Ondernemerschap & innovatie presentatie congres plantenstoffen
DE TOPONDERNEMERS REGELING · Ondernemerschap zit in de genen van de Erasmus Universiteit. Het ECE...
Transcript of DE TOPONDERNEMERS REGELING · Ondernemerschap zit in de genen van de Erasmus Universiteit. Het ECE...
DE TOPONDERNEMERSREGELINGStudenten in staat stellen om studeren en ondernemen op hoog niveau te kunnen combineren
COLOFON
Erasmus Centre for Entrepreneurship
Rotterdam Science Tower
Marconistraat 16
3029 AK Rotterdam
E-mail: [email protected]
Telefoon: 010-3021331
Auteur: Jeroen Veenenbos
Omslag ontwerp: Dito Yudhiana
Layout en DTP: Thomasbijen.com
© Erasmus Centre for Entrepreneurship 2015Niets van deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd zonder de voorafgaande toestemming van de uitgever en andere auteursrechthebbenden. ECE is niet aansprakelijk voor gegevens die door derden werden verstrekt.
Over het Erasmus Centre for Entrepreneurship
Ondernemerschap zit in de genen van de Erasmus Universiteit. Het ECE maakt
bedrijven, van startup tot multinational, zichtbaar beter in ondernemerschap door
hun inzicht en een leeromgeving te bieden waar zij van ideeën daadwerkelijk
kunnen omzetten in innovaties. Ieder jaar volgen meer dan 4000 studenten,
ondernemers en professionals ondernemerschapsonderwijs bij het ECE. De
ECE Campus, gevestigd in de Rotterdam Science Tower, is een hotspot voor
ondernemerschap en innovatie. Meer dan 50 innovatieve bedrijven zijn hier
gevestigd en elk jaar laten 10.000 mensen zich inspireren tijdens verschillende
evenementen op de ECE campus. Zie voor meer informatie www.ece.nl.
Over de Dutch Centres for Entrepreneurship
DutchCE is het netwerk van de gezamenlijke centres for entrepreneurship binnen
Nederland. DutchCE heeft als hoofddoel om het ondernemersschapsonderwijs
te promoten binnen Nederland. Daarbinnen streeft het DutchCE er onder andere
naar om de bijdrage van de academische centra aan het Nederlandse en Europeses
ecosysteem te vergroten, de kwaliteit van onderwijs, training en onderzoek op het
gebied van ondernemerschap te verbeteren en om de samenwerking tussen de
verschillende centra op het gebied van kennisdeling te stimuleren. Zie voor meer
informatie www.dutchce.nl.
INHOUDSOPGAVE
Direct beginnen Achtergrond MethodologieAlgemene bevindingenVoorbeeldcases
Case 1Case 2Case 3
Conclusie
469
111314202629
DIRECT BEGINNENZet in 5 slimme stappen snel en laagdrempelig een TOR op:
1. Peil de vraag
Peil op een slimme en laagdrempelige manier of er binnen de onderwijsinstelling
student-ondernemers zijn die behoefte hebben aan een TOR. Dit hoeft niet
altijd top-down, maar kan juist ook bottom-up. Doe dit bijvoorbeeld door een
marketingcampagne te lanceren, ook al is er nog geen compleet programma.
Maak via flyers, social media, video’s en kleine evenementen duidelijk dat student-
ondernemers zich kunnen aanmelden. Zo komt u er vanzelf achter of er vraag
naar is.
2. Zoek de samenwerking
Samenwerking heeft veel voordelen. Laat u bijvoorbeeld inspireren door bestaande
programma’s. Er is geen noodzaak om het wiel helemaal opnieuw uit te vinden. Kijk
ook of er in de regio koppelingen gemaakt kunnen worden. Door met meerdere
instellingen gezamenlijk één programma op te zetten kunnen er meer studenten
bereikt worden en wordt verschillende kennis en expertise samengebracht. Ook
samenwerkingen met expertise-partners (zoals bijv. een universitair centrum of
incubator) en succesvolle alumni-ondernemers van de instelling kunnen van grote
waarde zijn.
3. Creëer één aanspreekpunt
Het moeten schakelen met verschillende docenten die intern niet communiceren
over gemaakte afspraken is een van de meest gehoorde klachten bij student-
ondernemers. Zorg daarom dat studentondernemers één aanspreekpunt hebben.
Deze persoon kan fungeren als persoonlijke begeleider en studentondernemers
helpen om binnen de onderwijsinstelling te navigeren.
4. Zorg voor een peer-to-peer groep
Door een community te creëren worden studentondernemers in staat gesteld om
elkaar verder te helpen. Zij kunnen ervaringen, kennis en netwerk delen. Daarnaast
kunnen zij elkaar motiveren en ondersteunen wanneer zaken tegen zitten. Het is
belangrijk dat dit een community van gelijkgestemden is. Let daarom bij de selectie
op aspecten zoals het ambitieniveau: wil de studentondernemer de volgende
Google opzetten of een lokale fietsenwinkel starten?
5. Creëer ambassadeurs
Om ervoor te zorgen dat, na de initiële marketing, studentondernemers het
programma blijvend weten te vinden, dan is het belangrijk om binnen de
onderwijsinstelling ambassadeurs te werven. Zorg dat onderwijzend personeel
van het programma weet en stimuleer huidige deelnemers en alumni om nieuwe
leden aan te dragen.
Zelf aan de slag en hulp nodig?
Wilt u zelf een TOR op gaan zetten en zit u met specifieke uitdagingen en vragen?
Wij helpen u graag door u in contact te brengen met mensen die u reeds zijn
voorgegaan. Zij kunnen hun ervaringen met u delen en met u sparren over de opzet
van uw programma. Als u hier interesse in heeft, dan kunt u een mail sturen naar
Jeroen Veenenbos van het Erasmus Centre for Entrepreneurship (veenenbos@
ece.nl).
6
ACHTERGROND
De Topondernemersregeling
Ondernemen op hoog niveau is topsport. Veel onderwijsinstellingen hebben
regelingen die topsporters helpen om hun drukke trainingsschema’s te combineren
met hun studie. Waarom bestaan dergelijke regelingen niet voor studenten die op
topniveau ondernemen?
Met deze gedachte startte de Erasmus Universiteit Rotterdam in 2012 als
eerste universiteit van Nederland met het Student Entrepreneurs Excellence
Programme (StEEP); een topsportregeling voor studentondernemers, ofwel een
‘topondernemersregeling’ (TOR). De visie van StEEP is dat studentondernemers
niet een succesvol bedrijf runnen in plaats van hun studie, maar juist dankzij hun
studie. Het doel van StEEP is dan ook om studentondernemers af te laten studeren
en zogenaamde drop-outs (uitvallers) te voorkomen. Inmiddels zijn ook een aantal
andere onderwijsinstellingen gestart met het opzetten en uitvoeren van dergelijke
regelingen en programma’s.
Waarom dit Handboek?
Hoewel er een aantal onderwijsinstellingen zijn die reeds een topondernemers-
regeling hebben ingevoerd, staan veel van dergelijke regelingen nog in de
kinderschoenen en heeft de overgrote meerderheid van de onderwijsinstellingen
nog helemaal geen regeling terwijl het aantal student-ondernemers alleen maar
toeneemt.
Op initiatief van het ministerie van Economische Zaken heeft het Erasmus Centre
for Entrepreneurship (ECE), onder de vlag van de gezamelijke Dutch Centres for
Entrepreneurship, daarom dit korte handboek opgesteld. Het doel is om kennis
en ervaring te delen op het gebied van topondernemersregelingen en zo alle
onderwijsinstellingen in Nederland te helpen om studenten in staat te stellen
studeren en ondernemen op hoog niveau succesvol te combineren. Door dit
handboek en eventuele begeleiding willen wij onderwijsinstellingen ondersteuning
bieden bij het implementeren van dergelijke regelingen, gebaseerd op ervaringen
uit de praktijk, bijvoorbeeld als het gaat om het creëren van commitment bij
stakeholders of het bereiken van bestaande studentondernemers binnen de
onderwijsinstelling.
7
Het Belang van Student Ondernemerschap
Om de creatie en groei van snelgroeiende, innovatieve en schaalbare bedrijven
te stimuleren is ondernemend talent nodig. Om dit talent de kans te geven zich
te ontwikkelen is het cruciaal dat zij al in een vroeg stadium in contact komen
met ondernemerschap. Ervaring in ondernemerschap leidt namelijk vaak tot
succesvoller ondernemen, aangezien de ondernemer niet meer dezelfde fouten
zal maken.. Een bijkomend voordeel is dat de ondernemende competenties en
denkwijzen die worden ontwikkeld door te ondernemen ook steeds meer worden
gewaardeerd binnen bestaande bedrijven. Naarmate concurrentie toeneemt
en veranderingen complexer worden hangt het onderscheidend vermogen
en succes steeds meer af van de mate waarin bedrijven zichzelf kunnen blijven
vernieuwen en effectief nieuwe kansen creëren en implementeren. Hiervoor zijn
interne ondernemers nodig.
“16 procent van de Nederlandse studenten is actief bezig met zijn of haar eigen bedrijf”
Op dit vlak vinden positieve ontwikkelingen plaats. Zo komen mensen op een
steeds jongere leeftijd al in aanraking met nieuwe technieken en zijn (financiële)
barrières makkelijker te overbruggen dan vroeger. Als gevolg vindt er de laatste
jaren een gestage groei plaats in het percentage (voltijd) studenten dat naast de
studie bezig is met een eigen bedrijf. Dit houdt in het plannen maken tot, opzetten
en runnen van een eigen startup. Uit onderzoek van het Erasmus Centre for
Entrepreneurship onder 10.000 respondenten blijkt dat het aantal studenten dat
naast een volledige studie een bedrijf runt sinds 2012 is verdubbeld1. In 2012 was
3 procent van de studenten in het hoger onderwijs actief als ondernemer. In 2014
liep dit op tot 6 procent. Daarnaast is 10 procent bezig om een bedrijf op te zetten.
Opgeteld is dus 16 procent actief bezig met zijn of haar bedrijf.
1 Bron: GUESSS National Report of the Netherlands 2013-2014. Erasmus Centre for Entrepreneurship. Beschikbaar via www.guesssurvey.nl
8
De Uitdagingen van Student Ondernemerschap
Steve Jobs van Apple was er één. Mark Zuckerberg van Facebook ook, net
als in Nederland Pieter Zwart van Coolblue: een ‘college drop-out’. Ofwel,
topondernemers die hun studie niet afmaakten. “Er was voor mij destijds gewoon
niet genoeg tijd om beide te combineren. Dus koos ik voor mijn eigen bedrijf”,
heeft Pieter Zwart ooit gezegd.
Ondernemer ben je fulltime, maar als studentondernemer heb je naast je bedrijf
nog andere plichten en verantwoordelijkheden. Ervaring leert dat studenten het
vaak lastig vinden om het runnen van een bedrijf te combineren met het halen
van goede studieresultaten. Voor velen betekent dit dat óf het bedrijf óf de studie
daarom minder aandacht krijgt, met lagere cijfers, drop-out, of faillissement als
gevolg.
“Er was voor mij destijds gewoon niet genoeg tijd om beide te combineren. Dus koos ik voor
mijn eigen bedrijf” - Pieter Zwart, oprichter Coolblue
Hoewel het de bovengenoemde ondernemers gelukt is om van hun bedrijf een
succes te maken zonder hun studie, wijst de realiteit uit dat dit voor veel startups
niet zal gelden. Ruwweg gaat 7 van de 10 startups binnen 5 jaar ten onder. De
opleiding van de student kan juist sterk bijdragen aan het succes van hun bedrijf.
Uit verschillende studies blijkt dat het volgen van hoger onderwijs de kans op
bedrijfssucces verhoogt. Bovendien vinden veel studenten studeren simpelweg
leuk en hebben wel de ambitie om hun studie succesvol af te ronden.
9
METHODOLOGIE
Wat is een Topondernemersregeling (TOR)?
Een topondernemersregeling (TOR) is een speciale regeling binnen een
onderwijsinstelling die studentondernemers flexibiliteit en ondersteuning biedt in
het combineren van het runnen van hun bedrijf en het studeren. Verschillende
onderwijsinstellingen geven vaak op hun eigen wijze invulling aan hun TOR. In
sommige gevallen zal een TOR dan ook puur bestaan uit de mogelijkheid om
enkele verplichte colleges te missen terwijl er bij andere instellingen sprake is van
persoonlijke studiebegeleiding of aanvullende trainingen. De term TOR is dan ook
meer een verzamelnaam voor regelingen die als doel hebben om studenten te
helpen om studie en ondernemerschap succesvol te combineren.
“Een topondernemersregeling (TOR) is een speciale regeling binnen een
onderwijsinstelling die studentondernemers flexibiliteit en ondersteuning biedt in het
combineren van het runnen van hun bedrijf en het studeren”
Hoe is dit handboek tot stand gekomen?
Hoe kunnen dergelijke (TOR) regelingen vormgegeven worden binnen
verschillende onderwijstypen (MBO/HBO/WO), wat zijn de kenmerken van en
ervaringen met bestaande regelingen en wat betekent dit voor instellingen die
de regeling willen gaan gebruiken? Deze vragen zijn de uitgangspunten van de
inventarisatie die heeft plaatsgevonden.
Voor de inventarisatie is er contact gezocht met de verschillende hubs van Startup
Delta en valorisatieprogramma’s in deze regio’s. Door middel van enquêtes en
interviews is er vastgelegd welke scholen er gebruik maken van een TOR en is
dieper ingegaan op best practices op het gebied van TOR’s en de verdere voor
en nadelen. In totaal zijn er 20 interviews van 40-60 minuten afgenomen met
docenten, leidinggevenden en directeuren vanuit WO, HBO, en MBO instellingen.
10
Om een beter beeld te krijgen van de kenmerken, verschillen en best-practices
van bestaande TOR’s binnen verschillende onderwijstypen (MBO / HBO / WO)
is gekozen om nader in te zoomen op een drietal cases: Erasmus Universiteit
Rotterdam, Landstede en de Hogeschool Amsterdam. Deze cases zijn gekozen
omdat zij verschillende onderwijstypen vertegenwoordigen en allen op een
andere manier omgaan met hun TOR. Zij dienen als voorbeeld en inspiratie over
hoe een onderwijsinstelling een TOR kan opstarten, waar de uitdagingen liggen en
wat de best-practices zijn.
Zoals gezegd zijn de bevindingen in dit handboek gebaseerd op een beperkte
inventarisatie bij verschillende regio’s en onderwijsinstellingen. Het handboek
vormt daarmee geenszins een compleet en volledig accuraat overzicht van alle
TOR’s en initiatieven in Nederland.
Fabian Dudek Oprichter & CEO NestpickDudek startte in 2012, tijdens zijn bachelor aan de Erasmus Universiteit, Effortless Housing. Wat begon als een conventionele makelaar is inmiddels uitgegroeid tot Nestpick: net als Airbnb een platform waar mensen woningen kunnen huren en verhuren, maar dan voor een langere termijn. Na een eerdere investering van het Duitse Rocket Internet verhuisde het hele bedrijf naar Berlijn. Dankzij StEEP wist Dudek in de tussentijd zowel zijn bachelor als master succesvol af te ronden. Nestpick is momenteel actief in 40 steden verspreid over 8 landen en Dudek heeft zo’n 70 man personeel. In 2014 werd hij uitgeroepen tot student ondernemer van het jaar en sleepte hij tevens een Loey Award in de wacht.
11
ALGEMENE BEVINDINGEN
Uit de inventarisatie blijkt dat er nog weinig aandacht is voor TOR’s en veel
programma’s nog in de kinderschoenen staan. Wij hopen dan ook dat onderwijzers
en andere lezers van dit handboek de cases en zien als voorbeelden van hoe zij
zelf aan de slag kunnen met hun eigen TOR.
Weinig onderwijsinstellingen hebben een TOR
Uit de inventarisatie blijkt dat slechts een zeer klein aantal onderwijsinstellingen in
Nederland al een TOR hebben. Van de in totaal 23 instellingen die meegenomen
zijn in deze inventarisatie hebben er slechts drie een TOR. Bij de overige instellingen
zijn studentondernemers op zichzelf aangewezen om creatieve oplossingen te
bedenken voor het combineren van bedrijf en studie. Studenten moeten in deze
gevallen zaken vaak regelen met individuele docenten. Dit is een tijdrovend en vaak
frustrerend proces voor de student, die zijn verhaal telkens opnieuw moet doen
en moet hopen dat de docent de waarde van ondernemerschap inziet. Daarnaast
is er vanuit de instelling geen consistentie: de ene docent zal meer bereid zijn om
mee te werken dan de andere.
Een kip - ei probleem
Uit de inventarisatie blijkt dat veel onderwijsinstellingen (nog) geen TOR hebben
vanwege een vicieuze cirkel: de instelling heeft een slecht beeld van het aantal
studentondernemers waardoor ze geen regeling beginnen. Bij gebrek aan een
regeling, besluiten studentondernemers zaken dan maar met individuele docenten
te bespreken. Gegegevens over deze individuele gevallen worden echter niet
centraal verzameld en communicatie hierover tussen docenten en begeleiders is
beperkt, waardoor de instelling weer denkt dat er geen vraag is van studenten. Het
voelt daarmee voor veel instellingen aan als een kip-ei probleem.
Uit de inventarisatie bleek dat hoewel slechts weinig instellingen een TOR hebben,
een groter aantal er wel over na heeft gedacht. Naast de vraag over hoeveel
animo er bij studenten zou zijn, speelden bij deze instellingen ook vragen rondom
de selectie van kandidaten te organiseren (aangezien er niet, zoals bijvoorbeeld
bij topsporters, nationale criteria zijn) en hoe er het beste mandaat kan worden
verkregen van de onderwijsinstelling.
Studentondernemers van het StEEP programma helpen en motiveren elkaar tijdens een van de regelmatige bijeenkomsten
13
VOORBEELDCASES
Om handvatten te bieden aan instellingen om de bovengenoemde uitdagingen
aan te pakken zijn in dit handboek een drietal cases opgenomen: de Erasmus
Universiteit Rotterdam, Landstede en de Hogeschool Amsterdam. Deze cases zijn
gekozen omdat zij verschillende onderwijstypen vertegenwoordigen en allen op
een andere manier omgaan met hun TOR. Zij dienen als voorbeelden en inspiratie
over hoe een onderwijsinstelling een TOR kan opstarten, waar de uitdagingen
liggen en wat de best-practices zijn.
Steven Lammertink Op-richter & CEO CirqleSteven Lammertink begon zijn eerste bedrijf toen hij 20 was. Met Republish digitaliseerde hij bestaande boeken tot e-books en werd hij geselecteerd voor de prestigieuze Kauffman Global Scholarship. Na Republish volgde Fray, een online marktplaats voor het aanbieden en vinden van diensten. Mede dankzij StEEP hield het oprichten van twee bedrijven Lammertink niet tegen om zowel zijn bachelor als master aan de Erasmus Universiteit af te ronden. Tegenwoordig is hij oprichter en CEO van Cirqle. Met Cirqle koppelt Lammertink reclamecampagnes van grote merken zoals KLM en Nordstrom aan bloggers en andere zogenaamde influencers om zo meer dan 50 miljoen mensen te bereiken. Daarnaast is Lammertink vaste columnist voor Emerce en adviseert hij verschillende andere startups.
CASE 1Erasmus Universiteit Rotterdam (Student Entrepreneurs Excellence Programme)
Het begin
Met de aanname dat er studentenondernemers aanwezig zijn op de Erasmus
Universiteit en het besef dat de politiek bezig was met het verder stimuleren van
ondernemerschap is het ECE samen met de Rotterdam School of Management
begonnen met een pilot project om een TOR op te zetten. Waar anderen beginnen
met het in kaart brengen van de aantallen studentondernemers en vanuit daar een
TOR gaan opzetten is dit project vanuit een marketing perspectief ontstaan: een
bottom-up aanpak.
“If you build it, they will come!”
“If you build it they will come!”. Hier was het de bedoeling om een TOR te marketen
naar de studenten en zo de aantallen studentondermemers in kaart te brengen
en de vraag naar een TOR te peilen. Met een basisidee voor het programma
heeft het ECE samen met RSM een marketingcampagne opgezet. Door middel
van emailcampagnes gericht op studenten ondernemerschap aan RSM,
reclameposters op de campus, een promotievideo, en verschillende social media
acties is het Student Entrepreneurs Excellence Programme (StEEP) gepromoot op
de universiteit. De gedachte hierachter was dat er op deze manier een begin kon
worden gemaakt met het aanleggen van een database van studentondermers op
de universiteit, StEEP bekend zou worden onder de studenten en docenten en
hier vanuit de beste geselecteerd konden worden voor het programma. Foto rechts:
Aankondiging van de lancering van het eerste StEEP programma
16
Het programma
Het Student Entrepreneurs Excellence Programme (StEEP) stelt studenten in staat
om tegelijkertijd zowel te ondernemen als te studeren en ondersteunt studenten
bij de barrières die op hun pad komen. In academische termen verandert er relatief
weinig voor de StEEP deelnemer. Een persoonlijke studieadviseur helpt StEEPers
hun studie en bedrijf goed te plannen om een drop-out te voorkomen. Verder staat
het StEEP programma voor behoud van de verbinding tussen studentondernemer
en universiteit en nodigt het ondernemers die hun studie nog niet afgemaakt
hebben uit om weer terug te komen en alsnog een diploma te halen.
Opzet StEEP
Elke StEEP deelnemer wordt ondersteund op de volgende punten:
• Flexibiliteit bij aanwezigheidsverplichtingen
• Flexibiliteit bij organisatie teamopdrachten
• Een personal coach/mentor
• Toegang tot collegereeks/workshops
• Toegang tot fysieke netwerklocatie/flexplekken
Afhankelijk van de persoonlijke situatie biedt StEEP sommige deelnemers ook:
• Flexibiliteit met betrekking tot het tentamenrooster
• Ruimere tijdspanne voor het behalen van ECTS
• Geen financiële gevolgen bij één jaar extra studievertraging
• Vakken, speciaal ontwikkeld voor/afgestemd op StEEP deelnemers
• Certificering, c.q. eervolle vermelding op diploma
• Mogelijkheid scriptie te schrijven over eigen onderneming
Naast een persoonlijke studieadviseur krijgt de excellente ondernemer ook een
mentor die hem vooral begeleidt op bedrijfstechnisch niveau. Deze mentor is
zowel een inspirator als een motivator voor de StEEP deelnemer. Een kritische
sparringpartner die de studentondernemer verder helpt.
17
Toelating tot het programma vindt plaats via een strenge selectie. Student-
ondernemers kunnen zich aanmelden voor het programma, waarna zij door
middel van een presentatie de selectiecommissie moeten overtuigen. Deze
commissie bestaat o.a. uit de studieadviseur die bij StEEP betrokken is, een
vertegenwoordiger van de huidige StEEP groep en een vertegenwoordiger van
het ondernemerschapscentrum van de Erasmus Universiteit. De commissie toetst
de kandidaten aan de hand van een aantal criteria, waaronder de potentie van het
eigen bedrijf(splan), het persoonlijk profiel van de student, de maatschappelijke
relevantie van het bedrijf en in hoeverre de studentondernemer daadwerkelijk hulp
nodig heeft bij het combineren van studie en bedrijf.
Toelatingseisen StEEP
De selectiecommissie toetst de kandidaten aan de volgende criteria:
• Potentie bedrijfsplan / eigen bedrijf
• Kwaliteit presentatie
• Persoonlijk profiel
• Maatschappelijke relevantie
• Haalbaarheid voorstel combinatie studie/eigen onderneming
In de selectiecommissie worden (idealiter) de volgende personen opgenomen:
• Een studieadviseur
• Een vertegenwoordiger van jonge (bewezen) ondernemers
• Een vertegenwoordiger van de ondernemerschapstak van de universiteit
• Een StEEP deelnemer
Ervaringen
StEEP kent sinds de pilot veel succes. Sinds de start in 2012 hebben 12 ambitieuze
studentondernemers, in zowel bachelor als master fase, deelgenomen aan het
programma. In slechts één geval is het een studentondernemer niet gelukt om
zijn masterdiploma af te ronden tijdens zijn deelname aan het programma. De
overigen 11 deelnemers zijn allen succesvol afgestudeerd en zijn op dit moment
nog steeds bezig met hun bedrijf of zijn reeds hun tweede onderneming gestart.
De lancering van het eerste StEEP programma
19
Best practices
Begin niet altijd standaard met een top-down plan van aanpak. Soms is het beter
om direct naar de deelnemers te gaan met het idee en vanuit daar vorm te geven
aan de TOR. Zo kunnen de verschillende verwachtingen worden gemeten en
gaat u direct naar de kern van de vraag. Met het oog op de eerder genoemde
uitdagingen (niet genoeg vraag vanuit de studenten en scholen die niet op de
hoogte zijn van de aantallen studentondernemers) kan een dergelijke bottom-up
aanpak erg effectief zijn.
Het creëren van een community is een belangrijk aspect van het programma.
De bedoeling is dat StEEPers binnen het netwerk elkaar verder helpen door het
delen van hun expertise. Idealiter gaat dit in de toekomst leiden tot synergie
en investeringen binnen het StEEP netwerk. Verschillende evenementen en
bijeenkomsten zorgen ervoor dat de deelnemers elkaar goed leren kennen.
Bovendien leidt een sterke community ertoe dat studentondernemers juist minder
beroep hoeven te doen op mogelijkheden met betrekking tot het overslaan van
colleges en uitstellen van deadlines. Ze helpen elkaar om slimmer en efficiënter
te werken.
Een community kan er tevens voor zorgen dat andere studenten bekend worden
met de TOR en zich ook kunnen aanmelden. Zo kunt u ook verder inzicht in de
aantallen studentondernemers binnen de instelling.
Best-practices StEEP
• Los het kip-ei verhaal op door gewoon te starten
• Creëer ambassadeurs van studieadviseurs/ professoren
• Gebruik succesvolle alumni als voorbeelden en inspiratie
• Zorg voor een peer-to-peer groep zodat deelnemers elkaar kunnen
helpen en inspireren
• Maak de selectie streng, maar niet te gecompliceerd
• Faciliteer meerdere instroommomenten
CASE 2Landstede MBO
Het begin
In 2012 had het Landstede een student die de (talent) topsportstatus van de
NOC*NSF had. Hierdoor was het voor topsporter Tamar Vedder (wielrenster)
mogelijk om haar studie op een succesvolle manier te combineren met haar
sport. Student Stephan Demmers, ondernemer in crossfietspakken, vroeg zich af:
‘waarom sport wel en ondernemerschap niet?’. Hij benaderde Landstede om te
kijken wat voor ondersteuning en voor hem mogelijk was.
“Student Stephan Demmers, ondernemer in crossfiets pakken, vroeg zich af: ‘waarom
sport wel en ondernemerschap niet?’”
Landstede was rond dit moment reeds bezig om van ondernemen een strategisch
speerpunt te maken en besloot daarom om een onderzoek te doen onder haar
studenten. Zij konden aangeven of zij student-ondernemer waren en zo ja, of zij
behoefte hadden aan ondersteuning en in welke vorm. Uit deze inventarisatie
bleek dat mbo en hbo studentondernemers de volgende wensen hadden:
• Anders omgaan met aan- en afwezigheid;
• Anders omgaan met participatie in projectgroepen;
• Relatie stage en eigen bedrijf mogelijk;
21
• Coaching: ondernemen, time management, combineren onderwijs en
bedrijf;
• Aanbieden van ruimte: ondernemen op school.
Naar aanleiding van de inventarisatie werd besloten om te starten met een TOR.
Bij het opzetten van de TOR is gekozen voor een bestuurlijke route waarbij er
als eerste stap een intentieverklaring werd ondertekend. Dit niet alleen vanuit het
Landstede, maar vanuit de gehele ‘Zwolse 8’ (een samenwerkingsverband tussen
mbo en-hbo instellingen in Zwolle), de gemeente Zwolle en de KvK. Na een
positieve intentieverklaring is een TOR protocol opgesteld en aangenomen door
het CvB en de deelnemersraad. Als laatste stap is gezorgd voor goede borging van
de TOR binnen Landstede, bijvoorbeeld door de TOR expliciet op te nemen in
studiegidsen en het intranet en als integraal onderdeel van de intake van nieuwe
studenten.
Het Programma
De TOR van het Landstede is grotendeels gebaseerd op de wensen van
studentondernemers zoals zij deze hebben aangegeven bij de inventarisatie.
Deelnemers krijgen o.a.
• Ondersteuning vanuit een casemanager (aanspreekpunt)
• Gratis toegang tot evenementen en netwerkbijeenkomsten
• Een werkplek binnen de onderwijsinstelling
• De mogelijkheid om stage te lopen en af te studeren binnen het eigen
bedrijf
• Gratis toegang tot workshops gericht op startende ondernemers
Toelating tot het programma vindt plaats op basis van een aantal specifieke
criteria. Zo dient het bedrijf van de studentondernemer ingeschreven te staan bij
de KvK en moet er sprake zijn van een minimale omzet van €7,500 afkomstig van
minimaal drie klanten. Een volledig overzicht van de criteria is terug te vinden in
Appendix I. Zodra duidelijk is dat de studentondernemer voldoet aan de criteria
wordt de beginsituatie van de student in kaart gebracht en knelpunten rondom het
combineren van studie en bedrijf geïdentificeerd. Dit gebeurt onder leiding van een
22
profi elmanager en een coach. Zodra dit is afgerond tekent de studentondernemer
een contract en wordt de TOR status offi cieel toegekend. Na het behalen van de
opleiding ontvangen de studenten niet alleen een diploma, maar ook een TOR-
certifi caat.
Toelatingseisen TOR Landstede
1. Inschrijving bij de KvK
Bewijslast: De student dient hiervan het volgende bewijs te kunnen
overhandigen: uittreksel KvK, inclusief het KvK-inschrijfnummer.
2. In bezit zijn van een BTW nummer en/of geregistreerd staan bij de
Belastingdienst, (vanwege BTW-vrijgestelde diensten, zoals bij journalistiek).
Bewijslast: De student dient van deze laatste het volgende bewijs te kunnen
overhandigen: bevestigingsbrief Aanmelding Belastingdienst.
3. Een bestaande klantenportefeuille hebben van minimaal drie betalende
klanten.
Bewijslast: De student dient hiervan het volgende bewijs te kunnen
overhandigen: een facturatie-overzicht of een digitale orderportefeuille.
4. De ondernemende activiteiten moeten planmatig onderbouwd worden.
Bewijslast: De student dient hiervan het volgende bewijs te kunnen over-
handigen: meerjarig businessplan.
5. Bij het leveren van producten: Een aanwezige investering / kredietfaciliteit van
minimaal €2500,00 en/of een omzet van minimaal € 7500,00.
Bewijslast: De student dient hiervan het volgende bewijs te kunnen overhan-
digen: bevestigingsbrief van verstrekte lening / kredietfaciliteit.
6. De regeling is niet bedoeld voor studentondernemers in hun startfase.
Bewijslast: De student moet al enige tijd (minimaal 1 jaar) actief zijn als
ondernemer/ KvK registratie.
Ervaringen
Sinds de oprichting van de TOR binnen Landstede heeft tot nu toe één
studentondernemer het gehele programma succesvol doorlopen. De ervaringen
van deze studentondernemer - en van de huidige deelnemers - zijn zeer positief.
Met name de persoonlijke begeleiding vanuit de casemanager rondom het
DIRECT BEGINNEN
23
DIRECT BEGINNEN
23
Studentondernemer Stefan van den Berg
ontvangt het officiële TOR certificaat van Landstede
24
plannen van studie en bedrijf en de mogelijkheid om problemen op een open
manier te bespreken werden als zeer positief ervaren. Ook de toegang tot
verschillende evenementen blijkt van grote waarde voor het snel vergroten van
het eigen netwerk.
Best practices
Waar het programma van de Erasmus Universiteit vooral een bottom-up initiatief
was dat zich stap voor stap uitbreidde en nog steeds uitbreidt, werd er in het
geval van het Landstede mbo meteen gekeken naar formele inbedding van
de TOR - niet alleen binnen de eigen organisatie, maar ook bij andere Zwolse
onderwijsinstellingen. Mede dankzij het feit dat ondernemerschap reeds benoemd
was als speerpunt was er op deze manier direct een sterk draagvlak voor de TOR.
“Landstede luisterde naar de wensen van de student-ondernemer”
Net als bij de StEEP regeling luisterde Landstede naar de wensen van de
studentondernemer. Waar StEEP zelf op zoek ging naar de wensen van de
studentondernemers werd Landstede hierop gewezen door een eigen student,
waarna een enquête werd uitgezet om dieper in te gaan op de wensen van
studentondernemers. Hierdoor ontstaat er een goede match met de daadwerkelijke
vragen van de studentondernemer en de hulp die de TOR biedt.
Best practices Landstede
• Zoek direct samenwerkingen op met andere onderwijsinstellingen
• Maak de TOR integraal onderdeel van processen (bijv. de inschrijving
van nieuwe studenten)
• Peil de wensen van bestaande studentondernemers
• Zorg voor persoonlijke begeleiding en één aanspreekpunt
(de casemanager)
Pitches tijdens een StEEP bijeenkomst
CASE 3Hogeschool Amsterdam
Het begin
In 2011 voerde de Hogeschool van Amsterdam een inventarisatie uit naar de bedrijven
die door hun studenten werden opgezet. Zo kreeg de minor ondernemerschap
jaarlijks 300 studenten binnen die gemiddeld 80 ondernemingen startten. Uit
de inventarisatie bleek echter dat 95% van deze bedrijven het eerste jaar niet
overleefden wegens obstakels gerelateerd aan de studie of het team en dus werd
er gezocht naar een manier om dit percentage omlaag te brengen.
“95% van deze bedrijven overleefden het eerste jaar niet wegens obstakels gerelateerd
aan de studie of het team”
De Hogeschool van Amsterdam heeft dit anders aangepakt dan de Erasmus
Universiteit en Landstede. In plaats van een formele TOR heeft de Hogeschool van
Amsterdam, in samenwerking met het Amsterdam Center for Entrepreneurship
(ACE), een apart begeleidingstraject opgezet. Studenten die al een eigen bedrijf
hebben kunnen stage lopen binnen hun eigen bedrijf en hier op afstuderen, onder
begeleiding van medewerkers van de hogeschool.
Het programma
Zoals gezegd is er bij de Hogeschool van Amsterdam dus geen sprake van een
formele TOR, maar een specifieke afstudeerrichting. Dit houdt in dat studenten
mogen afstuderen / stage lopen bij hun eigen onderneming. Deze aanpak vertoont
27
wel veel overeenkomsten met de programma’s van de Erasmus Universiteit en
Landstede. Zo is er bijvoorbeeld individuele begeleiding van de studenten door
medewerkers van ACE, die de rol van bedrijfsbegeleider vervullen. Daarnaast krijgen
studenten die deelnemen aan deze afstudeerrichting aan het einde van het traject
een certificaat en een buddy-card. De buddy-card geeft recht op adviesgesprekken
en toegang tot de diensten van ACE (zoals netwerkevenementen en werkruimte)
gedurende het bestaan van het bedrijf.
Bij de Economie & Management opleidingen is door de examencommissie een
regeling opgesteld onder welke voorwaarden men in eigen bedrijf mag stage lopen
/ afstuderen. Op de Hogeschool van Amsterdam zijn op dit moment meerdere
faculteiten bezig met het integreren van ondernemerschap in het curriculum. Veel
van deze faculteiten bekijken aanmeldingen op dit moment nog op individuele
basis. Er zijn 7 domeinen: Economie en Management – Gezondheid – Techniek -
Digitale Media en Creative Industries - Bewegen, Sport en Voeding – Onderwijs en
Opvoeden – Maatschappij en Recht. Hier vinden zich 49.651 studenten, verdeeld
over 81 voltijd en 37 deeltijd bacheloropleidingen, en 12 masteropleidingen. Van
dit totaal zeggen 10% van de studenten dat ze ooit wil gaan ondernemen.
“Op de Hogeschool van Amsterdam zijn op dit moment meerdere faculteiten bezig met het integreren van ondernemerschap in het
curriculum”
Ervaringen
Sinds de start van het afstudeertraject in 2012 zijn er 44 studenten succesvol
afgestudeerd op hun eigen onderneming.
28
Best practices
Door ondernemerschap een officieel onderdeel te maken van het curriculum is
er nog minder sprake van het idee dat studenten zouden moeten kiezen tussen
studie en onderneming. Hierdoor worden ook planningsconflicten weggenomen.
Immers, elk uur dat studenten aan hun studie besteden, besteden zij tegelijkertijd
aan hun onderneming.
• Maak ondernemerschap een officieel onderdeel van het curriculum
• Zoek samenwerkingen met locale expertise partijen op (in dit geval het
Amsterdam Centre for Entrepreneurship)
Daniel Gaspersz Oprich-ter & Decaan Awesome Foundation AmsterdamGaspersz combineerde via StEEP op een succesvolle manier zijn master opleiding in management of innovation met zijn bedrijf Dwillo, een online community voor universiteiten waar studenten, professionals en ondernemers een mentor konden vinden. Met Dwillo won hij onder andere de Phillips Innovation Award. Tegenwoordig houdt Daniel zich vooral bezig met ruimtereizen. Zo is hij o.a. de oprichter van hastagmars.com en directeur van het New Worlds Insitute, wereldwijde communities van wetenschappers, ondernemers en pioniers die gezamenlijk werken aan het mogelijk maken van menselijk leven in de ruimte. Daarnaast is Daniel een global fellow van de Kairos Society en werd hij recentelijk toegelaten tot de Draper University of Heroes in Silicon Valley, een exclusief programma voor ondernemend talent wereldwijd.
29
CONCLUSIE
Steeds meer studenten in Nederland zijn naast hun (voltijd) studie aan het
ondernemen. Dit is een zeer positieve ontwikkeling aangezien (vroege) ervaring
in ondernemerschap leidt tot succesvoller ondernemen en de vaardigheden die
hierbij worden ontwikkeld tevens steeds meer worden gewaardeerd door het
bestaande bedrijfsleven.
Ondernemen tijdens een studie brengt echter ook een aantal uitdagingen met zich
mee. Het opzetten van een topsportprogramma voor studentondernemers, een
topondernemersregeling (TOR) is een goede manier om studentondernemers te
helpen bij deze uitdagingen en ervoor te zorgen dat zij studeren en ondernemen
op hoog niveau op een succesvolle manier kunnen combineren.
Dit handboek heeft een aantal cases belicht om de positieve impact van een
TOR te illustreren. Binnen deze cases is op verschillende wijze omgegaan met
het opzetten en uitvoeren van een TOR. De exacte vorm van een TOR zal dan
ook verschillen per onderwijsinstelling. Er zijn echter ook een aantal succesvolle
elementen die de cases met elkaar gemeen hebben en die daarom gezien kunnen
worden als best practices als het gaat om het opzetten, vormgeven en uitvoeren
van een TOR.
Samen sta je sterker
In alle bovengenoemde voorbeelden speelt samenwerking een belangrijke rol.
Zowel de Erasmus Universiteit als de Hogeschool van Amsterdam werken nauw
samen met de lokale ondernemerschapscentra (respectievelijk het Erasmus
Centre for Entrepreneurship en het Amsterdam Centre for Entrepreneurship)
en in het geval van Landstede werken er meerdere onderwijsinstellingen (de
Zwolse 8) en andere stakeholders (de gemeente Zwolle en de Kamer van
Koophandel) mee. Door nauw samen te werken met dergelijke partijen kan
expertise worden gedeeld, het bereik richtig studentondernemers worden
vergroot en een breed draagvlak worden gecreëerd.
30
Start simpel
Veel onderwijsinstellingen ervaren het starten van een TOR als een kip - ei
probleem, maar starten hoeft niet ingewikkeld te zijn. StEEP van de Erasmus
Universiteit is een perfect voorbeeld van hoe met weinig middelen het animo
van studentondernemers op een eenvoudige manier getest kan worden. Na
een simpele start, die de vraag aan kan tonen, kan ook gemakkelijker vervolg
worden gegeven via formelere kanalen, zoals een enquête of bij inschrijving
van nieuwe studenten.
Zorg voor persoonlijke begeleiding
Een van de meest gewaardeerde aspecten van elk van de bovenstaande
voorbeelden is de persoonlijke begeleiding waar studentondernemers op
kunnen rekenen. Het is belangrijk dat studentondernemers één aanspreekpunt
hebben met wie zij op een open manier kunnen praten over hun uitdagingen
en die hen helpt met de planning van hun studie en bedrijfsactiviteiten. Dit
zorgt er tevens voor dat aan de kant van de onderwijsinstelling alle informatie
via één en hetzelfde kanaal word verzameld en dat studentondernemers op
een gelijkwaardige manier worden behandeld. Succesvolle alumni van de
regeling of ondernemers die alumni zijn van de onderwijsinstelling kunnen
hier eventueel ook een rol spelen als sparringpartner.
Luister naar de studentondernemer
Een goede match met de wensen van de studentondernemer is essentieel.
Bij zowel StEEP als Landstede zijn het de studentondernemers die aangeven
waar zij behoefte aan hebben. Zij vormen de basis van de TOR. Ga in gesprek
met potentiële deelnemers om te achterhalen welke uitdagingen voor hen
relevant zijn en gebruik alumni-ondernemers als voorbeelden en inspiratie
voor de continue verbetering van de regeling.
31
Advies bij het opzetten van een TOR?
Zijn er binnen uw eigen onderwijsinstelling plannen om aan de slag te gaan met
studentondernemerschap of bent u juist van mening dat het hoog tijd is om
dergelijke stappen te zetten? Wij hopen ten eerste dat dit handboek u een aantal
handvatten geeft om zaken in gang te zetten en concrete stappen maken.
Daarnaast willen we u, namens het ministerie van Economische Zaken en de
gezamenlijke Dutch Centers for Entrepreneurship, graag de kans te geven om
te leren van ervaringsdeskundigen. Als u actief bezig bent of wilt gaan met het
opzetten van een TOR koppelen wij u daarom graag aan een expert waarmee
u kan sparren over de opzet van de TOR van uw onderwijsinstelling. U kunt
uw interesse kenbaar maken door een email te sturen naar Jeroen Veenenbos
32
COLOFON
Steeds meer studenten in Nederland zijn naast hun (voltijd) studie aan het
ondernemen. Een zeer positieve ontwikkeling aangezien (vroege) ervaring in
ondernemerschap vaak leidt tot succesvoller ondernemen en de vaardigheden
die hierbij worden ontwikkeld tevens steeds meer worden gewaardeerd door het
bestaande bedrijfsleven.
Ondernemen tijdens een studie brengt echter ook een aantal uitdagingen met zich
mee. Het opzetten van een topsportprogramma voor studentondernemers, een
topondernemersregeling (TOR) is een goede manier om studentondernemers te
helpen bij deze uitdagingen en ervoor te zorgen dat zij studeren en ondernemen
op hoog niveau op een succesvolle manier kunnen combineren.
Het doel van dit handboek is om kennis en ervaring te delen op het gebied van
topondernemersregelingen en zo alle onderwijsinstellingen in Nederland te
helpen om studenten in staat te stellen studeren en ondernemen op hoog niveau
succesvol te combineren.
Dit handboek is samengesteld door het Erasmus Centre for Entrepreneurship,
onder de vlag van de gezamelijke Dutch Centres for Entrepreneurship en op
initiatief van het ministerie van Economische Zaken.