Circumplaudo nr 64 juli 2013
-
Upload
circumplaudo -
Category
Documents
-
view
223 -
download
5
description
Transcript of Circumplaudo nr 64 juli 2013
Literair internettijdschrift
CIRCUMPLAUDO
nummer 64 | juli/augustus 2013 | 8e jaargang
CIRCUMPLAUDO 2
CIRCUMPLAUDO
nummer 64
juli/augustus 2013
8e jaargang
-tweemaandelijks verschijnend literair platform-
Ad van der Zwart Marijke Scholten Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl Webadres
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart Vormgeving website
Eric Peterse Omslagfoto Vormgeving omslag en binnenwerk
Marijke Scholten Eindredactie
© 2013 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
CIRCUMPLAUDO 3
Inhoud
Argibald - Cartoon 4, 9, 12, 21 en 26
Marijke W. I. Scholten - Meilied 5
Seger Weijts - Twee gedichten 10
Samuel A. Bom – De spoken 13
Kees Engelhart - Gedichten 27
Gurkje van Dam - De verborgen ambitie van jonge Gurkjes 27
CIRCUMPLAUDO 4
Argibald
CIRCUMPLAUDO 5
Marijke W. I. Scholten
Meilied
Toen het tussen alle drukte van werk en moeten en willen door even kon, ging ik lopend langs de Kanaalweg tot aan de spoorbrug. De spoorbrug die daar zo karig lag, zo enkelspoors. En waar brug en spoor over het water reikten ook zo zonder bovenleiding, alsof de elektriciteit tegendraads op de oever wou blijven, het water niet over. Daar vleide ik me in het hoge gras langs het fietspad aan de overkant van het kanaal, het gras kriebelde wat in mijn knieholtes, en ik gaf me over aan de luiheid. Het rook er nog naar daslook, hoewel die al begon te dorren. Het was een zondag in mei en de stad was uitgelopen om plichtsgetrouw aan haar conditie te werken. Loom dronk ik uit een meegebracht flesje, thuis gevuld aan de kraan, en keek naar de hardlopers, de zwoegende fietsers, een enkele kano met vier roeiers, oefenend voor iets, ooit, een wedstrijd waarschijnlijk. Droomden zij van triomfen? Of was de wedstrijd slechts een excuus om hier en nu samen de spieren te spannen, gelijk op in strakke cadans? Een enkele hardloper groette me, anderen waren hier kennelijk met een hoger doel, een missie misschien, en keken verbeten voor zich uit. En even leefde ik in de volle zekerheid dat mij geen enkele missie restte dan het loslaten van alle missies die ik ooit gehad dacht te hebben. Een trein kwam van Lammenschans, spoorbomen sloten, bellen rinkelden, fietsers en lopers verzamelden zich voor de overweg, een enkeling op de racefiets vloekte. Het oponthoud haalde de vaart eruit, zoveel kon ik opmaken uit de kreten en grimassen. Hij zou geen goede tijd maken
CIRCUMPLAUDO 6
vandaag. Het keloenkeloeng van de trein verderop verdreef de ergernis over de ergernis uit mijn oor en hoofd. De trein nam de brug en bereikte veilig de overkant en de bovenleiding die daar weer begon. En verder ging het weer, voort maar weer, naar Alphen en daar nog voorbij, helemaal naar Utrecht. Er was veel lawaai met zoveel verkeer en mensen, alleen de meeuwen en de merels kwamen er wel bovenuit. Veel meer vogelsoorten verwachtte ik daar niet. Toch bleef ik er liggen, in het gras naast het drukke fietspad. Ik was moe van zorg en plicht en veel wijder en zijder dan daar krijg je het tegenwoordig niet meer. Tenzij je met de auto gaat, maar dan moet je toch eerst een rijbewijs hebben. Dat is nog een heel gedoe. Ik wou alleen maar even ontsnappen aan de zorgen en verantwoordelijkheden van werk en moeten. En de zon scheen hier toch ook. Kijk, daar zwom zelfs een fuut met jonkies op de rug. De reiger in de slootkant tuurde in het water alsof de drukte hem niet deerde. Of haar, dat zie je bij reigers niet zo. Hij zou wel jongen hebben te voeden, ginds in het reigersbos over het spoor. Het moest er een kabaal zijn, overal jongen krijsend om eten, ouders op de loer voor gevaar. Het zijn niet enkel de mensen die geluid weten te maken. Zo mijmerde ik en dommelde wat en droomde me een ideaal soort vroeger. Zo’n vroeger met overal rust en ruimte en zonder veel verplichtingen en gedoe. Zo’n vroeger waarvan je zeker weet dat het nooit bestaan kan hebben, waarin oude mensen wijs zijn in plaats van dement bijvoorbeeld. Een vroeger waar je alleen in kunt geloven als het zonnetje behaaglijk op je vel prikt, dwars door je kleren heen, en je een goed gevulde maag hebt. En ik soezelde nog wat verder, vulde mijn hoofd met het wijd en zijd dat hier ooit geweest was, waar ik me zelfs wat van meende te herinneren. Met polders aan de overkant, tot aan de Zoeterwoudse singel. En polders achter me, zover je maar
CIRCUMPLAUDO 7
wou en nog niet doorsneden door een A-zoveel. Er zouden leeuweriken geweest zijn en hier en daar een bosje meidoorns. Ik droomde me er een soort eeuwige zondagsrust bij, met gesloten winkels en de stilte slechts onderbroken door klokgelui en het geklikklak van klompen, op weg naar de kerk. Alsof dat alles goed maken zou. Er klonk weer een bel, ik opende mijn ogen. Het was dit keer geen trein die komen zou, de spoorbomen bleven hoog rechtop staan. Het waren de slagbomen van de brug naast de spoorbrug die neerdaalden om het gevaarlijke van het veilige te scheiden. Een boot ging komen, de brug ging omhoog. De spoorbrug ernaast draaide weg. Traag kwam het schip mijn blikveld binnengevaren, vol geladen met vracht en met aan het roer een vrouw. De vrouw zong, dat kon je zien aan haar mimiek. Zij zong onder het werk, alsof het helemaal geen 2013 was. En even scheurde het rumoer open en klonk, helder, het lied dat zij zong. En o, zij zong het Ave Maria. Zo zong mijn moeder vroeger wel, als zij aardappels schilde of de was ophing in de westenwind die over de vlakte aan kwam zetten, van de duinen af. Even bekroop de twijfel mij. Was het wel echt dat mensen vroeger zoveel zongen? Bij al die was zonder machines, de winters met te dure kolen en alle dagen aardappels, zong mijn moeder toen heus? Toch herinnerde ik het me, duidelijk. Ik wendde mijn hoofd even af, snoof mijn tranen weg. De brug daalde alweer, de spoorbrug draaide terug. Het lied werd weer verzwolgen door de steunende, metalen geluiden van de bruggen, het gerinkel van fietsbellen, stemmen, het geronk van automotors, als eens Atlantis werd verzwolgen. O, op z’n minst als een Atlantis. En zo was ook mijn moeders lied verzwolgen, door de tijd en de mist van Alzheimer die langzaam steeds meer verzwolg, verhulde. Eerst de toekomst, dan het heden, de buren, de bekende
CIRCUMPLAUDO 8
plekjes. En verder nog, de mist had nog meer plaats nodig, verzwolg een voor een de woorden, de gezichten, het willen, de bedoelde bewegingen. Tot alles alleen nog mist was en die mist zich verder nog opdrong en alles, alles weg was, verdwenen, voorgoed. Maar de echo van het lied dat van het schip kwam, klonk nog na, ergens tussen mijn oren en mijn hersenen. Ora pro nobis, ja, bidt voor ons allen. Opdat er op de benauwenissen van een almaar krimpend wereldje een wijd en zijd hiernamaals komt. Toch op z’n minst voor m’n moeder die daar nog wel in geloven kon en bovendien de ruimte zo lief had. Mei 2013, Rolde. Geïnspireerd op het gedicht ‘De moeder de
vrouw’ van Martinus Nijhoff en op het leven zelf. Op dat
laatste vooral.
CIRCUMPLAUDO 9
Argibald
CIRCUMPLAUDO 10
Seger Weijts
Twee gedichten
Vals licht
Ook al wiegt ze haar leven nog steeds als een luxeproduct voor zich uit en heft ze net zoals tevoren het ene volle glas na het andere op de uitbundigheid van onvoorziene omstandigheden, toch weet ik dat haar grondwater tevergeefs naar gemoedsrust lonkt tussen de dikke muren die ik zelf ooit dankzij haar vergat.
CIRCUMPLAUDO 11
Heerlijk vrouwelijk
Heerlijk vrouwelijk spreidt ze gevonden voorwerpen als sieraden voor zich uit, moffelt ze de barsten in het plafond weg achter een kruis tussen lichaam en ziel en slaat ze in het spiegelbeeld van een verwaaid universum een verse brug over een tweedehands geluk.
CIRCUMPLAUDO 12
Argibald
CIRCUMPLAUDO 13
Samuel A. Bom
De spoken Uit het grauwe weer, de stortregen en de grijze luchten, liep
de man de kroeg binnen om te schuilen. Hij was er nog
nooit geweest maar binnen een paar tellen zag hij wat voor
soort tent dit was: een donkere grot van een gebouw met
slecht werkende verlichting, smerige houten tafels en
goedkope drank. Even overwoog hij weer naar buiten te
gaan, maar nog voordat hij zich omdraaide had hij zich
alweer bedacht. Hij hoefde toch nergens heen en een
terugkeer naar dat pokkenweer buiten was toch zeker erger
dan een paar drankjes hier binnen, waar het in ieder geval
warm was. Om te zeggen dat het er leeg was, was zwak
uitgedrukt.
Ergens in een verre hoek leek een paartje zich prima met
elkaar te vermaken, zo druk met hun gevoos dat de hele
wereld aan hen voorbijging, hun gezichten in elkaar
verborgen. Verder was er slechts een enkele man, genesteld
op een kruk aan de hoek van de bar. Deze eenzame Drinker
sipte rustig maar gestaag aan een glas sterke drank en
schonk zichzelf zo af en toe bij. Zelfs de kastelein schitterde
in afwezigheid.
De man besloot zelf ook plaats te nemen op een kruk aan
de bar, een paar meter verwijderd van de Stille Drinker,
waar hij de terugkomst van de kastelein afwachtte. Zo
staarde hij een paar minuten stil voor zich uit, zijn
gedachten bij de indrukwekkende verzameling half lege
CIRCUMPLAUDO 14
flessen in een rek achter de bar waarvan de helft van de
etiketten hem volledig onbekend voorkwam. Nog steeds was
er geen spoor van de kastelein.
De man stond op het punt weer op te staan en te
vertrekken toen er plotseling, uit het plafond, een hard
gebonk kwam.
Bam, bam!
Bam-bam-bam!
Bam-bam, bam!
Verbaasd keek hij naar boven, om vervolgens in zijn ogen
te moeten wrijven door de flinke lading pleister die zich van
het plafond los had gemaakt en om de man heen, op de
man, en in zijn ogen viel. Terwijl hij met de achterkant van
zijn handen over zijn ogen wreef, hoorde hij een stem naast
zich zeggen:
‘Let daar maar niet op, het spookt hier.’
De man keek naar de niet-langer-stille Drinker in de
hoek.
‘Spoken?’
‘Ja, spoken.’
De man draaide zich naar de Drinker, maar het enige dat
zijn ogen doorgaven was een lichte waas. Verdomde pleister!
‘Hier,’ zei de Drinker, en schoof hem zijn fles door, ‘de
kastelein heeft vandaag vrij genomen. Glazen staan voor je.’
De man zag inderdaad een paar wazige, glasvormige
objecten achter de bar staan en stond op om ze te pakken.
Toen hij weer ging zitten, was het een paar krukken dichter
bij de Drinker. Het bonken boven hen ging nog steeds
CIRCUMPLAUDO 15
gestaag door. De man schonk zichzelf een flink glas en nam
een slok.
‘Niet slecht.’
De Drinker lachte zonder veel enthousiasme.
‘Niet waar, maar het houdt je in ieder geval warm.’
Het viel de man op dat de Drinker sprak met een bijna
onherkenbare stem. Dat wil zeggen: zijn stem was er wel,
maar verschool zich onder een soort zware rasp. De man
wilde net nog een slok nemen, toen het bonkende plafond
plotseling een laatste harde knal liet horen, gevolgd door
een lichte sneeuwval van pleister. Daarna bleef het stil.
‘Jezus! Nog zo'n spook zeker?’
De Drinker haalde zijn schouders op.
‘Spoken zitten hier overal,’ zei hij zonder vreugde, ‘kijk
maar om je heen. Alleen maar spoken. Je ziet ze hier overal,
aan de bar, in de hoekjes, in het plafond.’
‘Ik zie ze niet.’ antwoordde de man.
‘Misschien nu nog niet. Maar wacht nog even en ik beloof
het je: alleen maar spoken, verdomde, rottige spoken, overal
om je heen.’
De man begon te vermoeden dat zijn gesprekspartner
misschien iets teveel op had. Voorzichtig probeerde hij te
grappen: ‘Ach, spoken drinken niet, dus wij behoren in ieder
geval tot de levenden.’
De Drinker kon er niet om lachen.
‘Luister, en luister goed want dit is belangrijk… wij zijn
alleen. We leven ons leven hier in eenzaamheid, enkel
omringd door spoken en schimmen, en aan het einde van
het verhaal kunnen wij ons zelfs niet bij hen voegen. We
CIRCUMPLAUDO 16
kunnen ze enkel bekijken, en onze eenzaamheid delen met
onze gedachten en herinneringen.’
De man had plotseling geen zin meer in dit gesprek. De
Drinker was er zo één, een depressieve melancholist die
waarschijnlijk meer gezelschap had van zijn fles dan van die
spoken. Een Stille Drinker, hij had het kunnen weten! Hij
gooide het restant van zijn glas achterover, mompelde iets
terug naar de Drinker, en stond op om het pand te verlaten.
De kroeg had zo'n dubbele ingang, een deur naar een klein
halletje waar je je jas kan ophangen om vervolgens nog een
deur open te doen voordat je in de daadwerkelijke kroeg
bent. De man bevond zich tussen deze twee deuren toen de
deur naar buiten plotseling openging en iemand tegen hem
aan botste.
‘Oh, sorry,’ zei ze.
‘Het geeft niet,’ zei de man, ‘Ik stond toch net op het punt
om…’
Hij keek naar buiten. Het weer was nog steeds grauw en
nat, en eigenlijk had hij helemaal geen zin om naar buiten te
gaan. Het idee om samen met deze vrouw de tijd te doden
kwam plotseling op hem over als onweerstaanbaar.
‘Ik stond net op het punt mijn jas op te hangen. Als je iets
wilt drinken, moet ik je waarschuwen: de kastelein heeft
vandaag vrij genomen.’
Een klein lachje verscheen op haar gezicht.
‘Dat geeft niet,’ zei ze, ‘als het binnen niet regent, is dat
goed genoeg.’
Daar kon de man zich wel in vinden, en hij vroeg of ze
misschien zin had om samen met hem te wachten op beter
weer. Ze glimlachte, en voordat de man het in de gaten had,
CIRCUMPLAUDO 17
liepen ze samen weer naar binnen. Het leek erop dat de
hoek die door het paartje bezet was geweest weer leeg was,
en de man nam er plaats terwijl zijn nieuwe compagnon
naar de bar liep en met een fles terugkwam.
‘Ach,’ zei ze, ‘als de kastelein toch vrij heeft…’
Met een knipoog schonk ze hen twee glazen in. Die twee
glazen werden al snel gevolgd door een volgend paar, die op
hun beurt ook weer geleegd werden en weer werden
bijgevuld, en zo hield de drank hun gesprek gezelschap. De
man werd getroffen door de vrouw haar schoonheid. Het
waren niet haar ogen, haar stem of haar figuur: het was dat
alles bij haar samenkwam tot een soort geweldig geheel dat
puur leven uitstraalde.
Het moet ergens bij het vijfde glas gebeurd zijn: zij bogen
zich allebei naar de fles om bij te schenken, botsten bijna
tegen elkaar op en bleven toen hangen. Heel even keek hij
haar in de ogen, voordat hun lippen zich naar elkaar
bewogen. Het was een kus die niet leek te stoppen en enkel
onderbroken werd zodat ze dichter naar elkaar toe konden
bewegen. Op deze manier verloren in elkaar merkten zij
niets meer op van de kroeg om hen heen: zij zagen niet de
Stille Drinker, merkten niet eens dat de deur openging en
een man aan de bar ging zitten. Ja, heel even keek de man
naar de bar, waar hij de nieuwe klant in gesprek zag met de
Drinker. Een nieuw slachtoffer. Ergens kwamen er weer
knallen van het plafond, maar de man dacht bij zichzelf: ‘Die
zuiplap kan oprotten met zijn spoken: deze tafel is alleen
aan de levenden voorbehouden.’
CIRCUMPLAUDO 18
Soms is er een moment waarop de tijd lijkt weg te vallen,
waarin, heel even maar, er geen toekomst of verleden is,
maar enkel een hemels heden. Een moment waarin alles
klopt, waarin er geen ruimte is voor spoken. Langzaam
maakte haar mond zich los van de zijne, en haar vinger wees
naar een deur in de hoek van de kroeg. Zonder iets te zeggen
stond ze op, en de man volgde haar door de deur, een trap
op. Eenmaal bovenaan was er een smalle gang, niet meer
dan een meter breed, en ergens in het midden ervan bevond
zich een volgende deur, een deur die op zijn beurt ook weer
door haar werd geopend, waar hij haar door volgde, die hij
achter zich sloot. Ze bevonden zich nu in een kamer waarin
zich enkel een kleine kledingkast en een bed bevonden, een
bed waar zij hem in trok. Waar hij beneden in de kroeg
enkel het leven in al zijn glorie ervaren had, daar wachtte nu
voor hem het paradijs. Hij kleedde haar uit, zij kleedde hem
uit, de tijd verdween, het heden werd hemel. Hun dans leek
zich eeuwig voort te zetten, zij en hij, totdat uiteindelijk ook
dat onderscheid verdween en beide één leken te worden.
Sneller, steeds sneller. Ergens hoorde hij het krakkemikkige
bed, de losse poot die een ritmische dreun door de vloer
heen zond, bam-bam-bam. Een ritme dat de hele kamer
vulde, vanuit zijn hart naar haar en naar het bed en dan
naar de vloer. En toen het uiteindelijk voorbij was liet hij
zich op haar vallen, en de slaap maakte zich van hen
meester.
Hij droomde van licht. Een licht dat hem omringde,
omarmde en beloofde hem nooit meer te verlaten. Maar hij
voelde de omarming zwakker worden, de schaduwen
CIRCUMPLAUDO 19
intreden. Spoken! dacht hij met schrik. Schimmen die
dichterbij kwamen, langzaam het licht doofden en hem
uiteindelijk omringden met stilzwijgen en duisternis.
Met een schrik opende hij zijn ogen. Ze was weg. Hij kon
haar parfum nog ruiken op zijn huid en op het kussen, maar
naast dat vage spoor was er niets meer over. Het was alsof
de spoken alles weggehaald hadden, en niets achter lieten.
Zelfs zijn kleren waren weg. Verdwaasd strompelde hij naar
de kledingkast, alsof hij haar daarin misschien weer zou
vinden. Maar het enige dat hij aantrof was een shirt en een
broek. Beseffend dat hij niet naakt naar beneden zou
kunnen gaan, schoot hij de kleren aan en rende de trap af,
de deuren opensmijtend met zoveel kracht dat het leek alsof
de muren ervan trilden. Maar eenmaal beneden was er
niets. De kroeg was leeg: geen eenzame Drinker, geen
vozend paartje, geen verdwaasde klanten. Hij gooide de
deuren naar buiten open, maar de hele straat was leeg. Het
was over. Zij was weg, en hij zou haar niet hervinden, daar
was hij zeker van. Hij durfde niet over de drempel te
stappen. Ergens daar buiten was zij, maar hij zou haar niet
vinden. De buitenwereld was nu van haar. Verloren liep hij
naar de bar, liet zich ertegen aan vallen, stond toe dat zijn
rug erlangs naar beneden gleed tot hij de grond onder zich
voelde, en liet de tranen komen.
Een tijd later (hij wist niet hoelang: het konden uren of
minuten zijn geweest) hervond hij zichzelf op een barkruk
met een fles en een glas voor zich. Met elke slok die hij nam
kwamen kleine stukjes van de tijd in beweging, maakte zich
los van het verleden en toonden zich overal om hem heen.
CIRCUMPLAUDO 20
Daar achter hem zag hij hun twee zitten in het hoekje, teveel
in elkaar verloren om iets van de wereld om hen heen op te
merken. Hij probeerde er geen aandacht aan te schenken,
maar schonk in plaats daarvan opnieuw in. En daar gingen
de deuren naar buiten open, en zag hij zichzelf weer naar de
bar lopen. Al die stukjes tijd, zwervend, door elkaar heen.
De bittere smaak in zijn mond leek met hen samen te
spannen, hem te omringen met het verleden. En daar nog
een enkele keer hoorbaar: het kloppen van hun hart,
nagespeeld in de geluiden van het plafond. Naast hem
schrok een jonge man. De Drinker draaide zich naar hem
om, en zei met een bitter lachje:
‘Let daar maar niet op, het spookt hier.’
CIRCUMPLAUDO 21
Argibald
CIRCUMPLAUDO 22
Kees Engelhart
Gedichten
HET KAN MIJ NIET VERLATEN MEER
In mijn gedachten Duikt het op het wil niet meer weg Dat ik roerloos ben Als alle roerloze dingen Het laat mij niet los Ik kan mij voorstellingen maken Van wat het is Een reukloos zwart vierkant Dat bewegingloos zweeft Tussen uiterst levendige dingen Het zwijgt al de tijd Het bezit zintuigen noch ratio Hechten doet het zich aan niets Hoe mijn gedachten dat ook proberen Het zit er dan ook al zolang En niet precies weet ik hoe het Daar zo gekomen is Voor mij is het geen belasting meer Ik ben het langzaam Na lange en eenzame strijd gaan waarderen De zwarte glans de puntige hoeken De ondoordringbare materie waaruit het is gemaakt De krankzinnige oorlog die ik met het heb gevoerd Ik had beter moeten weten dat weet ik nu Het wilde bij mij blijven Dat het zolang geduurd heeft eer dat ik dat begreep Het is mij goed nu Het is mij goed
CIRCUMPLAUDO 23
VOOR EEN VRIJE GEEST
Nu eindelijk de as van de man die zo graag een Cowboy wilde zijn op zee verstrooid zal worden Heeft de half Chinese vrouw gemeend de steen in Drie stukken te laten zagen om elk van haar kinderen Waaronder de aanstaande van van Putten van een Deel te kunnen voorzien de jongste dochter van de half Chinese vrouw was perplex verklarend zeer tegen dat Voorstel te zijn we hebben het er morgen wel over Wisperde de half Chinese vrouw licht geschrokken terug Deze heerlijke lentemorgen zitten van Putten en zijn aanstaande In de tuin te drinken koffie praten wat onder andere Over het voorval van gisteren en lezen de krant dan rijdt Er plotseling zachtjes een auto over het voetpad dat grenst Aan de tuin van van Putten en zijn aanstaande van Putten zijn aanstaande volgt nauwlettend wat er Plaatsvindt de auto houdt stil de motor wordt uitgezet Even later is er gemorrel aan de tuinpoort het zijn de Half Chinese vrouw en de jongere broer van van Putten zijn Aanstaande terwijl van Putten de koffie maakt vertelt De half Chinese vrouw haar jongste dochter dat ze in Samenspraak met haar zoon besloten heeft dat De steen intact blijft en dat van Putten zijn aanstaande Als voorvechtster van dat idee de steen in de tuin van Van Putten zelf mag plaatsen van Putten terwijl van Putten De koffie op een dienblad in het zonlicht brengt denkt Aan de lege plek op de begraafplaats dan praten ze Nippen van de koffie en zijn allemaal wat aangedaan Nieuw land voor de man die zo graag een cowboy Wilde zijn opnieuw een andere woning zelfde mensen
CIRCUMPLAUDO 24
DAARNA GAAN WIJ NAAR HUIS TERUG
1 In de winter brengen wij hem een tegenbezoek Hij heeft daar een kamertje dat zo zien wij uiterst Sober is ingericht
Een veldbed Een wastafel Een stoel Een plaatijzeren kacheltje Een tafel (Waarop zijn klarinet ligt)
Het kamertje bevindt zich in een onaanzienlijk nieuwbouwhuis Op de wastafel staat een waarschijnlijk uit de militaire Dienst afkomstige drinkbeker met daarin een tandenborstel Hij vraagt ons vriendelijk plaats te nemen Mijn vrouw op de stoel En ik op het bed Hij bemerkt dat het zeer koud is in de kamer en ondanks Onze protesten zoveel moeite niet te doen neemt hij een Zware bijl met lange steel en begint Ik teken nogmaals aan dat het hier een nieuwbouwhuis Betreft en de vloer van zijn kamer bestaat uit goed Tegen elkaar passende zware planken Zonder hakblok het hout voor de kachel te Splijten en we zien tegelijkertijd dat de vloer niet Voor de eerste keer op deze wijze bejegend wordt Het duurt een hele tijd eerdat de kachel goed brandt
CIRCUMPLAUDO 25
2 Een behoorlijk gesprek heeft zich tussentijds onmogelijk Kunnen ontwikkelen Hij is erg in gedachten en wij weten hoe hij het land Heeft aan slappe praatjes Toch voelen wij ons niet helemaal op ons gemak Mijn vrouw En ik Dan deelt hij ons mee uit zijn half gepeinzen ontwaakt Dat hij ons op een goed glas zal onthalen Hij pakt de lampetkan die gevuld blijkt te zijn met zoete most Van de wastafel neemt de tandenborstel uit de Beker en schenkt er de zoete most in Eerst voor mijn vrouw Daarna voor mij Ter afscheid speelt hij het een en ander voor ons op zijn Klarinet Onder andere het schoollied
CIRCUMPLAUDO 26
Argibald
CIRCUMPLAUDO 27
Gurkje van Dam
De verborgen ambitie van jonge Gurkjes
Hoe we op het idee zijn gekomen, dat weet ik niet. Op tv was
alles nog erg braaf, zo rond 1970, er was wel eens een walrus
die ‘gompie’ zei en dan fronste mijn moeder haar
wenkbrauwen om het taalgebruik. Dus de invloed van de tv
zal het niet geweest zijn. En van school hadden we het ook
niet, we zaten op een meisjesschool en daar werden ze al
zenuwachtig als je eens twee steentjes tegen elkaar ketste in
de hoop dat het vuursteentjes waren. En toch hadden mijn
nicht Gurkje en ik het in ons hoofd gehaald dat we een
elektradoos wilden. Zoiets leek ons een goede voorbereiding
op onze toekomst; mijn nicht wilde ingenieur worden en ik
een biologieprofessor die alles wist van zoöplankton. Ik had
wel eens gelezen over zoöplankton en vond het een erg mooi
woord. We spraken overigens over ingenieures en
professorin.
Met zo’n elektradoos kon je van alles doen en uitvinden,
hadden we bedacht. Op de voorkant stonden twee jongens
die met allemaal spannende dingen knutselden,
schroevendraaiers en dergelijke. ‘Voor jongens van 9 tot 14’
stond erop. Dat zei eigenlijk wel genoeg. Als het alleen voor
jongens was, dan was het spannend, moeilijk en gevaarlijk,
dus alles waar wij als jonge Gurkjes van droomden. Van
jongens was toen al algemeen bekend dat ze nieuwsgierig,
avontuurlijk en ondernemend waren en dat dat allemaal in
CIRCUMPLAUDO 28
goede banen geleid moest worden. Dus werden ze
gestimuleerd goed hun best te doen op school en werden ze
geacht in bomen te klimmen, hun kleren te scheuren aan het
prikkeldraad en te knutselen met radio’s, elektradozen en
fietsen. Van wat meisjes zoal bewoog, was volgens mij nog
niet veel bekend. Misschien dacht men wel dat niets ons
bewoog, dat we er maar zo’n beetje waren, in voorbereiding
op de tijd dat mannen ons nodig zouden hebben voor het
één of ander.
Om de kans te vergroten dat we over zo’n begeerlijke
elektradoos zouden kunnen beschikken, vroegen we er
allebei één voor onze tiende verjaardag. We waren vlak na
elkaar jarig, in januari. Helaas hadden we er niet aan
gedacht dat onze ouders ook familie van elkaar waren en
gewoon met elkaar spraken. We woonden maar een paar
straten van elkaar vandaan. Onze ouders maakten zich
zorgen over onze gezamenlijke wens om een elektradoos te
bezitten en spraken ons ernstig toe. In zo’n doos zat allerlei
gereedschap, of we dat wel wisten. En of we ook begrepen
dat dat veel te gevaarlijk was voor meisjes? Mijn tante
schudde geregeld het hoofd, mijn vader sprak op z’n geduld-
met-rare-kinderen toon. Gurkje en ik kregen al snel in de
gaten dat we die elektradoos niet zouden krijgen.
Onze teleurstelling zou nog groter worden. Na ons een
tijdje te hebben toegesproken alsof we kleuters waren,
begonnen de volwassenen met elkaar te praten. Ze vroegen
zich af hoe wij toch op zulke gekke ideeën kwamen. Mijn
oom opperde dat het kwam van al de boeken die wij lazen,
we waren allebei verwoede lezers. Mijn moeder, die zelf ook
graag las, dacht dat het niet om de hoeveelheid boeken ging,
CIRCUMPLAUDO 29
maar om het soort boeken dat wij lazen;
geschiedenisboeken, boeken over verre landen, of over
uitvinders. Dat waren geen geschikte boeken voor meisjes.
Al gauw waren ze het erover eens, de boekenkast van mijn
vader werd verboden terrein voor ons. Mijn oom had geen
boekenkast en bij de schoolbibliotheek hadden ze alleen
boeken die voor meisjes geschikt waren, dat was wel veilig.
Woest was ik, toen ze dat zeiden. Stampvoetend beweerde ik
dat ik zo toch nooit professorin kon worden. Wat dan weer
leidde tot een draai om mijn oren omdat ik het duidelijk veel
te hoog in mijn bol had.
Drie weken later werd Gurkje´s jongere broer Cees negen
jaar. Hij kreeg een elektradoos en zei gelijk dat zijn zussen
(hij had er drie) er niet mee mochten spelen.
ʺKijk maar,ʺ zei hij, ʺalleen voor jongens tussen 9 en 14.ʺ
Gurkje kon er niks tegenin brengen.
Die zomer kocht mijn vader een nieuwe radio. Onze oude
radio, een kleine transistorradio, die mocht mijn oudste
broer hebben. Een soldeerbout had hij al. Hij wel. En ik
mocht er natuurlijk ook niet aan komen, ik mocht niet eens
stilletjes meekijken als hij bezig was. ´Niet voor Gurkjes in
jurkjes´ zei hij dan – eigenlijk zei hij ´Gurrekies in
jurrekies´ - en deed zijn kamerdeur op slot. Al gauw kreeg
hij zijn eerste elektrische schok, twee weken later kreeg Cees
er ook één. Stikjaloers was ik.
In de herfstvakantie was Cees een keer bij ons op bezoek.
Hij zat bij mijn broer op de kamer en ze knutselden wat met
radio´s en soldeerbouten. Het was regenachtig weer en de
bewolking hing donker boven het dorp, we hadden het licht
aan. Soms flakkerde het even, dan deden de jongens boven
CIRCUMPLAUDO 30
iets dat wat extra stroom gebruikte. M´n zusje en ik
speelden canasta. Ik had het land aan canasta en andere
kaartspelletjes, maar buiten spelen ging niet door het weer,
en alle boeken die ik mocht lezen, had ik al uit. Opeens
gingen het licht en de radio uit en bleven uit. Omdat ik erg
in gedachten verzonken zat, schrok ik er nogal van. Mijn
moeder wist gelijk hoe het kwam en riep naar boven. De
jongens antwoordden bedremmeld dat ze kortsluiting
hadden gemaakt. Mijn moeder was niet eens boos, ze
mompelde iets van ´die jongens toch´ en ging de stop
vervangen. Toen mijn vader uit zijn werk kwam, was hij ook
al niet erg boos, hij mopperde alleen wat voor de vorm.
Voor mij was de maat toen wel zo´n beetje vol. Het
voelde allemaal zo oneerlijk, jongens mochten altijd maar
alles en dan kregen ze ook nog eens elektrische treinen en
soldeerbouten. De volgende dag ging ik naar Gurkje. We
zaten op haar bed wat te mopperen over al het onrecht dat
ons werd aangedaan. Op een gegeven moment vroeg m´n
nichtje zich af hoe het zou voelen, een elektrische schok
krijgen. We keken elkaar een beetje suffig aan. Er moest
toch een manier zijn, we wisten heus wel dat het een kwestie
was van een metalen dingetje vinden om in het stopcontact
te steken. Na enig peinzen haalde Gurkje een speldje uit
haar haar. Ze keek mij vragend aan maar ik had geen
schuifspeldjes. Die kreeg ik niet meer omdat ik ze altijd
verloor. Ze nam toen het andere speldje uit haar haar en gaf
dat aan mij. We giechelden een beetje van de zenuwen en
staken toen gelijktijdig de speldjes in het stopcontact. Het
was zo´n dubbel stopcontact.
Het duurde niet lang. De vrij pijnlijke siddering ging bij
CIRCUMPLAUDO 31
mij vooral door mijn rechterarm en langs mijn ruggengraat.
Ook zag de slaapkamer er ineens heel anders uit, alles had
gekke hoeken en punten in vreemde kleuren. En ik kreeg
een droge mond. Snel liet ik het speldje los. Gurkje zat toen
al een beetje te bibberen, ze zag raar wit en had tranen in
haar ogen. De vieze nasmaak bleef vrij lang hangen.
Nooit hebben we geweten hoe mijn tante het heeft
gemerkt; in een paar minuten was heel de familie in rep en
roer en voor ik het wist stond mijn moeder op de stoep om
mij naar huis te commanderen. Na telefonisch overleg
tussen mijn moeder en mijn tante kregen Gurkje en ik
allebei een week huisarrest. En na de herfstvakantie werden
we op school uit elkaar gehaald. Gurkje kreeg nu ook geen
schuifspeldjes meer, net als ik moest ze zich maar redden
met elastiekjes voor in haar haar.
Een paar jaar later brak de punkmuziek in Nederland
door en knipten Gurkje en haar zussen hun haar zo kort dat
er geen speldjes of elastiekjes meer bij nodig waren. Mijn
zusje en ik lieten het toen juist extra lang groeien. Ik liet het
meestal los hangen zodat het vreselijk ging klitten.
Met de ontdekkingsdrang was het voor mij na die ene
schok nog niet afgelopen. Ik heb nog eens samen met mijn
zusje een weckpot laten imploderen door er een poosje een
kaars in te laten branden en de pot vervolgens met
brandende kaars en al te sluiten. Het gaf een mooie knal.
CIRCUMPLAUDO 32
Titel: Brieven, 1985-1986 Auteurs: Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte
Aantal pagina’s: 220 ISBN 978 9079 430 000
Verkrijgbaar bij Pumbo.nl Prijs: € 16,00
CIRCUMPLAUDO 33
Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald
Aantal pagina’s: 106 Uitgever: Xtra
Bestel bij de webshop van Zone 5300 of Bol.com Prijs: € 9,90
CIRCUMPLAUDO 34