DE JURIDISCHE STRUCTUUR VAN OBLIGATIE-...
Transcript of DE JURIDISCHE STRUCTUUR VAN OBLIGATIE-...
Faculteit Rechtsgeleerdheid
Universiteit Gent
Academiejaar 2014 – 2015
DE JURIDISCHE STRUCTUUR VAN OBLIGATIE-
EMISSIES
Masterproef van de opleiding
‘Master in de rechten’
Ingediend door
Matthias De Swaef
(01002712)
Promotor: Prof. dr. Hans De Wulf
Commissaris: Brecht Lambrecht
Voorwoord
Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn vijfjarige rechtenopleiding aan de Universiteit
Gent. Het schrijven van deze masterproef was dan ook een leerrijke ervaring en een mooie
afsluiter.
Via deze weg wil ik mijn promotor, professor Hans De Wulf, bedanken voor het aanreiken
van het onderwerp en voor zijn begeleiding doorheen het jaar. Daarnaast wil ik mijn vader
bedanken voor alle onvoorwaardelijke steun en aanmoedigingen die ik gedurende die vijf jaar
heb mogen ontvangen.
Matthias De Swaef
Lovendegem, 18 mei 2015.
I
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING .............................................................................................................................. 1
DEEL I TIJDSVERLOOP EN MIJLPALEN VAN EEN OBLIGATIE- EMISSIE ... 3
A. ALGEMEEN ................................................................................................................................... 3
B. OVERZICHT .................................................................................................................................. 3
a. Startpunt: samenstellen van het syndicaat en aanduiden van de juridische adviseurs ............. 4
b. Beginfase: structurering van de emissie, due diligence en opmaken van het prospectus en
verscheidene overeenkomsten ................................................................................................. 5
c. Gedurende het volledige proces: informeel contact met de bevoegde toezichthouder............ 6
d. Aankondiging van de intention to float en marketingcampagnes ........................................... 6
e. Juridische zwaartepunt: goedkeuring en publicatie van het prospectus en opening van de
inschrijvingsperiode ................................................................................................................ 7
f. Sluiting van de inschrijvingsperiode, prijsbepaling door bookbuilding- methode, toewijzing
en closing ................................................................................................................................. 7
g. Finaal: de optionele notering op een secundaire markt en de aftermarket .............................. 8
DEEL II TOEPASSELIJKE WETGEVING ................................................................ 9
A. ALGEMEEN ................................................................................................................................... 9
B. PROSPECTUSREGLEMENTERING .......................................................................................... 10
DEEL III PRIVATE OF PUBLIEKE AANBIEDING VAN OBLIGATIES .......... 12
A. OVERZICHT ................................................................................................................................ 12
B. PRIVATE AANBIEDING VAN OBLIGATIES .......................................................................... 12
1) Geen prospectusverplichting in hoofde van de emittent ........................................................... 12
2) Vijf types van private aanbiedingen .......................................................................................... 13
a. Aanbiedingen uitsluitend gericht aan gekwalificeerde beleggers ......................................... 14
i. Professionele cliënt ............................................................................................................ 14
ii. In aanmerking komende tegenpartij .................................................................................. 16
b. Aanbiedingen per EER lidstaat gericht aan minder dan 150 natuurlijk of rechtspersonen ... 16
c. Aanbiedingen met een totale tegenwaarde per belegger en per aanbieding van ten minste
100.000 euro .......................................................................................................................... 17
d. Aanbiedingen met een nominale waarde per eenheid van ten minste 100.000 euro ............. 18
e. Aanbiedingen met een totale tegenwaarde van minder dan 100.00 euro – de minimis safe
harbour ................................................................................................................................... 18
3) Het informatie- memorandum ................................................................................................... 19
a. Algemeen............................................................................................................................... 19
II
b. Geen controle door de FSMA ................................................................................................ 19
c. Gemeenrechtelijk aansprakelijkheidregime in geval van foutieve of misleidende
informatie .............................................................................................................................. 20
i. Fout .................................................................................................................................... 20
ii. Schade ............................................................................................................................... 20
iii. Causaal verband................................................................................................................. 20
iv. Specifiek aansprakelijkheidsregime in de prospectusreglementering ............................... 20
C. OPENBARE AANBIEDING VAN OBLIGATIES ...................................................................... 21
1) Definitie van een openbare aanbieding ..................................................................................... 21
a. Eerste vereiste: een mededeling gericht aan personen .......................................................... 22
b. Tweede vereiste: de mededeling moet voldoende informatie bevatten over de aanbieding
en de aangeboden beleggingsinstrumenten om een belegger in staat te stellen tot aankoop
van of inschrijving op de beleggingsinstrumenten te besluiten ............................................. 22
c. Derde vereiste: de mededeling is verricht door een persoon die beleggingsinstrumenten
kan uitgeven of overdragen of door een persoon die handelt voor eerstgenoemde persoon 23
2) Het verbod op uitlokking ........................................................................................................... 24
3) Beperking van de aanbieding tot het gewenste beleggerspubliek ............................................. 25
4) Gevolgen voor de emittent bij een openbare aanbieding .......................................................... 26
DEEL IV HET PROSPECTUS ...................................................................................... 27
A. HET BEGRIP PROSPECTUS ...................................................................................................... 27
B. VERRICHTINGEN DIE UITGESLOTEN ZIJN UIT HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DE
REGLEMENTERING ................................................................................................................... 27
C. HET GEHARMONISEERDE VERSUS HET NIET- GEHARMONISEERDE REGIME .......... 30
1) Het onderscheid tussen beleggingsinstrumenten en effecten .................................................... 30
a. Effecten ................................................................................................................................. 30
i. Effecten met een aandelenkarakter .................................................................................... 31
ii. Effecten zonder aandelenkarakter ..................................................................................... 31
b. Beleggingsinstrumenten ........................................................................................................ 31
2) Het geharmoniseerde regime ..................................................................................................... 32
a. Toepassingsgebied ................................................................................................................. 32
b. Het begrip lidstaat van herkomst ........................................................................................... 33
i. Effecten van het type A ..................................................................................................... 33
ii. Effecten van het type B ..................................................................................................... 34
iii. Bepalen van de lidstaat van herkomst ............................................................................... 34
c. Het Europees paspoort ........................................................................................................... 35
i. Communautaire reikwijdte van een goedkeuring .............................................................. 35
ii. Kennisgevingsprocedure ................................................................................................... 35
iii. Conservatoire maatregelen ................................................................................................ 36
d. Prospectussen die door de FSMA moeten worden goedgekeurd .......................................... 36
i. Toepassingsgebied ............................................................................................................. 36
ii. Draagwijdte van de goedkeuring ....................................................................................... 37
e. Prospectussen die door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese
Economische Ruimte moeten worden goedgekeurd ............................................................. 37
f. Overdracht van de goedkeuring van het prospectus aan de FSMA ....................................... 37
III
3) Het niet- geharmoniseerde regime ............................................................................................. 38
a. Toepassingsgebied ................................................................................................................. 38
b. Exclusieve bevoegdheid voor de FSMA tot goedkeuring van het prospectus ...................... 38
D. VORM ........................................................................................................................................... 39
1) Algemeen................................................................................................................................... 39
2) Een geïntegreerd document ....................................................................................................... 39
3) Drie afzonderlijke documenten ................................................................................................. 39
4) Het basisprospectus en definitieve voorwaarden....................................................................... 40
5) Opneming van informatie door middel van verwijzing ............................................................. 41
E. INHOUD ....................................................................................................................................... 41
1) Algemeen................................................................................................................................... 41
2) Voor geharmoniseerde verrichtingen: de Prospectusverordening ............................................. 42
a. Inleiding................................................................................................................................. 42
i. Prospectus opgebouwd door schema’s en bouwstenen ..................................................... 42
ii. Mogelijkheid tot aanvullende informatie of het weglaten van informatie ........................ 42
b. ESMA/ CESR aanbevelingen ................................................................................................ 43
c. Schema’s ............................................................................................................................... 43
i. In functie van het effect ..................................................................................................... 44
ii. In functie van de emittent .................................................................................................. 44
d. Bouwstenen ........................................................................................................................... 44
e. Bijzonder geval: speciale emittent ......................................................................................... 45
f. Concrete voorbeelden ............................................................................................................ 46
g. Relevante schema’s en bouwstenen bij een (gewone) obligatie- emissie ............................. 46
h. Belangrijkste informatie: de financiële informatie ................................................................ 47
i. Historische financiële informatie ...................................................................................... 47
1. De historische financiële informatie is reeds voorhanden ............................................ 48
2. De historische financiële informatie is nog niet beschikbaar ....................................... 48
ii. Winstprognoses en – ramingen ......................................................................................... 48
1. Verklaring met de voornaamste hypothesen die aan de prognose of raming van de
emittent ten grondslag liggen ....................................................................................... 49
2. Verslag van een onafhankelijk accountant .................................................................... 49
3) Voor niet- geharmoniseerde verrichtingen: KB 31 oktober 1991 ............................................. 50
4) De samenvatting ........................................................................................................................ 50
5) Bijzonderheid: rechtskeuzebeding ............................................................................................. 50
F. PUBLICATIE ................................................................................................................................ 52
1) Tijdstip van publicatie ............................................................................................................... 52
2) Wijze van publicatie .................................................................................................................. 52
G. TAALREGELING ........................................................................................................................ 53
H. AANVULLING ............................................................................................................................. 54
1) Algemeen................................................................................................................................... 54
2) Concrete invulling ..................................................................................................................... 55
3) Herroepingsrecht voor de belegger ........................................................................................... 55
4) Wijze van publicatie van de aanvulling ..................................................................................... 55
IV
I. GELDIGHEIDSDUUR ................................................................................................................. 56
J. GOEDKEURINGSPROCEDURE ................................................................................................ 56
1) In te dienen dossier, termijnen en beroepsmogelijkheden ......................................................... 56
2) Praktische richtlijnen door de FSMA ........................................................................................ 57
3) Versnelde goedkeuringsprocedure voor plain vanilla obligaties ............................................... 57
a. Situering ................................................................................................................................ 57
b. Toepassingsgebied ................................................................................................................. 58
c. Summiere beschrijving van de procedure ............................................................................. 58
K. IMPACT VAN DE PROSPECTUSRICHTLIJN EN ROL VAN HET PROSPECTUS............... 59
DEEL V RECLAMEREGELING ................................................................................... 60
A. Algemeen....................................................................................................................................... 60
B. Regime in de prospectusreglementering ....................................................................................... 60
1) Controle door de FSMA ............................................................................................................ 60
2) Ruim toepassingsgebied ............................................................................................................ 60
3) Principe van gelijkheid van informatie tussen de beleggers ...................................................... 61
4) Publicity guidelines ................................................................................................................... 61
DEEL VI HET BANKENSYNDICAAT EN JURIDISCHE VERHOUDINGEN
TUSSEN DE EMITTENT EN HET SYNDICAAT ............................................................ 63
A. BEMIDDELINGSMONOPOLIE VOOR BANKEN EN BELEGGINGSONDERNEMINGEN IN
BELGIE ......................................................................................................................................... 63
B. HET BANKENSYNDICAAT....................................................................................................... 64
1) Algemeen................................................................................................................................... 64
2) Opdrachten ................................................................................................................................ 65
3) Wijze van samenstelling ............................................................................................................ 65
4) Engagement letter ...................................................................................................................... 67
a. Kenmerken ............................................................................................................................ 67
b. Inhoudelijk............................................................................................................................. 67
5) Due diligence ............................................................................................................................. 68
C. EMISSIESTRUCTUUR ................................................................................................................ 68
1) Overzicht ................................................................................................................................... 68
2) De guichet- emissie ................................................................................................................... 69
3) De inspanningsverbintenis tot plaatsing .................................................................................... 69
4) Underwriting ............................................................................................................................. 70
a. De term underwriting ............................................................................................................ 70
b. De overgenomen emissie ....................................................................................................... 71
c. De gegarandeerde emissie ..................................................................................................... 72
d. Vergelijk tussen de overgenomen emissie en de gegarandeerde emissie .............................. 72
e. Bijzonderheid: selling group ................................................................................................. 73
V
D. DE UNDERWRITING AGREEMENT ........................................................................................ 73
1) Algemeen................................................................................................................................... 73
2) Tijdstip van ondertekening ........................................................................................................ 74
3) Inhoudelijk................................................................................................................................. 75
a. Algemeen............................................................................................................................... 75
b. Enkele specifieke clausules ................................................................................................... 75
i. Plaatsingsgarantie .............................................................................................................. 75
ii. Vergoeding ........................................................................................................................ 77
iii. Garanties en vrijwaringen .................................................................................................. 78
iv. Opschortende voorwaarden ............................................................................................... 80
v. Lock – up clausule ............................................................................................................. 81
vi. Market- out clausule .......................................................................................................... 81
E. AGREEMENT AMONG MANAGERS ....................................................................................... 82
DEEL VII PRIJSZETTING DOOR BOOKBUILDING, INSCHRIJVINGEN
EN TOEWIJZINGSPROCEDURE ...................................................................................... 83
A. BOOKBUILDING- TECHNIEK .................................................................................................. 83
1) Situering .................................................................................................................................... 83
2) Beschrijving van bookbuilding .................................................................................................. 83
a. Voorbereidende fase: waardering .......................................................................................... 83
b. Premarketing- test voor de vaststelling van een prijsvork ..................................................... 83
c. Verzameling van de orders en finale prijszetting en bepaling van totale nominale bedrag .. 84
B. INSCHRIJVINGEN ...................................................................................................................... 86
1) Particuliere beleggers ................................................................................................................ 86
2) Institutionele beleggers .............................................................................................................. 86
C. TOEWIJZINGSPROCEDURE ..................................................................................................... 86
1) Algemeen................................................................................................................................... 86
2) Het Koninklijk Besluit betreffende de primaire marktpraktijken .............................................. 87
3) Proportionele vermindering in geval van overinschrijving ....................................................... 87
DEEL VIII ORGANISATIE VAN DE OBLIGATIEHOUDERS .............................. 88
A. SITUERING .................................................................................................................................. 88
B. HET TRUST- CONCEPT ............................................................................................................. 89
1) Definitie ..................................................................................................................................... 89
2) Algemene kenmerken ................................................................................................................ 90
3) Werking van de trust bij een obligatie- emissie ........................................................................ 91
a. Rol van de emittent als settlor ............................................................................................... 91
b. Rol van de trustonderneming................................................................................................. 91
c. Rol van de obligatiehouder als beneficiary ........................................................................... 92
4) Inhoud van de trustakte ............................................................................................................. 93
a. Algemeen............................................................................................................................... 93
VI
b. Specifieke clausules .............................................................................................................. 93
i. Statuut van de obligaties .................................................................................................... 93
ii. Negative pledge ................................................................................................................. 94
iii. Covenants .......................................................................................................................... 94
iv. Events of default ................................................................................................................ 95
v. Cross default en cross acceleration .................................................................................... 95
vi. No- action .......................................................................................................................... 96
5) Toepasselijke recht .................................................................................................................... 96
a. Algemeen............................................................................................................................... 96
b. Trust onder het Engelse recht ................................................................................................ 97
i. Aanduiding van de trustee ................................................................................................. 97
ii. Vervanging van de trustee ................................................................................................. 98
C. DE ALGEMENE VERGADERING VAN OBLIGATIEHOUDERS IN BELGIE ...................... 99
1) Algemeen................................................................................................................................... 99
2) Bevoegdheden ........................................................................................................................... 99
3) Bijeenroeping en deelneming .................................................................................................. 100
4) Verloop .................................................................................................................................... 101
5) Wijze van uitoefening van stemrecht ...................................................................................... 101
DEEL IX FISCAAL AGENT EN BETAALAGENT ................................................... 102
A. Fiscaal agent ................................................................................................................................ 102
B. Betaalagent .................................................................................................................................. 102
CONCLUSIE ........................................................................................................................ 104
BIBLIOGRAFIE .................................................................................................................. 107
1
INLEIDING
1. Vorig jaar (2014) haalden Belgische bedrijven via de uitgifte van obligaties ongeveer
10,5 miljard euro op bij het beleggerspubliek. Het bedrag van 2014 mag dan wel lager liggen
dan de twee voorgaande jaren, respectievelijk 12,3 miljard en 15 miljard in 2013 en 2012,
toch is het duidelijk dat het uitgeven van obligaties een belangrijke financieringsbron is voor
ondernemingen. Schuldfinanciering is dan ook een populair middel voor ondernemingen om
kapitaal op te halen in de primaire markt. In de praktijk zijn het vooral de gevestigde
ondernemingen, met een bewezen positief track record, die obligaties uitgeven. Beleggers die
overwegen om te investeren in obligaties zijn namelijk meer op zoek naar veiligheid en
zekerheid dat de onderneming aan zijn rente- en aflossingsbetalingen kan voldoen, dan
aandeelhouders die meer risico’s durven nemen en uitkijken naar de groeimogelijkheden van
een onderneming.
2. In deze masterproef staat de manier waarop een obligatie- emissie door een
(Belgische) onderneming juridische wordt gestructureerd centraal. Bij de uitgifte van
obligaties werken verschillende partijen intensief samen gedurende een relatief korte
tijdspanne. Er zal onderzocht worden wat de juridische verhoudingen zijn tussen deze
partijen, denk hierbij aan de emitterende vennootschap, de begeleidende banken, de
toezichthouder en de meewerkende advocaten en accountants, en via welke instrumenten deze
juridische verhoudingen worden vastgelegd. De mate van afdwingbaarheid speelt hierbij een
belangrijke rol. Gedurende het emissieproces moeten de belangen van al deze betrokkenen
goed met elkaar in overeenstemming worden gebracht om een succesvolle emissie te kunnen
garanderen.
3. De masterproef is opgedeeld in negen delen. DEEL I geeft kort een overzicht van de
belangrijkste stappen en tijdsverloop in een obligatie- emissie vanaf het formele startpunt
waarbij de begeleidende banken worden aangeduid tot de toewijzing van de obligaties aan de
eindbeleggers, met een eventuele notering. Hierbij wordt zeker gaan volledigheid nagestreefd.
Het overzicht helpt om de lezer een duidelijk beeld te verschaffen van een obligatie- emissie
en is een middel om de verschillende onderdelen in de masterproef beter (in de tijd) te kunnen
situeren. In DEEL II wordt de toepasselijk wetgeving besproken, waarvan de
prospectusreglementering verreweg de belangrijkste is. In DEEL III wordt het onderscheid
tussen een openbare en een private aanbieding besproken, met een uiteenzetting van de
voorwaarden die voldaan moeten zijn opdat er sprake zou zijn van een openbare en private
aanbieding van obligaties. In DEEL IV wordt het prospectus, als belangrijkste
informatiedocument voor de belegger over de emitterende vennootschap en de obligaties, en
de prospectusreglementering besproken. Daarbij is vooral van belang om een duidelijk
onderscheid te maken tussen het Europese, geharmoniseerde regime en het Belgische, niet-
geharmoniseerde regime. DEEL V bevat een korte bespreking van de reclameregeling als
finale onderdeel van de prospectusreglementering.
2
4. DEEL VI handelt over de groep van banken die de emissie mee helpt begeleiden (het
syndicaat). De opdrachten en samenstelling van het syndicaat worden besproken. Daarnaast is
er een overzicht van de soorten emissiestructuren die in de praktijk voorkomen en een ruime
bespreking van de overeenkomst tussen de emittent en het syndicaat. De manier waarop de
finale uitgifteprijs en de totale nominale waarde van de emissie wordt berekend aan de hand
van bookbuilding, de wijze van inschrijving door de retail en institutionele beleggers en de
toewijzingsprocedure maken het onderwerp uit van DEEL VII. DEEL VIII bevat een
bespreking van de twee belangrijkste vormen van organisatie en vertegenwoordiging van de
obligatiehouders. Tot slot bespreekt DEEL IX de instellingen die na de toewijzing van de
obligaties de administratieve taken en de uitbetaling moeten regelen.
3
DEEL I TIJDSVERLOOP EN MIJLPALEN VAN EEN
OBLIGATIE- EMISSIE
A. ALGEMEEN
5. Een obligatie- emissie, en zeker een Initial Bond Offering (waarbij de emitterende
vennootschap voor de eerste maal obligaties of soortgelijke schuldinstrumenten gaat
uitgeven), is voor een vennootschap een lang en intensief proces dat een belangrijke mijlpaal
betekent in het bestaan van de vennootschap. De duurtijd van een obligatie- emissie kan
variëren van twee tot drie maanden vanaf de beslissing door het bevoegde bestuursorgaan
binnen de vennootschap om een emissie te doen. Bij een IBO kan de duurtijd nog een aantal
weken langer bedragen omdat de structuren en de kennis van een uitgifte niet aanwezig zijn
binnen de vennootschap.
6. De volledige duurtijd van het proces hangt af van een aantal factoren: heeft de
vennootschap reeds in het verleden effecten uitgegeven of is het de eerste maal? Is er reeds
een goedgekeurd registratiedocument of basisprospectus voorhanden bij de bevoegde
toezichthouder? Tevens spelen de karakteristieken van de uitgifte en de complexiteit van de
aangeboden obligaties een belangrijke rol1. Hieronder volgt een korte beschrijving van de
stappen in het volledige proces van een emissie aan de hand van een grafiek die de mate van
juridisch werk weergeeft. De belangrijkste stappen worden verder uitgebreid besproken.
B. OVERZICHT
1 DELOITTE, Strategies for Going Public: the changing landscape for IPO’s, Fourth Edition, Fall 2012,
http://deloitte.wsj.com/riskandcompliance/files/2013/11/Strategies-for-Going-Public-Fourth-Edition-Fall-
2012.pdf, 3-4.
4
Figuur 1: de bovenste lijn geeft de hoeveelheid juridisch werk weer. Hoe meer de
lijn stijgt, hoe meer juridisch werk er wordt geleverd. De onderste lijn is een tijdslijn over een
termijn van twee à drie maanden.
a. Startpunt: samenstellen van het syndicaat en aanduiden van de
juridische adviseurs
7. Eenmaal de vennootschap besloten heeft een obligatie- emissie te doen, gaat ze een
‘competitie’ organiseren waarbij verschillende banken zich komen presenteren om het
syndicaat te vormen. Het syndicaat is een groep van banken (of beleggingsondernemingen)
die de emittent begeleidt en vertegenwoordigt bij zijn uitgifte en als tussenpersoon optreedt
tussen de emittent en de eindbelegger. Zeker wanneer de vennootschap een sterke reputatie of
een grote naamsbekendheid geniet of de uitgifte heeft een grote kans op slagen, kan er sprake
zijn van een ware beauty contest tussen de banken. Meerdere banken komen zich presenteren
voor de vennootschap om de uitgifte te begeleiden of deel uit te maken van het syndicaat. Het
is dan aan de emitterende vennootschap om samen met het hoofd van het syndicaat, de
zogenaamde ‘lead manager’, het syndicaat samen te stellen.
8. Bij een uitgifte komt er uiteraard heel wat juridische werk kijken, men denkt daarbij
vooral aan het opmaken van het prospectus en het opstellen van verschillende
overeenkomsten om de rechtsverhoudingen tussen alle betrokkenen vast te leggen. Elk
syndicaatslid gaat in de praktijk altijd een in house juridische afdeling hebben waar advocaten
tewerkgesteld zijn met als opdracht om de bank te vertegenwoordigen bij de uitgifte. Een
emitterende vennootschap gaat in de meeste gevallen geen eigen juridische afdeling hebben.
Een advocatenkantoor gaat aangeduid worden om de belangen van de emittent te
vertegenwoordigen bij de onderhandelingen met het syndicaat.
De legal opinions van de advocaten zijn in deze context vooral van belang. Een legal opinion
kan worden omschreven als een geschreven document afgegeven door een advocaat waarin
hij zijn professionele opinie geeft over de juridische aspecten van een voorgenomen
rechtshandeling2. De emittent wenst aan de hand van een legal opion de professionele mening
van een juridisch adviseur te ontvangen zodat hij kan oordelen of de (wettelijke redenen)
waarop hij steunt om een uitgifte te doen correct zijn. Zeker bij een emissie met een
internationaal karakter spelen legal opinions een belangrijke rol. De emittent is niet altijd
vertrouwd met het recht van een land die niet zijn thuisland is, en waar hij een uitgifte wil
doen. In dergelijk geval gaat vaak om een legal opinion gevraagd worden aan een
gespecialiseerd advocatenkantoor van dat land, vooral bij een emissie in Amerika aan
institutionele beleggers is dit een gangbare praktijk3.
2 A. VAN WASSENAER , “Legal Opinions - Behendigheidsspel op een mijnenveld”, Advocatenblad 1988, 391.
3 M. GRUSON, M. KUTSCHERA en S. HUTTER, Legal opinions in International Transactions. Fourth Edition, Londen,
Kluwer Law International en International Bar Association, 2003, 9-10.
5
b. Beginfase: structurering van de emissie, due diligence en opmaken van
het prospectus en verscheidene overeenkomsten
9. Nadat het syndicaat is samengesteld wordt begonnen aan het structureren van de
emissie. De emissiestructuur wordt hoofdzakelijk bepaald aan de hand van drie factoren:
- is de aanbieding gericht aan institutionele beleggers, retail (of particuliere) beleggers
of beide?
- is de vennootschap van plan om op regelmatige basis via een uitgifte geld op te halen
bij het beleggerspubliek of is het een eenmalige uitgifte?
- heeft de vennootschap reeds in het verleden een uitgifte van effecten verwezenlijkt?
10. Wanneer een vennootschap obligaties wenst uit te geven aan het publiek is er een
wettelijke verplichting om een prospectus met een waarheidsgetrouwe beschrijving van de
vennootschap en de obligaties op te stellen. Om dit waarheidsgetrouwe beeld te kunnen
scheppen wordt door de juridische adviseurs, fiscale experts en accountants een due diligence
uitgevoerd4.
Bij een de financiële due diligence wordt de financiële toestand van de vennootschap
doorgelicht aan de hand van de meest recente jaarrekening, bestaande uit de balans, de
resultatenrekening en de toelichting. Er wordt ook een overzicht van de cashflow en
werkkapitaalbehoeften voor het verder zetten van de bestaande activiteiten, dan wel het
ontwikkelen van bijkomende activiteiten, bekeken. Het uitgangspunt is daarbij veelal het
inschatten van de risico’s en het verifiëren van de gebruikte waarderingsmethodes en de
betrouwbaarheid van de financiële rapportering. Het evalueren van de operationele aspecten
van de onderneming en het management gebeurt bij de operationele due diligence. Het betreft
hier een onderzoek naar de activiteiten en de personen die het beleid bepalen. Een derde
aspect van de due diligence is het juridische aspect, waarbij onderzocht wordt of de emittent
alle toepasselijke wetgeving respecteert, wat zijn potentiële aansprakelijkheden zijn en een
overzicht van zijn belangrijkste contracten5.
In het kader van een obligatie- emissie is vooral de financiële due diligence van belang. Een
obligatiehouder is hoofdzakelijk geïnteresseerd in de financiële positie van de emittent en zijn
capaciteit tot terugbetalingen van de aflossingen en intresten. Obligatiehouders krijgen
normaal geen inspraak in de werking van de emittent, waardoor de andere aspecten van de
due diligence voor hen minder interessant zijn. Het due diligence- onderzoek bij een
obligatie- emissie is om die reden ook veel beperkter dan een aandelen- emissie.
11. Een due diligence is niet enkel relevant voor het verwerven van correcte financiële
informatie om het prospectus samen te stellen, ook voor de syndicaatsleden zelf levert dit
nuttige kennis op. Op basis van de vergaarde informatie gaat een bank, in hoofdzaak de lead
manager, beslissen of ze de uitgifte mee gaat begeleiden. Een onsuccesvolle uitgifte betekent
immers imagoschade voor een bank.
4 P. LEYS, “Due diligence- clausules” in A. VERBEKE, B. TILLEMAN, E. TERRYN, G. BALLON, H. DE DECKER en V. SAGAERT
(eds.), Gemeenrechtelijke clausules, vol. I en II, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2013, 223. 5 E. JANSSENS, M. WILKENHUYSEN en Y. VERLEISDONK, Due Diligence in Bibliotheek Handelsrecht – Reeks
Vennootschaps- en Financieel Recht, Gent, Larcier, 2011, 2-6.
6
12. Naast het opstellen van het prospectus, hetgeen in wezen een informatiedocument voor
de belegger is maar in de praktijk één brok aansprakelijkheid inhoudt voor de emittent, gaan
de juridische adviseurs van de emittent en de syndicaatsleden tevens starten met het optellen
van talrijke overeenkomsten die de rechtsverhoudingen tussen hen beide, en onderling in het
syndicaat, dienen vast te leggen. Het opmaken van het prospectus en de overeenkomsten
gebeurt tijdens een aantal drafting sessions georganiseerd in één van de lokalen van een
meewerkend advocatenkantoor. Tijdens deze sessies wordt meestal keihard onderhandeld
tussen de advocaten van de emittent en de syndicaatsleden. Diegene met de luidste stem wint
meestal het pleit6.
c. Gedurende het volledige proces: informeel contact met de bevoegde
toezichthouder
13. Het prospectus en het reclamemateriaal over de uitgifte moet goedgekeurd worden
door de bevoegde toezichthoudende overheid. In België is dit de Financial Services and
Market Authority (FSMA)7. Reeds van bij de start van het emissieproces gaan er contacten
worden gelegd en informele gesprekken gevoerd worden tussen de topmanagers van de
emittent (en hun advocaten), de advocaten van de syndicaatsleden en medewerkers van de
FSMA. Tijdens deze gesprekken gaat de emissie gestructureerd worden en aan de hand van
vraag en antwoord- sessies gaat de inhoud van het prospectus vastgelegd worden. De formele
goedkeuringsbeslissing van het prospectus door de FSMA is dan ook meestal een formaliteit.
d. Aankondiging van de intention to float en marketingcampagnes
14. De ‘intention to float’ houdt in dat de emittent een persbericht de wereld gaat insturen
waarin ze bekend maakt dat ze een uitgifte van obligaties gaat doen. Dit persbericht gaat
ongeveer een tien dagen voor de start van de inschrijvingsperiode worden gepubliceerd en
verzonden naar allerhande instellingen. Het persbericht gaat niet al teveel details over de
emissie bevatten, meestal enkel een vermelding van het voornemen en wat algemene
informatie, om te vermijden dat er verboden uitlokking wordt vastgesteld.
15. Na de intention to float start een intensieve marketingcampagne om zoveel mogelijk
retail en institutionele beleggers te informeren over de aanbieding. Zeker bij grote emissies,
verspreidt over meerdere landen, is er sprake van zogenaamde ‘roadshows’. De roadshows
zijn evenementen georganiseerd op publieke plaatsen of in de kantoren van de emittent en
syndicaatsleden waar uitleg wordt verschaft over de uitgifte.
Roadshows zijn toegelaten op voorwaarde dat de daarin verstrekte informatie overeenstemt
met de informatie die in het prospectus moet worden vermeld, indien dat op een later tijdstip
wordt gepubliceerd8. Het beginsel van de gelijkheid der beleggers moet ten alle tijden worden
6 A.S. VANKEMMELBEKE en F. LECOUTRE tijdens de voorstelling ‘Linklaters: Legal side of IPO’ op 25 februari 2015 te
Vlerick Business School, Reep 1, 9000 Gent. 7 Ofwel de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten. De FSMA is de opvolger van de Commissie voor het
Bank-, Financie-, en Assurantiewezen (CBFA). 8 Mededeling CBFA_2010_29 dd. 20 december 2010 – Verloop van openbare aanbiedingen van corporate
obligaties ,http://www.fsma.be/nl/Supervision/fm/oa/ug/circmedprak.aspx, 2-3.
7
gerespecteerd, zo ook tijdens deze evenementen. Het is niet toegestaan dat beleggers die
aanwezig zijn op deze campagnes geprivilegieerde informatie krijgen, die niet vermeld staat
in het prospectus. Op deze manier zouden niet aanwezige beleggers belangrijke informatie
kunnen mislopen.
e. Juridische zwaartepunt: goedkeuring en publicatie van het prospectus
en opening van de inschrijvingsperiode
16. Na de goedkeuring door de FSMA of een buitenlandse bevoegde toezichthouder gaat
het prospectus gepubliceerd worden. Enkele dagen na de publicatie start de
inschrijvingsperiode voor de beleggers. Deze periode duurt klassiek een tweetal weken. In het
kader van een aanbiedingsprogramma kan de duurtijd een aantal maanden bedragen, door het
doorlopende karakter van dergelijke programma’s. Vandaag gaat er in de meerderheid van de
aanbiedingen een overinschrijving zijn, waardoor de inschrijvingsperiode vervroegd wordt
afgesloten. Tijdens de inschrijvingsperiode kunnen de retail beleggers bij hun bank, waar ze
cliënt zijn, inschrijven op de obligaties. Deze bank gaat dan bij ontvangst optreden als louter
loketinstelling, ook al heeft ze de hoedanigheid van syndicaatslid, en de ontvangen orders
worden doorgeven aan de banken die optreden als ‘bookrunners’.
17. In de praktijk gaan de obligaties reeds verhandeld worden voor de openstelling van de
inschrijvingsperiode onder institutionele beleggers op de ‘grey market’. Een obligatie- emissie
gaat namelijk vaak een deel retail offering en een deel institutional offering omvatten. De
retail offering is het deel van de aanbieding die gericht is aan retail of particuliere beleggers,
het andere deel is gericht aan institutionele beleggers9. De procedure ten aanzien van beide
soorten beleggers is grotendeels gelijklopend, tenzij de aanbieding uitsluitend gericht is aan
institutionele beleggers want dan is een private aanbieding van obligaties en geldt er geen
prospectusplicht.
f. Sluiting van de inschrijvingsperiode, prijsbepaling door bookbuilding-
methode, toewijzing en closing
18. De finale uitgifteprijs en totale nominale omvang van de uitgifte worden bepaald door
het syndicaat, in overleg met de emittent, door de bookbuilding methode. Deze methode komt
erop neer dat de prijs bepaald wordt door vraag en aanbod tussen de emittent en de belegger,
en dus geacht wordt overeen te stemmen met de marktprijs. Dit moet resulteren in een
maximale opbrengst voor de emittent.
19. Vervolgens worden de obligaties toegewezen aan de ingeschreven beleggers volgens
een procedure waarvan de hoofdlijnen vooraf aan de beleggers zijn bekendgemaakt. Bij
9 L. VAN BEVER en S. BOGAERTS, “Verloop van een IPO en het prospectus – Primaire marktpraktijken” in B. CLERCKX,
J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 104.
8
overinschrijving gaat de toewijzing, bij een nationale uitgifte op advies van de FSMA,
gebeuren op basis van regels die een proportionele vermindering van de orders inhouden10
.
20. De ‘closing’ houdt de effectieve levering van de obligaties door de emittent aan de
eindbelegger en de betaling van de belegger aan de emittent in. Bij beide transacties gaat een
begeleidende bank optreden als een soort doorgeefluik11
.
Na de closing kan het syndicaat worden ontbonden. Het syndicaat vervult maar een tijdelijke
functie, namelijk het begeleiden van een emissie, en eens deze achter de rug is heeft ze geen
reden van bestaan meer. De ontbinding gebeurt meestal op een impliciete manier. Feitelijk
gezien is het syndicaat ontbonden na de storting, aangezien de obligaties dan zijn uitgegeven
en de emittent zijn geld ontvangen heeft. Bij uitgiftes met een internationaal karakter kan de
ontbinding formeler geschieden met een closing ceremony. De emittent en het syndicaat gaan
elkaar over een weer décharges verlenen in de vorm van het uitwisselen van cross receipts,
waarbij de emittent verklaart de netto- opbrengst op haar rekening goed te hebben ontvangen,
en het syndicaat dat het de uitgegeven obligaties goed in ontvangst heeft genomen12
.
g. Finaal: de optionele notering op een secundaire markt en de aftermarket
21. In sommige gevallen gaat de emittent beslissen om zijn uitgegeven obligaties te
noteren op een gereglementeerde markt of op een ander secundair verhandelingsysteem (men
denkt hierbij vooral aan een Multilateral Trading Facility13
, kortweg “MTF”). Een verrichting
van toelating tot verhandeling op een gereglementeerde markt is prospectusplichtig op grond
van artikel 15 van de Prospectuswet14
. Volgens de website van de FSMA zijn er vandaag twee
gereglementeerde markten in België beide uitgebaat door eenzelfde marktonderneming
Euronext Brussels nv: Euronext Brussels en een markt voor afgeleide producten15
. De
belangrijkste voorwaarde waaraan voldaan moet zijn opdat de obligaties kunnen genoteerd
worden op Euronext is dat de boekhouding gevoerd wordt volgens de International Financial
Reporting Standards (IFRS). Een notering op een MTF is vandaag (nog) geen
prospectusplichtige verrichting, doch heeft de Prospectuswet de Koning de mogelijkheid
gegeven om bepaalde onderdelen van de Prospectuswet van toepassing te verklaren op de
toelating van effecten tot de verhandeling op een Belgische of buitenlandse MTF16
.
10 Mededeling CBFA_2010_29 dd. 20 december 2010 – Verloop van openbare aanbiedingen van corporate obligaties, http://www.fsma.be/nl/Supervision/fm/oa/ug/circmedprak.aspx, 8-9. 11
L. VAN BEVER en S. BOGAERTS, “Verloop van een IPO en het prospectus – Primaire marktpraktijken” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 107. 12
R.E. DE ROOY, Emissies op de Nederlandse markt in Bank- en effectenrecht, Deventer, Kluwer, 1996, 6. 13
Wat onder een ‘Multilateral Trading Facility’ moet worden verstaan: zie artikel 9, 8° Prospectuswet. 14
Wat onder een ‘gereglementeerde markt’ moet worden verstaan: zie artikel 9, 5° Prospectuswet. 15
Situatie op 20 juli 2012: http://www.fsma.be/%20nl/Supervision/fm/ma/moma/Article/lijsten/gm.aspx. 16
Art. 15, §2 en 3 Prospectuswet.
9
De enige MTF in België waar op heden obligaties zijn genoteerd en worden verhandeld is
Alternext Brussels. Ondermeer DEME en La Lorraine Bakery Groupe NV hun publiekelijk
uitgegeven obligaties worden hierop verhandeld17
.
Opgemerkt, de nieuwe MiFID II- Richtlijn zal een nieuw concept ‘Organised Trading
Facility’ (kortweg “OTF”) introduceren (dat zal bestaan naast het concept van
gereglementeerde markt en MTF). Een OTF wordt als volgt gedefinieerd in de finale tekst: “a
multilateral system which is not a regulated market or an MTF and in which multiple third-
party buying and selling interests in bonds, structured finance products, emission allowances
or derivatives are able to interact in the system in a way that results in a contract in
accordance with Title II of this Directive”.
22. De notering van obligaties op een gereglementeerde markt of MTF heeft verregaande
gevolgen voor de emitterende vennootschap. De emittent komt in de fase van de aftermarket
en moet zich houden aan een veelheid van wettelijke voorschriften. Zo gelden er bijzondere
regels voor de corporate governance van de vennootschap, is hij verplicht om periodiek
informatie publiek te maken voor de beleggers en moet hij de regels naleven in verband met
markmisbruik (en in het bijzonder het verbod van handel met voorkennis of
voorwetenschap)18
.
DEEL II TOEPASSELIJKE WETGEVING
A. ALGEMEEN
23. Het aanbieden van obligaties of andere schuldinstrumenten door een vennootschap aan
het Belgische beleggerspubliek wordt rechtstreeks beheerst door twee pakketten van
reglementering: enerzijds is er boek I en VI van het nieuwe Wetboek Economisch recht19
en
anderzijds is er de volledige prospectusreglementering. De algemene regelen van het Wetboek
Economisch Recht in verband met het verbod op oneerlijke handelspraktijken en de
onrechtmatige bedingen in consumentencontracten zijn onbeperkt van toepassing op het
aanbieden van effecten aan consumenten20
. Een verdere bespreking van die algemeen
toepasselijk regelen van het Wetboek Economisch Recht ligt buiten het bestek van deze
masterproef.
17
Voor een overzicht van de erkend MTF’s in België (situatie op 28 maart 2008): http://www.fsma.be/nl/Site/Repository/lijsten/mtfexp.aspx. 18
A.S. VANKEMMELBEKE en F. LECOUTRE tijdens de voorstelling ‘Linklaters: Legal side of IPO’ op 25 februari 2015 te Vlerick Business School, Reep 1, 9000 Gent. 19
Wetboek van 28 februari 2013 van economisch recht, BS 29 maart 2013. 20
A-S. VANKEMMELBEKE, D. BALLEGEER, I. LE GRAND en T. L’HOMME, Debt capital markets in Belgium: regulatory
overview in Practical Law Multi- Jurisdictional Guide 2014/15. A Thomson Reuters Legal Solution, http://uk.practicallaw.com/0-526-9205?q=*&qp=&qo=&qe.
10
B. PROSPECTUSREGLEMENTERING
24. De huidige prospectusreglementering is vastgelegd in de Wet van 16 juni 2006 op de
openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten
tot de verhandeling op een gereglementeerde markt21
(hierna de “Prospectuswet”). De
Prospectuswet zorgde in het Belgische recht voor de omzetting van de Richtlijn 2003/71/ EG
van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer
effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten22
(hierna de
“Prospectusrichtlijn”).
De Prospectusrichtlijn is gebaseerd op het principe van maximale of totale harmonisatie. De
Europese lidstaten hebben voor de verrichtingen die binnen het toepassingsgebied van de
richtlijn vallen dus niet de mogelijkheid om eigen nationale regels toe te voegen, naast de
voorschriften voorzien in de richtlijn en de uitvoeringsverordening.
25. Ter uitvoering van de Prospectusrichtlijn werd op Europees niveau Verordening
809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 (hierna de “Prospectusverordening”)
uitgevaardigd23
. Aangezien de Prospectusverordening rechtstreeks doorwerkt in het Belgische
recht, was een omzetting ervan door de wetgever niet aan de orde. Op Belgische niveau werd
in het verleden een Koninklijk Besluit uitgevaardigd die bepaalt welke informatie moet
vermeld worden in het prospectus in het kader van niet geharmoniseerde verrichtingen, dat
zijn de verrichtingen van openbare aanbiedingen of toelatingen tot de verhandeling op een
gereglementeerde markt die niet zijn geharmoniseerd door de Prospectusrichtlijn (hierna het
“Prospectusbesluit”)24
.
26. Recent zijn er een aantal belangrijke wijzigen aangebracht aan de Prospectuswet en de
Prospectusverordening. Bij Wet van 17 juli 201325
(hierna de “Wijzigingswet”) werd richtlijn
21
Wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, BS 21 juni 2006. 22
Richtlijn 2003/71/ EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG, Pb. L. 31 december 2003, 345/64. 23
Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft, Pb. L. 30 april 2004, 149/1. 24
Koninklijk Besluit van 31 oktober 1991 over het prospectus dat moet worden gepubliceerd bij openbare uitgifte van effecten en waarden, BS 25 november 1991. 25
Wet van 17 juli 2013 tot wijziging, met het oog op de omzetting van de richtlijnen 2010/73/EU en 2010/78/EU, van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen en van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en houdende diverse bepalingen, BS 6 augustus 2013.
11
2010/73/EU26
tot wijziging van de Prospectusrichtlijn en de Transparantierichtlijn omgezet in
het Belgische recht (hierna de ‘Wijzigingsrichtlijn”).
De Wijzigingswet heeft een drieledige doelstelling. Ten eerste het optimaliseren van de
beleggersbescherming door een aantal drempels aan te passen die aangeven wanneer een
aanbieding openbaar is. Ten tweede de geldende toepasselijke regelgeving te vereenvoudigen
en te verduidelijken. Ten derde de kosten van emitterende vennootschappen te beperken27
.
27. De belangrijkste wijzigingen die de Wijzigingswet invoerde zijn de volgende:
1. Aanpassing van een aantal drempels in artikel 3, §2 van de Prospectuswet die aangeven
wanneer een aanbieding als openbaar moet beschouwd worden;
2. De definitie van gekwalificeerde beleggers in art 10 van de Prospectuswet werd aangepast
aan de definitie van professionele cliënt en de in aanmerking komende tegenpartij zoals
gehanteerd in de MiFID- regelgeving;
3. De drempels voor het toepassingsgebied van de Prospectuswet in artikel 15, §1 werden
verhoogd, en
4. De prospectusvrijstelling voor effecten aangeboden aan werknemers werd uitgebreid in
artikel 18, §1 van de Prospectuswet.
28. Ten slotte werden in 2012 werden op Europees niveau twee Gedelegeerde
Verordeningen aangenomen ter uitvoering van de Wijzigingsrichtlijn die een aantal
belangrijke wijzigingen hebben aangebracht aan de vormgeving en de inhoud van het
prospectus, het basisprospectus, de samenvatting en de definitieve voorwaarden28
.
26
Richtlijn 2010/73/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van Richtlijn 2003/71/EG betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Pb. L. 11 december 2010, 327/1. 27
Zie onder andere overweging (1), (2), (8) en (9) Wijzigingsrichtlijn. 28
1) Gedelegeerde Verordening nr. 486/2012 van de Commissie van 30 maart 2012 tot wijziging van Verordening nr. 809/2004 wat de vormgeving en de inhoud van het prospectus, het basisprospectus, de samenvatting en de definitieve voorwaarden betreft en wat de informatievereisten betreft, P.b. L. 9 juni 2012, 150/1. 2) Gedelegeerde Verordening nr. 862/2012 van de Commissie van 4 juni 2012 tot wijziging van Verordening nr. 809/2004 wat de informatie over de toestemming tot het gebruik van het prospectus, de informatie over onderliggende indexen en het vereiste van een door onafhankelijke accountants opgestelde verslag betreft, Pb. L. 22 september 2012, 256/4.
12
DEEL III PRIVATE OF PUBLIEKE AANBIEDING
VAN OBLIGATIES
A. OVERZICHT
29. De beleggers tot wie de emittent zich richt bij de uitgifte van zijn obligaties speelt een
cruciale rol bij de juridische structurering van de emissie. Er moet een onderscheid gemaakt
worden tussen een private en een publieke aanbieding van obligaties.
30. Bij een private aanbieding richt de emittent zich hoofdzakelijk tot institutionele
beleggers. Institutionele of gekwalificeerde beleggers zijn hoofdzakelijk overheden, banken,
verzekeringsmaatschappijen, beleggingsondernemingen en multinationale (industriële)
bedrijven. In financiële internationale kringen is er veelal sprake van een ‘wholesale issue’.
Op basis van de Prospectuswet zijn er nog andere types van aanbiedingen met een privaat
karakter mogelijk, maar in het kader van een internationale obligatie- emissie is het vooral de
gerichtheid naar uitsluitend gekwalificeerde beleggers die een private aanbieding tot gevolg
heeft. Bij een private aanbieding rust er geen wettelijke verplichting op de emittent om een
prospectus op te stellen en de FSMA zal zijn rol als toezichthouder dan ook niet uitoefenen.
Hierdoor wordt de belegger minder bescherming geboden, maar dit wordt gerechtvaardigd
door de aard van de belegger die aangesproken wordt bij een private aanbieding. De
aanbiedingen die wegens hun private karakter niet prospectusplichtig zijn worden ‘safe
harbours’ genoemd.
31. Bij een openbare aanbieding richt de emittent zich tot het grote, particuliere
beleggerspubliek en niet uitsluitend tot institutionele beleggers. Op internationaal vlak spreekt
men hier van een ‘retail issue’, aangezien het hoofdzakelijk retail of particuliere beleggers
zijn die inschrijven op openbaar aangeboden obligaties. Bij een openbare aanbieding rust een
prospectusverplichting op de emittent. De FSMA gaat een centrale rol innemen als
toezichthouder ter bescherming van de belangen van (potentiële) beleggers door zijn
bevoegdheid tot goedkeuring van het prospectus en het reclamemateriaal.
B. PRIVATE AANBIEDING VAN OBLIGATIES
1) Geen prospectusverplichting in hoofde van de emittent
32. De hoofddoelstelling van de gehele prospectusreglementering, zowel op Europees als
op Belgisch niveau, is de bescherming van de belegger. Het is echter niet de bedoeling
geweest van de (gemeenschaps)wetgever om elke belegger dezelfde mate van bescherming te
13
bieden. Er moet rekening gehouden worden met de uiteenlopende behoefte aan bescherming
van de verschillende categorieën van beleggers, in het bijzonder met hun deskundigheid29
.
33. Artikel 3 van de Prospectuswet definieert wat onder een openbare aanbieding dient
begrepen te worden. In paragraaf 2 van het artikel wordt een opsomming geven van
verrichtingen die niet het karakter hebben van een openbare aanbieding en dus een privaat
karakter hebben. Door deze opsomming worden dergelijke verrichtingen, door hun niet-
openbaar karakter, uitgesloten uit het toepassingsgebied van de Prospectuswet.
Op dit punt is er een verschil vast te stellen met de Prospectusrichtlijn. De richtlijn bepaalt
enkel dat er geen prospectusplicht geldt voor een aantal categorieën van aanbiedingen, zonder
uitspraak te doen over het openbaar karakter van de verrichting30
. Deze verrichtingen vallen
dus wel binnen het toepassingsgebied van de richtlijn. In de Prospectuswet worden deze
verrichtingen gekwalificeerd als zijnde “aanbiedingen die geen openbaar karakter hebben”,
waardoor ze automatisch buiten het toepassingsgebied van de Prospectuswet vallen. De reden
hiervoor is dat de Belgische wetgever dezelfde logica wilde volgen als in de bestaande
(vroegere) wetgeving31
.
2) Vijf types van private aanbiedingen
34. Op basis van artikel 3, 2 van de Prospectusrichtlijn en het overeenstemmende artikel 3,
§2, lid 1 van de Prospectuswet worden onderstaande types van aanbiedingen beschouwd als
aanbiedingen die geen openbaar karakter hebben:
1. de aanbiedingen van beleggingsinstrumenten die uitsluitend gericht zijn aan
gekwalificeerde beleggers;
2. de aanbiedingen van beleggingsinstrumenten die, per lidstaat van de Europese
Economische Ruimte, gericht zijn aan minder dan 150 natuurlijke personen of
rechtspersonen die geen gekwalificeerde beleggers zijn;
3. de aanbiedingen van beleggingsinstrumenten die een totale tegenwaarde van ten minste
100.000 euro per belegger en per afzonderlijke aanbieding vereisen;
4. de aanbiedingen van beleggingsinstrumenten met een nominale waarde per eenheid van ten
minste 100.000 euro;
5. de aanbiedingen van beleggingsinstrumenten met een totale tegenwaarde in de Europese
Economische Ruimte van minder dan 100.000 euro.
29
Overweging (16) Prospectusrichtlijn. 30
Art. 3, 2 Prospectusrichtlijn. 31
Memorie van toelichting bij het wetsontwerp van 16 maart 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, Parl.St. Kamer, 2005- 2006, nr. 51-2344 en nr. 51-2345, 11 (hierna: “M.v.T. Prospectuswet”).
14
a. Aanbiedingen uitsluitend gericht aan gekwalificeerde beleggers
35. Wat onder gekwalificeerde beleggers moet worden verstaan is gedefinieerd in artikel
10 van de Prospectuswet. Enerzijds gaat het om professionele cliënten als bedoeld in bijlage
A van het Koninklijk Besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van
de Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten32
(hierna “KB 3 juni 2007”).
Anderzijds vallen de in aanmerking komende tegenpartijen in de zin van artikel 3, §1 van het
KB 3 juni 2007 onder de definitie van gekwalificeerde beleggers. De legistieke keuze die in
2007 werd gemaakt om professionele cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen te
gaan oplijsten in het KB 3 juni 2007 leidde toen tot een aantal discussies in de rechtsleer33
. De
Wijzigingsrichtlijn liet de Belgische wetgever echter geen enkele bewegingsruimte wat de
inhoud van het begrip gekwalificeerde belegger betreft34
.
i. Professionele cliënt
36. Onder professionele cliënt in bijlage A van het KB 3 juni 2007 wordt verstaan: “een
cliënt die de nodige ervaring, kennis en deskundigheid bezit om zelf beleggingsbeslissingen te
nemen en de door hem gelopen risico’s adequaat in te schatten”. Om als professionele cliënt
te worden aangemerkt, moet de belegger vervolgens aan een aantal criteria voldoen.
37. Er zijn twee categorieën van professionele cliënten: categorieën van beleggers die (op
basis van de wet) als professioneel worden aangemerkt, met een opt- out mogelijkheid voor
deze beleggers en een categorie van beleggers die op verzoek als professionele cliënt kunnen
worden behandel (de opt- in mogelijkheid)35
.
De cliënten die in de eerste plaats als professioneel worden aangemerkt zijn de entiteiten die
een vergunning moeten hebben of gereglementeerd moeten zijn om op financiële markten
actief te mogen zijn. Vervolgens somt het KB 3 juni 2007 alle vergunninghoudende entiteiten
op die de karakteristieke werkzaamheden van de genoemde entiteiten uitoefenen. De
belangrijkste entiteiten die voorkomen op de lijst zijn: kredietinstellingen,
beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve
beleggingen en de beheermaatschappijen daarvan en pensioenfondsen.
In de tweede plaats worden grote ondernemingen die aan bepaalde omvangvereisten voldoen
beschouwd als professionele cliënten. Het gaat om ondernemingen die op individueel niveau
aan minstens twee van de volgende vereisten voldoen: een balanstotaal van 20.000.000 euro
of een netto- omzet van 40.000.000 euro of een eigen vermogen van 2.000.000 euro.
In de derde plaats moeten de Belgische Staat, de Gemeenschappen en Gewesten en
buitenlandse nationale en regionale overheden, overheidsorganen die de overheidsschuld
32
Het Koninklijk Besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten, BS 18 juni 2007. 33
M.v.T. Prospectuswet, 11. 34
Zie artikel 1, 2de
lid, a), i) Wijzigingsrichtlijn. 35
In sommige rechtsleer spreekt men van ‘opt- down’ en ‘opt- up’ om te verwijzen naar een respectievelijk hoger en lager beschermingsniveau. In deze bespreking hanteren we ‘opt- out’ en ‘opt- up’, aangezien deze termen worden gehanteerd in de Memorie van Toelichting bij de Wijzigingswet.
15
beheren, centrale banken, internationale en supranationale instellingen zoals de Wereldbank,
het IMF, de ECB, de EIB en andere vergelijkbare internationale organisaties gekwalificeerd
worden als professionele cliënten.
Tot slot worden alle andere institutionele beleggers wier belangrijkste activiteit bestaat uit het
beleggen in financiële instrumenten, inclusief instanties die zich bezig houden met de
effectisering van activa of andere financieringstransacties, beschouwd als cliënten die als
professioneel moeten worden aangemerkt.
38. De procedure en de voorwaarden van de opt- out mogelijkheid, die erin bestaat dat een
professionele cliënt erom verzoekt om te worden behandeld als een retail cliënt, staan
beschreven in Bijlage A, I van het KB 3 juni 2007. Het is de verantwoordelijkheid van de
cliënt die als professionele cliënt wordt beschouwd om een hoger beschermingsniveau te
verzoeken wanneer hij zichzelf niet in staat acht de gelopen risico’s adequaat in te schatten of
te beheren.
39. Particuliere beleggers kunnen erom verzoeken om als professionele cliënt te worden
behandeld. Via deze opt- in mogelijkheid wordt hen toegestaan om afstand te doen van een
deel van de bescherming die hun door de gedragsregels wordt geboden. De criteria aan de
hand waarvan wordt bepaald of een particuliere belegger als professionele cliënt kan
aangemerkt worden en de te volgen procedure staan beschreven Bijlage A, II van het KB 3
juni 2007.
De bank is verplicht om een adequate beoordeling te verrichten over de deskundigheid,
ervaring en kennis van de belegger in het licht van de aard van de beoogde investering. Op
basis van het resultaat moet de bank redelijke zekerheid hebben dat de belegger in staat is zelf
zijn beleggingsbeslissingen te nemen en de daaraan verbonden risico’s in te schatten voordat
zij afstand kan verlenen van de door de gedragsregels geboden bescherming aan een
particuliere belegger.
De finale beslissing omtrent de classificatie van een belegger blijft wel steeds bij de bank
liggen. De belegger heeft de mogelijkheid om een behandeling als professionele cliënt te
verzoeken, maar de banken behouden de keuze of ze dit verzoek inwilligen of niet, op basis
van het onderzoek naar de belegger die ze moeten voeren36
. De cliëntenclassificatie van
eenzelfde belegger wordt dus per bank georganiseerd37
. Deze werkwijze heeft tot gevolg dat
eenzelfde particuliere belegger bij zijn ene bank wel en bij zijn andere bank niet als
professionele cliënt gaat beschouwd worden, hetgeen resulteert in onzekerheid omtrent zijn
beschermingsniveau38
. In tegenstelling tot vroeger geldt er geen registratieverplichting meer
36
V. COLAERT, “Welke bescherming voor welke belegger? – Cliëntenclassificatie pre en post MiFID”, Bank Fin.R. 2007, afl. 6, 409 en B. TANGHE en W. VAN DE WIELE, “MiFID en categorisatie van cliënten”, Bank Fin.R 2007, afl. 7, 407. 37
W. VAN DE WIELE en S. KIERSZENBAUM, “Een bespreking van de gewijzigde prospectuswet en enkele ‘capita selecta’ in verband met de aanbieding van beleggingsinstrumenten”, Bank Fin.R. 2014, afl. 3, 104. 38
B. TANGHE en W. VAN DE WIELE, “MiFID en categorisatie van cliënten”, Bank Fin.R. 2007, afl. 7, 407.
16
voor een behandeling als professionele cliënt voor (toen enkel) rechtspersonen bij de FSMA,
waardoor er ook geen centralisatie meer is van cliëntenclassificatie39
.
40. Om de emittent en de begeleidende banken te helpen om zich een duidelijk beeld te
verschaffen over de classificatie van beleggers bij de verschillende banken, is elke
beleggingsonderneming en kredietinstelling verplicht om hun classificatie van de
professionele cliënten en van de in aanmerking komende tegenpartijen op verzoek van de
emittent mee te delen40
.
ii. In aanmerking komende tegenpartij
41. Artikel 3 van het KB 3 juni 2007 omschrijft welke entiteiten worden gekwalificeerd
als een in aanmerking komende tegenpartij. Het gaat daarbij grotendeels om dezelfde
ondernemingen en instellingen als deze die door de wet worden aangemerkt als professionele
cliënten. Er is eveneens voorzien in een opt- out mogelijkheid voor de belegger, zowel voor
een behandeling als professionele cliënt als voor een behandeling als een niet- professionele
cliënt, afhankelijk in welke mate de belegger nog van enige bescherming wil genieten.
b. Aanbiedingen per EER lidstaat gericht aan minder dan 150 natuurlijk of
rechtspersonen
42. Ook een aanbieding van effecten aan een groep van natuurlijke of rechtspersonen die
minder bedraagt dan 150 is geen aanbieding aan het publiek. Omwille van het beperkt aantal
personen tot wie de aanbieding is gericht, geldt er geen prospectusverplichting. Een
aanbieding aan precies 150 personen kan dus niet van de vrijstelling genieten. Verreist is dat
de aanbieding aan maximaal 149 afzonderlijke personen is gericht. Bovendien is het zo dat
verschillende rechtspersonen binnen één vennootschapsgroep zullen gelden als afzonderlijke
personen41
. De drempel van 150 personen is louter arbitrair gekozen als gevolg van een
compromis op Europees niveau42
.
43. Deze safe harbour moet worden samengelezen met de bepaling inzake doorverkoop in
artikel 3, §2, lid 3 van de Prospectuswet. Indien een aanbieding uitsluitend gericht is aan
gekwalificeerde beleggers en aan minder dan of gelijk aan 149 niet- gekwalificeerde
beleggers per lidstaat, dan is er geen prospectusplicht in hoofde van de emittent. Wanneer één
van deze beleggers op zijn beurt de effecten gaat doorverkopen aan meer dan 150 niet-
gekwalificeerde beleggers, dan zal wel de publicatie van een prospectus verreist zijn. Zelfs
39
Zie Koninklijk Besluit van 26 september 2006 tot uitbreiding van het begrip gekwalificeerde belegger en het begrip institutionele of professionele belegger, BS 6 oktober 2006. 40
Art. 10, §2 Prospectuswet en over een bespreking van de verhouding tussen deze verplichting en de naleving van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens: zie W. VAN DE WIELE en S. KIERSZENBAUM, “Een bespreking van de gewijzigde prospectuswet en enkele ‘capita selecta’ in verband met de aanbieding van beleggingsinstrumenten”, Bank Fin.R. 2014, afl. 3, 105. 41
M. DUPLAT en P. LAMBRECHT, “Les offres publiques d’instruments de placement et l’exigence de prospectus en droit belge – Examen de la loi 16 juni 2006”, Rev.prat.soc. 2006, 163. 42
J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006- toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 198.
17
wanneer de betrokken effecten worden doorverkocht aan minder dan 150 personen, zal de
FSMA de publicatie van een prospectus kunnen eisen wanneer ze bewijst dat de
doorverkooptransactie als doel had om de wettelijke voorschriften te omzeilen43
. De FSMA
heeft als nationale toezichthouder namelijk de bevoegdheid en de plicht om misbruiken van
de safe harbour- uitzonderingen te voorkomen. Zo kan de FSMA ook in het geval van
opeenvolgende doorverkopen aan minder dan 150 niet- gekwalificeerde beleggers de operatie
als een openbare aanbieding beschouwen44
.
44. De Europese gemeenschapswetgever heeft nagelaten in de Wijzigingsrichtlijn
duidelijkheid te scheppen over een interpretatieprobleem die opgeworpen werd in de
Belgische rechtsleer bij een bespreking van de Prospectuswet in 2006. Is het nodig dat het
aanbod tot minder dan 100 (150) personen was gericht in elk van de lidstaten, of volstaat het
dat in België niet meer dan 100 (150) personen worden aangesproken. Mijn inziens kan de
bestaande meerderheidsopvatting in de Belgische rechtsleer die stelt dat het criterium van het
maximale aantal investeerders in elke lidstaat afzonderlijk moet worden onderzocht, los van
het aantal investeerders in andere lidstaten, verder worden gevolgd45
.
c. Aanbiedingen met een totale tegenwaarde per belegger en per
aanbieding van ten minste 100.000 euro
45. Een aanbieding is evenmin openbaar wanneer ze gericht is aan beleggers die, bij elke
afzonderlijk aanbieding, effecten verkrijgen voor een totale tegenwaarde van ten minste
100.000 euro per belegger.
De beoordeling van deze safe harbour moet dus gebeuren per aanbieding en per afzonderlijke
belegger. In de praktijk vereist dit enige voorzichtigheid in hoofde van de emittent en de
begeleidende banken. Een belegger kan namelijk, bijvoorbeeld op basis van een lastgevings-
of naamleningsovereenkomst, optreden voor rekening van een groep andere beleggers. De
emittent doet er best aan om de aanbiedingsvoorwaarden zo waterdicht mogelijk te
43
P. DELLA FAILLE, “La transposition de la Directive Prospectus en droit belge: une révolution de velours en droit financier”, RDC 2007, afl. 1, 3. 44
European Commission, 4th Informal Meeting on Prospectus Transposition: Summary Record, 8 maart 2005, http://ec.europa.eu/internal_market/securities/docs/prospectus/summary-note-050308_en.pdf, 2-3. 45
Zie M. DUPLAT en P. LAMBRECHT, “Les offres publiques d’instruments de placement et l’exigence de prospectus en droit belge – Examen de la loi 16 juni 2006”, Rev.prat.soc. 2006, 162, nr. 21 en in dezelfde zin: P. DELLA FAILLE, “La transposition de la Directive Prospectus en droit belge: une révolution de velours en droit financier”, RDC 2007, afl. 1, 12, nr. 12 en M. FYON, “La transposition de la Directive Prospectus: la loi du 16 juin 2006 sur les offres publiques d’instruments de placement et les admissions d’instruments de placement à la négociation sur des marchés réglementés”, Séminaire Vanham & Vanham 28 septembre 2006, 14 en J. FRANTZEN, “L’offre de valeurs mobilières après l’entrée en vigueur de la directive 2003/71/CE concernant le prospectus à publier en cas d’ offre au public ou l’ admission de valeurs mobiliers à la négociation”, DAOR 2006, afl. 77, 16. Contra : J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006- toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 194. Ze baseren zich op het tekstuele argument dat de geografische beperking ‘per lidstaat’ uitdrukkelijk is opgenomen in de safe harbour voor minder dan 100 personen, maar niet is hernomen in de andere safe harbours. Het feit dat in een andere lidstaat niet aan de voorwaarde van de safe harbour is voldaan, impliceert dat de safe harbour niet van toepassing is op de aanbieding, hetgeen dan zal gelden voor alle lidstaten waar de aanbieding gebeurt. Zij erkennen in hun artikel weliswaar dat er meerdere posities te verdedigen zijn.
18
formuleren en, eventueel voor de inschrijving wordt voltrokken, aan de belegger bevestiging
te vragen dat hij effectief optreedt voor eigen rekening46
.
d. Aanbiedingen met een nominale waarde per eenheid van ten minste
100.000 euro
46. Vervolgens is ook een aanbieding van effecten met een nominale waarde per eenheid
van ten minste 100.000 euro geen openbare aanbieding, en dus niet prospectusplichtig. Het
verschil met de vorige safe harbour is dat voor de toepassing ervan niet vereist is dat de
verwerving van het geplaatste effect is gebeurt door eenzelfde belegger. Het volstaat dat de
nominale waarde van een effect meer bedraagt dan 100.000 euro om van deze safe harbour te
kunnen genieten47
.
e. Aanbiedingen met een totale tegenwaarde van minder dan 100.00 euro
– de minimis safe harbour
47. Tot slot is er geen sprake van een openbare aanbieding wanneer effecten worden
aangeboden aan beleggers die een totale tegenwaarde hebben van minder dan 100.000 euro.
De wet preciseert verder dat de berekening van dit grensbedrag moet gebeuren over een
periode van twaalf maanden48
. De reden waarom de berekening moet gebeuren over een
termijn van twaalf maanden is om te vermijden dat een emittent op frequent basis om de paar
maanden een uitgifte van effecten zou doen, telkens met een totale tegenwaarde van minder
dan 100.000 euro en op deze manier telkens van de safe harbour zou kunnen genieten. Zo
kunnen de beleggers niet genieten van de bescherming die hen wordt geboden door een
prospectus terwijl ze finaal evenveel hebben geïnvesteerd in de emittent49
.
Voor het bepalen van het grensbedrag van 100.000 euro moet de effectieve prijs betaalt door
de beleggers voor de effecten in aanmerking worden genomen, en niet de waarde van de
uitgegeven effecten zelf50
.
48. Deze vrijstelling moet worden gelinkt aan artikel 1, 2, h) van de Prospectusrichtlijn.
Daarin wordt gesteld dat een aanbieding die een totale tegenwaarde heeft van minder dan
5.000.000 euro niet onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt. Er wordt echter wel
voorzien in een opt- in mogelijkheid voor emittenten, waardoor ze, indien ze dit wensen, een
prospectus kunnen opstellen overeenkomstig de richtlijn en zo kunnen genieten van het
Europees paspoort51
. Wanneer echter van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, zal voor
aanbiedingen met een totale tegenwaarde van minder dan 100.000 euro toch geen
prospectusplicht meer gelden wegens de algemene vrijstelling in de Prospectusrichtlijn voor
46
J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006- toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 198. 47
M.v.T. Prospectuswet, 29. 48
Art. 3, §5 Prospectuswet. 49
J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006- toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 199. 50
M. DUPLAT en P. LAMBRECHT, “Les offres publiques d’instruments de placement et l’exigence de prospectus en droit belge – Examen de la loi 16 juni 2006”, Rev.prat.soc. 2006, 163. 51
De opt- in mogelijkheid werd ingeschreven in het Belgische recht in ar. 22, §2 Prospectuswet.
19
dergelijke aanbiedingen52
. De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving geen
prospectusplicht meer opleggen voor aanbiedingen van effecten aan het publiek met een totale
tegenwaarde van minder dan 100.000 euro53
.
3) Het informatie- memorandum54
a. Algemeen
49. Een emittent mag bij een private aanbieding van obligaties dan wel vrijgesteld zijn van
enige prospectusverplichting, toch gaat ook een institutionele belegger niet zonder
geïnformeerd te zijn aanzienlijke bedragen investeren door in te schrijven op de obligaties. In
de praktijk gaat een emittent bij een private aanbieding steeds een informatie- memorandum
publiceren en/of via een begeleidende bank ter beschikking stellen aan geïnteresseerde
(institutionele) beleggers. Het memorandum gaat steeds opgesteld worden door een
aangesteld advocatenkantoor van de emittent of een begeleidende bank. In het document gaat
dan ook bepaald worden dat de volledige eindverantwoordelijk bij de emittent ligt en het
kantoor gaat zich van enige aansprakelijkheid vrijwaren door opnemen van disclaimers.
b. Geen controle door de FSMA
50. Het informatie- memorandum gaat bepaalde gegevens bevatten over de financiële
gezondheid, het vermogen (met een bespreking van de activa en passiva) en de
toekomstperspectieven van de emittent, als ook informatie over de emissie zelf en de
obligaties. Inhoudelijk bevat een memorandum dus quasi dezelfde informatie als deze die
wettelijk verplicht in een prospectus moet worden opgenomen. De omvang van de informatie
is echter aanzienlijk beperkter. De emittent is namelijk niet verplicht om de informatie
vermeld in de Prospectusrichtlijn of Prospectuswet op te nemen in zijn memorandum. Hij kan
volledig discretionair over de inhoud en de vorm van zijn memorandum beslissen.
51. Toch is het niveau van beleggersbescherming niet hetzelfde als bij een openbare
aanbieding. Het memorandum moet niet, zoals een prospectus, goedgekeurd worden door de
FSMA of een andere bevoegde toezichthouder. Er vindt met andere woorden geen controle
plaats door een onafhankelijke derde van volledigheid, begrijpelijkheid en consistentie van
het memorandum. De (institutionele) belegger moet volledig vertrouwen op de eerlijkheid van
de emittent en op hun onderlinge onderhandelingen.
52
Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van 24 maart 2003, nr. 25/2003, Pb.EG 27 mei 2003, C 125E/21, 9. 53 European Commission, 4th Informal Meeting on Prospectus Transposition: Summary Record, 8 maart 2005,
http://ec.europa.eu/internal_market/securities/docs/prospectus/summary-note-050308_en.pdf, 5. 54
Voor een voorbeeld van een informatie- memorandum: Informatie- memorandum van Social Invest NV, http://www.diroinvest.com/images/pdf/obligatielening.pdf en Informatie- memorandum LAK VMM Gent, http://www.pmv.eu/download/nl/5287645/file/memorandum_vastgoedcertificaat_-_finaal_digitaal.pdf?ts=1389207894549.
20
c. Gemeenrechtelijk aansprakelijkheidregime in geval van foutieve of
misleidende informatie
52. Indien de opgenomen informatie in het memorandum foutief of misleidend zou zijn en
een belegger naar aanleiding van dit foutieve of misleidende karakter beleggersverliezen zou
lijden, kan hij pogen (een deel) van deze verliezen te recuperen door het instellen van een
extra- contractuele aansprakelijkheidsvordering op grond van artikel 1382 – 1383 van het
Burgerlijk Wetboek. De emittent heeft namelijk een precontractuele fout gemaakt door in de
fase voor het sluiten van de koop- verkoopovereenkomst met betrekking tot de privaat
aangeboden obligaties bewust foutieve of misleidende informatie mee te delen.
In de praktijk gaat het echter voor de belegger geen simpele opdracht zijn om enige
schadevergoeding voor geleden beleggingsverliezen te verkrijgen op grond van artikelen 1382
en 1383 van het Burgerlijk Wetboek. Het gemeenrechtelijk aansprakelijkheidsregime vereist
namelijk dat de belegger, als eiser, het bewijst levert van drie factoren: fout, schade en causaal
verband.
i. Fout
53. De buitencontractuele fout bestaat erin dat de vennootschap in de precontractuele fase
foutieve of bewust misleidende informatie heeft meegedeeld in het memorandum aan de
belegger.
ii. Schade
54. De schade die de belegger in deze hypothese heeft geleden is een verlies op een
investering in obligaties. Wanneer de emittent obligaties heeft aangeboden aan de belegger,
dan lijdt deze een verlies wanneer de onderneming niet op de contractueel bepaalde termijn de
intresten of aflossingen kan betalen.
iii. Causaal verband
55. De belegger gaat het bewijs moeten leveren dat er een causaal verband bestaat tussen
de door hem geleden schade en de door de vennootschap begane fout. Dit bewijs is
traditioneel moeilijk te leveren. In veel gevallen gaat het niet nakomen van zijn
betalingsverplichtingen door de emittent het gevolg zijn van bepaalde economische of
financiële omstandigheden of factoren, die niet in verband staan met de door de vennootschap
begane fout. Het niet nakomen van zijn rente- en aflossingsbetalingen gaat veelal het gevolg
zijn van liquiditeitsproblemen tijdens een insolventieprocedure of een effectief faillissement,
en is niet te wijten aan het feit dat de vennootschap in de precontractuele fase foutieve of
misleidende informatie heeft meegedeeld aan de belegger in zijn memorandum.
iv. Specifiek aansprakelijkheidsregime in de prospectusreglementering
56. De moeilijke bewijsvoering voor de (institutionele) belegger in geval van foutieve of
misleidende informatie in het memorandum bij een private aanbieding van obligaties op
grond van artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek is bij een openbare aanbieding
21
grotendeels opgevangen. Artikel 61 van de Prospectuswet voorziet namelijk in een specifiek
aansprakelijkheidsregime in geval van informatie in het prospectus die van misleidende of
onjuiste aard is of wanneer bepaalde wettelijk vereiste informatie ontbreekt of er geen
noodzakelijke aanvullingen op het prospectus werden gemaakt. De personen die in het
prospectus zijn aangeduid als verantwoordelijken voor het prospectus zijn, behoudens
tegenbewijs en als aan een bijzondere voorwaarde55
is voldaan, tegenover elke
belanghebbende belegger hoofdelijk verplicht tot herstel van het nadeel56
.
C. OPENBARE AANBIEDING VAN OBLIGATIES
1) Definitie van een openbare aanbieding
57. Artikel 3, § 1 van de Prospectuswet geeft een definitie van het begrip “openbare
aanbieding”. Een openbare aanbieding betreft: “een in om het even welke vorm en met om het
even welk middel tot personen gerichte mededeling waarin voldoende informatie over de
voorwaarden van de aanbieding en de aangeboden beleggingsinstrumenten wordt verstrekt
om een belegger in staat te stellen tot aankoop van of inschrijving57
op deze
beleggingsinstrumenten te besluiten, en die wordt verricht door de persoon die in staat is om
de beleggingsinstrumenten uit te geven of over te dragen, dan wel door een persoon die
handelt voor rekening van laatstgenoemde persoon”.
Een openbare aanbieding kan dus opgesplitst worden in de volgende hoofdbestanddelen:
- er moet sprake zijn van een mededeling die gericht is aan personen;
- deze mededeling moet bovendien voldoende informatie omvatten over enerzijds de
voorwaarden van de aanbieding en anderzijds de voorwaarden van de aangeboden
beleggingsinstrumenten, om een belegger in staat te stellen tot aankoop van of
inschrijving op deze beleggingsinstrumenten te besluiten;
- deze mededeling moet zijn verricht door een persoon die in staat is om
beleggingsinstrumenten uit te geven of over te dragen of door een persoon die
handelt voor rekening van eerstgenoemde persoon.
55
De bijzondere voorwaarde houdt in dat het ontbreken van de informatie of het misleidende of onjuiste karakter ervan van die aard moet zijn dat het een positief klimaat op de markt kon creëren of de aankoopprijs van de effecten gunstig kon beïnvloeden: art. 61, §2, lid 2 Prospectuswet. 56
Zie art. 61 Prospectuswet. 57
De wet behelst twee vormen van openbare aanbiedingen: enerzijds het aankopen door beleggers van bestaande beleggingsinstrumenten/effecten. In de praktijk worden enkel aandelen door grootaandeelhouders van vennootschappen via een openbare aanbieding verkocht (meestal bij wijze van exit mogelijkheid voor dergelijke aandeelhouders). Anderzijds, zoals bij obligaties steeds het geval is, het inschrijven door beleggers op door de vennootschap nieuw creëerde effecten.
22
De eerste twee voorwaarden zijn geënt op de definitie van openbare aanbieding in de
Prospectusrichtlijn58
. De laatste voorwaarde betreft een toevoeging die enkel terug te vinden
is in de Prospectuswet.
a. Eerste vereiste: een mededeling gericht aan personen
58. De eerste vereiste om te kunnen spreken van een openbare aanbieding is dat er een
mededeling aan personen gericht wordt. De wijze waarop de definitie is geformuleerd sluit
elke mogelijke vorm van subjectiviteit uit, hierdoor heeft de vereiste mededeling steeds een
objectief karakter. Dat wil zeggen dat elke mededeling in het openbaar wordt geviseerd,
ongeacht de motieven, achtergrond, identiteit, hoedanigheid of belangstelling van de
aangesproken belegger.
59. De vorm die de mededeling aanneemt of het middel dat wordt gehanteerd om de
mededeling tot het publiek te richten is niet relevant. Alle soorten van mededeling worden dus
geviseerd, zowel de schriftelijke als de mondelijke. Er moet principieel dan ook niet voldaan
zijn aan de verbintenisrechtelijke voorwaarden om in het gemeen, burgerlijk recht te kunnen
spreken van “een aanbieding” of “een aanbod”, maar de Belgische wetgever lijkt wel voor een
gemeen verbintenisrechtelijke invulling van het begrip “voldoende informatie” te willen
opteren59
.
60. De emittent moeten in de praktijk rekening houden met het gegeven dat het gebruik
van disclaimers of waarschuwingen, in de trend van: “dit document vormt geen aanbieding”,
niet gaat beletten dat de informatie op zich het karakter zal hebben van een mededeling die
potentieel aanleiding kan geven tot een openbare aanbieding60
. De kwalificatie van de
gegevens heeft met andere woorden geen invloed op de aard van de mededeling, enkel de
inhoud is relevant voor de kwalificatie als openbare aanbieding61
.
b. Tweede vereiste: de mededeling moet voldoende informatie bevatten
over de aanbieding en de aangeboden beleggingsinstrumenten om een
belegger in staat te stellen tot aankoop van of inschrijving op de
beleggingsinstrumenten te besluiten
61. De tweede vereiste is dat de mededeling voldoende informatie moet bevatten over de
voorwaarde van de aanbieding en de aangeboden beleggingsinstrumenten om de belegger in
staat te stellen tot aankoop van of inschrijving op deze beleggingsinstrumenten te besluiten.
Wat juist de invulling is van het begrip “voldoende informatie” wordt niet bepaald in de
Prospectusrichtlijn, noch in de Prospectuswet. In het kader van de werkzaamheden binnen de
58
Art. 2, 1, d) Prospectusrichtlijn. 59
W. VAN DE WIELE en S. KIERSZENBAUM, “Een bespreking van de gewijzigde prospectuswet en enkele ‘capita selecta’ in verband met de aanbieding van beleggingsinstrumenten”, Bank Fin.R. 2014, afl. 3, 101. 60
J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006- toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 178. 61
M. FYON, “La transposition de la Directive Prospectus: la loi du 16 juin 2006 sur les offres publiques d’instruments de placement et les admissions d’instruments de placement à la négociation sur des marchés réglementés”, Séminaire Vanham & Vanham 28 septembre 2006, 12.
23
CESR werd door de Commissie beklemtoond dat de lidstaten, die een vrije keuze hebben ten
aanzien van de vorm en de methode van omzetting van richtlijnbegrippen in het nationale
recht, een zeker discretie hebben inzake de omzetting van het begrip “voldoende
informatie”62
. Er mag door de nationale wetgevers en de toezichthouders een ruime invulling
worden gehanteerd63
. Volgens de voorbereidende werken bij de Prospectuswet volstaat het,
opdat aan deze voorwaarde is voldaan, dat de belangrijkste kenmerken van de aanbieding
worden beschreven en de prijs van de aanbieding is bepaald of kan worden bepaald64
.
62. Voorafgaandelijke mededelingen aan de publieke uitgifte- operatie in het kader van
conditioning the market is toegelaten. De voorwaarde is wel dat deze mededelingen geen
uitgebreide informatie bevatten omtrent de uitgiftevoorwaarden en de kenmerken van de
obligaties, dit om de gelijkheid onder de beleggers te kunnen vrijwaren65
. Er moet in dit kader
ook rekening gehouden worden met het verbod op uitlokking.
c. Derde vereiste: de mededeling is verricht door een persoon die
beleggingsinstrumenten kan uitgeven of overdragen of door een
persoon die handelt voor eerstgenoemde persoon
63. De derde vereiste is dat de mededeling wordt verricht door een persoon die in staat is
om beleggingsinstrumenten uit te geven of over te dragen, dan welk door een persoon die
handelt voor rekening van de laatst genoemde persoon. Deze laatste vereiste is een louter
Belgische creatie, ze komt niet voor in de definitie van de Prospectusrichtlijn.
Om de implicaties van deze voorwaarde voor derden te kunnen inschatten, is noodzakelijk dat
precies kan afgebakend worden welke derden kunnen gekwalificeerd worden als “optredend
voor rekening van” een emittent. Op dit punt heeft de wetgever een handje geholpen door te
bepalen dat eenieder die naar aanleiding van de aanbieding rechtstreeks of onrechtstreeks een
vergoeding of een voordeel ontvangt, geacht wordt te handelen voor rekening van de persoon
die in staat is om de beleggingsinstrumenten uit te geven of over te dragen66
. Het vermoeden
wordt, op basis van de doelstellingen van de wetgever, geacht van onweerlegbare aard te zijn.
64. Volgens de voorbereidende werkzaamheden bij de Prospectuswet is het doel van deze
voorwaarde om ten aanzien van bepaalde derden zekerheid te scheppen. De voorwaarde sluit
mededelingen uit die uitgaan van bijvoorbeeld journalisten, analisten die niet gerelateerd zijn
62
G. T’ JONCK, “Prospectusperikelen bij internationale openbare effectenverrichtingen: een pleidooi voor een vernieuwde Europese regelgeving”, in X., Liber Amicorum Lucien Simont, Brussel, Bruylant, 2002, 1125. 63
European Commission, 4th Informal Meeting on Prospectus Transposition: Summary Record, 8 maart 2005,
http://ec.europa.eu/internal_market/securities/docs/prospectus/summary-note-050308_en.pdf, 2-3:
“The definition is intended to be broad. The Commission recalled that, under the EC Treaty, the national authorities have a choice as to form and methods when transposing this term into national law. It is therefore left to the discretion of MS as how to transpose the term sufficient information.” 64
M.v.T. Prospectuswet en D. FISCHER-APPELT en T. WERLEN, “The EU Prospectus Directive – Content of the unified European prospectus regime and comparison with U.S. Securities Laws”, Euredia 2004, afl. 3, 379. 65
K. VANDERHEYDEN, “De prospectusplicht” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 48. 66
Art. 3, §1, lid 2 Prospectuswet.
24
aan de leden van het bankensyndicaat of beleggingsadviseurs die, in het kader van de
verrichting, niet rechtstreeks of onrechtstreeks door de emittent worden vergoed67
.
65. Deze beperkende voorwaarde laat toe dat begeleidende banken aan hun cliënten,
eventueel op hun verzoek, informatie verschaffen over de op til zijn emissie, zonder dat zij
beschouwd worden een openbare aanbieding van obligaties te doen. Een bank, in zijn
hoedanigheid van vertegenwoordiger, is namelijk niet in staat zelf de obligaties uit te geven.
De vraag moet wel gesteld worden of ze in staat is dergelijke effecten over te dragen aan
eindbeleggers Noch in de wet, noch in voorbereidende werkzaamheden werd namelijk
verduidelijkt wat moet verstaan worden onder “in staat zijn”. DUPLAT en LAMBRECHT
zijn van oordeel dat, gelet op de doelstelling die de prospectusreglementering nastreeft, de
voorkeur moet gegeven worden aan een feitelijke invulling van het begrip68
. Mijn inziens kent
dergelijke feitelijke benadering te verregaande implicaties en is het de bedoeling van de
wetgever om een juridische invulling te geven aan “in staat zijn”.
Voor alle zekerheid doet een begeleidende bank er best aan om elke communicatie naar hun
cliënt/ beleggers toe uitdrukkelijk aan te merken als reclame in het kader van een openbare
aanbieding door een emitterende vennootschap, die zij vertegenwoordigt, om te vermijden dat
ze onbewust een openbare aanbieding tot stand zou brengen door enige mededeling.69
.
2) Het verbod op uitlokking
66. De wetgever was zich bij het opstellen van de prospectusreglementering bewust van
een aantal bestaande praktijken die zuiver tot doel hadden de prospectusplicht te omzeilen.
Hij heeft dergelijke praktijken van “uitlokking” dan ook verboden.
In het verleden waren er bepaalde emittenten die een mededeling tot het publiek richtte met
aanlokkelijke rendementsbeloften omtrent een investering en de vermelding van een
telefoonnummer of een website voor meer informatie, zonder de vermelding van essentiële
gegevens zoals de prijs of de inschrijvingsvoorwaarden. Op deze manier werd een mededeling
op zodanige wijze gemoduleerd dat er wettelijk geen sprake was van een openbare
aanbieding, wegens onvoldoende informatie, maar de belangstelling van potentiële
investeerders naar de aangeboden effecten was toch opgewekt. Vervolgens ging het
beleggerspubliek over, op eigen initiatief, tot aankoop of inschrijving70
.
67. Concreet is het verboden om op Belgisch grondgebied een mededeling te verrichten
die gericht is aan meer dan 150 natuurlijke personen of rechtspersonen, die geen
gekwalificeerde beleggers zijn, met de bedoeling informatie of raad te verstrekken of de vraag
hierna uit te lokken in verband met al dan niet reeds uitgegeven effecten die het voorwerp
67
J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006- toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 166. 68
M. DUPLAT en P. LAMBRECHT, “Les offres publiques d’instruments de placement et l’exigence de prospectus en droit belge – Examen de la loi 16 juni 2006”, Rev.prat.soc. 2006, 154. 69
J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006- toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 188. 70
M.v.T. Prospectuswet, 77-78.
25
uitmaken of zullen uitmaken van een aanbieding tot verkoop of inschrijving. De mededeling
moet wel zijn verricht door een persoon die in staat is om de betrokken effecten uit te geven
of over te dragen, of door een persoon die voor rekening van laatstgenoemde persoon handelt
en voor deze verrichting rechtstreeks of onrechtstreeks een vergoeding of voordeel
ontvangt.71
. Een bewuste overtreding van het verbod werd strafbaar gesteld met een
gevangenisstraf en administratieve geldboetes72
.
3) Beperking van de aanbieding tot het gewenste
beleggerspubliek
68. Bij het structureren van de emissie moeten de emittent en de begeleidende banken
beducht zijn voor het gegeven dat ze eventueel, ongewild, met hun openbare aanbieding een
ruimer beleggerspubliek aanspreken dan hun oorspronkelijke bedoeling was. Het gevolg zou
zijn dat ze zich schikken naar geldende prospectusreglementering van landen waar ze geen
kennis van hebben. Verschillende buitenlandse toezichthouders hebben namelijk in het
verleden ‘policy rules’ uitgevaardigd die bepalen in welke gevallen en onder welke
voorwaarden zij een openbare aanbieding beschouwen als een aanbieding die gericht is tot
hun beleggerspubliek. Wanneer een aanbieding van een bepaalde emittent vervolgens
ongewild aan deze voorwaarden voldoen, kan de emittent in het vaarwater van een
toezichthouder komen van een lidstaat waar de emittent en het syndicaat hun aanbod in
principe naartoe wou richten. Vooral aanbiedingen waarbij veelvuldig gebruik wordt gemaakt
van het internet lopen dergelijk risico73
.
69. De policy rules bepalen de criteria aan de hand waarvan de toezichthouder uitmaakt of
een aanbieding (via het internet) zich al dan niet richt tot hun nationale beleggers. Een eerste
type van criteria bestaat uit feitelijke elementen waaruit de gerichtheid van het openbaar
aanbod op de beleggers van een bepaalde staat kan worden afgeleid. Het niet opnemen van
een disclaimer met betrekking tot die staat of van een lijst van landen tot dewelke het aanbod
zich uitdrukkelijk (niet) richt, de gebruikte voertaal, adresseringen aan personen op het
grondgebied en toelichtingen over nationale fiscale regels zijn hier voorbeelden van. Een
tweede soort criteria is negatief geformuleerd en biedt aanwijzingen omtrent het niet gericht
zijn op het beleggerspubliek van een bepaalde staat74
.
70. Zo doet de emittent er best aan gebruik te maken van disclaimers in het prospectus
en/of de elektronische toegang tot het prospectus te beperken door bijvoorbeeld een
voorafgaande adrescontrole in te stellen waarbij de toegang tot het prospectus wordt
geweigerd indien de belegger niet gedomicilieerd is in (één van) de geviseerde jurisdictie(s)
van de openbare aanbieding . Volgens de ESMA zijn de toezichthoudende instanties zelf niet
71
Art. 64 Prospectuswet. 72
Art. 69, 9° Prospectuswet. 73
G. T’JONCK, “Het Koninklijk Besluit van 7 juli 1999 over het openbaar karakter van financiële verrichtingen: oude wijn in nieuwe vaten?” in JAN RONSE INSTITUUT (ed.), Nieuw vennootschaps- en financieel recht 1999, Kalmthout, Biblio, 2000, 462-463. 74
J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006- toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 180.
26
verplicht de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen (zoals vermelding van disclaimers)
indien zij goedgekeurde prospectussen op hun website plaatsen75
.
4) Gevolgen voor de emittent bij een openbare aanbieding
71. Er zijn drie categorieën van wettelijke bepalingen (binnen de
prospectusreglementering) waaraan een emittent zich moet houden bij een openbare
aanbieding van obligaties op het Belgische grondgebied:
- Verplichting tot het opstellen, laten goedkeuren en publiceren van een prospectus:
1. Indien de totale tegenwaarde van de openbare aanbieding minder dan 5.000.000
euro bedraagt, is de FSMA steeds de bevoegde toezichthouder76
, tenzij de emittent
gebruik maakt van de opt- in mogelijkheid77
.
2. Indien de totale tegenwaarde van de aanbieding 5.000.000 euro of meer bedraagt,
is de FSMA enkel de bevoegde toezichthouder wanneer België de lidstaat van herkomst
is78
.
- Respecteren van het bemiddelingsmonopolie voor (hoofdzakelijk) banken en
beleggingsvennootschappen ten aanzien van de (potentiële) beleggers79
;
- Verplichte goedkeuring door de FSMA van reclame en andere documenten en
berichten die betrekking hebben op de openbare aanbieding voor enige
openbaarmaking aan de beleggers.80
.
75
ESMA, Questions and Answers on Prospectus related issues, 22nd
updated version - 22 oktober 2014, http://www.esma.europa.eu/system/files/2014- 1279_22nd_version_qa_document_prospectus_related_issues.pdf, 11. 76
Art. 42 en 43 Prospectuswet. 77
Art. 22, §2 Prospectuswet. 78
Art. 22 en 23 Prospectuswet. Voor een definitie van het begrip “lidstaat van herkomst”: zie randnummer ?? 79
Art. 56 e.v. Prospectuswet. 80
Art. 57 e.v. Prospectuswet.
27
DEEL IV HET PROSPECTUS
A. HET BEGRIP PROSPECTUS
72. Een prospectus is een gestandaardiseerd informatiedocument dat alle gegevens die, in
het licht van de specifieke aard van de emittent en van de aan het publiek aangeboden of tot
de verhandeling op een gereglementeerde markt toe te laten effecten, de noodzakelijke
informatie vormen om de beleggers in staat te stellen zich met kennis van zaken een oordeel
te vormen over het vermogen, de financiële positie, het resultaat en de vooruitzichten van de
emittent en de eventuele garant, en over de aan deze effecten verbonden rechten81
.
73. Het prospectus bevordert, samen met de gedragsregelen die in aanmerking moeten
worden genomen bij het aanbieden van beleggingsdiensten, de bescherming van de beleggers.
Een optimale beleggersbescherming wordt pas verwezenlijkt wanneer de informatie over de
obligaties en emittent passend en volledig is. Er moet een zekere kwaliteitsstandaard worden
gehandhaafd, die inhoudt dat de vermelde informatie in overeenstemming moet zijn met de
werkelijkheid en er mogen geen gegevens worden weggelaten die de strekking van het
prospectus zou wijzigen, doordat de vermelding ervan de beoordeling van de openbare
aanbieding negatief zou beïnvloeden. Om te vermijden dat er verouderde informatie staat
vermeld in het prospectus wordt de geldigheidsduur ervan in de tijd beperkt 82
.
B. VERRICHTINGEN DIE UITGESLOTEN ZIJN UIT HET
TOEPASSINGSGEBIED VAN DE REGLEMENTERING
74. Artikel 1, 2 van de Prospectusrichtlijn geeft een opsomming van tien verrichtingen die
uitgesloten zijn van haar toepassingsgebied. Het gevolg is, dat wanneer een prospectus wordt
opgesteld voor de openbare aanbieding of toelating tot verhandeling van de uitgesloten
effecten, dit prospectus niet in aanmerking komt voor het regime van het Europees paspoort.
De openbare aanbieding of toelating tot verhandeling zal onderworpen zijn aan het nationale
recht van de lidstaat waar de aanbieding plaats vindt. In artikel 16 van de Prospectuswet
wordt bepaald dat de wet geen regeling treft voor die tien verrichtingen, met uitzondering van
openbare aanbiedingen van effecten waarbij de totale tegenwaarde minder dan 5.000.000 euro
bedraagt. Voor dergelijke verrichtingen is wel een prospectusregime uitgewerkt, namelijk in
het niet- geharmoniseerde prospectusgedeelte van de wet83
.
81
Art. 24, §1 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en 44, §1 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet en art. 5, 1 Prospectusrichtlijn. 82
Overweging (18), (19), (20), (26) en (27) Prospectusrichtlijn. 83
Art. 16 vormt de omzetting van art. 1, 2 van de Prospectusrichtlijn. De bewoordingen in de richtlijn geven, in tegenstelling tot de wet, duidelijk aan dat de verrichtingen niet binnen haar toepassingsgebied vallen.
28
75. Opgemerkt, voor sommige van deze verrichtingen wordt in artikel 1, 3 van de
Prospectusrichtlijn voorzien in een opt- in mogelijkheid voor de emittent. Dit houdt in dat hij
de mogelijkheid krijgt om toch een prospectus conform de Prospectusrichtlijn op te stellen,
dat dan van het voordeel van een Europees paspoort kan genieten. De belangrijkste
uitgesloten verrichtingen (in de Prospectusrichtlijn) in het kader van een obligatie- emissie
zijn de volgende:
(1) Openbare aanbiedingen van effecten met een totale tegenwaarde van minder dan
5.000.000 euro;
76. Volgens artikel 1, 2, h) van de Prospectusrichtlijn zijn effecten die deel uitmaken van
een aanbieding waarbij de totale tegenwaarde van de aanbieding minder bedraagt dan
5.000.000 euro, welk grensbedrag wordt berekend over een periode van twaalf maanden,
uitgesloten uit haar werkingssfeer. Elke lidstaat krijgt echter de mogelijkheid om op nationaal
niveau te bepalen welke wetgeving op een dergelijke aanbieding van toepassing is84
. De
Belgische wetgever heeft ervoor geopteerd om een quasi- identiek prospectusregime in te
stellen voor dergelijke openbare aanbiedingen van effecten waarvan de totale tegenwaarde
minder bedraagt dan 5.000.000 euro85
. De emittenten hebben echter een mogelijkheid tot opt-
in gekregen zodat ze desgewenst toch een prospectus conform de Prospectusrichtlijn kunnen
opstellen.
(2) De openbare aanbiedingen en toelating tot verhandeling van effecten zonder
aandelenkarakter, uitgegeven door een lidstaat van de Europees Economische Ruimte, door
één van de regionale of plaatselijke overheden van die lidstaat, door een internationale
openbare instelling waarbij één of meer lidstaten van de Europees Economische Ruimte zijn
aangesloten, door de Europese Centrale Bank of door de centrale banken van de lidstaten van
de Europees Economische Ruimte86
;
(3) De openbare aanbiedingen en toelatingen tot verhandeling van effecten die
onvoorwaardelijk en onherroepelijk zijn gegarandeerd door een lidstaat van de Europees
Economische Ruimte of door één van de regionale of plaatselijk overheden van die lidstaat87
.
(4) De openbare aanbiedingen en toelatingen tot verhandeling van effecten zonder
aandelenkarakter doorlopend of herhaaldelijk uitgegeven door in België gevestigde
kredietinstellingen of door kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van andere
lidstaten van de Europese Economische Ruimte en niet in België zijn gevestigd, op
voorwaarde dat die effecten niet achtergesteld, converteerbaar of omwisselbaar zijn, geen
recht geven op de inschrijving of de verwerving van effecten en niet aan een derivaat zijn
84
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 24 maart 2003, nr. 25/2003, Pb.EG 27 mei 2003, C 125/EG/21, 5. 85
Art. 42 e.v. Prospectuswet. 86
Art. 16, §1, 4° Prospectuswet en art. 1, 2, b) Prospectusrichtlijn. 87
Art. 16, §1, 5° Prospectuswet en art. 1, 2, d) Prospectusrichtlijn.
29
gekoppeld, de ontvangst van terugbetaalbare deposito’s belichamen en gedekt zijn door een
depositogarantiestelsel dat onder Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsel valt88
.
77. De effecten zonder aandelenkarakter die hier bedoeld worden zijn kasbons. Banken
zijn bij de uitgifte van kasbons niet prospectusplichtig omdat de belegger reeds afdoende
beschermd worden door het depositogarantiestelsel. Het Beschermingsfonds voor Deposito’s
en Financiële Instrumenten heeft als wettelijke opdracht om de terugbetaling te waarborgen
per bank en per belegger van kasbons tot maximaal 100.000 euro die niet meer terugbetaald
kunnen worden door een deficiënte bank of beleggingsonderneming. Kasbons komen echter
maar in aanmerking voor de beschermingsregeling wanneer ze gedematrialiseerd en niet
achtergesteld zijn.
Bovendien kunnen sommigen deposanten niet genieten van de waarborg. Het gaat dan om
zogenaamde ‘professionele instellingen’, zoals overheden, financiële instellingen en
institutionele beleggers, grote bedrijven en bepaalde personen die op een of andere wijze
banden hebben met de deficiënte instelling of onderneming en door hun gedrag hebben
bijgedragen tot de deficiëntie89
.
(5) De openbare aanbiedingen en de toelatingen tot verhandeling van effecten zonder een
aandelenkarakter die doorlopend of herhaaldelijk worden uitgegeven door in België
gevestigde kredietinstellingen of door kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van
andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en niet in België gevestigd zijn,
waarbij de totale tegenwaarde over een periode van twaalf maanden minder dan 75.000.000
euro bedraagt, op voorwaarde dat die effecten niet achtergesteld, converteerbaar of
omwisselbaar zijn, geen recht geven op de inschrijving of op de verwerving van effecten en
niet aan een derivaat gekoppeld zijn en gedekt zijn door een depositogarantiestelsel dat onder
Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsel valt90
.
(6) De openbare aanbiedingen van beleggingsinstrumenten uitgegeven door verenigingen
met een wettelijk statuut of door instellingen zonder winstoogmerk die zijn erkend door een
lidstaat van de Europese Economische Ruimte, met het oog op het verwerven van middelen
die nodig zijn om hun niet- lucratieve doeleinden te verwezenlijken91
.
88
Art. 16, §1, 6° Prospectuswet en art. 1, 2, f) Prospectusrichtlijn. 89
http://www.beschermingsfonds.be/index.htm l 90
Art. 16, §1, 7° Prospectuswet en art. 1, 2, j) Prospectusrichtlijn. 91
Art. 16, §1, 8° Prospectuswet en art. 1, 2, e) Prospectusrichtlijn.
30
C. HET GEHARMONISEERDE VERSUS HET NIET-
GEHARMONISEERDE REGIME
78. De Prospectuswet maakt een onderscheid tussen de verrichtingen die worden
geharmoniseerd door de Prospectusrichtlijn92
en de verrichtingen die niet worden
geharmoniseerd maar waarvoor de Belgische wetgever toch voorzien heeft in een
prospectusplicht93
. Op grond van artikel 17 van de Prospectuswet is prospectusplichtig: “elke
openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten op het Belgische grondgebied en elke
toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde
markt”. Er worden dus meer verrichtingen prospectusplichtig gesteld dan diegene die onder
de werkingssfeer van de Prospectusrichtlijn vallen.
79. Ondanks het onderscheid zijn er tussen beide regimes weinig verschillen op te
merken. Op enkele uitzonderingen na voert de Prospectuswet dan ook eenzelfde
prospectusregeling in voor alle uitgifteverrichtingen, ongeacht of zij door de
Prospectusrichtlijn zijn geharmoniseerd of niet. Om redenen van coherentie en transparantie
heeft de Belgische wetgever er inderdaad voor geopteerd om de niet- geharmoniseerde
verrichtingen te onderwerpen aan dezelfde controleregeling als de geharmoniseerde
verrichtingen. Toch zijn er een aantal nuanceverschillen ingevoerd die verklaard kunnen
worden vanuit de specifieke kenmerken van de niet- geharmoniseerde openbare aanbiedingen
en toelatingsaanvragen. De verschillen situeren zich op twee niveaus: de inhoud van het
prospectus in beide regimes is geregeld door verschillende wetteksten en de communautaire
draagwijdte, het zogenaamde ‘Europees paspoort’, wordt uitsluitend verleend aan een
prospectus dat is opgesteld conform de Prospectusrichtlijn94
.
1) Het onderscheid tussen beleggingsinstrumenten en effecten
a. Effecten
80. In artikel 2, 1, a) van de Prospectusrichtlijn wordt expliciet gesteld dat de
voorschriften van de richtlijn enkel van toepassing zijn op verhandelbare effecten in de zin
van art. 1, 4 Richtlijn 93/22/EEG. Deze richtlijn is echter ingetrokken en vervangen door de
MiFID I- richtlijn95
. Artikel 69 MiFID I bepaalt dat verwijzingen naar begrippen die worden
omschreven in de Richtlijn 93/22/EEG of naar artikelen, moeten worden gelezen als
verwijzigen naar het overeenkomstig begrip of artikel in de MiFID I.
81. Effecten worden omschreven als : “alle categorieën op de kapitaalmarkt
verhandelbare beleggingsinstrumenten (in de MiFID I is er sprake van waardepapieren96
),
92
Titel IV, Hoofdstuk II Prospectuswet. 93
Titel IV, Hoofdstuk III Prospectuswet. 94
M.v.T., 16. 95 Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor
financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, Pb. L. 30 april 2004, 145/1. 96
Art. 4, 1, 18) MiFID I.
31
betalingsinstrumenten uitgezonderd”. De volgende beleggingsinstrumenten worden, op basis
van de wet, als verhandelbaar op de kapitaalmarkt beschouwd:
(1) aandelen in vennootschappen en andere met aandelen in vennootschappen, partnerships of
andere entiteiten gelijk te stellen beleggingsinstrumenten, inclusief de beleggingsinstrumenten
die zijn uitgegeven door instellingen voor collectieve belegging die zijn geregeld bij
overeenkomst of als trust, en waarin de rechten van de deelnemers op de activa van die
instellingen zijn belichaamd, alsook aandelencertificaten;
(2) obligaties en andere schuldinstrumenten, inclusief de certificaten die dergelijke
instrumenten vertegenwoordigen en vastgoedcertificaten;
(3) alle andere effecten die het recht verlenen om die effecten te verwerven of te verkopen, of
die aanleiding geven tot een afwikkeling in contanten waarvan het bedrag wordt bepaald op
grond van effecten, valuta's, rentevoeten of rendementen, grondstoffenprijzen of andere
indexen of maatstaven97
.
82. De Prospectusrichtlijn en de Prospectuswet onderscheiden effecten vervolgens nog in
twee verschillende categorieën, namelijk effecten met een aandelenkarakter en effecten
zonder aandelenkarakter. Het belang van dit onderscheid is vooral gelegen in het bepalen van
de lidstaat van herkomst bij de uitgifte van een bepaald soort effect en de verschillende
prospectusschema’s die op Europees niveau moeten toegepast worden 98
.
i. Effecten met een aandelenkarakter
83. Onder effect met een aandelenkarakter moet worden begrepen: “aandelen en andere
met aandelen gelijk te stellen effecten, alsook alle andere effecten die recht geven op het
verkrijgen van eerstgenoemde effecten door middel van conversie of door uitoefening van de
daaraan verbonden rechten, op voorwaarde dat laatstgenoemde categorie effecten is
uitgegeven door de uitgevende instelling die de onderliggende aandelen heeft uitgegeven, of
door een entiteit die tot de groep van die uitgevende instelling behoort”.
ii. Effecten zonder aandelenkarakter
84. Onder effect zonder aandelenkarakter moet worden begrepen: “alle effecten die geen
effecten met een aandelenkarakter zijn”.
b. Beleggingsinstrumenten
85. De Prospectuswet regelt naast de effecten die binnen het toepassingsgebied van de
Prospectusrichtlijn vallen dus ook niet- geharmoniseerde verrichtingen met betrekking tot
beleggingsinstrumenten die geen effecten zijn in de zin van de Prospectusrichtlijn, maar wel
97
Art 5, §1 Prospectuswet. Geldmarktinstrumenten worden uitdrukkelijk uitgesloten in de Prospectusrichtlijn. Er wordt echter bepaald dat op deze instrumenten wel nationale wetgeving mag toegepast worden. België heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid door ze te kwalificeren als beleggingsinstrumenten. 98
Art. 6 Prospectuswet en art. 2, 1, b) en c) Prospectusrichtlijn.
32
onder de definitie van effecten vielen in de oude Wet van 22 april99
. Om de Prospectuswet
terminologisch af te stemmen op de Prospectusrichtlijn en op de rechtstreeks toepasselijke
Prospectusverordening, wordt in de Prospectuswet de term effecten gebruikt voor de beperkte
categorie van effecten in de zin van Prospectusrichtlijn. Voor de ruime categorie van effecten
in de zin van de oude Wet van 22 april 2003 wordt thans de term beleggingsinstrumenten
gehanteerd100
.
86. Artikel 4, §1 van de Prospectuswet definieert de term beleggingsinstrumenten. Op het
eerste zicht lijkt deze lijst een limitatief karakter te hebben, maar in artikel 4, §1, 10° wordt
bepaald dat ook beleggingsinstrumenten zijn: “alle al dan niet verhandelbare instrumenten
die het mogelijk maken een financiële belegging uit te voeren, ongeacht het onderliggend
actief ”. Dit is een echte catch- all bepaling waardoor de definitie in het artikel 4 in de
praktijk toch enigszins generiek is, gezien allerhande instrumenten onder deze catch- all
bepaling kunnen worden gebracht. De meest diverse beleggingsproducten kunnen eronder
vallen101
. De belangrijkste instrumenten die voorkomen op de lijst zijn effecten, zoals
gedefinieerd in artikel 5, en geldmarktinstrumenten.
2) Het geharmoniseerde regime
a. Toepassingsgebied
87. Het toepassingsgebied van het geharmoniseerde regime is opgenomen in artikel 22, §1
van de Prospectuswet. Het regime is van toepassing op elke openbare aanbieding van effecten
waarvan de totale tegenwaarde 5.000.000 euro of meer bedraagt, en op elke toelating van
effecten tot de verhandeling op één of meer gereglementeerde markten, waarvoor de
publicatie vereist is krachtens de Prospectuswet of nationale wetgeving van de lidstaat waar
de aanbieding of de toelating plaatsvindt, en waarvan België de lidstaat van herkomst is.
Enkel deze verrichtingen komen in aanmerking voor het Europees paspoort, onverminderd de
opt- in mogelijkheid voor de emittent.
In het verleden rezen er in de rechtsleer discussies omtrent de manier waarop het grensbedrag
van 5.000.000 euro diende berekend te worden. De ESMA heeft dan geoordeeld dat de
waardering moest gebeuren op basis van de hele Europese Economische Ruimte, en niet op
basis van elke lidstaat afzonderlijk102
. In een recentere versie van de Vragen & Antwoorden-
document met betrekking tot prospectussen heeft ze haar vroegere antwoord echter
verwijderd. In de preambule bij de Wijzigingsrichtlijn werd wel weer verduidelijkt dat de
totale tegenwaarde op Uniebrede basis dient berekend te worden103
.
99
M.v.T., 8. 100
J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006- toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 174. 101
J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006- toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 186. 102
ESMA, Questions and Answers on Prospectus related issues, 22nd
updated version - 22 oktober 2014, http://www.esma.europa.eu/page/prospectus, 24. 103
Overweging (6) Wijzigingsrichtlijn.
33
88. Voor de openbare aanbiedingen waarvan de totale tegenwaarde minder bedraagt dan
5.000.000 euro, en die dus in principe onder het niet- geharmoniseerde regime vallen, wordt
in een opt- in mogelijkheid voorzien voor de emittent in artikel 22, §2 van de Prospectuswet.
Hierdoor bestaat de mogelijkheid om de verrichting alsnog onder het geharmoniseerde
prospectusregime te brengen en op deze manier te kunnen genieten van het voordeel van het
Europees paspoort.
89. Er zijn drie proceduretypes voor de goedkeuring van een prospectus in het
geharmoniseerde regime te onderscheiden. Er is de goedkeuring van het prospectus door de
FSMA104
, de goedkeuring door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de
Europese Economische Ruimte105
en de overdracht van de goedkeuring van een prospectus
aan de FSMA106
. Welke procedure van toepassing is, wordt bepaald door het begrip lidstaat
herkomst.
b. Het begrip lidstaat van herkomst
90. In de considerans van de Prospectusrichtlijn wordt bepaald dat de verlening aan de
emittent, in de gehele Gemeenschap geldige ene paspoort en de toepassing van het beginsel
van de lidstaat van herkomst vergen dat de lidstaat van herkomst voor de toepassing van deze
richtlijn wordt aangewezen als de lidstaat die in de beste positie verkeert om toezicht uit te
oefenen op de emittent107
. Hieruit volgt dat in beginsel de toezichthoudende autoriteit van de
lidstaat van herkomst bij uitstek belast is met het goedkeuren van het prospectus. Voor
geharmoniseerde verrichtingen heeft de toezichthoudende autoriteit van één enkele lidstaat
dus de exclusieve bevoegdheid om het prospectus goed te keuren, of om desgevallend
uitzonderingen of afwijkingen toe te staan.
91. Het begrip lidstaat van herkomst maakt de identificatie mogelijk van de Europese
lidstaat wiens toezichthoudende autoriteit het best geplaatst, en dus bevoegd is, om het
prospectus van een geharmoniseerde verrichting goed te keuren. Wat onder lidstaat van
herkomst moet worden verstaan is bepaald in artikel 7 van de Prospectuswet108
. Daarbij dient
een onderscheid gemaakt te worden tussen ‘effecten van het type A’ en ‘effecten van het type
B’.
i. Effecten van het type A
92. Onder effecten van het type A moet worden begrepen: “alle effecten met een
aandelenkarakter en de effecten zonder aandelenkarakter met een nominale waarde per
eenheid van minder dan 1.000 euro, met uitzondering van diegene die recht geven op het
verkrijgen van ongeacht welke verhandelbare effecten of op het ontvangen van een
104
Hoofdstuk II, Afdeling 1 Prospectuswet. 105
Hoofdstuk II, Afdeling 2 Prospectuswet. 106
Hoofdstuk II, Afdeling 3 Prospectuswet. 107
Overweging (14) Prospectusrichtlijn. 108
Artikel 7 is de omzetting van art. 2, 1, m) Prospectusrichtlijn
34
geldbedrag door middel van conversie of door uitoefening van de daaraan verbonden
rechten”109
.
ii. Effecten van het type B
93. Onder effecten van het type B moet worden begrepen: “alle effecten zonder
aandelenkarakter met een nominale waarde per eenheid van 1.000 euro of meer en de
effecten zonder aandelenkarakter met een nominale waarde per eenheid van minder dan
1.000 euro die recht geven op het verkrijgen van ongeacht welke effecten of op het ontvangen
van een geldbedrag door middel van conversie of door uitoefening van de daaraan verbonden
rechten”.
iii. Bepalen van de lidstaat van herkomst
94. (1) Voor een emittent van effecten van het type A met een statutaire zetel in een
lidstaat van de Europese Economische Ruimte is de lidstaat van herkomst steeds de lidstaat
waar de instelling zijn statutaire zetel heeft;
(2) Voor een emittent van effecten van het type A met een statutaire zetel buiten een lidstaat
van de Europese Economische Ruimte bestaat er een keuzemogelijkheid:
- de lidstaat van de eerste openbare aanbieding van effecten type van het type A na 31
december 2003 of
- de lidstaat van de eerste toelating tot verhandeling op een gereglementeerde markt
van effecten type van het A na 31 december 2003.
en dit onder voorbehoud dat de emittent achteraf een keuze maakt, indien de lidstaat van
herkomst niet volgens haar voorkeur bepaald werd;
(3) Voor een emittent van effecten van het type B is er een keuzemogelijkheid voorzien:
- de lidstaat van de statutaire zetel van de emittent;
- de lidstaat waar de effecten zijn of zullen worden toegelaten tot de verhandeling op
een gereglementeerde markt;
- de lidstaat waar de effecten openbaar worden aangeboden.
95. Deze indeling kwam er na lobbywerk van het Groothertogdom Luxemburg en het
Verenigd Koninkrijk die hierdoor hun leiderspositie voor de emissie van euro- obligaties
wilden vrijwaren. De keuzemogelijkheden laten de emittenten van euro- obligaties immers toe
om verder van de voordelen van de Londense en Luxemburgse markten te kunnen genieten en
dit ongeacht de ligging van hun statutaire zetel110
.
109
Art. 7, §2, 1° Prospectuswet. 110
K. VANDERHEYDEN, “De prospectusplicht” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 59.
35
c. Het Europees paspoort
i. Communautaire reikwijdte van een goedkeuring
96. Het principe van het Europees paspoort voor prospectussen houdt in dat, eens het
prospectus goedgekeurd is door de toezichthouder van de lidstaat van herkomst, het
prospectus mag gehanteerd worden in een willekeurig aantal lidstaten van ontvangst111
. Dit
wil zeggen dat bij een multinationale, grensoverschrijdende emissie het prospectus enkel moet
goedgekeurd worden door de toezichthouder van de lidstaat van herkomst112
. De emittent
hoeft niet, zoals vroeger, een goedkeuring te bekomen van de toezichthouder van elke lidstaat
van ontvangst113
. De toezichthouder van de lidstaten van ontvangst hebben bijgevolg niet de
mogelijkheid om enige administratieve of goedkeuringsprocedures te starten voor de
prospectus, noch om te eisen dat er aanvullende informatie wordt toegevoegd aan het
prospectus dat eerder werd goedgekeurd114
. De communautaire reikwijdte van een
goedkeuring is met andere woorden gebaseerd op het principe van wederzijdse erkenning
tussen de toezichthouder van de lidstaat van herkomst en deze van ontvangst115
.
ii. Kennisgevingsprocedure
97. Opdat een goedgekeurd prospectus zou kunnen worden gehanteerd in een lidstaat van
ontvangst is wel verreist dat de toezichthouder ervan in kennis wordt gesteld conform een
specifieke kennisgevingsprocedure116
. De bevoegde toezichthouder van de lidstaat van
herkomst moet binnen de drie werkdagen na ontvangst van het verzoek vanwege de emittent
de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in kennis stellen van de goedkeuring door
het overhandigen van een goedkeuringsverklaring en een kopie van het prospectus. De
verklaring houdt in dat het prospectus overeenkomstig de Prospectusrichtlijn werd opgesteld.
Het enige wat de bevoegde toezichthouder van de lidstaat van ontvangst samen met de
kennisgeving mag eisen is, in voorkomend geval, een vertaling van de samenvatting bij het
prospectus. Een bijkomende vereiste is dat er een actualisering van de informatie moet
gebeuren indien er tussen de goedkeuring van het prospectus en de sluiting van de aanbieding
nieuwe informatie beschikbaar is geworden117
.
111
Art. 17 Prospectusrichtlijn en art. 36 (voor het Europees paspoort out – vanuit België) en art. 38 (voor het Europees paspoort in – naar België) Prospectuswet. 112
D. VAN GERVEN, “General provisions of Community law relating to the prospectus to be published when securities are offered to the public or admitted to trading” in D. VAN GERVEN (ed.), Prospectus for the Public Offering of Securities in Europe – Volume I. European and National Legislation in the Member States of the European Economic Area, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 5. 113
Voor de definitie van ‘lidstaat van ontvangst’: zie artikel 2, 1, n) Prospectusrichtlijn. 114
M.v.T. Prospectuswet, 4. 115
M. DUPLAT en P. LAMBRECHT, “Les offres publiques d’instruments de placement et l’exigence de prospectus en droit belge – Examen de la loi 16 juni 2006”, Rev.prat.soc. 2006, 175. 116
Art. 18 Prospectusrichtlijn. 117
F.M. SCHILLINGMAN, “Het voorstel van een nieuwe Prospectusrichtlijn” in X., Lustrumbundel 2002. Vereniging voor het Effectenrecht: een bewezen bestaansrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 372.
36
iii. Conservatoire maatregelen
98. De gemeenschapswetgever heeft de toezichthouder van de lidstaat van ontvangst wel
een aantal tools gegeven om op te treden in geval van onregelmatigheden. Wanneer de
toezichthouder tot de bevinding komt dat de emittent onregelmatigheden heeft begaan, stelt
hij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis. De
Prospectuswet bepaalt bijkomend dat de FSMA en tevens de ESMA hiervan in kennis wordt
gesteld.
99. Wanneer de emittent in weerwil van de door de toezichthouder van de lidstaat van
herkomst getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, inbreuk blijft
plegen op de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, neemt de
toezichthouder van de lidstaat van ontvangst alle passende maatregelen ter bescherming van
de beleggers. De Europese Commissie en de ESMA moeten in dergelijk geval zo spoedig
mogelijk van die maatregelen op de hoogte worden gebracht118
.
d. Prospectussen die door de FSMA moeten worden goedgekeurd
i. Toepassingsgebied
100. Artikel 22 van de Prospectuswet bepaalt voor welke geharmoniseerde verrichtingen de
FSMA de bevoegde toezichthouder is om het prospectus goed te keuren. De FSMA is
bevoegd voor elke openbare aanbieding van effecten waarvan de totale tegenwaarde
5.000.000 euro of meer bedraagt, en op elke toelating van effecten tot de verhandeling op één
of meer gereglementeerde markten, waarvoor de publicatie verreist is volgens de
Prospectuswet of krachtens de nationale wetgeving van de lidstaat waar de aanbieding of
toelating plaatsvindt, en waarvan België de lidstaat van herkomst is. Alle betrokken
verrichtingen hoeven daarbij dus niet noodzakelijk op het Belgische grondgebied worden
uitgevoerd119
.
101. Indien een emittent haar statutaire zetel in België heeft, dan is de FSMA altijd de
bevoegde toezichthouder bij een aanbieding of toelating tot verhandeling van effecten van het
type A, ongeacht of deze verrichting plaatsvindt in België of in een andere lidstaat. Het is met
andere woorden zelfs niet vereist dat Belgische beleggers kunnen inschrijven op de
aangeboden effecten opdat de FSMA bevoegd zou zijn. Wanneer het effecten van het type B
betreft en de aanbieding of toelating tot verhandeling vindt niet plaats in België, dan heeft de
emittent de keuze tussen de FSMA of de autoriteit van de desbetreffende lidstaat als bevoegde
toezichthouder. Heeft de emittent haar statutaire zetel in een andere lidstaat van de Europese
Economische Ruimte, dan heeft de FSMA de goedkeuringsbevoegdheid enkel indien het een
118
Art. 23 Prospectusrichtlijn en art. 39 Prospectuswet. 119
M.v.T. Prospectuswet, 47.
37
emissie betreft van effecten type B én de aanbieding gebeurt of zal gebeuren in België én de
emittent heeft gekozen voor een goedkeuring door de FSMA120
.
ii. Draagwijdte van de goedkeuring
102. Het prospectus mag pas gepubliceerd worden ter inzage voor de beleggers na
goedkeuring door de FSMA121
. Daarbij controleert de FSMA enkel of de wettelijke
voorwaarden om goedkeuring te verkrijgen zijn nageleefd. Ze moet zich bij haar controle, op
inhoudelijk vlak, enkel beperken tot een nazicht of het prospectus volledig is ten aanzien van
de prospectusschema’s die bij de Prospectusverordening zijn gevoegd en of de informatie die
erin opgenomen is consistent en begrijpelijk is122
.
De FSMA spreekt zich bij haar goedkeuring niet uit over opportuniteit van de verrichting,
noch over de kwaliteit van de verrichting of over de financiële toestand van de emittent. De
goedkeuring houdt dan ook in geen enkele manier een aanbeveling in voor de beleggers om in
te gaan op de aanbieding. Het is aan de potentiële beleggers om zich een oordeel te vormen
over de voorwaarden van de verrichting, en op deze basis een investeringsbeslissing te nemen.
De FSMA heeft niet de opdracht om een dergelijke beslissing voor de beleggers te nemen123
.
e. Prospectussen die door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat
van de Europese Economische Ruimte moeten worden goedgekeurd
103. Het prospectus moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van een
Europese lidstaat, anders dan de FSMA, voor de openbare aanbiedingen van effecten
waarvan de totale tegenwaarde 5.000.000 euro of meer bedraagt en die volledig of
gedeeltelijk op het Belgische grondgebied worden uitgevoerd, en de toelatingen van effecten
tot verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt, waarvoor de publicatie van een
prospectus vereist is krachtens de Prospectuswet en waarvan België niet de lidstaat van
herkomst is124
. De bevoegde toezichthouder is dan deze van de lidstaat van herkomst. Ook in
deze hypothese is in een opt- in mogelijkheid voorzien voor een emittent wiens totale
tegenwaarde van de openbare aanbieding minder bedraagt dan 5.000.000 euro125
.
f. Overdracht van de goedkeuring van het prospectus aan de FSMA
104. De bevoegde toezichthouder van een lidstaat van herkomst heeft de mogelijkheid om
haar goedkeuringsbevoegdheid te delegeren aan de FSMA indien ze van oordeel is dat de
toepassing van het aanknopingspunt van het land van herkomst tot ongewenste effecten zou 120
K. VANDERHEYDEN, “De prospectusplicht” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 58. 121
Art. 23 Prospectuswet. 122
W. VAN DE WIELE en S. KIERSZENBAUM, “Een bespreking van de gewijzigde prospectuswet en enkele ‘capita selecta’ in verband met de aanbieding van beleggingsinstrumenten”, Bank Fin.R. 2014, afl. 3, 107. 123
Art. 32, §6 5 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en art. 52, §6 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet en M. DUPLAT en P. LAMBRECHT, “Les offres publiques d’instruments de placement et l’exigence de prospectus en droit belge – Examen de la loi 16 juni 2006”, Rev.prat.soc. 2006, 200-201. 124
Art. 37, §1 Prospectuswet. 125
Art. 37, §2 Prospectuswet.
38
leiden126
. Voorafgaand aan de overdracht is wel de instemming van de FSMA vereist en zij de
emittent in kennis stellen van de overdracht127
.
3) Het niet- geharmoniseerde regime
a. Toepassingsgebied
105. Het regime voor niet- geharmoniseerde verrichtingen is opgenomen in Hoofdstuk III
en Titel IV van de Prospectuswet. Het betreft (1) elke openbare aanbieding op het Belgische
grondgebied van andere beleggingsinstrumenten dan effecten, (2) openbare aanbiedingen van
effecten waarvan de totale tegenwaarde minder dan 5.000.000 euro bedraagt en die volledig
of gedeeltelijk op het Belgische grondgebied worden uitgevoerd en (3) op de toelatingen van
andere beleggingsinstrumenten dan effecten tot de verhandeling op een Belgische
gereglementeerde markt, voor zover voor die verrichtingen een prospectus moet gepubliceerd
worden krachtens de Prospectuswet128
.
Deze verrichtingen vallen dus niet onder het toepassingsgebied van de Prospectusrichtlijn en
kunnen dus vrij worden gereglementeerd door elke lidstaat afzonderlijk. De Belgische
wetgever had de mogelijk om de bestaande prospectusplicht voor deze verrichtingen te
behouden, hetgeen hij ook gedaan heeft om het beleggerspubliek eenzelfde niveau van
bescherming te blijven bieden129
. Zoals eerder vermeld is het regime voor niet-
geharmoniseerde verrichtingen zoveel als mogelijk afgestemd op het geharmoniseerde
regime130
.
b. Exclusieve bevoegdheid voor de FSMA tot goedkeuring van het
prospectus
106. Het niet- geharmoniseerde regime heeft een zuiver territoriale werking en blijft trouw
aan het territorialiteitsbeginsel dat vroeger werd ingesteld. Voor de niet- geharmoniseerde
verrichtingen die geheel of gedeeltelijk op het Belgische grondgebied worden uitgevoerd is de
FSMA dan ook de enige bevoegde toezichthouder. De draagwijdte van de
goedkeuringsbeslissing is dezelfde als bij geharmoniseerde verrichtingen. De goedkeuring
houdt geen beoordeling in van de opportuniteit en kwaliteit van de verrichting, noch van de
financiële toestand van de emittent131
.
126
K. VANDERHEYDEN, “De prospectusplicht” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 62. 127
Art. 40 – 41 Prospectuswet en M.v.T. Prospectuswet, 61. 128
Art. 42 Prospectuswet. 129
M.v.T. Prospectuswet, 14. 130 P. DELLA FAILLE, “La transposition de la Directive Prospectus en droit belge: une révolution de velours en droit
financier”, RDC 2007, afl. 1, 7. 131
Art. 43 Prospectuswet.
39
D. VORM
1) Algemeen
107. Het prospectus kan de vorm aannemen van één enkel, geïntegreerd document of van
drie afzonderlijk documenten132
. In het kader van een aanbiedingsprogramma heeft de
emittent tevens de mogelijkheid om te opteren voor een basisprospectus, aangevuld met de
definitieve voorwaarden bij een effectieve uitgifte.
2) Een geïntegreerd document
108. Een emittent kiest ervoor om zijn prospectus op te stellen in de vorm van één
geïntegreerd document wanneer hij de eerste keer een emissie van effecten doet en hij van
plan is om het op een eenmalige emissie te houden. Voor geharmoniseerde verrichtingen dient
het geïntegreerd prospectus te bestaan uit volgende delen, die in de hierna aangegeven
volgorde moeten voorkomen: (1) een overzichtelijke en gedetailleerde inhoudsopgave, (2) de
samenvatting, (3) de risicofactoren die eigen zijn aan de emittent en aan het type effect
waarop de uitgifte betrekking heeft en (4) de overige rubrieken van de schema’s en
bouwstenen in overeenstemming waarmee het prospectus is opgesteld133
. De volgorde van de
te vermelden informatierubrieken in de schema’s en bouwstenen mogen wel vrij door de
emittent worden gekozen134
.
3) Drie afzonderlijke documenten
109. Het prospectus dat is samengesteld uit drie afzonderlijke documenten is een vorm van
gescheiden informatieverstrekking die gehanteerd wordt door emittenten die in het verleden
reeds emissies hebben volbracht en van plan zijn dit in de toekomst nog te doen.
Het uit afzonderlijke documenten bestaande prospectus splitst de vereiste informatie op in: (1)
een registratiedocument met daarin gegevens over de emittent, (2) een verrichtingsnota met
daarin gegevens over de effecten die aan het publiek worden aangeboden of waarvoor een
aanvraag om toelating tot de verhandeling op een gereglementeerde markt is ingediend en (3)
een samenvatting135
.
110. Het registratiedocument kan door de FSMA worden goedgekeurd buiten het bestek
van de goedkeuring van een prospectus, in het vooruitzicht van het gebruik ervan bij
toekomstige openbare aanbiedingen. Wanneer effectief effecten aan het publiek worden
aangeboden, wordt van een emittent die al in het bezit is van een goedgekeurd
registratiedocument enkel nog verwacht dat hij een verrichtingsnota en een samenvatting
132
Art. 28, §1, lid 1 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en 48, §1, lid 1 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet en art. 5, 3 Prospectusrichtlijn. 133
Art. 25, 1 Prospectusverordening. 134
Art. 25, 3 Prospectusverordening. 135
Art. 28, §1, lid 2 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en art. 48, §1, lid 2 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet en art. 5, 3 Prospectusrichtlijn.
40
opstelt. Vereist wordt wel dat een goedgekeurd registratiedocument up-to-date is, zoniet moet
de erin opgenomen informatie worden geactualiseerd door de verrichtingsnota of door een
aanvulling op het prospectus136
.
111. Voor geharmoniseerde verrichtingen bestaan de verrichtingsnota en het
registratiedocument telkens uit de volgende bestanddelen, met opnieuw de verplichting om de
bestanddelen volgens deze volgorde op te nemen: (1) een overzichtelijke en gedetailleerde
inhoudsopgave, (2) in voorkomend geval, de risicofactoren die eigen zijn aan de emittent en
aan het type effecten waarop de uitgifte betrekking heeft en (3) de overige rubrieken van de
schema’s en de bouwstenen in overeenstemming waarmee het prospectus is opgesteld137
.
4) Het basisprospectus en definitieve voorwaarden
112. Voor sommige categorieën van effecten138
kan het prospectus, naar keuze van de
emittent, bestaan uit een basisprospectus met alle relevante informatie over de emittent en de
effecten die aan het publiek worden aangeboden. Deze vorm van prospectus staat open voor
emittenten die gebruik maken van aanbiedingsprogramma’s139
of doorlopend en herhaaldelijk
effecten140
uitgeven om snel vers geld te kunnen aantrekken en dus ook snel een goedkeuring
wensen van hun prospectus. Naar aanleiding van een effectieve emissie gaan de definitieve
voorwaarden van de emissie gedeponeerd worden bij de FSMA en gepubliceerd worden
volgens de wettelijke regelen. De emittent beschikt namelijk al over een goedgekeurd
basisprospectus. In sommige gevallen gaan de definitieve voorwaarden reeds vermeld staan in
het basisprospectus of een aanvulling hierop141
.
113. Het basisprospectus bestaat uit dezelfde onderdelen als het prospectus dat bestaat uit
één geïntegreerd document142
. De definitieve voorwaarden worden in de vorm van een
afzonderlijk document gepresenteerd of in het basisprospectus opgenomen. Ze worden
gepresenteerd in een gemakkelijk te analyseren en te begrijpen vorm. Bovendien wordt erin
duidelijk en op opvallende wijze vermeld dat, om volledige informatie te verkrijgen het
136
Art. 28, §2-3 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en art 48, §2-3 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet. 137
Art. 25, 2 Prospectusverordening. 138
Het basisprogramma staat open voor de volgende categorieën van effecten: a) de effecten zonder aandelenkarakter, alsook alle vormen van inschrijvingsrechten en gedekte warrants, die zijn uitgegeven in het kader van een aanbiedingsprogramma en b) de effecten zonder aandelenkarakter die doorlopend of herhaaldelijk worden uitgegeven door kredietinstellingen : (i) wanneer de opbrengsten van de uitgifte van die effecten overeenkomstig de nationale wetgeving worden belegd in activa die afdoende dekking vormen voor de verplichtingen die tot de vervaldag voortvloeien uit die effecten, en (ii) wanneer deze opbrengsten bij insolventie van de uitgevende kredietinstelling bij voorrang worden gebruikt om het kapitaal en de verschuldigde rente terug te betalen, onverminderd het bepaalde in Richtlijn 2001/24/ EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen. 139
Voor de definitie van ‘aanbiedingsprogramma’: zie art. 12, 1° Prospectuswet. 140
Voor de definitie van ‘doorlopend of herhaaldelijk beleggingsinstrumenten uitgeven’: zie art. 12, 2° Prospectuswet. 141
Art. 29 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en art. 49 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet. 142
Art. 26, 1 Prospectusverordening.
41
basisprospectus en de definitieve voorwaarden samen moeten worden gelezen en dat een
samenvatting van de individuele uitgifte aan de definitieve voorwaarden is gehecht143
.
5) Opneming van informatie door middel van verwijzing
114. Het is mogelijk om in het prospectus en het basisprospectus informatie op te nemen
door middel van verwijzing naar één of meerdere eerder of gelijktijdig gepubliceerde
documenten die zijn goedgekeurd door de bevoegde toezichthouder. De betrokken informatie
moet wel de recentste zijn waarover de emittent beschikt. In de samenvatting mag echter geen
informatie door verwijzing worden opgenomen. De Prospectusverordening, voor
geharmoniseerde verrichtingen, beperkt wel de documenten waarnaar mag worden verwezen
om informatie op de nemen in het prospectus144
. Art. 28, 1 bevat een limitatieve lijst van
dergelijke documenten. Bovendien moet de emittent er steeds aandachtig voor zijn dat door
middel van verwijzing geen afbreuk mag gedaan worden aan de bescherming van de belegger
wat de begrijpelijkheid en de toegankelijkheid van de informatie betreft145
.
E. INHOUD
1) Algemeen
115. In het algemeen moet het prospectus, conform artikel 24, §1 en artikel 44, §1 van de
Prospectuswet: “ alle gegevens bevatten die in het licht van de specifieke aard van de emittent
en van de aan het publiek aangeboden of tot de verhandeling op een gereglementeerde markt
toe te laten effecten, de noodzakelijke informatie vormen om de beleggers in staat te stellen
zich met kennis van zaken een oordeel te vormen over het vermogen, de financiële positie, het
resultaat en de vooruitzichten van de emittent en de eventuele garant, en over de aan deze
effecten verbonden rechten”. Deze gegevens moeten worden gepresenteerd in een vorm die
gemakkelijk te analyseren en te begrijpen is. Bovendien moet vermeld worden dat het is
goedgekeurd door de FSMA. Naast deze vermelding mag geen melding gemaakt worden van
het optreden van de FSMA146
.
143
Art. 26, 5 Prospectusverordening. 144
Art. 30 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en art. 50 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet. 145
Art. 28, 4 Prospectusverordening. 146
Art. 25 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en art. 45 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet.
42
2) Voor geharmoniseerde verrichtingen: de
Prospectusverordening
a. Inleiding
116. De minimuminformatie die in het prospectus moet worden opgenomen is voor
geharmoniseerde verrichtingen vastgelegd in Verordening (EG) nr. 809/2004 van de
Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees
Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van
het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het
prospectus en de verspreiding van advertenties betreft147
(Hierna: “Prospectusverordening”).
Het prospectusschema dat gepubliceerd moet worden voor een openbare aanbieding van
obligaties is minder complex en uitgebreid dan het prospectusschema voor aandelen. Het
doorslaggevend element voor de belegger bij obligaties is immers de capaciteit van de
emittent om de lening terug te betalen op de vervaldatum en niet de groeimogelijkheden van
de emittent zoals bij aandelen148
.
i. Prospectus opgebouwd door schema’s en bouwstenen
117. Het prospectus dat op basis van de Prospectusverordening moet worden opgesteld is
opgebouwd uit informatierubrieken die worden samengesteld door de combinaties van
schema’s en bouwstenen149
. De schema’s en de bouwstenen die moeten worden gehanteerd
zijn afhankelijk van de aard van de emittent en de betrokken effecten.
De informatierubrieken opgelegd door deze schema’s en bouwstenen zijn limitatief, dat wil
zeggen dat de bevoegde toezichthouder geen bijkomende informatierubrieken mag eisen. Hij
mag daarentegen wel, per verrichting, om te voldoen aan de algemene standaard van artikel 5
van de Prospectusrichtlijn, eisen dat de informatie die voor elke rubriek wordt verstrekt, wordt
aangevuld150
.
ii. Mogelijkheid tot aanvullende informatie of het weglaten van informatie
118. De emittent heeft wel de mogelijkheid om aanvullende informatie, dat wil zeggen
informatie die niet in de schema’s en bouwstenen vervatte rubrieken moet worden verstrekt,
vrijwillig in het prospectus op te nemen. De voorwaarde is wel dat deze informatie passend is
voor het betrokken effect of de aard van de emittent151
.
147
Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft, Pb. L. 30 april 2004, 149/1. 148
Mededeling CBFA_2010_28 d.d. 20 december 2010 – Openbare aanbieding van obligaties en toelating van obligaties tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en invoering van een versnelde procedure voor de goedkeuring van het prospectus, http://www.fsma.be/nl/Supervision/fm/oa/ug/circmedprak.aspx, 1-2. 149
Art. 3, lid 1 Prospectusverordening. 150
Art. 3, lid 2 en 3 Prospectusverordening. 151
Overweging (5) Prospectusverordening.
43
Het is echter ook mogelijk dat bepaalde informatierubrieken van de schema’s en bouwstenen
of gelijkwaardige informatievereisten niet relevant zijn voor de emittent, de aanbieding of het
effect. In dit geval heeft de emittent de mogelijkheid deze informatie niet te vermelden152
. Het
gaat hier, ondanks de gehanteerde bewoordingen in de Prospectusverordening, niet om een
mogelijkheid, maar om een verplichting. De toezichthoudende overheid verwacht wel
degelijk dat de emittent de in het prospectus verstrekte informatie beperkt tot wat relevant is.
Hij kan de emittent dan ook verplichten om irrelevantie passages te schrappen153
.
119. De schema’s en bouwstenen kunnen beschouwd worden als flexibele vertrekpunten,
die ingekort of aangevuld kunnen of moeten worden. Het doorslaggevend element daarbij zal
steeds de relevantie zijn, en het zal in de eerste plaats aan de emittent zijn om uit te maken
welke informatie wel en niet relevant is154
.
b. ESMA/ CESR aanbevelingen
120. Met het oog op een uniforme implementatie van de Prospectusverordening moet
aandacht besteed worden aan de Level III- aanbevelingen van de CESR155
. De aanbevelingen
van de CESR reiken de emittenten en toezichthoudende overheden een aantal aanbevelingen
aan voor een uniforme invulling van bepaalde informatievereisten uit de schema’s, zonder
daarbij bijkomende verplichtingen op te leggen aan de emittenten, en dit steeds onder
voorbehoud van de Prospectusrichtlijn en de Prospectusverordening. De aanbevelingen
worden geacht vrijwillig te worden nageleefd door de leden van de ESMA en de emittenten.
Een juridische afdwinging is niet mogelijk156
. Recent heeft de ESMA, de opvolger van de
CESR, een update gepubliceerd van de aanbevelingen157
.
c. Schema’s
121. Een schema is een lijst van minimale informatievereisten aangepast aan de specifieke
aard van de verschillende categorieën emittenten en/ of de verschillende categorieën
betrokken effecten158
. De Prospectusverordening gaat uit van een prospectus dat is opgesteld
uit drie delen: een registratiedocument met betrekking tot de emittent, een verrichtingsnota in
functie van het aangeboden effect en de samenvatting. Het prospectus voor een verrichting
152
Overweging (24) en art. 23, 4 Prospectusverordening. 153
ESMA, ESMA update of the CESR’s recommendations for the consistent implementation of the European Commission’s Regulation on Prospectuses n° 809/2004, CESR/05-054b, 10 februari 2005, http://www.esma.europa.eu/system/files/2013-319.pdf, 4. 154
J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De inhoud van een prospectus onder het nieuwe prospectusregime – op zoek naar een beginselenbenadering” in M. TISON (ed.), Belgisch kapitaalmarktrecht op Europese leest, Antwerpen, Intersentia, 2007, 207. 155
Level I is de Prospectusrichtlijn die de grondbeginselen bevat en Level II is de Prospectusverordening die een uitvoeringsmaatregel is van de Prospectusrichtlijn. 156
L. VAN BEVER en S. BOGAERTS, “Verloop van een IPO en het prospectus – Primaire marktpraktijken” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 140. 157
Bij een verwijzing naar de aanbevelingen in deze masterpref wordt gebruik gemaakt van de afkorting “ESMA aanbevelingen”. 158
Art. 2, 1 Prospectusverordening.
44
moet worden samengesteld door een combinatie van de schema’s voor elk van de delen, en
afhankelijk van het geval, vermeerderd met één of meerdere bouwstenen.
i. In functie van het effect
Voor de minimale inhoud in functie van het effect zijn er telkens afnemende
informatievereisten, zowel qua aantal rubrieken als wat de uitvoerigheid van de erin op te
nemen informatie betreft. De reden is dat het gepercipieerd beleggingsrisico verkleint. De
strengste informatievereisten zijn er voor (1) aandelen159
, (2) obligaties en derivaten en tot
slot (3) door activa gedekte waardepapieren160
(men pleegt te spreken van een ABS: een
‘asset backed securities’)161
. Voor obligaties en derivaten zijn de informatievereisten minder
streng indien de nominale waarde per eenheid meer dan 100.000 euro bedraagt. Er wordt
namelijk vanuit gegaan dat een professionele belegger die kan inschrijven op zulke
aanbiedingen minder bescherming behoeft162
.
ii. In functie van de emittent
Voor de minimale inhoud in functie van de specifieke aard van de emittent zijn er bijzondere
schema’s voor (1) banken163
, (2) instellingen voor collectieve belegging van het closed- end
type164
, (3) lidstaten, derde landen en hun regionale en plaatselijke overheden165
en (4)
openbare internationale instellingen en emittenten van obligaties met garantie van een lidstaat
van de OESO166
.
d. Bouwstenen
122. Een bouwsteen is een lijst van aanvullende, niet in één van de schema’s opgenomen
informatievereisten die, in voorkomend geval, aan één of meer schema’s moeten worden
toegevoegd naar gelang van het type effect en/of transactie waarvoor een prospectus of
basisprospectus wordt opgesteld167
. Er is een bouwsteen vereist in geval van volgende
159
Voor registratiedocument: art. 4 en Bijlage I Prospectusverordening. Er is een extra schema voorzien voor het registratiedocument van aandelen in het geval de emittent een complexe financiële geschiedenis kent of een aanzienlijke financiële verplichting heeft: art. 4bis Prospectusverordening. Voor verrichtingsnota: art. 6 en Bijlage III Prospectusverordening. Tevens voor certificaten van aandelen voorziet de Prospectusverordening in een afzonderlijk schema: art. 13 en Bijlage X Prospectusverordening 160
Voor registratiedocument: art. 10 en Bijlage VII Prospectusverordening. 161
Voor de definitie van ABS: zie art. 2, 5 Prospectusverordening. Voor registratiedocument: art. 10 en Bijlage VII Prospectusverordening. 162
L. VAN BEVER en S. BOGAERTS, “Verloop van een IPO en het prospectus – Primaire marktpraktijken” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 100. 163
Art. 14 en Bijlage XI Prospectusverordening. 164
Art. 18 en Bijlage XV Prospectusverordening. 165
Art. 19 en Bijlage XVI Prospectusverordening. 166
Art. 20 en Bijlage XVII Prospectusverordening. 167
Art. 2, 2 Prospectusverordening.
45
situaties: (1) pro forma informatie168
, (2) garanties169
, (3) asset backed securities170
en (4)
wanneer er een onderliggend aandeel is 171
.
e. Bijzonder geval: speciale emittent
123. Wanneer de emittent activiteiten met een bijzonder karakter beoefent die limitatief zijn
opgesomd in bijlage XIX voorkomende categorieën, kan de bevoegde toezichthouder
verlangen dat er (passende en evenredige) aanvullende informatie wordt verstrekt naast de
informatie die moet worden verstrekt in de toepasselijke schema’s en bouwstenen172
. De lijst
van de speciale emittenten opgenomen in bijlage XIX heeft een limitatief karakter.
124. De ESMA heeft in haar aanbevelingen voor elke van de speciale emittenten
verduidelijkt wat de concrete invulling is van aanvullende informatie die kan opgevraagd
worden door de bevoegde toezichthouder aan de betrokken emittent173
:
- Vastgoedmaatschappijen: een waarderingsverslag van de activa die het in zijn bezit
heeft. Het verslag moet bovendien aan een aantal voorwaarden voldoen, waaronder
maximaal een jaar tussen het opstellen van het verslag en de publicatie van het
prospectus.
- Delfstofmaatschappijen: informatie over, onder meer, de details van de
mineralenbronnen, exploitatieresultaten, verwachte levensduur van de mijn en details
van de in bezit zijnde concessies.
- Beleggingsmaatschappijen: de FSMA heeft geen specifieke invulling gegeven voor
dit soort speciale ondernemingen.
- Instellingen voor wetenschappelijk onderzoek (Research & Development
maatschappijen): informatie over, onder meer, details van de operaties in
laboratorisch onderzoek en ontwikkeling, de ervaring van de hoofd technische staf en
een omstandige omschrijving van elk product in ontwikkeling.
- Ondernemingen die minder dan drie jaar bestaan of de startende
ondernemingen (start- ups): accent op bepaalde (niet- becijferde) elementen van het
business plan en een voorspelling van te introduceren producten en diensten in de
nabije toekomst. Er moet opgemerkt worden dat een special purpose vehicle niet
beschouwd mag worden als een start- up, omdat zij louter worden opgericht met de
bedoeling om effecten uit te geven en niet om handel te voeren174
.
168
Art. 5 en Bijlage II Prospectusverordening. 169
Art. 9 en Bijlage VI Prospectusverordening. 170
Art. 11 en Bijlage VIII Prospectusverordening. 171
Art. 17 en Bijlage XIV Prospectusverordening. 172
Art. 23, 1 en overweging (22) Prospectusverordening 173
ESMA aanbevelingen, nr. 128-145. 174
ESMA aanbevelingen, nr. 136. Voor de definitie van special purpose vehicle: zie art 2, 4 Prospectusverordening.
46
- Scheepvaartmaatschappijen: informatie over elke schip waarover de maatschappij
kan beschikken en een beschrijving van de onderhouds-, leasing,.. contracten en een
waarderingsverslag van alle activa in het bezit van de maatschappij, samen met een
financieel rapport met de betrekking tot te bouwen of aan te kopen (nieuwe) schepen.
f. Concrete voorbeelden
125. (1) Wanneer een Belgische R&D maatschappij, die twee jaar geleden werd opgericht,
een obligatie- uitgifte wil doen met een nominale waarde per eenheid van minder dan 100.000
euro, dient men volgende bijlagen te combineren voor het samenstellen van de prospectus:
Bijlage IV (schema registratiedocument voor obligaties met een nominale waarde per eenheid
van minder dan 100.000 euro), Bijlage V (schema verrichtingsnota), FSMA aanbeveling voor
start- ups en de FSMA aanbeveling voor R&D maatschappijen.
(2) Wanneer een Belgische bank een uitgifte van obligaties doet met een nominale waarde
per eenheid van meer dan 100.000 euro dan wordt het prospectus samengesteld door een
combinatie van Bijlage XI (schema registratiedocument voor banken), Bijlage IX (schema
registratiedocument voor obligaties met een nominale waarde per eenheid van ten minste
100.00 euro) en Bijlage XIII (verrichtingsnota voor obligaties met een nominale waarde per
eenheid van ten minste 100.000 euro).
g. Relevante schema’s en bouwstenen bij een (gewone) obligatie- emissie
126. Volgende schema’s moeten gehanteerd worden bij het opstellen van het prospectus in
het kader van een obligatie- emissie door een (industriële) onderneming. Zoals eerder vermeld
gaat men in specifieke gevallen bijkomende schema’s en bouwstenen moeten combineren,
afhankelijk van het soort effect en de aard van de emittent:
- Schema in bijlage IV bevattende de minimale informatievereisten voor het
registratiedocument voor obligaties en derivaten met een nominale waarde per
eenheid van minder dan 100.000 euro;
- Schema in bijlage V bevattende de minimale informatievereisten voor de
verrichtingsnota van obligaties met een nominale waarde van minder dan 100.000
euro;
- Schema in bijlage IX bevattende de minimale informatievereisten voor het
registratiedocument voor obligaties en derivaten met een nominale waarde per
eenheid van ten minste 100.000 euro;
- Schema in bijlage XIII bevattende de minimale informatievereisten voor de
verrichtingsnota voor obligaties met een nominale waarde per eenheid van ten minste
100.000 euro.
127. Wanneer de obligatie- emissie wordt gegarandeerd door een derde (bijvoorbeeld de
moedervennootschap of, in uitzonderlijke gevallen, een bank) moet bovendien de informatie
voor garanties in de aanvullende bouwsteen van bijlage VI worden opgenomen in het
47
prospectus. Er moet daarbij in de eerste plaats informatie worden opgenomen betreffende de
aard van de garantie, en meer specifiek, een beschrijving van enigerlei regeling die dient ter
verzekering van de nakoming van de verplichting die van wezenlijk belang is voor de uitgifte.
Dergelijke regelingen moeten verbintenissen bevatten tot nakoming van verplichtingen tot
terugbetaling van obligaties en/ of de betaling van rente en er moet beschreven worden hoe de
regeling de goede afwikkeling van de gegarandeerde betalingen zal verzekeren. Daarnaast
moeten de nadere bijzonderheden worden verstrekt omtrent de voorwaarden en de
draagwijdte van de garantie en de garant moet dezelfde informatie over zichzelf verstrekken
als de emittent175
.
h. Belangrijkste informatie: de financiële informatie
128. Uit de schema’s en bouwstenen die moeten worden gehanteerd kan afgeleid worden
dat er een veelheid van informatie moet opgenomen worden in het prospectus, afhankelijk van
het soort document en de soort verrichting. Ondanks dat we het belang van de andere
informatierubrieken niet mogen onderschatten, zijn de rubrieken met de financiële informatie
en financiële rapporteringsverplichtingen veruit de belangrijkste. Het is namelijk
hoofdzakelijk op deze informatie dat een potentiële belegger gaat steunen om al dan niet te
investeren in de aangeboden obligaties.
Algemeen gesteld dienen er twee belangrijke categorieën van financiële informatie
opgenomen te worden in het prospectus: (1) historische financiële informatie en (2)
winstprognoses en – ramingen176
. Hierbij speelt de externe accountant van emittent een
belangrijke rol. Voor dergelijke financiële informatie moet de accountant zekerheid
verschaffen in de vorm van een assurance- rapport, dit is namelijk een wettelijke verplichting
op grond van de Prospectusverordening. Comfort letters die worden opgevraagd door de
begeleidende banken hebben dergelijke wettelijke verankering niet. De oorsprong van comfort
letters ligt in de zorgplicht en de hieraan gerelateerde prospectusaansprakelijkheid die
begeleidende banken hebben voor het prospectus. In dit kader willen zij een due diligence
verrichten om te controleren of het prospectus een waarheidsgetrouw beeld weergeeft. Als
onderdeel van hun due diligence vragen banken comfort van de accountant op financiële
informatie in het prospectus en de financiële positie van de emittent177
.
i. Historische financiële informatie
129. Conform rubriek 13.1 in Bijlage IV van de Prospectusverordening is de emittent
verplicht om twee jaar historische financiële informatie op te nemen in het prospectus,
waarvan ten minste het laatste jaar is opgesteld onder International Financial Reporting
Standards (IFRS). Volgens ditzelfde artikel moet een accountant deze financiële informatie
175
Art. 1, 2 en 3 Bijlage VI Prospectusverordening 176
Er wordt bij de bespreking uitgegaan van het schema dat gehanteerd moet worden bij een obligatie- emissie met een nominale waarde per eenheid van minder dan 100.000 euro omdat de informatie- omsluiting in dergelijk geval het sterkst is. 177
M.J.J. COENEN, “Het accountants- en financieel onderzoek”, in B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 297.
48
controleren en voorzien van een accountantsverklaring. Hierbij kunnen twee situaties worden
onderscheiden: (1) de historische financiële informatie van de emittent is reeds voorhanden en
(2) de historische financiële informatie is nog niet beschikbaar.
1. De historische financiële informatie is reeds voorhanden
130. De historische financiële informatie over de emittent over de afgelopen twee jaar is al
beschikbaar en in het verleden wettelijk voorzien van een accountantsverklaring (bijvoorbeeld
in de wettelijke jaarrekening). In dit geval is het zaak om toestemming te verkrijgen om het
accountsverslag dat zij eerder heeft verkregen, opnieuw openbaar te maken. De accountant
gaat daartoe de gebeurtenissen onderzoeken vanaf de laatst gecontroleerde balansdatum tot de
datum van het prospectus en neemt kennis van het gehele prospectus om te bezien of de
informatie in het prospectus niet strijdig is met dat wat hij bij zijn controlewerkzaamheden
heeft vastgesteld.
2. De historische financiële informatie is nog niet beschikbaar
131. De historische financiële informatie is nog niet beschikbaar en de emittent dient deze
nog op te maken. In dit geval moet de emittent een tussentijds financieel verslag opstellen met
daarin onder meer een resultatenrekening vanaf de datum van de oprichting178
.
132. Bovendien moet de gecontroleerde historische financiële informatie over de laatste
twee jaar worden opgesteld en gepresenteerd in een vorm die aansluit bij die welke voor de
volgende gepubliceerde jaarrekening van de emittent zal worden gebruikt, met inachtneming
van de standaarden voor jaarrekeningen, de grondslagen voor financiële verslaggeving en de
op jaarrekeningen toepasselijke wetgeving. Het laatste jaar waarover gecontroleerde
financiële informatie wordt verstrekt, mag niet langer geleden zijn dan 18 maanden te rekenen
vanaf de datum van het registratiedocument. Indien de emittent zowel een enkelvoudige als
een geconsolideerde jaarrekening opstelt, moet ten minste de geconsolideerde jaarrekening in
het registratiedocument worden opgenomen179
.
ii. Winstprognoses en – ramingen
133. Een winstprognose is: “een formulering waarin uitdrukkelijk of impliciet melding
wordt gemaakt van een cijfer dan wel van een minimum- of maximumcijfer van de
vermoedelijke omvang van de winst of het verlies voor de lopende verslagperiode en/of de
daaropvolgende verslagperiodes, of die gegevens bevat op grond waarvan een dergelijk cijfer
voor de toekomstige winst of het toekomstige verlies kan worden berekend, ook al wordt geen
specifiek cijfer vermeld en wordt het woord „winst” niet gebruikt”. Een winstraming is: “een
178
M.J.J. COENEN, “Het accountants- en financieel onderzoek”, in B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 298 en P. D’ HONDT, “Financiële rapporteringsvereisten conform de Wet van 16 juni 2006” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 230-231. 179
Rubriek 13.1, 13.2 en 13.4 Bijlage IV Prospectusverordening.
49
winstprognose voor een verslagperiode die reeds verstreken is en waarvoor nog geen
resultaten bekendgemaakt zijn”180
.
134. Het opnemen van winstprognoses en – ramingen in het prospectus is de
verantwoordelijkheid van de emittent. Dergelijke prognoses en ramingen mogen de potentiële
investeerders niet misleiden181
. Het is dan ook vereist dat er naast een toelichting van de
onderliggende assumpties en hypotheses ook een verslag opgenomen wordt, opgesteld door
een onafhankelijk accountant.
1. Verklaring met de voornaamste hypothesen die aan de prognose of
raming van de emittent ten grondslag liggen
135. In de verklaring moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen, enerzijds,
hypothesen betreffende factoren die de leden van de bestuurs-, leidinggevende of
toezichthoudende organen kunnen beïnvloeden en, anderzijds, hypothesen betreffende
factoren waarop de leden totaal geen invloed kunnen uitoefenen. Voorts moeten zij
gemakkelijk te begrijpen zijn door beleggers, zij moeten specifiek en precies zijn en zij
mogen geen invloed hebben op de algemene nauwkeurigheid van de ramingen die aan de
prognose ten grondslag liggen182
.
136. Belangrijk om op te merken is dat rubriek 9.2 van Bijlage IV van de
Prospectusverordening geen expliciete uitspraak van de account verwacht omtrent de
aanvaardbaarheid en redelijkheid van de door de emittent gehanteerde veronderstellingen die
aan de grondslag liggen van de prognose of inschatting. De accountant behoeft enkel vast te
stellen of de winstverwachting naar behoren is opgesteld conform de daarbij bijhorende
toelichting en gebaseerd is op grondslagen voor financiële verslaggeving van de
onderneming183
.
2. Verslag van een onafhankelijk accountant
137. In het verslag opgesteld door een onafhankelijk accountant wordt verklaard dat de
prognose of raming naar zijn oordeel naar behoren is opgesteld op basis van de vermelde
grondslagen en dat de boekhoudkundige grondslag voor de opstelling van de winstprognose
of -raming in overeenstemming is met de grondslagen voor financiële verslaggeving van de
emittent (in dit geval IFRS)184
.
180
Art. 2, 10 en 11 Prospectusverordening. 181
en P. D’ HONDT, “Financiële rapporteringsvereisten conform de Wet van 16 juni 2006” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 230. 182
Rubriek 9.1 Bijlage IV Prospectusverordening. 183
M.J.J. COENEN, “Het accountants- en financieel onderzoek”, in B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 307. 184
Rubriek 9.2 Bijlage IV Prospectusverordening.
50
3) Voor niet- geharmoniseerde verrichtingen: KB 31 oktober
1991
138. De minimale informatie die in het prospectus moet worden opgenomen voor niet-
geharmoniseerde verrichtingen is, overeenkomstig artikel 46 van de Prospectuswet,
vastgelegd in het (oude) Koninklijk Besluit van 31 oktober 1991185
. Schema B (schema voor
het prospectus bij het openbaar te koop stellen, te koop bieden of verkopen van obligaties)
somt de informatierubrieken op die opgenomen moeten worden in het prospectus bij een
openbare aanbieding van obligaties. De schema’s in het KB zijn echter dringend aan
vernieuwing toe186
.
4) De samenvatting
139. Ieder prospectus opgesteld naar aanleiding van een openbare aanbieding dient een
samenvatting te bevatten. De samenvatting verstrekt op een beknopte wijze en in niet-
technische bewoordingen de kerngegevens om de beleggers te helpen wanneer zij overwegen
in die effecten te beleggen. Ze moet opgesteld worden in een gestandaardiseerd formaat zodat
zij gemakkelijk vergeleken kan worden met de andere samenvattingen over soortgelijke
effecten.
Kerngegevens zijn de essentiële en naar behoren gestructureerde gegevens die aan de
beleggers moeten worden verstrekt om hem in staat te stellen de aard en de risico’s van de
emittent, de garant en de hen aangeboden effecten te begrijpen en te beslissen welke
aanbiedingen hij nader in beschouwing zal nemen.
140. Verder moet de samenvatting de belegger uitdrukkelijk waarschuwen dat zij als
inleiding op het prospectus moet worden gelezen en iedere beslissing om in de betrokken
effecten te investeren gebaseerd moet zijn op de bestudering van het volledige prospectus.
Bovendien kan niemand burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld worden louter op basis van de
samenvatting of een vertaling ervan, behalve als de inhoud ervan misleidend, onjuist of
inconsistent is wanneer zij samen met de andere delen van het prospectus wordt gelezen of
tenzij zij niet de vereiste kerngegevens verstrekt187
.
5) Bijzonderheid: rechtskeuzebeding
141. Een vaste informatierubriek in het prospectus, en in het bijzonder de samenvatting, is
het recht dat van toepassing is op de emissie en op de obligatievoorwaarden. In de meeste
gevallen zal een Belgische emittent kiezen voor het Belgische recht als toepasselijk recht.
Soms zal een Belgische emittent echter opteren voor een ander, buitenlands recht. Het
185
Koninklijk Besluit van 31 oktober 1991 over het prospectus dat moet worden gepubliceerd bij openbare uitgifte van effecten en waarden, BS 25 november 1991. 186
J. PEETERS en T. VAN DYCK, “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006 – toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 194. 187
Art. 24 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en art. 44 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet en art. 2, 1, s) Prospectusrichtlijn.
51
Engelse recht is dan het meest voorkomend, onder meer wanneer er een trustee is aangesteld
ter verdediging van de belangen van de obligatiehouders om problemen op het vlak van
erkenning en afdwinging van de trustakte te vermijden.
142. De vraag moet gesteld worden of een Europese emittent wel kan kiezen voor een
ander Europees recht dan het zijne, zeker ten aanzien van particuliere of retail beleggers
gevestigd in het land waar zijn statutaire zetel is gevestigd. Voor een antwoord op deze vraag
moet gekeken worden naar de Rome I Verordening (Hierna: “Rome I- Vo)188
. De Rome I- Vo
bepaalt immers het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomsten. Bij een
emissie wordt een overeenkomst gesloten tussen de emittent en de belegger. Artikel 3.1 van
de Rome I- Vo bepaalt dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen
hebben gekozen. Het beginsel onder Rome I- Vo is dus dat het recht gekozen door de partijen
primeert.
143. Ten aanzien van retail of particuliere beleggers die natuurlijke personen zijn moet
rekening gehouden worden met artikel 6 van de Rome I- Vo. Artikel 6 is van toepassing op
consumentenovereenkomsten189
en bepaalt dat dergelijke overeenkomsten in beginsel worden
beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, op
voorwaarde dat de verkoper zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in het land of
dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op dat land of op verscheidene
landen, met inbegrip van dat land, en de overeenkomst onder die activiteiten vallen190
. Toch
kunnen de partijen zelf nog het recht kiezen dat van toepassing is op hun
consumentencontract op voorwaarde dat de consument niet de bescherming verliest welke hij
geniet op grond van de bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken
volgens het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, bij gebreke
van rechtskeuze191
.
Het bovenstaande bijzondere consumentenregime is echter niet van toepassing op rechten en
verplichtingen die een financieel instrument vormen en rechten en verplichtingen waardoor de
voorwaarden voor de emissie, de openbare aanbieding of een overnamebod met betrekking tot
verhandelbare effecten en de inschrijving en terugkoop van rechten van deelneming in
instellingen voor collectieve beleggingen worden vastgelegd, voor zover deze geen
verrichting van een financiële dienst vormen. Met andere woorden een retail belegger,
natuurlijk persoon kan geen beroep doen op de bescherming geboden door artikel 6 van de
Rome I- Vo192
.
Er moet namelijk voor gezorgd worden dat rechten en verplichtingen die een effect vormen
niet onder de algemene regel voor consumentenovereenkomsten vallen, aangezien zulks ertoe
188
Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), Pb. L. 4 juli 2008, 177/6. 189
Een consumentenovereenkomst in de zin van de Rome I- Vo is een overeenkomst gesloten door een natuurlijk persoon voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd (de consument – retail belegger) met een ander persoon die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep ( de verkoper- emittent). 190
Art. 6, 1 Rome I- Vo. 191
Art. 6, 2 Rome I- Vo. 192
J. DE MEYER, “Consumeren zonder grenzen. Nieuwe regels in de Rome I- Verordening”, NjW 2010, nr. 214, 7.
52
kan leiden dat op een enkel uitgegeven effect verschillende wetgevingen van toepassing zijn,
hetgeen de aard ervan wijzigt en handel en aanbod minder vervangbaar maakt. Evenzo dient
bij de uitgifte of het aanbod van effecten de contractuele verbintenis tussen de emittent en de
consument niet noodzakelijkerwijze dwingend te worden onderworpen aan het recht van het
land van de gewoonlijke verblijfplaats van de consument, omdat de uniformiteit van de
voorwaarden voor de uitgifte of het aanbod moet worden gewaarborgd193
. Een Belgische
emittent kan dus zonder beperkingen het Engelse recht van toepassing verklaring op zijn
emissie, zowel ten aanzien van institutionele als retail beleggers.
F. PUBLICATIE
1) Tijdstip van publicatie
144. Het prospectus moet ten minste drie werkdagen voor de afsluiting van de openbare
aanbieding en uiterlijk op de aanvangsdag ervan beschikbaar worden gesteld aan het publiek.
Op deze manier beschikken de beleggers over tenminste drie werkdagen om het prospectus te
consulteren194
.
Volgens de voorbereidende werkzaamheden viseert deze regel twee verschillende situaties.
Enerzijds, als het niet gepland is dat de aanbieding gedurende ten minste drie werkdagen
loopt, dan moet het prospectus voor de opening van de aanbieding worden gepubliceerd
gedurende een periode die wordt berekend door terug te tellen vanaf de datum waarop de
aanbieding kan worden afgesloten. Dit zal zich bijvoorbeeld voordoen omdat men een zeer
succesvolle openbare aanbieding verwacht waarop vrijwel onmiddellijk volledig zal worden
ingeschreven. Anderzijds, als het gepland is dat de aanbieding gedurende ten minste drie
werkdagen loopt, moet het prospectus uiterlijk op de openingsdag van de aanbieding worden
gepubliceerd195
.
2) Wijze van publicatie
145. De emittent heeft in beginsel de keuze op welke wijze zijn prospectus gepubliceerd
wordt. De prospectusreglementering bevat echter een limitatieve lijst van publicatiewijzen
waarbij het prospectus wordt geacht beschikbaar te zijn gesteld voor het publiek. De volgende
publicatiewijzen staan ter beschikking voor de emittent:
- Integrale opname in een landelijk dagblad of een dagblad met een grote oplage in
België. Een wijze die in de praktijk niet voorkomt door de te grote omvang van het
prospectus en te hoge drukkosten; of
- Opstellen van een brochure dat kosteloos beschikbaar wordt gesteld voor het publiek
in de statutaire zetel van de emittent en in de kantoren van de begeleidende banken;
of
193
Overweging (28) Rome I- Vo. 194
Art. 21, §1 Prospectuswet en art. 14, 1 Prospectusrichtlijn. 195
M.v.T. Prospectuswet, 45.
53
- In elektronische vorm op de website van de emittent of van de begeleidende banken;
of
- In elektronische vorm op de website van de autoriteit die de prospectus heeft
goedgekeurd, indien die autoriteit besloten heeft die dienst aan te bieden196
.
146. Wanneer een emittent een prospectus publiceert in de pers of in de vorm van een gratis
brochure, dan moet ze dit prospectus tevens publiceren op haar website, indien zij natuurlijk
over een eigen website beschikt. Het is vandaag echter quasi ondenkbaar dat een onderneming
die overgaat tot een openbare aanbieding niet over een eigen website zou beschikken. Deze
vereiste streeft een betere informatieverstrekking aan de beleggers na en levert de emittenten
geen aanzienlijk extra kosten op197
.
Omgekeerd, indien een emittent ervoor opteert zijn prospectus langs elektronische weg te
publiceren, heeft iedere belegger het recht om te verzoeken naar een kosteloze afschrift op
papier van het prospectus. De emittent heeft de verplichting dit verzoek in te willigen. Het is
niet noodzakelijk dat dan een ingebonden brochure moet worden verstrekt, een eenvoudige
papieren kopie van de elektronische versie is voldoende198
. Het is wel onvoldoende dat een
exemplaar fysisch ter inzage wordt gelegd voor de belegger. De belegger moet een exemplaar
mee naar huis kunnen nemen199
.
147. De Prospectusverordening legt voor de geharmoniseerde verrichtingen bijkomende
voorschriften op met betrekking tot de elektronische wijze van publicatie. Zo is vereist dat het
prospectus makkelijk toegankelijk moet zijn bij het bezoeken van de website en het
bestandsformaat van die aard moet zijn dat het niet kan worden gewijzigd door een derde. De
beleggers moeten tevens de mogelijkheid hebben om het document te downloaden en af te
drukken200
.
G. TAALREGELING
148. Het prospectus moet opgesteld worden in het Nederlands, het Frans of in een taal die
gangbaar is in internationale financiële kringen en door de FSMA is aanvaard. Enkel de
196
Art. 21, §2 Prospectuswet en art. 14, 2 Prospectusrichtlijn. 197
Art. 21, §2, lid 2 Prospectuswet en M.v.T. Prospectuswet, 45. Aangezien de Prospectusrichtlijn in art. 14, 4 bepaalt dat de lidstaat van herkomst terzake bevoegd is, geldt die verplichting voor de verrichtingen die in België in het kader van de paspoortverplichting worden uitgevoerd enkel als de reglementering van de lidstaat van herkomst dergelijke verplichting oplegt. 198
Art. 21, §3 Prospectuswet. Concreet kan de emittent er bijvoorbeeld voor opteren een groen nummer ter beschikking te stellen waarop de beleggers het prospectus kunnen bestellen. Een andere mogelijkheid is dat het prospectus beschikbaar gesteld wordt op een aantal plaatsten die aan de beleggers worden meegedeeld. Dit betekent niet dat het prospectus in alle agentschappen van het netwerk van de banken die als loketinstelling optreden beschikbaar moet zijn, maar wel dat de nodige maatregelen worden genomen, opdat de beleggers op tijd het prospectus op papier zouden ontvangen: M.v.T Prospectuswet, 46. 199
European Commission, 3th Informal Meeting on Prospectus Transposition: Summary Record, 26 januari 2005, http://ec.europa.eu/internal_market/securities/docs/prospectus/summary-note-050126_en.pdf, 10. 200
Art. 29, 1 Prospectusverordening.
54
Engelse taal werd aanvaard door de FSMA201
. Voor zuiver Belgische verrichtingen door alle
in België gevestigde emittenten kan het prospectus dus uitsluitend in het Engels worden
opgesteld, zonder enige Nederlandse of Franse vertaling. Omtrent deze mogelijkheid bestaan
er nogal wat problemen op het vlak van grondwettelijkheid202
.
149. Een vertaling van de samenvatting naar het Nederlands of het Frans is wel nodig bij
een openbare aanbieding die volledig of gedeeltelijk op het Belgische grondgebied wordt
uitgevoerd. De emittent kan kiezen in welk van beide talen hij de samenvatting gaat opstellen
of vertalen. Wanneer de emittent echter reclame maakt in de ene landstaal, mag de
samenvatting enkel in die ene landstaal worden opgesteld of vertaald. Een emittent die zijn
doelpubliek tot één enkele taalgemeenschap beperkt (Nederlands-, Frans-, of Duitstalige
gemeenschap) en dus slechts in één landstaal promotie voert, moet de samenvatting met
andere woorden alleen in die ene taal opstellen203
.
H. AANVULLING204
1) Algemeen
150. Een aanvulling op het prospectus is verplicht wanneer er zich een belangrijke nieuwe
ontwikkeling, materiële vergissing of onjuistheid voordoet die van invloed kan zijn op de
beoordeling van de effecten door een belegger en zich voordoet of wordt geconstateerd tussen
het tijdstip van goedkeuring van het prospectus en de definitieve afsluiting van de openbare
aanbieding. Voorwaarde is wel dat de ontwikkeling, vergissing of onjuistheid een potentiële
invloed heeft op de beoordeling van de effecten door de belegger 205
.
151. Het is ook mogelijk dat het prospectus een vergissing of onjuistheid bevat die als
zodanig niet van invloed kan zijn op de beoordeling van de effecten maar waarvan de
verbetering wel nuttig kan zijn voor de investeerders. In dat geval moet de emittent een
aankondiging aan de markt kunnen maken, zonder een aanvulling te publiceren die
onderworpen is aan de procedure voor aanvullingen. Een prospectus dat werd goedgekeurd
201
ESMA, Information Note: Languages accepted for the purpose of the scrutiny of the Prospectus and requirements of translation of the Summary, 31 maart 2014, www.esma.europa.eu/system/files/2014-esma-342_languages_accepted_for_the_purpose_of_the_scrutiny_of_the_prospectus.pdf, 2. 202L. VAN BEVER en S. BOGAERTS, “Verloop van een IPO en het prospectus – Primaire marktpraktijken” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 180 en P. DELLA
FAILLE, “La transposition de la Directive Prospectus en droit belge: une révolution de velours en droit financier”, RDC 2007, afl. 1, 24. Voor een volledige bespreking: C. LEWALLE en J-P. DEGUEE, “L’emploi des langues en Belgique en matière de prospectus: évolutions après la directive 2003/71/EC et la loi du 16 juin 2006”, Bank Fin.R. 2007, afl. 4, 225-241. 202
M.v.T. Prospectuswet, 26. 203
M.v.T. Prospectuswet, 53. 204
Art. 34 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en 53 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet en art 16 Prospectusrichtlijn. 205
M.v.T. Prospectuswet, 55.
55
door de bevoegde toezichthouder kan namelijk nadien niet meer substantieel gewijzigd
worden, buiten de procedure van een aanvulling206
.
2) Concrete invulling
152. Recent heeft de Europese Commissie, op basis van een finaal rapport van de ESMA in
het kader van technische reguleringsnormen, een verordening aangenomen die in hoofdzaak
aanduidt in welke specifieke situaties altijd de publicatie van een aanvulling is vereist. De
emittent is steeds verplicht een aanvulling te publiceren wanneer het totale nominale bedrag
van een aanbiedingsprogramma wordt verhoogd207
.
3) Herroepingsrecht voor de belegger
153. De beleggers die reeds hebben ingeschreven op de effecten voor de publicatie van de
aanvulling op het prospectus hebben het recht om hun inschrijving gedurende twee
werkdagen na de publicatie van die aanvulling in te trekken, op voorwaarde dat de nieuwe
ontwikkeling, vergissing of onjuistheid zich heeft voorgedaan voor de definitieve afsluiting
van de openbare aanbieding en voor de levering van de obligaties. De emittent heeft echter de
mogelijk om de termijn van twee werkdagen te verlengen. De termijn moet daarom steeds
worden vermeld in de aanvulling zelf208
.
4) Wijze van publicatie van de aanvulling
154. De aanvulling moet gepubliceerd worden zo snel als praktisch mogelijk nadat de
belangrijke nieuwe ontwikkeling zich heeft voorgedaan of de materiële vergissing of
onjuistheid is ontdekt209
. De beleggers die op de aanbieding zijn ingegaan moeten er, via de
publicatie in een dagblad of individueel210
, van in kennis worden gesteld dat zij het recht
hebben hun aanvaarding te herroepen behalve als de nieuwe ontwikkeling of de rechtzetting
van de materiële vergissing of van de onjuistheid die tot de publicatie van de aanvulling heeft
geleid de beoordeling van de effecten door de belegger op het Belgische grondgebied positief
heeft beïnvloed of neutraal is211
. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer er een aanvulling
206 ESMA, Questions and Answers on Prospectus related issues, 22
nd updated version - 22 oktober 2014,
http://www.esma.europa.eu/system/files/2014-
1279_22nd_version_qa_document_prospectus_related_issues.pdf, 22. 207 Gedelegeerde verordening (EU) nr. 382/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 houdende aanvulling van
richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de publicatie van supplementen op het prospectus, Pb.L. 15 april 2014, 111/36. 208
Art. 34, §3 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en 53, §3 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet. 209
ESMA, Questions and Answers on Prospectus related issues, 22nd
updated version - 22 oktober 2014, http://www.esma.europa.eu/system/files/2014-1279_22nd_version_qa_document_prospectus_related_issues.pdf, 22. 210
De loutere vermelding in de aanvulling of op de website van de emittent van het herroepingsrecht waarover
de beleggers beschikken is in principe niet toereikend. De wet verreist immers een individuele
informatieverstrekking aan de beleggers die al hebben ingeschreven of een informatieverstrekking via de pers. 211
Art. 21, §7 Prospectuswet.
56
moet gepubliceerd worden omdat de fiscale wetgeving van een andere lidstaat waarin het bod
loopt werd gewijzigd tijdens de biedingsperiode. Die wijziging is immers niet van die aard dat
zij de beoordeling van de effecten door het publiek op het Belgische grondgebied kan
beïnvloeden212
.
I. GELDIGHEIDSDUUR213
155. Een prospectus blijft na de goedkeuring door de bevoegde toezichthouder geldig voor
een periode van twaalf maanden, op voorwaarde dat het wordt geactualiseerd door een
aanvulling op het prospectus wanneer dit nodig zou zijn. Voor een basisprospectus in het
kader van een aanbiedingsprogramma geldt dezelfde geldigheidstermijn van twaalf maanden
na goedkeuring, op voorwaarde van actualisering. Voor een registratiedocument is, mits
eveneens actualisering, de termijn twaalf maanden na de publicatie.
J. GOEDKEURINGSPROCEDURE214
1) In te dienen dossier, termijnen en beroepsmogelijkheden
156. Bij de formele kennisgeving van het voornemen door de emittent dat hij een
prospectusplichtige verrichting wil uitvoeren in de toekomst, moet een dossier worden
gevoegd met daarin een aantal wettelijk verplichte documenten en gegevens215
. De wetgever
heeft ook voorzien in een catch- all bepaling die de FSMA toestaat nog bijkomende
documenten te eisen waarin informatie is opgenomen die pertinent is voor het onderzoek van
het prospectus. Wat in ieder geval als pertinent wordt beschouwd, zijn de analistenverslagen
die door syndicaatsleden worden opgesteld, alsook de documenten die hen worden
overgemaakt voor de opstelling van deze verslagen. De FSMA moet over deze verslagen en
documenten kunnen beschikken, zelfs indien die niet bedoeld zijn om beschikbaar te worden
gesteld aan de beleggers, om te kunnen nagaan of de emittent aan de analisten geen informatie
heeft gegeven die zij in het prospectus niet heeft opgenomen216
.
157. Wanneer de FSMA op redelijke gronden oordeelt dat de ingediende documenten
onvolledig zijn of dat aanvullende informatie nodig is, moet zij de emittent daarvan op de
hoogte brengen binnen tien werkdagen na ontvangst van de formele kennisgeving. De FSMA
heeft een termijn van tien (bank)werkdagen na de indiening van het volledige dossier om de
212
M.v.T Wijzigingswet, 16. 213
Art. 35 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en 54 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet en art. 9 Prospectusrichtlijn. 214
Art. 32 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en 52 (voor niet geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet en art. 13 Prospectusrichtlijn. 215
Zie voor een overzicht van de documenten: Art. 32, §1, 1°-5° en 52, §1, 1°-5° Prospectuswet. 216
L. VAN BEVER en S. BOGAERTS, “Verloop van een IPO en het prospectus – Primaire marktpraktijken” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 167.
57
emittent, alsook de ESMA, in de kennis van haar beslissing om het prospectus goed te keuren
of om de goedkering van het prospectus te weigeren217
.
158. Enkel de personen die het dossier hebben ingediend kunnen bij het Hof van Beroep te
Brussel in beroep gaan tegen de weigering van de FSMA om het prospectus goed te keuren,
of tegen de beslissing dat het dossier nog niet als volledig kan worden beschouwd218
. Er is
geen beroepsmogelijkheid mogelijk tegen de door de FSMA genomen beslissing om het
prospectus goed te keuren.
2) Praktische richtlijnen door de FSMA
159. In 2012, met een laatste update op 27 juni 2014, heeft de FSMA een circulaire
gepubliceerd met daarin een bespreking van de procedure die moet gevolgd worden voor de
indiening en de behandeling van dossiers over openbare aanbiedingen. De circulaire bevat een
aantal praktische richtlijnen die door de emittent, en in het bijzonder door de persoon die
gemachtigd is om de indiener van het dossier te vertegenwoordigen, moet worden gevolgd219
.
3) Versnelde goedkeuringsprocedure voor plain vanilla
obligaties
a. Situering
160. Voor de behandeling van openbare aanbiedingenprospectussen is het bestaan van een
versnelde goedkeuringsprocedure in een Europese lidstaat van groot praktisch belang. De
emittenten van schuldinstrumenten hebben, in de meeste gevallen, binnen de Europese
Economische Ruimte een keuze van lidstaat van herkomst, en dus van bevoegde
toezichthouder voor de goedkeuring van het prospectus. Een goed uitgewerkte, versnelde
goedkeuringsprocedure en adequate toepassing ervan verstrekt de aantrekkingskracht van de
FSMA als toezichthouder, waardoor emittenten sneller geneigd zouden zijn om België als
lidstaat van herkomst te kiezen bij hun openbare aanbieding van schuldinstrumenten220
.
161. Via Mededeling 2010/28 heeft de CBFA, voorloper van de FSMA, dan ook voor
openbare aanbiedingen van obligaties en toelatingen van obligaties tot de verhandeling op een
217
De termijn wordt verlengd van tien naar twintig (bank)werkdagen indien de FSMA in de tien voorafgaande
jaren geen registratiedocument of prospectus over een openbare aanbieding heeft goedgekeurd. De reden is
dat de analyse van het dossier meer tijd zal vergen omdat de diensten van de FSMA nog niet vertrouwd zijn
met de situatie van de emittent. 218
Art. 121, §1, 1° wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 4 september 2002. 219 Circulaire FSMA_2012_20 d.d. 11 december 2012 – Procedure voor de indiening en de behandeling van
dossiers over openbare aanbiedingen, www.fsma.be/~/media/Files/fsmafiles/circ/nl/fsma_2012_20.ashx, 1-5. 220
W. VAN DE WIELE en S. KIERSZENBAUM, “Een bespreking van de gewijzigde prospectuswet en enkele ‘capita selecta’ in verband met de aanbieding van beleggingsinstrumenten”, Bank Fin.R. 2014, afl. 3, 119-120.
58
gereglementeerde markt een versnelde procedure voor het onderzoek en de toelating van het
prospectus ingevoerd221
.
b. Toepassingsgebied
162. De versnelde procedure is ingevoerd voor het onderzoek en de goedkeuring van het
prospectus voor een openbare aanbieding en/of toelating tot de verhandeling op een
gereglementeerde markt van plain vanilla obligaties die zijn uitgegeven door een emittent
waarvan de aandelen of de obligaties sinds ten minste drie jaar genoteerd zijn, en waarvan de
periodieke informatieverstrekking onderworpen is aan het a posteriori toezicht van de FSMA.
Bovendien moet de emittent een positief track record kunnen voorleggen. Plain vanilla
obligaties zijn gewone obligaties met een vaste rentevoet, met inbegrip van deze met een
zerocoupon of met een variabele rentevoet.
Een positief track record in hoofde van de emittent houdt in dat: (1) de emittent op
bevredigende wijze gereageerd heeft op de eventuele opmerkingen die de FSMA in de laatste
drie jaar geformuleerd heeft tijdens de uitoefening van haar bevoegdheden inzake het toezicht
op de informatieverstrekking, (2) de commissaris van de emittent voor de laatste drie
gepubliceerde boekjaren geen onthoudende verklaring heeft afgelegd, de rekeningen niet heeft
afgekeurd, geen voorbehoud gemaakt heeft bij de certificering van de rekeningen of
opmerkingen geformuleerd heeft over de continuïteit van de activiteiten (going concern), (3)
de emittent schriftelijk aan de FSMA heeft bevestigd dat zij momenteel voldoet aan al zijn
verplichtingen ten aanzien van hun schuldeisers. Er wordt daarbij verduidelijkt dat een
emittent die de covenanten met zijn geldschieters niet naleeft, niet in aanmerking komt voor
de versnelde procedure en (4) de netto- activa van de emittent mogen, ten gevolge van
geleden verliezen, niet beperkt zijn tot een bedrag dat lager ligt dan de helft van het kapitaal.
c. Summiere beschrijving van de procedure
163. Wanneer de uitgifte voldoet aan de toepassingsvoorwaarden, zal de FSMA binnen een
termijn van vijf werkdagen (in plaats van 10 werkdagen bij toepassing van de normale
goedkeuringsprocedure) na ontvangst van het dossier meedelen dat zij beslist heeft hetzij om
het prospectus goed te keuren, hetzij om een normale goedkeuringsprocedure op te starten.
Wanneer het dossier met andere woorden moeilijkheden bevat, kan de versnelde behandeling
niet worden toegepast.
Bij de indiening van zijn dossier moet de emittent de versnelde procedure aanvragen en
aantonen dat hij voldoet aan de criteria. In het bijzonder dient hij schriftelijk aan de FSMA te
bevestigen dat hij momenteel voldoet aan al zijn verplichtingen ten aanzien van zijn
schuldeisers.
221 Mededeling CBFA_2010_28 d.d. 20 december 2010 – Openbare aanbieding van obligaties en toelating van
obligaties tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en invoering van een versnelde procedure voor
de goedkeuring van het prospectus, http://www.fsma.be/nl/Supervision/fm/oa/ug/circmedprak.aspx, 5.
59
K. IMPACT VAN DE PROSPECTUSRICHTLIJN EN ROL VAN HET
PROSPECTUS
164. Het CSES (Centre for Strategy & Evaluation Services) heeft in 2008 een studie gedaan
over de gevolgen van de inwerkingtreding van de Prospectusrichtlijn voor de Europese
financiële markten222
. Het CSES kwam in de studie onder meer tot het besluit dat de nieuwe
prospectusreglementering wel degelijk heeft geleid tot een verbetering van de hoeveelheid en
de kwaliteit van de informatie die beschikbaar is voor de beleggers. Daarnaast heeft men
echter ook ervaren dat de retail beleggers prospectussen eerder gebruiken als juridische
documenten ex- post, dan om zich te informeren voor het nemen van hun
beleggingsbeslissingen. De particuliere belegger raadpleegt het prospectus niet om zich te
informeren223
.
165. Op basis van deze resultaten kan de vraag gesteld worden wat de rol nu juist is van een
prospectus. De doelstelling van de prospectusreglementering is dat het de potentiële belegger
ex- ante beschermt voor het nemen van zijn investeringsbeslissing, doordat er in het
prospectus passende en volledige informatie wordt opgenomen omtrent de uitgifte. In de
praktijk zien de retail beleggers het document echter maar ex- post enige juridische waarde
hebben, om op grond van het document eventueel een aansprakelijkheidsvordering in te
stellen. In hun presentatie over de ‘Legal side of IPO’ wezen LECOUTRE en
VANKEMMELBEKE er ook op dat het prospectus één brok aansprakelijkheid inhoudt voor
de emittent en de begeleidende banken. Die aansprakelijkheid moet dan ook zoveel als
mogelijk worden ingedekt door het gebruik van discaimers en een vermelding van elk
mogelijke, potentiële risicofactor224
.
222
Study on the Impact of the Prospectus Regime on EU Financial Markets: Final Report, june 2008, http://ec.europa.eu/finance/securities/docs/prospectus/cses_report_en.pdf, 81. 223
Study on the Impact of the Prospectus Regime on EU Financial Markets: Final Report, june 2008, http://ec.europa.eu/finance/securities/docs/prospectus/cses_report_en.pdf, 51 – 54. 224
A.S. VANKEMMELBEKE en F. LECOUTRE tijdens de voorstelling ‘Linklaters: Legal side of IPO’ op 25 februari 2015 te Vlerick Business School, Reep 1, 9000 Gent.
60
DEEL V RECLAMEREGELING
A. Algemeen
166. In het kader van een emissie gaan er meer mededelingen met informatie verspreid
worden in het publiek en de primaire markt dan het prospectus alleen. Men kan hierbij denken
aan reclame omtrent de emissie in gespecialiseerde tijdschriften of kranten, op het internet,
via folders of via radio- of televisiespotjes, die erop gericht zijn de emittent en de geplande
emissie onder de aandacht van het publiek te brengen. De reclameregeling in de
Prospectusrichtlijn en de Prospectuswet beoogt dan ook te bereiken dat de informatie die
wordt verstrekt door middel van reclame- uitingen of andere mededelingen die betrekking
hebben op de emissie overeenstemt met de informatie die in het prospectus staat of komt te
staan en juist en niet misleidend is.
B. Regime in de prospectusreglementering
1) Controle door de FSMA
167. Het uitgangspunt is dat reclame en de andere documenten en berichten die betrekking
hebben op de openbare aanbieding van effecten en die worden verspreid op initiatief van de
emittent of de begeleidende banken, pas openbaar mogen gemaakt worden nadat zij door de
bevoegde toezichthouder, in België de FSMA, zijn goedgekeurd225
. Onder reclame wordt
verstaan: “elke aankondiging die betrekking heeft op een specifieke openbare aanbieding van
effecten of op een toelating van effecten tot de verhandeling die er specifiek op gericht is de
mogelijke inschrijving op of aankoop van die effecten te promoten, op welke informatiedrager
ook”226
.
168. De FSMA gaat bij haar goedkeuringsonderzoek controleren of in de reclame (en de
andere documenten en berichten) staat vermeld dat er een prospectus is, wordt of zal worden
gepubliceerd en wordt aangegeven waar de beleggers dit prospectus kunnen verkrijgen. De
erin vervatte informatie mag niet onjuist of misleidend zijn en de informatie moet
overeenstemmen met de in het prospectus verstrekte informatie of, indien het prospectus op
een later tijdstip wordt gepubliceerd, met de informatie die in het prospectus moet worden
verstrekt. Tot slot moet de reclame als zodanig herkenbaar zijn227
.
2) Ruim toepassingsgebied
169. Opgemerkt, de reclameregeling in de Prospectuswet heeft een bijzonder ruim
toepassingsgebied. De reden is dat de Belgische wetgever, in tegenstelling tot de Raad van
225
Art. 60, §1 Prospectuswet en art. 15, 6 Prospectusverordening. 226
Art. 11 Prospectuswet. 227
Art. 58 Prospectuswet en art. 15, 2-6 Prospectusrichtlijn.
61
State, van oordeel is dat de reclame- regeling in de Prospectusrichtlijn gebaseerd is op het
principe van minimale harmonisatie228
. De verrichtingen die worden geviseerd zijn: alle
openbare aanbiedingen en toelatingen tot de verhandeling op een gereglementeerde markt die
plaatsvinden op het Belgische grondgebied, inclusief de aanbiedingen waarvoor geen
prospectus moet worden gepubliceerd (in dit geval moeten de inhoudelijke reclameregels wel
worden nageleefd, maar hoeft geen goedkeuring te worden verkregen door de FSMA) en de
aanbiedingen waarvoor een vooraf door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat
goedgekeurd prospectus moet worden gepubliceerd. Verder worden ook de verrichtingen
geviseerd die in één of meer andere lidstaten, met uitzondering van België, worden
uitgevoerd, wanneer de FSMA bevoegd is voor de goedkeuring van het prospectus, en dit
onverminderd een eventuele controle op diezelfde reclame, documenten of berichten in de
lidstaat van ontvangst (duplicatie van toezicht)229
.
3) Principe van gelijkheid van informatie tussen de beleggers
170. In de Prospectuswet wordt een belangrijke waarde gehecht aan het principe van
gelijkheid tussen de verschillende categorieën van beleggers. Het principe houdt in dat de
belangrijke informatie die, rechtstreeks of onrechtstreeks, is verstrekt door de emittent en die
is gericht tot de gekwalificeerde of institutionele beleggers of tot speciale categorieën van
beleggers, inclusief de informatie die is verstrekt in het kader van bijeenkomsten over
aanbiedingen van effecten (road shows) en de informatie die is meegedeeld aan financiële
analisten, wordt verstrekt aan alle beleggers aan wie het aanbod is gericht (ook als de
verrichting geniet van een safe harbour- vrijstelling)230
.
Het is dus essentieel dat informatie die niet in het prospectus zal worden gepubliceerd ook
niet door de emittent ter beschikking wordt gesteld van de analisten van het syndicaat.
Analisten mogen zich in hun rapporten (die meestal enkel aan institutionele beleggers worden
verstrekt) enkel baseren op informatie die publiek zal zijn op het ogenblik van de emissie of
die, indien ze publiek zou zijn, geen invloed zou hebben op het aanbod of de prijs231
.
4) Publicity guidelines
171. Publicity guidelines zijn richtlijnen voor de publicatie van informatie in verband met
de aanbieding van effecten. Ze worden opgesteld door de juridische adviseurs van de emittent
of de begeleidende banken en moeten in acht worden genomen door de emittent, de
begeleidende banken en de eventuele betrokken public relations of reclamebureaus, en
bestuurders of werknemers van deze partijen die bij de emissie betrokken zijn. Het doel van
deze richtlijnen is het bevorderen van het naleven van de wettelijke regels met betrekking tot
228
M.v.T. Prospectuswet, 69. 229
Art. 57 Prospectuswet en L. VAN BEVER en S. BOGAERTS, “Verloop van een IPO en het prospectus – Primaire marktpraktijken” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 118. 230
Art. 59 Prospectuswet en M.v.T. Prospectuswet, 72. 231
L. VAN BEVER en S. BOGAERTS, “Verloop van een IPO en het prospectus – Primaire marktpraktijken” in B. CLERCKX, J-M. GOLIER, K. VANDERHEYDEN, L. VAN BEVER, P. D’HONDT en S. BOGAERTS, Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 121.
62
publiciteit en het beheersen van het risico dat aansprakelijkheid zou ontstaan door publiciteit.
De betrokkenen moeten erop toezien dat relevante publiciteitsuitingen zullen sporen met het
prospectus en de daaraan gestelde wettelijke vereisten.
172. Vooral met name tot de Verenigde Staten zijn deze richtlijnen van belang. De
Securities Exchange Commission (SEC) is namelijk een zeer actieve waakhond die een
monitoring- afdeling heeft die proactief en intensief speurt naar aanbiedingen van effecten,
om te checken of die al dan niet op de VS zijn gericht en of wordt voldaan aan de vereisten
die de Amerikaanse regelgeving in dit verband stelt, bijvoorbeeld vereisten om buiten het
toezicht van de SEC te blijven. Het zal zelden de bedoeling zijn van een Europese emittent
om zijn obligaties ook aan te bieden aan beleggers op het Amerikaanse grondgebied
(behoudens eventueel aan Qualified Institutional Buyers –ICB – op grond van Rule 144A,
daartoe is namelijk gaan registration statement bij de SEC noodzakelijk), omdat daarvoor
registration bij de SEC nodig is. Mocht men dan onverhoopt aan een vereiste om aan toezicht
te ontkomen blijken niet te hebben voldaan, dan kan dat tot onaangename consequenties
leiden voor de emittent232
.
232
W.J. HORSTEN, “Informatievoorziening buiten het prospectus”, in B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 408. en A.S. VANKEMMELBEKE en F. LECOUTRE tijdens de voorstelling ‘Linklaters: Legal side of IPO’ op 25 februari 2015 te Vlerick Business School, Reep 1, 9000 Gent.
63
DEEL VI HET BANKENSYNDICAAT EN
JURIDISCHE VERHOUDINGEN TUSSEN DE
EMITTENT EN HET SYNDICAAT
A. BEMIDDELINGSMONOPOLIE VOOR BANKEN EN
BELEGGINGSONDERNEMINGEN IN BELGIE
173. Bij een openbare (en private) aanbieding van obligaties gaan er steeds een aantal
banken en/ of beleggingsondernemingen worden aangesteld om de emissie te begeleiden. De
economische reden is dat een emittent zelf, zeker bij een grensoverschrijdende uitgifte, er
moeilijk in slaagt om het contact te leggen met de beleggers of investeerders wegens een
gebrek aan ervaring en kennis over de werking van de primaire uitgiftemarkt. Naast deze
economische reden is er, in België, ook een juridische reden.
174. De Prospectuswet bepaalt dat er maar een beperkt aantal gereglementeerde
ondernemingen bemiddelingswerkzaamheden mogen verrichten bij elke plaatsing van
beleggingsinstrumenten op het Belgische grondgebied. In principe geldt deze regeling dus
zowel voor een openbare als een private aanbieding van beleggingsinstrumenten. Voor de
volgende private aanbiedingen vindt de beperking tot een beperkt aantal instellingen die
bemiddelingswerkzaamheden mogen verrichten echter geen toepassing: de aanbiedingen die
uitsluitend gericht zijn aan gekwalificeerde beleggers, de aanbiedingen die, per lidstaat van de
Europese Economische Ruimte, gericht zijn aan minder dan 150 natuurlijke of rechtspersonen
die geen gekwalificeerde beleggers zijn en de aanbiedingen met een totale tegenwaarde in de
Europese Economische Ruimte van minder dan 100.000 euro. Voor de twee andere vormen
van private aanbieding geldt de beperking wel233
. Tevens vindt de beperking geen toepassing
in het kader van crowdfunding- projecten234
.
Opgemerkt, het bemiddelingsmonopolie vindt wel toepassing op de verrichtingen die
vrijgesteld zijn van prospectusplicht en opgesomd zijn in artikel 18 van de Prospectuswet. De
verrichtingen die zijn uitgesloten uit het toepassingsgebied van de Prospectuswet, en
opgenomen zijn in artikel 16, vallen uiteraard niet onder het bemiddelingsmonopolie.
175. De instellingen die op grond van de wet een bemiddelingsmonopolie hebben zijn in
wezen banken, beursvennootschappen en vennootschappen voor vermogensbeheer235
en
beleggingsadvies die op het Belgische grondgebied actief zijn, al dan niet via bijkantoren.
233
Namelijk voor de aanbiedingen die een totale tegenwaarde van ten minste 100.000 euro per belegger en per afzonderlijke aanbieding vereisen en de aanbiedingen met een nominale waarde per eenheid van ten minste 100.00 euro. 234
Art. 55, §2 Prospectuswet. 235
Een beursvennootschap en een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies zijn twee types van een beleggingsonderneming: zie art. 47 wet 6 april 1995 inzake het statuut en het toezicht op beleggingsondernemingen, BS 3 juni 1995.
64
Tevens de Europese Centrale Bank, de Nationale Bank van België en de andere centrale
banken van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte mogen
bemiddelingsactiviteiten verrichten236
. In de praktijk zal dit maar zelden voorkomen. De
doelstelling van dit monopolie is om de beleggers een passende bescherming te bieden. De
bemiddelaars moeten immers in het kader van hun financiële dienstverlening specifieke
gedragsregels naleven in verhouding met hun cliënten237
. Een emittent doet er best aan dit
bemiddelingsmonopolie te respecteren, bij een miskenning ervan stelt hij zich immers bloot
aan strafrechtelijke straffen238
en zal de rechter de inschrijvingen door de beleggers nietig
verklaren239
.
Een bemiddelingswerkzaamheid of – activiteit is: “elke tussenkomst ten aanzien van
beleggers, zelfs al is zij tijdelijk of bijkomstig en in welke hoedanigheid ook, in de plaatsing
van beleggingsinstrumenten voor rekening van de aanbieder of de uitgevende instelling, tegen
een vergoeding of een voordeel van welke aard ook, rechtstreeks of onrechtstreeks door de
aanbieder of de uitgevende instelling”240
. De definitie omvat elke gerichtheid van een persoon
of instelling, die niet de emittent is, bijvoorbeeld op grond van een lastgevings- of
commissieovereenkomst, naar (potentiële) beleggers241
.
176. Het bemiddelingsmonopolie voor banken en beleggingsondernemingen belet echter
niet dat de emittent zelf, de beleggingsinstrumenten die hij wenst uit te geven plaatst bij het
beleggerspubliek242
.
B. HET BANKENSYNDICAAT
1) Algemeen
177. Het bankensyndicaat is een groep van banken (of beleggingsondernemingen) die
samengesteld wordt in opdracht van de emittent en die de uitgifte structureert, ondersteunt en
begeleidt. Het vormt de link tussen de emittent, de vrager van kapitaal, en het
beleggerspubliek, de aanbieder van kapitaal. Er vindt in de praktijk nagenoeg geen emissie
plaats zonder het optreden van een bankensyndicaat. De begeleidende banken worden
gezamenlijk aangeduid als ‘managers’, en de hoofdverantwoordelijke(n) van de begeleidende
banken krijgen de benaming ‘(joint) lead (global) managers’ mee. De overige banken van de
groep worden aangeduid als ‘co- managers’ of ‘underwriters’243
. De begeleidende banken
onderhouden reeds uitgebreide financiële contacten met de potentiële kapitaalverschaffers en
236
Art. 56, lid 1 Prospectuswet. 237
M.v.T. Prospectuswet, 68. 238
Art. 56, j° en art. 69, 2° Prospectuswet. 239
Art. 68ter, §1, 2° Prospectuswet. 240
Art. 13 Prospectuswet. 241
M. DUPLAT en P. LAMBRECHT, “Les offres publiques d’instruments de placement et l’exigence de prospectus en droit belge – Examen de la loi 16 juni 2006”, Rev.prat.soc. 2006, 117. 242
Art. 56, lid 2 Prospectuswet. 243
W.J. HORSTEN, “Gentlemen prefer bonds. Over obligaties en andere relaties”, O&F 2002, nr. 50, 55.
65
– vragers. Daarnaast beschikken zij over de vereiste deskundigheid en logistieke
ondersteuning door hun netwerk aan bankagenten en – makelaars om een emissie ordelijk te
begeleiden en te ondersteunen244
. Ze zijn er om een marketingstrategie rond de obligatie-
emissie uit te werken en toe te passen. De banken zijn bekend met de (primaire)
marktcondities en hebben kennis van de mate van interesse van retail en institutionele
beleggers in het soort obligatie die de emittent wenst uit te geven245
. De managers worden
vooral gekozen op basis van hun cliëntenbestand, ervaring en deskundigheid op het vlak van
emissies en hun plaatsingscapaciteit onder de beleggers246
.
2) Opdrachten
178. De opdrachten van de syndicaatsleden kunnen omschreven worden als het adviseren
van de emittent over de structuur en de timing van de emissie, adviseren van de emittent over
de implementatie van de emissie (bijvoorbeeld: nakoming van de prospectusreglementering
en noteringsvereisten, opmaak van het prospectus, informeren over de primaire
marktcondities en bepalen van de uitgifteprijs en totale nominale waarde), adviseren van de
emittent over de marketing van de emissie (bijvoorbeeld: verzorgen van roadshows en het
voorbereiden en indienen van reclamemateriaal ter goedkeuring), overnemen of garanderen
van de emissie, managen van het emissie- proces (bijvoorbeeld: in ontvangst nemen van de
inschrijvingsorders van de beleggers) en, hetgeen in mindere mate het geval is bij een
obligatie- emissie, optreden als stabilisatiemanager in het geval de obligaties na de emissie
worden genoteerd op een (gereglementeerde) markt247
.
179. De uitvoering van deze opdrachten gebeurt in de praktijk in samenwerking met de
(eigen) adviseurs van de (lead) manager en andere leden van het syndicaat (advocaten en
accountants) en de adviseurs van de emittent (advocaten, accounts en organisatie- of
communicatieadviesbureaus).
3) Wijze van samenstelling
180. Bij een obligatielening is het veelal zo dat de emittent aan een aantal banken kenbaar
maakt welk bedrag hij voor welke looptijd wil lenen bij de beleggers. Gewoonlijk geeft hij
hierbij aan wat de maximale fundingkosten zijn die hij wil aanvaarden, dat wil zeggen het
totaal van zowel het rendement dat hij bereid is te bieden aan de beleggers, als de kosten die
aan de emissie verbonden zijn248
. Nadien gaan de geïnteresseerde banken offertes indienen bij
de emittent of gaan ze formele gesprekken starten met de bevoegde personen binnen de
244
R.E. DE ROOY, Emissies op de Nederlandse markt in Bank- en effectenrecht, Deventer, Kluwer, 1996, 4 245
DELOITTE, Strategies for Going Public: the changing landscape for IPO’s, Fourth Edition, Fall 2012,
http://deloitte.wsj.com/riskandcompliance/files/2013/11/Strategies-for-Going-Public-Fourth-Edition-Fall-
2012.pdf, 32. 246
T. PRIME, International bonds and certificates of deposit, Londen, Butterworth Law, 1991, 27. 247
A-S. VANKEMMELBEKE, D. BALLEGEER, I. LE GRAND en T. L’HOMME, Debt capital markets in Belgium: regulatory overview in Practical Law Multi- Jurisdictional Guide 2014/15. A Thomson Reuters Legal Solution, http://uk.practicallaw.com/0-526-9205?q=*&qp=&qo=&qe. 248
De kosten die aan een uitgifte verbonden zijn onder meer: de management fees, de fees voor het syndicaat, plaatsingsvergoeding, drukkosten van het prospectus en eventuele noteringskosten.
66
emittent, waarin ze te kennen geven aan welke voorwaarden en kosten ze bereid zijn de
uitgifte te begeleiden en te structureren. Juridisch gezien kunnen deze besprekingen worden
aangeduid als een precontractuele fase. Uit deze verkennende gesprekken zullen nog geen
verplichtingen voortvloeien voor de betrokkenen en het staat de partijen vrij hun besprekingen
af te breken. Dit is echter anders bij een ‘right of first refusal’. Een bank heeft in dat geval op
een eerder moment, bijvoorbeeld in het kader van een verleend krediet, het contractuele recht
bedongen om als eerste te worden uitgenodigd om, tegen bepaalde voorwaarden, de uitgifte te
verzorgen, voordat de emittent een andere bank mag uitnodigen249
. Wanneer de emittent een
grote naamsbekendheid heeft of de uitgifte heeft veel slaagkansen, kan het voorkomen dat er
veel investeringsbanken zich komen presenteren. Men spreekt dan ook wel van een ‘bake-
off’of ‘beauty contest’ tussen de banken250
.
181. Als formeel beginpunt van het uitgifteproces kan worden gezien het mandaat dat door
de emittent wordt verstrekt aan de bank die als lead manager zal gaan optreden. Dergelijk
mandaat wordt verstrekt in een engagement letter, die de hoofdlijnen van de beoogde emissie
vaststelt. De lead manager zal namens de emittent een aantal andere banken benaderen om
hen uit te nodigen tot het syndicaat toe te treden. Dat gebeurt in eerste instantie telefonisch,
gevolgd door een e- mail. Deze e- mail heet de invitation fax en beschrijft de voorwaarden
van de emissie zoals die, op dat ogenblik, reeds tussen de emittent en de lead manager zijn
besproken. De invitation fax zal in het algemeen ook aangeven voor welk percentage van de
totale uitgiftesom de ontvangende bank wordt gevraagd de emissie te garanderen (haar
‘underwriting commitment’)251
.
182. De lead manager is bij het gehele uitgifteproces betrokken, onderhoudt de contacten
met de emittent en verricht de meeste taken en werkzaamheden. Begeleidende banken met
een beperkte rol worden aangeduid als ‘senior co- manager’ of ‘co- manager’. De
verschillende benamingen zijn in de praktijk te herleiden tot het feit dat deze banken zich aan
een kleiner deel van de plaatsingsgarantie committeren. In de onderste regionen van het
syndicaat gaat het soms maar om enkele procenten van de emissie 252
. Voor het publiek is de
rol van een bank als lid van het syndicaat kenbaar aan de plaats waar de betreffende bank staat
vermeld aan de voorzijde van het prospectus. De lead manager staat bovenaan en de andere
banken worden gerangschikt op basis van hun underwriting commitment253
. Deze volgorde
wordt ook aangehouden bij marktcommunicatie over de emissie, de zogenaamde ‘tombstone
advertisement’ 254
.
249
R. GEDDES, IPO’s and Equity Offering, Londen, Butterworth, 2005, 38. 250
A.S. VANKEMMELBEKE en F. LECOUTRE tijdens de voorstelling ‘Linklaters: Legal side of IPO’ op 25 februari 2015 te Vlerick Business School, Reep 1, 9000 Gent. 251
W.J. HORSTEN, “Gentlemen prefer bonds. Over obligaties en andere relaties”, O&F 2002, nr. 50, 56. 252
R. GEDDES, IPO’s and Equity Offering, Londen, Butterworth, 2005, 174. 253
B. BIERENS en P. ZIJP, “De rol van de begeleidende banken” in: B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 329. 254
H.A. SALE en J.C. COFFEE, Securities Regulation. Cases and Materials, Foundation Press, New York, 2012, 78.
67
4) Engagement letter
a. Kenmerken
183. De engagement letter legt bij aanvang van het uitgifteproces de primaire
rechtsverhoudingen vast tussen de emittent en de lead manager(s) van het syndicaat. Het
juridisch afdwingbare contract tussen de emittent en het syndicaat, de underwriting
agreement, wordt namelijk maar gesloten enkele dagen voor de finale toewijzing van de
obligaties aan de ingeschreven beleggers. Tot dat moment van closing worden de
verhoudingen tussen beide partijen beheerst door de engagement letter. De engagement letter
is formeel een brief (maar kan ook de vorm aannemen van een uitgebreide overeenkomst met
algemene voorwaarden) die door de lead manager wordt overhandigd aan de emittent waarin
wordt bevestigd dat het syndicaat bereid is de emissie te verzorgen en een vermelding van de
hoofdvoorwaarden die voor de emissie zullen gelden255
.
b. Inhoudelijk
184. Voor een engagement letter gelden geen formele vormvereisten. De inhoud en de
bewoordingen zullen afhangen van bank tot bank en telkens worden aangepast naar gelang de
aard en de structuur van de transactie, het profiel van de emittent en overige specifieke
omstandigheden. Een aantal bepalingen zullen echter steeds voorkomen in de engagement
letter, namelijk: (1) De bevestiging van de lead manager om de emissie te verzorgen en een
indicatie van de kenmerkende elementen van de voorgenomen emissie en de verwachte
tijdslijnen, (2) Een voorlopige uitgifteprijs en intrest en de wijze van uitbetaling van de
aflossingen en intrest, (3) Een begroting van de vergoeding die de banken ontvangen (fees),
uitgedrukt als een percentage van de emissieopbrengst en de bevoegdheid deze vergoeding in
te houden van de opbrengst. Andere kosten die kunnen worden ingehouden zijn bijvoorbeeld
vergoedingen die aan externe deskundigen zijn betaald, drukkosten van het prospectus en
noteringskosten, (4) Enkele formele verklaringen, zoals een verklaring over de interne
besluitvorming door de vennootschap, de juistheid en volledigheid van te verstrekken
informatie en een vrijwaring van de lead manager en andere banken voor enigerlei
aansprakelijkheid, (5) Het recht voor de bank om de emissie terug te trekken indien zich
omstandigheden zouden voordoen die het slagen ervan zou in gevaar brengen (bijvoorbeeld
een beurscrisis of ongunstige monetaire ontwikkelingen)256
, (6) Een bevestiging dat de lead
manager de emissie maar garandeert nadat het due diligence- onderzoek naar tevredenheid
van de bank is afgerond en bij het sluiten van de underwriting agreement en (7) Een
rechtskeuze- en/ of forumkeuzebeding257
.
255
M.R. DRIEDONKS, “Enkele aspecten van de beursgang”, V&O 2011, nr. 7/8, 155. 256
R.E. DE ROOY, Emissies op de Nederlandse markt in Bank- en effectenrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 99. 257
B. BIERENS en P. ZIJP, “De rol van de begeleidende banken” in: B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 335.
68
5) Due diligence
185. Na het tekenen van de engagement letter komt de focus in het proces te liggen op het
due diligence- onderzoek en het opstellen van het prospectus. Due diligence richt zich op de
belangrijkste financiële, fiscale, juridische en commerciële aspecten van de emittent. Het
onderzoek wordt uitgevoerd door de begeleidende banken en hun adviseurs, met hulp van de
adviseurs van de emittent. Het omvat interviews met de raad van bestuur, de raad van
commissarissen en het management (vaak op basis van due diligence questionnaires) en
presentaties van het management. Daarnaast worden de relevante documenten (zoals notulen
van vergaderingen, materiële commerciële contracten, belangrijke arbeidsovereenkomsten en
procedures), die zijn opgenomen in een data room, bestudeerd. Een due diligence is
noodzakelijk om een prospectus te kunnen opstellen conform de wettelijke vereisten. De
garanties en vrijwaringen door de emittent in de underwriting agreement, legal opinons door
de advocaten en comfort letters van de accountants ondersteunen het onderzoek en beperken
het risico voor het syndicaat258
.
186. Reeds voor de formele start van de emissie zal de lead manager een beperkte due
diligence hebben ondernomen Ze wenst namelijk de situatie van de emittent te kennen
voordat ze de opdracht aanvaardt, zodat ze zich een beeld kan vormen over de slaagkansen
van de emissie. Een succesvolle uitgifte, die door haar wordt begeleid, heeft namelijk een
positieve invloed op het imago van de betrokken bank259
. ‘Zelf- reclame’ is dan ook een
belangrijke motiverende factor voor banken om te participeren in het syndicaat260
.
C. EMISSIESTRUCTUUR
1) Overzicht
187. De vorm van de dienstverlening door de begeleidende banken kan drie vormen
aannemen: (1) guichet- of loket- emissie, (2) een inspanningsverbintenis of (3) underwriting.
Bij de eerste twee varianten faciliteren de banken de emissie, maar nemen onder geen beding
de aan te bieden obligaties over261
. Bij underwriting nemen de banken het risico over van de
emittent dat niet alle uit te geven obligaties bij derden- beleggers zullen worden geplaatst. De
gekozen emissie- structuur gaat in de meeste gevallen kunnen afgeleid worden uit de
bewoordingen opgenomen in het prospectus.
258
M.R. DRIEDONKS, “Enkele aspecten van de beursgang”, V&O 2011, nr. 7/8, 155. 259
A.S. VANKEMMELBEKE en F. LECOUTRE tijdens de voorstelling ‘Linklaters: Legal side of IPO’ op 25 februari 2015 te Vlerick Business School, Reep 1, 9000 Gent. 260
T. PRIME, International bonds and certificates of deposit, Londen, Butterworth Law, 1991, 27. 261
M.T.G. SCHOONEWILLE en S.N. DEMPER, “Naar de beurs anno 2010. Een overzicht van een beursgang en recente ontwikkelingen”, O&F 2010, afl. 3, 34.
69
2) De guichet- emissie
188. De meest passieve rol wordt door de banken ingenomen bij een guichet- emissie.
Guichet betekent loket262
, en dit vat meteen ook de belangrijkste verantwoordelijkheden van
de syndicaatsleden samen. De dienstverlening van de banken is beperkt tot het behulpzaam
zijn bij de voorbereiding van de emissie en het openstellen van haar loketten voor het in
ontvangst nemen van de inschrijvingen door de beleggers op de uitgegeven obligaties. Ze
regelt ook de toewijzing van de obligaties. Tevens coördineert zij de stortingen door en de
uitgifte aan de beleggers. De bank speelt hier louter een faciliterende rol en neemt het
plaatsingsrisico niet over. Geen enkele bank van de syndicaat zal namelijk de verbintenis
aangaan om de obligaties van de emittent over te nemen, noch bij wijze van een overgenomen
emissie noch bij wijze van een gegarandeerde emissie263
. Een guichet- emissie is uiterlijk
herkenbaar aan het feit dat het emissieprospectus niet ondertekend is door één of meerdere
banken, maar uitsluitend door de emittent zelf en dat de naam en het logo van de begeleidende
banken niet opvallend worden vermeld in het prospectus. De syndicaatsleden bij een guichet-
emissie hebben immers weinig verantwoordelijkheden opgenomen in het kader van de uitgifte
en willen dat ook geen imagoschade leiden bij een onsuccesvolle emissie.
Onder de guichet- emissie komen overeenkomsten tot stand rechtstreeks tussen de emittent en
de beleggers264
. De bank wil op generlei wijze zelf gebonden worden en de beleggers mogen
haar niet aanzien als aanbieders van de obligaties. De bank fungeert op grond van een
uitdrukkelijk of stilzwijgende volmacht als vertegenwoordiger van de emittent265
.
189. In de praktijk komt de guichet- emissie vrijwel niet meer voor, wellicht is dit te wijten
aan de toegenomen zorgplicht voor de banken op grond van de MiFID- I en II richtlijnen en
de moeilijk te combineren bepalingen in deze richtlijnen met de guichet- emissie266
.
3) De inspanningsverbintenis tot plaatsing
190. Een emissiestructuur waarbij de syndicaatsleden bereid zijn meer
verantwoordelijkheden op te nemen dan bij een guichet- emissie, is deze waarbij ze de
inspanningsverbintenis aangaan om de obligaties te plaatsen bij de beleggers267
. Men spreekt
van een emissie op ‘best efforts’- basis. Bij een dergelijke structuur gaan de banken zich
weliswaar evenmin als bij een guichet- emissie committeren om de emissie over te nemen of
de plaatsing te garanderen, maar wel om zich op best efforts in te spannen om voor de
262
Tegenwoordig vrijwel alleen nog via internet of telefonisch. 263
W.J. HORSTEN, “Totstandkoming van transacties in de primaire markt” in X., Lustrumbundel 2002 Vereniging voor Effectenrecht: een bewezen bestaansrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 166. 264
J.B. HUIZINK, Leerboek Wft, Apeldoorn/ Antwerpen, Maklu, 2009, 169. 265
W.J. HORSTEN, “Totstandkoming van transacties in de primaire markt” in X., Lustrumbundel 2002 Vereniging voor Effectenrecht: een bewezen bestaansrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 166. 266
B. BIERENS en P. ZIJP, “De rol van de begeleidende banken” in: B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 345. 267
De bank gaat met de emittent een zogenaamde ‘placing agreement’ sluiten. Dit versus een ‘underwriting agreement ’ en ‘subscription agreement’ dat men als begrip hanteert bij een overgenomen of een gegarandeerde emissie.
70
emittent beleggers van de uit te geven obligaties te zoeken. De banken gaan dus actief op zoek
gaan naar beleggers, en dit in tegenstelling tot bij een guichet- emissie waar ze een louter
passieve rol vervullen. Voor zover dat lukt kunnen er obligaties worden uitgegeven en
geplaatst worden bij de beleggers, maar indien de banken er ondanks hun inspanningen niet in
slagen om voldoende beleggers te vinden om in te schrijven op de uitgifte, zal een eventueel
overschot nooit door de banken worden overgenomen268
.
191. Voor het overige gaan de syndicaatsleden bij een best effort- plaatsing dezelfde
opdrachten vervullen en verantwoordelijkheden opnemen als deze bij een guichet- emissie.
Het aanbieding tot inschrijven gaat dus ook hier uit van de emittent en niet van de
begeleidende banken. De bank zal de aanvaarding door de belegger (in de vorm van een
inschrijving) als geadresseerde voor de emittent in ontvangst nemen, waardoor (na de
toewijzing van de obligaties) een overeenkomst tot stand komt tussen de belegger en emittent
(daarbij vertegenwoordigt door de bank)269
.
4) Underwriting
a. De term underwriting
192. ‘Underwriting’ is een vaak voorkomende term in de internationale financiële wereld
met betrekking tot openbare of private aanbiedingen van effecten. Tevens in Belgische en
andere Europese prospectussen, die goedgekeurd werden door de bevoegde toezichthouder,
komt het begrip veelvuldig voor om de omvang en de draagwijdte van de juridische
verhoudingen tussen de emittent en het bankensyndicaat aan te duiden.
WOOD beschrijft underwriting als volgt: “Typically an issuer of new securities mandates an
investment bank or group of banks to arrange the issue of new securities […]. There are
usually several arrangers or managers, but normally one is the lead manager dealing with
the documentation while the others – the co-managers – assist with procuring the subscribers
from their clients. These arrangers are variously called managers, underwriters of
arrangers”270
. In de meest voorkomende hypothese duidt underwriting op een contractuele
verbintenis van het syndicaat om een bepaald aantal effecten (de gehele emissie of een deel
ervan) bij de beleggers te plaatsen, in de hoedanigheid van principaal of vertegenwoordiger
van de emittent, bij gebreke waarvan men verplicht is de niet bij de beleggers geplaatste
effecten zelf op te nemen271
. De banken nemen dus het risico over van de emittent dat niet alle
effecten bij beleggers door hen zullen kunnen worden geplaatst.
268
R.A. BREALEY en S.C. MYERS, Principles of Corporate Finance, Berkshire, McGraw-Hill Education, 2014, 412. 269
W.J. HORSTEN, “Totstandkoming van transacties in de primaire markt” in X., Lustrumbundel 2002 Vereniging voor Effectenrecht: een bewezen bestaansrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 168 en B. BIERENS en P. ZIJP, “De rol van de begeleidende banken” in: B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 345. 270
P.R. WOOD, Regulation of International Finance in Law and practice of international finance series, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 443. 271
F.G.B. GRAAF, Euromarket Finance: issues of Euromarket securities and syndicated Eurocurrency loans, Deventer, Kluwer, 1991, 54.
71
193. Underwriting kan twee vormen aannemen: (1) de overgenomen emissie, of (2) de
garandeerde emissie. In het geval van een overgenomen emissie neemt (koopt) het syndicaat
bij aanvang van het emissieproces de obligaties (en het plaatsingsrisico) over van de emittent.
Bij een gegarandeerde emissie garandeert het syndicaat dat alle uit te geven obligaties zullen
worden geplaatst. Indien en voor zover de banken niet of niet voldoende beleggers kunnen
vinden om op de obligaties in te schrijven, verbinden zij zich om het restant van de obligaties
in hun eigen portefeuille op te nemen.
b. De overgenomen emissie
194. Bij de structuur van de overgenomen emissie komen de syndicaatsleden en de emittent
overeen dat de obligaties die aan het publiek zullen worden aangeboden reeds bij aanvang van
het uitgifteproces door de banken zullen worden overgenomen aan een vaste prijs. Omdat de
obligaties door de banken worden overgenomen aan een vooraf bepaalde prijs spreekt men
ook van een ‘fixed pricing underwriting’ of een ‘bought deal’272
. De techniek van de
overgenomen emissie is ontstaan begin jaren 1980 toen in de internationale financiële wereld
duidelijk werd dat de snelheid waartegen een uitgifte in de primaire markt kon worden
gerealiseerd omhoog moest. De sterk fluctuerende wisselkoersschommelingen tussen de
dollar en vreemde munten en intrestschommelingen kostte de emittent, door de traagheid van
een emissie, handenvol geld. De populariteit van de overgenomen emissie als structuur was
echter maar van korte duur en vandaag is het in zijn pure vorm geen vaak voorkomend
fenomeen meer273
.
195. De voorwaarden en afspraken tussen de emittent en het bankensyndicaat worden bij
een overgenomen emissie vastgelegd in een ‘subscription agreement’ of ‘purchase
agreement’274
. Juridisch kan een dergelijke overeenkomst worden gekwalificeerd als een
koop- verkoopovereenkomst tussen beide partijen waarbij honderd procent van de obligaties,
die de emittent wenst uit te geven, bij aanvang wordt overgekocht door de begeleidende
banken tegen een vaste prijs. De vergoeding die de leden van het syndicaat krijgen voor hun
overnamediensten wordt aangemerkt als ‘verkoopsprovisie’275
. Door gebruik van deze
emissiestructuur kent de emittent reeds bij aanvang van het proces de omvang van zijn
fundingkosten.
De inschrijving op de obligaties wordt bij een overgenomen emissie niet enkel feitelijk maar
ook juridisch opengesteld door de syndicaatsbanken. De banken bieden de door hen
overgenomen (of nog over te nemen) obligaties voor eigen rekening én risico aan bij het
publiek ter inschrijving. Ze verkopen de obligaties vervolgens ook in eigen naam en voor
eigen rekening aan de beleggers. De beleggers zullen echter uitgaan van de standaard situatie
272
F.G.B. GRAAF, Euromarket Finance: issues of Euromarket securities and syndicated Eurocurrency loans, Deventer, Kluwer, 1991, 60. 273
A.S. VANKEMMELBEKE en F. LECOUTRE tijdens de voorstelling ‘Linklaters: Legal side of IPO’ op 25 februari 2015 te Vlerick Business School, Reep 1, 9000 Gent. 274
Sommige auteurs zijn van mening dat er geen sprake kan zijn van een echte juridische aankoop door het bankensyndicaat, ze opteren eerder om te spreken van een ‘overname’. Zie W.J. HORSTEN, “Totstandkoming van transacties in de primaire markt” in X., Lustrumbundel 2002 Vereniging voor Effectenrecht: een bewezen bestaansrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 168. 275
R.E. DE ROOY, Emissies op de Nederlandse markt in Bank- en effectenrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 9.
72
waarbij de banken bemiddelend optreden en de emitterende vennootschap
vertegenwoordigen. Er zal derhalve kenbaar gemaakt moeten worden dat in dit geval de bank
zelf jegens de beleggers gebonden partij wenst te worden. In het prospectus worden de
begeleidende banken dan ook aangeduid als emittenten van de emissie276
.
196. Het moge duidelijk zijn dat bij de structuur van een overgenomen emissie alle risico’s
zich verplaatsten van de emittent naar de begeleidende banken bij aanvang van het volledige
uitgifteproces, aangezien op dat moment de subscription agreement wordt ondertekend.
Wanneer later de emissie onsuccesvol zou uitvallen, omdat de beleggers niet inschrijven op
alle overgenomen obligaties, moeten de betrokken banken de obligatie gaan dumpen aan
dumpingprijzen op de secundaire kapitaalmarkt (hetgeen de eventuele stabilisatieopdracht van
de lead manager aanzienlijk bemoeilijkt) en lijden ze imagoschade. De banken hebben in
theorie niet de mogelijkheid om, zoals ze wel hebben bij een gegarandeerde emissie, de
emissievoorwaarden en – prijs af te toetsen bij de institutionele beleggers277
.
c. De gegarandeerde emissie
197. In de financiële praktijk meest gehanteerde emissietechniek is deze van de
gegarandeerde emissie. Hierbij garandeert het bankensyndicaat tegenover de emittent dat alle
uit te geven obligaties zullen worden geplaatst bij de beleggers. De banken verbinden er zich
dus in de eerste plaats toe om actief op zoek te gaan in hun beleggerscliënteel naar afnemers
voor de obligaties. Wanneer ze er vervolgens niet in slagen om alle obligaties bij derde
(potentiële) beleggers te plaatsen, verbinden ze er zich in de tweede plaats toe om alle
obligaties waarop niet werd ingeschreven (het restant) over te nemen aan de uitgifteprijs,
verminderd met een procentuele commissie (plaatsingsgarantie)278
.
198. Tussen de emittent en het syndicaat wordt een zogenaamde ‘underwriting agreement’
gesloten279
. De formulering die men in dergelijke overeenkomst tussen de emittent en banken
ziet is dat de banken “agree to procure (or obtain) subscribers, failing wich to subscripe for
the securities”. Kenmerkend aan de gegarandeerde emissie is dat de syndicaatsleden de
obligaties gaan plaatsen bij de beleggers voor rekening van de emittent. De banken gaan dus
optreden als vertegenwoordigers van de emitterende vennootschap, die de kwalificatie als
emittent blijft behouden.
d. Vergelijk tussen de overgenomen emissie en de gegarandeerde emissie
199. Economisch gezien komen beide structuren van emissie op hetzelfde resultaat neer
voor de emitterende vennootschap. De emittent gaat zowel bij een overgenomen als bij een
276
W.J. HORSTEN, “Totstandkoming van transacties in de primaire markt” in X., Lustrumbundel 2002 Vereniging voor Effectenrecht: een bewezen bestaansrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 168. 277
A.S. VANKEMMELBEKE en F. LECOUTRE tijdens de voorstelling ‘Linklaters: Legal side of IPO’ op 25 februari 2015 te Vlerick Business School, Reep 1, 9000 Gent. 278
W.J. HORSTEN, “Totstandkoming van transacties in de primaire markt” in X., Lustrumbundel 2002 Vereniging voor Effectenrecht: een bewezen bestaansrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 169. 279
Soms spreekt men in het kader van een gegarandeerde emissie tevens over een ‘subscription agreement’. In het kader van dit werk wordt de term ‘underwriting agreement’ gehanteerd als term voor de overeenkomst tussen de emittent en het syndicaat zowel bij een overgenomen emissie als bij een gegarandeerde emissie.
73
gegarandeerde emissie het bedrag dat hij wenste op te halen onder het beleggerspubliek
kunnen lenen. De emittent is steeds zeker van een volledige plaatsing van de emissie en de
banken staan daar voor in, zij het onder een iets andere formulering en techniek in beide
soorten structuren. Voor de emitterende vennootschap komt een overeenkomst waarbij de
begeleidende banken zich verbinden om de aankoopprijs te betalen aan de emittent
(overnemen), qua risicoverschuiving op hetzelfde neer als plaatsen met een
plaatsingsgarantie. De bank neemt bij een gegarandeerde emissie dat risico echter niet over
voordat zijn positie in feite al (grotendeels) bij derden is geplaatst of door hen is
(her)overgenomen280
.
Er kan dan ook geargumenteerd worden dat er in de praktijk weinig verschil bestaat tussen
beide emissietechnieken281
. In juridisch opzicht is er echter zeker een verschil vast te
stellen282
. Bij een gegarandeerde emissie hebben de syndicaatsleden namelijk als opdracht “to
offer the securities as agents on behalf of the issuer”. De banken treden met andere woorden
niet in eigen naam op (als verkoper), zoals bij een overgenomen emissie, maar als
vertegenwoordiger van de emittent283
.
e. Bijzonderheid: selling group
200. Sporadisch wordt bij een gegarandeerde emissie in het bankensyndicaat nog een
selling group ingeschakeld284
. De selling group is een verzameling investeringsbanken of
andere financiële instellingen die zich ook inspant om obligaties bij derde beleggers te
plaatsen, maar bij gebreke daarvan deze niet zelf overnemen. De groep wordt beschouwd als
een soort back- up om er zeker van te zijn dat als de andere leden van het bankensyndicaat er
niet in slagen om hun obligaties bij hun cliënten te plaatsen, uitgegeven obligaties toch
verkocht kunnen worden. De rol van een selling group is dan ook beperkt aangezien maar 0,5
– 1 % van de obligaties voorbehouden wordt voor hen. Juridisch sluit het syndicaat een koop-
verkoopovereenkomst met elk lid van de groep285
.
D. DE UNDERWRITING AGREEMENT
1) Algemeen
201. De underwriting agreement286
is het hoofddocument tussen de emittent en het
bankensyndicaat. In de overeenkomst worden de afspraken uit de engagement letter tussen de
280
M. MOUTHAAN, “Waar werkt de underwriter?”, V&O 2007, nr. 7/8, 133. 281
R.E. DE ROOY, Emissies op de Nederlandse markt in Bank- en effectenrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 9. 282
W.J. HORSTEN, “Totstandkoming van transacties in de primaire markt” in X., Lustrumbundel 2002 Vereniging voor Effectenrecht: een bewezen bestaansrecht, Deventer, Kluwer, 2002, 169. 283
M.A. BLOM, Prospectusaansprakelijkheid van de lead manager, Deventer, Kluwer, 1996, 65. 284
W.J. HORSTEN, “Gentlemen prefer bonds. Over obligaties en andere relaties”, O&F 2002, nr. 50, 55. 285
T. PRIME, International bonds and certificates of deposit, Londen, Butterworth Law, 1991, 28. 286
Afhankelijk van de soort dienstverlening van de begeleidende banken wordt dit document ook wel subscription agreement genoemd (bij een overgenomen of gegarandeerde emissie) of placement agreement (bij een inspanningsverbintenis).
74
emittent en alle begeleidende banken uit het syndicaat – en dus niet alleen met de lead
manager – nader uitgewerkt en geeft de emittent verscheidene garanties, assumpties en
opschortende voorwaarden aan de banken omtrent haar rechtspositie en vooral omtrent de
juistheid van de informatie in het prospectus287
. De underwriting agreement bevat een
veelheid aan bepalingen die gecreëerd zijn om te verzekeren dat het prospectus volledige
openbaarheid levert over de financiële en zakelijke kant van de emittent en bepalingen die de
managers beschermen als bepaalde voorwaarden om hun underwriting commitment uit te
voeren niet zijn vervuld288
.
Een underwriting agreement dient in wezen twee hoofddoelen. Enerzijds het beschrijven van
de voorwaarden waarop de emittent bereid is de obligatie uit te geven en de managers bereid
zijn deze te plaatsen (of over te nemen). Anderzijds het verdelen van de aan de transactie
verbonden risico’s. Hierbij spelen de gestelde garanties en vrijwaringen een belangrijke rol289
.
2) Tijdstip van ondertekening
202. De onderhandelingen tussen de emittent en het syndicaat over deze overeenkomst
zullen in de praktijk niet langer verlopen dan een paar weken en lopen parallel met het due
diligence- onderzoek, het opstellen van het prospectus en de advisering aan de emittent. Het
moment van de ondertekening hangt samen met de gekozen emissiestructuur. Bij front- end
underwriting nemen de begeleidende banken aan het begin van het proces de verplichting op
zich om de obligaties over te kopen tegen een vooraf vastgestelde prijs door ondertekening
van de underwriting agreement (de overgenomen emissie). Bij back- end underwriting gaan
de banken de underwriting agreement pas sluiten op het moment dat al duidelijk is hoeveel
vraag er voor de betreffende obligaties op de markt is en tegen welke prijs de markt bereid is
de obligaties te kopen (de gegarandeerde emissie). De overeenkomst wordt pas ondertekend
na de bookbuilding- procedure en enkele dagen voor de effectieve levering van de obligaties
(closing)290
.
203. De late ondertekening, bij een gegarandeerde emissie, van de overeenkomst heeft tot
gevolg dat de betrokkenheid van de begeleidende banken bij de voorbereiding en de
begeleiding van de emissie mag worden uitgelegd als een impliciete of expliciete toezegging
tot het verlenen van een plaatsingsgarantie en de banken zullen dit in hun communicatie met
de emittent ten alle tijden benadrukken. Het syndicaat heeft dus in theorie wel de
mogelijkheid om tot een vergevorderde fase in het uitgifteproces, namelijk tot na de
bookbuilding- procedure, nog te beslissen geen garantieverbintenis te stellen291
.
287
M.T.G. SCHOONEWILLE en S.N. DEMPER, “Naar de beurs anno 2010. Een overzicht van een beursgang en recente ontwikkelingen”, O&F 2010, afl. 3, 35. 288
S.N. ALLEN, “A lawyer’s guide to the operation of underwriting syndicates”, New England Law Review 1991, 2. 289
W.J. HORSTEN, “Gentlemen prefer bonds. Over obligaties en andere relaties”, O&F 2002, nr. 50, 57. 290
M.T.G. SCHOONEWILLE en S.N. DEMPER, “Naar de beurs anno 2010. Een overzicht van een beursgang en recente ontwikkelingen”, O&F 2010, afl. 3, 36. 291
B. BIERENS en P. ZIJP, “De rol van de begeleidende banken” in: B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 331.
75
3) Inhoudelijk
a. Algemeen
204. De underwriting agreement is de laatste jaren uitgegroeid tot een lijvig document en
het onderhandelen ervan is, zeker in de gevallen waarin het syndicaat bestaat uit een groot
aantal banken, een tijdrovend proces. Een typisch dergelijke overeenkomst bedraagt
tegenwoordig meer dan 100 bladzijden. De inhoud ervan wordt vastgelegd door de advocaten
van het syndicaat, die ervoor moeten zorgen dat alle door de verschillende syndicaatsleden
gewenste bepalingen erin zijn opgenomen, en de advocaten van de emitterende vennootschap
tijdens drafting sessions. De begeleidende banken hebben doorgaans een eigen, intern
goedgekeurde, standaard underwriting agreement liggen, en het in elkaar voegen van de
verschillende standaarddocumenten kan in elke geval flink wat voeten in de aarde hebben292
.
205. Uitgaande van een gegarandeerde emissie regelt de underwriting agreement
samengevat zes essentiële zaken: (1) Het syndicaat belooft dat het de obligaties van de
emittent koopt indien geen beleggers kunnen worden gevonden zolang de emittent het
syndicaat het vertrouwen kan geven dat het bedrijf op orde is en de markt geen onverwachte
bewegingen heeft gemaakt, en waarvoor het syndicaat, in het licht van het risico dat het
neemt, een vergoeding ontvangt, (2) De emittent belooft dat zij de obligaties zal uitgeven (en
waarvoor het syndicaat beleggers zal proberen te vinden om de plaatsingsgarantie te
mitigeren), (3) De emittent belooft dat het prospectus waarop de beleggers vertrouwen om
hun investeringsbeslissing te maken juist en niet misleidend is en alle materiële zaken bevat
die nodig zijn voor de beleggers om een goede inschatting van de emittent te maken, (4) De
emittent belooft dat zij verder in een goede financiële gezondheid is, en dit in de (nabije)
toekomst nog zal zijn, (5) De emittent belooft dat hij geen onverwachte activiteiten zal
ontplooien die de aanbieding van de obligaties in gevaar kan brengen en (6) De emittent
belooft dat als het syndicaat verlies lijdt (of indien één van de aan het syndicaat gelieerde
vennootschappen, of bestuurders of werknemers verlies lijdt) als gevolg van onjuist of
beweerdelijk onjuist handelen van de emittent, de emittent dit verlies zal vergoeden293
.
b. Enkele specifieke clausules
i. Plaatsingsgarantie
206. In het kader van een gegarandeerde emissie neemt elke bank de verantwoordelijkheid
op zich om een bepaald percentage van de obligaties bij beleggers te plaatsen, en bij gebreke
daarvan, over te nemen (underwriting commitment). Bij een emissie in Continentaal Europa is
het de gebruikelijk dat de syndicaatsleden zich niet hoofdelijk verbinden tot garantie. De
garantieverbintenis van de banken heeft geen hoofdelijk karakter, hetgeen betekent dat een
292
B. BIERENS en P. ZIJP, “De rol van de begeleidende banken” in: B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 348. 293
J. REDONET, L. DE CARLOS en R. PANASAR, “Doing deals in Europe: Equity”, in P. BOECKMAN en R. PANASAR (eds.), European Securities Law, New York – Londen, Oxford University Press, 2010, 139.
76
bank niet kan verplicht worden om de gehele of een groter deel van de emissie te garanderen
wanneer één of meerdere syndicaatsleden er niet in slaagt zijn underwriting commitment na te
leven. Een bank kan dus niet aangesproken worden door de emittent of de lead manager om
een deel van de obligaties, die overgenomen moesten worden door een andere bank, zelf te
proberen plaatsen en/of over te nemen. De garantieverplichtingen bij een Europese emissie
zijn derhalve ‘several and not joint’294
. Bij emissies op Amerikaanse bodem is het wel
gangbaar dat de syndicaatsleden zich hoofdelijk verbinden tot het garanderen van de emissie
(‘several and joint’) 295
.
207. Opgemerkt, in een underwriting agreement in het kader van een Europese emissie
wordt tegenwoordig vaak opgenomen dat de begeleidende banken een verplichting op zich
nemen om de door één of meerdere banken niet geplaatste obligaties toch over te nemen mits
het aantal (extra) te plaatsen obligaties voor elke van de banken niet verder stijgt dan een
bepaald percentage van hun oorspronkelijke underwriting commitment, meestal een 10%.
Wanneer het totale aantal obligaties die in een eerste fase niet kunnen geplaatst worden meer
bedraagt dan 10 % van de volledige emissie, dan komt meestal een einde aan de underwriting
agreement en gaat de emissie niet door296
. Dergelijke clausule wordt aangeduid met de term
‘step-up clause’. Op deze manier wordt het karakter van de niet- hoofdelijk verbintenis meer
en meer afgeslepen en komt het joint- aspect erin geslopen297
.
208. Een voorbeeld van de manier waarop een plaatsingsgarantie in een underwriting
agreement wordt geformuleerd en gestructureerd en een (vrijwillige) step- up clause is te
vinden in het prospectus van de Belgische onderneming La Lorraine Bakkery Group NV,
waarbij BNP Paribas Fortis Bank, ING Bank en KBC Bank optreden als joint lead managers:
“(1) (i) Elk van de Joint Lead Managers heeft het exclusief recht om een bedrag van EUR
20.000.000 (of 26,67% van het nominale bedrag van de uit te geven Obligaties) te plaatsen
bij, en toe te wijzen aan Particuliere Beleggers, tegen de Uitgifteprijs, in totaal een bedrag
van EUR 60.000.000 (of 80% van het nominale bedrag van de uit te geven Obligaties) (de
"JLM Obligaties"), en (ii) De Joint Lead Managers zullen gezamenlijk EUR 15.000.000 (of
20% van het nominale bedrag van de Obligaties uit te geven) plaatsen bij andere
distributeurs en/of Gekwalificeerde Beleggers tegen de Verkoopsprijs (het "QI Boek"). Deze
toewijzingsstructuur kan enkel gewijzigd worden in overeenstemming met de Emittent en de
Joint Lead Managers.
(2) Elk van de Joint Lead Managers zal haar JLM Obligaties op eigen tempo plaatsen op een
best effort basis. Indien om 17.30 uur op de eerste Werkdag van de Inschrijvingsperiode, een
294
B. BIERENS en P. ZIJP, “De rol van de begeleidende banken” in: B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 348. 295
F.G.B. GRAAF, Euromarket Finance: issues of Euromarket securities and syndicated Eurocurrency loans, Deventer, Kluwer, 1991, 56. 296
S.N. ALLEN, “A lawyer’s guide to the operation of underwriting syndicates”, New England Law Review 1991, 4. 297
J. REDONET, L. DE CARLOS en R. PANASAR, “Doing deals in Europe: Equity”, in P. BOECKMAN en R. PANASAR (eds.), European Securities Law, New York – Londen, Oxford University Press, 2010, 139. en B.S. FOERSTER en J.C. BURCH, Capital Markets Handbook, New York, Wolters Kluwer Law & Business, 2004, §2.06 -2.
77
Joint Lead Manager haar JLM Obligaties niet volledig heeft geplaatst, (i) mag zulke Joint
Lead Manager het niet geplaatste gedeelte van haar JLM Obligaties overdragen naar het QI
Boek voor een maximum nominaal bedrag aan Obligaties gelijk aan twee derden van EUR
15.000.000 en zal deze hiervoor QI Vergoedingen ontvangen overeenkomstig de Obligaties
die het heeft toegewezen aan het QI Boek ingevolge deze paragraaf (b) en (ii) de andere Joint
Lead Managers zullen gerechtigd (maar niet verplicht) zijn om, voor zover het totale
nominaal bedrag van de Obligaties toegewezen aan het QI Boek een totaalbedrag van EUR
15.000.000 overschrijdt (het "QI Overschot"), alle of een deel van het QI Overschot
proportioneel toe te wijzen aan hun Particuliere Beleggers, tegen de Uitgifteprijs. Voor alle
duidelijkheid, een Joint Lead Manager die één of meerdere Obligaties van het QI Overschot
plaatst bij zijn Particuliere Beleggers, zal pro rata minder delen in de commissies verdiend
op het QI Boek.
(c) Indien, na de re-allocatie op grond van paragraaf (b) hierboven, om 17.30 uur op de
eerste Werkdag van de Inschrijvingsperiode, (i) een Joint Lead Manager haar JLM Obligaties
nog steeds niet volledig heeft geplaatst en (ii) één of meerdere andere Joint Lead Managers
haar JLM Obligaties volledig heeft geplaatst overeenkomstig de regels uiteengezet in
paragraaf (b) hierboven, dan, na kennisgeving aan de Emittent, gaat zulke Joint Lead
Manager akkoord dat de andere Joint Lead Manager(s) gerechtigd (maar niet verplicht) zijn
om, overeenkomstig de regels uiteengezet in paragraaf (b) hierboven, alle of een deel van de
niet geplaatste JLM Obligaties, oorspronkelijk toegewezen aan zulke Joint Lead Manager, te
plaatsen a rato van de orders die door dergelijke Joint Lead Manager(s) van haar/hun
Particuliere Beleggers heeft ontvangen.
(d) Indien, na de re-allocatie op grond van paragraaf (c) hierboven, om 17.30 uur op de
eerste Werkdag van de Inschrijvingsperiode, het maximale bedrag van EUR 75.000.000 nog
niet volledig is geplaatst, mag elke Joint Lead Manager het resterende niet geplaatste
gedeelte van haar JLM Obligaties (indien aanwezig) overdragen naar het QI Boek en zal deze
hiervoor QI Vergoedingen ontvangen overeenkomstig de Obligaties die het heeft toegewezen
aan het QI Boek ingevolge deze paragraaf (d)”298
.
ii. Vergoeding
209. De vergoeding die de emittent dient te betalen aan de begeleidende banken voor de
diensten die zij aanbieden in het kader van de emissie staat omvangrijk beschreven in de
underwriting agreement. De beloning van de syndicaatsleden bestaat normaal uit een aantal
componenten: een ‘management commission’ voor het managen en/ of arrangeren van de
emissie en een ‘underwriting commission’ voor het plaatsen van de obligaties. Het derde
element is de ‘selling concession’ die als een soort verkoopsprovisie wordt gezien299
. Alle
298
Prospectus La Lorraine Bakery Group, http://www.llbg.com/BE/nl/Investors/Investeerders/RB-Flower_blindpage, 154 – 155. Een gelijkaardige clausule is te vinden in het prospectus van DEME, http://www.deme-group.com/sites/default/files/download_dutch_prospectus.pdf, 115. 299
W.J. HORSTEN, “Gentlemen prefer bonds. Over obligaties en andere relaties”, O&F 2002, nr. 50, 57.
78
andere kosten die in verband kunnen worden gebracht met de activiteiten van de begeleidende
banken worden eveneens toegerekend aan de emittent300
.
210. De combinatie van alle vergoedingen staat bekend als de ‘spread’. De spread is
doorgaans tussen de 1,875 % tot 2 % van de totale tegenwaarde van de aanbieding voor de
uitgifte van obligaties met een middellange termijn en 2,5 % voor obligaties met een langere
termijn (dit is een termijn tussen de vijf en tien jaren). Als gevolg van de spread is de
effectieve intrestvoet die een emittent moet betalen op de uitgifte hoger dan de coupon intrest.
In de omstandigheid dat de obligaties worden uitgegeven ‘boven par’, met andere woorden
dat de inschrijvingsprijs hoger is dan de nominale waarde van de obligaties, wordt het
negatieve effect van de spread getemperd. De leadmanager ontvangt uit het bedrag van de
management commission meestal nog een speciale vergoeding, het ‘praecipium’.
Soort vergoeding Middellange termijn Lange termijn
Management commission 0,25 – 0,375 % 0,5 %
Underwriting commission 0,375 % 0,5 %
Selling concessie 1,25 % 1,5 %
Tabel: een overzicht van de verschillende vergoeding en een raming van de percentages in de praktijk
iii. Garanties en vrijwaringen
211. De belangrijkste bepalingen in de underwriting agreement zijn de garanties en
vrijwaringen die door de emittent worden verstrekt aan de begeleidende banken in het
syndicaat. Ook de banken gaan, beperktere, verplichtingen aangaan jegens de emitterende
vennootschap. De garanties die gegeven worden door de emittent zijn talrijk en bestrijken een
breed scala van onderwerpen301
.
212. De voornaamste garantie is deze waarin de emittent garandeert dat het prospectus in
elk aspect is opgesteld conform de toepasselijke prospectusreglementering en dat ze volledig
is. Tevens stelt ze de garantie dat er geen foutieve of misleidende informatie is opgenomen in
het prospectus en dat er bewust geen essentiële beleggersinformatie werd weggelaten302
. Ook
garandeert ze dat alle (publieke) mondelinge en schriftelijke mededelingen die ze doet in het
kader van de emissie juiste en volledige informatie bevat. Aan deze garanties wordt vaak een
300
B. BIERENS en P. ZIJP, “De rol van de begeleidende banken” in: B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 349. 301
S.N. ALLEN, “A lawyer’s guide to the operation of underwriting syndicates”, New England Law Review 1991, 3. 302
B.S. FOERSTER en J.C. BURCH, Capital Markets Handbook, New York, Wolters Kluwer Law & Business, 2004, §2.06 -6.
Totale spread 1,875 – 2 % 2,5 %
79
vrijwaring gekoppeld, die onder meer aangeeft dat de emittent de managers zal vrijwaren van
enige schade die deze zouden kunnen lijden als gevolg van een onjuist of beweerlijk onjuist
prospectus. De gedachte is dat de emittent de eindverantwoordelijkheid draagt voor het
prospectus en de begeleidende banken hier in het kader van de risicoverdeling geen
aansprakelijkheid voor zouden moeten dragen303
. Door middel van het opnemen van
dergelijke vrijwaring voor mogelijke schade die voortvloeit uit eventuele
prospectusaansprakelijkheid, verschuift het syndicaat het risico van claims zoveel als
mogelijk naar de emittent304
.
Andere garanties die de emittent aflevert hebben betrekking om haar juridische positie en die
van haar eventuele dochterondernemingen, de afwezigheid van (potentiële) rechtszaken
anders dan diegene die beschreven zijn in het prospectus en het hebben van de juiste
vergunningen, licenties, toestemmingen,…
213. Een clausule waar doorgaans zwaar over onderhandeld wordt tussen de advocaten van
de emittent en het syndicaat is de material adverse change- clausule (MAC) van toepassing
op de garanties. De advocaten van de emittent zullen voor zoveel mogelijk van de gestelde
garanties namelijk trachten te bewerkstellingen dat er materialiteitstoets in aanmerking wordt
genomen. Dat wil zeggen dat er pas sprake is van een schending van een garantie indien het
geconstateerde feit effectief lijdt tot een materiaal negatief effect in de (financiële) situatie of
toekomstperspectieven van de emittent305
.
214. De omvang van de verstrekte vrijwaringen door de emittent kan algemeen gesteld drie
vormen aannemen: (1) De Amerikaanse standaard of ‘disclosure indemnity’: de lichtste vorm
van vrijwaringen waarbij de emittent zich ertoe verbindt om de begeleidende banken te
vergoeden indien deze schade lijden als gevolg van onjuiste of onvolledige informatie in het
prospectus, (2) De Europese standaard: deze omvat de disclosure indemnity, maar
bewerkstelligt tevens dat de emittent de schade van de begeleidende banken moet vergoeden
indien één van de andere garanties of de overige covenants is geschonden of beweerlijk is
geschonden. De Europese standaard lijkt ruimer dan de Amerikaanse, maar haar bereik wordt
in de praktijk gemitigeerd door bovenbeschreven MAC- clausules. (3) ‘Transaction
indemnity’: een transactie- vrijwaring houdt in dat een emittent de begeleidende banken
vrijwaart van alle schade die voortvloeit uit hun diensten in het kader van de emissie, tenzij de
schade het gevolg is van (zware) nalatigheid, kwade trouw of opzet (negligence carve out)306
.
215. In de openbare aanbiedingen van obligaties door Belgische vennootschappen waarbij
BNP Paribas Fortis Bank, KBC Bank en ING Bank optreden als (joint) lead managers staat in
het deel ‘Inschrijving en verkoop’ onder ‘Voorwaarden waaraan het Openbaar Aanbod
onderworpen is’ duidelijk een opsomming van welke garanties moeten versterkt worden door
303
W.J. HORSTEN, “Gentlemen prefer bonds. Over obligaties en andere relaties”, O&F 2002, nr. 50, 56. 304
M.R. DRIEDONKS, “Enkele aspecten van de beursgang”, V&O 2011, nr. 7/8, 156. 305
B. BIERENS en P. ZIJP, “De rol van de begeleidende banken” in: B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 353. 306
J. REDONET, L. DE CARLOS en R. PANASAR, “Doing deals in Europe: Equity”, in P. BOECKMAN en R. PANASAR (eds.), European Securities Law, New York – Londen, Oxford University Press, 2010, 142.
80
de emittent en een aantal opschortende voorwaarden. Een standaard clausule in een
prospectus waarbij bovenstaande banken managers zijn, is: “Het Openbaar Aanbod en de
daaropvolgende uitgifte van de Obligaties zijn onderworpen aan een beperkt aantal
voorwaarden die gangbaar zijn voor dit type verrichting en die uiteengezet zijn in de
Plaatsingsovereenkomst, en omvatten, onder andere: (i) de juistheid van de verklaringen
gedaan door de Emittent en elke Garant in de Plaatsingsovereenkomst, (ii) het ondertekenen
van de Plaatsingsovereenkomst, de Clearingovereenkomst, de Agentovereenkomst en de
Garantieverklaring door alle partijen daartoe, (iii) het verlenen van toelating, ten laatste op
de Uitgiftedatum, tot verhandeling van de Obligaties op de multilaterale handelsfaciliteit van
NYSE Alternext Brussels, (iv) de afwezigheid, op de Uitgiftedatum, van negatieve wijzigingen
van betekenis (zoals gedefinieerd in de Plaatsingsovereenkomst) die de Emittent, enige
Garant of de Groep (zoals gedefinieerd in de Voorwaarden) negatief beïnvloeden en van
gebeurtenissen die de verklaringen in de Plaatsingsovereenkomst onjuist hebben gemaakt op
de Uitgiftedatum alsof ze werden gedaan op zulke datum, en het vervullen, ten laatste op de
Uitgiftedatum, door de Emittent en elke Garant van al hun verplichtingen krachtens de
Plaatsingsovereenkomst, en (v) de ontvangst, ten laatste op de Uitgiftedatum, door de Joint
Lead Managers van de gebruikelijke bevestigingen omtrent bepaalde juridische en financiële
aangelegenheden met betrekking tot de Emittent.
Als de voorwaarden van het Openbaar Aanbod en de daaropvolgende uitgifte van de
Obligaties niet vervuld zijn op de Uitgiftedatum (behoudens het verzaken door de Joint Lead
Managers aan voorwaarden die niet zouden kunnen worden vervuld) of als alle Joint Lead
Managers een einde stellen aan de Plaatsingsovereenkomst in één van de hiervoor vermelde
omstandigheden, zullen de Obligaties niet worden uitgegeven. De beëindiging van de
Plaatsingsovereenkomst door één van de Joint Lead Managers, brengt niet de beëindiging
van de Plaatsingsovereenkomst voor de andere Joint Lead Managers teweeg, maar er bestaat
geen verplichting voor de niet-beëindigende Joint Lead Managers om de Obligaties
toegewezen aan de beëindigende Joint Lead Manager te plaatsen”307
.
iv. Opschortende voorwaarden
216. Naast garanties en vrijwaringen wordt een groot stuk van de underwriting agreement
ingevuld door opschortende voorwaarden. Wanneer aan deze voorwaarden niet voldaan is op
de signing date van de overeenkomst, hebben de begeleidende banken het recht om de emissie
alsnog terug te trekken en worden er geen obligaties geplaatst bij de beleggers. De
voorwaarden houden meestal verband met omstandigheden welke het welslagen van de
emissie in gevaar kunnen brengen.
Doorgaans wordt de opschortende voorwaarde opgenomen dat er zich geen materiële
negatieve wijziging (MAC) heeft voorgedaan ten aanzien van de emittent en in de
307
Prospectus La Lorraine Bakery Group, http://www.llbg.com/BE/nl/Investors/Investeerders/RB-Flower_blindpage, 150 – 151, Prospectus Pinguin NV, http://www.greenyardfoods.com/frontend/files/userfiles/files/Prospectus%20Obligatielening%2012062013.pdf, 159 – 160 en Prospectus Kinepolis Group NV, http://corporate.kinepolis.com/sites/default/files/pages/%3Cem%3EBasis%20pagina%3C/em%3E%20Obligaties%20%3Cem%3Ebewerken%3C/em%3E/BR-6596254-v1-Prospectus_NL_final.pdf, 96.
81
commerciële en industriële markt waarin de emittent actief is. Andere opschortende
voorwaarden zijn doorgaans dat de verklaringen over de juistheid van de gestelde garanties en
vrijwaringen op de closing date nog steeds correct zijn en het overhandigen door de emittent
van legal opinions (afgegeven door de betrokken advocaten) en comfort letters (afgegeven
door de accountant van de emittent ten aanzien van de financiële informatie in het
prospectus)308
.
v. Lock – up clausule
217. Een lock- up clausule is een met de lead manager overeengekomen verplichting voor
de emittent om gedurende een bepaalde periode na de emissie niet dezelfde effecten uit te
geven of te verkopen. In de praktijk zal er stevig onderhandeld worden over de voorwaarden
van een lock- up verplichting, gezien het feit dat de emittent ruimte en flexibiliteit wil
behouden voor toekomstige investeringen. Het is van belang dat een dergelijke clausule
duidelijk omschreven wordt in het prospectus, opdat de beleggers goed geïnformeerd zijn en
vertrouwen kunnen ontlenen aan de vastgelegde verplichtingen309
. De bestaansreden voor een
lock- up is dat het aanbieden van een grote hoeveelheid obligaties of soortgelijke
schuldinstrumenten een korte tijd na een eerdere emissie, een sterk negatieve invloed zal
hebben op de koersprijs van de obligaties op de secundaire kapitaalmarkten310
. Door het
gebruik van een lock- up zal aan de lead manager de kans geboden worden om de distributie
van de obligaties te organiseren op een manier die een een ordelijke en stabiele aftermarket
garandeert311
.
218. Een voorbeeld van een lock- up clausule (of clear market – clausule) staat vermeld in
het prospectus van La Lorraine Bakery Group NV: “De Emittent heeft zich in de
Plaatsingsovereenkomst ten aanzien van de Joint Lead Managers ertoe verbonden (in eigen
naam en in naam van haar Dochtervennootschappen) om binnen een termijn van 90 dagen na
de Uitgiftedatum geen nieuwe obligatie uitgiften of gelijkaardige transacties in de
kapitaalmarkten te doen of aan te kondigen, behoudens commercial paper transacties of in
geval de Joint Lead Managers hiervoor toestemming zouden geven”312
.
vi. Market- out clausule
219. Naast de opschortende voorwaarden bevat de underwriting agreement ook een
bepaling die aangeeft in welke gevallen en omstandigheden de managers van het syndicaat
het recht hebben eenzijdig het contract te beëindigen. Men pleegt te spreken van een market-
out clausule of een war clausule. De omstandigheden waar het hier om gaat betreffen
wezenlijke wijzigingen in nationale of internationale financiële, politieke of economische
308
M.R. DRIEDONKS, “Enkele aspecten van de beursgang”, V&O 2011, nr. 7/8, 156. 309
J. REDONET, L. DE CARLOS en R. PANASAR, “Doing deals in Europe: Equity”, in P. BOECKMAN en R. PANASAR (eds.), European Securities Law, New York – Londen, Oxford University Press, 2010, 140. 310
B.S. FOERSTER en J.C. BURCH, Capital Markets Handbook, New York, Wolters Kluwer Law & Business, 2004, §2.06 -3. 311
S.N. ALLEN, “A lawyer’s guide to the operation of underwriting syndicates”, New England Law Review 1991, 4. 312
Prospectus La Lorraine Bakery Group NV, http://www.llbg.com/BE/nl/Investors/Investeerders/RB-Flower_blindpage, 157.
82
omstandigheden. Opgemerkt, het gaat hier om omstandigheden onafhankelijk van de emittent
die naar het oordeel van de banken en na overleg met de emittent een dergelijk sterk negatieve
invloed hebben op het succes van de emissie, dat het praktisch onmogelijk is om door te gaan
met de emissie onder de voorwaarden zoals opgenomen in het prospectus313
. Ook wanneer er
sprake is van een overmachtsituatie of monetaire crisis heeft het syndicaat meestal het recht
om te verzaken aan zijn underwriting commitment.
E. AGREEMENT AMONG MANAGERS
220. In de agreement among managers worden de onderlinge verhoudingen tussen de
banken als leden van het syndicaat geregeld. Zoals de naam al doet vermoeden, is de emittent
geen partij bij dergelijke overeenkomsten. Geen enkele bepaling kan dan ook worden
tegengeworpen aan de emittent of ingeroepen worden in de verhouding tussen een
syndicaatslid en de emittent. Indien het gaat om een gegarandeerde emissie zullen de
afspraken over de underwriting commitment worden bevestigd in dergelijke overeenkomst. Er
zal precies bepaald worden hoeveel percentage van de obligaties elke bank zal garanderen,
eventueel met een step- up clausule314
.
Verder wordt in de overeenkomst aan de lead manager(s) een volmacht gegeven om op te
treden voor rekening van het volledige syndicaat in de distributie van de obligaties en om de
underwriting agreement en andere documenten namens de overige banken te tekenen en
verder al datgene te doen waaruit zij uit hoofde van de underwriting agreement verplicht zijn.
Daarnaast worden de functies en de rollen van de onderscheiden leden van het syndicaat
bepaald, wordt een stabilisatie en settlement manager aangewezen (meestal de lead manager)
en wordt een verdeelsleutel van de aan de banken te betalen vergoedingen voor hun diensten
en een regeling inzake de verdeling van de aan de emissie verbonden kosten opgenomen in de
agreement among managers.315
313
M. BROWN, Mechanics of Global Equity Offerings: Structuring the offering and negotiating the underwriting agreement, Londen, Kluwer International Law, 1995, 85 -89 en W.J. HORSTEN, “Gentlemen prefer bonds. Over obligaties en andere relaties”, O&F 2002, nr. 50, 57. 314
F.G.B. GRAAF, Euromarket Finance: issues of Euromarket securities and syndicated Eurocurrency loans, Deventer, Kluwer, 1991, 80 315
R.E. DE ROOY, Emissies op de Nederlandse markt in Bank- en effectenrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 107-108 en S.N. ALLEN, “A lawyer’s guide to the operation of underwriting syndicates”, New England Law Review 1991, 3.
83
DEEL VII PRIJSZETTING DOOR
BOOKBUILDING, INSCHRIJVINGEN EN
TOEWIJZINGSPROCEDURE
A. BOOKBUILDING- TECHNIEK
1) Situering
221. Het vaststellen van de emissieprijs en de totale nominale bedrag van de emissie is
ingewikkeld, omdat het vooraf moeilijk is om te beoordelen waar vraag en aanbod op het
moment van de emissie zullen samen komen. Vroeger werd veelal gebruik gemaakt van de
fixed rate methode, waarbij de finale emissieprijs en bedrag van de emissie autonoom wordt
bepaald door de begeleidende banken en de emittent voordat beleggers inschrijven op de
obligaties. Het vooraf vaststellen van de uitgifteprijs en bedrag is echter niet zonder financiële
risico’s. Vandaag is de meest gebruikte techniek de bookbuilding. De essentie van de
bookbuilding- techniek is dat de primaire markt, door het principe van vraag en aanbod, de
emissieprijs en bedrag zal bepalen. Dit is de reden waarom in de engagement letter enkel een
raming staat van de finale emissieprijs en bedrag, of soms enkel criteria volgens dewelke de
prijs en bedrag kan worden bepaald316
. Het objectief van de bookbuilding is te komen tot een
inschrijvingsratio van 3 à 4, met andere woorden een vraag die drie tot vier maal groter is dan
het aantal aangeboden obligaties317
.
2) Beschrijving van bookbuilding
222. Samengevat verloopt de bookbuilding- methode in drie stadia: (1) waardering door de
begeleidende banken, (2) premarketing- test van de marktverwachtingen voor de vaststelling
van een prijsvork en (3) verzameling van de orders tijdens de eigenlijke bookbuilding gevolgd
door de finale prijsbepaling en totale nominale bedrag.
a. Voorbereidende fase: waardering
De eerste fase is een voorbereidende fase waarbij de begeleidende banken de waarde van de
emittent gaan bepalen aan de hand van dynamische waarderingsmethodes, gericht op de
toekomstperspectieven van de emittent318
.
b. Premarketing- test voor de vaststelling van een prijsvork
Op basis van de analyse van de emittent en de marktsector waarin zij actief is, wordt een
bandbreedte voor een redelijke emissieprijs vastgelegd. Deze bandbreedte wordt vastgesteld
316
R.E. DE ROOY, Emissies op de Nederlandse markt in Bank- en effectenrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 15. 317
G. MILANTS, “Een beursintroductie praktisch bekeken”, Bank Fin.R. 2004, afl. 7, 373. 318
G. MILANTS, “Een beursintroductie praktisch bekeken”, Bank Fin.R. 2004, afl. 7, 372.
84
aan de hand van een premarketing, wat neerkomt op een eerste interesse- en markttoetsing bij
de belangrijkste gegadigden om ervoor te zorgen dat de voorgestelde pricing zo nauw
mogelijk aansluit bij de marktverwachtingen (‘pilot fishing’). De premarketing gebeurt door
de bankiers, zonder tussenkomst van de emittent. De breedte van de prijsvork schommelt,
afhankelijk van de kenmerken van de emittent en de obligaties, tussen de 10 en 20 %319
. Deze
bandbreedte wordt in het voorlopige prospectus vermeld of publiek gemaakt aan de hand van
een persbericht. Om een aanbieding door middel van bookbuilding in de praktijk mogelijk te
maken kan een (voorlopig) prospectus door de FSMA worden goedgekeurd zonder dat daarin
de definitieve prijs en aantal effecten dat zal worden aangeboden, zijn opgenomen320
. In het
prospectus moeten dan wel de criteria en/ of de voorwaarden waarvan zal worden uitgegaan
bij de vaststelling van die gegevens en een maximumprijs van de aanbieding worden
opgenomen321
.
223. Zodra het voorlopig prospectus (nagenoeg) gefinaliseerd is, zal de marketing van start
gaan en zullen de emittent en de begeleidende banken verscheidene institutionele beleggers
bezoeken om hen te enthousiasmeren in te schrijven op de obligaties (roadshow322
).
Dergelijke roadshows zijn uitermate van belang, des te meer omdat de obligatiemarkt, nog
meer dan de aandelenmarkt, wordt beheerst door institutionele spelers. Gedurende de
roadshows is het van belang dat de informatie die wordt gedeeld tijdens presentaties of
gesprekken met beleggers consistent is met de informatie die in het prospectus staat
vermeld323
. De roadshow duurt traditioneel een tweetal weken. Simultaan met de roadshows
die gericht zijn op de institutionele beleggers loopt de retail plaatsing die ondersteund wordt
met een specifieke marketing en communicatiecampagne. Indien men er niet voor kiest een
voorlopig prospectus te laten goedkeuren, mag nog niet aan het publiek worden aangeboden.
In de situatie dat het prospectus nog niet is goedgekeurd richt de bookbuilding zich enkel tot
institutionele, gekwalificeerde beleggers aan wie mag worden aangeboden zonder een
goedgekeurd prospectus324
.
c. Verzameling van de orders en finale prijszetting en bepaling van totale
nominale bedrag
224. Tijdens de inschrijvingsperiode worden de institutionele beleggers uitgenodigd om in
te schrijven onder opgave van het aantal obligaties ze willen verwerven en tegen welke prijs.
De particuliere of retail beleggers worden alleen uitgenodigd om bij hun inschrijving het
aantal te kopen obligaties op te geven, terwijl de prijs waarvoor zij inschrijven altijd “bestens”
319
G. MILANTS, “Een beursintroductie praktisch bekeken”, Bank Fin.R. 2004, afl. 7, 372. 320
M.R. DRIEDONKS, “Enkele aspecten van de beursgang”, V&O 2011, nr. 7/8, 156. 321
Art. 27 (voor geharmoniseerde verrichtingen) en art. 47 (voor niet- geharmoniseerde verrichtingen) Prospectuswet. 322
De roadshow is een serie van presentaties, vergaderingen en ontmoetingen in de belangrijkste financiële centra met de bedoeling om de fondsbeheerders te overtuigen om in de onderneming te investeren. De topmanagers worden op de roadshow meetings bijgestaan door de zakenbankiers en debt sales-mensen van de begeleidende banken: G. MILANTS, “Een beursintroductie praktisch bekeken”, Bank Fin.R. 2004, afl. 7, 373. 323
Zie randnummer ? 324
M.T.G. SCHOONEWILLE en S.N. DEMPER, “Naar de beurs anno 2010. Een overzicht van een beursgang en recente ontwikkelingen”, O&F 2010, afl. 3, 36.
85
is (dit is de uiteindelijk geldende emissieprijs)325
. Voor institutionele beleggers bestaat de
mogelijkheid tot staffeling, waarbij tegen meerdere koersen voor verschillende aantallen kan
worden ingeschreven326
. Aan de hand van de inschrijvingen en kennisgevingen wordt het
geautomatiseerd orderboek opgebouwd. De bank die het boek opstelt wordt de ‘bookrunner’
genoemd. Na de inschrijvingsperiode wordt het orderboek afgesloten. Op basis van de
inschrijvingen worden na overleg tussen het syndicaat en de emittent de emissieprijs en het
totale nominale bedrag van de emissie vastgesteld op de ‘pricing day’. Nadat de definitieve
uitgifteprijs en totale nominale bedrag is vastgesteld, dient deze informatie algemeen
verkrijgbaar te worden gesteld door bijvoorbeeld een persbericht en wordt deze informatie
geacht onderdeel uit te maken van het goedgekeurde prospectus. Na verspreiding van deze
gegevens wordt de underwriting agreement327
getekend en vervolgens, wanneer de obligaties
worden genoteerd, de noteringsovereenkomst tussen de emittent en Euronext Brussels nv.
225. In het kader van een obligatie- emissie speelt de bookbuilding- procedure een
belangrijke rol bij het vaststellen van het minimum en totale nominale bedrag. In het
prospectus wordt bepaald wat het verwachtte minimum nominale bedrag van de uitgifte
bedraagt, maar dat, ten laatste op het einde van de inschrijvingsperiode (of op het ogenblik
van vroegtijdige afsluiting), het finale totale nominale bedrag kan verhoogd worden op basis
van de resultaten tijdens de bookbuilding.
Een voorbeeld waarop de bookbuilding wordt geformuleerd in een prospectus is:“Het
verwachtte minimum nominaal bedrag van de uitgifte bedraagt *** euro. Bij beslissing van
de Emittent in consultatie met de Joint Bookrunners (de vraag van beleggers in rekening
nemende), kan het finale totale nominale bedrag verhoogd worden ten laatste op het einde (of
op het ogenblik van vroegtijdige afsluiting) van de Inschrijvingsperiode. De criteria op basis
waarvan het Totaal Nominaal Bedrag van de Obligaties zal vastgesteld worden door de
Emittent zijn de volgende: (i) de financiële behoeften van de Emittent, dewelke zouden kunnen
evolueren tijdens de Inschrijvingsperiode voor de Obligaties, (ii) de dagelijkse evolutie van de
rentevoeten en credit spread van de Emittent, (iii) het niveau van de vraag van beleggers naar
de Obligaties zoals op dagelijkse basis vastgesteld door de Joint Bookrunners, (iv) het zich al
dan niet voordoen van bepaalde gebeurtenissen tijdens de Inschrijvingsperiode van de
Obligaties die de mogelijkheid geven aan de Emittent en/of aan de Joint Bookrunners om
vroegtijdig de Inschrijvingsperiode af te sluiten of het Openbaar Aanbod en de uitgifte niet
verder te zetten.328
”
325
M.T.G. SCHOONEWILLE en S.N. DEMPER, “Naar de beurs anno 2010. Een overzicht van een beursgang en recente ontwikkelingen”, O&F 2010, afl. 3, 36. 326
A.E. PAUW en T.M. STEVENS, “Bookbuilding op de Nederlandse markt”, Tijdschrift voor Ondernemingsrecht 1999, nr. 3, 74. 327
Tenminste bij een gegarandeerde emissie waarbij er sprake is van back- end underwriting. 328
Prospectus La Lorraine Bakery Group, http://www.llbg.com/BE/nl/Investors/Investeerders/RB-Flower_blindpage, 152; Prospectus Pinguin NV, http://www.greenyardfoods.com/frontend/files/userfiles/files/Prospectus%20Obligatielening%2012062013.pdf, 160 en Prospectus Kinepolis Group NV, http://corporate.kinepolis.com/sites/default/files/pages/%3Cem%3EBasis%20pagina%3C/em%3E%20Obligaties%20%3Cem%3Ebewerken%3C/em%3E/BR-6596254-v1-Prospectus_NL_final.pdf, 97.
86
B. INSCHRIJVINGEN
1) Particuliere beleggers
226. De particuliere beleggers schrijven in via hun eigen bank of beleggingsonderneming.
Zij geven op het einde van elke werkdag hun ontvangen orders door aan de bookrunners
binnen het syndicaat. Tegenwoordig zal de inschrijving veelal gebeuren op elektronische
wijze. Het fysiek in ontvangst nemen van orders aan de loketten is tegenwoordig een
bijzonderheid. Particuliere beleggers gaan hun orders in de meeste gevallen alleen “bestens”
kunnen inschrijven. Dat wil zeggen dat het bewuste order zal worden uitgevoerd tegen de
finale emissieprijs329
.
2) Institutionele beleggers
227. Institutionele beleggers gaan hun orders rechtstreeks kunnen indienen bij alle leden
van het syndicaat. Bovendien beschikken zij over de mogelijkheid om verschillende orders in
te stellen. Het kan gaan om een (1) een bestensorder (waarbij een aantal obligaties maar geen
prijs of een prijs maar geen aantal obligaties wordt opgegeven- ‘striks bids’), (2) een
gestaffelde order (waarbij voor elke opgegeven prijs de gewenste hoeveelheid obligaties
wordt vermeld- ‘step bids’), of (3) een limiet order (waarbij een maximumprijs dan wel een
minimum of maximum aantal obligaties wordt opgegeven)330
.
228. Opgemerkt, zowel bij een inschrijving door een particuliere belegger als door een
institutionele belegger wordt de inschrijving burgerrechtelijk als vrijblijvend en herroepelijk
gekwalificeerd, en kan derhalve worden herroepen tot aan het moment van de toewijzing van
de obligaties.
C. TOEWIJZINGSPROCEDURE
1) Algemeen
229. Traditioneel duurt de inschrijvingsperiode bij een openbare aanbieding van obligaties
één à twee weken. Nadat de inschrijvingsperiode is afgesloten en de uitgifteprijs en totale
nominale bedrag is vastgesteld, vindt de toewijzing van de obligaties plaats. Het totaal van de
te verdelen obligaties zal worden onderverdeeld in verschillende tranches. Een tranche zal
bestemd zijn voor de institutionele beleggers (met mogelijk weer een onderverdeling naar
jurisdictie bij een grensoverschrijdende emissie) en een andere voor particuliere beleggers. Er
zal vooraf door het syndicaat en de emittent bepaald worden op welke wijze de obligaties
329
E. NIEUWLAND en R.P.E. BARBAS, “Inschrijving, bookbuilding en toewijzing”, in B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 430. 330
E. NIEUWLAND en R.P.E. BARBAS, “Inschrijving, bookbuilding en toewijzing”, in B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 431.
87
binnen de verschillende tranches zullen worden toegewezen ingeval van overinschrijving331
.
Ook kan vooraf worden besloten bepaalde categorieën beleggers of bepaalde groepen een
voorkeursbehandeling te geven bij de toewijzing, kan een percentage van de aanbieding
worden vastgesteld dat voor deze voorkeursbehandeling is voorbehouden en worden de
criteria vastgesteld waaraan moet worden voldaan om in een dergelijke categorie of groep te
worden opgenomen. Ook kan in de tranche voor particuliere beleggers een streefcijfer worden
vastgesteld voor minimale toewijzing per belegger332
. De CBFA heeft in het verleden
trouwens uitdrukkelijk bevestigd dat, los van de gekozen toewijzingsprocedure, het publiek
geïnformeerd dient te worden over de manier waarop de toewijzing zal gebeuren. Het
prospectus moet voldoende duidelijk zijn over de gekozen toewijzingsmethode en over de
concrete toepassing ervan in de praktijk, zonder dat daarbij in detail moet worden getreden333
.
2) Het Koninklijk Besluit betreffende de primaire
marktpraktijken
230. Het Koninklijk Besluit betreffende de primaire marktpraktijken334
bevat een aantal
bepalingen die de werking van de primaire kapitaalmarkt in België moet organiseren en
optimaal kan laten werken. Het KB 17 mei 2007 is van toepassing op de openbare
aanbiedingen van financiële instrumenten op het Belgische grondgebied die
prospectusplichtig zijn op grond van de Prospectuswet335
. Artikel 3 van het KB 17 mei 2007
bepaalt dat de inschrijving op de schijf van een openbare aanbieding die voorbehouden is aan
de gekwalificeerde/ institutionele beleggers mag worden afgesloten voor de inschrijving op de
schijf die bestemd is voor de particuliere beleggers. Andersom, de inschrijving op de schijf
die bestemd is voor de particuliere beleggers mag niet worden afgesloten voor de inschrijving
op de schijf die voorbehouden is aan de gekwalificeerde/ institutionele beleggers, tenzij de
emittent deze mogelijkheid heeft voorbehouden in het prospectus en de omstandigheden die
aanleiding geven tot de vervroegde afsluiting worden vermeld. Bovendien moet het
vertrouwelijk karakter van het orderboek gegarandeerd kunnen worden tot de inschrijvingen
op alle schijven zijn afgesloten336
.
3) Proportionele vermindering in geval van overinschrijving
231. Behalve in geval van overinschrijving, zal de belegger of inschrijver 100 % ontvangen
van het bedrag van de obligaties waarop hij tijdens de inschrijvingperiode heeft ingeschreven.
Indien de vraag groter is dan het maximum aantal beschikbare obligaties, en er dus sprake is
331
R. GEDDES, IPO’s and Equity Offering, Londen, Butterworth, 2005, 16. 332
E. NIEUWLAND en R.P.E. BARBAS, “Inschrijving, bookbuilding en toewijzing”, in B. BIERENS, C.M. GRUNDMANN – VAN DE KROL, D.J.R. LEMSTRA en T.M. STEVENS (eds.), Handboek Beursgang in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 432. 333
Mededeling CBFA_2010_29 dd. 20 december 2010 – Verloop van openbare aanbiedingen van corporate obligaties, http://www.fsma.be/nl/Supervision/fm/oa/ug/circmedprak.aspx, 3. 334
Het Koninklijk Besluit van 17 mei 2007 betreffende de primaire marktpraktijken, BS 18 juni 2007 (Hierna: “KB 17 mei 2007”) 335
Art. 2 KB 17 mei 2007. 336
Art. 3, §2 KB 17 mei 2007.
88
van ‘overinschrijving’ waarbij de uitgifte is overtekend, zullen niet alle beleggers het aantal
obligaties krijgen waarvoor zij hadden ingeschreven.
Vroeger werd dan de toewijzingsmethode van ‘first come, first served” gehanteerd. Hierbij
worden de inschrijvingen simpel afgehandeld in de volgorde waarin zij toekwamen bij de
syndicaatsleden. Als men als belegger enige tijd na het openen van de inschrijvingsperiode
intekende, was de kans reëel dat hij, in geval van overinschrijving en vroegtijdige afsluiting
van de inschrijvingsperiode, geen enkele obligatie zou toegewezen krijgen. Vandaag wordt
eerder gebruik gemaakt van een toewijzigingssysteem die gebaseerd is op een systeem van
proportionele vermindering van de inschrijvingsorders.
DEEL VIII ORGANISATIE VAN DE
OBLIGATIEHOUDERS
A. SITUERING
232. Bij een obligatie- emissie zijn de obligatiehouders nationaal of internationaal wijd
verspreid. Het is dan ook van belang dat de obligatiehouders worden georganiseerd en
vertegenwoordigd door één instelling of persoon, en dit om hun belangen op de best
mogelijke manier te vrijwaren. Het is praktisch niet haalbaar om elk van hen inspraak te
geven, bijvoorbeeld wanneer de emittent tijdens de looptijd van de obligaties het plan heeft
opgevat om de voorwaarden van de emissie te wijzigen. De groepering en
vertegenwoordiging van de houders is dan ook noodzakelijk, niet in het minst om een
optimale verdediging van de rechten van de obligatiehouders te kunnen bekomen.
233. De aanduiding van een vertegenwoordiger is niet enkel in het belang van de
obligatiehouders, maar ook van de emittent zelf. Hij kan profiteren van het bestaan van één
enkele vertegenwoordiger voor de obligatiehouders indien hij beslist om tijdens de looptijd
van de obligaties bepaalde acties te ondernemen die het akkoord van de houders vereisen.
Men denkt hierbij in de eerste plaats aan de situatie waarbij de emittent de voorwaarden van
de uitgifte wenst te veranderen (bv verlenging van de looptijd, vermindering van het
aflossingsbedrag, omzetting van de obligaties in aandelen) of wanneer hij ontheffing wil
krijgen van bepaalde verplichtingen. In de tweede plaats is het ook mogelijk dat de emittent
maar bepaalde ondernemingsbeslissingen kan nemen met toestemming van de
obligatiehouders (bv een reorganisatie van de onderneming of een fusie of splitsing). Het
vermogen van de emittent om deze beslissingen te nemen of om de uitgiftevoorwaarden te
wijzigen zonder eindeloos gepalaver is afhankelijk van het bestaan van efficiënte
89
communicatiekanalen en van een tussenpersoon die de bevoegdheid heeft om te handelen
voor rekening van de obligatiehouders337
.
234. In hoofdzaak zijn er twee technieken gangbaar om de obligatiehouders te organiseren
en te vertegenwoordigen. De eerste mogelijkheid is de aanstelling van een trustee. De
trustakte, waarin de trustee wordt aangeduid en zijn rechten en verplichtingen worden
geregeld, is dan een bijgevoegd contract bij de leningsovereenkomst tussen de emittent en de
obligatiehouder. In België is het gebruik van een trustee ter behartiging van de belangen van
de obligatiehouders eerder een uitzondering338
.
De tweede mogelijkheid, dewelke van toepassing is in België, bestaat erin dat de wetgever
een hele reeks wettelijke voorschriften uitvaardigt inzake de vertegenwoordiging van
obligatiehouders. Deze regels bestaan erin dat ze de emittent de verplichting opleggen om een
algemene vergadering van obligatiehouders, of een soortgelijk assemblee, op te richten en in
stellen, met als opdracht de belangen van de obligatiehouders te vrijwaren en op te treden als
hun vertegenwoordiger339
.
B. HET TRUST- CONCEPT
1) Definitie
235. Het trustbegrip is een Angelsaksisch rechtsfiguur afkomstig van Comon Law landen
die niet gekend is ons Belgische recht. Voor Continentaal- Europese juristen is het dan ook
geen sinecure om een passende omschrijving te geven van dit begrip. Bovendien heeft de trust
in een hele reeks Common Law landen een afwijkende definitie en gelden er bijzonderheden
per jurisdictie340
.
236. In het Angelsaksische recht wordt nergens een expliciete definitie van trust gegeven.
De trust moet een soepel instrument blijven, en om deze reden wil men in de Common Law
landen de trust niet beperken door het een afgelijnde definitie toe te kennen341
. Er wordt wel
algemeen aanvaard dat aan drie voorwaarden moet voldaan zijn vooraleer een trust geldig is
gevestigd: (1) identificatie van de trustgoederen, (2) intentie in hoofde van de settlor om een
trust te creëren en (3) identificatie van de beneficiaries, in die zin dat het duidelijk moet zijn
wie een beneficiary is wanneer de trust wordt gevestigd.
337
W. VAN GERVEREN, “De trustee bij internationale in de Europese rekeneenheid uitgedrukte obligatieleningen” , TPR 1964, 170. en F.G.B. GRAAF, Euromarket Finance: issues of Euromarket securities and syndicated Eurocurrency loans, Deventer, Kluwer, 1991, 117. 338
A-S. VANKEMMELBEKE, D. BALLEGEER, I. LE GRAND en T. L’HOMME, Debt capital markets in Belgium: regulatory overview in Practical Law Multi- Jurisdictional Guide 2014/15. A Thomson Reuters Legal Solution, http://uk.practicallaw.com/0-526-9205?q=*&qp=&qo=&qe. 339
De algemene vergadering van obligatiehouders wordt hierna afgekort als AVO. 340
M. TRAEST en S. DE RAEDT, ”‘To trust or not to trust?”, T.F.R. 2001, 952. 341
J. H. HERBOTS, “Hoofdkenmerken van de Anglo-Amerikaanse trust”, in D. PHILIPPE en J. HERBOTS (eds.), De trust en de fiduciaire overeenkomst. Praktische implicaties, Brussel, Bruylant, 1997, 1.
90
237. In het Continentaal- Europese recht werden wel een aantal pogingen ondernomen om
trust de definiëren. Artikel 2 van het Haagse Trustverdrag342
bepaalt: “Voor de toepassing
van dit Verdrag heeft de term trust het oog op de rechtsbetrekkingen die – bij een
rechtshandeling onder levenden of ter oorzake des doods – in het leven worden geroepen
door een persoon, de insteller, wanneer goederen onder de macht van een trustee worden
gebracht ten behoeve van een begunstigde of voor een bepaald doel.”
België heeft het Haagse Trustverdrag (nog) niet geratificeerd. De Belgische wetgever heeft er
de voorkeur aan gegeven om één coherent wetboek internationaal privaatrecht samen te
stellen. Daarbij werden de bepalingen van het Haagse Trustverdrag wel als model gehanteerd.
Artikel 122 van het Wetboek Internationaal Privaatrecht (IPR) omschrijft de trust als volgt:
“Een rechtsverhouding die door een rechtshandeling van de oprichter of door een
rechterlijke beslissing in het leven wordt geroepen, waarbij goederen onder de macht van een
trustee worden gebracht om ze te besturen ten behoeve van een begunstigde voor een bepaald
doel.”
2) Algemene kenmerken
238. Ondanks het gebrek aan een algemene definitie bestaat er toch eensgezindheid over de
algemene kenmerken ervan. Een trust kan men omschrijven als een rechtsverhouding waarbij
een persoon, die men de settlor noemt, goederen of andere vermogensbestanddelen overdraagt
aan een andere persoon, de trustee, die verplicht is deze goederen te houden en te beheren
overeenkomstig de bepalingen van de trustakte, en ten voordele van een of meer begunstigde
derden, de beneficiaries genaamd343
. De essentie van een trustverhouding is dat de trustee
bepaalde vermogensbestanddelen in bezit houdt, niet voor zichzelf, maar voor anderen344
. In
de simpelste hypothese zijn er dus drie partijen betrokken bij een trust- verhouding: de settlor,
diegene die de trust opricht en een vermogensbestanddeel overmaakt; de trustee, diegene aan
wie het vermogensbestanddeel wordt overgemaakt en de beneficiaries, de begunstigden van
de trust.
239. Het voornaamste kenmerk van een trust is dat er een afgescheiden vermogen gevormd
wordt zonder rechtspersoonlijkheid waarbij de juridische en economische eigendom van
elkaar worden gesplitst345
. De inkomsten uit het vermogen dat door de trustee wordt beheerd,
komen aldus ten goede van de beneficiary of beneficiaries. Op deze wijze ontstaat ‘dual
ownership’: enerzijds is er het ‘equitable ownership’, wat neerkomt op het recht op de
economische voordelen of opbrengsten van de trustgoederen, toekomend aan de beneficiaries,
342
Het Verdrag van Den Haag van 1 juli 1985 inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de herkenning van trusts. 343
M. TRAEST en S. DE RAEDT, Trust en privaat vermogensbeheer, Antwerpen, Maklu, 2000, 9 en M. TRAEST en S. DE RAEDT, ”‘To trust or not to trust?”, T.F.R. 2001, 952. 344
M. MOREAU en J. VANOVERBEKE, De burgerlijke vennootschap. De vernieuwende oplossing voor familiale vermogensplanning, Diegem, Ced. Samsom, 1997, 109. 345
Rb. Brussel 24 februari 2006, Rec. gén. enr. not. 2006, afl. 8, 327.
91
en anderzijds ‘legal ownership’, zijnde het recht op het beheer en de beschikking van de
goederen, toekomend aan de trustee346
.
240. Een belangrijk aspect van de trust is dat de door de settlor in de trust gebracht
goederen niet worden vermengd met het eigen vermogen van de trustee. Zelfs in geval van
faillissement of insolventie van de trustee, blijven de trustgoederen buiten schot vermits deze
goederen een apart vermogen vormen, los van het vermogen van de trustee347
. De
persoonlijke schuldeisers van de trustee kunnen met andere woorden geen aanspraak maken
op het trustvermogen. Deze opsplitsing van eigendomsrecht is in het Europees Continentaal
recht niet bekend, wat het moeilijk maakt voor juristen om deze Angelsaksische rechtsfiguur
te vatten348
.
3) Werking van de trust bij een obligatie- emissie
a. Rol van de emittent als settlor
241. De emittent, handelend in zijn hoedanigheid als settlor, gaat een trustakte sluiten (in
de Angelsaksische wereld spreekt men van een ‘trust deed’ of een ‘trust indenture’) met een
onafhankelijk, gespecialiseerde trustonderneming of een bank, handelend in de hoedanigheid
van trustee. In deze context betekent ‘onafhankelijk’: geen deel uitmakend van het
bankensyndicaat of van de vennootschapsgroep waartoe de emittent behoort. De lead
manager mag, om het onafhankelijke karakter van de trustee ten aanzien van de settlor te
vrijwaren, dus niet aangeduid worden trustee349
. Door het sluiten van de trustakte gaat de
emittent de hoofdverbintenis aan de aflossingen en de intresten op de obligaties te betalen aan
de trustonderneming, overeenkomstig de obligatievoorwaarden en de inhoud van de trustakte.
b. Rol van de trustonderneming
242. De gespecialiseerde trustonderneming aanvaardt om de obligaties, als trustgoederen, te
en beheren en bewaren ten voordele van de obligatiehouders. In het uitoefenen van zijn
vertegenwoordigingsbevoegdheid gaat hij optreden in eigen naam, maar voor rekening van de
obligatiehouders. De rechtshandelingen die hij stelt, binnen de perken van zijn bevoegdheden
op grond van de trustakte, zullen rechtstreeks worden toegerekend aan de obligatiehouders350
.
De trustonderneming gaat dus uitsluitend optreden als vertegenwoordiger van de
obligatiehouders en niet als een (uitvoerings) agent van de emittent. De onderneming is dan
ook verantwoording verschuldigd aan de obligatiehouders, al dan niet op hun verzoek, voor
de verrichte handelingen. De obligatiehouders kunnen in beperkte mate instructies geven op
welke manier hij zijn bevoegdheden moet uitoefenen, maar de trustonderneming gaat zich
346
J. H. HERBOTS, “Hoofdkenmerken van de Anglo-Amerikaanse trust”, in D. PHILIPPE en J. HERBOTS (eds.), De trust en de fiduciaire overeenkomst. Praktische implicaties, Brussel, Bruylant, 1997, 1. 347
M. TRAEST en S. DE RAEDT, ”‘To trust or not to trust?”, T.F.R. 2001, 953. 348
M. TRAEST en S. DE RAEDT, Trust en privaat vermogensbeheer, Antwerpen, Maklu, 2000, 22. 349
P.R. WOOD, International Loans, Bonds, Guarantees, Legal Opinions, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 297. 350
W. VAN GERVEREN, “De trustee bij internationale in de Europese rekeneenheid uitgedrukte obligatieleningen”, TPR 1964, 180.
92
vooral moeten houden aan de inhoud van de trustakte 351
. Ze kunnen wel de trustonderneming
aanzetten zijn opdrachten naar behoren uit te voeren.
c. Rol van de obligatiehouder als beneficiary
243. Iedere obligatiehouder heeft de hoedanigheid van beneficiary, en op grond van deze
kwalificatie heeft hij recht op een uitbetaling van de aflossingen en intresten geïnstrueerd door
de trustonderneming. Typerend aan de trustfiguur in deze context, is dat de rechten die de
obligatiehouder heeft ten aanzien van de emittent op grond van de obligatievoorwaarden nu
enkel nog uitgeoefend kunnen worden door de trustonderneming, in het voordeel van de
obligatiehouders. Iedere obligatiehouder kan niet meer individueel optreden tegen de emittent
(no- action clausule). De trustakte is voor een obligatiehouder een aangehecht contract bij de
leningsovereenkomst die hij gesloten heeft met de emittent, waardoor hij gebonden wordt
door het inschrijven op de aangeboden obligaties. Door het in ontvangst nemen van de
obligaties, gaat de houder ermee akkoord dat zijn rechten, die hij normaal zelf kan uitoefenen
tegen de emittent, worden beperkt352
.
Afhankelijk van de gehanteerde bewoordingen in de trustakte hebben de obligatiehouders een
vorderingsrecht tegenover de trustonderneming en een volgrecht (tracing) tegenover derden.
Wanneer de trustonderneming de obligaties in strijd met de trustakte zou vervreemden,
hebben de obligatiehouders het recht de obligaties in handen van welke derde ook terug te
vorderen (behoudens wanneer de derde verkrijger ter goede trouw is). De houder kan ook de
goederen die in de plaats van de obligaties gekomen zijn terugvorderen, waar ze zich ook
bevinden353
.
244. De verhouding tussen de trustonderneming en de obligatiehouders is, anders dan deze
tussen de emittent en de trustonderneming, niet van contractuele aard. Tussen de
trustonderneming en de obligatiehouders bestaat een fiduciaire verhouding. Het omschrijven
van een fiduciaire verhouding is geen simpele opdracht, onder meer (opnieuw) door zijn
ontstaansgeschiedenis in het Angelsaksische recht. Algemeen gezegd is het centrale idee bij
een fiduciaire verhouding dat de fiduciaire ten dienste staat van de interesses en belangen van
de beneficiary. De fiduciaire moet zich loyaal gedragen ten opzichte van de beneficiary, op
grond van een bepaalde vertrouwensband. Een fiduciaire mag zijn positie, kennis of
mogelijkheden niet misbruiken voor zijn eigen belangen of in het voordeel van een derde
partij en, voor elke aangelegenheid dat valt binnen zijn fiduciaire verhouding, mag hij met een
derde partij geen onverzoenbare verbintenis aangaan, tenzij mits voorafgaandelijke en
duidelijk toestemming van de beneficiary354
.
351
F.G.B. GRAAF, Euromarket Finance: issues of Euromarket securities and syndicated Eurocurrency loans, Deventer, Kluwer, 1991, 117. 352
P.R. WOOD, International Loans, Bonds, Guarantees, Legal Opinions, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 290. 353
M. TRAEST en S. DE RAEDT, Trust en privaat vermogensbeheer, Antwerpen, Maklu, 2000, 31 en C. DE WITTE, “Kan trust in België een nuttig instrument zijn voor vermogensplanning?”, Jura Falconis 2006 – 2007, afl. 4, 543. 354
E. McKENDRICK, Commercial Aspects of Trusts and Fiduciary Obligations, Oxford, Clarendon Press, 1992, 9.
93
4) Inhoud van de trustakte
a. Algemeen
245. In de trustakte zullen de rechten en verplichtingen van de trustonderneming en
emittent worden opgenomen en onder welke voorwaarden de trustverhouding uitwerking
krijgt. In beginsel geldt het principe van contractsvrijheid. De partijen kunnen zelf oordelen
wat ze opnemen in de akte. In voorkomend geval gaat wel rekening moeten gehouden worden
met de verplichte vermeldingen die voorgeschreven worden door het op de trust toepasselijke
recht, zoals bij toepassing van het Engelse recht het geval is. De activiteiten van beheer en
beschikking door de trustonderneming worden trouwens niet enkel verricht in
overeenstemming met de trustakte maar ook met de ‘letter of wishes’. De letter of wishes is
een document die de grenzen van de opdrachten van de trustonderneming verder afbakent355
.
246. Een aantal gebruikelijke bepalingen die voorkomen in een trustakte zijn: (1) Al de
(financiële) voorwaarden en termen waaronder de emittent geld leent van de obligatiehouders
(bijvoorbeeld de verplichting in hoofde van de emittent om de intrest en aflossingen te betalen
door middel van gespecificeerde betaalagenten, de intrestvoet en betalingsmethoden, het
aflossingsmechanisme, conversiemethodes in aandelen, eventuele ondergeschiktheid ten
aanzien van andere schulden van de emittent) en (2) Clausules die bepalen dat voor elke
wijziging van de voorwaarden van de obligaties de voorafgaande toestemming nodig is van de
trustonderneming. Deze toestemming mag gegeven worden zonder een voorafgaande
raadpleging van de obligatiehouders. Wanneer de voorgestelde wijziging evenwel een
wezenlijke invloed heeft op de belangen van de obligatiehouders, zal een contractueel bepaald
percentage van de houders akkoord moeten gaan met de wijziging356
.
b. Specifieke clausules
247. De trustonderneming gaat op grond van de trustakte de bevoegdheid hebben om de
meerderheid van de rechten van de obligatiehouders in hun plaats uit te oefenen. Er gaat in de
trustakte dan ook een heel reeks specifieke obligatievoorwaarden worden vermeld, die tevens
vermeld worden in het gepubliceerde prospectus. De belangrijkste zijn de volgende:
i. Statuut van de obligaties
248. De obligaties zullen in de meeste gevallen rechtstreeks, onvoorwaardelijk, niet-
achtergestelde en niet- gewaarborgde betalingsverbintenissen voor de emittent vormen en in
gelijke rang staan onderling en in gelijke rang zijn ten aanzien van alle andere bestaande en
toekomstige niet- gewaarborgde en niet- achtergestelde schulden (waaronder de schulden van
derde partijen waarvoor de emittent garant staat) van de emittent. Dergelijk gelijke
rangregeling staat bekend als de ‘pari passu- clause’. Door de pari passu- clausule hebben de
355
P. HAMER, “Trust” in J. COUTURIER (ed.), Fiscaal vermogensbeheer, Antwerpen, Ced. Samson, 1992, 2270. 356
F.G.B. GRAAF, Euromarket Finance: issues of Euromarket securities and syndicated Eurocurrency loans, Deventer, Kluwer, 1991, 190.
94
schulden die de obligaties vertegenwoordigen geen achtergesteld karakter, noch ten opzichte
van elkaar, noch ten opzichte van andere schulden357
.
ii. Negative pledge
249. De negative pledge- clausule biedt de noodzakelijke back- up voor de pari passu-
clausule. De clausule kan twee vormen aannemen: enerzijds het verbod in hoofde van de
emittent om (bijkomende) zakelijk zekerheden te vestigen op een huidig of toekomstig activa
(purley negative pledge), anderzijds de verplichting in hoofde van de emittent dat als hij een
bepaalde zekerheid verstrekt aan derde schuldeisers, hij in een (gelijkwaardige)
zekerheidsverschaffing moet voorzien voor de obligatiehouders (affirmative negative pledge).
Een negative pledge bij een obligatielening zal de emittent niet in algemene termen verbieden
zekerheid aan derden te geven zonder de obligatiehouders op gelijke voet van zekerheid te
voorzien, maar dit meestal beperken tot het verstrekken van een zekerheid voor andere
schulden in de vorm van verhandelbare effecten. De emittent zal wel de vrijheid hebben om
zekerheid te vestigen voor bijvoorbeeld bankleningen358
. Algemeen dient een negative
pledge- clausule om te verzekeren dat een emittent die ongewaarborgde obligaties uitgeeft,
niet in de toekomst een tweede uitgifte doet van gewaarborgde obligaties, aangezien dit een
negatieve impact heeft op de waarde van de ongewaarborgde obligaties op de secundaire
kapitaalmarkten359
.
iii. Covenants
250. Covenants leggen de emittent een aantal verplichtingen en beperkingen op, met het
achterliggende idee, dat wanneer een obligatiehouder kapitaal verschaft aan de emittent, hij er
belang bij heeft dat dit kapitaal of de terugbetaling ervan wordt gevrijwaard. De
obligatiehouder zou aldus recht hebben op interne informatie uit de vennootschap360
. Dit recht
op informatie en inspraak zou worden bekomen door aan de emittent covenants op te leggen
die hem verplichten welbepaalde informatie te verschaffen en anderzijds zich te onthouden
van welbepaalde handelingen, al dan niet zonder voorafgaand akkoord van de
obligatiehouder. In wezen beoogt het geheel van covenants dat de kredietwaardigheid van de
emittent niet (te zeer) negatief evolueert, met ander woorden dat de omstandigheden waarin
de obligatiehouder bereid is geweest krediet te verschaffen, niet evolueren in zijn nadeel.
251. Gebruikelijke verplichtingen respectievelijk beperkingen die aan de emittent worden
opgelegd, zijn a) het verstrekken van financiële informatie, al dan niet gekoppeld aan het
behalen van bepaalde financiële ratio's, b) een principieel verbod om zekerheden te
verstrekken, c) een beperking van het beschikkingsrecht met betrekking tot de activa van de
emittent, d) een principieel verbod om nieuwe leningen aan te gaan bij andere
357
M.E. STORME, “Dikè, Hydra, Zeno in het insolventierecht”, TPR 2004, 587 en Prospectus Kinepolis Group NV,http://corporate.kinepolis.com/sites/default/files/pages/%3Cem%3EBasis%20pagina%3C/em%3E%20Obligaties%20%3Cem%3Ebewerken%3C/em%3E/BR-6596254-v1-Prospectus_NL_final.pdf, 14 358
W.J. HORSTEN, “Gentlemen prefer bonds. Over obligaties en andere relaties”, O&F 2002, nr. 50, 54. 359
A. VERBEKE en I. PEETERS, “Negatieve zekerheden”, DAOR 1996, afl. 39, 40. 360
A. ARORA, A.M. SHEA en G.A. PENN, Law and Practice of International Banking, Sweet & Maxwell, Londen, 1987, 108.
95
kredietverleners, of anderszins nieuwe financiële verbintenissen aan te gaan, e) beperkingen
met betrekking tot investeringen, fusies en overnames, f) beperkingen met betrekking tot
wijzigingen in het maatschappelijk kapitaal, in de activa van de onderneming of in het bestuur
respectievelijk. aandeelhouderschap van de vennootschap. Doorgaans worden de beperkingen
of de verboden zeer ruim gestipuleerd en vervolgens gevolgd door een rist uitzonderingen361
.
iv. Events of default
252. Een andere bepaling in de trustakte (en de obligatievoorwaarden die geïncorporeerd
worden in de trustakte) waar doorgaans uitgebreid wordt over onderhandeld is die inzake de
zogenaamde ‘events of default’. Dit zijn de gebeurtenissen waarin de obligatielening
vervroegd kan worden opgeëist door de trustonderneming, dat wil zeggen eerder dan de
contractueel vastgelegd vervaltermijn (acceleration of bonds).
253. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen drie soorten events of default: (1)
Effectieve niet- betaling van een vervaltermijn (aflossing en/ of rente). Soms wordt de
emittent daarbij nog een coulancetermijn (grace periode) van enkele dagen gegund,
waarbinnen hij alsnog kan betalen en zijn verzuim kan zuiveren, (2) Niet naleving van niet-
monetaire clausules, hetgeen meestal een belangrijke indicatie is voor de obligatiehouders dat
de emittent zich in verregaande financiële moeilijkheden bevindt. Voorbeelden zijn: het niet
naleving van één of meerdere covenants of verzeild geraken in een faillissementsprocedure of
reorganisatieprocedure en (3) Acties van de emittent die beschouwd moeten worden als een
‘alarmlicht’ dat er potentiële betalingsmoeilijkheden dreigen, bijvoorbeeld de vervreemding
van een belangrijk aandeel activa op korte termijn362
.
254. Andere tekortkomingen vanwege de emittent, die niet voorkomen op de lijst van
events of default, kunnen toch gekwalificeerd worden als een event of default wanneer ze een
‘wezenlijk nadeel’ vormen voor de belangen van de obligatiehouders, naar de mening van de
trustonderneming. Deze clausule beschermt de emittent wanneer de niet naleving van een
betalingsverplichting te wijten is aan een technische panne of maar tijdelijk van aard is.
Bovendien laat het de emittent toe, om voorafgaand aan een actie die potentieel een inbreuk
van covenants kan teweegbrengen, te overleggen met de trustonderneming363
.
v. Cross default en cross acceleration
255. Een cross default bepaling komt erop neer dat indien de emittent in verzuim is onder
een andere lening, ook de obligatielening opeisbaar wordt. Een cross default is heel nadelig
voor de emittent want het creëert een domino- effect. Net als bij een negative pledge spelen
hierbij de vragen welke andere vormen van schuld onder deze bepaling moeten vallen en of
deze bepaling zich moet beperken tot de emittent zelf of zich ook moet uitstrekken tot diens
dochterondernemingen. Wat sporadisch ook wordt opgenomen in een trustakte is een
zogenaamde ‘cross acceleration’ bepaling. Dit lijkt op een cross default, maar verschilt
361
A. VERBEKE en I. PEETERS, “Negatieve zekerheden”, DAOR 1996, afl. 39, 53. 362
P.R. WOOD, International Loans, Bonds, Guarantees, Legal Opinions, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 102 en W.J. HORSTEN, “Gentlemen prefer bonds. Over obligaties en andere relaties”, O&F 2002, nr. 50, 54. 363
P.R. WOOD, International Loans, Bonds and Securities Regulations, Londen, Sweet & Maxwell, 1995, 48.
96
daarvan in die zin, dat de lening A waarin de cross acceleration bepaling is opgenomen
uitsluitend opeisbaar wordt indien de schuldeiser onder de andere lening B waaronder de
emittent in verzuim is daadwerkelijk tot opeising overgaat (acceleration). Doet hij dat niet,
dan is er weliswaar sprake van verzuim onder die andere lening B, maar aangezien er onder
die andere lening B niet wordt opgeëist (geen acceleration) kan dat ook onder deze lening A
niet364
.
vi. No- action
256. Bij het aanvaarden van de trustverhouding tussen hem en de emittent, verzaakt de
obligatiehouder aan al zijn rechten die hij put uit de obligatievoorwaarden tegen de emittent.
De rechten die de obligatiehouders kunnen doen gelden tegen de emittent worden nu
uitgeoefend door de trustonderneming. Geen enkele obligatiehouder kan dus nog individueel
optreden tegen de emittent bij verzuim van één van zijn betalingsverbintenissen.
257. De doelstelling van de no- action clausule is drieledig: (1) vermijden dat er een race
ontstaat tussen de obligatiehouders naar de rechter, waarbij de kans bestaat dat de meest
gerede partij preferentiële betaling zou ontvangen in het nadeel van de obligatiehouders die
minder snel actie ondernamen, (2) vermijden dat er meerdere, gelijkaardige procedures
worden ingeleid tegen de emittent en (3) vermijden dat de actie van één obligatiehouder de
gemeenschappelijke belangen van de groep obligatiehouders in gevaar zou brengen365
.
5) Toepasselijke recht
a. Algemeen
258. Het contract (de trustakte) dat gesloten wordt tussen de emittent en de
trustonderneming wordt beheerst door het recht dat beide partijen hebben gekozen (lex
contractus). Bij omvangrijke grensoverschrijdende obligatie- emissies, waarvan de totale
tegenwaarde van de obligaties meer bedraagt dan 100 miljoen euro, wordt vaak gekozen voor
het Engelse recht of, in mindere mate, door de strengere reguleringsnormen, voor het
Amerikaanse recht366
. Dergelijk internationale obligatie- emissies worden dan ook veelal
begeleid door Engelse of Amerikaanse (investerings)banken, die veel meer vertrouwd zijn
met de trust. Bovendien is het concept van de trust in deze Common Law lidstaten
uitdrukkelijk geïncorporeerd en in extenso wettelijk geregeld. In het recht van een Civil Law
lidstaat is dit niet het geval. Om deze reden wordt weinig gebruik gemaakt van een trustee in
een obligatie- emissie die zich beperkt tot enkel Continentaal- Europese lidstaten.
Wanneer men in het kader van een louter Europese emissie toch zou besluiten om de belangen
van hun obligatiehouders te laten vertegenwoordigen door een trustonderneming en deze
trustverhouding te laten beheersen door het recht van een Continentaal- Europese lidstaat,
zoals bijvoorbeeld Nederland of België, bestaat de kans dat de rechtbanken van een dergelijk
364
W.J. HORSTEN, “Gentlemen prefer bonds. Over obligaties en andere relaties”, O&F 2002, nr. 50, 55. 365
P.R. WOOD, International Loans, Bonds, Guarantees, Legal Opinions, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 295-296. 366
M. MOUTHAAN, “Waar werkt de underwriter?”, V&O 2007, nr. 7/8, 133.
97
Civil Law lidstaat ofwel het bestaan de trustverhouding weigert te herkennen, ofwel
vervangen door een soortgelijk internrechtelijk concept dat meer of minder rechten toekent
aan de trustonderneming of de obligatiehouders als beneficiaries dan oorspronkelijk de
bedoeling was door de partijen binnen de trustverhouding367
.
b. Trust onder het Engelse recht
259. Wanneer een Europees- Continentale emittent beslist om zijn trust te laten beheersen
door het Engelse recht, moet hij rekening houden met de Trust Act of 1925 en de Trust Act of
2000368
. Verschillende aspecten van de trustverhouding worden in deze twee (omvangrijke)
wetten geregeld. Niet elke wetsregel is echter van dwingend recht. Het uitgangspunt blijft
contractuele vrijheid. De emittent en de trustonderneming kunnen de meeste zaken van hun
trustverhouding vrij onderling regelingen in hun trustakte, en op deze wijze hun trust
individualiseren en modelleren naar hun specifieke situatie369
. Voor sommige aspecten heeft
de Engelse wetgever echter dwingende reglementering vastgesteld.
De regelen over de aanduiding en verwijdering van de trustee zijn van dwingend recht. De
settlor heeft in zijn trustakte dus niet de mogelijkheid om hiervan af te wijken. De bepalingen
over de inhoud van de trustakte zijn hoofdzakelijk van aanvullend recht. Bepalingen omtrent
de specifieke verplichtingen zijn in de regel van dwingend recht, maar de trustee kan zich
bevrijden van enige aansprakelijkheid bij het overtreden van deze regelen indien de trustakte
een geldige uitzonderingsclausule bevat waarop de trustee kan terugvallen. Aan de andere
kant, de bepalingen over de rechten van de trustee zijn enkel van toepassing voor zover er
geen tegenstrijdige bepalingen of intenties staan in de trustakte die zijn rechten gaan
uitbreiden of beperken370
.
i. Aanduiding van de trustee
260. Eenmaal de trustverhouding werd opgezet, verliest de emittent, tenzij hij zichzelf
specifieke rechten heeft voorbehouden, volledige controle over de obligaties die het voorwerp
uitmaken van de trust. De belangen van de obligatiehouders kunnen enkel maar op een
adequate manier beschermd worden wanneer de trustee door en door eerlijk is, bereid is
voldoende tijd te steken in de administratie en management van de obligaties en over
voldoende business ervaring beschikt om de best mogelijke uitkomst te bekomen voor de
obligatiehouders.
261. In principe kan onder het Engelse recht elk individu, naamloze vennootschap of ander
rechtspersoon worden aangeduid als een trustee371
. Bij een obligatie- emissie gaat de trustee
standaard een professionele trustvennootschap zijn.
367
F.G.B. GRAAF, Euromarket Finance: issues of Euromarket securities and syndicated Eurocurrency loans, Deventer, Kluwer, 1991, 120. 368
Hierna: “1925 Act” en “2000 Act”. 369
P.R. WOOD, International Loans, Bonds, Guarantees, Legal Opinions, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 288. 370
A.J. OAKLEY, A.R. MELLOWS en D. B. PARKER, The Modern Law of Trusts, Londen, Sweet & Maxwell, 2003, 22. 371
A.J. OAKLEY, A.R. MELLOWS en D. B. PARKER, The Modern Law of Trusts, Londen, Sweet & Maxwell, 2003, 544.
98
Een vennootschap of onderneming die in de trustakte wordt benoemd als trustee, wordt niet
door het enkele feit van die benoeming gekwalificeerd als een trustvennootschap. De term
‘trustvennootschap’ is enkel toepasselijk op een rechtspersoon, meestal een bank of een
verzekeringsmaatschappij, wiens statutaire activiteit bestaat uit het verrichtingen van
werkzaamheden in het kader van het management of de administratie van een trust, en die
bovendien voldoet aan een aantal voorwaarden. De basis voorwaarden zijn de volgende372
:
a) De statuten moeten toelaten dat de vennootschap als trustee gaat acteren of als een
persoonlijke vertegenwoordiger;
b) Het geplaatste kapitaal moet minstens 250.000 pond bedragen, en ten minste
100.000 pond hiervan moet volgestort zijn door cash geld;
c) De vennootschap moet gelokaliseerd zijn in het Verenigd Koninkrijk, ofwel in een
andere lidstaat van de Europese Unie;
d) De vennootschap moet een commerciële vestigingsplaats hebben in het Verenigd
Koninkrijk, ongeacht waar de hoofdzetel is gelegen.
De tweede voorwaarde van minimum financial standing heeft als doelstelling om de
beneficiaries op adequate wijze te beschermen tegen insolventie van de trustee. De grens van
250.000 pond is hiertoe zeker ontoereikend. De waarde van de obligaties gaan in de praktijk
vele malen dit grensbedrag overschrijden373
.
De laatste voorwaarde van locally incorporated heeft als gevolg dat de vennootschap onder de
jurisdictie valt van de Engelse rechtbanken en de bevoegde autoriteit de mogelijkheid heeft
om toezicht uit te oefenen op de financiële toestand van de vennootschap en de naleving van
zijn fiduciaire verplichtingen.
262. Een trustvennootschap heeft het recht om een redelijke vergoeding te vragen uit het
trustfonds voor elke dienst die hij heeft geleverd voor of voor de rekening van het trustfonds,
bij uitbreiding de beneficiaries. Het redelijke karakter van de vergoeding moet beoordeeld
worden in het licht van de concrete omstandigheden waarin de trustee heeft opgetreden374
.
ii. Vervanging van de trustee
263. Section 36 van de 1925 Act somt een aantal omstandigheden op waaronder een
nieuwe trustee kan worden aangeduid door eenieder die daartoe dergelijke bevoegdheid heeft
gekregen in de trustakte. In de praktijk zal het de emittent zijn die een nieuwe trustee zal
aanduiden. Het belangrijkste geval is de situatie waarbij de trustvennootschap wordt
ontbonden. Vanaf het moment van de ontbinding wordt de trustvennootschap geacht
incapabel te zijn om de rechten hem toegekend door de trustakte verder uit te voeren375
.
Andere omstandigheden die aanleiding geven tot de vervanging van trustee is wanneer de
trustee verzoekt om te worden ontslagen of wanneer hij weigert op te treden.
372
The Public Trustee (Custodian Trustee) Rules 1975 en s. 68, 1925 Act. 373
A.J. OAKLEY, A.R. MELLOWS en D. B. PARKER, The Modern Law of Trusts, Londen, Sweet & Maxwell, 2003, 546. 374
S. 29, 1925 Act. 375
S. 36 (3), 1925 Act.
99
C. DE ALGEMENE VERGADERING VAN OBLIGATIEHOUDERS
IN BELGIE
1) Algemeen
264. In veel Europese lidstaten heeft de wetgever de organisatie en vertegenwoordiging van
de obligatiehouders geregeld in hun vennootschapswetgeving, zo ook in België. De
hoofdlijnen van de regeling zijn in alle Europese lidstaten gelijkaardig376
. De emittent is
verplicht een AVO te organiseren die als opdracht heeft de belangen van alle obligatiehouders
te vertegenwoordigen en als tussenpersoon te acteren tussen de emittent en de collectiviteit
van obligatiehouders.
In België wordt de regeling voor de AVO uitgewerkt in het wetboek voor
vennootschappen377
. Voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA)
gelden de artikelen 292 tot en met 301 W. Venn. Voor de naamloze vennootschap (NV) zijn
de artikelen 568 tot en met 580 W. Venn. van toepassing. De regeling is voor beide
vennootschapsvormen quasi identiek.
2) Bevoegdheden
265. De bevoegdheden van de AVO worden uiteengezet in artikel 292 W. Venn. voor de
BVBA en art. 568 W. Venn. voor de NV. Er dient een onderscheid gemaakt te worden indien
het (maatschappelijk) kapitaal al dan niet volledig werd opgevraagd. Is dit wel het geval, dan
heeft de AVO in eerste instantie het recht om één of meer rentetermijnen te verlengen, in de
verlaging van de rentevoet toe te stemmen of de voorwaarden van betaling van de rente te
wijzigen378
. In de rechtsleer wordt evenwel aanvaard dat de AVO, ondanks de in beginsel
ruime bevoegdheden die zij ter zake heeft, niet kan beslissen tot een kwijtschelding van de
vervallen termijnen en aflossingen379
.
Ook met betrekking tot de aflossingen heeft ze een aantal wijzigingsbevoegdheden: ze kan
beslissen de aflossing te verlengen, te schorsen of toe te stemmen in een wijziging van de
voorwaarden waaronder ze dient te gescheiden380
.
Tot slot kan zij aanvaarden dat de schuldvorderingen die vertegenwoordigd worden door
obligaties worden vervangen door aandelen. In voorkomend geval vereist een dergelijke
beslissing van de AVO een instemming van de aandeelhouders volgens de procedure voor een
statutenwijziging, hetzij vooraf, hetzij achteraf binnen drie maanden381
. Deze mogelijkheid
wordt uitdrukkelijk in de wet voorzien, aangezien het een uitzondering is op het principe van
376
Zie voor de regeling in Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederlands: W. VAN GERVEREN, “De trustee bij internationale in de Europese rekeneenheid uitgedrukte obligatieleningen” , TPR 1964, 171-174. 377
Wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999, BS 6 augustus 1999 (Hierna: “W. Venn.”). 378
Art. 292, lid 1, 1° en 568, lid 1, 1° W. Venn. 379
P. BAERT, “Art. 568 W. Venn.”, in X., Vennootschappen en verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, 2000, 2. 380
Art. 292, lid 1, 2° en 568, lid 1, 2° W. Venn. 381
Art. 292, lid 1, 3° en 568, lid 1, 3° W. Venn.
100
artikel 1243 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat een schuldeiser niet gedwongen kan
worden een andere zaak aan te nemen dan diegene die hem verschuldigd is382
.
266. De Rechtbank van Koophandel te Brussel heeft geoordeeld dat artikel 568 W. Venn.
of de voorwaarden van een obligatielening die ernaar verwijzen, een AVO niet de
bevoegdheid toekennen om eenzijdig (zonder het akkoord van de emittent) de voorwaarden
van de obligatielening te wijzigen. Een beslissing van de AVO tot verlening van de looptijd
van de obligaties kan de emittent niet binden zonder diens goedkeuring383
.
267. Daarnaast heeft de AVO nog een aantal bevoegdheden die ze kan uitoefenen ongeacht
de toestand van het (maatschappelijk) kapitaal. Ze heeft de mogelijkheid om bijzondere
zekerheden te aanvaarden ten gunste van de obligatiehouders of de bestaande op te heffen of
te wijzigen384
. Ze kan tevens beslissen om bewarende maatregelen te nemen die in het
gemeenschappelijk belang van alle obligatiehouders moeten worden genomen en ze heeft de
mogelijkheid om één of meer gemachtigden aan te stellen voor de uitvoering van de genomen
besluiten385
.
3) Bijeenroeping en deelneming
268. De obligatiehouders die alleen of samen één vijfde van de in omloop zijnde obligaties
in handen houden, hebben het recht om aan het bestuursorgaan en/ of de commissarissen te
vragen de AVO bijeen te roepen386
. Het bestuurorgaan en de commissarissen kunnen tevens
zelf beslissen de AVO bijeen te roepen. De oproeping voor de AVO bevat het agenda en
wordt gedaan door middel van een aankondiging die ten minste vijftien dagen voor de
vergadering geplaatst wordt in het Belgisch Staatsblad en in een nationaal uitgegeven blad.
Bij een BVBA is het voldoende dat de oproeping acht dagen voor de vergadering wordt
meegedeeld aan de obligatiehouders387
.
Daarnaast hebben de obligatiehouders het recht om kennis te nemen van de resultatenrekening
en de balans van de emittent, en dit minimum vijftien dagen voor de AVO 388
.
382
P. BAERT, “Art. 568 W. Venn.”, in X., Vennootschappen en verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, 2000, 3. 383
Kh. Brussel, 23 maart 2012, RDC 2012, afl. 7 september 2012, 714- 724. 384
Art. 292, lid 2, 1° en 568, lid 2, 1° W. Venn. 385
Art. 292, lid 2, 2° en 3° en 568, lid 2, 2° en 3° W. Venn. De aangestelde gemachtigden vertegenwoordigen de gezamenlijke obligatiehouders bij de procedures tot vermindering of doorhaling van hypothecaire inschrijvingen. 386
Een aandeel van 20 %, alleen of gezamenlijk, als voorwaarde om de AVO te kunnen bijeenroepen in veel hoger dan in onze omringende landen. In Frankrijk, Duitsland en Zwitserland wordt slechts een vertegenwoordiging van 5 % vereist. 387
Art. 293, 294, 569 en 570 W. Venn. 388
H. DE MUYNCK, Bank- en beurswezen in België, Gent, Academia Press, 2008, 188.
101
4) Verloop
269. Er moet voldaan worden aan speciale aanwezigheids- en beslissingsquorums opdat de
AVO op een geldige wijze zou kunnen beraadslagen en beslissingen nemen. De AVO kan
alleen op een geldige wijze beraadslagen en besluiten nemen wanneer de aanwezige leden ten
minste de helft van het bedrag der in omloop zijnde obligaties vertegenwoordigen. Is deze
voorwaarde niet vervuld, dan is een nieuwe bijeenkomst nodig en de tweede vergadering
beraadslaagt en besluit op een geldige wijze ongeacht het vertegenwoordigde bedrag van de
obligaties in omloop.
Opdat een voorstel zou kunnen aangenomen worden is verreist dat het is goedgekeurd door
leden die gezamenlijk stemmen uitbrengen die ten minste drie vierde van het bedrag van de
obligaties waarvoor aan de stemming is deelgenomen vertegenwoordigen. Een besluit
genomen met een meerderheid van minder dan een derde van het bedrag van de in omloop
zijnde obligaties kan niet uitgevoerd worden dan na homologatie door het hof van beroep
binnen wiens rechtsgebied de vennootschap haar zetel heeft.
270. Indien er verschillende soorten van obligaties zijn en het besluit van de AVO een
wijziging van de daaraan verbonden rechten ten gevolge kan hebben, moet het besluit, om
geldig te zijn, voor elke soort voldoen aan de aanwezigheids- en beslissingsquorums. De
houders van elke soort van obligaties kunnen afzonderlijk worden bijeengeroepen in een
bijzondere vergadering389
.
5) Wijze van uitoefening van stemrecht
271. Alle houders van obligaties zijn stemgerechtigd op de AVO, hetzij in persoon, hetzij
door middel van een volmacht. Wanneer de emittent een NV is, en de obligatiehouder wenst
een verzoek tot verlening van een volmacht in te stellen, dan moet dit verzoek voldoen aan
een aantal voorwaarden en een reeks verplichte vermeldingen bevatten390
.
272. Met betrekking tot de uitoefening van dit stemrecht kunnen de obligatiehouders
regelingen treffen, die evenwel steeds in de tijd beperkt moeten zijn en verantwoord moeten
kunnen worden op grond van het belang van de vennootschap. Enkele overeenkomsten
worden door de wet uitdrukkelijk als nietig voorgeschreven391
. Stemmen uitgebracht op grond
van zo’n overeenkomst zijn nietig, tenzij zij geen enkele invloed hebben gehad op de
geldigheid van de gehouden stemming392
.
389
Art. 297, 298, 574 en 575 W. Venn. 390
Zie art. 578 en 579 W. Venn. 391
Het gaat om de volgende overeenkomsten: 1° overeenkomsten die strijdig zijn met de bepalingen van dit Wetboek of met het belang van de vennootschap; 2° overeenkomsten waarbij een obligatiehouder zich ertoe verbindt te stemmen overeenkomstig de richtlijnen van de vennootschap, van een dochtervennootschap of nog van een van de organen van die vennootschappen; 3° overeenkomsten waarbij een obligatiehouder zich tegenover diezelfde vennootschappen of diezelfde organen verbindt om de voorstellen van de organen van de vennootschap goed te keuren. 392
Art. 301 en 580 W. Venn.
102
DEEL IX FISCAAL AGENT EN BETAALAGENT
A. Fiscaal agent
273. Bij de meerderheid van de Continentaal- Europese obligatie- emissies wordt er geen
trustonderneming aangesteld om de belangen van de obligatiehouders te vertegenwoordigen
en te beschermen. De redenen daarvoor zijn, zoals aangehaald, dat de trustfiguur vaak niet
geïncorporeerd is in de wetgeving van Civil Law landen en de moeilijke erkenning en
afdwingen van trustakten voor de burgerlijke rechtbanken van Civil Law jurisdicties. De
administratieve taken bij Continentaal- Europese emissies worden verzorgd door een fiscaal
agent. De rol van fiscaal agent wordt meestal ingevuld door de bank die optrad als lead
manager in het bankensyndicaat. Een fiscaal agent is een louter uitvoeringsagent van de
emittent en niet van de obligatiehouders. Hij vertegenwoordigt dus niet, zoals een trustee, de
belangen van de obligatiehouders en bevindt zich ook niet in een fiduciaire relatie met deze
laatste. Een fiscaal agent heeft geen enkele monitoring of fiduciaire verplichtingen ten aanzien
van de obligatiehouders393
.
274. De belangrijkste verplichtingen van een fiscaal agent zijn louter van administratieve
aard. Enerzijds verricht hij de taken van hoofdbetaalagent in functie van de emittent. Een
fiscaal agent doet de betalingen van de intresten en aflossingen aan de obligatiehouders. De
emittent stort de bedragen die hij op een contractueel vastgelegde dag moet betalen op een
afzonderlijke rekening, meestal één à twee werkdagen voor de effectieve vervaldag. De
fiscaal agent vergoedt de obligatiehouders met deze bedragen of geeft instructies aan de
andere betaalagenten om de betalingen te voltrekken394
.
Anderzijds moet hij een aantal zuiver administratieve taken verricht, zoals de publicatie van
bepaalde akten, optreden als bewaarnemer van de jaarrekening en andere financiële
informatie hem overhandigd door de emittent ter inspectie van de obligatiehouders, het
bijhouden van bepaalde gegevens van de obligatiehouders en het doorgeven van klachten en
opmerkingen van de obligatiehouders aan de emittent.
B. Betaalagent
275. Betaalagenten zijn banken, gevestigd in de verschillende lidstaten waar de obligaties
worden uitgegeven en meestal deel uitmakend van het syndicaat, die door de emittent worden
aangesteld om de betaling aan de obligatiehouders te verrichten. Ze acteren als
tussenpersonen voor het ontvangen van aflossingen en intresten van de emittent en het betalen
van deze bedragen aan de obligatiehouders. Elke betaalagent sluit een afzonderlijk contract
met de emittent die de opdrachten, verantwoordelijkheden en vergoedingen voor het verlenen
393
F.G.B. GRAAF, Euromarket Finance: issues of Euromarket securities and syndicated Eurocurrency loans, Deventer, Kluwer, 1991, 128. 394
P.R. WOOD, International Loans, Bonds and Securities Regulations, Londen, Sweet & Maxwell, 1995, 168.
103
van zijn diensten vastlegt. De vergoeding bestaat meestal uit een percentage op de betalingen
die ze moeten uitvoeren. Een betaalagent treedt evenwel nooit voor eigen rekening en risico
op, doch altijd in naam en voor rekening van de emittent. De verantwoordelijkheid voor de
juiste en tijdige betaling van de rentetermijnen blijft bij de emitterende vennootschap rusten.
Aan het hoofd van de betaalagenten staat de fiscaal agent of de trustonderneming, afhankelijk
van de situatie395
.
276. Het is gebruikelijk dat in elke lidstaat waar de obligaties aan het publiek werden
aangeboden, of toch zeker in een land van de munt waarin de obligaties werden uitgegeven,
een bank gevestigd is die fungeert als betaalagent. De territoriale spreiding van betaalagenten
is in de eerste plaats om obligatiehouders te beschermen tegen een wisselkoersrisico maar ook
andere fiscale redenen spelen een rol. Zo kan een betaalagent de mogelijkheid hebben
bepaalde belastingen af te trekken of vrijstelling te verkrijgen in de ene jurisdictie, maar in
een andere niet. Bovendien kunnen de betalingen in bepaalde landen afgeremd worden door
belastingcontroles of andere beperkingen396
.
395
R.E. DE ROOY, Emissies op de Nederlandse markt in Bank- en effectenrecht, Deventer, Kluwer, 2003, 75. 396
P.R. WOOD, International Loans, Bonds, Guarantees, Legal Opinions, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 290 en F.G.B. GRAAF, Euromarket Finance: issues of Euromarket securities and syndicated Eurocurrency loans, Deventer, Kluwer, 1991, 129.
104
CONCLUSIE
277. Tijdens de twee à drie maanden dat het volledige proces van een obligatie- emissie in
beslag neemt, komt er heel wat juridisch werk bij kijken. De emittent, de begeleidende banken
in het syndicaat, de advocaten, de accountants en de andere betrokken partijen moeten nauw
samenwerken om de emissie succesvol te kunnen afronden. De juridische verhoudingen
tussen alle betrokkenen worden strikt geregeld om problemen tijdens het proces te vermijden.
De bescherming van de belegger mag daarbij zeker niet uit het oog worden verloren. Het
prospectus, als informatiedocument voor de belegger, vertegenwoordigt een groot aandeel van
het juridisch werk dat moet worden verricht.
De wijze waarop een obligatie- emissie juridisch gestructureerd wordt is afhankelijk van een
aantal keuzes genomen door de emittent, in samenspraak met de begeleidende banken, bij
aanvang van het proces.
278. Bij welk soort beleggerspubliek de emittent zijn obligaties wenst te plaatsen is de
eerste knoop die doorgehakt moet worden. Wanneer de obligaties uitsluitend worden
aangeboden aan gekwalificeerde/ institutionele beleggers (zoals banken, overheden,
industriële multinationals) is er sprake van een private aanbieding van obligaties. De emittent
is dan niet verplicht een prospectus op te stellen, te laten goedkeuren en te publiceren. De
emittent gaat wel een informatie- memorandum ter beschikking stellen aan de institutionele
beleggers met daarin gelijkaarde informatie als in het prospectus over hemzelf en de
aangeboden obligaties. Dergelijk informatiedocument wordt echter niet gecontroleerd door
een onafhankelijke derde en de institutionele belegger zal moeten terugvallen op het
gemeenrechtelijk aansprakelijkheidsregime wanneer er een foutieve informatie in het
memorandum wordt vermeld. Er is ook een private aanbieding wanneer de totale tegenwaarde
van de aanbieding per belegger en per afzonderlijke aanbieding minstens 100.000 euro
bedraagt. Bij dergelijke private aanbieding gaat de emittent wel het bemiddelingsmonopolie
voor banken en beleggingsondernemingen n België moeten respecteren.
Veelal gaat een emissie een deel institutional offering en een deel retail offering bevatten. Het
gedeelte van de aanbieding dat bestemd is voor het grote publiek (de retail of particuliere
beleggers) wordt gekwalificeerd als de openbare aanbieding. De emittent is prospectusplichtig
voor het publiekelijk gedeelte van de aanbieding, moet een bank of beleggingsonderneming
inschakelen bij elke bemiddelingswerkzaamheid ten aanzien van de particuliere belegger en
moet al zijn reclamemateriaal voor de openbaarmaking laten goedkeuren door de bevoegde
toezichthouder.
279. Het tweede aspect dat bepalend is voor de wijze van structurering is de nominale
omvang van de emissie. Welk bedrag wenst de emittent te lenen van de beleggers via de
uitgifte van obligaties? Het antwoord op deze vraag is van belang binnen de retail offering.
Wanneer de totale tegenwaarde van de openbare aanbieding 5.000.000 euro of meer bedraagt,
dan moet de emittent een prospectus opstellen conform het Europese, geharmoniseerde
regime. Het Belgische, niet- geharmoniseerde prospectusregime is van toepassing bij een
105
totale tegenwaarde van de aanbieding die de grens van 5.000.000 euro niet overschrijdt.
Ondanks het zwaardere Europese prospectusregime (op inhoudelijk vlak), biedt het wel het
voordeel van het Europees paspoort. Een prospectus dat werd opgesteld conform het
geharmoniseerde regime en goedgekeurd is door de toezichthouder van de lidstaat van
herkomst, kan gehanteerd worden in alle andere Europese lidstaten waar de emittent zijn
obligaties wil aanbieden. De emittent behoeft dus geen afzonderlijke goedkeuring van elke
toezichthouder bij een grensoverschrijdende emissie. Zelfs wanneer de emittent beoogt
minder dan 5.000.000 euro op te halen onder het beleggerspubliek, kan hij nog van het
Europees paspoort genieten door een opt- in mogelijkheid.
280. Het opstellen van het prospectus vormt juridische het zwaartepunt tijdens het gehele
emissie- proces. Maanden tot weken zijn er nodig om het prospectus conform de (Europese)
reglementering op te stellen. Een due- diligence onderzoek moet worden verricht, legal
opinions moeten worden afgegeven door de advocaten, comforts letters worden overhandigd
door de accountants en de emittent verstekt tientallen garanties en vrijwaringen in de
underwriting agreement omtrent de juistheid van het prospectus. Het resultaat is een lijvig
document bestaande uit tientallen informatierubrieken uit verschillende schema’s en
bouwstenen.
De doelstelling van een prospectus is dat een belegger een geïnformeerde
beleggingsbeslissing kan nemen doordat hem passende en volledige informatie wordt
verstrekt over de emittent en de obligaties. Door middel van het prospectus moet de
informatieasymmetrie, die er van nature heerst, tussen de belegger en de emittent grotendeels
worden weggewerkt. De praktijk wijst echter uit dat de beleggers het prospectus slecht ex-
post, na het nemen van hun beleggingsbeslissingen, enige juridische waarde toekennen. Ze
gaan het document ex- ante gebruiken, veelal als grond om aansprakelijkheidsvorderingen in
te stellen tegen de emittent of de begeleidende banken in geval van verlies op hun investering.
Het prospectus wordt door een emittent dan ook eerder gezien als één brok aansprakelijkheid.
281. Het laatste gegeven die de structureringswijze van de emissie mee bepaald, is het
ogenblik waarop de emittent het plaatsingsrisico wenst te laten overgaan op het syndicaat, en
de kosten die daarmee gepaard gaan. De emittent kan beslissen de obligaties bij de start van
het proces te verkopen aan de begeleidende banken aan een vaste prijs. Bij deze vorm van
overgenomen emissie gaat het plaatsingsrisico, namelijk het risico dat de beleggers niet
enthousiast reageren op de emissie en deze onsuccesvol wordt afgesloten, onmiddellijk
overgeheveld worden aan het syndicaat. De syndicaatsleden gaan dan de obligaties in eigen
naam en voor eigen rekening plaatsen bij de eindbeleggers. De emittent kent op deze manier
reeds bij aanvang de totale som van zijn fundingkosten. De overgenomen emissie is echter
een dure emissiestructuur aangezien de banken een hoge verkoopsprovisie gaan vragen. De
provisie is zo hoog omdat ze nog niet de mogelijkheid hebben gehad om de interesse bij
(institutionele) beleggers in de primaire markt af te toetsen. Ze wensen een hoge vergoeding
voor het risico dat de emissie aan de vastgelegde voorwaarden zou mislukken.
106
Een andere emissiestructuur waarbij de kosten later liggen maar de risico’s hoger voor de
emittent is de gegarandeerde emissie. Hierbij verbinden de begeleidende banken er zich in
eerste instantie toe om actief, onder hun cliënten, op zoek te gaan naar beleggers die
inschrijven op de obligaties. Wanneer ze er niet in slagen om het percentage van de emissie
die ze garanderen te plaatsen bij derde beleggers, verbinden ze er zich in de tweede plaats toe
om het deel van de obligaties waar ze geen beleggers hebben voor gevonden, zelf op te nemen
in hun portefeuille aan de uitgifteprijs (verminderd met een procentuele commissie). De
underwriting commitement van Europese banken heeft meestal een niet- hoofdelijk karakter.
Wanneer gebruik gemaakt wordt van een step- up clausule moet dit niet- hoofdelijk karakter
echter sterk genuanceerd worden.
In tegenstelling tot bij een overgenomen emissie gaan de banken hier optreden voor rekening
van de emittent, als zijn vertegenwoordiger. Het nadeel voor de emittent is echter dat de
underwriting agreement bij een gegarandeerde emissie met het syndicaat maar ondertekend
wordt na de inschrijvingsperiode en bookbuilding- techniek (aan de hand waarvan de finale
uitgifteprijs en totale nominale bedrag van de emissie wordt bepaald via vraag en aanbod). Bij
dergelijke back- end underwriting gaat het plaatsingsrisico dus maar in een late fase tijdens
het proces over van de emittent op het syndicaat, namelijk op een ogenblik dat het syndicaat
al kennis heeft van de interesse van de (institutionele) beleggers.
282. Na de toewijzing van de obligaties en de closing van het emissieproces zit de emittent
met een situatie waarbij zijn obligatiehouders nationaal of internationaal wijd verspreid zitten.
Het is dan ook belangrijk dat er een instelling of orgaan is die alle obligatiehouders kan
vertegenwoordigen en kan optreden om de belangen van de groep van obligatiehouders te
verdedigen en te vrijwaren ten aanzien van de emittent. De vertegenwoordiging van de
obligatiehouders is niet enkel in het belang van henzelf, ook voor de emittent levert het
voordelen op. In België en de meeste andere Europese landen is dit wettelijk geregeld via de
figuur van de algemene vergadering van obligatiehouders die, mits naleving van specifieke
aanwezigheids- en beslissingsquorums, de groep in zijn geheel kan verbinden ten aanzien van
de emittent. Bij emissies in Common Law landen wordt soms gebruikt gemaakt van een
trustonderneming om de belangen van de obligatiehouders te verdedigen te en
vertegenwoordigen. Het gebruik van een dergelijke trustee is in België, of elk ander Civil Law
land, echter geen aan te raden optie gelet op de soms moeilijke erkenning of ten
uitvoerlegging voor burgerlijke rechtbanken in dergelijke jurisdicties.
107
BIBLIOGRAFIE
WETGEVING
Europese wetgeving
Richtlijn 2003/71/ EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003
betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het
publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van
Richtlijn 2001/34/EG, Pb. L. 31 december 2003, 345/64.
Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, Pb. L. 30 april 2004, 145/1.
Richtlijn 2010/73/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot
wijziging van Richtlijn 2003/71/EG betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet
worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden
toegelaten en Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor
informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een
gereglementeerde markt zijn toegelaten, Pb. L. 11 december 2010, 327/1.
Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van
Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te
verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie
door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van
advertenties betreft, Pb. L. 30 april 2004, 149/1.
Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), Pb. L. 4
juli 2008, 177/6.
Gedelegeerde Verordening nr. 486/2012 van de Commissie van 30 maart 2012 tot wijziging
van Verordening nr. 809/2004 wat de vormgeving en de inhoud van het prospectus, het
basisprospectus, de samenvatting en de definitieve voorwaarden betreft en wat de
informatievereisten betreft, P.b. L. 9 juni 2012, 150/1.
108
Gedelegeerde Verordening nr. 862/2012 van de Commissie van 4 juni 2012 tot wijziging van
Verordening nr. 809/2004 wat de informatie over de toestemming tot het gebruik van het
prospectus, de informatie over onderliggende indexen en het vereiste van een door
onafhankelijke accountants opgestelde verslag betreft, Pb. L. 22 september 2012, 256/4.
Gedelegeerde verordening (EU) nr. 382/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 houdende
aanvulling van richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad met technische
reguleringsnormen voor de publicatie van supplementen op het prospectus, Pb.L. 15 april
2014, 111/36.
Belgische wetgeving
Wet 6 april 1995 inzake het statuut en het toezicht op beleggingsondernemingen, BS 3 juni
1995.
Wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999, BS 6 augustus 1999.
Wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële
diensten, BS 4 september 2002.
Wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de
toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt,
BS 21 juni 2006.
Wetboek van economisch recht van 28 februari 2013, BS 29 maart 2013.
Wet van 17 juli 2013 tot wijziging, met het oog op de omzetting van de richtlijnen
2010/73/EU en 2010/78/EU, van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van
beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op
een gereglementeerde markt, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op
de financiële sector en de financiële diensten, van de wet van 1 april 2007 op de openbare
overnamebiedingen, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke
deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een
gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen en van de wet van 3 augustus
2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en
houdende diverse bepalingen, BS 6 augustus 2013.
Koninklijk Besluit van 31 oktober 1991 over het prospectus dat moet worden gepubliceerd
bij openbare uitgifte van effecten en waarden, BS 25 november 1991.
109
Koninklijk Besluit van 26 september 2006 tot uitbreiding van het begrip gekwalificeerde
belegger en het begrip institutionele of professionele belegger, BS 6 oktober 2006.
Het Koninklijk Besluit van 17 mei 2007 betreffende de primaire marktpraktijken, BS 18 juni
2007.
Het Koninklijk Besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de
Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten, BS 18 juni 2007.
Parlementaire stukken
Memorie van toelichting bij het wetsontwerp van 16 maart 2006 op de openbare aanbieding
van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de
verhandeling op een gereglementeerde markt, Parl.St. Kamer, 2005- 2006, nr. 51-2344 en
nr. 51-2345.
Memorie van toelichting bij het wetsontwerp van 3 juni 2013 tot wijziging, met het oog op de omzetting van de richtlijnen 2010/73/EU en 2010/78/EU, van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen en van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en houdende diverse bepalingen, Parl.St. Kamer, 2013, nr. 2852/001.
Wetgevingsgerelateerde stukken European Commission, 3th Informal Meeting on Prospectus Transposition: Summary Record,
26 januari 2005, http://ec.europa.eu/internal_market/securities/docs/prospectus/summary-
note-050126_en.pdf, 11.
European Commission, 4th Informal Meeting on Prospectus Transposition: Summary Record,
8 maart 2005, http://ec.europa.eu/internal_market/securities/docs/prospectus/summary-
note-050308_en.pdf, 2-3.
ESMA, ESMA update of the CESR’s recommendations for the consistent implementation of the European Commission’s Regulation on Prospectuses n° 809/2004, CESR/05-054b, 10 februari 2005, http://www.esma.europa.eu/system/files/2013-319.pdf, 50.
110
ESMA, Information Note: Languages accepted for the purpose of the scrutiny of the
Prospectus and requirements of translation of the Summary, 31 maart 2014,
www.esma.europa.eu/system/files/2014-esma-
342_languages_accepted_for_the_purpose_of_the_scrutiny_of_the_prospectus.pdf, 9.
ESMA, Questions and Answers on Prospectus related issues, 22nd updated version - 22
oktober 2014, http://www.esma.europa.eu/system/files/2014-
1279_22nd_version_qa_document_prospectus_related_issues.pdf, 69.
Mededeling CBFA_2010_28 d.d. 20 december 2010 – Openbare aanbieding van obligaties en
toelating van obligaties tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en invoering
van een versnelde procedure voor de goedkeuring van het prospectus,
http://www.fsma.be/nl/Supervision/fm/oa/ug/circmedprak.aspx, 5.
Mededeling CBFA_2010_29 dd. 20 december 2010 – Verloop van openbare aanbiedingen
van corporate obligaties ,http://www.fsma.be/nl/Supervision/fm/oa/ug/circmedprak.aspx,
8.
Circulaire FSMA_2012_20 d.d. 11 december 2012 – Procedure voor de indiening en de
behandeling van dossiers over openbare aanbiedingen,
www.fsma.be/~/media/Files/fsmafiles/circ/nl/fsma_2012_20.ashx, 5.
RECHTSPRAAK
Rb. Brussel 24 februari 2006, Rec. gén. enr. not. 2006, afl. 8, 327.
Kh. Brussel, 23 maart 2012, RDC 2012, afl. 7, 714- 724.
RECHTSLEER
ALLEN, S.N., “A lawyer’s guide to the operation of underwriting syndicates”, New England
Law Review 1991, 1 - 29.
ARORA, A., PENN, G.A. en SHEA, A.M., Law and Practice of International Banking, Sweet &
Maxwell, Londen, 1987, 500 p.
111
BAERT, P., “Art. 568 W. Venn.”, in X., Vennootschappen en verenigingen. Artikelsgewijze
commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, losbl.
BARBAS, R.P.E. en NIEUWLAND, E., “Inschrijving, bookbuilding en toewijzing”, in BIERENS, B.,
GRUNDMANN – VAN DE KROL, C.M., LEMSTRA, D.J.R. en STEVENS, T.M. (eds.), Handboek Beursgang
in Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 425 – 448.
BIERENS, B. en ZIJP, P., “De rol van de begeleidende banken” in BIERENS, B., GRUNDMANN – VAN
DE KROL, C.M., LEMSTRA, D.J.R. en STEVENS, T.M. (eds.), Handboek Beursgang in
Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 327 – 370.
BLOM, M.A., Prospectusaansprakelijkheid van de lead manager, Deventer, Kluwer, 1996,
264 p.
BOGAERTS, S. en VAN BEVER, L., “Verloop van een IPO en het prospectus – Primaire
marktpraktijken” in BOGAERTS, S., CLERCKX, B., D’ HONDT, P., GOLLIER, J-M., VAN BEVER, L. en
VANDERHEYDEN, K. (eds.), Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006,
Brugge, Vanden Broele, 2007, 97 - 222.
BREALEY, R.A. en MYERS, S.C., Principles of Corporate Finance, Berkshire, McGraw-Hill
Education, 2014, 946 p.
BROWN, M., Mechanics of Global Equity Offerings: Structuring the offering and negotiating
the underwriting agreement, Londen, Kluwer International Law, 1995, 186 p.
BURCH, J.C. en FOERSTER, B.S., Capital Markets Handbook, New York, Wolters Kluwer Law &
Business, 2004, 1270 p.
COENEN, M.J.J, “Het accountants- en financieel onderzoek”, in BIERENS, B., GRUNDMANN – VAN
DE KROL, C.M., LEMSTRA, D.J.R. en STEVENS, T.M. (eds.), Handboek Beursgang in
Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 295 – 326.
COFFEE, J.C. en SALE, H.A., Securities Regulation. Cases and Materials, Foundation Press, New
York, 2012, 1696 p.
COLAERT, V., “Welke bescherming voor welke belegger? – Cliëntenclassificatie pre en post
MiFID”, Bank Fin.R. 2007, afl. 6, 396 - 422.
DEGUEE, J-P. en LEWALLE, C., “L’emploi des langues en Belgique en matière de prospectus:
évolutions après la directive 2003/71/EC et la loi du 16 juin 2006”, Bank Fin.R. 2007, afl. 4,
225 - 241.
112
DELLA FAILLE, P. , “La transposition de la Directive Prospectus en droit belge: une révolution de
velours en droit financier”, RDC 2007, afl. 1, 3 - 38.
DEMPER, S.N. en SCHOONEWILLE, M.T.G., “Naar de beurs anno 2010. Een overzicht van een
beursgang en recente ontwikkelingen”, O&F 2010, afl. 3, 32 – 50.
DRIEDONKS, M.R., “Enkele aspecten van de beursgang”, V&O 2011, nr. 7/8, 154 – 157.
DUPLAT , M. en LAMBRECHT, P., “Les offres publiques d’instruments de placement et l’exigence
de prospectus en droit belge – examen de la loi 16 juni 2006”, Rev.prat.soc. 2006, 149 – 262.
DE CARLOS, L., PANASAR, P. en REDONET, J., “Doing deals in Europe: Equity”, in BOECKMAN, P. en
PANASAR, R. (eds.), European Securities Law, New York – Londen, Oxford University Press,
2010, 97 – 144.
D’ HONDT, P., “Financiële rapporteringsvereisten conform de Wet van 16 juni 2006” in
BOGAERTS, S., CLERCKX, B., D’ HONDT, P., GOLLIER, J-M., VAN BEVER, L. en VANDERHEYDEN, K. (eds.),
Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele,
2007, 225 – 242.
DE MEYER, J., “Consumeren zonder grenzen. Nieuwe regels in de Rome I- Verordening”, NjW
2010, nr. 214, 2 - 14.
DE MUYNCK, H., Bank- en beurswezen in België, Gent, Academia Press, 2008, 318 p.
DE RAEDT, S. en TRAEST, M., Trust en privaat vermogensbeheer, Antwerpen, Maklu, 2000,
134 p.
DE RAEDT, S. en TRAEST, M., ”‘To trust or not to trust?”, T.F.R. 2001, 951 - 968.
DE ROOY, R.E., Emissies op de Nederlandse markt in Bank- en effectenrecht, Deventer, Kluwer,
1996, 151 p.
DE ROOY, R.E., Emissies op de Nederlandse markt in Bank- en effectenrecht, Deventer, Kluwer,
2003, 151 p.
DE WITTE, C., “Kan trust in België een nuttig instrument zijn voor vermogensplanning?”, Jura
Falconis 2006 – 2007, afl. 4, 539 – 558.
FISCHER-APPELT, D. en WERLEN, T., “The EU Prospectus Directive – Content of the unified
European prospectus regime and comparison with U.S. Securities Laws”, Euredia 2004, afl. 3,
379 - 444.
113
FRANTZEN, J., “L’offre de valeurs mobilières après l’entrée en vigueur de la directive 2003/71/CE concernant le prospectus à publier en cas d’ offre au public ou l’ admission de valeurs mobiliers à la négociation”, DAOR 2006, afl. 77, 3 – 19.
FYON, M., “La transposition de la Directive Prospectus: la loi du 16 juin 2006 sur les offres
publiques d’instruments de placement et les admissions d’instruments de placement à la
négociation sur des marchés réglementés”, Séminaire Vanham & Vanham 28 septembre
2006, losbl.
GEDDES, R., IPO’s and Equity Offering, Londen, Butterworth, 2005, 272 p.
GRAAF, F.G.B., Euromarket Finance: issues of Euromarket securities and syndicated
Eurocurrency loans, Deventer, Kluwer, 1991, 467 p.
GRUSON, M., HUTTER, S. en KUTSCHERA, M., Legal opinions in International Transactions. Fourth
Edition, Londen, Kluwer Law International en International Bar Association, 2003, 320 p.
HAMER, P., “Trust” in COUTURIER, J. (ed.), Fiscaal vermogensbeheer, Antwerpen, Ced. Samson,
losbl.
HERBOTS, J.H., “Hoofdkenmerken van de Anglo-Amerikaanse trust”, in HERBOTS, J. en PHILIPPE, D. (eds.), De trust en de fiduciaire overeenkomst. Praktische implicaties, Brussel, Bruylant, 1997, 1 – 21.
HORSTEN, W.J., “Gentlemen prefer bonds. Over obligaties en andere relaties”, O&F 2002, nr.
50, 52 – 58.
HORSTEN, W.J., “Totstandkoming van transacties in de primaire markt” in X., Lustrumbundel
2002 Vereniging voor Effectenrecht: een bewezen bestaansrecht, Deventer, Kluwer, 2002,
159 – 170.
HORSTEN, W.J., “Informatievoorziening buiten het prospectus”, in BIERENS, B., GRUNDMANN –
VAN DE KROL, C.M., LEMSTRA, D.J.R. en STEVENS, T.M. (eds.), Handboek Beursgang in
Onderzoekcentum Onderneming en Recht deel 68, Deventer, Kluwer, 2011, 399 – 448.
HUIZINK, J.B., Leerboek Wft, Apeldoorn/ Antwerpen, Maklu, 2009, 264 p.
JANSSENS, E., VERLEISDONK, Y. en WILKENHUYSEN, M., Due Diligence in Bibliotheek Handelsrecht –
Reeks Vennootschaps- en Financieel Recht, Gent, Larcier, 2011, 180 p.
KIERSZENBAUM, S. en VAN DE WIELE, W. “Een bespreking van de gewijzigde prospectuswet en
enkele ‘capita selecta’ in verband met de aanbieding van beleggingsinstrumenten”, Bank
Fin.R. 2014, afl. 3, 99 – 147.
114
LEYS, P., “Due diligence- clausules” in BALLON, G., DE DECKER, H., TILLEMAN, B., TERRYN, E. en
VERBEKE, A. (eds.), Gemeenrechtelijke clausules, vol. I en II, Antwerpen – Cambridge,
Intersentia, 2013, 217 - 248.
McKENDRICK, E., Commercial Aspects of Trusts and Fiduciary Obligations, Oxford, Clarendon
Press, 1992, 334 p.
MELLOWS, A.R., PARKER, D.B. en OAKLEY, A.J., The Modern Law of Trusts, Londen, Sweet &
Maxwell, 2003, 916 p.
MILANTS, G., “Een beursintroductie praktisch bekeken”, Bank Fin.R. 2004, afl. 7, 365 – 376.
MOREAU, M. en VANOVERBEKE, J., De burgerlijke vennootschap. De vernieuwende oplossing voor
familiale vermogensplanning, Diegem, Ced. Samsom, 1997, 109 – 117.
MOUTHAAN, M., “Waar werkt de underwriter?”, V&O 2007, nr. 7/8, 130 – 135.
PAUW, A.E. en STEVENS, T.M., “Bookbuilding op de Nederlandse markt”, Tijdschrift voor
Ondernemingsrecht 1999, nr. 3, 73 – 78.
PEETERS, I. en VERBEKE, A., “Negatieve zekerheden”, DAOR 1996, afl. 39, 39 - 54.
PEETERS, J. en VAN DYCK, T., “De prospectusplicht in de prospectuswet van 16 juni 2006-
toepassingsgebied, draagwijdte en vrijstellingen”, Bank Fin.R. 2006, afl. 4, 167 - 210.
PEETERS, J. en VAN DYCK, T., “De inhoud van een prospectus onder het nieuwe prospectusregime – op zoek naar een beginselenbenadering” in TISON, M. (ed.), Belgisch kapitaalmarktrecht op Europese leest, Antwerpen, Intersentia, 2007, 199 – 249. PRIME, T., International bonds and certificates of deposit, Londen, Butterworth Law, 1991, 360 p.
SCHILLINGMAN, F.M., “Het voorstel van een nieuwe Prospectusrichtlijn” in X., Lustrumbundel
2002. Vereniging voor het Effectenrecht: een bewezen bestaansrecht, Deventer, Kluwer,
2002, 355 – 377.
STORME, M.E., “Dikè, Hydra, Zeno in het insolventierecht”, TPR 2004, 583 – 617.
TANGHE, B. en VAN DE WIELE, W., “MiFID en categorisatie van cliënten”, Bank Fin.R. 2007, afl.
7, 400 – 411.
115
T’ JONCK, G., “Het Koninklijk Besluit van 7 juli 1999 over het openbaar karakter van financiële
verrichtingen: oude wijn in nieuwe vaten?” in JAN RONSE INSTITUUT (ed.), Nieuw
vennootschaps- en financieel recht 1999, Kalmthout, Biblio, 2000, 445 – 510.
T’ JONCK, G., “Prospectusperikelen bij internationale openbare effectenverrichtingen: een
pleidooi voor een vernieuwde Europese regelgeving”, in X., Liber Amicorum Lucien Simont,
Brussel, Bruylant, 2002, 1205 p.
VANDERHEYDEN, K., “De prospectusplicht” in BOGAERTS, S., CLERCKX, B., D’ HONDT, P., GOLLIER, J-
M., VAN BEVER, L. en VANDERHEYDEN, K. (eds.), Openbare aanbiedingen en prospectus – De wet
van 16 juni 2006, Brugge, Vanden Broele, 2007, 97 - 222.
VAN GERVEREN, W., “De trustee bij internationale in de Europese rekeneenheid uitgedrukte
obligatieleningen” , TPR 1964, 165 – 192.
VAN GERVEN, D., “General provisions of Community law relating to the prospectus to be
published when securities are offered to the public or admitted to trading” in VAN GERVEN, D.
(ed.), Prospectus for the Public Offering of Securities in Europe – Volume I. European and
National Legislation in the Member States of the European Economic Area, Cambridge,
Cambridge University Press, 2008, 1018 p.
VAN WASSENAER, A., “Legal Opinions - Behendigheidsspel op een mijnenveld”, Advocatenblad 1988, 390 - 396. Wood, P.R., International Loans, Bonds and Securities Regulations, Londen, Sweet & Maxwell, 1995, 561 p. WOOD, P.R., International Loans, Bonds, Guarantees, Legal Opinions, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 487 p.
WOOD, P.R., Regulation of International Finance in Law and practice of international finance
series, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 761 p.
116
OVERIGE BRONNEN
Internetbronnen
BALLEGEER, D., LE GRAND, I., L’ HOMME, T. en VANKEMMELBEKE, A-S., Debt capital markets in
Belgium: regulatory overview in Practical Law Multi- Jurisdictional Guide 2014/15. A
Thomson Reuters Legal Solution, http://uk.practicallaw.com/0-526-9205?q=*&qp=&qo=&qe.
DELOITTE, Strategies for Going Public: the changing landscape for IPO’s, Fourth Edition, Fall
2012, http://deloitte.wsj.com/riskandcompliance/files/2013/11/Strategies-for-Going-Public-
Fourth-Edition-Fall-2012.pdf, 112.
Presentaties
LECOUTRE, F. en VANKEMMELBEKE, A.S. tijdens de voorstelling ‘Linklaters: Legal side of IPO’ op 25
februari 2015 te Vlerick Business School, Reep 1, 9000 Gent.
Prospectussen en informatie- memoranda
Informatie- memorandum LAK VMM Gent,
http://www.pmv.eu/download/nl/5287645/file/memorandum_vastgoedcertificaat_-
finaal_digitaal.pdf?ts=1389207894549.
Informatie- memorandum van Social Invest NV,
http://www.diroinvest.com/images/pdf/obligatielening.pdf
Prospectus DEME, http://www.deme-
group.com/sites/default/files/download_dutch_prospectus.pdf, 237 p.
Prospectus Kinepolis Group NV,
http://corporate.kinepolis.com/sites/default/files/pages/%3Cem%3EBasis%20pagina%3C/e
m%3E%20Obligaties%20%3Cem%3Ebewerken%3C/em%3E/BR-6596254-v1-
Prospectus_NL_final.pdf, 108 p.
117
Prospectus La Lorraine Bakery Group,
http://www.llbg.com/BE/nl/Investors/Investeerders/RB-Flower_blindpage, 253 p.
Prospectus Pinguin NV,
http://www.greenyardfoods.com/frontend/files/userfiles/files/Prospectus%20Obligatielenin
g%2012062013.pdf, 171 p.
Studies
Study on the Impact of the Prospectus Regime on EU Financial Markets: Final Report, june
2008, http://ec.europa.eu/finance/securities/docs/prospectus/cses_report_en.pdf, 81.