De bevolking van Europa - NIDIDe meeste Europeanen wonen in de Europese Unie (56 procent). De andere...

5

Click here to load reader

Transcript of De bevolking van Europa - NIDIDe meeste Europeanen wonen in de Europese Unie (56 procent). De andere...

Page 1: De bevolking van Europa - NIDIDe meeste Europeanen wonen in de Europese Unie (56 procent). De andere lidstaten van de ... Bulgarije en Hongarije) een negatieve groei, in 2003 was dat

DEMOS JAARGANG 21 NUMMER 6

Hoewel het financiële gedrag van scholierenin grote lijnen hetzelfde blijft, blijken er tochook verschillen te zijn met vijf en tien jaar ge-leden.

De wereld telt volgens de laatste schattingenvan de Verenigde Naties ongeveer 6,3 miljardmensen. Na een periode van historisch ongeëve-naarde bevolkingsgroei in de 20ste eeuw, toen de wereldbevolking toenam van 1,6 naar 6,1

miljard, is het groeicijfer nu gedaald naar eengemiddeld niveau van 1,2 procent en het eindevan deze daling is nog niet in zicht. De bevol-kingsgroei speelt zich grotendeels af in de ont-wikkelingslanden. Volgens de middenvariantvan de Verenigde Naties zal de wereld in 2050circa 8,9 miljard mensen tellen. Het aandeel van Europa in de totale wereldbe-volking is gedaald van rond de 25 procent aanhet begin van de 20ste eeuw tot 12 procent nu endeze daling zal naar verwachting doorzetten.De totale Europese bevolking werd begin 2004geschat op 815 miljoen. De meeste Europeanen wonen in de EuropeseUnie (56 procent). De andere lidstaten van deRaad van Europa zijn goed voor 43 procent. Deresterende één procent woont in de RepubliekWit-Rusland, dat geen lid is. De landen van Eu-ropa verschillen sterk van elkaar wat betreftgrootte en bevolkingsomvang. Het kleinste landqua inwonertal is San Marino, met 29.000 in-woners, gevolgd door zes andere landen metminder dan een miljoen inwoners (Liech-tenstein, Andorra, IJsland, Malta, Luxemburgen Cyprus). De Europese landen met het hoog-ste inwonertal zijn de Russische Federatie met

44

Veranderingen in de omvang, groei en samenstelling van de bevolking zijn voor beleidsmakers op vrijwel elk

maatschappelijk terrein van belang. De Raad van Europa, waarvan alle Europese landen behalve Wit-Rusland

lid zijn, zet zich er al jaren voor in om betrouwbare demografische indicatoren te ontwikkelen en om inzicht te

verschaffen in de oorzaken en gevolgen van huidige en toekomstige demografische ontwikkelingen. Het

European Population Committee van de Raad van Europa publiceert deze indicatoren in het jaarlijkse rapport

‘Recente Demografische Ontwikkelingen in Europa’. Het laatste rapport dateert uit 2004. Hier een vertaling en

bewerking van de inleiding tot dat rapport. Deze inleiding werd door het NIDI verzorgd.

De bevolking van EuropaNICO VAN NIMWEGEN, GIJS BEETS EN ROB VAN DER ERF

CONSEIL

DE L'EUROPE

COUNCIL

OF EUROPE

Bron: www.coe.int

demos_juni/juli_2005_def 27-07-2005 09:11 Pagina 8

Page 2: De bevolking van Europa - NIDIDe meeste Europeanen wonen in de Europese Unie (56 procent). De andere lidstaten van de ... Bulgarije en Hongarije) een negatieve groei, in 2003 was dat

DEMOS JAARGANG 21 NUMMER 6

144 miljoen, Duitsland (83 miljoen), Turkije (71miljoen), Frankrijk (60 miljoen), het VerenigdKoninkrijk (60 miljoen) en Italië (58 miljoen).Deze zes landen zijn samen goed voor 58 pro-cent van de totale Europese bevolking.

Bevolkingsdichtheid

De bevolkingsdichtheid, die afhankelijk is vanhet landoppervlak en het inwonertal, schom-melt ook sterk van land tot land. Malta telt demeeste inwoners per km2 (1.265), gevolgd doorNederland (481), San Marino (471) en België(339). Van de landen met meer dan 50 miljoeninwoners hebben het Verenigd Koninkrijk(246) en Duitsland (231) een relatief hoge bevolkingsdichtheid. Aan de andere kant vanhet spectrum hebben enkele landen in Noord-Europa – IJsland (slechts drie inwoners perkm2), de Russische Federatie (8), Noorwegen(14) en Finland (15) – een zeer lage bevolkings-dichtheid. Ook binnen landen kan de bevol-kingsdichtheid sterk uiteenlopen.

Bevolkingsgroei

In 2003 groeide de bevolking van Europa met1,9 miljoen mensen, wat neerkomt op een jaar-lijks groeicijfer van 0,2 procent. Uit figuur 1blijkt dat deze stijging volledig valt toe te schrij-ven aan de oude EU-15. In de tien nieuwe EU-lidstaten en in de overige lidstaten van de Raadvan Europa nam de bevolking licht af als gevolgvan een negatieve natuurlijke groei (sterfteovertreft geboorte), die niet werd gecompen-seerd door een klein immigratieoverschot. Begin 2003 hadden van de 39 Europese landenmet meer dan één miljoen inwoners Ierland, Al-banië, Spanje en Turkije met circa 16 per 1.000inwoners het hoogste groeicijfer (zie figuur 2).In Ierland draagt de natuurlijke groei in min ofmeer gelijke mate bij aan de groei als de migra-tie, in Albanië en Turkije is de natuurlijke aan-was de voornaamste groeicomponent, terwijlhet hoge groeicijfer in Spanje grotendeels op hetconto kan worden geschreven van de migratie.Van deze vier landen is Albanië een zogenaamdtransitieland, een land dat de status van ontwik-kelingsland achter zich heeft gelaten en dat so-ciaal-economisch gezien vooruitgang boekt.Een ander transitieland dat eveneens behoorttot de tien snelst groeiende landen is Azerbeid-jan, waar de groei het gevolg is van natuurlijkeaanwas. De landen met de laagste (negatieve)bevolkingsgroei zijn allemaal transitielanden.Het gaat om Oekraïne, waar de bevolking metacht per 1.000 afnam, gevolgd door Georgië (-6), Bulgarije (-6), de Russische Federatie (-5),Letland (-5) en Litouwen (-5).

Natuurlijke groei

Over het algemeen neemt de natuurlijke bevol-kingsgroei in Europa af. Steeds meer landenhebben een negatieve groei, of een groei diemaar net positief is. Dit heeft te maken met hetfeit dat er in Europa in 2003 meer mensen over-leden dan er kinderen werden geboren, al is hetverschil heel klein. In 1990 vertoonden slechtsdrie landen (Duitsland, Bulgarije en Hongarije)een negatieve groei, in 2003 was dat het geval invrijwel alle transitielanden alsmede in Italië en

Griekenland. Het land met de hoogste natuur-lijke groei is Turkije (14), al neemt het groeicijferook hier gestaag af.

Migratie

De meeste transitielanden vertonen sinds 1990een gematigd negatief migratiesaldo: er vertrek-ken meer mensen dan er binnenkomen. Uitzon-deringen waren in 2003 de Republiek Tsjechië(+2,5), Kroatië (2,5), Slovenië (1,8), Hongarije(1,6), de Russische Federatie (0,7), Wit-Rusland(0,5) en Slowakije (0,3). Het migratieoverschotin deze landen is, met uitzondering van Slove-nië, echter niet voldoende om de negatieve na-tuurlijke groei te compenseren.In 2003 was het migratieoverschot het hoogstin het zuiden van Europa: Andorra (70), Cy-prus (16), Spanje (14), San Marino (14) en Italië(11). Van de oudere immigratielanden haddenNederland (0,4) en Frankrijk (1,0) het laagsteen Zwitserland (4,7) en België (3,4) het hoogstemigratieoverschot; daar tussenin bevondenzich Zweden (3,2), Oostenrijk (3,1), Noorwe-gen (2,5), Duitsland (1,9), het Verenigd Ko-ninkrijk (1,7) en Denemarken (1,3). Sinds dejaren negentig hebben de voormalige emigra-tielanden Spanje, Italië, Portugal, Griekenlanden Ierland zich geschaard bij de groep immigra-tielanden.

Vergrijzing

Een trage, afnemende bevolkingsgroei leidt on-herroepelijk tot veranderingen in de leeftijdsop-bouw en in het bijzonder tot vergrijzing. De ver-grijzing, dat wil zeggen het dalend percentagejongeren en het toenemend percentage ouderenin de totale bevolking, is een van de meest in-grijpende demografische ontwikkelingen in Eu-ropa. Europa is zonder twijfel het oudste conti-nent. Een indicator voor de vergrijzing is de me-diane leeftijd, dat wil zeggen de leeftijd die debevolking in twee gelijke helften verdeelt. Dezemediane leeftijd is in Europa nu 37,7, in Noord-Amerika 35,4, in Oceanië 30,7, in Azië 26,1, inLatijns Amerika en het Caraïbisch gebied 24,2

45

Foto: Wim de Jonge

Figuur 1. Bevolkingsgroei in Europa, 2003

2,5

2

1,5

1

0,5

0

-0,5

x miljoen

Europa EU-15 10 Nieuwe EU Andere COE

Natuurlijke groei Migratiesaldo Totale groei

Figuur 2. De tien landen in Europa met de

hoogste en de tien met de laagste bevol-

kingsgroei, 2003

-10 -5 0 5 10 15 20

Ierland

Albanië

Spanje

Turkije

Italië

Azerbeidjan

Portugal

Zwitserland

Noorwegen

Frankrijk

Totaal Europa

Servië en Montenegro

Roemenië

Moldavië

Estland

Litouwen

Letland

Russische Federatie

Bulgarije

Georgië

Oekraïne

Per 1.000 inwoners

Natuurlijke groei Migratiesaldo

N.B.: Landen met minder dan één miljoen inwoners zijn niet

meegerekend

demos_juni/juli_2005_def 27-07-2005 09:11 Pagina 9

Page 3: De bevolking van Europa - NIDIDe meeste Europeanen wonen in de Europese Unie (56 procent). De andere lidstaten van de ... Bulgarije en Hongarije) een negatieve groei, in 2003 was dat

demodataTussen 2000 en 2002 wisselde eenderde van alle

werkenden binnen twee jaar minstens éénmaal

van baan of functie. Driekwart van de wisselingen

van baan of functie is vrijwillig, een kwart is ge-

dwongen. In 2001 behoorde Nederland tot de vijf

Europese landen met de hoogste arbeidsmobiliteit.

Hoogopgeleiden en jongeren veranderen het

vaakst van werk. Vrijwel alle werkenden zijn tevre-

den met de inhoud van hun werk. Toch vindt onge-

veer de helft van hen de werkdruk te hoog, de belo-

ning te laag en het werk geestelijk te zwaar. Een te

hoge werkdruk, burn-out klachten, gebrek aan

waardering en voorts ontevredenheid over het in-

komen, over de aansluiting tussen werk en vaardig-

heden of over een te hoog aantal gewerkte uren lei-

den vaak tot wisseling van baan of functie. Hoewel

laagopgeleiden en ouderen vaak ontevreden zijn

met hun werk, zoeken ze weinig naar ander werk en

veranderen ze ook minder vaak van baan of functie.

Vrijwillige wisseling van baan leidt tot een sterke

toename van de tevredenheid met het werk (So-

ciaal en Cultureel Planbureau (SCP)).

DEMOS JAARGANG 21 NUMMER 646

en in Afrika 18,3 jaar. De wereldbevolking heefteen mediane leeftijd van 26,4 jaar. De vergrijzing kent twee hoofdoorzaken. Ener-zijds wordt zij in de hand gewerkt door de lagevruchtbaarheid, waardoor het percentage jon-geren afneemt. In verreweg de meeste Europeselanden ligt het vruchtbaarheidsniveau nu onderhet zogeheten vervangingsniveau van 2,1 kin-deren per vrouw. Anderzijds wordt het toene-mend aantal ouderen veroorzaakt door de lagesterfte en de toegenomen levensverwachting.

LeeftijdspiramideIn de huidige leeftijdsopbouw van een bevol-king klinkt de demografische geschiedenis dooren worden veranderingen in de vruchtbaarheiden sterfte weerspiegeld. In figuur 3 wordt dehuidige leeftijdsstructuur van de bevolking vanEuropa weergegeven. De meest omvangrijkeleeftijdsgroepen bestaan uit mensen die beginjaren zestig van de vorige eeuw zijn geboren (ennu rond de 40 jaar zijn). De geboortecohortenvan na 1985 en van de beginjaren veertig zijnaanzienlijk kleiner; bij de laatste valt dat te ver-klaren door de Tweede Wereldoorlog. In Europa is Albanië verreweg het jongste land(32 procent van de bevolking was in 2000 tus-

sen de 0 en 14 jaar oud), gevolgd door Turkije(29 procent 0-14 jarigen in 2004) en Azerbeid-jan (26 procent in 2004). De laagste percenta-ges jongeren liggen tussen de 14,2 (Bulgarije) en15,2 procent (Oekraïne). Vijf van de ‘oudste’ landen, met een percentage65-plussers van meer dan 16 procent, haddentevens een laag percentage jongeren: Italië,Griekenland, Duitsland, Bulgarije en Spanje. De vergrijzing treft echter niet alleen de boven-en onderkant van de leeftijdspiramide: daar depotentiële beroepsbevolking eveneens ouderwordt, heeft de vergrijzing ook gevolgen voor deeconomisch productieve bevolking.

UitdagingDaar er geen tekenen zijn dat in Europa ver-anderingen zullen optreden in de twee hoofd-oorzaken van vergrijzing, mag ervan wordenuitgegaan dat de vergrijzing niet meer is weg tedenken. Het moge duidelijk zijn dat de vergrij-zing de maatschappij voor grote uitdagingenstelt. Daar de vergrijzing haar hoogtepunt nogniet heeft bereikt, zullen deze uitdagingen al-leen maar toenemen. Beleidsmaatregelen ge-richt op het opvangen van de vele gevolgen vande vergrijzing zijn hard nodig op het gebied van,onder andere, de arbeidsmarkt, maatschappe-lijk welzijn en de gezondheidszorg, huisvesting,onderwijs en kwesties als pensioenregelingenen sociale cohesie.

Vruchtbaarheid

De vruchtbaarheidspatronen in Europa zijn deafgelopen decennia drastisch veranderd. De be-langrijkste veranderingen waren een daling vande vruchtbaarheid (het aantal kinderen pervrouw) en de hogere leeftijd bij de geboorte vanhet eerste kind. Verder komt buitenechtelijkevruchtbaarheid tegenwoordig veel vaker voor.In Europa als geheel daalde de vruchtbaarheidvan 1,8 kinderen per vrouw in 1990 tot 1,5 in2002. Onder de landen met de hoogste vrucht-baarheid (zie figuur 4) bevinden zich nu zowellanden waar het cijfer daalt, zoals Turkije, Ier-land en IJsland, als landen die tot voor kort ietslagere cijfers hadden, zoals Denemarken, Fin-land, Frankrijk, Nederland en Noorwegen. Ier-land en IJsland waren nog maar pas geleden deenige landen waar de vruchtbaarheid boven hetvervangingsniveau lag, in tegenstelling tot delanden van Noord- en West-Europa waar hetvervangingsniveau al enige decennia niet werdbereikt. De gemiddelde leeftijd van de vrouw bij de ge-boorte van haar eerste kind is in landen waardie leeftijd wordt geregistreerd gestegen van24,4 in 1990 tot 25,9 in 2002. Voor België,Duitsland, Luxemburg, Zwitserland en het Ver-enigd Koninkrijk zijn die cijfers niet bekend.Nederland heeft een tijd lang de ‘oudste moe-ders’ van Europa gehad, maar is inmiddels inge-haald door San Marino, Spanje en Zwitserland,en mogelijk ook door Italië, waarvoor geen re-cente gegevens beschikbaar zijn. Zeer latevruchtbaarheid doet zich voornamelijk voor inde lidstaten van de Europese Unie, maar in eenaantal van deze landen is deze opwaartse trendvertraagd. Op jonge leeftijd kinderen krijgen

95-99

90-94

85-89

80-84

75-79

70-74

65-69

60-64

55-59

50-54

45-49

40-44

35-39

30-34

25-29

20-24

15-19

10-14

5-9

0-4

x 1.000

10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Mannen Vrouwen

Figuur 3. Leeftijdspiramide Europa, 1 januari 2003Leeftijd

Figuur 4. De tien landen in Europa met de hoogste en de tien met het laagste totaal vruchtbaarheids-

cijfer, 2002

0 2,521,510,5Per 1.000 inwoners

Oekraïne

Republiek Tsjechië

San Marino

Slowakije

Armenië

Bulgarije

Moldavië

Slovenië

Wit-Rusland

Bosnië en Herzegovina

Servië en Montenegro

Finland

Denemarken

Nederland

Noorwegen

Macedonië

Frankrijk

IJsland

Ierland

Turkije

demos_juni/juli_2005_def 27-07-2005 09:11 Pagina 6

Page 4: De bevolking van Europa - NIDIDe meeste Europeanen wonen in de Europese Unie (56 procent). De andere lidstaten van de ... Bulgarije en Hongarije) een negatieve groei, in 2003 was dat

DEMOS JAARGANG 21 NUMMER 6 47

komt vooral in Oost-Europa voor; hier is passinds kort sprake van een opwaartse trend. Destijgende leeftijd van de moeder bij de geboortevan haar eerste kind werkt een laag vruchtbaar-heidsniveau in de hand.Buitenechtelijke geboorten komen steeds vakervoor. In 1990 was circa 15 procent van alle ge-boorten in Europa buitenechtelijk; in 2002 wasdit al gestegen tot 28 procent. Het zal niet ver-bazen dat de Scandinavische landen zich in hetbovenste segment bevinden, met cijfers van bo-ven de 50 procent. Maar ook in Bulgarije,Frankrijk en Georgië is het aandeel buitenech-telijke geboorten aanzienlijk. In een aantal Me-diterrane landen is het niveau laag.

Sterfte

De levensverwachting bij de geboorte steeg bijEuropese mannen van 70,0 jaar in 1990 naar72,1 jaar in 2002 en bij de vrouwen van 77,0naar 78,8 jaar. Bij de mannen nam de levensver-wachting sneller toe dan bij de vrouwen. In Ge-orgië, Moldavië, de Russische Federatie, Oekra-ine en Wit-Rusland is de levensverwachting indeze periode echter bij zowel mannen als vrou-wen gedaald en ook in Roemenië en Turkije isde levensverwachting bij zowel mannen alsvrouwen laag. Het verschil tussen de seksen isin Georgië en Turkije respectievelijk 6,8 en 4,6jaar. In Oekraïne en de Russische Federatie isdat echter respectievelijk 11,5 en 13,2 jaar, aan-zienlijk hoger dan het gemiddelde verschil vanongeveer zeven jaar voor Europa als geheel. Delevensverwachting bij de mannen is het hoogstin de Scandinavische landen IJsland, Zwedenen Noorwegen, in Zwitserland, in de Mediterra-ne landen Griekenland, Italië en Spanje en inLiechtenstein en San Marino. De laagste levens-verwachting wordt gevonden in Oost-Europaen in Turkije (figuur 5a). Bij de vrouwen is de le-vensverwachting het hoogst in de Scandinavi-sche landen Zweden, IJsland en Finland, in deMediterrane landen Spanje en Italië, in Zwitser-land, Frankrijk en Oostenrijk, en in San Marinoen Liechtenstein. Ook bij de vrouwen wordt delaagste levensverwachting aangetroffen in Oost-Europa en Turkije (figuur 5b). In de periode 1990-2002 daalde de zuigelingen-sterfte voor Europa als geheel van 12,7 sterfge-vallen per 1.000 levendgeboren kinderen onderde één jaar naar 7,9. Turkije is hierop een duide-lijke uitzondering. Andere landen met een hogezuigelingensterfte bevinden zich voornamelijkin Oost-Europa. De laagste cijfers komen voorin de landen van West- en Noord-Europa (fi-guur 6).

Gezinsvorming en -ontbinding

In de gezinsvorming en -ontbinding in Europahebben zich de laatste jaren belangrijke veran-deringen voorgedaan. Over het algemeen neemthet aantal huwelijken af en het aantal echt-scheidingen en samenwoonrelaties toe. Daar-naast wordt op steeds latere leeftijd getrouwd.In 2002, het meest recente jaar waarvoor gege-vens over alle Europese landen beschikbaarzijn, stond het eerste huwelijkscijfer voor vrou-wen onder de 50 jaar in Europa op gemiddeld0,62. Dit is veel lager dan in 1990, toen het nog

Figuur 5a. De tien landen in Europa met de hoogste en de tien met de laagste levensverwachting,

mannen (rond 2002)

Leeftijd50 55 60 65 70 75 80 85

Russische FederatieOekraïne

Wit-RuslandMoldavië

EstlandLetlandTurkije

LitouwenRoemenië

Georgië

GriekenlandNoorwegen

SpanjeCyprus

ItaliëSan Marino

ZwedenZwitserland

LiechtensteinIJsland

Figuur 5b. De tien landen in Europa met de hoogste en de tien met de laagste levensverwachting,

vrouwen (rond 2002)

Leeftijd50 55 60 65 70 75 80 85

TurkijeMoldavië

Russische FederatieOekraïne

Wit-RuslandGeorgië

RoemeniëAzerbeidjan

Bosnië en HerzegovinaBulgarije

OostenrijkFinland

LiechtensteinIJsland

ZwedenItalië

FrankrijkZwitserland

SpanjeSan Marino

Figuur 6. De tien landen in Europa met de hoogste en de tien met de laagste zuigelingensterfte, 2002

Per 1.000 inwoners0 5 10 15 20 25 30 35 40

IJslandLiechtenstein

FinlandZweden

NoorwegenSloveniëAndorra

MaltaOostenrijk

Frankrijk

AlbaniëAzerbeidjan

Servië en MontenegroBulgarije

Russische FederatieArmenië

MoldaviëRoemenië

GeorgiëTurkije

Figuur 7. De tien landen in Europa met de hoogste en de tien met de laagste leeftijd van vrouwen tot

50 jaar bij hun eerste huwelijk, 2002

Leeftijd20 22 24 26 28 30 32

MoldaviëArmenië

RoemeniëMacedonië

LitouwenPolen

BulgarijeSlowakije

LetlandGeorgië

NederlandZwitserlandSan Marino

FinlandNoorwegen

SpanjeLiechtensteinDenemarken

ZwedenIJsland

demos_juni/juli_2005_def 27-07-2005 09:11 Pagina 5

Page 5: De bevolking van Europa - NIDIDe meeste Europeanen wonen in de Europese Unie (56 procent). De andere lidstaten van de ... Bulgarije en Hongarije) een negatieve groei, in 2003 was dat

colofonDemos is een uitgave van het

Nederlands InterdisciplinairDemografisch Instituut (NIDI).

Redactie Harry Bronsema, eindredacteurdr. Harry van Dalendr. Tamar Fischerdr. Ernst Spaan

Adres NIDI/DEMOSPostbus 116502502 AR ’s-Gravenhage

Telefoon (070) 356 52 00E-mail [email protected] http://www.nidi.nl/public/demos/Abonnementen gratis

Basisontwerp Harmine LouwéDruk Drukkerij Repko, Voorburg

DEMOS verschijnt 10 x per jaar en beoogt de kennis en meningsvorming over bevolkingsvraagstukken tebevorderen.Inlichtingen over toezending van kopij kunnen worden ingewonnen bij de redactie

Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen metbronvermelding is toegestaan. Toezending van bewijs-exemplaren wordt op prijsgesteld.

Het NIDI is een instituut van de KNAWdat zich bezighoudt metonderzoek naar ontwikkelingen in deomvang en samenstellingvan de bevolking

op 0,77 stond. Dit verschilt aanzienlijk vanland tot land. In Cyprus en Malta is het eerstehuwelijkscijfer meer dan 1,00 als gevolg vanhet grote aantal huwelijken dat in een bepaaldjaar werd gesloten. Door een tijdelijke opeen-hoping van huwelijken in een bepaald kalen-derjaar kan het eerste huwelijkscijfer bovende 1,00 uitstijgen. Dat was kennelijk in dezetwee landen het geval. Wanneer Cyprus enMalta niet worden meegeteld, liggen de cijfersvan alle landen tussen de 0,42 (Estland) en0,85 (de voormalige Joegoslavische RepubliekMacedonië). De gemiddelde leeftijd van vrouwen bij huneerste huwelijk verschilt nog sterker per land(zie figuur 7). In 2002 waren Europese vrou-wen gemiddeld 26,5 jaar oud bij hun eerstehuwelijk. Rond 1990 lag de gemiddelde leef-tijd nog rond de 24,2 jaar. In 2002 werden alleScandinavische landen gekenmerkt door eenlate leeftijd bij het eerste huwelijk. Dit is in-middels ook het geval in Nederland, Spanjeen Zwitserland. Vroeg trouwen komt vrijwelalleen in Oost-Europa voor, dat wil zeggen ineen aantal nieuwe EU-lidstaten en in andereniet EU-landen van de Raad van Europa. Huwelijksontbinding door echtscheiding ver-schilt eveneens sterk van land tot land (figuur8). De echtscheidingskans in Europa was ge-middeld 0,26 rond 1990 en 0,32 in 2002. InItalië, Polen, Spanje en Turkije ligt het echt-scheidingscijfer nog altijd heel laag. De hoog-ste echtscheidingscijfers komen in Scandina-vië voor, waar het huwelijkscijfer relatief laagis en de huwelijksleeftijd hoog. Dit Noord-Eu-ropese patroon van gezinsvorming komt ookvoor in België en Luxemburg en in Oostenrijken de Republiek Tsjechië.

Tot slot

Als eerste werelddeel komt Europa wat betrefthaar bevolking in een situatie van krimp te-recht. Dat is een gevolg van gewijzigd demo-grafisch gedrag dat, grofweg, na het noorden,via het westen en daarna het zuiden inmiddelsook Oost-Europa heeft bereikt. Wel waren deomstandigheden in Oost-Europa enigszinsanders omdat het nieuwe demografische ge-drag (op de terreinen van relatievorming en

DEMOS JAARGANG 21 NUMMER 648

geboorte, maar ook door een stagnerende le-vensverwachting) daar mede werd ingegevendoor de overgang naar een vrijemarktecono-mie. Het nieuwe Europese patroon wordt geken-merkt door weinig kinderen en een hoge leef-tijd bij de geboorte van het eerste kind. Demeeste mensen trouwen nog steeds, onge-huwd samenwonen wordt populair en echt-scheiding komt geregeld voor. Verder overlij-den mensen op hoge leeftijd. Ten slotte is Eu-ropa in toenemende mate een immigratiecon-tinent. Europa vergrijst en per regio zijn daar-in soms aanzienlijke verschillen. Pas als denaoorlogse geboortegolf is uitgestorven kaneen nieuwe demografische evenwichtssituatievolgen.

De oorspronkelijke Engelstalige versie van dit artikel is ver-

schenen als Inleiding in het rapport ‘Recent Demographic

Developments in Europe 2004’ van de Raad van Europa.

Deze editie bevat de meest uitgebreide en recente demo-

grafische gegevens over Europa. Na deze Inleiding, die de

belangrijkste ontwikkelingen samenvat, geeft het rapport

een overzicht van de centrale indicatoren in een serie ver-

gelijkende tabellen en een methodologische noot. Op een

cd-rom staan nationale rapporten en demografische indi-

catoren uitgesplitst naar land, waaronder gedetailleerde

tijdreeksgegevens voor de belangrijkste indicatoren.

Drs. N. van Nimwegen, drs. G.C.N. Beets

en drs. R.F. van der Erf, NIDI

Vertaling: Willemien Kneppelhout

Raad van Europa; Topbijeenkomst regeringsleiders, Warschau 16-17 mei 2005. Bron: www.coe.int

Figuur 8. De tien landen in Europa met het hoogste en de tien met het laagste echtscheidingscijfer, 2002

Per 1.000 inwoners0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6

ArmeniëGeorgië

MacedoniëTurkijeSpanje

AzerbeidjanItalië

KroatiëPolen

San Marino

OostenrijkRepubliek Tsjechië

DenemarkenNoorwegen

EstlandFinland

LuxemburgBelgië

ZwedenLiechtenstein

demos_juni/juli_2005_def 27-07-2005 09:11 Pagina 2