Publiek Perspectief. (2017, januari 1). HRM Trends en Ontwikkelingen 2017. Opgeroepen op augustus 8, 2017, van Driessen.nl: https://www.driessen.nl/publiekperspectief/hrm-trends-ontwikkelingen-2017/

Rüsch, N., Angermeyer, M., & Corrigan, P. (2005). Mental illness stigma: Concepts, consequences, and initiatieves to reduce stigma. European Psychiatry, 529-539.

Page 91: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 74

Rabkin, J. (1974, 10). Public attitudes toward mental illness: A review of the literature. Schizophrenia Bulletin(1), 9-33.

Read, J., Haslam, N., Sayce, L., & Davies, E. (2006). Prejudice and schizophrenia: A review of the 'mental illness is an illness like any other' approach. Acta Psychiatrica Scandinavica(114), 303-318.

Reijnders, E. (2010). Communicatie in organisaties. In Basisboek Interne Communicatie (pp. 98-103). Assen: Van Gorcum.

Reijnders, E. (2015). Basisboek Interne Communicatie. Assen: Koninklijke Van Gorcum B.V. .

Rijksoverheid. (2017). Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ). Opgeroepen op april 4, 2017, van Rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/geestelijke-gezondheidszorg

Ritsher, J., Otilingam, P., & Grajales, M. (2003, januari). Internalized stigma of mental illness: Psychometric properties of a new measure. Psychiatry Research(121), 31-49.

RIVM. (2017, juli 5). Trendscenario VTV-2018. Opgeroepen op augustus 14, 2017, van Volksgezondheid Toekomst Verkenning : https://www.vtv2018.nl/trendscenario

Robeyns, I. (2005, 6). The capability approach: A theoretical survey. Journal of Human Development(1), 93-117.

Roth Edney, D. (2004). Mass media and mental illness: A literature review. Toronto: Canadian Mental Health Association, Ontario Division .

Rothschild, M. L. (1999). Carrots, sticks, and promises.

Ruler, B. v. (1998). Introductie van het communicatiekruispunt . In Strategisch management van communicatie. Deventer: Samsom.

Ryan, W. (1971). Blaming the victim. New York, NY: Vintage.

Salmon, C., & Atkin, C. (2003). Using media campaigns for health promotion. n.b.: n.b.

Samen Sterk zonder Stigma. (2017, augustus 7). Feiten . Opgeroepen op augustus 8, 2017, van Stigma in de media: https://www.samensterkzonderstigma.nl/stigma-in-de-media/een-ander-beeld/feiten/

Samen Sterk zonder Stigma. (n.d.). Over ons. Opgeroepen op augustus 13, 2017, van Samen Sterk zonder Stigma: https://www.samensterkzonderstigma.nl/over-ons/

Scheff, T. (1966). Being mentally ill: A sociological theory. Chicago: Aldine.

Schene, A., Van Weeghel, J., Van Dijk, F., & Van der Klink, J. (2005-2006). Psychische aandoeningen en arbeid. I. de achtergronden. II. de interventies. In S. e. (red.), Jaarboek voor psychiatrie en psychotherapie (pp. 233-272). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Schneider, W., & Shiffrin, R. (1977, januari). Controlled and automatic human information processing: I. Detection, search, and attention. Psychological Review(84), 1-66.

Schomerus, G., Schwahn, C., Holzinger, A., Corrigan, P., Grabe, H., Carta, M., & Angermeyer, M. (2012). Evolution of public attitudes about mental illness: A systematic review and meta-analysis. Acta Psychiatrica Scandinavica(125), 440-452.

Schultz, I. D., & Winter, A. (2011). Best practices in accommodation and retaining persons with mental health disabilities at work: answered and unanswered questions. In Work accommodation and retention in mental health. New York: Springer Science+Business Media.

Schulze, B. (2007, februari). Stigma and mental health professionals: A review of the evidence on an intricate relationship. International Review of Psychiatry(19), 137-155.

Schulze, B., & Angermeyer, M. (2003, 2). Subjective experiences of stigma: A focus group study of schizophrenic patients, their relatives and mental health professionals. Social Science & Medicine(56), 299-312.

Scribbr. (n.d.). Onderzoeksmethoden. Opgeroepen op maart 19, 2018, van Scribbr.nl: https://www.scribbr.nl/category/onderzoeksmethoden/

Shannon, C., & Weaver, W. (1949). The Mathematical Theory of Communication. Urbana, IL: University of Illinois Press.

Sibitz, I., Amering, M., Unger, A., Seyringer, M., Bachmann, A., Schrank, B., & al., e. (2011a,

Page 92: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 75

januari). The impact of the social network, stigma and empowerment on the quality of life in patients with schizohrenia. European Psychiatry(26), 28-33.

Sibitz, I., Unger, A., Woppmann, A., Zidek, T., & Amering, M. (2011b, februari). Stigma resistance in patients with schizophrenia. Schizophrenia Bulletin(37), 316-322.

Simpson, G., & Yinger, J. (1965). In Racial and cultural minorities . New York: Harper & Row.

SIRE. (2013). Doorbreken van taboe op psychisch ziek zijn. Opgeroepen op september 7, 2018, van SIRE campagnes: https://sire.nl/campagnes/doorbreken-van-taboe-op-psychisch-ziek/

Skinner, B. (1938). The behavior of organisms. New York: Appleton-Century-Crofts.

Sloan, J. (2014). Learning to Think Strategically. New York: Routledge.

Slooff, C., & Alphen, H. v. (2010). Over de contraproductieve houding van de psychiatrie en de GGZ bij stigmatisering. Tijdschrift voor Rehabilitatie(10), 6-15.

Smit, A. (2014). Psychische diversiteit op het werk en de rol van de werkgever: een literatuur onderzoek. Amersfoort: Samen Sterk zonder Stigma.

Smit, A., Verhoeven, D., & Van Vuuren, T. (2017). Stigmatisering van werknemers met een psychische aandoening en hoe HR dit tegen kan gaan. Tijdschrift voor HRM(4), n.b.

SP. (2015, december 3). 'GGZ-bezuiniging leiden tot meer verwarde personen op straat' . Opgeroepen op augustus 5, 2017, van SP: https://www.sp.nl/nieuws/2015/12/ggz-bezuinigingen-leiden-tot-meer-verwarde-personen-op-straat

Stafford, M., & Scott, R. (1986). Stigma deviance and social control: Some conceptual issues. In S. Ainlay, G. Becker, & L. Coleman, The dilemma of difference (pp. 77-91). New York: The Plenum Press.

Stichting Instituut GAK. (2016). Werkgevers nudgen om collega's met karakter aan te nemen. Zoetermeer : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Strack, F., & Deutsch, R. (2004, maart). Reflective and Impulsive Determinants of Social

Behavior. Personality and Social Psychology Review(8), 220-247.

Stromwall, L., Holley, L., & Bashor, K. (2011). Stigma in the Mental Health Workplace: Perceptions of Peer Employees and Clinicians. Community Ment Health(47), 472-481.

Stuart, H., Arboleda-Flórez, J., & Sartorius, N. (2012). Paradigms lost; Fighting stigma and the lessons learned. New York: Oxford University Press.

Stuber, J., Rocha, A., Christian, A., & Link, B. (2014). Conceptions of mental illness: Attitudes of mental health professionals and the general public. Psychiatric Services(65), 490-497.

Stuurgroep toolkit antistigma-interventies. (2014). Wegwijzer stigmabestrijding in de ggz. Gids naar praktijken die werken. Lessen, praktijken en voorbeelden. Utrecht: Kenniscentrum Phrenos, Stichting Samen Sterk zonder Stigma, GGz Drenthe, K. Helmus.

Tashakkori, A. &. (2003). Handbook of Mixed Methods. Thousand Oaks: Sage.

Thorndike, E. (1901). Animal intelligence: An experimental study of the associative processes in animals. Psychological Review Monographic Supplement(2), 1-109.

Thornicroft, G. (2009). Discrimination against People with Mental Illness. Mental Health Foundation. Oxford: Oxford University Press.

Time to Change (Red.). (2012, september 17). Young People Campaign West Midlands Stand Up Kid. Opgeroepen op maart 20, 2018, van Time-to-Change: https://www.time-to-change.org.uk/news/young-people-campaign-west-midlands-stand-up-kid

Time to Change. (2010, april 19). Celebrities pledge help end mental health prejudice. Opgeroepen op maart 21, 2018, van https://www.time-to-change.org.uk/news/celebrities-pledge-help-end-mental-health-prejudice

Time to Change. (2018). Global Anti-Stigma Alliance. Opgeroepen op maart 17, 2018, van Time to Change: https://www.time-to-change.org.uk/about-us/what-we-do/global-anti-stigma-alliance

Page 93: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 76

Trimbos-instituut. (2012). Trend Rapportage GGz 2012 - Ambulantisering - Deel 1. Organisatie Structuur & Financiering. Utrecht.

Tsang, M., Ho, S., & Liang, T. (2004, maart). Consumer attitudes toward mobile advertising : An empirical study. International Journal of Electronic Commerce(8), 65-78.

Ungar, T., Knaak, S., & Szeto, A. (2015, april). Theoretical and practical considerations for combating mental illness stigma in health care. Community Mental Health Journal(52), 262-271.

Universiteit voor Humanistiek. (2012, augustus 2). Cliënt of patiënt? De betekenis van aanspreektermen. Opgeroepen op maart 17, 2018, van ZorgEthiek.nu: http://zorgethiek.nu/client-patient-de-betekenis-aanspreektermen

University of Kentucky. (n.d.). Communication and Persuasian: Powerpoint. Opgeroepen op maart 19, 2018, van The Yale School 1953: www.uky.edu/CommInfoStudies/JAT/.../hertog/.../Persuasion.ppt

Van de Ven, A. (2007). Engaged scholarship: A guide for organizational and social research. New York: Oxford University Press.

Van den Putte, B., & Renes, R. (2011). Gedragsverandering via campagnes. Dienst Publiek en Communicatie. Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken.

Van den Putte, B., Verlegh, P., Wennekers, A., Welten, S., Mollen, S., & Fransen, M. (2015). Gedragsverandering via campagnes 2.0.: aanvullende inzichten uit de wetenschappelijke literatuur. University of Amsterdam, Amsterdam School of Communication Research . Amsterdam: Ministerie van Algemene Zaken.

van Weeghel, J. (2013, november 13). De inclusie van mensen met (ernstige) psychische aandoeningen. Naar een inclusieve arbeidsmarkt. Amersfoort.

Veerman, J., & Van Yperen, T. (2007). Degrees of freedom and degrees of certainty: A development model for the establishment of evidence-based youth care. Evaluation and Program Planning(30), 212-221.

Verhaar, J. (2010). Projectmanagement: Een professionele aanpak van evenementen. Amsterdam: Boom Lemma.

Verhaeghe, M., & Bracke, P. (2012, 1). Associative Stigma among Mental Health Professionals: Implications for Professional and Service User Well-Being. Journal of Health and Social Behavior(53), 17-32.

Vogel, D., Wade, N., & Haake, S. (2006). Measuring the self-stigma associated with seeking psychological help. Journal of Counseling Psychology(5), 325-337.

Volkskrant, D. (2017, januari 5). Wachtlijsten ggz zorgen voor onacceptabele lijdensweg. Opgeroepen op augustus 5, 2017, van De Volkskrant: https://www.volkskrant.nl/opinie/wachtlijsten-ggz-zorgen-voor-onacceptabele-lijdensweg~a4443936/

Vonk, R. (2013). Sociale Psychologie. Groningen : Noordhoff Uitgevers B.V.

Vries, H. d., & Mudde, A. (1998). Predicting stage transitions for smoking cessation: Applying the Attitude - Social Influence - Efficacy Model. Health Education Research(13), 369-385.

Vries, H. d., Backbier, E., Kok, G., & Dijkstra, M. (1995). Measuring the impact of social influences on smoking onset in a longitudinal study: An integration of social psychological approaches. Journal of Applied Social Psychology(25), 237-257.

Vries, H. d., Dijkstra, M., & Kuhlman, P. (1988). Self-efficacy: The third factor besides attitude and subjective norm as a predictor of behavioral intentions. Health Education Research(3), 273-282.

VWS. (2013). Bestuurlijk akkoord geestelijke gezondheidszorg 2014-2017. Den Haag: VWS.

Wahl, O. (1992). Mass media images of mental illness: A review of the literature. Journal of Community Psychology(20), 343-352.

Walker, G., & Bryant, W. (2013, 1). Peer support in adult mental health services: A metasynthesis of qualitative findings. Psychiatric Rehabilitation Journal(36), 28-34.

Walker, G., & Bryant, W. (2013, 1). Peer support in adult mental health services: A

Page 94: EEN STAP DICHTERBIJ DAN JE DENKT › assets › Eind... · inzet van emoties, de sociale norm en een ... immers ook ‘gewoon’ mensen. Deze boodschap wordt vanuit diverse perspectieven

Een stap dichterbij dan je denkt || Shanon Klingendael 77

metasynthesis of qualitative findings. Psychiatric Rehabilitation Journal(36), 28-34.

Ware, N., Hopper, K., Tugenberg, T., Dickey, B., & Fisher, D. (2007). Connectedness and citizenship: Redefining social integration. Psychiatric Services(58), 469-474.

Warner, R. (2001). Community attitudes towards mental disorder. In G. Thornicroft, & G. Szmukler, Textbook of community psychiatry (pp. 453-464). Oxford: Oxford University Press.

Weeghel, J. v. (2013, november 13). De inclusie van mensen met (ernstige) psychische aandoeningen. Amersfoort.

Weeghel, J. v., Pijnenborg, M., Van 't Veer, J., & Kienhorst, G. (2016). In J. Van Weeghel, M. Pijnenborg, J. Van 't Veer, & G. Kienhorst, Handboek destigmatisering bij psychische aandoeningen. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

Weinstein, N. (1988). The Precaution Adoption Process. Health Psychology(7), 355-386.

Weinstein, N., & Sandman, P. (2002). The Precaution Adoption Process Model. In K. Glanz, B. Rimer, & F. Lewis, Health behaviour and health education: theory, research and practise (3rd edition) (pp. 121-143). San Francisco: Jossey-Bass.

WHO. (2011). World Health Statistics. Opgeroepen op augustus 15, 2017, van http://www.who.int/gho/publications/world_health_statistics/EN_WHS2011_Full.pdf

WHO. (2014). Mental health: a state of well-being. Opgehaald van http://www.who.int/features/factfiles/mental_health/en/

Wiley & Sons . (2018). About the Cochrane Library. Opgeroepen op januari 23, 2018, van Cochrane Library: http://www.cochranelibrary.com/about/about-the-cochrane-library.html

Wright, E., Gronfein, W., & Owens, T. (2000). Deinstitutionalization, social rejection and the self-esteem of former mental patients. Journal of Health and Social Behavior(41), 68-90.

Zorgkrant. (2017, augustus 9). Uitspraak kort geding SBG. Opgeroepen op augustus 14, 2017, van zorgkrant :

https://zorgkrant.nl/ggz/7695-uitspraak-kort-geding-sbg

Zorgprisma. (2016, oktober 12). Feiten en cijfers Geestelijke Gezondheidszorg. Opgeroepen op augustus 7, 2017, van Zorgprisma Publiek : https://www.zorgprismapubliek.nl/producten/geestelijke-gezondheidszorg/geestelijke-gezondheidszorg/