DE EVOLUTIE VAN RUIMTE EN PLAATS IN DE...

106
Universiteit Gent Academie Jaar 2009-2010 DE EVOLUTIE VAN RUIMTE EN PLAATS IN DE OPVOERINGSGESCHIEDENIS VAN DE TRAGEDIE: (KLASSIEKE OUDHEID ELIZABETHAANSE TIJD FRANSE BAROK): Onderzoek naar de dialoog tussen specifiek tragisch zelfbewustzijn en scenografie Ilka De Wilde, 00602192, Master Theaterwetenschappen Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschap Optie Podium- en Mediale Kunsten Masterthesis, Promotor: Prof. Dr. Katharina Pewny

Transcript of DE EVOLUTIE VAN RUIMTE EN PLAATS IN DE...

Universiteit Gent

Academie Jaar 2009-2010

DE EVOLUTIE VAN RUIMTE EN PLAATS IN DE OPVOERINGSGESCHIEDENIS VAN DE TRAGEDIE: (KLASSIEKE OUDHEID – ELIZABETHAANSE TIJD – FRANSE BAROK): Onderzoek naar de dialoog tussen specifiek tragisch zelfbewustzijn en scenografie

Ilka De Wilde, 00602192, Master Theaterwetenschappen

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschap

Optie Podium- en Mediale Kunsten

Masterthesis, Promotor: Prof. Dr. Katharina Pewny

2

Van de dingen die ons in de werkelijkheid pijn doen om te zien,

bekijken we met plezier de meest nauwkeurige afbeeldingen,

zoals bijvoorbeeld de vormen van

de meest verafschuwde beesten en van lijken.

En een oorzaak van dit plezier is

mede het feit dat leren niet alleen de wijsgerigen veel genot verschaft

maar de andere mensen ook,

alleen delen zij daarin slechts in geringe mate.

Mensen hebben namelijk plezier in het zien van afbeeldingen

omdat het resultaat van het kijken is dat zij leren.1

1 ARISTOTELES, Poëtica, Amsterdam, Athenaeum – Polak & Van Gennep, p. 32 (IV 48b8).

3

Woord vooraf

Vooraf wil ik een dankwoord richten aan iedereen die mij met woord en daad bijgestaan

heeft bij de verwezenlijking van mijn masterproef.

In het bijzonder wil ik enkele personen bij naam noemen die me zeer nauw hebben

bijgestaan.

Ik wil mijn ouders bedanken voor de kansen die ik heb gekregen om verder te studeren

en voor hun herhaaldelijk naleeswerk;

Prof. Katharina Pewny, promotor, die ondanks de verschillen in taal, steeds haar best

deed om mij zo goed mogelijk te begrijpen en bij te staan met advies, tips en het

uitlenen van haar eigen boeken;

Mario Floryn en Chris De Pauw, bibliothecarissen van de bibliotheek van de

Theaterwetenschappen en de bibliotheek van de Griekse Letterkunde, omdat zij zo goed

waren een mild beleid te voeren in het uitlenen van boeken.

Bedankt!

4

Inhoudsopgave

Woord vooraf .................................................................................................................... 3

Inleiding ............................................................................................................................ 6

Hoofdstuk 1: Terminologie: .............................................................................................. 8

Tragedie: ........................................................................................................................ 8

Klassieke Oudheid: ...................................................................................................... 11

Elizabethaanse tijd: ...................................................................................................... 13

Franse Barok:............................................................................................................... 15

Tragische zelfbewustzijn: ............................................................................................ 17

Het tragische volgens Nietzsche: ............................................................................. 20

Het tragische volgens Hans –Thies Lehmann: ........................................................ 22

Scenografie: ................................................................................................................. 24

Ruimte: ........................................................................................................................ 27

Plaats: .......................................................................................................................... 29

Hoofdstuk 2: Klassieke oudheid ..................................................................................... 30

Griekenland in de 5e eeuw v.Chr. ................................................................................ 30

Euripides ...................................................................................................................... 34

Tragisch zelfbewustzijn ............................................................................................... 36

Medea .......................................................................................................................... 38

Het Tragisch zelfbewustzijn in Medea .................................................................... 40

Scenografie .................................................................................................................. 43

Ruimte – Stage place ............................................................................................... 43

Plaats – Dramatic Space .......................................................................................... 47

Hoofdstuk 3: Elizabethaanse tijd .................................................................................... 52

Engeland onder Elizabeth I ......................................................................................... 52

Shakespeare ................................................................................................................. 54

Tragisch Zelfbewustzijn .............................................................................................. 56

Hamlet ......................................................................................................................... 58

Het Tragische Zelfbewustzijn in Hamlet: ................................................................ 61

Scenografie .................................................................................................................. 64

Ruimte – Stage Space .............................................................................................. 64

Plaats – Dramatic Space .......................................................................................... 67

Hoofdstuk 4: Franse Barok ............................................................................................. 68

Frankrijk onder Louis XIV .......................................................................................... 68

Racine .......................................................................................................................... 70

5

Tragisch Zelfbewustzijn .............................................................................................. 73

Andromache ................................................................................................................ 75

Het Tragisch Zelfbewustzijn in Andromache .......................................................... 77

Scenografie .................................................................................................................. 81

Ruimte – Stage Space .............................................................................................. 81

Plaats – Dramatic Space .......................................................................................... 85

Hoofdstuk 5: Onderlinge vergelijking ............................................................................ 87

Historiek ...................................................................................................................... 87

Tragedie en Tragisch zelfbewustzijn ........................................................................... 88

Scenografie .................................................................................................................. 90

Besluit: heeft tragisch zelfbewustzijn invloed op de scenografie? ................................. 92

Bibliografie: .................................................................................................................... 94

Bijlage 1: Schets van theaterdoorsnede Epidauros ......................................................... 98

Bijlage 2: Schets van podium The Swan......................................................................... 99

Bijlage 3: Doorsnede en plattegrond The Swan Theatre .............................................. 100

Bijlage 4: Situering van de theaters in het Londen rond 1600 ...................................... 102

Bijlage 5: Doorsnede en platte grond Teatro Farnese te Parma en Opéra de Versailles

....................................................................................................................................... 103

6

Inleiding

In dit onderzoek tracht ik een antwoord te zoeken op de vraag of het tragisch

zelfbewustzijn van de tragedie invloed heeft op de enscenering ervan, meer bepaald op

de scenografie. Ik ga na of beide componenten al dan niet een effect op elkaar hebben

en of dit effect één van beide onderdelen te niet doet of juist versterkt.

Ik bouw hierbij voort op mijn bachelorproef die handelde over het ontstaan van de

tragedie en de functie van de theaterruimte.

Omdat veel onduidelijkheid ontstaat over wat scenografie juist is, (en waar de grens ligt

tussen scenografie en decor, of misschien is er helemaal geen grens,…) start ik bij dit

onderzoek met een duidelijke afbakening en definitie van mijn termen die ik zal

gebruiken. Dit is geen enige ware definitie, maar veeleer hoe ik de term interpreteer en

ook zal gebruiken in mijn onderzoek.

Nadien is het doel van dit onderzoek elke term te onderzoeken in zijn tijdsperiode,

gaande van Klassieke Oudheid, 5e eeuw v.Chr., en het Griekse theater, naar de

Elizabethaanse tijd, 16e eeuw en het theater van Shakespeare, tot de 17

e eeuw in

Frankrijk waar de focus ligt op het theater van Racine.

Vervolgens na de verschillende periodes en hun kenmerken onderling te vergelijken

hoop ik op deze manier vast te stellen of het tragische zelfbewustzijn in de tragedie al

dan niet een invloed heeft op de scenografie.

Ik begin deze masterproef met een citaat van Aristoteles uit zijn Poëtica, over de

tragedie en de reden waarom mensen plezier beleven aan uitbeeldingen, wat theater in

principe is.

Dit citaat balt voor mij samen, waarom de tragedie zo belangrijk is en waarom ik

vervolgens ook gekozen heb om de tragedie verder te onderzoeken, ondanks het vele

onderzoek dat al naar haar gevoerd is. Dit is volgens mij ook de belangrijkste motivatie

om steeds opnieuw onderzoek te blijven voeren naar de tragedie. De kracht van de

tragedie ligt er voor mij namelijk in dat toeschouwers, na een opvoering gezien te

hebben, het gevoel hebben dat ze iets hebben geleerd over zichzelf of hun omgeving en

hun interactie met anderen.

Mede door de catharsis is het belang van de tragedie dat ze wordt beleefd. Maar dit

citaat geeft hieraan een extra dimensie.

7

Kijken naar de tragedie wordt een ervaring en uit die ervaring kan men leren. Hoe en

wat men eruit leert is veelal persoonlijk, maar als men zich openstelt voor het geheel,

gaat elke toeschouwer naar huis en draagt een deeltje ervan met zich mee.

Bij de tragedie draait het dus om het gevoel dat de toeschouwer ervaart. Net dat gevoel

heeft ervoor gezorgd dat ik ervoor koos om de tragedie te onderzoeken.

8

Hoofdstuk 1: Terminologie:

Tragedie:

Volgens Van Dale Woordenboek is de tragedie een ernstig toneelspel met een droevig

of rampzalig slot, meestal handelend over de mens die ten onder gaat in zijn verzet

tegen hogere machten.2 Hierin ligt volgens mij de essentie van de tragedie vervat, het

ten ondergaan van de protagonist in een poging zijn lot te ontlopen, een nastreven van

het onmogelijke.

De oorsprong van deze dramatische kunst is zoals bij de meeste primitieve volkeren te

vinden in bepaalde rituelen.3 Bij de oude Grieken ligt deze oorsprong in de

vruchtbaarheidrituelen en -feesten ter ere van de god Dionysos, de god van de wijn,

de roes en extase, en de vruchtbaarheid. Er zijn echter vele theorieën over het ontstaan

van de tragedie, ik hou me echter bij de volgende zoals ik ze zelf onderwezen kreeg in

mijn opleiding.

Dionysos vertegenwoordigt de oerkracht van de natuur met zijn seksualiteit en

vruchtbaarheid.4 De rituelen ter ere van de godheid van de roes en extase zijn als

vanzelfsprekend hierop gericht, ze staan volledig ten dienste van een geestelijke

bevrijding. Hierin treft men de wortels van het theater. De extase en wisselwerking

tussen participanten van de ritus dragen bij tot het ontstaan van het drama.5 Dit drama

bezit als voornaamste kenmerk een continue tegenstelling tussen het gevoelsmatige,

instinctieve en het rationele, het verstandelijke.6 Deze tegenstelling werd door Nietzsche

ook benoemd als het Dionysische en het Apollinische karakter van de tragedie, waarbij

het Dionysische staat voor de roes en de extase en het Apollinische voor de droom en

het waarzeggende.7

2 GEERTS, G., HEESTERMANS, H., Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse Taal, Utrecht,

Van Dale Lexicografie, 1992 (1864), p.3133. 3 DE VOS, J., Theatergeschiedenis I. Theater van de Oudheid tot Renaissance, Leuven, Uitgeverij Acco,

2009 (2003), p.6. 4 Ibid.

5 Ibid.,p.7.

6 Ibid.

7 NIETZSCHE, F., De geboorte van de tragedie of Griekse cultuur en pessimisme, Amsterdam, Uitgeverij

De Arbeiderspers, 2000, pp.21-26.

9

De cultus rond Dionysos ging gepaard met dans en dithyramben.8 Deze lofliederen

werden door de Maenaden of Bacchanten gereciteerd. Zij vereerden de god Dionysos in

de personificatie van een bok.

Uit het koor van Maenaden maakte zich op termijn een voorzanger los, deze ging

aanvankelijk in dialoog met het koor, maar zou op termijn evolueren naar een

zelfstandig individu los van het koor. Uit de evolutie van deze voorzanger werd de

eerste acteur geboren.9 Deze evolutie van het theater ontwikkelt zich tot de tragedie.

Tragedie kan letterlijk vertaald worden als ode aan de bok ( tragos), hierin treft men een

direct verband met Dionysos, die wordt gesymboliseerd door de bok.10

Aristotels beschrijft dit proces van evolutie uitgebreid in zijn Poëtica. Hij voegt hier aan

toe dat de tragedie in eerste plaats is ontstaan uit improvisatie van de voorganger van de

dithyrambe en het koor.11

De verhaalstof die hierbij werd toegepast omvatte altijd

hetzelfde thema: mensen die handelen.12

Dit is de reden waarom de tragedie onder de

noemer drama te plaatsen is. Drama komt van het Griekse “drān” wat “doen” betekent.

Drama staat dus voor mensen die doen, die handelen.13

Aristoteles vat het wezen van de tragedie samen in volgende definitie:

De tragedie is een uitbeelding:14

van een ernstige en een volledige handeling die een zekere omvang heeft.

in verfraaide taal waarvan iedere soort zich apart voort doet in de

onderscheidende delen.

door mensen die bezig zijn met handelen en niet door middel van

vertelling.

die doordat zij medelijden en angst wekt bij de toeschouwer, deze

bevrijdt van de hevige emoties die door het tragisch gebeuren zijn

opgeroepen.15

8 Extatische gezangen ter ere van de godheid Dionysos.

9 DE VOS, J., o.c., 2009 (2003), pp.7-8.

10 Ibid. p.8.

11 ARISTOTELES, o.c., p.34 (IV 49a7).

12 Ibid., p.30 (III 48a24).

13 Ibid., p.31(III 48a30).

14 De afwijkende lay-out is volledig te wijten aan hoe deze definitie gepubliceerd staat in de Poëtica van

Aristoteles vertaald door N. van der Ben en J.M. Bremer. De definitie is als volgt te lezen: telkens de

eerste zin gevolgd door één van de zinnen na elk opsommingsteken. 15

ARISTOTELES, o.c., p. 37 (VI 49b24).

10

Met verfraaide taal bedoelt Aristoteles taal die ritme en toonsoort heeft.16

Dit menselijk handelen, zoals gesteld in het derde punt van de definitie van Aristoteles,

vertelt bij de tragedie specifiek het verhaal van humane actie die eindigt met de dood.17

Patrice Pavis stelt het in zijn Dictionary of theatre als volgt:

The tragic story imitates human actions in which the prevailing note is suffering

and pity, until the moment of recognition by the characters of one another, or of

realization of the source of the affliction.18

De tragedie kende haar bloeiperiode in volgende drie periodes van de geschiedenis;

tijdens de Klassieke Oudheid in Griekenland gedurende de 5e eeuw voor Christus,

tijdens de Renaissance in Engeland onder de heerschappij van Queen Elizabeth I en in

het 17e eeuwse Frankrijk.

19

Voor deze drie bloeiperiodes van de tragedie ga ik op zoek naar hoe het tragisch

zelfbewustzijn in de tragedie invloed zou kunnen hebben op de scenografie van de

tragedie.

Om een concreet beeld te krijgen over welke periodes uit de geschiedenis het juist gaat

en waarom net daar de tragedie kon ontstaan en floreren, worden deze kort toegelicht,

alvorens dieper in te gaan op wat wordt verstaan onder beide onderzoeksonderwerpen:

tragisch zelfbewustzijn en scenografie

16

Ibid. 17

PAVIS, P., Dictionary of the Theatre: Terms, Concepts, and Analyses, Toronto, University of Toronto

Press Incorporated, 1998, p.414. 18

Ibid. 19

Ibid.

11

Klassieke Oudheid:

De periode waarin de Griekse tragedie haar bloei kende, situeert zich van 492 vC tot

404 vC. Deze periode valt samen met de actieve vijandschap tussen Athene en Perzië.

De vete tussen beiden kreeg vorm omtrent 499-493 vC met de „Ionische Opstand‟

waarbij de stad Milete, een Griekse kolonie in Klein-Azië, werd verwoest en door de

Perzen met de grond werd gelijk gemaakt. In navolging van deze opstand vervolgden de

Perzen hun missie om Griekenland te veroveren. Dit was de start voor de eerste

Perzische Oorlog. Ondanks de nederlaag die de Perzen leden bij de Slag bij Marathon,

gaven ze hun plannen om Griekenland in te lijven niet op. Na enkele jaren van

reorganisatie in het Perzische kamp zette de Perzen zowel te land als ter zee de

tegenaanval in. De tweede Perzische oorlog was een feit. Gedurende deze oorlog werd

zelfs tijdelijk de stad Athene ingenomen. Een beslissende zeeslag in 480 vC zorgde

voor het einde van de oorlog wederom ten voordele van de Grieken. Hoewel de „grote‟

oorlogen gestreden waren bleef er wel een klimaat heersen van strubbelingen en

onzekerheid tussen Perzië en Griekenland. 20

Later werd de stad Athene ook nog betrokken in de Peloponnesische oorlog met Sparta,

een strijd tussen twee stadstaten. Sparta kreeg tijdens deze oorlog, in de periode van 413

tot 404 vC, steun van de Perzen, zodat de Atheners onrechtstreeks een nieuwe dreiging

ondervonden vanuit het Oosten.21

De gelijktijdigheid van de bloei van de Griekse tragedie en de periode van onrusten en

oorlogen waarmee de Griekse bevolking geconfronteerd werd, is niet toevallig. Voor de

Griekse burger die verhalen over gewonden en doden, gesneuveld in wrede lang

durende oorlogen hoorden, bood het theater op een bepaalde manier een zekere troost.

De tragedie behandelde door middel van andere onderwerpen dezelfde thematiek dan

deze die heerste in het dagelijks leven van de Griekse burger. Welke weg moesten ze

met hun leven uit in deze onrustige periode? De tragedie beantwoordde aan deze

gevoelens van verslagenheid.

20

Bachelorproef Ilka De Wilde: pp. 4-13. 21

Ibid.

12

Door dezelfde gevoelens op scene te projecteren zorgden ze ervoor dat de toeschouwers

de gevoelens, in mindere mate, opnieuw beleefden en op deze manier kon verwerken.

Het publiek werd door het kijken naar de tragedie bevrijd van zijn verslagenheid en

kwam verkwikt uit een voorstelling. Hierdoor werden gevoelens van aanhoudende

dreiging draaglijker en bijgevolg leefbaarder.

Dit helende effect van de tragedie wordt door Aristoteles benoemd als Catharsis.22

22

Ibid.

13

Elizabethaanse tijd:

De Engelse tragedie ontpopt zich in het hartje van Londen gedurende het einde van de

16e en de eerste helft van de 17

e eeuw, met William Shakespeare als haar voornaamste

vertegenwoordiger.23

De periode die hieraan vooraf gaat is de periode waarin Engeland haar eigen identiteit

uit, ten opzichte van de rest van Europa. De eerste helft van de 16e eeuw in Engeland

werd vorm gegeven door het gevreesde bewind van Henry VIII. Onder zijn gezag

ontdeed Engeland zich van de pauselijke invloed uit Rome om op die manier te kunnen

scheiden en opnieuw te trouwen. Hij trouwde met Anna Boleyn, de tweede van zijn zes

echtgenotes, bij wie hij een dochter zou verwekken: Elizabeth.

Engeland en Schotland scheurden zich los van Rome en werden protestants. Met deze

beslissing liet Engeland de middeleeuwen achter zich en stapte bewust het nieuwe

tijdperk in van de moderne staat.

In 1553 besteeg Elizabeth de troon en zorgde voor de nieuwe wind die Engeland naar

zijn hoogtepunt zou voeren.24

Elizabeth kwam aan het hoofd te staan van het land dat haar vader gemaakt had tot een

zelfstandige en maritiem machtige wereldbesturende mogendheid. Al snel kwam het tot

conflicten tussen Engeland en Spanje. Engelse zeelieden onderschepten in die tijd de

Spaanse schepen die net terugkwamen van hun plundertochten in de Nieuwe Wereld die

in 1492 door Colombus was ontdekt. Het goud en zilver uit de kolonies van de

Spanjaarden werden geroofd door Engelse zeelieden die als helden in hun thuishavens

werden onthaald. Dit schepte meer dan ongenoegen bij de Spanjaarden en Spanje

bereidde zich voor op een aanval tegen Engeland. De Armada Invencible (ofwel

onoverwinnelijke vloot) zette in 1588 koers richting Engeland met als enige doel te

overwinnen en het land te bezetten. Helaas voor de Spanjaarden werden ze voor de

Engelse kust door de Engelse vloot verslagen. De overwinning in het Engelse kamp

zorgde voor een nieuwe uitdaging. Het nieuwe Imperium zag haar uitdaging in een

opperheerschappij over de oceanen en alle landen omringd door haar golven.25

23

Bachelorproef Ilka De Wilde: pp.14-19. 24

Ibid. 25

Ibid.

14

De bloei van de Engelse tragedie is te situeren na deze overwinning op de Armada. De

Engelse en daarmee ook Shakespeariaanse tragedie hadden in vergelijking tot de

Griekse tragedie een eerder positieve oorzaak. De uitnodiging van de zee om haar en de

landen er rond te beheersen zorgde eveneens voor een dreiging. De dreiging voor het

onbekende van de wereldzeeën, maar ook de offers die men zou moeten brengen om te

slagen in het opzet de wereld te beheersen, lagen met andere woorden aan de basis voor

het ontstaan van de Engelse tragedie.26

26

Ibid.

15

Franse Barok:

De Franse Barok is beter gekend onder de naam van het Classicisme, deze benaming

kenmerkt de attitude die heerst ten tijde van Louis XIV. Deze nieuw aangebroken

periode in de geschiedenis pleitte voor een terugkeer naar de klassieke wortels. Vandaar

dat deze periode algauw het classicisme werd genoemd. 27

Het Classicisme kan dus gezien worden als een subperiode van het Barokke tijdperk dat

heel West-Europa domineerde gedurende de 17e eeuw, hoewel het op sommige plaatsen

vroeger ontstond en op andere dan weer langer duurde.

Ik hou mij echter aan de benaming van Barok, daar deze als algemene stroming wordt

aanzien binnen Europa en het Classicisme eerder gezien wordt als onderdeel van deze

Barok periode. Door hieraan vast te houden is het gemakkelijker deze periode algemeen

te plaatsen in de geschiedenis wanneer ik verder ga vergelijken met Engeland tijdens de

Renaissance en Griekenland in de oudheid.

De Franse Tragedie kende zijn hoogtepunt in Parijs gedurende deze periode.

Aan het begin van deze eeuw werd kardinaal – priester Richelieu onder Lodewijk XIII

tot eerste minister van Frankrijk benoemd. Direct na zijn benoeming nam hij enkele

belangrijke beslissingen die een grote invloed zouden hebben op heel Frankrijk. Hij

vaardigde een verbod uit op duelleren, wat vóór de afschaffing ervan zeer populair was

in het Franse straatbeeld, elk burger die het niet nodig achtte deze regel na te leven

werd, ongeacht zijn rang of sociale positie, gearresteerd en geëxecuteerd. Een tweede

belangrijke beslissing van Richelieu was het afschaffen van fortificaties zodat er op

geen enkele manier weerstand kon geboden worden aan de Koninklijke macht.28

Daarnaast had het beleid van Richelieu als eerste minister een grote hand in het ontstaan

de „Académie Française‟29

, aangezien hijzelf een enorme voorliefde koesterde voor

Franse taal. Richelieu zelf trad op als beschermheer van de Académie.

In diezelfde periode werd Frankrijk geteisterd door oorlogen aangedreven door

religieuze spanningen tussen de calvinisten, jansenisten en de rooms-katholieken, een

vete die vele burgerslachtoffers eiste. Het aanvankelijk calvinistische en later

27

DECREUS, F., Receptiegeschiedenis van het klassieke, Gent, Academia Press, 2009, p.112. 28

Bachelorproef Ilka De Wilde pp. 20-24. 29

Instelling die tot de dag van vandaag nog steeds bestaat met als voornaamste taak te waken over het

patrimonium van de Franse taal. http://www.academie-francaise.fr/role/index.html

16

jansenistische „gevaar‟ in Frankrijk is te situeren tussen grofweg 1540 en 1700. In deze

periode zijn ook de meeste Franse tragedies geschreven en kan men bijgevolg de bloei

van de Franse tragedie situeren, deze bloeiperiode zal eindigen met de dood van

Lodewijk XIV in 1715. De dreiging van het calvinisme en het jansenisme in het

bijzonder liggen dus aan de basis voor het ontstaan van de Franse tragedie. De tragedie

trad helend op voor diegene die te lijden hadden onder gevoelens van angst en

medelijden. Door aan deze gevoelens weerwoord te bieden, slaagde de Franse staat erin

een burgeroorlog te voorkomen en daarmee talloze slachtoffers.30

Ook hier ligt net als bij de oude Grieken de heilzaamheid van de tragedie in de catharsis

die ze oproept. De zuivering van emoties en gevoelens als helende kracht.31

30

Bachelorproef Ilka De Wilde pp. 20-24. 31

Ibid.

17

Tragische zelfbewustzijn:

Elke tragedie wordt gekenmerkt door een tragisch zelfbewustzijn, dit tragische gevoel

kan gezien worden als de geest van de tragedie. In dit essay ga ik op zoek naar hoe dit

gevoel zijn uitwerking heeft op de opvoering en meer bepaald op de scenografie. Maar

alvorens hier dieper op in te gaan is het noodzakelijk duidelijk te stellen wat ik in dit

onderzoek begrijp onder de begrippen tragisch zelfbewustzijn en scenografie.

Het tragisch zelfbewustzijn in één definitie vatten is geen eenvoudige opdracht, het

wordt door verschillende bronnen op verschillende wijzen beschreven.

Het tragische wordt volgens Van Dale woordenboek omschreven als volgt:

Van de aard van de tragedie, daaraan eigen, daartoe behorend: de tragische

poëzie; de tragische figuur; het tragische, de essentie van de tragedie; het

tragische levensgevoel (…), het gevoel dat het leven in wezen een tragedie is.32

Het belangrijkste aspect in deze definitie is voor mij het laatste onderdeel: “het gevoel

dat het leven in wezen een tragedie is”. Teruggrijpend naar de eerder gedefinieerde

tragedie, omvat dit begrip: het gevoel dat men ten onder zal gaan in zijn strijd tegen een

hogere macht, het lot.

Freddy Decreus die veel onderzoek verricht naar de mythe in de tragedie, komt ook in

aanraking met dit begrip en omschrijft het als volgt: “Een ontologische en existentiële

categorie en een veronderstelling over de manier waarop het leven in elkaar steekt”.33

Volgens hem is het dus veeleer een levenswijze.

Het tragisch zelfbewustzijn voor mij en dat zal worden gebruikt in dit essay is een

combinatie van beide definities, het is zowel een gevoel als een levenswijze. Vanuit het

gevoel wordt echter bepaald hoe men het leven zal leiden.

32

GEERTS, G. en HEESTERMANS, o.c., 1992 (1864), p. 3133. 33

DECREUS, F., Ritueel Theater. Of de droom over onze verloren oorsprong, Gent, Academia Press,

2009, p.43.

18

Het tragisch zelfbewustzijn is voor mij een besef dat gekenmerkt wordt onder vele

noemers. Het tragische levensgevoel zoals beschreven door Demaré, is maar een van de

vele begrippen die dit besef kenmerkt, het is de overtuiging dat er geen uitkomst is voor

het lijden dat men ervaart.34

Het tragisch zelfbewustzijn in de tragedie is verbonden met het lot van de protagonist,

de tragische held. Alles wat hij zal ondernemen gedurende de tragedie zal uiteindelijk

leiden tot zijn eigen ondergang. Diep van binnen beseft de tragische held dat hij zijn lot

niet kan ontlopen. Toch probeert hij hiertegen te revolteren en net door deze revolte

bevestigt hij zijn lot.

Dit kan het beste aangetoond worden aan de hand van de situatie van Oedipus.

Wanneer Oedipus als baby naar het orakel wordt gebracht, wordt voorspeld dat hij zijn

vader zal doden en zijn moeder zal huwen. Uit schrik voor deze voorspelling geven zijn

ouders opdracht om het kind “te laten verdwijnen”, maar de persoon die voor deze taak

verantwoordelijk is, krijgt het niet over zijn hart en geeft het kind mee aan een herder.

Wanneer Oedipus volwassen wordt, trekt hij zelf naar het orakel in de hoop te horen wat

van hem en zijn leven wordt verwacht. Hij krijgt nu zelf zijn vreselijke lot te horen. Uit

schrik voor de voorspelling slaat hij op de vlucht, niet wetende dat de ouders die hij wil

ontvluchten om hen te besparen van zijn lot, zijn echte ouders niet zijn. Op zijn vlucht

krijgt hij ruzie met een man aan een driesprong en in razernij vermoordt hij de

onbekende man, deze man zal later blijken zijn echte vader te zijn. Het eerste deel van

de voorspelling wordt hierdoor vervuld. Op zijn tocht komt hij langs Thebe, de stad die

geteisterd wordt door een sfinx. Oedipus slaagt er in de sfinx te verslaan en in ruil

daarvoor mag hij trouwen met de koningin van Thebe die recent weduwe is geworden.

Door deze daad vervult zich de professie van het orakel.

Wanneer uiteindelijk de vreselijke waarheid aan het licht komt pleegt zijn moeder en

echtgenote (Iocaste) zelfmoord en steekt hij bij zichzelf de ogen uit, waarna hij op de

dool gaat en naar Kolonos trekt om daar te sterven.

Het tragische bewustzijn ligt hierin dat, onbewust, Oedipus wist dat dit ging gebeuren,

het lot ontloopt men niet, hoe erg men ook zijn best doet. Hij is als het ware gedoemd

om ten gronde te gaan. Uit deze verdoemenis zijn vier kinderen voortgekomen, die bij

voorbaat door hun afkomst, eveneens gedoemd zijn tot hetzelfde lot.

34

DEMARÉ, S., Goden, helden en de massa. Hedendaagse tragedie, Antwerpen – Apeldoorn, Garant –

Uitgevers, 2007, p. 25.

19

De broers Polycleitos en Eteocles bevechten elkaar tot de dood voor de heerschappij

over Thebe. Antigone wordt ter dood veroordeeld omwille van een te grote liefde voor

haar broer.

Het lot van Oedipus wordt door Nietzsche aangehaald als prototype van de tragische

held. Oedipus moet lijden omwille van het maken van een tragische fout waaraan hij

zelf geen schuld treft.35

Nietzsche vat het hele lijden, het tragische lijden van Oedipus

en bijgevolg daarvan ook het zelfbewustzijn samen in volgend citaat:

De smartelijkste figuur op het podium, de ongelukzalige Oedipus, werd door

Sophocles begrepen als de nobele mens, die ondanks zijn wijsheid gedoemd is te

dwalen en te lijden maar die tenslotte door zijn ontzaglijke leed een magisch,

zegenrijke kracht uitstraalt, die ook na zijn dood nog werkzaam blijft. Wat de

diepzinnige dichter ons wil vertellen is dat de nobele mens niet zondigt: door

zijn handelen mag dan elke wet, elke natuurlijke orde, ja zelfs de zedelijke

wereld als zodanig te gronde gaan, maar door datzelfde handelen wordt een

hogere, magische cirkel van gevolgen getrokken, die op de ruïnes van de oude,

ingestorte wereld een nieuwe grondvesten.36

Maar dit gegeven komt niet enkel voor in de Griekse tragedies. Ook in de

Elizabethaanse tragedies heeft men te maken met tragische helden. Hamlet is hiervan

het perfecte voorbeeld. Hamlet wil en moet de dood van zijn vader wreken om zo de

orde in Denemarken terug te herstellen. Onbewust weet hij dat die wraak zijn eigen

ondergang zal betekenen en dat hij zijn omgeving hierdoor mee de afgrond in zal

trekken. Hij twijfelt het hele stuk door en uiteindelijk gaat iedereen ten onder.

Deze idee, het besef dat men zelf ten onder zal gaan, door eigen toedoen of omdat het

zo voorspeld is, omdat het je lot is, is het tragisch zelfbewustzijn.

Een soort zwaard van Damocles, een niet te ontlopen dreiging die elk moment kan

toeslaan.

35

Ibid., p. 116. 36

NIETZSCHE, F., o.c., 2000, pp. 60-61.

20

Het tragische volgens Nietzsche:

Wanneer men de tragedie en haar tragisch zelfbewustzijn bespreekt kan men niet om het

werk heen van Friedrich Nietzsche met zijn „Geboorte van de tragedie‟.

Hij omschrijft de Griekse tragedie als het resultaat van twee in elkaar verstrengelde

kunstdriften, de Apollinische en de Dionysische, vormgegeven door het koor en de

tragische held.37

De Apollinische kunstdrift staat bij Nietzsche voor de droomwereld.38

In de droom

openbaart zich voor het eerst de heerlijke godengestalten aan de zielen der mensen39

De droomervaring wordt verpersoonlijkt door Apollo, de god van het beeldend

vermogen en de waarzeggende god, of ook wel de schijnende god genoemd.40

Door

deze eigenschappen wordt het Apollinische gekoppeld aan de beeldende kunsten.41

De Dionysische kunstdrift symboliseert het tegenovergestelde van de Apollinische. Het

Dionysische staat voor de roes waarin de relatie tussen mens en natuur herbevestigd

wordt.42

Nietzsche stelt dat het artistieke geweld van de natuur zich openbaart onder de

huivering van de roes.43

Omwille van die reden wordt het Dionysische gelinkt aan de

kunstdiscipline van de muziek.44

De Attische tragedie is een vermenging van deze twee kunststromingen, zij is het

resultaat van de vervloeiing tussen het Apollinische en het Dionysische.45

De Griekse

tragediekunstenaar wordt daardoor door Nietzsche omschreven als roes- en

droomkunstenaar in één persoon.46

Het Dionysische deel van de tragedie wordt verpersoonlijkt door het koor. 47

Dit koor is

de oerstam van de tragedie.48

Het Apollinische aspect van de opvoering treft men in de

dialogen.49

37

Ibid., p.76. 38

Ibid., p.22. 39

Ibid. 40

Ibid., p.23. 41

Ibid., p.22. 42

Ibid., p.25. 43

Ibid., p.26. 44

Ibid., p.22. 45

Ibid., p.21. 46

Ibid., p.26. 47

Ibid., p.57. 48

Ibid., p.47. 49

Ibid., p.59.

21

Nietzsche baseert zich in zijn beschrijving van de tragische held op de terminologie van

Plato.50

Volgens hem is het de reële verschijning van Dionysos, vermomd in het

gedaante van de strijdende held, die in het net van de individuele wil verstrikt raakt.51

Dionysos treedt op als de personificatie van een dwalend, stervend en lijdend individu.52

Maar in werkelijkheid is de held de lijdende Dionysos van de mysteriën, de god die de

verschrikking van de individuatie aan den lijve ondervindt en in de mythe werd

omschreven als, hij die door de Titanen werd verscheurd.53

Als verscheurde god heeft

Dionysos de dubbele natuur van een demon en een zachtmoedig heerser.54

Nietzsche concludeert hieruit dat individuatie als de bron en oergrond van alle lijden

moet worden beschouwd.55

Samengevat verwoordt Nietzsche deze idee als „de mysterieleer van de tragedie‟.56

Hij

omschrijft het als volgt:

Het fundamentele inzicht in de eenheid van al wat bestaat, de opvatting van de

individuatie als de oergrond van het kwaad, de kunst als vreugdevolle

verwachting dat de ban van de individuatie gebroken kan worden, als

voorgevoel van een herstelde eenheid.57

In deze visie wordt het oerbeeld van de mens gezien, als uitdrukking van zijn diepste

gevoelens, die door de nabijheid van zijn god in vervoering raakt, als medelijdende

kameraad, in wie zich het lijden van zijn god herhaalt.58

Deze visie op de tragedie is een van de vele die heerst in het onderzoeksgebied. Naast

Nietzsche hebben nog vele anderen onderzoek gevoerd naar de tragedie en haar tragisch

zelfbewustzijn, waarbij zij vaak tot andere conclusies kwamen.

Een andere zeer belangrijke opvatting hierover is deze van Hans-Thies Lehmann.

50

Ibid., p.67. 51

Ibid. 52

Ibid. 53

Ibid. 54

Ibid. 55

Ibid. 56

Ibid., p.68. 57

Ibid. 58

Ibid., p.53

22

Het tragische volgens Hans –Thies Lehmann:

De Duitese theaterwetenschapper Hans-Thies Lehmann, bespreekt eveneens, net als

Nietzshe het tragische in tragedie. In zijn werk Theater und Mythos: Die Konstitution

des Subjekts im Diskurs der antiken Tragödie, zegt hij het volgende over de tragedie:

Allein als Bewusstseinsphänomen wäre die Spannung zwischen Leiden und

mythischer Ordnung unterdefiniert. Der tragische Diskurs ermöglicht, daβ die

Konzeption des Kosmos und die Bildwelt der mythischen Gesellschaft der

Olympier und Dämonen konfrontiert werden mit der sinnlich präsenten Gestalt

des zerschmetterten Individuums. Die affektive Dimension des Theater ist kein

Zusatz, sondern semantisch produktiv in Richtung auf eine nicht begrifflich

fixierte Thematisierung des Schmerzes.59

Kortom, de tragedie wordt gekenmerkt door een spanning tussen lijden en de mythische

ordening, wat resulteert in een thematisering of verhaal van pijn en smart.

Lehmann stelt dat deze toestand ook gekenmerkt wordt door een zeker determinisme:

Das Individuum erfährt keine neue Freiheit, sondern nimmt eine neue

Perspektive ein. Seine Unfreiheit, vor allem aber sein Schmerz, wird zum

erstenmal von einer Kunstform zum Zentrum der menschlichen Erfahrung

gemacht. Die theatralische Szene ist der für diese Umwendung geschaffene

Ort.60

Eens men in het web van het lijden gevangen zit, is er geen mogelijkheid meer te

ontsnappen aan dit lot. Het tragische parcours dat het personage zal moeten ondergaan,

is vast gelegd in de mythische orde, waar geen ontkomen aan is.

Lemann ziet het lijden van de protagonist dan ook als „condition humain‟ van het

tragische discour.61

59

LEHMANN, H.T., Theater und Mythos. Die Konstitution des Subjekts im Diskurs der antiken

Tragödie, Stuttgart, J.B. Metzlersche Verlagsbuchhandlung, 1991, p.115. 60

Ibid., p.116. 61

Ibid., p.117.

23

In een vergelijking van de visie van Nietzsche met deze van Lehmann, is mijn idee, dat

ik ook verder zal hanteren in dit onderzoek, over het tragisch zelfbewustzijn

gelijklopend met de opvatting van Hans-Thies Lehmann.

Zijn idee over het web van lijden waarin men verstrikt raakt, vat voor mij de essentie

van dit gevoel. De metafoor van een web is dan ook zeer toepasselijk, hoe meer moeite

men doet om er uit los te komen, hoe vaster men erin komt te zitten. Dit web, het lot

van de protagonist, is vastgelegd in een mythische orde en deze is transcendent.

Bijgevolg is het onmogelijk voor de aardse tragische held om hier wijzigingen in aan te

brengen.

Dit in tegenstelling tot Nietzsche die het tragische van de protagonist toeschrijft aan

individuatie en de ondergang die het personage wijt aan zijn individuele wil.

Het tragisch zelfbewustzijn voor mij is niet iets waarvoor men kiest, maar iets dat men

overkomt, maar waarvan men zich ergens wel bewust is dat het hem overkomt.

24

Scenografie:

Een tweede luik van mijn onderzoek betreft de scenografie:

Scenografie is rechtstreeks gekoppeld aan de scene en kan daarom grofweg benoemd

worden als de inkleding van de scene. De scene zelf, wordt in deze zin gezien als de

plaats van handeling in het theater, ook wel het toneel genoemd. 62

Hetgeen wat verder nog zal worden besproken als ruimte of „stage space‟.

Patrice Pavis beschrijft in zijn „Dictionairy of theatre‟ het ontstaan en de evolutie van de

scene. Een ontwikkeling die gekoppeld is aan het ontstaan van het theater en bijgevolg

terug te vinden is bij de Grieken.

The greek skene was, at the beginning, a cabin or tent behind the orchestra.(…)

The skene developed above, containing the theologeion or playing area of gods

and heros, and at surface level with the proscenium, the architectural façade

that was the predecessor to the walled set and , later, the apron.63

De architecturale façade waarover Pavis spreekt, kan gezien worden als de eerste vorm

van toneelschikking. Deze opstelling fungeert als beeld van de omgeving waarin zich

iets zal afspelen en is bijgevolg de eerste vorm van scenografie.64

Het begrip scenografie wordt bij Pavis uitgebreid besproken. Samenvattend kan worden

gesteld dat onder scenografie het volgende wordt verstaan: “The scenery establishes the

frame of action on stage, using pictorial, plastics, architectural and other means.”65

Deze opvatting zal ik ook verder gebruiken in mijn onderzoek.

Pavis duidt hierbij ook op de verschillende functies van de scenografie, één van de

belangrijkste functies met het oog op de toeschouwer, is de dramaturgische functie van

de scenografie.66

Hij onderscheidt hierin drie subcategorieën:

62

GEERTS, G. en HEESTERMANS, H.,o.c., 1992 (1864), p.2628. 63

PAVIS, P., o.c.,1998, p. 350. 64

GEERTS, G. en HEESTERMANS, H.,o.c., 1992 (1864), p.2628. 65

PAVIS, P., o.c.,1998, p.322. 66

Ibid.

25

In eerste instantie beschrijft hij de illustratie en representatie van elementen in de

scenografie, die worden gesuggereerd in de dramatekst:

Illustration and representation of elements that could exist in the dramatic

world. The stage designer chooses objects and places suggested by the text; he

“actualizes” it –or rather gives the illusion of mimetically representing the

framework of the dramatic world. This representation always involves

stylization and a pertinent choice of signs, but it may vary from naturalistic

rendering.67

Vervolgens bespreekt Pavis de machinerie in de toneelschikking en hoe deze vormgeeft

aan de scene, als onderdeel van de dramaturgische functie van de scenografie:

Construction and modification presents the stage as performance machinery.

The scenery no longer claims to give a mimetic representation but is reduced to

a series of inclines, passages, constructions that provide the actors with a space

for their movements. On the basis of their gestural space, the actors build the

places and moments of the action.68

Tenslotte ziet Pavis het subjectieve op scene als laatste component van de

dramaturgische functie van scenografie:

Subjectivization of the stage, which is broken down into lines and masses as well

as colours, lighting, impressions of reality that play on the suggestion of dream-

like or fantastic atmosphere on stage and in the relationship with the audience.69

In het kader van scenografie introduceert Pavis ook het begrip „stage arrangements‟.

Met dit begrip duidt hij op het gegeven dat scenografie niet noodzakelijk vast moet zijn

en bijgevolg kan veranderen gedurende het stuk:

67

Ibid., pp. 322-323 68

Ibid., p. 323. 69

Ibid.

26

The term implies that the stage is not fixed and that the scenery does not remain

unchanged from beginning to end. The stage designer uses playing areas,

objects and different planes according to the action needed, and does not

hesitate to vary this structure in the course of the performance. The theatre is a

machine with greater affinities to a child‟s building set than to a decorative

fresco. The stage arrangement visualizes the actantial relations and facilitates

the actors‟ movement.70

In het verloop van dit onderzoek baseer ik mij op bovenstaande definitie van

scenografie waarbij ik me voor het grootste deel baseer op de omschrijving van Patrice

Pavis. Scenografie betreft dus niet louter een vaste theatersetting, maar bevat ook

grotere theaterrekwisieten of decorstukken.

Kortom alle middelen die hun bijdrage leveren aan het theaterbeeld en bijgevolg de

beweging van de acteurs visueel kaderen.71

Om het begrip scenografie goed te kunnen kaderen is het noodzakelijk ook kort even

dieper in te gaan op waar deze scenografie plaats vindt en waarop ze zich baseert. De

locatie van waar de scenografie zich bevindt is zoals reeds eerder benoemt de ruimte

van handeling van de acteurs en zal vervolgens worden besproken onder het begrip

ruimte. Het gegeven waarvan de scenografie meestal van uitgaat, ligt vervat in het

theaterstuk zelf en heeft te maken met de setting van het stuk. Dit zal verder worden

besproken onder het begrip plaats.

70

Ibid. p. 350. 71

GEERTS, G. en HEESTERMANS, H.,o.c., 1992 (1864), p. 3068.

27

Ruimte:

De definitie van ruimte die ik in dit essay zal hanteren heeft voor mij betrekking op de

locatie waar het acteerspel zal plaatsvinden. Hiervoor baseer ik mij op Patrice Pavis die

dit begrip in zijn Dictionary of the theatre benoemt met „Stage Place‟, dit houdt in:

Stage space is the actual space on stage in which the actors move, whether they

confine themselves to the stage area per se or mix with the audience. (…) This is

the space actually visible to the audience on the stage or stages (…) Stage space

is given to us here and now in the performance by the actors and their

movements.72

Kortom zoals Aristoteles het stelt: de plaats van handeling.

Deze „stage space‟ impliceert eveneens de „Gestural space‟ die gecreëerd wordt door de

acteurs in aanwezigheid en beweging, maar ook door hun onderlinge relatie met elkaar

en hun relatie tot de „the stage arrangement‟. 73

Naast de „gestural space‟ bestaat de „stage space‟ ook uit de textuele ruimte, of „textual

space‟. Deze sub ruimte wordt wederom door Pavis beschreven, hij definieert ze als

volgt:

Textual space is the space from the point of view of its graphic, phonic or

rhetorical materiality, the space of the “score” containing the actors‟ speeches

and the stage directions. The textual space is realized when the text is used not

as a dramatic space fictionalized by the reader or hearer but as a raw material

arranged for the audience‟s eyes and ears as a “pattern” or as a systematic

repetition.74

De „stage place‟ kan worden gezien als geconstrueerd binnen de theaterruimte. Dit

bestaat uit het theatergebouw, de locatie en inplanting in het stedelijk weefsel en de

eventuele verbondenheid aan een productiehuis. Een voorbeeld hiervan is De

Bourlaschouwburg in Antwerpen, België. Het gebouw dateert uit 1827 en werd

72

PAVIS, P., o.c.,1998, p. 344. 73

PAVIS, P., o.c.,1998, p. 345. 74

Ibid.

28

ontworpen door stadsarchitect van die tijd: Pierre Bruno Bourla.75

Dit majestueuze

gebouw fungeert als speelplatform van het stadstheater en productiehuis „Toneelhuis‟ en

domineert al jaren het stadsbeeld van Antwerpen.

De bühne echter blijft niet onveranderd, doorheen de tijd werd zij al door vele

gezelschappen bespeeld, die telkens weer een eigen unieke vorm aan trachtten te geven.

75

http://www.bourlaschouwburg.be/

29

Plaats:

Plaats staat in dit onderzoek als synoniem voor wat Pavis „Dramatic space‟ pleegt te

noemen. Hij omschrijft het als volgt:

Space represented, as opposed to stage space. Whereas the latter is visible and

materializes in the staging, the former is constructed by the spectator or reader

as a framework for the development of the action and the characters. It pertains

to the dramatic text and can only be visualized when the spectator builds the

dramatic space in his imagination.76

De dramatische ruimte krijgt vorm wanneer de toeschouwer een mentale voorstelling

maakt van de dramatische structuur van de wereld gerepresenteerd in theaterstuk.77

De

gerepresenteerde wereld krijgt vorm door de personages, hun onderlinge relaties en de

acties die ze ondernemen.78

De dramatische ruimte is dus de setting van het theaterstuk, voorgesteld in de geest van

de toeschouwer. Dit maakt dat dit voor elke toeschouwer een andere invulling krijgt.

76

PAVIS, P., o.c.,1998, p.117. 77

Ibid. 78

Ibid.

30

Hoofdstuk 2: Klassieke oudheid

Griekenland in de 5e eeuw v.Chr.

Het oude Griekenland kan gezien worden als de wieg van het westerse drama. In de

vijfde eeuw stond Griekenland onder het bestuur van Pericles, deze periode wordt dan

ook heel vaak benoemd als de gouden eeuw van Pericles.79

Na de herwonnen vrijheid

op de Perzen,80

was Athene de eerste democratie en bood een vruchtbare bodem aan de

kunsten en de filosofie.81

Daarnaast werden ook handelsaangelegenheden, voornamelijk

graanhandel, gereguleerd door de staat.82

Toch waren dit geen rustige tijden, het begin van de 5e eeuw gaat gebukt onder de

oorlog tussen het Griekse vasteland en de Perzen, een strijd die zal aanslepen tot 478.83

Gedurende deze periodes vonden enkele historische veldslagen plaats. Ondermeer de

Slag bij Marathon in 490 was van cruciaal belang in de vete tussen de Grieken en de

Perzen.84

Onverwachts kwamen de Grieken die in aantal met minder manschappen

waren, als winnaar uit de bus. Het resultaat van deze slag was een bloedbad waarbij het

Perzische leger haast volledig werd vernietigd, maar ook aan Griekse zijde vielen er

vele slachtoffers.85

In 480 kwam het opnieuw tot een treffen tussen beide grootmachten, de Perzen

beraamden een nieuwe invasie met een dreigkracht die nog groter was dan de eerste slag

bij de Marathon. Het Perzische kamp had in de tussentijd met zorg zijn tweede inval

voorbereid, met als enige doel, te overwinnen en Athene te veroveren.86

Uiteindelijk

slaagden de Perzen erin de Akropolis te bezetten en delen van de stad te verwoesten.

Helaas voor de Perzen was de vreugde van de overwinning maar van korte duur, de

Perzische vloot die in de zeearm tussen Samalis en Athene lag, werd door de Grieken

79

BIERS, W.R., The Archaeology of Greece. An Introduction, Ithaca, Cornell University Press, 1996

(1980), p.194. 80

N.N., Wereldgeschiedenis. 2 Van het oude Egypte tot het oude Griekenland, 2007, p. 373. 81

BIERS, W.R., o.c., 1996 (1980), p.194 82

N.N., Wereldgeschiedenis. 2 Van het oude Egypte tot het oude Griekenland, 2007, p. 376. 83

IZENOUR, G.C., Theater Design, New Haven, Yale University Press, 1996, p. 582. 84

N.N., Wereldgeschiedenis. 2 Van het oude Egypte tot het oude Griekenland, 2007, p. 394. 85

Ibid., pp. 394-395. 86

Ibid. p. 396.

31

aangevallen en in een waar bloedbad volledig verwoest.87

Deze laatste slag maakte een

einde aan de lange oorlog tussen Griekenland en Perzië, ten voordelen van de Grieken.88

Tussen 463 en 454 bereikte de steeds groeiende macht van Athene zijn hoogte punt. Het

Perzische rijk was te pletter geslagen op dit Griekse bolwerk en met ongekende energie

was Athene op weg naar een machtspositie waarmee geen andere stad zich kon meten.89

Ondanks de Atheense alleenheerschappij ter zee, de groei van handel en mijnbouw, en

ondanks de rijkdom afkomstig uit de landbouw, slaagde Athene er niet in het oostelijke

Middellandse Zeegebied onder controle te krijgen, net zomin als eerder de Spartanen

daarin waren geslaagd.90

Kortom Sparta vervulde dezelfde positie in de confrontatie met

Athene als eerder de Grieken in hun treffen met de Perzen.91

Het is in deze periode dat

Pericles zijn opmars maakt.92

Rond 458-457 breken de vijandelijkheden uit tussen Athene en Sparta.93

De

agressiviteit van het Atheense imperialisme en de vastbeslotenheid om zijn politieke

invloed naar alle kustgebieden uit te breiden hadden voor zodanig veel spanning

gezorgd dat alleen hierdoor al over een uitgebreid gebied oorlog kon oplaaien, maar

enkel bij de Spartanen laaide de woede zo op dat het tot een treffen kwam.94

De Spartanen, net zo hoogmoedig als de Atheners startten een oorlog die, met

uitzondering van een korte wapenstilstand tussen 421-420, 27 jaar zou duren.95

De strijd

die volgde werd gekenmerkt door het vernietigen en opjagen van handlangers en

bondgenoten van beide grootmachten, waarbij vooral veel burgerslachtoffers vielen.96

Perzië profiteert hiervan en biedt zijn hulp aan Sparta aan.97

Uiteindelijk zijn beide partijen moe gestreden en getekend door de vele verliezen die zij

beiden leden. Door economische moeilijkheden delft Athene het onderspit ten opzichte

van Sparta, maar er is niet echt sprake van één overwinnaar. Sparta trekt zich terug op

87

Ibid. p. 403. 88

Ibid. 89

Ibid. p. 405. 90

Ibid. 91

Ibid. 92

Ibid. p. 420. 93

Ibid. 94

Ibid. pp. 410-412. 95

Ibid. p. 412. 96

Ibid. p. 413-415. 97

Ibid. p. 418.

32

het Peloponnesisch schiereiland en Athene wordt gedwongen zijn stadsmuren neer te

halen en zo eindigt de Peloponnesische oorlog.98

De dreiging die dit continue oorlogsgevaar met zich meebracht, eerst door de Perzen en

vervolgens door Sparta, zorgde voor de perfecte voedingsbodem voor de tragedie. De

bevolking leefde in een permanente situatie van angst, en kreeg berichten van veld en

zeeslagen met ontelbare slachtoffers aan beide kanten. Voor het kanaliseren van deze

gevoelens was de tragedie met haar helende werking van de catharsis ideaal.

Het is dus geen toeval dat de bloei van de Griekse tragedie een gelijktijdigheid kende

met de periode van onrusten en oorlogen waarmee de Griekse bevolking geconfronteerd

werd. Voor de Griekse burger die verhalen hoorde over de gewonden en doden van de

oorlog, bood het theater op een bepaalde manier een zekere troost. Thematisch

behandelde de tragedie dezelfde onderwerpen en levensvragen dan deze die heerste in

het dagelijks leven van de Griekse burger. Basisgedachte van deze tragedies was welke

richting men uit moest met zijn leven in deze onrustige periode? De tragedie

beantwoordde daardoor aan de heersende gevoelens van verslagenheid. Dezelfde

emoties werden op scene geprojecteerd en zorgde er op hun beurt voor dat de

toeschouwers deze gevoelens, in mindere mate, opnieuw beleefden en op deze manier

kon verwerken. Het publiek werd door het kijken naar de tragedie bevrijd van zijn

verslagenheid en kwam verkwikt uit een voorstelling. Hierdoor werden gevoelens van

aanhoudende dreiging draaglijker en bijgevolg leefbaarder.

Freddy Decreus spreekt in dit opzicht over “Uw bok herkennen als prijs van de

tragedie”. Met deze uitspraak bedoelt hij dat de tragedie in essentie handelt over het

leren onder ogen zien van de eigen demonen.99

Dit verwerken van gevoelens wordt door Aristoteles benoemd als het begrip catharsis,

hij bespreekt het in zijn Poëtica als essentieel onderdeel van de tragedie. 100

Het kijken naar een tragedie brengt bij de toeschouwers hevige ontroering teweeg.101

Wanneer men zich tijdens het kijken ook volledig overgeeft aan de tragedie, zal men

door middel van de uitbeelding of mimesis, medelijden en angst ervaren en tengevolge

98

Ibid. p. 418. 99

DECREUS, F., Ritueel theater of de droom over onze verloren oorsprong, 2009, p.44. 100

ARISTOTELES, Poëtica, o.c., 1995 (1986), p.177. 101

Ibid., p.179.

33

hiervan overladen worden door genot.102

De tragische uitbeelding zuivert met andere

woorden het leed en de gevoelens van de toeschouwer. De toeschouwer leert tijdens het

kijken naar een tragedie zijn eigen gevoelens kennen en wordt verlost van de

overtolligheid hieraan. Het inzicht en de opluchting door de zuivering hierna zorgen

voor het genot.

In de eerste tragedie, zoals de Perzen van Ayschelos, werd deze dreiging van de Perzen

ten tonele gevoerd. De toeschouwers ondervonden hierbij de gevoelens van angst en

werden hierdoor gezuiverd en verlost. De catharsis in de tragedie impliceert dus een

„rituele‟ zuivering van gevoelens en angsten die leidt tot zelfkennis en verlossing.

102

Ibid., p.183.

34

Euripides

De oorsprong van de dramatische kunst is te zoeken bij bepaalde rituelen gekoppeld aan

de gang van de seizoenen, dit waren de feesten ter ere van de god Dionysos, de god van

de roes, extase en vruchtbaarheid.103

Dionysos die zowel god als mens is, is de

verbinding tussen de goddelijke en de menselijke sfeer, waarbij hij de oerkracht van de

natuur vertegenwoordigt.104

De rite rond Dionysos is gericht op geestelijke bevrijding, het extatische was daarbij een

wezenlijk kenmerk van het ritueel.105

Hierin ligt de oorsprong van het theater. De

extatische dansen werden afgewisseld met dithyramben, gezangen ter ere van de

godheid. De tragedie ontstond uit de improvisatie van de voorzangers van de

dithyramben, een evolutie die geleidelijk aan vaste vormen zou krijgen.106

De

voorzanger maakt zich volledig los uit het koor en is in staat verschillende gedaanten

aan te nemen, zo ontstaat de eerste acteur.107

Vanaf de 6e eeuw vindt men bronnen terug over festivals ter ere van Dionysos in

Athene, tijdens deze Dionysia werd een wedstrijd ingesteld voor de beste tragedie.108

De grote Griekse tragedieschrijvers als Aeschylos en Sophocles, namen ook deel aan

deze Dionysia, evenals Euripides.109

Euripides was de laatste van de drie groten van het Griekse theater, hij leefde van

ongeveer 480 tot 406.110

Euripides‟ werk reflecteert meer dan bij de andere op zijn

eigen tijd, waarbij hij veelvuldig gebruikt maakt van scepticisme ten opzichte van de

goden en de toen heersende politieke instantie.111

Zoals Paul Cartledge het verwoordt in

zijn essay over „Deep plays‟: Theatre as process in Greek civic life: “In tragic drama

Euripides lament the 'strife of warring words among mortals', and characters in many

others of his plays comment adversely on the deleterious moral content and political

103

DE VOS, J., o.c., 2009 (2003), p.6. 104

Ibid. 105

Ibid., p. 7. 106

Ibid. 107

Ibid., p. 8. 108

Ibid. 109

Ibid., p. 9. 110

EASTERLING, P.E., The Cambridge companion to Greek Tragedy, Cambridge, Cambridge

University Press, 1997, p.352-353. 111

CARTLEDGE, P., „„Deep plays‟: Theatre as process in Greek civic life‟, in: EASTERLING, P.E., The

Cambridge companion to Greek Tragedy, Cambridge, Cambridge University Press, 1997, p. 20.

35

impact of honeyed words and well-turned speeches.”112

Euripides was vooral

gefascineerd door de natuurlijke en psychologische motieven en instincten van de mens.

Dit ging meestal gepaard met innerlijke verscheurdheid van het personage en net dat

trachtte hij op scene weer te geven.113

Zijn bekendste werken worden, doordat hun universele draagkracht zo krachtig is dat hij

boven de tijd uitstijgt, ook vandaag nog steeds opgevoerd. Alkestis, Medea, Elektra,

Andromache, Heraclyden, Herakles en de Bacchanten, behoren daardoor vandaag tot

het algemeen repertoire van het theater.114

Euripides zou meer dan 90 werken

geschreven hebben, maar slechts 18 kwamen er van tot ons.115

112

Ibid. 113

DE VOS, J., o.c., 2009 (2003), p. 12. 114

EASTERLING, P.E., The Cambridge companion to Greek Tragedy, Cambridge, Cambridge

University Press, 1997, p. 384-385. 115

DE VOS, J., o.c., 2009 (2003), p. 12.

36

Tragisch zelfbewustzijn

Aristoteles stelt in zijn poëtica dat het voor een tragedie noodzakelijk is dat er peripetie

optreedt, een ommekeer in het verloop van de handeling naar het tegenovergestelde: van

de tot dan toe bestaande toestand van geluk naar ongeluk.116

Ook herkenning wordt

verstaan onder deze ommekeer, zijnde de veranderende toestand van onwetendheid naar

inzicht.117

Aristoteles stelt dat de herkenning het meest geslaagd is wanneer er

tegelijkertijd een peripetie plaatsvind. Dit is het geval met de herkenning van zijn

identiteit in Oedipus.118

Als derde component van de plot, naast peripetie en herkenning , ziet Aristoteles het

lijden. Hieronder verstaat hij een handeling die dood of hevige pijn veroorzaakt.119

Om een goede tragedie te bekomen acht Aristoteles het noodzakelijk dat zij vervlochten

is door middel van peripetie, herkenning en lijden.120

Enkel op deze manier kan zij het

specifieke effect van tragische uitbeelding bekomen dat resulteert in het opwekken van

angst en medelijden bij het publiek.121

Met betrekking tot het karakter van de protagonist schrijft Aristoteles voor dat de

tragische held het midden moet houden tussen goed en slecht, waardoor hij enerzijds

niet iedereen in voortreffelijkheid en rechtvaardigheid overtreft en anderzijds de

verandering van geluk naar ongeluk niet ondergaat vanwege een verdorven aard, maar

omdat hij een bepaalde fout heeft gemaakt.122

Enkel op deze manier kunnen de specifiek

tragische emoties van angst en medelijden worden opgewekt bij het publiek.123

Een succesvolle plot is dus het resultaat van één handelingsverloop met één afloop en

een ommekeer van geluk naar ongeluk doordat een grote fout wordt gemaakt en niet

door de verdorvenheid van het karakter.124

Een meester in het toepassen van deze constructie was Euripides, hierdoor eindigen de

meeste van zijn tragedies in ongeluk.125

Een voorbeeld van hoe dit voorkomt in zijn

specifiek werk wordt later toegelicht.

116

ARISTOTELES, Poëtica, Amsterdam, Athenaeum – Polak & Van Gennep, 1995 (1986), p. 47(XI

52a22). 117

Ibid., p.47(XI 52a29). 118

Ibid., p.47(XI 52a29). 119

Ibid., p.48. (XI 52b9). 120

Ibid., p.46.(X 52a12). 121

Ibid., p.50.(XIII 52b30). 122

Ibid., p.50.(XIII52b34). 123

Ibid., p.50. .(XIII52b34). 124

Ibid., p.51.(XIII 53a12).

37

De specifiek tragische gevoelens die reeds werden aangehaald, werken volgens

Aristotels enkel wanneer zij zich houden aan bepaalde regels.

Om een zo effectief mogelijk medelijden bij de toeschouwer te bekomen, is het

noodzakelijk dat het uitgebeelde leed plaats vindt tussen verwantschappen of

vriendschappen.126

Dit leed kan op twee manieren worden toegebracht, de handeling

kan zich voltrekken met volledige kennis en inzicht in het slachtoffer, zoals

bijvoorbeeld Medea die in volle bewustzijn haar twee kinderen doodt.127

Een tweede

mogelijkheid is dat de dader op het moment van zijn vreselijke daad nog niet op de

hoogte is van zijn nauwe verwantschap met zijn slachtoffer, hij zal dit pas later te weten

komen, zoals Oedipus onwetend zijn vader doodt en pas later beseft wie zijn slachtoffer

was.128

125

Ibid., p.51.(XIII 53a30). 126

Ibid., p.53(XIV 53b14). 127

Ibid., p.53(XIV 53b26). 128

Ibid.

38

Medea

Medea is één van Euripides oudst bewaarde stukken, te dateren rond ongeveer 431 v C,

vlak voor het begin van de Peloponesische oorlog.129

Het vertelt het verhaal van de

mythe waarin Jason met de Argonauten naar Kolchis trekt, op zoek naar het Gulden

Vlies.130

Medea, de dochter van de koning van Kolchis en verliefd op Jason, helpt Jason

door middel van tovenarij het vlies van haar vader te bemachtigen. Uit dank neemt hij

haar mee naar Griekenland. In Griekenland schuift hij Medea aan de kant om met de

dochter van koning Kreon te trouwen en op die manier zelf koning te worden. Medea

neemt hiervoor wraak op Jason door de prinses te doden en hem kinderloos te maken,

waardoor zij ook haar kinderen doodt.131

De theatertekst vangt aan wanneer Jason, Medea net verlaten heeft, om te trouwen met

de prinses van Corinthe.132

Medea zit geïsoleerd in haar verdriet wanneer ze te horen

krijgt dat ze niet alleen verstoten is door haar man, maar ook samen met haar kinderen

verbannen wordt uit het land waar zij haar man naartoe gevolgd is.133

Dit ontlokt bij

Medea een reactie die zal leiden tot alle betrokkenen hun ondergang. Zij kan Koning

Kreon overhalen haar nog één dag te laten blijven, onder het mom dat zij haar reis kan

voorbereiden, maar eigenlijk met het oog op haar wraak die ze wil voltrekken alvorens

te vertrekken.134

Haar wraak zal eruit bestaan de prinses en de koning te doden, maar

ook haar kinderen zal ze moeten doden, wil ze Jason treffen zoals hij haar getroffen

heeft door haar te verlaten. Ondertussen kan ze een regeling treffen met Aegeus, de

koning van Athene om haar asiel te verlenen eens ze Corinthe ontvlucht.135

De tragische

daad die vervolgens plaatsvindt, de dood van de prinses en de koning door de

vergiftigde jurk en de moord op haar kinderen worden ons bericht door een bode en het

koor.136

129

EURIPIDES, Alkestis / Medea, Baarn, Ambo, 1989, p. 73. 130

Ibid. 131

Ibid., pp. 73-74. 132

Ibid., p. 78. 133

Ibid., pp. 86-90 134

Ibid., pp. 90-94 135

Ibid., pp. 95-111 136

Ibid., pp. 22-130

39

Het koor geeft een extra dimensie aan het tragisch zelfbewustzijn in de tragedie. In de

tragedie van Medea is het het koor dat de tragische gedachte uitspreekt. Volgende

uitspraken wijzen op een duidelijke formulering van deze tragische idee:

Ongelukkige vrouw/ o, o, wanhopig in uw verdriet./Waarheen moet u gaan?/

Waar vindt u bescherming?/ Waar een huis of een land/ dat u redt in nood?/ O

Medea, hulpeloos/ wordt u door god overspoeld/ met een golf van ellende.137

O vaderland, o ouderlijk huis,/ verloor ik ooit mijn geboortegrond/ in zo‟n

hopeloos, uitzichtloos leven/ van meelijwekkend verdriet,/ door de dood, door de

dood bedwongen/ zou ik mijn dagen voltooien./ Geen ramp zo groot/ als het land

van je ouders te missen.138

Beide citaten wijzen reeds op dit tragisch zelfbewustzijn van Medea dat steeds wordt

verwoord, maar ook Medea zelf formuleert haar eigen tragische zelfbewustzijn:

Mijn besluit staat vast. Ik zal nu meteen mijn kinderen doden en dit/ land

verlaten. Als ik nog wacht, laat ik mijn zoon door vijandiger/ handen

vermoorden. Sterven zullen zij in elk geval. Als het dan/ moet, dood ik hen zelf.

Ik heb hun het leven gegeven./ Vooruit, maak je gereed, mijn hart.139

Door het tragisch zelfbewustzijn te laten herformuleren door het koor, schonken de

Grieken duidelijke extra aandacht aan deze gedachte in het stuk. Het koor had een

aparte ruimte binnen het theater, zij stonden opgesteld in de orchestra, voor het

proskenion, zoals te zien in bijlage 1.140

Doordat het koor vertegenwoordiger was van

het lijden van de protagonist en de tragische gedachte van het stuk, kregen deze

aspecten van de tragedie bijgevolg ook een extra ruimte binnen het theater en

vervolgens bijkomende aandacht.

137

Ibid., p. 91. 138

Ibid., p. 100. 139

Ibid., p. 124. 140

WILES, D., Tragedy in Athens. Performance Space and Theatrical Meaning, Cambridge, Cambridge

University Press, 1997, p.121.

40

Het Tragisch zelfbewustzijn in Medea

De tragedie kan volgens Decreus gezien worden als een speelveld van problemen die

eigenlijk geen antwoord (kunnen) krijgen en geen definitieve oplossing suggereren,

maar vooral vragen opwekken en dus getuigen van een “ suspensive Antwortlosigkeit”,

om het met een term van Hans-Thies Lehmann te zeggen.141

De tragedie toont immers

heel vaak de diepe twijfel die helden verscheurt. De tragedie snijdt een groot aantal

spanningen aan die zich vaak alle tegelijk laten gelden, en waarvan sommige zich op

formeel en andere zich op inhoudelijk vlak aanmelden.142

In de tragedie van Medea is

de spanning gebouwd op het conflict tussen tegenovergestelde passies en belangen

binnen eenzelfde persoon, Medea.143

Freddy Decreus analyseert de Medea van Euripides nauwgezet, hij stelt dat het portret

dat Euripides van Medea schetste door de oorlogssituatie van die tijd, eerder bijzonder

over kwam:

Corinthe behoorde duidelijk tot het vijandelijke kamp en de eerste

schermutselingen waren reeds begonnen in hetgeen zou uitgroeien tot de grote

burgeroorlog die zowel Athene als Sparta ( en Corinthe) naar de vernieling zou

leiden. In deze context plaatste Euripides een intelligent pleitende vreemde

vrouw tegenover een dwaas pratende en egoïstische Griekse held.

Medea is bij Euripides zowel mythisch als rationeel; magisch en toch niet in

staat om door haar magie Jasons liefde opnieuw te veroveren; ze is de

barbaarse uit de legende, maar tevens een vrouw die verplicht wordt om naar

andere gebruiken te leven; ze is woest, maar ook teder en moederlijk, trouw aan

een gegeven woord en in staat dit met alle middelen te wreken, krachteloos,

maar tevens in staat tot iets, grandioos en verheven.144

Het conflict tussen Medea en Jason is van in het begin duidelijk een confrontatie tussen

de seksen, waarbij Medea zich manifesteert als evenwaardig aan een man, terwijl het in

141

DECREUS, F., Griekse mythen, vroeger en nu, Gent Academia Press, 2009, pp. 113-114. 142

Ibid., p. 114. 143

Ibid. 144

Ibid., p. 115.

41

het Athene van de 5e eeuw onmogelijk was een vrouw te zien als gelijke van een

man.145

Maar Medea is meer dan enkel te zien als een gelijke en net hierin ligt de tragische

gedachte. Zij is een sterk gepassioneerde vrouw, die het gruwelijke niet schuwt,

eenmaal andere oplossingen uitgesloten lijken.146

Zij handhaaft een vastberadenheid die

facultatief, maar niet noodzakelijk kan leiden tot haar eigen ondergang.

In de wereld van Medea is geen plaats voor rede of een redelijke compromis, deze

wereld lijkt bewoond door blinde en destructieve krachten, die de mens machteloos

achterlaten.147

Euripides laat in zijn theaterstuk zien dat deze opvatting een wezenlijk

deel uitmaakt van het leven, hij stelt dat er niet steeds finaal orde heerst in de chaos. De

mens is ook dit bizarre wezen dat soms totaal irrationeel handelt en ook zo begrepen

moet worden.148

Decreus ziet hierin de werking van de tragedie en het tragisch zelfbewustzijn:

De tragedie brengt krachten naar boven uit de duistere en chaotische wereld die

de mythe tijdelijk bezworen had en ageert tegen het verminkte mensbeeld. Deze

terugkeer van oervormen van menselijk gedrag onttrekt zich duidelijk aan het

verlichtingsdenken dat juridische en filosofische grondleggers probeerde vast te

leggen en komt daarom wellicht angstaanjagend over. (…) De tragedie scheurt

het bewustzijn open en blijft signaleren wat weggemoffeld dreigt te worden,

waar de „gap‟ op een bewuste en ideologische manier (kort)gesloten wordt.149

Medea afkomstig uit een preolympische wereld komt in confrontatie met de Olympisch

geordende mannenwereld van Jason. Wanneer zij voor hem haar familie verraadt en

mee met hem naar Griekenland trekt. Als vreemde in een nieuwe wereld heeft en wil zij

alles opgeven om haar geliefde te volgen, maar eens in Griekenland wordt zij door

Jason aan de kant geschoven voor een andere vrouw die betere kansen biedt. Geïsoleerd

van de wereld en gedreven door haar gekwetste ziel, neemt zij haar toevlucht in een

145

Ibid., p. 116. 146

Ibid., p. 117. 147

Ibid. 148

Ibid. 149

Ibid., p. 118.

42

alles vernietigende wraak die haar hele omgeving de afgrond insleurt. Enkel zij lijkt als

overwinnaar uit de bus te komen, maar nog steeds zit zij „gevangen‟ in een vreemd land

zonder de mogelijkheid ooit terug te keren naar haar thuisland.

43

Scenografie

Ruimte – Stage place

De plattegrond van het theater leent zich uitermate voor de uitleg van de afzonderlijke

delen van het Griekse theater, zoals zichtbaar in onderstaande figuur. Het Griekse

amfitheater is een half cirkelvormig openluchttheater en bestaat uit drie duidelijk

gescheiden delen: het theatron, de orcestra en de skene.150

Haast alle Griekse theaters werden gebouwd tegen een heuvelflank.151

Ze werden uit de

heuvel uitgehakt die door zijn natuurlijke vorm een aangewezen basis gaf voor een

goede akoestiek.

Het theater beschikt over een enorme symmetrische toeschouwersruimte, het theatron,

dat iets meer dan een halve cirkel beschrijft.152

Het theatron omarmt als het ware de

orchestra, een zuiver cirkelvormig plein waarop acteurs en koor om beurten hun kunsten

ten beste gaven.153

In het midden van de ochestra vindt men soms nog de resten van het

altaar ter ere van Dionysos, de Thymele.154

Hieraan kan men de aanvankelijk religieuze

dimensie van het theater aflezen.155

Achter de orchestra stond het skene-gebouw, hierin

werd niet alleen materiaal voor de voorstelling opgeslagen, maar werd ook door de

acteurs gebruikt als kleedruimte.156

Tegen het einde van de 5e eeuw werd het de

gewoonte houten decorstukken tegen deze wand te plaatsen.157

Pas vanaf de 4e eeuw

kan men spreken van de eerste stenen skene gebouwen, daarvoor werd er enkel niet-

permanente, verplaatsbare skene gebouwen gebruikt bij opvoeringen.158

Doorheen de

poorten van de skene bereikte men het proskenion, de plaats waar opgetreden werd.

Skene en proskenion waren hoger dan de orchestra zodat alle toeschouwers de acteurs

over de hoofden van het koor, in de orcestra, heen beter konden zien.

150

DE VOS, J., o.c., 2009 (2003), p.17. 151

BIERS, W.R., o.c., 1996 (1980), p.257. 152

WATKIN, D., De Westerse Architectuur. Een geschiedenis, Nijmegen, Uitgeverij SUN, 2001 (1994),

p.44. 153

Ibid. 154

WARRE M., Designing and making Stage Scenery, London, Studio Vista Limited, 1968 (1966), p. 9. 155

WATKIN, D., o.c., 2001 (1994), p. 44. 156

BIERS, W.R., o.c., 1996 (1980), p. 257. 157

WATKIN, D., o.c., 2001 (1994), p. 44. 158

DE VOS, J., o.c., 2009 (2003), p. 19.

44

De Griekse Skene met daarvoor het Proskenion vormen de voorloper van ons

hedendaags schouwburgpodium. Oorspronkelijk maakte men in het Griekse theater

opmerkelijk weinig gebruik van decor elementen. Er werd wel gebruik gemaakt van

stukken die werden ingezet als decorsuggestie.159

Er werden dus geen echte decorstukken gebruikt. Hierbij moet wel vermeld worden dat

Sophocles die ondermeer de derde acteur op scène plaatste ook de beschildering van de

achtergrond van het toneel introduceerde.160

Deze Skenografia impliceerde louter het

beschilderen van het aanvankelijk houten skenegebouw dat elk jaar opnieuw

opgebouwd werd.161

Deze schilderingen wekten de illusie van een bestaande

architectuur.162

Men dient hier wel bewust van te zijn dat het hier niet gaat over een

volledige decorbeschildering, maar enkel over de façade.163

Men kan dus stellen dat er, vermoedelijk vanaf 460v Chr. in openluchttheaters aan de

voet van de Akropolis elk jaar voor het grote Dionysusfeest een bescheiden houten

toneelhuis werd opgetrokken aan de zuidzijde van de dansvloer, orchestra. De façade

159

EERNSTMAN, J.P.A., De Griekse tragedie, Haarlem, De Erven F. Bohn N.V., 1959, p.74. 160

ARISTOTELES, o.c., 1995 (1986), p.34(IV 49a15). 161

VAN ERP TAALMAN KIP, A.M, Bokkenzang. Over Griekse tragedies, Amsterdam, Athenaeum –

Polak & Van Gennep, 1997, p.22. 162

WILES, D., o.c., 1997, p.161. 163

ARISTOTELES, o.c., 1995 (1986), p.102.

45

daarvan werd beschilderd.164

Deze schilderingen waren bedoeld om de illusie van een

bestaande architectuur op te wekken.165

David Wiles bespreekt de functie van deze

beschilderde façade in zijn werk: Tragedy in Athens.

The purpose of scene-painting was to create out of transient materials the

illusion of a stone monument, in accordance with Dionysus‟ nature as god of

illusion and transformation. There can be no question of a representational set,

picturing a background appropriate to a specific play. In simple practical terms,

it would have been cumbersome to have changed sets between plays. (…) In

plays set before a cave, the text refers in conventionalized form to a „house‟ or

„roof‟. The dramatist who notionally sets his play before a tent has no scruple in

evoking a solid barred doorway.166

Aristoteles stelt in zijn Poëtica dat de kracht van de tragedie niet ligt in haar

uitbeeldend vermogen, het zien, maar in haar plotopbouw, door het horen van de

gebeurtenissen.167

De klemtoon van de tragedie ligt hierdoor op de inrichting van het

handelingsverloop, waardoor zij kan bestaan zonder productie, zodanig dat wie alleen

maar het gebeuren van de handeling hoort ook zonder dat hij ze aanschouwt, huivert en

medelijden krijgt door hun verloop.168

Het was dus niet noodzakelijk, zoals Wiles in bovenstaand citaat aantoont, dat de locatie

van de actie steeds correspondeerde met de locatie gesuggereerd op de beschilderde

façade voor het Skene gebouw.

Het schouwspel is hierdoor niet zozeer een zaak van de dichter, maar is afhankelijk van

de productie en de financiering van de tragedie.169

De financiering was afhankelijk van mecenassen en bijgevolg was er dus nooit

zekerheid over welke gelden men beschikking zou hebben.

164

Ibid. 165

WILES, D., o.c., 1997, p., p.161. 166

Ibid., pp.161-162. 167

ARISTOTELES, o.c., 1995 (1986), p.52(XIV 53b1) 168

Ibid. 169

Ibid.

46

Hierdoor kan men veronderstellen dat de scenografie van de opvoeringen van de

tragedie in het 5e eeuwse Griekenland sterk verschillend moet geweest zijn, naar gelang

de financiële middelen waarover werd beschikt.

Dit verklaart waarom er van nature uit weinig aandacht werd besteed aan de

scenografie, gezien de klemtoon voornamelijk ligt op het dramatische aspect van het

verhaal en niet zozeer op het beeldende aspect.

47

Plaats – Dramatic Space

De Skene was verbonden met het Proskenion door middel van deuren, zodat de acteur

gemakkelijk kon op en afgaan om te wisselen van kostuum en een ander personage te

introduceren. Gewoonlijk bestond dit „decor‟ uit drie deuren, in Hellenistische tijden

waren dit er waarschijnlijk meer.170

Onderstaande figuur geeft een schematisch maar

duidelijk beeld weer van deze deuropstelling. Doordat de stukken uit de Griekse

tragedie zich gewoonlijk geheel of gedeeltelijk voor een paleis afspeelden, ontstond er

een traditie die extra decor toevoegingen overbodig maakte.171

Er bestond een code

gekend bij acteurs en toeschouwers die gemakkelijk te begrijpen was en de toeschouwer

toeliet zijn eigen fantasie op het stuk te projecteren.

Kwam de acteur het Proskenion op langs de linkse deur, vanuit het publiek gezien, dan

kwam hij van ver buiten de stad. Wanneer de acteur uit de middelste deur het

Proskenion op wandelde, dan kwam hij uit het paleis waar voor werd gespeeld. Maakte

de acteur opgang lang de rechtse deur kwam hij meestal uit de stad zelf of uit de

buurt.172

Om de scene te verlaten hanteerden men het zelfde principe. Bij een linkse

afgang trok men ver weg, centraal ging men het paleis binnen en langs rechts bleef men

in de buurt.

Vanzelfsprekend werd van dit patroon al eens afgeweken wanneer men te maken kreeg

met belangrijke prominente personages, die men dan in plaats van uit een zijdeur toch

uit de middelste centrale deur liep opkomen.173

Maar over het algemeen werd deze vaste

structuur gevolgd.

170

EERNSTMAN, J.P.A., o.c., 1959, p.74. 171

Ibid. 172

Ibid. 173

Ibid.

48

Het Griekse theater werd meestal zodanig gebouwd dat de acteur op scene noordwaarts

georiënteerd was. Het publiek keek vervolgens naar het zuiden.174

Hieruit volgt dat

links voor het publiek overeen kwam met het oosten en rechts met het westen. Het

natuurlijke verloop van de zon gaat van oost naar west en droeg op die manier in sterke

mate bij tot de beleving van de performances aangezien deze overdag werden

opgevoerd.175

De beweging die gemaakt werd op scene, werd op zijn beurt gekoppeld

aan de beweging van de zon.176

Wanneer een personage zich van links naar rechts op

scene verplaatste impliceerde dit een positieve evolutie van het karakter.177

Het

personage onderging een mentaal proces van ongeciviliseerdheid naar geciviliseerdheid,

gelijklopend aan de opkomst en ondergang van de zon en bijgevolg een natuurlijk

proces. Deze aanduiding is gelijklopend met die van de poorten op het proskenion. De

natuurlijke baan van de zon geeft de evolutie van de mens aan: van links naar rechts van

het dierlijke, barbaarse naar het menselijke, het rationele. De tegengestelde beweging

van rechts naar links, van west naar oost, betekende een onnatuurlijke beweging volgens

de wetten van de zon en impliceerde voor het personage een evolutie van verval en

174

STALPAERT, C, „Medea's theatrical space: an oscillation between left and right‟, in:

Documenta, XX, nr. 2, 2002, p. 168. 175

Ibid. 176

Ibid. p. 167. 177

Ibid.

49

barbarisme.178

Deze evolutie wordt zeer goed in beeld gebracht in de tragedie van

Medea en besproken in Christel Stalpaerts tekst: Medea‟s theatrical space: an oscillation

between left and right. Aansluitend bij het hoofdstuk over het tragisch zelfbewustzijn

van Medea kan men vaststellen dat Medea drie verplaatsingen maakt op scene:

Haar eerste evolutie vindt plaats wanneer zij Jason volgt van Kolchis naar Corinthe en

haar pre-Olympische wereld inruilt voor de culturele geciviliseerde wereld van de

Grieken, zoals weergegeven op onderstaande afbeelding.179

(Fig.3 Medea‟s First movement from left to right: a positive evolution from barbarism to civilization,

STALPAERT, C, "Medea's theatrical space: an oscillation between left and right", p 171.)

Maar Medea ondervindt in deze nieuwe culturele wereld enkel negatieve ervaringen, ze

wordt door Jason in de steek gelaten en vindt op deze manier geen evenwichtige balans

tussen haar natuur en de cultuur van de Grieken.180

Geïsoleerd van de maatschappij en

haar verwanten wordt Medea gedreven een tegen beweging te maken, terug naar haar

natuurlijke roots die zullen worden geuit in haar wraak actie.181

Stalpaert voegt hier aan

toe: “Jason started a process of civilization that could be completed by a marriage

ceremony, but this never took place.

Jason destroyed the chance for balance between culture and nature, male and

female by abandoning Medea in search for extreme political ambition and he

178

Ibid. p. 168. 179

Ibid. pp. 170-171. 180

Ibid. p. 172. 181

Ibid.

50

consequently denies her the final victory of culture over nature, symbolized in

the marriage ceremony.182

Weergegeven op scene krijgt dit volgende vorm:

(Fig.4 Medea‟s second movement: a counter-movement from right to left or the regressive evolution,

STALPAERT, C, "Medea's theatrical space: an oscillation between left and right", p 172.)

De terugkerende beweging van Medea naar het oosten, waar zij als vrouw haar lot in

eigen handen neemt, wordt door Stalpaert als volgt verklaart:

We can conclude that Medea is part of the conquered per-Olympian period and

that Jason is part of the Olympian order that has taken over. Medea‟s claim

upon female power is also a claim upon pre-Olympian times, where, according

to Hesiod‟s Theogony, Gaia, the earth mother, was the first to arise from Chaos,

the primeval condition of the universe.183

182

Ibid. 183

Ibid. p. 173.

51

Medea zal opnieuw een evolutie ondergaan in de tragedie en gevisualiseerd op scene

wanneer zijn Aegeus vraagt om asiel en dit ook krijgt. Na haar daden die ze heeft

aangericht in Corinthe trekt zij naar het Athene van Aegeus, zij laat, in het spoor van de

pre-Olympische godheid Gaia, een deel van de chaos en haar natuur achter en trekt zich

terug in civilisatie.184

Enkel zij, een “barbaarse vrouw” staat op uit de chaos.

(Fig.5 Medea‟s third movement: reconciliation, balance and equilibrium by the grace of Athens and

Aegeus, STALPAERT, C, "Medea's theatrical space: an oscillation between left and right", p 175.)

184

Ibid. p. 175.

52

Hoofdstuk 3: Elizabethaanse tijd

Engeland onder Elizabeth I

Het Engeland waarin de tragedie floreerde, werd geregeerd door Elizabeth I. Zij

regeerde van 1558 tot 1603, een tijd die hierdoor bekend staat als de Elizabethaanse

era.185

Elizabeth kwam aan het hoofd te staan van een land met een woelige politieke

voorgeschiedenis, waarbij het land verdeeld was geraakt tussen katholieke en de

opkomende protestantse strekking. Een vete die tot stand werd gebracht door haar

vader Henry VIII, onder wie Engeland zich in 1534, losscheurde van het gezag van de

paus van Rome.186

Intern zorgde dit ondermeer voor strubbelingen met Schotland,

wiens koningin Mary Stuart katholiek was en complotten smeedde om aanspraak te

maken op de troon van Engeland.187

Door toedoen van kapingen van Spaanse Schepen die net terug kwamen uit de kolonies

in de Nieuwe Wereld, Amerika, kwam het tot een aanvaren met het Spanje van Filips II.

Ook werkte het godsdienst verschil tussen beide landen een goede verstandhouding niet

in de hand. Filips II die banden had met Maria Stuart steunde haar plan om Engeland te

bekeren en opnieuw aan te sluiten bij het katholieke bastion.188

In 1588 kwam het tot een confrontatie tussen beide landen wanneer Spanje uitvoer met

zijn Armada, met als enige doel Engeland te veroveren, helaas voor Spanje werd hun zo

genaamde onoverwinnelijke vloot verslagen voor de kusten van Engeland.189

Net dankzij deze externe dreiging werd het besef van een Engelse nationale identiteit

versterkt.

Door de zware nederlaag die Spanje leed voor de Engelse kust zat het land bijna finaal

aan de grond, waardoor de wereldzeeën open lagen voor de enig nog overeind staande

grootmacht. Engeland zou vanaf dan de internationale wateren domineren.190

185

IZENOUR, G.C., o.c., 1996, p. 588. 186

N.N., Wereldgeschiedenis. 8 Van de moderne wereld tot het absolutisme en de verlichting, Novara, De

Morgen – wereldgeschiedenis, 2007, p. 140. 187

Ibid., p. 145. 188

Ibid., p. 152. 189

IZENOUR, G.C., o.c., 1996, p. 589 190

N.N., Wereldgeschiedenis. 8 Van de moderne wereld tot het absolutisme en de verlichting, 2007, pp.

122-123 en pp. 173-174.

53

De Engelse en daarmee ook Shakespeariaanse tragedie hadden in vergelijking tot de

Griekse tragedie een eerder positieve oorzaak. De uitnodiging van de zee om haar en de

landen er rond te beheersen zorgde eveneens voor een dreiging. De dreiging voor het

onbekende van de wereldzeeën, maar ook de offers die men zou moeten brengen om te

slagen in het opzet de wereld te beheersen, lagen met andere woorden aan de basis voor

het ontstaan van de Engelse tragedie.

Het protestantisme dat in het Elizabethaanse Engeland opgang maakte, zorgde ook voor

een mentaliteitswijziging op maatschappelijk vlak. In het protestantisme wordt het

individuele persoonlijke geloof vooropgesteld, “redding” was dan ook enkel en alleen

mogelijk door het geloof alleen, in tegenstelling tot aflaten en toestanden die de

katholieke kerk verdedigde. Door deze nadruk kwam het individuele meer en meer op

de voorgrond en opende dit de mogelijkheid tot nieuwe ontwikkelingen. Het individuele

denken leidde ondermeer tot nieuwe wetenschappelijke doorbraken en, zoals door

socioloog Max Weber besproken in zijn Die protestantische Ethik und der Geist des

Kapitalismus, de opkomst van het kapitalisme.

54

Shakespeare

William Shakespeare is meer dan alleen maar en schrijver, dichter of acteur. Hij kan

zonder overdrijven een cultureel fenomeen genoemd worden. Shakespeare is dan ook

zonder twijfel de centrale figuur van het Elizabethaans toneel te noemen.191

Zijn technische kunde in het schrijven van teksten maken van hem de meester in het

theater. Door welluidende oneliners en sprekende visualisaties blijft Shakespeare‟s

theater, toneel dat opgevoerd moet worden. Zijn diepgaande kennis van het theater

vervoltooien zijn werken zich op scene. Ten gronde hiervan ligt ook dat hij steeds zocht

naar het perfecte samenvallen tussen acteur en personage, om zo nog meer diepgang aan

het personage te geven.

Zijn kennis van het theater zette hij ook nog in op andere manieren. Hij hield er

namelijk van in zijn stukken te verwijzen naar het theater gebeuren zelf.192

Een

voorbeeld hiervan treft men in de tragedie van Julius Caesar, in Act 3.1, in de woorden

van Cassius gericht aan Brutus:

CASSIUS: How many ages hence

Shall this our lofty scene be acted over,

In states unborn and accents yet unknown!

BRUTUS: How many times shall Caesar bleed in sport,193

Shakespeare komt pas naar Londen in 1592, waar hij naam zal maken in het theater. In

de periode voor hij zijn opmars maakt in het Londense theater is echter weinig met

zekerheid over hem bekend.194

Shakespeare was meester in zowat alle genres die

destijds werden opgevoerd, hij werd zowel bejubeld voor zijn tragedies, als voor zijn

komedies en historie stukken. Daarnaast was hij ook nog een zeer geliefd poëet.195

In

wat volgt beperk ik me enkel tot de tragedies van Shakespeare, gezien dit de enige

werken zijn die relevant zijn in een studie naar de tragische geest van de tragedie en hoe

dit al dan niet een invloed heeft op de scenografie bij de opvoering van het stuk.

191

DE VOS, o.c., 2009 (2003), p. 67. 192

BRADBROOK, M.C., Elizbethan Stage Conditions. A study of their place in the interpretation of

Shakespeare‟s plays, Cambridge, Cambridge university press, 1968 (1932), p. 71. 193

GREENBLATT, S. (ed.), The Norton Shakespeare, New York, W.W. Norton & Company, Inc., 2008,

p. 1584. 194

Ibid., p. 53. 195

Ibid., p. 56.

55

In zijn theaterteksten refereert Shakespeare ook veelvuldig naar zijn eigen tijd. In zijn

introductie stelt Greenblatt het als volgt:

Whatever the personal resonance of Shakespeare‟s own life, his art is deeply

enmeshed in the collective hopes, fears, and fantasies of his time. For example,

throughout his plays, Shakespeare draws heavily upon his culture‟s investments

in costumes, symbols of authority, visible signs of status.196

Doordat het theatergebouw van het publieke theater van Shakespeare buiten de

stadsmuren lag, was het als toneelschrijver veel gemakkelijker om een kritische reflectie

te geven op de eigen tijd. De publieke theaters in het Engeland van de 16e eeuw,

bevonden zich buiten de stadsmuren, en zo ook buiten de rechtsbevoegdheid van het

puriteins stadsbestuur, zoals aangegeven op de afbeelding in bijlage 4. De marginale

positie van het theater aan de rand van de stad is voornamelijk een voordeel geweest in

de evolutie van het theater. Hierdoor beschikte het theater over de vrijheid het publiek te

kunnen choqueren en wakker schudden.197

De loskoppeling van het theater aan de stad

creëerde een sociale en culturele afstand ten opzichte van de stad. Deze evolutie was

van onschatbare waarde voor de verdere ontplooiing van de Engelse tragedie.198

Er

ontstond langs deze weg een kritische houding, een cultureel en ideologisch perspectief,

ten opzichte van de eigen tijd die het mogelijk maakte hier ook op te reflecteren. De

nieuwe vrijheid en openheid die dankzij zijn locatie ontstond, liet deze reflectie toe,

ondanks de censuur die heerste onder het Elizabethaanse bewind.199

Deze tolerantiezone op de grens van de samenleving bood niet alleen een thuis voor de

theaters, ook bordelen en executieplaatsen waren in deze zone terug te vinden.200

196

Ibid., p. 59. 197

MULLANEY, S., The Place of the stage. License, play and power in Renaissance England, Michigan,

University of Michigan Press, 1995, p.30. 198

Ibid. 199

Ibid. 200

DE VOS, J., o.c., 2009 (2003), p.72.

56

Tragisch Zelfbewustzijn

Het tragische als onderwerp in het theater ten tijde van Shakespeare is zoals besproken

in Hoofdstuk 1, gekoppeld aan de tijd waarin het zich voordoet. Bij de Grieken was de

oorzaak hiervan te vinden in de dreiging van de Perzische en Peloponnesische oorlog. In

de Elizabethaanse tragedie, start men van een positievere voedingsbodem. De dreiging

van de open zee en uitnodiging tot nieuwe ontdekkingen zorgden er in Engeland voor

dat de tragedie tot bloei kon komen. Deze „dreiging‟ zorgde voor een existentiële

veronderstelling van het leven. Net deze gedachte, het idee dat er geen beterschap is, of

geen uitweg, wordt door Shakespeare veelvuldig gebruikt als thematiek in zijn

tragedies.

De tragedie in het Engeland van Elizabeth I werd gevormd naar de ideeën die terug te

voeren zijn naar de herontdekking van Seneca, deze ideeën hadden vooral invloed op

een subtype van de tragedie, namelijk de wraaktragedie, gezien in de Senecaanse

tragedie. Vooral tirannie en wraakgevoelens werden voorop gesteld.201

Shakespeare was een ware meester in dit genre, zijn bekendste werken hiervan zijn

Titus Andronicus, Julius Caesar en Hamlet.

Meestal draait het bij deze wraaktragedies om een conflict tussen de wet en het

wraakzuchtige personage:

Typically it chose to explore the conflict between lax and revenge by imagining

some crisis in which the state proved either unable or unwilling to satisfy an

individual‟s demand for retribution.202

Hierdoor wordt duidelijk dat de dwingende behoefte van wraak heel vaak gepaard gaat

met het niet kunnen bevredigen van de individuele gevoelens van de tragische held.

Een pracht voorbeeld waarin deze tragische gedachte en wraak zijn uitgewerkt is de

tragedie van Hamlet, die ik dan ook ter illustratie verder bespreek. Tussen het idee aan

201

BUSHNELL, R., The Fall of Princes : The Classical and Medieval Roots of English Renaissance

Tragedy, in: BUSHNELL, R. (ed.), A Companion to Tragedy, Malden , Blackwell Publishing, 2005, pp.

297-299. 202

NEILL, M., English Revenge Tragedy, in: BUSHNELL, R. (ed.), A Companion to Tragedy, Malden ,

Blackwell Publishing, 2005, p. 329.

57

wraak en de actie van de wraak liggen echter nog heel wat complicaties die ervoor

zorgen dat de protagonist echt in een uitzichtloze situatie lijkt te zitten. In het geval van

Hamlet bespreekt Michael Neill in zijn essay over English Revenge Tragedy het

volgende:

The generality of Hamlet‟s incidents draws attention to the thoroughly generic

nature of his dilemma: more often than not the revenger finds himself piched

against the very authority that should be responsible for the implementation of

justice. In Hamlet‟s case, his father‟s murderer is the King himself.203

Aan de basis van het tragisch zelfbewustzijn in de Shakespeariaanse tragedie ligt dus de

onontkoombaarheid van de situatie, het personage wordt steeds geconfronteerd met de

innerlijke vraag, wat moet ik doen om goed te handelen? Maar elke keuze die hij zal

maken zal steeds de verkeerde zijn. De tragische held wordt eigenlijk geconfronteerd

met een soort blindheid voor de juiste keuze, die hem rechtstreeks zal leiden tot zijn

ondergang.

203

Ibid.

58

Hamlet

Hamlet is de bekendste wraaktragedie van Shakespeare. Het vertelt het relaas van de

jonge prins Hamlet van Denemarken wiens vader net is overleden.

‟s Nachts ontmoet hij de geest van zijn vader die hem vertelt dat hij door zijn broer

vermoord is en zijn zoon vraagt hem te wreken.

Om zijn wraak voor te bereiden en te vermijden een onschuldige te vermoorden, veinst

Hamlet dat hij gek is. Op deze manier tracht hij er achter te komen of zijn nonkel

weldegelijk zijn vader heeft vermoord. Deze intrige eist verschillende slachtoffers,

waaronder ook Ophelia zijn geliefde.

De ultieme wraak eindigt in een duel waarbij haast alle personages sterven, ook Hamlet.

Enkel Horatio blijft over, om de toeschouwer te vertellen over dit vreselijk relaas.

Het stuk vangt aan wanneer de geest van koning Hamlet voor het eerst verschijnt. De

geest verschijnt ook aan Hamlet en verteld Hamlet de geschiedenis van zijn dood. Hij

eist zijn zoon zijn dood te wreken. Hamlet die reeds misnoegd is over het te snelle

huwelijk van zijn moeder, beslist zich waanzinnig te gedragen om zo te kunnen

achterhalen wat er juist aan de hand is.204

Om zijn waanzin geloofwaardig te houden,

veinst hij deze ook tegen Ophelia, zijn geliefde, zij is hier echter helemaal door in de

war. Ook Claudius heeft opgemerkt dat er iets is veranderd in het gedrag van Hamlet,

hij huurt Rosencrantz en Guildenstern, twee jeugdvrienden van Hamlet, in om te

achterhalen wat er met de jonge prins aan de hand is. Koningin Gertrude denkt echter te

weten waaraan het vreemde gedrag van haar zoon te wijten is. Zij schrijft zijn gedrag

toe aan de dood van zijn vader en het feit dat zij veel te snel is hertrouwd. Polonius

echter denkt dat het ligt aan de liefde van Hamlet voor zijn dochter Ophelia, aan wie hij

heeft opgedragen Hamlets liefde niet te beantwoorden. Ondertussen vraagt Hamlet een

groep acteurs die langs het paleis trekt, de moord op zijn vader na te spelen, zodat hij de

reactie van Claudius kan observeren en het verhaal van de geest bevestigd wordt.205

Polonius regelt een ontmoeting tussen Ophelia om er zich zeker van te stellen of de

waanzin van Hamlet te wijten is aan zijn liefde voor haar. Als list laat hij zijn dochter

204

GREENBLATT, S. (ed.), o.c., 2008, pp. 1696-1723. 205

Ibid., pp. 1723-1732.

59

Hamlets brieven terug bezorgen. Hamlet reageert echter niet als verwacht en adviseert

Ophelia in het klooster te gaan.206

Wanneer de voorstelling van de reizende acteurs wordt opgevoerd, springt Claudius

plots op en eist de voorstelling stil te leggen. Hamlet ziet hierin de bevestiging dat de

geest niet gelogen heeft en dat Claudius schuldig is aan de dood van zijn vader.207

Claudius beslist Hamlet naar Engeland te sturen om hem daar uit de weg te laten

ruimen, maar eerst wil Gertrude, zijn moeder, nog met hem praten en proberen Hamlet

tot rede te brengen. Tijdens het gesprek met zijn moeder staat Polonius echter achter een

gordijn mee te luisteren. Polonius verraadt zijn aanwezigheid en wordt door Hamlet

gedood. Hamlet denkt echter dat de man achter de gordijn Claudius is en dat hij de

koning heeft vermoord.208

Opnieuw verschijnt de geest van de koning aan Hamlet die

vraagt zijn dood te wreken.209

Hamlet wordt na het nieuws over de dood van Polonius onmiddellijk door Claudius

verbannen naar Engeland met het opzet direct vermoord te worden, eens Engeland

bereikt. Ophelia die zelf waanzinnig is geworden door de dood van haar vader en het

vertrek van Hamlet vindt haar dood door verdrinking. Laertes, de zoon van Polonius,

keert terug naar Denemarken na het nieuws van de dood van zijn vader. Bij zijn

aankomst blijkt ook zijn zus gestorven te zijn. Hij besluit de dood van zijn familie te

wreken en acht Hamlet hiervoor verantwoordelijk. Claudius die op de hoogte wordt

gesteld door de plotse terugkeer van Hamlet besluit Laertes te helpen bij zijn wraak. Hij

stelt voor dat Laertes, Hamlet uitdaagt tot een duel, waarbij het zwaard van Laertes

vergiftigd zal zijn, waardoor de kleinste verwonding ervan dodelijk is.210

Het duel begint, Claudius biedt Hamlet een gifbeker wijn aan die echter door zijn

moeder wordt opgedronken, waardoor de koningin sterft. In tussentijd raken zowel

Laertes als Hamlet verwond door de vergiftigde zwaarden. Door de plotse dood van de

koningin beseft Hamlet echter dat het hele duel een opzet is van Claudius. Hij richt zich

op zijn nonkel en steekt hem neer. Laertes vraagt nog net vergeving aan Hamlet, waarna

hij sterft.

206

Ibid., pp. 1733-1736. 207

Ibid., pp. 1737-1745. 208

Ibid., pp. 1746-1754. 209

Ibid., p. 1750. 210

Ibid., pp. 1755-1775.

60

Horatio, Hamlets beste vriend wil ook van de vergiftigde beker wijn drinken, maar

Hamlet verbiet het hem. Hij wil dat Horatio blijft leven om dit relaas na te vertellen. Na

deze woorden sterft ook Hamlet.211

211

Ibid., pp. 1776-1783

61

Het Tragische Zelfbewustzijn in Hamlet:

De tragische gedachte in Hamlet wordt zeer mooi door Greenblatt als volgt samengevat:

“Who‟s there?” Shakespeare‟s most famous play begins. The question, turned

back on the tragedy itself, has haunted actors, audiences and readers for

centuries. Hamlet is an enigma. Mountains of feverish speculation have only

deepened the interlocking mysteries: Why does Hamlet delay avenging the

murder of his father by Claudius, his father‟s brother? (…) Is vengeance morally

justifiable in this play, or is to be condemned? (…) Is Hamlet‟s madness feigned

or true, a strategy masquerading as a reality or a reality masquerading as a

strategy? Does Ophelia, crushed by that cruelty and driven mad by Hamlet‟s

murder of her father, Polonius, actually intend to drown herself, or does she die

accidently? What enables Hamlet to pass from thoughts of suicide to faith in

God‟s providence, from “To be, or not to be” to “Let be”? What was Hamlet

trying to say before death stopped his speech at the close?212

De basis van alle antwoorden op deze vragen kan men toeschrijven aan het tragisch

zelfbewustzijn. Wanneer men zelf in deze situaties verzeilt raakt en er rationeel over

nadenkt, zou men nooit dezelfde beslissingen nemen als de personages in het stuk. Maar

waarom vinden de acties die zij ondernemen dan toch plaats?

Elk personage, het ene al wat meer dan het andere, wordt gedreven door een

onverklaarbare drift die hen stuurt in hun daden en gedachten. Deze drift, is de tragische

geest van de tragedie. Het gevoel van tegen wil en dank beter te willen doen, maar de

situatie daardoor juist slechter maken, ondanks alle goede bedoelingen. Een noodlot

waarin de ondergang van het karakter vastligt en waar ondanks verwoede pogingen niet

aan valt te ontsnappen.

Ondanks dat Hamlet toch juist probeert te handelen, om gerechtigheid te laten

geschieden, in de hoop terug te keren naar een periode van balans en harmonie zoals

voorheen, beseft hij diep van binnen dat hij streeft naar een onbereikbare utopie.

212

GREENBLATT, S. (ed.), o.c., 2008, p. 1683.

62

Door wraak te willen nemen voor de moord op zijn vader, zal hij Claudius willen of

moeten vermoorden. Maar door deze daad te stellen wordt hij zelf een moordenaar.

Zijn twijfel wordt er niet gemakkelijker op wanneer hij slechts als enige bewijs het

woord van de geest van zijn vader heeft. Hoe echt is deze geest, die in Act I door

iedereen wordt aanschouwd, maar in Act III slechts enkel nog zichtbaar is voor Hamlet

zelf.213

Is het gerechtvaardigd een moord te plegen enkel op basis van een vermoeden,

of wordt hij stilaan een gevangene van zijn eigen geest en waanzin.

Hamlet is een stuk dat de toeschouwer met enorm veel vragen achterlaat. Juist hierdoor

wordt de tragische geest van de tragedie zichtbaar. Het tragisch zelfbewustzijn is niet

iets wat rationeel te verklaren valt. Het is een gevoel dat ons stuurt en beheerst en onze

geest belemmert helder te denken en te handelen. Maar in de tragedie geldt vooral: aan

het voor uitgeschreven lot, valt niet te ontlopen.

In Hamlet als wraaktragedie, voedt de wraak de tragisch gedachte van Hamlet.

Deze wraak is een typisch verschijnsel van het tragisch zelfbewustzijn. De protagonist

wordt bezeten met een obsessief gevoel van wraak, doordat hem of geliefden van hem

onrecht is aangedaan. De tragische held zal pas opnieuw rust vinden, denkt hij, wanneer

aan deze wraak is voldaan: “the defence or restoration of the traditional order of things

„as it should be‟.214

Alleen ontketent hij op die manier een onontkoombare spiraal van geweld en terreur die

uiteindelijk ook zijn ondergang zal betekenen. Bij Hamlet wordt deze

onontkoombaarheid van de eigen ondernomen actie, op het einde van het stuk sterk

zichtbaar:

Hamlet, wiens vader is vermoordt, wil hiervoor wraak nemen op zijn moordenaar, zijn

nonkel en broer van zijn vader Claudius. In één van zijn pogingen tot deze wraak

vermoord hij onopzettelijk, maar zonder berouw Polonius, vader van Laertes en

Ophelia.

Laertes, wiens vader door Hamlet is vermoord, wil ook wraak voor deze actie en daagt

Hamlet uit tot een duel waarin zowel hijzelf, als Hamlet het leven laten.215

213

Ibid. 214

NEILL, M., o.c., 2005, p. 329. 215

Ibid., p. 343.

63

Kortom, Hamlet vindt zijn eigen ondergang door toedoen van zijn eigen actie, maar

meer nog. Hij gaat ten onder ten gevolge van de wraakactie van Laertes, een scenario

dat hij zelf had geschreven voor zijn eigen wraak.

64

Scenografie

Ruimte – Stage Space

Het theater van Shakespeare was de Globe, een publiek theater dat kan worden gezien

als standaardmodel voor de meeste publieke theaters uit dezelfde tijd. De Globe werd in

1599 geopend door de Chamberlain‟s Men, het gezelschap waar Shakespeare vast voor

schreef.216

Van het oorspronkelijke theater zijn echter geen documenten bewaard die

beschrijvingen bevatten of specifiekere gegevens met betrekking tot de architect en de

bouw van het theater. Uit verscheidene afbeeldingen van Londen van voor 1644 en

andere geschriften uit die tijd kan wel met zekerheid worden aangenomen dat het

theater een polygonale, haast ronde structuur had.217

Het Elizabethaanse theater was een openlucht theater dat bestond uit een open ruimte

die plaats bood voor een groot aantal toeschouwers, deze stonden op hun beurt langs

drie zijden rond het „platform-stage‟. Het publiek dat haast het hele speelvlak omsloot,

zorgde met zijn aanwezigheid ook voor een drastisch verschil in de acteerstijl van de

acteurs. Door deze manier van kijken bestond er geen vast centraal punt in het theater

waar zowel de acteur als de toeschouwer zich op kon oriënteren. Het gehanteerde

speelperspectief wijzigde continu waardoor alle punten op de scène belangrijk waren.218

Scenografisch is de theaterarchitectuur van het Elizabethaanse theater zeer belangrijk.

Zoals te zien op de afbeelding 2 en 3 in bijlage, bevond zich rond de open ruimte een

overdekte galerij die over de hele omtrek van het theater doorliep, dus ook over de

scene.219

Dit zorgde ervoor dat er op scène een balkon gecreëerd werd waar efficiënt

gebruik van kon worden gemaakt in verschillende stukken.

De aanwezigheid van het balkon zorgde er tegelijkertijd ook voor dat, de gehele speel

vloer werd opgedeeld in twee delen. De speelvloer die voor het balkon lag is de „outer

stage‟, het gedeelte van de vloer dat onder het balkon viel kan worden beschouwd als de

216

WARRE M., Designing and making Stage Scenery, London, Studio Vista Limited, 1968 (1966), p.28. 217

MULRYNE, J.R. en SHEWRING, M. (ed.), Shakespeare‟s Globe Rebuilt, Cambridge, Cambridge

University Press, 1997, p.36. 218

DE VOS, J., Mondelinge mededeling, 2009, 8 mei. 219

WARRE M., o.c., 1968 (1966), p.29.

65

„inner stage‟. Kortom het is een open en vrij theater waar alle mogelijkheden gegeven

werden aan de acteur.220

George Izenour bespreekt deze theaterarchitectuur in zijn werk Theatre Design en merkt

hierbij twee belangrijke invloeden op bij de Elizabethaanse theaterbouw:

The English are holding on to a deep-raked forestage that keeps the actor in

close contact with the audience and at the same time it is backed-up by an

Italian proscenium stage rigged to handle movable scenery in painted

perspective.221

M.C. Bardbook maakte een studie van de Elizabethan stage conditions waarbij haar

voornaamste focus lag op het werk van Shakespeare. Ze vat de kenmerken van het

publieke theater als volgt samen:

The Greeks, while they employed a neutral background, were tied by the

presence of the chorus, which served as a localizing body, and imposed a

modified form of the unities. The Elizabethan stage was free from any

suggestions of particular locality. The stage had properties but no scenery; the

trees of the popular orchard or woodland set, whether real or not, must have

provide rather thin illusion, and this was certainly the most elaborate scene of

the early stage. Spectacle replaced scenery.222

Het voornaamste kenmerk van het Elizabethaans theater was kortom zijn neutraliteit,

hierin lag de kracht van de performance, omdat het net door deze neutraliteit zo flexibel

was.223

Met neutraliteit bedoel ik, de sfeer die werd bereikt doordat werd gewerkt met

een sombere, haast afwezige scenografie, het was niet noodzakelijk elke locatie uit het

stuk perfect weer te geven op scène. De kracht van de enscenering lag hem in het feit

dat doordat de scene vrij was van elke suggestie, de opvoering niet moest onderbroken

worden voor decorwissels en zo de kracht van het verhaal werd verstekt. De

220

DE VOS, J., o.c., 2009 (2003), p.70. 221

IZENOUR, G.C., o.c, 1996, p. 50. 222

BRADBROOK, M.C., o.c., 1968 (1932), p.30. 223

Ibid.

66

toeschouwer werd in het verhaal gezogen en niet gestoord in zijn beleving er van. De

kracht van de tragedie is immers dat het zich afspeelde in de geest van de toeschouwer.

Bradbook merkt hier wel bij op dat het gebruik van „stage effects‟ naar het einde van

Shakespeares carrière toenam.224

224

Ibid., p. 31.

67

Plaats – Dramatic Space

Het Elizabethaanse toneel had de intentie een bewuste recreatie te zijn van het klassieke

Romeins theater.225

Het werd in diezelfde lijn opgevat vrij van elke suggestie van

expliciete plaatsbepaling.226

Zoals reeds eerder vermeld, werd er in publiek theaters voornamelijk gebruik gemaakt

van een neutrale scene.

Er werd wel gebruik gemaakt van enkele bijzet stukken op scène, maar men hanteerde

geen vaste scenografie.227

Deze bewuste keuze van afwezigheid van decor droeg op een

flexibele manier bij tot de verbeelding van de toeschouwer. Tijd- en ruimte-enscenering

konden in het Elizabethaanse theater verwaarloosd of veralgemeend worden ten

voordele van een hoger dramatisch doel.228

Meestal zijn het de personages in de stukken

die door middel van dialoog of monologen plaats en tijdsbeschrijving aangeven.229

Dit fenomeen treft men ook bij de oude Grieken waar het koor in zijn repliek aan het

publiek de setting van de scene meegaf .230

Wanneer er zich in het stuk alsnog locatiewissels voordoen werd dit opgelost door het

sluiten van gordijnen die het „outer stage‟ verbonden met het inner stage wanneer de

personages zich verder verplaatsten over het „outer stage‟. Vervolgens werden opnieuw

deze gordijnen geopend en bevonden de karakters zich op een andere locatie.231

225

WARRE M., o.c., 1968 (1966), p.30. 226

BRADBROOK, M.C., o.c., 1968 (1932), p.30. 227

Ibid. 228

Ibid., p.31. 229

DE VOS, J., o.c., 2009 (2003), p.70. 230

BRADBROOK, M.C., o.c., 1968 (1932), p.30. 231

Ibid., p.32.

68

Hoofdstuk 4: Franse Barok

Frankrijk onder Louis XIV

Het Classicisme is een periode waar men de terugkeer naar de klassieke wortels

belangrijker achtte dan een nieuw ontdekte emotionaliteit. Hierin ontstond de „style

classique‟ een barokke versie van het classicisme, of ook een classicistische variant

midden de barok.232

In de Franse cultuurgeschiedenis, stelt Decreus, kwam het begrip

barok veel minder vaak voor; de Franse 17e eeuw, de eeuw van Louis XIV, is het

hoogtepunt van de „klassieke‟ kunst, dat om verwarring te vermijden best

„classicistische kunst wordt genoemd.233

Hij concludeert hieruit dat de barok dus ook

samenhangt met de opkomst van het absolutisme.

De periode waarin Louis XIV heerst en Racine leeft is niet alleen een periode van

sociale verandering, maar ook een periode van verandering op zowel religieus,

economisch, seksueel als politiek vlak.234

De 17e eeuw bereidt zich voor op de nieuwe

„moderne‟ samenleving die tot stand zal komen in de 18e eeuw. De aanzet tot deze

nieuwe ontwikkelingen zullen worden voorgesteld in het theater.235

Het theater in die tijd werd, net zoals in de Elizabethaanse tijd, gevormd naar het model

van Seneca, waardoor het voornamelijk een retorisch karakter kreeg.236

Men geloofde

dat het Senecaanse theater veeleer bedoeld was om te declameren dan om uit te

beelden.237

In het Frankrijk onder Louis XIV bevond de katholieke Kerk zich in een overgangsfase,

haar belangrijkste doel was om het protestantisme de kop in te drukken.238

Deze

repressie bestond voornamelijk uit het houden van eloquente tirades over de „gevaren‟

van het protestantisme, hoewel de clerus er zelf een exuberante levensstijl op nahield,

232

DECREUS, F., Receptiegeschiedenis van het klassieke, 2009, p. 112. 233

Ibid. 234

GREENBERG, M., French Neoclassical Tragedy: Corneille/Racine, in: BUSHNELL, R. (ed.), A

Companion to Tragedy, Malden , Blackwell Publishing, 2005, p.393. 235

Ibid. 236

Ibid., p. 394. 237

DE VOS, J., o.c., 2009 (2003), p. 71. 238

N.N., Wereldgeschiedenis. 9 Van het absolutisme en de verlichting tot de grote revolutie, Novara, De

Morgen – wereldgeschiedenis, 2007, p.113.

69

waarbij vroomheid en celibaat lang niet meer zo hoog in het vaandel werden

gedragen.239

Het Jansenisme is een theologische en politieke stroming die in 1640 een aanvang nam

met de publicatie van de tekst Augustinus van Cornelis Jansen, of beter bekend als

Jansenius.240

Het Jansenisme had een strikt doctrinair en theologisch karakter en werd

door de meeste gelovigen te streng bevonden. Het Franse hof onder Mazarin en meer en

meer ook het pauselijke Rome keerden zich tegen de doctrine. In Frankrijk ontstond de

hoop definitief af te rekenen met Jansenisme, de beslissende slag vond plaats in 1656 in

de buurt van Sarbonne, waar de Jansenisten werden verslagen, waarna een tijdelijke

vrede terugkeerde.241

Deze tijdelijke vrede was in het belang van Louis XIV zijn religieuze politiek, die er

naar streefde het Calvinisme in Frankrijk volledig uit te roeien.242

In deze strijd tegen de

hugenoten was het dus belangrijk dat zowel katholieken als Jansenisten tijdelijk één

zelfde front vormden, tegen het protestantse „gevaar‟.243

Later zou deze vrede volledig teniet gedaan worden, wanneer Louis XIV in 1709 het

klooster van Port-Royale, bastion van het Jansenisme, laat vernietigen.244

Deze continue dreiging van godsdienst oorlog zorgde voor de voedingsbodem waarin de

tragedie weer kon opbloeien. De bevolking ging gebukt onder een existentiële

levensgedachte. Deze gedacht werd vertaald binnen de tragedie en bood door middel

van catharsis een verlichting van de zorgen van de Franse bevolking.

239

Ibid., p. 114. 240

Ibid. 241

Ibid. 242

Ibid., p. 115. 243

Ibid. 244

Ibid.

70

Racine

Racine was, na Corneille de tweede grote dichter van het 17e eeuwse Frankrijk. Over

Corneille wordt gezegd dat zijn tragedies de mensheid beschrijven zoals ze zou moeten

zijn, terwijl Racine in zijn tragedies, de mensheid beschrijft zoals ze is.245

Het is dan

ook vanzelfsprekend dat ik gekozen heb om Racine te bespreken in het kader van het

tragisch zelfbewustzijn. Wanneer men het tragisch zelfbewustzijn zal toepassen in een

tragedie die de mensheid tentoonstelt zoals ze werkelijk is, gaat men veeleer met echte

menselijke gevoelens en lijden te maken hebben, dan wanneer men mensen voorstelt

zoals ze zouden moeten zijn, waarbij men gevoelens opwekt, die men zou moeten

voelen.

Racine wordt dan ook zeer vaak tot de grote schrijvers van Frankrijk gerekend,

ondermeer Roland Barthes prijst zijn werk:

Racine is doubtless the greatest French author; his genius is then to be located

in none of the virtues that have successively made his fortune,(…) but rather in a

sovereign art of accessibility, which permits him to remain eternally within the

field of any critical language. 246

De tragedies van Racine gaan voornamelijk over de donkere passies van de mens,

waarbij de focus ligt op moord en rivaliteit en familiale obsessies.247

Centraal in zijn

stukken plaatst Racine de persoonlijke verlangens van de protagonist.248

Daarnaast hanteert hij een extreme toepassing van de wet van de drie eenheden, zijnde

de eenheid van tijd, plaats en handeling.249

Deze wetmatigheid binnen het theater was

volledig conform volgens de neoclassicistische conventies.250

Gekoppeld aan deze

conventies kwam de nadruk van het theater expliciet te liggen op de tekst.251

Vanhaesebrouck ziet hierin het nadeel dat de toeschouwer hierdoor niet goed meer weet

wat de auteur juist bedoelde:

245

GREENBERG, M., o.c., 2005, p.393. 246

BARTHES, R., On Racine, Berkeley, University of California Press, 1992, p. ix. 247

GREENBERG, M., o.c., 2005, p.403. 248

Ibid. 249

Ibid. 250

Ibid. 251

VANHAESEBROUCK, K., Le mythe de l‟authenticité. Lectures, interprétations, dramaturgies de

Britannicus de Jean Racine en France (1669-2004), Amsterdam, Editions Rodopi B.V., 2009, p. 23.

71

Les metteurs en scène s'approprient le texte sans que son status patrimonial joue

un rôle central. Le public ne se soucie donc nullement de rapport entre ce qu'ils

voient et ce que Racine devrait être.252

Racine beschikte over de kennis van het oude Grieks en was daardoor in staat de

oerbronnen van het theater te lezen in hun originele staat.253

Zo had hij toegang tot de

originele werken van Euripides, waarnaar hij in zijn eigen werk veelvuldig verwijst.254

In zijn werk treft men daardoor regelmatig de thematiek van het lot en de voorbestemde

ondergang van de tragische held aan. Deze ondergang is doorgaans het gevolg van de

strijd tussen de verlangens van de protagonist en het politiek correcte. Het resultaat van

deze strijd is de innerlijke verscheurdheid van het personage.255

Mitchell Greenberg

geeft in haar essay een voorbeeld van dit onvermijdelijke lot van de karakter in het werk

van Racine:

They are all the products of a traumatic past which clings to them and inhibits

any of their attempts to lead noncontingent, independent existences. All are

condemned to love precisely that person who, because of history, can never love

them in return. In the classic Racinian paradigm: Oreste loves Hermione, who

loves Pyrrhus, who loves Andromaque, who loves Hector, who is death. This

first great tragedy posits,(…), the impossibility of desire ever being satisfied.256

Naast de onmogelijkheid tot bevrediging van zijn verlangens, onderwerpt Racine zijn

personage ook aan een sadomasochistische dialectiek.257

Hierin vindt een doodstrijd

plaats tussen een weerloos slachtoffer en een krachtige tegenstander, waarbij de lust van

de overheerste wordt aangewakkerd doordat het slachtoffer weigert te beantwoorden

aan de gevoelens van de tegenstander.258

Hierin ligt volgens Greenberg de kracht van

het theater van Racine:

252

Ibid. 253

GREENBERG, M., o.c., 2005, p.405. 254

Ibid. 255

Ibid., p. 406. 256

Ibid. 257

Ibid., p. 407. 258

Ibid.

72

The essential dynamic of the Racinian tragic is a spiraling whirlwind of desire

and aggression that reaches its climax in the destruction of what we can only

define as the expiatory victim of this theater of beauty and cruelty.259

Greenberg merkt hierbij op dat de tragedies van Racine telkens zijn gesitueerd op het

breukvlak tussen een oud en nieuw politiek regime.260

Dit breukvlak wordt

geïncorporeerd in de Racinaanse held, die te maken krijgt met een breuk tussen passie

en schuldgevoel.261

Kortom, de politieke instabiliteit van de buitenwereld vertaalt zich

in de emotionele wereld van de protagonist, waarbij deze crisis enkel kan worden

opgelost door de offeren van de tragische held.262

Greenberg vat dit als volgt samen:

“The tragic hero who, becoming the victim of that world in crisis, is immolated to

expiate the sins of society, and by so doing, restore order to it”.263

In een ander werk over Racine, spreekt Greenberg over de functie die het theater van

Racine in de 17e eeuw had, als mediator tussen publiek en maatschappij:

The theater‟s role is proleptically to represent changes in social formations that

are still only immanent in society at large. It seems like more than a fortuitous

coincidence that the theater should emerge in the late sixteenth and seventeenth

centuries as a privileged form of representation in a society undergoing such

fundamental realignments of its most essential structures. The stage mediates

between the individual and the collective in an extraordinarily charge moment of

dramatic social exchange.264

259

Ibid. 260

Ibid. 261

Ibid. 262

Ibid. 263

Ibid. 264

GREENBERG, M., Racine. From Ancient Myth to Tragic Modernity, Minneapolis, University of

Minnesota Press, 2010, p. 23.

73

Tragisch Zelfbewustzijn

De locus van het tragische ligt bij Racine zo goed als altijd gesitueerd binnen de

familiale ruimte. De oorzaak van de tragedie is daardoor altijd te vinden in familiaal

verband.265

Hierdoor wordt duidelijk dat Racine zich zeer strikt houdt aan de regels

mede voorgeschreven door Aristoteles, die zoals eerder besproken, stelt dat de meest

tragische actie plaatsvindt tussen verwanten.

Racine vindt het hierbij niet noodzakelijk een scheiding te maken tussen de grens van

de staat en de familie, gezien hij vindt dat, eens men gevangen zit in het verstikkende

web van familiale intrige, alle andere grenzen onduidelijk worden.266

Het tragisch

zelfbewustzijn ligt er opnieuw in dat het onmogelijk is te ontsnappen uit situaties als

deze, waarin men zich al dan niet bewust is van zijn positie. Of zoals Greenberg het

beschrijft:

In the world of classical dramaturgy, this tightening represents one more

suffocating twist of the tragic knot that condemns the subject of this tragedy to

ever more violent efforts to escape his fate, a fate that seems to close ever more

forcefully around him with harrowing consequences.267

Decreus schrijft dat het voornaamste doel in de tragedies van Racine was om de

toeschouwers te behagen, hen emotioneel te behagen. De tragiek echter komt voort uit

de psychologie van de personages.268

Elk leeft in een gesloten wereld waaruit hij niet ontsnappen kan en waarin ook

niemand kan binnendringen. Vandaar een tragiek van de eenzaamheid en een

aantal personages die alleen zijn met een passie die hen verteert. De held is

geen supermens, hoeft niet volmaakt te zijn. Veelal draait de thematiek rond de

liefde, die de mensen soms brengt tot vernederende en oneervolle stappen, hen

voert tot leugens en ontrouw en zelden een gedeelde of wederzijdse liefde

voortbrengt. 269

265

GREENBERG, M., o.c., 2005, p.404. 266

Ibid. 267

Ibid. 268

DECREUS, F., Receptiegeschiedenis van het klassieke, 2009, p.117. 269

Ibid.

74

Ook Decreus wijst op dit onontkoombare lot van de protagonist als veruitwendigen van

het tragisch zelfbewustzijn.

75

Andromache

Andromache, de weduwe van Hektor, oudste zoon van Priamos, koning van Troje,

wordt na de val van Troje gevangen genomen door de Grieken en meegevoerd naar

Griekenland waar zij krijgsgevangene is van en bemind wordt door Pyrrhus, zoon van

Achilles en koning van Epirus. Het stuk speelt zich af in Buthrotum, een stad in Epirus,

in één van de zalen van het koninklijk paleis.

Pyrrhus is eigenlijk verloofd met Hermione, dochter van Menelaos en Helena, die aan

de oorzaak lag van de Trojaanse oorlog.270

Hermione wordt op haar beurt begeert door Orestes, zoon van Agamenon, broer van

Menelaos.271

In het begin van het stuk keert Orestes terug naar Epirus, met een opdracht van de

Griekse koningen om de zoon van Hector te doden. Hij heeft echter ook een geheime

agenda waar hij Hermione, zijn geliefde en verloofde van Pyrrus wil heroveren. Uit

liefde voor zijn moeder Andromache, weigert Pyrrus, Hectors zoon te offeren aan de

Grieken. Hij hoopt hierdoor haar liefde voor hem te winnen, maar Andromache blijft

halsstarrig Pyrrus‟ liefde weigeren.272

Orestes zoekt Hermione op. Zij besluit met hem mee te gaan als Pyrrus openlijk voor

Andromache kiest, wat hij doet door voor het leven van haar zoon te kiezen. Pyrrus

daarentegen komt terug op zijn eerdere beslissing en besluit toch Andromaches zoon te

offeren, omdat zij zijn liefde blijft weigeren, en Hermione te trouwen. Orestes hoop op

de liefde van Hermione lijkt plotsklaps verloren.273

Uiteindelijk beslist Andromache toch in te gaan op het aanzoek van Pyrrus om het leven

van haar zoon alsnog te redden, hoezeer ze Pyrrus ook haat als beul van haar familie.

Haar plan is te trouwen met Pyrrus en haar zoon veilig te stellen, om vervolgens

zelfmoord te plegen.274

Door deze nieuwe wending vraagt een gekwetste Hermione, Orestes haar te wreken en

Pyrrus te doden. Op de trouw van Pyrrus en Andromache doden de Grieken,

meegekomen met Orestes, Pyrrus. Wanneer Orestes het nieuws meldt aan Hermione is

270

RACINE, J., Andromache, Amsterdam, Toneelgroep Amsterdam, 1990, p. 12. 271

GREENBERG, M., o.c., 2005, p.406. 272

RACINE, J., o.c., 1990, pp. 13-25. 273

Ibid., pp. 26-44. 274

Ibid., pp. 45-54.

76

zij razend op hem dat hij haar geliefde gedood heeft. Zij pleegt na het zien van Pyrrus

dode lichaam, zelfmoord.

Andromache die door het huwelijk met Pyrrus nu koningin is van Epirus, besluit zich

tegen de Grieken te keren om haar verloren echtgenotes te wreken. De Grieken vluchten

en nemen Orestes met zich mee die waanzinnig werd door de afwijzingen van

Hermione.275

275

Ibid., pp. 55-72.

77

Het Tragisch Zelfbewustzijn in Andromache

De tragische gedacht in het theaterstuk Andromache verdeelt zich in het theaterstuk

over verschillende personages.

Lucien Goldmann die in zijn werk Le dieu caché : „la vision tragique dans le théatre de

Racine‟ bespreekt zegt het volgende over de tragische personages: Les personnages

tragiques, c‟est-à-dire « ceux dont le malheur fait la catastrophe de la tragédie » ne

sont « ni tout à fait bons ni tout à fait méchantes ».276

Hij stelt dus dat de tragedie niet

gaat over goed of slecht, maar over het tragische lot dat de personages beschoren is. Dit

tragische lot lijkt op het eerste gezicht vorm te krijgen in de personages van

Andromache en Orestes. Toch wijst Goldmann en ook Greenberg erop dat niet alleen

Andromache en Orestes tragische helden zijn, integendeel, dat Pyrrus misschien wel het

meest tragische personages is van het stuk.277

Greenberg baseert zich op Barthes die Pyrrus ziet als tragisch personage.

He appears as the lone protagonist who wishes to free himself of the past – that

is, of his infeudation to his father, to himself as his father ( the constant

comparisons and conflations of him with Achille), and more importantly to the

stasis of the fraternity of the new generation of Greeks, a fraternity that has

killed the father ( Priam – Troy) but also, in the distribution and consumption of

the spoils of Troy, metaphorically dismembered and devoured him.278

Pyrrus wil losbreken uit zijn lot dat bepaald wordt door zijn voorvaderen. Daardoor

fungeert hij als een directe tegenpool van Andromache die wil vasthouden aan dat

verleden, een verleden met herinneringen aan Hector, haar geliefde. Of zoals Goldmann

zegt: « Concluons qu‟il a suivi les lois de son univers en grandissant Andromaque pour

accentuer l‟opposition radical qui la sépare de Pyrrhus. » 279

Hierin ligt de onmogelijkheid van de liefde die Pyrrus nastreeft. Een streven naar een

niet te bevredigen gevoel dat zal leiden tot zijn ondergang.

276

GOLDMANN, L., Le dieu cache. Étude sur la vision tragique dans les Pensées de Pascal et dans le

théâtre de Racine, Paris, Éditions Gallimard, 1959, p. 353. 277

Ibid., p. 354. 278

GREENBERG, M., o.c., 2010, p. 55. 279

GOLDMANN, L., o.c., 1959, p. 354.

78

Goldmann rekent Pyrrus daarom tot de categorie van personages waartoe voor hem ook

Orestes en Hermione behoren. Hoewel ze psychologisch verschillend zijn, zijn ze

moreel wel gelijkaardig: “par leur absence de conscience et de gandeur humaine”.280

Goldmann rekent deze personages als de kern van de tragedie, in tegenstelling tot

Andromache die slechts tot de periferie behoort.281

Zij representeren “le monde des

fauves de la vie pasionnelle et amoureuse”.282

De tragedie van Andromache ligt erin dat zij de gevangene is van de man die hielp haar

familie af te slachten en dat zij voor het leven van haar zoon afhankelijk is van zijn

liefde voor haar. Om haar zoons leven te behouden, zal zij haar walging en

haatgevoelens voor die man, en liefde voor Hector, aan de kant schuiven en met hem

trouwen. Enkel op die manier is het leven van haar kind gewaarborgd en blijft het

Trojaanse huis bestaan.

Goldmann stelt vast dat Racine haar voor een keuze plaats waarin het tragisch

zelfbewustzijn van Andromache vervat ligt.

Un choix, dont les deux éléments, fidélité à Hector et vie d‟Astyanax, sont

également essentiels pour son univers moral et humain. C‟est pourquoi elle ne

pourra choisir que la mort qui sauve l‟une et l‟autre de ces deux valeurs.283

Toch zal zij uiteindelijk de keuze maken te trouwen met Pyrrus en met deze beslissing

het lot van niet alleen haar, maar alle betrokken personages vastleggen. Goldman vat de

tragedie van Andromache als volgt samen:

Andromaque est tragique dans la mesure où elle refuse l‟alternative, opposant

au monde son refus volontaire de la vie, le choix librement accepté de la mort.

Elle n‟est cependant plus tragique lorsque, décidant d‟accepter, avant de se

tuer, le marriage avec Pyrrhus, elle ruse avec le monde pour transformer sa

victoire morale en victoire matérielle qui lui survivrait.284

280

Ibid. 281

Ibid., p. 355. 282

Ibid. 283

Ibid., pp. 354-355. 284

Ibid., p. 358.

79

De tragedie van Orestes heeft te maken met de liefde van Orestes voor Hermione. Het is

zoals reeds eerder besproken, stelt Greenberg: Orestes houdt van Hermione, die houdt

van Pyrrus, die op zijn beurt houdt van Andromache, die nog steeds houdt van Hector

die dood is.285

Het tragische lot van Orestes is een verlangen dat nooit bevredigd zal

worden. Orestes gaat tot het einde voor Hermione, hij doet alles wat zij verlangt, zelfs

de koning van Epirus, Koning Pyrrus, doden, maar zij aanvaart zijn trouw en loyaliteit

niet. Zij veracht hem om zijn daden (die zij hem zelf opdroeg) en pleegt vervolgens

zelfmoord. Door het verlies van zijn geliefde, wordt Orestes waanzinnig en krijgt hij

visioenen van een dode Hermione en Pyrrus.

Alle drie deze personages worden door Goldmann benoemd als “fauves de la passion”,

een benaming die hun hele karakter en handelingen vervat: “Les fauves de la passion

sont des égoïstes dépourvus de toute norme éthique véritable et ne deviennent que trop

facilement des fauves dans touts les autres domaines de la vie.”286

Hierin ligt voor deze

personages ook hun tragisch zelfbewustzijn, doordat zij leven zonder enige ethische

norm, leven zij een ongecontroleerd en onbeheerst leven dat zal leiden tot hun

ondergang. Hun handelingen zijn als volgt te begrijpen:

Oreste et Pyrrhus sont, eux aussi, placés devant une alternative, mais ils

n‟auront jamais une réaction digne d‟un homme authentiquement conscient, pas

même celle du choix résolu et ouvert d‟un des termes de l‟alternative. Leur vie

sera une permanent oscillation, régie par les événements extérieurs et non par

leur propre conscience ; jetés d‟un côté ou de l‟autre, ils feront, le plus souvent,

le contraire de ce qu‟ils disent ou veulent faire.287

Dit wordt onmiddellijk duidelijk bij aanvang van het stuk waar Orestes zijn intenties uit,

hij is officieel naar Epirus gekomen om de zoon van Hector te doden, maar in realiteit

komt hij om zijn geliefde Hermione terug te winnen. Zij zegt met hem mee te gaan als

Pyrrus niet voor haar kiest, maar vurig hoopt ze dat haar huwelijk toch zal doorgaan.

Pyrrus trouwt enkel met Hermione als reactie op Andromache die niet voor zijn liefde

wil zwichten. Allen leven in een wereld van een vals bewustzijn, niemand zegt ooit wat

hij echt bedoelt, wat men wil bereiken tracht men gedaan te krijgen door middel van

285

GREENBERG, M., o.c., 2010, p. 57. 286

GOLDMANN, L., o.c., 1959, p. 355. 287

Ibid., pp. 355-356.

80

listen en intrige, waar men zelf in verstrikt zal raken: “des instruments qu‟il emploi pour

tromper les autres et se tromper lui-même.”288

Opnieuw kan men dus stellen dat het tragisch zelfbewustzijn van alle personages ligt in

verwoed streven naar een toestand die nooit valt te bereiken, een toestand die niet lag

vervat in zijn voorziene lot en bijgevolg dus een poging dat noodlot te ontlopen. Zoals

Greenberg het in het geval van Pyrrhus stelt: The desire of Pyrrhus, the “freest

character in all Racine,” is, so fervent that he attempts to break this cycle of frustration,

but doing so pits him against the gods.289

288

Ibid., p. 356. 289

GREENBERG, M., o.c., 2010, p. 57.

81

Scenografie

Ruimte – Stage Space

Het theatergebouw kende in de tijd van Racine een enorme ontwikkeling. Er ontstond

meer en meer interesse in het spektakel gehalte van het theater. Vanuit deze beweging

ging men zich ook meer gaan toeleggen in het ontwerpen van een scenografie,

voornamelijk werd dit uitgevoerd door architecten aangezien er nog geen beroep van

scenograaf betond.290

De vorm van de theaters, zoals te zien in onderstaande afbeelding,

durfde bijgevolg al eens te variëren, maar men vertrok steeds van dezelfde basis. De

belangrijkste positie in het theater de Koninklijke loge. Deze loge bestond uit een

platform dat zodanig in het theater werd opgesteld dat men vanuit deze positie het beste

zicht kreeg op het perspectief van de beschilderde decors en de scene. Deze positie was

ook strategische gekozen, door haar centrale locatie in het theater was het voor iedereen

mogelijk om vanuit elke positie deze Koninklijke zitplaatsen te zien. In het Franse

theater ging het er vooral om, om te zien en gezien te worden. Wat symbolisch kan

gesteld worden als een theater binnen het theater.

290

WARRE M., o.c., 1968 (1966), p.33.

Ondiepe

Scene

82

Fig.6: Grondplan van een Baroktheater.

Deze afbeelding geeft het grondplan van Teatro Farnese te Parma weer, ontworpen door Aleotti in 1618.

Hoewel dit een Italiaans Barok theater is, kan worden aangenomen dat haast alle theaters in de 17e eeuw

in Frankrijk en Italië deze vorm volgden.

(WARRE, M., Designing and making Stage Scenery, p.33.)

Het spel van de acteurs werd gebracht op een breed maar ondiep podium. Het decor

waarvoor werd gespeeld, werd beschilderd met perspectivische ensceneringen. Deze

beschilderingen zouden op termijn evolueren van een centraal perspectief naar een

diagonaal perspectief. Op deze manier was het mogelijk op scene de illusie te creëren

van dieptewerking.291

De theateropvoeringen tijdens de barok maakten sindsdien veel meer gebruik van de

toepassing van machinerieën. Verschillende architecten bewerkstelligden in hun

scenografie niet enkel het decor maar gaven ook een extra dimensie aan de opvoering

door de toepassing van specialeffects.292

Het ideaal van West-Europa was toen „grandeur‟, het was een tijdperk van schittering,

pracht en praal.293

Ook in de decors van het theater was deze kunstzinnige uitwerking

zichtbaar, het was een combinatie van formele grandeur en gepassioneerde emoties die

de tragedie en de opera groot maakten.294

Ook de vorm van het theater zou nog verschillende malen wijzigen in een zoektocht

naar een zo goed mogelijke zichtbaarheid gecombineerd met de beste akoestiek. Al snel

zou blijken dat een hoefijzervormig theater de meest efficiënte vorm zou zijn om aan

beide eisen te voldoen.295

Izenour ziet, op het vlak van theaterbouw en scenografie, de periode waarin de tragedies

van Racine werden opgevoerd als: „the age of the designer‟ waarin men op zoek ging

naar de perfectie van de geschilderde scenografie die reeds vanaf de 16e eeuw gebruikt

werd.296

Hij beschrijft het theatertype waarin Racine doorgaans werd opgevoerd, als een

hoefijzervormige schouwburg met een proscenisch podium.297

291

WARRE M., o.c., 1968 (1966), p.34. 292

Ibid., p.32. 293

DECREUS, F., Receptiegeschiedenis van het klassieke, 2009, p.115. 294

Ibid. 295

WARRE M., o.c., 1968 (1966), p.34. 296

IZENOUR, G.C., o.c., 1996, pp. 164-165. 297

Ibid.

83

Hoewel Racine gewoonlijk in het „Théatre de l‟Hôtel de Bourgogne‟ in Parijs

vertoonde, kan deze schouwburg en haar scenebouw zonder problemen worden

besproken aan de hand van het „Theatro Farnese‟ te Parma, dat werd geopend in 1628,

twintig jaar voor de opening van „L‟Hôtel de Bourgogne‟ in 1648.298

Omwille van te gewelddadig, werden sommige zaken als moord en veldslagen niet

vertolkt op scene, deze werden tot de toeschouwer gebracht via het verslag van een

bode.299

Doordat deze acties dus niet werden afgebeeld en doordat men zeer strikt

vasthield aan de wet van eenheid van handeling, plaats en tijd, koos men vaak voor de

vaste scenografie van „le palais a volonté‟.300

Dit concept impliceert een afbeelding van

een niet nader gespecificeerd paleis. William Howarth omschrijft deze scenografie in

zijn werk over het theater tijdens het neoclassicisme als volgt:

A suitably „noble‟ setting for tragedy. Who was both proper for regular

tragedies which observed the unity of place, and practical for theatres which

had few technical resources and where part of the audience was on the stage.301

Edward James en Gillian Jondorf bespreken in hun vertaling van Phèdre, de context

waarin Racine‟s tragedies plaats vonden. Ook zij stellen dat de scenografie in die

periode eerder eenvoudig was, bestaande uit een vaste set, namelijk het „palais a

volonte‟.302

Zij voegen hier wel aan toe dat Racine steeds een voorschrift voorzag met

de exacte specificaties voor de setting van zijn stuk.303

Onderstaande lijst toont een opsomming van specifieke voorschriften die Racine

voorzag bij het „palais a volonté‟ voor verschillende van zijn tragedies:

298

Ibid. 299

HOWARTH, W.D, Theatre in Europe: A Documentary History. French Theatre in the Neo-classical

Era, 1550-1789, Cambridge, Cambridge University Press, 1997, p. 225. 300

Ibid. 301

Ibid., p. 226. 302

JAMES, E. en JONDORF, G., Racine: Phèdre, Cambridge, Cambridge University Press, 1994, p.6. 303

Ibid.

84

Fig.7 Requirements for Racine‟s tragedies: the „palais à volonté‟.

(HOWARTH W.D., Theatre in Europe a documentary history. French theatre in neo-classical

era, 1550-1789, p.226.)

De afbeeldingen in bijlage 5 met de doorsnede van het Theatro Farnese te Parma en een

doorsnede van de opera van Versaille geven een duidelijk weergave van waar deze

geschilderde scenografie van het palais á volonté zich juist bevond op scene. Ik neem

beide theaters onder de loep gezien het ene zich aan het begin van Racine‟s periode

situeert en het andere aan het einde.

Zoals zichtbaar in beide afbeeldingen, bevindt de beschilderde achtergrond zich op het

einde van het podium. Dynamiek en perspectief worden bewerkstelligd door de

verschillende gelaagdheid van dit decor. De acteur zal zich daardoor steeds op het

ondiepe proscenium304

begeven, gezien anders, hij het geconstrueerde perspectief

ontkracht en daardoor de illusie op scene wordt doorbroken.

304

Een soort voorpodium waarop door de acteur wordt gespeeld, voor een diepere scene die enkel wordt

gebruikt voor perspectief suggestie, door middel van decor en scenografie.

85

Plaats – Dramatic Space

In de theater van de 17e eeuw in Frankrijk heerste een absoluut ontzag voor de Poëtica

van Aristoteles. Elke geschreven tragedie moest voldoen aan zijn voorgeschreven

richtlijnen. Aristoteles schrijft in zijn Poëtica over een eenheid van tijd en handeling. In

Frankrijk interpreteerde men dit echter als een eenheid van tijd en plaats, waaruit de

regel voortvloeide dat het totale stuk zich louter en alleen op één plaats afspeelt.

Bijgevolg mocht er geen verandering van decor plaatsvinden. Deed het zich toch voor

dat er belangrijke feiten voor het stuk zich op een andere plaatsen afspeelden dan deze

die werd voorgesteld op scene, dan werd hierover verslag gebracht door een bode.

Daarnaast moest de handeling in het stuk zich afspelen binnen één etmaal.

Het theater van Racine bevat volgens Roland Barthes drie tragische ruimtes: de

Chamber, de Antechamber en het Exterior.305

„De Chamber‟ symboliseert het

overblijfsel van de mythische grot waar de oerkracht schuilt.306

Deze „Chamber‟ gaat

over in de „Antechamber‟, de tweede tragische plaats, die het eigenlijke toneel

voorstelt.307

Het is zoals Barthes in de vertaling van Ron Howard het schrijft:

The Antechamber is a medium of transmission; it partakes of both interior and

exterior, of Power and Event, of the concealed and the exposed. Fixed between

the world, a place of action, and the Camber, a place of silence, the

Antechamber is a site of language: it is here that tragic man, lost between the

letter and the meaning of things, utters his reasons.308

Langs deze tragische locatie wordt de tragedie naar de toeschouwer overgebracht. De

„Camber‟ en de „Antechamber‟ zijn verbonden door een deur.309

Deze deur als tragisch

object symboliseert de dreiging van nabijheid en uitwisseling tussen de personages.310

Door de aanwezigheid van deze deur creëert men een gevoel onzekerheid, of zoals

Barthes het stelt: “De muren hebben oren”.311

Hij besluit hiermee dat het toneel van

305

BARTHES, R., o.c., 1992, pp.3-5. 306

Ibid., p.3. 307

Ibid., p.4. 308

Ibid. 309

Ibid., p.5. 310

Ibid., p.4. 311

Ibid., p.5.

86

Racine bijgevolg kan ervaren worden als een dubbel spektakel, zowel voor de

toeschouwer als voor het onzichtbare, „de muren‟, je weet nooit wie mee luistert.312

De derde tragische ruimte is het exterieur, hier vindt geen transmissie plaats.313

Barthes

noemt dit eenvoudigweg de behuizing van het tragische, of met andere woorden het

decor.314

Hij besluit met volgende woorden: “The tragedy is simultaneous prison and protection

against impurity, against all that is not itself.”315

Alles wat plaatsvindt in het stuk leidt naar de tragische basis waarbinnen het gevangen

zit.316

312

Ibid. 313

Ibid. 314

Ibid 315

Ibid. 316

Ibid., p.8.

87

Hoofdstuk 5: Onderlinge vergelijking

Historiek

Het doel van deze analyse was te onderzoeken hoe het tragisch zelfbewustzijn binnen de

tragedie invloed heeft op de scenografie. Om dit te kunnen onderzoeken ben ik eerst op

zoek gegaan naar hoe de tragedie heeft kunnen plaats vinden, hoe het is kunnen ontstaan

en hoe haar vormelijke aspecten uiteindelijk zijn geëvolueerd doorheen de geschiedenis.

Hiervoor heb ik drie verschillende periodes uit de Westerse geschiedenis besproken: De

Klassieke Oudheid in Griekenland, 4e – 5

e eeuw BC, de Renaissance in Engeland

gedurende de 16e en de 17

e eeuw en de Barok van de 17

e eeuw in Frankrijk.

Elk van deze periodes wordt gekenmerkt door een bloei van de tragedie in het theater.

Telkens beschikte de tragedie in elke periode over hetzelfde doel: onlustgevoelens,

opgewekt door een insnijdend nationaal gevaar, verzachten door middel van een

kleinere dosis van dit gevoel ten tonele te voeren in de tragedie.

De redenen van deze „onlustgevoelens‟ waarmee elk aangehaald tijdperk

geconfronteerd wordt, zijn echter niet hetzelfde, toch kunnen er enkele gelijkenissen

getrokken worden.

De Griekse tragedie werd veroorzaakt door de dreiging van de Perzen die bereid waren

grote oorlogen te voeren ten voordele van de uitbreiding van het Perzische rijk. De

Franse tragedie ontstaat uit de dreiging voor de oorlog tussen het Jansenisme en de

Katholieke staat die het hele land zou meetrekken in een gruwelijke burgeroorlog

vergelijkbaar aan de dertigjarige oorlog in Duitsland gedurende de eerste helft van de

17e eeuw.

Beide tragedies worden in de hand gewerkt door de dreiging van oorlog, gekoppeld aan

gevoelens van angst. Bij zowel de Griekse als de Franse tragedie speelt de invloed van

catharsis vervolgens een zeer grote rol.

De oorzaak van de Engelse tragedie berust op een heel andere grond, zij heeft een

eerder positieve oorzaak in vergelijking met de Griekse en de Franse tragedie. De

tragedie in Engeland werd veroorzaakt door de overrompelende vrijheid en tegelijk ook

de dreiging van de wereldzeeën en de daaraan gekoppelde ambitie de wereld te

veroveren en te beheersen.

88

Tragedie en Tragisch zelfbewustzijn

De tragedieschrijvers uit de drie besproken periodes vertonen onderling één opvallende

gelijkenis. Zowel Euripides als Shakespeare en Racine beschikken over het bijzondere

talent de mens voor te stellen zoals hij is. De natuurlijke en psychologische motieven

van de personages komen veelvuldig aan bod en ook reflectie op de eigen tijd en

omgeving wordt niet geschuwd. Dit zorgt ervoor dat deze stukken, door hun

menselijkheid, ook vandaag nog steeds kunnen worden opgevoerd en toeschouwers nog

steeds geroerd zijn door hun eerlijkheid en herkenbaarheid. Euripides, Shakespeare en

Racine kunnen dan ook zonder problemen tot de meesters van de tragedie gerekend

worden.

Een voorbeeld hiervan zijn de werken die ik besproken heb in deze analyse, Medea van

Euripides, Shakespeare‟s Hamlet en Andromache van Racine behoren nog steeds tot het

hedendaags theaterrepertoire.

Ik koos deze stukken om het tragisch zelfbewustzijn te onderzoeken, omdat alle drie

deze teksten een gemeenschappelijke grond hebben. Bij allen staan de familiebanden

centraal: Medea staat in relatie tot haar man en haar kinderen, Hamlet staat diagonaal

tegenover zijn vader en zijn moeder en nonkel. Racine laat ook Andromache beslissen

over het leven van haar zoon.

In alle drie de verhalen staat de relatie tussen ouder en kind centraal. Het uitgebeelde

leed vindt plaats tussen bloedverwanten. Dit is volgens Aristoteles de meest effectieve

manier om medelijden op te wekken bij de toeschouwer, en zo de geest van de tragedie,

het tragisch zelfbewustzijn, het duidelijkst te laten overkomen. Deze drie protagonisten

en titelhelden, staan allen voor een keuze, waarbij ze zich bewust zijn dat de keuze die

ze zullen maken, effect zal hebben op hun verwanten.

Alle drie de theaterstukken zijn ook voorbeelden van wraaktragedies, Medea wil wraak

voor het onrecht dat haar is aangedaan, Hamlet wil zijn vader wreken en Andromache

wil wraak voor de moord op haar man en de val van Troje. Hierdoor worden de

protagonisten bezeten door een obsessief gevoel van wraak, doordat hem of geliefden

van hem onrecht is aangedaan. Dit obsessief verlangen zorgt voor hun lijden en plaatst

hen voor een keuze waarvan ze weten dat ze er anderen of zichzelf mee zullen schaden.

89

Dit vooruitzicht op een uitzichtloze situatie, laat de tragische held reageren op

agressieve wijze waarmee hij zijn eigen ondergang, of die van anderen, bewerkstelligt.

Er bestaat dus een onderling verband tussen het lijden, verlangen en de agressie van de

tragische held. Dit komt het duidelijkst in beeld bij de tragedie van Medea, haar lijden

wordt opgewekt doordat Jason haar verlaten heeft. Daardoor koestert zij het verlangen

van wraak, zij wil dat Jason evenveel pijn ervaart als zij. Maar dit verlangen blijft echter

onbevredigd, want Jason blijkt gelukkig te zijn, hij laat Medea in de steek en trouwt met

een prinses, waardoor hij aanspraak maakt op de troon. Door dit onbevredigd verlangen

gaat Medea over tot agressieve actie, waarbij zij niet enkel de prinses en haar vader

doodt, maar ook haar kinderen.

Het lijden, verlangen en agressie zijn bijgevolg drie belangrijke kenmerken van het

tragisch zelfbewustzijn. Het lijden zorgt voor het verlangen en in het verlangen ligt de

agressie gevangen. Deze agressie zal echter nooit een antwoord bieden aan het lijden,

het zal het alleen maar herbevestigen.

90

Scenografie

Voor de opvoering van de Griekse tragedie anno 4e eeuw v.Chr. bestond er geen echte

scenografie. Er werd wel gebruik gemaakt van een soort beschilderde achtergrond die

de illusie wekte van een façade. Deze achtergrond was echter niet gebonden aan het

opgevoerde stuk. Het werd elk jaar opnieuw opgesteld en bleef gedurende een langere

periode voor verschillende opvoeringen van verschillende stukken staan.

Er kon wel gebruik gemaakt worden van enkele stukken die werden toegepast als

decorsuggestie, maar deze actie bleef over het algemeen tot het minimum beperkt.

Wel werd de natuurlijke theaterarchitectuur gebruikt om extra dimensie te geven aan de

performance. Zo fungeerden, zoals eerder vermeld, de deuren in het proskenion, als de

zijden van scene als betekenisgevend in het geheel.

Hierbij stond de linkse deur als de linkerzijde van de skene voor het niet geciviliseerde,

de natuur en de rechter deur en rechterzijde van de skene voor civilisatie en de stad. De

centrale deur fungeerde als symbolisering voor de paleispoorten of voor de

aankondiging van prominente personages.

In het Engeland van de 16e eeuw werden de tragedies van Shakespeare opgevoerd in

publieke theaters, deze waren, eveneens als het Griekse theater, openluchttheaters. Door

de octagonale theaterarchitectuur met doorlopende overdekte galerij op de eerste

verdieping, ontstond er een „natuurlijk‟ gevormd balkon op scene dat fungeerde als

scenografie. Buiten deze architecturale setting werd er verder geen scenografie

toegepast.

De Elizabethaanse scene was in publieke theaters, vrij van elke suggestie. Net hierin lag

de kracht van haar enscenering, de opvoering moest niet onderbroken worden voor

decorwissels en zo werd de kracht van het verhaal verstekt. Het toneel van Shakespeare

wordt dus gekenmerkt door een neutrale scène.

Het volstond om in een monoloog of dialoog van de personages, de plaats van

handeling te vernoemen, om het publiek te laten weten waar het geënsceneerde zich

afspeelde.

91

Tijdens de Barok in Europa floreerden de beeldende kunsten, deze bloei is ook zichtbaar

in het Franse theater van Racine. Binnenin een weelderige theaterarchitectuur werd er

gebruik gemaakt van overweldigende perspectivische decor ensceneringen. Waarbij

door de toepassing van het perspectief de illusie werd gecreëerd van ruimte en

dieptewerking op de scène. Architectuur en interieur werden hierdoor, in een zelfde

grandeur, volledig op elkaar afgestemd.

Door de afwezigheid van actie op scène, werd veelvuldig binnen het theater gekozen

voor een vast concept op vlak van scenografie. De beschilderde achtergrond beeldde in

deze gevallen het „palais a volonté‟ af. Dit concept impliceerde de afbeelding van een

niet nader gespecificeerd paleis. Hoewel deze afbeelding van „palais a volonté‟ bij elke

voorstelling verschillend kon zijn, en een knap staaltje was van perspectivische

classicistische schilderkunst, kan men toch spreken van een eerder neutrale scenografie,

gezien er buiten deze achtergrond schildering geen andere scenografie meer werd

toegepast. Toch konden er volgens de vereisten van het stuk extra attributen worden

toegevoegd aan het „palais a volonté‟, deze vereisten werden door de theaterauteur

genoteerd en bijgevoegd bij het stuk.

92

Besluit: heeft tragisch zelfbewustzijn invloed op de scenografie?

In dit onderzoek ging ik op zoek naar een antwoord op de vraag of het tragisch

zelfbewustzijn in de tragedie invloed heeft op de scenografie van de enscenering van de

tragedie. Hiervoor onderzocht ik hoe het tragisch zelfbewustzijn aan bod komt in de

tragedie en dat voor de volgende drie periodes: Klassieke Oudheid, Engelse

Renaissance en Franse Barok . Voor deze periodes ging ik ook na hoe de scenografie

eruit zag. Wanneer ik beide gegevens voor deze drie tijdsvakken vergelijk kom ik tot

volgende conclusie:

In alle drie de periodes is er sprake van een neutrale scenografie, waarbij decoraties zeer

miniem of zelfs afwezig zijn. Men kan dus op een eerste zicht stellen dat het tragisch

zelfbewustzijn door deze afwezigheid van scenografie, geen effect heeft op de

scenografie. Deze veronderstelling is volgens mij echter een foute gedachte.

Mijn hypothese luidt immers dat het tragisch zelfbewustzijn wel degelijk een invloed

uitoefent op de scenografie, net doordat deze afwezig lijkt.

Hiervoor baseer ik mij op een reeds eerder besproken stelling van Aristoteles. Hij stelt

immers dat de kracht van de tragedie niet ligt in haar uitbeeldend vermogen, maar in

haar plotopbouw. Hierbij ligt de focus van de gebeurtenissen bij de toeschouwer niet op

het zien, maar op het horen van deze belevenissen.

De kern van de tragedie is het tragisch zelfbewustzijn, zoals hierboven vermeld ligt de

kracht van dit tragisch zelfbewustzijn dus ook in het horen van haar gebeurtenissen.

Doordat men in deze drie perioden, waarin de tragedie haar bloei kende, steeds gebruik

maakt van een neutrale scenografie, wordt de toeschouwer tijdens het horen van het

relaas niet gestoord door visuele overbodigheden. De afwezigheid van scenografie zorgt

er ook voor dat de performance niet, of minder moet onderbroken worden ten behoeve

van decorwissels. Hierdoor wordt de toeschouwer meer in het verhaal gezogen,

waardoor de beleving ervan des te intenser wordt. De kracht van de tragedie en van het

tragisch zelfbewustzijn ligt er hem immers in dat het zich manifesteert in de geest van

de toeschouwer.

93

Dit in de geest beleven van het verhaalde wordt bekrachtigd door een neutraliteit in de

enscenering. De tragedie draait om het tragisch zelfbewustzijn. Dit tragisch

zelfbewustzijn bestrijkt een gevoel, het gevoel dat er niet te ontkomen valt aan je lot,

een gevoel dat men in wezen gedoemd is tot een fatale afloop. Dit gevoel van de

tragische gedachte is echter niet visueel weer te geven.

Hierdoor kan men dus stellen dat het tragisch zelfbewustzijn weldegelijk invloed heeft

op de scenografie. Om de geest van de tragedie, het tragisch zelfbewustzijn, extra te

bekrachtigen, ziet men af van een opvallende en weelderige scenografie en opteert men

voor een neutraliteit of afwezigheid van de scenografie.

94

Bibliografie:

ARISTOTELES (vert. VAN DER BEN, N. en BREMER, J.M.), Poëtica, Amsterdam,

Athenaeum – Polak & Van Gennep, 1995 (1986).

BARTHES, R. (vert. HOWARD, R.), On Racine, Berkeley, University of California

Press, 1992.

BIERS, W.R., The Archaeology of Greece. An Introduction, Ithaca, Cornell University

Press, 1996 (1980).

BRADBROOK, M.C., Elizbethan Stage Conditions. A study of their place in the

interpretation of Shakespeare‟s plays, Cambridge, Cambridge university press, 1968

(1932).

BRADBROOK, M.C., Themes and Conventions of Elizabethan Tragedy, Cambridge,

Cambridge university press, 1969.

BUSHNELL, R. (ed.), A Companion to Tragedy, Malden , Blackwell Publishing, 2005.

BUSHNELL, R., The Fall of Princes : The Classical and Medieval Roots of English

Renaissance Tragedy, in: BUSHNELL, R. (ed.), A Companion to Tragedy, Malden ,

Blackwell Publishing, 2005, pp. 289-306.

CARLSON, M., Places of Performance. The Semiotics of Theatre Architecture, Ithaca,

Cornell University Press, 1993 (1989).

CARTLEDGE, P., „„Deep plays‟: Theatre as process in Greek civic life‟, in:

EASTERLING, P.E., The Cambridge companion to Greek Tragedy, Cambridge,

Cambridge University Press, 1997, p. 3-35

DECREUS, F., Griekse mythen, vroeger en nu, Gent Academia Press, 2009.

95

DECREUS, F., Receptiegeschiedenis van het klassieke, Gent, Academia Press, 2009.

DECREUS, F., Ritueel Theater. Of de droom over onze verloren oorsprong, Gent,

Academia Press, 2009.

DEMARÉ, S., Goden, helden en de massa. Hedendaagse tragedie, Antwerpen –

Apeldoorn, Garant – Uitgevers, 2007.

DE VOS, J., Theatergeschiedenis I. Theater van de Oudheid tot Renaissance, Leuven,

Uitgeverij Acco, 2009 (2003).

EASTERLING, P.E., The Cambridge companion to Greek Tragedy, Cambridge,

Cambridge University Press, 1997.

EERNSTMAN, J.P.A., De Griekse tragedie, Haarlem, De Erven F. Bohn N.V., 1959.

EURIPIDES, Alkestis / Medea, Baarn, Ambo, 1989.

GEERTS, G. en HEESTERMANS, H., Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse

Taal, Utrecht, Van Dale Lexicografie, 1992 (1864)

GREENBERG, M., Racine. From Ancient Myth to Tragic Modernity, Minneapolis,

University of Minnesota Press, 2010.

GREENBLATT, S. (ed.), The Norton Shakespeare, New York, W.W. Norton &

Company, Inc., 2008

GOLDMANN, L., Le dieu cache. Étude sur la vision tragique dans les Pensées de

Pascal et dans le théâtre de Racine, Paris, Éditions Gallimard, 1959.

HOWARTH, W.D, Theatre in Europe: A Documentary History. French Theatre in the

Neo-classical Era, 1550-1789, Cambridge, Cambridge University Press, 1997.

96

IZENOUR, G.C., Theater Design, New Haven, Yale University Press, 1996.

JAMES, E. en JONDORF, G., Racine: Phèdre, Cambridge, Cambridge University

Press, 1994.

LEHMANN, H.T., Theater und Mythos. Die Konstitution des Subjekts im Diskurs der

antiken Tragödie, Stuttgart, J.B. Metzlersche Verlagsbuchhandlung, 1991.

MULRYNE, J.R. en SHEWRING, M. (ed.), Shakespeare‟s Globe Rebuilt, Cambridge,

Cambridge University Press, 1997.

NEILL, M., English Revenge Tragedy, in: BUSHNELL, R. (ed.), A Companion to

Tragedy, Malden , Blackwell Publishing, 2005, p. 328-350.

NIETZSCHE, F., De geboorte van de tragedie of Griekse cultuur en pessimisme,

Amsterdam, Uitgeverij De Arbeiderspers, 2000.

PAVIS, P., Dictionary of the Theatre: Terms, Concepts, and Analyses, Toronto,

University of Toronto Press Incorporated, 1998.

RACINE, J., Andromache, Amsterdam, Toneelgroep Amsterdam, 1990.

STALPAERT, C, "Medea's theatrical space: an oscillation between left and right", in:

Documenta, XX, nr. 2, 2002, p. 164-181.

UTRECHT, L., Van hofballet tot postmoderne-dans. De geschiedenis van het

akademische ballet en de moderne-dans, Zutphen, De Walburg Pers, 1988.

VAN ERP TAALMAN KIP, A.M, Bokkenzang. Over Griekse tragedies, Amsterdam,

Athenaeum – Polak & Van Gennep, 1997.

VANHAESEBROUCK, K., Le mythe de l‟authenticité. Lectures, interprétations,

dramaturgies de Britannicus de Jean Racine en France (1669-2004), Amsterdam,

Editions Rodopi B.V., 2009.

97

WARRE M., Designing and making Stage Scenery, London, Studio Vista Limited,

1968 (1966).

WATKIN, D., De Westerse Architectuur. Een geschiedenis, Nijmegen, Uitgeverij SUN,

2001 (1994).

WILES, D., Tragedy in Athens. Performance Space and Theatrical Meaning,

Cambridge, Cambridge University Press, 1997.

N.N., Wereldgeschiedenis. 2 Van het oude Egypte tot het oude Griekenland, Novara, De

Morgen – wereldgeschiedenis, 2007

N.N., Wereldgeschiedenis. 8 Van de moderne wereld tot het absolutisme en de

verlichting, Novara, De Morgen – wereldgeschiedenis, 2007

N.N., Wereldgeschiedenis. 9 Van het absolutisme en de verlichting tot de grote

revolutie, Novara, De Morgen – wereldgeschiedenis, 2007

98

Bijlage 1: Schets van theaterdoorsnede Epidauros

Acteur op proskenium Koor in orchestra

Longitudinaal perspectief van het theater te Epidauros.317

Op de afbeelding is duidelijk zichtbaar waar de acteur zich bevindt en waar het koor

gepositioneerd staat. Hier ziet men de extra locatie die het tragisch zelfbewustzijn,

vertegenwoordigd door het koor, inneemt in het theater.

317

IZENOUR, G.C., o.c., 1996, p. 175.

99

Bijlage 2: Schets van podium The Swan

Johannes DeWitt maakte in 1596 een schets van The Swan Theatre.318

Hierop wordt de

doorlopende overdekte galerij duidelijk weergegeven en wordt zichtbaar hoe dit een

natuurlijk balkon vorm op de scene.

318

IZENOUR, G.C., o.c., 1996, p. 50.

100

Bijlage 3: Doorsnede en plattegrond The Swan Theatre

Theater van Shakespaere, Londen, Engeland: longtidinal perspective section A-A‟ and

composite plan.319

Inner stage Outer stage

Beide afbeeldingen geven een schematische weergave van het theater van Shakespeare.

Op bovenstaande afbeelding wordt duidelijk dat men beschikte over een soort inner en

outer stage. De grens tussen inner en outer stage, valt samen met de plaats waar het

balkon een deel van de scene overdekt.

Men ziet ook waar de acteur zich bevond ten opzichte van het publiek dat volledig rond

de scene stond, zoals zichtbaar op onderstaande figuur.

319

IZENOUR, G.C., o.c., 1996, pp. 176-177.

101

Ruimte van de acteur

Publieksruimte

102

Bijlage 4: Situering van de theaters in het Londen rond 1600

Het stadscentrum van Londen werd omring door verschillende theaters. Theaters als

The Theatre en The Curtains vestigden zich buiten de stadsmuur. The Rose, the Swan

en The Globe werden gestichten voorbij de natuurlijke grens van de stad, aan de

oeverzijde van de Thames, op die manier konden ze ontsnappen aan de censuur

opgelegd door het stadsbewind.320

320

MULLANEY, S., o.c., p.28-29.

103

Bijlage 5: Doorsnede en platte grond Teatro Farnese te Parma en

Opéra de Versailles

Plattegrond van Teatro Farnese te Parme,1628, met doorsnede aangegeven op de

plattegrand A-A‟321

321

IZENOUR, G.C., o.c., 1996, pp. 198-199.

104

105

Plattegrand Opéra van Versailles, 1768, met doorsnede van het theatergebouw,

aangegeven als A-A‟322

322

IZENOUR, G.C., o.c., 1996, pp. 200-201

106