Een depressieve blik verruimen: de effecten van...

38
Academiejaar 2015-2016 Tweedesemesterexamenperiode Een depressieve blik verruimen: de effecten van aandachtsbreedte training op ruminatie Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie Promotor: Prof. dr. Ernst Koster Begeleidster: Lin Fang 01100378 Ann-Sophie Goethals

Transcript of Een depressieve blik verruimen: de effecten van...

Page 1: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

Academiejaar 2015-2016

Tweedesemesterexamenperiode

Een depressieve blik verruimen: de effecten van aandachtsbreedte

training op ruminatie

Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van

Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie

Promotor: Prof. dr. Ernst Koster

Begeleidster: Lin Fang

01100378

Ann-Sophie Goethals

Page 2: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het
Page 3: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

Voorwoord

De keuze voor mijn masterproef onderwerp was voor mij snel gemaakt. Depressie was al

van bij de aanvang van mijn studies psychologie een onderwerp dat me boeide. Ik was

dan ook blij toen ik onmiddellijk het onderwerp had gekregen dat ik op de eerste plaats

had gezet. Graag wil ik daarom Prof. Ernst Koster bedanken omdat ik mijn masterproef

binnen dit domein mocht uitvoeren.

Het schrijven van deze masterproef verliep niet altijd van een leien dakje. Ik heb dyslexie

en ervaar daarbij dat het eerder moeilijk voor me is om mijn gedachtegang op een vlotte

en gestructureerde manier in een tekst te gieten. Daarom wil ik graag alle mensen

bedanken die hun geduld en tijd hebben gestoken in het nalezen van mijn masterproef.

Verder wil ik graag prof. Ernst Koster bedanken voor alle gerichte feedback. Tevens wil

ik graag mijn begeleidster, Lin Fang, bedanken voor alle ondersteuning en snelle hulp.

Ook wil ik graag mijn ouders bedanken, omdat zij mij de kans hebben gegeven om verder

te studeren en om mijn interesses te volgen. Evenals mijn familie die altijd klaar stond

met bemoedigende woorden. Als laatste, maar daarom zeker niet minder belangrijk, wil

ik mijn vriendinnen bedanken. Zij stonden ten alle tijde klaar en waren altijd bereid om

mijn masterproef na te lezen.

Goethals Ann-Sophie, Gent, mei 2016

Page 4: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

Abstract

Ruminatie wordt gezien als één van de belangrijke componenten die bijdragen tot de

ontwikkeling van depressieve symptomen. Binnen het attentional scope model krijgt

ruminatie een belangrijke rol bij het vernauwen van de aandachtsbreedte. Voorgaand

onderzoek ging reeds na welke effecten een single-sessie aandachtsbreedte training had

op de aandachtsbreedte en op cognitieve bias. Echter gaan we hier nog een stap verder.

Naast de effecten van aandachtsbreedte trainingen op ruminatie zal onderzocht worden

in welke mate er sprake kan zijn van modererende factoren. Mogelijks zouden

metacognities een modererende invloed kunnen uitoefenen daar dit belangrijke gedachten

zijn over hoe mensen denken over de determinanten van hun stemming. In deze studie

werd onderzocht wat de effecten zijn van een multiple-sessies aandachtsbreedte training

op de aandachtsbreedte, ruminatie en depressieve symptomen. Aan de hand van een

moderatie-analyse zal geëxploreerd worden in welke mate metacognities een

modererende invloed hebben op het verband tussen training en ruminatie en/of

depressieve symptomen. Resultaten tonen eerder een beperkt effect van training en geen

effecten van training op ruminatie en depressieve symptomen. Daarenboven kan geen

modererende factor weerhouden worden, echter blijkt cognitief vertrouwen toch een

effect te hebben op de relatie tussen aandachtsbreedte training en momentaire ruminatie.

Deze bevinding is eerder contra-intuïtief en behoeft verder onderzoek.

Page 5: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

Inhoudstafel

Inleiding ............................................................................................................................ 1

Depressie ....................................................................................................................... 1

Ruminatie ...................................................................................................................... 2

Attentional Scope Model .............................................................................................. 4

Metacognitie ................................................................................................................. 6

Vraagstelling ................................................................................................................. 7

Methode ............................................................................................................................ 9

Participanten ................................................................................................................. 9

Materiaal ..................................................................................................................... 10

Vragenlijsten. .......................................................................................................... 13

Procedure .................................................................................................................... 15

Resultaten ....................................................................................................................... 16

Karakteristieken participanten .................................................................................... 16

Effecten van training op ruminatie en depressie ......................................................... 18

Interactie effect van metacognities en training op ruminatie ...................................... 21

Discussie ......................................................................................................................... 22

Referenties ...................................................................................................................... 28

Bijlage 1 .......................................................................................................................... 33

De visuele analoge schalen ......................................................................................... 33

Page 6: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

1

Inleiding

Depressie

Depressie wordt binnen de Diagnostic and Statistical Manual of Mental

Disorders 5th edition (DSM-5, American Psychological Association, 2013) onder de

categorie van de stemmingsstoornissen vermeld. De depressieve stoornis omvat daarbij

drie belangrijke criteria. Het affectieve niveau bevat sombere stemming, verlies van

interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

cognitieve niveau is er een verminderd denkvermogen en concentratie, alsook

besluiteloosheid en suïcidale gedachten. Bij de lichamelijke, of fysieke klachten, kunnen

de symptomen gewichtstoename of –verlies zijn, slaapproblemen, psychomotorische

agitatie of geremdheid en vermoeidheid voorkomen.

In België is er een lifetime prevalentie voor depressie van 14,1% (Kessler &

Bromet, 2013). Wereldwijd is er een lifetime prevalentie die varieert van 1%, voor de

Tsjechische Republiek, en 16,9%, voor de Verenigde Staten. Waarbij Canada, 8,3%, en

Chili, 9,0%, zich rond de gemiddelde lifetime prevalentie bevinden, dit voor de landen

die geïncludeerd werden in de studie van Kessler en Bromet (2013).

Depressie belast zowel het individuele, interindividuele als het maatschappelijke

leven (Kessler & Bromet, 2013). Op het individuele niveau is er een vergroot risico op

suïcide. Uit de studie van Rihmer (2007) blijkt dat 56 – 87% van suïcides en suïcidale

pogingen voorkomen bij personen die een majeure depressieve episode doormaken.

Verder is de kans op aanvang van fysieke aandoeningen (beroertes, diabetes,

aandoeningen aan de kransslagader, hartaanvallen en sommige kankers) verhoogd bij

personen met een depressie (zoals geciteerd in Kessler en Bromet, 2013, p. 10). Depressie

wordt ook vaak geassocieerd met een grote variëteit aan fysieke (chronische)

aandoeningen (Buist-Bouwman, de Graaf, Vollebergh, & Ormel, 2005) en het wordt ook

geassocieerd met een minder goede prognose voor deze aandoeningen. Depressie zou ook

een indirect effect op de levensduur kunnen hebben. Zo is er een significante associatie

gevonden tussen de manier waarop mensen omgaan met hun gezondheid en depressie

(zoals geciteerd in Kessler en Bromet, 2013, p. 10). Enkele voorbeelden van deze

associatie zijn: roken, drinken, obesitas en een verminderd gezondheidsgedrag bij

gezondheidsproblemen in het algemeen. Verder kan een verminderd en negatief echtelijk

Page 7: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

2

(Kronmuller et al., 2011) en ouderlijk functioneren ook in verband worden gebracht met

depressie. De interacties van de depressieve ouder met een kind zijn soms problematisch

in de context van affect regulatie en voor de verdere ontwikkeling van het kind (zoals

geciteerd in Kessler en Bromet, 2013, p. 8). Op de werkplaats kan er een verminderde

prestatie (Kessler et al., 2006) en een hoger absenteïsme (Buist-Bouwman et al., 2005)

gevonden worden. Dit zorgt niet enkel dat het inkomen lager ligt, maar dit zorgt ook voor

een hogere kost voor de maatschappij. Deze kosten worden, in de Verenigde Staten,

geschat tussen de $30,1 miljard (Stewart, Ricci, Chee, Hahn, & Morganstein, 2003) en

$51,5 miljard (zoals geciteerd in Kessler en Bromet, 2013, p. 9).

De boven vernoemde kosten op het individuele, interindividuele en maatschappelijke

domein worden deels veroorzaakt door het hoge herval cijfer bij mensen die lijden aan

een depressie. Uit onderzoek van Solomon et al. (2000) blijkt dat het risico op herval 16%

stijgt bij elke opeenvolgende depressieve periode. Resultaten tonen ook aan dat twee

derde van de patiënten hervalt na een eerste episode. Het hoge percentage van mensen

dat te kampen krijgt met een depressie en de hoge herval percentages vormen een

uitdaging voor het reduceren van deze herval percentages. Dit kan gerealiseerd worden

gedurende de acute behandeling van majeure depressie maar ook door preventieve

interventies. Verder onderzoek naar depressie is evenwel noodzakelijk zodat deze

problematiek beter begrepen en behandelt kan worden. In dit onderzoek wordt

hoofdzakelijk ingezet op één van de belangrijkste cognitieve risicofactoren voor

depressie: ruminatie.

Ruminatie

Ruminatie is een cognitieve respons waarbij men repetitief en perseveratief

aandacht richt op mogelijke oorzaken en betekenissen van een negatieve

gemoedstoestand (Nolen-Hoeksema, 1991; Nolen-Hoeksema, Wisco, & Lyubomirsky,

2008). Ruminatie kan worden opgesplitst in twee componenten: reflectieve ruminatie en

depressogene ruminatie (Treynor, Gonzalez, & Nolen-Hoeksema, 2003). Reflectieve

ruminatie kan beschreven worden als een proces waarbij aandacht naar binnen wordt

gericht. Hierbij wordt de focus gericht op de problemen met als doel de depressieve

symptomen te verminderen. Deze stijl is de minst maladaptieve vorm van ruminatie maar

kan, indien het gaat om onoplosbare problemen (bijv. een onverwachtse relatiebreuk),

Page 8: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

3

toch negatieve consequenties hebben. Bij depressogene ruminatie wordt er op een eerder

passieve wijze stilgestaan bij de problemen (“Waarom zit het mij toch altijd tegen,

waarom ben ik niet gelukkig?”). Depressogene ruminatie wordt gezien als een

maladaptieve vorm van ruminatie en heeft de meest direct link met depressieve klachten.

Er is veel onderzoek gedaan naar de wijze waarop ruminatie gelinkt is aan

depressie. In de studie van Nolen-Hoeksema et al. (2008) worden de verschillende

mechanismen die via ruminatie inwerken op het verergeren en verlengen van depressie

bekeken. Ruminatie bij een depressieve stemming zorgt ervoor dat negatieve gedachten

en herinneringen worden geactiveerd, dit zowel over het verleden, het heden als de

toekomst (Nolen-Hoeksema, 1991). Ook blijkt dat ruminatie interfereert met de motivatie

van instrumenteel gedrag, met als uitkomst dat de situatie erger wordt (Lyubomirsky, &

Nolen-Hoeksema,1993). Bijkomend is er een daling in het probleem oplossend gedrag

wanneer er gerumineerd wordt (Lyubomirsky, Tucker, Caldwell, & Berg, 1999).

Personen die dit gedrag vaak vertonen halen aan dat ze rumineren om hun problemen te

verklaren en zo een oplossing proberen te vinden voor hun probleem (Papageorgiou &

Wells, 2003). Toch zorgt dit er net voor dat mensen hun problemen als overweldigend en

onoplosbaar gaan zien en daarbij een veel pessimistischer en negatiever denkpatroon

vertonen en er niet in slagen hun problemen effectief op te lossen. Nolen-Hoeksema en

Davis (1999) concludeerden dat mensen die veel rumineren soms ook sociale

ondersteuning verliezen, wat depressieve klachten in de hand werkt.

Depressie is in prospectief onderzoek gelinkt aan verschillende aspecten van

depressie. De aanvang van een depressieve episode kan voorspeld worden door ruminatie

(Nolen-Hoeksema, 2000). De duur van een depressieve episode kan minder voorspeld

worden. Wel wordt gevonden dat ruminatie interageert met een negatieve cognitieve

copingstijl die op zijn beurt de duur van depressieve symptomen voorspeld (zoals

geciteerd in Nolen-Hoeksema et al., 2008, p. 404). Verder is het mogelijk dat ruminatie

bij een milde vorm van depressie (bv. dysforie) een belangrijke factor is die leidt tot het

afglijden naar een majeure depressieve episode (Nolen-Hoeksema et al., 2008).

Informatieverwerkingstheorieën van ruminatie zijn ontwikkeld om een antwoord

te bieden op twee belangrijke vragen: Hoe komt het dat ruminatie leidt tot negatieve

effecten op het functioneren (bijv. probleemoplossende vaardigheden)? Hoe komt het dat

Page 9: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

4

sommige mensen niet kunnen stoppen met rumineren? Meerdere mogelijke cognitieve

processen kunnen bijdragen tot ruminatie (Nolen-Hoeksema et al., 2008; Whitmer, &

Gotlib, 2013). Een breed spectrum aan problemen bij cognitief functioneren kan

gevonden worden bij mensen met een hoog niveau van ruminatie (zoals geciteerd in

Nolen-Hoeksema et al., 2008, p. 411). In vergelijkende studies, waar proefpersonen

verdeeld worden in hoge en lage niveaus van ruminatie, wordt regelmatig gevonden dat

hoge niveaus van ruminatie samengaan met verminderde concentratie en geheugen

functioneren. Men kan tevens problemen ervaren bij het ophalen van informatie uit het

geheugen (Hertel, 1998). Mensen die rumineren hebben ook meer moeite met het

onderdrukken van gedachten dan mensen die niet rumineren (Hertel & Gerstle, 2003).

Eveneens zorgt dit voor problemen wanneer er moet geswitcht worden tussen

verschillende taaksets (Whitmer & Banich, 2007). Zo werd gevonden dat deze

moeilijkheden in het switchen tussen taken, voor proefpersonen die rumineren, moeilijker

is omdat deze problemen ervaren bij het inhiberen van voorafgaande relevante taak

informatie.

Er zijn verschillende theoretische modellen ontwikkeld om de verschillende

gegevens met betrekken tot ruminatie en informatieverwerking te kaderen. Een recent

model dat een verklaring beoogt te bieden voor de verschillende typen

informatieverwerkingsproblemen is het zogenaamde attentional scope model (Whitmer

& Gotlib, 2013). Dit model stelt in een notendop dat een negatieve stemming de aandacht

vernauwt. De moeilijkheden bij de informatieverwerking hebben een invloed op het

initiëren van ruminatie en zorgen ervoor dat aandacht verder vernauwd wordt. Verder

wordt hieronder dit model toegelicht.

Attentional Scope Model

Vanuit het idee dat een negatieve of depressieve stemming leidt tot ruminatie, en

dat ruminatie op zijn beurt leidt tot een negatieve(re) stemming (Nolen-Hoeksema et al.,

2008), ontwikkelden Whitmer en Gotlib (2013) het attentional scope model. In dit model

wordt een link gemaakt tussen ruminatie en aandacht breedte. Waarbij een eerste

belangrijke factor binnen het model stemming is. Dit deel wordt besproken onder de

noemer van het attentional scope model van stemming.

Page 10: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

5

De stemming zorgt ervoor dat de aandacht breedte fluctueert. Afhankelijk van de

stemming worden andere gedragingen, gedachten en percepties geactiveerd binnen het

werkgeheugen of het lange termijn geheugen (Whitmer & Gotlib, 2013). Zo vonden

Gasper en Clore (2002) dat een positieve stemming zorgt voor meer globale verwerking

en dat een negatieve stemming zorgt voor minder globale verwerking. Dit idee werd

bevestigd door een globaal-lokaal visuele verwerking taak in een studie van Fredrickson

en Branigan (2005). Bij een positieve stemming werd er een bredere aandacht vertoond,

waarbij aandacht op een meer globale manier werd gedistribueerd. Tevens kan dit

teruggevonden worden bij selectie uit het lange termijn geheugen (zoals geciteerd in

Whitmer & Gotlib, 2013, p. 21). Hierbij zorgt een positieve stemming voor meer

herinneringen uit het lange termijn geheugen en een negatieve stemming voor minder

toegang tot herinneringen. Een nauwere aandacht zorgt ervoor dat de informatie in de

focus van de aandacht dieper wordt verwerkt, alsook robuust aanwezig blijft in het

werkgeheugen. Het werkgeheugen is door de nauwere aandacht meer beperkt en daardoor

is het lastiger om alternatieve informatie aan te bieden naast de informatie die direct

focaal verwerkt wordt. Dit gebeurt doordat alle verwerkingsbronnen op één punt

focussen, waardoor er geen capaciteit meer vrij is voor andere processen (bv.

probleemoplossend gedrag). Samengevat zorgt de negatieve stemming ervoor dat

inhiberen, verplaatsen naar distractoren en switchen naar nieuwe informatie moeilijker

wordt. Dit zorgt ervoor dat de focus op de centrale informatie blijft. Wanneer een

depressief persoon informatie verwerkt zal het proces van aandachtsvernauwing zorgen

voor een beperkte openheid ten aanzien van nieuwe informatie. Daarentegen zorgt

positieve stemming dat er meer flexibel kan omgegaan worden met de informatie.

Op welke manier werkt ruminatie in op dit proces? Dit wordt beschreven door

Whitmer en Gotlib (2013) binnen wat zij het attentional scope model van ruminatie

noemen. De stemming bepaalt de manier van verwerking van de stemmingscongruente

informatie. Zo zal er, wanneer informatie geanalyseerd wordt, bij een negatieve stemming

een nauwere focus zijn op negatieve inhouden. De breedte van de aandacht bepaalt de

associatie tussen de stemming en de gedachten, percepties en gedrag. Dit houdt in dat

binnen een negatieve stemming de inhouden van de gedachten eerder een negatieve

valentie zullen hebben. Ook zullen de percepties sneller negatief gekleurd zijn en is het

gedrag congruent aan de negatieve stemming. Het overgaan naar rumineren in een

Page 11: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

6

negatieve stemming is afhankelijk van de aandachtsbreedte. De aandacht van personen

die rumineren is vernauwd door een kleine set van informatie dat eerder geactiveerd was

binnen het werkgeheugen en door het onvermogen om andere informatie te verwerken.

Hierbij vertonen ruminerende personen een vernauwde aandacht. Verder wordt verwacht

dat ruminatie zal verminderen als men wordt afgeleid van de gefixeerde, vernauwende

aandacht. Door de ruminerende persoon af te leiden wordt verwacht dat de stemming zal

verbeteren.

Metacognitie

Papageorgiou en Wells (2003) beschrijven de relatie tussen rumineren, depressie

en meta-cognitie. De ideeën die mensen hebben over ruminatie als respons (bijv.

“Rumineren zal me helpen om mijn probleem op te lossen.”) worden metacognities

genoemd. Verschillende mogelijke metacognitieve overtuigingen zijn gerelateerd aan

ruminatie en depressie. Wells (2009) stelt dat metacognities bepalen of een persoon

gezonde of ongezonde controle heeft over zijn gedachten. Er wordt uitgegaan van hoe de

persoon denkt over de determinanten van zijn stemming en de controle ervan in plaats

van wat de persoon denkt, of wat de inhoud van zijn gedachten. Het idee is dat wanneer

mensen vast komen te zitten in emotionele problemen dat hun metacognities het patroon

van reactie bepalen. Het negatieve patroon wordt door Wells (2009) een cognitieve

attentional syndrome (CAS) genoemd.

De metacognitieve kennis die mensen hebben wordt gedefinieerd als de

overtuigingen die mensen hebben over hun denken. Deze metacognitieve overtuigingen

kunnen opgesplitst worden in twee groepen (Wells, 2009): positieve en negatieve

metacognitieve overtuigingen. Onder positieve metacognitieve overtuigingen wordt de

bruikbaarheid van maladaptieve strategieën verstaan, zoals “Als ik pieker zal ik mijn

probleem kunnen oplossen”. De negatieve metacognitieve overtuigingen geven de

negatieve overtuigingen over het denkproces weer, zoals “Ik heb geen controle over mijn

piekeren”.

Om de link tussen ruminatie en depressie te verklaren gebruikt Wells (2009) het

CAS. Onder het CAS valt rumineren, waaronder piekeren, fixeren en andere

maladaptieve zelfregulatie technieken zich ook bevinden. Het CAS wordt ook

gekenmerkt door een verhoogde zelf-focus. In het metacognitieve model van depressie

Page 12: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

7

van Wells (2009) zijn er verschillende stappen onderscheiden binnen het ruminatieve

proces. Eerst wordt ruminatie getriggerd. Deze trigger is persoon-specifiek, dit kan gaan

om een gebeurtenis, een bepaalde gedachte, een negatief gevoel,… Het ruminatie proces

wordt geïnitieerd vanuit een overtuiging dat het rumineren zal helpen om een oplossing

te vinden en om de negatieve stemming te verbeteren. Deze positieve overtuigingen ten

opzichte van ruminatie zitten vervat in het concept ‘positieve metacognitieve

overtuigingen’. Naast deze positieve overtuigingen hebben ruminerende personen ook

negatieve metacognitieve overtuigingen over rumineren. Zo ervaren deze personen een

verminderde controleerbaarheid. Wanneer deze negatieve overtuigingen op hun beurt

negatieve gevoelens uitlokken, wordt het ruminatie proces versterkt, waardoor er een

vicieuze cirkel ontstaat. Deze personen ervaren meer negatieve gevoelens en blijven vast

zitten in een ruminerende denkstijl.

Vraagstelling

Momenteel is de hoeveelheid empirische evidentie voor het attentional scope

model eerder beperkt. Veel van de evidentie komt eerder voort uit de literatuur omtrent

stemming en de meeste onderzoeksdesigns zijn correlationeel van aard waardoor het niet

mogelijk is om na te gaan wat de causale rol is van aandachtsbreedte op ruminatie. Een

ander probleem is dat er bij de attentional scope theorie geen rekening wordt gehouden

met de motivatie om aandacht te richten op negatieve informatie. Hierbij lijkt een link

met de metacognitieve theorie van ruminatie van belang.

Om na te gaan of er een causale invloed van aandachtsbreedte op ruminatie is,

heeft eerder onderzoek gepoogd om aandachtsbreedte experimenteel te manipuleren. Er

werd vanuit het attention scope model een single-sessie aandachtsbreedte training

uitgevoerd. Deze training had als doel het exploreren van de causale relatie tussen

attentional scope en ruminatie. In het onderzoek van Bruyneel, Koster, Notebeart,

MacLeod en De Raedt (2015) werd gevonden dat het mogelijk is om de aandachtbreedte

te manipuleren. Na de aandachtstraining gericht op het verbreden van de aandacht

vertoonden de proefpersonen een voorkeur naar globale targets. Eenzelfde patroon van

resultaten werd gevonden voor de aandachtstraining gericht op het vernauwen van de

aandachtfocus waarna participanten zich sneller richtten op lokale targets. Maar er werd

geen impact gevonden van de aandachtsbreedte training op de aandachtsbias (aandacht

Page 13: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

8

voor bedreiging). Er was dus geen transfer tussen de enkelmalige aandachtsbreedte

training en de aandachtfocus. Wel werd bevestigd dat mensen met een hoge depressieve

score meer een nauwere aandachtfocus hebben.

Wanneer we de validiteit van het attentional scope model willen toetsen, kan er

een experimentele procedure gebruikt worden. Het is daarbij belangrijk om transfer na te

gaan. Binnen het onderzoek dat we hier naar voor schuiven zal om deze mogelijke

transfer waar te maken, gebruik worden gemaakt van een multiple-training sessie met de

methode zoals ontwikkeld door Bruyneel et al. (ter publicatie aangeboden). Aan de hand

van twee trainingssessies per dag, gedurende vijf dagen, zal aandachtsbreedte worden

getraind. Afhankelijk van de groep waarin de participanten zich bevinden, zal hun

aandachtbreedte getraind worden richting aandachtsvernauwing (lokale verwerking) of

aandachtsverbreding (globale verwerking). De trainingsoefeningen bestaan uit de

globaal-lokaal Navon letter taak (Navon, 1977) en de aandachtsbreedte training taak

(Bruyneel et al., ter publicatie aangeboden). Aan de hand van deze sessies zal

aandachtsbreedte getraind worden om zo het effect op de aandachtsbreedte te kunnen na

gaan. De hypothese stelt hierbij dat participanten, na de aandachtbreedte training, in de

post-training sessie gebruik zullen maken van dezelfde aandacht strategie. Dit wil zeggen

dat de proefpersonen die hebben deelgenomen aan de trainingssessies voor het vernauwen

van de aandachtsbreedte beter zullen scoren op de trials die lokale aandacht vereisen.

Voor de proefpersonen, die aan de trainingssessies voor het verbreden van de

aandachtsfocus deelnemen, wordt verwacht dat ze net slechter zullen scoren op de trials

die lokale aandacht vereisen.

Om verder na te gaan wat de effecten van deze multiple-training sessies zijn op

het rumineren, wordt er gekeken naar de scores op ruminatie voor en na de training.

Tijdens de post-sessie wordt gebruik gemaakt van een stressinductie procedure. Deze

dient als controle check: Is er een onmiddellijke transfer te vinden tussen trainingssituatie

en situatie waarbij emotionele stress geïnduceerd wordt? In het eerste deel van het

onderzoek zal gekeken worden naar de transfer effecten van de multiple-trainingssessies.

Hierbinnen wordt nagegaan wat de effecten van de multiple-trainingssessies zijn op

ruminatie. Dit gebeurt aan de hand van twee methoden: (1) een pre- en post meting van

de ruminatieve responsstijl van een proefpersoon; (2) een stressinductie procedure die

momentane ruminatie na gaat. Deze methoden worden in meer detail omschreven binnen

Page 14: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

9

de uiteenzetting van de methode. Verder zullen ook de effecten van training op depressie

gemeten worden.

In het tweede deel van dit onderzoek wordt nagegaan wat de invloed is van de

metacognities, die mensen hebben, op de aandachtsbreedte training. Metacognities

worden verondersteld een invloed te hebben op het rumineren van mensen (Papageorgiou

& Wells, 2003). Verder wordt gezien dat wanneer er gerumineerd wordt de

aandachtbreedte vernauwt (Whitmer & Gotlib, 2013). De hypothese die hier naar voor

wordt geschoven stelt dat participanten die positieve metacognitieve overtuigingen

hebben over rumineren meer zullen blijven vasthangen aan een vernauwde aandacht.

Terwijl personen met negatieve metacognitieve overtuigingen over rumineren eerder hun

aandacht breder houden, dit ondanks de multiple-trainingssessies die deze proefpersonen

doorlopen hebben. Verder zal tevens geëxploreerd worden wat de modererende effecten

van metacognities kunnen zijn op depressie.

Methode

Participanten

Aan het onderzoek hebben drieënzeventig bachelor studenten deelgenomen. Zes

studenten met een score hoger dan twintig op de Beck Depression Inventory-II (BDI-II;

Beck, Steer, & Brown, 1996) werden geëxcludeerd uit de studie, vanwege ethische reden.

Twee andere participanten konden niet deelnemen vanwege computer technische redenen

(training programma kon niet geïnstalleerd worden op eigen computer). Er was een drop-

out van zes studenten, zij hadden niet aan de volledige sessies deelgenomen. Drie hadden

problemen met hun computer en de overige drie waren ziek geworden. Verder werd nog

één participant geëxcludeerd uit de studie, deze had de post-assessment niet correct

uitgevoerd. Achtenvijftig studenten (44 vrouwen, 14 mannen) hebben uiteindelijk het

volledige experiment doorlopen, waarna een uitbetaling werd gedaan van dertig euro. De

participanten werden random in twee groepen verdeeld, de aandachtsverbreding (N=30)

of de aandachtsvernauwing (N=28). Aan de hand van een onafhankelijke t-test werd er

geen verschil gevonden tussen beide groepen voor leeftijd, t(56) = -.30, p = .77. Ook voor

geslacht werd geen significant verschil gevonden tussen de aandacht verbredende of de

Page 15: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

10

aandacht vernauwende groep, χ2(1, N= 58) =.02, p =.88. Gemiddelden en

standaarddeviaties van bovengenoemde analyses zijn terug te vinden in tabel 1.

Tabel 1.

Gemiddelden en standaarddeviatie per groep.

Nauw Breed

M (SD) M (SD)

N 28 30

Geslacht Vrouw/Man 21/7 23/7

Leeftijd 22.61 (3.32) 22.37 (2.90)

Materiaal

Globaal-Lokaal assessment taak en training taak. De Navon letter task (Navon,

1977) werd gebruikt voor zowel de pre- en post-meting als tijdens de training sessies.

Tijdens de pre- en post-meting zijn de target letters T en H, ofwel als geheel ofwel als

component te zien (zie figuur 1). Hierbij werd gevraagd zo snel en zo accuraat mogelijk

te reageren bij het zien van één van deze twee letters.

Figuur 1. Voorbeelden van target letters binnen de Navon letter task (Navon, 1977).

Gedurende de trainingssessies oefenden de participanten op het focussen van de

globale letter (figuur 2) of op de componenten waaruit deze letters bestaat (figuur 3). Zo

moesten de participanten die trainen op het verbreedden van hun aandacht focussen op

de globale letter en de participanten die trainen voor het vernauwen van hun aandacht

focussen op de componenten van de letter. Elke sessie bestond uit acht oefentrials en

twee blokken van elk tachtig trials. Hierbij werd telkens feedback gegeven bij een fout.

Deze training taak werd op de participanten hun computer geïnstalleerd om thuis te

Page 16: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

11

oefenen. Voor de post-sessie werd gekeken hoe de participanten het deden op dezelfde

taak als tijdens de pre-sessie, namelijk de globaal-lokaal assessment taak. Beide pre- en

post-assessments bestonden uit acht oefen trials gevolgd door een blok van 65 trials. Deze

taak was geprogrammeerd met de hulp van het E-PRIME 2.0 softwarepakket. Verder

werd de taak uitgevoerd op een 19 inch CRT scherm. Waarbij de participanten met hun

kin rusten op een kin ondersteuning, waardoor de afstand van de ogen tot het scherm

zevenentwintig centimeter bedroeg. Verder werd er gebruikgemaakt van een AZERTY

toetsenbord.

Figuur 2. Voorbeeld van een aandachtsverbredingstrial uit de

globaal-lokaal Navon Letter task (Navon, 1977).

Figuur 3. Voorbeeld van een aandachtsvernauwingstrial de globaal-

lokaal Navon Letter task (Navon, 1977).

Aandachtsbreedte taak. De aandachtsbreedte van de participanten werd gemeten

gedurende de pre- en de post-meting waarbij gebruik werd gemaakt van de

aandachtbreedte taak (Bosmans, Braet, Koster & De Raedt, 2009; Grol, Hertel, Koster,

& De Raedt, 2015). Deze taak werd geprogrammeerd met behulp van het INQUISIT

Page 17: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

12

software pakket en werd uitgevoerd op een negentien inch CRT scherm. Hierbij dienden

de participanten met hun ogen op zevenentwintig centimeter te zitten van het scherm, dit

gebeurde aan de hand van een kin steun. Verder kon er gebruik gemaakt worden van een

AZERTY toetsenbord. Tijdens de taak bevonden zich in het midden van het scherm

letters, zelf-gerelateerd (IK) of anders (LR), omringd door zestien grijze cirkels die

verdeeld zijn over een binnen en een buiten ring (figuur 4). Binnen deze grijze cirkels

verscheen de zwarte target cirkel. De participanten moesten hierbij zowel de letters als de

plaats waar de target cirkel verscheen identificeren. De taak gebeurde aan de hand van

zestien oefentrials waarvan acht 215 milliseconden verschenen en de andere acht 608

milliseconden verschenen. Waarna 182 trials voor 608 milliseconden verschenen.

Figuur 4. Standaardscherm van de aandachtsbreedte taak (Bosmans

et al., 2009; Grol et al., 2015).

Aandachtsbreedte training taak. De aandachtsbreedte training taak (Bruyneel et

al., ter publicatie aangeboden) werd hier gebruikt om de aandachtsbreedte te verbreden

of te vernauwen, afhankelijk van de groep. Hierbij verschenen zes letters, op

verschillende plaatsen, simultaan op het scherm (figuur 5). Eén letter bevond zich dicht

bij een centraal punt en één andere letter ver van het centraal punt. Afhankelijk van de

groep waarin je zat moest je de letter dichtst bij het centrale punt identificeren

(aandachtsvernauwing) of de letter die zich het verste van het centrale punt bevindt

(aandachtsverbreding). Acht blokken van 32 trials moeten thuis doorlopen worden. Deze

trainingstaak werd geïnstalleerd op de participanten hun computer, met behulp van het

INQUISIT software pakket.

Page 18: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

13

Figuur 5. Voorbeeld van een trial uit de aandachtsbreedte training

taak (Bruyneel et al., ter publicatie aangeboden).

Vragenlijsten.

Depressie. Depressieve symptomen werden nagegaan aan de hand van de Beck

Depression Inventory- Second Edition (BDI-II; Beck et al., 1996). Met 21 items werd de

ernst van de depressieve symptomen van de afgelopen twee weken gemeten, aan de hand

van een 4-punten schaal (0 tot 3). De BDI-II is geen diagnostisch instrument maar gaat

de symptomen van depressie na. De verschillende symptomen van depressie worden

hierbij gemeten, zowel op affectief, cognitief als lichamelijk vlak. Waarbij een score

hoger dan of gelijk aan 20 de mogelijkheid indiceert van een matige tot ernstige depressie

episode. In dit onderzoek werden de participanten uit de studie geëxcludeerd indien ze

hoger scoorden dan 20. Voor de afname van de vragenlijst werd gebruik gemaakt van de

Nederlandstalige vertaling van Van der Does (BDI-II-NL; 2002). De Commissie

Testaangelegenheden Nederland (COTAN) heeft in 2004 de betrouwbaarheid van de

BDI-II-NL als goed beoordeeld, de begripsvaliditeit van als voldoende en de

criteriumvaliditeit als onvoldoende wegens te weinig onderzoek (Evers, Van Vliet-

Mulder & Groot, 2005).

Ruminatie. De Response Rumination Scale (RRS; Nolen-Hoeksema & Morrow,

1991) gaat de ruminatieve responsstijl na. De Nederlandstalige versie van Raes &

Hermans (RRS-NL; 2007) werd hiervoor aangewend. Er wordt gebruik gemaakt van 26

items, die nagaan welke uitspraak past voor de participant wanneer hij/zij droevig is, zich

neerslachtig of depressief voelt. Die items kunnen beantwoord worden aan de hand van

een 4-punt schaal, 1 (bijna nooit), 2 (soms), 3 (vaak) en 4 (bijna altijd). De vragenlijst

Page 19: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

14

bestaat uit twee subschalen: reflectieve ruminatie (bijv. Ik schrijf op waar ik aan zit te

denken en analyseer dat.) en depresogene ruminatie (bijv. Ik denk “Waarom kan ik de

dingen niet beter aan?”). Onderzoek toont aan de hand van een confirmatorische

factoranalyse dat betrouwbaarheid, convergente en divergente validiteit van beide

subschalen geschikt is (Schoofs, Hermans, & Raes, 2010).

Metacognities. Om de metacognities van de participanten na te gaan wordt

gebruik gemaakt van de metacognities vragenlijst met 30 vragen (MCQ-30; Wells &

Cartwright-Hatton, 2004). Dit is de verkorte versie van de metacognitions questionnaire

van Cartwright-Hatton en Wells (MCQ; 1997), die 65 items bevat. Er werd gebruik

gemaakt van de Nederlandstalige vertaling van Hermans, Crombez, van Rijsoort en

Laeremans (MCQ-NL; 1998). Aan de hand van een 4-punten schaal (1 tot 4) worden de

30 items gemeten. Deze 30 items kunnen verdeeld worden in 5 schalen: positieve

overtuigingen (over piekeren; 5 items), negatieve overtuigingen (over piekeren; 5 items),

cognitief vertrouwen (vertrouwen in geheugen en aandacht; 6 items), negatieve

opvattingen over de controleerbeerbaarheid van de eigen gedachten (7 items) en cognitief

zelfbewustzijn (de neiging om aandacht op denkprocessen te focussen; 6 items). De

Cronbach’s alpha heeft voor elk van deze 5 groepen bevindt zich binnen een range van

0.72 tot 0.93, wat wijst op een goede interne consistentie (Wells & Cartwright-Hatton,

2004).

Momentane ruminatie. De Momentary Ruminative Self-Focus Inventory (MRSI;

Mor, Marchetti, & Koster, ter publicatie aangeboden) gaat het maladaptieve proces van

ruminatie na op het huidig moment. Dit gebeurt via een 7-punten schaal (van ‘helemaal

niet akkoord’ tot ‘helemaal wel akkoord’). Een voorbeeld van een item hierbij is: “Op dit

moment ben ik me bewust van mijn innerlijke gevoelens”.

Visuele analoge schalen. Door middel van de visuele analoge schalen (VAS)

(Vanlessen, Rossi, De Raedt & Pourtois, 2014) werd bekeken hoe de participanten de

stress inductie ervaren hebben. De stress inductie bestaat uit het geven van een fictieve

negatieve feedback die de proefleider geeft aan de participant. Dit werd vermeld nadat de

participant de eerste twee vragenlijsten had ingevuld (MRSI en VAS). Deze VAS bestaat

uit 7 items. Er werd de participant verteld dat de resultaten zeer slecht waren, waardoor

de proefleider voorstelde dat hij deze resultaten met iemand anders moest gaan

Page 20: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

15

overleggen. Wanneer de proefleider terug was stelde deze voor om alsnog wat

vragenlijsten in te vullen. De visuele analoge schalen werden in bijlage A toegevoegd.

Voor de ondervraging na de stress inductie werden in het totaal 9 vragen gesteld. De VAS

is een lijn die bestaat uit 10 centimeter waarop de gewenste items kunnen nagegaan

worden. Waarbij het begin van de lijn samenvalt met een geheel niet akkoord met het

item (‘helemaal niet’) en de rechterkant met een sterk akkoord (‘heel erg’).

Procedure

Tijdens de pre-assessment fase tekenen de participanten eerst het informed

consent. Hierna vervolledigen de participanten de globaal-lokaal taak en de

aandachtsbreedte taak. Waarna de deelnemers de vragenlijsten invullen, de BDI-II-NL,

de RSS-NL en de MCQ-30. De deelnemers moeten na het vervolledigen van de

vragenlijsten vijf dagen de twee training sessies volbrengen. Dit voor zowel de globaal-

lokaal training taak als voor de aandachtsbreedte training taak, waarbij de instructie

afhangt van de groep waarin de participant zich bevindt (aandachtsverbreding of

aandachtsvernauwing). Eén week na de pre-assessment gebeurt de post-assessment.

Hierbij worden eerst de MRSI en de VAS afgenomen. Vervolgens worden de globaal-

lokaal taak en de aandachtsbreedte taak vervolledigd, zoals bij de pre-assessment. Hierna

worden vragenlijsten afgenomen (BDI-II-NL en RSS-NL), waarna er een stress inductie

volgt waarop de instructie wordt gegeven om de MRSI en de VAS (2 vragen komen hier

extra bij: over de moeilijkheid en hun prestatie) in te vullen. Op het einde worden de

participanten debrieft. Voor een visuele representatie van de experimentele design, zie

figuur 6. Deze procedure werd goedgekeurd door De Ethische Commissie.

Page 21: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

16

Figuur 6. Experimenteel design.

Resultaten

Karakteristieken participanten

In tabel 2 werden de gemiddelden en standaarddeviaties voor de scores op de

vragenlijsten verzameld. Om na te gaan of er een significant verschil was tussen de twee

trainingscondities werd er gebruik gemaakt van een onafhankelijke t-test. Er waren geen

significante (ps > .05) verschillen tussen de twee condities bij de pre-meting van de RRS,

positieve VAS, MRSI, BDI-II en vier van de subschalen uit de MCV-30. Op de negatieve

VAS kon er een marginaal significant verschil teruggevonden worden, t(56) = -1.95, p =

.057. Hieruit bleek dat de participanten uit de brede trainingsgroep meer negatievere

stemming ervoer in vergelijking met de nauwe trainingsgroep. Een significant verschil

tussen trainingsgroepen kon gezien worden voor de subschaal ‘positieve overtuigingen’

van de MCV-30, t(56) = 2,26, p = .027. De participanten uit de nauwe trainingsgroep

scoorden lager op deze subschaal in vergelijking met de participanten uit de brede

trainingsgroep.

Page 22: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

17

Tabel 2.

Gemiddelden en standaarddeviatie per groep voor de vragenlijsten.

Nauw Breed

Vragenlijsten M (SD) M (SD)

PRE RRS 39.75 (12.50) 40.27 (10.36)

VAS pos 56.37 (12.99) 61.68 (12.26)

VAS neg 23.64 (15.91) 26.23 (16.49)

MRSI 22.46 (8.03) 23.03 (6.21)

BDI-II 8.21 (5.24) 7.20 (4.09)

MCV 1 1.62 (0.69) 2.02 (0.63)

MCV 2 2.40 (0.80) 2.10 (7.68)

MCV 3 1.80 (0.69) 1.61 (0.61)

MCV 4 1.68 (0.41) 1.63 (3.39)

MCV 5 2.32 (0.79) 2.49 (0.59)

POST RRS 39.64 (13.23) 40.40 (10.14)

VAS pos 45.76 (15.82) 57.03 (16.20)

VAS neg 26.23 (16.50) 17.34 (12.25)

MRSI 21.96 (7.94) 21.40 (6.40)

BDI-II 7. 64 (6.23) 6.70 (4.38)

Nota. RRS = Response Rumination Scale (Nolen-Hoeksema & Morrow, 1991); VAS pos en neg = visuele

analoge schalen positief en negatief ; MRSI = Momentary Ruminative Self-Focus Inventory (Mor, Marchetti, &

Koster, ter publicatie aangeboden); BDI-II = Depression Inventory- Second edition (Beck et al., 1996) ; MCV =

metacognities vragenlijst met 30 vragen (Wells & Cartwright-Hatton, 2004); MCV1 = subschaal ‘positieve

overtuigingen’ van de MCV-30; MCV2 = subschaal ‘negatieve overtuigingen’ van de MCV-30; MCV3 =

subschaal ‘cognitief vertrouwen’ van de MCV-30; MCV4 = subschaal ‘negatieve opvattingen over gedachten’

van de MCV-30; MCV5 = subschaal ‘cognitief zelfbewustzijn’ van de MCV-30.

Om een groepsverschil tussen beide taken na te gaan, werd er gebruik gemaakt van een

onafhankelijke t-test. Bij de globaal-lokaal assessment taak werd aan de hand van de

reactietijd een index berekend die aangeeft wat de van de relatieve voorkeur is van de

participanten. Deze index werd berekend door de reactietijd van de lokale trials te

verminderen met de reactietijd op de globale trials. Daarbij geven de hogere scores de

voorkeur aan voor de meer globale aandachtsverwerking. Resultaten van de analyse

toonden aan dat er geen significant verschil van groepsconditie was bij de pre-meting,

t(56) = 1.39, p > .17. Bij de aandachtsbreedte taak werd de attentional narrow index

berekend, dit gebeurde door de reactietijden van de trials die ver van het centrum staan te

verminderen met de reactietijden van de trials die dicht bij het centrum staan. Resultaten

toonden bij de pre-meting eveneens geen significant verschil, t(56) = -0.494, p > .62.

Gemiddelden en standaarddeviatie op beide taken kunnen voor de pre- en post-meting

teruggevonden worden in tabel 3.

Page 23: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

18

Tabel 3.

Gemiddelden en standaarddeviatie per groep voor de taken.

Nauw Breed

Taken M (SD) M (SD)

PRE Globaal-lokaal taak 17.00 (90.58) 54.23 (111.31)

Aandachtsbreedte taak 0.42 (0.17) 0.40 (0.18)

POST Globaal-lokaal taak -38.61 (68.94) 47.47 (72.50)

Aandachtsbreedte taak 0.46 (0.17) 0.45 (0.16)

Effecten van training op ruminatie en depressie

Effecten van training. Als eerste zal er worden nagegaan of de training op zich

een effect had op de aandachtsbreedte. Dit gebeurde aan de hand van twee taken. De

eerste taak was de globaal-lokaal assessment taak. Hierbij werd vooral gekeken naar de

verwerking van globale en lokale trials. De afhankelijke variabele bij deze analyse was

de berekende index die aangeeft wat de relatieve voorkeur was. Voor de analyse van de

data werd gebruik gemaakt van een 2 (Tijd: pre-meting, post-meting) x 2

(Trainingsgroep: breed, nauw) repeated measures ANOVA. De resultaten toonden een

significant hoofd effect van tijd, F(1,56) = 6.79, p < .05, waarbij er tijdens de pre-meting

een grotere voorkeur kon geobserveerd worden voor de globale trials tegenover de lokale

trials (M = 35.62, SD = 13.38) dan bij de post-meting (M = 4.43, SD = 9.30). Er was ook

een significant interactie effect tussen tijd en trainingsgroep, F(1,56) = 4.16, p < .05. De

independent t-test toonde dat er geen significant verschil was van trainingsgroep bij de

pre-meting, t(56) = 1.39, p > .05, maar er was wel een significant verschil bij de post

meting, t(56) = 4.63, p < .05. Hierbij was de index score bij de brede trainingsgroep hoger

dan deze bij de nauwe trainingsgroep (voor gemiddelden en standaarddeviaties, zie tabel

3). Een paired-samples t-test voor de nauwe trainingsgroep toonde dat de pre-meting (M

= 17.00, SD = 90.12) significant hoger was dan de post-meting (M = -38.61, SD = 68,94),

t(27) = 3.04, p < .05, terwijl er voor de brede trainingsgroep geen significant verschil te

vinden was tussen de pre- en post-meting, t(29) = 0.43, p > .05. Er kan dus een effect

geobserveerd worden binnen de nauwe trainingsgroep van tijd, waarbij gezien kan

worden dat de participanten binnen deze trainingsgroep een voorkeur ontwikkelden voor

de lokale trials.

Page 24: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

19

De tweede taak waarmee aandachtsbreedte manipulatie werd onderzocht was de

aandachtsbreedte training taak. De attentional narrow index score werd gebruikt als

afhankelijke variabele in deze analyses, waarbij een hoge attentional narrow index score

een voorkeur aangeeft voor de centrale trials tegenover de verre trials. Een 2 (Tijd: pre-

meting, post-meting) x 2 (Trainingsgroep: breed, nauw) repeated measures ANOVA

werd gebruikt om de data te analyseren. De analyse toonde een significant hoofd effect

van tijd, F(1,56) = 4.70, p < .05, waarbij er tijdens de pre-meting een kleinere attentional

narrow index score kon geobserveerd worden (M = 0.41, SD = 0.02) dan bij de post-

meting (M = 0.46, SD = 0.02). Verder kon er geen significante interactie effect van tijd

en trainingsgroep gezien worden, F(1,56) = 0.27, p > .05.

Effecten van training op RRS. Er werd gebruik gemaakt van een 2 (Tijd: pre-

meting, post-meting) x 2 (Trainingsgroep: breed, nauw) repeated measures ANOVA. De

afhankelijke variabele binnen deze analyse werd berekend door de scores op de post-

meting van de RRS te verminderen met de scores op de pre-meting van de RSS. De

repeated measures ANOVA toonde geen significant hoofd effect van tijd, F(1,56) = .03,

p > .05. Verder kon er eveneens geen significant interactie effect tussen tijd en

trainingsgroep teruggevonden worden, F(1,56) = .00, p > .05.

Effecten van training op stressinductie. Binnen deze analyses werd nagegaan of

trainingsgroep een invloed had op stressreactiviteit. In een eerste stap hierbij werd er

nagaan of de stressinductie, die in het lab werd aangeboden, over de twee groepen heen

effectief was in het induceren van stress. Hiertoe analyseerden we de visuele analoge

schalen die werden afgenomen voor en na de stressinductie. De analyses hebben we hier

opgesplitst naar de negatieve en positieve visuele analoge schalen. Er werd gebruik

gemaakt van een 2 (Tijd: pre-meting, post-meting) x 2 (Trainingsgroep: breed, nauw)

repeated measures ANOVA. De afhankelijke variabele binnen deze analyse werd

berekend door de scores op de post-meting van de subschaal van de VAS te verminderen

met de scores op de pre-meting daarvan. De repeated measures ANOVA van de negatieve

VAS toonde geen significant hoofd effect van tijd, F(1,56) = 1.06, p > .05, en geen

significant interactie effect tussen tijd en trainingsconditie, F(1,56) = .25, p > .05. De

resultaten van repeated measures ANOVA van de positieve VAS toonden een significant

hoofd effect van tijd, F(1,56) = 21.22, p < .05, hierbij zien we dat de participanten bij de

Page 25: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

20

pre-meting meer positieve gevoelens ervoeren (M = 59.02, SD = 1.66) dan bij de post-

meting (M = 51.40, SD = 2.11). Vervolgens konden we ook een marginaal significant

interactie effect van tijd en trainingsgroep zien, F(1,56) = 3.24, p < .10. De independent

t-test toonde dat er geen significant verschil was van trainingsgroep bij de pre-meting,

t(56) = 1.61, p > .05, maar er was wel een marginaal significant verschil bij de post

meting, t(56) = 2.68, p = .10. Hierbij scoorden de participanten in de brede trainingsgroep

hoger dan de nauwe trainingsgroep op de positieve VAS (voor gemiddelden en

standaarddeviaties, zie tabel 3). Een paired-samples t-test voor de nauwe trainingsgroep

toonde dat de pre-meting (M = 56.36, SD = 12.99) significant hoger was dan de post-

meting (M = 45.76, SD = 15.82), t(27) = 3.70, p < .05. Eveneens werd er bij de brede

trainingsgroep een significant verschil gevonden, waarbij de score op de pre-meting (M

= 61.68, SD = 12.26) hoger was dan op de post-meting (M = 57.03, SD = 16.20), t(29) =

2.65, p < .05. Binnen beide trainingsgroepen afzonderlijk kon dus gezien worden dat de

scores op de positieve VAS significant dalen na de stressinductie. Wel was deze daling

meer zichtbaar binnen de nauwe trainingsgroep.

Voor de analyse van de effecten van de trainingscondities op de momentane

ruminatie (MRSI) werd gebruik gemaakt van de 2 (Tijd: pre-meting, post-meting) x 2

(Trainingsgroep: breed, nauw) repeated measures ANOVA. Het verschil in score tussen

de post- en pre-meting op de MRSI werd gebruikt als de afhankelijke variabele. De

analyse toonde een marginaal significant hoofd effect voor tijd, F(1,56) = 3.52, p < .10.

Hierbij kon er tijdens de pre-meting meer momentane ruminatie gemeten worden (M =

22.75, SD = 0.94) dan bij de post-meting (M = 21.68, SD = 0.94). Verder kon er geen

significant interactie effect tussen tijd en trainingsgroep gevonden worden, F(1,56) = .99,

p > .05.

Effecten van training op BDI. Om na te gaan wat de effecten waren van de

training op depressie werd gebruik gemaakt van een 2 (Tijd: pre- en post training) x 2

(Trainingsgroep: nauw en breed) repeated measures ANOVA. De afhankelijke variabele

binnen deze analyse werd berekend door de scores op de post-meting van de BDI-II te

verminderen met de scores op de pre-meting van de BDI-II. De resultaten toonde geen

significant hoofd effect van tijd, F(1,56) = 0.63, p > .05. Verder werd er ook geen

significant interactie effect tussen tijd en de trainingsgroep teruggevonden, F(1,56) = .00,

p > .05.

Page 26: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

21

Interactie effect van metacognities en training op ruminatie

De vijf subschalen van de metacognitieve vragenlijst werden onderzocht als

mogelijke moderatoren op de relatie tussen trainingsgroep en de afhankelijke variabele.

Voor alle moderatie analyses werd gebruik gemaakt van het programma SPSS PROCCES

macro van Hayes en Matthes (2009).

Interactie effect van metacognities en training op RRS. Er werd nagegaan wat

de modererende effecten zijn van de vijf subschalen op de relatie tussen training groep en

de verschilscore op de RRS. Deze verschilscore is tevens de afhankelijke variabele en

deze werd berekend door de score op de post-meting te verminderen met de score op de

pre-meting. De moderatie analyses toonden dat de scores op de subschalen van de

metacognitieve vragenlijsten geen significant effect hadden, alle Fs(1,56) < 1.

Interactie effect van metacognities en training op MRSI. Binnen deze analyses

werd aan de hand van de metacognitieve vragenlijst onderzocht wat de modererende

effecten hiervan zijn op het verband tussen trainingsgroep en momentane ruminatie. De

afhankelijke variabele binnen deze analyse werd berekend door de scores op de post-

meting van de MRSI te verminderen met de scores op de pre-meting. Bij de moderatie

analyses konden geen significante effecten gevonden worden, alle Fs(1,56) < 1. Echter

was hierbij één uitzondering bij de subschaal ‘cognitief vertrouwen’, F(1,56) = 4.81, p <

.05. De enkelvoudige slope toonde een significant moderatie effect bij de hoge niveaus

van cognitief vertrouwen, b = -3.53, SE = 1.60, p < .05 (figuur 7). Hierbij kon gezien

worden dat participanten binnen de nauwe trainingsgroep meer rumineerden bij de

postmeting. Dit in tegenstelling tot de brede trainingsgroep waarbij participanten net

minder rumineerden na de stressinductie.

Page 27: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

22

Figuur 7. Significante moderatie effect van ‘cognitief vertrouwen’ op het verband tussen training en

ruminatie.

Interactie effect van metacognities en training op BDI-II. Binnen deze

moderatie analyses werden na gegaan wat de mogelijke moderatie effecten zijn van

metacognities op het verband tussen trainingsgroep en depressieve symptomen. De

afhankelijke variabele binnen deze analyse werd berekend door de scores op de post-

meting van de BDI-II te verminderen met de scores op de pre-meting van de BDI-II. De

moderatie analyses, zoals boven beschreven, toonden geen significante moderatie

effecten van metacognities, alle Fs(1,56) < 1.

Discussie

Binnen deze studie werd onderzocht wat de effecten van een aandachtsbreedte

training zijn op ruminatie. Hierbij werden er twee onderzoeksvragen geformuleerd. Voor

de eerste onderzoeksvraag werd onderzocht wat de mogelijke effecten zijn van een

multiple-training sessie op ruminatie en depressie. Het belang van deze onderzoeksvraag

situeert zich in de positieve implicaties die een training in aandachtbreedte op ruminatie

en depressie kunnen hebben. Dit wil zeggen, de mogelijke effecten van een

aandachtsbreedte manipulatie op de processen van vernauwing. Deze processen zien we

terugkeren bij mensen die rumineren en symptomen van depressie ervaren. Indien zou

blijken dat de training een invloed heeft op het rumineren van mensen en/of de

depressieve symptomen die mensen ervaren, kan verder gekeken worden naar de

mogelijkheid om dit soort trainingen verder uit te werken en te gebruiken binnen een

klinische praktijk.

-3

-2,5

-2

-1,5

-1

-0,5

0

0,5

1

Nauw Breed

MR

SI

(Po

st-P

re)

Trainingsconditie

Hoog cognitief

vertrouwen (+1 SD)

Page 28: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

23

Whitmer en Gotlib (2013) stellen binnen hun attentional scope model van

ruminatie dat wanneer mensen rumineren zij meer aandacht hebben voor negatieve

informatie. Een belangrijke factor, binnen dit proces van focus naar negatieve aandacht,

is de aandachtsvernauwing. Wanneer mensen in een negatieve stemming verkeren en

beginnen rumineren wordt er gevonden dat mensen ook een veel nauwere aandachtfocus

hanteren. Vanuit dit idee kon onderzocht worden wat de mogelijke effecten zijn van het

manipuleren van de aandachtbreedte op ruminatie. Voorgaand onderzoek (Bruyneel et

al., ter publicatie aangeboden) kon effecten van een aandachtsbreedte training aantonen,

maar vond geen veranderingen in hoe mensen hun aandacht richten bij gevaar. Een

bedenking bij dit onderzoek was dat een single-sessie training mogelijks geen duurzame

effecten kon hebben op de aandachtsbreedte. Hierdoor kunnen de gevonden effecten van

louter training mogelijks te wijten zijn aan de momentane manipulatie van de

aandachtsbreedte. Binnen dit onderzoek werd er gekozen om participanten een multiple-

training sessies te laten uitvoeren om op deze manier de mogelijke duurzame effecten van

de aandachtstraining te kunnen observeren.

Als eerste werd er gekeken of de training effect had op de aandachtbreedte.

Hiervoor werden twee taken gebruikt. De eerste taak die we hier bespreken is de globaal-

lokaal assessment taak. Er bleek een trainingseffect te zijn in de groep die

aandachtsvernauwing manipuleerde. Hierbij bleek dat de participanten beter presteerden

op de lokale trials, dan voor de globale trials. De tweede taak was de aandachtsbreedte

taak. Hierbij werd gekeken of de training een invloed had op hoe snel de participanten

dichte of verre cues van het centrum konden identificeren. Voor deze taak werd er geen

transfer van de aandachtbreedte training gevonden. Een mogelijke verklaring voor het

vinden van een transfer effect op de eerste taak, en niet op de tweede, situeert zich op het

niveau van de soort taak. De globaal-lokaal assessment taak en de globaal-lokaal training

taak zijn immers visueel zeer gelijkend. Dit in tegenstelling tot de aandachtsbreedte taak

en de aandachtsbreedte training. Hierdoor kan er misschien minder over een transfer

gesproken worden. Wel kan gezegd worden dat een vernauwende training een effect had

op het verwerken van de letter op zijn geheel of de componenten ervan.

Page 29: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

24

Om na te kunnen gaan of deze trainingssessies een invloed hebben op ruminatie

werd er gebruik gemaakt van twee onderzoeksmethoden. Als eerste werd er aan de hand

van een pre- en post meting van de ruminatieve responsstijl (RRS) nagegaan wat de

effecten waren van de training. Vervolgens was er een stressinductie procedure om de

momentane ruminatie (MRSI) na te gaan. Beide analyses toonden geen significante

effecten van de training op ruminatie. Wel kon binnen de manipulatie check uitgevoerd

met de positieve VAS een effect gevonden worden van trainingsgroep. Beide groepen

ervoeren minder positieve emoties na de stressinductie, wat erop kan wijzen dat deze

inductie het gewenste effect bereikt had. Wanneer gedetailleerder werd gekeken op

groepsniveau werd er hierbij eveneens een effect van training gevonden. Namelijk:

binnen de aandachtvernauwende groep was er een sterkere daling in deze positieve

gevoelens dan in de aandachtsverbredende groep. Dit is conform met de gedachte dat

aandachtsvernauwing een negatieve impact heeft op positieve gevoelens. Verder werd

nagegaan wat de mogelijkse effecten waren van training op depressie (BDI-II).

Onderzoek binnen deze studie wees uit dat training geen effecten had op de depressieve

symptomen die mensen ervaren.

Binnen de tweede onderzoeksvraag werd er gesteld dat metacognities een invloed

hebben op de mogelijke effecten van een multiple-training sessie op ruminatie en

depressie. Hierbinnen worden mogelijke randvoorwaarden bestudeerd om de effecten van

de multiple-training sessie op de ruminatieve denkstijl te kunnen observeren. Deze

hypothese werd gesteld vanuit de opvatting dat hoe mensen denken over hun stemming

(de metacognities; Wells, 2009) een effect heeft op de transfer van de aandachtsbreedte

training naar de scores op de ruminatie schalen. Er werd gesteld dat mensen die veel

rumineren, en geloven dat dit hen helpt, minder effecten zullen tonen van een training die

de aandacht verbreedt. Terwijl mensen die niet geloven in de positieve effecten van

ruminatie minder zullen geneigd zijn om hun aandacht nauw te houden. Hierdoor kunnen

de trainingssessies om de aandacht te verbreden mogelijks meer effect hebben. Ook

binnen deze onderzoeksvraag werd de mogelijke effecten op de ruminatieve responsstijl

(RRS), de momentane ruminatie (MRSI) en op de depressieve symptomen (BDI-II)

onderzocht. Metacognities werden gemeten aan de hand van vijf schalen. Deze werden

Page 30: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

25

als modererende factoren op het verband tussen de multiple-training sessie en

ruminatie/depressie gezien.

De bevindingen toonden aan dat metacognities geen modererende invloed hadden

op ruminatie en depressie. Dit werd gevonden voor beide vragenlijsten die ruminatie

meten en de vragenlijst die depressieve symptomen depressie ondervroeg. Wel was er

hiervoor een uitzondering bij de subschaal ‘cognitief vertrouwen’. Deze vragenlijst meet

de hoeveelheid vertrouwen mensen hebben in hun gedachten en in hun aandacht. Er bleek

hierbij een modererend effect te zijn van de subschaal ‘cognitief vertrouwen’ op het

verband tussen trainingsgroep en de momentane ruminatie. Dit was specifiek voor de

hoge niveaus van ‘cognitief vertrouwen’. De participanten binnen de

aandachtsvernauwende groep bleken meer ruminatie te vertonen na de stressinductie,

terwijl de participanten binnen de aandachtsverbredende groep net een verminderde

ruminatie vertoonden na de stressinductie. Deze bevinding is eerder verrassend, daarbij

je eerder het omgekeerde zou verwachten. Een bedenking bij deze bevinding die hier naar

voor komt is of we deze significante evidentie wel kunnen zien als een representatieve

bevinding. Het is belangrijk om rekening te houden met het feit dat alle andere

modererende effecten als nul-bevindingen werden gevonden, waarbij het eerder

waarschijnlijk lijkt dat deze significante bevinding niet helemaal representatief is. Daarbij

is het eerder voorbarig om conclusie uit dit resultaat te trekken aangezien deze bevinding

nog niet gecontroleerd is geweest door herhaalde testing. Waarbij verder onderzoek

noodzakelijk is om deze bevinding te bevestigen.

Als eerste zullen dieper ingaan op betrouwbaarheid van onze bevindingen.

Daarvoor werd er posthoc getest wat de power was binnen dit onderzoek. Aan de hand

van het G*Power 3.1.9.2 softwarepakket (Faul, Erdfelder, Buchner & Lang, 2009) werd

de power geanalyseerd. Deze analyse werd uitgevoerd om na te gaan wat de power moet

zijn om een medium effect size (Cohen, 1988) te vinden voor het effect van

aandachtsbreedte training op het verschil binnen de pre- en post-metingen van taken en

vragenlijsten. Er werd een power gevonden van .96. Dit betekend dat er voldoende power

aanwezig is om de bevindingen betrouwbaar te interpreteren.

Page 31: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

26

Vervolgens gaan we dieper in op wat mogelijke verklaringen zijn voor de nul-

bevindingen binnen deze studie. Als eerst is het mogelijk dat er binnen de

aandachtstraining een andere soort aandacht wordt getraind dan deze die een invloed heeft

op ruminatie. Zo is het mogelijk dat binnen de training er eerder een manipulatie van

visuele aandacht plaatsvindt. De trials binnen deze studie zijn daarbij ook vooral gericht

op visuele cues, waarbij hoofdzakelijk de focus van de visuele aandacht beïnvloed wordt.

Deze visuele aandacht lijkt vanuit dit onderzoek geen effect te hebben op de

aandachtbreedte die een invloed heeft op het informatieverwerkingsproces van

mentale/emotionele gebeurtenissen die zo kenmerkend zijn bij mensen die rumineren.

Een andere mogelijke verklaring dat er geen evidentie voor de gestelde hypotheses

werd gevonden, kan zich situeren op het niveau van de duur van de training. Binnen

eerder onderzoek (Bruyneel et al., ter publicatie aangeboden) werd gesteld dat nul-

bevindingen mogelijks te wijten zijn aan de single-sessie training van aandachtsbreedte.

Hierdoor konden de effecten van de training mogelijks geen duurzame, doorwerkte

invloed hebben op ruminatie en depressie. Hiermee rekening houdend hebben we er in

dit onderzoek voor gekozen om participanten aan multiple-training sessies te laten

deelnemen. Desondanks dat de training sessies geen effect hadden op ruminatie en

depressie en dat de moderatoren geen invloed hadden op dit verband, kan deze bedenking

behouden worden. Het blijft mogelijk dat de manipulaties van de aandachttrainingen niet

duurzaam bewerkstelligd werden binnen het informatieverwerkingsproces van de

participanten.

Een sterkte van deze studie is dat er gebruik werd gemaakt van multiple-training

sessies om aandachtsbreedte te manipuleren. Dit vergrootte de kans van een duurzame

training, waardoor de mogelijkheid voor transfer vergroot werd. Tegelijk kan nog steeds

gesteld worden dat vijf trainingssessies niet voldoende zijn om een robuust effect op

aandachtsbreedte te bewerkstellingen. Verder is het ook mogelijk de trainingsmethode

niet voldoende adequaat is gebleken om een robuust effect te veroorzaken. Binnen het

domein van cognitive bias modification (CBM) bestaan er nog andere mogelijke

denkpistes voor trainingen die een mogelijkse invloed kunnen uitoefenen op de

cognitieve bias (Koster & Bernstein, 2015). Zo is het mogelijk dat aandachtbreedte net

Page 32: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

27

een factor blijkt die zich er niet toe verleend om op deze manieren gemanipuleerd te

worden. Verder is het daarbij ook noodzakelijk dat er meer onderzoek wordt gedaan naar

wat de voorwaarden zijn opdat een training een effect kan hebben (Koster & Bernstein,

2015). Zoals bijvoorbeeld binnen deze studie: Hoeveel training sessie zijn er minimaal

nodig om een effect te kunnen zien? Binnen huidig onderzoek werd er al onderzocht wat

mogelijke voorwaarden kunnen zijn opdat effecten kunnen gevonden worden. Zo kunnen

de moderatie effecten van de metacognities gezien worden als een exploratie van deze

mogelijke voorwaarden. Er werd binnen die onderzoeksvraag immers gesteld of een

participant een bepaalde metacognitieve overtuigingen moet hebben opdat deze een effect

kan vertonen van training.

Samengevat kan gesteld worden dat we binnen dit onderzoek de effecten van een

multiple aandachtsbreedte training op ruminatie en depressie hebben nagegaan. We

vonden een effect van training bij de globaal-lokaal assessment taak, waarbij een training

in aandachtvernauwing een effect had op deze taak. Verder kon geen evidentie van een

mogelijke transfer van de training situatie op de ruminatie en depressie scores worden

waargenomen. Wel vonden we een effect van training op positieve emoties. Verder

konden geen modererende effecten gevonden worden van metacognities op ruminatie en

depressie, met uitzondering voor het vertrouwen dat de participanten hadden in hun

denken. Deze bevindingen waren eerder contra-intuïtief en dienen verder te worden

onderzocht. De resultaten van dit onderzoek kunnen meegenomen worden wanneer

verder onderzoek wordt verricht rond de effecten van het attentional scope model

(Whitmer & Gotlib, 2013) op ruminatie en depressie en wat de mogelijke

randvoorwaarden zijn om dit verband te kunnen observeren.

Page 33: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

28

Referenties

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and Statistical Manual of Mental

Disorders (Fifth ed.). Arlington, VA: American Psychiatric Publishing.

Beck, A. T., Steer, R. A., & Brown, G. K. (1996). Manual for Beck-Depression Inventory-

II. San Antonio, TX: Psychological Corporation.

Bosmans, G., Braet, C., Koster, E., & De Raedt, R. (2009). Attachment security and

attentional breadth toward the attachment figure in middle childhood. Journal of

Clinical Child and Adolescent Psychology, 38(6), 872-882.

doi:10.1080/15374410903258926

Bruyneel, L., Koster, E. H. W., Notebaert, L., MacLeod, C., & De Raedt, R. Can

manipulations of focal attention facilitate threat processing? Manuscipt submitted

for publication.

Buist-Bouwman, M. A., de Graaf, R., Vollebergh, W. A. M., & Ormel, J. (2005).

Comorbidity of physical and mental disorders and the effect on work-loss days.

Acta Psychiatrica Scandinavica, 111(6), 436-443. doi:10.1111/j.1600-

0447.2005.00513.x

Cartwright-Hatton, S., & Wells, A. (1997). Beliefs about worry and intrusions: the meta-

cognitions questionnaire and its correlates. Journal of Anxiety Disorders, 11(3),

279-296. doi:10.1016/S0887-6185(97)00011-X

Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences. Hillsdale, New

ssssssssJersey: Lawrence Erlbaum Associates.

Crawford, J. R. & Henry, J. D. (2004). The Positive and Negative Affect Schedule

(PANAS): construct validity, measurement properties and normative data in a

large non-clinical sample. British Journal of Clinical Psychology, 43, 245-265.

doi:10.1348/0144665031752934

Page 34: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

29

Evers, A., Vliet-Mulder, J.C. van & Groot, C.J. (2005). Documentatie van tests en

testresearch in Nederland, aanvulling 2005/01 (COTAN). Amsterdam: Boom

test uitgevers.

Faul, F., Erdfelder, E., Buchner, A., & Lang, A. G. (2009). Statistical power analyses

hhhhhhusing G*Power 3.1: Tests for correlation and regression analyses. Behavior

hhhhhhResearch Methods, 41, 1149-1160.

Fredrickson, B. L., & Branigan, C. (2005). Positive emotions broaden the scope of

attention and thought-action repertoires. Cognition and Emotion, 19(3), 313-332.

doi:10.1080/02699930441000238

Gasper, K., & Clore, G. L. (2002). Attending to the big picture: mood and global versus

local processing of visual information. Psychological Science, 13(1), 34-40.

doi:10.1111/1467-9280.00406

Grol, M., Hertel, P., Koster, E. H. W., & De Raedt, R. (2015). The effects of rumination

induction on attentional breadth for self-related information. Clinical

Psychological Science.

Hayes, A. F., & Matthes, J. (2009). Computational procedures for probing interactions in

rrrrrrrrOLS and logistic regression: SPSS and SAS implementations. Behavior Research

rrrrrrrMethods, 41, 924-936.

Hertel, P.T. (1998). Relation between rumination and impaired memory in dysphoric

moods. Journal of Abnormal Psychology, 107(1), 166-172. doi:10.1037//0021-

843X.107.1.166

Hertel, P. T., & Gerstle, M. (2003). Depressive deficits in forgetting. Psychological

Science, 14(6), 573-578. doi:10.1046/j.0956-7976.2003.psci_1467.x

Kessler, R. C., & Bromet, E. J. (2013). The epidemiology of depression across cultures.

Annual Review of Public Health, 34, 119-138. doi:10.1146/annurev-publhealth-

031912-114409

Kessler, R. C., Akiskal, H. S., Ames, M., Birnbaum, H., Greenberg, P., Hirschfeld, R. M.

A., …Wang, P. S. (2006). Prevalence and effects of mood disorders on work

performance in a nationally representative sample of U.S. workers. American

Journal Psychiatry, 163(9), 1561-1568. doi:10.1176/appi.ajp.163.9.1561

Page 35: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

30

Koster, E., & Berstein, A. (2015). Introduction to the special issue on cognitive bias

rrrrrrrrrmodification: taking a step back to move forward? Journal of Behavior Therapy

rrrrrrrrand Experimental Psychiatry, 49, 1-4. doi:10.1016/j.jbtep.2015.05.006

Kronmuller, K.T., Backenstrass, M., Victor, D., Postelnicu, I., Schenkenbach, C., Joest,

K., … Mundt, C. (2011). Quality of marital relationship and depression: results

of a 10-year prospective follow-up study. Journal of Affective Disorders, 128(1-

2), 64-71. doi:10.1016/j.jad.2010.06.026

Lyubomirsky, S., & Nolen-Hoeksema, S. (1993). Self-perpetuating properties of

dysphoric rumination. Journal of Personality and Social Psychology, 65(2), 339-

349. doi:10.1037/0022-3514.65.2.339

Lyubomirsky, S., Tucker, K.L., Caldwell, N.D., & Berg, K. (1999). Why ruminators are

poor problem solvers: Clues from the phenomenology of dysphoric rumination.

of Personality and Social Psychology, 77(5), 1041-1060. doi:10.1037/0022-

3514.77.5.1041

Mor, N., Marchetti, I., & Koster, E. H. W. The Momentary Ruminative Self-focus

Inventory (MRSI): Validation and psychometric evaluation. Manuscript

submitted for publication.

Navon, D. (1977). Forest before trees - precedence of global features in visual perception.

Cognitive Psychology, 9(3), 353-383. doi:10.1016/0010-0285(77)90012-3

Nolen-Hoeksema, S. (1991). Responses to depression and their effects on the duration of

depressive episodes. Journal of Abnormal Psychology, 100(4), 569-582.

doi:10.1037/0021-843X.100.4.569

Nolen-Hoeksema, S. (2000). The role of rumination in depressive disorders and mixed

anxiety/depressive symptoms. Journal of Abnormal Psychology, 109(3), 504-511.

doi:10.1037/0021-843X.109.3.504

Nolen-Hoeksema, S., & Davis, C.G. (1999). ‘‘Thanks for sharing that’’: ruminators and

their social support networks. Journal of Personality and Social Psychology,

77(4), 801-814. doi:10.1037/0022-3514.77.4.801

Page 36: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

31

Nolen-Hoeksema, S., & Morrow, J. (1991). A prospective study of depression and

posttraumatic stress symptoms after a natural disaster: the 1989 Loma Prieta

earthquake. Journal of Personality and Social Psychology, 61(1), 115-121.

doi:10.1037/0022-3514.61.1.115

Nolen-Hoeksema, S., Wisco, B.E., Lyubomirsky, S. (2008). Rethinking rumination.

Perspectives on Psychological Science, 3(5), 400-424. doi:10.1111/j.1745-

6924.2008.00088.x

Papageorgiou, C., & Wells, A. (2003). An empirical test of a clinical metacognitive model

of rumination and depression. Cognitive Therapy and Research, 27(3), 261-273.

doi:10.1023/A:1023962332399

Raes, F., & Hermans, D. (2007). The revised version of the Dutch Ruminative

Response Scale. Unpublished instrument.

Rihmer, Z. (2007). Suicide risk in mood disorders. Curr Opin Psychiatry, 20(1), 17-22.

doi:10.1097/YCO.0b013e3280106868

Schoofs, H., Hermans, D., & Raes, F. (2010). Brooding and reflection as subtypes of

rumination: evidence from confirmatory factor analysis in nonclinical samples

using the Dutch Ruminative Response Scale. Journal of Psychopathology

Behavioral Assessment, 32(4), 609-617. doi:10.1007/s10862-010-9182-9

Solomon, D., Keller, M., Leon, A., Mueller, T., Lavori, P., Shea, M., … Endicott, J.

(2000). Multiple recurrences of major depressive disorder. American Journal of

Psychiatry, 157(2), 229-233. doi:10.1176/appi.ajp.157.2.229

Stewart, W. F., Ricci, J. A., Chee, E., Hahn, S. R., & Morganstein, D. (2003). Cost of lost

productive work time among us workers with depression. Journal of the American

Medical Association, 289(23), 3135-3144. doi:10.1001/jama.289.23.3135

Treynor, W., Gonzalez, R., & Nolen-Hoeksema, S. (2003). Rumination reconsidered: a

psychometric analysis. Cognitive Therapy and Research, 27(3), 247-259.

doi:10.1023/A:1023910315561

Van der Does, A.J.W. (2002). Handleiding: De Nederlandse versie van de Beck

Depression Inventory, 2de Editie. [Manual for the Dutch version of the Beck

Page 37: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

32

Depression Inventory—second edition (BDI—II—NL).]. Swets and Zeitlinger

b.v., Lisse.

Vanlessen, N., Rossi, V., De Raedt, R., & Pourtois, G. (2014) Feeling happy enhances

ggggggearly spatial encoding of peripheral information automatically:

ggggggelectrophysiological time-course and neural sources. Cognitive Affective &

ggggggBehavioral Neuroscience, 14(3), 951-969. doi:10.3758/s13415-014-0262-2

Watson, D., Clark, L. A., & Tellegen, A. (1988). Development and validation of brief

measures of positive and negative affect - the PANAS scales. Journal of

Personality and Social Psychology, 54(6), 1063-1070. doi:10.1037/0022-

3514.54.6.1063

Wells, A. (2009). Metacognitive therapy for anxiety and depression. New York, NY: The

Guilford Press.

Wells, A., & Cartwright-Hatton, S. (2004). A short form of the metacognitions

questionnaire: properties of the MCQ-30. Behaviour Research and Therapy,

42(4), 385-396. doi:10.1016/S0005-7967(03)00147-5

Whitmer, A. J., & Banich, M. T. (2007). Inhibition versus switching deficits in different

forms of rumination. Psychological Science, 18(6), 546-553. doi:10.1111/j.1467-

9280.2007.01936.x

Whitmer, A. J., & Gotlib, I. H. (2013). An attentional scope model of rumination.

Psychological Bulletin, 139(5), 1036-1061. doi:10.1037/a0030923

Page 38: Een depressieve blik verruimen: de effecten van ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/274/828/RUG01... · interesse en plezier, gevoelens van waardeloosheid, wanhoop en schuld. Op het

33

Bijlage 1

De visuele analoge schalen

Vul dit in voor het van start gaan van de aandachtstaak op de computer!

Duid aan op het lijnstuk door middel van een verticaal streepje of kruisje

hoe U zich op dit ogenblik voelt: