CLOU nr. 49, september 2010
description
Transcript of CLOU nr. 49, september 2010
CLOU49marketing | informatie en research
SEPTEMBER 2010
THEMA DE BETROKKEN MEDEWERKER
Bevlogenheid is belangrijker dan tevredenheid
Hoog opgeleid, verwend en altijd online
Integere leiders houden medewerkers langer vast
+ Toekomstkijken met winnaars van de MOAwards
8
20
30
Adverteerdersindex
Intomart GfK 48 | Isiz 19 | MIE 14, 15 | MOA 37 | Mobiel Centre 47 | NIMA 35 | OP&P 2 | Passageway 43 | Research Keurmerkgroep 24, 25 | SmartAgent 23
TeamVier 29 | Toluna 41 | USG Capacity 11
THEMA DE BETROKKEN MEDEWERKER
CLOU49 INHOUDSEPTEMBER 2010
Op de arbeidsmarkt staat niets meer vast. De baan voor het leven is ongezond,
je moet streven naar meer carrières, leeftijd doet er minder toe, het devies is
diversiteit. Daar weten ze bij TNO alles van.
‘BEVLOGENHEID IS BELANGRIJKER DAN TEVREDENHEID.’
Roos Vonk is hoogleraar sociale psychologie in Nijmegen. Haar credo: vertrouwen
geven aan medewerkers is goed, maar er is meer. Je moet sturen op visie en niet op
details. En: ‘INTEGERE LEIDERS HOUDEN MEDEWERKERS LANGER VAST.’
Een nieuwe aflevering van de serie Toekomstkijkers. In deel drie komen winnaars van
MOAwards aan het woord: Robert Gaal, Saskia Goedhart en Peter Mulder.
‘DE SURVEY IS DOOD, LANG LEVE DE SURVEY’.
12 HET NIEUWE WERKEN BIJ MICROSOFT
16 HOOG OPGELEID, VERWEND EN ALTIJD ONLINE
22 WAT DOEN WE MET TEVREDENHEIDSONDERZOEK? OP TAFEL ERMEE!
26 KLANTGERICHT ZIJN – DE KERN VAN DE STRATEGIE
28 MEDEWERKER VERWACHT HOOG SERVICENIVEAU VAN LEIDINGGEVENDE
4 Redactioneel
5 Feiten & Omstandigheden
33 Column Edith de Leeuw | De ballade van marktonderzoek en wetenschap
34 Desk research | De baas mag zich bemoeien met je gezondheid
36 De visie van Swocc op vlekken, zwarte longen en hardnekkige snelrijders
38 MOA-panel | Versplintering van onderzoeksmarkt drukt op budgetten
39 Column Bert de Vries | Kwaad bloed
39 Mobiel Centre | ‘We zijn te lang bescheiden geweest’
40 Sm@rt
41 MIE op 23 en 24 november
42 Onderzoek in het nieuws | Annette Reijersen van Buuren en Mirjam de Vos | BNP Paribas
44 MOA Nieuws
COLOFON REDACTIONEELRobert van Ossenbruggen
2030: PROFESSIONAL CENTRICITY
De technologieontwikkeling dendert in een ongekend tempo voort.
Gedateerde business-modellen worden rigoureus vervangen door
verse. Binnen het marketingdomein is de ene paradigm shift nog niet
volledig doorgedrongen of de volgende wordt alweer aangekondigd.
Want de consument past zich in een ongekend hoog tempo aan en
doet dingen die niemand hadden kunnen voorspellen. Zo blijkt die
consument ondanks — herstel, dankzij — de digitale revolutie een uiter-
mate sociaal dier te zijn. Vrouwen blijken de nieuwe game-verslaafden
te zijn. Gucci en H&M blijken prima gedragen te te kunnen worden
door één en dezelfde persoon. Maak daar maar eens chocola van. Als
onderzoeker, als marketeer, als brand manager, als strateeg of als pro-
ductontwikkelaar. De consument is grilliger dan ooit en heeft ook nog
eens de macht. Een schijnbaar klein foutje of gerucht kan escaleren
tot een dell hell of de ondergang van een bank. Iedereen richt momen-
teel zijn pijlen op de grillen van de consument. Meten, duiden, toepas-
sen. Customer centricity rules, maar het wordt met de dag lastiger de
klant te snappen en te behagen.
Zo ook in HR-land. Vroeger kon je potentiële werknemers nog paaien
met een vast contract, een aantrekkelijk salaris en een leaseauto. Te-
genwoordig gaat het eisenpakket over flexwerken, ondernemerschap
en privé-werkbalanceren. Maar het wensenpakket van de werknemer
anno nu en straks is nog peanuts als we het toekomstbeeld van Ney-
enrode professor Rob Vinke mogen geloven. Volgens zijn visie gaat
de organisatiestructuur de komende decennia volledig op de schop.
Zo leidt de vergrijzing tot een onvermijdelijke afname van de beroeps-
bevolking. Dat is op zich geen nieuws, maar de concrete cijfers zijn
ontnuchterend: nu is minder dan 30% van de Nederlandse workforce
50 jaar of ouder, in 2030 is dat maar liefst 60%. Dat betekent op de
arbeidsmarkt onvermijdelijk een omslag van vragers- naar een aanbie-
dersmarkt, steeds langer werken, steeds méér kennis bij ouderen. De
jongere generaties zullen moeten leren van de oudere.
Volgens professor Vinke heeft dit verregaande consequenties voor de
arbeidsverhoudingen zoals we die nu kennen. In 2030 is 70% zzp-er
en werkt men in een veelvoud van vormen en contracten. Alles draait
om samenwerking tussen generaties. En het behoud van talent in de
organisatie. Zeg maar net zoals organisaties nu ontdekken dat het
draait om behoud van de klant. Volgens Vinke is het credo voor de
komende jaren dan ook helder: mensen motiveer je door betrokken-
heid en aandacht. Zoals je een klant motiveert om klant te blíjven.
Klantgerichtheid, maar dan in HR-termen. Organisaties die voorbereid
willen zijn op de professional centricity-toekomst van Vinke zullen nu
al maatregelen moeten nemen. Zonder de focus op de klant te verlie-
zen natuurlijk.
CLOU is een uitgave van de CLOU B.V.
Reacties en bijdragen kunnen worden gezonden naar
MarktOnderzoekAssociatie | redactie Clou
Arlandaweg 92 | 1043 EX Amsterdam
t 020-6869328 f 020-4750285
e-mail redactie: [email protected]
website: www.moaweb.nl
Adreswijzigingen, abonnementen: [email protected]
REDACTIERAAD
Coen Dekker, Laura Jager, Judith van Male, Robert van Ossenbruggen,
Lucien Vermeer en Wicher van Vreden
HOOFD | EN EINDREDACTIE
Jan Roekens
MEDEWERKERS
Rob van Bodegom, Mirjam Broekhoff, Vittorio Busato, Marieke C.
Elsenga, Robert Heeg, Else de Jonge, Ellen Nap en Bert de Vries.
Fotobijdragen: Rob van Bodegom.
ADVERTENTIES
MOA
Anne Brenninkmeijer
e-mail: [email protected]
telefoon: 020-6869328
Negende jaargang, nummer 49 | SEPTEMBER 2010
oplage: 6500 exemplaren
VORMGEVING | OPMAAK
David Louf | outoforder
COVER ILLUSTRATIE
Michiel Moormann
DRUK
Drukkerij Wilco, Amersfoort.
Gehele of gedeeltelijke overname of reproductie van artikelen is uitsluitend toegestaan na
schriftelijke toestemming van de uitgever en met bronvermelding
ISSN: 1383-5904
Clou verschijnt zes maal per jaar. Het volgende nummer komt 5 november uit.
Deadline voor redactionele bijdragen is 8 oktober.
Thema: De stand van het vak.
8 THEMA DE BETROKKEN MEDEWERKER ILLUSTRATIE MICHIEL MOORMANN
Jobcrafting moet zorgen voor bevlogenheid en variatie in werk. De baan voor het leven is
potentieel ongezond, ‘meer carrières’ is het devies voor een goede fysieke en mentale ge-
zondheid. Diversiteit moet een van de speerpunten worden in het HR-beleid. Arbeidsrela-
ties flexibiliseren, net als leeftijden van werknemers, kalenderleeftijd zegt steeds minder.
Op het gebied van arbeid, het onderzoeks- en adviesterrein van Rob Gründemann bij
TNO Arbeid, lijkt niets meer echt vast te staan.
Bij de slagboom van het parkeerterrein van TNO prijkt het bordje: ‘TNO Arbeid. Kwali-
teit van leven’. Het belang van arbeid, vooral betaalde arbeid, is bijzonder groot voor de
mentale gezondheid van mensen. Het zorgt voor een gevoel van eigenwaarde en maat-
schappelijke acceptatie. Werklozen hebben een slechtere lichamelijke en geestelijke ge-
zondheid dan werkenden. Natuurlijk kan arbeid ook een factor van ongezondheid zijn,
maar per saldo is het negatieve effect van arbeid niet groter dan het negatieve effect
van geen arbeid. Vooral betaalde arbeid dus, heeft deze positieve effecten. ‘Arbeid heeft
een waarde op zich, maar betaalde arbeid verschaft ook financiële middelen waarmee je
je levenskwaliteit kunt verhogen. Beide zaken zijn belangrijk. Gründemann noemt het
een probleem dat onbetaalde arbeid niet dezelfde waardering krijgt als betaalde arbeid.
Hij pleit voor opheffing van deze scheiding omdat veel onbetaald werk maatschappelijk
uiterst relevant is.
OP DE ARBEIDSMARKT STAAT NIETS MEER VAST
‘BEVLOGENHEID IS BELANGRIJKER DAN TEVREDENHEID’
Meer carrières
Arbeid is gezond, maar in potentie ook onge-
zond. Ernstige werkongevallen komen welis-
waar minder voor doordat de zware industrie
steeds meer plaatsmaakt voor een diensten-
economie. Volgens arbeidsongeschiktheids-
cijfers heeft circa eenderde van de mensen
een bewegingsapparaataandoening, eender-
de psychische klachten en eenderde overige
klachten. In de jaren 70 had één op de acht
de diagnose psychische klachten. De stijging
komt deels doordat de huidige beroepen een
zwaardere mentale belasting kennen, maar
ook door de grotere acceptatie tegenwoor-
dig van psychische klachten. Een bouwvakker
ging vroeger nooit met psychische klachten in
de WAO, hij had gewoon rugpijn. Vooral door
vermijding van eenzijdige fysieke of mentale
belasting zijn veel gezondheidsproblemen te
voorkomen. Voldoende variatie en verande-
ring zijn enorm belangrijk voor gezond werken.
Klinkt logisch, maar niettemin onvoldoende in
de praktijk doorgevoerd. Gründemann noemt
het veel onderzochte beroep van buschauffeur.
‘Een bijzonder ongezond beroep, zowel fysiek
als mentaal, en wat je dus niet langer dan 15,
20 jaar moet uitoefenen.’ De praktijk is anders.
Een buschauffeur maakt op zijn 45ste niet nog
even een carrièreswitch. Toch zou dat moeten.
Gründemann: ‘Doe zoals het leger. Als je daar
binnenkomt, mag je er maximaal 15 tot 20 jaar
werken. Daarna moet je weg. En dat vertellen
ze je nu al. Ze begeleiden je naar ander werk en
helpen in opleidingen en training, maar je krijgt
er geen baan voor het leven meer.’ Het moet
normaal worden om te denken in meerdere
werkzaamheden, in meerdere carrières achter-
elkaar. Dit geldt niet alleen voor de fysiek zware
beroepen, maar voor ieder werk. Afstomping
ligt op een gegeven moment altijd op de loer.
Rob Gründemann is senior onderzoeker/adviseur
bij TNO Arbeid en lector ‘organisatieconfiguraties
en arbeidsrelaties’ bij de Hogeschool Utrecht.
9THEMA DE BETROKKEN MEDEWERKERTEKST ROB VAN BODEGOM
10
Positieve psyche
De toenemende mentale belasting van de beroepsbevolking vereist meer
aandacht voor de positieve psyche waartoe werk kan leiden. Aandacht
die er volgens Gründemann steeds meer komt. ‘Het gaat om de mate
waarin werk bijdraagt aan een gevoel van welbevinden, van bevlogen-
heid. In het verleden keken we vooral naar medewerkertevredenheid.
Op een gegeven moment is iedereen tevreden, maar toch presteert het
ene bedrijf beter dan het andere. Bevlogenheid blijkt belangrijker dan
tevredenheid.’ Hier moet nog hard aan gewerkt worden. Dit is nu vooral
een probleem bij oudere werknemers (ouder ben je overigens al vanaf je
45ste, zie kader). ‘Over oudere werknemers bestaan veel vooroordelen.
Werkgevers proberen hen vooral te stimuleren zo gauw mogelijk op te
stappen, hun werk wordt niet meer aangepast. Van oudere werknemers
die moeite kregen met hun functioneren, werden voorheen de takenpak-
ketten verlicht. Verzuimd werd er voldoende nieuwe taken voor terug te
brengen wat resulteerde in dalende motivatie en enthousiasme.’
Jobcrafting
Niet alleen bij oudere werknemers is er onvoldoende aandacht voor sti-
mulering van hun bevlogenheid, ook bij de jongere. Uitzondering daarop
vormen jongere, hoog opgeleide, mannelijke werknemers van Neder-
landse afkomst. Die zijn schaars en geliefd, en dus investeren werkge-
vers veel in hen. De war for talent. Maar is het wel realistisch om van
iedereen bevlogenheid te verwachten, bepaald werk is toch gewoon oer-
vervelend? Dit vindt Gründemann te cynisch, vooral omdat de inhoud
van het werk niet het enige is waar iemand enthousiast over kan zijn.
Het heeft ook betrekking op de vrijheid en verantwoordelijkheid die een
werknemer krijgt, sociale contacten, mogelijkheden om de eigen functie
aan te passen. Dat is waar jobcrafting om draait: het continu aanpassen
van de eigen functie op basis van eigen wensen. Hoog opgeleiden krijgen
daar meer de ruimte voor. Gründemann onderzoekt nu of dat ook bij
lager opgeleiden haalbaar is. Dat blijkt te kunnen. Onder begeleiding zijn
ook zij te stimuleren om zelf kritisch over hun werk na te denken. Maar
bottomline is er nu onvoldoende sprake van jobcrafting. Zowel werkge-
vers als werknemers zijn zich vaak onvoldoende bewust van het risico op
afstomping als werk ongewijzigd blijft. Duurzame inzetbaarheid, blijvend
leuk werk, moet het streven zijn.
Diversiteit en flexibilisering
Nog een belangrijk punt, wellicht een van de meest urgente, is diversi-
teit. Werkgevers zijn er nu vaak nog bang voor, maar ze moeten echt
zorgen voor een diverse werknemerspopulatie. Daarop moeten ze gaan
werven en hun organisatie inrichten. De bevolking is aan het veranderen:
parttimers, werkende vrouwen, meer ouderen, allochtonen, arbeidson-
geschikten, etc. Een diversiteitsbeleid is niet alleen noodzakelijk om de
toenemende krapte op de arbeidsmarkt het hoofd te bieden, maar ook
om intern meer creativiteit en vernieuwing te krijgen. Ook in de flexibili-
sering van de arbeidsrelatie verwacht Gründemann de komende tijd een
forse ontwikkeling. ‘De groei van het aantal zzp’ers toont aan dat men-
sen het graag zelf willen kunnen bepalen. Maar ook in dienstverband wil
men in toenemende mate ruimte en vrijheid. Werknemers willen in hun
werkzaamheden variëren, ze willen ook wat eigen risico. Het gaat steeds
minder om een arbeidscontract waarin staat dat iemand van negen tot
vijf moet werken, er worden afspraken gemaakt over bepaalde prestaties
en daaraan gekoppelde beloningen. Ook in de arbeidsrelatie wordt de
werknemer een beetje ondernemer en verschuift de werkgever-werkne-
mer-relatie naar een opdrachtgever- opdrachtnemer-relatie.’
Dienend faciliteren
Flexibilisering vereist een andere stijl van leidinggeven. ‘Vanuit het verle-
den is leiderschap teveel gericht op controle en beheer. Dat maakt men-
sen monddood, het ontneemt hen het initiatief, de lol in het werk en ze
zullen niet met iets onverwachts komen. We zitten nog teveel in deze tra-
ditionele leiderschapsstijl. We moeten naar een dienende vorm van lei-
derschap, eentje die mensen stimulerend ondersteunt, faciliteert en ook
kritisch is. Dus medewerkers tot hun recht laten komen en laten groeien.
Het is vooral van belang dat de directe, dagelijkse leiding zichzelf zo gaat
zien en gedragen. Dat noodzaakt tot een verandering van de punten
waarop zij beoordeeld worden, dus op de mate waarin zij erin slagen me-
dewerkers de ruimte te geven voor ontwikkeling en groei. Eigenlijk komt
het allemaal aan op goed werkgeverschap, ofwel: ‘het (feitelijk) gedrag
van werkgevers (leidinggevenden) dat optimaal rekening houdt met de
belangen en gevoelens van werknemers, vanuit de overtuiging dat dit
voordeel heeft voor allen.’ Uit onderzoek weet Gründemann dat goed
werknemerschap geen voorspeller is van goed werkgeverschap. De indi-
viduele werknemer is niet in staat het werkgeversgedrag te beïnvloeden.
Andersom is goed werkgeverschap wel voorspelbaar voor goed werkne-
merschap. Goed werkgeverschap loont dus, behalve meer bevlogenheid,
leidt het tot hogere productiviteit en lager personeelsverloop. Organisa-
ties worden beter van werknemers die ervaren dat er met hun belangen
en gevoelens rekening wordt gehouden. Dit stelt hoge eisen aan de P&O-
afdeling. Gründemann stelt dat HRM een veel grotere rol moet gaan spe-
len in het organisatiebeleid, vaker in het management moet zitten. P&O
is nu vaak nog onvoldoende in staat op te treden als adviseur van het ma-
nagement. P&O’ers hebben teveel een dienende, bescheiden mentaliteit,
ze willen het management het te erg naar de zin maken. Gründemann
ziet dit wel veranderen, vooral in de top van organisaties. Bij de echt
grote bedrijven, waar vaak een stevige directeur P&O is, zit deze vaak in
het managementteam en heeft hij voldoende zelfbewustheid en visie om
een centrale rol te spelen. ‘En terecht, P&O’ers hebben het kapitaal van
de organisatie in handen. Maak er gebruik van.’
KALENDERLEEFTIJD SLECHTE VOORSPELLER
Wanneer ben je een oudere werknemer? Uitgaande van kalender-
leeftijd is dat tegenwoordig ouder dan 45, vroeger vanaf 55. Nu kij-
ken we op jongere leeftijd of er wellicht sprake is veroudering, vooral
om tijdig aan herstel te kunnen werken, aan iemands employability.
Gründemann vindt kalenderleeftijd een heel slechte voorspeller van
iemands arbeidsmogelijkheden. ‘Naarmate mensen ouder worden,
worden de verschillen tussen hen groter. In een groep 20-jarigen zit
veel minder variatie dan in een groep 50-jarigen. Veel beter is het
te kijken naar functieleeftijd (hoe lang al hetzelfde werk), organisa-
tieleeftijd (hoe lang al bij een organisatie) of psychologische leeftijd
(hoe oud voel je je). Desondanks focussen werkgevers vooral op ka-
lenderleeftijd, dat is het simpelst. Het in kaart brengen van iemands
psychologische leeftijd vraagt om veel meer informatie. Het vereist
dat werkgever en werknemer zich in elkaar verdiepen of, simpel ge-
zegd, met elkaar praten. En dat gebeurt veel te weinig.
Het interactieve tafelblad is een van de nieuwste
snufjes van Microsoft. De ‘Surface’ is een kunst-
stof scherm, dat reageert op aanraking. Door
direct met je vingers over het tafelblad te bewe-
gen, bedien je deze ‘natural user interface’. Be-
zoekers van het Nederlandse hoofdkantoor van
Microsoft op Schiphol worden ontvangen door
een hostess en krijgen – terwijl ze worden aan-
gemeld – een demonstratie van de techniek.
Het is een entree in een gebouw dat van buiten
een doodnormaal dertien in een dozijn-kantoor
lijkt. Maar eenmaal binnen waant de bezoeker
zich niet direct in een bedrijfsomgeving; geen
dorre kantoortuinen met bureaus en stapels
papier. Wel lange, vrijwel lege tafels. Met hier
en daar iemand achter zijn laptop. Soms alleen,
soms samen met anderen. Op de banken bij de
koffiebar is het het drukst.
Het pand, de inrichting en de mensen van Micro-
soft zijn de belichaming van de nieuwe werkstijl
die de softwaregigant predikt; flexibel werken,
onafhankelijk van plaats en tijd. ‘Niemand heeft
meer een vast bureau,’ vertelt communicatie-
manager Janneke Patje. ‘Iedereen heeft een
locker met postvak en een laptop en smartp-
hone.’ Werknemers zijn vrij te komen en gaan
wanneer ze willen en waar ze werken: aan een
Het Nieuwe Werken is de hippe term voor een werkstijl die veel verder gaat dan het ouderwetse thuiswerken. Het vraagt een heel andere manier van samenwer-ken en aansturen. In Nederland is Microsoft een voorloper.
gezamenlijke tafel, een afgeschermd bureau,
bij de koffiebar – maar ook thuis of waar dan
ook, zonder opgaaf van reden.’
HOLISTISCH
‘Het Nieuwe Werken’ is een ontwikkeling in
werken waar Microsoft in Nederland een voor-
loper van is. Eigenlijk door een samenloop van
omstandigheden; in 2005 schreef Microsoft-
baas Bill Gates een visie over de toekomst van
werken in een globaliserende wereld, met 24
uur per dag toegang tot informatie. ‘The New
World of Work’ schetst het beeld van een wer-
kend bestaan, los van tijd en plaats en met be-
hulp van – jawel – technologie zoals Microsoft
die ontwikkelt.
‘In Nederland zijn we daar mee aan de slag
gegaan om het ook echt in de praktijk te bren-
gen’, vertelt Patje. Dat kon omdat op dat mo-
ment een aantal vraagstukken speelde, zoals
het aflopen van het huurcontract van het vori-
ge pand en het slechte imago van Microsoft als
werkgever. ‘Daar hadden we aparte oplossin-
gen voor kunnen zoeken, maar de white paper
van Gates maakte dat we dit als een holistisch
geheel konden benaderen.’
WAT, WAAR, HOE
Het Nieuwe Werken gaat over een combinatie
van aandacht voor een andere inrichting van
werkruimte en ict, en aandacht voor de wens
van de mens – zeker de nieuwe generatie – om
niet gebonden aan een kantoor en een negen
tot vijf-mentaliteit te werken. ‘Het gaat ervan uit
dat de medewerker het grootste goed is en dat
je hem zo goed mogelijk helpt in wat hij doet,’
verklaart consultant Alex Adams. Hij geeft trai-
ningen aan andere bedrijven over hoe ze met
dit onderwerp kunnen omgaan.
Daar is volgens Adams niet één manier voor.
‘Ieder bedrijf gaat daar weer op een andere ma-
nier mee om.’ Zijn collega Patje spreekt in dit
verband ook wel over ‘activiteit gebaseerd wer-
ken’. ‘De essentie is dat je iedere keer bedenkt
wat je op een dag moet doen en waar en hoe je
dat het beste kunt doen. Als je een stuk moet
schrijven doe je dat misschien het liefst rustig
ergens alleen, thuis of aan een afgesloten bu-
reau. Maar als je moet overleggen met collega’s,
plan je een face to face-afspraak. Aan een tafel
of in een afgesloten kamer waar je lekker op
een bank kunt zitten.’ Zijn er mensen die dan
helemaal nooit meer op kantoor verschijnen?
Adams: ‘Dat gebeurt niet, omdat je toch wel
12 THEMA DE BETROKKEN MEDEWERKER TEKST ELLEN NAP
Het nieuwe werkenOp zoek naar de balans tussen vrijheid en verantwoordelijkheid
PRODUCTIEVER EN MEER TEVREDEN
Het Nieuwe Werken heeft bij Microsoft de flexibiliteit en, in be-
perkte mate, de productiviteit verhoogd. Ook is de balans tussen
werk en privé verbeterd, vinden vooral de vrouwelijke medewer-
kers. Op het innovatief vermogen, dat bij Microsoft al hoog was,
had de nieuwe werkstijl geen effect. Dat blijkt uit onderzoek van de
Erasmus Universiteit. Voor de overgang naar Het Nieuwe Werken
vroeg Microsoft Nederland, waar zo’n 600 mensen werken, de Rot-
terdam School of Management (RSM) om het proces te begeleiden.
Na veel discussie besloot RSM dat ze dit het best kon doen door de
impact van de werkplek op de prestatie te meten en te beoordelen.
Door voor en na de verhuizing online de individuele percepties te
bekijken en te vergelijken. Tegelijkertijd onderzochten studenten,
onder leiding van onder anderen hoogleraar Eric van Heck, een aan-
tal zaken, zoals de digitale werkstijlen binnen de organisatie en de
prestatie van teams, zowel de fysieke als de virtuele. Opmerkelijk
is dat de balans tussen werk en privé in eerste instantie verslech-
terde. Volgens Microsoft omdat mensen niet meer stopten met wer-
ken. Trainingen moeten medewerkers helpen daar in te verande-
ren. ‘Flexibel werken leidt op zichzelf niet tot productieverhoging,’
stelde Van Heck, hoogleraar Informatie Management en Markten,
in mei 2008 in Intermediair. ‘Je moet mensen leren effectief om te
gaan met die nieuwe technieken. Om bewust keuzes te maken:
wanneer ze werken, wat ze eerst doen, op welke plek en met wie,’
aldus de hoogleraar, die ook de Rabobank en vakbond De Unie be-
geleidt. Binnenkort volgt bij Microsoft een derde meting.
eens in de zoveel tijd met collega’s overleg hebt. Wij consultants bijvoor-
beeld zitten in ieder geval een keer per maand bij elkaar.’
REIS
Duidelijke afspraken en vertrouwen zijn voorwaarden voor een succes-
volle aanpak. ‘Aan het begin van het jaar maken werknemer en leiding-
gevende strakke afspraken over wat er in 12 maanden moet gebeuren,’
legt Adams uit. Wanneer en hoe iemand dat doet, daar is iemand dus
helemaal vrij in. Bang dat iemand de kantjes eraf loopt hoef je als leiding-
gevende niet te zijn, zegt Patje. ‘Want de kunst is dat mensen een balans
vinden tussen vrijheid en verantwoordelijkheid.’ Wel vraagt het goede
voelhoorntjes van een leidinggevende, zegt ze. ‘Omdat je minder zicht
hebt op wat je mensen doen en dus ook minder controle.’ Maar zoals
gezegd is het hebben van vertrouwen cruciaal. Een andere voorwaarde
die daarmee samenhangt is dat deze werkstijl alleen slaagt als hij voor
iedereen geldt. Ook de grote baas van Microsoft Nederland heeft dus
geen eigen werkplek. ‘Zelfs geen eigen parkeerplaats,’ zegt Adams.
Ja, de cultuurslag is enorm, stelt Patje. ‘Maar je doet het stapje voor
stapje, en vooral: met elkaar. Twee jaar geleden hebben we het nieuwe
pand betrokken en het gevaar is dat je na zo’n verhuizing denkt dat je
klaar bent. Feit is dat je nooit klaar bent met hoe je met elkaar samen-
werkt. Daar moet je over blijven nadenken en aan werken. Dat doen we
bijvoorbeeld met workshops.’ ‘Dit gaat echt verder dan het ouderwetse
thuiswerken,’ concludeert Adams. ‘Deze manier van werken moet je echt
als een holistisch geheel zien en aanpakken. Zie het als een reis die nooit
afgelopen is.’
13
16 THEMA DE BETROKKEN MEDEWERKER TEKST ROBERT HEEG
Om te leren wat de Chinese werknemer beweegt, vervoegt men zich niet
in China maar bij Maximum in Capelle a/d IJssel. Het arbeidsmarktcom-
municatiebureau heeft zich de afgelopen jaren ook toegelegd op de Chi-
nese markt, en met succes; inmiddels werft Maximum er voor multina-
tionals als AkzoNobel, MediaMarkt, Starbucks, Kentucky Fried Chicken,
PizzaHut, Deloitte, Novartis, Shell en l’Oreal. Het is daarmee het grootste
employer branding-bureau in China geworden. Maximum-oprichter Ed
Barzilaij en collega Emile Mac Gillavry zagen er vijf jaar geleden een gat
in de markt. Een land waar de economie al zo’n drie decennia lang met
10 procent per jaar groeit, met de arbeidsmarkt als dé grote aanjager,
daar liggen kansen. Maar voordat Maximum er kon gaan werven voor
anderen, moest het eerst zelf personeel vinden. ‘Lastig, want er waren
geen specialisten op ons gebied’, vertelt oprichter Ed Barzilaij. ‘We waren
niet alleen de markt aan het ontginnen, we waren tegelijkertijd ons eigen
bureau aan het opleiden.’
Demografische tijdbom
De verschillen met Nederland zijn groot, maar er zijn ook verrassend
veel overeenkomsten. Zo heeft zelfs China’s kolossale arbeidersleger
(een slordige 900 miljoen) niet de eeuwige jeugd; vergrijzing is er net
zo’n nijpend probleem als in andere geïndustrialiseerde landen. ‘Ik zie
je verbaasd kijken, want China was toch zeker het land van die enorme
beroepsbevolking? Die heeft inderdaad de economische groei aange-
Wat wil de Chinese werknemer
Hoog opgeleid, verwend en altijd online
jaagd, en dat hebben we eigenlijk te danken aan Mao die het vormen
van grote gezinnen stimuleerde om een groter en sterker China te ma-
ken. Maar vanaf 1973 bracht Deng Xioaping de strikte éénkindspolitiek,
en die generatie betreedt nu de arbeidsmarkt.’ Barzilaij rekent voor dat
deze generatie de uitstromende babyboomers bij lange na niet kan com-
penseren. ‘Het is een demografische tijdbom.’ Het is een tegenstrijdige
beweging: enerzijds de economie die jaarlijks fors groeit, anderzijds die
krimpende arbeidsmarkt. Nog meer tegenstrijdigheden spelen de ar-
beidsmarkt parten: de economie is van communistisch omgevormd tot
een geleide economie, maar het onderwijs is nog steeds sterk centraal
gestuurd. ‘In het verleden werd je verteld dat je loodgieter werd, nu heb
je op de arbeidsmarkt de vrije keuze. Maar in het onderwijs geldt dat
nog niet. Vanaf de lagere school tot en met de universiteit wordt nog in
hoge mate bepaald wat je gaat studeren. De studierichting International
Business vinden universiteiten bijvoorbeeld veel interessanter dan tech-
nische opleidingen. In de markt is echter helemaal geen behoefte aan
mensen die vloeiend Russisch spreken, daar zoeken we juist mensen die
een machine kunnen ontwikkelen.’
Intense maatschappij
Om de Chinese arbeidsmarktproblematiek nog complexer te maken,
brengt de éénkindsgeneratie een aantal unieke handicaps mee, aldus
Barzilaij. ‘Opgegroeid als enig kind is de jonge generatie Chinezen vaak
Multinationals trekken massaal naar de grootste groeimarkt ter wereld: China. Succes begint bij goed personeel,
maar wat weten zij van de Chinese werknemer? Het Nederlandse bureau Maximum heeft de antwoorden.
17
veel minder behendig in het communiceren, het delen van verantwoor-
delijkheid, en samenwerken. De kinderen hebben het alleen maar elk jaar
beter gekregen.’ Om de groei van de welvaart te illustreren: in de jaren
60 kreeg een getrouwd echtpaar als huwelijkscadeau een fiets van de
familie, in de jaren 70 werd dat een wasmachine, in de jaren 80 een kleu-
rentelevisie, in de jaren 90 een auto, en nu een huis. ‘De verwachtingen
van deze generatie - en vooral van hun ouders - zijn hooggespannen.
Ze dromen allemaal van die baan als topjurist, inclusief een heel snelle
auto. Maar velen starten na hun studie met een salaris van omgerekend
1,30 euro per uur bij Starbucks. Als ze mazzel hebben, want zo’n 10 pro-
cent van hun in 2009 afgestudeerde collegastudenten zit nu nog zonder
werk. Dat creëert een behoorlijk intense maatschappij. Als de wereld om
je heen zo snel verandert en groeit, dan krijg je immers het gevoel dat je
net zo snel mee moet veranderen en meegroeien. Als je huidige werkge-
ver je niet snel laat groeien, is men veel sneller bereid over te stappen.’
En dus is het volgens Barzilaij belangrijk voor werkgevers in China dat zij
een omgeving scheppen waarin het prettig werken is, dat zij carrièreper-
spectief bieden, en waar stimulerend management aan het roer staat.
Al die factoren zijn nog veel belangrijker dan het salaris, zo kwam uit
het Maximum-onderzoek naar voren. ‘Met plezier naar je werk gaan, dat
geldt ook gewoon voor Chinezen.’
Spagaat
Een interessant verschil tussen de arbeids- en consumentenmarkt is dat
op de arbeidsmarkt de omslag van bieders naar vragers veel groter is.
Barzilaij vertelt dat in de stad Chengdu, dat mede door overheidsstimu-
lansen een van de IT-centra van China is, de vraag naar IT-professionals
groter is dan elders. ‘Daar zie je een enorm tekort aan mensen. Dus wat
doen ze? Allemaal dezelfde headhunters bellen, die allemaal dezelfde
mensen rondpompen tussen de bedrijven. Dat lost het natuurlijk niet op.’
Probleem is ook hier weer het enorme overschot aan mensen die niet
passen op de arbeidsmarkt. ‘Als je niet goed en heel selecterend werft,
krijg je respons waar je niets aan hebt. Dus in onze uitingen voor bijvoor-
beeld MediaMarkt, Novartis en Starbucks werpen wij allerlei drempels
op. Dat is een rare spagaat waar we steeds in zitten; enerzijds willen we
zoveel mogelijk mensen bereiken, en tegelijkertijd willen we alleen de
mensen laten solliciteren die we kunnen gebruiken. Dus niet elke geluks-
zoeker, want dan krijg je postzakken vol. Google maakte eens de fout een
laagdrempelige advertentie te maken, en die ontvingen 6000 sollicita-
ties waarvan er niet één goed was.’
Ed Barzilaij, oprichter van Maximum
18
Mobiel
In toenemende mate werft Maximum ook in China op het web. Er zijn
liefst 600 miljoen Chinezen online. Opvallend is dat ongeveer de helft
daarvan voornamelijk surft via een smartphone. Typisch iets wat Maxi-
mum ontdekte door onderzoek. ‘Veel Chinezen komen nauwelijks nog in
aanraking met kranten of zelfs maar met een computer. Dat komt ook
door de schaal; die steden zijn zo enorm groot en het is er zo duur om
te wonen, dat mensen ontzettend lang in het openbaar vervoer zitten en
zich dan vermaken met hun telefoons.’ Hoewel dimensies, dynamiek en
historie van de Chinese markt radicaal anders zijn, kan Maximum toch
putten uit de ervaring die in Nederland werd opgebouwd. ‘Wat voor Chi-
nezen geldt, geldt ook voor Nederlanders. Werk is hartstikke belangrijk
voor mensen, en de arbeidsmotieven en de push- en pullfactoren zijn
hetzelfde. Wat Maximum doet is weten wat mensen motiveert, wat ze
beweegt om van werkgever te veranderen.’ In toenemende mate is dat
toch ook salaris. Arbeiders die onze iPhones, lcd-tv’s en camera’s maken,
willen die producten volgens Barzilaij nu ook zelf wel eens kopen. ‘Voor
het eerst sinds de moderne geschiedenis van China zie je dat arbeiders
gaan staken. Hun eisen: hoger loon en betere arbeidsomstandigheden.
Alleen al in de zuidoostelijke provincie Guangdong waren in juni en juli
zo’n veertig grote stakingen. Het zijn de eerste tekenen van de omslag
van werkgevers- naar werknemersmarkt.’
ONDERZOEK
Maximum voerde het onderzoek Inside China’s Talent Market uit
in 2007 in de drie belangrijkste economische centra: Shanghai, Bei-
jing en Guangzhou. Het onderzoek bestrijkt de sectoren: IT, techni-
sche industrie, telecommunicatie, fast moving consumer goods, ac-
countancy, de bank- en verzekeringswereld en de medische sector.
Hieronder enkele conclusies:
• Hoewel van baan switchen een populaire bezigheid is, noemt
59% van de Chinese professionals de frequentie ervan te hoog in
hun sector.
• Tochvalthetindepraktijknogwelmeemetdemobiliteit;44%
zegt helemaal niet op zoek te zijn naar ander werk. De meeste
overstapperszittenindeITenaccountancy;daarwisseldenres-
pectievelijk 18% en 17% van baan in 2007.
• De5voornaamsteredenenominChinavanbaantewisselenzijn:
1. Carrièrekansen (52%), 2. Salaris (47%), 3. Werkomgeving/-cul-
tuur (28%), 4. Omvang van bedrijf (22%), 5. Werklocatie (22%).
• 87%vandeondervraagdenwastevredenmetdehuidigewerk-
gever;demeestgelukkigenwerktenindeaccountancy(92%)en
banken/verzekeraars (91%), het minst tevreden was men in de
technische sector (81%).
THEMA DE BETROKKEN MEDEWERKER
Transformationeel leiding geven stimuleert betrokkenheid
‘Integere leiders houden medewerkers langer vast’
Roos Vonk is hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Volgens haar is het geven van vertrouwen een goed vertrekpunt om betrokkenheid en loyaliteit van medewerkers te stimuleren, maar er is meer nodig. ‘Leidinggevenden moeten sturen op visie en grote lijnen en niet op details. Uit onderzoek is bekend dat als leidinggevendendenkendatzeallesmoetencontrolerenenverbeteren;datwerktalseenselffulfillingprophecy.’
‘Of een tevreden medewerker automatisch
een betrokken en loyale medewerker is?
Tevredenheid, betrokkenheid en loyaliteit
verschillen op conceptueel niveau natuurlijk
wel, maar deze concepten zullen in aan werk
gerelateerde situaties sterk met elkaar sa-
menhangen. Betrokken, loyale medewerkers
zijn intrinsiek gemotiveerd, doen meer waar
ze zelf in geloven. Medewerkers die vooral te-
vreden zijn met hun werk en salaris om thuis
leuke dingen te kunnen doen, die zijn meer
extrinsiek gemotiveerd. In het algemeen kun
je stellen dat intrinsiek gemotiveerde mede-
werkers meer plezier hebben in hun werk, in
slechtere tijden loyaler zullen zijn aan hun
organisatie dan medewerkers die ‘alleen
maar’ tevreden zijn.’
Aan het woord is Roos Vonk, hoogleraar soci-
ale psychologie aan de Radboud Universiteit
Nijmegen. In haar wetenschappelijk onder-
zoek richt ze zich vooral op onderwerpen
als zelfkennis en zelfbeeld, autonomie en au-
thenticiteit, sociale beïnvloeding en macht,
emotie en motivatie. Naast haar werk aan de
Alma Mater heeft ze een eigen onderneming
als trainer en geeft ze lezingen. Ook is ze co-
lumniste voor Intermediair en Psychologie
Magazine. Onlangs verscheen van haar de
bundel Ego’s en andere ongemakken.
Volgens Roos Vonk is het geven van ver-
trouwen een goed begin om betrokkenheid
en loyaliteit van medewerkers te stimuleren,
maar er is meer nodig. ‘Het is belangrijk dat
20 TEKST VITTORIO BUSATO
Roos Vonk: ‘Medewerkers kunnen zich sterk identificeren met hun organisatie,
zo sterk dat het bijna als familie voelt’
dig overkomen’ en ‘hoe kunnen we het contact met de kiezer herstellen’;
dat zijn strategische vragen. Een integere vraag is: waar geloven we écht
in. Eerst naar binnen kijken, en niet: hoe we verkopen we het.’
Even terug naar de betrokken medewerker. Wat zijn uw associaties
als u hoort of leest dat medewerkers zich presenteren als boegbeeld
of ambassadeur van een bedrijf, dat het klantbelang altijd op de al-
lereerste plaats komt, dat ze driehonderd procent achter een product
staan?
‘Dan denk ik allereerst aan zelfpromotie, maar daar verdenk ik mensen
al snel van. Overigens kan zelfpromotie een behoorlijk positief effect
hebben in je werk, toont menig onderzoek aan. Maar persoonlijk zie ik
liever dat medewerkers wat eerlijker en realistischer tegenover zichzelf
staan.’
Wat zegt zulke clichématige loyaliteit over de autonomie,
motivatie of ego’s van die medewerkers?
‘Nou, ik geloof wel dat medewerkers zich sterk kunnen identificeren met
hun organisatie, zo sterk dat het bijna als familie voelt. Mensen hebben
behoefte bij een groep te horen. Een sterke verbondenheid of zelfs iden-
tificatie met een organisatie kan dan helpen, juist omdat we in een indi-
vidualistisch tijdperk leven en mensen dit elders niet meer vinden. Dat
kan ook positief zijn voor je ego, zeker als een bedrijf het goed doet. Veel
mensen willen gewoon bij een leuke club horen, zijn niet zo met zichzelf
bezig. Maar die loyaliteitsclaims kunnen ook ontstaan uit zelfpromotie of
een overdreven politieke correctheid.’
Is het een gezonde ontwikkeling als medewerkers zich sterk
identificeren met een organisatie of product?
‘Vanuit de organisatie gezien is het dat zeker. Identificatie zorgt er im-
mers voor dat medewerkers harder werken, reclame maken voor de or-
ganisatie op verjaardagen, achter de organisatie blijven staan in mindere
tijden. Worden medewerkers door die identificatie echter workaholics en
belanden ze daardoor in de ziektewet, dan kost dat een organisatie een
hoop geld.’
Wat zou u organisaties adviseren om hun medewerkers langer vast
te houden en nog meer betrokken te maken?
‘Transformationeel leiding geven is cruciaal. Dat leidt tot meer teamspirit
en een sterker groepsgevoel, tot een duidelijkere visie, tot meer integri-
teit. Dat is iets anders dan van hogerhand kernwaarden uitstrooien over
je medewerkers. Uit onderzoek blijkt dat ontevreden medewerkers vaak
problemen hebben met hun leidinggevende. Integere leiders houden me-
dewerkers langer vast, zijn zelfkritisch en geven medewerkers de ruimte
en het vertrouwen zelf met kritiek te komen. Medewerkers spiegelen zich
veel eerder aan transformationeel leidinggevenden. Zulke leiders zetten
iets bij henzelf in gang.’
21
'Mensen hebben behoefte bij een groep te horen. Een sterke verbondenheid of zelfs identificatie met een organisatie kan dan helpen, juist omdat we in een individualistisch tijdperk leven en mensen dit elders niet meer vinden'
leidinggevenden sturen op visie en grote lijnen en niet op details. Uit on-
derzoek is bekend dat als leidinggevenden het idee hebben dat ze alles
moeten controleren en verbeteren, dit werkt als een self-fulfilling pro-
phecy; die medewerkers zijn meer geneigd de kantjes ervan af te lopen
omdat de baas het toch weer anders wil. Die zullen meer wantrouwen
ervaren, zich betuttelend benaderd voelen. Het heeft veel meer zin ervan
uit te gaan dat medewerkers hun best doen, behoefte voelen hun kwa-
liteiten te ontwikkelen. Leidinggevenden zouden meer moeten coachen
op talenten van medewerkers, op waar ze echt enthousiast van raken.
Zo creëer je meer autonomie en eigen verantwoordelijkheid bij mede-
werkers.’
Dat klinkt als een pleidooi voor coachend leiderschap.
‘Veel leidinggevenden denken dat ze coachend leiding geven, terwijl
medewerkers dat niet zo ervaren. Dat krijg ik geregeld te horen tijdens
lezingen of workshops. Niet zelden hebben leidinggevenden zelf een ver-
keerd beeld van wat coachend leiderschap inhoudt. Coachen gaat heel
erg om de persoon zelf, om het benutten van specifieke kwaliteiten van
en kansen voor medewerkers, om meekijken hoe iemand zich optimaal
kan ontwikkelen. Coachend leiderschap is iets anders dan adviezen ge-
ven. Een coachend leidinggevende denkt juist mee vanuit een persoon
zelf, laat medewerkers zelf mogelijkheden aandragen en denkt dan mee
hoe die gerealiseerd kunnen worden.’
Zo’n leidinggevende biedt medewerkers een veilige omgeving
om zichzelf meer te ontplooien, ten gunste ook van de organisatie?
‘Zo kun je het zien. Ik gebruik in mijn werk graag een model voor trans-
formationeel leiderschap. In dat model staat de persoon van de leider
centraal. Een transformationeel leider inspireert anderen tot een per-
soonlijke transformatie en fungeert als rolmodel. Obama vind ik bij uit-
stek een voorbeeld van een transformationeel leider. Met zijn Yes, we
can-campagne heeft hij het publiek in hun overtuiging gesterkt dat ook
zij hun steentje kunnen bijdragen aan gewenste veranderingen in de VS.
Obama kan op een integere manier een wij-gevoel creëren.’
Is transformationeel leiderschap hetzelfde als dienend leiderschap?
‘Die term klinkt mij te onderdanig. Even vertaald richting de werkvloer:
een transformationeel leidinggevende is integer, creëert teamspirit, heeft
visie, verbindt medewerkers daarin, en nodigt uit tot kritiek. Hij krijgt het
voor elkaar de neuzen dezelfde kant op te laten wijzen, stimuleert be-
trokkenheid en een gevoel van importantie. Medewerkers beseffen zo
in goede handen te zijn, ook als de situatie op het werk wat onduidelij-
ker is. Een transformationeel leidinggevende bouwt krediet op, krijgt het
voordeel van de twijfel omdat medewerkers erop vertrouwen dat hij het
goede met een team, met de organisatie voor heeft. Vergelijk dat eens
met ABN AMRO of hoe sommige politieke leiders te werk gaan. Het CDA
is er momenteel nogal sterk op gericht puntjes te scoren nu ze zijn gehal-
veerd, maar ze moeten niet de vraag stellen: ‘hoe kunnen we geloofwaar-
22 THEMA DE BETROKKEN MEDEWERKER TEKS ELSE DE JONGE
Wat doen we met tevredenheidsonderzoek?
OP TAFEL ERMEE!Dat resultaten van medewerkerstevredenheidsonderzoek
zonder dat er iets mee gedaan wordt onderin een
bureaula verdwijnen is eerder regel dan uitzondering.
Wil tevredenheidsonderzoek doeltreffend zijn, dan moet
het vrij zijn van ‘IDLE-handvatten’, stelt Joeri Cox.
Joeri Cox, verandermanager en directeur van Tevredenheidsonderzoek.
org, baseert het op twaalf jaar ervaring in verschillende organisaties
en bedrijven: de resultaten van medewerkerstevredenheidsonderzoek
(MTO) leiden maar zelden tot concrete actie. ‘Ik heb rondgekeken bij de
overheid, energiebedrijven, onderwijsorganisaties, banken en verzeke-
raars en je ziet het steeds weer: resultaten van een MTO komen uitein-
delijk onderin een bureaula te liggen, zonder dat er ooit iets mee gedaan
is.’ Onderzoekers zijn, wanneer ze zien dat resultaten van een MTO niet
‘landen’, geneigd een nog uitgebreidere onderbouwing daarvan te geven
of een ‘vervolgtraject’ aan te bieden. ‘Symptoombestrijding,’ meent Cox.
‘Ze kunnen zich veel beter richten op het voorkomen van IDLE-handvat-
ten in hun onderzoek.’
Onbegrijpelijke statistiek
‘IDLE’ staat voor ‘In De La Ermee’. ‘IDLE-handvatten’ zijn intrinsieke ken-
merken van een tevredenheidsonderzoek die de uiteindelijke actiehou-
der – de manager die uiteindelijk actie zou moeten ondernemen – een
goede reden, een handvat, geven om dat níet te doen, ofwel: het rap-
port zonder verder handelen in de la te laten verdwijnen. ‘Het kan daarbij
gaan om kenmerken van het proces, de rapportage en de terugkoppeling
van resultaten,’ zegt Cox. Belangrijke voorbeelden van IDLE-handvatten
zijn onder andere gebrek aan focus in het onderzoek, een te lange door-
looptijd en een eindrapportage met ontmoedigende hoeveelheden tekst
of een overkill aan statistiek. ‘Als een onderzoek te weinig specifiek is, is
het gemakkelijk voor een manager om te denken: dit is voor mijn afdeling
niet relevant. Zoals een manager bij een te grote tijdsafstand tussen het
onderzoek en het bekend maken van de resultaten zal denken: ja, maar
dat is nú anders. En daar kan hij dan ook nog best eens gelijk in hebben.’
Zelf had Cox recent te maken met een onderzoeksrapport waarin ‘onbe-
grijpelijke statistiek’ de boventoon voerde. ‘Voor een organisatie die mij
had ingehuurd had een andere partij eerder een MTO gedaan. Men gaf
in het eindrapport de medewerkerstevredenheid weer met een index en
grafieken. Terwijl ik betrekkelijk veel affiniteit heb met cijfers en statis-
tiek, moest ik uren op dat rapport studeren voordat ik begreep wat de
bevindingen waren. Van een manager kun je, nog los van de vraag of die
kaas gegeten heeft van statistiek, niet zo’n tijdsinvestering verwachten.
Die moet in principe met tien minuten diagonaal lezen kunnen achterha-
len wat de belangrijkste conclusies zijn.’
IDLE-pitbull
Cox doet verschillende suggesties om IDLE-handvatten bij MTO te voor-
komen. Naast actieve samenwerking van de onderzoeker met de uitein-
delijke actiehouder en de medewerkers - ‘aan het formuleren van vragen,
het vaststellen van normen en het interpreteren van de resultaten’- pleit
hij voor korte doorlooptijden, beknopte en eenvoudige eindrapportages
en een doordachte verspreiding van de resultaten. ‘Je kunt beter veel
medewerkers van een paar conclusies dan weinig medewerkers van alle
details op de hoogte brengen. Daarmee schep je meer draagvlak.’ Daar-
naast zou van meet af aan iemand uit de onderzoekscommissie expliciet
moeten focussen op IDLE-handvatten. ‘Die trekt dan aan de bel steeds
als er een IDLE-handvat in het onderzoek dreigt terecht te komen. Het
moet een pitbull zijn: iemand die IDLE-elementen niet alleen herkent,
maar ze ook vastpakt en niet rust voor ze uitgeschakeld zijn.’ Vooral dat
‘vastpakken’ is belangrijk, stelt Cox. ‘Het gaat om niet loslaten. Als het
moeilijk is om bijvoorbeeld heel technische informatie op een eenvou-
dige manier te presenteren, is de verleiding vaak groot om het er maar
bij te laten en te zeggen: we laten het op z’n beloop, leggen het wel uit als
ze het niet snappen. Maar daarmee diskwalificeer je je eigen onderzoek
bij voorbaat. Een IDLE-pitbull moet daar alert op zijn.’
Een MTO dat vrij is van IDLE-handvatten is uiteraard geen harde garan-
tie voor concrete actie achteraf. ‘Het is een noodzakelijke maar geen
voldoende voorwaarde. Er moeten ook middelen zijn voor interventies
bijvoorbeeld en een fundamentele actiebereidheid bij het management
en de medewerkers. Als die er niet zijn, doe je daar weinig tegen met een
IDLE-vrij onderzoek. Maar zo’n onderzoek vergroot de kansen op succes.
En bij oerdegelijk onderzoek dat maar één IDLE-handvat heeft – zeg een
te lange looptijd – kun je actie doorgaans wel vergeten.’
FEITEN&OMSTANDIGHEDEN
Kinderen willen avontuur, ouders willen rust
Ouders kiezen bij een weekendje weg voor
rust en ontspanning. Kinderen tot 12 jaar
zoeken liever het avontuur.
Hoewel bijna 75% van de ouders het (heel)
belangrijk vindt dat hun kinderen avonturen
beleven, organiseert slechts 3% wekelijks en
34% maandelijks een avontuurlijke activiteit.
De helft van de ouders besteedt daaraan
voor één kind een budget tussen de 10 en 30
euro. Dit blijkt uit onderzoek van Stayokay, in
Nederland de grootste aanbieder van groeps-
en budgetaccommodaties.
Volgens 63% van de ouders is rust en lekker
ontspannen het belangrijkste uitgangspunt als
zij een paar dagen weg gaan. Culturele activi-
teiten ondernemen volgt met 13%. Ongeveer
eenderde van de ouders (34%) denkt dat
rust en ontspanning ook voor de kinderen het
belangrijkste uitgangspunt is. Kinderen willen
vooral actief het avontuur opzoeken (26%)
en sportieve activiteiten ondernemen (20%).
Van de ouders met alleen kinderen onder de
12 jaar vindt 83% dat er in Nederland genoeg
avontuur te beleven is.
Het online onderzoek is eind mei door
Ruigrok | NetPanel uitgevoerd. Aan het onder-
zoek namen 508 ouders met kinderen tot en
met 16 jaar deel.
Merkloyaliteit op latere leeftijd niet vanzelfsprekend
Veranderende technologie maakt een steeds
groter wordende groep 50-plussers inte-
ressant voor marketeers. Dat blijkt uit een
analyse van onderzoeksbureau Nielsen.
Merkloyaliteit is op latere leeftijd niet meer
vanzelfsprekend.
Marketeers richtten zich op een jongere doel-
groep, omdat zij zich nog niet hebben ver-
bonden aan een merk of een bedrijf. Oudere
mensen hebben dat vaak wel en het idee is
dat ze niet zomaar overgehaald kunnen wor-
den door een televisiereclame. Toch wordt de
jongere generatie minder aantrekkelijk omdat
hun salarissen naar beneden zullen gaan en
kleinere families zullen hebben met een be-
perkter budget.
De grotere, oudere generatie is wel interes-
sant, ook door zijn omvang. Er zijn volgens het
onderzoeksbureau nog weinig demografen of
antropologen die hier iets over kunnen zeggen,
omdat het voor het eerst is dat zo’n groot ge-
deelte van de mensheid boven de vijftig is.
Het is volgens Nielsen belangrijk om te weten
dat oudere mensen in meer geïnteresseerd
zijn dan financiële hulp of medicatie. Babyboo-
mers zijn volgens het onderzoeksbureau ver-
antwoordelijk voor 38,5% van de uitgave aan
consumer package-goods, voor 40% van de
uitgave aan wireless services en 41% voor uit-
gave aan Apple computers. Ondanks het idee
dat verbondenheid met een merk ontstaat bij
twintigers, zorgt de ontwikkeling van technolo-
gie ervoor dat consumenten nog op latere leef-
tijd kiezen voor andere apparaten en gadgets.
Bron: ITcommercie / Adage.com
1 op de 3 Nederlanders piekert elke dag
Ruim eenderde van de Nederlanders piekert
iedere dag. Bijna een kwart tobt dagelijks
zelfs meer dan een uur. En maar liefst 17%
van de bevolking piekert overmatig en loopt
daardoor een groter risico op psychische
stoornissen. Dat blijkt uit onderzoek door
Psychologie Magazine, uitgevoerd door RMI
fullservice marktonderzoek.
35% van de Nederlanders piekert iedere dag,
24% van alle mensen is er dagelijks zelfs meer
dan een uur mee zoet. 17% van de Nederlan-
ders piekert overmatig, gemeten naar weten-
schappelijke criteria. Volgens psychologen
lopen zij een groter risico op psychische stoor-
nissen, zoals angsten en depressies. Deze over-
matige piekeraars zijn vaker vrouwen en derti-
gers. Nederlanders maakten zich de afgelopen
maanden het meest zorgen over hun financiën
(33%), kinderen of gezin (30%) en werk of stu-
die (29%). Favoriete piekermomenten zijn in
bed (65%) en onderweg, zoals lopend, op de
fiets of in de auto (34%). Bijna een kwart van
de Nederlanders piekert vooral op momenten
dat ze proberen zich te ontspannen, zoals tij-
dens een wandeling of de yogales.
6
Ergernis om collega’s
Uit een online onderzoek van Regus Be-
nelux, blijkt dat collega’s die weigeren hun
verantwoordelijkheid te nemen of hun fouten
toe te geven, met stip op één staat in de top
tien van kantoorergernissen. Maar ook luie
collega’s, luid telefoneren en onaangename
luchtjes, dragen niet bij aan een prettige
werksfeer. De complete top tien ziet er als
volgt uit:
1. Collega’s die weigeren fouten toe te geven en
verantwoordelijkheid te nemen. 2. Deadlines
en afspraken niet nakomen. 3. Vieze openbare
ruimtes. 4. Luid telefoneren of privégesprek-
ken voeren. 5. Roddelen. 6. Onaangename
luchtjes. 7. Alcohol of roken op kantoor. 8. Za-
kelijke clichés. 9. Luie collega’s. 10. Misgrijpen,
niet aanvullen kantoorartikelen etc.
Shell waardevolste corporate brand
In samenwerking met Motivaction onderzocht
het Amsterdamse merkwaarderingsbureau
Brand Competence de 100 meest waardevolle
corporate brands in Nederland.
De onderzochte bedrijven zijn in eerste instantie
geselecteerd naar hun omvang op basis van hun
omzetten in 2008 en 2009. De groep bedrijven
bestond voor de helft uit de grootste beursge-
noteerde bedrijven, en voor de andere helft uit
niet-beursgenoteerde ondernemingen, zoals
ABN AMRO Bank, Friesland/Campina, Jumbo
supermarkten, Blokker en AirFrance-KLM.
Shell eindigt op de eerste plaats met een merk-
waarde van 23,9 miljard euro. Daarna volgen
Unilever (waarde 17,7 miljard euro), Heineken
(14,9 miljard euro), Philips (11,9 miljard euro) en
de Rabobank (11,5 miljard euro).
In de achterhoede van de deze Top 100 staan
de landbouwcoöperaties Cosun (op nr. 96 met
merken als Suiker Unie en Van Gilze; met een
merkwaarde van 18 miljoen euro), Flora (97, de
bloemenveiling, met een merkwaarde van 15
miljoen) en de woningbouwcoöperaties Woon-
zorggroep (98) en Kleurrijk wonen (100). Hun
merkwaarden zijn respectievelijk 14 miljoen en
3 miljoen.
Lage inkomens ontzien bij korting van pensioenen
Slechts 19% van de Nederlandse werknemers
is bang dat het pensioen in de toekomst ver-
laagd zal worden. Ruim 43% heeft er enige
zorgen over en 32% niet of nauwelijks. En
mocht het toch gebeuren, dan moeten lage
inkomens worden ontzien. Dit blijkt uit on-
derzoek van pensioenadviesbureau Montae
en marktonderzoekbureau GfK onder ruim
600 werkenden en gepensioneerden.
Uit het onderzoek blijkt ook dat er veel steun is
voor voorstellen die GroenLinks en de SP heb-
ben gedaan om het korten van pensioenen te
voorkomen. 70% van de respondenten geeft
aan dat de uitkeringen niet verlaagd moeten
worden voor gepensioneerden onder het door
GroenLinks genoemde pensioeninkomen van
15.000 euro.
Het plan van de SP - geen verlaging - vindt veel
steun bij de gepensioneerden. Van hen is 47%
van mening dat de overheid moet bijspringen.
Van de werkenden vindt slechts 26% dat de
overheid moet helpen.
Ouders hebben faalangst
Bijna alle ouders (88%) vinden het ouderschap vermoeiend en ervaren het als stressvol. Ze
hebben regelmatig het gevoel het niet goed te doen. Eenderde denkt zelfs ronduit tekort te
schieten.
Dit blijkt uit een representatief onderzoek onder bijna 600 ouders met tenminste één school-
gaand kind in het primair of voortgezet onderwijs, uitgevoerd door bureau Team Vier in opdracht
van het maandblad J/M voor Ouders en gepubliceerd in het septembernummer. Ouders dichten
zichzelf grote invloed toe op het zelfvertrouwen van hun kinderen (94%), hun psychische (87%)
en lichamelijke (84%) gezondheid, schoolcarrière (69%) en maatschappelijk succes (60%). Deze
verantwoordelijkheid weegt zwaar, want de overtuiging dat een kind maakbaar is, betekent ook
dat je het faliekant fout kunt doen. Je kunt je daarom echt niet met een zesje van het ouderschap
afmaken, aldus vier op de vijf ouders.
Ouders beschermen hun kind goed, zeggen ze, soms zelfs té goed. Maar andere ouders ma-
ken zich pas echt schuldig aan overbescherming. Die zijn te vaak slaaf van hun eigen kind.
Vier op de tien vinden zelfs dat veel ouders hun kroost opvoeden tot onzelfstandige watjes.
‘We moeten uitkijken dat we niet verworden tot hyperouders,’ concludeert Anne Elzinga. ‘De
meest sprekende indicatie hiervoor is wel de gigantische toename van het aantal ouders dat zich
zorgen maakt over het gedrag of de ontwikkeling van zijn kind: van 58 % in 2007 naar 72 % nu.’
Communicatie financiële instellingen ontoereikend
De communicatie van financiële instellingen
wordt nog altijd als ontoereikend beoordeeld
door de Nederlandse consument. Dat blijkt
uit onderzoek van Porter Novelli en De Vos &
Jansen onder bijna 800 consumenten.
Meer dan de helft (59%) van de respondenten
zegt de communicatie over de financiële situ-
atie onvoldoende te vinden. Zij geven aan be-
hoefte te hebben aan informatie over de wijze
waarop financiële instellingen er voor staan en
beleid voeren om de huidige crisis het hoofd te
bieden.
Op een schaal van 1 tot 10 groeide het vertrou-
wen in de Nederlandse banken van 5,6 naar
5,8. Pensioenfondsen en verzekeraars doen het
minder dan de Nederlandse banken. Pensioen-
fondsen scoren 5,5 en verzekeraars 5,3. Ook de
toezichthouders als AFM en De Nederlandse
Bank (DNB) scoren onvoldoende met 5,2.
Tweederde van de Nederlanders (67%) is van
mening dat financiële instellingen primair van-
uit eigen belang communiceren en geen reke-
ning houden met wat de consument wil weten.
Slechts één op de tien klanten heeft het gevoel
dat financiële instellingen voldoende duidelijk
maken wat zij doen om de relatie met de klant
te verbeteren.
Veel Nederlanders hebben vertrou-wen in medemens en instituties
Een meerderheid van de Nederlandse bevol-
king heeft vertrouwen in anderen en in di-
verse nationale en internationale instituties.
Daarmee bevindt Nederland zich in de Eu-
ropese voorhoede. Dat blijkt uit een recent
CBS-onderzoek.
Van de Nederlandse bevolking heeft 64% ver-
trouwen in de medemens. Alleen in de Scandi-
navische landen is dit sociaal vertrouwen iets
groter. In Duitsland en België hebben slechts
vier op de tien inwoners vertrouwen in ande-
ren. Dit aandeel is in de Oost-Europese landen,
Griekenland en Portugal nog kleiner.
Ook in het vertrouwen in politici en politieke
instellingen loopt Nederland samen met de
Scandinavische landen voorop. Op het vertrou-
wen in het rechtsstelsel en de politie scoort
Nederland eveneens relatief hoog.
In 2002 gaf 58% van de Nederlandse bevol-
king aan vertrouwen te hebben in de mede-
mens. In 2008 was dit aandeel gestegen naar
64%. Het institutioneel vertrouwen is in de pe-
riode 2002-2008 nog sterker toegenomen. Dit
geldt met een groei van ongeveer 11% vooral
voor het vertrouwen in het rechtsstelsel en de
politie.
Hoeveel vertrouwen mensen hebben in ande-
ren en in instituties houdt verband met hun
persoonlijke kenmerken. Zo hebben frequente
bezoekers van religieuze diensten, studenten
en mensen met een betaalde baan over het
algemeen veel sociaal en institutioneel ver-
trouwen.
Opleiding is nog sterker van belang: het ver-
trouwen neemt toe naarmate de opleiding ho-
ger is. Bijna driekwart van de mensen met een
hoge opleiding heeft vertrouwen in anderen,
tegen slechts de helft van de laagopgeleiden.
Ook hebben hoger opgeleiden aanzienlijk va-
ker vertrouwen in instituties dan lager opge-
leiden.
Mobiele telefoon absolute levensbe-hoefte voor jongeren
Uit onderzoek van MeMo2, in opdracht van
T-Mobile Nederland, blijkt dat jongeren de
mobiele telefoon tot de absolute levensbe-
hoeften rekenen.
De mobiele telefoon is voor jongeren niet meer
weg te denken uit hun leven. Uit het onderzoek
onder bijna 1.400 eindgebruikers blijkt dat deze
categorie niet meer zonder kan. Ruim 28%
van de jongeren voelt zich zelfs onrustig wor-
den als zij zonder hun telefoon zitten. Van de
jongeren geeft 20% aan dat dit komt doordat
zij dan het gevoel hebben van alles te missen.
Voor de jongeren staat de mobiele telefoon
op de tweede plek van zaken die geen maand
kunnen worden gemist. De mobiele telefoon is
voor hen, aldus T-Mobile Nederland, belangrij-
ker dan televisie, seks en koffie. Voor de overige
respondenten geldt dat vrouwen, 11%, moeilij-
ker zonder telefoon kunnen dan mannen, 5%.
Het onderzoek geeft verder aan dat ruim een-
derde van de respondenten de mobiele tele-
foon nooit uit het oog verliest. Een gelijk aantal
checkt de telefoon elke vijf minuten op moge-
lijke berichten. Van de jongeren kijkt 32% altijd
op hun mobiele telefoon wanneer zij horen dat
er een sms-bericht binnenkomt. De andere res-
pondenten kijken pas naar de binnengekomen
berichten wanneer het hen uitkomt. Wel geeft
57% van alle respondenten aan dat zij elk bin-
nengekomen sms-bericht beantwoorden.
Bron: Telecom Magazine
26
CEVA levert zogeheten value added logistics. De nadruk in de werkzaam-
heden ligt op opslag, voorraadbeheer en levering. Daarnaast verzorgt
het bedrijf zaken zoals verpakking en verzending. Ook regelt men het
vervoer van goederen van en naar de klant. ‘Steeds meer bedrijven sto-
ten dit soort taken af,’ vertelt Kuypers. ‘We zien een trend waarbij bedrij-
ven zich ontwikkelen naar pure marketingorganisaties. De productie is
vaak al uitbesteed. Daarna stoten ze magazijn af. Vaak nemen wij hun
medewerkers over; die worden dan onderdeel van CEVA. Voor ons is dat
een voordeel: deze mensen kennen de klant door en door. Tegelijk be-
houdt de medewerker zijn baan. Toch is het geen gemakkelijk proces.
Mensen voelen zich vaak in de steek gelaten door hun oude werkgever.
Tegelijk moeten ze wennen aan onze processen en bedrijfscultuur. Een
snelle integratie is daarbij van belang.’
Hollen of stilstaan
‘Naast deze instroom heb ik te maken met een grote groep personeel
die hier al jaren werkt. Zo’n 70% van onze mensen is vast in dienst. Het
natuurlijke verloop is heel laag: 2 tot 3%. Daarnaast hebben we ongeveer
30% van de werkers flexibel in dienst. In deze bedrijfstak is het hollen of
stilstaan, we moeten dus heel snel kunnen schakelen. Het belangrijkste
voor CEVA is dat al die medewerkers betrokken zijn. Onze klanten moe-
ten het gevoel hebben dat CEVA een verlengstuk is van hun eigen bedrijf.
Dat wij hen heel goed begrijpen en dat we echt alles doen wat in ons
vermogen ligt om aan behoeften te voldoen. Het is daarbij wel nodig dat
je reëel blijft, dus maken we heldere afspraken over wat we wèl doen en
zeker ook over wat we níet doen. Zo’n intensieve relatie vraagt ook een
goed ‘management of expectations’. Je hoort natuurlijk wel vaker dat
bedrijven klantgericht willen zijn - bij ons is het de kern van de strategie.
Want laten we wel zijn: iedereen kan een magazijn neerzetten, wat com-
puters aanschaffen en software laten schrijven voor het magazijnbeheer.
Daar onderscheiden we ons niet mee. We hebben niets aan klanten die
zich gedwongen voelen om met ons te werken op basis van een con-
tract en ook willen we niet speciaal de goedkoopste zijn. In onze strategie
staat de excellente performance centraal. Wij moeten ons werk zo goed
doen dat de klant helemaal niet weg wil, omdat hij heel tevreden is.’
Kaizen
CEVA werkt in Nederland met zeventien locaties, de zogeheten sites.
Daar begint iedere werkdag met een briefing: wat staat er vandaag op
het programma, waar ligt de focus, welke problemen moeten worden
aangepakt? Vervolgens gaan de teams aan het werk. ‘We leggen de ver-
antwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie neer,’ zegt Kuypers.
‘Natuurlijk is er een duidelijke leiding op elke site: iemand moet immers
richting geven. Maar mensen moeten zelf zoveel mogelijk kunnen op-
lossen. De teams zijn divers samengesteld: een mix van denkrichtingen,
mannen en vrouwen, culturen en achtergronden. Dat zorgt voor crea-
tiviteit en oplossingen voor de klant. Overal werkt men met Kaizen: de
Japanse aanpak waarmee je werkprocessen ‘lean’ organiseert. Lean be-
tekent vooral efficiënt: geen onnodige administratie, weinig afval, geen
fouten die achteraf moeten worden hersteld. Kaizen laat mensen hun
werk continu verbeteren in kleine stapjes. Merkt een medewerker op dat
hij onnodige dingen doet, dat er problemen gaan ontstaan of dat de hui-
dige organisatie niet de gewenste resultaten levert, dan schrijft hij dat op
het ‘lean-bord’. Vervolgens analyseert men met één of meer teams wat
het probleem is in de werkprocessen en voert men stapsgewijs verande-
ringen door. We willen dat we het iedere dag weer een beetje beter doen
voor de klant. Dat vraagt van onze medewerkers een pro-actieve, cre-
atieve en innoverende houding. Die krijgen we alleen als medewerkers
zich betrokken voelen, als ze bereid zijn om de discussie aan te gaan over
onnodig werk en over zaken die niet goed lopen voor de klant.’
Medewerkerstevredenheidsonderzoek
‘Tot nu toe is dit een prachtig verhaal,’ zegt HR-directeur Kuypers. ‘Maar
ook bij CEVA gaat het soms echt niet goed. Om dat te signaleren moet
je onderzoek doen: fact-based te werk gaan. In ons bedrijf zijn die fei-
ten belangrijk, we willen geen discussies over hoe het nu eigenlijk zit.’
Marktonderzoeksbureau Evidens uit Amsterdam is al jaren de vaste le-
verancier van medewerkerstevredenheidsonderzoek voor CEVA. Volgens
directeur Gerard van Meurs wordt er veel met de uitkomsten gedaan. ‘De
organisatie vraagt ons bijvoorbeeld om op een zo laag mogelijk niveau te
rapporteren: per team als dat kan. We doen dat als de cijfers voldoende
HET OVERZICHT
TEKST MIRJAM BROEKHOFF
MEDEWERKER BEPALEND VOOR HET FINANCIËLE RESULTAAT
‘KLANTGERICHT ZIJN - DAT IS DE KERN VAN ONZE STRATEGIE’
Jos Kuypers is HR-directeur bij een van de drie grootste logistieke dienstverleners ter wereld: CEVA Logistics.
Hij moet ervoor zorgen dat de 3.000 medewerkers in de Benelux en Frankrijk optimaal bijdragen aan het bedrijf.
Dat is een interessante klus: in de strategie van CEVA staat de bijdrage van medewerkers centraal.
Bureau Evidens ondersteunt het bedrijf met passend medewerkerstevredenheidsonderzoek.
Verpakkingslijn bij CEVA Logistics
THEMA DE BETROKKEN MEDEWERKER
representatief zijn en de anonimiteit is gewaarborgd. De respons is ook
een belangrijk aandachtspunt: we communiceren vooraf over het onder-
zoek en zetten computers neer op de locaties. Het responspercentage bij
CEVA is uiteindelijk 80%. Die hoge score ontstaat niet alleen door onze
inspanningen: ook het feit dat er veel met het onderzoek gedaan wordt,
dat het bij de mensen terugkomt, stimuleert mensen om het formulier in
te vullen. Doordat we rapporteren op een laag niveau komen de resulta-
ten terecht bij de mensen die er iets mee kunnen. Dat kan heel confron-
terend zijn voor een afdeling waar het niet goed loopt.’
Wat is ‘betrokkenheid’?
Gerard van Meurs: ‘Voor CEVA is ‘betrokkenheid’ een heel concreet be-
grip. Ze bedoelen ermee dat een medewerker bereid is om een stapje
extra te doen, dat je bijvoorbeeld tien minuten langer doorwerkt om iets
af te maken. Dat mensen zich willen inzetten om problemen op te los-
sen en dat medewerkers hun nek uitsteken als zaken niet goed gaan. We
meten niet alleen die totale betrokkenheid maar ook vooral de onderlig-
gende factoren. Daarbij zien we dat de tevredenheid over de inhoud van
het werk het meeste invloed heeft op de betrokkenheid. Mensen die hun
werk zinvol vinden zijn veel meer bereid om zich extra in te zetten voor
een goed resultaat. Ook zien we dat betrokkenheid toeneemt als mensen
op maat worden geïnformeerd. Medewerkers willen niet te weinig weten
maar ze willen ook niet verantwoordelijk worden gemaakt voor dingen
waar ze niets aan kunnen doen.
Als medewerkers betrokken zijn, dan gaan ze ook beter met hun klanten
om. Bij CEVA wil men dat ook zeker weten. We meten daarom ook hoe
medewerkers zelf vinden dat zij met de klanten omgaan. Komen ze hun
eigen afspraken met klanten na, gaan zij serieus met klantwensen om?
Denken de medewerkers dat hun klanten tevreden zijn over de prestaties
van de site? Ook komt in het onderzoek aan bod.’
Strategie
HR-directeur Jos Kuipers legt uit waarom het onderzoek belangrijk is
voor de strategie. ‘Ons bedrijf regisseert de goederenstroom van de
klant. Excellent operations, passionate professionals en customer focus
zijn de drie strategische pijlers waarmee we ons onderscheiden van de
concurrent. Wij moeten problemen oplossen voor onze klanten zodat zij
weer verder groeien. De markten en dus de wensen van onze afnemers
wisselen snel, geografisch, qua wensen en samenstelling. Om hen te faci-
literen moeten we dus ook zelf voortdurend veranderen en ontwikkelen.
De tevredenheidsmeting is een check die laat zien of dat voldoende lukt.
De zaken staan er in ons bedrijf overigens goed voor: het moeizame jaar
2009 hebben we goed doorstaan. Dit jaar zijn er al weer 150 medewer-
kers bijgekomen.’
ONDERZOEK LEIDT TOT PALLETPRAATJES
In het laatste onderzoek bleek dat CEVA als bedrijf niet echt
leefde voor de medewerkers. Ze voelden zich slecht geïnfor-
meerd.
De interne communicatie is daarna sterk verbeterd. Elke zes we-
ken houdt de sitemanager nu een palletpraatje op de site. Daar
vertelt hij of zij over de omzet, winst, visie en problemen van het
bedrijf. Vooral concrete informatie over de ontwikkelingen op de
eigen site krijgen aandacht: welke klanten kunnen erbij komen
maar ook: wie dreigt er weg te gaan? Welke nieuwe machines
worden aangeschaft, wordt er geïnvesteerd in software, zijn
er problemen opgelost en waar werkt men nu dan aan?
Om de communicatie verder te verbeteren, staan er tegenwoor-
dig grote borden op elke site die dagelijks inzicht geven in
de productiviteit van de locatie.
Jos Kuypers: ‘In ons bedrijf zijn de feiten belangrijk,
we willen geen discussies over hoe het nu eigenlijk zit.’
27
28 THEMA DE BETROKKEN MEDEWERKER
Uit zijn jarenlange ervaring met medewerkerstevredenheidsonderzoek
concludeert Stephan van Gelder dat mensen drie dingen zoeken in hun
werk: inhoud, samenwerking en leiderschap. ‘Simpel gezegd: iets doen
waar je goed in bent, samen met andere mensen en met een duidelijk
doel. Uit het landelijke onderzoek in 2010 blijkt dat Nederlanders be-
hoorlijk tevreden zijn over de inhoud en de samenwerking: die twee
zaken scoren gemiddeld 7,6 en 7,9. Minder tevreden is men over het
leiderschap; dat scoort rond de 7,0. Medewerkers verwachten van hun
leidinggevende dat hij of zij integer en eerlijk is, afspraken nakomt,
toegankelijk is en competent is voor zijn werk. Als leidinggevende ben
je echter het grootste deel van de tijd bezig met het oplossen van pro-
blemen, het bewaken van de kwaliteit en het verdelen van het werk.
Zo’n ‘baas’ moet dus vakinhoudelijk deskundig zijn, goed plannen en
organiseren én ook nog aandacht hebben voor de mensen in het team.
Ondertussen werkt hij in een organisatie met macht en politiek, vaak
vanuit een onduidelijke koers en met de kans dat prioriteiten plotseling
verschuiven. Ik denk dat de helft van de leiders op zich best goed is,
maar dat er gewoonweg te hoge eisen worden gesteld. Medewerkers
zijn als consument erg verwend: op internet kun je altijd alles krijgen
tegen de laagste prijs en precies zoals jij het wilt. Onbewust verwachten
veel mensen van hun leidinggevende ook dat serviceniveau. Ze houden
er geen rekening mee dat hun baas niet in de eerste plaats met hen
bezig kan zijn.’
Steeds minder betrokken
Volgens Stephan van Gelder is een groot probleem dat mensen zich
steeds minder verbonden voelen met de organisatie waar zij deel van
zijn. ‘Trots op de organisatie’ is nog maar 35% van de medewerkers.
In 2009 was dan nog 47%. ‘Er is nauwelijks meer sprake van een emo-
tionele band - het werknemerschap is puur rationeel. In de huidige
economie is dat echt niet genoeg. Neem bijvoorbeeld de installatiebran-
che. Vroeger kreeg een monteur een werktekening mee en die ging hij
uitvoeren. Tegenwoordig verwachten klanten dat de monteur ook kan
inspelen op een andere situatie ter plaatse, dat hij flexibel een probleem
oplost. Daarbij moet hij niet alleen verstand hebben van de techniek
HET OVERZICHT
TEKST MIRJAM BROEKHOFF
maar ook kunnen communiceren met de klant. Omdat het nogal eens
voorkomt dat de werkelijkheid niet overeenkomt met de tekening, moe-
ten de monteur en de tekenaar vooraf al samen om tafel gaan en bekij-
ken wat de verschillende mogelijke problemen en eventuele oplossingen
zijn. De monteur kan dan de juiste materialen naar de werkplek mee-
nemen. Het resultaat van deze praktijk is dat ieders werk ingewikkelder
wordt: beiden moeten samenwerken en vooruitdenken. En dat speelt
in iedere branche: mensen moeten als team een product of een dienst
verzorgen. De processen die simpel zijn, kunnen goedkoper worden
gedaan in het buitenland. Het werk dat in Nederland overblijft, vraagt
steeds meer kennis, motivatie, inspiratie en creativiteit.’
WAT ZOEKT DE MENS IN ZIJN OF HAAR WERK?
1. Plezier in het werk, het werk is leuk
2. Goede samenwerking met de collega’s binnen de afdeling
3. Een integere en eerlijke leidinggevende
4. Een organisatie met een collegiale sfeer
5. De middelen om het werk te doen (computers, apparatuur,
werkplek)
6. Voldoening in het werk
7. Een leidinggevende die zijn afspraken nakomt
8. Een leidinggevende die direct toegankelijk is voor vragen
en problemen
9. Een competente, vakinhoudelijk deskundige leidinggevende
10. Een organisatie die zekerheid biedt op werk
Medewerkers zijn meer dan gemiddeld tevreden over dit onderwerp
Medewerkers zijn minder tevreden dan gemiddeld.
De cijfers zijn ontleend aan de Integron-publicatie Onderzoek naar medewerker-
tevredenheid in Nederland 2010. Dit rapport kunt u downloaden via de website:
www.integron.nl
WERK MOET INSPIREREN
MEDEWERKER VERWACHT HOOG SERVICENIVEAU VAN LEIDINGGEVENDE
‘Als mensen graag op hun werk zijn, ontstaat er een energieke flow. Bedrijven die dat niet creëren zullen op den duur
kapotgaan. In de krappe arbeidsmarkt van de komende jaren krijgen ze niet het juiste personeel. Daarom zijn tevre-
den én betrokken medewerkers voor iedere organisatie van levensbelang.’ Aan het woord is Stephan van Gelder,
directeur van het Rotterdamse marktonderzoeksbureau Integron.
29
‘East is East, and West is West, and never the twain shall meet.’ Woorden
van Kipling. Zo denkt men soms over marktonderzoek en wetenschap.
Maar zijn het inderdaad zulke gescheiden werelden, is de kloof wel zo
groot? Binnen de MOA werkt men aan hard aan het verkleinen van de
afstand. Tijdens de MOAbouts zijn de sprekers een gezonde combinatie
van wetenschap en marktonderzoekpraktijk, het Jaarboek is al jaren
een bron van inspiratie voor marktonderzoek en universiteit, en de
MOA-bibliotheek wordt ook door studenten vaak geraadpleegd.
Sinds kort heeft de MOA een bijzondere leerstoel ingesteld aan de
Universiteit van Utrecht en mij benoemd als MOA hoogleraar. Zoals
ik in mijn oratie zei, verheug ik me zeer op de samenwerking tussen
universiteit en praktijk. Mijn uitgangspunt daarbij is, net zoals aan het
einde van Kipling’s gedicht, dat als men wil de kloof overbrugbaar is: ‘…
there is neither East nor West, Border, nor Breed, nor Birth…”
Een goed voorbeeld is AAPOR, de Amerikaanse Association of Public
Opinion Research, waarin onderzoekers uit universiteit, overheid en
marktonderzoek samenwerken. Op het laatste congres van de AAPOR
in Chicago presenteerde de taskforce online survey panels hun rapport.
Enkele krenten uit de Amerikaanse pap:
• AAPOR maakt een duidelijk onderscheid tussen online panels,
gebaseerd op een kanssteekproef, en panels die gebaseerd zijn op
COLUMN
EDITH DE LEEUW
DE BALLADE VAN MARKTONDERZOEK EN WETENSCHAP
zelfselectie. Hun oordeel luidt dat wanneer er precieze schattingen
van de populatie nodig zijn, alleen een ‘probability’-panel goed is.
Precieze schattingen en betrouwbaarheidsintervallen gaan immers
uit van de assumptie van een kanssteekproef. En iedere claim van
representativiteit moet vermeden te worden wanneer zelfselectie de
plaats van toevalssteekproeven inneemt.
• Toch wordt ook het nut van algemeen online panels erkend. Uiterst
nauwkeurige schattingen van de bevolking zijn lang niet altijd nodig,
en er zijn vele toepassingen waarbij ‘non-probablility‘-panels een
goed alternatief zijn voor de veel duurdere kanssteekproef.
• Wel is het belangrijk dat de opdrachtgever begrijpt dat er verschillen
zijn tussen panels die de resultaten beïnvloeden. AAPOR raadt de 36
ESOMAR-vragen aan. Informatieve vragen ontstaan uit een Hollands
initiatief!
• Ook wordt aanbevolen dat panelbeheerders meer informatie geven,
precies zoals het MOA-panelinstituut beoogt.
• Al met al, doen wij het hier in Nederland zo slecht nog niet. En o ja,
twee Nederlandse artikelen worden uitgebreid geciteerd: een uit
het Marktonderzoek Jaarboek (Vonk et al. NOPVO) en een van de
universiteit (De Leeuw over mixed-mode).
Bekijk de oratie op www.xs4all.nl/~edithl/pubs/ORATIE.pdf
30 TEKST ROBERT HEEG
Dit is deel 3 van Toekomstkijkers, een reeks van zes artikelen waarin we wetenschappers, opdrachtgevers en bureauonderzoekers ondervragen over de toekomst van het marktonderzoek. In deze aflevering veel aandacht voor het nut van nieuwe tools en hoe bureau en klant nader tot elkaar kunnen komen.
TOEKOMSTKIJKERS: DEEL 3
DE KLANT KIJKT NAAR HET EINDRESULTAAT – NIET NAAR DE NIEUW-GLIMMENDE TOOLS
‘DE SURVEY IS DOOD, LANG LEVE DE SURVEY!’
Als we Black Swan-auteur Nassim Nicholas Taleb moeten geloven, dan
valt de toekomst niet te voorspellen omdat teveel onvoorziene factoren
roet in het eten kunnen gooien. Maar als we dan toch een poging doen,
wie beter te vragen naar het marktonderzoek van overmorgen dan drie
recente MOAwards-winnaars? Drie mensen ook die verschillende aspec-
ten van het vak vertegenwoordigen: Saskia Goedhart van ASR Nederland
(Bedrijfsonderzoeker van het jaar), Peter Mulder, directeur marktonder-
zoek bij Intomart GfK (Bureauonderzoeker van het jaar) en Wakoopa-
oprichter Robert Gaal (SPSS Feedback Innovatie Award voor het meest
innovatieve feedbackproject).
31
Misschien is het wel zo’n Taleb-achtige toevalligheid, maar twee van onze
drie gesprekspartners hebben al eens aan de andere kant van het hek
gekeken. En beiden hebben bovendien verstand van verzekeren. Goed-
hart werkte bij Motivaction voordat zij drie jaar geleden aan de slag ging
bij verzekeringsgroep ASR Nederland, en Mulder was tot 2003 manager
marketing intelligence bij Delta Lloyd. De toekomst van bureau-klantrela-
ties kunnen zij dus als geen ander beoordelen. Ze zijn het erover eens dat
langdurige banden de beste resultaten opleveren. ‘Ik hoop nu echt dat er
eens vastere relaties gaan ontstaan tussen bureau en opdrachtgevers,’
zegt Mulder. ‘Pas als je de kennis kunt laten cumuleren, word je voor je
klant veel meer dan een marktonderzoekbureau. Je moet kennis uit ver-
schillende projecten kunnen stapelen. Je moet daarmee een bedrijf goed
leren kennen, tot en met het jargon dat men hanteert.’ Goedhart is er-
maar om wat ermee gebeurt, en of de bedrijfsonderzoeker er resultaat
mee behaalt. Zo delen ze ook mee in de presentatie en het plezier dat we
ervan hebben.’ Als het aan Mulder ligt raken we ook een keer af van het
pitchen voor elk klein onderzoekje. ‘Dat is de dood in de pot. Ik kan alleen
maar hopen dat dat besef een keer doordringt, ook bij de bureauonder-
zoeker.’ Goedhart hoeft hij alvast niet te bekeren. Zij zegt: ‘Het moet in de
samenwerking niet alleen om geld draaien.’ Om zulke relaties ook in de
toekomst te waarborgen verwacht zij wel iets terug. ‘Wij zitten aan onze
kant met ervaren onderzoekers, het werkt prettig als je aan bureauzijde
een onderzoeker hebt van gelijkwaardig niveau. Dan kom je vaak verder
dan je van tevoren had gedacht.’ Maar wat vindt een partij die niet uit het
traditionele marktonderzoek komt, en zowel voor onderzoekbureaus als
hun klanten werkt? Het jonge bedrijf Wakoopa ontwikkelde in 2009 QD
voor om met een beperkt aantal vaste bureaus te werken. ‘Alleen zo ont-
staat er een verzamelpunt van kennis.’ De informatiestroom moet twee
kanten op vloeien. Zo vindt zij het heel belangrijk dat bureaus weten waar
ASR mee bezig is. Juist omdat zij ook aan bureauzijde heeft gewerkt,
weet ze dat een langetermijnrelatie tot scherpere meetresultaten kan lei-
den. ‘Wij houden de bureaus goed op de hoogte, tonen hen waarom we
dingen doen, welke processen spelen, en laten ze eindresultaten zien van
dingen die zij getoetst hebben. Het gaat ten slotte niet om dat rapport
(quality data), een klein programmaatje op de desktop van een panellid
dat onder meer volgt welke websites ze bezoeken - met toestemming ui-
teraard. Zoals een vertegenwoordiger van de internetgeneratie betaamt,
zit samenwerken oprichter Robert Gaal in het bloed. ‘Wij werken als spe-
cialist vaak met onderzoeksbureaus voor een klant. Samen kun je een
case vaak beter maken, maar dat zijn de meeste bureaus niet gewend.
Neem een voorbeeld aan Google Maps, dat ook op de iPhone van concur-
rent Apple staat; importeer modellen voor een betere analyse.’
Mark Schiefelbein en Robert Gaal van Wakoopa
‘Wij werken als specialist vaak met onderzoeksbureaus voor een klant. Samen kun je een
case vaak beter maken, maar dat zijn de meeste bureaus niet gewend'
‘De marktonderzoeker is een braaf, servicegericht type. Daar moet een streep doorheen'
32
Braaf type
Onlosmakelijk verbonden met die bureau-klantrelatie is de positie die het
marktonderzoek inneemt binnen de bedrijfsstrategie. Daar valt nog heel
wat winst te behalen. Mulder noemt het zijn missie om het marktonder-
zoek de komende jaren echt op een goed strategisch niveau te krijgen.
Daarvoor steekt hij eerst de hand in eigen boezem. ‘De marktonderzoe-
ker is een braaf, servicegericht type. Daar moet een streep doorheen.
Onze mindset moet veranderen. We moeten markten in de gaten hou-
den, kijken waar de kansen en bedreigingen liggen, producten helpen
ontwikkelen.’ Hij geeft een voorbeeld: ‘Neem de financiële markt, waar
momenteel zulke grote veranderingen plaatsvinden. Daar moet je als
marktonderzoeker bovenop zitten, de wetgeving volgen, helpen nieuwe
het marktonderzoek. Het vak moet meer toe naar de waarom-vraag. Leg
die emoties maar eens vast in databestanden naast data over het feitelijk
gedrag, en probeer zo een scherper en levendiger beeld te krijgen van
wat mensen beweegt.’
Schreeuwers en klagers
We zijn aanbeland bij een van dé meest besproken begrippen van de
laatste tijd: sociale media. Ook aan het marktonderzoek is de hype niet
voorbij gegaan. De een spreekt van ongekende mogelijkheden, de ander
is sceptisch en vindt dat al dat getwitter en geblog meer ruis oplevert
dan feiten. In hoeverre sociale media de komende jaren een rol spelen
in het marktonderzoek is moeilijk te voorspellen. Goedhart is voorals-
‘Als bedrijf bouwen wij steeds meer een relatie op met onze klanten. Daar hoort veel interactie bij.
Als je zo’n goede relatie hebt met je klanten, is het dan nog nodig om zo veel vragen aan ze te stellen?'
Saskia Goedhart van ASR NederlandPeter Mulder van Intomart GfK
labels in de markt te zetten. Dát is marktonderzoek. Maar helaas zijn
we te vaak bezig met onze eigen nieuwe onderzoektools.’ Mulder ziet
zijn doel wel dichterbij komen, mede doordat hij aan de overzijde steeds
vaker bedrijfsonderzoekers tegenkomt die hun partijtje kunnen mee-
blazen. Mensen als Saskia Goedhart bijvoorbeeld. Zij had van tevoren
lang nagedacht over de vraag wat de komende jaren de allergrootste
uitdaging voor het onderzoeksvak is. Ze had er zelfs enkele van haar
ASR-collega’s bijgehaald. Na lang wikken en wegen hadden ze de vraag
omgedraaid, en gekeken naar de grootste uitdaging voor ASR in de snel
veranderende financiële dienstverlening. Die markt is - niet alleen door
de recessie - namelijk flink opgeschud, de laatste jaren. Meer dan ooit
staat de consument er centraal. En dat heeft gevolgen voor het onder-
zoek, legt Goedhart uit. ‘Als bedrijf bouwen wij steeds meer een relatie
op met onze klanten. Daar hoort veel interactie bij. Als je zo’n goede
relatie hebt met je klanten, is het dan nog nodig om zo veel vragen aan
ze te stellen? Immers, je weet dan toch wat er bij iemand speelt? Op de
lange termijn ziet Goedhart vooral uitdagingen op het gebied van online-
gedrag. ‘Voor het online volgen van mensen komen steeds meer instru-
menten. Ook zie je een toename van neuromarketing. Maar al die tools
meten niet de emotionele waarden. Ik geloof dat daar een taak ligt voor
33
1 + 1 = 3
Of de scheidslijn tussen traditioneel en non-traditioneel onderzoek
steeds meer vervaagt, en of de vernieuwingen van bestaande bureaus
gaan komen of van jonge start-ups... Goedhart vindt het eigenlijk overbo-
dige vragen. ‘Mij maakt het niet uit waar de creativiteit vandaan komt, en
of je het traditioneel of non-traditioneel noemt. Veel belangrijker is: waar
heb je het voor nodig? En wat moet je inzetten om resultaten te krijgen?
Ik ben daarin heel praktisch, ik kijk puur naar wat voor ons werkt. Dat
kunnen andere methoden zijn, die bijvoorbeeld meer beeldend zijn. Het
kan ook betekenen dat we de representativiteit moeten loslaten. En het
hoeft niet altijd te worden gespecificeerd tot achter de komma, maar het
moet natuurlijk wel kloppen. Waar we wel tegen aanlopen is dat als je
methodes of tools van marktonderzoeksbureaus wilt combineren, je bij
marktonderzoekbureaus vaak stuit op een muur van onwil. Ik ervaar dat
als een rem op de ontwikkeling van het vak.’ Waar ze ook vandaan gaan
komen, Mulder waarschuwt dat zijn industrie goede nieuwe methodieken
zo snel mogelijk moet adopteren. ‘Voordat ze in handen vallen van kleine,
specialistische bureaus die vaak sneller producten kunnen doorontwik-
kelen. Dat zou jammer zijn, want ook de grote bureaus hebben enorm
geïnvesteerd, bijvoorbeeld door kleine bedrijfjes op te kopen en die te
koppelen aan hun netwerken. Maar ook door zelf met baanbrekende
technologieën te werken, zoals RFID, of horloges die direct doorzenden
welke tv-zender een respondent op heeft staan. Het wordt pas leuk als
je al die methodieken gaat koppelen, omdat één plus één dan opeens
drie wordt.’ Bij Wakoopa bevestigt Robert Gaal dat er kapers op de kust
zijn. ‘Het marktonderzoek heeft de neiging wat navelstaarderig te zijn.
Er is echt geen enkele reden waarom klanten niet meer samenwerken
met technologiestart-ups, en sommige tools zelf ontwikkelen. En zoals er
een app store voor consumenten is, kan er natuurlijk ook een zakelijke
versie komen.’
Gaal gelooft dat er de komende tijd nog veel geïnnoveerd moet worden
om online hoogwaardig onderzoek te leveren. ‘Het staat echt nog in de
kinderschoenen. Natuurlijk kun je een survey een-op-een naar het web
vertalen, maar je kunt het veel beter aanpassen aan de online omgeving.
Met de juiste tools kun je een panel bijvoorbeeld motiveren. En onderzoek
via communities is een ontwikkeling die echt versneld moet worden. Ja,
misschien moet zo’n doorbraak wel van buiten het vak komen.’ Mulder
voorspelt de volgende trends: een sterke toename van passief meten,
het volgen van surfgedrag en locatiegeoriënteerde metingen door RFID
en mobiele apparaten. Wel voegt hij eraan toe: ‘Allemaal prachtig, maar
we moeten daarbij ook strategisch en agendazettend worden. Wij heb-
ben de neiging onszelf te marginaliseren. We praten vooral over steeds
goedkoper en efficiënter werken, en over onze mooie nieuwe tooltjes.
Maar het gaat om de inhoud, en of je bedrijven echt verder helpt. Daar-
voor zijn wij ten slotte op aarde.’
'Het vak moet meer toe naar de waarom-vraag. Leg die emoties maar eens vast in data-
bestanden naast data over het feitelijk gedrag, en probeer zo een scherper en levendiger
beeld te krijgen van wat mensen beweegt.'
'Wij hebben de neiging onszelf te marginaliseren. We praten vooral over steeds goedkoper en
efficiënter werken, en over onze mooie nieuwe tooltjes. Maar het gaat om de inhoud, en of je
bedrijven echt verder helpt. Daarvoor zijn wij ten slotte op aarde.'
nog sceptisch. ‘Ik weet niet of het iets toevoegt. Ja, het zijn ongezoute
meningen en het helpt ons inzicht te krijgen in waar we eventueel op
moeten doorontwikkelen. Maar ga je zo je propositie testen? De vraag
is echt nog hoe je dat gaat inzetten.’ Ook Gaal, van wie men wellicht het
tegenovergestelde zou verwachten, is terughoudend. ‘Sociale media is
niet de heilige graal. Je vindt er vooral het vocale deel van de bevolking:
veel schreeuwers en klagers dus. Het is nu vooral nog een kwalitatieve
zaak. Een bureau als Oxyme is goed bezig door iets meer te analyseren
wie wat zegt, en waarom. Maar ook daar is het nog erg vroeg.’ Mulder
laat een heel ander geluid horen. ‘Ik vind het een zegen voor het vak.
Het verlevendigt het ouderwets archaïsche marktonderzoek en het is de
redding voor de respons. Er zijn tal van redenen om sociale media te om-
armen. Wel moet je een onderscheid maken tussen passief meten en het
actief gebruiken en opzetten van blogs en dergelijke. Beide kun je echter
uitstekend verbinden met marktonderzoek.’ Wakoopa won weliswaar de
SPSS Feedback Innovatie Award voor het meest innovatieve feedback-
project, maar Gaal verwacht niet dat ‘non-traditionele’ technologieën
de toekomst van het vak gaan bepalen. ‘De survey is dood, lang leve de
survey! Nieuwe technologie zal naast het marktonderzoek bestaan, niet
in plaats van. Het helpt je een betere vraagstelling voor te leggen aan
panellisten, versnelt processen, en creëert betere incentives. Maar het
blijven methoden die complementeren. Wij zoeken daarom nadrukkelijk
de samenwerking met de huidige bureaus.’
Volgens Mulder moeten bureaus overigens vooral meer gaan focussen
op het eindresultaat, want dat is waarin de klant geïnteresseerd is, niet in
nieuwe tools - hoe fraai die ook glimmen. Ook Goedhart plaatst vraagte-
kens bij alle nieuwe snufjes die bijna wekelijks op haar bureau terechtko-
men. ‘Ik vind het vaak interessant en het houdt je bij de les, zelfs al is de
onderbouwing van die tools niet altijd even sterk. Het kunnen aanvullin-
gen zijn op bestaande methoden, maar of het gouden ei erbij zit? Ik denk
niet dat dit soort methodieken de groepsdiscussie overbodig maken.
Neuromarketing gaat wel een draai geven aan het vak.’ In hoeverre het
de klant ook interesseert, tools gaan de komende jaren wel een steeds
belangrijkere plek innemen. Gaal pleit daarom voor een beter begrip van
nieuwe technologie. ‘Er zijn immers veel goede en slechte voorbeelden.
Het is zeker nog geen commodity in het marktonderzoek.’ Onderzoek
blijft voorlopig mensenwerk, vindt Goedhart. ‘Tools kun je vrij makkelijk
kopiëren, voor de kennis van mensen geldt dat niet. Die blijven ook in de
toekomst heel waardevol. Daarom is het bijvoorbeeld jammer als iemand
vertrekt bij een bureau, want het kost tijd om een relatie op te bouwen.’
34 TEKST FREDERIKE MEINE JANSEN, OK RESEARCH
Het merendeel van de Nederlandse beroepsbevolking is in loondienst
en valt onder de term medewerkers of werknemers. Maar wie zijn
zij? Hoe trouw zijn zij aan het bedrijf waar zij werken? En met welke
werkgerelateerde problemen worden zij en hun bazen geconfron-
teerd? Een korte inventarisatie op basis van deskresearch.
In 1999 werkte acht op de tien werknemers al langer dan een jaar bij hun
huidige werkgever. Eén op de zeven werknemers was destijds twintig jaar
of al langer in dienst van dezelfde baas (CBS).
We weten allemaal dat de mobiliteit van werknemers (ofwel: het van
baan veranderen) samenhangt met de conjunctuur. Hoe beter het met
de economie gaat, hoe makkelijker men van baan wisselt. En hoe meer
werknemers lonken naar een bestaan als zelfstandige.
Aan de andere kant: hoe slechter het met de economie gaat, hoe meer
zekerheid men zoekt in het werken voor een baas. Leuk detail hierbij is
dat mannen vaker werkzaam zijn in conjunctuurgevoelige sectoren en de
invloed daarvan op hun beweeglijkheid of standvastigheid dus duidelijker
waarneembaar is (CBS).
Voor jezelf beginnen
Toen het nog goed ging met de economie overwoog ruim eenderde van
de werknemers om ontslag te nemen en als zelfstandige aan het werk te
gaan of een eigen bedrijf te beginnen. Let wel, managers van Nederland:
eenderde van je personeel overweegt om op te stappen en voor zichzelf
te beginnen. Vooral in zakelijke dienstverlening, de bouw, detailhandel en
kappersbranche startten veel werknemers een eigen bedrijf (MT).
Vandaag de dag zal dat aantal veel minder hoog liggen, hoewel veel
werknemers na hun ontslag noodgedwongen het zelfstandige bestaan
zijn gaan uitproberen.
Opvallend is dat ruim vijfduizend van de nieuwe zelfstandigen binnen een
jaar tijd weer terug is in loondienst (CBS).
Ziek van collega’s en werksfeer
Ruim 90% van de werknemers vindt dat zij veel sociale steun van col-
lega’s en leidinggevenden krijgen. 60% van de werknemers bepaalt zijn
eigen werktempo en werkvolgorde (CBS). Beide factoren zorgen dat
werknemers het naar hun zin hebben op hun werk en daar goed func-
tioneren.
Bijna 40% van de werknemers werkt vaak of altijd onder hoge druk. Zij
DESKRESEARCH
vinden dat ze hard moeten werken en/of typeren hun werk als hectisch
(CBS), terwijl 53% van de werknemers zelden stress ervaart op de werk-
vloer (ZebraZone). Neem daarbij notie van het feit dat jonge werknemers
een hogere werkdruk ervaren dan oudere werknemers (Randstad).
Werknemers die een lage sociale steun van collega’s en leidinggevenden
ervaren, zijn vaker ziek of afwezig van hun werk dan collega’s die een
hoge mate van steun ervaren (CBS). Evenzo geldt dat hoe hoger de mate
van zelfstandigheid in het werk, hoe lager het ziekteverzuim is (CBS).
Vrije tijd en vakantie
Acht van de tien werknemers is behoorlijk tevreden over de wijze waarop
zij werk en privé met elkaar combineren (Randstad).
Toch vinden de meeste mensen dat zij voor en na hun vakantie extra
hard moeten werken. Met als gevolg dat het werk soms gewoon door-
gaat. Meestal zijn hoger opgeleiden ook tijdens hun vakantie nog bezig
met werk. Vier op de tien hoger opgeleiden worden tijdens hun vakantie
over werk gemaild of gebeld.
Aan de andere kant blijkt dat 73% van de werknemers hun werk tijdens
de vakantie echt kan vergeten. Ook hier geldt dat jonge werknemers va-
ker bezig zijn met werk tijdens hun vakantie dan oudere werknemers
(Randstad).
Meer dan de helft van de Nederlandse werknemers sport en beweegt
te weinig. Waarbij het leuk is om te weten dat sportende werknemers
tussen de vijf en twaalf dagen per jaar minder verzuimen dan niet-spor-
tende werknemers (TNO).
Maar nog pikanter is het detail, dat driekwart van de Nederlandse werk-
nemers vindt dat de baas zich mag bemoeien met de leefstijl van onge-
zonde medewerkers. En volgens 40% is de baas hiertoe zelfs verplicht
(GfK). Bemoeienis van de baas met je eigen tijd, met je privé leven? Op
andere fronten mag het niet, maar als we gezond moeten blijven kunnen
we wel wat steun in de rug gebruiken.
De ideale werknemer
Uit een onderzoek van TNO blijkt dat de ideale werknemer een man is,
die niet gescheiden is, niet rookt, niet veel drinkt, geen overgewicht heeft,
sport (maar dan wel zonder sportblessures, graag), jong is, mentaal wei-
nig ‘stedelijk’, een kort dienstverband heeft, niet fijngevoelig is en dicht
bij zijn werk woont. Echter, pas op voor de plichtgetrouwe perfectionist,
die geen ‘nee’ kan zeggen!
Het verschil tussen een werknemer en een medewerker
DE BAAS MAG ZICH BEMOEIEN MET JE GEZONDHEID
36 TEKST NATASCHA KOOIMAN
DE VISIE VAN SWOCC OP…
VLEKKEN, ZWARTE LONGEN EN HARDNEKKIGE SNELRIJDERS
gevolgen van een te sterk opgewarmde aarde te beschrijven. In deze
niet-commerciële sfeer worden de meest uitgesproken angstprikkels het
frequentst gehanteerd.
Dreiging
Mensen dreiging voorhouden en angst aanjagen trekt de aandacht, be-
vordert de verwerking van de boodschap, maakt mensen sterker betrok-
ken en leidt tot het verminderen van ongewenst gedrag (bijvoorbeeld
roken) of tot het vertonen van gewenst gedrag (bijvoorbeeld langzamer
rijden). Met andere woorden: angstprikkels leiden tot het opvolgen van
de aanbeveling in de boodschap. Voorwaarde is wel een voldoende mate
van dreiging ten gunste van aandacht voor de boodschap, maar ook re-
denen om die serieus te nemen. Raadgeving en aansporing tot actie die
voldoende geloofwaardig is, moet mensen zo ver krijgen hun gedrag aan
te passen conform de aanbeveling in de boodschap (adaptief gedrag).
Verkeerd gedrag
Natuurlijk zijn er veel nuances in de werking van angstprikkels. Zo lei-
den fysieke angstprikkels vaak tot heftiger emoties dan sociale dreiging,
maar sociale dreiging is op haar beurt effectiever in het veranderen van
gedrag. Dreiging moet bovendien persoonlijk relevant en afwendbaar
zijn, anders werken dreigprikkels niet. Daarnaast zijn angstprikkels ook
niet in alle omstandigheden en voor alle doelgroepen even doeltreffend.
Zo zijn mannen er doorgaans minder van onder de indruk dan vrouwen.
Daarbij speelt de ervaring met het ‘verkeerde’ gedrag een belangrijke
rol. Mensen die het ‘foute’ gedrag al lang vertonen en er veel ervaring en
weinig problemen mee hebben, zoals volhardende snelrijders, zijn moei-
lijk door dreigprikkels te overtuigen.
Behalve bovengenoemde voorwaarden zijn er meer elementen die de ef-
fectiviteit van angstprikkels bepalen – de context van de prikkel bijvoor-
beeld. Het is onomstreden dat angstprikkels werken, rekening houdend
met de verschillende (voorwaardelijke) elementen die aan de werking
zijn verbonden, Communicatieprofessionals hoeven niet bang te zijn
door de bomen het bos niet meer te zien: de SWOCC-publicatie biedt uit-
komst voor al hun vragen over angstprikkels met uitgebreide toelichting
én aanbevelingen voor de praktijk.
Meer informatie: www.swocc.nl
Half september presenteert SWOCC de publicatie ‘Wie is bang van
fear appeals? Angstprikkels in sociale marketing’, van de hand van
de Vlaamse hoogleraar Patrick De Pelsmacker, tevens de eerste fel-
low van het Giep Franzen/SWOCC Fellowship. De publicatie geeft
een overzicht van wetenschappelijk onderzoek naar de werking van
angstprikkels. Hoe, bij wie en in welke omstandigheden werken angst-
prikkels? Is het gebruik wel ethisch verantwoord? Speelt ervaring
met het gedrag een rol bij de overtuigingskracht van angstprikkels?
‘Er dreigt gevaar in Bathroom City vannacht, links, rechts, vuil grijpt de
macht. Glorix Jim is klaar voor de strijd. Hij is stoer, sterk en hij wint altijd.
Door z’n handige vorm komt-ie onder de rand, het ergste vuil wordt door
hem overmand. Hij maakt het fris, buitengewoon.’
In de reclame zijn angstprikkels van oudsher een probaat middel om
mensen te overtuigen. In bovenstaande tekst, de Glorix commercial
‘Bathroom city’ uit 1994 (te bekijken via ReclameArsenaal.nl), gebruikt
Glorix angst op een komische manier. Boodschap: zonder bleekmiddel
Glorix Jim blijft de badkamer een vieze bende. Voorbeelden van der-
gelijke angstprikkels zijn er in overvloed: verzekeraars dreigen met de
matige dekking van concurrenten, tandpastaproducenten waarschuwen
voor tandafbraak door poetsen met een andere pasta dan die van hen,
een uitgelubberde buik wordt je voorgehouden als je de Abtronic niet
gebruikt, en ga zo maar door.
Angstprikkels
Commerciële angstprikkels zijn doorgaans mild van toon. Maar in de
sociale marketing, waar geen producten worden aangeprezen, worden
angstprikkels vaker en heftiger gebruikt. Sociale marketing gebruikt
marketingtechnieken om sociaal wenselijk gedrag te stimuleren in het
belang van de doelgroepen en van de gehele maatschappij. Meestal
komen dergelijke campagnes van overheidsinstellingen of social profit
organisaties. Zo kan de overheid bijvoorbeeld aanraden een autogor-
del om te doen of niet met alcohol op achter het stuur te kruipen. Niet-
gouvernementele organisaties (NGO’s) kunnen campagne voeren voor
veilig vrijen of om milieuvriendelijk gedrag te stimuleren. Vaak kiest de
initiatiefnemer voor een campagne waarin mensen dreiging wordt voor-
gehouden en/of angst wordt aangejaagd, bijvoorbeeld door de verschrik-
kelijke gevolgen van een verkeersongeval te laten zien of de vervelende
38 TEKST SUSANNE VAN DEN BUUSE EN BARBARA LEWIS (STADSPEIL)
Hoe ziet mijn doelgroep eruit? Dat is een van de belangrijkste vragen
voor opdrachtgevers van marktonderzoek. Goede marketing begint
met het kennen van je doelgroep. Wat doen opdrachtgevers om aan
deze informatie te komen? Is marktonderzoek nog steeds de belang-
rijkste manier of hebben andere partijen, zoals social media of ad-
viesbureaus, aan terrein gewonnen? Welke activiteiten ondernemen
organisaties zelf om hun doelgroep (beter) te leren kennen?
Social media bureaus door eenvijfde van de opdrachtgevers
ingeschakeld voor doelgroeponderzoek
Uiteraard zijn marktonderzoekbureaus nog steeds dé partij bij uitstek om
in te schakelen voor een onderzoek onder de klanten of doelgroep van
een organisatie. Andere partijen spelen echter ook een belangrijke rol.
Een kwart van de opdrachtgevers schakelt een consultancybureau in om
inzicht in hun klanten of doelgroep te verkrijgen. Twee op de tien richt
zich tot een adviesbureau. Ook social media-bureaus worden regelmatig
geraadpleegd: 18% van de opdrachtgevers heeft in de afgelopen twee
jaar wel eens een social media-bureau ingeschakeld.
Dat er een verschuiving plaatsvindt, blijkt ook uit het feit dat eenderde
van de opdrachtgevers onderzoek steeds vaker door niet-marktonder-
zoekbureaus of intern laat uitvoeren. Bij een kwart van de opdrachtge-
vers gaat het gebruikmaken van nieuwe partijen of diensten ten koste
van het marktonderzoekbudget.
MOA-PANEL
VERSPLINTERING VAN ONDERZOEKSMARKT DRUKT OP BUDGETTENInzicht in klanten ook door eigen activiteiten
Veruit de meeste organisaties waar opdrachtgevers werkzaam zijn, on-
dernemen ook zelf activiteiten om het inzicht in hun doelgroep te vergro-
ten en feeling met de doelgroep te houden. Men geeft klanten bijvoor-
beeld inspraak in de organisatie door panels en communities te creëren,
bezoekt klanten, nodigt klanten uit (open dag) en organiseert evenemen-
ten of reizen. Ook doet men intern onderzoek onder klanten. 56% van
de organisaties heeft zelf software aangeschaft om (gedeeltelijk) zelf
onderzoek te kunnen doen. Software ten behoeve van het analyseren en
interpreteren van marktonderzoekdata en het programmeren van online
vragenlijsten zijn het populairst. 8% van de organisaties beschikt al over
software waarmee zij online blogs kunnen volgen.
Online communities door eenderde van opdrachtgevers gebruikt
als informatiebron
Met de opkomst van social media gaat direct communiceren met (po-
tentiële) klanten tegenwoordig een stuk eenvoudiger. De helft van de
opdrachtgevers geeft aan dat hun organisatie lid is van een online com-
munity. Twitter is het populairst. Men is lid om te zorgen dat de orga-
nisatie en de doelgroep van elkaar op de hoogte blijven en om imago-
gerelateerde redenen. In de meeste gevallen wordt de community ook
daadwerkelijk gebruikt als bron van klantinformatie: meer dan de helft
van de organisaties die lid zijn van een community bekijkt regelmatig de
uitingen van (potentiële) klanten.
Het onderzoek vond plaats via internet in de periode 15 tot en met
21 juli 2010. In totaal zijn n = 62 opdrachtgevers van marktonderzoek
ondervraagd. Hiervoor is gebruikgemaakt van het online panel van
de MOA. Het MOA-panel is een panel voor gebruikers van markton-
derzoek en aanverwante informatiediensten. Wilt u als opdrachtge-
ver van marktonderzoek ook lid worden van het MOA-panel?
Meldt u dan nu aan via www.moapanel.nl.
Dit panel wordt mede mogelijk gemaakt door ISIZ en Stadspeil.
39
Kwaad bloed
Bert de Vries, psycholoog en onderzoeker
COLUMN
TEKST ROB VAN BODEGOM
Menig bedrijf heeft de crisis niet ongebruikt voorbij laten gaan maar er
handenwrijvend misbruik van gemaakt. Het was immers een uitstekend
excuus om het personeel onder druk te zetten om meer te presteren en
langer te werken. Personeel is in crisistijd gemakkelijk te krijgen en wie
een baan heeft is bang die te verliezen. Hard werken, niet zeuren over
overuren of moeilijke werktijden, want voor je weet vlieg je er uit. Voor
jou tien anderen.
Er zijn veel bedrijven waar de omzet is gedaald maar de winst gestegen.
Het waren uiteraard vooral de managers die nu hun kans schoon zagen
om hun nut te bewijzen. Jammer, want eigenlijk was de crisis een goede
gelegenheid geweest om deze blinde rekenmeesters voorgoed te verwij-
deren. Een mooi voorbeeld van een dergelijk oud kapitalistische strate-
gie werd geboden door het Engels bedrijf Vodafone in Maastricht. Het
verhaal haalde na een aanzet in De Limburger de landelijke pers en zelfs
mijn lijfblad, het Reformatorisch Dagblad, besteedde er op 27 juli jl. veel
aandacht aan onder de kop ‘Intimidatie werknemers bij Vodafone’.
Vodafone blijkt het personeel van het callcenter gedreigd te hebben de
afdeling in zijn geheel op te heffen als men niet bereid was het aantal ver-
lofdagen van 41 terug te brengen naar 30. Normaal wordt zoiets geregeld
in een CAO, maar Vodafone werkt niet met vakbonden. Ieder personeels-
lid diende persoonlijk akkoord gaan. Als niet 95% van het personeel dat
deed in een vertrouwelijke enquête zou Vodafone het werk uitbesteden.
Het dreigement werkte, slechts 3% stemde tegen. De 23 tegenstemmers
zijn bekend geworden en klagen sindsdien over pesterijen en intimidatie.
De vertrouwelijkheid van de enquête blijkt dus ook een wassen neus.
Vodafone herkent zich niet het geschetste beeld en geeft als commen-
taar dat, nu besloten is het callcenter in Maastricht te houden, de sfeer
op de werkvloer juist uitstekend is. Waarbij wij graag aantekenen dat
kwaad bloed inderdaad niet zichtbaar is met het blote oog. Maar Voda-
fone is ongetwijfeld niet het enige bedrijf dat kwaad bloed heeft gezet.
Als de vele berichten over intimidatie van het personeel juist zijn, gaat
het in het Nederlandse bedrijfsleven om vele vijvers met kwaad bloed. En
daarin is het na de crisis goed vissen als het weer moeilijk is om perso-
neel te vinden. Onderzoek kan dan aantonen bij welke bedrijven de vis-
kansen het grootst zijn. Eigenlijk is het jammer dat marktonderzoek zo
staat op anonimiteit. Ik herinner me een Amerikaanse marktonderzoeker
die goed geld verdiende met het verkopen van adressen van personen
die van plan waren binnen afzienbare tijd een auto te kopen. Lijsten met
data van personeel met kwaad bloed zouden alleen maar mogelijk zijn
met toestemming van de geïnterviewden. Dat wel natuurlijk.
‘Veldwerkspecialist’ was 25 jaar lang de pay-off van Mobiel Centre.
Volgens directeur Harm Weber dekt deze niet langer de lading. ‘We
zijn lang te bescheiden geweest. We doen meer dan het gemiddelde
veldwerkbureau’. Dat is de reden om de organisatie vanaf nu te po-
sitioneren als een veldwerkbureau met een plus. ‘Het is de optelsom
van 25 jaar veldwerkervaring.’ Het klinkt als een mooi promotiever-
haal, maar wat doet Mobiel Centre dan extra of anders. Wat is de
plus?
De standaard tabellenrapporten kunnen en worden natuurlijk ook nog
steeds opgeleverd, maar dat is lang niet meer de enige rapportagevorm
van Mobiel Centre. Vooral het afgelopen jaar kregen zij van klanten
steeds vaker het verzoek tot uitgebreidere rapporten en dashboards. ‘Dat
is bijzonder voor een veldwerker,’ zegt Weber, ‘Vooral omdat ze op maat
kunnen worden gemaakt voor de opdrachtgever en, indien gewenst, in
de huisstijl van de betreffende klant. Het zijn zogenaamde ‘white label’
rapportages en dashboards, dus zonder Mobiel Centre branding.’ We-
ber ziet de scheidslijn tussen veldwerk- en onderzoeksbureau hiermee
steeds dunner worden. Maar, zo benadrukt hij, er blijft een belangrijk
onderscheid bestaan: de geschreven rapportages, inclusief conclusies
en aanbevelingen, daar houdt Mobiel Centre zich niet mee bezig. Noch
HARM WEBER, MOBIEL CENTRE
‘WE ZIJN LANG TE BESCHEIDEN GEWEEST’
met advies. ‘We zijn geen full service bureau en dat worden we ook niet.’
Wel nam Weber onlangs nieuwe mensen aan, vooral personen met meer
onderzoeksskills.
Open houding
Behalve de mogelijkheid tot op maat gesneden rapportages en dash-
boards, zit de plus volgens Weber ook in het veldwerk zelf. Mobiel Centre
staat zich erop voor volledig open te staan voor elke datacollectieme-
thode. ‘Wij zullen altijd kritische vragen stellen en meedenken over de
beste methode. Dat kan ook omdat wij alle veldwerkmethoden zelf in
huis hebben en dus kunnen aanbieden. We persen klanten niet in een
voorgeweekt, standaard stramien.’ Andere veldwerkbureaus zullen onge-
twijfeld hetzelfde beloven, maar Weber meent dat er in de praktijk vaak
gewoon te makkelijk voor een standaard methode wordt gekozen.
De organisatie mag dan wel veranderd zijn, Mobiel Centre behoudt haar
huidige naam. De pay-off, ‘Veldwerk+’, is wel nieuw. Als alles volgens
planning verloopt, gaat in september de geheel vernieuwde website live.
De introductie van een uitgebreider dienstenpakket was Weber aan zijn
stand verplicht, zo meent hij. ‘Aan de sector, onze klanten, maar ook aan
onszelf, onze medewerkers.’
TEKST EMILIE VAN ASCH VAN WIJCK (METRIXLAB) EN WIEKE VAN DER BORG (FERRO EXPLORE!)40
In 2010 verzorgt Sm@rt (de organisatie voor startende talenten op het gebied van marketing en re-
search) elke editie van Clou een kort interview met een starter in de marketing-intelligence business.
Het doel is om starters (geïnteresseerd) in marketing en marktonderzoek inzicht te geven in verschil-
lende organisaties, functies en mogelijkheden. Wil jij ook iets vertellen over je ervaringen als starter?
Mail naar: [email protected]
SMART-INTERVIEW MARTIN MOL
ACHTERGROND
Martin Mol volgde de Communication Studies aan de Universiteit van Twen-
te. Hij begon zijn carrière bij Millward Brown en stapte na twee jaar over naar
MetrixLab. Hij specialiseerde zich daar in klanttevredenheid- en loyaliteitson-
derzoek. Hij is verantwoordelijk voor het vertalen van het probleem naar het
ontwikkelen van een online survey, het uitzetten en monitoren van veldwerk,
verwerking van de data en vertaling van de numerieke resultaten naar een
concreet advies aan de klant.
OMSCHRIJF JE BAAN IN EEN AANTAL WOORDEN
‘Je bent altijd druk en je moet snel schakelen met zaken die onverwachts
op je pad komen. Een klant belt, onderbreekt je geplande werkzaamheden,
en je moet je prioriteiten van die dag of week herpositioneren. De diversiteit
aan projecten en klanten maakt het werk ook erg afwisselend; geen klant,
probleem of project is hetzelfde. Daarnaast is het uitdagend werk. Je bent
enorm oplossingsgericht bezig, om vraagstukken zo goed mogelijk te onder-
zoeken met als einddoel een klant van een bruikbaar advies te voorzien.’
WAT MAAKT DEZE TAK VAN SPORT BINNEN MARKTONDERZOEK
ZO LEUK?
‘Elke keer is een klant, branche, probleem, insteek van het onderzoek (ad
hoc versus continu onderzoek) anders. Daarnaast heb ik het gevoel dat klan-
ten conclusies en aanbevelingen van de onderzoeken oppakken en er echt
mee aan de slag gaan.’
WAAR HEB JE JE OVER VERBAASD?
‘Op de universiteit leer je goed hoe je gedegen onderzoek moet uitvoeren,
met de bijbehorende noodzakelijke randvoorwaarden. In de praktijk blijkt dat
de klant hier vaak anders over denkt. Men wil binnen ons domein concrete
oplossingen, vaak in de vorm van uitgedachte verbeteracties, bijvoorbeeld
op het gebied van klantperformance. Een juiste dosis pragmatiek wordt erg
belangrijk gevonden. En dat had ik tijdens mijn studie niet bedacht.’
BELANGRIJKSTE LES(SEN) UIT DE PRAKTIJK
Het is me duidelijk geworden hoe belangrijk het is om goed te luisteren naar
klanten. Wat wil de klant precies weten? De kunst is vervolgens om dit goed
te vertalen naar het onderzoek dat je gaat uitvoeren. Klanten willen advies, ze
willen dat wij als bureau meedenken zodat hun vraag ook echt wordt beant-
woord op de beste wijze. Belangrijk is om klanten goed uit te leggen waarom
je iets beter wel of niet kunt doen of hoe je het beter anders zou kunnen
aanpakken. Klanten kunnen deze aanpak zeer waarderen.’
WELK VRAAGSTUK ZOU JE WILLEN ONDERZOEKEN?
‘Ik vind de combinatie van marktonderzoek en neuromarketing erg interes-
sant. De trend wordt steeds belangrijker binnen het marktonderzoek, maar is
nog lang niet gangbaar binnen de branche.’
Naam Martin Mol Leeftijd 27 Werkt voor MetrixLab Sinds half jaar Functie Research Manager Satisfaction and Loyalty
INTERESSANTE ONTWIKKELING BINNEN KLANTTEVREDENHEIDS- EN
LOYALITEITSONDERZOEK?
‘Het belang van de NPS-vraag (Net Promoter Score) als KPI. Dit is niet nieuw,
maar het begint nu meer en meer een basisbegrip te worden in klantloyaliteits-
onderzoek.’
TOEKOMST?
‘Ik verwacht over vijf jaar nog steeds aan bureauzijde te werken, omdat er hier
nog veel valt te leren. Op lange(re) termijn is marktonderzoek nog steeds mijn
voornaamste vakgebied. De focus zal wel veranderen. Ik wil graag mijn kennis
en vaardigheden verbeteren maar die ook overbrengen aan anderen, in de rol
van teamleider of docent.’
TIPS VOOR STARTERS?
‘Luister goed naar mensen van wie je veel kan leren, want op die manier kun je
het snelst de zaken onder de knie krijgen. Daarnaast moet je open staan voor
nieuwe dingen, waarmee je je vaardigheden zich verder kunnen ontwikkelen.
Probeer jezelf dus naar een hoger niveau te tillen.’
Sm@rt Najaarslezing
Op donderdag 7 oktober start het nieuwe Sm@rt-jaar met een informele
kroeglezing. Sm@rt heeft voor deze lezing Fleur de Bruijn van Bijl PR uitgeno-
digd. Zij zal een inspirerend verhaal houden over marketing en PR. Een interes-
sant onderwerp voor jou? Zorg dan dat je deze kroeglezing niet mist en zet 7
oktober alvast in je agenda!
Ook worden op deze bijeenkomst de nieuwe bestuursleden voorgesteld die het
komende jaar actief zullen zijn in het Sm@rt-bestuur.
De kroeglezing vindt plaats in Rotterdam, de exacte locatie wordt nader bekend
gemaakt. Meer informatie volgt binnenkort via de sm@rt mailing en Linked-In
groep.
Voor meer informatie over Sm@rt, ga naar www.moaweb.nl/vakgroepen/smart.
Wil je op de hoogte worden gehouden van de activiteiten die Sm@rt organi-
seert? Meld je aan op de Sm@rt LinkedIn via www.smart-linkedin.nl.
Sponsors Sm@rt 2010: Ferro Explore!, MetrixLab en Toluna
41
Op 23 en 24 november opent het World Forum in Den Haag zijn deuren
voor de 9de editie van het Marketing & Information Event. Het MIE is
in de afgelopen jaren uitgegroeid tot hét Nederlandse platform voor
Marketing en Marketing Intelligence.
In 98 workshops hoort u inspirerende sprekers over negen actuele
thema’s: Duurzaam ondernemen, Branding, Change management, Digi-
tale marketing / Social media, Marketing & communicatie, Co-creatie en
Crowd sourcing, Customer understanding, Customer behaviour, Open
mind.
Naast het grote aanbod van interessante praktijkcases sluiten we dit
jaar beide dagen af met een spraakmakende keynote spreker in de
grote theaterzaal. Ook is er een boeiende informatiebeurs, waar uiteen-
lopende bedrijven hun visies en producten met de bezoekers delen. Wij
verwachten ook dit jaar ruim 2500 marketeers, researchers, communi-
catieprofessionals, mediaplanners en andere creatieve geesten.
Ga naar www.mie.nl voor meer informatie en schrijf u in!
Bij tijdig online inschrijven ontvangt u 15% korting.
Wilt u kennis delen, naamsbekendheid vergroten of nieuwe relaties
ontmoeten, dan is dit uw unieke kans om sponsor te worden van het
MIE 2010. Wees er snel bij want de spoeling wordt steeds dunner. Zowel
voor de workshops als voor de stands zijn er nog maar enkele plekken
beschikbaar.
• Deel kennis: geef een workshop: the floor all yours!
• Vergroot uw naamsbekendheid: met een sponsorpakket lift u auto
matisch mee op de media-aandacht rondom het MIE, zie profielkaart.
• Ontmoet nieuwe relaties: boek een stand op de boeiende informatie
beurs en ontvang uw bestaande en nieuwe relaties in uw stand.
Uiteraard kunt u niet ontbreken op het spraakmakende en vernieuwde
MIE 2010. Neem contact op met Anne Brenninkmeijer op 020 486 1502
of 06 1022 0812 en per mail op [email protected]
MARKETING & INFORMATION EVENT (MIE) 2010 OP 23 EN 24 NOVEMBER 2010
42 TEKST MARIEKE C. ELSENGA
Wie is BNP Paribas?
‘Wij zijn in Nederland een van de grootste buitenlandse banken, maar wel
met deels Nederlandse wortels. Wereldwijd is BNP Paribas in 84 landen
gevestigd. We behoren tot de zes meest solide banken ter wereld. Dat
bleek ook wel tijdens de financiële crisis, waar wij als een van de wei-
nige sterk uit zijn gekomen. De BNP Paribas Groep bestaat in Nederland
uit de bank en een aantal dochterondernemingen. De bank richt zich op
het bedrijfsleven. Onze acht dochterondernemingen zijn voor een deel
gericht op de consumentenmarkt, met bijvoorbeeld private banking en
verzekeringen.’
En wat doen jullie?
‘De BNP Paribas Groep is heel divers. De bank heeft een andere commu-
nicatiedoelgroep dan bijvoorbeeld de dochterondernemingen. Toch moe-
ten we als groep communiceren en daarbinnen heeft iedereen ook weer
zijn eigen communicatie. Annette is verantwoordelijk voor het stroomlij-
nen van de communicatie op Groep-niveau en dochterorganisatie Insin-
ger de Beaufort. Mirjam ondersteunt haar in de Groep-communicatie en
is verder verantwoordelijk voor de communicatie van de bank.’
Recent is de ‘Change Index’ door jullie geïntroduceerd. Waarom dit
onderzoek?
‘Verandering is voor BNP Paribas altijd heel belangrijk geweest. Wij heb-
ben niet voor niets als pay-off ‘The bank for a changing world’. Maar
daarnaast vinden wij het belangrijk om niet alleen financieel bezig te zijn.
De maatschappelijke rol van de bank vinden we ook heel belangrijk. En
als partner van bedrijven en consumenten kunnen wij die rol vervullen op
het gebied van verandering.’
ONDERZOEK IN HET NIEUWS
MIRJAM DE VOS & ANNETTE REIJERSEN VAN BUUREN | BNP PARIBAS
Wat is het doel van de Change Index?
‘Er zijn heel wat veranderingen gaande en wij willen hiermee inzicht krij-
gen in wat er precies verandert. Nederlanders laten zien wat die veran-
dering is en ze handvatten geven hoe zij op die veranderingen in kunnen
spelen. En laten zien dat veranderingen uiteindelijk ook iets positiefs
kunnen hebben en zij daar zelf een grote rol in kunnen spelen. Er kan zich
iets in je leven voordoen wat een negatieve verandering teweeg brengt,
maar waar je misschien zelf wel een draai aan kunt geven zodat er toch
nog iets positiefs uitkomt. We willen ook laten zien dat veranderingen
nieuwe kansen kunnen betekenen. Wat wij hiermee duidelijk willen ma-
ken is dat iedereen veranderingen tot op zekere hoogte zelf in de hand
heeft en deze niet bij een ander moet neerleggen. Daarmee bedoelen
we overigens niet dat we iedereen verantwoordelijk willen maken voor
veranderingen.
Het onderzoek heeft als gevolg hiervan niet zozeer een commercieel
doel, maar vooral een idealistisch doel. We vertalen de onderzoeksresul-
taten niet naar onze bedrijfsactiviteiten. Daar hebben we andere instru-
menten voor. We hebben ervoor gekozen om de pilot van dit onderzoek
als eerste in Nederland te houden. Zo kunnen we zien hoe het werkt, hoe
we een en ander kunnen toepassen en hoe we veranderingen onder de
aandacht kunnen brengen.’
Maar uit het onderzoek blijkt dat de Nederlander zich voor slechts
twee onderwerpen, van de 27 in totaal, zélf verantwoordelijk voelt.
En voor de rest legt hij de verantwoordelijkheid bij een ander. Staat
dat niet haaks op je opmerking dat verandering niet bij een ander
neergelegd moet worden?
‘Nee, het is een uitkomst die wij misschien anders hadden gehoopt, maar
niet haaks op ons doel staat. Het doel van het onderzoek is dat mensen
zich uiteindelijk gaan realiseren dat zij zelf ook invloed kunnen uitoe-
Naam: Mirjam de Vos (links) leeftijd: 31 jaar functie: Head of Communications & Support | sinds 2004 bij BNP Paribas | sinds 2008 in deze functie
Naam: Annette Reijersen van Buuren leeftijd: 40 jaar functie: Head Group Communications | sinds 1996 bij BNP Paribas | sinds 2001 in deze functie
43
MIRJAM DE VOS & ANNETTE REIJERSEN VAN BUUREN | BNP PARIBAS
fenen op veranderingen. Overigens is het onderzoek wel in Nederland
gehouden, maar is het niet onze bedoeling om uitspraken te doen over
dé Nederlander. Als het onderzoek in meer landen wordt uitgevoerd dan
moet daar uiteindelijk een beeld uitkomen over hoe mensen in het alge-
meen tegenover veranderingen staan.’
Wat is jullie zelf het meeste opgevallen uit het onderzoek?
‘Dat de Nederlander openstaat voor verandering. De goede score is mij
alleszins meegevallen.’
Waar haal je die conclusie uit?
‘58% van de ondervraagden heeft gezegd dat ze openstaat voor veran-
dering. Het aantal mensen dat hierop ‘nee’ zegt is een behoorlijke min-
derheid tegenover diegene die ‘ja’ hebben gezegd.’
Het onderzoek onderzoekt de ‘veranderingsgezindheid en verande-
ringsbehoefte’ van de Nederlander.
De stellingen en vragen die zijn gebruikt zijn vooral een zelfbeoordeling.
Daaruit concludeer je dat de Nederlander veranderingsgezind ís. Maar
zou je niet beter kunnen zeggen dat de Nederlander vooral van zichzélf
vindt dat hij veranderingsgezind is?
‘Dat is een kwestie van formulering. We hebben niet de concrete vraag
gesteld of iemand zichzelf veranderingsgezind vindt. We hebben vooral
gevraagd wat zij van bepaalde stellingen vonden. Het is een optelsom
van antwoorden geweest die tot deze conclusie heeft geleid. En wij vin-
den het dan ook een valide conclusie. We hebben dit onderzoek in sa-
menwerking met Blauw Research gedaan en deze onderzoeksvorm is
een bewuste keuze geweest.’
Uit de resultaten blijkt dat Nederlanders de noodzaak van verande-
ringen inzien. Op welke gebieden zien zij die noodzaak?
‘De stelling was ‘veranderingen, op welk gebied dan ook, zijn noodzake-
lijk’. Er is verder niet gevraagd op welke gebieden dit moet gebeuren.
Maar als voorbeeld kan ik wel sociale media gebruiken. Uit het onderzoek
blijkt namelijk dat daarin best veel is veranderd. Zo dachten wij bijvoor-
beeld dat sociale media vooral iets is van de jonge generatie. Maar nu
blijkt dat heel veel Nederlanders, zowel jong als oud, sociale media ge-
bruiken. We zien over alle leeftijden heen dat sociale media heel belang-
rijk zijn en dat ze steeds belangrijker gaan worden.’
Het onderzoek geeft min of meer inzicht in de stand van het land.
Heeft de politiek al haar interesse hiervoor getoond?
‘Het onderzoek is voor iedereen vrij toegankelijk. Dus ook voor politici.
We hebben het niet specifiek naar de partijen gecommuniceerd. We wil-
len er ook geen politieke lading aan geven.’
Wat doen jullie met de onderzoeksresultaten?
‘We hebben het publiek gemaakt. Verder twitteren we dagelijks over ver-
anderingen en de feiten die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen.
En zijn we ook op Facebook. Daarnaast hebben we een site geopend,
waarop mensen zelf hun veranderingsgezindheid kunnen meten ten op-
zichte van die van andere Nederlanders. En vervolgens zie je hoe veran-
deringsgezind jijzelf bent.’
Welke plannen hebben jullie verder met de Change Index?
‘Het is de bedoeling om het onderzoek ieder jaar te herhalen. Juist door
die herhaling wordt het interessanter. Dan kun je echt gaan meten en
vergelijken. Vanuit het hoofdkantoor wordt het verdere verloop van dit
onderzoek met grote interesse gevolgd, omdat het ook voor onze andere
vestigingslanden interessant kan zijn.’
Blijven de onderwerpen bij een vervolgonderzoek hetzelfde?
‘De opzet zal grotendeels hetzelfde blijven. Maar de kans is wel groot
dat er bijvoorbeeld volgend jaar nieuwe onderwerpen aan worden toege-
voegd. Afhankelijk van wat er op dat moment speelt.’
Welk land volgt hierna?
‘We moeten eerst nog met het hoofdkantoor in Frankrijk bespreken wat
het onderzoek uiteindelijk heeft opgeleverd. Daarna wordt besloten
welke landen er volgen. Maar er hebben zich al vestigingen uit andere
landen bij ons gemeld.’
Naam van de organisatie:
BNP Paribas
Wat doen jullie?
Wereldwijd bieden wij het hele scala aan financiële producten
en diensten aan.
Met hoeveel mensen doen jullie dat?
Wereldwijd met meer dan 20.000 medewerkers. In Nederland
bestaat de BNP Paribas Groep uit 1300 medewerkers.
Hoe is de bank ontstaan?
Uit een fusie tussen BNP en Paribas.
Hoe lang bestaat de bank?
In z’n huidige vorm sinds 2000.
Wat bedoelen jullie met: ‘The bank for a changing world’?
Destijds wilde BNP Paribas zich positioneren als een bank die mee-
gaat met haar klanten in de veranderingen die zich in een snel
tempo in de wereld voltrekken. Kortom, als een snelle, flexibele en
dynamische bank. Een bank die meedenkt en in oplossingen denkt.
44
VERSPLINTERING VAN ONDERZOEKSMARKT KOST
BUREAUS GELD
Klanten van marktonderzoek gebruiken in toenemende mate al-
ternatieve informatiebronnen voor hun doelgroepenkennis.
Ook Twitter wint terrein.
Doelgroepkennis is voor opdrachtgevers van marktonderzoek nog al-
tijd een van de vertrekpunten voor hun marketingactiviteiten. Maar
de wijze waarop zij hun doelgroepen in kaart brengen wordt steeds
gevarieerder en beperkt zich niet langer tot de marktonderzoekbu-
reaus. Dat blijkt uit een online studie waarin de MOA (MarktOnder-
zoekAssociatie) 62 opdrachtgevers vroeg welke bronnen ze inscha-
kelen. Lees alles over het onderzoek op pagina 38.
MOA CIRCLE ZUID
In navolging van het succes in Amsterdam, Utrecht en Den Haag/
Rotterdam wordt ook in het Zuiden (Limburg/Brabant/Zeeland) een
MOA circle opgestart. De MOA circles zijn bedoeld als netwerkbijeen-
komst voor seniormarktonderzoekers van opdrachtgeverzijde (mini-
maal drie tot vijf jaar ervaring in het onderzoek). Per bedrijf worden
maximaal twee onderzoekers uitgenodigd.
Op 14 september wordt een eerste bijeenkomst van de MOA circle
Zuid gehouden in het Efteling Hotel in Kaatsheuvel. Deze is vooral
bedoeld als kennismakingsbijeenkomst. Daarnaast zal er geïnven-
tariseerd worden wat vragen en onderwerpen zijn die bij volgende
bijeenkomsten op de agenda kunnen worden gezet. Bijvoorbeeld het
delen van ervaringen met betrekking tot specifieke onderzoeksvra-
gen, nieuwe onderzoeksmethoden en technieken, de relatie met de
interne klant de marketeer, enzovoorts.
Streven is om jaarlijks drie tot vier bijeenkomsten te houden. Op 14
september wordt ook bekeken wanneer die het best in de agenda’s
passen en welke locaties geschikt zouden zijn.
De bijeenkomst in Kaatsheuvel start om 16.30 uur en zal tot ongeveer
19.30 uur duren. Er zijn geen kosten aan verbonden (de Efteling spon-
sort de faciliteiten) en MOA biedt de borrel met bitterballen aan.
Aan de MOA leden die werkzaam of woonachtig zijn in de zuidelijke
provincies wordt een email verzonden. Mocht je die niet ontvangen
en toch belangstelling hebben, dan kun je je opgeven via info@moa-
web.nl
NIEUW RESEARCH KEURMERK LID
Het MOA-lid KIEN heeft zich aangesloten bij de Research Keur-
merk Groep (RKG).
Tot de Research Keurmerkgroep behoren inmiddels 29 markton-
derzoekbureaus die onderzoek doen op basis van een transparant
kwaliteitsbeleid en op basis van een wereldwijde standaard voor de
uitvoering van markt- en opinieonderzoek. Om toegelaten te worden
dient een bureau te voldoen aan strak omschreven keurmerkeisen
zoals die verwoord zijn in de nieuwe standaard voor Marktonderzoek:
ISO 20252. Hoe dit document geïnterpreteerd moet worden staat
beschreven in het door MOA in samenwerking met NEN opgestelde
toetsingsdocument.
MOA NIEUWS
HET NIEUWE CURSUSPROGRAMMA SEIZOEN 2010-2011 GAAT VAN START!
Alvast voor uw informatie hieronder de activiteiten voor september,
oktober en november:
MOAcademy: cursusaanbod rondom marktonderzoek en marketing
intelligence
Het programma van de MOAcademy voor 2010-2011 is gebaseerd op twee
doelgroepen: Bureauonderzoeker en Bedrijfsonderzoeker/marketeer. Bij
elke workshop staat aangegeven voor wie de workshop primair bestemd
is. Daarnaast geven de aanduidingen STARTER (0-3 jaar ervaring) en
PERMANENTE EDUCATIE (vanaf drie jaar ervaring) aan op welk erva-
ringsniveau de workshop zich bevindt.
Introductie Marktonderzoek en Marketing Intelligence
Datum en tijd: 16 september 2010, 10.00 – 16.30 uur
Locatie: Aristo Amsterdam
Workshopleider: Chris van Schijndel
Doelgroep: Bureauonderzoeker en Bedrijfsonderzoeker/marketeer
Niveau: Starter
De ideale introductie voor iedereen die wil weten hoe marktonderzoek
werkt en welke rol het kan spelen in besluitvorming. Perfect voor star-
tende marktonderzoekers en mensen met een professionele interesse in
het vak. Deelnemers ontdekken de verschillende stappen in het markton-
derzoekproces en de voornaamste technieken en methoden, maar ook
kwaliteitsstandaards en valkuilen.
Inhoud:
• Wat is marktonderzoek? Wie heeft het nodig?
• Van briefing tot besluit
• Vragen stellen is een kunst
• Dataverzameling
• Methoden en technieken
Kosten: MOA-leden 295 euro, excl. BTW
Niet MOA-leden 495 euro, excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen
Max. 15 deelnemers
Aanmelden via www.moaweb.nl
Innovatie
Datum en tijd: 28 september, 10.00 – 16.30 uur
Locatie: Aristo Amsterdam
Workshopleider: Sandra Minnee
Doelgroep: Bureauonderzoeker en Bedrijfsonderzoeker/marketeer
Niveau: Permanente educatie
Innovatie staat in tijden van crisis nogal eens onder druk. Hoe draag
je als marktonderzoeker bij aan innovatie, zelfs wanneer de budgetten
krimpen? Een interactieve workshop met creatieve denktechnieken.
Inhoud:
• Breakthrough innovation versus incremental change
• Blue Ocean Strategy: 4 acties voor de marktonderzoeksector
• Creative problem solving: een model voor gestructureerde
vernieuwing
• De verschillende competenties in creatieve probleemoplossing
• o-creatie, communities en creativiteit van de consument
• Creatie van innovatieve teams en bedrijfscultuur
45
Voor ervaren professionals in marketing- en marktonderzoek.
Het doen van de online test BreinStijl@Work is een voorwaarde voor deelname.
De test moet uiterlijk 14 september 2010 zijn ingevuld.
Kosten: MOA-leden 295 euro, excl. BTW
Niet MOA-leden 495 euro, excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen
Max. 15 deelnemers
Aanmelden via www.moaweb.nl
De Marktanalyse Toolkit
Datum en tijd: 7 oktober 2010, 10.00 – 16.30 uur
Locatie: Aristo Amsterdam
Workshopleider: Robert van Ossenbruggen
Doelgroep: Bureauonderzoeker
Niveau: Permanente Educatie
Multivariate analysetechnieken hebben de mogelijkheden van data-ana-
lyse enorm verfijnd. Mapping en segmentatie zijn hierdoor aanzienlijk
verrijkt. In deze workshop komen de belangrijkste analysetechnieken aan
de orde. Welke benaderingen zijn er? Wat zijn de toepassingen? En waar
wijkt de praktijk af van het boekje? De deelnemer krijgt een goed inzicht
in de vele mogelijke methoden en technieken.
Inhoud:
• Datacollectie en -analyse: enkele uitgangspunten
• Methoden en analyses: classificatie en toepassingen
• De gangbare technieken: do’s en don’ts
• Nieuwe ontwikkelingen
De workshop is bestemd voor ervaren marktonderzoekers die inzicht verlangen in
de krachtigste analysetechnieken, of hun kennis willen opfrissen.
Kosten: MOA-leden 295 euro, excl. BTW
Niet MOA-leden 495 euro, excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen
Max. 15 deelnemers
Aanmelden via www.moaweb.nl
Kwalitatief onderzoek in beweging en online
Datum en tijd: 14 oktober, 10.00 – 16.30 uur
Locatie: Aristo Amsterdam
Workshopleider: Edward Groenland
Doelgroep: Bureauonderzoeker en Bedrijfsonderzoeker/marketeer
Niveau: Permanente educatie
Online werken wordt steeds gebruikelijker in kwalitatief onderzoek. Deel-
nemers aan deze cursus krijgen een helder inzicht in de hedendaagse
praktijk en leren diverse mogelijkheden op waarde te schatten.
Inhoud:
• Kwalitatief onderzoek nu: een overzicht van toepassingen/
nieuwe technieken
• Etnografisch onderzoek
• Elicitatietechnieken
• Online research communities
• Kwalitatieve analyse en rapportage
De workshop is voor marktonderzoekers met enige jaren ervaring en belangstel-
ling voor recente ontwikkelingen en mogelijkheden in hedendaags kwalitatief on-
derzoek. Ook andere professionals zijn welkom.
Kosten: MOA-leden 295 euro, excl. BTW
Niet MOA-leden 495 euro, excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen
Max. 15 deelnemers
Aanmelden via www.moaweb.nl
Merkenonderzoek, state of the art
Datum en tijd: 28 oktober 10.00 – 16.30 uur
Locatie: Aristo Amsterdam
Workshopleider: Astrid de Jong
Doelgroep: Bureauonderzoeker
Niveau: Permanente educatie
De laatste decennia is het merk binnen de marketing steeds belangrijker
geworden. Terecht. Maar over merken wordt inmiddels zoveel gezegd en
geschreven, dat veel mensen door de bomen het bos niet meer zien.
Deze workshop biedt kritische professionals een heldere rondleiding
langs de state of the art.
Inhoud:
• Branding – waar hebben we het over?
• Branding – hoe richt je onderzoek in?
Deelnemers leveren voorafgaand aan de workshop input van cases uit de eigen
praktijk. Zo kunnen theorie en praktijk gekoppeld worden.
Kosten: MOA-leden 295 euro, excl. BTW
Niet MOA-leden 495 euro, excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen
Max. 15 deelnemers
Aanmelden via www.moaweb.nl
Product- en prijsonderzoek, een must bij introducties
Datum en tijd: 11 november 10.00 – 16.30 uur
Locatie: Aristo Amsterdam
Doelgroep: Bureauonderzoeker & Bedrijfsonderzoeker/marketeer
Niveau: Starter
In de veranderende wereld van media en communicatie verdwijnen pro-
ductcreatie en prijsstelling vaak ten onrechte naar de achtergrond. Veel
succesvolle innovatie is gebaseerd op systematisch productonderzoek
en slimme prijszetting. De optimalisatie van productproposities staat
centraal in deze workshop. We behandelen diverse onderzoeksvormen
die bijdragen aan zorgvuldige besluitvorming.
Inhoud:
• Het product-creatieproces, go/no go, en de onderzoektypes
• Ontwikkeling van marktproposities
• Conceptoptimalisatie
• Lancering en marktmonitoring
• Product-testing: de toolkit, van protoype tot gebruik
• Prijsonderzoek
• Do’s en don’ts
Kosten: MOA-leden 295 euro, excl. BTW
Niet MOA-leden 495 euro, excl. BTW
Lesmateriaal, lunch, koffie en thee zijn inbegrepen
Max. 15 deelnemers
Aanmelden via www.moaweb.nl
46
MOABOUTS (MIDDAGBIJEENKOMSTEN):
themabijeenkomst van de MOA voor leden en niet Moa-leden
MOAbouts zijn middagbijeenkomsten bestemd voor een breed spectrum
aan Marketing Intelligence- en Market Research-professionals in onder-
nemingen en organisaties. Het zijn marketeers, onderzoekers en nieuws-
gierige geesten die op de hoogte willen blijven van nieuwe en markante
ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Het zijn vooraanstaande en inspi-
rerende inleiders die, met korte en bondige presentaties, op een MOA-
bouts thema’s introduceren en toelichten.
Naast de sterke inhoudelijke insteek van de MOAbouts is er uiteraard ook
voldoende gelegenheid tot netwerken.
Kick-off: The great debate
Datum en tijd: 23 september 13.30 – 17.00 uur
Locatie: Amsterdam
Middagvoorzitter: Tom De Ruyck
Om het nieuwe programmajaar passend te starten, organiseren we een
themamiddag over de toekomst van ons vakgebied. Oude waarden en
nieuwe mogelijkheden worden tegen elkaar uitgespeeld in dit Grote De-
bat... drie sprekers verkondigen hun meningen en visies rond drie scher-
pe stellingen tijdens negen krachtige presentaties. Daarna volgt telkens
een debat met een actieve rol voor het publiek. Niet te missen als je wilt
weten of representativiteit nog belangrijk is, of sociale media een plaats
verdienen in onze onderzoekstoolbox, én of co-creatie met consumenten
eigenlijk wel toegevoegde waarde biedt.
Kosten: MOA-leden 49 euro, excl. BTW, niet-leden 95 euro.
Aanmelden: www.moaweb.nl
Closing the Marketing Gap
Datum en tijd: 12 oktober, 13.30 – 17.00 uur
Locatie: Aristo Amsterdam
Middagvoorzitter: Joost Drieman
Doelgroep: Exclusief voor Bedrijfsonderzoekers/marketeers!
Opdrachtgevers/bedrijfsonderzoekers willen dichter op het beleid zitten.
Waarom lukt dat soms wel en soms niet? De antwoorden moeten komen
tijdens deze themamiddag, die exclusief toegankelijk is voor bedrijfson-
derzoekers/marketeers. Met vragen als:
Wat is de rol van Marketing Intelligence?
Hoe beïnvloedt het visie, missie, strategie en beleidsbeslissingen?
Hoe worden beslissingen genomen?
Wat zijn de relevante onderdelen?
Wat zijn de ‘best practices’ en do’s & don’ts om een rol te spelen bij
strategische beslissingen?
We bespreken duidelijke bedrijfsvoorbeelden en voeren een interactieve
discussie tussen panelleden en belangstellenden. Doel is om een invloed-
rijke rol te gaan spelen bij strategische beleidsvoering.
Kosten: MOA-leden 49 euro, excl. BTW, niet-leden 95 euro
Aanmelden: www.moaweb.nl
AGENDA14-09-2010 MOActivity Start MOA Circle Zuid
16-09-2010 MOAcademy Introductie Marktonderzoek en Marketing
Intelligence
16-09-2010 MOActivity BkB After Summer borrel
23-09-2010 MOAbouts Kick-off: The great Debate
28-09-2010 MOAcademy Innovatie
07-10-2010 MOAcademy De Marktanalyse Toolkit
07-10-2010 MOActivity SM@RT Najaarslezing
12-10-2010 MOAbouts Closing the Marketing Gap
14-10-2010 MOAcademy Kwalitatief onderzoek in beweging
en online
28-10-2010 MOAcademy Merkenonderzoek, state of the art
02-11-2010 MOAbouts Closeness to consumer:
hype of duurzame realiteit?
11-11-2010 MOAcademy Product- en prijsonderzoek,
een must bij introducties
19-11-2010 MOActivity Sensorisch onderzoek, Franse statistiek
23/24-11-2010 Marketing & Information Event (MIE) 2010
(zie ook www.mie.nl)
zie voor meer inlichtingen en een up to date agenda: www.moaweb.nl
PERSONALIACarola Verschoor managing director BrainJuicer Nederland
BrainJuicer heeft begin augustus Carola Verschoor aangesteld als
Managing Director van de Nederlandse vestiging in Rotterdam.
Zij werkte daarvoor drie jaar bij Sara Lee, waarvan de laatste twee jaar
als internationaal marketingdirecteur, Coffee Innovations. Daarvoor
vervulde zija marketingfuncties op nationaal en internationaal niveau
bij Kraft Foods, The Coca-Cola Company en Danone.
Hugo Schurink sales manager WDM
Per 2 augustus is Hugo Schurink benoemd
als sales manager consumer insight bij
WDM. Hij zal zijn achtergrond in insights
en marketing inzetten voor doelgroep- en
klantanalyses. Daarvoor werkt hij bij TNS als
associate director en eerder voor T-Mobile
in diverse insights- en marketingfuncties.
Nieuwe medewerkers Ruigrok | NetPanel
Sinds dit voorjaar zijn er weer twee nieuwe
projectmedewerkers aan de slag gegaan
bij Ruigrok | NetPanel. Allebei cum laude
afgestudeerd, Cecilia Keuchenius (boven)
in Sociale Psychologie en Nathalie Leenen
(midden) in Communicatiewetenschap.
Bovendien is Evelien Besseling, na een jaar
buiten de deur geweest te zijn, weer terug
bij Ruigrok.
Nieuw bureau Richard Hugen
Richard Hugen is op 1 juli met zijn nieuwe
bureau The Next Level van start gegaan.
Tot die datum was hij algemeen directeur
van IPM Research & Advies en lid van de
directieraad van Panteia. The Next Level
staat voor innovatieve marketing gebaseerd
op onderzoek. Verdere informatie is te
vinden op www.thenextlevel.nu.
MOA NIEUWS