"de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

80
Driemaandelijks : Januari - Februari - Maart 2012 www.molenmuseum.be - [email protected] Afgiftekantoor 2890 Sint-Amands - P509309 Voorjaar 2012 Verantwoordelijke uitgever : Karel van den Bossche, Larendries 51, 2890 Sint-Amands Vrijwillige-Molenaars : ERFGOEDHELDEN Uitnodiging voor uitreiking Molenforum Vlaanderen Kenteken 2012 Vrijdag 27 april te 19u30 • Samenkomst in Dorpshuis, vanaf 19u00 Emile Verhaerenstraat 71, 2890 Sint-Amands • Gevolgd door bezoek aan tentoonstelling Molenmuseum. • en receptie in Dorpshuis. Tentoonstelling van 22 april tot 27 mei

Transcript of "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

Page 1: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

Driemaandelijks : Januari - Februari - Maart 2012 www.molenmuseum.be - [email protected] 2890 Sint-Amands - P509309

Voorjaar 2012

Vera

ntw

oord

elijk

e ui

tgev

er :

Kare

l van

den

Bos

sche

, Lar

endr

ies

51, 2

890

Sint

-Am

ands

Vrijwillige-Molenaars : ERFGOEDHELDEN

Uitnodiging voor uitreiking

Molenforum VlaanderenKenteken 2012

Vrijdag 27 april te 19u30 • Samenkomst in Dorpshuis, vanaf 19u00 Emile Verhaerenstraat 71, 2890 Sint-Amands • Gevolgd door bezoek aan tentoonstelling Molenmuseum. • en receptie in Dorpshuis.

Tentoonstellingvan 22 april tot 27 mei

Page 2: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

2

Erfgoeddag is gewijd aan roerend en immaterieel erfgoed.In de hedendaagse (rechts)opvatting is de molen onroerend erfgoed.Waarom dan aandacht voor de molen op erfgoeddag? Omdat “hoe de molen bedienen” immaterieel erfgoed is.Historische water- en windmolens hebben (meestal) geen economische functie meer. Het zijn (onroerende) monumenten geworden. Maar juist omdat ze monumenten zijn dienen ze bewaard, behouden, beschermd.De meest doelmatige wijze om ze te bewaren, behouden, beschermen, is ze doen laten werken. Maar, als ze geen economisch nut (meer) hebben, zijn er dan nog ambachtslieden om ze te laten/doen werken?Is de kennis om dat te verwezelijken, nog aanwezig? Is ze niet verloren?Dan zijn er de molencursussen die, gebruik makend van de overlevende kennis van verdwenen molenaars en de meegedeelde kennis van de weinigen die nog overbleven/overblij-ven, de werkwijze overbrengen aan vrijwillige molenaars.Immers: kennis is immaterieel, d.i. onstoffelijk, geestelijk (1). Die kennis meedelen leidt ertoe te weten wat of hoe iets is (2); er bekend mee worden (3); ermee bekend raken (4); de bekendheid met (5); op de hoogte van hetgeen men weten moet (6); het vermogen om te kennen (7); het vermogen om te begrijpen, inzicht (8); door onderzoek, studie of oefenin verkregen bekendheid (9); het geheel van wat iemand weet op een bepaald gebied, geordende betekenisvol gestructureerde informaties (10); bekendheid is het kennis dragen van, het verstand hebben van (11). Die kennis van, bekendheid met is immaterieel, onstoffelijk, geestelijk (12), deze meedelen is op zichzelf immaterieel erfgoed.Wanneer dit immaterieel erfgoed rechtstreeks verbonden is met het fenomeen molen, dan is het de aandacht vestigen op cursussen voor vrijwillige molenaars volkomen op zijn plaats operfgoeddag. Wanneer deze vrijwillige molenaars molens doen en laten werken, bewaren, behouden, beschermen ze monumenten en omdat ze dat bovendien vrijwillig doen, zijn ze erfgoedhelden.Want wie is een held? Zij/hij die grote kennis of vaardigheid bezit (14) met door molencursussen opgedane kennis en vaardigheid erfgoed, d.i. culturele nalatenschap (15), bevrouwen of bemannen ten bate van de gemeenschap, komt de betiteling erfgoedheld-in, volkomen terecht en gerechtvaardigd toe.Wat deze vrijwillige molenaars weten, kennen, kunnen, doen nadat ze gedurende 10 zaterdagen en zondagen en een praktijkstage, zich vertrouwd maakten met het historisch monument molen, daarvan wil de tentoonstelling een inkijk geven.Vrijwillige molenaars-erfgoedhelden wensen u veel inzicht in hun wereld.

(1) Van Dale, Veertiende uitgave, blz. 1481(2) idem, blz 1667(3) ibidem, blz 1667(4) ibidem, blz 1667(5) ibidem, blz 1667(6) ibidem, blz 16677) ibidem, blz 16678) ibidem, blz 16679) ibidem, blz 1667(10) ibidem, blz 1667(11) ibidem, blz 348(12) ibidem, blz. 1481(13) ibidem, blz 2419(14) ibidem, blz 1353(15) ibidem, blz 957

erfgoeddag en molencursussenvoor vrijwillige molenaars.

Page 3: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

3

Molendag in

Zondag 20 mei 2012van 10 tot 18 uur

Een initiatief van Molenforum Vlaanderen vzw

v.u. Karel van den Bossche, Kerkstraat 3, 2890 Sint Amands, vrij van zegel, art. 198 , 7de wetboek der taksen

Europese

Vlaanderen

info: w.w.w. molenforumvlaanderen.be

Page 4: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

waT

•WETEN

•KENNEN

•KUNNEN

•DOEN

molenaars?

4

waT

doen

vrijwilligers om molenaar

Te worden?

Page 5: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

•WERKING -STAANDERDMOLEN

-BOVENKRUIER

-WATERMOLEN

•PRAKTIJKGERICHTEWEERKUNDE

•KLEINONDERHOUDVANMOLEN.

5

molenaarscursus volgen

•THEORIEENPRAKTIJK(STAGE)

•GEDURENDE10WEKENOPZATERDAGEN

ZONDAG

•VRIJWILLIG

Page 6: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

6

HELD

Zij/hijdiegrotekennisofvaardigheidbezit.(16)

erfgoed

Culturelenalatenschap.(17)

WIEISERFGOEDHELD?

de vrijwilliger die :

•Doorhetvolgenvanmolenaarscursussen.

•Hetmonumenthistorischemolen.

•Kanlatenwerken.

•Enzodoende -bewaart

-behoudt

-beschermt

•Tenbatevandegemeenschap.

(16) Van Dale, blz. 1353(17) idem, blz 957

Page 7: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

7

Lerenwerkenmeteenstaanderdmolen.

Wat leren?

- Kruien

- Bezeilen

- Vangen

- Malen

- Molenstenen

Page 8: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

8

Om het molenkot met de wieken (een gewicht van meer dan 30 ton) in de wind te zetten(kruien), is een lange hefboom noodzakelijk, de staart.Aan de benedenkant ervan bevindt zich het kruiwerk. Tussen de staart en de trap hangt de woelrol van de windas. Hierop is een kruiketting opgerold, die met een ring rond een van de kruipalen wordt gelegd.

1. Kruien

Kruihaspel op de Pietendriesmolen te Knesselare (1563?). De handspaken zijn omheen de kruiklos gelegd en gaan er niet dwars doorheen: een eerder Oostvlaams gebruik. Met behulp van een ketting en twaalf kruipalen omheen de molen, wordt deze in de goede windrichting gezet.

Page 9: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

9

Om de kracht van de wind beter op te vangen, leggen we op het achterhek van de einden molenzeilen voor.

Aan de bovenzijde is het zeildoek tot een halfronde bek (106) uitgesneden : aan de achterzoom hangt het zeil hoger dan aan de roedzijde. Dat vergemakkelijkt het oprollen van de zeilen.

Rondom het zeil worden touwen of kettingen, de lijken(107), aangenaaid. Aan de beide bovenste zeilhoeken worden de hangselkoordenofbovenhoektouwen (108) bevestigd.Daarmee worden de zeilen opgehangen. Het linkerhangselkoord wordt aan de bovenste schede tegen de achterzoom geknoopt. Een onvolledig opgerold zeil, waarvan dus nog een hoek in de wind blijft wapperen, ondergaat namelijk slijtage.Aan de onderkant van de zeilen hangen de onderhoektouwen (109) die aan de scheden kunnen worden vastgemaakt.

Langs de roedezijde worden lichtere koorden gesplitst of lichte kettinkjes vastgehecht die op gelijke afstand ogen vormen, Ietsen (110) genoemd. Zij worden overen ijzeren hakengegooid, de puitenofkikkers (111), die op de roede zijn aangebracht. Aan de andere kant hangen drie of vier kordelen of zwichtlijnen (112). Deze zwichtlijnen worden over de achterzoom gelegd en met molenaarsknopen aan een kruising tussen schede en zoom vastgelegd. Die knopen moeten bij dreigend onweer snel kunnen worden losgemaakt!

Vroeger werden de zeilen vervaardigd van lijnwaad of katoen. Dat materiaal werd dan weersbestendig gemaakt met een mengsel van regenwater, rode bolus (een roodachtige soort klei) lijnolie en paardenvet. Tegenwoordig wordt kunststof gebruikt, die niet moet worden behandeld en veel beter bestand is tegen allerlei weersinvloeden.

2. Bezeilen

Page 10: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

10

GEVLUCHT - MOLENROEDE - MOLENZEIL - HEKOPSTAND

vooraanzicht achteraanzicht

Page 11: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

11

Een molen remmen, is vangen. Dat gebeurt met de vang(113).

3. Vangen

De vang gaat dus helemaal rond het vangwiel en is aan het andere eind ervan verbonden met de vangvlegelof-balk(116), die op en neer kan bewegen en zo de vang respectieve-lijk opent en sluit.

wipvang

Page 12: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

12

Het optrekken van de vangvlegel gebeurt door middel van het vangtouw(120). De vang rond het wiel ontspant en de vangvlegel komt (via een bout of duim (121) te hangen in een vangsabel(122) . Wanneer de molen moet worden gevangen, geeft de molenaar een korte ruk aan het vangtouw. De sabel zwaait weg en de vang kan zakken. De vang sluit zich dan rond het vangwiel en de wieken komen geleidelijk tot stilstand. Hierbij is handigheid ver-eist en uiterste voorzichtigheid geboden! Een zwaaiend gevlucht ontwikkelt een zo grote middelpuntvliedende kracht dat al te bruusk vangen een breuk in de assekop tot gevolg kan hebben. Te traag vangen, kan dan weer brand in het beleg of de vangplank veroorzaken.

Om het zware gewicht van de vangbalk te kunnen optillen, heeft men ook een hefboom nodig. Dat kan een wipofzwikke (118) zijn die over een vast punt draait of een draaibare houten trommel (119).

trommelvang

Page 13: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

13

De vangreep loopt door alle zolders tot op de begane grond en kan worden bediend vanaf de meelzolder of vanaf de begane grond.

Een vang is enkel doeltreffend wanneer het vangwiel in de gebruikelijke richting draait. Als de wind (hard) achteraan het gevlucht blaast en het gevlucht “aarzelings” (omgekeerd) zou draaien, dan wordt de vang opgetrokken. Dat kan nefast zijn voor de molen! Om dat te voorkomen, wordt aan de kant van het steenrecht op de daklijst een keer-ofcontervang (123) aangebracht die (op een stilstaande molen) in een of twee kam-men van het vangwiel grijpt.

Keervangofcontervang

Als een te hard draaiende molen door de vang gaat (dus niet meer met de vang te stoppen is), moet de molen krimpend (= tegen de draairichting van de zon in) uit de wind gekruid worden, als dat nog lukt. Met een paar mensen op de vangvlegel gaan zitten of meer graan tussen de molenstenen brengen, zijn ook mogelijkheden om de wieken af te remmen.

Dat zijn natuurlijk noodoplossingen. Laat het maar niet zover komen!

Page 14: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

14

Luien is het optrekken van zakken graan in de molen. Ook daarvoor is er een uitrusting die met windkracht wordt aangedreven.

In de kap van de staakmolen loopt een horizontale as vanaf het vangwiel (in Vlaanderen) of vanaf het voorwiel (in Brabant en de Kempen) naar de kapgevel van de molen (deurweeg): de luias(124).

4. Luien

Page 15: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

15

De zakken worden vastgemaakt aan het luitouw (124a) dat rondom de luias wordt opgerold of afgerold. Er zijn twee lui-inrichtingen: de buitenlui dient om de zakken graan op te trekken van beneden tot op de meelzolder of om zakken meel naar beneden te laten. De binnenlui leidt zakken graan van de meelzolder doorheen het valluik (128) tot op de steenzolder bij de maalstoelen.

De luias wordt via een poppen-ofvarkenswieltje (124b) (klein sterrewieltje) aangedreven door het vangwiel of het voorwiel. De lui wordt “in het werk getrokken” door middel van een hefboom die door een stuurtouw (126) van bij het deurgat wordt bediend. Deze hefboom trekt een pasbrug op waarop de luias draait. Bij het luien moet evenwel een stilstaand wiel in een draaiend wiel worden getrokken. Dit kan tot breuk van de kammen leiden. Om deze reden wordt de luias eerst met de hand wat aan het draaien gebracht. Daartoe zit tegen de deurgevel op de luias een zogenaamd klauw-ofgaffelwiel(127) met een diameter van ongeveer1 meter. In de gaffels van dat wiel loopt tot vlakbij de molendeur een reep zonder einde, de klauwreep (127a). Bij het luien geeft de molenaar een ruk aan de klauwreep. De luias begint te draaien en pas dan trekt hij het varkenswieltje in het wiel op de molenas. Het touw of de ketting aan de buitenkant windt zich op en de zak komt naar boven. Als men het stuurtouw loslaat, komt de pasbrug weer naar beneden en stop de luibeweging.

Als een zak van de maalzolder doorheen het valluik (128) naar de steenzolder moet worden gebracht, zet de molenaar, zodra de zal op de juiste hoogte hangt, de klauwreep in een klink nabij de deur vast zodat de zak boven blijft hangen en niet op de vloer terechtkomt.Dan gaat de molenaar de trap op en trekt hij vanaf de hangende zak met een touwtje de klink los. Dan zakt de zak door zijn eigen gewicht en kan hij door de molenaar op de bijbank

Een maalstoel bestaat uit de steenkuipofsteenkist (129) met daarin de 2 molenstenen: de onderste, de vaste ligger(130), en de bovenste, de draaiende loper(131). Met name molenstenen voor tarwegemaal zijn voorzien van groeven, het scherpsel, dat ervoor zorgt dat het graan wordt gemalen tot meel, niet te warm wordt en naar de buitenkant van de molensteen wordt getransporteerd. Er zijn verschillende soorten scherpsel voor verschillende doeleinden.

5. Malen

Page 16: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

16

Het graan dat uit de graanbak loopt, valt in de schoeofschuddebak(139), die achteraan op een vaste pin hangt. Aan de schuddebak hangt een klopper. Deze klopper of speleman hangt met een pees (141) over een gekarteld stokje dat over de tremen ligt, de greinstok(142). Door de pees een paar kepen dichter of verder van het klauwijzer te leggen, wordt de klepper meer of minder hard tegen de spelten gedrukt. Daardoor wordt de slag heviger of zachter, naar gelang van de vereisten. Droog graan glijdt immers beter dan nat graan. Als niet moet worden gemalen, kan men het slagbakje door middel van een tweede touwtje (dat beneden tot aan de meelgoot loopt) van het klauwijzer wegtrekken. Om het zelfregulatie nog volmaakter te maken, gebruikt men ook vaak een gekarteld wieltje dat met een pal in de gewenste stand kan worden gehouden. Hiermee kom men de helling van het schoentje naar believen verstellen. Vooral bij het malen van tarwe is het belangrijk de slag en de helling van het schoentje naar believen verstellen. Vooral bij het malen van tarwe is het belangrijk de slag en de helling van het schoentje fijn te kunnen regelen.

Page 17: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

17

De loper wordt aangedreven door het klauwijzer (145) dat met een sterrewielofrondsel (146) (karbonkel,lantaarnwiel,spillegeloopofschijfloop-) in de kammen van het voorwiel of vangwiel wordt gelegd.

De loper draait dus boven de ligger en die loper moet op en neer kunnen worden bewogen om de afstand tussen ligger en loper te wijzigen en op die manier de fijnheid van het meel te regelen. Dat noemt men bijkomen (de stenen dichter bij elkaar brengen) en uitlichten(de stenen uit elkaar brengen). Daarvoor wordt gebruikgemaakt van het lichtsysteemofde lichte. Als de loper sneller draait, heeft hij als gevolg van de middelpuntvliedende kracht de neiging hoger van de lig-ger te gaan draaien, en wordt het meel dus grover. In dit geval moet er “bijgekomen” wor-den. Daalt de snelheid, dan hebben we net het omgekeerde effect en moet er “uitgelicht” worden. Met de licht moet zo weinig mogelijk gewerkt worden, en dan nog met kleine bewegingen. De molen past na korte tijd immers veelal zichzelf aan.

Er wordt bijna altijd slechts met 1 steenkoppel gemalen. Om te malen met twee steenkoppels tegelijk heb je uiteraard veel wind nodig. Bovendien verlies je gehoors- en gedragscontrole en wordt de molen natuurlijk zwaar belast.

Page 18: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

18

Steengalg

Soms staat er in een (staak)molen een steengalg (160). Die dient om het steenkoppel open te leggen zodat de stenen kunnen worden gescherpt.Een steengalg bestaat uit een staande balk of galgboom (160a), een horizontale liggende balk of galgarm (160b) en een steekbalkof steunder (160c). Aan het uiteinde van de galgarm is er een gat waardoorheen de schroef met de twee beugels kan worden omhoog gedraaid. Aan de beugels (160d) wordt de molensteen opgehangen d.m.v. twee pinnen die in de zijkant van de steen gestoken worden.De steengalg scharniert horizontaal en zit, althans in een staakmolen, geklemd tussen de steenbalk of steenbeddebalk onderaan en de middenbalk of ijzerbalk bovenaan. Hij kan ook worden weggenomen indien nodig.Vroeger werd een steenreep gebruikt om de stenen open te leggen. Dat is een 7 cm dik touw dat doorheen het kropgat van de loper, omheen de molenas en om een wieltje in de ijzerbalk wordt geleid. Door draaien aan het gevlucht wordt de steenreep om de as gewonden en komt de steen omhoog.

Page 19: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

19

Doorsnede Windmolen “De Hoop” te Elen met aanduiding van de belangrijkste onderdelen van het gaande werk.

1. Gevlucht2. Gietijzeren molenas3. Vangwiel4. Kroonwiel5. Koning6. Bovensleeplui met klauwwiel7. Spoorwiel8. Lantaarn9. Staakijzer10. Steenkist11. Meelgoot12. Pasbrug

Lerenwerkenmeteenbovenkruier.

Page 20: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

20

Het gaande werk van de bovenkruier heeft, op specifieke details na, zeer veel gelijkenissen met het gaande werk van staakmolens.

De overbrenging van de draaiende beweging bij bovenkruiers vindt plaats in de kap. Het vangwiel, dat op de molensas gemonteerd is, geeft zijn draaiende beweging over op een staande as of koning door middel van een grote lantaarn of een kroonwiel. Lager, ter hoogte van de steenzolder, zit op de konig het spoorwiel. Dit spoorwiel drijft op zijn beurt de lantaarns van de steenkoppel aan.

De koning draait bovenaan in een ijzerbalk, onderaan heeft de koning een verstaalde pin die in een taatspot draait. Vanwege het grote gewicht van de koning, krijgt deze taatspot het meestal zwaar te verduren.

De steenopstelling is verder vergelijkbaar met die van een staakmolen. De klauwijzers draaien bovenaan in ijzerbalken, die in de vloerbalken van de luizolders zijn verwerkt.

Om de molen in de wind te zetten wordt bij een bovenkruier de kap zo gedraaid of gekruid dat hij in de juiste positie staat. De molenaar kan dit doen vanaf het niveau van de maalvloer of de maalzolder. Verschillende systemen werden ontwikkeld om de kap over de molenromp te laten draaien.

Op de gemetselde romp is een houten kruivloer aangebracht, met daaromheen een hou-ten kuip die met een kruivloer is verbonden. De onderzijde van de molenkap is eveneens van een dergelijke vloer voorzien, ook wel de overring of bovenring genoemd. De kuip heeft als doel om de bovenring genoemd. De kuip heeft als doel om de bovenring en dus ook de hele kap te centreren.Het eignelijke kruiwerk, waarmee de kap over de romp draait, kent verschillende uitvoeringen.

Het sleepkruiwerk, paternoster(krui)werk en Engels kruiwerk hebben veel overeenkomsten.Het zetelkruiwerk is fundamenteel anders.

Kruien

Sleepkruiwerk

Bij een sleepkruiwerk schuift de bovenring van de kap over houten blokken met een ronde bovenzijde, de neuten, die op de kruivloer zijn vastgezet. Deze uitvoering kruit vaak erg moeilijk, maar bij het malen ligt de kap vaster op de romp.

Page 21: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

21

Sluipkruiwerk

Paternosterwerk

Bij een paternosterwerk of houten rollenkruiwerk draait de kap op olmenhouten, enigzins conische, rollen die in een olmenhouten rollenring of wagen zijn gevat.

Paternosterwerk

Page 22: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

22

Engelskruiwerk

Het meest efficiënt rollenkruiwerk is het Engels kruiwerk. Dit bestaat uit gietijzeren rollen welke in een ijzeren wagen zijn vervat. Deze rollen zijn aan beide zijden voorzien van kragen. Op de onderring is een metalen rail gemonteerd en op de bovenring is een metalen rail gemonteerd. De rollen lopen tussen deze twee metalen rails.

Zetelkruiwerk

Het zetelkruiwerk is geen sleep- of rollenkruiwerk, maar wezenlijk anders. Het draaipunt van de zetelkap is enigzins te vergelijken met de maan-zetelcombinatie van de staakmolen. Het lijkt in elk geval erop geïnspireerd.

De twee horizontale balken in de molenkap (de daklijsten of voegbouten) en dus de gehele molenkap steunen in dit systeem op een raamwerk dat rond de staande as (koning) van de bovenkruier kan draaien. Dit raamwerk is vergelijkbaar met de berrie van de staakmolen.Dit raamwerk, dat uiteraard met de kap meedraait, steunt op een zetel.Deze zetel is een constructie die in de molenromp is vastgemaakt. Het draaipunt tussen deze vast zetel en het beweegbare raamwerk erboven wordt gevormd door twee ringen, waarin de staande as vanzelfsprekend vrij kan draaien. Om verglijden van de kap te voorkomen heeft de onderste ring, ter hoogte van zijn binnencirkel, een opstaande rand.De bovenste ring gaat daar precies overheen.

Page 23: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

23

Zetelkruiwerk

Page 24: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

24

Page 25: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

25

Een watermolen is een werktuig dat de natuurlijke energie van het bewegende water, kinetische energie genaamd, omzet in een draaiende beweging.Die draaiende beweging kan worden gebruikt voor de aandrijving van de meest uiteenlopende zaken.

De natuurlijke energie van het water is niet anders dan een samenwerking tussen zwaartekracht en massa. Hoe groter de zwaartekracht (verval) en hoe groter de massa (debiet) hoe groter het beschikbare vermogen.Het is juist het waterrad dat door zijn constructie dekinetischeenergie uit het water haalt en omzet in bruikbaar vermogen.De mate waarin het daarin slaagt, noemt men hetrendement. Het behaalde rendement is afhankelijk van velerlei factoren, zoals type rad, de watertoevoer, de weerstand bij het draaien door lagering, de overbrenging, enz. ...

In de eerste plaats werd de watermolen aangewend voor bewerkingen die bestonden uit draaiende beweging. Het malen van graan was in de ontstaanspreiode van de watermolen zeker één van de belangrijkste activiteiten. Later zal de uitvinding van de haakseoverbrenging en de omzetting van een draaiende naar een rechtlijnige beweging door middel van de krukas het toepassingsgebied van de energie voortkomende uit de water-molen, sterk verruimen. We denken daarbij aan houtzaagmolens, stampkot- of oliemolens, pompmolens, enz. ...

Deverschillendetypeswaterwielen.

Wat is een watermolen?

Het bouwen van een watermolen ging meestal gepaard met ingrijpende aanpassingen aan de beekvallei en belangrijke bouwkundige werken.

Bouw en inplanting van watermolens.

Lerenwerkenmetwatermolens.

Page 26: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

26

Opdewaterloopzelf.

De meest voor de hand liggende plaats voor een watermolen bevindt zich op de waterloop zelf tussen de bron van een waterloop en de monding ervan. Hij maakt hierbij gebruik van het verval (niveauverschil tussen de waterspiegel stroomopwaarts en stroomafwaarts van de molen) dat steeds in zekere mate aanwezig is tussen het brongebied en de monding van de waterloop. Uiteraard kan men dan slechts een beperkte valhoogte creëren binnen de bedding.

Opeenbypass/molenloop.

Met enorme inspanningen groef men in de Middeleeuwen overal in Europa molenlopen: men dwong het water hogerop in de vallei in een nevengeul om dan op een bepaald punt ineens weer naar de oorspronkelijke loop door te steken. Zo wist men hogere valhoogten, lees groetere vermogens te bereiken.

Onderhoud en werken aan molens op een bypass is een stuk gemakkelijker.

Meteenspaarvijver.

Als we op de kaart van onze gewesten alle historische watermolens uitzetten, merken we dat alle mogelijkheden aangesneden waren. Om op heel kleine waterlopen toch ‘iets’ te kunnen doen, groeven onze voorouders spaarvijvers.

Meteenstuwendrukleiding.

In gebieden met een meer uitgesproken reliëf stuwt men het water op om het dan via een drukleiding naar een watermolen te brengen. In Vlaanderen zijn dit uitzonderingen.

Dedubbelmolen.

Omdat waterwielen verschillende processen kunnen aandrijven, bouwde me, op één site vaak gecombineerde molens, meestal dubbelmolens met twee waterwielen en twee productieprocessen: bv. olie slaan en graan malen.

Degetijdenwatermolen.

De getijdenmolen maakt gebruik van het niveauverschil tussen vloed (hoogwater) en eb (laagwater) om een waterrad aan te drijven. Dit gebeurt dus 2 keer per etmaal.De werking is gebaseerd op het niveauverschil van het water dat we hebben tussen eb en vloed. Ik leg hierbij de werking uit zoals het gebruikelijk is te Rupelmonde.Deze getijdenwatermolen ligt op de Vliet, een zijrivier van de Schelde die iets voorbij deSpaanse molen in de Schelde uitmondt.

Page 27: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

27

Bij vloed (hoog water) zal het water vanuit de Schelde opgestuwd worden en kan enkele meters in hoogte stijgen. Het stijgende water loopt onder het molengebouw door en vult op die manier de Vliet, die fungeert als grote spaarvijver. Eens het water in de Vliet zijn hoogste peil bereikt, worden de sluizen aan de getijdenmolen gesloten en wordt het water in de Vliet op zijn hoogste niveau gehouden. Ondertussen wacht men af tot wanneer het onderwater (bij eb of laag water) een voldoende laag peil bereikt heeft. Daarna laat men het bovenwater via de maalsluis passeren langs het waterrad om dit aan te drijven. In Rupelmonde betreft het een Ponceletrad, met houten schoepen en zonder flenzen.Men kon dus slechts enkele uren malen tot wanneer de waterreserve opgebruikt was, of het onderwater bij de volgende vloed terug steeg en het rad afremde.Getijdenmolens kwamen in Europa veelvuldig voor op rivieren met een sterke getijden-werking (Schotland, Engeland, Wales, Portugal, Bretagne...). Ook op de zijrivieren van deSchelde waren ze talrijk (Temse, Hamme, Rupelmonde, Terneuzen, ...). Het is perfect mogelijk dat de oudere exemplaren werkten met een primitief horizontaal rad.In de zoektocht naar alternatieve en eindeloze energie wordt er geëxperimenteerd met getijdenmolens, waarbij zowel het binnenstromende water bij vloed, als het wegstromen-de water bij eb, gebruikt worden. Het gaat dan om een zogenaamde dubbele molen.Rond dit type “dubbele” molen werden heel wat theoretische modellen uitgewerkt door Diderot in zijn encyclopédie (1713-1784).Bij de hedendaagse “dubbelmolens” wordt gewerkt met de schroefturbines(Kaplanturbine).

De getijdenmolen van Rupelmonde.

Page 28: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

28

Hetonderslagrad.

Indien het beschikbare verval minimaal was, werd meestal gekozen voor een onderslagrad. Bij dit type is het voornamelijk de snelheid van het water dat door de stoten tegen de schoepen het rad in beweging brengt.

Waterraderen

Ook onderslagraderen werden initieel gemaakt uit hout. Hiervan bestaan in de Kempen nog verschillende exemplaren.Onderslagraderen draaien door hun grotere diameters meestal trager dan bovenslagraderen, waardoor meestal grotere overbrengingsverhoudingen nodig waren om een correcte omtreksnelheid te hebben voor de molenstenen.

Tekening van een primitief onderslagrad door Gerrit Pouw, naar Jan Bauwens (Oliemolen te Bokrijk)

Page 29: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

29

Hetmiddenslagrad.

Indien echter een iets groter verval beschikbaar is, wordt gekozen voor een middenslagrad. Bij dit type rad treedt het water ter hoogte van de as in het waterwiel en zal ook het gewicht van het water samen met de stootkracht, het vermogen bepalen. Het middenslagrad is eigenlijk een verbeterde versie van het ouderwetse onderslagrad.

Tekening van een(modern) middenslagrad van

het Zuppinger type.

Hetbovenslagrad.

Het water wordt via een maalgoot afgeleid tot boven het waterrad en stroomt op het hoogste punt in het rad. De schoepen in het rad vormen bakjes, welke het water opvangen. Het is voornamelijk het gewicht van het water in de schoepen, dat door de zwaartekracht het wiel aan het draaien brengt.

Dit type rad wordt toegepast van zodra er een verval van om en bij 2,5m beschikbaar is. De diameter van het rad is uiteraard kleiner dan het verval aangezien het rad zich bevindt tussen het niveau van het bovenwater en het onderwater. Hoe hoger het verval, hoe hoger het wiel en hoe groter de kracht of “hetmoment” (afstand maal kracht) van het rad. Hoge raderen hebben dan weer een relatief trage omwentelingssnelheid en vragen een grotere overbrenging naar de maalstenen.

Page 30: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

30

Overzichtvandeaandachtspunten.

- De opening van de maalschuif moet zodanig zijn, dat er zo weinig mogelijk water over de schoepen spuit en verloren gaat.

- Het water moet zo snel mogelijk tot rust komen in de cellen. De waterstraal mag zo weinig mogelijk openspatten. Dit kan vermeden worden door de maalgoot langs beide zijden ongeveer 10cm smaller te maken dan de breedte van het rad. Hierdoor kan de lucht in cellen (schoepenbakken) beter ontsnappen. Brede raderen (meer dan 3 meter breedte), worden om die reden, maar ook om constructieve redenen, in twee gelijke delen opgesplitst, alsook werd de maalgoot ontdubbeld.

- Geplooide schoepen die de waterstraal minder laten openspatten waardoor er een geleidelijke overdracht ontstaat van de druk van het water op het rad.

- Door het gebruik van het dunnere staal kunnen de “bakken” meer water bevatten.

- De cellen moeten het water zo lang mogelijk vasthouden.

- Metalen maalgoten werden hoger gebouwd, de maalsluis kwam net voor het hoogste punt van het rad te zitten waardoor het water als het ware uit de maalgoot spoot en zo ook de druk van het water mee een rol ging spelen. Hierdoor moet de maalgoot even hoog zijn als het hoogste waterpeil van het bovenwater.

- Het gebruik van bronzen glijlagers (of gesloten rol- of kogellagers) waardoor er minder wrijvingsweerstand is.

- De onderkant van het bovenslagrad mag in normale omstandigheden niet in het onderwater draaien.

Page 31: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

31

Vanaf het midden van de 19e eeuw kregen de waterwielen concurrentie van een nieuwtype: de waterturbine.Het rendement van turbines lag beduidend hoger dan dat van de eenvoudige houten waterwielen die ze vaak gingen vervangen.

Turbines

Fourneyron-turbine, 1832

Dewerking.

De krachtoverbrenging van het water op de turbine wordt veroorzaakt door een overdracht van kinetische energie uit de waterstroom op de rotor van de turbine. Het optreden van stootwerking in het rad wordt door de bijzondere vorm van de schoepen voorkomen. Door de gebogen vormen wordt het water gedwongen voortdurend van stroomrichting te veranderen, waardoor op de schoepen druk wordt uitgeoefend. In dit geval spreekt men van een druk- of actieturbine. Bij enkele turbinesoorten ontstaat door de zuigwerking van het snelstromende water in het turbinehuis, een vacuüm. Hierdoor wordt een zuigkracht op de rotor uitgeoefend, waardoor ook weer een overdracht aan energie plaatsvindt. Bij dit soort turbines, waartoe o.a. de Girard-turbine behoort, spreekt men van van overdruk-, reactie- of zuigturbine.

Page 32: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

32

Hetturbinehuis.

De turbine wordt ingebouwd in een betonnen constructie in de beekbedding, vlak boven de onderwaterspiegel. Deze constructie wordt meestal beschermd tegen de weersinvloeden (vooral tegen ijsvorming in de winter) door een overkapping. Het boevenwater bevindt zich in het bovenste gedeelte van dit turbinehuis en stroomt via de turbine naar het onderste gedeelte waarna het zijn weg verder zet in de beek.Landschappelijk gezien is het vervangen van een waterrad door een turbine eerder een verarming. Aangezien de turbine onzichtbaar onder water zit, is dit minder aantrekkelijk dan een werkend waterrad. Een turbine heeft door zijn hoog toerental tevens een aangepast binnenwerk nodig. Turbines worden hoofdzakelijk toegepast voor de aandrijving van maalinstallaties of volledige maalderijen en is door haar hoog toerental en hoog rendement prima geschikt voor electriciteitsproductie.Aangezien meedrijvend vuil schade kan veroorzaken aan de turbine is een fijnmazig krooshek een noodzaak.Het krooshek is best zo opgesteld, dat het tegen gehouden vuil vanzelf wegspoelt met overtollig water.

Doorsnede door een turbinewatermolen. Tekening P.W.E.A. Van Brussel

Page 33: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

33

Constructievandeafdammingensluiswerk.

Om een afdamming te maken werd er in de beekbedding een muur gebouwd om het niveauverschil van de beekbodem stroomopwaarts en stroomafwaarts op te vangen. Op deze muur werd horizontaal een houten balk verankerd waarin verticale houten stijlen werden ingewerkt, waartussen de lossluizen of overlaten konden schuiven.

Op deze stijlen werd meestal op het hoogste punt een horizontale balk of regel geplaatst om het raamwerk compleet te maken.De spuiplankenofoverlaten waren meestal van hout en konden individueel getrokken worden om zo het water van de bovenbeek op het gewenste niveau te brengen.Later maakte men de spuiplanken uit één geheel en werd het bovenwaterniveau geregeld door de opening onder de spuiplanken met een tandheugel op of neer te laten.De maalgoot bij een bovenslagmolen liep vanaf deze sluis tot bovenop het waterrad. De maalsluis laat het water door tot in de maalgoot waarna het verder doorloopt tot op het rad.De maalsluis moet kunnen bediend worden vanuit de meelzolder. Van zodra de molen begint te draaien kan de lopersteen in de juiste positie gebracht worden. Ook nodig om de waterhoeveelheid te regelen en zo ook de draaisnelheid.

Page 34: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

34

Stuwpeilenverval.

Als men het water opstuwt ontstaat er een niveauverschil tussen voor- en achterwater.Dat noemt men het verval.Aan elke molen hebben overheden de maximum stuwhoogte vastgelegd. In de jongste periodes meestal met een metalen peilnagel of pegel, vroeger ook natuurstenen met een niveauaanduiding. Meestal is de bovenkant van de losschuiven gelijk aan het pegelpeil.

De stuwhoogte wordt uitgedrukt in TAW. De TweedeAlgemeneWaterpassing (Taw) is de referentiehoogte waartegenover hoogtemetingen in België worden uitgedrukt.

Een TAW-hoogte van0meter is gelijk aan het gemiddeld zeeniveau bij laagwater te Oostende.

De tweede algemene waterpassing dateert uit 1947 en werd uitgevoerd door hetNationaalGeografischInstituut.

Hoe hoger het verval, hoe meer kracht de molen heeft.

De waterbouwkundige toestand rond molens.

Klassiek bevindt de watermolen zich tussen het ontstaan van een waterloop of de bron (= het hoogste niveau) en de monding van deze waterloop in een grotere rivier of uiteindelijk de zee (= laagste niveau). Logisch want hij maakt immers gebruik van dit niveauverschil om een verval te creëren en zodoende een rad te kunnen aandrijven.Het creëren van verval is echter minder evident. Hiervoor waren ingrijpende werken nodig door de waterloop af te leiden naar een hoger punt en/of het plaatsen van een afdamming of stuw.De watermolen kan zodoende gelegen zijn op de hoofdbeek, of op een afgeleide aftakking of “maalbeek”.Op beken met een laag debet was een spaarvijver stroomopwaarts gelegen, noodzakelijk om water te bufferen dat men nadien bij het malen kon gebruiken. Het debiet van de beek is op dat ogenblik lager dan het normale waterverbruik door de watermolen.Ook was het niet ongebruikelijk dat kleinere watermolens op bepaalde periodes (zomer-periode en vroege herfst) van het jaar onvoldoende water ter beschikking hadden om te malen.

1. Watermolen op de hoofdbeek met watermolengebouwen A en B aan beide zijden van de oever. De molen heeft een spuikom.

Page 35: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

35

2. Watermolen op een bijpas die gebruik maakt van de meander in de rivier om een niveauverschil te maken.

3. Watermolen op een bijpas (molentak).

4. Watermolen met spaarvijver.

Molen op de hoofdbeek zoals punt 1: Is de meest voorkomende situatie. Nadeel is dat de beek ter plaatse van de molen moeilijk kan droog gemaakt worden om aan waterrad of sluiswerk te werken.Molen op een bijpas zoals weergegeven onder punt 2 en 3:Vraagt grotere infrastructuurwerken om een bijpas te maken voor de maalbeek of de hoofdbeek. Bijkomende afdamming nodig op de hoofdbeek. Voordeel is dat er eventueel “droog” aan het waterrad kan gewerkt worden.

Page 36: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

36

Pegel in afdamming op de beek. Links het krooshek dat noodzakelijk is bij een onderslag watermolen.

Tommenmolen te Grimbergen (Vl Br.)

Page 37: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

37

Het vermogen van de watermolen.Waterkracht bestaat door de hydraulogischekringloop: verdamping, neerslag, afstro-ming naar de zee.De mate waarin de watermolen deze kinetischeenergie uit stromend water kan omzetten in bruikbaar vermogen, noemt men hetrendement.

De traditionele watermolens hebben in Vlaanderen steeds een bescheiden vermogen dat zelden meer is dan 20 kW. Grotere watermolens uitgerust met turbines op bv. de Leie te Harelbeke (125 kW) of de watermolen te Rotselaar (75 kW) kunnen een groot vermogen leveren.Volgens een berekening van ODE Vlaanderen (Organisatie voor Duurzame Energie) kunnen alle Vlaamse watermolens samen ongeveer 4.181 kW of 4 MW vermogen produceren. Wat overeenkomt met het vermogen van één middelgrote hydraulische centrale. Dus met andere woorden een zeer bescheiden bijdrage.

Watermolenfuncties en de inrichting van de watermolen.

Degraanwatermolen.

De inrichting van de oudste watermolens had veel gelijkenis met de traditionele windmolens. Dit type watermolen situeren we tot de 18de eeuw. Hierbij werd er vanaf de maalas, via een haakse overbrenging één steenkoppel aangedreven (enkelvoudig ofeentrapsgangwerk).

Tekening eenvoudig aandrijfwerk vangraanwatermolen.

Page 38: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

38

Later werd het binnenwerk ingericht om meerdere steenkoppels te kunnen aandrijven. Hiervoor waren meerdere stappen nodig om de verschillende koppels molenstenen aan te drijven, we spreken dan van een meervoudig of meertrapsgangwerk.Ook was er een systeem nodig om de molensteenkoppels in en uit te schakelen, naar gelang de behoefte.

De eerste watermolens dreven maar één steenkoppel aan. Vermoedelijk vanaf de 18de eeuw werd het binnenwerk aangepast om meerdere steenkoppels te kunnen aandrijven.Het lichten van de stenen met een hefboomlichtsysteem had toen nog veel gelijkenis metde inrichting van een windmolen.

Van 2de helft 19de eeuw werden de binnenwerken en waterwielen systematisch gemaakt uit staal en ijzer.

Page 39: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

39

Binnenzicht van een typisch Zuid-Oostvlaamse watermolen met asput.Een tekening van Raoul Buysse.

Page 40: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

Electriciteitsproductie met watermolens bestaat sinds er de kennis was om met een draaiende spoel in een alternator of generator electrische stroom op te wekken.In Vlaanderen heeft de vzw TSAP midden jaren ‘90 uitgebreid onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van kleinschalige electriciteitsproductie met watermolens.Uit deze vzw ontstond in 1991 de groene stroomcoöperatie Ecopower, vandaag de eigenaar of pachter van: de turbinewatermolen van Rotselaar, de Grote Molen van Hoegaarden, de Molen van Overijse, de Molen van Schoonhoven, waar telkens de waterkracht benut wordt om groene stroom te maken.Dit is één van de schoonste vormen van electriciteitsproductie die men zich kan inbeelden.Alleen hebben de meeste beken te weinig debiet en verval om eren dergelijke investering in de huidige energiecontext rendabel te maken. Dit wil zeggen dat als de energieprijzen stijgen meer en meer watermolens in aanmerking komen voor het produceren van groene stroom. We spreken bij de meeste watermolens over een gemiddeld vermogen tot 10 kW. Uit het onderzoek van de vzw TSAP (uitgevoerd onder leiding van Dirk Vansintjan) blijkt dat Vlaanderen en Brussel samen nog zo’n 320 watermolensites tellen. De meeste van deze watermolens hebben een klein vermogen tot ongeveer 5 kW. Het totale vermogen dat al deze sites samen zouden kunnen produceren bedraagt bijna 4.200 kW of 4,2 MW.Ook werden de mogelijkheden onderzocht om bij sluizen op de grotere waterlopen turbines te plaatsen. Het betreft 44 stuwen die samen zo’n 10.830 kW kunnen produceren.

Elektriciteitsproductie

Meteenonderslagrad.

Ontwerptekening kleine waterkrachtcentrale 25 kW, Sint Jorissluis, Leie, Gent,Voor Ecopower door ir. arch. Willem Brankaer/Hydrowatt GmbH.

40

Page 41: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

41

Meteenmiddenslagrad.

Ontwerptekening kleine waterkrachtcentrale 8 kW, Molen van Schoonhoven, AarschotVoor Ecopower door ir. arch. Willem Brankaer/Hydrowatt GmbH.

Meteenbovenslagrad.

Foto kleine waterkrachtcentrale 10 kW, Dorpsmolen van Overijse,Foto Ecopower.

Page 42: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

42

Meteenturbine.

Ontwerptekening kleine waterkrachtcentrale 30 kW, Banmolens, HarelbekeVoor Ecopower door Hydrowatt GmbH.

Het stuwrecht is een zakelijk recht dat de molenaar heeft om het water in de waterloop te mogen opstuwen. Dit recht is zelden neergeschreven in aktes maar wordt gevestigd als erfdienstbaarheid door jarenlang gebruik. Dit recht wordt dikwijls in twijfel getrokken door instanties die het liever zien verdwijnen uit oogpunt van hun eigen bedoelingen.Bij sommige watermolens werd het recht verkocht.De molenaar heeft er alle belang bij om het water zo hoog mogelijk op te stuwen en zo een reserve te hebben voor het malen.Dit had voor gevolg dat hoger gelegen landerijen konden overstromen of drassig werden.Hierover werd er menig proces gevoerd.Het komt regelmatig voor dat de watermolen een pegelkreeg, waardoor het niveau door de rechter bepaald werd en tot waar de molenaar het water mocht opstuwen. De pegel is een soort metalen nagel of ijkpunt dat in de vaste constructie bevestigd werd.Wordt uitvoerig behandeld in latere les van de molenaarscursus.

Problematiek rond de hedendaagse watermolens.

Hetstuwrecht.

Page 43: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

43

Vlaanderen heeft de laatste decennia heel wat inspanning gedaan om het oppervlakte-water zuiver te krijgen. Dit in hoofdzaak om te voldoen aan Europese richtlijnen. Hiervoor werden er door de nv Aquafin, in opdracht van de overheid, collectoren aangelegd die het afvalwater moeten verzamelen en afvoeren naar de zuiveringsstations.In de praktijk betekende dit voor veel watermolens een verlies aan debiet, dat vooral gevoeld wordt bij kleine waterlopen.Vele gemeenten en steden zijn volop bezig met rioleringswerken om via een gesplitst stelsel hett regenwater van het gewone afvalwater te scheiden. Hopelijk komt hierdoor terug meer regenwater in de waterlopen terecht.

Vlaanderen geraakt meer en meer dicht gebouwd en verhard. Dit heeft voor gevolg dat regenwater te snel in de riolering en/of de waterlopen terecht komt met plotselinge stijging van het waterpeil en overstromingen tot gevolg.Ook door te bouwen in vroegere overstromingsgebieden worden de problemen bij overstroming alleen maar groter en de druk op sommige watermolens ook.Dikwijls worden watermolens als hinderlijke obstakels aangewezen die maar beter kunnen verdwijnen, terwijl de oorzaak van het probleem ergens anders ligt.

Vlaanderen heeft ondertussen een decreet uitgevaardigd om bij recente bouwwerken of verbouwingen een buffering te voorzien van het regenwater en een geleidelijke afvoer ervan om pieken te vermijden.

Enkele waterlopen werden ook voorzien van automatische klepstuwen, in de jaren 80 van 20ste eeuw. Deze klepstuwen doen niet anders dan het waterpeil in de beek voldoende hoog te houden en zo de inhoud van de beek te vergroten. In feite automatiseren zij wat de molenaars enkele decennia geleden nog deden. In sommige gevallen is deze stuw hinderlijk voor de werkende watermolen, om maar te zwijgen over de esthetische ingreep in het beeklandschap.

Wateroverlast,watervervuilingenrioleringswerken.

Page 44: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

44

Sinds de jaren 90 van vorige eeuw en terug onder druk van Europa, moet er gezorgd worden voor vrije vismigratie in onze waterlopen. Dit geldt ook beken van 1ste (Vlaams Gewest) 2de (Provincie) en 3de categorie (Gemeente).Ook hier vormt de stuw op de beek een “hinderlijke” constructie niettegenstaande de watermolen en de stuw er reeds eeuwen stonden en er toen ook vis was op de waterlopen.Dit heeft voor gevolg dat er rond verschillende watermolens zogenaamde vistrappen worden geïnstaleerd die het mogelijk moeten maken dat de vis stroomopwaarts geraakt. Deze vistrappen moeten rekening houden met het stuwrecht van de molen en meerbepaald geen afbreuk doen aan het maximale opstuwpeil van de watermolen. Ook deze vistrappen hebben een bepaalde hoeveelheid water nodig om te kunnen functioneren. Met andere woorden gaat ook langs deze weg een deel van het beekdebiet “verloren” voor de molen.

Vismigratieindewaterlopen.

Ontwerp visnevengeul Molen van Rotselaar, uitvoering 2010-11

Page 45: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

45

De molenstenen vormen het werkende hart van de korenmolen.Op de stenen worden groeven (het scherpsel) aangebracht om het natuurlijk snijdendvermogen nog te verbeteren en aan te passen aan het uiteindelijk werk.

Het maalvlak van de molensteen heeft verschillende delen: - het kropgat in het midden. - de ingang op het 1/3 van het maalvlak vanaf het kropgat. - het breekvlak op het middelste derde deel. - het maalvlak op het derde deel tegen de buitenkant.

Maalvlakkenvaneenmolensteen

Meestal dunste van de twee molenstenen. Ligt op de vloer (steenbed).Heeft een vlak scherpsel van het kropgat tot de buitenrand van de steen.

Onderdelen van het steenkoppel.

Deligger.

Lerenwerkenmetmolenstenen.

Page 46: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

46

Omklemt de ligger en ligt onder de rand. Bestaat uit vier of vijf segmenten die halfhouts of met veren in elkaar gewerkt zijn. Op het ringhout staat de steenkist.Het ringhout wordt ondersteund door een aantal blokken tussen het ringhout en de vloer.

Hetringhout.

Eenvolledigsteenkoppel

Page 47: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

47

Is de metalen brug die in het kropgat van de loper is vastgezet. Er zijn verschillende types:Vlaamse viertakrijn, twaatakrijn, balanceer- of Engelse rijn en het minder gebruiktepennetjeswerk. De rijn past op het peerijzer en het klauwijzer grijpt daarover.Ze heeft dus een dubbele functie: - de loper een op-en neergaande beweging doorgeven van het peenijzer. - de loper de draaiende beweging doorgeven van het klauwijzer. - (bij onderaandrijving gebeurt dit laatste langs onder)De rijn zit het best zo dicht mogelijk in het vlak waar de arbeid verricht wordt.

Derijn.

Verschillendesoortenrijnen.

Page 48: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

48

Deloper.

De loper is de draaiende molensteen. Hij heeft ook een dubbele functie: - arbeid verrichten door rond te draaien. - het malen mogelijk maken door zijn eigen gewicht.De loper ligt anders gescherpt dan de ligger: Het eerste derde ligt armer gescherpt om de verdeling van de graankorrels mogelijk te maken. Op de buitenzijde van de loper zijn gebruikelijk twee meenemers aangebracht. Deze schrapen het meel uit de spouw tussen de meelkist en de loper en zorgen voor een regelmatige doorstroom naar de meelpijp.Ze zijn niet altijd aanwezig, maar ze verminderen het restmeel dat anders in de steenkist achterblijft en kan bederven.

Desteenkist.

Deze houten kist omsluit met een spouw de draaiende loper. De steenkist bestaat uit vier of vijf segmenten die met metalen haakjes aan elkaar bevestigd zijn. De steenkist staat op het ringhout. Bovenop de steenkist liggen drie bedden (bardels) die de steen tussen de tremen en de rand afsluiten.

Dekaar.

Is een houten trechter waarin het graan gestort wordt. De vorm is een omgekeerde piramide met onderaan een afsluitbare, houten schuif. Tegen de kaar staat op schouder-hoogte een zakkenbank. Hierop worden de graanzakken met de lui opgeduwd. De kaar rust op twee schuine tremen of kaarbomen.

Deschoen.

De schuddebak of schoen is achteraan met een pen opgehangen aan het ringhout. Aan de andere kant rust hij tegen het klauwijzer. Bij het malen ratelt de schoen tegen de hoe-ken van het klauwijzer. Door de combinatie van lichte schuinte en het ratelen verloopt de graantoevoer heel gecontroleerd. De schoen is bovendien opgehangen met tremeltouwen om de schoen af te houden van het klauwijzer als niet wordt gemalen.De tremeltouwen lopen tot aan de meelgoot.

Hetklauwijzer.

Dit moet destijds een absoluut meesterwerk van de smedrij geweest zijn. Het klauwijzer is enkel bovenaan rond om de lagering met de ijzerbalk mogelijk te maken. Over de rest van de lengte is hij vierkantig en onderaan zit een gesmeedde vork (klauw) die over de rijn past.

Page 49: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

49

Delantaarn.

De lantaarn of steenbonkelaar zit vastgespied op het klauwijzer en wordt aangedreven door het voorwiel (standaardmolen), het spoorwiel (bovenkruier) of onderaan in het geval van watermolens of windmolens met een ijzeren gangwerk.

Lantaarn

Het scherpsel

Inleiding.

Het natuurlijk snijdend vermogen is ontoereikend om de molenstenen goed te laten werken. Een scherpsel is dus noodzakelijk. Dat vormt een patroon van groeven in de maallaag van de molensteen.De ligger en de loper worden op dezelfde manier gescherpt, maar doordat ze op elkaar liggen, vormen ze elkaars spiegelbeeld.Het scherpsel heeft 3 functies: - het maalgoed gelijkmatig verdelen onder de steen voor een regelmatige doorstroom. - de toevoer van koellucht verzekeren. - het natuurlijke snijvermogen van de steen aanvullen voor het specifieke maalwerk.De vorm van de groeven is afhankelijk van het maalwerk dat van de steen gevraagd wordt. Veevoeder dat enkel moet gebroken worden, vereist een “hoekig” schepsel.Tarwe en rogge voor broodmeel vereisen een aangepast scherpsel dat de zemel zo groot mogelijk houdt en de kern bloemig uitmaalt.Hierin zit de ware kunst van het steenscherpen.Ook de temperatuur speelt een grote rol. Als het meel te warm wordt (38°), dan verbranden de eiwitstructuren (gluten) in het meel. Het meel wordt “doodgemalen” en het deeg zal weer niet rijzen.

Page 50: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

50

Het geheim van goed malen, zit in de vorm van de groef. Die bestaat uit twee delen: - De diepe kant is de valkant. - De oplopende kant is de maalkant.Voor rogge wordt de maalkant iets ronder gezet.Voor tarwe verloopt de maalkant rechter.De molenstenen draaien tussen de 70 en de 110 omwentelingen per minuut. Die snelheid is afhankelijk van de diameter en de functie van de steen.

Scherpenvanmolenstenen.

De stenen worden na enkele tientallen (30 à 40) ton gemalen te hebben bot. De indicator van de staat van het scherpsel is de temperatuur van het maalgoed, vooral tijdens het aanlopen van de molen als er moet bijgelicht worden. De molenaar plant dan best een scherpbeurt. De ligger en de loper worden om beurten gescherpt. Als de ene gescherpt wordt, is de ander halfweg.

Hetopentrekkenvandestenen.

Het steenkoppel moet eerst vrijgemaakt worden. Kaar, schuddebak, kaarbomen en steen-kist moeten weggenomen worden en weggeborgen worden.Op een standaardmolen is dat op een kleine steenzolder soms een puzzelwerk. Houd ze-ker een stofzuiger in de buurt om zo stofvrij mogelijk te kunnen werken. Wat we nu zien is een blote molensteen, het ringhout en het klauwijzer.Controleer of er merktekens staan op de loper en het klauwijzer.Het staakijzer moet eerst weggenomen worden. We brengen een kettingtakel aan.Bij een bovenkruier op de luizolder en in een standaardmolen aan één van de kapspanten. Een bovenkruier heeft hiervoor wegneembare luiken. In de ijzerbalk maken we de vergrendeling los die het klauwijzer vasthoudt als de steen uit zijn werk staat. Het klauwijzer kan nu opgetakeld en weggezet worden.Bij bovenkruiers is dit op de luizolder.Bij standaardmolens binden we het rechtop tegen een hoekstijl.Opgelet: het schommelen van de molenkast kan het staakijzer doen omvallen, met alle gevolgen vandien.Plaats de vork van het klauwijzer niet rechtstreeks op de plankenvloer, het grote gewicht zou sporen op die vloer kunnen achterlaten. We houden nu enkel het steenkoppel over.Afhankelijk van het type molen hebben we een steengalg (bovenkruier) of een steenreep (standaardmolen).

Groeven

Page 51: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

51

Tijdens het optrekken, komt de hele steen op de andere te liggen juist op het belangrijkste deel van het scherpsel, de maalbaan.Het is daarom best om een reep multiplex tussen de stenen te steken zodat bij het steunen en het schuren de groeven en de dammen niet beschadigd worden.Kijk ook na of het ringhout een extra steun naar de vloer heeft om breuk daar te vermijden. Eens de steen tegen het steenrecht staat (vandaar zijn naam) moet hij vanzelfsprekend geborgd worden.

Traphouten

Waarschuwing.

De meeste steenrepen die op molens rondslingeren, zijn tientallen jaren oud en de staat ervan is moeilijk te controleren.Een natuurvezeltouw kan er perfect uitzien, mar kan toch als gevolg van schimmelaantasting alle sterkte kwijt zijn. Verplettering onder een molensteen tijdens het opentrekken was één van de meest gehoorde ongevallen op molens vroeger.Het is meer dan raadzaam om te werken met een moderne en bedrijfzekere kettingtakel.Dit kan opgehangen worden aan een stevige balk die op de trekbalk, over de ijzerbalk naar de pennebalk gelegd wordt. Dit is een véél veiliger manier van werken.

Hetpeerijzerwegnemen.

Het peerijzer is een metalen spil met onderaan een gehard, licht bolvormig deel dat wordt gelagerd in de taatspot van het prondelblok.Ter hoogte van de ligger, waar het peerijzer doorheen loopt, is het dikker en cilindrisch.In het kropgat van de ligger zit de steenbuis, een olmenhouten lagering waarin het peerijzer draait en dat een op- en neergaande beweging toelaat. De steenbus kan ook hardhouten spievormige plaketten hebben.Soms zijn er ook uitsparingen voor in vet gedrenkt vlas. Er bestaan ook metalen uitvoeringen.Bovenop de steenbus zit een zinken afdekplaat om de steenbus vrij te houden van graan-korrels. Het is een goede gewoonte om direct het gat van de steenbus op te vullen met vodden. Het scherpe steenstof ontstaan door het scherpen kan immers veel schade aan-richten in de passende sluiting. Hetzelfde steenstof dat in de taalspot valt, kan ook daar voor problemen zorgen.

Page 52: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

52

Desteenuitrijen.

Een molensteen slijt uiteraard het meest ter hoogte van de zwakkere delen ervan.De ligger moet volledig vlak zijn. De loper verarmt op het eerste derde vanuit het kropgat.Die vlakheid controleren we met de steenrij. Een steenrij is een lange houten balk die samengesteld is uit 3 delen en meestal uit twee houtsoorten bestaat die tegendraads op elkaar gelijmd zijn. Het doel hiervan is trekken tegenwerken en vlakheid garanderen.Een rij wordt daarom steeds opgehangen en nooit tegen een muur gezet. De vlakke onderkant van de rij wordt ingesmeerd met rode bolus en de rij wordt dan zigzaggend in alles richtingen over het schepsel geschoven. De homogenere, minder gesleten delen kleuren rood. Deze delen worden met de punthamer of de wafelhamer bijgewerkt en het rijen wordt herhaald. Als de steen egaal rood kleurt is hij pas.

Desteenscherpenofbillen.

De steen is nu klaar om gescherpt of gebild te worden.Het scherpsel kan het best worden gecontroleerd in de schaduw van een gloeilamp die voor de scherper op de steen staat. Door de lage lichtinval verlengen de schaduwen. De steenzolder wordt hiertoe verduisterd. Sommige molens hebben hiervoor speciale binnenluiken.De scherper zet zich met de knieën op de steen (best op een doek of isolatiemateriaal).Hij kijkt practisch recht op de groef die hij gaat uitslaan met de ellebogen in de buikstreek geplant. De beide handen omklemmen de steel van de bilhamer met de duimen gekruist er bovenop. De slagen worden gegeven vanuit de polsen. De eerste slag is de verste, tegen de valkant en de volgende slagen worden naar de scherper toe gezet.Als de dam bereikt is, schuift de scherper een hamerbreedte op naar de krop en begint hij weer vanaf de valkant. Onnodig te zeggen dat dit een uitermate eentonig werk is. De sterk gebogen houding van de rug is een bijkomend probleem.Zelfs met de moderne widia-scherphamers springen er stukjes metaal weg. Die stukjes dringen met een grote kracht in de handruggen en de kneukels van de scherper. Handschoenen, maar vooral een stofbril of gelaatsmasker moeten worden gebruikt.Hou tijdens het scherpen een stofzuiger met borstelmond dicht in de buurt.

Bilhamers

Page 53: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

53

Soortenscherpsels.

Als we molenstenen zonder scherpsel zouden gebruiken dan zouden we door het natuurlijk snijdend vermogen van de steen toch meel krijgen. Het zou echter te warm, te onregelmatig en te weinig zijn. Het scherpsel zorgt, zoals eerder aangehaald voor een regelmatige toevoer, koellucht en een regelmatige doorstroom tussen de stenen.

Regenboogscherpsels.

Page 54: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

54

Veiligheidshandleidinginenomdemolen.

Als vrijwillig molenaar moet je in staat en bereid zijn kleine en noodzakelijke onderhoudswerken aan de jou toegewezen molen uit te voeren.

Windmolen.

1.Controleren.

Wedringenertenzeersteopaandatjebijhetuitvoerenvancontroles,smeerbeurtenenkleineonderhoudswerkenallenodigeveiligheidsvoorschrifteninachtneemt.Vooromvangrijkeengevaarlijkewerkzaamhedendoeje(viadeeigenaarvandemolen)eenberoepopeendeskundigmolenaar.

- Controleer zeer regelmatig (en in het bijzonder na een lange droge periode of na lange stilstand) wiggen in roeden, wielen en rondsels en ter hoogte van ijzerbalken, middenbalk, pinnesteen, baansteen.

Wiggenzeergelijkmatigenoverhoeksvastkloppenenookniettévastkloppen!

- Controleer tevens de bevestiging van de springbeugel boven de pinnesteen.

- Controleer of kammen (+ kamsleutels) en spillen stevig vastzitten.

Slameteenhoutenhamertjevanverschillendekantentegendekopvandekam. Eenlossekamkaneenvrijwilligemolenaarzelfverhelpen.Diekanjevastzetten dooraandewerkzijdevandekameenreepjezeildoekteleggenendaarnade kamweerinhetkamgattesteken.Alshetgaatomeenaantallossekammen naastelkaar,danwordtaangeradenomeenreepjezeildoekomdestaartte leggen(duszowelwerk-alsdrukzijde).Ditheefthetvoordeeldathethartvande kammenpreciesinhetmiddenvandekamgatenblijft,waardoordegang kammenopsteekblijft.

- Controleer zeer regelmatig of de asbanden rond de molenas stevig vastgeklemd zitten. Doe dat evenwel niet bij koud weer (want ijzer is dan broos).

- Controleer regelmatig het hele vangsysteem: toestand touwen, kabels, vanghaak, trommel (minstens twee slagen van het vangtouw rond de trommel in de laagste stand van de vangvlegel), positie van de vang rond het vangwiel, bevestiging vangvlegel in kalf...

- Ga regelmatig na of het dak, de luiken, de baansteen... waterdicht zijn, want in de molen binnendringend vocht kan roest, schimmelvorming en houtrot veroorzaken.

- Vervang tijdig onbetrouwbare touwen, in het bijzonder het vangtouw!

- Leg losse planken en treden weer vast.

- Controleer de stevigheid van leuningen.

- Verwijder mos op buitentrappen.

- Controleer de stevigheid van het hekwerk van de wiek alvorens je naar boven klimt.

Page 55: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

55

- Bij een bovenkruier moet de verbinding tussen spruiten en schoren worden gecontroleerd op schade door roestige bouten, evenals de verbindingen tussen de staart en de schoren. Enkele keren per jaar dienen de rollen van het paternosterkruiwerk en de wieltjes van het Engels kruiwerk één voor één gecontroleerd te worden op slijtage of breuk. De onder- en bovenring moeten worden gereinigd en ontroest en eventuele gebroken onderdelen moeten worden vervangen. Bij een zetelmolen moeten de wiggen van de zetel aangeklopt worden zodat de rollen slechts de onderring raken en er niet te veel op rusten. De bouten en rollen dienen goed gesmeerd te worden.

Tijdenshetmalenookzeerregelmatighetweerbeoordelen,zekeralshetbuiigofonweersachtigis!Deweersomstandighedenkunnenimmerssnelveranderenenongunstigerworden.Hetstilzettenvandemolenenhetoprollenvandezeilenvergentamelijkveeltijd.Hetgevaardatindieperiodedreigt,magnietwordenonderschat!Deknopendiejelegtbijhetopzeilen,moetenduszeersnelkunnenwordenlosgemaakt!

2.Smeren.

De volgende punten moeten grondig worden gesmeerd, eventueel na een schoonmaakbeurt:

- het draaivlak van de hals van de assekop in de baansteen (varkensreuzel)

- het draaivlak van de pin in de pinnesteen (varkensreuzel)

- maan op de nok van de staak (varkensreuzel of andere geschikte vetsoort)

- kammen, spillen en spelten (bijenwas)

- sporrepotten (gebruik een olie die in contact mag komen met voedingswaren!)

- toppen van de klauwijzers (varkensreuzel)

- lagering van de luias

- kruiwerk

- wrijvingsvlak tussen slakken en zetel en zetel en berrie (grafietvet/consistentvet/bruine zeep)

Page 56: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

56

3.Ophangenvanzeilen.

Indien een lange stilstand in het vooruitzicht wordt gesteld, is het vooral in de winterperiode wenselijk de zeilen van de wieken te halen aangezien regen en sneeuw schade kunnen toebrengen aan opgerolde zeilen.

Als de molen weer in gebruik wordt genomen, moeten de zeilen dus weer wordenopgehangen. Uit veiligheidsoverwegingen dient de molen hierbij afgesloten te worden voor het publiek. Enkel de molenaar en zijn helper mogen in de buurt van de molenkomen.

Bij het beklimmen van de wieken moet het gevlucht gevangen zijn (de vangreep moet dan buiten het bereik van onbevoegden gehouden worden).

De molen wordt loodrecht op de windrichting gekruid zodat het zeil tegen het hekwerkwordt geduwd. Een zeil dat door de wind wordt weggeslingerd, zou de molenaar wel eens kunnen meesleuren.

Zeilen ophangen, doe je met z’n tweeën: de ene bevestigt het zeil aan het hekwerk terwijlde andere kijkt of het goed hangt (zeil moet o.a. zonder plooien op het hekwerk liggen, letsen moeten zicht ter hoogte van de kikkers bevinden). Zeilen worden eerst opgehangen op de binnenroede, dan pas op de buitenroede, teneinde het evenwicht in het gevlucht te behouden.

Werkwijze

- de molen moet op de wind staan, maar hang nooit een zeil voor bij buiïg weer. Er is bij voorkeur geen of slechts een zwakke wind.

- het zeil wordt onderaan het hek gelegd en opengevouwen, zodat alle touwen voor het grijpen liggen.

- het eerste touw dat we vastzetten, is het rechter onderhoektouw en wel zodanig dat hiermee direct de afstand is bepaald tussen de onderkant van het zeil en de onderste heklat. Vervolgens loopt men met het zeil het hek in. Dit moet men doen als men het zeil voor zich langs van rechts onder de arm door, over de borst met een ruim los eind van zowat 1 meter over de linkerschouder naar achteren heeft gelegd.

Waarom voor ons langs en waarom niet als een zak over de rug naar voren over de schouder? Om de volgende redenen:

- heeft men het zeil voor zich langs, dan heeft men het zeil zo dicht als mogelijk tegen het hek; dus heeft, bij een eventuele windstoot, de wind hier nauwelijks vat op. Het zeil glijdt namelijk over het hek naar boven. Dit is niet het geval als men het van achteren af over de schouder legt.

- haakt het zeil per ongeluk ergens achter bij het naar boven lopen, dan wordt men tegen het hekwerk getrokken. Met het zeil van achteren over de schouder is het net andersom en wordt men van het hek weggetrokken.

Page 57: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

57

Opgelet:bijeenwindkrachtvanmeerdan7beaufortishettenzeersteafteradeneenwindmolenaanhetdraaien tebrengen.Devrijwilligemolenaarmoetzichookhoudenaaneenmaximumsnelheidvanzowat70eindenperminuut.

- eenmaal boven gearriveerd, drukt men het zeil met het lichaamsgewicht tegen het hek en kan men rustig het loshangende deel op de rug naar voren trekken en door het hek steken. In het andere geval glijdt het zeil van de rug af en moet men dit met één hand vasthouden en met de andere hand tussen lichaam en hekwerk wurmen. En altijd geldt nog: één hand voor de molen en de andere voor zichtzelf!

- nadat het zeil dus met het loshangende deel door het hek is gestoken, pakt men het rechter bovenhoektouw en slaat men dit zo hoog mogelijk om een heklat. Nu trekt men, terwijl men zo hoog mogelijk in het hek staat, het zeil geheel naar boven en zo strak mogelijk. Dit zo hoog mogelijk in het hek staan, dient op een daarvoor geëigende manier te gebeuren. Een been dient namelijk door het heklat gestoken gehaakt zodat de wreef ertegenaan drukt.

- als het zeil rechtsboven is vastgelegd, dan moet het linkerboventouw worden vastgemaakt. Wees daarbij uiterst voorzichtig aangezien je nu zo ver mogelijk naar links in het hek gaat staan. Betreft het een molen die is uitgerust met een zeilrail op het hek, dan kan men door het schuifoog het touw vastmaken op een eenvoudige manier.

4.Demolendoendraaien.

4.1.Voorbereidingenbinnen.

- op de graanzolder de molenstenen lichten (gewichten van het lichtwerk volledig naar beneden trekken). - smeren van baan en banesteen, van pin en pinnesteen, evt. luiaslagering. - eventuele stormkabels rond het vangwiel verwijderen. - eventueel de balk verwijderen die doorheen het vangwiel of onder een kam zit. - keervang uit het vangwiel halen (indien felle wind op de achterkant van de roeden blaast, hiermee wachten tot de molen in de wind is gekruid). - steenzolder: ontkoppelen steenkoppels door de klauwijzers met de sterrewielen of lantaarns uit de ijzerbalken te halen en in hun haak te leggen. Opgepast: het geheel van klauwijzer en rondsel is zwaar: met de benen gespreid kan men beter het gewicht opvangen. Zie erop toe dat de klos die in de uitsparing van het klauwijzer zat tijdens het draaien niet tussen de kammen of de meelkuip kan vallen. - als er gemalen wordt (indien nodig) kammen invetten met bijenwas, kop van het klauwijzer met varkensreuzel of vet (gebruik vet dat in contact mag komen met voeding!). - lossen en laten zakken van de beveiligde (opgetrokken of opgerolde) vangreep. (tegelijk erop letten dat de vangreep mooi rond de trommel ligt). - neem de pierhaak mee naar beneden of buiten.

Page 58: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

58

4.2.Voorbereidingenbuiten. - direct de vangreep vastleggen aan een klamp. - stormbeveiliging en bliksemafleider losmaken.

4.3.Kruien.Een molenaar dient er steeds op toe te zien dat de molen recht op de wind staat tijdens het draaien (een klein beetje voor de wind staan, kan zeilslag verminderen).Na het kruien leg je op een staakmolen de kruiketting rechts (staande met het gezicht in de wind) van de kruihaspel rond een kruipaal. Als de molen op hol slaat, is een staakmolen namelijk makkelijker krimpend te kruien (tegen de richting van de zon in). Op een bovenkruier leg je de kruiketting links. Als de molen op hol slaat, is een bovenkruier makkelijker ruimend (met de zon mee) te kruien. Bij een bovenkruier moet men namelijk rekening houden met eventuele tegenwerking van de stenen.Net door de invloed van het vangwiel en het kroonwiel hebben nogal wat bovenkruiers de neiging zichzelf ruimend te kruien. Daarom heeft elke bovenkruier hetzij loopschoren, hetzij een bezetketting. Aangezien een bovenkruier ruimend wil kruien, leg je de bezetketting rechts; de kruiketting zoals gezegd links.Als men op een bovenkruier maalt of zelfs maar draait, moet men eerst de molen stilzetten alvorens te kruien! Een flink malende bovenkruier nooit kruien! Een breuk van de bovenas door de gyroscopische werking van het draaiende gevlucht zou het gevolg kunnen zijn.Een snel draaiende bovenkruier mag ook nooit ‘ruimend’ gekruid worden want als men de loopschoor wegneemt, kan de bovenkruier ploseling ruimend weglopen.Een bovenkruier ‘krimpend’ (in tegenwijzerzin) kruien als hij maalt of snel draait, gaat ook bijna niet: het vergt te veel kracht tegen de kamdruk in. Het is bovendien gevaarlijk: indien het kruirad losgelaten wordt, wil de molen uit eigen beweging toch ruimen (dus terugkeren).Daarom nooit de tweede loopschoor van de grond halen, maar wel over de grond laten slepen.

DUS:eendraaiendebovenkruiereerstvangenalvorenstekruien!

4.4.Bezeilen.Zeilen voorleggen, doe je pas als de molen perfect in de wind staat! De windkracht bepaalt de grootte van het zeiloppervlak. Als je wil malen, leg je allicht meer zeil voor dan als je gewoon voor de prins wil draaien. Legaltijddevangopalsjeeenzeilvoorlegt!Eerst leg je zeilen voor op de binnenroeden, dan pas op de buitenroeden!Er moet worden over gewaakt dat de zeilvoering zoveel mogelijk gelijkmatig is verdeeld over de vier wieken, want een regelmatige gang is minder belastend voor de assekop.Tegenover elkaar liggende wieken moeten dus evenveel bezeild worden. Op de binnenroede mag nooit minder zeil voorliggen dan op de buitenroede (want die heeft het grootste moment).Hiermee rekening gehouden heeft men als :

Page 59: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

59

enigetoegelatenzeilvoeringbijmolenzeilenmet4kordelenofzwichtlijnen.

Binnenroeden Buitenroeden

vol zeil vol zeil vol zeil tuitjes tuitjes tuitjes toenemende windsterkte tuitjes diepe einden diepe einden diepen einden diepe einden ten halven ten halven ten halven ten halven ten oppersten ten oppersten ten oppersten ten oppersten bloot bloot bloot

enigetoegelatenzeilvoeringbijmolenzeilenmet3kordelenofzwichtlijnen.

Binnenroeden Buitenroeden

vol zeil vol zeil vol zeil tuitjes tuitjes tuitjes toenemende windsterkte tuitjes ten halven ten halven ten halven ten halven ten oppersten ten oppersten ten oppersten ten oppersten bloot bloot bloot

Molenaarscursus 2011-2013 Werken met de molen

Werkwijze:- het zeil achteraan losmaken- het zeil uit de zeilhaken slingeren- het opgerolde zeil naar de voorzijde van de wiek brengen- het zeil ontrollen (eventueel door met de onderhoektouwen te draaien)- vanaf het moment dat er letsen (rechterkant van het zeil vrijkomen, kan men deze achter de puiten/kikkers op de roede slaan door korte en krachtige slingerbewegingen uit te voeren met het rechter zeilgedeelte. Komen er bij het verdere ontrollen kordelen vrij, dan moeten die ofwel in de hand gehouden worden ofwel tussen het hekken gelegd worden. Nooit kordelen laten rondslingeren, want bij windstoten kunnen ze wegwaaien en dient men op de wieken te krupen om ze weer te pakken te krijgen.- eens het zeil volledig ontrold is en de nodige letsen achter de puiten/kikkers zitten, gaat men naar de achterkant waar men bij vol zeil het rechter onderhoektouw (tegen de roede) vastlegt.- vervolgens neemt men de twee hoogste kordelen en trekt men die aan zodanig dat de zeilrand op de achterzoom komt te liggen. Men houdt de kordelen strak en maakt ze met een “molenaarsknoop” vast rond de binnenzoom dichtst bij de roede.

Page 60: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

60

Werkwijze(vervolg): Let erop dat de kordelen niet op de toppen van de schedelatten blijven liggen. De kordelen moeten goed aangespannen worden zodat het zeil tijdens het draaien niet wrijft op het achterhek (waardoor er gaten zouden ontstaan in het zeil).- bij vol zeil en tuitjes dienen de (beide) lagere kordelen eveneens achteraan vastgelegd te worden en bij diepe enden slechts één ervan (de derde), echter nu aan de rechter binnenzoom. Bij vol zeil moet men nu ook het linker hoektouw vastleggen op de kruising van achterzoom en onderste schede. Een vol zeil vastleggen, gebeurt dus van links (de roede) naar rechts (achterzoom) in 4 stappen.

Opgelet:sommigezeilenhebbenslechts3kordelenofzwichtlijnenenwordendusopeenenigzinsanderemaniervastgelegd.

Als de wind te sterk is om volle zeilen te voeren, wordt het zeil gedeeltelijk opgerold (met daarin de ongebruikte kordelen/zwichten) en onderaan aan een schedelat vastgelegd met de hoektouwen.Bij tuitjes en diepe enden gebeurt dit aan de voorkant van het hekken, bij half zeil of ten oppersten wordt het gedeeltelijk opgerolde zeil eerst nog rond de windplank geslingerd en dan pas vastgelegd aan de achterkant van het hekken. Soms wordt de onderkant van het opgerolde zeil nog een extra rond een of meerdere schedelatten gedraaid alvorens de knoop (twee halve steken) te leggen. De twee halve steken moeten een vingerdikte van elkaar worden gelegd zodat ze ook gemakkelijk kunnen worden losgemaakt als het touw nat is geworden.

Belangrijk:- jemoeteroverwakendathetzeilALTIJDmeteenonderhoektouwgoedopeen schedeisvastgemaakt.Alsjedatnietdoetenerkomteenplotserukwindop wanneerjeevenbentafgeleid,kanhetzeilzichronddeassekomslingeren! Tijdenshetopzeilen,kandewindplotselingvanrichtingveranderen!- laathetgevluchtpasdraaienalsdeafschermingeromheenisgeplaatst!- blijfnietdeheletijdopdemolenbergstaanmaargaeensboven/binnen naardemolenluisteren.

4.5.Vangen.

De vang moet steeds goed en snel bereikbaar zijn (in een staaklolen zowel in het molenkot als op de molenbelt).Als de weersomstandigheden plots veranderen of als er wat misloopt met de molen (bijvoorbeeld kambreuk), moet de molenaar de molen zo snel mogelijk kunnen stilleggen.Bij bovenkruiers kan de molenaar alle handelingen uitvoeren op de maalvloer, die naar buiten toe overgaat in molenbelt of of stelling. Het vangen gebeurt dus steeds op het niveau van de maalvloer en mag zeker niet boven in de kap uitgevoerd worden.

Page 61: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

61

Opgelet: als de vang niet wordt gebruikt, moet de vangreep worden geborgd, en wel op zo’n manier dat niemand anders dan de molenaar de vang kan bedienen!!: ofwel in de buurt van de kruisplaat of rond de klamp op de meelzolder bij een staakmolen of rond de klamp op de staart bij een bovenkruier.

Het optrekken van de vangbalk (het lossen van de vang) gebeurt door de vangreep naar beneden te trekken tot de duim/bout van de vangbalk in de vangsabel valt. Ter controle geeft men aan de reep nog even een korte ruk om zich ervan te vergewissen dat de duim/bout wel degelijk in de sabel ligt. Laat de reep gedurende het vangen NOOIT plotseling los!

Vangen is de meest delicate handeling op een molen. Als de molen zeer snel loopt, kan door te bruusk remmen de askop breken. Als men daarentegen de vang te lang over het vangwiel laat slepen, kunnen het beleg en de vangplank vuur vatten. Daarom laat een molenaar nooit zomaar een bezoeker of een te onervaren leerling-molenaar de vang hanteren.

Als een staakmolen door de vang gaat (niet meer te stoppen is), moet hij linkom worden gekruid (als dat nog lukt). Om die reden is het belangrijk dat de kruiketting altijd rechts van de trap ligt. Bij een bovenkruier die door de vang gaat, kan men proberen om heel voorzichtig ruimend te kruien. Zorg er wel voor dat de bezetketting slechts geleidelijk losser gemaakt wordt om zelfkruiing van de molen tegen te gaan.Daarnaast kan men net als op de staakmolen de molen extra belasten door meer graan tussen de molenstenen te brengen. Men kan ook nog proberen de vangvlegel omlaag te duwen door er bijvoorbeeld met een of twee personen op te gaan zitten.

Hetvangenverlooptin5fasen:

1. Maak de vangreep los van zijn klamp. Laat de reep vanaf dat moment niet meer los tot de wieken helemaal stilstaan! (indien de duim/bout) ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch niet goed in de sabel lag en je laat de reep los, dan valt de vang bruusk dicht met bijna zeker breuk van de assekop als gevolg!)

2. Trek de duim/bout van de vangbalk uit de vangsabel door een korte ruk te geven aan de vangreep: de vangvlegel komt even naar omhoog, de sabel slaat weg en de duim komt vrij. Op dat moment los je de reep een beetje en voel je of de vangbalk inderdaad vrij is. Indien niet, voorzichtig opnieuw proberen (veel hangt af van de vorm van de sabel).

3. Los geleidelijk de reep. De vangbalk zakt en de vang remt het vangwiel door wrijving af, zodanig dat het gevlucht begint te vertragen. Indien je geen of nauwelijks vertraging ziet, betekent dit dat de reep onvoldoende werd gelost. Over het algemeen moet al te grote vertraging worden vermeden, maar in deze fase mag het gevlucht toch in vrij aanzienlijke mate worden afgeremd. Opgelet: te lange wrijving op het vangwiel kan brand veroorzaken; te snel vangen breuk.

Page 62: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

62

5.Malen.

5.1.Voorbereidingen. - controleer of kammen, spillen en kop van het klauywijzer voldoende ingesmeerd zijn met bijenwas - controleer of het schuddebakje vrij kan bewegen - controleer of door trillingen of kinderhandjes niet te veel graan in het kropgat is terechtgekomen (dat probleem kan je eventueel voorkomen door na het malen het schuifje van de kaar te sluiten of een latje in de schuddebak te leggen) - controleer of er voldoende olie in de sporrepot staat - zet een volle zak graan klaar op de bijbank - zet een rondsel op de passende manier vast in de ijzerbalk. Dat kan alleen als de stenen uitgelicht zijn aangezien je meestal wat aan het rondsel zal moeten draaien om het in het voorwiel of vangwiel te leggen.

5.2.Hetmalenzelf. - de vang optrekken (doe dat bij een staakmolen bij voorkeur op de meelzolder). - het gevlucht op snelheid laten komen (controleer de snelheid bijvoorbeeld via een loergat). - als de molen niet genoeg snelheid draait, zeilen bijleggen. Het verdient dan aanbeveling het steenkoppel tijdelijk weer uit te schakelen. - zodra het gevlucht voldoende snelheid heeft gehaald, de loper langzaam op de ligger laten zakken (bijkomen). Er wordt nu gemalen. - controleer met de duim of het meel de gewenste fijnheid heeft en niet te warm wordt en pas indien nodig de opening tussen de molenstenen (uitlichten of bijkomen), de opening van de graanschuif of de helling en/of de slag van het schuddebakje aan. Droog graan vereist een andere afstelling dan vochtig graan en gerst moet doorgaans niet zo fijn als tarwe worden gemalen. Laat niet te lang vochtig graan tussen twee molenstenen liggen, want dat kan vastkoeken en bij een volgende maalbeurt voor aanzienlijke problemen zorgen. - tijdens het malen mag je met de lichtvlegel geen al te grote en bruuske bewegingen uitvoeren. Bij buiig weer zal de snelheid van het gevlucht natuurlijk wel eens af- en toenemen, maar ook dan hoef je meestal slechts in geringe mate de maaldruk aan te passen. In de meeste gevallen bereikt het gevlucht na een tijdje zelf weer het gewenste toerental. Een ervaren molenaar slaagt erin het gevlucht op een vrij constant toerental te houden. Een goed werkende regulator kan de molenaar natuurlijk hierbij helpen. - luister voortdurend naar de molenstenen en naar de aandrijving ervan! Leg de molen onmiddellijk stil als bijvoorbeeld een spie of kam is losgekomen.

De kunst van het malen bestaat erin aan te voelen hoeveel graan er tussen de stenen mag komen: niet te veel want dan komen er slachts brokkelingen uit; niet te weinig wantdan stinken de stenen naar vuursteen.Vooral het malen van tarwe vereist een grote kundigheid van de molenaar.

Page 63: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

63

Tarwemeel wordt onderscheiden in - tarwemeel voor de buil/ Een buil scheidt de zemelen en zemeldeeltjes van het meel door zeven. - ongebuild tarwemeel of volkorenmeel, dat direct voor de broodbereiding wordt gebruikt.

Tarwemeel voor de buil moet zo weinig mogelijk kort gemalen zemelen bevatten. Grote zemelen laten zich namelijk beter zeven. Worden minder hoge eisen gesteld, zoals bijvoorbeeld bij tarwemeel waarvan volkorenbrood wordt gebakken, dan mag dit soms wel kort gesneden zemelen bevatten. Dit meel is dan grauwer of donkerder van kleur.

Voor het verkrijgen van goed tarwemeel is een regelmatige draaisnelheid noodzakelijk. In het verleden werd met een klassiek wieksysteem dan ook bij voorkeur met een zwakke tot matige en vooral bij een regelmatige wind gemalen. Deze wind is meestal ‘s avonds beschikbaar en komt overdag vaak uit de richtingen noordoost en zuidoost. Het toerental van een 17der steen mag beperkt blijven tot 60 tot 80 omw./min. De uurproductie bedraagt dan 250 tot 250kg tarwemeel. De lage toerentallen geven koeler, zachter en wolliger meel met grote zemelen. Het lagere toerental, de lichte belasting van de stenen, en het beter uitmalen van de tarwe zijn er uiteraard wel de oorzaak van dat de productie tamelijk laag is.

6.Luien.

Uit ervaring (een volle zakmeel komt uiteraard zowat overeen met een bijna lege kaar) ofdoor het verklikkersbelletje aan de graanbak weet de molenaar dat er te weinig of geen graan meer in de graanbak is. Dan moet de volgende zak naar boven worden getrokken en in de graanbak worden gegoten. De molenaar zorgt er overigen best altijd voor dat er een volle, geopende zak klaar staat op de bijbank. Dat voorkomt dat plots haast en spoednoodzakelijk worden.

Zorg ervoor dat de zak goed vastgemaakt is aan de ketting en er zich geen mensenonder de zak bevinden of begeven!

Het optrekken van zakken of luien, hangt af van het type luiwerk: - Bij een staakmolen wordt het luiwerk in gang gebracht door de luias omhoog te trekken (met de luikoord) zodat het poppewieltje/varkenswieltje in de kammen van het draaiende vangwiel grijpt. Om kambreuk hierbij te vermijden, wordt de luias eerst aan het draaien gebracht door aan de klauwreep te trekken. als er geen van kammen voorzien poppewieltje/varkenswieltje is, maar een autoband die tegen de kammen van het vangwiel duwt, is deze stap niet nodig.

- Bij een bovenkruier met luisleeptafel is er een plateau dat samen met de koningsspil continu meedraait. Door het luiwiel omhoog (of op andere molens omlaag) te trekken, wordt het uiteinde ervan tegen deze draaiende tafel aangedrukt en begint de luias mee te draaien. Soms is de luitafel vervangen door een kamwiel en dient de luias ook eerst in gang getrokken te worden met de klauwreep.

Page 64: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

64

Tijdens het luien moet men erop letten dat de zak niet in contact komt met de kamwielen.

Eens de zak hoog genoeg hangt (iets hoger dan de bijbank naast de graanbak), wordt deluikoord losgelaten. Door het gewicht daalt de zak graan en kan hij gemakkelijk op de bijbank geschoven worden. Vanop die plek wordt het graan in de kaar gegoten.

Let erop dat de zak bij het draaien/malen niet van de bijbank kan vallen, want dan heb jeallicht borstel en blik nodig!

7.Demolenstilleggen.

De molen dient eerst gevangen te worden en vervolgens afgezeild.Als je een malende molen vangt, is het helemaal niet nodig eerst de stenen uit te lichten.Doe je dat wel, dan riskeert de loper te gaan hobbelen en komt er ongemalen graan in de zak terecht. Als je tegelijk vang en lichtsysteem kan bedienen, mag je vlak voor de molenstilvalt wel een beetje uitlichten.

Bij het afzeilen, neem je precies de omgekeerde volgorde als bij het bijzeilen in acht: dusonder meer eerst de buitenroeden, dan pas de binnenroeden. Voor het afzeilen van eenwiek dient de vang aangespannen te worden.

Ooknumoetjeeroverwakendathetzeilaltijdgoedmeteenonderhoektouwopeenschedeisvastgemaakt.Alsjedatnietdoetenerkomteenplotserukwindopwanneerjeevenbentafgeleid,kanhetzeilzichronddeassekopslingeren!

8.Demolenachterlaten.

Meestal wordt de molen verkruid naar de meest dominerende windrichting, namelijk hetzuidwesten of westen. Vanuit die richting komen in onze regio ook de meeste onweders.Indien de molenaar vlak bij de molen woont, wordt de molen steeds in de wind gezet. Als een orkaan uit bijvoorbeeld het westen wordt voorspeld, krui de molen dan zo’n 45 graden krimpend ten opzichte van het westen. Dan krijgt het gevlucht niet de vollelading te verwerken.Vervolgens de bliksemafleider aanleggen. Als je daarna de wieken overhoeks zet (X-teken), moet je er uiteraard op letten dat je de wiek waaraan de aarding is bevestigd niet meer tever laat lopen, anders trek je de kabel stuk. Voorkom dat bijvoorbeeld door een touwdoor het hekwerk te steken en op de gepaste lengte rond een ring, een kruipaal of eenteerling te leggen.De wiekenstand is bij voorkeur overkruis. In dieder geval moet een wiek voorbij het kot ofde romp staan, zodat zich geen regen in de roeden kan verzamelen. Deze wiek moet aan twee zijden met stormkettingen aan kruipalen worden vastgelegd. De linkerketting moetdaarbij strak staan; de rechterketting iets losser, om te voorkomen dat de roede bij stormte veel aan de ketting rukt. Wordt het gevlucht toch met een roede voor de windveeg in de russtand gezet, dan heeft de binnenroede een horizontale stand. Deze roede rust danmet het vlakke deel in het asgat en niet op de wiggen.

Dan gaat men naar boven en wordt de vang nog eens extra aangespakken door devangbalk naar beneden te duwen. De vangreep wordt zodanig vastgelegd dat normaalniemand buiten de molenaar de reep zomaar kan bedienen.

Page 65: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

65

De vangreep wordt helemaal binnengetrokken, tot op de meelzolder bij een staakmolen en in de kapzolder bij een bovenkruier. Zo wordt hij beschermd tegen slechte weersomstandigheden.De keer- of contervang laat je in de kammen van het vangwiel vallen. Bovendien wordeneventuele stormkabels aangelegd, of wordt nog een extra balk tussen of onder het vangwiel gestoken.

Het verdient aanbeveling het kaar van de stenen vol maalgoed te houden. Loopt demolen door de vang, dan wordt niet alleen de loper bijgehouden maar wordt tevens zoveel mogelijk maalgoed teogevoerd zodat de molen snelheid kan verliezen.De steenkoppels (één of twee) worden ingeschakeld en op elkaar gelegd door de gewichten van het lichtwerk naar omhoog te brengen. Zo hebben we nog een bijkomende rem indien het gaat stormen.

Een extra stormbeveiliging kan zijn: een stut onder één van de kammen van het vangwielrechts op de ijzerbalk of een stut op de vangbalk, waardoor die extra wordt neergeduwd.Alle luiken en openingen worden gedicht en de molen afgesloten. Leg ook de“windmolentjes” in de zijweeg vast, want die kunnen bij het draaien water binnenbrengen.

Eengoudentip!

Maakvoordemolenwaarmeejeregelmatigdraaiteenchecklistopvanallehandelingendiejemoetverrichtenvanafjedemolendeuropenmaakttotjedieweeropslotdoet.Zovermijdjedatjedingenvergeet.Steljemaareensvoordatje‘savondsdewinddoordeschoorsteenhoorthuilenendatjedanpasbedenktdatjebentvergetendevangopteleggen!

Page 66: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

66

Watermolen.

9.Veiligheidopenronddewindmolen.

Veiligheid is een zeer belangrijk onderwerp bij onze draaiende molens.Bij een watermolen zijn er tientallen situaties die zeer onveilig zijn voor molenaar en bezoeker en waarbij ongevallen zware gevolgen kunnen hebben.Het is uitermate belangrijk om hier voldoende aandacht aan te besteden en debezoeker ook te wijzen op de gevaarlijk situatie.Een draaiend waterrad en de draaiende wielen in de molen trekken mensen aan. De meeste mensen onderschatten of zien de gevaren niet.Dus de aandacht moet gaan naar;

Buitendemolen. - valgevaar in de waterloop of waterval en het rad. - aanraking met het rad vermijden. - bij vorst en ijsvorming, wees uitermate voorzichtig tegen uitglijden. - bij het smeren van de lagers. Doe dit nooit terwijl de molen draait en verzeker u dat hij niet plotseling kan draaien. Beter, zorg voor een smeerpunt op afstand via een leiding en vetpomp. - onderschat de kracht van water niet!

Binnendemolen. - aanraken van draaiende delen zo veel mogelijk vermijden. - afschermen van draaiende assen, wielen en riemen. - bij het betreden van de asput of de haakse overbrengingen steeds de molen stilleggen en er u van verzekeren dat hij niet plotseling kan beginnen draaien door lekkend water in het rad of bedienen van de maalschuif door derden. - een zak maalgoed kan steeds losschieten bij het luien. - rookverbod in de molen om brandgevaar te voorkomen. - brandblustoestellen (5kg ABC blussers) zijn wenselijk op elke verdieping. - zorg voor voldoende verlichting, zeker in de buurt van gevaarlijke situaties. - zorg voor leuningen aan trappen. - zorg voor een electrische installatie die minimaal spatwaterdicht is (IP44) voor schakelaars, armaturen en stopcontacten. Dit om reden van de vochtige en stoffige omgeving.

Het is aan te bevelen om bij elke watermolen de meest risicovolle situaties in kaart te brengen. Tezelfdertijd moet onderzocht worden wat men kan doen om de onveilige situatie te elimineren of wat men kan doen om zich daartegen te beschermen.

Het is tevens wenselijk dat de uitbater van de watermolen voldoende verzekerd is voorschade aan derden of aan zichzelf. Vrijwillige molenaar, wees waakzaam, voorkom ongevallen en schakel onveilige situaties uit.

Page 67: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

67

Weerkundelerendoormolenaars.

Windrichting.

Windroos

Page 68: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

68

Windsterkte.

Beaufortschaal.

Enkele bemerkingen:- De windsterkte aan de kust ligt 1 of 2 Beauforteenheden hoger dan aan land.- Er mag slechts gemalen worden tot windkracht 7.- De in de tabel vermelde snelheden zijn gemiddelde waarden. De wind is niet steeds gelijkmatig. Soms loopt hij op, maar meestal volgt daarna een relatief rustiger periode. In die rustuger periode kan de molenaar dan, indien nodig, vangen.- In buien kan de wind soms gedurende korte tijd zeer hoge snelheden halen. Hou daar rekening mee (zie later).

Page 69: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

69

Wolken.Wolken hebben een naam. Die naam geven is niet altijd eenvoudig. Maar oefening baartkunst.In de wolken onderscheidt men 10 geslachten en verder worden ze onderverdeeld naar de hoogte (van de basis), waarop ze voorkomen.

Hogewolken

Cirrus (Ci) 7 tot 13 km (gem. 9 km) ijskristallenCirrostratus (Cs) 6 tot 11 km (gem. 8 km) ijskristallenCirrocumulus (Cc) 5 tot 11 km (gem. 7 km) ijskristallen

MiddelhogewolkenAltostratus (As) 3 tot 6 km (gem. 4 km) ijskristallen en waterdruppelsAltocumulus (Ac) 2 tot 7 km (gem. 4 km) ijskristallen en waterdruppels

Lagewolken

Stratocumulus (Sc) 1 tot 2 km (gem. 1,5 km) waterdruppelsNimbostratus (Ns) 0,5 tot 2 km (gem. 1 km) waterdruppelsStratus (St) beneden 1 km waterdruppels

Lagewolken

Cumulus (Cu) basis : 800 tot 1800m top : 1,5 tot 3 kmCumulonimbus (Cb) basis : 500 tot 1500m top : 3 tot 13 km

Tabel 5 : wolkensoorten.

Het uitzicht van de wolken kan als volgt beschreven worden:

Cirrus windverenCirrostratus ijle, witte sluierCirrocumulus kleinste schaapjeswolkenAltostratus grauwe sluier, waaruit vaak regen of sneeuw valtAltocumulus grove schaapjeswolkenStratocumulus grote, platte schollenNimbostratus echte regenwolkenStratus gelaagde wolk, ver uitgespreidCumulus mooi - weer - wolkCumulonimbus zich sterk verticaal ontwikkelde Cumuluswolk, dondertoren

Tabel 6 : uitzicht van de wolken.

Page 70: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

70

Wolken en het te verwachten weer.

1. Cirrus(Ci).

Cirruswolken zijn de allerhoogste wolken, die zich zelfs aan de rand van de stratosfeer bevinden. Ze zijn opgebouwd ijt ijskristallen en zijn zo dun dat de zon er doorheen kan schijnen zonder schaduw af te werpen. Ze bewegen zich vaak met hoge snelheid, alhoewel dat van op de aarde niet altijd te vermoeden is. Ze vertellen ons iets over het weer dat soms honderden kilometer verder heerst.Ze zijn niet altijd voorbode van slecht weer. We kunnen wel regen verwachten als de hemel door steeds meer Cirruswolken bedenkt wordt. Cirrus komt vaak voor aan de voorzijde van een slecht - weergebied. Hhet weer blijft mooi en verandert nauwelijks.Wanneer de Cirrus snel langs de hemel trekt volgen regen en wind al na enkele uren. Dit gebeurt traag, dan kan het nog wel 24 uren duren voor het weer slechter wordt.

2. Cirrostratus(Cs).

De zon schijnt als door een matglas en meestal zijn er mooie kringen te zien (halo’s) rond de maan of de zon (bijzonnen). Een dergelijke lucht is vaak de voorbode van slecht weer.Cirrostratus bevindt zich namelijk aan de voorzijde van een warmtefront. Op cirrostratus volgt vaak Altostratus en dan Nimbostratus.

3. Altostratus(As).

Altostratus volgt op Cirrostratus. Ze zijn typerend voor een warmtefront. Het is een donkere sluierwolk, grijs of blauw gekleurd. De zon schijnt er nog nauwelijks of niet meer door. Als Altostratus verschijnt, is de regen niet ver meer af. Soms regent het zelfs reeds uit Altostratus. In de winter kan de regen voorafgegaan worden door sneeuw. Op de Altostratus volgt een warmtefront de Nimbostratus.

Page 71: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

71

4. Cirrocumulus(Cc).

Deze wolken zijn bij ons vrij zeldzaam.Dit ribbelpatroon van golfvormige wolkenbanden zonder schaduw bestaat uit ijskristallen. Het zijn de hoogste “schaapjeswolkjes”. Deze fijne schaapjeswolken zijn een ongunstig voorteken. Ze wijzen op onstabiele lucht.Als ze snel voorbijtrekken bevinden we ons onder de straalstroom.

5. Altocumulus(Ac).

Altocumulus ontstaat als twee luchtsoorten over elkaar stromen. Er onstaan dan ribbels of golven. Op deze soort bewolking volgt vaak een weerverandering.Er zijn twee soorten Altocumuluswolken die wijzen op een grote onstabiliteit van de lucht.Ze kunnen dan ook de voorboden van onweer zijn.Het zijn: - Altocumuluscastellanus: een rij donkerkopjes boven een bank van Altocumulus Ook deze wolkenvorm is een vrijwel zekere voorbode van onweer. Soms gebeurt dit al na enkele uren. Als ze in de zomer al zichtbaar zijn in de ochtend, dan onweert het dikwijls al in de namiddag. - Altocumulusfloccus: grillige, vlokkige schaapjes, die opstekende kopjes hebben.

Altocumulus castellanus

Altocumulus floccus

6. Stratocumulus(Sc).

Als er in een wolkenlaag rollen of grote ballen ontstaan, die zowel los van elkaar voorkomen als met elkaar versmolten zijn, met afwisselend donkere en lichtere delen, dan hebben we met Statocumulus te doen. Stratocumulus lijkt sterk op Altocumulus. Het zijn vlakke schollen die vaak de hele hemel bedekken. Alhoewel ze groter lijken dan Altocumulus, is dat gezichtsbedrog. Stratocumulus wijst op beter weer. Stratocumulus komt na de depressie en ontstaat uit opgeloste buien (ze bestaan bijna altijd uit waterdruppels).

Page 72: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

72

7. Nimbostratus(Ns).

De Nimbostratus is door iedereen gekend als de typische regenwolk. Het is een egaal grijze wolkenlaag die de hele hemel bedekt. Gewoonlijk wordt de bewolking dikker en dikker. Dit wijst op de nadering van een neerslaggebied. Uit een egaal grijze hemel, Nimbostratus, valt onafgebroken regen en dit gaat door tot de middelhoge bewolkingneiging vertoont te gaan breken.

Onder de Nimbostratus kunnen kleine, losse wolkenflarden voorkomen : - de Nimbostratusfractus. Dit betekent dat het warmtefront ons passeert en dat we in warmere lucht gaan komen.

- de Nimbostratuspannus.

8. Stratus(St).

Stratus is een soort mistlaag, die in de hogere luchtlagen gevormd werd. Stratus kan verward worden met Nimbostratus. Uit Stratus valt hoogstens een lichte motregen. In de zomer kan de dag beginnen met Stratus. Als de zon de wolkenlaag voldoende heeft kunnen opwarmen, kan het echter prachtig weer worden.In de winter echter kan Stratus dagenlang blijven hangen en

aanleiding geven tot somber, grijs weer.

9. Cumulus(Cu).

Cumulus is een wolk die zich vertikaal ontwikkelt. Deze verticale ontwikkeling is veroorzaakt door grote temperatuurverschillen tussen de onderste en de boven-ste luchtlagen. De randen zijn scherp omlijnd. Zolang deze eigenschappen behoudenblijven regent het niet.

In de zomer is de hemel vaak bedekt door mooi-weer-Cumulus (Cumulushumilis), die weinig neiging heeft om aan te groeien en die vaak tegen zonsondergang verdwijnt. Meestal drijven ze traag langs de hemel.

Groeit de Cumulus aan tot een Cumuluscongestus (bloemkoolwolk), dan kan dit de voorbode zijn van een Cumulonimbus (zie verder). Zodra deze een vezelachtige structuur begint te krijgen en de omtrekken rafelig en wazig beginnen te worden, is de neerslagvormingbegonnen.

Page 73: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

73

10. Cumulonimbus(Cb).

Deze wolk heeft een zeer grote verticale ontwikkeling en kan tot aan de stratosfeer reiken. Het is de ‘buienwolk’ bij uitstek, die vaak gepaard gaat met onweer. Begint de wolk bovenaan uit te rafelen (ijskristallen), dan is het neerslagproces in werking getreden. Hoe groter de druppels worden hoe meer ze grijs tot zwart gaat kleuren.

Hoe kunnen we wolken herkennen?

Cb (buienwolk) CumulonimbusNs (regenlucht) NimbostratusSc (golfwolk) StratocumulusCu (stapelwolk) CumulusSt (mistlucht) Stratus

Weer dat bij een polaire depressie hoort.Er hangt zeer veel af hoe de depressie zicht ten opzichte van ons beweegt. Er kunnen zich 3 mogelijkheden voordoen: - de depressiekern passeert tennoorden van ons land, - de depressiekern passert tenzuiden van ons land, - de depressiekern trekt juistover ons land.

Cc (ribbeltjeswolk) CirrocumulusCi (veegwolk) CirrusCs (melklucht) CirrostratusAc (schaapjeswolk) AltocumulusAs (matglaslucht) Altostratus

1. Dedepressiekerntrekttennoordenvanonslandvoorbij.

1 De wind krimpt naar zuid of zuidoost2 Er verschijnt Cirrus,Cirrostratus3 De luchtdruk daalt4 Er verschijnt Altostratus De luchtdruk daalt verder De temperatuur stijgt5 Er verschijnt Nimbostratus en het begint te regenen De luchtdruk daalt niet verder De wind waait uit het zuidwesten6 De wind ruimt verder naar het westen Het stopt met regenen - Er komen opklaringen7 De luchtdruk daalt opnieuw In het westen of noordwesten komende dreigende stapelwolken (het koufront)8 Het koufront passeert met hevige buien, soms met onweer - Rukwinden - Wind ruimt verder naar het noordwesten De luchtdruk daalt niet meer9 Helder en opmerkelijk frisser weer10 Later steeds groter wordende Cumulus en zelfs Cumulonimbus

Page 74: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

74

Bij deze situatie ligt het grootste gevaar bij de doorgang van het koufront. Dit passeert met een snel ruimende en in kracht toenemende wind, vergezeld van soms hevige buien en onweer.De doorgang van het koufront kan soms zeer snel gebeuren!De koude lucht die volgt op het koufront is vaak mPL, is helder en niet vervuild. Hij komt immers van de noordelijke Atlantische Oceaan. Die lucht is wel onstabiel en geeft vlug aanleiding tot buien.Na de doortocht van het koufront begint de luchtdruk weer te stijgen.Blijft de wind verder ruimen naar noord of noordoost, dan kan beter weer volgen.Krimpt de wind weer naar zuid of zuidwest, dan komt een nieuwe depressie aanzetten.Dit kan zich verscheidene malen herhalen.Bij het doortrekken van een depressie ten noorden van ons wordt het weer meestal grondig gewijzigd. In de zomer kan het tijdelijk koeler worden en in de winter kan het tijdelijk dooien.

2. Dedepressiekerntrekttenzuidenvanonslandvoorbij.

Als de depressie ten zuiden van ons passeert, zal de wind vanzelfsprekend naar het oosten draaien. Rond een gebied van lage druk waait de wind immers tegengesteld aan de wijzers van een uurwerk. Het verloop van het weer wordt hieronder weergegeven.

1 De wind krimpt naar zuidoost en later naar oost2 De luchtdruk daalt3 De bewolking neemt toe : Cirrus,Cirrostratus,Altostratus4 Als de kern dicht genoeg passeert kan er ook Nimbostratus en (mot) regen komen 5 De luchtdruk bereikt zijn laagste waarde De bewolking neemt af6 De wind gaat naar noordoost en krimpt verder De luchtdruk stijgt verder

3. Dedepressiekerntrektrechtoveronsland.

In dit geval zijn alle verschijnselen extra hevig. Nabij de kern heeft een merkwaardige weeromslag plaats. Het weerverloop wordt hieronder beschreven.

1 De wind krimpt naar het zuidoosten2 De bewolking neemt toe : Cirrus,Cirrostratus,Altostratus3 De luchtdruk daalt snel en wordtlaag4 Het wordt warmer5 Nimbostratus met (mot) regen 6 De wind valt bijna volledig of vaak volledig weg - De luchtdruk daalt niet verder meer7 Het stopt met regenen en er komen opklaringen Dewindflakkertfelaanuithetnoordwesten8 De luchtdruk stijgt snel9 Er is kan op buien uit het noordwesten

Page 75: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

75

Dezesituatieisextragevaarlijkvoordemolenaar!De wind komt eerst uit het zuidoos-ten, valt dan soms volledig weg en kan dan zeer komen opzetten uit het noordwesten.De wind draait met andere woorden over 180°.In de zomer resulteert dit weer vaak in een winderig, koel en buiig weer. In de herfst en in de winter kan dit leiden tot een zware storm. In de kern van de depressie kan het weer zonnig zijn en rustig. Laat je niet misleiden!

4. Hetontstaanvanonweer.

Heel kunstmatig zou men onderscheid kunnen maken tussen twee soorten onweer.Dit onderscheid is kunstmatig omdat beide types door elkaar kunnen lopen.Men onderscheidt : - warmte - onweer - frontaal onweer.Warmte onweer - plaatselijk, meest in het binnenland, - weinig wind (behalve enkele windstoten), - meestal na de middag - in het zomerhalfjaar.Frontaal onweer - over een groot gebied, kust en binnenland, - zware windstoten en definitief draaien van de wind, - op alle uren van de dag, - in alle jaargetijden, - brengt weeromslag.Onweer kan ook buien vergezellen na het passeren van het front. Dit is dan weer niet aan uur of seizoen gebonden. Zo kan er in de winter tijdens een sneeuwbui uit het noordwesten plots een enkele donderslag weerklinken.

5. Hoeveriseenonweervanonsverwijderd?

Als men de bliksem ziet kan men de afstand van het onweer ook berekenen. Men meet de tijd tussen het zien van de bliksemschicht en het horen van de donderslag. Dat aantal seconden vermenigvuldigt men met 300m.Voorbeeld: Men hoort de donderslag 6 seconden na het zien van de bliksem, dan is het onweer nog 6 x 300 = 1800m van ons verwijderd.Deze berekening steunt op het gegeven dat de snelheid van het licht ongeveer 300 000 km/s bedraagt (dus door onze ogen ogenblikkelijk waargenomen) en de snelheid van het geluid slechts 300 m/s is.

Plaatselijke weersvoorspelling.Om zelf het weer te voorspellen kan men gebruik maken van het gedrag bij het ontstaan van een depressie. Zo zijn de regels-van-de-kruisende-winden ontstaan. Deze manier van voorspellen vraagt geen instrumentariem, maar wel een grondige observatie. Basisdoelstelling is te voorspellen of het huidige weer gaat veranderen.Belangrijk is te weten dat wolken kunnen ontstaan op verschillende hoogtes en dat we uit de soort wolk kunnen afleiden op welke hoogte deze zich bevindt.

Page 76: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

76

Voldoende is ze te kunnen situeren in het vak hoog, middelmatig of laag. Verder onderver-delen is niet nodig.Volgende stap is te bepalen in welke richting de wolken zich bewegen. Wanneer hoge of middelhoge wolken (Cirrus - of Altowolken) zich in richtingen bewegen die sterk verschillen van die van de lage wolken (Cu, Sc, St) wijst dit op te verwachten weersveranderingen. Met die gegevens kunnen we in een paar minuten tijd zelf een voorspelling wagen. Er zijn drie mogelijkheden: - verbetering, - verslechtering, - geen verandering.Wanneer geen hoge bewolking waar te nemen valt, is er meestal ook geen weersverandering te verwachten in de eerst komende uren.

1. Deweersverslechtering

“Steljemetjerugnaarderichtingvanwaardegrondwindkomt.Indiendehogerewolkenvanlinkskomendanzalhetweermeestalslechterworden”.De grondwind is de wind waarin de lagere wolken bewogen worden. Zo kunnen we meestal de trekrichting van de lagere wolken gebruiken om de richting van de grondwind te vinden. Die verslechtering kan inhouden: - toenemende bewolking, vaak op grote en middelgrote hoogte, later gevolgd door regen, - toenemende wind, - regen of sneeuw (na 4 - 10 uren) of onweer, - mist, langs de kust of op de heuvels met motregen nadat een regenzone gepasseerd is.

De regels

2. Deweersverbetering

De regels voor de weersverbetering zijn gebaseerd op de optredende windrichtingen na doortocht van het koufront. Hier moet de regel met voorzichtigheid gebruikt worden.Er kunnen de eerste uren nog zware buien optreden. De verbeteringen kunnen tot een dag op zich laten wachten. De regel is de volgende:“Steljemetjerugnaardegrondwindenalsdandehogewolkenvanrechtskomenzalhetweersnelverbeteren”.

Die verbetering kan inhouden: - het ophouden van de continue regen of buien, - een stijgende wolkenbasis en eventueel oplossen van middelhoge en hoge bewolking, - een afname van de wind (niet steeds op korte termijn), - verbeterde zichtbaarheid.

Houd er wel rekening mee dat in de winter of in de lente een weersverbetering na doortocht van een koufront kan leiden tot vorst of tot de vorming van stralingsmist.

Page 77: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

77

1. Dewindrichtingopgrotehoogte.

Hoge wolken kunnen in lijnen of banden liggen die soms dicht kunnen zijn. Ze kunnen soms ook in plukken liggen of verspreide richtingen hebben of verschillende hoogten. Als ze gelijnd liggen is er meestal verandering op komst; liggen ze verspreid dan komt er meestal geen verandering.Om de trekrichting van de hoge wolken te vinden kan men die lijnen goed gebruiken. Zoek eerst een referentiepunt (een mast, boom, nok van een dak, een stilstaand gevlucht...).Indien je zo een referentiepunt hebt gevonden, beschouw dan een deel van een hoge wolk, zonder rekening te houden met de andere wolken.Indien men de hoge wolken kan zien bewegen zonder een referentiepunt te moeten gebruiken, dan bewegen ze zich met zeer hoge snelheid (tot 40m/s). Dergelijke hoge snelheden gaan samen met de jet-streams in de troposfeer. Stormen volgen vaak als men dergelijke snelle Cirrusbanden waarneemt. Is er bijna geen verplaatsing waar te nemen dan wijst dit erop dat er in de komende uren niet zo veel zal veranderen in het weerbeeld. In de winter kan de cirrus soms verschijnen op de hoogte van de Altostratus en de Altocumulus in de zomer. Maar ook dan kan men de hoogste Cirruswolken gebruiken voor de voorspelling.

Praktisch

2. Derichtingvandegrondwind.

Voor de bepaling van de windrichting op de grond kan men best gebruik maken van de trekrichting van lage wolken zoals Cumulus, Stratus en Fractostratus. De echter grondwind kan soms sterk verstoord zijn door de topografie van het landschap en door land- en zeewinden. Zo reikt de invloed van de zeewind niet tot op Cumulushoogte.Indien er geen lage bewolking aanwezig is, moet men zich natuurlijk wel baseren op de wind die men op de grond voelt of indien mogelijk kan men op een weerkaart uit het ver-loop van de isobaren de richting van de grondwind bepalen.

3. Verklaringvanderegels.

De regels kunnen verklaard worden, uitgaande van twee vaststellingen: - de wind ruimt met de hoogte wanneer warme lucht in aantocht is, - de wind krimpt met de hoogte wanneer koude lucht nadert.

Ruimen : krachtig wordende wind die verloopt van west naar noord tegen draairichting van de zon in. Krimpen : afnemen, minderen of teruglopen van de wind door het noorden naar het westen of door het westen naar het zuiden gaande.

Page 78: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

78

Oefening baart bij het toepassen van deze regels de kunst. Zo moet men wel voorzichtig zijn wanneer onweer in de buurt is. De wolkenstructuur kan in de buurt van onweerskernen zeer warrig zijn. In dit geval kan men de richting van de toppen van de Altocumulus castellanus gebruiken om de windrichting op hoge hoogte te bepalen.Als men dan volgens de regels een verslechtering moet verwachten klopt dit in 80% van de gevallen. Indien men geen Cirrus kan vinden, kan men in de meeste gevallen ook gebruik maken van de Altocumulus en de Altostratus. Indien de ganse hemel bedekt is met lage wolken wijst dit meestal op weinig grote veranderingen.Meestal loopt het moeilijker bij de prognose van de tijdsduur binnen de welke het weer zal veranderen. Hierbij kan de vorm van de Cirrus helpen. De Cirrus die samen gaat met de jet-stream kan tot 24 uren het slechte weer vooraf gaan.Cirrus en Cirrostratus kunnen in normale omstandigheden 6 tot 12 uren het warmtefront of het occlusiefront vooraf verschijnen. Hierbij moet men regelmatig de windrichtingen controleren. Wanneer de hoge winden grote snelheden laten vermoeden, mag men zeker zijn dat er wel heel slecht weer op komst is!

Nog enkele bedenkingen

Molencursus

Deze molinodialoog is hoofdzakelijk samengesteld op basis van de teksten van de molen-cursus georganiseerd door Levende Oostvlaamse Molens en Werkgroep West-Vlaamse molens onder auspiciën van Molenforum-Vlaanderen. Lesgevers zijn :- Alain Goublomme : • Bouw en werking van de staakmolen (cursus 2011-2013) • Werken met molens (cursus 2012-2013)- Jan Bauwens en Dirk Van Smissen : Bouw en werking van watermolens (cursus 2011-2013)- Guido De Corte : Weerkunde voor molenaars (cursus 2011-2013)- Guy Suy : • Molenstenen (cursus 2009-2010) • Klein onderhoud van standaard molens (cursus 2009-2010) • Klein onderhoud van bovenkruiers (cursus 2009-2010)- Dirk Peusen : Bouw en werking van de bovenkruier (cursus 2009-2010)- Walter Van den Branden : • Veilig en wel in en rond de molen (cursus 2011-2013) • Molens met andere functies (cursus 2009-2010)In de cursus is ook opgenomen :- De geschiedenis van malen en molen : Lieven Denewet (cursus 2011-2013)- Granen : Guido De Corte (cursus 2011-2013)- Oliehoudende zaden : Guido De Corte (cursus 2011-2013)- Praktische aspecten van een restauratie : Sabine Okkerse (cursus 2011-2013)

Hier een ere-salut aan de vrijwilligers die deze uitgebreide leerstof verwerken, om het diploma van vrijwillige molenaar te behalen. Eveneens een warme hulde aan de cursus-gevers die hun kennis overbrengen om aspirant-molenaars te leren en dit immaterieel erfgoed molenkunde te bewaren, te behouden en door te geven.

Page 79: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

79

Molenforum Vlaanderen dankt zijn leden Levende Oost-Vlaamse Molens, Werkgroep West-Vlaamse Molens en Koepel Molens Vlaams-Brabant voor de organisatie van de molenaarscursus in het verleden, en in de toekomst.

Genomineerden

Op 27 april 2012 wordt het kenteken “Actieve Molen 2012” door kabinetchef Marc Andries, in naam van minister Geert Bourgeois, uitgereikt aan:

GenomineerdenprovincieOost-Vlaanderen:1. Ertvelde(Evergem),Stenen Molen en Rosmolen2. Massemen(Wetteren),Van Hauwermeirsmolen3. Schelderode(Merelbeke),Schelderomolen

GenomineerdenprovincieWest-Vlaanderen:1. Outrijve(Avelgem),Tombeelmolen2. Koekelare,Hovaeremolen3. Leisele(Alveringem),Stalijzermolen

GenomineerdenprovincieAntwerpen:1. Grobbendonk,Watermolen2. Hoogstraten,Laarmolen3. Weelde(Ravels),Arbeid Adelt

GenomineerdenprovincieLimburg:1. Elen(Dilsen-Stokkem),De Hoop2. Hamont(Hamont-Achel),Napoleonsmolen3. Sint-Huibrechts-Lille(Neerpelt)

GenomineerdenprovincieVlaams-Brabant:1. Alsemberg,Herisemmolen2. Langdorp,Heimolen3. Rillaar,Molen ten Leefdaele

Page 80: "de vriendenkring van het molenmuseum" Voorjaar 2012

80

VriendenkringvanhetMolenmuseumweeserbijop27april2012

Programma :

1.OntvangstinhetDorpshuis-vanaf19u00

Dorpshuis, Emile Verhaerenstraat 71, 2890 Sint-Amands, vanaf 19u00

2.Aanvangplechtigheid-19u30

- Inleiding - Toespraak door De Heer Kabinetchef Marc Andries - Uitreiking van de kentekens door De Heer Kabinetchef en overhandiging van de Oorkondes door de voorzitters van de provinciale molenkoepels.

3.VerplaatsingnaarhetMolenmuseum

- (op loopafstand 50m) Kerkstraat 3 - Opening van de tentoonstelling “Vrijwillige Molenaars : Erfgoedhelden”.

4.Receptie

- aansluitend bij de opening van de tentoonstelling - men verplaatst zich hiervoor opnieuw naar het Dorpshuis.

De tentoonstelling “Vrijwillige Molenaars : Erfgoedhelden”is geopend tot en met 27 mei 2012.