De Boomklever Juni 2011

32
- 1 Tijdschrift van de Natuurstudiegroep Dijleland 1 - . " - . Jaargang 39 - j uni 20 I I Lii

description

 

Transcript of De Boomklever Juni 2011

- 1 �

Tijdschrift van de

Natuurstudiegroep Dijleland

1 -

. " - -- ·--� .

Jaargang 39 - juni 20 I I

Lii

r-S NATUURSTUDIEGROEP

� dijleland Regionale werkgroep van Natuurpunt Studie vzw n atu u rp u nt S1ud1r

Bestuur

• Bart Creemers (voorzitter), Aarschotsesteenweg 420,

3012 Wilsele, 0496-893106

• Kris Van Scharen (penningmeester), Korbeekstraat 27,

3061 Leefdaal, 02-7672638

• Bruno Bergmans, Mgr. Van Waeyenberglaan 54 DIS bus3,

3000 Leuven, 0498-760722

• Frederik Fluyt, Rapengang 24 bus 4, 3000 Leuven, 0479-920172 • Joris Menten, W. De Croylaan 49/21, 3001 Heverlee, 0495-275393

• Kelle Moreau, Korenbloemlaan 5, 3052 Blanden, 0486-125877

• Hans Roosen, Abstraat 101, 3090 Overijse, 02-6879518 • Robby Stoks, Ch. De Beriotstraat 32, 3000 Leuven

• Roel Uyttenbroeck, Langeveld 76, 3220 Holsbeek, 0495-628863

• Gert Vanautgaerden, Tulpenlaan 7, 3052 Blanden, 0477426868

• Koen Vandenberghe, Blijde Inkomststraat 85/5, 3000 Leuven,

0485162619 • André Verboven, Groeneweg 60, 3001 Heverlee, 016-238184

Werkgroep vogels

• Algemeen coördinator: Kelle Moreau ([email protected])

• Watervogeltellingen, Luc Hendrickx( luchendrickx2003@yahoo. com)

• Trektellingen: Frederik Fluyt ([email protected])

Werkgroep zoogdieren

• Archivering waarnemingen: Kelle Moreau

([email protected])

• Vleermuizen: Hans Roosen ([email protected]) • Hamster: Kris Van Scharen ([email protected])

Werkgroep ongewervelden

• Archivering en rapportering waarnemingen: Bart Creemers ([email protected])

Werkgroep planten

• Themaverantwoordelijke: Joris Menten ([email protected])

Website: www.natuurstudiegroepdijleland.be

Rondzendlijst Dijleland: Stuur een blanco e-mail naar: [email protected]

De Boomklever

Driemaandelijks tijdschrift van de

Natuurstudiegroep Dijleland. De Boomklever brengt bijdragen over studie en beheer van de biodiver­siteit in het Dijleland en verschijnt viermaal per jaar (maart, juni, sep­tember, december).

Redactie

Hoofdredacteur: Bruno Bergmans

leden: Bart Creemers, Frederik Fluyt, Kelle Moreau en Kris van Scharen

Redactie-adres Artikels, foto's en korte bijdragen worden verwacht op het redactiese­cretariaat, p/a Bruno Bergmans e-mail: [email protected]

Het copyright van de teksten, il­lustraties en foto's blijft bij de res­pectievelijke auteurs, tekenaars en fotografen. Overname is mogelijk mits hun uitdrukkelijke toelating en bronvermelding

Abonnement

Geïnteresseerden kunnen De Boomklever ontvangen door overschrijving van 10 € op reke­ningnummer 001-1552168-50 van

de Natuurstudiegroep Dijleland, met opgave van naam en adres. Een steunabonnement kost 15 € of meer.

Natuurpunt uw

Natuurpunt is de grootste vereni­ging voor natuur en landschap in Vlaanderen. Ze telt 87 .000 leden en beheert 17 .000 hectare natuurge­bied. Lid worden van Natuurpunt vzw kan door storting van 24 € op rekeningnummer 230-0044233-21.

www.natuurpunt.be

Druk: www.Koloriet.info Oplage: 200 ex.

v.u.: B. Creemers, Aarschotsesteenweg 420

-3012 Wilsele

Een nieuwe impuls

Voor mijn allereerste edito voor de Boomklever kan ik niet anders dan beginnen met de aankondiging dat we dit jaar een vernieuwd bestuur hebben. Robby Stoks, Roel Uyttenbroeck, Gert Vanautgaerden en Koen Vandenberghe brengen vers bloed binnen. Koen is de meest verassende aanwinst die van over de oceaan plots de regio is binnen komen waaien. Hij is vooral geïnteresseerd in Hymenoptera (bijen, wespen en mieren) en vertegenwoordigt vanaf heden onze regio in de nieuw opgerichte bijenwerkgroep. De andere nieuwe bestuursleden hebben hun strepen al enige tijd verdiend in het veld. Hoewel ze elk beklemtonen dat ze alvast dit jaar de kat wat uit de boom willen kijken, hoop ik toch dat ze hun enthousiasme in het veld kunnen vertalen in leuke ideëen tijdens onze vergaderingen. Deze injectie was eigenlijk broodnodig gezien het bestuur langzamerhand wat aan bloedarmoede begon te lijden. Sommigen in het bestuur hebben hun bijdragen uit noodzaak teruggeschroefd omwille van gezin, job, verbouwingen, enz" Herwig Blockx en Maarten Hens hebben ons ploegje zelfs verlaten. Het belangrijkste dat ik onthoud van Maarten is dat hij zeven jaar als voorzitter de drijvende kracht was achter de Natuurstudiegroep Dijleland en dat hij een van de belangrijkste pionnen was bij de uitbouw van de Boomklever van het aangename 'tweede generatie' boekje tot het 'derde generatie', glossy tijdschriftje dat het nu is. Van Herwig blijven mij zijn opvallende geestige proza bij die als perfect intermezzi dienden tussen de drogere stof in dit schrijfsel. Dank voor hun gedane inzet is een vanzelfsprekendheid. Voor een compleet overzicht van wat ze bereikt hebben schiet ik hier in dit edito plaats te kort en is mijn verleden in de regio niet lang genoeg om alles te weten. Het is maar in 2001 dat ik met mijn studentenfietsje van Heverlee tot de noordelijke vijver van Oud-Heverlee trok en daar geestesverwanten als Wouter Desmet en Kelle Moreau aantrof.

Toch is er op die 10 jaar reeds heel wat gebeurd. Hoe snel dat bijvoorbeeld de digitale wereld blijft vooruitgaan blijft mij verbazen. Om onze regio als voorbeeld te nemen: op een 20-tal jaar zijn we voor het verzamelen van vogelwaarnemingen gegaan van het medium van de post of een mondeling gesprek, al dan niet per telefoon, over een lijst van e-mail adressen, de periode van de ondertussen verdwenen Topica lijst (het moment waarop ik het Dijleland ontdekte), vervolgens de aantrekkelijkere Yahoo mailijst en tenslotte waarnemingen.be waarop bijna alle soortengroepen kunnen verzameld worden. Alles is steeds sneller gegaan, de datasets groeien steeds sneller met meer en meer soortengroepen die ook op regionale schaal verzameld en geanalyseerd kunnen worden. De tijdsduur waarop een atlas kan worden gevuld worden steeds korter en korter. Alleen het publiceren van een atlas is een ander paar mouwen. Dat vergt zelfs met de modernste technologie nog steeds veel menselijke kennis en heirkracht op het intellectueel niveau. Tot voor kort was er bij mij de idee om met de grote instroom van gegevens aan de slag te gaan en een serie van regionale fauna's voor de regio Dijleland te maken. Maar ik besef meer en meer dat ik deze ambities moet laten varen.

Met de instrumenten die waarnemingen.be aanreikt zou je kunnen denken dat een atlas zelfs niet meer nodig is. Voor een atlas uitgegeven is zijn de gegevens immers al achterhaald in vergelijking met wat op waarnemingen.be te vinden is. Zonder waarnemingen.be waren atlassen de meest recente verspreidingsgegevens die je kon vinden (en voor minder gekende soortengroepen is dat voorlopig nog steeds). Maar dat is niet de hoofdreden waarom een atlas niet doenbaar is. Er is nog steeds nood aan analyse, samenvattingen en duiding die meegeleverd worden bij een degelijke atlas en die (nog) niet te vinden zijn op waarnemingen.be. Alleen is het zeer bewonderswaardig als je zoiets over een gehele soortengroep met een gelimiteerd aantal, meestal werkende mensen binnen een regio als het Dijleland kan doen, zelfs al gaat het bijvoorbeeld maar om een 40-tal dagvlinders. Toch willen we zoveel mogelijk een overzicht krijgen binnen de vrije tijd die ons gegeven is. Als middelweg kunt u in deze Boomklever een nieuwe rubriek vinden waarin we ad hoc wat informatie leveren dat verborgen ligt in de bulk aan gegevens op onze regiopagina. Ik ben ook benieuwd naar wat voor analyses, overzichten, lijstjes u interesseren. Suggesties voor deze nieuwe rubriek mogen me zeker toegezonden worden.

Bart Creemers [email protected]

De Boomklever - juni 2011 29

De angeldragers van de Beninksberg

In het kader van de belangstelling die wilde bijen en wespen de laatste tijd de beurt valt - zie excursiekalender elders in dit nummer - heb ik een negen jaar oud onderzoekje van onder het stof gehaald. Het was gericht op een oude zandafgraving, die ik gedurende één seizoen van dichterbij heb bekeken.

De Beniksberg

Het gebiedje in kwestie bevindt zich op de Beninksberg, op de grens van Holsbeek en Rotselaar, net buiten het afdelingsgebied van natuurstudiegroep Dijleland. Niettemin is deze heuvel één van de belangrijkste natuurreservaten in de regio Leuven.

De Beninksberg maakt deel uit van de reeks zgn. getuigenheuvels in de streek, ontstaan uit zandbanken van de Diestiaanzee, die 7 tot 11 miljoen jaar geleden herhaaldelijk ons land overspoelde. Het zand aan de oppervlakte is meestal geoxydeerd tot ijzerzandsteen, maar daaronder bevinden zich afzettingslagen van zand, klei of zelfs kiezel.

Ik heb me geconcentreerd op de oude zandafgraving aan de zuidwestfank, die zo'n 150 meter lang en 5 à 7 meter hoog is. Bovenaan gaat de helling direct over in heide, de onderkant is van het wandelpad afgescheiden door een smal perceel waar zich o.a. een veedrinkpoel bevindt. De helling zelf is voor het grootste gedeelte steil vertikaal, hier en daar onderaan schuin oplopend. En bijna integraal doorzeefd met kleine gaatjes.

De insecten die daarin huizen, zijn aculeate Hymenoptera, t.t.z. angeldragende wespen en bijen. De densiteit is op sommige plekken zeer groot, maar toch zijn het allemaal solitaire soorten. Hoewel er overgangsvormen zijn naar semi-sociale levenswijzen leeft het overgrote deel van de inheemse wespen- &

bijensoorten immers solitair. De bekendste vertegenwoordigers, honingbijen, hommels en papierwespen, zijn precies de uitzonderingen op die regel. Dat betekent allerminst dat de bevolking hier in vrede samenleeft. Een ingewikkeld stramien van onderling parasitisme bepaalt de verhoudingen binnen dit intrigerend microbiotoop.

30 De Boomklever - juni 201 1

Zandbijen en hun parasieten

Op de eerste warme lentedagen einde maart, wanneer er elders nog maar wem1g insectengroepen zijn uitgevlogen, gonst het hier al van bedrijvigheid. De meest opvallende soorten in deze periode behoren tot de zandbijen (Andrena). De vroegste soorten zijn ontpopt sinds het einde van vorige zomer, en hebben de winter onder het zand doorgebracht.

En meteen verschijnen de eerste parasieten. Wespbijen (Nomada) lijken op wespen, maar zijn dat dus niet. Een handig veldkenmerk om wespbijen van wespen te onderscheiden, is dat ze, naast geel en zwart, altijd ook meer of minder rood getekend zijn. Dat kan op het achterlijf, maar ook op de poten en/of de antennes ; de combinatie zwart-geel-rood garandeert dat je met een wespbij te maken hebt. In ons land komen een vijftigtal soorten voor, waarvan ik

er hier zeven heb aangetroffen. De bijzonderste is ongetwijfeld de Stomptandwespbij (Nomada striata), maar die determinatie wacht nog op bevestiging.

Nomada-soorten zijn voor het merendeel koekoeksbijen bij Andrena. De meeste zijn bovendien kieskeurig wat hun gastvrouw betreft. Sommige wespbijen beperken zich tot een handvol soorten binnen hetzelfde genus, andere zelfs tot één enkele. Zo parasiteert de Signaalbij (Nomada signata) uitsluitend bij het Vosje (Andrena fulva). Deze laatste soort hebben we niet gevonden, maar is dus wel met zekerheid ter plaatse aanwezig. Koekoeksbijen vinden we ook bij andere genera. De meeste bloedbijen (Sphecodes) bijvoorbeeld parasiteren op groefbijen van de geslachten Lasioglossum en Halictus.

Wat zijn koekoeksbijen ? Echte parasieten kunnen we koekoeksbijen moeilijk noemen - ze zijn immers heel wat geraffineerder. Een 'klassieke' parasiet doet niet anders dan hun prooi doden of verlammen, daar eitjes op leggen en die ter plaatse aan zijn lot overlaten. Hooguit wordt die daarbij naar een beschutte plek gebracht. V oorbeelden hiervan zijn de sluipwespen, met hun typische lange legboor.

Het gedrag van koekoeksbijen is van een andere orde, en wordt kleptoparasitisme genoemd. Ze stelen het voedsel dat bedoeld was voor de larve van de gastvrouw. Een bekende kleptoparasiet is de Rupsendoder (Ammophila). Vanaf het einde van de lente verschijnen deze deze bezige slanke zwartrode graafwespen ook op de Beninksberg. Veel rupsendoders nemen niet de moeite hun rupsen zelf te zoeken, maar dringen gewoon het nest van een soortgenoot binnen en verhuizen de rupsen naar hun eigen woonst. Maar het kan nog opportunistischer. Af en toe gaat ze ook de rupsen voorbij, op zoek naar de larve van haar concurrente. Die wordt vakkundig verwijderd en vervangen door een eigen ei, waarna de verwijderde hoeveelheid rups netjes wordt teruggeplaatst. Dit is nog geen grote garantie op succesvol nageslacht, want de kans is natuurlijk groot dat een derde rupsendoder opduikt, die de nieuwe larve hetzelfde lot doet ondergaan.

Gewone schoorsteenbij - foto: Geert Vanhulle

lnsëáen ··�}���:.

Misschien is dit één van de redenen waarom een rupsendoderwijfje gemiddeld een drietal nesten tegelijk onderhoudt, elk in een andere fase van ontwikkeling.

Koekoekswespen en -bijen zijn dus ook kleptoparasieten, zij het dan niet binnen de eigen soort. Zo sluipt een wespbij op een onbewaakt moment het nest van de zandbij binnen en legt er een ei. Soms eet het wijfje zelf de eieren of larven van haar gastheer op, soms doet de larve dat van zodra die uitkomt. Verder doet ze zich tegoed aan de pollen die de zandbij­ouders voor hun kroost hadden voorzien.

Schoorsteenwespen

Een paar weken later verschijnen de meest opvallende bewoners van onze helling. De Schoorsteenwesp (Odynerus) metselt zoals haar naam aangeeft aan de ingang van haar nestholte een schoorsteen, of eerder een slurfje dat tot enkele centimeters lang kan zijn. Hoewel wereldwijd vele wespen dergelijk gedrag vertonen, is Odynerus het enige inheemse geslacht dat zulke constructies bouwt. Er is geopperd dat de dieren dit doen om hun nestingang te markeren en zodoende hun weg terug te vinden, of om parasieten op een afstand te houden.

De Boomklever - juni 201 1 J 1

Maar de meest plausibele theorie is de volgende : op het ogenblik dat de schoorsteenwesp haar nest uitgraaft, denkt ze al aan later. Enige tijd daarna, nadat de eieren zijn gelegd en de nestgang volgepropt met voedsel - schoorsteenwespen verzamelen vooral larven van snuitkevers en bladhaantjes - wil de schoorsteenwesp de eerste centimeters weer dichtmaken om haar eigen larven toe te staan zich in alle veiligheid te voeden en te ontwikkelen. Het zand op de wand rond de nestopening is intussen gehard door de zon, en het zou teveel moeite kosten dat allemaal los te maken. Ze breekt daarvoor het slurfje af dat ze enkele weken geleden aan de ingang had gemaakt.

Op de Beninksberg nestelen door elkaar de Gewone (0. spinipes) en de Zuidelijke (0. reniformis) schoorsteenwesp. Het leuke is nu dat beide soorten te onderscheiden zijn aan de vorm van hun schoorstenen : reniformis maakt compacte constructies, die van spinipes zijn ijler. De zuidelijke schoorsteenwesp is een zeer bijzondere soort voor ons land, maar geen van beiden zijn algemeen. De strenge biotoopeisen -steile zand kanten - spelen daar zeker een rol in. Maar ook dan leverde een vluchtig nazicht van gelijkaardige biotopen in de streek niet veel op. Blijkbaar stelt de schoorsteenwesp nog andere eisen : een beetje leem of klei in de bodem is onontbeerlijk om haar bouwwerk samen te

Rode Maskerbij - foto: Willy Ceulemans

3 2 De Boomklever - juni 201 1

houden. Zandgroeves die pas recent buiten gebruik zijn, blijken niet te voldoen. Het diertje zou ook tevreden zijn met wat leemgrond aan de wortels van een omgevallen boom, maar dat heb ik nergens kunnen waarnemen.

Eén goudwesp parasiteert exclusief op schoorsteenwespen. Chrysis viridula is een vertegenwoordiger van deze schitterende familie van volledig uit veelkleurig metaalglans opgetrokken insecten. Ook Chrysis viridula is in België sterk achteruitgegaan. Deze goudwesp is actief tot laat op het seizoen, zelfs nadat alle volwassen schoorsteenwespen al verdwenen zijn. Daarbij zou ze de larven in hun dichtgemaakt nest al ruikend doorheen de zandwand opsporen. Een andere opvallende soort van deze familie is Trichrysis cyanea, een klein volledig blauw glanzend wespje dat ik aantrof op de vegetatie beneden aan de helling. Trichysis cyanea is een koekoekswesp bij pottenbakkerswespen (Trypoxylon).

Andere bezige bijtjes

Vaak zie je lange zwarte wespen binnengaan in een nestgang waar zojuist een andere wesp is uitgevlogen. Maar pottenbakkerswespen (Trypoxylon) zijn geen parasieten. Ze kunnen gewoon niet graven, wat natuurlijk een vervelende eigenschap is als je een graafwesp bent. In dit geval zijn ze op zoek naar

Bijenwolf - foto: Geert Vanhulle

een verlaten nestgang, maar ze nestelen evengoed in holle stengels of in kevergangen in het hout. Het nest van de doorsnee graafwesp bestaat uit een lange gang waarop trosgewijs ovale broedcelletjes uitgeven. Niet zo bij de pottenbakkerswesp. Die construeert haar cellen in de gang zelf, afgesloten door lemen tussenschotten. Elk cel bevat één ei en wordt bevoorraad door enkele tientallen kleine spinnetjes.

De Rode Rode maskerbij (Hylaeus variegatus) is nog zo'n bewoner van verlaten nestgangen. Het is de enige vertegenwoordiger van dit genus die in het zand nestelt - de andere soorten verkiezen een plantaardig substraat. Deze bij, die er eerder uitziet als een klein zwartrood wespje, is een zuidelijke soort, waarvan het aantal Vlaamse vindplaatsen op één hand te tellen is.

Een buitenbeentje in deze reeks is de Kleine harsbij (Anthidium strigatum). Dit geel-zwart gekleurd bijtje nestelt niet in het zand, maar bouwt lcm lange druppel- of klokvormige broedcelletjes met hars van naaldbomen.

De Bijenwolf

Pas als het al volop zomert, verschijnt de Bijenwolf (Philanthus triangulum), een graafwesp die gemakkelijk te observeren is. Ze jaagt op honingbijen, die ze na verdoving ondersteboven naar haar nest draagt. Ze dient daarbij omzichtig te werk te gaan, want een bijensteek kan ook voor haar dodelijk zijn. Vooraleer ze de bij aan haar kroost voedert, perst ze met een welgemikte houdgreep nog snel de honingmaag van het dier leeg, want honing vindt ze lekker. Vlak voor aankomst pendelt de bijenwolf snel heen en weer voor haar nestopening. Zo vergewist ze als het ware van haar huisnummer. In een wand vol kleine gaatjes, zijn het de steentjes en takjes in de onmiddellijke omgeving van haar nest die haar oriënteren.

Vliegjes

Vliegjes tenslotte, zijn voor vele graafwespen de voornaamste prooigroep. En omgekeerd zijn er ook vliegen die op wespen parasiteren. Een bekend voorbeeld is de vervaarlijk uitziende Muurrouwzwever (Anthrax anthrax).

Op het eerste gezicht onschuldig zijn de kleine dambordvliegen van de geslachten Metopia en Senotainia. Men noemt ze ook satellietvliegen, omdat ze vaak als aan een onzichtbaar touwtjes achteraan hun gastvrouw vliegeren.

Maar we gingen ons beperken tot de angeldragers.

Besluit

In rond de oude zandafgraving aan de voet van de Beninksberg heb ik een tiental jaar geleden een vijftigtal soorten angeldragers aangetroffen. De meeste daarvan zijn algemene graafwespensoorten, die geen bijzondere eisen stellen aan hun nestplaats. Een handvol aangetroffen soorten zijn wel strikt gebonden aan steile zandhellingen.

Verspreidingspatronen van Hymenopteren in ons land zijn echter slecht gekend, en ook de ecologie van vele soorten is onontgonnen terrein.

Wat graafwespen betreft, lijkt dit gebiedje grondig uitgekamd. Andere angeldragers als zandbijen, mieren en spinnendoders zijn minder tot helemaal niet geïnventariseerd, wegens determinatieproblemen of omdat we helemaal niet op deze groepen hebben gelet.

Het kan de moeite lonen om de draad op te pikken, en te kijken of de insectenfauna van de Beninksberg de laatste jaren opvallende veranderingen heeft ondergaan. Zo leek bij een kort bezoek vorige zomer de kolonie schoorsteenwespen verdwenen, maar dat moet nog bevestigd worden. Tevens kan een vergelijking met gelijkaardige biotopen op de andere heuvels in de omgeving interessante resultaten opleveren.

Dank tenslotte aan Koen Berwaerts en Jens D'Haeseleer voor het kritisch nalezen van dit artikel.

Koen.raad Reynaert [email protected]

De Boomklever - juni 201 1 3 3

Referenties

- Amier, Mueller, Neumeyer (1999). Fauna helvetica 4. Apidae 2. Schweizerische Entomologische Gesellschaft.

- Bellman (1998). Gids van bijen, wespen en mieren. Tirion.

- Betts, Laffoley, Cribb (1986). The hymenopterist's handbook. The Amateur En tomologist' s Society.

- Ceulemans (2010). Het stuift op de hei. Gemeente Keerbergen

- Fabre (1989). Souvenirs entomologiques. Robert Laffont

- Hensen (1985). De plooivleugelwespen. jeugdbondsuitgeverij.

- Klein (1996). De graafwespen van de Benelux. Jeu gbondsu i tgeveri j.

- Klein (1999). De graafwespen ven de Benelux. Supplement. Jeugbondsuitgeverij.

- Kunz (1994). Die Goldwespen Baden­Württembergs. Landesanstalt für Umweltschutz Baden-Württembergs.

- O'Neill/ Solitary wasps (2001). Behavior and natural history. Comell University Press

- Peeters, Raemakers, Smit (1999). Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen. European Invertebrate Survey.

- Peeters e.a. (2004). De wespen en mieren van Nederland. KNNV uitgeverij

- Reaumur (2001) Histoire des insectes. Jéröme Mill on.

- Scheuchl (2000). Illustrierte Bestimmungstabellen der Wildbienen Deutschlands und Österreichs. Band I: Anthophoridae. Eigenverlag.

- Schmid-Egger, Scheuchl (1997). Illustrierte Bestimmungstabellen der Wildbienen Deutschlands und Österreichs. Band III: Andrenidae. Eigenverlag.

- Smit (2004). De wespbijen (Nomada) van Nederland. Nederlaandse Faunistische Mededelingen 20, p. 33-125.

- Yeo, Corbet (1995). Solitary wasps. Richmond Publishing.

Ben jij ook wild van bijen?

De Wilde Bijenwerkgroep is sinds augustus 2010 een feit!

De doelstellingen van deze werkgroep zijn onder meer het opstellen van een verspreidingsatlas en een Rode Lijst voor Vlaanderen. Daarnaast willen we helpen om de bijenproblematiek verder op de kaart

te zetten. Bijen hebben het in het sterk versnipperd landschap bijzonder moeilijk om te overleven.

Beschermingsmaatregelen dringen zich dus op. De Wilde Bijenwerkgroep wil de beleidsmakers hierin et de nodige kennis bijstaan. Daarnaast is het informeren, opleiden en verenigen van bijenliefhebbers

natuurlijk ook een belangrijke taak van de werkgroep.

Ben je geïnteresseerd in deze werkgroep of wil je gewoon je bijenkennis wat opschroeven?

Aarzel niet om ons te contacteren op bijen®natuurpunt.be,kijk op www.natuurpunt.be/wildebijen of aculea.be of kom gewoon naar één van onze activiteiten!

34 De Boomklever - juni 2011

Bijzondere kevervondsten (Coleoptera) in de Dijlevallei

in de winter van 201 1

Tijdens de winter lijkt insectenzoeken misschien een zinloze bezigheid. Dat is echter niet helemaal waar. De eerste drie maanden van het jaar zocht ik immers naar kevers in het Dijleland en verzamelde zo toch een 50-tal soorten. In vele gevallen ging het hier op xylobionte of houtbewonende kevers. Onder die 50 soorten bevonden zich ook twee zeer zeldzame kevers en enkele andere interessante soorten die ik hieronder kort beschrijf

Phloiophilus edwardsii (familie Phloiophilidae)

Op 29 januari 2011 bekeek ik een Berkenzwam Pïptoporus betulinus in de bosrand aan het heideveld in het Vlaams natuurreservaat Rodebos. Ik zag een piepklein kevertje aan de onderkant van de zwam zitten. Thuisgekomen kon ik de kever op naam brengen als Phloiophilus edwardsii. P. edwardsii komt verspreid voor in geheel Noordwest en Midden-Europa, maar heeft de naam overal uiterst zeldzaam te zijn (Wielink et al. 2010).

Ze staat als "Bedreigd" op de rode lijst in Duitsland en als "Nationally Scarce" op die van het Verenigd Koninkrijk. In België is de soort ook erg zeldzaam. Ze werd bijvoorbeeld niet aangetroffen tijdens de intensive inventarisatie van een aantal bosgebieden in de provincie Limburg (Crêvecoeur, persoonlijk mededeling). De schijnbare zeldzaamheid van de soort is echter ook gedeeltelijk te verklaren door haar verborgen levenswijze. Ze is immers tijdens de winterperiode 's nachts actief, een tijdspunt dat er niet veel keverliefhebbers actief zijn.

Toch is de zeldzaamheid reëel en kan ze niet enkel door de verborgen levenswijze verklaard worden. P edwardsii heeft immers een erg specifieke levenswijze. De larven ontwikkelen zich vrijwel uitsluitend in de Paarse eikenschorszwam Peniophora quercina. Deze zwam groeit op dode takken van levende eiken waar hij een soort natuurlijke snoeier is. De kever schijnt daarbij een voorkeur te hebben voor eiken die blootgesteld staan aan weer en wind (Alexander 2005). P. edwardsii komt dan ook vooral voor in open parklandschappen met grote vrijstaande eiken of aélil bosranden. In het Rodebos werd de soort aangetroffen in een warme bosrand, waar inderdaad Paarse eikenschorszwam groeide.

Colydium elongatum (familie Colydiidae)

Aan de Kromme dreef in het Meerdaalwoud, in bosreservaat "Heide", wordt er al jaren grondig gekapt om een iets meer open bos te creëren. In januari en februari 2011 lagen langs de dreef een aantal gekapte eiken van redelijke leeftijd klaar om uit het bos verwijderd worden. Dit geeft de keverliefhebber de kans om naar xylobionte kevers te zoeken zonder daarbij de biotopen van deze dieren te verstoren.

Onder de schors van de daar opgestapelde eikenstammen werden een aantal kevers aangetroffen die in de gangen schorskevers (Scolytidae) leven. De kevers leven daar van afval of als rovers van andere keverlarven.

Phloiophilus edwardsii is een zeer zeldzame, winteractieve kever - foto Udo Schmidt, http://www. flickr.comlpeople/coleoptera-us/

De Boomklever - juni 201 1 3 5

De zeer zeldzame Colydium elongatum (links) en algemenere Corticeus unicolor (rechts) leven onder schors van loofbomen in de gangen van schorskevers - foto: Joris Menten

Opmerkelijk is dat al deze kevers een gelijkende, slanke cilindervorm hebben hoewel ze tot een aantal verschillende keverfamilies behoren. Dit is een mooi voorbeeld van convergente evolutie, waar niet verwante soorten toch sterk op elkaar gelijken door aanpassing aan een specifieke niche - in dit geval de smalle boorgangen van xylophage kevers. Van dit type houtkevers werden Corticeus unicolor (familie Tenebrionidae, Meeltorren), Rhizophagus-soorten (familie Monotomidae), en Colydium elongatum (familie Colydiidae, Knotssprietkevers) aangetroffen. Een ander type aanpassing is een afgeplatte lichaamsvorm, deze aanpassing zien we o.a. bij Uleiota planata (familie Silvanidae), een kever die is algemeen is onder de schors van dode bomen met vindplaatsen in Meerdaalwoud, Zoniënwoud, Rodebos, Doode Bemde, en de Kesselberg. Een andere kever van dit afgeplatte type is Hololepta plana (familie Histeridae Spiegelkevers). Deze soort leeft echter meestal onder de schors van dode populieren en werd dus niet aangetroffen in het Meerdaalwoud, maar wel in de Doode Bemde en aan de vijvers van Oud-Heverlee.

De bijzonderste vondst in het Meerdaalwoud was ongetwijfeld een exemplaar van Colydium elongatum, die ik op 6 februari onder de schors van een gekapte eik aan de Kromme Dreef aantrof. Deze soort leeft onder schors en in vermolmd hout waar zij op allerlei xylobionte insecten, en in het bijzonder van schorskevers Scolytidae, jacht maakt. Tot voor enkele jaren was er slechts één vondst van deze kever bekend uit België, uit de tweede helft van de 19de eeuw. Tijdens de inventarisatie van een aantal bosgebieden in Limburg door Crêvecoeur et al.

36 De Boomklever - juni 2011

(2004 & 2005) werd de soort echter enkele malen gevonden (Kortessem, Meeuwen, Hechtel en Dilsen). In Nederland is de soort vrij recent (1994) aan de Nederlandse fauna toegevoegd en zijn er enkele recente vondsten. In Duitsland en in Groot-Brittannië, staat de soort op de Rode lijst als, respectievelijk, "Sterk bedreigd" en "Zeldzaam", maar zijn er relatief veel recente vondsten. Blijkbaar is deze soort de laatste jaren in opmars, wellicht door de toenemende hoeveelheid dood hout in de West-Europese bossen. Zeker in zuidelijk Engeland, waar het verzamelen van zeldzame kevers als sinds Victoriaanse tijden een geliefde hobby is, is de uitbreiding van het verspreidingsgebied zeker reëel en niet het gevolg van een toegenomen vangst inspanning (Hyman 1992).

De vondst van Corticeus unicolor is ook vermeldenswaardig. Dit lid van de Tenebrionidae lijkt niet in het minst op zijn familiegenoten, de meeltorren of zwartlijven, maar is evenals onze bekende meeltor een saprophaag. Ook deze soort staat als uiterst zeldzaam te boek in het Verenigd Koninkrijk, maar is in Belgische bossen geen zeldzame verschijning (persoonlijke mededeling Tim Struyve).

Enkele interessante kevers van het Groot Broek, Sint-Agatha-Rode

Het Groot Broek in Sint-Agatha-Rode is gekend als vogel en libellen-gebied; het lijkt niet evident dat daar ook bijzondere houtkevers voorkomen. Naast de naaldboomaanplanten, waar de algemene Schorsloopkever Dromius quadrimaculatus op de schors op zoek gaat naar prooien, zijn er echter ook een aantal oude

(knot)-wilgen. In een van die oude knotwilgen trof ik op 3 januari 2011 de vrij zeldzame Anobium denticolle aan. Deze soort hoort bij de Anobiidae, de gekende of gevreesde Houtwormen en sterk verwant aan het Doodskloppertje Anobium punctatum die ernstige schade kan aanrichten aan houten kunstvoorwerpen en oude meubels. A. denticolle leeft van dood hout in meer natuurlijke biotopen dan A. punctatum. Hoe zeldzaam de soort in werkelijkheid is, is slecht gekend. In Duitsland staat de soort als "Sterk bedreigd" in de rode lijst van Beieren, maar als "Niet bedreigd" in die van Baden-Württemberg. In België is het wellicht de algemeenste Anobium na A. punctatum (persoonlijke mededeling Tim Struyve).

De laatste interessante vondst betreft een exemplaar van Brachytarsus (Anthribus) nebulosus dat ik op 05 februari overwinterend aantrof onder de schors van een dode naaldboom. De familie van de Anthribidae omvat een aantal bijzondere snuitkevers die aan bossen gebonden zijn. De familie is vooral wijd verbreid in tropische (regen)wouden (Rheinheimer & Hassler 2010). De Europese soorten zijn over het algemeen zeldzaam. A. nebulosus is de algemeenste van de groep, en leeft van schildluizen van naaldbomen - wat uitzonderlijk bij de snuitkevers die over het algemeen planteneters zijn.

Conclusie

Dit overzichtje van bijzondere kevervondsten uit de eerste 3 maanden van 2011 toont eens te meer het belang van dood hout in onze bossen en moerasgebieden aan. Dood hout biedt een levensplek voor tal insecten, als voedsel voor xylophage soorten, als groeiplaats voor zwammen waaraan mycophagen zich voeden, als jachtterrein voor carnivoren, en als overwinteringsplaats voor dieren die voor de rest van het jaar minder binding hebben met dood hout. Hierdoor kan het belang van een grote verscheidenheid aan dood hout niet overschat worden. Niet enkel liggende dode takken en stronken zijn nodig, maar ook staand dood hout, in de vorm van afstervende bomen en vitale bomen met dode takken. Dik hout, zoals grote boomstammen en stronken, hebben een andere fauna dan kleine takjes. De expositie en omgeving zijn ook van belang: nat hout bevat een andere soortengemeenschap

Jnsècten :.Jl.:·.=' . >

dan droog hout, beschaduwd hout een andere dan zonbeschenen hout, en heidegebieden een andere dan moerasgebieden. Het behoud en bevordering van deze verscheidenheid aan dood hout moet een prioriteit zijn in het beheer van onze natuur- en bosgebieden.

Referenties

Joris Menten Joris _men [email protected]

- Alexander KN A (2005) «Tree age and form in relation to colonisation by Phloiophilus edwardsi Stephens (Ploiophilidae)" The Coleopterist 14: 85-88

- Crêvecoeur L. & Vandekerkhove K. (2005) "Keveronderzoek in het Lanklaarderbos met de vergelijking met andere Limburgse bosreservaten" Bosreservaten-Nieuws nr 5 (april 2005): p. 8-9 (http://www.inbo.be/files/ bibliotheek/06/167806.pdf)

- Crêvecoeur L, Van de Kerckhove P & Vandekerkhove K (2004) "Moni toringprogramma Vlaamse Bosreservaten: De keverfauna van het Jongenbos (Kortessem Vliermaalroot)" Rapport IBW Bb R 2004.001, Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer - Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap: Afdeling Bos & Groen. (http:// www .inbo.be/files/Bibliotheek/93/173793. pdf)

- Hurka K (2005) "Beetles of the Czech and Slovak Republics" Kabourek, Czech republic.

- Hyman PS (1992) "A review of the scarce and threathened Coleoptera of Great Britain" UK Nature Conservation

- Rheinheimer J & Hassler M (2010) "Die Rüsselkäfer Baden-Württembergs" Naturschutz-Spectrum. Themen (Deutschland).

- van Wielink P, Felix R, Spijkers H, Theunissen APJ A. "Phloiophilus edwardsii in De Kaaistoep bij Tilburg (Coleoptera : Phloiophilidae )" Entomologische berichten 70(2010)

De Boomklever - juni 2011 37

t

' 1

i 1

l 1 1 1 1

r,

Wordt 20 1 1 het jaar van de

Bosbeekjuffer?

Zuidelijke Keizerlibel, Zwervende Heidelibel, Glassnijder, Gaffelwaterjuffer, Vroege Glazenmaker, ". de afgelopen jaren is het soortenlijstje van de Dijlelandse libellenfauna gestaag gegroeid dankzij deze en andere nieuwkomers. Aan deze trend lijkt voorlopig geen einde te komen, want in de zomer van 2010 dook alweer een nieuwe libellensoort op voor de regio: de Bosbeekjuffer. Met slechts 5 gevallen op drie locaties blijft echter het voorkomen en de status van deze koele beekminaar onduidelijk. Een reden te meer om de komende maanden extra uit te kijken naar deze soort langsheen de beek- en rivieroevers in het Dijleland.

De melding van meerdere Bosbeekjuffers op de Dijle stroomopwaarts het Waals­Brabantse Waver, gaf aanleiding om in juni 2010 de aanwezigheid ervan na te gaan in het Dijleland. Langs de Dijle werd een traject afgelegd vanaf de brug van de E40 te Heverlee tot aan de Neerijsebaan te Sint-Joris-Weert. De IJse werd gecontroleerd van de monding in de Dijle te Neerijse stroomopwaarts tot het centrum van Huldenberg. De Laan tenslotte werd bezocht ter hoogte van Sint-Agatha-Rode langsheen de Huldenbergstraat en ca. 500m stroomopwaarts de brug van de Potterstraat. De drie trajecten werden enkele malen fragmentarisch bezocht en er werd enkel gekeken op plaatsen waar de rivieroevers zichtbaar waren langs de openbare weg.

Dit leverde volgend resultaat op. Langs het Dijletraject werd geen enkele Bosbeekjuffer waargenomen. Het traject langs de Laan scoorde wel, met telkens een mannetje op 12 juni ter hoogte van de Huldenbergstraat en op 26 juni in het Onderbos, ca. 500 stroomopwaarts van de vorige waarneming. Op 7 juli werd door Jochem Kempeneers op dezelfde locatie als de waarneming van 12 juni, eveneens een mannetje gezien. Op de Ijse tenslotte werden twee waarnemingen gedaan te Huldenberg: een mannetje even stroomopwaarts de brug van Smeysberg en een mannetje op 27 juni, ca. 400 meter stroomafwaarts van de waarneming de dag voordien.

Wat kunnen we hieruit nu afleiden? Allicht nog niet veel. De enkele waarnemingen van solitaire mannetjes suggereren niet meteen de aanwezigheid van een florerende populatie Bosbeekjuffers. Anderzijds lijkt het

3 8 De Boomklever - juni 201 1

onwaarschijnlijk dat deze 5 gevallen louter te herleiden zijn tot waarnemingen van toevallige zwervers. Om meer inzicht te krijgen in het voorkomen en de status van deze feeërieke beekjuffer, zijn bijkomende inventarisaties en losse waarnemingsgegevens gewenst. U

mag deze bijdrage dan ook gerust opvatten als een oproep om aan het begin van een nieuw libellenseizoen, op zoek te gaan naar deze soort en waarnemingen te melden via waarnemingen.be. Naast de Dijle, ljse, Laan vormen ondermeer de Voer, de Molenbeek, de Nellebeek en de beschaduwde partijen van de leibeken potentiële plaatsen waar men de Bosbeekjuffer kan aantreffen.

Mannetje Weidebeekjuffer - foto : Bruno Bergmans

Toch misschien even iets over meer de habitatvoorkeur. Hiervan vermeldt Dijkstra in de veldgids Libellen van Europa dat de soort meer aan koel stromend water gebonden is dan andere beekjuffersoorten. Waar beken verbreden of in meer open gebieden stromen, wordt de Bosbeekjuffer vervangen door de Weidebeekjuffer, doch de soorten overlappen elkaar ruimschoots. Hieruit zou men kunnen afleiden dat de soort in het Dijleland eerder de bovenlopen van de rivieren zou prefereren of langs ruim beschaduwde trajecten, bijvoorbeeld in de Laanvallei aan de voet van het Rodebos of langsheen de meanderende Ijse in het Margijsbos, waarin verschillende koele bronbeekjes uitmonden. De schaarse waarnemingen in 2010 duidden echter niet meteen op een eventuele habitatvoorkeur in het Dijleland. De waarneming op de Ijse werd gedaan op een stuk rechtgetrokken riviergedeelte terwijl de twee de locaties op de Laan zich in open, zonbeschenen gebied bevonden. Eerder a-typische plaatsen dus, waarmee meteen duidelijk is dat niet enkel op de ogenschijnlijk aantrekkelijke locaties gezocht dient te worden.

De vliegtijd vangt begin mei en loopt tot september. De hoogste dichtheden worden juni en juli bereikt. Het gedrag van de bosbeekjuffer is nagenoeg identiek als dat van de weidebeekjuffer. Mannetjes bezetten een uitkijkplaats in de oevervegetatie, in regel

op plaatsen waar de zon door het bladerdag valt. Vanuit deze uitvalsbasis worden andere mannetjes verjaagd en voorbijvliegende vrouwtjes achtervolgd. Het is tijdens deze vluchten boven het water dat de Bosbeekjuffer zijn aanwezigheid verraadt door zijn donkerder voorkomen in directe vergelijking met Weidebeekjuffer. Althans wat de mannetjes betreft. Vrouwtjes Bosbeekjuffers zijn door hun groen metaalglanzend lichaam en vrijwel egaal gekleurde vleugels lastig te onderscheiden van vrouwtjes Weidebeekjuffers. Daarom kan men zich beter concentreren op het afspeuren naar mannelijke exemplaren tussen de talrijke Weidebeekjuffers die vanaf het late voorjaar onze rivieren en beken opluisteren. Daar waar mannetjes van de Weidebeekjuffer een duidelijke donkere vleugelband hebben met transparante velugelbasis en -toppen, zijn de vleugels bij de Bosbeekjuffer vrijwel geheel donker.

Eens men een vliegend mannetje Bosbeekjuffer vermoedt, wacht men best tot deze in de oevervegetatie landt (dat duurt meestal niet lang) zodat de vleugelkenmerken duidelijk geobserveerd kunnen worden. Een verrekijker en digitale camera kunnen hierbij van nut zijn.

Frederik Fluyt [email protected]

Mannetje (links) en vrouwtje (rechts) Bosbeekjuffer - foto's: Bruno Bergmans

De Boomklever - juni 20 1 1 3 9

Dijlelandse biodiversiteit opgelijst

januari-maart 20 1 1

Dit is een eerste, uitgebreid artikel van wat een vaste rubriekje moet worden in de komende nummers. Waarnemingen. be en onze bijhorende regiopagina bestaan bijna drie jaar. Ondertussen zijn er heel wat waarnemingen verzameld van de afgelopen jaren, alsook van gegevens van voor de start van de website. We zijn ondertussen op een punt gekomen waarop de meeste algemene soorten reeds zijn ingevoerd en de soortenlijst enkel nog zal kunnen worden uitgebreid met zeldzamere of niet goed gekende taxa. En dat is iets wat ons wel leuk lijkt om op te volgen. Hoewel de website al zeer uitgebreid is met allerlei leuke snufjes, hoort daar bijvoorbeeld een lijstje met de recente nieuwe soorten alsnog niet bij.

Opzet

Het is de bedoeling dat een driemaandelijks overzicht van nieuw ingevoerde soorten een vast deel wordt van deze rubriek met hier en daar wat duiding of verwijzing naar een hoofdarkikel. Hiernaast kan in deze rubriek ook af en toe bijkomende samenvattingen en analyses worden gepubliceerd die voorlopig ook niet zijn te vinden op de regiopagina. In deze bijdrage geven we o.a. een overzicht van de top 10 soortenrijkste gebieden in de regio. Maar voor we aan het fijne deel beginnen willen we eerst nog enkele algemene en noodzakelijke nuances maken over de interpretatie van de voorgestelde gegevens.

Bij de opstart van de regiopagina werd er om verschillende redenen gekozen om de omlijning van de regio wat ruim te houden. Voor deze rubriek willen we ons echter houden aan een striktere definitie van het Dijleland dat samenvalt met het dagelijkse werkingsgebied van onze werkgroep. Dit is het gebied dat samenvalt met de gemeenten Herent, Kortenberg, Leuven, Bertem, Tervuren, Overijse, Huldenberg en Oud-Heverlee en het volledige Meerdaalwoud.

Het moet duidelijk zijn dat de lijst met nieuwe soorten niet per definitie nieuw zijn voor de gekende fauna en flora in het Dijleland, maar enkel voor wat betreft gemelde observaties op waarnemingen.be die binnen de grenzen vallen van de regio en waarvan de waarnemer aangeduid heeft dat gegevens mogen gebruikt worden door werkgroepen van Natuurpunt. Bovendien kan bij de betrouwbaarheid van determinaties van slecht gekende

40 De Boomklever. juni 201 1

soortengroepen, soms een vraagteken gezet worden of zullen in enkele zeldzame gevallen nieuw gemelde soorten na of zelfs al voor het publiceren, aangepast of teruggetrokken worden. Voor meer officiële aanvaardbare lijsten verwijzen we naar verschillende nationale en regionale atlassen, homologatiecommissies en andere formelere checklijsten zoals die van Lepidoptera. Met dit initiatief willen we echter korter op de bal spelen dan officiëlere media die veel meer tijd en moeite vergen om te publiceren. In sommige gevallen zullen de soorten in deze rubriek echt nieuw zijn voor de regio en dan zult u veel vlugger op de hoogte zijn van een nieuwe soort dan dat u moet wachten op officiëlere publicaties.

Omdat nieuwe soorten vooral verwacht worden uit slecht gekende groepen geeft dit de mogelijkheid om deze soortengroepen ook beter te leren kennen.

Om toch een zekere graad van zekerheid te behouden zullen we enkel die soorten vermelden die door de betreffende waarnemers als zeker werden doorgegeven en worden enkel details gegeven van beoordeelde waarnemingen die al aanvaard werden door een administrator van waarnemingen.be (vaak enkel in het geval van een foto). In de praktijk zal als gevolg van deze keuze vooral details vermeld worden bij eerste waarnemingen van soorten uit groepen als nachtvlinders, spinnen, planten en bijen en in mindere mate van groepen zoals paddenstoelen, kevers, vliegen en muggen, wantsen, mollusken en mieren omdat deze laatste groepen momenteel met moeite opgevolgd worden binnen het systeem of omdat determinatiekenmerken met moeite te

observeren zijn op een foto.

Voor de gemaakte analyses geloven we dat de wet van de grote getallen afwijkingen in conclusies in bijna alle gevallen zal uitrniddelen. Conclusies kunnen naast de biodiversiteit in het Dijleland ook betrekking hebben op de inventarisatiegraad, waarnemingseffecten en punten waarop het systeem van waarnemingen. be nog kan worden verbeterd.

Inventarisatiegraad van de soortenrijkdom op di jleland. waarnemingen.be

Tot op het moment dat we deze analyse maakten (30/01/2011) waren er in totaal 133754 zekere waarnemingen ingevoerd op de regiopagina met een waarnemingsdatum tot voor Nieuwjaar 2011 (bijna 4% van het totaal op waarnemingen.be). Voor het Dijleland senso stricto (s.s., zie boven) gaat het om 72,5% van die gegevens en bijna de helft hiervan werd geobserveerd in 2010.

In tabel 1 worden de waarnemingen en aantal soorten per soortengroep weergegeven in het Dijleland. De populairste soortengroep is zoals verwacht de groep van de vogels. Ruim 60% van de waarnemingen behoort hiertoe. Dat is zowat een factor tien meer dan de soortengroepen die hierna het meest gemeld werden. Toch worden de vogels ver gepasseerd wat betreft geobserveerde soortenrijkdom door zowel nachtvlinders, paddenstoelen en planten. Op de korte tijdspanne sinds de opstart van waarnemingen.be lijkt de toename van nachtvlinders en paddenstoelen momenteel nog in rechte lijn te gaan (zie figuur 1). Het aantal nieuwe planten per jaar lijkt sinds vorig jaar al te vertragen, maar als iedereen blijft doordoen als voorheen kunnen we dit jaar nog enkele tientallen soorten verwachten. Voor goed gekende soortengroepen zoals planten is meer dan 50% van de algemenere soorten (zoals gedefinieerd op waarnemingen.be) ingevoerd voor onze regio. Het lagere percentage aan gemelde algemene soorten paddenstoelen en nachtvlinders lijkt de bovenvermelde trend te bevestigen dat we nog een eind te gaan hebben.

T.e.m. 2007 2008 2009 2010 Tabel 1. Inventarisatiegraad van soorten in het Dijleland

Nachtvlinders en micro's 83 230 386 575

Figuur 1. Cumulatief tijdsverloop van het aantal waargenomen soorten voor nachtvlinders, paddenstoelen en planten.

900

800

700

600

500

400

300

200

100

0

Paddenstoelen

Planten

T.e.m. 2007 2008 2009

122 349 550 795

113 260 590 704

• Nachtvlinders en micro's

• Paddenstoelen

•Planten

2010

De Boomklever - juni 201 1 4 1

1

2

3

4

6

7

8

9

10

Zeer slecht geïnventariseerd zijn moeilijk te determineren groepen die specialistenwerk vragen zoals bijen, wespen en mieren, vliegen en muggen, kevers, geleedpotigen (incl. spinnen) en andere ongewervelden. Algen en wieren, die pas enkele maanden toegevoegd zijn aan het regioscherm werden voorlopig zo goed als niet bekeken.

De iets hoger gelegen percentages voor onze regio van waargenomen soorten binnen deze groepen voor heel België kunnen erop wijzen dat deze soortengroepen in heel België nog onder geïnventariseerd zijn. Van goed geïnventariseerde groepen verwacht je immers een lager percentage omdat de verhouding waargenomen zeldzame soorten in de regio versus België kleiner zou moeten zijn dan dat voor algemene soorten (bv. Libellen, dagvlinders, zoogdieren, planten en sprinkhanen en krekels), tenzij ook op Belgisch niveau een groot deel van de algemene soorten nog niet is gevonden. Met een beetje inwerking, geduld en bereidheid om een loep te hanteren kunn�n nog vrij makkelijk veel nieuwe soorten worden ontdekt in deze moeilijkere soortengroepen.

Anderzijds kan het ook zijn dat de zeldzaamheidsklassen niet altijd goed zijn afgelijnd in waarnemingen.be voor deze slecht gekende groepen. Alleszins voor de kevers lijkt dat zo te zijn (pers. com. Joris Menten).

Topgebieden in 2010 #soorten

Sint-Agatha-Rode - Groot Broek 176

Oud-Heverlee - Oud-Heverlee Zuid 131

Oud-Heverlee - Oud-Heverlee Noord 118

Egenhoven - Egenhoven Bos 104

Kessel-Lo - Leopoldspark 104

Doode Bemde - Kliniekvijvers 100

Doode Bemde - Grote Bron 98

Leefdaal - Plateau 97

Tervuren - Park 96

Bertem - Koeheide 92

Heverlee - Abdij van Park 92

Voor de groep van de vogels trekt o.a. het groot aantal exoten binnen deze soortengroep, die in de meeste gevallen als algemeen worden bestempeld in het systeem, maar niet voorkomen in onze streek, de vergelijking scheef. In dit geval zou een analyse zonder de groep van exoten interessanter zijn geweest.

Als toemaatje tonen de tabellen 2 en 3 de gebieden in de regio met het grootst aantal waargenomen soorten vogels en totaal aantal soorten voor enkel het jaar 2010 en tot en met 2010. Zoals verwacht zijn de vijvergebieden in de Dijlevallei het rijkst wat betreft (gemelde) vogelsoorten, met het Groot broek in Sint-Agatha-Rode als uitschieter. Alle soortengroepen samen gerekend hebben, naast de vogels, vooral het aantal paddestoelen, nachtvlinders en planten een grotere invloed op de rangschikking met als gevolg dat het Park van tervuren (vnml. paddenstoelen) en Overijse (vnml. nachtvlinders) leiden voor het Groot Broek.

Nieuw ingevoerde soorten voor de periode januari- maart 2011

In totaal werden er maar liefst 217 nieuwe soorten ingevoerd (stijging van ongeveer 6%

voor de regiopagina). Het grootste deel komt op conto van Joris Menten. 86% van de 371

waarnemingen van nieuwe soorten zijn van hem. 56% van de waarnemingen zijn oudere

Topgebieden t.e.m. 2010 #soorten

1 Sint-Agatha-Rode - Groot Broek 209

2 Oud-Heverlee - Oud-Heverlee Zuid 178

3 Oud-Heverlee - Oud-Heverlee Noord 177

4 Doode Bemde - Grote Bron 155

5 Tervuren - Park 152

6 Doode Bernde - Kliniekvijvers 150

7 Heverlee - Abdij van Park 150

8 Egenhoven - Egenhoven Bos 128

9 Leefdaal - Plateau 127

10 Kessel-Lo - Leopoldspark 117

Tabel 2. T op 10 vogelrijkste gebieden in 2010 en in totaal

42 De Boomklever - juni 2011

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

waarnemingen (voor 2011) en worden hier niet in detail besproken. V oor eenvoud en referentie worden dezelfde pragmatische soortengroepen onderscheiden en in dezelfde volgorde besproken als kan teruggevonden worden op waarnemingen.be (wn.be) en de regiopagina. Ondanks de bedenkingen die er zijn bij de aanwijzing van zeldzaamheidsklassen voor sommige soortgroepen, geven we deze info wel mee tussen haakjes: bij de titel van de soortgroep als een verdeling van de zeldzaamheidsklassen van alle nieuwe ingevoerde soorten binnen die groep en achter de vermelde soortnamen (A=Algemeen, VA=Vrij Algemeen, Z=Zeldzaam, ZZ=Zeer zeldzaam, versie januari 2011). Nb= Niet beoordeeld door administrator op het moment van schrijven (vaak door afwezigheid van een foto) en Av= aanvaard door adminstrator.

Nachtvlinders en micro's (A 0, VA 1. Z 1. ZZ 1)

Meidoomspanner (Theria primaria, ZZ, Av) 1 m. 10/02 op licht te Tervuren/Arboretum (Bernard Misonne). 2e waarneming voor Vlaanderen op wn.be. Voor zover gekend is dit een nieuwe soort voor de regio (pers. med. A. Verboven). Het is een verborgen soort die normaal gezien specifiek moet gezocht worden bij zijn waardplanten (meidoorn en sleedoorn). Is als imago actief in de late winter en het vroege voorjaar. Enkel het mannetje kan vliegen, vrouwtjes zijn vrijwel vleugelloos.

Topgebieden in 2010 #soorten

Tervuren - Park 460

Kesselberg 451

Sint-Agatha-Rode - Groot Broek 407

Overijse - Overijse Stad 405

Molenbeekvallei - Zone Molen- 389 beekvallei

Tervuren - Zoniënwoud 367

Leuven Centrum 360

Egenhoven - Egenhoven Bos 338

Bertem - Koeheide 293

Doode Bemde - Kliniekvijvers 285

Bitterzoetmot (Acrolepia autumnitella, Z, Av) 1 ex. 23/03 te Overijse (paul & krista nuyts-de greef). Deze soort is reeds opgenomen in de soortenlijst van Verboven (2011).

Een eerste, ingevoerde waarneming van Oranje berkenspanner (Archiearis parthenias, VZ) werd niet beoordeeld. Deze soort zorgt in het vroege voorjaar blijkbaar voor verwarring en wordt soms aanzien als een Kleine vuurvlinder (in vlucht), die echter normaal gezien pas in april verschijnt. De soort werd reeds eerder net over de taalgrens genoteerd ten noorden van Waver (2010, Av) en Bois de la Hocaille, te Florival (2011, Nb ). Ze is ook reeds gekend uit Meerdaalwoud (pers med. A. Verboven).

Bijen, wespen en mieren (A l, VA 0. Z 0, ZZ 0)

Van de eerste nieuwe bijensoort van het jaar, de algemene zandbij Vosje (Andrena fulva, A), waren er al meteen twee waarnemingen (Nb). Net buiten het werkingsgebied s.s. werd de soort ook al waargenomen in de buurt van Pécrot (2010, Nb) en Korbeek-Lo (2006, Av).

Vliegen en muggen (A 24. VA 52, Z 3, ZZ 1)

80 nieuwe soorten, waarvan 11 voor het eerste waargenomen in 2011. We vermelden enkel deze laatsten.

Topgebieden t.e.m. 2010 #soorten

1 Overijse - Overijse Stad 828

2 Tervuren - Park 608

3 Sint-Agatha-Rode - Groot Broek 576

4 Kessel berg 556

5 Bertem - Koeheide 489

6 Doode Bemde - Kliniekvijvers 475

7 Egenhoven - Egenhoven Bos 466

8 Leuven Centrum 459

9 Kessel-Lo - Centraal 456

10 Laanvallei - Rodebos 449

Tabel 3. Top 10 soortenrijkste gebieden in 2010 en in totaal

De Boomklever -juni 201 1 43

Trichocera parva (VA, Av) 1 m. 16/01/2011 te Sint­Agatha-Rode/Rodebos (Joris Menten). Eerste waarneming op wn.be.

Donker Elfje (Melangyna quadrimaculata) (Z, Nb) is een zweefvlieg die al meermaals eerder aangetroffen werd in de regio (o.a. De Buck 1996) en die ook al werd gemeld uit het Zoniënwoud (2009, Av).

Alle andere eerste vondsten werden ook alsnog niet beoordeeld en betreffen, met uitzondering van Trichocera annulata (VA) en Eudasyphora cyanella (A), de 1 e waarnemingen voor deze soorten voor België op wn.be. Deze soorten waren met name Dixella serotina (VA), Elachiptera cornuta (VA), Muscina stabulans (VA), Pollenia angustigena, Pollenia rudis (A), Psacadina zernyi (A) en Tephrochlamys rufiventris (A).

Kevers (A 20, VA 32, Z 3, ZZ 4)

75 nieuwe soorten, waarvan 26 in de eerste drie maanden van 2011 (43 waarnemingen). Voor de meest interessante recente observaties gedaan door Joris Menten van soorten zoals Phloiophilus edwardsii (VA), Colydium elongatum (VA), Corticeus unicolor (VA) verwijzen we hier naar een ander artikel in dit nummer.

De enige waarneming van een nieuw kevertje dat niet van de hand van Joris Menten was, was dat van een Pelskever (Attagenus pellio, VA, Nb). Deze soort komt voor in huizen, opslagplaatsen en nestkasten. Op wn.be was dit de 4e waarneming voor deze kever, én de eerste melding met een foto!

Wantsen en cicaden (A 3, VA 12, Z 0, ZZ 0)

15 nieuw ingevoerde soorten, waarvan 7 nieuw waargenomen voor 2011: Aneurus laevis (VA), Arma custos (VA), Dictyla humuli (VA), Empicoris vagabundus (VA), Ischnodemus sabuleti (VA), Rhyparochromus vulgaris (VA), .Scolopostethus pictus (VA). In al deze gevallen zijn de meldingen (nog) niet beoordeeld.

Insecten (overig) (A 0, VA l, Z 0, ZZ 0)

De eerste waarneming van een Gewone Gaasvlieg (Chrysopa perla) (VA) werd niet beoordeeld.

44 De Boomklever - juni 201 1

Geleedpotigen (overig) (A 6, VA 3, Z l, ZZ 1)

Alle 11 nieuwe soorten werden voor het eerst waargenomen in 2011.

Holenwielwebspin (Metellina merianae) (VA, Av) in totaal 15 ex. op 05 en 10/01 te Huldenberg/ Kasteelpark (Koen Berwaerts).

Holenspin (Nesticus cellulanus) (ZZ, Av) lex. 10/01 samen met Holenwielwebspin (Metellina merianae) in een schuilkelder te Huldenberg/ Kasteelpark (K. Berwaerts). ie waarneming op wn.be! Com. Koen van Keer : "Persoonlijk denk ik niet dat het terecht is dat deze soort gecatalodeerd is als 'zeer zeldzaam'. Er zijn best wat meldingen in de ARABEL-databank en vermoedelijk is ze nog algemener dan wat uit die meldingen blijkt, want het is een soort die vaak voorkomt in kelders en riolen. Plaatsen die sterk onderbemonsterd zijn."

Korstmosrenspin (Philodromus margaritatus) (Z, Av) lex. 16/01 te Sint-Agatha-Rode/Rodebos (Joris Men ten). 3e waarneming voor Vlaanderen. Com. Koen van Keer: "Vaak niet goed te onderscheiden van P. emarginatus ( e� soms ook P. buxi), maar karakteristieke beharing sluit P. buxi uit en vorm van epigyne (hoewel niet zo'n duidelijke foto) wijst inderdaad toch eerder op P. margaritatus."

Kleine Dikkaak (Pachygnatha degeeri) (A, Av) 1 m. 16/01 te Sint-Agatha-Rode/Rodebos (Joris Menten).

Huiszebraspin (Salticus scenicus) (A, Av) 1 ex. 15/03 te Leuven/Centrum (Wim Verheyden).

Brugspin (Larinioides sclopetarius) (A, Av) 1 ex. 25/03 te Leuven/Centrum (Wim Verheyden). Com. Koen van Keer: "Typisch voorkomend aan menselijke constructies bij water".

Zwartringkogelspin (Keijia tincta) (A, Av) 1 v. 20/03 te Kessel-lo/Kesselberg (Joris Souffreau). V olgende nieuwe soorten werden �et beoordeeld: Storingsdwergspin (Erigone atra, VA), Mosschorpioentje (Neobisium carcinoides, A), Schorsmarpissa (Marpissa muscosa, VA) en Hazelaarkatjesmijt (Phyllocoptruta coryli, A).

.:.-��· -�-�- �---------

Weekdieren en andere ongewervelden (A 0, VA 1, Z l, ZZ 0)

De eerste waarnemingen van Vale Clausilia (Clausilia bidentata) (Z) en Heesterslak (Arianta arbustorum) (VA) werden niet beoordeeld.

Paddenstoelen (A l, VA 3. Z l, ZZ 0)

5 nieuwe soorten, allen voor het eerst waargenomen in 2011. Ondanks toevoegingen van foto's konden de eerste meldingen van deze soorten (nog) niet beoordeeld worden door specialisten: Dakloze Huiszwam (Serpula himantioides, VA), Hangende zwameter (Hypomyces rosellus, Z), Roestkleurige Borstelzwam (Hymenochaete rubiginosa, VA), Gewoon Knolkelkje (Sclerotinia sclerotiorum, VA), Berkenheksen- of Heksenbezem (Taphrina betulina, A).

Mossen en Korstmossen (A 5, VA l, Z 0, ZZ 0)

6 nieuwe soorten, allen voor het eerst waargenomen in 2011, maar ook hier werd geen enkele van beoordeeld: Ruw Heidestaartje (Cladonia scabriuscula, A), Helmroestmos (Frullania dilatata, A), Gewoon Geleimos ( Collema crispum, A), Gewoon Schorsmos (Hypogymnia physodes, A), Greppelblaadje (Cladonia caespiticia, A), Boomsterretje (Syntrichia laevipila, VA).

Planten (A 2. VA 6. Z 8, ZZ 1)

17 nieuw ingevoerde soorten, waarvan 15 voor het eerst waargenomen in 2011. Slechts 4 soorten van deze 15 zijn geen vermoedelijk aangeplante, verwilderde, tuin- of stinzenplanten.

Gladde ereprijs (Veronica polita, Z, Av) lex. 11/03 te Bertem/Dorp (Rutger Barendse).

Zandzegge (Carex arenaria, A, Nb),

Aarvederkruid (Myriophyllum spicatum, A, Nb) en Ingesneden dovenetel (Lamium hybridum VA, Nb) zijn soorten die zeldzamer zijn in onze regio dan gemiddeld gezien in de rest van Vlaanderen.

Verzoekjes?

Zijn er lijstjes of overzichten dat u altijd al had willen bekijken op de regiopagina dijleland. waarnemingen.be, maar voorlopig nog niet terugvond? Stuur een verzoekje op de mailinglijst of een persoonlijk bericht aan Bart Creemers met een suggestie en dan wordt bekeken of daarvoor, in de mate van het mogelijke, kan gezorgd worden.

Referenties

- De Buck, N. 1996. "Zweefvliegen" in Jaarbulletin 1996 "Natuur in het Dijleland", 44-52 De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud.

- Van Landuyt, W., Hoste, W., Vanhecke, L., Van den Bremt, L., Vercruysse, W., and De Beer, D., eds. Atlas van de flora van Vlaanderen en het Brussels Gewest. Instituut voor natuur­en bosonderzoek/Nationale plantentuin van België , Brussel, pp 686-687.

- Verboven A. 2011. De dag- en nachtvlinders (Lepidoptera) van het Dijleland Deel 1: Mycropterigidae (Oermotten) tot en met Lyonetiidae (Sneeuwmotten). De Boomklever 38 (1 ) : 12-15.

Bart Creemers [email protected]

Notities bij figuren en tabellen

Definities van soortgroepen en soorten zqn

overgenomen van waarnemingen.be. Voor het

aantal soorten wordt enkel rekening gehouden

met zekere waarnemingen tot op soortniveau of

lager. Variëteiten en ondersoorten worden onder

eenzelfde soorteenheid beschouwd. Voor eenvoud

zijn niet-inheemse soorten ook in rekening gebracht.

Multisoorten en hybriden zijn niet opgenomen.

De Boomklever - juni 201 1 45

Vroegeling op de zanderige hellingen van de Ruelensvest - foto: Wim Verheyden

Enkele maanden geleden zijn we met een aantal verenigingen van start gegaan met het project "Natuur(be)leven in de groene ruimtes van de Leuvense binnenstad". De Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud en Natuurpunt Oost-Brabant trachten - met steun van het Regionaal landschap Dijleland en de provincie Vl.aams-Brabant - meer beleidsaandacht te verkrijgen voor het thema "natuur in de stad". Naarmate steeds meer mensen in de steden wonen - ondertussen al meer dan 50 procent van de wereldbevolking - is aandacht voor stedelijke natuur meer dan noodzakelijk. Dit project wil concrete voorstellen aanreiken die de kansen voor planten en dieren in de stad kunnen verhogen.

Natuur in de stedelijke omgeving

De stedelijke omgeving wordt gekenmerkt door een groot aantal mensen die dicht bij elkaar leven op een beperkte oppervlakte. Dit heeft gevolgen voor de aard van de bebouwde omgeving en de mate waarin wordt ingegrepen in de natuurlijk omgeving. Maar de stad vormt ook een eigen leefgebied, met speciale kenmerken die sterk verschillen van de open ruimte buiten de stad. Naast het stedelijke groen van de parken en tuinen, biedt ook de bebouwde ruimte plaats voor natuur in de stad. Vaak komen hier zeer boeiende vegetaties voor, denk bvb. maar aan muurplanten die op gebouwen groeien. Sommige soorten zijn zelfs sterk gebonden aan de stad.

Waarnemingen van voorjaarsbloeiers

De voorbije weken waren ideaal om de eerste waarnemingen te doen van typische voorjaarsbloeiers en andere vroege soorten.

46 De Boomklever - juni 201 1

Zo stond bvb. Vingerhelmbloem (Corydalis solida) - vroeger ook Voorjaarshelmbloem genoemd - rijkelijk in bloei, vaak samen met het veel algemenere Speenkruid (eveneens een voorjaarsplant bij uitstek). Beide soorten werden o.a. overvloedig aangetroffen in de Keizersbergabdij (zowel in het park als op de hellingen rondom) en in het Van Daleparkje (een klein parkje tussen de Naamsestraat en de Schapenstraat). Ze vormden er grote bloementapijten. In de Keizersbergabdij stond - op een wat meer besc�aduwde plaats - ook de Bosanemoon in bloei. Deze soort is een indicator voor bodems die relatief tot rust gekomen zijn, dus vaak oudere en gerijpte bodems. In het stedelijk gebied kunnen ze dus iets vertellen over het historisch grondgebruik (bvb. historische kloostertuinen). Om de Bosanemoon in stand te houden moet men de standplaatsen zoveel mogelijk met rust laten, zeker niet te drastisch dunnen.

Ook op verschillende andere plaatsen werd Vingerhelmbloem waargenomen (o.a. op de hellingen in het Stadspark en in het Dijleparkje achter de Dijlemolens), maar doorgaans wat minder uitgesproken qua aantallen.

Vingerhelmbloem staat onder meer bekend als een stinzenplant in (oudere) parken, waar ze ooit werd aangeplant omwille van haar sierwaarde of voor haar medicinale eigenschappen. Daarnaast vindt men deze plant vaak ook op uiteenlopende plaatsen terug in houtkanten en hagen, hoewel ze enigszins gebonden is met oudere standplaatsen. In Vlaanderen is het over het algemeen een zeer zeldzame soort, maar ze heeft o.a. een duidelijk kerngebied in de omgeving van Brussel en Leuven.

Het Maarts viooltje - ook wel "welriekend viooltje" - is in het centrum van Leuven goed vertegenwoordigd, enerzijds als stinzenplant maar op veel andere plaatsen waarschjjnlijk eerder als "tuinontvluchter". De Krokussen de Sneeuwklokjes en Narcissen zijn ook veel voorkomende soorten die nu reeds in bloei staan, maar veel van deze exemplaren zijn wel aangeplant (bvb. via de verschillende bloembollenprojecten van stedelijke groendiensten of door particulieren in tuinen). Het aantal echt verwilderde exemplaren ligt doorgaans dus heel wat lager in de stedelijke context. In dat opzicht zijn de "stinzenplanten" een lastigere groep.

Binnenkort komt ook Daslook in bloei. Ook hiervan zijn er nu reeds een aantal locaties gekend, o.a. in de tuin van het Montfortanenklooster en eveneens in het Ramsbergparkje, maar er zijn waarschijnlijk nog wel andere plaatsen waar deze soort kan aangetroffen worden in het stadscentrum.

Tot slot kan nog verwezen worden naar de Gevlekte en de Italiaanse aronskelk die op verscrullende locaties in de Leuvense binnenstad in grote aantallen aanwezig is.

Een vroege lente

Naast de voorgaande soorten, zijn er ook nog een aantal andere plantensoorten die er vroeg bij zijn. Paardenbloem, Madeliefje, Kleine veldkers en Paarse dovenetel zijn natuurlijk alom tegenwoordig en zijn er elk

Vingerhelmbloem en Speenkruid, in de Keizersbergabdij vergezeld van Bosanemoon -foto: Wim Verheyden

jaar al vroeg bij, maar bvb. ook Grote ereprijs en Vroegeling. Deze laatste soort kiemt in het najaar en overwintert met een bladrozet, zodat de soort er in slaagt als een van de eerste in het voorjaar te bloeien (vanaf februari). De aanwezigheid van Vroegeling duidt op droge en matig voedselrijke bodems die geschikt zijn voor bloemrijke begroeiingen.

Het warme weer van de voorbije weken heeft een aantal soorten vroeger dan normaal in bloei doen komen. Akkervergeet-mij-nietje (Myosotis arvensis) bloeit doorgaans pas vanaf mei, maar dit jaar zijn er al heel wat exemplaren in bloei gekomen.

De Boomklever - juni 201 1 4 7

Zeker op de warmere plaatsen in de stad - die op zich al een "hitte-eiland" vormt -zijn de Akkervergeet-mij-nietjes vervroegd. Ze staan bvb. in bloei op de zongerichte, zanderige hellingen langs de Ruelensvest en op de stenig heuveltjes nabij de KUL­auditoria vari de Parkstraat. Ook stond er reeds een Zachte ooievaarsbek in bloei langs de Ruelensvest en bloeiende Hondsdraf werd reeds waargenomen in de Keizersbergabdij.

Stinkende gouwe (Chelidonium majus), een zeer algemene soort in deze regio, stond eveneens vroeger dan normaal in bloei. In principe bloeit zij pas vanaf mei. Een laatste voorbeeld van de vroege lente is het Grijskruid (Berteroa incana) dat reeds bloeide langs de zanderige bermen van de Ruelensvest. Deze laatste is trouwens eveneens een indicator voor droge en matig voedselrijke bodems die geschikt zijn voor bloemrijke begroeiingen (net zoals Vroegeling), als ze correct beheerd worden.

Muurvegetaties

Een aantal typische soorten van muren doen het in Leuven over het algemeen goed. Mu urleeu wenbek - een soort die het in de stad goed doet op muren en stenige plaatsen - bloeit normaal vanaf mei. Op een warm plekje in de stad - t.h.v. de Naamspoort op het trottoir tegen een zonbeschenen muur -werden al exemplaren aangetroffen die volop in bloei stonden eind maart. Hetzelfde gaat ook op voor Gele helmbloem. Deze soort die eveneens vanaf mei bloeit, werd reeds half maart in bloei gezien (in de dreef van de Kartuizerij). Ook deze soort doet het op een aantal plaatsen in Leuven vrij goed.

In de dreef van de Kartuizerij werd omstreeks 15 maart 2011 ook een eerste bloeiende Gele helmbloem aangetroffen. Muurbloem werd dan weer aangetroffen op het binnenpleintje van Fabota (Brusselsestraat/Ridderstraat).

Enkele opvallende waarnemingen

Dit jaar waren er reeds enkele opmerkelijke waarnemingen. Zonet werd gesproken over de Gevlekte en de Italiaanse aronskelk, maar ook de kruising tussen beide (Arum maculatum x Arum italicum) werd waargenomen in het Keizersbergpark. Klimopbremraap

48 De Boomklever - juni 201 1

(Orobanche hederae) - momenteel te herkennen aan de uitgedroogde bloeistengels - doet het op meerdere plaatsen goed. Het Gevlekt longkruid (Pulmonaria officinalis) werd tot nu toe slechts op één plaats aangetroffen (als stinzenplant in de tuin van het Montfortanenklooster). Tot slot stond er nog een verdwaalde Oosterse anemoon in het stadspark.

Het aantal bijzondere waarnemingen dit jaar is natuurlijk nog beperkt. Als men zich echter baseert op de inventarisaties van de Leuvense stadsflora door een groep van FON (Floristisch Onderzoek voor Natuurbehoud) in 2008, dan kan het aantal opmerkelijke soorten nog aanzienlijk toenemen naarmate het jaar vordert. In hun verslag van hun stadstocht in 2008 kwam FON tot een overzichtslijst van 260 soorten. Daarvan zijn er 10 indicatief voor oud-bos en 10 soorten stonden vermeld in de Rode lijst van 2005. Als kwetsbaar vermeldde men Dicht havikskruid. In de categorie "achteruitgaand" stonden Gewone agrimonie, Muizenoor, Gewone eikvaren en Knolboterbloem. Zeldzame planten waren Voorjaarszegge, Zwartsteel, Muurbloem, Rode spoorbloem en Wijnruit. Vooral de historische vindplaatsen op de stedelijke omwallingen (met potentieel voor de ontwikkeling van unieke droge schraalgraslandjes) werd nog eens extra benadrukt. Hun verslagkannogeensnagelezen worden op de FON-website: http://users.skynet.be/fon/index.h trnl.

Aantal plantensoorten in de binnenstad

Op dit ogenblik staat de teller van waarnemingen.be reeds op zo'n 100 waargenomen soorten voor dit jaar (periode 01/01/2011 t.e.m. 31/03/2011), waarvan 77 echte soorten (m.a.w. tot op de exacte soortnaam gedetermineerd). Vorig jaar strandde te teller op 173 soorten voor de Leuvense binnenstad (van 01/01/2010 t.e.m. 31/12/2010), waarvan 146 echte soorten. Daarmee werd de stijgende lijn van het aantal soortwaarnemingen verder gezet. Toch is dit minder dan de overzichtlijst van 260 planten die door FON in de binnenstad werden aangetroffen in 2008.

Gezien de stedelijke context zitten daarbij ook heel wat soorten die men wel eens omschrijft als ''banalere" soorten die vaak over het hoofd gezien worden. Toch kunnen ook deze soorten belangrijke indicatoren zijn voor de (potentiële) natuurwaarden. Vaak zijn het belangrijke waard- en drachtplanten voor de verschillende diersoorten die in de stad leven. Hun aanwezigheid kan bovendien een belangrijk richtsnoer zijn voor het (stedelijk) groenbeheer waarbij steeds meer wordt uitgegaan van ecologische principes.

Paddenstoelen in de binnenstad

Wat betreft de paddenstoelen bestaat er -althans binnen waarnemingen.be - duidelijk nog een kennisleemte qua verspreiding van de soorten in de binnenstad. De teller van het aantal ingevoerde waarnemingen staat slechts op 4 sinds 01/01/2000 (met name Dikrandtonderzwam, Zwavelzwam, Gekraagde aardster en Elfenbankje). Voor de determinatie van deze groep is overigens wel heel wat expertise vereist, hetgeen een gedeeltelijke verklaring vormt voor de beperkte gegevens die momenteel beschikbaar zijn. Voor de minder ervaren waarnemer - waaronder ik ook mijzelf reken - vormt dit een doorgaans een minder toegankelijke groep. Toch zijn deze waarnemingen enorm belangrijk. Specifieke groepen zijn gebonden aan de aanwezigheid van dood hout. Het verhogen van de hoeveelheid dood hout in parken en stedelijk groen vormt een belangrijke doelstelling in het verhaal van de (stedelijke) biodiversiteit.

Mossen en korstmossen

Wat opgaat voor de paddenstoelen, gaat zeker op voor de mossen en de korstmossen. Ook hiervoor is veel expertise vereist.

Vogels

In 2010 werden - op waarnemingen.be - in Leuven 72 vogelsoorten waargenomen. Daaronder zitten natuurlijk ook een aantal waarnemingen van louter overvliegende soorten (zoals bvb. de Grauwe gans, de Kolgans en een Knobbelzwaan).

In 2007-2008 werd er aan de KU Leuven een studie uitgevoerd door een Erasmus-studente,

Teresa Camarero Esparza, waarbij gekeken werd naar de aanwezigheid van vogels in 15 parken en groenzones in de binnenstad van Leuven. In totaal telde de studente 41 soorten. In het Groot begijnhof werden tijdens de studie 26 verschillende vogelsoorten aangetroffen. In de Kruid tuin en het Dijlepark werden 23 verschillende soorten aangetroffen. In het Rambergpark en het Van Dalepark vond men 22 soorten terug. In de onderstaande tabel staan de 15 soorten die het meest werden aangetroffen.

Soort Aantal parken

(n=l5)

Stadsduif 15

Roodborst 15

Houtduif 15

Koolmees 15

Merel 15

Ekster 15

Pimpelmees 15

Vink 13

Turkse Tortel 13

Zwarte Kraai 13

Kauw 10

Winterkoning 9

Boomkruiper 8

Heggenmus 7

Spreeuw 7

Deze tellingen vonden echter plaats in de herfst. Door ook in de lente en de zomer tellingen uit te voeren, zouden de re sul ta ten zeker nog verfijnd worden, aldus Martin Hermy (promoter bij de studie). Volgens hem zou men met gespreide observaties over een heel jaar aan ruim 80 verschillende soorten kunnen komen. In dit lijstje staan immers nog geen soorten zoals de vaak waargenomen Slechtvalk en de Huiszwaluw, die eerder aan (hoge) gebouwen gebonden zijn dan aan parken.

De Boomklever ·juni 201 1 49

Uit deze studie blijkt alleszins het belang van de aanwezigheid van voldoende gelaagdheid van de vegetatie in parken. Het verwijderen van dichte struikvegetaties en wildere hoekjes bevordert de dominantie van typische stadsvogels (de zgn. "urbanofielen") en leidt dus tot een homogenisering van het stedelijke vogelbestand, waarbij veel bijzondere zangvogels dreigen te verdwijnen. De vorming van gevarieerde en structuurrijke vegetaties is trouwens niet alleen voor vogels belangrijk, maar ook voor tal van andere organismen.

Vlinders

Voor de stedelijke biodiversiteit vormen de vlinders een belangrijke groep. Vlinders zijn gevoelige milieu-indicatoren. De monitoring van deze groep kan ons dus veel vertellen over de omgevingskwaliteit. De belangrijkste eisen die ze stellen zijn structuurvariatie, de aanwezigheid van waard- en nectarplanten, een gefaseerd beheer gevoerd wordt en geleidelijke overgangen van grasland naar ruigte, struweel en bosplantsoen. Deze eisen zijn natuurlijk ook goed voor andere soorten.

Andere dieren in de stad

Tot slot zijn er ook nog enorm veel andere organismen in de stad. We hebben het in dit artikel bvb. nog niet gehad over de zoogdieren, de reptielen en amfibieën (waarvan o.a. de Hazelworm het vermelden waard is), de insecten, enz Half maart werden er bvb. grote aantallen zandbijen waargenomen (waaronder de Grijze zandbij), langs de zanderige hellingen van de Ruelensvest. Dit is o.a. interessant in het kader van de oproep van Natuurpunt om de zandbijen in kaart te brengen. Ook het hele verhaal van de sterke teruggang van bijenpopulaties is relevant. Ook in de stedelijke omgeving moet hier aandacht aan besteed worden. Om de populaties honingbijen beter in stand te houden zijn grote oppervlakten bloemrijke vegetaties noodzakelijk.

Wat betreft de spinnen in de stedelijke omgeving, liep er van 2004 tot 2008 een uitgebreid onderzoek in de Antwerpse binnenstad: het "ASOP" (ofwel het Antwerps Spinnenonderzoeksproject). Na een tweetal jaren van onderzoek werd er op 11 november

50 De Boomklever - juni 201 1

2006 de 200ste spinnensoort in Antwerpen gevonden. Naast de talrijke interessante en een aantal voor België nieuwe spinnenvondsten, werd ook een "nieuwe" soort voor de wetenschap gevonden. Het ging om een kogelspin van het genus Theridion, een soort die tot dan toe nog niet officieel beschreven werd maar die al eerder gekend was van stenige omgevingen, zoals steengroeven in de Ardennen. Ze kreeg de naam Theridion asopi (ofwel "de Theridion van het ASOP"). Andere waarnemingen toonden aan dat een aantal zuiderse spinnensoorten hun areaal naar het noorden uitbreidt. Ook in Leuven zouden ongetwijfeld interessante vondsten gedaan kunnen worden. Meer leest u op: http://www.arachnology.be/antwerpen.

Op vlak van de zoogdieren kan verwezen worden naar de Egel, de Westelijke huismuis, de Bosmuis, de Steenmarter en de Bruine rat (o.b.v. waarnemingen vorig jaar), aangevuld met het Konijn en de Eekhoorn (de jaren voordien). Deze lijst kan nog aangevuld worden met de vleermuizen. Vorig jaar werden slechts twee waarnemingen van vleermuizen ingegeven, met name van de Gewone dwergvleermuis en van de Dwergvleermuis. In 2009 werd ook de Laatvlieger gesignaleerd

Heel specifiek zou er op termijn ook gekeken kunnen worden naar waterorganismen in de Dijle en in parkvijvers (o.a. vissen, maar ook allerlei waterdiertjes zoals springstaarten, schaatsenrijders, schrijvertjes, waterkevers, watervlooien, waterspinnen en -mijten en zoetwaterkreeftjes. Ook dit verdient later een onderzoek door specialisten terzake.

Doelstelling van het project

De stad levert dus heel wat mogelijkheden voor natuurontwikkeling op. Het zou dan ook onbegrijpelijk zijn dat deze omgeving nauwelijks benut wordt in het natuurbeleid. Daarom willen we dit thema meer in de aandacht brengen en willen we concrete voorstellen doen om de flora en fauna meer kansen te geven in de stad.

Wim Verheyden (VHM) [email protected]

In de zomer van 2009 werd in de provincie Vlaams-Brabant een kleine populatie Vroedmeesterpadden (Alytes obstetricans) ontdekt op het domein van Ganspoel in Huldenberg. Er werden maximaal zeven roepende mannetjes waargenomen. Waarschijnlijk gaat het om zwervende dieren uit de populatie van Neerijse, die iets meer dan twee kilometers noordoostwaarts ligt. De Vroedmeesterpad werd in de Vlaamse Rode Lijst van amfibieën en reptielen opgenomen in de categorie 'met uitsterven bedreigd'. Bovendien is het een Provinciale Prioritaire Soort (PPS) en een koesterbuur van de provincie Vlaams-Brabant. Deze provincie draagt dus een bijzondere verantwoordelijkheid voor de soort omdat ze er relatief meer voorkomt dan in de meeste andere provincies.

De Vroedmeesterpad is een warmteminnende soort. Ze leeft in Vlaanderen op de noordelijkste grens van haar Europees verspreidingsgebied. Om te voldoen aan haar warmtebehoefte, worden Vroedmeesterpadden vaak op zuidelijk gerichte(= warme) hellingen aangetroffen. Ook op het domein Ganspoel wordt de soort vooral aangetroffen op een zuidhelling, roepend onder zwarte folie in de directe omgeving van de poel. In een aantal foliegaten werd echter een bodembedekker (Cotoneaster sp.) aangeplant. Binnen enkele jaren zal deze bodembedekker de folie volledig overschaduwen waardoor de zuidhelling minder geschikt zal zijn als habitat voor Vroedmeesterpad.

Om de lokale populatie van te behoeden, moeten soortbeschermingsmaa tregelen

uitsterven dringend

worden

uitgewerkt. Aan de voet van de helling ligt een relatief grote maar ondiepe veedrinkpoel waarin echter geen larven van Vroedmeesterpadden werden gevonden. Deze poel wordt volledig betreden door vee en is sterk eutroof. Bovendien wordt ook het neerslagwater van een deel van de hoger gelegen Limburg Stirumlaan hierin afgevoerd. Ook het strooizout dat in de winter op die weg wordt gebruikt, stroomt uit naar deze poel.

HYLA, de amfibieën werkgroep van Natuurpunt, adviseerde bij de opmaak van een soortbeschermingsplan waarbij zowel aandacht werd geschonken aan het behoud en de optimalisatie van land- en waterhabitat. Intussen werden reeds enkele beheermaatregelen uitgevoerd.

De Boomklever - juni 201 1 5 1

Er werden drie steenhopen aangelegd (met streekeigen zandsteen) die moeten fungeren als schuilplaats. Een eerste hoop werd tegen een naar het zuidwesten gerichte talud gestapeld, een tweede onderaan de Cotoneasteraanplant en een derde onderaan de helling, dichtbij de veedrinkpoel. Aan de steenhoop ter hoogte van de aanplant werd bovendien een betonnen veedrinkbak geplaatst. Deze veedrinkbak (met een diameter van twee meter) werd gedeeltelijk ingegraven en met stenen omgeven en moet dienen als voortplantingsplaats.

De opmaak van een plan en de opvolging van de werken gebeurde door Regionaal Landschap Dijle land vzw. De Provincie Vlaams-Brabant verleende financiële steun. Deze inrichtingswerken kaderden in het Europese Interreg-project SOLABIO.

Annabel Pennings [email protected]

Medewerkster Regionaal Landschap Dij/eland vzw

Meer informatie

- over koesterburen: www .koesterburen.be.

- over Regionaal Landschap Dijleland vzw: www.rld.be

De Vroedmeesterpad heeft zijn naam niet gestolen: mannetje op wandel met een eisnoer -foto: Hans Roosen

Ingegraven veedrinkbak (links) en steenhoop (rechts) aan de grote veedrinkpoel -foto's: Robert Jooris (Hyla)

5 2 De Boomklever - juni 201 1

Bedreigde amfibieënsoorten

in het Dijleland

De Kamsalamander

De grootste, inheemse salamander komt niet wijdverspreid voor in de Dijlevallei. Volgens de Hyla-databank zijn er slechts vier populaties in de bovenloop van de Dijle en één populatie in het Meerdaalwoud te vinden. Bovendien werden er de afgelopen jaren nog amper Kamsalamanders gemeld in het werkingsgebied van NWG Dijleland. Nochtans wordt de soort in Vlaanderen in meerdere (grote) valleigebieden aangetroffen; o.a. in de Demer- en de Getevallei. Werd er de laatste jaren weinig geïnventariseerd of werden er daadwerkelijk weinig tot geen exemplaren gevonden? Een vraag die voor heel Vlaams­Brabant relevant bleek. De aanleiding voor een provinciaal project!

De eerste, voorlopige result'àten van dit project geven aan dat de Kamsalamder op slechts twee locaties in het 'Leuvense' werd gevonden anno 2010 en dit telkens in (zeer) lage aantallen. In Wijgmaal werd nog een enkeling waargenomen en in Tervuren werd een nieuwe vindplaats ontdekt (3 ex.). Ondanks een uitgebreide inventarisatie werden op de overige vindplaatsen in Herent, Sint-Joris-Weert en een tweede locatie in Wijgmaal geen individuen gevonden. Net buiten het werkingsgebied van NWG Dijleland werd echter onverwacht een individu aangetroffen in een tuin in Kampenhout, en er werd nog een relatief grote populatie aangetroffen in de Anti-Tankgracht te Haacht.

De conclusie van de eerste verkenningsronde is dat op plaatsen met populaties vooral de toestand van de poelen zeer slecht is. Meerdere poelen worden beschaduwd door bomen, bevatten vis, zijn verland en/of geëutrofiëerd. Mochten er op deze locaties nog adulten voorkomen, dan kunnen de larven niet metamorfoseren in de aanwezige waterpartijen.

In samenwerking met het Regionaal Landschap Dijleland, de stad Leuven, de VLM en

vrijwilligers van Hyla en Natuurpunt werd besloten een eerste reeks van herstelwerken uit te voeren. Op één plaats in Wijgmaal werden vier nieuwe poelen aangelegd door RLD i.s.m. Natuurpunt. De stad Leuven legde een poel aan nabij een oude Dijlemeander, eveneens in Wijgmaal. In Herent nam een particulier toevallig het initiatief een voormalige voortplantingspoel te herstellen. Met het ANB werd overlegd om de beschaduwing rondom een aantal poelen in het Meerdaalwoud ongedaan te maken 1• De VLM had oor naar uitgebreid advies bij de herinrichtingswerken van de Anti-Tankgracht te Haacht.

Op plaatsen waar er gericht gewerkt wordt in functie van zeldzame amfibieën, wordt tegenwoordig meestal succes geboekt. Het zal zaak zijn op het huidige elan verder te werken en wat geluk te hebben dat er nog voldoende individuen aanwezig zijn om een gezonde populatie te stichten. Of er ook in het Dijleland duurzame populaties Kamsalamander mogelijk zijn? Ja! Al zal er een grondige inhaalbeweging nodig zijn en zal de soort beter moeten worden opgevolgd.

De Vroedmeesterpad

Na die grote salamandersoort is het nu de beurt aan een eerder kleine paddensoort. De verspreiding van de Vroedmeesterpad stopt net ten noorden van de taalgrens. De weinige populaties in Vlaanderen zijn beperkt tot het zuiden van de as Brussel - Leuven, Borgloon en de Voerstreek. In tegenstelling tot een tiental jaar geleden worden er in Vlaams-Brabant hogere aantallen waargenomen dan in Limburg. In Borgloon en Voeren zakten verschillende populaties in elkaar, terwijl een populatie in Neerijse, Vlaams-Brabant, aangroeide tot meer dan 100 individuen.

1 De behandelde beheermaatregelen hielden rekening met het voorkomen van de Vuursalamander in het Meerdaalwoud.

De Boomklever · juni 201 1 53

De Vroedmeesterpad zal in 2011 uitgebreid onder de loep genomen worden omdat de aanleg van nieuw voortplantingshabitat niet overal even succesvol blijkt. Op het merendeel van de vindplaatsen in Vlaanderen is het landhabitat meestal wel geschikt, maar is het voortplantingshabitat ongeschikt. Veel poelen zijn eutroof, troebel en/of beschaduwd.

In Overijse werden door het RLD drie poelen aangelegd, maar zonder succes. In een nabijgelegen tuin met een ondiep, betonnen vijvertje met helder water werden dan weer minstens 150 larven aangetroffen. Ook in Borgloon en Voeren worden de meeste larven gevonden in drinkbakken (tot 46 ex per bak.). Zoals u kunt lezen in het andere artikel in deze Boomklever, plantte het Regionaal Landschap Dijleland ook in Huldenberg een drinkbak in om daar een nieuwe populatie meer kansen te geven. De toekomst zal uitwijzen of dit op deze plaats succesvol is.

54 De Boomklever - juni 201 1

De soort kan zich voortplanten in poelen, maar enkel in visloos, helder water. In de groeve van Neerijse ligt een mesotrofe, visloze poel en is de populatie vooral gebaat bij onderhoud van het landhabitat. In Borgloon werden een tiental larven gevonden in twee pasgeschoonde poelen, maar in drie anderen werden er dan weer geen larven aangetroffen. Schonen van poelen kan succesvol zijn, indien het grondig en herhaaldelijk gebeurd. Net zoals soortenrijke graslanden moeten poelen een verarmingsproces doormaken om historische eutrofiering ongedaan te maken.

Is de Vroedmeesterpad dan een cultuurvolger? Min of meer; de soort komt anno 2010 vooral voor in tuinen, kerkhoven en groeves, en minder in natuurgebied. Waar de soort momenteel alvast niet door geholpen lijkt, zijn diepe poelen in eutrofe graslanden. In 2011 zal er allereerst gekeken worden hoe de Vlaamse populaties veiliggesteld kunnen worden door het plaatsen van drinkbakken in geschikt landhabitat. Daarnaast zal er gekeken worden waar er ook voortplantingspoelen in geschikte graslanden aangelegd kunnen worden.

Vroedmeesterpad - foto: Tom Deroover

Ten zuiden van Leuven breidt de soort zich uit en wordt een gezonde metapopulatie mogelijk geacht.

De infectieziekte Chytridiomycose zorgde m verschillende werelddelen voor een massale sterfte: meerdere soorten stierven uit in Midden-Amerika. In Europa loopt het momenteel zo'n vaart niet. Een schimmel die de infectiezieke veroorzaakt komt in de Benelux voor op ongeveer 5 % van de amfibieën; elke inheemse soort plus de Stierkikker zijn drager. Vooral Vroedmeesterpad en Vuursalamander zijn vatbaar voor de ziekte. Vandaar dat er enige tijd werd gevreesd dat de Vlaamse populaties zou crashen door deze ziekte. Tot nu toe werd in België slechts één dodelijke slachtoffer gevonden en mogen we concluderen dat vooral de slechte toestand van het habitat geen grote populaties toelaat.

In 2011 zal er in functie van beide soorten (verder) onderzoek gebeuren naar:

de ecologie en de verspreiding (van de Kamsalamander en de Vroedmeesterpad), het succes van uitgevoerde werken, locaties waar nieuwe maatregelen uitgevoerd kunnen worden.

Wens je meer te weten over beide projecten of wil je deelnemen: mail iwan.lewylle@ natuurpunt.be of 015/770163.

Referenties

Iwan Lewylle Medewerker Natuurpunt Studie

- Pasmans F. & A; Martel. Chytridiomycose bij Belgische amfibieën. Hylaflits 2010, nummer 2.

Hylawerkgroep Natuurpunt. Mechelen.

- Engelen P. & R; Jooris. Actuele status van de habitatrichtlijnsoorten: de Vroedmeesterpad. Hylaflits

- Bauwens D. & K. Claus. 1996. Verspreiding van amfibieën en reptielen in Vlaanderen. De Wielewaal Natuurvereniging vzw Turnhout.

- www.hylawerkgroep.be

OprQep

Vind je het zelf ook belangrijk em de biodiversiteit in de stad mee op de kaart te zetten? Ga je nu reeds regelmatig op pad om je kennis van de natuur verder uit te breiden?

Help ons dan met het inventariseren van fauna en flora in de binnenstad!

Al je waarnemingen kunnen ingegeven worden via de website www .waarnemingen.be. Voeg je iWaamemingen in voor het gebied "Leuven - Centrum". En geef ons gerust een seintje op v:hm.infocen­

[email protected] als je nauwer betrokken wil worden.

Volg de komende weken zeker de websites van alle betrokken organisaties: www.vhm.be - www.natuurpuntoostbrabant.be - www.rld.be

Of neem eens een kijkje op www.koesterburen.be. Zie ook het artikel over Natuur(be)leven op p.46.

De Boomklever - juni 201 1 55

Activiteiten

Alle activiteiten van de Natuurstudiegroep Dijleland en eventuele wijzigingen zullen ook aangekondigd worden via de Dijlevallei-maillijst (http://groups.yahoo.com/group/Dijlevallei/).

Zondag 3 juli Bijenexcursie in het Militair domein te Heverlee Onder stimulans van de nieuwe Bijenwerkgroep van Natuurpunt plannen we dit jaar meerdere excursies op zoek naar wilde bijen in het Dijleland. Voorkennis is niet vereist. Afspraak: Parking schaatsbaan Leuven om 14u Leiding: registratie vooraf bij Bart Creemers ([email protected], 0496893106)

Zondag 24 juli Bijenexcursie in de omgeving van Tersaert in Neerijse Afspraak: Parking Neerijsebaan thv Weebergbos om 14u Leiding: Koen Vandenberghe ([email protected], 0485162619)

Zondag 14 augustus Bijenexcursie in het Provinciaal Domein van Kessel-Lo en omgeving (rangeerstation) Naast leuke wilde bijen zoeken we oa naar Blauwvleugelsprinkhaan en Hooibeestje. Afspraak: Parking aan Eenmeilaan om 14u Leiding: registratie vooraf bij Bart Creemers ([email protected], 0496893106)

Zondag 11 september Sprinkhanenexcursie in de Doode Bemde In de Doode Bemde zoeken we naar zeldzame sprinkhanen. Hopelijk kan er een populatie Moeras- en/ of Zompsprinkhaan ontdekt worden. Afspraak: Parking Reigerstraat om 14u Leiding: Bart Creemers ([email protected], 0496893106)

Hamsterexcursies

We nemen de draad van de hamsterinventarisaties op het plateau van Leefdaal terug op. Aankondigingen gebeuren via de maillijst.

Trektellingen

Starten vanaf half augustus terug op de gebruikelijke trektelposten aan de Bredeweg en aan het Pompstation van Meerbeek: http://www.natuurstudiegroepdijleland.be/trek.htm

56 De Boomklever - juni 201 1

Foto: Marc van Meeuwen

Ral of Reiger?

Zondag 8 mei 2011 was een dag die zijn naam alle eer aandeed ... een zon- dag waar Vlamingen van profiteren om

eenvan de befaamde feestjes te bouwen ! Communiefeesten bijvoorbeeld. En ook ik had het genoegen ergens diep

in het Pajottenland aan zo'n feestdis te mogen aanzitten ... oprechte gezelligheid troef tot... om kort na 13 u een berichtje van onze onvolprezen L.H. op de gsm , kort en krachtig: "Ralreiger in AVP"

Nu is (of beter :was) Ralreiger Ardeola ralloides nog de enige reigerachtigen-soort die op mijn Dijlelijstje ontbrak! Dus vanaf de ontvangst van dat bericht veranderde mijn stemming radicaal en besefte ik dat ik alles in het werk

zou stellen om die "gezellige plek" zo vroeg mogelijk te verlaten. Dat moest uiterst omzichtig gebeuren want

mijn tafelgenoten, leken in de ornithologie, moet je niet proberen te overtuigen van het bijzondere van een soort

reigertje in een rietkraag ergens in Leuven. In het beste geval worden de glazen nog eens gevuld en wordt er op

getoast ... Maar met meer profane argumenten als: "we zijn hier nu toch al sinds 9 uur vanochtend" en "als we te

lang wachten zitten we met de file van het terugkerende kustverkeer" lukt het uiteindelijk, zij het niet echt van harte, om rond l 9u30 huiswaarts te vertrekken.

Zo komt het dat ik nog de dag zelf van zijn ontdekking rond 21 uur, bijna in looppas, de ronde deed van de vijvers

van Abdij van Park . En zoals vaak met zeldzamere soorten, is het niet de vogel in kwestie die als oriëntatiepunt

dient, maar wel de vogelkijkers! Je moet je blik richten op opvallende conglomeraten van mensen die star in één

bepaalde richting kijken met behulp van verrekijkers en meestal ook met een bos van telescopen! Het was niet

anders nu. Enkele vogelaars meenden de vogel te hebben gezien in enkele bomen in struikformaat op de dijk tus­

sen vijver 2 en 3. En inderdaad na een vijftal minuten werd stukje bij beetje een opvallende vogel zichtbaar, tot hij uiteindelijk in volle glorie vooraan op een takje kwam zitten: véél kleiner dan verwacht maar een erg mooie vogel met zijn schijnbaar fluwelen, beige mantel met purperen weerschijn en met verlengde koppluimen. Toen hij even

later zich al vliegend verplaatste toonde hij plots veel groter met zijn egaal witte vleugels en staart. Een prachtige waarneming dank zij een opmerkzame wandelaar.

Nummer 237 op mijn Dijlelijst is een kanjer.

Kris van Scharen

De Boomklever - juni 201 1

Inhoud • 1 � .

EDITORIAAL Een nieuwe impuls 29

INSECTEN De angeldragers van de Beniksberg Koenraad Reynaert 30

Bijzondere kevervondsten (Coleoptera) in de Dijlevallei in de winter van 20 II Joris Menten 35

Wordt 20 II het jaar van de Bosbeekjuffer? Frederik Fluyt 38

PROJECTEN Dijlelandse biodiversiteit opgelijst januari-maart 2011

Bart Creemers 40

Natuur(be)leven in de groene ruimtes in de Leuvense binnenstad Wim Verheyden 46

AMFIBIEËN Kansen voor de Vroedmeesterpad: een nieuwe populatie te Huldenberg Annabel Pennings

Bedreigde amfibieënsoorten in het Dij/eland Iwan Lewylle

ACTIVITEITEN Activiteitenkalender

Coverfoto: Boomklever, Stephan Peten

1 Il

51

53

56