DIEP Magazine #10

19
CULTUUR HISTORISCH MAGAZINE DORDRECHT REGIO EN VERDER ‘We moeten in deze tijd niemand uitsluiten’ Mijnsherenherberg aan de Voorstraat Diversa sed Una #10 december 2008 3,50 * Dordtse havens geschetst * IJsgezicht bij Dordrecht van Abraham van Calraet * Tussen wal en schip * Schepen bouwen op de golven van de economie THEMANUMMER Dordtse Havens

description

DIEP Magazine #10

Transcript of DIEP Magazine #10

Page 1: DIEP Magazine #10

CULTUURHISTORISCHMAGAZINE DORDRECHT REGIO

EN VERDER

• ‘We moeten in deze tijd niemand

uitsluiten’

• Mijnsherenherberg aan de Voorstraat

• Diversa sed Una

#10december 2008 • € 3,50

* Dordtse havens geschetst

* IJsgezicht bij Dordrecht

van Abraham van Calraet

* Tussen wal en schip

* Schepen bouwen op de

golven van de economie

THEMANUMMER

DordtseHavens

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:14 Pagina 1

Page 2: DIEP Magazine #10

ACTUEEL

4 DiEP # 10 / 2008

Calvijn in de Grote Kerk

In de Grote Kerk van Dordrecht wordt van 8 mei tot en met

31 oktober 2009 een verrassende tentoonstelling gehouden

over de befaamde denker Jean Cauvin; in Nederland bekend

als Calvijn. Ter gelegenheid van het 500ste geboortejaar

van Calvijn is het jaar 2009 wereldwijd uitgeroepen als

‘Calvijnjaar’. Het is de eerste keer dat er in ons land een

tentoonstelling geheel wordt gewijd aan Calvijn en aan het

calvinisme in Nederland. Gedurende een half jaar staat

Dordrecht in het teken van dit grote evenement. Het belooft

een onconventionele multimediale tentoonstelling zonder

collectie te worden; een 3-dimensionale belevenis die heel

dicht bij een persoonlijke ontmoeting met Calvijn komt.

De tentoonstelling is een coproductie van de TheologischeUniversiteit Apeldoorn en Erfgoedcentrum DiEP. Meer informatie: www.calvijn2009.nl.

Tentoonstelling en boekje ‘Gevonden!’

Heeft u de tentoonstelling in het Hof al bezocht?

Dan weet u al dat Erfgoed centrum DiEP hier

leuke, mooie en bijzondere archeologische

vondsten toont die anders achter slot en grendel

in het stadsdepot liggen. Maar bent u nog

niet wezen kijken, dan kan dat nog tot en met

1 februari. Tot die tijd is daar ook het gelijknami-

ge boekje te koop, waarin bij elk tentoongesteld

voorwerp een eigen verhaal wordt verteld.

Het boekje is verkrijgbaar via Boekhandel de

Bengel (Voorstraat 283-285) en bij Erfgoed -

centrum DiEP (Stek 13).

Het Hof is geopend van dinsdag t/m zondag

van 13.00 tot 17.00 uur. Voor meer informatie:

www.erfgoedcentrumdiep.nl

Rechts van het midden zit Calvijn (uit Ahas van Gijn)

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:15 Pagina 4

Page 3: DIEP Magazine #10

# 10 / 2008 DiEP 5

Uit de doeken! De glazen pui van Huis Scharlaken in de onderdoorgang van De Waag trekt

al jaren de aandacht van passanten. Dat het hier gaat om de beerkelder (een

soort septic tank) van Huis Scharlaken uit 1360 is bij velen onbekend. En dat

de geschiedenis teruggaat tot 1225 weet bijna niemand. Erfgoedcentrum DiEP

brengt hier verandering in met een nieuwe inrichting en een videopresentatie.

Op drie beeldschermen is sinds 4 december de veelzijdige geschiedenis van

het huis te zien. Het is een verhaal over beerkelder en huis, over lakenhandel

en waag en over tijdgeest en smaak. Archeologische vondsten illustreren

daarbij wat er zoal verdween in een beerkelder. Met de nieuwe inrichting doet

Erfgoedcentrum DiEP de bewogen geschiedenis van Huis Scharlaken uit de

doeken. Wie eenmaal de presentatie heeft gezien, kijkt nooit meer met dezelfde

ogen naar dit deel van de stad. De presentatie is dagelijks te bekijken van

10.00 tot 22.00 uur.

Verrassende vondsten in de Biesbosch?

Dat er in de Dordtse Biesbosch

vrijwel nooit archeologische

vondsten zijn gedaan, wil niet

zeggen dat er niks ligt. Omdat

de vervuilde waterbodems

binnenkort worden gesaneerd,

heeft Rijkswaterstaat een eerste

inventarisatie laten uitvoeren

naar eventuele archeologische

waarden in dit gebied.

Verrassend genoeg blijkt uit

het onderzoek, dat een deel

van het in 1421 bij de Sint-

Elisabethsvloed verloren gegane

veenlandschap nog aanwezig is.

Hiermee zou ook het middeleeuwse cultuurlandschap nog deels intact kunnen

zijn, wat voor dit deel van Dordrecht wel bijzonder is. Verder verwachten de

onderzoekers ook scheepswrakken en bijvoorbeeld vissteken (schuttingen van

rijshout waaraan fuiken werden bevestigd) aan te treffen, maar bijvoorbeeld

ook bolbakens waarmee de visgronden werden afgebakend.

Kiosken stralen weer

De brugwachtershuisjes op de Vriesebrug

zijn al jaren in gebruik als kiosken voor de

verkoop van vis en Griekse broodjes.

Door deze functiewijziging was er weinig

over van de oorspronkelijke uitstraling

van de transparante brugwachtershuisjes.

Na een ingrijpende verbouwing deze

zomer, functioneren de nieuwe kiosken

weer als lantaarns op de Vriesebrug: ze

zijn gesloten maar stralen toch licht uit.

De Dordtse architect Bertus de Kock

maakte het ontwerp. De glaspanelen

worden omsloten door een sculptuur van

fijn gedetailleerd zinkwerk. De functie van

de naar elkaar gerichte kiosken leidt over-

dag tot een levendig gebruik van de brug.

De amberkleurige led-verlichting weer-

spiegelt in het water van de Spuihaven

en geeft ‘s avonds een warm welkom aan

de bezoekers van de binnenstad.

De brugwachtershuisjes op de Vriesebrug hebben deze zomer een gron-

dige gedaanteverwisseling ondergaan. ( foto Huib Kooyker)

De beerkelder vanHuis Scharlaken,in De Waag vanDordrecht (onderdoorgangScheffersplein -Grote Markt) www.erfgoed-centrumdiep.nl

En hoe het vroeger was.

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:15 Pagina 5

Page 4: DIEP Magazine #10

6 DiEP # 10 / 2008

Kort berichten uit DiEP

HET HOFKWARTIER

Tijdens de Landelijke Archievendag op zaterdag 11 oktober opende

DiEP op verschillende locaties in Dordrecht haar deuren. Er werden

rondleidingen gegeven op het Stadsdepot en in ’t Hof waren lezin-

gen en presentaties (Foto Lisa Traarbach)

Het Hof in 1906 (Collectie Dordracum Illustratum)

De DiEP op reis caravan in het Hof (Foto Lisa Traarbach)

De winterse aanblik van de op 14 november geopende heringerichte Kloostertuin. Het ontwerp is van Michael van Gessel. Dit is het eerste

project dat is gerealiseerd in het kader van de aanpak Hofkwartier. Er is bewust gekozen voor een moderne inrichting. Met de in natuur-

steen verbeelde scheur wordt een nieuwe verbinding gemaakt (Foto Martin van Wingerden).

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:15 Pagina 6

Page 5: DIEP Magazine #10

# 10 / 2008 DiEP 7

Het vertrekpunt van het Platform Stedelijke Herdenking is de

periode 1940-1945, een tijdvak dat in Dordrecht tot nu toe

niet bepaald onderbelicht is gebleven. Het museum 40-45, het

Oranjedagcomité, de Titus Brandsma gedachteniskapel, Dordt-

open-stad en het Veteranencomité, houden zich al jaren bezig met

het in kaart brengen van de oorlogsgeschiedenis en de 4 en 5 mei

herdenkingen. ‘We vonden eigenlijk dat wij onze krachten maar

eens moesten bundelen,’ zegt voorzitter Hans Berrevoets. ‘Er zijn

in Dordt zoveel mensen bezig met die periode, het netwerk dat wij

nu willen vormen heeft een enorme meerwaarde voor de geschiede-

nis van de stad.’ Behalve genoemde stichtingen is ook een aantal

historici betrokken bij het platform, zoals Gert van Bemmel die

het bombardement op park Merwestein onderzocht en Cees

Weltevrede die als historicus bij het Erfgoedcentrum Diep werkt en

de Tweede Wereldoorlog onderzoekt.

Het platform heeft al van zich laten horen door op 9 november in

Dordrecht de Kristallnacht te herdenken. In deze beruchte nacht

van 9 op 10 november 1938 keerde de Duitse volkswoede zich tegen

de Joodse burgers en hun bezittingen met desastreuze gevolgen.

Een gebeurtenis van zeventig jaar geleden die op het eerste gezicht

niet veel met Dordrecht te maken heeft. Berrevoets ziet wel degelijk

een link: ‘De Kristallnacht is eigenlijk het begin van de vernietiging

van 6 miljoen Joden. Er kwamen toen veel Joodse vluchtelingen

naar ons land en die zijn niet bepaald hartelijk ontvangen. Mensen

werden in feite uitgesloten.

P L AT F O R M S T E D E L I J K E H E R D E N K I N G W I L D E

D O R D T S E G E S C H I E D E N I S L E V E N D H O U D E N

Els Kamsteeg

‘Je moet het je kinderen vertellen’ staat er bij de oorlogsgedenk-

plaat voor de omgekomen Joden aan het Dordtse stadhuis. Achter

die boodschap moet wel enige vaart worden gezet want de genera-

tie die de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog heeft

overleefd, sterft langzaam uit. Wie kan straks nog verhalen over

de weggehaalde Joden of de ondergrondse beweging in onze stad?

En moeten we doorgaan met het herdenken van de oorlog? Vragen

die het nieuwe Platform Stedelijke Herdenking niet uit de weg

gaat. ‘Wij willen de geschiedenis in de stad levend houden.’

Dit bordje werd in 1942 op de toegangsdeuren

van het Volksbadhuis aan de Vest gehangen om

de Joodse Dordtenaren de toegang te ontzeggen.

‘We moeten in deze tijd niemand uitsluiten’

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:15 Pagina 7

Page 6: DIEP Magazine #10

10 DiEP # 10 / 2008

Deze grafelijke herberg was al sinds 1385

eigendom van de graven van Holland,

maar eigenlijk verbleven ze er maar zelden.

Verschillende families hadden het huis in

hun afwezigheid beheerd, zodat er altijd

een kamer gereed was, mocht de graaf

komen. Nu bestierden Huijbert Dircxz.

en zijn vrouw Sijgje het huis, ondanks

dat er sinds 1572 eigenlijk geen echte

Hollandse graaf meer was.

Het feestmaal duurde tot diep in de nacht

en Huijbert en zijn vrouw stapten na een

avond hard werken moe in bed.

Het was de hele maand december al bijzon-

der koud en ook deze nacht vroor het hard.

Huijbert en Sijgje kropen diep onder de

Pispot!Deborah Paalman

Eindelijk was het stil in het huis. Het was het jaar 1612 en de

welgestelde verwanten van de Stadhouder hadden besloten

dit jaar kerst te vieren in ‘Mijnsheeren Herberg’ aan de Voorstraat

in Dordrecht.

UIT DE COLLECTIE VAN ARCHEOLOGIE

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:15 Pagina 10

Page 7: DIEP Magazine #10

# 9 / 2008 DiEP 11

Een dinerende man warmt zichzelf bij het vuur. Afbeelding uit

de verzameling Middeleeuwse Verluchte Handschriften van

de Koninklijke Bibliotheek en het Museum Meermanno-

Westreenianum.

Een huisknecht, 1519. Afbeelding uit de collectie van

Stadtbibliothek Nürnberg: Hausbüchern der Mendelschen und

Landauerschen Zwölfbrüderhausstiftungen.

wollen dekens en al gauw vielen ze in een

droomloze slaap. Maar slechts enkele uren

later werd Sijgje wakker… O nee! Ze moest

plassen! Dat betekende het warme bed uit,

de houten trap af, via de smalle plavuizen

gang naar het achterhuis om daar naar het

stinkende privaat boven de beerkelder te

gaan. Wat was er erger voor een paar zere

voeten dan het warme bed verlaten en aan

deze nachtelijke expeditie te beginnen, in

de wetenschap dat ze daarna verkleumd zou

liggen klappertanden en de slaap niet meer

kon vatten. En dan te bedenken dat alle

leden van de rijke familie die hier logeerde

zo’n mooie pispot onder het bed hadden

staan! Wat als zij in de kamer van één van

die rijke dames even haar pispot zou

gebruiken…? Alle dames hadden die avond

meer wijn gedronken dan goed voor ze was

en zouden zeker niets horen als ze het stil

deed. Eén van hen sliep hiernaast…

Sijgje nam een besluit: ze ging het erop

wagen! Zo schuifelde ze even later geruis-

loos de kamer naast de hare binnen en

pakte de po onder het bed vandaan. Het

was nog een mooie ook! Van geïmporteerd

steengoed, met appliques. Gauw deed ze

haar behoefte en schoof de po terug onder

het bed. De dame sliep rustig door, ze had

niets gemerkt. Met een glimlach op haar

gezicht liep Sijgje opgelucht terug naar

haar kamer...

Dit ‘kerstverhaal’ is natuurlijk verzonnen.

Een deel van het verhaal is echter waar,

want deze pispot werd in augustus 2008

gevonden tijdens archeologisch onderzoek

op de Voorstraat, waar waarschijnlijk

de ‘Grafelijke Herberg’ heeft gestaan.

De vondst werd aangetroffen in de beer-

kelder van het gebouw: een ondergronds

gewelf waarin uitwerpselen en afval terecht-

kwamen. Misschien is de po de volgende

dag met het legen uit de handen van Sijgje

geschoten en zo onbeschadigd in de beer-

kelder geraakt, maar ook dat is weer gissen.

In ieder geval is het, zoals Sijgje al had

opgemerkt, een luxe exemplaar van steen-

goed, gemaakt in het Duitse plaatsje

Raeren. De versieringen op de buik van de

po zijn van de hand van Robert Thievin.

Zijn naam staat in deze appliques vermeld,

evenals zijn beroep: ‘carte*maker’, wat

zoveel betekent als, ‘maker van cartouches’,

een soort stempels van klei. Ook in Luik

zijn potten gevonden die zijn stempel

dragen. Waarschijnlijk was hij dus een

bekend man in zijn tijd.

Deze ‘Rolls-Royce’ onder de po’s komt uit

het eerste kwart uit de 17e eeuw. Maar ook

eerder worden er al pispotten gemaakt.

De collectie van DiEP omvat bijvoorbeeld

ook een eenvoudig 14e eeuws exemplaar

van rood aardewerk. Pispotten zijn altijd

te herkennen aan de kalkaanslag aan de

binnenkant. Daardoor is ons ook bekend

dat sommige pispotten pas in tweede

instantie als zodanig zijn gebruikt, nadat

ze eerst als grape (kookpot) dienst hadden

gedaan in de keuken. Maar een grape,

een driepoot, stond op de ongelijke vloeren

natuurlijk altijd wankel… Daarom hadden

echte pispotten een vlakke, licht holle

bodem of een standvoet(ring) zoals deze.

# 10 / 2008 DiEP 11

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:15 Pagina 11

Page 8: DIEP Magazine #10

12 DiEP # 10 / 2008

Het Dordtse genootschap Diversa sed Una

wordt opgericht op 6 februari 1816 met

elf werkende leden en 56 zogenaamde

honoraire leden, die toegang hebben tot

leesvergaderingen en later ook boeken

kunnen lenen. DsU is vanaf het begin

meer dan een leesgezelschap alleen;

men organiseert ook lezingen en culturele

uitjes. De brede ambitie blijkt uit de rede,

uitgesproken bij de oprichting:

‘Meermalen heeft het den Beminnaren van

Kunsten en Wetenschappen ter dezer steden te

regt verdroten, dat onze stad tot hiertoe altijd

heeft moeten achter staan in de middelen tot

eene meer wetenschappelijke Beschaving. Het

is daarom, kunstminnende Stadgenooten, dat

zich de ondergeteekenden zoo wel uit liefde tot

dezelve, als uit ijver, om, op het voorbeeld van

Alkmaar, Delft, Gouda en zelfs nog onlangs

Breda (…) ook onze stad niet langer geheel en

al achterlijk te laten, ter aankweeking en beoefe-

ning van vaderlandsche Letterkunde, vereenigd

hebben om den grondslag te leggen tot de

Oprigting van een Genootschap, hetwelk bij

Verscheidenheid en Overeenstemming het nuttige

met het aangename parende, Kunst en Weten -

schap ten algemeenen hoofddoel heeft.’

De eigen werken van dominee Ewaldus

Kist en scheepsbouwmeester en vrijmetse-

laar Jan Schouten vormen op 30 april 1816

het begin van de bibliotheek. Door schen-

kingen, legaten en aankoop van werken

op het gebied van wetenschappen en lette-

ren wordt een collectie opgebouwd, die

vanaf 1824 is opgesteld in de schouwburg

van Van Peeren in de Wijnstraat. Het aan-

tal uitleningen neemt in de loop van de

19e eeuw sterk toe, tot een recordhoogte

van 500 in 1889. Daarna loopt het echter

sterk terug. In 1898 worden de leden voor

de keuze gesteld de bibliotheek te schen-

ken aan de gemeente, geschikte werken

af te staan aan gymnasium en HBS óf de

boeken zelf te houden. Dat laatste krijgt

de voorkeur. DsU gaat een teruggetrokken

leven leiden.

In datzelfde jaar wordt in Dordrecht, naar

voorbeeld van de Engelse Free Library, de

eerste Openbare Leeszaal en Bibliotheek

van Nederland opgericht. De ruim 1500

titels tellende bibliotheek van DsU wordt

overgebracht naar deze nieuwe leeszaal.

Met de verhuizing van de Openbare

Bibliotheek van de Wijnstraat naar

Achterom in 1971 houden de uitleningen

van de oude bibliotheek op. De oude

boekencollectie wordt op 1 november

1972 in bruikleen overgedragen aan het

Stadsarchief. Anno 2008 bestaat Diversa

nog altijd. De twintig mannelijke leden

vergaderen als vanouds op dinsdag en

zes maal per winter wordt door één van de

leden een inleiding gehouden; na afloop

van de lezing drinkt het gezelschap één

glaasje bier.

Diversa sed Una

Groepsportret van DsU-leden, op het eeuwfeest in

februari 1916 in sociëteit Amicitia aan het Vlak.

Van links naar rechts zittend: mr. W. Dicke, H. Dijckmeester,

mr. J. van Drooge, C.C.A. Croin, J. van Wageningen,

P.J. de Kanter, dr. A. van Oven, dr. B. van Rijswijk,

H.J. Wichers, dr. F. Delhez, dr. J. Schokking, ds. Eug. Picard,

dr. J.J. Haver Droeze, dr. H.J. Kiewiet de Jonge,

C.J.J. Verbroek van Nieuw Beijerland, mr. F.N. Sickenga

en mr. A. van der Elst. Staande: ds. A. van Iterson,

mr. D. van Houten, dr. G.J. Heering en dr. A.H. Kan.

Jan Alleblas

Een gedeelte van de fameuze bibliotheek van het oude Dordtse leesgezelschap

Diversa sed Una is sinds kort digitaal te raadplegen via www.geheugenvan-

nederland.nl. Diversa sed Una (eenheid in verscheidenheid) heeft zijn

oorsprong in een tijd waarin het lezen en lenen van boeken niet voor iedere

Dordtenaar was weggelegd.

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:15 Pagina 12

Page 9: DIEP Magazine #10

# 10 / 2008 DiEP 13

U wist het waarschijnlijk al: Dordrecht dankt zijn

ontstaan aan het water. Door aanslibbing van

modder ontstond omringd door water, grond

waarop kon worden gewoond. Sindsdien is het

water een belangrijke bron voor de Dordtse

economie. Vroeger vooral door de handel en de

scheepswerven, tegenwoordig ook vanwege het

toerisme. En misschien minder zichtbaar dan

vroeger, tegenwoordig blijken handel en scheeps-

bouw op het eiland ook nog te floreren.

Dordrecht dankt zelfs internationale bekendheid

aan de Dordtse rivieren en havengezichten die

immers al eeuwenlang kunstenaars uit de gehele

wereld inspireren. De vele afbeeldingen van

schetsen en schilderijen die dit DiEP magazine

rijk is, laten maar een fractie zien van wat er is.

Alle havenactiviteiten drukken een stempel op

het beeld van Dordrecht, maar ook op het gewone

leven zoals blijkt uit het artikel over het schippers-

internaat. En wat te denken van een jachthaven die

geen jachten toelaat…

THEMAKATERN

De Wolwevershaven in de richting van de Nieuwe Haven als rustplaats voor sleepboten, ca. 1930 (collectie Meijers)

DordtseHavens

Conny van Nes

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:15 Pagina 13

Page 10: DIEP Magazine #10

14 DiEP # 10 / 2008

Wijnbrug met Boombrug en Groothoofdspoort, tekening van C.E. van Sande Lacoste, ca. 1880

Als we beginnen met de Oude Haven,

is dat direct al een naam die veel

Dordtenaren niet veel meer zal zeggen.

Het is eigenlijk de haven die zijn oor-

sprong vindt in de ontstaansgeschiede-

nis van de stad en die tegenwoordig

bekend staat onder de namen

Voorstraatshaven en Wijnhaven.

Dordrecht is ontstaan aan weerskanten

van het riviertje de Thure. Die liep vanaf

de Boombrug naar de Visbrug en zo

verder over de Visstraat richting

Dubbeldam. Schepen konden zo de stad

binnenvaren en zodoende werd de

Thure steeds meer als haven gebruikt.

De Wijnhaven ontstaat in de loop van

eeuwen door de haven steeds verder

uit te diepen en te verbreden. De naam

De havens van de Dordtse

binnen stad worden bijna alleen

nog maar gebruikt voor de

pleziervaart. Het sfeervolle haven -

gebied trekt jaarlijks duizenden

toeristen, met of zonder bootje.

Grote drukte rond de havens was

in de vorige eeuwen ook niet

onge woon, maar dan om een heel

andere reden. Vanaf de middel-

eeuwen bloeit het handelsleven

in Dordrecht enorm op door de

ligging aan de rivier en de zelf

gegraven havens. De namen

van de historische havens ver -

wijzen naar deze periodes van

economische voorspoed.

Prentbriefkaart van de Voorstraatshaven, 1914

Dordtse Havens

Dordtse havens geschetst

Lisa Traarbach

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:15 Pagina 14

Page 11: DIEP Magazine #10

# 10 / 2008 DiEP 15

herinnert, net als de Wijnstraat, aan de

eeuwenoude wijnhandel in dit gebied.

In de 17e eeuw wordt de monding naar

de rivier versmald en ontstaat de

Boombrug. De Taankade aan de oost-

zijde van de Wijnhaven ontstaat in ver-

schillende fasen. In de 17e eeuw wordt

het eerste stuk tussen de Boomstraat

en Kerksteiger aangelegd en heet dan

nog Nieuwe Kaai over de Boom of

Hopkaai. Pas drie eeuwen later wordt

de Taankade doorgetrokken tot de

Nieuwbrug. De Mattenkade aan de

Wijnstraatzijde bestaat uit het gedeelte

tussen de Mattensteiger en de

Boombrug. Nu een echte kade, vroeger

een houten steiger. De naam verwijst

waarschijnlijk naar mattenmakers in dit

gebied.

De loop van de Thure wordt in de 13e

eeuw vanaf het punt dat het oorspron-

kelijke riviertje afbuigt, naar de Visstraat

doorgetrokken in de richting van de

Grote Kerk. Eeuwenlang wordt dit water

samen met de Wijnhaven dus de ‘Oude

Haven’ genoemd.

‘Nieuwe’ Haven

De Nieuwe Haven is zo nieuw niet

meer. Hij wordt in de 15e eeuw gegra-

ven als tweede Dordtse stadshaven,

naast de Voorstraats- en Wijnhaven

die dan nog Oude Haven worden

genoemd. De huizen aan de noordzijde

van deze haven liggen ook aan de

Nieuwe Haven, terwijl de overzijde

de Knolhaven wordt genoemd.

De Knolhaven loopt langs de Nieuwe

Haven en wordt pas vanaf de 18e eeuw

Knolhaven genoemd, waarschijnlijk

omdat hier vooral schepen met knol-

rapen aanlegden. Voor die tijd sprak

men van de ‘Kaai achter de Rode Hand’

of ‘Watersteinkaai’.

In de 17e eeuw bloeide Dordrecht als

handelsstad en dat is goed te merken

aan de bedrijvigheid rondom de

havens. Die barstten bijna uit hun voe-

gen en de roep om een nieuwe haven

wordt dan ook groter. Zo ontstaat in

1655 de Kalkhaven, genoemd naar de

vele kalkschepen die hier aanleggen.

Het Maartensgat, het lieflijke haventje

achter de Grote Kerk, is genoemd naar

de opdrachtnemer van dit 17e eeuwse

project: Maerten Gillisz. van der Pijpen.

Nieuwe Haven en Knolhaven gezien vanaf Aardappelmarkt

omstreeks 1771, gravure in kleur door S. Fokke naar origineel

van A. van Wanum, 1771

Prentbriefkaart van de Knolhaven, ca. 1900

Gezicht vanaf de Grotekerkstoren in de richting van de

Nieuwe Haven, collectie Beerman, 1911

Stoomschip Maia in de Kalkhaven, gezien naar de Grote Kerk,

door fotograaf Beerman, 1925

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:15 Pagina 15

Page 12: DIEP Magazine #10

22 DiEP # 10 / 2008

Internaat De Singel bestaat dit jaar op de

kop af 61 jaar. Anno 2008 wonen er 76

kinderen, verdeeld over het hoofdgebouw

aan de Burgemeester De Raadtsingel en

een aantal huizen aan de Albert Cuypsingel.

In de begintijd van het internaat is het nog

zo dat de kinderen na de lagere school

teruggaan aan boord, ze hebben dan vaak al

meer geleerd dan hun ouders en moeten

meewerken. Vanaf de jaren ‘60 gaan ook

veel kinderen van middelbare-schoolleeftijd

naar het internaat. In 1978 barst het bijna

uit zijn voegen en wordt er in Dubbeldam

een stuk grond aangekocht waarop een

nieuwe afdeling wordt gebouwd. Het aantal

schipperskinderen telt dan 190 op locatie

De Singel en 130 in Dubbeldam.

Auto

Het aantal leerlingen is inmiddels weer fors

gedaald en dat is te wijten aan een aantal

oorzaken. ‘Enerzijds worden de gezinnen

kleiner en gaan steeds meer moeders met

hun kinderen in een huis aan wal wonen of

wordt er zelfs voor gekozen helemaal te

stoppen met varen. Anderzijds is het in

deze tijd veel minder vanzelfsprekend om je

kind naar een internaat te brengen,’ aldus

directeur Jan Hospers. Ook de auto en de

telefoon hebben het leven in het internaat

veranderd. ‘Vroeger bleven kinderen van

vakantie tot vakantie op het internaat.

Tegenwoordig gaan de kinderen - doordat

iedereen een auto heeft en grotere afstan-

den gemakkelijk te overbruggen zijn - vrij-

wel alle weekenden naar boord. Ook komen

ouders gemakkelijk nog even tussentijds

aan als ze ‘in de buurt’ zijn. Hierdoor is

niet alleen de afstand tussen ouder en kind

afgenomen, maar ook die tussen leiding-

gevenden en ouders,’ zegt Joke Netel, hoofd

pedagogische zaken. ‘Daar komt nog eens

bij dat door de telefoon het contact veel

gemakkelijker is geworden. Als er vroeger

iets gebeurde en je moest het thuisfront

bereiken, dan kostte dat wel even. Dat

ging via via, en Radio Scheveningen. Tegen -

woordig is het een fluitje van een cent.’

De wereld is dus een stuk kleiner geworden

en dat heeft ook in pedagogisch opzicht

gevolgen. Doordat ouders meer en vaker

contact hebben met hun kinderen, zijn de

ouders veel nauwer bij het leven op het

internaat betrokken. ‘Vroeger stond je als

leiding op een voetstuk. Ouders gaven hun

kinderen met een grote vanzelfsprekend-

heid over aan de leiding. Tegenwoordig

willen ouders meer inspraak. Dat juichen

wij toe en we regelen alles zoveel mogelijk

in nauwe samenspraak. Soms is het wel

eens schipperen, maar dat maakt ons werk

ook heel boeiend,’ zegt Joke Netel.

Jong en oud

Zowel de directeur als het hoofd pedagogi-

sche zaken werkt al lang bij het internaat,

respectievelijk 37 en 40 jaar. Dit wijst erop

Schippersinternaat De Singel

Tussen wal en schip

Schipperskinderen gaan begin vorige

eeuw niet of nauwelijks naar school.

Daar komt zo’n zestig jaar geleden ver-

andering in, als de lagere schooltijd niet

meer aan boord maar in speciale instel-

lingen, de schippersinternaten, wordt

doorgebracht. Dordrecht, van oudsher

een echte binnenvaartstad, krijgt ook

internaten. Een daarvan is internaat

De Singel, dat nog altijd in bedrijf is.

Al verblijven er wel minder kinderen

dan vroeger.

Iris Knapen

Internaat De Singel aan de Burgemeester de Raadtsingel

Entree hoofdgebouw

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:16 Pagina 22

Page 13: DIEP Magazine #10

# 10 / 2008 DiEP 23

dat er in het internaat een goede sfeer

heerst. ‘Ons personeelsverloop is laag en

er zijn vrij veel mensen die hier al lang wer-

ken,’ aldus Jan Hospers. ‘Maar wij streven,

in het belang van de kinderen, wel naar een

goede mix tussen jong en oud.’

En dat ook de ouders tevreden zijn, blijkt

uit het feit dat er verschillende generaties

van dezelfde families voor het internaat kie-

zen. Joke Netel: ‘Er zijn veel kinderen van

wie de ouders ook zelf op het internaat

hebben gezeten. Wij kennen dus de

geschiedenis van die families. Dat schept

een band en maakt ons werk gemakkelijker.’

Hoe wordt het internaat eigenlijk ervaren

door de kinderen zelf ? De 14-jarige Rick

Egas heeft daar wel wat over te zeggen: ‘Ik

zit hier al vanaf mijn zesde jaar. De eerste

twee weken vond ik het leuk en spannend,

daarna ging ik mijn ouders missen. Maar

na een maand of drie vier was ik eraan

gewend… Nu mis ik mijn ouders nog wel

eens na een feestje of een schoolreisje.

Dan wil je toch het allerliefst opgehaald

worden door je eigen vader of moeder…

Ik vind het hier leuk, ik heb altijd vrienden

om mee te spelen en hoef me nooit te ver-

velen. Ook kunnen we hier naar de gymzaal

en zijn er voorzieningen die je thuis niet

hebt. Aan boord kun je namelijk niet zo

veel… En ze zijn hier niet strenger dan

thuis… Het voordeel van een internaat is

dat ik eerder zelfstandig ben dan iemand

die thuis woont. Op ons 16e gaan we al

begeleid wonen en op ons 18e helemaal

zelfstandig, net als mijn twee zussen die

hier ook hebben gewoond en nu samen

in een appartement in Dordrecht wonen.

Het is hier gezellig en ik heb veel vrienden,

maar mijn échte thuis blijft toch aan boord.’

PaviljoensHet schippersinternaat is zestig jaar geleden

opgericht in een aantal paviljoens in de tuin

van de voormalige Villa Renata. Deze villa

aan de Burgemeester De Raadtsingel is oor-

spronkelijk eigendom van de Dordtse familie

Stoop en wordt in de oorlog gevorderd door de

Duitse bezetter. Na de bevrijding worden er

in de tuin paviljoens gebouwd voor de

opvang van kinderen van gearresteerde

NSB’ers. Deze paviljoens krijgen vanaf 1949

de functie van protestants-christelijke schip-

persschool en internaat. Het aantal leerlingen

neemt in die tijd gestaag toe en er ontstaat

ruimtegebrek. Daarom krijgt architect

J. Dicke de opdracht om op het terrein een

nieuw internaatsgebouw, een gymnastiekzaal

en een school te ontwerpen. Deze worden op

4 januari 1958 opgeleverd en zijn, met uit-

zondering van de school die enkele jaren

geleden werd afgebroken, tot op de dag van

vandaag in gebruik. De villa en de paviljoens

worden in die tijd afgebroken.

De school en het internaat zijn eerst bestemd

voor kinderen van het lager onderwijs.

Door de uitbreiding van de leerplicht ontstaat

er in de jaren ‘60 echter ook behoefte aan

een internaat voor het voort gezet onderwijs.

Daarvoor worden eind jaren ‘70 panden in

de binnenstad en in Dubbeldam in gebruik

genomen.

Bronvermelding: J. Groen, veertig jaar onderwijs en huis-

vesting schipperskinderen te Dordrecht, Dordrecht 1987

Joke Netel, Jan Hospers en Rick Egas Panden aan de Albert Cuypsingel

Villa Renata Villa Renata met sneeuw, ca. 1910

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:16 Pagina 23

Page 14: DIEP Magazine #10

26 DiEP # 10 / 2008

Waar schepen varen worden schepen

gebouwd. Met vier grote rivieren in de

buurt, Oude Maas, Noord, Beneden

Merwede en Dordsche Kil, groeide

Dordrecht tussen 1100 en 1200 uit tot het

natuurlijke middelpunt van handel, scheep-

vaart en scheepsbouw. Die positie zou het

eeuwenlang koesteren, zeker nadat het

stadsbestuur in 1299 het stapelrecht en in

1338 het Maasrecht invoerde. Schippers

waren verplicht met hun schepen en han-

delswaar aan Dordtse kaden aan te leggen.

Het lag voor de hand dat ze voor nieuwe

lijnen, zeilen, onderhoud of eventuele repa-

raties Dordtse bedrijfjes en werven opzoch-

ten. Was opkalefateren niet meer mogelijk,

dan kreeg de werfbaas opdracht een nieuw

schip te bouwen. Schipper en bouwer

deden dat in nauw overleg.

‘Scheepsbouw is deels hetzelfde ambacht

gebleven,’ vertelt Ruud Schouten,

Dordtenaar en pas gepensioneerd directeur

van de Nederlandse Vereniging van

Scheepsbouw Industrie (NVSI). ‘Je moet

een schip zien als een ontwikkeling, opge-

bouwd uit jarenlange praktische ervaring.

Een werf kon alleen bouwen als de schipper

in de buurt was. Dichtbij waren ook de

toeleveranciers, zoals touwslagers en zeil-

makers. Allerlei wereldjes kwamen bij

elkaar. Zo ontstonden geleidelijk diverse

scheepstypen. Scheepsbouw is in de basis

een ervaringsindustrie gebleven.’ Oud-

directeur Schouten praat passievol in

zijn werkkamer met uitzicht op het

Maartensgat, tjokvol met plezierschepen.

‘Bootjes, bootjes, bootjes,’ zucht hij

lachend. ‘Ik krijg er nooit genoeg van.’

Waar de oudste werven in Dordrecht waren,

is onbekend. De Houttuinen en de Oude

Haven (Wijnhaven) zijn vermoedelijk plek-

ken met vroege bedrijvigheid. Maar de

bebouwing drong er snel op en voor een

werf was er nauwelijks plaats. Meer ruimte

voor hellingen, loodsen en stenen pekovens

was er tussen de Gravenstraat en het

Papenstraatje. Ook bij de Spuigracht, lang

de rand van de stad, ontstonden werfjes.

De naam Hellingen herinnert nog aan de

tijd dat daar tientallen scheepsbedrijfjes

hebben gezeten. Grotere (zee)schepen

liepen in de 19e eeuw nog van stapel van

werven die gemakkelijker toegang hadden

tot de rivier en de zee: aan de Kalkhaven,

het Wilgenbosch en de Riedijkshaven.

Daar maakten bouwers als Schouten en

Gips naam en faam.

Schepen bouwen op de golven van de economie

Frits Baarda

Reparatiedokje L.Straatman in de Wolwevershaven is een

industrieel monument, waarop sinds 1928 kleinere

schepen voor reparatie in de takels worden gehesen.

Foto Frits Baarda

Omringd door rivieren isDordrecht het natuurlijkecentrum voor scheepvaart en daarmee ook voorscheepsbouw. De bouw -orders komen sinds eeuwenop de golven van de conjunc-tuur, gloriejaren en malaisewisselen elkaar af. De laatstegrote werf, De Biesbosch,sloot in 2000. Maar de stiltedie daarna intrad, is schijn.‘Scheepsbouw in Dordrechtis een gezonde, maar tegen-woordig onzichtbarebedrijfstak.’

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:16 Pagina 26

Page 15: DIEP Magazine #10

‘Het economische belang voor Dordrecht

van al die werven en werfjes was heel

groot,’ zegt Ruud Schouten, docerend

bij een robuust model van een Groningse

coaster. ‘Honderden mensen hielden er

direct of indirect werk aan over. Vergeet

niet dat transport over water heel lang de

belangrijkste manier van vervoer was.

Snelwegen en spoorwegen zijn pas veel

later aangelegd. Tot eind 19e eeuw kwam

het meeste over water: mensen, hout, wijn,

gevogelte, vis, echt alles. Vanuit Frankrijk,

Duitsland, maar ook de Alblasserwaard.

En dan had je ook nog de zeevaart, met

bestemmingen tot in het verre oosten.’

Dordrecht lag op het kruispunt van vaar-

wegen, elke schipper legde hier aan, onder

druk van het stapelrecht of uit eigener

beweging. Er waren honderden schepen

nodig, in alle soorten en maten. Overal in

de stad rook het naar teer en klonken de

doffe klappen van hamers op de houten

scheepshuiden. De scheepstimmerlieden,

verenigd in hun eigen gilde, leverden op

bestelling alle typen schepen. Toch speciali-

seerden ze zich in schepen voor de binnen-

vaart, zoals kolenschuiten. Hout was ruim

voorhanden en dat gold ook voor teer, pek,

canvas en spiegelwas, waarmee de scheeps-

romp werd ingesmeerd. De kennis en

kunde van de scheepsbouwers waren in

heel Nederland bekend. Amsterdammers

lieten hun schepen in de Dordtse Gouden

Eeuw (1350-1400) hier hun schepen bouwen.

Ook tijdens de handelsoorlog tegen Duitse

Rijnsteden (1442-1445) deden Dordtse

bouwers goede zaken. Ongeveer twaalf

nieuwe bewapende schepen, de bairdsen,

vonden hun weg naar de rivier.

De scheepvaart kende heftige golfbewegin-

gen, maar is nooit helemaal weggeweest.

‘De intervallen duurden betrekkelijk kort,’

zegt Schouten. ‘Het was zaak voldoende

orders binnen te halen, omdat werven en

talloze toeleveranciers, zoals smeden en

touwslagers, anders kopje onder zouden

gaan.’ De Dordtse scheepsbouwers lever-

den tot 1665 nog vele kustvaarders en

binnenschepen af. De stad telde in die jaren

zestien werven en vijf reparatiehellingen.

Houthandel en zagerijen lagen vlakbij.

Uitputting van de Duitse bossen, waardoor

de houtprijzen enorm stegen, was een van

de oorzaken van de terugval.

Na 1770 brak weer een glorietijd voor de

Dordtse scheepsbouw aan, met dank aan

de Nederlandse Republiek. Scheepsbouwer

Jacob Spaan kreeg opdracht voor de bouw

van twee oorlogsschepen die later werden

ingezet in de strijd tegen de Engelsen.

Zijn concurrent aan de Kalkhaven, Jan

Schouten, mocht zelfs zeven schepen

bouwen. Verderop in de stad toonde

Pieter Gips aan de Lijnbaan, later aan de

Riedijkshaven, zijn ondernemerschap.

Het was de Franse bezetter die tussen

1795 en 1813 de scheepsbouw in Dordrecht

echter in malaise terugwierp.

Nog één keer richtte de bedrijfstak zich

voor iedereen zichtbaar op. De opbloei was

te danken aan de Nederlandse Handel

Maatschappij (NHM), die vanaf 1824 het

monopolie kreeg op de handel in

Nederlands-Indië. De NHM garandeerde

ladingen en dat stimuleerde reders om

grote schepen te laten bouwen. Het bleek

een stimulans voor de Dordtse werven,

waar veel kennis en ervaring was achter-

gebleven. De Dordtenaar Pieter

Uitenboogaard (1801 - 1899) beschreef de

hoogtijdagen zo: ‘De lust voor aanbouw

van zware schepen was zo groot, dat onze

plaatselijke scheepsbouwwerven niet

genoegzaam waren om aan al de bestellin-

gen te voldoen. Men heeft eens kunnen

zien dat er tien fregatten gelijktijdig op

stapel stonden tot groot voordeel, niet alleen

voor de bouwmeesters, maar ook voor aller-

lei bedrijven welke met de aanbouw en uit-

rusting der bodems in verband stonden.’

In 1862 raakte de leiding van scheepswerf

Gips helemaal in een uitbundige stemming,

toen via de NHM een bestelling binnen-

kwam voor een schroefstoom-oorlogsschip

dat op Japanse rekening moest worden

gebouwd. De Kaiyro Maru was drie jaar

later het grootste schip (350 pk, 26 kanon-

nen) dat een particuliere werf in Nederland

zou verlaten.

De feestelijke tewaterlating bleek achteraf

het begin van het einde voor de traditionele

werkende Dordtse scheepsbouw. Terwijl

elders al ijzeren schepen werden gebouwd,

was de Kaiyro Maru uit hout opgebouwd.

Stoomschepen verdrongen zeilschepen.

Toen Gips en Schouten alsnog voor ijzer

kozen, was het feitelijk al te laat.

# 10 / 2008 DiEP 27

De Riedijkshaven herbergde honderd jaar geleden tientallen

sleepboten en bood daarvóór ruimte aan een grote scheepshelling

van firma Gips. Nu is het de ligplaats voor enkele sleepboten

van rederij Muller. Foto Frits Baarda

Restanten van een scheepshelling die behoorde bij de in 2000 failliet verklaarde scheepswerf De Biesbosch. Op deze plek moet de beoogde

nieuwe wijk Stadswerven het maritieme karakter levend houden. Foto Frits Baarda

‘Bedrijfstak in Dordrecht springlevend maar onzichtbaar’

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:16 Pagina 27

Page 16: DIEP Magazine #10

28 DiEP # 10 / 2008

Het tij was helemaal niet meer te keren, toen

Rotterdam in 1872 de Nieuwe Waterweg in

gebruik nam en Dordrecht de pas afsneed

naar de zee. ‘De oude bron van welvaart

werd verstopt’, staat in het verslag van de

Kamer van Koophandel, ‘en de nieuwe

bron, de industrie, vloeide nog niet.’

Met de bouw van grote zeeschepen was het

gedaan. Wat bleef waren de binnenvaart,

vooral de Rijnvaart, en de sleepvaart, die

grotendeels van elkaar afhankelijk waren.

Omstreeks 1900 hadden ongeveer honderd

sleepboten in Dordrecht hun ligplaats.

Kleine ondernemer-kapiteins beschikten

vaak over meerdere scheepjes. Werfjes had-

den er hun handen aan vol. Rond de eeuw-

wisseling ontstonden scheepsbouw- en

machinefabrieken met namen die heel

lang mee zouden gaan: Hoebee, Koopman,

Straatman en De Biesbosch. Laatste werf

leverde op de Staart tot de Tweede

Wereldoorlog 150 kleine en grote schepen

af. Velen van de driehonderd werknemers

woonden op loopafstand in het

Noorderkwartier. Begin jaren ‘70 van de

vorige eeuw zocht directeur G. Veldhuijzen

naar nieuwe wegen om een eventuele

recessie vóór te zijn. Zoon Maarten vertelde

later wat het opleverde: ‘Vader was heel

innoverend bezig. Hij ging naar de VS om

daar een studie te maken van de opkomen-

de duwvaart. Als eerste werf in Europa

begon De Biesbosch met het in serie

bouwen van duwbakken, door zeer geavan-

ceerde technieken.’ De vernieuwingsdrift

kon de ondergang niet keren. De concur-

rentie uit Aziatische lage-lonen-landen,

zoals Japan en Korea, werd te groot.

Werknemers in Nederland waren te duur.

Net als vele andere grote werven in de regio

moest De Biesbosch de poorten sluiten.

Alleen de dwarse scheepshelling

en enkele kantoorgebouwen herinneren

nog aan het rijke verleden.

Het einde van De Biesbosch, Dordrechts

laatste grote werf, markeert niet het finale

einde van de Dordtse scheepsbouw, beweert

deskundige Ruud Schouten. Hij spreekt

zelfs van een ‘gezonde, maar onzichtbare

bedrijfstak met overvolle orderportefeuilles

voor de komende jaren’. Schouten schat dat

nog 15.000 Dordtenaren en regiobewoners

hun baan te danken hebben aan de scheep-

vaart en scheepsbouw. ‘Dan moet je ook

denken aan mensen in wasserijen, drukke-

rijen, hotels en bunkerstations.’

Dolderman, ADT, Hoebee en Kooijman

zijn volgens hem welvarende bedrijven.

‘Wij zijn groot geworden in het bijzondere,’

legt hij uit. ‘Wij zijn specialisten.

Nederland bouwt de meeste binnenschepen

in heel Europa en Dordrecht is het cen-

trum. Ook in het bouwen van grote jachten

zijn we goed. Uit Sliedrecht komen de

beste baggeraars ter wereld. Een firma als

Dolderman haalt kale scheepscasco’s naar

de Kalkhaven en bouwt ze compleet in.

Hydraulica, elektronica, werktuigbouw,

klimaatbeheersing, milieu, verven en

stoffering, het zijn allemaal specialismen

die hier samenkomen. Alles grijpt in elkaar.

Grote schepen worden in Dordrecht niet

meer gebouwd, maar ik durf te beweren

dat scheepsbouw hier springlevend is en

nog lang zal blijven.’

Onderhoud aan schepen in de Kalkhaven aan het begin van de

negentiende eeuw, tekening in kleur van M. Schouman, ca. 1815

De werf van Gips bouwde in 1869 voor de Japanners onder meer de Nits-In, een groot stoomfregat. Op 12 april 1869 werd het schip aan

het Wilgenbos te water gelaten.

In 1903 was er veel bedrijvigheid aan de Riedijk.

Links is de blok- en mastenmakerij M. Gips te zien,

daarnaast de scheepswerf van C. Gips & Zn.

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:16 Pagina 28

Page 17: DIEP Magazine #10

# 10 / 2008 DiEP 29

Dordrecht is door de eeuwen heen een geliefd onderwerp geweest

in de schilderkunst. Kunstenaars kwamen van heinde en verre naar

de stad om het schilderachtige landschap, stadsgezicht en rivier-

gezicht te kunnen vastleggen. In de 19e eeuw deden schilders

zoals Witsen, Jongkind en Boudin het eiland aan. De nieuwe

impressionistische manier van schilderen die zij in de stad intro-

duceerden, beïnvloedde de traditionele werkwijze van de gevestigde

Dordtse kunstenaars zoals Koldewey, Mühlhaus en Noltee. Vanaf

21 december is een selectie werken van deze kunstenaars te zien

in de tentoonstelling Dordtse impressionisten in het tijdelijke

Dordrechts Museum aan de Nieuwe Haven. De schilderijen geven

een goed beeld van de nieuwe impressionistische stijl die de

Dordtse schilders zich eigen maakten. www.dordrechtsmuseum.nl

en www.simonvangijn.nl

Details uit de werkplaats

H. Gunneweg, Peeschuiten bij Werkendam

Dordrechts Museum

Dordtse impressionisten

VARIA REGIO

Aelbert Cuyp. De Maas bij Dordrecht, ca. 1650-1653.

National Gallery of Art, Washington, Andrew W. Mellon Collection

SIMON VAN GIJN - museum aan huis is tot en met 5 april 2009 ingericht

als een huis in rouw. In de kamers van het museum worden rouwkleding,

accessoires en kunstwerken met het thema rouw tentoongesteld. Het zijn

vooral 19e- eeuwse objecten afkomstig uit het depot van het museum of uit

andere collecties. Maar er is ook werk te zien van hedendaagse kunstenaars

die op hun wijze en voor deze gelegenheid een eigentijdse vertaling maakten

van de oude tradities bij het rouwen en gedenken. Daarnaast krijgen gebruiken

en rituelen rond rouwen en gedenken in niet-westerse culturen in de tentoon-

stelling en tijdens lezingen ruime aandacht. www.simonvangijn.nl en

www.dordrechtsmuseum.nl

Vergeet mij niet . . . - over rouwen en gedenken

Wie maar niet genoeg kan krijgen van (Dordtse) stadsgezichten, kan deze

winter terecht in het Mauritshuis in Den Haag. Daar loopt tot en met 11 januari

de tentoonstelling Bewonderde stad, Hollandse stadsgezichten in de Gouden

Eeuw. Gezichten op Hoorn, Haarlem, Amsterdam, Den Haag, Delft, Dordrecht,

Middelburg, Utrecht, Rhenen en Nijmegen, zijn bijeengebracht. Onder ande-

ren Johannes Vermeer, Jacob van Ruisdael, Jan van der Heyden en Meindert

Hobbema, schilderden een schitterend beeld van de Hollandse welvaart in de

17e eeuw. Dordrecht wordt vertegenwoordigd door een werk van Abraham

van Calraet (‘Gezicht op Dordrecht met de Appelmarkt en de oude haven’) en

twee schilderijen van Aelbert Cuyp: ‘Gezicht op Dordrecht’ en ‘De Maas bij

Dordrecht’. Cuyp schilderde met dit laatste werk rond 1650 de volle rijkdom

van een stad aan het water, gezien vanaf de Papendrechtse kant en bijna

onzichtbaar door de vele zeilschepen die op de Maas varen. Met een multi-

mediapresentatie trekt Het Mauritshuis de link naar het heden door.

De oude schilderijen worden getoond samen met foto’s van de huidige

situatie in de geschilderde steden.

Het Mauritshuis in Den Haag, tot en met 11 januari 2009.

Info: www.bewonderdestad.nl

Gezicht op Hollandse steden

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:16 Pagina 29

Page 18: DIEP Magazine #10

30 DiEP # 10 / 2008

Ondenkbaar was het voor deze rasechte

Rotterdammers dat zij ooit in Dordrecht

zouden gaan wonen. Totdat goede vrienden

een prachtig huis kochten in Dordrecht:

aan de Wolwevershaven. Een droomlocatie.

Dirk benaderde direct een plaatselijke

makelaar om aan te geven dat áls er aan de

Wolwevershaven ooit een huis te koop zou

komen, hij daarover heel graag geïnformeerd

wilde worden. En in 1997 was het zover, de

toenmalige eigenaar, de familie Van Lynden,

wilde terug naar Zeeland en het huis kwam

te koop.

Het bleek een uiterst geschikt huis voor de

Carry en Dirk. Groot genoeg voor kantoor

aan huis en om het kunst- en meubelbezit te

herbergen. Door zijn ‘menselijke maat’ ook

nog eens praktisch in het dagelijks gebruik.

‘Het is weliswaar veel werk om het pand te

restaureren en te onderhouden, maar het

biedt zoveel woonplezier. Ook de tuin met

zijn bloemen, fruitbomen, braam- en fram-

bozenstruiken is een ware oase. En op mooie

zomerdagen kan er via een trapje vanuit de

tuin in de rivier worden gezwommen.’

Carry en Dirk Berghout

kochten elf jaar geleden

hun monumentale

bezit aan de Dordtse

Wolwevershaven en sinds-

dien zijn ze er alleen maar

meer gehecht aan geraakt.De voordeur

Hoofdbaluster en trapleuning De keuken

De woonkamer Bibliotheek

ACHTER DE GEVEL VAN WOLWEVERSHAVEN 34

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:16 Pagina 30

Page 19: DIEP Magazine #10

# 10 / 2008 DiEP 31

Rotterdamse vrienden die op bezoek

komen, zijn vaak enorm verrast, zowel over

het huis als over Dordrecht. ‘Uniek is dat

het zowel aan de voorzijde als aan de ach-

terzijde van ons huis echt mooi is, dat tref

je verder nergens in Nederland,’ aldus een

trotse Dirk.

Het monumentale woonhuis is in 1896

gebouwd in neo Hollandse renaissancestijl

naar ontwerp van J.C. Schotel. Aan de

Oude Maas heeft de woning een tuin met

een bijzonder tuinhuis dat net uitsteekt

boven de rivier. Ook is er een kunstzinnig

bouwwerk, een zogenoemde folly, die

waarschijnlijk wat ouder is dan het huis.

De achterzijde maakt deel uit van het vaak

geschilderde stadsgezicht van Dordrecht,

dat vooral vanaf de rivier een schitterende

aanblik geeft. In het nog gave interieur

bevinden zich naast het fraaie trappenhuis,

nog diverse geheel intact zijnde stijlkamers.

Het prachtig betegelde toilet

4 Conny van Nes

Schoorsteenmantel eetkamer Vanuit de tuin gezien

Uitzicht over de Oude Maas en tuinhuis Wrong trapleuning Palmet schoorsteenmantel voorkamer

Houtsnijwerk schoorsteenmantel eetkamer

De folly

Origineel sluitwerk

GDO005-12_DiEP10_DEF:- 03-12-2008 14:17 Pagina 31