De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

22
1 Nummer 3 - april 2015 Nummer 3 - april 2015 Unitas et sapientia Fiscale Eenheid Fiscale Eenheid De De De vernieuwde Fiscale Eenheid Het nut van sociale verzekeringen De belastinginspecteur: geld terughalen! Is het een deelneming of toch niet ...? Belasting betalen over je erfenis? De rol van de belastingadviseur verandert Tips & Tricks: het feest dat afstuderen heet

description

 

Transcript of De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

Page 1: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

1

Numm

er 3

- apr

il 201

5

Nummer 3 - april 2015

Unitas et sapientia

Fiscale EenheidFiscale EenheidDeDe

De vernieuwde Fiscale Eenheid

Het nut van sociale verzekeringen

De belastinginspecteur: geld terughalen!

Is het een deelneming of toch niet ...?

Belasting betalen over je erfenis?

De rol van de belastingadviseur

verandert

Tips & Tricks: het feest dat

afstuderen heet

Page 2: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

2

Nummer 3 - april 2015

Page 3: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

3

Numm

er 3

- apr

il 201

5

VoorwoordDe derde editie alweer. Deze keer per mail onder jullie

verspreid. Je kent het gevoel wel: weken achter elkaar

ben je bezig om een project af te krijgen. Dan moet het

alleen nog geprint worden ingeleverd. Wat een gedoe, de

printers doen het niet. Je vindt het ook eigenlijk wel heel

erg ouderwets dat inleveren op papier. Dat vinden wij dus

ook. Vandaar dat jullie nu elk blok De Fiscale Eenheid in

jullie mailbox ontvangen.

Ook in dit blad wordt wederom aandacht gegeven aan de

vakken die jullie de afgelopen maanden hebben gevolgd.

De eerstejaars hebben dit blok een project loonbelasting,

het artikel over de bijtelling privé-gebruik auto sluit hierbij

aan. Voor de tweede- en derdejaars wordt alvast voor-

uit gekeken op de deelnemingsvrijstelling en de fiscale eenheid. Verder zijn er vierdejaars geïnterviewd over het

vinden van een afstudeerplek en het vinden van een scriptie-

onderwerp. Tevens zijn er twee kennis verbredende

artikelen geschreven over het “verouderde belastingstelsel”

en over “de rol van de belastingadviseurs”.

Wij willen hierbij nog een keer vermelden dat wij nog altijd

op zoek zijn naar een redactielid voor ons blad. Dus mocht

je interesse hebben om bij De Fiscale Eenheid te komen,

stuur dan even een mailtje met CV naar:

[email protected].

Mocht je de eerdere edities terug willen lezen of wekelijks

de nieuwste en belangrijke jurisprudentie lezen, kijk dan

op www.issuu.com/defiscaleeenheid of bezoek onze Face-

bookpagina! Wij wensen en hopen dat jullie het blad met

net zoveel plezier lezen als waarmee wij het blad hebben

opgesteld.

Rotterdam, maart 2015

Namens de redactieleden van De Fiscale Eenheid,

Job van der Elst

Anouk van Elteren

Zoey van der Graaf

Sabrina Opmeer

Taco van Putten

InhoudDe vernieuwde fiscale eenheid 4Auto van de zaak? Privé-gebruik? Bijtelling! 6

De belastinginspecteur: geld terughalen! 7

Het nut van sociale verzekeringen 8

Belasting betalen over je erfenis? 10

Belastingplan weer in opspraak 11

Is het een deelneming of toch niet….? 13

De wijzigingen in de gebruikelijkloonregeling 15

De rol van de belastingadviseur verandert 16

Tips & Tricks: het feest dat afstuderen heet 17

3

Num

mer

3 -

apr

il 20

15

Page 4: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

4

Nummer 3 - april 2015

De vernieuwde fiscale eenheid

Vennootschappen die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting, kunnen fiscaal worden samen-gevoegd tot één onderneming. Dit fiscale instrument wordt aangeduid als ‘fiscale eenheid. In afdeling 2.9 van de Wet VPB wordt de fiscale eenheid en de antimisbruik-bepalingen beschreven. Eind 2014 heeft de staatssecre-taris, naar aanleiding van drie uitspraken van het Hof van Amsterdam, het fiscale-eenheidsregime aangepast.

Voorwaarden voor een fiscale eenheidBlijkens art. 15 eerste lid Wet VPB, kan een moeder-maatschappij een fiscale eenheid aangaan met één of meerdere dochtermaatschappijen. Hierbij moet de moedermaatschappij ten minste 95% van nominaal ge-storte aandelenkapitaal bezitten. Tevens dient de moeder voor ten minste 95% van het stemrecht in de dochter te vertegenwoordigen. De moedervennootschap dient zowel het juridische, als het economische eigendom1 in bezit te hebben. Indien dit het geval is, moeten zowel de dochter- als de moedermaatschappij een verzoek indienen bij de inspecteur. In het vijfde lid van art. 15 is bepaald dat een fiscale eenheid tot drie maanden voor het ontvangen ver-zoek al kan zijn aangegaan. Hierbij geldt dat de terugwer-kende kracht van drie maanden ingaat op het moment dat de inspecteur het verzoek ontvangen heeft2.

Mocht de moedermaatschappij maar 3% belang hebben in een kleindochter, maar de dochter wel 95% belang hebben in deze kleindochter, dan is er sprake van een middellijk bezit van 95%. Aan de hand van het volgende voorbeeld zal dit verduidelijkt worden.

In de volgende figuur kan BV M een fiscale eenheid aangaan met zowel BV B als BV C, op grond van art. 15 eerste lid Wet VPB. Er bestaat voor BV M geen mogelijk-heid om een fiscale eenheid aan te gaan met enkel BV M, BV B en BV KD. Het middellijk belang bedraagt dan maar 93.12% (97% x 96%). Indien BV M met zowel BV B als BV C een fiscale eenheid aangaat kan BV KD ook in de fiscale eenheid worden gevoegd3.

____________________________1 Juridisch eigendom houdt in dat de moeder civielrechtelijk eigenaar - stemgerechtigd bij AVA- is van de aandelen. Economisch eigendom houdt in dat de moeder recht heeft op de financiële voordelen die voortvloeien uit het belang.2 Hof Den Bosch 24 september 2003, nr. 02/3172, NTFR 2003/1931.3 BV M bezit in dit geval middellijk alle aandelen van BD KD.

Wegens het consolideren van de balansen dienen de boekjaren van de moeder- en dochtermaatschappij(en) samen te vallen4. Tevens dient via dezelfde methode de winst bepaald te worden5. Denk hierbij aan bijvoorbeeld dezelfde afschrijvingsmethode. In sub 4 van het derde lid van art. 15 staat een uitzondering op deze winstbepa-ling. Bij algemene maatregelen van bestuur kan worden bepaald in welke situaties de winstbepaling niet hetzelfde hoeft te zijn.

Vestigingsplaats, regeling geldend tot 16 december 2014De oude regeling houdt in dat de vennootschappen feitelijk in Nederland gevestigd moeten zijn . Indien dit het geval is, kan er een fiscale eenheid opgericht worden. Tevens gelden er eisen voor de rechtsvorm voor zowel de moeder als de dochter. De toegestane rechtsvormen zijn te vinden in art. 15, derde lid onderdeel e en f.

Vestigingsplaats, regeling geldend vanaf 16 december 2014Het Europese Hof heeft naar aanleiding van prejudiciële vragen die het Hof Amsterdam aan hem had voorgelegd, antwoord gegeven op de vragen. De rechtszaak betrof de vraag of de Nederlandse wetgeving met betrekking tot de fiscale eenheid in strijd is met de Europese vrijheid van vestiging. Het Europese Hof heeft dit bevestigend beant-woord, als gevolg hiervan heeft de staatssecretaris een besluit laten ingaan over de nieuwe regels omtrent het aangaan van een fiscale eenheid. Dit besluit is vooruit-lopend op de nieuwe wetgeving. Het besluit legt de twee nieuwe manieren uit van het aangaan van een fiscale eenheid met buitenlandse vennootschappen.______________________________________4 Art. 15 derde lid onderdeel a5 Art. 15 derde lid onderdeel b6 Art. 15 derde lid onderdeel c juncto art. 4 AWR

BV M

BV B

BV KD

BV C

97%

96% 4%

100%

Page 5: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

5

Numm

er 3

- apr

il 201

5

De staatssecretaris heeft het besluit genomen op 31

december 2014 en dit is met terugwerkende kracht vanaf 16 december 2014 geldend.

Manier 1: moeder- kleindochtermaatschappijen

De fiscale eenheid kon voorheen niet ontstaan indien moeder via een buitenlandse tussenmaatschappij verbon-

den was met kleindochter zoals hierboven geschreven is.

Dit is in strijd met de Europese wetgeving.

Zoals hierboven te zien is, is vanaf 16 december 2014 wél een fiscale eenheid mogelijk tussen een moedermaat-schappij en haar kleindochter als de tussenmaatschappij

gevestigd is in het buitenland. Let op: dit is alleen mogelijk

middels een middellijk belang.

Manier 2: zustermaatschappij

Indien twee in Nederland gevestigde zustermaatschap-

pijen verbonden zijn via een in het buitenland gevestigde

topmaatschappij kunnen de zustermaatschappijen een

fiscale eenheid met elkaar aangaan. Bij het aangaan van een fiscale eenheid tussen zustermaatschappijen geves-

tigd in Nederland is het onmiddellijk belang of het middel-

lijke belang van belang. Indien de zustermaatschappijen

een fiscale eenheid aangaan dient er bepaald te worden welke van de zustermaatschappijen de moedermaatschap-

pij wordt. Dit is van belang voor het doen van de aangifte

vennootschapsbelasting, blijkens lid 1 van artikel 15 VPB.

Onmiddellijk belang:

Middellijk belang:

Besluit van 16 december 2014, BLKB201 /2137M. De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten: De wijziging bevat de goedkeuring vooruitlopend op wet-

geving waardoor verzoeken tot het aangaan van een

fiscale eenheid kunnen worden ingewilligd tussen zuster-maatschappijen die gehouden worden door een topmaat-

schappij in een andere lidstaat van de Europese unie of

tussen een moedermaatschappij en een kleindochter-

maatschappij die gehouden wordt door een tussenmaat-

schappij in een andere lidstaat van de Europese Unie.

Zie ook:

Papillon-arrest HvJ EU, 27 november 2008, nr. C-418/07; HvJ EU, 12 juni 2014, gevoegde zaken C-39/12, C-40/13, C-41/13Hof Amsterdam 11 december 2014, nr. 11/0087bis; Hof Amsterdam, 11 december 2014, 11/00824bis; Hof Amsterdam, 11 december 2014, nr. 11/00180.

Job van der Elst & Zoey van der Graaf

tussenmijtussenmij tussenmij

topmij

topmij

zustermij

zustermij zustermij

zustermij

moedermij

NL

NL

NL

EU/EER

EU/EER

EU/EER

kleindochter-mij

Page 6: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

6

Nummer 3 - april 2015

Bijtelling privé-gebruik auto is een onderwerp waar elk

jaar veel over wordt geschreven in vakbladen en er is hier

veel jurisprudentie over te vinden. In dit artikel wordt de

bijtelling eerst kort uitgelegd en vervolgens wordt er een

uitspraak besproken van het Hof Amsterdam.

Wat houdt de bijtelling in?Als een belastingplichtige in een auto van de zaak privé

rijdt, moet de werkgever een bedrag bij het loon van de

belastingplichtige optellen, omdat de belastingplichtige

een voordeel heeft van het privé-gebruik. Het bedrag

noemt men de ‘bijtelling’. De hoogte van de bijtelling is

afhankelijk van de catalogusprijs en de CO2-uitstoot van

de auto waarin de belastingplichtige rijdt. De werkgever

draagt over deze bijtelling loonbelasting/premie volksver-

zekeringen af7.

De bijtelling voor het privé-gebruik van een auto van

de zaak is geregeld in artikel 13 bis van de Wet op de

loonbelasting 1964. In het eerste lid van dit artikel staat vermeld dat indien er

meer dan 500 kilometer voor privé- doeleinden is gereden

met de auto, er een bijtelling moet worden betaald. Het

vierde lid vermeldt vervolgens dat de werknemer zelf

moet bewijzen dat hij niet meer dan 500 kilometer privé

heeft gereden. Dit moet hij aantonen aan de hand van

een rittenadministratie. De voorwaarden hiervoor zijn

geregeld in artikel 3.13 van de uitvoeringsregeling loonbe-

lasting 2011.In dit artikel staan de volgende voorwaarden

die vermeld moeten worden in een rittenadministratie:

• het merk, type en kenteken van de auto;• de periode van de terbeschikkingstelling van de auto.Tevens dient er per rit te worden geregistreerd:

• de datum;• de beginstand en eindstand van de kilometerteller;• het beginadres en eindadres;• de gereden route indien deze afwijkt van de meest

gebruikelijke;• het karakter van de rit.In het achtste lid staat dat de bijtelling moet worden genomen

over de cataloguswaarde van de auto. Als de auto meer

dan vijftien jaar oud is, wordt de bijtelling genomen over

de waarde in het economische verkeer.

____________________________7 www.rijksoverheid.nl regels bijtelling auto

Voorbeeld:

Een auto met een cataloguswaarde van

€ 60.000 is op 1 mei 2014 gekocht. Met deze auto rijdt de werknemer privé. De auto rijdt op diesel en heeft een

CO2-uitstoot van 70 gram per kilometer.

De bijtelling bedraagt door de CO2-uitstoot van 70 gram

per kilometer 14%. Over een heel jaar moet de werknemer € 8.400 betalen. Aangezien de auto in het jaar maar acht maanden gebruikt wordt, bedraagt de bijtelling € 5.600

(8/12 van € 8.400).

Jurisprudentie, Hof Amsterdam 27 maart nr. 13/00606Belanghebbende was verplicht door zijn werkgever een representatieve auto aan te schaffen. De auto heeft hij aangeschaft met een lening van zijn werkgever. De lening wordt afgelost door het te verrekenen met de kilometer-vergoeding. De zakelijk gereden kilometers worden door zijn werkgever vergoed voor € 0,38 per kilometer. Dit is € 0,19 meer dan het fiscaal vrijgestelde deel.

In geschil is of de kilometervergoeding voor zover deze meer bedraagt dan 19 cent per kilometer vrijgesteld is. Belanghebbende is van mening dat hij in de auto moet rijden om zijn werk behoorlijk te kunnen doen. De aanklager is van mening dat dit niet het geval is en is zodoende van mening dat de extra kilometervergoeding bij het loon moet worden opgeteld.Vrije vergoedingen zijn8, vergoedingen voorzover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;De rechter was het niet eens met dit standpunt en verklaarde het beroep ongegrond. Hierdoor bleef de vergoeding boven de €0,19 bij het loon van de belasting-plichtige horen.

WerkkostenregelingOp dit moment kennen wij de werk- kostenregeling (Hierna: WKR). Door de invoering van de WKR is artikel 15 van de wet LB vervallen. In de WKR is de €19 cent per kilometer nog altijd vrij te vergoeden door werkgevers. Alles wat meer is valt in de vrije ruimte. Werkgevers mogen 1,2% van het totale fiscale loon vrij vergoeden.

Anouk van Elteren

______________________________________8 Artikel 15 LB

Auto van de zaak? Privé-gebruik? Bijtelling!

Page 7: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

7

Numm

er 3

- apr

il 201

5

In de tweede editie van De Fiscale Eenheid is art. 16

Algemene wet inzake rijsbelastingen (hierna: AWR) be-

schreven, oftewel de eisen om te mogen navorderen. In

dit artikel zal worden ingegaan op art. 20 AWR, het naheffen.

Bij de aangiftebelastingen dient het te betalen bedrag

aan belastingen direct te worden voldaan. Hierbij legt de

inspecteur dus geen aanslag op. Blijkt dat de aangifte niet

correct is, dan heeft de inspecteur vijf jaar de tijd om een

naheffingsaanslag op te leggen. De eisen om te mogen naheffen lijken erg op de eisen om een navorderingsaan-

slag op te leggen. Eerst zal het verschil tussen naheffen

en navorderen worden beschreven. Vervolgens zal kort

worden ingegaan op een wetsvoorstel dat op dit moment

besproken wordt in de Tweede Kamer.

Naheffen versus navorderen

In de vorige editie is al ingegaan op het verschil tussen

een navordering en een naheffing. Nu wordt ingegaan op het verschil wanneer de inspecteur mag naheffen in

tegenstelling tot navorderen. Een groot verschil tussen

de eisen om na te vorderen en na te heffen is dat de

inspecteur geen nieuw feit nodig heeft om een naheffings-

aanslag op te leggen. De wetgever heeft gesteld dat de

inspecteur nog geen oordeel heeft kunnen vormen over

de ingediende aangifte. Blijkens de eerst zin van art. 20,

eerste lid AWR, komt door middel van de betaling van de

aangifte de heffing tot stand. Hierdoor heeft de inspecteur geen vertrouwen kunnen opwekken en kan het vertrou-

wensbeginsel dus niet in het geding zijn. Ondanks dat de

inspecteur geen nieuw feit nodig heeft om een naheffings-

aanslag op te leggen, dient hij zich wel aan de algemene

beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldig-

heidsbeginsel, te houden.

Het tweede verschil zit hem in de naheffingstermijn. Volgens art. 16, derde en vierde lid AWR bedraagt de

navorderingstermijn vijf, dan wel twaalf jaar. De nahef-

fingstermijn daarentegen bedraagt echter maar vijf jaar, ex art. 20, derde lid AWR. Indien een aangifte over een

tijdvak moet worden voldaan, zal de naheffingstermijn langer zijn dan vijf jaar. Voorbeeld:

Stel dat een ondernemer voor de omzetbelasting over

het tweede kwartaal een verkeerde aangifte indient,

dan kan de inspecteur tot vijf en een half jaar nadat de

aangifte is ingediend een naheffingsaanslag opleggen.

Voor aangiftebelastingen bestaat er geen mogelijkheid

voor de inspecteur om over buitenlandse bestandsdelen,

zoals bij een aangifte erfbelasting, twaalf jaar lang na te

heffen. In het vierde lid van art 20 AWR staat echter wel

vermeld dat de naheffingstermijn twaalf jaar bedraagt in-

dien er sprake is van verschuldigde overdrachtsbelasting,

ex art. 2 Wet op belastingen van rechtsverkeer.

De inspecteur heeft, in tegenstelling tot bij definitieve aanslagen, de mogelijkheid om meerdere naheffingsaan-

slagen over één tijdvak op te leggen. Hierbij is het enige

vereiste dat er tot dusver te weinig belasting is geheven.

De inspecteur heeft niet de mogelijkheid om nog eens

een naheffingsaanslag op te leggen, indien de rechtbank een naheffingsaanslag heeft vernietigd en de inspecteur hier niet tegen in beroep is gegaan9. Het Gerechtshof

Amsterdam oordeelde dat de inspecteur op deze manier

de procesorde op ongeoorloofde wijze doorbreekt.

Bij een tweede naheffingsaanslag hoeft tevens een nieuw feit niet aan de orde te zijn. De inspecteur heeft al

eerder een naheffingsaanslag opgelegd. Derhalve kan de belastingplichtige eraan twijfelen of de inspecteur

wel zorgvuldig heeft gehandeld bij het opleggen van de

eerste naheffingsaanslag. De belastingplichtige zou in dit geval kunnen onderzoeken of het vertrouwensbeginsel

geschonden is.

Voorlopig wetsvoorstel

In de Tweede Kamer ligt op dit moment een wetsvoorstel

voor een wijziging van art. 20 AWR. Deze wijziging ziet

op het onderzoek van de Europese commissie inzake

de staatssteun. De Europese Commissie kan staats-

steun terugvorderen over een periode van in beginsel

tien jaar. De wijziging van art. 20 AWR ziet erop dat de

naheffingstermijn voor het terugvorderen van staatssteun buiten beschouwing wordt gelaten.

Job van der Elst

e CO2-uitstoot van 70 gram per kilometer 14%. O____________________________9 Hof Amsterdam 26 april 2012, nr. 11/00601, NTFR 2012/2237

ver een heel jaar moet de werknem

De belastinginspecteur: geld terughalen!

Page 8: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

8

Nummer 3 - april 2015

Naar aanleiding van het artikel “Zorgverleners worden

noodgedwongen zzp’er”10 moeten nog enkele verschillen

worden benadrukt tussen loondienst en ondernemerschap

met betrekking tot sociale verzekeringen. In dit artikel zal

eerst een korte uitleg worden geven over wat sociale ver-

zekeringen zijn. Vervolgens zal er iets worden uitgelegd

over het recht op sociale verzekeringen als je vanuit een

dienstbetrekking overstapt naar zzp’er.

Wat zijn verzekeringen?Verzekeringen zijn er om risico’s af te dekken. Je betaalt

een premie aan een verzekeringsmaatschap, zodat iets

verzekerd is of jij zelf verzekerd bent. Mocht er dan iets

gebeuren met het verzekerde deel, dan wordt dit vergoed

door de verzekeringsmaatschappij waarbij jij verzekerd

bent. Het idee van een verzekering is het dekken van

mogelijke kosten.

Wat zijn sociale verzekeringen? Sociale verzekeringen zijn in twee categorieën te verdelen. Je hebt volksverzekeringen en werknemersverzekeringen.

1. De volksverzekeringen11 zijn er voor alle inwoners van

Nederland en buitenlandse personen die in Nederland

een vaste dienstbetrekking hebben. De volksverzekeringen

zijn:

• Algemene ouderdomswet • Algemene Nabestaandenwet • Wet langdurig zieken voormalig de Algemene Wet

Bijzondere Ziektekosten.

2. De werknemersverzekeringen12 zijn er voor alle mensen

in Nederland die óf in dienstverband werken of een uitkering

ontvangen. De premies voor de werknemersverzekeringen

worden afgedragen door je werkgever of door de uitkerings-

instantie.

De werknemersverzekeringen zijn:

• Werkloosheidswet • Wet op arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)• Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)• Ziektewet (ZW)____________________________10 De Fiscal Eenheid nummer 2, januari 2015. 11 Belastingdienst volksverzekeringen, www.belastingdienst.nl geraad-

pleegd op 3/4/201512 Belastingdienst werknemersverzekeringen, www.belastingdienst.nl

laatst geraadpleegd op 3/4/2015.

Wat is er sociaal aan?Niet iedereen vindt het nodig om een verzekering af te

sluiten. Echter, de sociale verzekeringen zijn in Nederland

verplicht. Wat is er nu sociaal aan een verzekering waaraan

je verplicht wordt mee te betalen? Het sociale aspect van

deze verzekeringen is dat iedereen meebetaalt, want hier-

door zorg je ervoor dat de premies per persoon veel lager

zijn. Daarnaast is het zo dat iedereen voor een sociale

verzekering in aanmerking komt. Niemand kan worden

uitgesloten van het recht op deze verzekeringen. Het feit

dat niemand uitgesloten wordt van het recht op deze ver-

zekeringen, voorkomt ‘cherrypicking’. Cherrypicking houdt

in dat de verzekeraar zelf bepaalt wie hij zou wel zou

verzekeren en wie niet. Wanneer een zorgverzekeraar

aan cherrypicking doet dan mogen zij de personen kiezen

die ze verzekeren. Dit heeft tot gevolg dat mensen die wel

een verzekering nodig hebben, deze niet krijgen (want zij kosten de verzekeraar geld) en de mensen die het niet nodig hebben, deze dan juist wel zouden krijgen.

Van loondienst naar zzp’er, gezien vanuit de optiek van een werkgeverEen werkgever maakt loonafspraken met de persoon die

hij in dienst neemt. Bovenop het afgesproken brutoloon

komt vakantiegeld en mogelijke secundaire arbeidsvoor-

waarden. Daarnaast zal de werkgever premies moeten

afdragen voor de WW, de WAO en enkele andere verze-

keringen. De premiekosten en het vakantiegeld samen

zorgen ervoor dat de werkgever per werknemer nog mini-

maal 20% aan extra kosten heeft bovenop het afgesproken brutoloon . Het kan voor de werkgever aantrekkelijk zijn

om een werknemer in te ruilen voor iemand die wordt

ingehuurd als zelfstandige, zodat de extra kosten voor de

werkgever wegvallen.

____________________________________13 Belastingdienst, handboek loonheffingen 2015 hoofdstuk 5. www.

belastingdienst.nl geraadpleegd op 3-4-2015.

Het nut van sociale verzekeringen

Page 9: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

9

Num

mer

3 -

apr

il 20

15

Van loondienst naar zzp’er, gezien vanuit de optiek van een werknemerEen zzp’er zal meer overhouden van zijn bruto inkomen

doordat hij gebruik kan maken van enkele aftrekposten en

verschillende faciliteiten van de Wet Inkomstenbelasting.

Mocht er iets gebeuren met de zzp’er zoals een ongeluk, of

mocht er geen werk meer zijn door bijvoorbeeld mecha-

nisatie van het arbeidsproces, dan heeft de zzp’er geen

recht op werknemersverzekeringen. Het is dus een ruil

van relatief meer geld, voor absoluut minder zekerheid.

Een zzp’er heeft wel de mogelijkheid om een commer-

ciële werknemersverzekering af te sluiten, maar dit kost meestal meer dan wanneer het een sociale verzekering

zou betreffen.

VerzorgingsstaatNederland is een verzorgingsstaat. Dit houdt in dat de

overheid de primaire verantwoordelijkheid draagt voor

het welzijn van de burgers. Als steeds meer personen

vanuit loondienst te werk gaan als zzp’er, terwijl zij in feite

dezelfde functie blijven vervullen, heeft dit als gevolg dat

de overheid minder goed voor die mensen kan “zorgen”.

Omdat zzp’ers meer risico lopen, heeft de overheid liever

dat personen in loondienst werkzaam blijven dan als

zzp’er aan de slag gaan.

Belastingen en gevolgen van werknemers in loondienst die zzp’er wordenAls er steeds meer zzp’ers komen die voorheen in

dienstverband hebben gewerkt, zal er door het gebruik

van eerder genoemde aftrekposten en faciliteiten minder

worden geïnd aan belastingen door de overheid. Als een

grote groep werknemers als zzp’er gaan werken, dan

heeft dit het gevolg dat er minder mensen premies zullen

afdragen voor werknemersverzekeringen.

Als de staat minder premie ontvangt, dan moet de uitke-

ring van de werknemersverzekeringen worden verlaagd.

In dat geval zullen de mensen die een uitkering krijgen

vanuit een werknemersverzekering, er fi nancieel op achteruit gaan. Echter, kan de uitkeringsgerechtigde hier

niets aan doen.

ConclusieDe auteur is van mening dat overheid er is om voor de

burgers te zorgen. Als de overheid er niet is om voor de

zekerheid van de burgers te zorgen, dan zal het niveau

van welvaart van het land dalen. Welvaart wordt in dit geval

niet alleen gemeten aan de hoeveelheid geld die een

burger heeft, maar ook aan de mate van psychologische,

fi nanciële en andere sociale hulp voor de burger.Hoe groter het sociale vangnet voor burgers hoe minder

zorgen de burgers zullen hebben. De overheid heeft geld

nodig om dit vangnet te fi nancieren. Als er dus steeds meer werknemers besluiten om als zzp’er aan de slag te

gaan, ontvangt de overheid minder geld om het vangnet

groot genoeg te houden. De overheid zou er door middel

van regulering voor moeten zorgen dat grote werkgevers

geen gebruik kunnen maken van constructies waaruit ze

mensen ontslaan om hen vervolgens als zzp’er weer in te

huren.

Taco van Putten

Stel dat een ondernemer voor de omzetbelasting over

het tweede kwartaal een verkeerde aangifte indient, dan

kan de inspecteur tot vijf en een half jaar nadat de aa

Page 10: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

10

Nummer 3 - april 2015

Het onderwerp erfbelasting wordt behandeld in blok 3 van

het derde leerjaar. Een aantal van jullie zal er misschien al

eerder mee te maken hebben gehad. Wat houdt erfbelasting

in? Hoeveel erfbelasting moet er worden afgedragen?

Kan een erfenis geweigerd worden? In dit artikel zullen deze

vragen worden beantwoord.

Wat is belast?Het is belangrijk om naar de situatie van de erflater te kijken. Op het moment dat de erflater getrouwd is, heeft dit andere gevolgen voor de erfenis dan wanneer hij on-

gehuwd samenwoonde. Vervolgens is het van belang of

de erflater in gemeenschap van goederen getrouwd is of op huwelijkse voorwaarden. Daarnaast is het van belang of

er een testament is opgemaakt en of er kinderen zijn. Al

deze zaken zijn van invloed op de erfenis en de verdeling

hiervan. De erfbelasting wordt geheven over hetgeen ieder verkrijgt,

eventueel na aftrek van zijn aandeel in de volgens

Successiewet (hierna: SW) voor aftrek in aanmerking komende schulden, legaten en lasten. Tevens wordt alles

wat binnen 180 dagen voor het overlijden door de erflater is geschonken, tevens volgens het erfrecht gezien als een

schenking door het overlijden. Oftewel deze ‘schenking’

dient te niet als schenking gezien te worden, maar als

onderdeel van de erfenis. Ook al wat wordt verkregen

krachtens een schenking die tot stand is gekomen na het

overlijden van de schenker, wordt voor de toepassing van

deze wet geacht krachtens erfrecht door het overlijden te

zijn verkregen . In onderstaande tabel kan je zien dat er

een verschil in tarief is afhankelijk van de relatie tussen

de erfgename en de erflater. Voor de tarieven zie onder-staande tabel:

Gedeelte vande belaste verkrijging

Verkregen door partner of afstammelingen in de rechte lijn

In overige gevallen

€0 -€121.296 10% 30%€121.296 en hoger 20% 40%

Vrijstellingen:Een erfenis aan de volgende groep personen is vrijgesteld

tot een maximum bedrag:

a. partner: € 633.014;____________________________________14 Artikel 5 SW 1956 vanaf 2010 15 Artikel 12 SW 1956 vanaf 2010 16 Artikel 24 SW 1996 vanaf 2010

b. kinderen, die grotendeels in de levensonderhoud werden

voorzien door de overledene, die ten gevolge van

ziekte vermoedelijk in de eerstkomende drie jaren niet

in staat zullen zijn om door middel van arbeid, inkomen

te genieten: € 60.138; kinderen voor wie de onder b bedoelde vrijstelling niet van toepassing is: € 20.047;

c. kleinkinderen: € 20.047;d. ouders: € 47.477;e. overige verkrijgers: € 2.111.17

Wat te doen als je een erfenis krijgt?Als erfgenaam kan je een nalatenschap zuiver of beneficiair aanvaarden, of verwerpen.18

Zuivere aanvaarding houdt in dat je privé aansprakelijk

bent indien de schulden hoger zijn dan de bezittingen van

de erflater. Als je geen twijfels hebt over het positieve saldo van de erfenis, kan je de erfenis zuiver aanvaarden. Als je

de schulden betaalt en de bezittingen aanvaardt, is dit au-

tomatische een zuivere aanvaarding. Hiervoor kan je ook een

‘verklaring van zuivere aanvaarding’ bij de griffie afleggen. Beneficiair aanvaarden houdt in dat je niet privé aanspra-

kelijk bent voor de schulden. Je twijfelt of je de erfenis

wilt aanvaarden. Echter, je mag niets van de bezittingen

meenemen zolang de schulden niet zijn voldaan. Min-

derjarige kinderen zijn verplicht de erfenis beneficiair te aanvaarden.

Verwerpen houdt in dat de erfenis volledig wordt gewei-

gerd. Je bent niet aansprakelijk voor de nalatenschap en

niet betrokken bij de afwikkeling hiervan. Je hebt geen

recht meer op de erfenis.

Als kind heb je bijna altijd recht op het zogenaamde kinds-

deel. Een erfenis wordt verdeeld onder de partner van de

erflater en de kinderen van de erflater. De erfenis wordt in gelijke delen verdeeld over de partner en de kinderen.

Op het moment dat de partner van de erflater nog in leven is, heeft het kind nog geen recht op zijn erfdeel pas bij

overlijden van de partner wordt het erfdeel uitgekeerd. Dit

is gedaan om de partner van de erflater te beschermen. Op het moment dat de partner het kindsdeel gebruikt, kan

de erfenis onder bewind worden gesteld. Het kind kan in

het testament worden onterfd. Wettelijk gezien heeft het

kind altijd recht op zijn kindsdeel: de legitieme portie.

Anouk van Elteren ______________________________________

17 Artikel 12 SW 1956 vanaf 2010 18 www.rijksoverheid.nl aanvaarden erfenis

Belasting betalen over je erfenis?

Page 11: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

11

Num

mer

3 -

apr

il 20

15

Het verouderde belastingstelsel is momenteel een veel

besproken item. Iedereen binnen de Nederlandse politiek

deelt tegenwoordig de mening dat het huidige stelsel

verouderd is. Telkens als het huidige belastingplan ter

sprake komt, worden dezelfde argumenten op tafel gegooid:

te veel belastingen op arbeid en een erg onduidelijk

systeem. Maar waarom is er nog niets aangedaan en wat

zijn de plannen? Je leest het in dit artikel!

Het huidige stelselHet huidige stelsel is in 2001 opgesteld. Sinds die tijd

zijn er geen grote veranderingen geweest in het huidige

belastingstelsel. Sinds 2001 zijn er in Nederland wel een

aantal veranderingen geweest waarmee in het huidige

stelsel geen rekening wordt gehouden.19

OnderzoekBegin 2012 stond het belastingstelsel op de politieke

agenda. Omdat de regering een degelijk onderzoek

noodzakelijk achtte werd de Commissie Van Dijkhuizen

in het leven geroepen. Deze commissie werd geleid door

Van Dijkhuizen, een oud-bankier.

Op 17 juni 2013 kwam de commissie met een rapport

met de bevindingen en een aantal adviezen. Als eerste

adviseert de commissie om terug te gaan van vier naar

twee belastingschijven van 37% en 49%. Over het inkomen tot € 62.500 wordt dan 37% betaald. Door zo de meesten mensen minder belasting te laten betalen,

houden mensen meer geld over om in de economie te

steken, waardoor er meer banen ontstaan.

Het tweede van de commissie is om een drietal toeslagen,

namelijk de zorgtoeslag, de huurtoeslag en het kindgebonden

budget, samen te voegen.

Het laatste advies van de commissie is om het loon van

een DGA meer in lijn te brengen met het loon van een

vergelijkbare werkgever. Dit is inmiddels ingevoerd (zie het artikel ‘wijzigingen in de gebruikelijkloonregeling’).De commissie adviseert verder het forfaitair rendement

in box 3 van 4% te verlagen, om het zo meer in lijn te brengen met het rendement dat mensen daadwerkelijk

over hun vermogen behalen.

____________________________19 www.rijksoverheid.nl lagere belastingtarieven met een hele lange

eerste schrijf minder aftrekposten en eenvoudiger toeslagen leiden tot meer banen.

Hoe denkt de regering over het belastingplan?De regering gaat over het aanvaarden van een nieuw be-

lastingstelsel. Het Ministerie van Financiën gaat over het opstellen van een nieuw belastingstelsel. Hoe denken zij

over een nieuw belastingstelsel en wat vinden prominenten

van het huidige stelsel?

De VVD

In april 2014 werd het onderwerp weer opgerakeld. “Daarnaast vindt de VVD dat er een wildgroei is van

fi scale regelingen. De VVD riep het kabinet op om het belastingstelsel radicaal te veranderen. Prikkels om de

keuzes van mensen te beïnvloeden”, aldus fractievoorzitter

Halbe Zijlstra.20

D66 & CDA

D66 & de CDA hebben de handen ineengeslagen bij de

gesprekken over het nieuwe stelsel. Zij willen beide dat

de hervorming zo snel mogelijk wordt ingezet, zodat de

belasting op arbeid in 2016 omlaag kan.21

In oktober 2014 stond er in de krant dat de plannen groots waren. Wiebes (Staatssecretaris van Financiën) noemde het huidige systeem: ”onbeheersbaar”.22 Volgens de

staatssecretaris is het hoog tijd dat er iets gaat gebeuren.

____________________________20 www.volkskrant.nl stop wildgroei fi scale prikkels 21 www.fd.nl CDA en d66 gerustgesteld na belastinggesprek met Wiebes22 Robelco taks services archief: Wiebes noemt Nederlands belasting-

stelsel onbeheersbaar

Belastingplan weer in opspraak

Page 12: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

12

Nummer 3 - april 2015

Waarom zouden we het huidige stelsel dan aanpassen:

het huidige stelsel is voor de “gewone” burger niet meer

te overzien. Het is voor deze mensen bijna onmogelijk

geworden om hun aangifte op een juiste manier in te

vullen. Daarnaast ziet het belastingstelsel zoals we dat,

nu hanteren niet meer op de huidige situatie in Nederland.

Wat is er nu gebeurd?Sinds de uitgave van het rapport van de Commissie Van

Dijkhuizen, wat al bijna twee jaar geleden is, zijn we nog

geen stap verder. Ja, de politieke partijen weten wat ze

niet willen en ze weten in hoofdlijnen wat ze wel willen.

Waarom komt er dan nog niets van de grond? Het is

moeilijker dan men denkt om een nieuw belastingstelsel

tot uitvoering te brengen.23

In oktober 2014 verscheen er een nota over het wijzigen van enkele belastingwetten:

• In deze nota is te lezen dat de coalitie vooral schoot op de uitvoering van één van de adviezen van de Commis-

sie Van Dijkhuizen: Het loon van een DGA meer in lijn

brengen met dat van een vergelijkbare werknemer. Dit

is inmiddels ingevoerd.

• Er zaten nog te veel onduidelijkheden in het voorstel voor het nieuwe belastingstelsel. Daarnaast heeft er

al een voorstel gelegen in de Tweede Kamer, dit werd

door het CDA radicaal van tafel geveegd: “Het CDA

heeft op 14 november 2014, net als vorig jaar, tegen het belastingplan gestemd. Hoewel het plan de belas-

ting op arbeid moet verlagen, doet het plan wat er nu

ligt precies het tegenovergestelde”.25

Wat gaat er nog gebeuren?Over de hoofdlijnen van het nieuwe stelsel zijn de meeste

partijen het eens: minder belasting op arbeid. Dit is gunstig

voor zowel werknemers als werkgevers. Hierdoor betalen

mensen minder belasting waardoor ze meer geld overhouden.

Als dit geld dan ook uitgegeven wordt, zijn er meer mensen

nodig en op deze manier worden er banen gecreëerd.

Maar om de belasting op arbeid te verlagen is dermate

veel geld nodig, dat een extra heffing op grote vermogens niet toereikend is. Er is geld nodig om de belasting te

verlagen omdat er als de belasting verlaagd wordt, de

staat minder inkomsten heeft. Om dit op te vangen moet

er ergens anders geld binnenkomen. Als de opbrengst

bepalend wordt, waar ligt voor de PVDA dan de grens.

______________________________________________

24 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten, belastingplan 201525 www.cda.nl CDA stemt tegen belastingplan

Wat is een vermogen dat extra belast mag worden en

wat niet? Zo lang daar geen antwoord komt, gaat het

vooral om politieke retoriek. “Om die discussie een stap

verder te krijgen, is een schets van het kabinet van een

nieuw fiscaal stelsel dringend gewenst. Er is al te veel tijd verspild”.26

ToekomstStaatssecretaris Wiebes stak zijn onvrede over het

huidige belastingstelsel niet onder stoelen of banken:

“We hebben de afgelopen tien jaar het belastingstelsel

steeds een beetje ingewikkelder gemaakt. Als we hiermee

doorgaan, gaat het op een gegeven moment echt fout.

Voor de zomer kom ik met voorstellen om het huidige

belastingstelsel te moderniseren”.27

Voordat dit nieuwe voorstel dan door zowel de Tweede

Kamer is, en voordat dit dan weer bij de Eerste Kamer

belandt zijn we waarschijnlijk weer een tijd verder.

De auteur heeft als verwachting dat we met het huidige

stelsel nog maximaal twee aangiftejaren door gaan (2015 & 2016). Hierna ligt er waarschijnlijk een stelsel dat, als het aan Wiebes ligt, niet zo ingewikkeld is en de keuzes

van mensen minder beïnvloedt.

Anouk van Elteren

____________________________26 www.trouw.nl Kabinet talmt te lang met stelling inname over nieuw belastingstelsel27 WNL 15 februari 2015

Page 13: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

13

Numm

er 3

- apr

il 201

5

In de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 bestaan er verschillende vrijstellingen en uitzonderingen, één

daarvan is de deelnemingsvrijstelling. Dit artikel geeft

een beschrijving van de deelneming en de eisen voor de

vrijstelling.

Wanneer is er sprake van een deelneming?Als de belastingplichtige, de vennootschap, een belang

van ten minste 5% in het geplaatst en gestorte aandelen-

kapitaal heeft in een andere vennootschap, is er sprake

van een deelneming.28

Indien het geplaatst aandelenkapitaal bestaat uit verschil-

lende soorten aandelen dient voor de 5%-eis gekeken te worden naar het totaal van alle aandelen.

Voorbeeld:

Het aandelenkapitaal van BV A bestaat uit 20% gewone aandelen en 80% preferente aandelen (80%). BV B heeft 15% van de gewone aandelen van BV A en heeft tevens 15% aandeel in het stemrecht van BV A. Het totale belang van BV B in BV A bedraagt 3% van het totaal geplaatste en gestorte aandelenkapitaal (dat wil zeggen gewoon en preferent aandelenkapitaal). Preferente aandelen tellen wel mee voor de 5%-eis. De stemrecht-verdeling is niet van belang voor de bepaling van de 5%- eis.29 Er is hier geen sprake van een deelneming ex. art. 13

tweede lid Wet VPB.

Voor de in beginsel harde eis van 5% gelden een drietal uitzonderingen, namelijk:

1. de meesleepregeling

2. de meetrekregeling

3. de aflopende deelneming

1. De meesleepregeling

Indien een belastingplichtige een deelneming heeft in een

vennootschap en tevens in deze vennootschap winstbe-

wijzen bezit of een deelnemerschapslening30, behoren

deze bewijzen ook tot de deelneming.31

_________________________28 Art. 13 lid 2 Wet VPB29 Besluit van 12 juli 2010, nr. DGB2010/2154M, onderdeel 1.2. 30 Art. 10a lid 1 onderdeel d Wet VPB 31 Art. 13 lid 4 Wet VPB

2. De meetrekregeling

Indien belastingplichtige niet zelf een deelneming heeft in

de dochtervennootschap, maar een met haar verbonden

lichaam32 dit heeft.33 Als hier sprake van is dan behoren de

aandelen, winstbewijzen en een deelnemerschapslening

op deze zelfde dochtervennootschap, die de belasting

houdt, ook tot de deelneming.

Voorbeeld34

BVA heeft door het 1% belang in BV C op basis van de meetrekregeling recht op de deelnemingsvrijstelling uit de

voordelen van BVC.

3. De aflopende deelnemingIndien een belastingplichtige een deelneming had en dit

belang gedurende het boekjaar onder de 5% daalt, kan de belastingplichtige nog steeds gebruik maken van de

deelnemingsvrijstelling. Dit kan tot een periode van drie

jaar na het beëindigen van de deelneming. Er dient in dit geval nog wel een belang aanwezig te zijn in de vennoot-

schap. Voorafgaand aan de daling moet er gedurende

één jaar een belang zijn van meer dan 5%.

Wat houdt de deelnemingsvrijstelling in?Indien een belastingplichtige een deelneming heeft, zijn

de voordelen, alsmede de kosten van verwerving uit hoof-

de van deze deelneming vrijgesteld voor de winstbepaling

van de belastingplichtige.

_________________________32 Art. 10a lid 4 Wet VPB33 Art. 13 lid 5 Wet VPB34 Van den Dool, Heithuis, Kampschöer, De Smit, 2014, p. 195

Is het een deelneming of toch niet ...?

BV A

100%

5%

1%BV B

BV C

Page 14: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

14

Nummer 3 - april 2015

Onder voordelen wordt verstaan de winsten, dividend-

uitkeringen, koersresultaten en de verliezen van de

deelneming, die de moedermaatschappij ontvangt en/ of

verliest in hoedanigheid van aandeelhouder. De wetgever

heeft deze regeling in het leven geroepen op grond van

het ne-bis-in-idembeginsel; voorkoming van economische dubbele belastingheffing. Door middel van deze regeling is Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats voor

buitenlandse vennootschappen.

De deelnemingsvrijstelling kan ook toegepast worden op

voordelen uit hoofde van een buitenlandse deelneming.

De deelnemingsvrijstelling is een brutovrijstelling.

Hiermee wordt bedoeld dat niet alleen de voordelen uit

hoofde van een deelneming vrijgesteld zijn, maar dat ook

alle kosten aftrekbaar zijn die zien op de deelneming. De

aftrekbaarheid van deze kosten was tot 2004 beperkt tot binnenlandse deelnemingen. De Hoge Raad heeft, naar

aanleiding van het Bosal-arrest, een uitspraak van het Eu-

ropese Hof35, geoordeeld dat de beperking in strijd is met

het Europees recht. Als gevolg van het Bosal-arrest heeft

de overheid verscheidende maatregelen genomen om

misbruik te voorkomen. Hierbij valt onder andere te den-

ken aan art. 20 vierde lid Wet VPB. In dit lid staat vermeld

dat houdster- en/of financieringsmaatschappijen hun ver-liezen alleen nog mogen verrekenen met de winsten als

zij aan een aantal voorwaarden voldoen. Ten eerste moet,

door middel van een activiteitentoets, worden gekeken of

de activiteiten feitelijk niet zijn gewijzigd met betrekking tot

het jaar waarin de verliezen zijn geleden. Ten tweede mag

het totaal van de boekwaarde van de vorderingen en de

schulden in het jaar van verrekening niet groter zijn dan

dit saldo in het verliesjaar.

(Niet)-kwalificerende beleggingsdeelnemingIndien een deelneming wordt gehouden als een belegging,

vallen de voordelen uit deze deelneming niet onder de deel-

nemingsvrijstelling36. Op deze regeling is één uitzondering.

Als een deelneming wordt aangemerkt als een ‘kwalifice-

rende beleggingsdeelneming’ vallen, de voordelen uit deze

deelneming wél onder de deelnemingsvrijstelling. Om te

bepalen of een deelneming als kwalificerende beleggings-

deelneming wordt aangehouden, moeten er twee testen

______________________________________________________________________

35 Hof van Justitie EG 18 september 2003, zaak C-168/01 (Bosal), r.o. 28, BNB 2003/344

36 Art. 13, lid 9 Wet VPB

worden uitgevoerd37. Van beleggen is sprake indien de

moedermaatschappij een rendement verwacht te behalen

wat ook te verwachten is bij normaal vermogensbeheer38.

Deelnemingstoets

Bij de deelnemingstoets wordt naar de activiteiten van de

deelneming gekeken. Indien de deelneming voornamelijk

belegt, kan er geen sprake zijn van een kwalificerende beleggingsdeelneming. Indien de activiteiten van de

deelneming zien op zowel beleggen als ondernemen, zal

er een tweede toets aan bod moeten komen: de deelne-

merstoets.

Deelnemerstoets

Bij deze toets wordt gekeken of de deelnemer de deelne-

ming houdt ter belegging.

Om te beoordelen of dit het geval is, dient in eerste

instantie gekeken te worden naar de gedaante van de

deelnemer. Volgens de parlementaire geschiedenis zijn er

vier gedaantes die een deelnemer kan hebben39.

1. Beleggingsmaatschappij: Indien er sprake is van een

beleggingsmaatschappij is er sprake van een beleg-

gingsdeelneming en derhalve bestaat er geen recht op

toepassing van de deelnemingsvrijstelling.

2. Onderneming: Indien de activiteiten van de deelnemer

zien op ondernemen moet er getoetst worden of de deel-

neming aangehouden wordt met als doel beleggen. Indien

dit niet het geval is, is er sprake van een kwalificerende beleggingsdeelneming.

3. Houdstermaatschappij: Bij een houdstermaatschappij

moet beoordeeld worden of de houdster een wezenlijke

functie vervult binnen de deelneming. Indien dit het geval

is, is de deelnemingsvrijstelling van toepassing.

4. Participatiemaatschappij:Voor de participatiemaatschappij geldt dat de deelnemer

invloed moet hebben op het dagelijkse bestuur van de

deelneming. Als dit het geval is, is er sprake van de

deelnemingsvrijstelling.

Verdieping

Falcon: ECLI:NL:PHR:2002:AD8488ECI:NL:GHAMS:2015:164

Job van der Elst & Zoey van der Graaf

_________________________38 Conclusie A-G Van Kalmthout 14 maart 2001, nr. 36.145, BNB

2001/21039 Kamerstukken II, 2009-2010, 32 129, nr. 3

Page 15: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

15

Numm

er 3

- apr

il 201

5

De gebruikelijkloonregeling is in 1997 ingevoerd en heeft tot 2015 geen grondige wijzigingen ondergaan. In 2014 is in het Belastingplan 2015 een voorstel gedaan tot het

wijzigen van de regeling. Dit voorstel is in december 2014 aangenomen. Dit betekent dat voor 2015 het overgangs-

recht van toepassing is en dat vanaf 2016 de nieuwe regeling

geldt. Wat deze gebruikelijkloonregeling inhoudt en wat de

wijzigingen betekenen voor de regeling, wordt in dit artikel

belicht.

De gebruikelijkloonregelingDe gebruikelijkloonregeling van de Wet op de Loonbelas-

ting 1964 (hierna: Wet LB) is in 1997 ingevoerd. Reden hiervoor was te voorkomen dat directeur grootaandeel-

houders (hierna: DGA’s) de heffing van de inkomstenbe-

lasting en vermogensbelasting konden ontgaan, door een

laag of zelfs geen loon uit te keren aan zichzelf. Vervol-

gens kon de DGA ervoor kiezen om dit loon in de vorm

van een dividenduitkering aan zichzelf te doen toekomen,

met als gevolg dat het percentage te betalen belasting lager

uitvalt. De regeling, die is opgenomen in art. 12a Wet LB,

bepaalt dat het loon van iemand die arbeid verricht voor

een vennootschap waarin hij of diens partner een aan-

merkelijk belang heeft, ten minste wordt gesteld op het

normbedrag. Dit normbedrag is in 2014 € 44.000.

Hoger loon: Het kan zijn dat er voor de werkzaamheden

die de DGA verricht een soortgelijke dienstbetrekking

bestaat (waarbij geen sprake is van een aanmerkelijk belang) maar waarbij een hoger loon wordt uitgekeerd dan het normbedrag. Het gebruikelijk loon van de DGA in

deze situatie dient dan hoger te liggen dan het normbedrag.

In dit geval stelt de inspecteur het loon op het hoogste

van de volgende twee bedragen40.

• 70% van het hogere gebruikelijke loon, maar ten minste het normbedrag (€ 44.000);• Het loon van de meestverdienende werknemer of van

de meestverdienende werknemer van een verbonden

vennootschap.

De genoemde 70% in de opsomming hierboven betekent dat rekening wordt gehouden met de doelmatigheidsmarge

van 30%. Aangezien het vaststellen van een gebruikelijk loon geen exacte wetenschap is, is een goede doelmatig-

heidsmarge nodig. Deze marge geeft ruimte om te komen

tot een aanvaardbaarder loon. Als een soortgelijke dienst-

_________________________

40 Art. 13 lid 2 Wet VPB

betrekking gevonden is, betekent dit namelijk niet direct

dat de werkzaamheden exact hetzelfde zijn.

Lager loon: Het kan ook voorkomen dat het gebruikelijk loon

niet hoger zou moeten zijn, maar juist lager dan het norm-

bedrag. In dit geval moet de belastingplichtige dit aanne-

melijk kunnen maken. Hierbij geldt ook dat bij de aangedragen

soortgelijke dienstbetrekking geen sprake mag zijn van een

aanmerkelijk belang. Is het gebruikelijk loon zo laag dat

dit onder de € 5.000 uitkomt, dan kan het loon worden op-

gegeven dat daadwerkelijk wordt verdiend. De bewijslast

voor een lager loon ligt bij de belastingplichtige.

Afroommethode: De hiervoor beschreven wetgeving wordt

ook wel de “vergelijkingsmethode” genoemd. Naast deze

methode is er in 2004 door de Hoge Raad de afroomme-

thode als aanvulling op art. 12a Wet LB gegeven.41 Het

loon van de DGA wordt hierbij bepaald door een percentage

te nemen van de omzet van de vennootschap. Hierdoor is

het DGA-loon direct afgeleid van de door de werkzaam-

heden van de DGA persoonlijke gerealiseerde omzet.

Voor de toepassing van deze methode gelden meerdere

voorwaarden. Op deze voorwaarden wordt in dit artikel

niet verder ingegaan.

Nieuwe regeling vanaf 2016Op Prinsjesdag in 2014 zijn in het Belastingplan 2015 onder andere de wijzigingen van de gebruikelijkloonre-

geling gepubliceerd.42 Hierin wordt voorgesteld om de

doelmatigheidsmarge, die nu ligt op 30%, te verlagen naar 25%. Hierdoor wordt het verschil in loon tussen DGA’ s en de gewone werknemers kleiner. Naast de

verlaging van de doelmatigheidsmarge besluit het kabinet

om het begrip “meest vergelijkbare dienstbetrekking” te

introduceren ter vervanging van het begrip ”soortgelijke

dienstbetrekking”. Een soortgelijke dienstbetrekking kan

ontbreken, maar een meest vergelijkbare dienstbetrekking

bestaat altijd. Bijvoorbeeld voor een orthodontist zou het

loon gesteld kunnen worden op het loon van een tandarts

in loondienst. Door de invoering van dit nieuwe begrip,

wordt de groep dienstbetrekkingen waarmee vergeleken

kan worden, groter. Op deze manier is eigenlijk altijd wel

een vergelijkbare dienstbetrekking te vinden.

Sabrina Opmeer_________________________

41 Art. 13 lid 2 Wet VPB42 Rijksoverheid, ’Belastingplan 2015’. Geraadpleegd op 6 december

2014 via www.rijksoverheid.nl

De wijzigingen in de gebruikelijkloonregeling

Page 16: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

16

Num

mer 3 - april 2015

Als afgestudeerde fi scalist heb je een grote kans dat je bij een onderneming gaat werken je eigen belastingadvies-

kantoor begint. Maar wat is jouw rol als belastingadviseur?

Jouw doel is tevreden klanten, het doel van je klanten is

zo min mogelijk belasting betalen. Niet alleen voor jouw

klanten, maar voor iedere ondernemer is de belasting een

kostenpost en zij zien deze het liefst zo laag mogelijk.

De rol van de belastingadviseur gaat veranderen. Als

belastingadviseur probeer je voor je klanten de mazen

in de wet te vinden, waardoor ze een zo laag mogelijk

bedrag aan belasting hoeven te betalen over de winsten

die zij behalen. Een bekend voorbeeld hiervan zijn de

brievenbusmaatschappijen die zich in belastingparadijzen

vestigen. Nederland wordt door buitenlandse vennoot-

schappen gebruikt als belastingparadijs. Sommige

buitenlandse vennootschappen die door middel van een

brievenbusmaatschappij zijn gevestigd in Nederland,

betalen hierdoor uiteindelijk maar 1% vennootschaps-belasting.43

De bijdrage van de belastingadviseur is voor de maat-

schappij van groot belang. De belastingwetgeving ligt in

het domein van de politiek als het gaat om de verdeling

van de belastingdruk. Het domein van de belastingad-

viseurs gaat vooral om de belastingtechnische inbreng,

het wijzen op lacunes, omissies en inconsequenties. Een

dergelijke inbreng leidt tot een solidere en stabielere wet-

geving. Door fi scaalpolitieke keuzes die niet altijd goed doordacht of verstandig zijn, kan dit leiden tot gedrags-

verandering bij belastingadviseurs, waarbij zij juist de

lacunes, omissies en inconsequenties in de wet opzoeken

voor hun klanten om onder de belastingdruk vandaan

te komen. Dit wordt ook wel ‘ontwijken’ van belastingen

genoemd.

De maatschappij zit, vooral na het voorval44 in april 2014 met de koffi eketen Starbucks, niet te wachten op nog meer bedrijven die belasting ontwijken, zoals Starbucks

dit deed. Aangezien de maatschappij waarde hecht aan

het idee dat iedereen een bijdrage levert aan de maat-

schappij door middel van belastingen naar draagkracht.

_________________________43 Elsevier ‘Nederland een belastingparadijs? Het valt wel mee’ 6

november 201444 www.europa.eu Staatsteun

De voorzitter van de Nederlandse Orde van Belasting-

adviseurs is van mening dat het probleem komt doordat

fi scaal adviseurs van mening zijn dat zij net als advocaten alles in het werk mogen stellen om de winst van hun cliënt te maximaliseren, in dit geval bereikt men dit door minder

belasting te betalen. In de fi nanciële sector, accountants, verzekeraars en bankiers, is het probleem van het niet

nadenken over maatschappelijke gevolgen al aangepakt

door het veranderen van de wetgeving. Er ligt nu een plan

om dergelijke wijzigingen door te voeren voor de belasting-

adviseurs. De OECD (Organisation for Economics and Co-operation and Development) zet daarin de eerste stappen via het project Vase Erosion and Profi t Shifting. Door dit project worden multinationals straks verplicht per

land te rapporteren over de gemaakte winsten. Zo kan er

in kaart worden gebracht in welke landen de fi scale trucs worden uitgehaald. Tevens worden ook de belastingver-

dragen aangepast en brievenbusmaatschappijen krijgen

geen tax ruling meer. Echter, niet alleen het aanpassen

van de wetgeving dient te gebeuren, ook een gedrags-

verandering bij de belastingadviseurs is gewenst.

Belastingadviseurs mogen nog steeds voor hun klanten

voordelige constructies opstellen, maar moeten hierbij

rekening houden met het maatschappelijk belang.

Voor jou als toekomstig belastingspecialist zal het ethisch

normbesef steeds belangrijker worden in je handelen.

Zoey van der Graaf

De rol van de belastingadviseur verandert

Page 17: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

17

Numm

er 3

- apr

il 201

5

Het vierde en laatste jaar van de opleiding: je mag een

scriptie gaan schrijven; hoe leuk is dat? Wellicht duurt het voor jou nog een paar jaar, misschien is het volgend jaar

al zover! De afsluiting van je opleiding, eindelijk! Maar

voordat je echt mag gaan beginnen aan het schrijven van

een scriptie, moet je de oriënterende fase afronden. Deze fase vangt aan in blok 4.1 voor de vierdejaars en duurt een half jaar. In dit half jaar ben je eigenlijk bezig met

het ‘voorbereiden’ van je scriptie. Je gaat een onderwerp

zoeken, je schrijft hierover een afstudeeropdrachtvoorstel

(hierna: AOV) en vervolgens geef je een presentatie voor de afstudeercommissie. Behaal je voor deze presentatie

een GO, dan gaat het echte afstuderen beginnen. Je mag

dan beginnen met het lopen van je afstudeerstage en

daarnaast ga je beginnen met het schrijven van je scriptie.

In dit artikel vertellen een aantal vierdejaarsstudenten

over hun ervaringen met betrekking tot deze oriënterende fase. Tot slot worden nog een aantal algemene tips gegeven.

Ayoni Guda

Ayoni mag haar afstudeerstage gaan lopen bij KPMG

LLP in New York. Zij heeft haar derdejaarsstage hier ook

afgerond.

1. Hoe heb jij je scriptieonderwerp gekozen?In het derde jaar van mijn studie bij de Hogeschool

Rotterdam heb ik stage gelopen bij KPMG LLP, New York.

Tijdens mijn derdejaarsstage heb ik enige ervaring opge-

daan met betrekking tot mijn scriptieonderwerp, namelijk

FATCA. Mijn onderwerp betreft een nieuwe regelgeving

in de Verenigde Staten. Deze regelgeving heeft interna-

tionaal gevolgen. Dit geldt met name voor de landen die

een verdrag met de Verenigde Staten zijn aangegaan

(inclusief Nederland). De nieuwe regelgeving bevordert de compliance op internationaal gebied door middel van

de uitwisseling van informatie. Daarnaast hebben wij in

het derde studiejaar voor VPB III een opiniestuk mogen

schrijven. Mijn opiniestuk heb ik geschreven over FATCA.

Voor het schrijven van mijn opiniestuk heb ik al veel

onderzoek gedaan naar FATCA vraagstukken. Hierdoor

kwam ik erachter dat de voornoemde regelgeving veel

grijsgebieden kent die nog niet door de Internal Revenue

Service (IRS) zijn opgehelderd. Derhalve heb ik besloten om voor mijn scriptie hier verder onderzoek naar te gaan

doen.

2. Wat was jouw verwachting van het geven van de presentatie van het AOV en wat was jouw uiteindelijke ervaring?Mijn verwachting was dat ik voor enkele leden van de af-

studeercommissie zou presenteren waarna een goed- of

afkeuring zou worden gegeven. Het besluit van de afstu-

deercommissie wordt beargumenteerd door middel van

een feedbackformulier. Ik vond de gegeven feedback heel

duidelijk. Ik wist precies hoe ik de feedback moest verwerken

om uiteindelijk een GO te krijgen voor de presentatie. Ik

heb gekozen om mijn presentatie in het Engels te doen.

Reden hiervoor was dat ik een internationale stage heb

gekozen, waardoor het ook verplicht is om mijn onderzoek

in het Engels te doen. De presentatie ging naar mijn idee

soepel. Op enkele punten gaven de commissieleden mij

tips, wat mij ten goede komt. Daarnaast werd ik in contact

gebracht met enkele FATCA professionals die werkzaam

zijn bij KPMG Meijburg. Het nut hiervan was om mijn

onderwerp meer te richten op Nederland en de ervaring

van Nederland met betrekking tot FATCA.

Lisa Steenstraten

Lisa loopt haar afstudeerstagen bij PwC op de Complian-

ce Afdeling in Rotterdam. Haar derdejaarsstage heeft zij

hier ook afgerond.

1. Hoe heb jij je scriptieonderwerp gekozen?Ik ben, nadat ik mijn derdejaarsstage heb afgerond,

werkzaam gebleven als werkstudent bij PwC. Tijdens mijn

werkzaamheden stuitte ik op het probleem dat geschei-

den partners soms niet volledig recht hebben op de hypo-

theekrenteaftrek. Dit wilden PwC en ik verder uitzoeken

en zodoende heb ik mijn onderwerp gekozen.

2. Wat was jouw verwachting van het geven van de presentatie van het AOV en wat was jouw uiteindelijke ervaring?Nadat wij feedback hadden gekregen op het AOV en deze

hadden verwerkt, mochten wij het voorstel presenteren

voor de afstudeercommissie. Ervan uitgaande dat ik alle

feedback verwerkt had, ging ik ervan uit dat ik, na het

houden van de presentatie een GO zou krijgen.

Helaas kreeg ik voor mijn voorstel en presentatie geen

Go. Ik moest, door afwezigheid van een afstudeercom-

missielid, mijn presentatie houden voor één commissielid

en een andere docent. Deze andere docent had in eerste

Tips & Tricks: het feest dat afstuderen heet

Page 18: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

18

Nummer 3 - april 2015

instantie dus geen feedback gegeven op mijn voorstel.

Gevolg was dat er ineens nieuwe feedback bij kwam en

dat ik geen GO kreeg. Dit had ik zeker niet verwacht en

derhalve is mijn ervaring niet geheel positief. Gelukkig

heb ik mijn presentatie enkele weken later mogen herkansen,

waarna ik wel een GO kreeg.

Sabrina Opmeer

Sabrina mag haar afstudeerstage gaan lopen bij Steens

& Partners in Rotterdam. Haar derdejaarsstage heeft zij

gelopen bij een ander kantoor.

1. Hoe heb ik mijn scriptieonderwerp gekozen?Bij het lezen van vakliteratuur om mijn fiscale kennis up-to-date te houden, probeerde ik mijn ogen open te houden

voor potentiële onderwerpen voor mijn scriptie. Aan het einde van blok 4.1 had ik een aantal onderwerpen op een lijstje staan. Echter, ik had nog geen stageplek gevonden.

Tijdens mijn sollicitatiegesprekken voor een afstudeerplek

heb ik deze onderwerpen voorgelegd. Toen ik eindelijk

een stageplek had gevonden, was ik eigenlijk net te laat.

Op dezelfde dag moest namelijk het AOV ingeleverd wor-

den. Dit AOV kon ik nog niet geschreven hebben, omdat

ik nog geen uitgebreid overleg met mijn werkgever had

kunnen plegen. Dit was gelukkig geen groot probleem, ik

mocht mijn AOV later inleveren, maar zou dan vervolgens

geen schriftelijke feedback krijgen. Met mijn werkgever

heb ik een scriptieonderwerp gekozen over de gebruike-

lijkloonregeling. In dit onderwerp zag mijn werkgever de

meeste potentie.

2. Wat was mijn verwachting van het geven van de presentatie van het AOV en wat was mijn uiteindelijke ervaring?Zoals ik hierboven verteld heb, kreeg ik geen schriftelijke

feedback op mijn AOV. Toch mocht ik mijn voorstel in de

eerste ronde presenteren voor de afstudeercommissie.

Eigenlijk ging ik er zelf al vanuit dat ik niet direct een GO

zou krijgen voor mijn voorstel, aangezien ik nog helemaal

geen feedback had gekregen van de afstudeercommissie.

Dit maakte het voor mij wel moeilijk, omdat ik geen idee

had of mijn onderwerp echt voldeed aan de eisen.

Mijn verwachting kwam (helaas) ook uit. Ik kreeg namelijk geen GO voor mijn voorstel. De reden hiervoor was dat

mijn voorstel gebaseerd was op een wijziging uit het

Belastingplan 2015. De afstudeercommissie wilde, geheel

begrijpelijk, zeker weten of deze wijziging definitief zijn doorgang zou vinden. Dit was om te voorkomen dat ik

een scriptie zou gaan schrijven over iets wat misschien

niet ingevoerd zou worden. Bij de herkansing heb ik de

mogelijkheid gekregen om aan te tonen dat de rege-

ling inmiddels al was ingevoerd. Helaas kreeg ik bij de

herkansing alsnog geen GO. Mijn voorstel is gebaseerd

op een wijziging uit het belastingplan. Deze wijziging is

te ‘marginaal’ om te onderzoeken voor een scriptie. Het

daadwerkelijke probleem dat ontstaat in de praktijk, is om het

zo te zeggen niet op te lossen door een fiscalist. Hierdoor zou een scriptie over dit onderwerp te beschrijvend worden.

Sandra van Stekelenburg

Sandra loopt haar afstudeerstage bij Wolfsbergen Van

Haarlem Accountants en Belastingadviseurs in Capelle

aan den IJssel. Hier heeft zij ook haar derdejaarsstage

afgerond.

1. Hoe heb jij je scriptieonderwerp gekozen?Een scriptieonderwerp kiezen vond ik erg lastig. Je dient

een ‘handelingsprobleem’ te vinden binnen de organisatie

waar je stage gaat lopen. Je kan natuurlijk zelf al een

aantal onderwerpen voorleggen, door jurisprudentie te

volgen en veel besproken onderwerpen van te voren al

eens te bekijken. Wellicht kom je knelpunten tegen waar

ook je bedrijf tegen aanloopt. Ik heb samen met mijn be-

geleider zitten brainstormen voor een goed onderwerp. Zo

ben ik tot een onderwerp gekomen waar mijn werkgever

echt iets mee kan en ik kan er een scriptie over schrijven.

Overleg met je bedrijfsbegeleider is erg belangrijk in dit

proces. Je kan ook nog met andere collega’s gaan praten,

zij hebben ook een scriptie moeten schrijven. Misschien

hebben zij ook nog ideeën voor een onderwerp voor de scriptie. Het onderwerp dat ik uiteindelijk heb gekozen, is

normaal vermogensbeheer.

2. Wat was jouw verwachting van het geven van de presentatie van het AOV en wat was jouw uiteindelijke ervaring?Zelf had ik verwacht dat ik voor de klas moest gaan staan

en dan voor de afstudeercommissie mijn presentatie

moest geven. In mijn belevenis zouden de vragen achteraf

gesteld worden. Maar niets hiervan was waar. Ik zat

tegenover de afstudeercommissie en een docent. Docenten

(afstudeerbegeleiders) mogen namelijk zelf beslissen of ze erbij komen zitten uit interesse. Ik mocht beginnen met

mijn verhaal over mijn AOV, maar al snel kwamen de

vragen op me af. Uiteindelijk kwam de structuur die ik had

voorbereid, helemaal niet meer aan de orde. Dit kan voor

sommigen voor verwarring zorgen.

Maar je hebt al zoveel tijd gestoken in het compleet maken

van je AOV, dat je echt wel weet waar je onderzoek over

gaat en hoe je het gaat aanpakken.

Echter, nu lijkt het alsof het voor mij maar meeviel, maar

dat was ook niet zo. Ik heb ontzettend veel stress gehad

voor mijn presentatie, maar dat heeft iedereen denk ik wel.

Page 19: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

19

Numm

er 3

- apr

il 201

5

Tips

Tot slot willen alle vierdejaars jullie de onderstaande tips

geven voor de oriënteren fase. 1. Begin op tijd! Het ligt misschien erg voor de hand, maar neem deze

tip echt ter harte. Alle studenten hebben de ervaring

dat het (beginnen te) schrijven van het AOV een hele klus is. Het vergt heel veel tijd en een goede voorberei-

ding hierbij is heel erg belangrijk. Advies is om echt in

blok 4.1 al actief te beginnen met het zoeken van een onderwerp.

2. De formulering van de probleembeschrijving is belangrijk!

Het hele voorstel staat of valt eigenlijk bij de probleem-

beschrijving. Zodra deze goed geformuleerd is, komt

de rest vanzelf. Helaas is het formuleren van deze pro-

bleembeschrijving ook gelijk het moeilijkste onderdeel

van het schrijven van het voorstel. Besteed hier dan

ook de meeste aandacht aan en overleg hierover ook

goed met je werkgever.

3. Zorg op tijd voor een stageplek! Voor het kiezen van een onderwerp voor je scriptie is

het ook belangrijk om je werkgever te betrekken bij

het maken van deze keuze. Als je nog geen stageplek

hebt, wordt het kiezen van een onderwerp lastig. Hoe

eerder je een stageplek hebt, hoe beter.

4. Maak gebruik van consultancy ‘s met docenten! Het schrijven van het AOV is, zoals al vele malen

benadrukt, een hele klus. Het is dan ook verstandig

om zoveel mogelijk gebruik te maken van de hulp die

geboden wordt door docenten. In de loop van blok 4.1 wordt het mogelijk om consultancy ‘s in te plannen met

een docent. Hierbij kan de docent samen met jou gaan

kijken naar wat je op dat moment hebt en of datgene

potentie heeft. Daarbij kan je geholpen worden bij

bijvoorbeeld de formulering van je hoofdvraag en je

deelvragen.

Sabrina Opmeer

c verhaal over mijn AOV, maar al snel kwamen de vragen

op me af. Uiteindelijk kwam de structuur die ik had

voorbereid, helemaal niet meer aan de orde. Dit kan voor

sommigen voor verwarring

erhaal over mijn AOV, maar al snel kwamen de vragen

op me af. Uiteindelijk kwam de structuur die ik had

voorbereid, helemaal niet meer aan de orde. Dit kan voor

sommigen voor verwarring

Page 20: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

20

Nummer 3 - april 2015

Redacteur worden bij‘De Fiscale Eenheid’?

Wat bieden we?

De Fiscale Eenheid biedt jou de mogelijkheid om

jouw opgedane kennis te gebruiken met bijvoorbeeld

het schrijven van artikelen. Dit geeft je niet alleen

ervaring maar is ook nog eens een toevoeging aan

je CV. Mocht je op dit moment het HP-traject volgen,

dan biedt De Fiscale Eenheid jou de mogelijkheid

om de competenties die voor dit traject gelden te

ontwikkelen.

Wie zijn wij?Wij zijn de Fiscale Eenheid en zijn op zoek naar iemand die het leuk vindt om ons team te komen ver-sterken. Ons team bestaat uit een groep studenten uit verschillende jaren van de opleiding FRE. Wij streven ernaar om het blad één keer per blok te publiceren.

Wie zoeken wij?

Wij zoeken een enthousiaste en flexibele FRE-student met een team-

spirit die de Nederlandse taal naar behoren beheerst.

Voel jij je aangesproken, dan zijn wij op zoek naar jou!

Heb je interesse om ons team te komen versterken? Stuur dan jouw CV

met motivatiebrief naar [email protected] Wij zien je sollicitatie graag tegemoet!N

umm

er 3 - april 2015

20

Page 21: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

21

Numm

er 3

- apr

il 201

5

Page 22: De fiscale eenheid, nummer 3, april 2015

22

Nummer 3 - april 2015

In de volgende editie:

International belastingrecht

Ondernemers-faciliteiten

Horizontaal toezicht

Onzakelijke lening borgstelling

Heb jij tips, opmerkingen of suggesties of lijkt het je leuk om ook deel te nemen aan ‘De Fiscale Eenheid’? Stuur dan een e-mail

naar: [email protected]!