De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de...

33
De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is. Sonck Herman INHOUD INLEIDING 1. Betekenis van de regresvordering. 2. Regresvordering tegen de verzekerde, niet verzekeringnemer. 3. Voorwerp van het betoog: een rechtsvergelijkende studie van de regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde die niet is de verzekeringnemer in Belgie en Nederland. HOOFDSTUK I : ENKELE ALGEMEENHEDEN BETREFFENDE DE REGRESVORDERING. a. Er moet een verzekering of minstens een schijn aanwezig zijn. b. De verzekerde of de verzekeringnemer moet burgerlijk aansprakelijk zijn. c. Causaal verband tussen fout van verzekeringsnemer of verzekerde, die niet is de verzekeringnemer, en het ongeval. d. De verzekeraar moet de benadeelden vergoeden krachtens een wette- lijke verplichting daartoe. e. Artikel 26 van de Modelpolis. f. Is solidaire veroordeling van de verzekeringnemer en de verzekerde, die niet is de verkeringnemer, mogelijk? HOOFDSTUK II : DE JURIDISCHE FUNDBRING VAN DE RE- GRESVORDERING VAN DE VERZEKERAAR TEGEN DE VER- ZEKERDE, DIE NIET IS DE VERZEKERINGNEMER. CONTRAC- TUELE OF WETTELIJKE GRONDSLAG? 1. De Belgische opvatting. 2. De klassieke Nederlandse opvatting. 3. Het arrest van de Hoge Raad dd. 12 maart 1971. 4. Besluit. 133

Transcript of De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de...

Page 1: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is.

Sonck Herman

INHOUD

INLEIDING

1. Betekenis van de regresvordering. 2. Regresvordering tegen de verzekerde, niet verzekeringnemer. 3. Voorwerp van het betoog: een rechtsvergelijkende studie van de

regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde die niet is de verzekeringnemer in Belgie en Nederland.

HOOFDSTUK I : ENKELE ALGEMEENHEDEN BETREFFENDE DE REGRESVORDERING.

a. Er moet een verzekering of minstens een schijn aanwezig zijn. b. De verzekerde of de verzekeringnemer moet burgerlijk aansprakelijk

zijn. c. Causaal verband tussen fout van verzekeringsnemer of verzekerde,

die niet is de verzekeringnemer, en het ongeval. d. De verzekeraar moet de benadeelden vergoeden krachtens een wette­

lijke verplichting daartoe. e. Artikel 26 van de Modelpolis. f. Is solidaire veroordeling van de verzekeringnemer en de verzekerde,

die niet is de verkeringnemer, mogelijk?

HOOFDSTUK II : DE JURIDISCHE FUND BRING VAN DE RE­GRESVORDERING VAN DE VERZEKERAAR TEGEN DE VER­ZEKERDE, DIE NIET IS DE VERZEKERINGNEMER. CONTRAC­TUELE OF WETTELIJKE GRONDSLAG?

1. De Belgische opvatting. 2. De klassieke N ederlandse opvatting. 3. Het arrest van de Hoge Raad dd. 12 maart 1971. 4. Besluit.

133

Page 2: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

Ben bekend gezegde luidt: eDit is de uitzondering die de regel bevestigt.:. En inderdaad, de hiernavolgende bladzijden zullen worden gewijd aan het onderzoek van een tegen het principe van de verzekering indruisende si­tuatie, meer specifiek op het domein van de verplichte verzekering tegen burgerlijke aansprakelijkheid voor motorrijtuigen.

Wanneer iemand zijn aansprakelijkheid in verband met het gebruik van een motorrijtuig willaten dekken, wendt hij zich tot een verzekerings­maatschappij. Tegen betaling van een premie verbindt de verzekeraar er zich toe aile slachtoffers van het betrokken motorrijtuig, wanneer de bestuurder ervan (en dus niet aileen de verzekeringnemer, die het contract heeft ondertekend en die de premie betaalt) aansprakelijk is voor een ongeval, voor de opgelopen schade te vergoeden. Aldus vrijwaart de verzekeraar het patrimonium van de onvoorzichtige bestuurder .

Deze voor de aansprakelijke persoon voordelige, en ook door de ver­zekeringnemer beoogde toestand - de regel dus - zal evenwel enkel gelden wanneer de fout voor het ongeval zekere perken niet te buiten gaat. Zo zal de boger beschreven regel zeker worden gerespecteerd als de be­stuurder van het verzekerde motorrijtuig het ongeval heeft veroorzaakt tengevolge van het negeren van een stoplicht, het niet naleven van de voorrangsregels, het niet tijdig afremmen enz ...

Maar een keer de bestuurder het voertuig heeft bestuurd in omstandighe­den, die de kans op een ongeval enorm verzwaren, zal de verzekeraar, na de benadeelden te hebben vergoed, de door hem uitbetaalde sommen, van de door hem gedekte bestuurder kunnen terugvorderen. Dit is dan de uitzondering die zich bijvoorbeeld zal voordoen wanneer de bestuurder dronken was, wanneer hij nog geen geldig rijbewijs had verworven, wan­neer het voertuig technisch niet in orde was, enz ...

Welnu, aan deze uitzonderingstoestand zal het hierna volgende onderzoek worden gewijd.

134

Page 3: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

INLEIDING

1. Betekenis van de regresvordering

Onder de reeds meer dan een eeuw oude verzekeringswet van 11 juni 1874, die op velerlei punten verouderd en achterhaald is, genoot de be­nadeelde, naar aanleiding van een ongeval, niet meer rechten dan de ver­zekeringnemer of de verzekerde. Dat leidde tot voor het slachtoffer vaak droevige toestanden. Immers, als de verzekeraar in hoofde van de verze­keringnemer of de verzekerde tekortkomingen in de naleving van het contract kon aanwijzen, op grand waarvan hij deze laatsten de dekking kon onthouden, dan kon het slachtoffer tegenover de verzekeraar geen aanspraak op vergoeding meer maken. Geleidelijk aan is in die mistoestand verandering gekomen, vooral onder invloed van de rechtspraak, die bijvoorbeeld het beding ten behoeve van derden aanvaardde. Ook in de regeling van de verplichte vervoersver­zekering werden bepalingen opgenomen ten bate van de slachtoffers. Zo konden de benadeelden voortaan van de verzekeraar vergoedingen bekomen, ofschoon aan de verzekerde zelf een fout of een inbreuk op de contractuele bepalingen kon tegengeworpen worden. Evenwel dienden twee gevallen goed te worden gescheiden. Enerzijds het geval waar er geen verzekering is (en de verzekeraa:r dus ook niet hoeft uit te betalen). Anderzijds het geval waar de verzekeraar moet betalen, maar regres kan uitoefenen tegen de verzekeringnemer of de verzekerde. In het eerste geval is de exceptie van de verzekeraar tegen de verzekering­nemer en de verzekerde tegenstelbaar aan de benadeelden. In het tweede geval kan de verzekeraar, na de slachtoffers vergoed te hebben, zich keren tgen zijn medecontractant. Deze onderscheidingen moeten ok nog gemaakt worden onder het regime van de wet van 1 juli 1956 over de verplichte verzekering van de burger­lijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen, zij het met nog meer nuan­ces. In art. 6 wordt aan de benadeelde een rechtsstreekse vordering tegen de verzekeraar toegekend :

«De verzekering geeft aan de benadeelde een eigen recht tegen de verzekeraar.» In art. 11,1 wordt wordt dit bevestigd, maar tevens beperkend ge'interpreteerd : «Geen uit de wet of de overeenkomst van verzekering voortvloeiende nietigheid, ex­ceptie of verval kan door een verzekeraar aan een benadeelde worden tegenge­worpen.»

Zekere uitsluitingen blijven evenwel zonder meer aan de slachtoffers te­genstelbaar. Het gaat bijvoorbeeld om personen die krachtens art. 4 par. 1 van de wet van een recht op uitkering kunnen worden uitgesloten of om schade die krachtens art. 4 par. 2 kan uitgesloten worden, zoals schade die voortvloeit uit het deelnemen van het motorrijtuig aan snelheids-, re­gelmatigheids-, of behendigheidsritten en wedstrijden, waartoe van over-

135

Page 4: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

heidswege verlof is verleend. Het gaat bier dus telkens om gevallen van niet-verzekering of beperking van verzekering die uit de wet of de logica voortvloeien. Daartegenover staat dat elke conventionele beperking of elke nietigheid van het contract zelf geen gevolgen zal hebben ten aanzien van de be­nadeelden. De verzekeraar zal in dat geval enkel over een regresrecht beschikken tegen de verzekeringnemers of de verzekerden. Deze beginselen vinden we ook terug in het commentaar van de artikelen met gemeenschappelijke bepalingen gevoegd bij het Verdrag tussen BelgiC, Groot- Hertogdom Luxemburg en Nederland, met betrekking tot de ver­plichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid van motorrijtui­gen, ondertekend te Brussel op 7 januari 1955. Het is op grond en in toepassing van dit verdrag dat in Belgie de wet van 1 juli 1956 betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen werd uitgevaardigd. In Nederland duurde het nog tot 1963 voor een dergelijke wet er kwam. Het werd uiteindelijk de wet van 30 mei 1963 betreffende de aansprakelijkheidsverzekering van motor­rijtuigen, de zogezegde W AM. In het gemelde commentaar lezen we :

«De benadeelde heeft recht op vergoeding van de schade zodra de handeling waarbij schade berokkend wordt binen het kader van het contract valt. De verzekeraar kan zijn waarborg maar weigeren als het feit vreemd is aan het verzekerde risico, bij­voorbeeld als de verzekerde het ongeval veroorzaakt heeft met een niet verzekerd voertuig of als de benadeelde buiten de waarborg van het contract valt in toepassing van art. 4,))

2. Regresvordering tegen de verzekerde, niet verzekeringnemer

In art. 11, 2 van de wet van 1 juli 19 56 staat dat een verzekeraar zich een recht van verhaal kan voorbehouden tegen de verzekeringnemer en, indien daartoe grond bestaat, tegen een verzekerde die niet de verzekering­nemer is, voor zover de verzekeraar volgens de wet of de verzekerings­overeenkomst gerechtigd mocht zijn de uitkering te weigeren of te verminderen. Artikel 24 van de Modelpolis, die is opgesteld op grond van de wet van 1 juli 1956 en door aile maatschappijen in de hoofdlijnen wordt nagevolgd, zegt dat iedere tekortkoming van de verzekerde aan zijn verplichtingen hem het recht ontneemt op de dekking van het contract, onder voorbehoud van wat bij artikel 26 van de Modelpolis wordt bepaald. In zodanig geval evenwel, en wanneer krachtens de wet van verzekeringsmaatschappij, jegens de benadeelden rechtstreeks gehouden is, heeft zij, afgezien van iedere actie die haar toebehoort, een recht van verhaal op de verze­keringnemer en, indien daartoe grond bestaat, ook op de verzekerden die niet de verzekeringnemer zijn. In normale omstandigheden zal de verzekeraar dus verhaal uitoefenen tegen de verzekeringnemer. Dat is logisch want het is de verzekering-

136

Page 5: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

nemer die de polis ondertekend heeft. Hij moet er dan ook voor instaan als hij inbreuk pleegt op de contractuele verplichtingen. Evenwel bepaalt art. 3 van de Modelpolis, zoals art. 3 van de wet van 1 juli 19 56 bet voorschri jft dat bet verzekeringscontract de burgerrechte­lijke aansprakelijkheid dekt van de verzekeringnemer, van de eigenaar, van iedere houder en van iedere bestuurder van het verzekerde motor­rijtuig, met uitzondering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van hen die zich door diefstal of geweldpleging de macht over bet motorrijtuig hebben verschaft. Ben gevolg daarvan is dat wanneer een andere verzeker­de dan de verzekeringnemer verantwoordelijk is voor de inbreuk op de bepalingen van bet contract of voor de feiten die aan bet regres ten grondslag ligen, deze verzekerde, met uitsluiting van de nemer de ge­volgen moet ondergaan van het regres van de verzekeraar. Dit is de betekenis van de woorden :

«ln.dien daartoe grand bestaat•> in art. 24 van de Modelpolis.

3. Voorwerp van het betoog: een rechtsvergelijkende studie van de regresvordering van de vezekeraar tegen de verzekerde die niet is de verzekeringnemer in Belgie en Nederland

In dit betoog zal de aandacbt uitsluitend gaan naar de regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde die niet is de verzekeringnemer. In casu zal worden nagegaan hoe de rechtspraktijk in Belgie en Nederland terzake gevestigd is. Nagegaan zal worden of in bet ene land vergeleken bij bet andere de verzekeraar niet vlotter tot de uitoefening van bet ver­baalsrecbt kan overgaan, en zo de regresmogelijkheid in de beide landen bestaat, welke de juridische grondslag is die er wordt aan gegeven. Van daaruit kan dan ook worden onderzocht welke de consequenties zijn van bet aannemen van de ene grondslag vergeleken bi j de andere ; we Ike met andere woorden de praktische gevolgen kunnen zijn van de stelling dat het regresrecht van de verzekeraar tegen de verzekerde die niet de verzekeringnemer is van contractuele dan wei van wettelijke oorsprong is. Het maken van een rechtsvergelijkende studie over dit onderwerp is bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt in bet feit dat de Belgiscbe en de N ederlandse wetgever, in toepassing van het Benelux-verdrag van 7 januari 1955, praktisch gelijkluidende wetteksten hebben aangenomen.

Artikel 11, 2e lid van de N ederlandse wet (W AM) van 30 mei 1963 luidt : «De verzekeraar kan zich voor de gevallen, waarin hij volgens de wet of de ver­zekeringsovereenkomst tegenover de verzekerde gerechtigd mocht zijn de uitkering te weigeren of te verhinderen, een recht van verhaal voorbehouden tegen de ver­zekeringnemer en, indien daartoe grond bestaat, tegen de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is.»

137

Page 6: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

Artikel 11, 2e lid van de Belgiscbe wet van 1 juli 1956 luidt:

«Een verzekeraar kan zich een recht van verhaal voorbehouden tegen de verzekering­nemer en, indien daartoe grand bestaat, tegen een verzekerde, die niet is de ver­zekeringnemer, voor zover de verzekeraar volgens de Wet of de Verzekeringsover­eenkomst gerechtigd mocht zijn de uitkering te weigeren of te verminderen.»

Het interessante van de recbtsvergelijking ligt in bet feit dat de recbts­praktijk en vooral de recbtspraak in de beide Ianden, vertrekkende van quasi-gelijke teksten, tot bijna tegengestelde oplossingen zijn gekomen. Ben op bet eerste gezicbt in bet oog springende reden daarvoor zou kun­nen gelegen zijn in bet feit dat in Belgie een Modelpolis is uitgewerkt ge­worden, waarvan de tekst goedgekeurd werd door bet Ministerie van Bco­nomiscbe Zaken. Dit beeft bet onmiskenbare voordeel dat de contracten van alle maatscbappijen op bet vlak van bet verbaalsrecbt van de ver­zekeraar gelijklopend zijn. In Nederland bestaat een dergelijke Modelpolis niet. Dat beeft als eerste nadeel voor de praktijk dat de bepalingen omtrent bet verbaalsrecbt van de verzekeraar in de verscbillende polissen op andere plaatsen te vin­den zullen zijn (1). Daar tegenover staat dat we in alle Belgiscbe polissen bet bedoelde voorbeboud zullen aantreffen in art. 24 van de Modelpolis. Ben ander nadeel van de afwezigbeid van dergelijke Modelpolis ligt in bet feit dat bet voorbeboud anders geformuleerd wordt van polis tot polis (2). Zodoende wordt men in Nederland geconfronteerd met zovele nuances in de formulering van bet voorbeboud van bet verbaalsrecbt op grond van art. 11, lid 2 van de wet van 30 mei 1963 als er polisvoorwaarden zijn van verscbillende verzekeringsmaatscbappijen.

HOOFDSTUK I : ENKELE ALGEMEENHEDEN BETREFFENDE DE REGRESVORDERING

Over de regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer is in Belgie en Nederland nog maar weinig gepubliceerd. Dit onderwerp is nooit druk besproken geweest. De memo-

(1) Zo bijvoorbeeld vinden we het voorbehoud van een regresrecht in de polis van de «NV Assurantie Maatschappij Nieuwe HA V Bank» in art 20, waar we moeten kijken naar art. 13, sub a van de polisvoorwaarden van de verzekeringsmaatschappij «Helvetia Ongevallen (Nederland)» om dergelijk voorbehoud aan te treffen. (2) Zo bijvoorbeeld houdt de «HAV Bank>- zich in art. 20 van de polis een ver­haalsrecht voor «tegenover die verzekerde(n) tegenover wie zij tot weigering der uitkering gerechtigd mocht zijn». De «Helvetia Ongevallen (Nederland)» daaren­tegen spreekt in art. 13 sub a van de polis over een recht van verhaal jegens «de verzekerden, die door uitsluitingsgrond of welke andere reden dan ook niet gedekt zijn»,

138

Page 7: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

ries van toelichting bij de wetten van respektievelijk 1 juli 1956 en 30 mei 1963 zeggen niets over het tweede lid van art. 11. Zelfs in de opmerkin­gen die de Nederlandse Vereniging van Automobielverzekeraars (NVVA) aan de Nederlandse Regering zond vinden we niets over deze problema­tiek. N ochtans kan vermoed worden dat de Ministeries in de beide Ianden en zeker de verzekeraars zich zouden afvragen of de wettekst wei voldoende zeker maakte, dat tegen diegene, die niet de verzekeringnemer is, het regresrecht ook in feite uitgeoefend kan worden. Terecht stelt Procureur -Gneraal Mr. Langemeijer in zijn conclusies voor het later te bespreken arrest van de Hoge Raad van 12 maart 1971 (2bis) dat een vordering tegen iemand met wie men tevoren in generlei betrekking staat, welke vordering dan tot stand kan komen door een voorbehoud dat men in het contract maakt tegenover een ander, in het stelsel van het privaatrecht een abnormale figuur moet heten, waar tegenover men een aarzeling kan gevoelen om haar anders toe te passen dan op grond van een geheel ondubbelzinnige bepaling. En ... zo voegt Langemeijer er aan toe : «ondubbelzinnig is artikel 11, lid 2 in ieder geval niet». Enige bespreking van deze problematiek vinden we in het commentaar van de artikelen met gemeenschappelijke bepalingen gevoegd bij het Ver­drag tussen Belgie, Groot - Hertogdom Luxemburg en Nederland, met betrekking tot de verplichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijk­heid van motorrijtuigen, ondertekend te Brussel op 7 januari 1955. We lezen : «Er wordt formeel voorzien dat de verzekeraar zich een recht op verhaal kan voorbehouden tegen de verzekeringnemer voor het geval hij moet tussenkomen, terwijl hij volgens de wet of het contract zijn waarborg kan weigeren. Een recht op verhaal kan ook bedongen worden tegen de verzekerde, niet verzekeringnemer voor het geval dat deze verzekerde de verbintenissen, die voor hem voortvloeien uit zijn hoedanigheid van begunstigde der overeenkomst, niet nakomt.» Als voorbeelden worden aan­gehaald: een laattijdige aangifte van het ongeval, een overtreding van de bepalingen van art. 8 :

4(De verzekerden moeten van ieder ongeval, waarvan zij kennis dragen, mededeling doen aan de verzekeraar. De verzekeringnemer moet aan de verzekeraar alle door de verzekeringsovereenkomst voorgeschreven inlichtingen en bescheiden verschaffen. De overige verzekerden moeten aan de verzekeraar op zijn verzoek alle nodige in­lichtingen en bescheiden verschaffen».

Laten we nu eerst, alvorens over te gaan tot de behandeling van de juridische grondslag van de regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer, een aantal algemene principes inzake het regresrecht voorop zetten en zien hoe ze in Belgie en Nederland aan de orde komen.

(2bls) N.J., 1971, no 247.

139

Page 8: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

a. Er moet een verzekering of minstens een schijn aanwezig zijn

De regresvordering van de verzekeraar is niet ontvankelijk als er geen verzekering of minstens een schijn van verzekering aanwezig is. Als het verzekeringcontract beeindigd is, ontbonden of opgezegd, kan de verzeke­raar geen regres meer uitoefenen. Essentieel is dat de polis aan de verze­kerde nog dekking moet bieden.

b. De verzekerde of de verzekeringnemer moet burgerlijk aansprakelijk zijn.

De verzekeraar heeft enkel een regresrecht tegen de verzekeringnemer of De verzekeraar als deze burgerlijk verantwoordelijk is voor de schade. Zo de verzekeringsmaatschappij uitbetaald heeft aan een benadeelde, zonder dat de aansprakelijkheid van de verzekeringnemer of de verzekerde vast­staat, zal ze het bedrag van de uitgekeerde vergoedingen niet kunnen re­cuperen. Deze schuldvereiste in hoofde van de verzekerde, die niet is de verzeke­ringnemer, treffen we zowel in Belgie als in Nederland aan. Zo besliste het Hof van Beroep te Brussel in twee gevallen, waarbij een ongeval veroor­zaakt werd door een aangestelde in staat van dronkenschap, in het ene geval impliciet (3) en n het andere geval expliciet (4) dat het verhaal van de verzekeraar slechts gegrond is als de verzekerde, die niet is de ver­zekeringnemer, aansprakelijk is voor het ongeval (5). Ook in Nederland vinden we de vereiste terug dat de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is, zich aan een fout moet schuldig gemaakt hebben, opdat het regres van de verzekeraar zou worden ingewilligd. Dat treffen we bijvoorbeeld aan in het arrest van 19 februari 1970 van het Hof te 's Hertogenbosch (6). Tegen dit arrest werd weliswaar cassatie­beroep aangetekend bij de Hoge Raad; die bij arrest van 12 maart 1971 de beslissing van het Hof te 's Hertogenbosch verbrak, maar niet wegens de in voetnoot ( 6) vermelde overweging, zodat deze haar waarde behoudt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat een vonnis van de Arrondissements­rechtbank te Amsterdam van 29 juni 1971, dat amper een paar maanden

(3) Brussel, 29 juni 1967, R.G.A.R., 1968, 8048. (4) Brussel, 23 september 1965, R.G.A.R., 1967, 7908. (5) Zo lezen we in het arrest van 23 september 1965: «Overwegende dat de NV X ... , verzekeraarster van het in de polis omschreven motorrijtuig, beschouwd heeft dat de burgerrechterlijke aansprakelijkheid van appelant, en tevens van de verzekering­nemer, ontegensprekelijk betrokken was.» (6) Zie VR, 1970, no 103. Overwogen wordt «dat derhalve voor het onderhavige ge­val de woorden» indien daartoe grond bestaat» in art. 11, lid 2, WAM medebrengen dat de HAV Bank regres heeft op Van de Louw indien zij bewijst dat Van de Louw schuld heeft aan de aanrijding». In casu was de bestuurster (Van de Louw) niet onder de polis van de verzekeraar gedekt, omdat zij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs.

140

Page 9: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

na het arrest van de Hoge Raad verscheen, een zelfde stelling inneemt (7). Zo ook wijdt de Arrondissementsrechtbank van Maastricht in een vonnis van 15 juni 1967 (8) een relatief lange overweging aan de vraag of de ver­zekerde die niet is de verzekeringnemer schuld heeft aan het ongeval. Hier ging het om een aanrijding tussen de auto van de verzekerde, door hem in reparatie gegeven aan een garagehouder, die deze auto onder zijn toezicht liet besturen door zijn niet in het bezit van een geldig· rijbewijs zijnde echtgenote en een auto van een derde. De rechtbank stelde in hoof­de van de garagehouder een schuld vast. In de polis van de verzekering­nemer- verzekerde was geen dekking voorzien ingeval de feitelijke be­stuurder niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Daarom ook werd aan de verzekeraar, die de schade van de derde - benadeelde wettelijk had moeten vergoeden (want ook in Nederland heeft de· benadeelde een rechtstreekse vordering tegen de verzekeraar krachtens art. 6 van de wet van 30 mei 1963) een recht van regres toegekend op de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is. De verzekeraar kan het regresrecht dus enkel uitoefenen tegen een ver­zekerde die aansprakelijk is voor de ontstane schade. Daarom ook be­paalt art. 24, 2 van de Modelpolis in Belgie dat de Maatschappij haar recht van verhaal niet kan uitoefenen tegen een verzekerde, indien deze laatste bewijst dat de feiten of tekortkomingen waaruit het recht van verhaal ontstaan, zijn toe te schrijven aan een andere verzekerde dan hij zelf en zich hebben voorgedaan in strijd met zijn onderrichtingen of buiten zijn weten. De Maatschappij zal in dat geval regres moeten uitoefenen tegen de echte schuldige, die een andere verzekerde of de verzekering­nemer zelf kan zijn. Eens te meer blijkt hier het voordeel van de klaar en duidelijke tekst van de Modelpolis in Belgie, vergeleken bij uiteenlopende bepalingen in de polisvoorwaarden van de N ederlandse verzekerings­maatschappijen. Opgemerkt kan nog worden dat ingeval van overmacht de verzekeraar niet gehouden is de benadeelde te vergoeden. Bijgevolg zal hij dan ook nooit, zo hij toch tot vergoeding is overgegaan, de uitgekeerde sommen kunnen recupereren op de verzekeringnemer of de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer.

(7) N.J., 1971, no 477 : «De Rb. is van oordeel dat vermeld art. 13 sub a (van de po­lisvoorwaarden van de verzekeraar) niet berust op een grond als bedoeld in art. 11, 2e lid WAM. Wil er sprake zijn van een grond in de zin van laatstgenoemd artikel, dan dient immers ten minste komen vast te staan dat de bedoelde verzekerde voor de ontstane schade aansprakelijk is geworden, welke aansprakelijk i.e. slechts zou kun­nen voortvloeien uit de art. 1401 en 1407 BW». In die zin ook: Arr. Rh. Groningen:, 21 november 1969, N.J., 1970, ll0 296. · (8) N.J., 1969, no 74.

141

Page 10: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

c. Causaal verband tussen £out van verzekeringnemer of verzekerde, die niet is de verzekeringnemer, en het ongeval

Een ander probleem betreft de vraag of er causaal verband moet bestaan tussen de in bet verzekeringscontract vermelde gevallen van fout van de verzekeringnemer of van de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer, en het ongeval. Het komt erop aan na te gaan of, bijvoorbeeld wat Belgie betreft, de verzekeringsmaatscbappij enkel een regresrecht zal kunnen uit­oefenen op de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer, als een van de situaties die het regres rechtvaardigen en die vermeld staan in artikel '25 van de Modelpolis, recbtstreeks oorzaak zijn geweest van bet ongeval. Of is bet voldoende dat, gegeven bet ongeval waarvoor de be­stuurder aansprakelijk is, bij zich blijkt te bevinden in een van de tien gevallen voorzien in artikel 25 van de Modelpolis. De gevallen waarin een regresrecbt kan uitgeoefend worden zijn talrijk. Daarenboven is de opsomming van artikel 25 van de Modelpolis nocb systematisch, nocb exhaustief. De in artikel 25 van de Modelpolis opge­somde gevallen dienen veeleer als voorbeelden dan als limitatief opgesom­de regresrecbtvaardigende omstandigbeden te worden bescbouwd. Zo zal het causaal verband tussen dronkenschap (art. 25, lid 1 0) of zware fout (art. 25, lid 9) en bet ongeval veel meer voor de hand liggend zijn dan bet causaal verband tusen bet ongeval en bijvoorbeeld bet rijden door een persoon aan wie geen verlof werd verleend om bet omscbreven motor­rijtuig te besturen (arrt. 25, lid 8) of die over geen rijbewijs beschikte (art. 25, lid 6). Daarom ook zal bijvoorbeeld ingeval van dronkenschap van de bestuur­der het causaal verband met het ongeval veel gemakkelijker worden ver­moed. Vandaar ook dat artikel 25, lid 10 van de Model polis bepaalt dat wanneer bet ongeval gebeurd is op een ogenblik dat de verzekerde zicb in staat van dronkenscbap bevond, een regres voor de verzekeraar openstaat, tenzij de verzekerde bewijst dat bet ongeval geen verband boudt met de dronkenscbap. Was dit bewijs vroeger bijna onmogelijk te leveren (9), dan is de toestand sindsdien ingrijpend gewijzigd ten gunste van de verzekerden. Inderdaad, sedert de recbtbanken een verscbillende straf uitspreken voor bijvoorbeeld onvrijwillige doodslag, op grond van art. 418 en 420 van bet Strafwetboek, en dronkenscbap aan het stuur, neemt men algemeen aan dat biermee de recbter de afwezigbeid van causaal verband aanvaardt tussen dronkenscbp en ongeval. Een goed voorbeeld van deze opvatting vinden wij in bet arrest van het Hof van Cassatie van 24 juni 1970 (10). Zoals gezegd kan bet oorzakeli jk verband tussen een grond van uitsluiting

(9) Brussel, 23 september 1965, R.G.A.R., 1967, 7.908 en Brussel, 29 juni 1967, R.G.A.R., 1968, 8.048. (10) Cass., 24 juni 1970, R.G.A.R., 1971, 8.575.

142

Page 11: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

in de polis en bet ongeval ook minder duidelijk zijn. Op dit punt is bet interessant na te gaan hoe de Belgische en de N ederlandse rechtbanken staan tegenover het vereiste van een causaal verband. Ben arrest van bet Hof van Beroep te Brussel en een vonnis van de Arrondissementsrecht­bank te Amsterdam, dat onder andere gesteund is op het belangrijke, later te bespreken arrest van de Hoge Raad van 12 maart 1971 Iaten op dit punt duidelijk tegenover elkaar staande opvattingen naar voren komen. In het arrest van 26 oktober 1973 van bet Hof van Beroep te Brussel dat bevestigd wordt door het Hof van Cassatie van 30 mei 197 5, gaat het om een verkeersongeval, veroorzaakt door een minderjarige van meer dan 16 jaar, maar minder dan 18 jaar, die in strijd met artikel 11, 3e Verkeersreglement, een kameraad op zijn bromfiets meevoerde. De ver­zekeraar bij wie de ouders van de bestuurder een motorrijtuigenverze­kering betreffende de bromfiets hadden afgesloten, oefende krachtens art. 11, lid 2 van de \Vet van 1 juli 1956 en de artikelen 24 en 25, 6e van de polis, tegen de inmiddels meerderjarig geworden zoon, ofscboon bij geen verzekeringnemer was, een recht van verbaal uit om terugbetaling te bekomen van de aan de derde - schadelijder uitgekeerde vergoeding. Het Hof oordeelde dat krachtens het contractueel karakter van de ver­plichting van de verzekerde tot inacbtneming van de minimumleeftijd bij het besturen van een motorrijtuig, de verzekeraar dat recht van verhaal heeft, ongeacbt het al dan niet aanwezig oorzakelijk verband tussen deze contractuele fout en het ongeval. Vervolgens stelde bet Hof : «Overwegen­de inderdaad dat waar de door artikel 11 van het Algemeen Verkeers­reglement opgelegde verplichtingen, betreffende de wettelijke vereiste mini~ mum- leeftijd voor het besturen van motorrijtuigen, als voorwaarde tot vrhaal ten gunste van de verzekeraar onder artikel 25, lid 6 van de verze­keringspolis bedongen werd, hierdoor een contractueel bindende verplich­ting is ontstaan waarvan de niet-naleving door het aldus bedongen verhaal­recht is gesanktioneerd; dat dergelijke contractuele miskenning, ook bij ontstentenis van oorzakelijk verband met het schadegeval en zelfs als mocht het niet om een zware stuurfout gaan, op zichzelf het verhaal van de verzekeraar rechtvaardigt.» In het vonnis van de Arrondissementsrechtbank van Amsterdam van 29 juni 1971 (13) ging het om een geval waarbij de verzekerde, die niet de verzekeringnemer was, op de verzekerde motorfiets een voetganger aan­reed, zonder een rijbewijs te bezitten. De verzekeraar, die zich in de polis een recht van verhaal had voorbehouden «jegens de verzekerden die door een uitsluitingsgrond of welke andere reden dan ook niet gedekt zijn» wilde biervan gebruik maken. De recbtbank oordeelde echter dat <<tussen de vaststaande omstandigheid dat de gedaagde geen geldig rijbewijs bezat en het ongeval geen causaal

(11) N.J., 1971, biz. 247. (12) Brussel, 26 oktober 1973, R.W., 1974-1975, 667 e.v. (13) N.J., 1971, 0° 477.

143

Page 12: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

verband aanwezig is te achten, terwijl door eiseres niet is gesteld dat gedaagde het ongeval door zijn schuld heeft veroorzaakt». Bijgevolg oordeelde de rechter dat de clausule van voorbehoud van een recht van verhaal niet op een «grond» als bedoeld in artikel 11, lid 2 W AM berustte. Uit een vergelijking tussen dit arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 26 oktober 1973 en het vonnis van de Arrondissementsrechtbank van Amsterdam van 29 juni 1973 blijkt duidelijk een andere opvatting over de vraag of er tussen de contractuele tekortkoming en de aangerichte schade een causaal verband moet bestaan. In Belgie wordt dergelijk cau­saliteit niet vereist. In Nederland wei. Voor Belgie wordt evenwel ook een uitzondering gemaakt wat betreft artikel 25, lid 9 van de Model polis evenals wat betreft artikel 26 van de Modelpolis waar voorbehoud wordt gemaakt voor de mate waarin de verzekeraar heeft geleden. Naast het genoemde arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 26 oktober 1973 zijn er nog een aantal andere uitspraken van Belgische rechtscolleges die het typische van de Belgische opvatting terzake ver­tolken (14). Vooral in verband met artikel 25, lid 3 van de Modelpolis (het niet voor­zien zijn van een geldig schouwingsbewijs) en artikel 25, lid 6 van de Modelpolis (het besturen van een motorrijtuig door een persoon die niet gerechtigd is tot sturen) is de Belgische rechtspraak unaniem gevestigd in de richting van de mogelijkheid tot verhaal van de verzekeraar zonder causaliteit van de tekortkomingen aan de polis met de berokkende schade (15).

(14) Zo oordeelde de rechtbank te Luik op 30 september 1969 (R.G.A.R, 1970, 8410) dat als de bestuurder rijdt zonder te voldoen aan de reglementering op de technische controle en zonder in het bezit te zijn van een geldig schouwingsbewijs, dit volstaat om de verzekeraar toe te laten verhaal uit te oefenen, ondanks de afwezigheid van elk oorzakelijk verband tussen dit feit en het ongeval. Het betrof hier een probleem in verband met artikel 25, lid 3 van de Modelpolis. In een vonnis van de handelsrechtbank te Luik van 30 januari 1970 (R.G.A.R., 1972, 8784) ging het om een schending van de artikelen 24 en 25, lid 6 van de Modelpolis. Ook hier was er geen rechtstreeks verband tussen deze tekortkomingen en de berokkende schade. Zo ook besliste het Hof van Cassatie op 21 januari 1972 (R.G.A.R., 1972, 8907) en op 23 juni 1972 (R.G.A.R., 1973, 9159) in een geval van schending van artikel 25, lid 3 van de Modelpolis: «M~me si elle n'est pas en relation de cause a effet avec le domage et ne constitue pas une faute grave au cours de la conduite elle-m~me, la faute contractuelle suffit a justifier le recours de l'assureur.» (15) Zie over artikel 25, lid 3 van de modelpolis: Brussel, 25 februari, 1970, Bull. Ass., 1970, biz. 472 ; Rb. Liege, 25 februari 1974, R.G.A.R., 9276 ; Rb. Gent, 1 fe­bruari 1963, R.G.A.R., 7149; 30 september 1969, R.G.A.R., 8410; Hrb. Leuven, 7 mei 1965, R.W., 1966-67, 154; Cass., 21 januari 1972, R.W., 1972, 1457; Cass., 23 juni 1972, R.G.A.R., 9037 en 9159. Zie ook artikel 25, lid 6 van de modelpolis: Liege, 10 oktober 1972, Bull. Ass., 1972, biz. 1267 ; Brussel, 10 februari 1968, R.G.A.R., 8337 ; Hrb. Liege, 30 januari 1970, R.G.A.R., 8784; Rb. Liege, 11 januari 1972, fur. Liege, 1972.

144

Page 13: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

Zoals gezegd moet de causaliteit met de berokkende schade evenwel toch aanwezig zijn wanneer het ongeval opzettelijk werd veroorzaakt of te wi j den is aan een zware fout van de verzekerde (art. 25, lid 9 van de Modelpolis) (16). Opgemerkt moet worden dat in verband met het causaliteitsvereiste bij dit artikel ook afwijkende meningen bestaan, vooral in lagere rechtbanken (17).

d. De verzekeraar moet de benadeelden vergoeden krachtens een wet­telijke verplichting daartoe.

Ben verzekeraar heeft enkele een recht van verhaal op de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer, als hij de benadeelden heeft vergoed lr..rachtens een wettelijke verplichting daartoe, welke op hem rust. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de verzekeraar in het contract dekking ver­leent aan personen tegenover wie hij krachtens de wet geen dekking be­hoefde te verlenen. Artikel 4 van de wet van 1 juli 1956 somt een aantal personen op die van het recht op een uitkering kunnen worden uitgesloten (de bestuurder van het motorrijtuig dat het ongeval veroorzaakt, zijn echtgeno(o)t(e), hun bloedverwanten en aanverwanten in de rechte linie, mits dezen bij hen inwonen en door hen worden onderhouden, enz ... ) Als nu het verzekeringscontract toch een uitkering zou toekennen aan bij­voorbeeld de kinderen van de verzekerde, niet verzekeringnemer, dan zal de verzekeraar geen verhaalsrecht hebben tegenover de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer, omdat hij de benadeelden heeft vergoed op grond van het contract en niet krachtens de wet.

e. Artikel26 van de Modelpolis

Artikel 26 van de Modelpolis moet in verband gebracht worden met arti­kel 25, lid 5, van de Model polis. Dit laatste artikel bepaalt dat wanneer het ongeval niet is aangegeven binnen acht dagen nadat het zich heeft voorgedaan de maatschappij een recht van verhaal kan uitoefenen. Artikel 26 van de Modelpolis pikt daarop in en bepaalt dat wanneer het verzuim van een binnen een bepaalde termijn te verrichten handeling een verhaal op de verzekerde tot gevolg heeft, dit verhaal niet uitgeoefend kan wor-

(16) Zie Brussel, 5 mei 1960, R.G.A.R., 1961, 7 655; Brussel, 21 december 1962, Bull. Ass., 1963, blz. 270; Hrb. Brussel, 29 juli 1969, R.G.A.R., 1969, 8720; W:ge, 6 december 1960 en 2 februari 1961, Bull. Ass., 1961, blz. 97. en 424; Liege, 30 ok­tober 1962, ]ur. Liege, 1962-63, blz. 108; Brussel, 10 juni 1967, R.G.A.R., 1967, 7885; Cass.? 1968, Pas., 1969, I, 72; Cass. 21 mei 1970, R.G.A.R, 8979; Cass. 24 juni 1970, R.G.A.R., 8575 ; Cass., 27 november 1970, Bull. Ass., 1971, blz. 738 ; Cass., 11 maart 1971, R.G.A.R., 1971, 8738; Cass., 8 maart 1973, R.G.A.R., 1973, 9067; Cass., 7 maart 1974, R.G.A.R., 1974, 9347 ; Cass., 13 april 1973, R. W., 1973, Cass., 1 september 1971, R.W., 1971-72, 127. (17) Deze uitspraken staan geresumeerd in Bull. Ass., 1969 pg 259 en 260, ].T. 1971, 606 en ]. T. 1973, pg 403.

145'

Page 14: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

den, indien de verzekerde bewijst dat hem geen schuld treft en dat hij het verzuim zo spoedig mogelijk hersteld heeft. Het bepaalde in artikel 25, lid 5 van de Model polis steunt op zijn beurt op artikel 16 van de Modelpolis, terwijl artikel 26 ook verband houdt met artikel 17 van de Modelpolis dat bepaalt dat aile dagvaardingen en in het algemeen aile gerechtelijke of buitengerechtelijke akten, welke dan ook, betreffende een ongeval aan de maatschappij moeten worden over­gemaakt binnen achtenveertig uren nadat zij aan de verzekerde zijn af­gegeven of betekend. Welnu, als de verzekerde bewijst dat hij bijvoorbeeld tengevolge van een arbeidsongeval, materieel niet in staat was om een dagvaardiging binnen de achtenveertig uren aan de maatschappij over te maken, zal hij toch niet door de regresvordering van de verzekeraar kunnen getroffen worden ; tenminste als hij de dagvaardiging dan zo snel mogelijk heeft overgemaakt vanaf het ogenblik dat hij daartoe wel in staat was. In ieder geval, zo bepaalt artikel 26 van de Modelpolis, is er slechts ver­haal en in de mate waarin de Maatschappij door dit verzuim schade geleden heeft. Dat dit effektief zo is kwam nog tot uiting in een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 28 februari 197 4 (18). Weer eens blijkt het voordeel van een Modelpolis in Belgie, die toegepast wordt door aile verzekeringsmaatschappijen. In Nederland wordt de rege­ling van zulke problemen overgelaten aan de individuele verzekeraars, die uiteraard tot uiteenlopende oplossingen en voorwaarden zuilen komen.

f. Is solidaire veroordeling van de verzekeringnemer en de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer. mogelijk?

Artikel 24 van de Modelpolis voorziet in de mogelijkheid van een verhaalsrecht op de verzekeringnemer en, indien daartoe grand bestaat, ook op de verzekerden die niet de verzekeringnemer zijn. Het gebruik van het voegwoord «en» schijnt hier wei te duiden op een samenvoeging en niet op een alternatief. De verzekeraar zal dus een vordering tot solidaire veroordeling kunnen insteilen wanneer het ongeval bijvoorbeeld niet is aangegeven binnen acht dagen nadat het zich heeft voorgedaan of wanneer het ongeval zich heeft voorgedaan tijdens de deelneming aan een snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsrit of - wedstrijd, waartoe van overheidswege geen verlof is verleend. Dat een solidaire veroordeling mogelijk is blijkt uit het arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 5 december 1966 (19). Zo ook blijkt uit het vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda van 11 februari 1969 (20) dat de HA V -bank, die uiteindelijk door de

(18) R.W., 1974-75, 749. (19) B.A., 1967, biz. 576. (20) N.J., 1969, no 396.

146

Page 15: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

rechter in haar regresvordering op de verzekerde, die niet is de verze­keringnemer, werd afgewezen, oorspronkelijk de solidaire veroordeling vorderde van re verzekeringnemer en de feitelijke bestuurster: «dat door haar desbetreffend voorbehoud in de verzekeringsovereenkomst de HA V Bank verhaalsrecht heeft op Couwen.berg en Van de Louw, op ieder voor het geheel des dat de een betalende de ander zal zijn. bevrijd» en verder «dat de HA V Bank vorderde veroordeling van. Couwen.berg en Van de Louw bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ieder voor het geheel des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan de HAV Bank te betalen. al datgene ... » (21). Nocbtans is in bepaalde gevallen de persoonlijke aansprakelijkbeid van de verzekerde zo flagrant dat de tussenkomst van de verzekeringnemer niet te verantwoorden is. Weerom bebben wij in Belgie, vergeleken bij Nederland bet voordeel ons te kunnen baseren op de tekst van de Model­polis, daar waar in Nederland dit alles overgelaten wordt aan de nauw­keurigbeid van de polisvoorwaarden van de onderscbeidene verzeke­ringsmaatscbappijen of zoniet aan de recbter. Artikel 25 in fine van de Modelpolis bepaalt dat in de gevallen bedoeld bij de nummers 8, 9 en 10 van artikel 25, het verbaal alleen uitgeoefend kan worden tegen de verzekerde die bet ongeval veroorzaakt beeft. Het betreft de gevallen waarin bet regres gebaseerd wordt op bet feit dat het ongeval veroorzaakt wordt door een persoon aan wie geen verlof werd verleend om bet omschreven motorrijtuig te besturen (artikel 25, lid 8) ; dat bet ongeval te wijten is aan de zware fout of bet opzet van de verzeker­de (art. 25, lid 9) en dat bet ongeval bet gevolg is van de dronkenschap van de verzekerde (art. 25, lid 10) (22).

(21) Zo ook komt de Arrondissementsrechtbank van Amsterdam bij vonnis van 18 november 1970 (N.J., 1971, no 136), na een onderzoek van de betekenis van de betekenis van art. 6 W AM tot de conclusie dat «uit het voorgaande volgt, niet alleen dat eiseres op grond van het bepaalde in artikel 1438, 3 BW door de betaling is gesubrogeerd in de rechten van de benadeelde jegens de veroorzaker, maar ook dat aan de vereisten voor wettelijke hoofdelijkheid is voldaan». (22) Nochtans werd geoordeeld dat de verzekeringnemer zich niet kan beroepen op artikel 25 in fine van de Modelpolis als hij hoofdelijk gehouden is tegenover de verzekeraar, samen met de bestuurder, omdat hij zijn voertuig heeft toevertrouwd aan een bestuurder die fysisch niet in staat was om te sturen (Rb. Doornik 3 april 1968, R.G.A.R. 8628 met noot en Bull. Ass., 1969, blz. 393 met noot) of in staat van dronkenschap (Rb. Kortrijk, 25 juni 1959, R.G.A.R 6566 en 6583) of onervaren (Brussel, 16 maart 1962, Pas., II, 257) of die niet de vereiste wettelijke leeftijd tot sturen had (Handelsrb. Luik, 30 januari 1970, R.G.A.R., 8784; Luik, 15 maart 1963, R.W., 1963-64, kol. 262) of die geen rijbewijs had (Cass., 28 april 1970, Pas., I, 741 en R.W., 1970, kol. 567) of omdat het motorrijtuig defect was (Brussel, 29 juni 1959, Bull. Ass., 1960, blz. 442).

147

Page 16: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

HOOFDSTUK II : DE JURIDISCHE FUNDERING VAN DE REGRES­VORDERING VAN DE VERZEKERAAR TEGEN DE VERZEKERDE, DIE NIET IS DE VERZEKERINGNEMER. CONTRACTUELE OF WETTELIJKE GRONDSLAG ?

1. De Belgische opvatting

Ben onderzoek van de Belgische rechtspraak inzake bet regresrecht van de verzekeraar tegen de verzekeringnemer enerzijds en de verzekerden, die niet de verzekeringnemer zijn, anderzijds toont aan dat in de beide ge­vallen bet verhaal van de verzekeraar contractueel gefundeerd wordt. In een arrest van bet Hof van Beroep te Gent dd. 27 juni 1972 (23) gaat bet over bet regres van een verzekeraar tegen zijn verzekeringnemer (dus niet de niet-verzekeringnemer) wegens grove fout van deze laatste, namelijk gereden te hebben met een motorrijtuig waarvan de banden niet voldoende uitgesneden waren. Het Hof stelde dat bet verhaalsrecht van de verzekeraar, gesteund op artikel 24 en 25 van de algemene voorwaar­den van de polis Burgerlijke Aansprakelijkheid- auto, geen aquiliaans karakter heeft. De grondslag van het verhaal is zuiver contractueel. De verzekeraar vordert niet bet herstel van de schade die spruit uit de aan­geklaagde fout : hij eist terugbetaling van de gedane uitgaven op grond van een recht dat hem in bet contract is voorbehouden. De vaststelling van de fout is slechts vereist als voorwaarde tot de uitoefening van het verhaalsrecht, niet als eigenlijke grondslag van dit recht. De opvattingen van de Belgische rechtspraak inzake bet verhaal van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer, komen bet best tot uiting in bet Cassatiearrest van 30 mei 197 5 (24) dat bet arrest van 26 oktober 1973 van het Hof van Beroep te Brussel bevestigt (25). Hoger werd hiervan reeds even melding gemaakt. In casu ging het om een verkeersongeval, veroorzaakt door een min­derjarige van meer dan 1.6, maar minder dan 18 jaar, die in strijd met artikel 11, 3e, Verkeersreglement, een kameraad op zijn bromfiets meevoerde. De verzekeraar, bij wie de ouders van de bestuurder een motorrijtuigenverzekering betreffende de bromfiets hadden gesloten, ver­goedde de benadeelde voor de geleden schade. N adien keerde hij zich terug tegen de meerderjarig geworden zoon, ofschoon deze geen verze­keringnemer was, om terugbetaling te bekomen van de aan de derde- scha­delijder uitgekeerde vergoeding. Het Hof van Beroep kende in zijn arrest van 26 oktober 1973 bet recht van verhaal aan de verzekeraar toe op grond van artikel 11, lid 2, van

(24) R.W., 1975-76, 993. (25) R.W., 1974-75, 667.

148

Page 17: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

de wet van 1 juli 1956 en de artikelen 24 en 25, lid 6 van de polis. Het Hof stelde verder dat krachtens het contractueel karakter van de ver­plichting van de verzekerde tot inachtneming van de minimumleeftijd bij het besturen van een motorrijtuig, de verzekeraar dat recht van verhaal heeft, ongeacht het al dan niet aanwezig oorspronkelijk verband tussen deze contractuele fout en het ongeval. Voorts werd artikel 25, lid 6 van de polis toepasselijk bevonden, omdat de fout van de verzekerde niet bestond in de occasioneel strafbare uitoefening van een recht, doch wei in de veronachtzaming van een wettelijk omschreven uitzonderingsvoor­waarde op een imperatieve wetsbepaling met algemene draagwijdte. Het Hof van Beroep te Brussel kende dus het door de verzekeraar opge­eiste verhaalsrecht toe, maar fungeerde dit - eerder ongelukkig - op een wettelijke basis, overwegende <<dat het regres van de verzekeraar tegen de verzekerde op wettelijke grondslag berust; dat luidens artikel 11, lid 2 van de wet van 1 juli 1956 op de verplichte verzekering van de motor­rijtuigen de verzekeraar zich een recht van verhaal mag voorbehouden, niet enkel de verzekeringnemer, doch eveneens tegen de verzekerde die niet de verzekeringnemer is, zulks in de mate waarin de wet of het contract hm toestaat zijn prestaties te beperken; dat appelante (de verzekerings­maatschappij) zich in onderhavig geval, conform met voormelde wetsbe­paling, o.m. krachtens de artikelen 24 en 25 van de Modelpolis dergelijke beperking van haar verzekeringsverplichting heeft voorbehouden, waar eensdeels bij artikel24 is bepaald dat iedere inbreuk van de verzekerde op zijn verplichtingen hem het recht op waarborg van het contract ontzegt en dat, in dergelijk geval, de verzekeraar een recht van verhaal heeft op de verzekeringnemer alsmede, indien daartoe grond bestaat, op de verze­kerde die niet de verzekeringnemer is, en waar, anderdeels, artikel 25 de gevallen omschrijft waarin hij regresrecht uitoefenen kan, inclusief het ter zake toepasselijke onder artikel 25, lid 6 bedoelde geval van het besturen van een motorrijtuig beneden de vereiste minimumleeftijd». Tegen deze overweging richtte zich het eerst onderdeel van de Cassatie­voorziening: <<tenvijl, als eerste onderdeel, het zich voorbehouden van een recht van verhaal, zoals bedoeld door het tweede lid van artikel 11 van de wet van 1 juli 1956, een contractueel voorbehoud is». Nochtans ging de eiser in cassatie te ver door verder uit bet contractuele karakter van het voorbehoud te willen afleiden «dat dit geen uitwerking kan hebben tegen de verzekerde indien hij geen partij is bij de verze­keringsovereenkomst tenzij ingeval de verzekerde de verplichtingen die voor hem uit zijn hoedanigheid van begunstigde van de overeenkomst voortvloeien niet nakomt, daar een overeenkomst aan derden geen nadeel kan toebrengen (schending van de artikelen 11 van de wet van 1 juli 1956 en 1165 van het Burgerlijk Wetboek)». Terecht verwierp het Hof van Cassatie deze door de eiser gemaakte ge­volgtrekking, overwegende : <<dat artikel 11, lid 2, van de wet van 1 juli 1956 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake mo­torrijtuigen de verzekeraar geen recht van verhaal tegen de voor de aan-

149

Page 18: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

rijding aansprakelijke persoon van ambtswege toekent, maar de ver­zekeraar de mogelijkheid biedt zich contractueel tegen de verzekeringne­mer en, indien daartoe grond bestaat, tegen de verzekerde die niet de verzekeringnemer is, een recht van verhaal voor te behouden, van welke mogelijkheid verweerster (de verzekeringsmaatschappij) gebruik gemaakt heeft ; dat voormelde wetsbepaling insluit dat het beding waarbij de verzekeraar zich een recht van verhaal voorbehoudt ten opzichte van de verzekerde die niet de verzekeringnemer is, aan deze laatste tegenstelbaar is ; dat er anders over beslissen elke betekenis aan voormelde wetsbepaling zou ontnemen. » Uit deze overwegingen blijkt dus dat het Hof van Cassatie de beslissing van het Hof van Beroep goedkeurt wat de toekenning van het verhaalsrecht van de verzekeraar tegen de verzekerde die niet is de verzekeringnemer betreft, maar anders dan het Hof van Beroep te Brussel dit recht als contractueel gegrond beschouwt. N a deze uitspraak van ons hoogste gerechtshof mag de controverse om­trent de begronding van het regresrecht van de verzekeraar als beeindigd beschouwd worden. N ochtans werden in het veri eden heel wat beschou­wingen gewijd aan dit probleem door prof. G. WETS (26). WETS ver­trekt van het cassatiearrest van 17 mei 1963. In casu ging het om een polis die v66r de Wet van 1956 was afgesloten en waarin de verzekeraar zich geen recht van verhaal tegen de verzekerde die tevens verzekering­nemer was voorbehield. De verzekeraar zond een mededeling aan de ver­zekerde waarin hij hem op de hoogte stelde van de wijziging van de polis­voorwaarden. Meteen voegde hij er een nieuw contract aan toe waarin regresrecht tegen de verzekerde volgens de nieuwe wet werd voorbehou­den. Dit stuk werd door de verzekerde niet getekend, maar hij betaalde wei de nieuwe premie. Na een aanrijding, veroorzaakt door deze dronken bestuurder, betaalde de verzekeraar het slachtoffer en zocht regres overeenkomstig artikel 25, lid 10 van de polis. Daarentegen reageerde de verzekerde door te stellen dat hij de mededeling van de verzekeraar niet ontvangen had en de polis, waarin het regres tegen hem werd voorbehouden, niet had ondertekend. De eerste rechter kende het regresrecht aan de verzekeraar toe overwe­gende dat de betaling van de nieuwe premie een goedkeuring betekende van de nieuwe voorwaarden van de verzekeraar. De verzekerde tekende hoger beroep aan bij het Hog van Beroep te Luik. In zijn arrest van 21 december 1960 stelde dit de verzekerde in het ge­lijk. Volgens het Hof had de rechtbank de betaling van de vermeerdering van de premie niet mogen weerhouden omdat deze v·erhoging algemeen bekend was. Het oude contract bleef dus gelden en omdat artikel 11, lid

(26) «La loi du 1er juillet 1956 deroge-t-elle a !'article 16 de Ia loi du 11 juin 1874 et dans !'affirmative le recours de l'assureur contre l'assure est-il possible quand il n'a pas ete reserve ?» Bull. Aass .• 1964, biz. 599 e.v.

150

Page 19: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

1, van de wet van 1956 van openbare orde is moest de verzekeraar de benadeelden vergoeden, zonder evenel regres te kunnen uitoefenen. Tegen dit arrest tekende de verzekeraar cassatieberoep aan op grond van twee middelen. Eerste middel : het regresrecht eist niet, dat dit uitdrukke­lijk voorbehouden wordt, als dit gebaseerd is op een omstandigheid zoals zware fout, die de verzekeraar uit kracht van de wet veroorlooft dekking te weigeren. Tweede middel: artikel11 van de wet van 1 juli 1956 schaft artikel 16 van de wet van 11 juni 187 4 niet af in de betrekkingen tussen de verzekeraar en de verzekerde. Het Hof van Cassatie besliste bij arrest van 17 mei 1963 (27) dat artikel 11 van de wet van 1956 derogeert aan artike116 van de Verzekeringswet, welke voor de verzekeraar het recht uitsluit zich te beroepen op de nietig­heid, voorzien in artikel 16 van die wet, tegenover de benadeelde. Daar­bij was het van weinig belang dat artikel 11, lid 1 van de wet van 1 juli 1956 niet de betrekkingen tussen de verzekeraar en de verzekerde be­treft. Immers, artikel 6 van de wet van 1 juli 1956 geeft aan de benadeelde een rechtstreekse vordering, zelfs ingeval van zware fout van de verze­kerde. Opdat de verzekeraar artikel 16 van de Verzekeringswet tegen de verzekerde zou kunnen inroepen, zou die betaling onder artikel 16 hebben moeten vallen. In casu viel deze betaling echter onder artikel 6 van de wet van 1 juli 1956. Daarenboven kan artikel 11, lid 1 van dezelfde wet de verzekeraar niet ontslaan van de verplichting om derden schadeloos te stellen zodat bijgevolg, zonder expliciet beding, het regres van de verzekeraar tegen de verzekerde, zonder grondslag blijft, aldus het Hof van Cassatie dd.: 17 mei 1963. Dit Cassatiearrest zorgde evenwel niet voor de zogenoemde <<paix judi­caire» .Ben arrest van het Hof van Beroep te Luik dd. 28 november 1963 oordeelde anders. De rechtbank van eerste aanleg te Luik had in een identieke zaak op 9 januari 1963 beslist dat artikel 16 van de Verzekeringswet van openbare orde was en in afwezigheid van een expliciete afschaffing door de wet van 1 juli 1956 nog steeds_ geldt. Het regres van de verzekeraar werd in casu toegestaan. Het Hof van Beroep bevestigde dit vonnis bij arrest van 28 november 1963. Betreffende artikel 16 van de wet van 11 juni 187 4 stelde het dat uit de voorbereidende werken van de wet van 1 juli 1956 volgde dat de wetgever niet is willen afstappen van de vroegere bepalingen. In afwezigheid van een expliciet voorbehoud vindt de ver­zekeraar bijgevolg in de wet zelf een recht van verhaal, ingeval van zware fout. Artikel 11, lid 2 kan dus niet voor gevolg hebben het verval van artikel 16 van de Verzekeringswet inoperationeel te maken. Bijgevolg werd het regresrecht van de verzekeraar erkend. G. WETS is het met de opvattingen van het Hof van Beroep te Luik eens en nadat hij tot de conclusie komt dat de verzekeraar als borg voor de

(27} Bull. Ass .• 1964, blz. 655.

151

Page 20: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

aansprakelijke persoon moet beschouwd worden, stelt hij zich de vraag of het nog nodig is zich als verzekeraar het regresrecht contractueel voor te behoudep. Volgens 'VETS bestaat het verhaalsrecht los van enig voorbehoud. Het eventuele voorbehoud doet het regres niet ontstaan. Het is te beschouwen als een bijkomende voorzorg. Dit impliceert dat het eigenlijke recht op verhaal bestaat vooraleer het in een voorbehoud wordt geformuleerd. Dat zou ook blijken, althans volgens WETS, uit de bewoordingen van artikel 11, lid 2 van de wet van 1 juli 195 6. Daar staat dat «de verzekeraar zich een recht van verhaal kan voorbehouden. ,.» en niet bijvoor­beeld: «De verzekeraar heeft slechts een recht op verhaal als hij zich dat recht uitdrukelijk voorbehoudt» evenmin als : «De verzekeraar heeft een recht op verhaal», wat zou impliceren dat het recht niet voora£ bestaat.

Volgens WETS is het voorbehoud dus enkel de bevestiging van het recht (28). Heel deze door G. Wets opgezette redenering viel evenwel zonder meer in het water met het cassatiearrest van 17 juni 1965 (29) dat het ge­noemde arrest van het Hof van Beroep te Luik van 28 november 1963 vernietigde. De door het Hof van Beroep in het ongelijk gestelde ver­zekeringnemer tekende immers cassatieberoep aan tegen hogergenoemd arrest, stellende dat «voor wat de verplichte aansprakelijkheidsverzeke­ring inzake motorrijtuigen betreft, de wet van 1 juli 1956 een afwijking van artikel 16 van de wet op verzekeringen heeft ingevoerd, vermits arti­kel11, lid 1, van de wet van 1 juli 1956 aan de verzekeraar namelijk de mogelijkheid ontzegt aan de benadeelde persoon de nietigheid tegen te werpen, voorzien in artikel 16 van de wet op de verzekeringen en dat ver­weerster, die rechtstreeks verplicht was tegenover de benadeelden, bij toepassing van artikel 6 van de wet van 1 juli 1956, zelfs in geval van zware fout van eiser, en die van die verplichting niet ontslagen was, door de enkele uitwerking van artikel 16 van de wet van 11 juni 187 4, in die bepaling geen wettelijke basis voor de uitoefening van zijn verhaal kon vinden, bij on.tstentenis van conventioneel voorbehoud». Het Hof van Cassatie geeft in Zijn arrest van 17 juni 1965 (30) aan de

(28) Deze stelling blijkt bijval te vinden in de overwegingen van het Ho£ van Beroep te Brussel voor zijn arrest van 29 juni 1967 (R.G.A.R., 1968, 8048) in een geval waar de aangestelde van de verzekeringnemer in dronken toestand met diens wagen een ongeval veroorzaakte. Het Ho£ stelt dat de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is, aan de verzekeraar niet kan tegenwerpen dat de verzekeringspolis hem vreemd is en de clausule betreffende het recht van verhaal hem niet tegenstelbaar zou zijn. Zo gezien kon deze motivering evengoed voorkomen in het arrest van het Hof van Cassatie van 30 mei 1975 ware het niet dat oak overwogen wordt: «dat dit voor­behoud de bedoeling van de wet vervuld en derhalve de lege lata de ge'intimeerde machtigt de rechten, die bij haar voorafbestonden uit te oefenen lastens de verzekerde alhoewel deze de verzekeringnemer niet is». (29) R.W., 1965-66, 1401. (30) R.W., 1965-66, 1401

152

Page 21: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

eiser gelijk, overwegende : <<dat door te beschikken>> dat geen verlies of schade veroorzaakt door het feit of de zware fout van de verzekerde ten taste valt van de verzekeraar», artikel 16 van de wet van 11 juni 1874 voor de verzekeraar slechts een verhaal tegen de verzekerde voorziet, indien de betaling, waarvan de terugbetaling het voorwerp uitmaakt van het verhaal, door de verzekeraar werd gedaan in uitvoering van een ver­!plichting waarvan hij krachtens gezegd artikel 16 ontslagen was», «dat dit, ten deze niet het geval is» «dat het inderdaad blijkt uit de vaststelling yan het arrest, dat de betaling, die het voorwerp uitmaakt van de eis van verweerster, werd gedaan in uitvoering van de verplichting waartoe verweerster rechtstreeks gehouden was jegens de benadeelde persoon, bij toepasing van artikel 6 van de wet van 1 juli 1956, en anderzijds, dat verweerster zich niet het recht voorbehouden had, voorzien in artikel 11, lid 2, van die wet ; dat die betaling derhalve buiten de toe passing valt van artikel 16 van de wet van 11 juni 187 4 ». Na dit cassatiearrest, dat eigenlijk nogmaals het cassatiearrest van 17 mei 1963 bevestigt, is er bijgevolg geen enkele twijfel meer betreffende de noodzaak voor de verzekeraar zich contractueel het regresrecht voor te behouden. Zonder genoemd voorbehoud is elk verhaal uitgesloten. Deze twee cassatiearresten stellen ook vast dat artikel 11, lid 2, van de wet van 1 juli 1956 derogeert aan artikel 16 van de verzekeringswet van 11 juni 187 4. Deze rechtspraak werd later nog bevestigd door twee arresten van het Hof van Beroep te Brussel, nl. van 21 oktober 1968 (31) en van 26 maart 1971 (31bis). In deze beide gevallen wordt het verhaal van de verzekeraar onontvankelijk verklaard in de mate het ge­baseerd is op artikel 16 van de wet van 11 juni 187 4 en wordt de nood­zaak beklemtoond dat de verzekeraar zich contractueel een regresrecht voorbehoudt (32). In een noot bij het arrest van 21 oktober 1968, vinden wij dat de mate waarin de wet van 1 juli 1956 derogeert aan art. 16 van de verzekerings­wet, niet mag worden overdreven. Inderdaad, de bepaling van artikel 16 genoemde wet wordt slechts volledig teniet gedaan in de relatie tus­sen de verzekeraar en de benadeelde. Maar in de betrekkingen tussen de verzekeraar en de aansprakelijke persoon wordt het effekt van deze afwijking beperkt tot de mate waarin de verzekeraar zich in de polis, uit­drukkelijk, een verhaalsrecht heeft voorbehouden. In plaats van artikel 16 van de verzekeringswet volledig teniet te doen, verwijst artikel 11 lid 2, van de wet van 1 juli 1956 dus gedeeltelijk naar genoemd artikel. ltnmers, het voorbehoud op grond van artikel 11, lid 2, heeft voor gevolg het

(31) R.G.A.R., 1970, 8373. (31bis) R.G.A.R., 1972, 8940. (32) Het arrest van 21 oktober 1968 bepaalt expressis verbis dat de regresvordering van de verzekeraar op contractuele grondslag berust : «Que c' est done sur les dispositions du contrat avenu entre parties prevoyant le recours de l' assureur que Ia presente action aurait du ~tre basee».

153

Page 22: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

regresrecht van de verfzekeraar voor te be'houden «voor zover de ver­zekeraar volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst gerechtigd mocht zijn de uitkering te weigeren of te verminderen». Het gaat dan om het behoud van het regresrecht volgens artikel 16 van de verzekerings­wet, in de betrekkingen van de verzekeraar tot de benadeelde. Ben vordering gebaseerd op artikel 16 van de wet op de verzekering is dus eigenlijk gebaseerd op het verzekeringscontract, waarin artikel 16 (omdat het van openbare orde is) in opgenomen is, voor zover de wet van 1 juli 1956 er in hogergenoemde mate geen beperking aan brengt. Daaruit volgt dat de arresten van het Hof van Beroep te Brussel van 21 oktober 1968 en 26 maart 1971 het verkeerd voor hebben wanneer zij de regresvordering van de verzekeraar onontvankelijk verklaren in de mate ze gesteund is op artikel 16 van de wet van 11 juni 1874. Jean-Luc FAGNART brengt dezelfde nuance nogmaals naar voren in een noot bij het arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 28 februari 1974 (33). In dit geval stelde het Hof van Beroep dat het rijden met een wagen waarvan de banden afgesleten zijn een grove schuld uitmaakt in de zin van artikel 16 van de wet van 11 juni 187 4 en artikel 25, lid 9 van de Modelpolis. In de mate het Hof hier terugvalt op artikel 16 van de verzekeringswet gaat FAGNART niet akkoord. Hij beoogt dat in de mate de wet van 1 juli 1956 aan de verzekeraar oplegt tegenover derden de aansprakelijk­heid van de verzekerde te dekken, ongeacht de aard van de fouten begaan door laatstgenoemde, de wet van 1956 afwijkt van artikel 16 van de wet van 11 juni 187 4. Voorts bevestigt FAGNAR T op zijn beurt het contractueel karakter van het regresrecht van de verzekeraar (34). Omtrent de draagwijdte van een contractueel voorbehouden regresrecht geven twee cassatiearresten van 23 juni 1972 enige opheldering (35). Door de verzekerde werd aangevoerd dat de verzekeraar de sommen uit­betaald aan de benadeelde maar kan recupereren op grand van de over­eenkomst in geval van verzwijgen of valse aangifte, grove schuld en contractueel bedongen exoneratie. Het verval van de verzekering wegens het feit dat het omschreven motorrijtuig krachtens artikel 25, lid 3 van dt Modelpolis niet voorzien is van een geldig schouwingsbewijs, zou niet kunnen worden gestipuleerd. Daarop antwoordde het Hof van Cassatie evenwel dat een verhaalsrecht geldig kan bedongen worden, niet enkel voor het geval waar het verval

(33) R.G.A.R., 1974, biz. 9351 (34) Hij schrijft: «Le droit de recours de l'assureur n'existe que s'il se l'est reserve dans le contrat d'assurance», en verder « L'action recursoire de l'assureur RC auto­mobile qui invoque Ia faute grave de l' assure, trouve son fondement unique dans l'article 25-9 du contrat -type». (35) R.G.A.R., 1973, 9037; R.G.A.R., 1973, 9159.

154

Page 23: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

van de waarborg afkomstig is van de wet, maar ook waar dit verval voort­vioeit uit het contract. Wanneer we nu opnieuw het recente cassatiearrest van 30 mei 197 5 be­kijken, zien we dat het tweede onderdeel van het middel tegen het arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 26 oktober 1973 schi.int te ver­wijzen naar de hoger besproken opvattingen van prof. G. WETS. In dit tweede onderdeel verwijst de eiser (de verzekerde, niet-verzekeringnemer) naar de conclusies die hij indiende ter gelegenheid van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep:

«dat derde ge'intimeerde (nu eiser in cassatie) geen overeenkomst met appelante heeft gesloten ; dat uit artikel 24 van de polis wel blijkt dat dit voorbehoud hier werd gemaakt maar dat derde ge'intimeerde van die omstandigheid niet op de hoogte was, aangezien hij geen partij was in de overeenkomst ; dat voorbehoud rna­ken niet gelijk stellen is met het scheppen van het recht; dat voorbehoud maken zelfs een (regres-) recht veronderstelt, maar dat appelante zou moeten aanduiden, hoe dit verondersteld recht wordt gecreeerd; dat dit recht niet ex lege (art. 11, lid 2, van de wet van 1 juli 1956 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering in­zake motorrijtuigen) kan ontstaan zijn, aangezien deze wetsbepaling duidelijk vereist dat het verzekeringscontract deze mogelijkheid van verhaal effectief zou voorbe­houden; dat de wet dus in feite verwijst naar de verzekeringsovereenkomst; dat deze verzekeringsovereenkomst niet tegenstelbaar is aan derde ge'intimeerde, aange­zien hij er geen partij van was».

Ret tweede onderdeel van het middel stelt dat de overwegingen van bet arrest van 26 oktober 1973 geen passend antwoord bieden op deze conclusies, zodat het arrest niet naar behoren met redenen is omkleed (schending van artikel 97 Grondwet). Het Hof van Cassatie oordeelde dat dit onderdeel feitelijke grondslag mist, overwegende «dat op grond van de in het mid del aangehaalde beschouwingen, het H of van B eroep de conclusie van eiser betreffende de noodzakelijkheid van het bestaan van een contractuele band tussen de verzekeraar en de verzekerde die geen verzekeringnemer is, passend beantwoordt». Ben ander arrest waarin de problematiek van de regresvordcring van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is, aan de orde is, is het arrest van 23 september 1965 van het Hof van Beroep te Brussel (37). Het betrof een ongeval, veroorzaakt in Nederland, door een dronken Belgische bestuurder, die aangestelde was van zijn firma, in casu de verzekeringneemster. De verzekeraar stelde de benadeelden schadeloos en keerde zich vervolgens tegen de bestuurder. Deze beriep zich op de niet-ontvankelijkheid van de tegen hem gerichte eis om reden dat de verzekeringspolis tussen de verzekeringneemster en de verzeke­raar gesloten voor hem res inter alios acta uitmaakte. Het Hof van Beroep analyseerde de polis, waarbij de aansprakelijkheid gedekt wordt van elke houder en bestuurder van het motorrijtuig, als een

(36) R.W., 1975-76, 993. (37) R.G.A.R., 1967, 7908.

155

Page 24: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

overeenkomst, gesloten voor rekening van een ander 0 De houders en de bestuurders moeten bijgevolg beschouwd worden als contractueel ver­bonden verzekerden tegenover de verzekeraar 0 Tevens wordt uit artikel 11, lid 2 van de wet van 1 juli 1956 afgeleid dat de polis aan de houders en de bestuurders tegenstelbaar is, vermits daarin gesproken wordt over de mogelijkheid om het voorbehoud ook te Iaten gelden tegen verzekerden, die niet de verzekeringnemer zijno Dit laatste punt is van ongemeen groot belango Meerdere keren reeds werd door verzekerden, die niet de verzekeringnemer zijn, aan de ver­zekeraar tegengeworpen dat de verzekeringspolis (art. 24 tot 27) hen vreemd is en zijn clausules niet tegenstelbaaro Ook in het eerste cassatie­middel van de verzekerde, niet-verzekeringnemer, dat leidde tot het cas­satiearrest van 30 mei 1975 (38) komt deze opwerping vooro De rechtspraak is echter op dit stuk altijd unaniem geweest. De verbinte­nissen van de verzekeraar worden beheerst door een wet van openbare orde (wet van 1 juli 1956)o Deze voorziet uitdrukkelijk in artikel 11, lid 2, dat de verzekeraar zich zowel tegen de verzekeringnemer als tegen de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is, een verhaal kan voorbehou­deno Als laatstgenoemde een motorrijtuig bestuurt, onder dekking van een polis die conform is met de wet, dan geniet hij ingeval van een ongeval niet enkel de voordelen daarvan, maar moet hij ook alle clausules en voorwaarden ervan ondergaan (39)o Bij deze rechtspraak kunnen we nu ook het cassatiearrest voegen van 30 mei 19750

2. De klassieke Nederlandse opvatting

Vanuit een quasi aan de Belgische wet van 1 juli 1956 gelijke tekst in de wet van 30 mei 1963, zijn de Nederlandse rechtbanken traditioneel tot een andere fundering gekomen van het verhaalsrecht van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet is de verzekeringnemero Daar waar de regresvordering van de verzekeraar in de Belgische praktijk contractueel gegrondvest wordt, neemt men in Nederland aan dat de verhaalsvordering van de verzekeraar ex lege ontstaat. Nochtans nemen niet aile rechtbanken op dat stuk een even radicale stel­ling aan als de Arrondissementsrechtbank van Haarlem in haar vonnis van 24 juni 1969 0 Gesteld wordt dat het voorbehoud van de verhaals­mogelijkheid bedoeld in artikel 11, lid 2 WAM niet in de polis of op andere wijze tussen partijen behoeft te zijn overeengekomen, daar deze verhaalsmogelijkheid aan de vrezekeraar niet ex contractu maar ex lege is gegeveno

(38) R.W., 1975-76, 993. (39) Zie Brussel, 29 juni 1967, RoG.A.R., 8048 ; Brussel, 5 december 1966, Bull. Ass., 1967, 576 met noot.

156

Page 25: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

Overwogen wordt : «dat de Rb. uit dit artikel (art. 11, lid 2 W AM) niet kan lezen, dat het de bedoeling van de wetgever is geweest, dat een ver­zekeraar het daar bedoelde voorbehoud in de polis of anderszins moet maken voordat zich een geval voordoet, waarvoor dat voorbehoud is be­doeld; dat de Rb. integendeel van oordeel is, dat de toevoeging in ge­noemd artikel van de woorden 'en, indien daartoe grond bestaat tegen de verzekerde, die niet verzekeringnemer is' er op duidt, dat een ver­zekeraar het voorbehoud niet tevoren behoeft te maken omdat v66rdat er een ongeval heeft plaats gevonden, niet te beoordelen is of er grand be­staat tot het zoeken van verhaal op de verzekerde die niet verzekering­nemer is ; dat trouwens een verzekerde, die niet tevens verzekeringnemer is, in de meeste gevallen van de polisvoorwaarden niet op de hoogte zal zijn; dat de Rb. dan ook met eiseres van oordeel is, dat zij met betrekking tot de in meergemeld artikel bedoelde verhaalsmogelijkheid te allen tijde, te harer keuze, gerechtigd (niet dus verplicht) is gebruik te maken en dat dit voorbehoud niet in de polis of op andere wijze tussen partijen behoeft overeengekomen te zijn, daar haar deze verhaalsmogelijkheid niet ex contractu doch ex lege gegeven is.» Tegen deze extreme opvatting van een wettelijk gefundeerd regresrecht moet uiteraard opgemerkt worden dat hierme het feit miskend wordt, dat in elk geval de polis zelf het regresrecht moet mogelijk maken, wil het uitgeoefend kunnen worden. Tegenover deze opvatting staat de rechtspraak die de fundering van het regresrecht langs een andere weg gaat zoeken. Zo wijst de Arrondisse­mentsrechtbank van Breda op 11 februari 1969 ( 40) het regres van de verzekeraar tegen de feitelijke bestuurster van een wagen of met moti­vering dat <<in casu de verzekerde, niet-verzekeringnemer, door dit voor­behoud» (art. 11, lid 2, W AM) niet gebonden is, nu niet is gesteld of 1gebleken, dat zij tot de verzekeringsovereenkomst is toegetreden». Het is dit vonnis dat langs het arrest van het Hof van 's Hertogenbosch van 19 februari 1970 om, aanleiding is geweest tot het arrest van de Hoge Raad van 12 maart 1971. Tevoren was er reeds een vonnis geweest van de rechtbank te Groningen dd. 26 oktober 1967 waarin werd aangenomen dat de gedaagde, door achter het stuur plaats te nemen, daarmede toetrad tot de verzekerings­overeenkomst, gesloten tussen de eigenaar van de auto ( een verhuurbe­drijf) en de eisende verzekeringsmaatschappij. Dit was een zeer gewaag­de constructie die trouwens door Procureur-Generaal LANGEMEIJER in zijn conclusie voor het arrest van de Hoge Raad dd. 12 maart 1971 werd afgewezen als «een wel zeer ver doorgetrokken toepassing van de vertrouwensleer, die wellicht niet ieder zal aanvaarden».

(40) N.J., 1969, 396.

157

Page 26: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

Het desbetreffende vonnis werd trouwens door het Hof te Leeuwarden door een arrest van 14 januari 1970 (41) teniet gedaan omdat uit niets gebleken was, dat de gedaagde (bestuurder) toegetreden was tot de verzekeringsoverenkomst van de eigenaar, die bij een verzekeringsmaat­schappij tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd was. Meteen stelde het Hof dat artikel 11 van de wet dus niet medebrengt dat als de ver­zekeraar zich een recht van verhaal tegen de verzekeringnemer zou heb­ben voorbehouden dat meebrengt, dat er een verbintenis tussen de ver­zekeraar en de verzekerde (niet-verzekeringnemer) uit voortvloeit. Uit deze houding van de Nederlandse rechtbanken spreekt duidelijk een afkeur voor de contractuele grondslag van het regres van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer. Meteen kan dan ook een overwegende neiging vastgesteld worden om het regresrecht te grondvesten op artikel 11, lid 2, W AM, met andere woorden het regres wettelijk te funderen. Uiteraard zal dan slechts tot een effektieve toeken­ning van het regres worden overgegaan als de schuld van de verzekerde vaststaat. Dit werd reeds ten overvloede aangetoond in het vorige hoofd­stuk. Zo zegt de Rechtbank van Groningen ( 42) dat de gedaagde als medever­zekerde kan gevat worden door het regres van de verzekeraar als bij naar burgerlijk recht aansprakelijk is. En zo zegt het Hof van's Hertogen­bosch in zijn arrest van 19 februari 1970 (43) dat de verzekeraar een regresrecht heeft op diegene die de aanrijding veroorzaakte, indien bij betwist, dat deze schuld beeft aan de aanrijding. Tevens laat bet Hof zijn afkeur blijken voor een contractuele fundering van het regres, zoals door de rechtbank van Breda in haar vonnis van 11 februari 1969 in dezelfde zaak was gesuggereerd geworden. Het Hof overweegt

«dat afgezien van de W AM, een voorbehoud als gemaakt in art. 20 van de polis a. aileen zou kunnen gelden tussen de HAV Bank en Couwenberg als de partijen die de overeenkomst aangingen, maar b. geen enkele zin heeft, daar juist in een van de verzekering uitgesloten geval de verzekeraar niet gebonden is dekking te verlenen en er derhalve voor een verhaal als voorbehouden in artikel 20 van de polis geen plaats is ; dat, afgezien van de W AM, reeds om voormelde met b. aange­duide reden voren bedoeld voorbehoud evenmin zin heeft ten aanzien van de ver­zekerde die niet verzekeringnemer is - i.e. Van de Louw - nog daargelaten dat laatstgenoemde zoals reeds gezegd, als derde begunstigde door dit tussen de contracterende partijen gemaakte voorbehoud niet gehouden wordt.»

Het is ook voor dit door het Hof aangehangen ex lege-regresstelsel dat Procureur-Generaal LANGEMEIJER opteert in zijn conclusie voor bet arrest van de Hoge Raad van 12 maart 1971. Hij is van oordeel dat aile andere voorgestelde oplossingen tot fundering of ontkenning van het re­gresrecbt van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet is de ver-

(41) V.R., 1971, nr. 39. (42) Rb. Groningen, 21 november 1969, N.j., 1970, nr. 296. (43) V.R., 1970, nr. 103.

158

Page 27: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

zekeringnemer, vergeleken bij het stelsel van het Hof <<het dubbele be­•zwaar hebben van vooreerst te steunen op vooronderstellingen, die in ons recht tot dusver niet geheel onbetwist zijn, en van de mogelijkheid mee te brengen dat zij in bijzondere gevallen het regres zullen uitsluiten zonder dat daarvoor in de verhouding tussen verzekeraar en verzekerde niet-verzekeringnemer een grand van billijkheid behoeft te liggen».

3. Het arrest van de Hoge Raad dd. 12 maart 1971

Was de klassieke Nederlandserechtspraak gevestigd ten voordele van een wettelijke fundering van de verzekeraar tegen de verzekerde die niet is de verzekeringnemer, dan doet het arrest van de Hoge Raad dd. 12 maart 1971 daar niet onmiddellijk afbreuk aan, maar stelt er wei een belangrijke nuance tegenover. Volgens de Hoge Raad blijft de action ex lege bestaan, maar aileen die gebaseerd op de in artikel 8 W AM vermelde mededelingsplicht en aangifteplicht. Omwille van het grote belang van dit arrest blijven we even stilstaan bij de feiten die eraan ten grondslag lagen evenals bij het eerste vonnis in de zaak van de Arrondissementsrechtbank van Breda dd. 11 februari 1969 (44) en het daaropvolgende arrest van het Hof te 's Hertogenbosch dd. 19 februari 1970 (45). In casu ging het om een aanrijding, veroorzaakt door juffrouw Van de Louw die het verzekerde voertuig bestuurde zonder geldig rijbewijs. De verzekeraar, de HA V Bank, ging over tot de vergoeding van de benadeel­de en keerde zich vervolgens tegen de verzekeringnemer (eigenaar) van de wagen en de feitelijke bestuurster, juffrouw Van de Louw, om terugbe­taling te bekomen van de uitgekeerde vergoedingen. De verzekeringnemer verzette zich niet tegen die vordering maar de feitelijke bestuurster repli­ceerde dat zij geen schuld had aan het ongeval en daarenboven niet tot de verzekeringsovereenkomst tussen de verzekeraar en de verzekeringne­mer was toegetreden. De Arrondissementsrechtbank van Breda stelde haar bij vonnis van 11 februari 1969 in het gelijk en wees de vordering van de verzekeraar af overwegende : <<dat art. 11, lid 2 van de wet de verzekeraar wel toe­staat zich een verhaalsrecht voor te behouden tegen de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is, doch dat hiermede aan de verzekeraar nog peen wettelijk recht op verhaal zonder meer wordt toegekend» en «dat in casu de verzekerde, niet-verzekeringnemer, door dit 'voorbehoud' (art. 11, 2e lid) niet gebonden is, nu niet is gesteld of gebleken, dat zij tot de verzekeringsovereenkomst is toegetreden». Tegen dit vonnis ging de HA V Bank in hoger beroep. Haar regresrecht werd erkend in het arrest van 19 februari 1970 van het Hof te 's Her­togenbosch dat stelde dat op grond van artikel 11, 2 WAM de verzekeraar

(44) N.J., 1969, nr. 396. (45) V.R., 1970, nr. 103.

159

Page 28: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

wei een regresrecht heeft op degene die de aanrijding veroorzaakte, in­dien hij bewijst, dat deze schuld heeft aan de aanrijding. Op haar beurt nu tekende de feitelijke bestuurster cassatieberoep aan te­gen deze uitspraak. In een tweede middel voerde ze aan dat het Hof mis­kende dat artikel 11, lid 2 WAM aan de verzekeraar slechts de bevoegd­heid geeft zich jegens en verzekerde, die niet is verzekeringnemer een recht van verhaal voor te behouden, indien daartoe grond is, welke grond in de door het Hof vastgestelde omstandigheden niet kon gevonden wor­den. Voor dit argument bleek de Hoge Raad niet ongevoelig te zijn. Hij stelde vooreerst een kort wetshistorisch onderzoek in en kwam tot de con­statatie dat het Verslag van de Belgisch-Nederlands-Luxemburgse Studie­commissie tot eenmaking van het recht, de mogelijkheid van verhaal tegen een andere verzekerde dan de verzekeringnemer aldus toelicht, dat dit recht kan worden bedongen «voor het geval dat deze verzekerde de verbinte­nissen, die voor hem voortvloeien uit zijn hoedanigheid van begunstigde der overeenkomst, niet nakomt». Deze toelichting wordt bijna letterlijk herhaald in de <<Gemeenschappelijke toelichting» bij de Benelux- over­eenkomst betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen van 24 mei 1966 (46) door Nederland goedgekeurd bij de wet van 22 december 1966. Genoemde «Gemeenschappelijke toe­lichting

merkt op met betrekking tot artikel 13 van de Beneluxovereenkomst «dat het on­derhavige artikel de verzekeraar geenszins belet een verhaalsrecht voor te behouden tegen de verzekeringnemer en tegen de verzekerden die geen verzekeringnemer zijn, voor het geval dezen in gebreke zijn hun verplichtingen tegenover hem na te komen. Dit recht wordt de verzekeraar trouwens uitdrukkelijk toegekend in artikel 11 par. 2».

Op grond van deze wetsgeschiedenis komt de Hoge Raad dan tot zijn overweging <<dat... het bij de verzekeringsovereenkomst voorbehouden verhaalsrecht van artikel 11 lid 2, van de W AM alleen dan tegen een verzekerde die niet de verzekeringnemer is kan worden uitgeoefend, indien zijn aansprakelijkheid wel door de bestaande verzekering gedekt wordt, maar hij zijn rechten uit de polis heeft verspeeld door na het on­geval niet te voldoen aan een of meer verplichtingen jegens de verze­keraar, van welker nakoming zijn aanspraak jegens deze op grand van enige wetsbepaling of beding in de polis afhankelijk is gesteld». Uit dit arrest blijkt onmiddellijk dat het regresrecht van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer, gevoelig is beperkt geworden vergeleken met de vroegere Nederlandse rechtspraak. Inder­daad. het regres is enkel mogelijk indien de polis daaromtrent een bepa­ling bevat en deze bepaling betrekking heeft op de wettelijke plicht van de bestuurder na het ongeval, die deze niet heeft nagekomen. Hiermee wordt verwezen naar artikel 8 van de wet betreffende de mededelings-

(46) Trb., 1966, nr. 178.

160

Page 29: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

plicht van de verzekerde ten opzichte van de verzekeraar en de daarmee verband houdende plicht aile inlichtingen te verstrekken en bescheiden te verschaffen. Ofschoon Procureur-Generaal LANGEMEIJER in zijn conclusie zelf toe­geeft dat de Hoge Raad over dit probleem van het regresrecht van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer, best wei eens een andere opvatting zou kunnen hebben dan hijzelf (hij erkent dus de onzekerheid van zijn eigen oordeel. .. ), kan toch de vraag gesteld worden of de Hoge Raad in dat geval niet beter zou zijn ingegaan op de conclusie van de Procureur-Generaal. Op dit punt zal zo dadelijk uitvoeriger terug gekomen worden. Zoals te verwachten, is de beslissing van de Hoge Raad voor lag ere N e­derlandse richtinggevend gebleken in het beslechten van soortgelijke ge­schillen. Zo kwam voor de Arrondissementsrechtbank van Amsterdam het geval van een verzekerde, niet-verzekeringnemer, die op de verzekerde motorfiets een voetganger aanreed zonder een rijbewijs te bezitten. Ofschoon de eisende verzekeraar zich in de polis een recht van verhaal had voorbehouden.

•.<jegens de verzekerden die door een uitsluitingsgrond of welke andere reden dan ook niet gedekt zijn» werd hij bij vonnis van 29 juni 1971 (47) afgewezen, onder meer op grand van de overweging : «dat de Hoge Raad in zijn arrest van 12 maart 1971 (48) - in een overweging waarin ook wordt uitgegaan van aansprakelijkheid van de verzekerde, niet-verzekeringnemer - bovendien als eis heeft gesteld dat deze zijn rechten uit de polis heeft verspeeld door gedragingen (het niet- nakomen van een of meer verplichtingen) na het ongeval, waaromtrent in dit geding niets is gesteld of anderzins gebleken».

Zo ook overwoog bet Hof van 's Hertogenbosch dd. 4 januari 1972 (49) in een zaak betreffende de verkoop van de verzekerde auto waarmee de volgende eigenaar een aanrijding had dat

«echter blijkens de geschiedenis der totstandkoming van de W AM dit verhaalsrecht aileen dan tegen een verzekerde, die niet de verzekeringnemer is, kan worden uit­geoefend, indien zijn aansprakelijkheid wei door de bestaande verzekering gedekt wordt, maar hij zijn rechten uit de polis verspeeld door na het ongeval niet te voldoen aan een of meer verplichtingen jegens de verzekeraar, van welker nakoming zijn aanspraak jegens deze op grand van enige wetsbepaling of beding in de polis afhankelijk is gesteld».

4. Besluit

Uit de voorgaande beschouwingen blijkt duidelijk dat het verhaalsrecht van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is,

(47) N.J., 1971, nr. 477. (48) N.J., 1971, nr. 247. (49) N.J., 1972, nr. 162.

161

Page 30: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

in Belgie, vergeleken met Nederland, anders gefundeerd wordt. In Belgie bestaat er sedert het Cassatiearrest van 30 mei 1975 (50) geen twijfel meer over dat het regresrecht van de verzekeraar een contractuele grand­slag heeft. In het verleden was dit niet altijd even duidelijk. Evenwel was er toch een Cassatiearrest van 17 mei 1963 (51) dat de noodzakelijk­heid van het voorbehoud van het regresrecht onderstreepte. In die zin oordeelde ons hoogste gerechtshof ook op 17 juni 1965 (52). Deze arresten worden nu goed aangevuld door het Cassatiearrest van 30 mei 1975 dat eens en voor goed (waarschijnlijk toch ... ) bevestigt dat artikel 11, lid 2 van de wet van 1 juli 1956 insluit, dat het beding waarbij de ver­zekeraar zich een recht van verhaal voorbehoudt ten opzichte van de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is, aan deze laatste tegenstelbaar is. Uiteraard moet deze Belgische opvatting betreffende het contractueel karakter van het verhaal van de verzekeraar enigszins worden genuan­ceerd. Helemaal contractueel van aard is dit verhaal immers niet, vermits het voorbehoud ervan berust op de wet, en namelijk op artikel 11, lid 2, van de wet van 1 juli 1956. Dat betekent dat wanneer wij de regresvorde­ring contractueel noemen, dit gebeurt omwille van het feit van het voor­behoud ervan in de Modelpolis van de verzekeraars. Dat voorbehoud zelf wordt in de wet als conditio sine qua non vooropgezet. Het is dank zij de bepaling van artikel 11, lid 2, dat dit voorbehoud uiteindelijk tegen­stelbaar is aan de verzekerden, die niet verzekeringnemers zijn. Dat echter, ondanks dit wettelijk voorstadium van de regresvordering te­gen de niet-verzekeringnemer, genoemd verhaal vooral contractueel is blijkt uit de tekst van artikel 11, lid 2 van de wet, gecombineerd met de artikelen 24 tot 26 van de Modelpolis. Inderdaad, in artikel 11, lid 2 van de wet van 1 juli 1956 wordt de mogelijkhei~ om een verhaalsrecht voor te behouden, afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat er een grond moet voor aanwezig zijn. Welnu, uit de Belgische praktijk blijkt dat het bestaan van een dergelijke grand enkel wordt aanvaard in de gevallen die expressis verbis in de artikelen 24 tot 26 van de Modelpolis worden opgesomd. Buiten die gevallen, die contractueel op een limitatieve wijze worden opgesomd, zal nooit enige regresvordering van een verzekeraar worden ingewilligd. Daaruit blijkt overduidelijk dat in Belgie de klemtoon wei degelijk ligt op de contractuele aard van het regres. In Nederland is de traditie steeds in tegenovergestelde zin gevestigd ge­weest. Aangenomen werd dat het verhaal van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet de verzekeringnemer is, wettelijk gegrondvest is. Evenwel kent deze wettelijke begronding de nodige nuances. Zo zegt de

(50} R.W., 1975-76, 883. (51) Bull. Ass., 1964, blz. 655. (52} R.W., 1965-66, 1401.

162

Page 31: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

rechtbank te Haarlem in baar vonnis van 24 juni 1969 (53) dat het re­gresrecht zelfs niet meer hoeft voorbebouden te worden in de polis. An­dere uitspraken daarentegen zetten zicb daartegen af en eisen minstens een voorbehoud van regres in de polis, zodat zelfs vele van deze vonnis­sen en arresten, op een paar nuances na, even goed door Belgische als door Nederlandse rechtbanken gewezen konden zijn. Ook volgens de Hoge Raad in zijn arrest van 12 maart 1971 (54) is de regresvordering een <<actio ex lege», maar er wordt een zeer belangrijke beperking aangebracht: er is een «actio ex lege», maar alleen die, ge­baseerd op de in artikel 8 W AM vermelde mededelings- en aangifteplicht, zoals blijkt uit de overweging dat

« .•• het bij de verzekeringsovereenkomst voorbehouden verhaalsrecht van artikel i 1, lid 2 W AM alleen dan tegen een verzekerde die niet de verzekeringnemer is kan worden uitgeoefend, indien zijn aansprakelijkheid wel door de bestaande ver:1.ekering gedekt wordt, maar hij zijn rechten uit de polis heeft verspeeld door na het ongeval niet te voldoen aan een of meer verplichtingen jegens de verzekeraar, van welker nakoming zijn aanspraak jegens deze op grand van enige wetsbepaling of beding in de polis afhankelijk is gesteld».

Zoals de Hoge Raad zelf in zijn motivering toegeeft is dergelijke houding tegenover de regresvordering van de verzekeraar gegroeid uit een wets­historisch onderzoek waarbij vooral aan bet Verslag van de Belgisch­Nederlands-Luxemburgse Studiecommissie tot eenmaking van het recht en de «Gemeenschappelijke toelichting» bij de Beneluxovereenkomst betreffende de verplicbte aansprakelijkbeidsverzekering inzake- motorrij­tuigen van 24 mei 1966 grote betekenis werd gehecht. De vraag kan echter gesteld worden in hoeverre de Hoge Raad niet te wetsbistorisch is tewerk gegaan. Om dan nog maar niet te spreken over de vraag of een dergelijk wetsbistorisch onderzoek noodzakelijkerwijze tot de hogergenoemde conclusie hoefde te leiden. In Belgie leidt de analyse van de bedoeling van de wetgever van de wet van 1 juli 1956 tot de conclusie dat hij «heeft willen beletten dat de verzekeringnemer, of de verzekerde die niet de verzekeringnemer is, de eis tot terugbetaling van de verzekeraar, alhoewel in de rechten van de benadeelden gesubrogeerd, zou hebben kunnen betwisten door op te werpen dat de verzekeraar de benadeelden schadeloos gesteld heeft in uitvoering van een wettelijke verbintenis en geen verhaal heeft op conventioneel gebied» (55). Het spreektdan ook vanzelf dat onze Belgische opvattingen inzake bet rcgresrecht van de verzekeraar tegen de verzekerde, die niet is de verze­keringnemer, te verkiezen zijn boven de Nederlandse. Ook Nederlandse juristen zijn bet lang niet eens met bet arrest van de Hoge Raad van 12

(53) N.J., 1970, nr. 118. (54) N.J., 1971, nr. 247. (55) Brussel, 29 juni 1967, R.G.A.R., 1968, 8048.

163

Page 32: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

maart 1971. Om dit te illustreren moet men maar het betoog 1ezen van Mr. Ed. ENNERING (56) :

«Door deze interpretatie is in feite aan het wetsartikel (art. 11, lid 2) elke betekenis ontnomen ten opzichte van de mede-verzekerde bestuurder met betrekking tot het niet-nakomen van essentiele polisbepalingen. Het is niet te betwisten, dat er geen enkele reden is, waarop de geen premie betaald hebbende bestuurder, omdat hij met het motorrijtuig reed, meer beschermd moet

_ worden dan de verzekeringnemer zel£, die, in een gelijk geval - als de polis dat mo­gelijk maakt - aan regresaktie van zijn verzekeraar bloot staat, zo deze op grond van schuld en aansprakelijkheid van de verzekeringnemer aan de derde heeft moeten betalen. Het feit dat de «Studie-commissie» zich over deze -vanzelfsprekende regresmo­gelijkheid niet heeft uitgelaten en alleen art. 8 besprak maakt nu - hoewel dit evident mogelijk zou behoren te zijn - dat de derde (niet verzekeringnemer) bij rijden onder drankinvloed, of bij rijden zonder geldig rijbewijs e.d. voor een regres ongrijpbaar is. Aan dit oordeel van die commissie wordt m.i. te veel betekenis ge­hecht omdat kan worden aangenomen dat nu het regresrecht tegen de verzekering­nemer zel£ mogelijk werd gemaakt, datzelfde recht vanzelfsprekend tegen de mede­verzekerde moest gelden. Daar deze laatste echter geen contractant is, van de verzekeraar, moest echter juist wei gestipuleerd worden dat deze mededelings- en aangifteplicht had jegens de verzekeraar (ex lege)».

Een praktisch probleem rijst nu voor de verzekeraars in Nederland: Hoe kan aan de voor hen nadelige gevolgen van het arrest van de Hoge Raad ontkomen worden ? Gedacht kan worden aan de cessie. De verzeke­raar zou de benadeelde dan uitbetalen en tegelijkertijd diens schadevor­dering op de verzekerde, die niet is de verzekeringnemer, afkopen. Deze mogelijkheid werd als aanvaardbaar bestempeld door de Arrondissements­rechtbank van Amsterdam in haar vonnis van 29 juni 1971 (57): <<Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, verondersteld dat gedaagde in­derdaad jegens de benadeelde(n) aansprakelijk is geworden, eiseres zich de vordering van die benadeelden op gedaagde had kunen laten cederen en gedaagde dan krachtens die cessie ( dus niet bij wege van verhaal krachtens art. 11, 2e lid, WAM) had kunnen aanspreken. Van een cessie is echter ten processe niets gesteld of gebleken». Tegen een dergelijk procede voert EMMERING in het Rechtskundig weekblad (58) echter vier bezwaren aan :

1. Het slachtoffer is tot een zodanige cessie-overeenkomst niet verplicht. 2. De wetenschap, dat de verzekeraar groat belang heeft de vordering

op de pleger aldus te verwerven, kan maken, dat voor bepaalde schade (bv. smartegeld) een hager bedrag wordt gevorderd en betaald dan normaliter het geval zou zijn.

3. Niet altijd is bij de betaling aan de derde al zeker, dat er een regres-

(56) R.W., 1971-72, 651. (57) N.J., 1971, nr. 477. (58) R.W., 1971-72, 652.

164

Page 33: De regresvordering van de verzekeraar, tegen de verzekerde ... · bijzonder interessant als men de Belgische oplossingen kan vergelijken met de N ederlandse. De reden biervoor ligt

mogelijkheid tegen de medeverzekerde bestaat, als dit bv. noch uit de schade-aangifte bleek, noch een proces-verbaal van de aanrijding werd gemaakt.

4. Als tegen de verzekerde bestuurder, of de WAM-verzekeraar een vonnis is gewezen dat een schadevergoeding toewijst aan het slacht­offer, is cessie als mogelijke oplossing uit te sluiten.

Men zou uiteindelijk ook kunnen denken aan een wetswijziging in Nederland. Of dit wei nodig is kan betwijfeld worden als men kijkt naar de Belgische rechtspraak die tot aanvaardbare oplossingen is geko­men op grond van een bijna identieke wettekst als de Nederlandse. Daarom is er misschien meer heil te verwachten vanwege de Nederlandse rechtspraak, die door systematisch van het arrest van de Hoge Raad af­wijkende beslissingen te nemen, deze laatste tot een ommekeer van recht­spraak zou kunnen aanzetten. Of dat erin zit kan voorlopig betwijfeld worden als men ziet dat de rechtbank van Amsterdam 29 juni 1971 (59) en het Hof van's Hertogenbosch 4 januari 1972 (60) reeds uitspraak de­den in de zin van de Hoge Raad.

BIBLIOGRAFIE

CASSART G., BODSON P. en PARDON J., L'assurance automobile obligatoire de responsabilite civile, Loi du 1er juillet 1956; Brussel, 1957.

WETS G., La Loi du 1er juillet 1956 deroge-t-elle a l'article 16 de la loi du 11 juin 1874 et dans l'affidmative le recours de l'assureur contre ['assure est-il possible quand il n'a pas ete reserve?, Bull. Ass., 1964, blz. 599 e.v.

EMMERING Ed., Inwelk geval heeft de verzekeraar een regresrecht tegen de ver­zekerde, die niet is de verzekeringnemer, als de polis aan deze dit recht geeft ?, R.W., 1971-1972, 643 e.v.

BEYENS E., L'assurance des vehicules automoteurs, Les Novelles - Droit commer­cial Deel V, Brussel, 1966, blz. 537-689.

(59) N.J., 1971, nr. 477. (60) N.J., 1972, nr. 162.

165