Circumplaudo nr. 61 januari 2013

52
Literair internettijdschrift CIRCUMPLAUDO nummer 61 | januari/februari 2013 | 7 e jaargang

description

Literair internettijdschrift

Transcript of Circumplaudo nr. 61 januari 2013

Page 1: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

Literair internettijdschrift

CIRCUMPLAUDO

nummer 61 | januari/februari 2013 | 7e jaargang

Page 2: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 2

CIRCUMPLAUDO

nummer 61

januari/februari 2013

7e jaargang

-tweemaandelijks verschijnend literair platform-

Ad van der Zwart Marijke Scholten Eric Peterse Redactie

www.circumplaudo.nl Webadres

[email protected] E-mail

Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij

Ad van der Zwart Vormgeving website

Eric Peterse Omslagfoto

Vormgeving omslag en binnenwerk

© 2013 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright

Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.

Page 3: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 3

Inhoud

Argibald - Cartoon 4, 12, 26, 36 en 49

Karen van Soomeren - Niets dan de onwerkelijkheid 5

R. DuBois - Naar Fez 13

Kees Engelhart - Drie gedichten 20

Hilde A.M. Jutte - De trein van half elf 27

Seger Weijts - Twee gedichten 34

Rik van Schaik - A.Q./J.L./Nieuwe Haven 498 37

Page 4: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 4

Argibald

Page 5: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 5

Karen van Soomeren

Niets dan de onwerkelijkheid

De cursor op zijn scherm bleef onvermoeibaar knipperen. Alex pijnigde zijn hersenen, tikte met zijn potlood op de ta-fel, keek op, stopte het potlood in zijn mond en schoof het daarna achter zijn oor. Er gebeurde niets. Geen tekst, geen ideeën, geen invalshoek. Hij zuchtte. Het was ook niet voor niets komkommertijd. Weinig gebeurtenissen betekende weinig om over te schrijven. Een echtpaar dat 70 jaar ge-trouwd was of een hond die een peuter uit het water redde kon je geen nieuws noemen. Dat waren artikelen voor het plaatselijke sufferdje, niet voor een nationale krant. Fred kon toch niet van hem verwachten dat hij daarover ging schrijven? Hij keek naar Sjoerd die tegenover hem zat. Sjoerd keek strak naar zijn beeldscherm en bleef gestaag doortypen. Het donkere frame van zijn te grote bril was hal-verwege zijn neus gezakt. Zelfs de bobbel in het midden van zijn neus hield de bril niet tegen. Alex vroeg zich sowieso af wat Sjoerd met zo’n bril moest. Hem deed zo’n bril aan de jaren tachtig denken. Dat was volgens Sjoerd ook precies de reden waarom dat nu in was. Op zulke momenten voelde Alex zich met zijn 35 jaar oud. Hij had herinneringen aan een periode waarin Sjoerd niet eens geboren was. Alex pakte de wereldstressbalbol die op zijn bureau stond op, mikte en gooide hem tegen Sjoerds neus aan. De bal raakte het neusstuk van de bril, die daarna op het toetsen-bord viel. ‘One-hundred-and-eighty!’ riep Alex. Sjoerd stopte met typen. ‘Nu je toch niets aan het doen bent, kan je mooi mee kof-

Page 6: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 6

fie halen.’ Sjoerd keek hem verontwaardigd aan en deed zijn mond open om iets te zeggen, maar Alex was hem voor. ‘Ja maar is nee. Dat heb ik je al vaak genoeg gezegd. En er is op dit moment niets dat belangrijker is dan koffie.’ ‘Ik ben bezig,’ protesteerde Sjoerd. ‘Met een artikel over oude bange vrouwtjes, aan drugs verslaafde C-sterren of zure economen die een vijftigste fi-nanciële achteruitgang voorspellen?’ Alex liep om de bureaus heen en ging achter Sjoerd staan. Hij boog zich voorover naar het scherm. ‘Hmmm… Ja, ja. Oooohhh.’ En hij gaf Sjoerd een por in zijn zij. ‘Dit is Gouden-Pen-waardig materiaal! Dat jij zoiets kan schrijven zonder koffie.’ Sjoerd schudde zijn hoofd. Alex keek op zijn horloge. Hij had nu al drie keer koffie ge-haald, een kwartier met Tineke geflirt, twintig minuten met Richard en Danny gedart en een half uur naar zijn scherm gestaard. Hij was nog niets verder. Het cursorstreepje knip-perde zelfs nog dwingender dan daarvoor. Hij stond op en stak de gang over naar het kantoor van Fred. Zonder te kloppen deed hij de deur open en plofte op de leren bank, die stond in de zithoek die Fred gecreëerd had. Fred bleef onverstoorbaar achter zijn bureau door zitten typen. De kamer had weinig bijzonders. Er hingen een paar schilderijen aan de muren, stonden wat fotolijstjes op het bureau waar ook wat boeken en dossiers op lagen. Het leek allemaal vrij willekeurig, maar Alex wist wel beter. Fred liet niets aan het toeval over. Hij dacht zelfs na over wat hij wel en niet op zijn bureau had liggen. Het mocht niet te opge-ruimd zijn, dan leek het alsof hij niet werkte, maar het mocht ook niet te vol zijn, dan leek het alsof hij een chaoot was. Fred wilde de controle, zelfs over wat mensen van hem dachten. Hoewel hij geen enkele reden had om zich daar

Page 7: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 7

druk over te maken. Als hoofdredacteur had hij de krant door menig crisis heen geloodst en met zijn 57 jaar was hij nog een aantrekkelijk verschijning die menig vrouw om deed kijken. In zijn donkerbruine haardos waren pas sinds tien jaar grijze haren te zien. En de grijze haren maakten hem alleen maar charmanter. Fred keek op en toverde zijn brede glimlach op zijn gezicht. ‘Alex, hoe staat het met je artikel?’ ‘Fred, ik weet niet wat ik hiermee aan moet. Ik snap dat het niet de meest boeiende tijd van het jaar is, maar dit kun je niet menen. Maak dan een dunnere krant of zo. Dit zijn niet de onderwerpen waarmee we lezers trekken.’ ‘En jouw voorstel is een krant van twee pagina’s, die voor anderhalve pagina uit advertenties bestaat?‘ Alex gooide zijn armen in de lucht en probeerde zo wan-hopig mogelijk te kijken. ‘Leuk geprobeerd, maar ik val niet zo gemakkelijk voor jouw charme. Ik ben niet voor niets je baas en niet je colle-ga.’ Langzaam kwam Alex uit de bank omhoog. Bij Fred moest je niet doorzeuren, daar kwam zelden iets goeds uit voort. Net voordat hij de deur uitliep, vervolgde Fred: ‘Maar als je een ander onderwerp weet, dat wel aan jouw maatstaven voldoet, dan hou ik me aanbevolen. Maak er maar wat van.’ ‘En,’ wilde Sjoerd weten nadat Alex zich in zijn bureau stoel liet vallen, ‘heb je nu de primeur van het jaar? Of mag je daar niets over zeggen, omdat het zo’n delicaat onderwerp is, dat je het je niet kan veroorloven dat iemand anders er-mee vandoor gaat. Je moet immers wel tegen mijn stuk van vandaag opboksen.’ Onwillekeurig moest Alex toch glimlachen, die knul had meer door dan hij dacht. ’Je begint het nog eens te leren. Maar ik ga er zo vandoor.

Page 8: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 8

De vrouw van een neef van me is bevallen. Ik schrijf mijn voorpagina-artikel vanavond wel. Pas jij maar op dat je nog een baan hebt als ik klaar ben met schrijven.’ ‘Pas jij maar op dat je je primeur niet verklapt.’ Alex hield de deurbel net wat langer ingedrukt dan noodza-kelijk. Hij zat hier echt niet op te wachten. Het was dat zijn moeder maar door was blijven zeuren over die ‘wolk van een baby’, waarna de onvermijdelijke vragen over zijn eigen le-ven kwamen. Waarom had hij nog geen vriendin? Wanneer werd hij nou eens serieus? En de verwijten. Als hij zich zo zou blijven gedragen, dan zou het nooit wat met hem wor-den. Dan zou hij alleen eindigen. Hoeveel clichés kun je ver-zinnen? Daarnaast werd hem op niet al te subtiele wijze duidelijk gemaakt dat zijn bezoek gewaardeerd zou worden en wanneer dat bezoek dan plaats zou moeten vinden. ‘Ze zitten er niet op te wachten als je om half tien ’s avonds langs komt. Je moet ’s middags gaan.’ Alsof hij dat zelf niet snapte. Gelukkig maakte het Fred niet zoveel uit, zolang hij maar thuis werkte of op kantoor aanwezig was. De deur werd opengedaan door Pieter. Zijn gezicht was vrij van wallen, er zat niet eens een kreukel in. Een tim-merman zou jaloers worden op de kaarsrechte scheiding in zijn blonde haar en de krijtwitte muren in de gang leken wat gelig in vergelijking tot zijn tanden. Zijn blauwe ogen straal-den. ‘Je moet haar zien. Ze is zo geweldig! Zo’n schatje, ze slaapt de hele nacht door!’ Alex glimlachte beleefd. Natuurlijk, het kon ook niet an-ders bij meneer en mevrouw Perfect. Hij volgde Pieter door de gang de woonkamer in. Zijn moeder en zijn tante waren er ook. Jeanet zat op de zwarte, leren bank met de baby in haar armen. Plichtsgetrouw liep hij langs zijn moeder en tante om hen gedag te zeggen. ‘Kijk nu eens wat je mist,’ zei zijn moeder.

Page 9: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 9

‘Niet jaloers worden,’ merkte zijn tante op. Bij Jeanet aangekomen bleef hij stil staan. Hij keek naar het wezentje in haar armen. Was dit de ‘wolk van een baby’? Het leek eerder op de baby van Chewbacca en een Alien. Het hoofdje eindigde in een soort punt en het gezichtje zat onder het donshaar. Van onder een doorgetrokken wenkbrauw keek het kindje hem loensend aan. ’Wat een schat van een baby,’ probeerde hij zo overtui-gend mogelijk. Hij ging naast Jeanet zitten en vroeg zich af hoe zo’n kind het resultaat kon zijn van zo’n vader en moeder. Jeanet met haar symmetrische gezicht, kleine neus en grote ogen. En Pieter die meer op een ondergoedmodel leek dan een on-derdirecteur bij een telecommunicatiebedrijf. Goed, Pieter bleekte zijn tanden en deed teveel gel in zijn haar, maar voor de rest zag hij er gewoon goed uit. Tenzij… Vanuit zijn ooghoeken bestudeerde hij Jeanet. Hoewel haar gezicht vrij van rimpels was, zag hij wel wat lijnen in haar hals. En die lippen waren eigenlijk ook iets te vol. En hoe herkende je een neuscorrectie? Haar neus was echt kaarsrecht. Dat was toch zeldzaam. Wie weet hoe de echte Jeanet eruit zag. Misschien leek het kind dan toch op haar. Hij grinnikte. Iedereen was zo enthousiast en zijn moeder en tante waren in een spraakwaterval veranderd. Zag niemand anders het? Meneer en mevrouw Perfect en de Ali-en-baby. En gaf Pieter echt niets om het uiterlijk van zijn baby of was hij daadwerkelijk verblind door liefde? Eigenlijk had Jeanet hem toch misleid met haar uiterlijk. Misschien zou hij haar aan moeten klagen voor het baren van een lelijk kind. Wat een bespottelijke gedachte! Hoe kwam hij daar eigenlijk op? Dit leidde nergens toe. Tenzij… Fred gooide het A4-tje weg. Het zweefde even boven zijn bureau voordat het tegen een fotolijstje met een foto van

Page 10: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 10

zijn vrouw aankwam. Om vervolgens door te schuiven en op de grond te belanden. Alex verdacht hem ervan dat hij dit als een soort inleiding deed op wat hij wilde zeggen. ‘Dit heb je verzonnen.’ ‘Van de eerste tot de laatste letter,’ zei Alex met gladge-streken gezicht. ‘Maak er maar wat van, had je gezegd.’ ‘Je snapt toch ook wel dat ik daar niet mee bedoel dat je de boel bij elkaar moet gaan zitten liegen.’ ‘Jij klaagde over teruglopende verkoopcijfers. Met een stukje over een platina echtpaar of een reddings-zwemmende hond haal je de lezers zeker niet terug.’ ‘En wel met een verzonnen stuk?’ ‘Ach, ga nu niet de moraalridder uithangen. Alsof alles wat wij schrijven de waarheid is. Dat klinkt tijdens de oplei-ding en als beginnend journalist prachtig natuurlijk. Maar in de praktijk schrijven we mariniers als we het over mari-nemensen hebben, omdat de lezer nu eenmaal denkt dat zij mariniers heten. En als een bedrijf mensen werft met een bindingspremie en ze blijven dit ook in mindere tijden doen met een lagere premie, dan komen wij met een verhaal op de proppen dat ze in tijden van financiële tegenslag mensen werven met een premie. Alsof ze dat op dat moment zijn gaan doen. Jij weet waarschijnlijk nog veel beter dan ik hoe waarheidsgetrouw onze artikelen zijn.’ ‘Dat zal ik niet ontkennen, maar ik heb nog nooit iets ge-publiceerd wat volledig verzonnen was. En waarom eigenlijk in Japan?’ wilde Fred weten. ‘Omdat mensen de Japanners toch apart vinden. Rare technologische uitvindingen, meisjes die zich als stripfigu-ren verkleden en al die animatieseries en -films van ze. Niemand zal er van opkijken dat een Japanse man zijn vrouw aanklaagt voor het baren van een lelijk kind. Als deze vrouw zich door plastische chirurgie mooier voordoet dan haar genen zijn, is dat pure misleiding.’ Het bleef even stil.

Page 11: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 11

Alex verbrak de stilte: ‘Zeg over die kaarten voor de wedstrijd van zaterdag.’ Fred rechtte zijn rug: ‘Ja?’ ‘Ik zat eraan te denken om jou mee te nemen, maar Sjoerd is ook wel erg enthousiast. Ik denk toch dat ik hem meeneem. Hij is zo gek op voetbal. En hoe vaak komt het nu voor dat je VIP-plaatsen voor een bekerwedstrijd hebt?’ Freds gezicht vertrok. Na een langere stilte, zei hij aarzelend: ‘Vooruit dan, voor deze ene keer. Omdat het komkom-mertijd is, maar morgen ga je je weer op eerlijk journalistiek werk richten.’ Tevreden sloeg Alex de krant dicht. Fred had het niet alleen aangedurfd om zijn stuk op pagina drie, buitenlands nieuws, te plaatsen, er stond ook een verwijzing naar op de voorpa-gina. Hij stond op, trok zijn schoenen aan, pakte zijn jas en liep het huis uit. Terwijl hij de voordeur dicht deed, zag hij de buurvrouw vanuit zijn ooghoek. ‘Goeiemorgen Alex,’ begon ze, terwijl ze bij de heg ging staan die hun tuinen scheidde. ‘Goeiemorgen Annejet,’ groette hij terug nadat hij zich had omgedraaid. ‘Dat is me een stuk dat je geschreven hebt. Wat een we-reld leven we toch in. Dit is echt bizar…’ ‘Dat is het zeker,’ beaamde hij. Dat mensen dit echt gelo-ven, voegde hij er in zichzelf aan toe.

Page 12: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 12

Argibald

Page 13: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 13

R. DuBois

Naar Fez Terwijl ik naar huis reed, zag ik een Thalys in de verte over

het spoor voortrazen. Onmiddellijk begon er iets te borrelen.

Ik kon me eerst nog concentreren op de weg, maar na een

tijdje moest ik de auto aan de kant zetten. Ik omklemde met

beide handen het stuur en kon aan niets anders meer den-

ken.

Ik stelde me als kind vaak voor hoe ik naar het station in

ons dorp liep, mijn schoolatlas onder de arm. Bij het loket

zou ik mijn ogen dichtdoen, door de atlas bladeren en op

een willekeurige pagina een plek aanwijzen. Daar zou ik

heen gaan. Ik zou mijn ogen openen en tegen de lokettist

zeggen: ‘Heeft u een retourtje Peking, Moskou, New Delhi,

Madison, Wisconsin weet u wel, Putten, op de Veluwe.' Net

wat ik had aangewezen.

Mijn vrouw houdt niet van reizen met de trein. Ze vindt

het te vies, te druk, te benauwd. Daarom reizen we altijd

met de auto. Een baken van rust en reinheid. Althans voor

haar.

Als haar zus niet zo onverwacht ernstig ziek was gewor-

den en niet in een dorpje op Sardinië had gewoond, was ze

nooit met het vliegtuig gegaan. Toen ik haar naar Schiphol

had gebracht en uitgezwaaid, lagen er lege dagen voor me.

Maar die dagen zouden nu gevuld worden. Met reizen.

Met de trein.

Ik zag mezelf zitten in die Thalys. Het kaartje dat ik had

Page 14: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 14

gekocht, leidde me in ieder geval naar Parijs. Maar het ging

verder naar het zuiden, dat wist ik zeker. Ik had een onmo-

gelijke plaats aangewezen. Bij Gibraltar moest ik oversteken.

Reden er eigenlijk treinen door de Sahara? Maar verder ging

het, nog dieper Afrika in, voorbij burgeroorlogen, kindsolda-

ten, hoeren, AIDS. Kijkend naar zwarte moeders, kinderen

spelend op een plaatsje, lemen hutten, zuigelingen aan een

zwarte borst, oude mannen onder een boom, hangend op

een stok, zittend, starend, een blanke jongen met een baard,

vijf ballen in de lucht houdend, joelende kinderen om hem

heen.

Net toen ik een station uitreed, klopte er iemand op het

raampje van de auto. Een agent stond naast de auto en ge-

baarde het raampje omlaag te draaien. Nadat ik had open-

gedraaid, vroeg hij:

‘Alles goed meneer?’

Ik knikte afwezig en stamelde dat er niets aan de hand

was.

‘U kunt hier niet op de vluchtstrook blijven staan, me-

neer. Als u nu wegrijdt, maak ik er geen werk van.’

Ik knikte nogmaals, maar kon hem natuurlijk niets vertel-

len over de pinguïns, die ik nu uit het treinraampje zag. Dus

ik zei:

‘Ja, natuurlijk, ik rijd ogenblikkelijk weg.’

Terwijl ik naar huis reed, wist ik wat ik ging doen. Ik had

nog wat spaargeld waar mijn vrouw niets van wist. Ik had

dat geld ooit verdiend toen ik jong was en had het ergens op

een rekening gezet. Toen ik thuiskwam, liep ik direct naar

zolder waar een doos stond met het etiket Jeugd. Daarin

vond ik na enig zoeken mijn oude schoolatlas. Met zijn geur

Page 15: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 15

kwamen de beelden van vroeger terug. Hoe ik in de tuin van

mijn ouders, onder de notenboom, in het vers gemaaide

gras lag en door de atlas bladerend bij het laatste licht van

de zon, die in de velden was weggezakt, nog net de plaatsen

kon lezen, de geur van het houtvuur in mijn neus.

Ik nam de atlas mee naar beneden en ging op de bank

zitten. Op sommige pagina’s waren plaatsen met potlood

omcirkeld. Het resultaat van de keren dat ik stationnetje

had gespeeld in de tuin.

Het plan begon langzaam vorm aan te nemen. Het geld

zou ik gebruiken om te reizen, het was daarvoor ruim ge-

noeg. Ik zou mijn vrouw laten weten dat ik later terugkwam,

dat ik haar niet kon ophalen en dat ze een taxi moest nemen

vanaf Schiphol.

Het station zou me moeten kunnen helpen. Een kaartje

kopen, gewoon zoals ik dat als kind had bedacht, naar, ja,

waar naar toe? Wat moest ik meenemen? Van alles wat, dat

leek het beste. Iets voor een warm klimaat, iets voor een

koud klimaat. Bovendien, ik had geld genoeg om ter plekke

kleren te kopen of onderweg. Als ik maar een begin had. De

rest zou vanzelf volgen. Ik zou erheen reizen, rondkijken,

foto’s maken en weer terugkomen. Mijn vrouw hoefde zich

niet ongerust te maken. Hooguit een paar weken. Niet meer

dan dat. Ik zou wat geld achterlaten, zodat ze met een taxi

kon reizen. Aan niets zou het haar ontbreken.

De volgende dag liep ik met mijn koffertje en de atlas on-

der mijn arm naar het station in onze stad, die nu middel-

groot genoemd mag worden, maar in die oude atlas niet

meer dan een onbetekenend vlekje was. Hoe lang had ik al

geen station meer van binnen gezien?

Page 16: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 16

Het stationsgebouw in ons dorp had een deur met daarin

glas, waar je je neus tegenaan kon drukken. Op de banken,

die langs de muren stonden, zaten altijd mensen te wachten,

tassen op schoot. Achter de balie zat een man die bij mijn

ouders in de buurt woonde. Hij spiedde over het randje van

zijn bril de hal rond en gebaarde dan naar mij dat ik weg

moest gaan.

Het station had een ruime hal, waarin ik geen loket kon

ontdekken. Een vriendelijk meisje wees de weg naar een

balie waar ik kaartjes kon kopen, omdat de automaat geen

optie was voor mijn reisdoel, maakte ik haar duidelijk. Het

kostte iets meer, maar op het bedrag van mijn kaartje zou

dat niets uitmaken.

De vrouw aan de balie las een boekje, dat ze snel wegleg-

de toen ik even kuchte.

‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’

Ik legde de atlas op de balie.

‘Ik ga zo meteen met mijn ogen dicht door deze atlas bla-

deren, dan stop ik en wijs op een pagina aan, waarheen ik

een kaartje wil hebben.’

De vrouw trok haar wenkbrauwen op.

‘Ja, tenzij ik natuurlijk op een pagina met tabellen terecht

kom. Dan doen we het nog een keer.’

Ze schudde haar hoofd. Maar voordat ze iets kon zeggen,

sloot ik mijn ogen en bladerde door de atlas. Ik stopte bij

een pagina en liet mijn vinger over de pagina glijden.

‘Meneer, zo gaat dat niet!’

‘Heb ik een verkeerde pagina voor me liggen? Een met

tabellen? Wat aardig dat u meedenkt!’

Toen ik mijn ogen opende, rustte mijn vinger op Fez in

Page 17: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 17

Marokko. Ik keek de vrouw vragend aan.

‘Hè, wat jammer nu. Nu moet ik opnieuw beginnen.

Waarom doet u dat nu? Heeft u soms iets tegen Marokko?’

Ik legde mijn vinger op mijn mond en keek de vrouw in-

dringend aan. Ze haalde haar schouders op en pakte haar

boekje.

Ik sloeg de atlas met een klap dicht en sloot opnieuw mijn

ogen.

‘We beginnen opnieuw,’ zei ik ten overvloede.

Ik bladerde door de atlas. Langzaam, van voor naar ach-

ter, daarna ver terug, weer iets vooruit, een beetje terug.

Toen stopte ik. Ik liet mijn vinger over de pagina dwalen. Ik

voelde een soort spanning, zoals rondom het uitpakken van

cadeautjes met Sinterklaas. Wat ligt er in je schoen? Is het

datgene dat je hebt gewenst of is het iets waaraan je nooit

had gedacht?

Toen ik mijn ogen opende, zei de vrouw:

‘Hoek van Holland, de rest zoek je daar maar uit.’

Ze begon te typen op haar toetsenbord.

Mijn vinger rustte op St. Andrews in Schotland.

‘Nee, St. Andrews graag. Een retourtje. Ziet u wel, daar

rust mijn vinger op. Dat had ik u verteld.’

De vrouw legde een retourtje Hoek van Holland voor me

neer, keek me aan en zei:

‘Hoek van Holland, dat is het, mafkees. In Engeland regel

je de rest maar.’

‘Maar, waarom kan dat niet hier?’

‘Ik ben geen reisbureau. Zo simpel is dat. Dit is het en

niet anders. Pak het kaartje, betalen en wegwezen.’

‘Maar…’

Page 18: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 18

‘Tien euro vijftig en klaar.’

Maar St. Andrews was daarmee uit beeld. Het moest in-

eens, anders telde het niet. Dat was nu juist de clou. Maar

was er een alternatief? Ik kon niet weer beginnen. Dan was

de lol eraf. Hoek van Holland werd het. Beter iets, dan niets.

Ik knikte en telde het geld voor haar uit.

‘Spoor twee, richting Rotterdam, daar overstappen. Ver-

trekt over vijf minuten.’ Ze keek me onderzoekend aan en

zei: ‘Veel plezier dan maar.’

Ik pakte het kaartje en liep de hal in.

In de haven van Hoek van Holland at ik in een restaurant,

dat Vispaleis heette, maar niets aan het interieur leek die

naam te rechtvaardigen. Het was een kale, helverlichte

ruimte met plastic tafeltjes en stoeltjes. Toch was het eten er

goed. De vis was prima op temperatuur en de smaak voor-

treffelijk. Daarna liep ik naar het pierhoofd. Het schip dat ik

had kunnen nemen voer uit en langzaam zag ik het kleiner

worden, totdat er niets mee over was dan de illusie van een

boot aan de horizon.

Het pension, dat ik via de VVV had gevonden, was klein

en gemoedelijk, gedreven door twee oudere mensen, die

onophoudelijk verhalen vertelden over de gasten, die kwa-

men en gingen, de zee, het leven aan het water en de alge-

mene achteruitgang van normen en waarden. Toen ik op

bed lag in mijn kamer, besloot ik dat ik niet langer dan twee

dagen zou blijven. Wat viel hier te doen? Daarna kon ik mijn

vrouw ophalen.

Toen ik mijn vrouw wilde omhelzen bij het ontmoetings-

punt, zei ze slechts:

‘Doe normaal, denk aan de mensen hier.’ Ze keek me aan

Page 19: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 19

en knikte daarna kort naar de koffer, die naast haar stond.

Onderweg in de auto schraapte ik mijn keel.

‘Ik ben ook weggeweest. Met de trein.’

Mijn vrouw kuchte en keek naar buiten.

‘Hoek van Holland.’

Ze draaide zich om en trok even haar wenkbrauwen op.

‘Bespaar me je fantasieën. Wat eten we vanavond?’

Ik dacht aan Fez, St. Andrews, Hoek van Holland, de

trein die nooit zou stoppen.

Page 20: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 20

Kees Engelhart

Drie gedichten

EN DE WAARHEID De werkelijke dingen zijn in de regel goed te beschrijven En ten aanzien van het ongeloof veelal strikt datzelfde Ongeloof bevestigend iedereen heeft wel eens iets Onwerkelijks beleefd meestal iets dat zij wanneer Nodig de gelegenheid biedt op te kunnen bieden Tijdens een verhit woordenspel Onwerkelijke dingen behoren doorgaans tot mijn grootste Genoegens vaak brengen zij mij zaken die ik in het Geheel niet nodig heb die of mijn wereldbeeld Doen wankelen of als uitzondering mijn wereldbeeld Bevestigen Onwerkelijk bijvoorbeeld is het redelijk onomstotelijke Bijna feit dat ik besta Niet dat ik er geweest ben Dat komt later wat overigens eveneens adembenemend Onwerkelijk is echt er zijn zo veel onwerkelijke dingen Dat ik mijn vader gekend heb en mijn broer dat ik Eens roodwangschildpadden heb gehad Wat verboden was Zoveel onwerkelijkheid is er in mij tot oorsprong Gekomen dat mocht Hij luisteren nu wat niet Onaannemelijk is Hij zeggen zou jongen dat Doe je goed bij jou lijkt de onwerkelijkheid Van je bestaan aardig in te vloeien

Page 21: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 21

Niets rest je nog dan Mij te volgen Ik ben Het licht De weg

Page 22: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 22

IN ONVERSNEDEN PLAT HAAGS Mila is heel het gedoe op de Passeig Maritim meer dan Zat Mila is moe ligt de halve dag op bed en tegen De middag pas begint er iets in Mila te leven Heinz heeft het inmiddels veel te druk voor Mila het Terras is de hele dag vol met gulzige uitgelaten Touristen veelal uit het kleine vaderland koningen Voelen zij zich met hun akelige geld en Heinz Knipmest heel de dag en is vriendelijk en sluw en de Hele zomer houdt Heinz dat moeiteloos vol Alles is er te koop aan de Passeig Maritim echter niets Van waarde allemaal glimmende en gevaarlijk Blinkende prullaria dat breed lachend voor Belachelijke bedragen aan de man wordt gebracht te Weten de almaar passerende blatende schapen en hun Schreeuwend nagebroed stuk voor stuk in het bezit van Een brein dat functioneert op het niveau van een garnaal Mila dit alles vurig overdenkende parelt het zweet Van pure narigheid op het voorhoofd Mila moet Weg van hier weg van dit levensgevaarlijke virus Uit het kleine vaderland

Page 23: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 23

Mila kijkt naar de rode streep over de palm van haar Hand en meent dat de rode streep aan intensiteit eerder Toe dan af lijkt te nemen Mila voelt een hoge koorts Snel optrekken en het zweet stroomt haar nu over Haar slapen en haar rug onwillekeurig rilt Mila Een huivering van plotselinge verlammende koude Een roodverbrande zestiger in korte broek ziet een en Ander gebeuren loopt op Mila die verdoofd tegen Een palm leunt toe en vraagt bent u wel goed jongedame

Page 24: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 24

DINGEN DIE ECHT ZIJN ZIJN ALTIJD GELDIG Een zonnige dag begin juni Nol Krentsch zit een Vijftal kilometers van zijn huis verwijderd gemakkelijk Aan een watertje Huissens een climacterium te Lezen Nol Krentsch is heel ontspannen en geniet een Beetje Nol Krentsch proeft Huissens wellicht al voor de Twintigste maal en zoals immer en altijd opnieuw ontdekt Nol Krentsch iets bijzonders in het aanwenden van taal dat Volkomen betoverend wekt een aangename verdoving In ieder geval bij Nol Krentsch altijd wel Een milde Warmte van de zon Nol Krentsch richt zich even op en ziet hoe een zwart Hondje een kraai te pakken heeft onder luid gekrijs Van de kraai en zijn toegesnelde kameraden wordt Het hondje enigszins afgeschrikt en de kraai weet Weliswaar geschonden zich van de plaats van handeling Ietwat ogenschijnlijk beschonken fladderend te verwijderen Nol Krentsch sluit de ogen legt Huissens op zijn Schoot en mijmert over La en Dal en ook over zijn Marmeren rotsblok in de grote schuur vooral Tracht Nol Krentsch zich een beeld te vormen van De gelaatstrekken van La of toch klein Herbertje Wellicht

Page 25: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 25

Zo een aangename middag is het dat Nol Krentsch Wel stilletjes zou willen juichen ergens aan de Rand van de provinciestad aan zee

Page 26: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 26

Argibald

Page 27: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 27

Hilde A.M. Jutte

De trein van half elf

Cas – Eigenlijk wist ik niet zo goed wat ik daar deed, ik was ook maar gestuurd, met een opdracht. Of eigenlijk, met een flinke waslijst aan opdrachten. Er waren allerlei mensen die ik moest spreken. Dat was nog lastig, ik had geen idee hoe ze eruitzagen, noch wat ik dan precies tegen ze zeggen moest. Maar volgens Han was het van vitaal belang dat ze wisten dat ik er was, of liever, dat er één van ons was. Dan konden ze vragen stellen. En het zou niet geven als ik de antwoorden niet wist, ik zou immers altijd kunnen zeggen dat ik het Han zou vragen en die zou dan wel contact met ze opnemen. Op-dat ze zouden weten dat het Han was die me gestuurd was, Han die alles wist. Maar zo moet ik niet denken want dat neigt naar sarcasme. ‘Ik zoek ene Cas, ken jij die?’ hoorde ik iemand zeggen, niet ver van mij vandaan. Gek, zoals in druk geroezemoes je eigen naam zich toch aan je oren opdringt. Ik keek in de richting van waaruit mijn naam geklonken had. ‘Ik heb be-grepen dat Han naar een vergadering moest, maar hij mail-de me dat hij ene Cas zou sturen.’ Nu was het zeker dat ze mij bedoelden en niet een andere Cas. Moeizaam probeerde ik me naar de spreker toe te bewegen, hij viel goed op omdat hij een van de weinigen was die jeans droeg. Het was druk op de receptie en de meeste aanwezigen namen veel ruimte in beslag. Het blijft onduidelijk hoe ze dat nou doen, zoveel ruimte innemen. Ook blijft raadselachtig hoe ze elke ruimte die zich vormt als je je behoedzaam tussen de groepjes con-verserenden door probeert te laveren, direct weten te vullen zonder dat je kunt zeggen dat er iemand merkbaar een stap

Page 28: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 28

heeft gezet. Voor ik de noemer van mijn naam wist te bereiken, werd ik gebeld. Het was Han en het was dringend. Hij vroeg naar de overzichten. Die had ik toch wel bij me? Minstens vijf redenen gaf hij me waarom het zo belangrijk was dat ik die overzichten bij me had. Mensen konden er zomaar naar vra-gen. Kon ik ze dan niet presenteren, catastrofes en rampen zouden over elkaar heen buitelen. Gezichtsverlies voor Han, een slechte beurt voor het hele kantoor en wellicht het begin van het einde der tijden. Door de drukte en de matige akoes-tiek (er was nogal wat galm) moest ik me inspannen om hem te verstaan. Luciën – Ik had het nog gevraagd, hij wist dat ik een groot onderzoek ga opzetten, maar Han zou zelf niet komen; hij zou ene Cas sturen. Geen idee wie dat was, nog nooit gezien, dus ik vroeg zo hier en daar naar hem. Ik heb die gasten toch nodig voor dat onderzoek. Iemand wees hem voor me aan en ik zag hem met een mobieltje in de weer, maar toen begonnen de toespraken net. En ik raakte in gesprek met die en gene, ik heb tenslotte wel meer te doen dan zoeken naar het hulpje van Han, je moet bij recepties enzo toch netwer-ken, zien en gezien worden, her en der je aas uitzetten. En dan was er nog die AIO. Mijn God wat een benen. Mijn neu-ro-endocriene systeem bleek het nog helemaal te doen hoor. Cas – Ondertussen zag ik hoe de noemer van mijn naam zich van zijn plek verwijderde, oploste in de menigte. Er be-gon iemand een toespraak. Han beëindigde na nog wat aan-dringen het gesprek. De hoofdpersoon van deze receptie, de neuroloog die afscheid nam (hij zou vertrekken, hem was een prestigieuze baan als adviseur bij een internationaal bedrijf aangeboden) werd lof toegezwaaid. Fototoestellen en mobieltjes flitsten, hun licht werd weerkaatst door de witte muren van de expositieruimte waar de receptie plaatsvond.

Page 29: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 29

Het ziekenhuis vond dat een mooie locatie voor recepties en aanverwante bijeenkomsten. Het geflits hield aan, ook tij-dens de volgende toespraak. In mijn maag nestelde zich een wee gevoel van misselijkheid. Ik overwoog mijn ogen te slui-ten opdat ik het geflits zou buitenhouden, maar wist dat ik dan zeker geen belangrijke neurologen te spreken zou krij-gen. Dat zou rampspoed betekenen. Dus hield ik mijn ogen open en nestelde het geflits zich in mijn hoofd waar het ge-duldig neuronen verrot schopte. Ik besefte dat ik sinds een vroege lunch niets meer gegeten had en er waren nog geen borrelhapjes. Het was kwart voor zes. Er vormde zich een rij, men kon de afscheidnemende neuroloog de hand schudden. Hoewel ik hem nooit eerder gesproken had en hij wellicht niet zou weten wie ik was, zou ook ik in die rij moeten gaan staan. Ik was daar niet als me-zelf tenslotte, maar als representant van de afdeling data-management neurologie, de afgezant derhalve van Han, de almachtige heerser van diezelfde afdeling. Dan wist je wat je te doen stond. In de rij werd ik aangestoten door een neuroloog die ik weleens gesproken had. ‘Jij bent toch Cas? Is Han er niet?’ Ik verstevigde mijn grip op de overzichten en schudde van nee, Han was er niet; om vervolgens te beloven de vraag die men mij stelde aan Han over te brengen. Het geflits ebde weg nu er geen sprekers meer waren. Om mij heen werd veel wijn gedronken. Ik hield het bij appel-sap, het is verstandiger geen alcohol te gebruiken als men zich wat onpasselijk voelt. Uiteindelijk werd het mijn beurt om de hand te schudden van de man die ging vertrekken. Ik stelde mij voor, hij vroeg naar Han. Er volgden wat lastige vragen en pen en papier werden deerlijk gemist. Gelukkig vond ik een Ikeapotloodje in mijn linkerzak, ik maakte wat aantekeningen op de ach-terkant van een der overzichten. Recht boven mijn linkeroog begon een vage, niet goed afgebakende pijn zich te nestelen

Page 30: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 30

en ik kreeg een milde aandrang tot neussnuiten. Een verlan-gen naar bitterballen maakte zich van mij meester, maar ook andere borrelhapjes zouden welkom zijn. Na het handenschudden werd de afscheidnemende toe-gezongen door wat collega’s en medewerkers, het geflits nam weer een aanvang. Ik voelde me een beetje draaierig, mijn lege maag begon zich steeds meer te roeren. Het was bijna zeven uur en ik omklemde de overzichten nu met bei-de handen. Ik leed inmiddels lang genoeg aan migraine om te weten wat er komen zou. Tot mijn opluchting ontdekte ik toen op enige afstand een tafeltje met wat borrelhapjes en begon mij in de juiste richting te manoeuvreren. Onderweg werd ik aangesproken door Dr. Teeken, een neuroloog die ik al dikwijls telefonisch gesproken had. Hij stelde me wat vragen waarop ik het antwoord wist maar omdat mijn knieën steeds slapper werden en zijn ogen steeds van kleur veranderden (net als zijn stropdas) en zijn stem eerst wegviel en daarna een rare echo kreeg, lukte het me niet om de woorden in de juiste volgorde uit mijn mond te krijgen. Ik voelde het bloed uit mijn gezicht wegtrekken en mijn linkeroog traande een beetje. Ik probeerde me te excuseren, maar Teeken ratelde door. Het werd voor mij steeds onduidelijker hoe hij eigenlijk aan z’n neurologendi-ploma was gekomen. Hij vond dat Han een volgende keer beter zelf kon komen en dat was ik eigenlijk wel met hem eens. De pijn boven mijn linkeroog was inmiddels scherpom-lijnd geworden en had meerdere punten gekregen. Eén van die punten reikte tot recht in mijn maag en veroorzaakte daar een grote, dikke maalstroom. Een andere punt zond onregelmatige pulsen van elektrieke pijn naar mijn linker-arm en –been. De drang tot neussnuiten werd dwingender. Ik mompelde dat ik me niet zo goed voelde, Teeken zag een collega die hij hoognodig moest spreken. Ik hield de over-zichten nu in mijn rechterhand.

Page 31: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 31

Uiteindelijk bereikte ik de tafel met borrelhapjes. Twee bitterballen en wat nootjes dempten de woeste kolkingen in mijn maag wat. Ik kreeg het koud en een zurig zweet brak me uit. Luciën – Afijn, ik kreeg die Cas weer in het oog, hij stond bij de bitterballen dus ik sprak hem aan. Volgens mij was hij bezopen, helemaal straal. Bleek, zweterig en met een zurige lucht om hem heen. Ik mag dat wel, die gastjes moeten maar op onmogelijke tijden naar recepties en vergaderingen waar ze een beetje verloren lopen. Cas – ‘Dus jij bent Cas,’ zei iemand achter me. Ik keek om en zag dat hij mijn naam eerder die avond al had uitgespro-ken, toen ik hem niet bereiken kon. Hij bleek hoogleraar in de neurologie en heette Luciën. Dat hij zich door mij bij zijn voornaam liet noemen was, net als zijn jeans, een uiting van ongedwongen hipheid, vrij ongebruikelijk in zijn vakgebied. Hij begon over een onderzoek dat hij wou opzetten en waar hij onze afdeling wellicht bij nodig zou hebben. Ik probeerde wat aantekeningen te maken met het Ikeastompje. Professor Dokter Luciën babbelde een poosje. Omdat ik m’n hoofd niet goed bij zijn woorden kon houden, moest ik vrij vaak vragen iets te herhalen, ik mompelde excuses over hoofd-pijn, schreef verder en tussen mijn krabbels in trokken mijn hersenen zich terug van de pijn die inmiddels was gaan bonken. De draaikolk in mijn maag was ondertussen weer op volle toeren aan het draaien. De hersenen wisten zich soms zover terug te trekken dat ik kon voelen hoe ik zachtjes deinde in een warme, zwakgroene zee, daar waar water, lucht en bodem allen zalig zout zijn. Maar telkens moesten mijn hersenen terug naar de hippe professor, de aanteke-ningen en de pijn. Ik snoot mijn neus maar die was de op-luchting voorbij.

Page 32: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 32

Luciën – Die gast had hem flink geraakt, grappig dat hij het ‘hoofdpijn’ noemde. Maar wel karakter hoor, onverstoor-baar doorgaan met je aantekeningen. Cas – Ik merkte hoe ik zachtjes begon te klappertanden en kreeg steeds meer moeite met het vasthouden van het pot-loodje. De hoogleraar sprak onverstoorbaar door en diep van binnen wilde ik hem slaan en toeschreeuwen. Misschien zou ik het gedaan hebben als ik er de kracht toe had gehad. Mijn hersenen zakten weer weg in de zalig zilte zee van groenheid en ergens in die zee daar diep van binnen hoorde ik mezelf, tot mijn eigen verbazing, beslissen dat ik naar huis moest. Het moest iets met half elf zijn. Terug bij Luci-ën, de pijn en de overzichten mompelde ik dat ik de trein van half elf moest halen en vertrok, strompelend. Het was kwart voor acht en ik kan lopend naar huis. Buiten vroeg een voorbijganger me of het wel goed ging, ik zag er volgens hem beroerd uit. Ik schudde van nee, het ging niet goed, migraine. Mijn ogen traanden. Hij vroeg me of ik niet beter naar het ziekenhuis kon gaan. Met enige moeite maakte ik hem duidelijk dat ik daar net vandaan kwam. Ondertussen verjoegen de frisse lucht en het milde duister van een vroege winteravond een deel van de misse-lijkheid. Hierdoor wankelde ik even. De voorbijganger vroeg waar ik heen moest, bood mij een lift aan, hij moest toch dezelfde kant op. Ik wist dat ik zelf niks meer kon, een hul-peloos larfje was geworden, nergens toe in staat, en liet me braaf meevoeren. Onderweg kreeg ik een blikje cola aange-boden. Onmachtig het te weigeren dronk ik het zoete brouwsel met heel kleine slokjes. Eenieder weet inmiddels dat suikerdrankjes van levensbelang zijn voor suikerzieken met een hypo, maar ik heb geen suikerziekte. De suiker deed de draaikolk versnellen maar ik vond het onbeleefd om in de auto te braken. Dat moest wachten tot thuis. Mijn onbekende weldoener zette me voor de deur af. Ik

Page 33: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 33

had de overzichten nog steeds vast en besefte dat niemand ernaar gevraagd had. Later zou Han me nog verwijten dat ik ze niet actief had uitgedeeld. Luciën – En toen het hem teveel werd, maakte hij zich er met een smoes vanaf, haha. De trein van half elf. Dat vind ik wel stijlvol, een smoes verzinnen en dan niet verbloemen dat het een smoes is. Dat noem ik pit hebben. Ik denk dat ik Han maar ga vragen of hij die Cas op dat onderzoek wil zet-ten.

Page 34: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 34

Seger Weijts

Twee gedichten Heiligverklaring De muren om mijn krakkemikkige gemoed slonken zienderogen toen de bakstenen spontaan verschoten in blonde weelde, mijn hart neeg als een dakloze excellentie en ik haar bij volle verstand heilig verklaarde.

Page 35: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 35

Parels van wit licht Zocht jij gisteren niet net als ik in de tempels van onze eeuwige vreugde naar parels van wit licht? Je weet wel: onze niet te omschrijven gedachten.

Page 36: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 36

Argibald

Page 37: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 37

Rik van Schaik

A.Q./J.L./Nieuwe Haven 498

De echo van zijn klap trok kloppend door haar oor. In pa-niek, alsof ze uit diep zwemwater de weg omhoog moest vinden, stapte ze achteruit en keek naar hem. Maurice had haar geslagen, voor de vierde keer in hun huwelijk. Maar ditmaal had ze zijn slag niet zien aankomen. Er was geen aanvoelbare aanwijzing voor zijn uitbarsting geweest; geen woordenstrijd, geen ontevredenheid over haar zorg of uiter-lijk. Ze hadden in alle gemoedelijkheid gegeten, zonder veel woorden. Ja, het was druk geweest op het ministerie en de tram had lang stil moeten staan. Verder hadden ze, zonder dat de stilte verstikkend was geweest, gezwegen. Dat het eten lekker was, had ze aan zijn deftig verbloemde gulzig-heid kunnen zien. Hij had er geen woorden aan vuil ge-maakt, had zijn mond afgeveegd en het servet op zijn lege bord geworpen. Terwijl zij opruimde en koffie zette had, boven haar, de vloer van Maurice zijn werkkamer gezucht en gekraakt. Toen ze met het dienblad de woonkamer binnen-kwam, stond hij voor haar en stak een pijp op. Hij had het blad van haar overgenomen en op tafel gezet. Secuur, als met de handgreep van een chirurg, had hij zijn pijp uit de mond genomen en gevraagd: ‘Waarom doe jij niet alleen datgene wat je moet doen?’ Met een onafgewende blik had hij de dovende lucifer in de asbak geworpen. ‘Wat bedoel je, lieverd? Wil je nog geen koffie?’ ‘Als je mijn kamer schoonmaakt, waarom blader je dan door mijn agenda?’ ‘Je vergist je, ik heb alleen…’

Page 38: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 38

Hij had geslagen en haar, terwijl ze wankelend haar ver-nedering de baas probeerde te blijven, minachtend aange-keken. Zonder te gaan zitten had hij zijn koffie gedronken en was de straat opgegaan. Met een natte theedoek tegen haar wang wachtte ze tot An-na terug zou bellen. Ze was, om iedere mogelijke telefoonre-gistratie te voorkomen, naar de telefooncel op de Gedempte Gracht gegaan. Ze had Anna gevraagd haar terug te bellen. Zo zou, wanneer Maurice eventuele registraties zou bekij-ken, het initiatief niet van haar zijn uitgegaan. Buiten was de duisternis nevelig geweest; een lichte motregen had het zicht op straat nog schimmiger gemaakt. Angstig voor iedere voetstap en elk lang mannenlijf met hoed, had ze om zich heen gespeurd. Haar telefoongesprek was kort en zakelijk geweest. Anna had aan één woord genoeg. De telefoon ging. Voor het geval dat het Maurice was, liet ze hem drie keer overgaan; ze zat beslist niet naast het toe-stel te wachten! ‘Heeft hij je weer geslagen?’ ‘Ja. Maar dat is niet waar ik mij in eerste instantie zorgen om maak…’ ‘Ik wel, Guusje. Ik wel! Het moet afgelopen zijn en als hij…’ ‘Stil even. Maurice maakt zich zorgen om geld. Ik heb een doorslag gevonden van een brief aan zijn vader. Hij vraagt hem om een voorschot, zoiets zou hij nooit doen. De laatste tijd is hij vaak van huis. Vandaag heb ik zijn agenda openge-slagen, die had ik beter dicht kunnen laten. Alle maandag-avonden deze maand heeft hij een afspraak. In zijn agenda staat genoteerd: A.Q. – Posthoorn. Geen idee van wie die initialen zijn. Wil jij maandagavond niet eens naar café De Posthoorn?’ ‘Iemand van het ministerie, nou en?’

Page 39: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 39

‘Nee, de mensen van het ministerie staan voluit in zijn agenda. Bovendien, toen ik hem vorige week koffie bracht op zijn werkkamer, mikte hij net een brief in de open haard. In mijn weg naar de overloop kon ik er een blik op werpen. Het onderwerp was nog niet verfikt: A.Q./J.L./Nieuwe Ha-ven 498. Ik ben er vorige week, bij het boodschappen doen, eens langs gelopen. Een praatje gemaakt met wat buurman-nen en zo. Op dat adres, Anna, woont een Lichtekooi!’ ‘Nee! Maurice? Ik kan het niet geloven…’ De voordeur! Zonder enige afronding legde Guusje de hoorn op de haak, deed de radio aan en pakte het avond-blad. Toen Maurice binnenkwam en zijn handen op haar schouders drukte, zat ze te lezen over de Indische kwestie. Ze kreeg een zoen en voelde de kille buitenlucht op zijn wang. ‘Nieuw-Guinea, ha! Daar hadden we allang weg moeten zijn!’ Een grijsblauw rooktapijt spookte in De Posthoorn. Anna liep door naar achteren, waar bijna alle tafeltjes bezet wer-den door diplomaten en Haagse notabelen. Maurice, met zijn hoge rug en kromme schouders, zat onder het portret van Juliana. Tegenover hem zat een jongeman, onberispelijk in een fluwelen maatpak. Anna nam plaats, sloeg een Staatscourant open en bestelde een potje thee. Ze hield haar baret op zodat ze, met schuin gehouden hoofd, zichzelf kon camoufleren. De jongeman hield Maurice een sigaar voor, streek een lucifer af en schonk het vuur. Nadat hij zijn eigen sigaar had laten roken, bekeek hij de vonk met kleine oogjes: ‘Maurice, ik ben gebeld door Buitenlandse Zaken; het gaat door!’ Maurice knikte, zoog aan zijn sigaar en schroefde de dop van zijn vulpen.

Page 40: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 40

‘Nee, nee: geen schrijfwerk. Vanaf nu niets meer zwart op wit. Je hoort het van mij. Hier, officiële regeringsfoto’s. Pas thuis openmaken. Je zal zien: je zou zijn tweelingbroer kun-nen zijn!’ De jongeman schoof onder een dikke rookwolk een enve-loppe over tafel. ‘Welke avonden wil je dat ik langsga, Alexander?’ ‘Volgende week dinsdag, 20:00 uur. Dan staat de foto-graaf aan de overkant klaar. Let vooral op zijn hoed. Je koopt van je honorarium precies zo’n hoed. Er liggen er nog twee bij Kalkmans in de etalage. Je maakt dan meteen een afspraak voor maandagavond, dan kom je ook. Het is be-langrijk dat de naam van je dubbelganger in haar agenda komt te staan!’ Anna hoorde Maurice zijn kopje neerkomen op het scho-teltje. Bijna onhoorbaar zacht stelde Maurice zijn vraag: ‘Waarom, Alexander? Waarom en wie?’ In een lange stilte trok de jongeman twee keer aan zijn sigaar. Hij boog voorover, streek zijn as af en fluisterde: ‘Namen van opdrachtgevers houd ik geheim, maar ga er maar vanuit dat de diplomatieke dienst je baas meer dan beu is!’ Alexander drukte zijn sigaar uit, greep zijn jas en stond op. ‘Vertrek vijf minuten na mij.’ Anna voelde zich gedwongen om op te kijken, een heel kort ogenblik was er een ontmoeting tussen haar en de on-bekende Alexander. In het voorbijgaan keek hij op haar neer. Zijn strakke glimlach vertelde dat hij haar aldoor had opgemerkt. De telefoon ging. Opnieuw liet Guusje hem drie keer rinke-len.

Page 41: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 41

‘Guusje? Maurice heeft opdracht gekregen om naar de Nieuwe Haven toe te gaan. Hij komt daar dus niet uit eigen beweging!’ ‘Opdracht van wie? Van een vrouw?’ ‘Nee, van een man. Ene Alexander. Maurice krijgt er geld voor. Hij moet zich overigens voordoen als iemand anders, iemand die niet zo goed ligt bij de diplomatieke dienst.’ ‘Als wie moet hij zich voordoen?’ ‘Hij heeft een enveloppe met foto’s meegekregen. Hij zou veel op die persoon moeten lijken, die Alexander sprak over een dubbelganger…’ De voordeur viel dicht en Guusje verbrak de verbinding. In het venster zag ze haar man de woonkamer binnenkomen en de minachting waarmee hij op haar neerkeek; ze voelde opnieuw de vernedering. Als een zwerende wond gloeide haar wang opnieuw op. Ze aanschouwde zijn spiegelbeeld; het lange lijf, het verticale gezicht met de loensende ogen. Ze zag het! Guusje draaide zich om en, alsof een nieuwe dosis zuurstof haar longen verschoond had, voelde ze zich krach-tig worden. Haar lippen trokken zich op tot een verachtelij-ke grijns en ze zag het gezicht van haar man bevriezen. Mau-rice zocht houvast, zijn hand gleed in zijn zak en trok een sigarenkoker tevoorschijn. ‘Ineens zie ik op wie jij lijkt! Als je eens een snor liet staan, een dunne en stijlvolle, enkel op je bovenlip… Op wie lijk je dan?’ Ze wreef haar schoot schoon om niets, stond op en wierp, voor het eerst in jaren, haar armen om hem heen. Maurice zijn lijf bevroor, zijn zelfverzekerde gezicht brokkelde af; de mond hing open, de ogen schoten alle kanten op. Maar zij liet niet los. Ze bracht haar lippen bij zijn oor, rook zijn zweet en fluisterde: ‘Op Luns! Je bent de tweelingbroer van Luns!’

Page 42: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 42

Ze voelde hoe zijn rug strak trok, keek hem aan en aan-schouwde zijn trillende oogleden. Maurice likte aan zijn lip-pen en mompelde zonder overtuiging: ‘Zal ik mijn snor dan maar laten staan?’ ‘Nee, alsjeblieft niet. Niet doen!’ Haar hart begon sneller te slaan en ze voelde dat ze hem onomkeerbaar in een fuik had laten zwemmen. Het was stil in huis, alleen de kachel tikte. Guusje had haar natte jas over een stoel geworpen en keek op de klok. Nog vijf minuten. Ze had weer gebeld in de cel op de Gedempte Gracht, ze zou teruggebeld worden – op een veilige lijn. Ze drukte met haar vuisten tegen haar ribben, alsof ze zo de luchtstroom in haar borst meer ruimte kon geven. Maar datgene wat ze wilde onderdrukken leek enkel uit te zetten toen ze gegrepen werd door zijn gelaat, gevangen in hun trouwfoto. Het telefoontoestel sloeg aan. Na drie keer over-gaan nam ze op: ‘Ja, meneer Dorkman?’ ‘Nee, geen Dorkman. Ik spreek namens hem. Wilt u klok-slag 14:00 uur plaatsnemen op perron twee van het Haags Centraal? Kijkt u uit naar een man met een paarse vlinder-das. Hij zal u herkennen.’ ‘Is u overgebracht dat het gaat om…’ ’14:00 uur, perron twee!’ De verbinding werd verbroken. De regen sloeg tegen de overkapping en de lucht was zo donker dat het avond leek. In de verte zag Guusje de achter-verlichting van een vertrekkende trein. Halverwege het per-ron zag ze een man op een bankje, verder was het uitgestor-ven. Wie was deze man? En waarom wilde de dienst haar spreken, waarom hadden ze aan haar tip niet voldoende ge-had? Bij het bankje gekomen liet de man de Staatscourant zakken.

Page 43: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 43

‘Mevrouw de Coutellier?’ ‘Bent u meneer Dorkman?’ ‘Nee, vooralsnog is mijn naam niet belangrijk. Neemt u plaats.’ Guusje ging zitten, onder de indruk van de kalmte waar-mee de man sprak. ‘Mevrouw de Coutellier, uw man is, zoals u waarschijnlijk al wel begreep, betrokken bij een lelijk politiek spelletje. Af-gelopen dinsdagavond heeft hij zich, bij het binnengaan van een bordeel, laten fotograferen als zijnde excellentie Luns. Uw man – excellentie Luns – is bij deze gang gefotografeerd en thans worden de geruchten en lasterpraatjes rondgezon-gen. De foto’s zijn naar diverse ambassades en krantenre-dacties gezonden. De bezochte dame in kwestie is bovendien al langer in het vizier van verschillende diensten.’ ‘Is mijn man strafbaar?’ Ze schrok van haar hunkering. Het langdurige oogcontact met de man maakte haar warm. Zijn zwijgen was een gijze-ling. ‘Nog niet. Er is immers geen enkel bewijs. Tenzij u tegen hem getuigen wil.’ Opnieuw zwijgen. De man keek langs haar heen en volgde het spoor naar de duisternis. ‘U heeft delen van correspondentie gelezen, zo vertelde de secretaris van Dorkman. U trof in het kenmerk de initialen A.Q. en J.L., de eerste ben ik, de tweede is u inmiddels be-kend. Ik weet dat u niet tegen uw man wilt getuigen, ik heb zo mijn onderzoeken gedaan en u zit vast in Maurice de Coutellier zijn intimidatie en agressie. Ik weet dat u van hem af wilt, maar hem direct beschuldigen durft u niet.’ De man keek haar opnieuw aan, de wenkbrauwen vra-gend opgetrokken. Er floot een trein en twee meeuwen do-ken laag over hun bank. ‘We doen het anders. U komt maandagavond om 20.00 uur naar Nieuwe Haven 498. De deur zal openstaan. U be-

Page 44: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 44

geeft zich naar binnen, en als de politie u vindt zegt u enkel op zoek te zijn naar uw man. Leg de dienders uit dat u wist van uw man zijn bezoekjes aan dit adres en dat u weten wil-de wat hij daar uitvoerde. Op deze manier slaan we twee vliegen; de minister wordt gezuiverd, want we ontmaskeren zijn dubbelganger, en u krijgt uw legitieme echtscheiding. Wat denkt u ervan?’ Met veel aanzwellend geraas liep er een nieuwe trein bin-nen. Monsterachtig doken de koplampen op, als de jagende ogen van een roofdier. Ze voelde zich beslopen. Het verhaal klopte niet, de rollen werden te snel omgegooid. Waarom was deze man gekomen, waar bleef Dorkman? A.Q. stond op, wierp zijn krant in een prullenbak en liep weg. Ondanks een gevoel van bevrijding drong de nieuwsgierigheid zich aan haar op. Guusje ontsloot de boeien van haar verbale ar-rest en maakte zich los van de bank. Ze liep hem achterna en klopte op zijn schouder: ‘U bent mijn man zijn opdrachtgever; u heeft hem een honorarium geschonken om zich als Luns uit te geven en de Nieuwe Haven te bezoeken!’ De man draaide zich om op zijn hakken, deed een stap in haar richting en fluisterde in haar oor: ‘Uw man is uitgelokt, mevrouw de Coutellier. Op het mi-nisterie gonst zijn antipathie jegens de minister al jaren. Dat moest stoppen, ziet u. Maar als u uw huwelijk liever voortzet en uw man het nodige aan succes gunt, doet u dan vooral aangifte tegen mij. Ik laat u daarin vrij…’ Achter haar opende zich de treindeuren en al gauw wer-den zij omringd door voorbijwandelende reizigers. ‘Maar bedenk: wat is uw bewijslast tegen mij? En wat zouden mijn kaarten zijn tegen uw man? U mag het hele-maal zelf weten. Weet dat uw verhaal over uw toneelspelen-de man is opgetekend door de secretaris van Dorkman, daarmee zit uw verhaal vooralsnog in het Staatsarchief. Aan u de keus! Goedenavond.’

Page 45: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 45

Vastgenageld aan het perron snakte ze naar adem. Maar hoever ze haar mond ook opende, ze kreeg geen zuurstof. Ze keek naar de wapperende jaspanden van A.Q. en voelde de hand van haar man. De Nieuwe Haven was verlaten, de straat blonk van glad-heid. De Coutellier wist niet waar haar man was – sinds gis-terenavond was hij weg. Zou hij in het huis zijn, onder de-zelfde valse voorwendselen naar binnen gelokt als zij? De afgelopen dagen hadden verschillende scenario’s door haar hoofd gespookt en de hoofdbrekens lieten haar ook nu niet met rust. Speelde de mysterieuze A.Q. een dubbelspel? Was hij door de overheid ingezet om Luns pootje te lichten en haar man, tegen betaling, als dubbelganger op te voeren? Was hij, toen de geruchten over de minister losbraken, door het ministerie van BZ ingeschakeld om diens naam te zuive-ren? Verhuurde A.Q. zich aan verschillende diensten om zowel vuiligheid te veroorzaken als om het op te ruimen? Nummer 498 was een klein huisje. Het stond klem tussen brede panden, als een kleuter tussen de pubers. Het donkere rolluik zat omlaag, achter de open deur blafte een hond. Guusje opende de deur en schrok van de duisternis. Traag zette ze een paar passen naar binnen. Rechts stond de deur naar de woonkamer op een kier, er kwam een zacht licht naar buiten. Kreunend en kronkelend lag Maurice op de bank, zijn polsen en enkels gebonden. Bij zijn voeten zat een bouvier. Maurice zijn gezicht, bezweet en vol met vouwen, droeg rode ogen; ze schoten verbazing en razernij. Haar man had haar niet verwacht. Gevoelens van twee uitersten, herinneringen aan de vernederingen en medelijden met zijn hopeloosheid, lieten haar in paniek iets zeggen wat ze niet meende: ‘Ik kom je helpen.’ Opnieuw gekreun en het dichtvallen van de buitendeur.

Page 46: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 46

Achter haar verscheen, schuifelend uit de gang, A.Q. met een revolver: ‘Maak hem maar los. Daarna: alle twee naar boven!’ De wijzende loop bracht haar handen naar de tou-wen. Ze zag hoe haar man zijn ogen sloot, zich overgaf aan het onaangename verlies in dit avontuur. De hond zakte door zijn knieën, likte zijn voorpoot en piepte. Toen Guusje de touwen los had, nam A.Q. deze van haar over en sprak: ‘De trap op, de kamer hier exact boven. Jullie hebben sa-men heel wat bij te kletsen, denk ik.’ Maurice kwam omhoog en zocht steun aan haar arm. A.Q. draaide om het vertrekkende koppel heen en keek ze onderaan de trap na, de loop op hun ruggen gericht. Na het openen van de slaapkamerdeur schrokken ze van hun eigen spiegelbeeld; twee spookverschijningen op weg naar een schuilplaats. De kamer was benauwd en een zurige stank sloeg De Coutellier op haar keel. Met een trillende hand wees Maurice naar het bed. Daar lag, in een maagdelijke camisole, een gestorven vrouw. Beneden viel de voordeur dicht en sloeg de hond aan. Maurice greep haar pols en fluisterde: ‘Ik hou van je – wat ik je ook heb misdaan. Ik hou van je!’ ‘Waar ben je in terechtgekomen, lieverd? Waar ben je in godsnaam in terechtgekomen?’ Beneden klonk glasgerinkel. Opnieuw sloeg de hond aan. Er klonken stemmen en er werd gevraagd of er iemand was. Voetstappen op de trap, lichtbundels uit zaklampen. Het echtpaar werd verblind en het duurde enige ogenblikken eer hun zicht terug was en zij de politieagenten zagen staan. Het licht sprong over het bed, over de ramen en terug in hun gezicht. Er werd opnieuw gesproken, er kwamen handboei-en van een heupriem. ‘Mevrouw de Coutellier, er is visite voor u. Vijf minuten.’ De cipier liet alle lichten uit, sinds haar arrestatie was haar migraine terug. Ze hoorde het schuifelen van voetzolen,

Page 47: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 47

haar bed zakte in. Haar hand, op de tast, vond een mannen-hand. ‘Meneer Quaedvlieg, bent u het?’ ‘Ik ben het. Uw vrijlating is geregeld, de officier laat zijn aanklacht tegen u vallen. Mijn secretaresse heeft de echt-scheidingspapieren naar uw huisadres gestuurd. Dat kwam ik u even melden. En ik schenk u mijn verontschuldigingen, dit was de enige manier om u een stabiele uitweg te geven.’ ‘Ik heb u nooit besteld, waar heb ik uw diensten aan te danken?’ ‘Een toevallige samenloop, een chaotisch driedubbelspel. U had mazzel.’ Het bed boog terug, A.Q. was opgestaan. ‘Eén vraag: wie is Dorkman?’ ‘Dorkman bestaat niet, mevrouw. Het is de schuilnaam van mijn opdrachtgever. Zijne excellentie is even wakker geschrokken. Hij staat onder druk. Buitenlandse kwesties mevrouw, daar heeft u gelukkig geen bemoeienissen mee.’ ‘Mijn man wel.’ ‘Uw man had daar bemoeienis mee. Nu niet meer.’ ‘Is hij ontslagen? Wordt hij veroordeeld?’ ‘Uw man zal niet terugkeren op het ministerie, mevrouw. Indië en Nieuw-Guinea hoeven hem ook niet. Uw man wordt niet veroordeeld, alleen vastgehouden voor onder-zoek. Wanneer hij vrijkomt, zal het uw ex-man zijn.’ ‘De dode vrouw?’ ‘Niet ik, mevrouw. Laten we zeggen: dat was het werk van Dorkman.’ Ze greep naar haar hoofd, wilde de golven van pijn vast-zetten tussen haar handen terwijl ze met dichtgeknepen ogen luisterde naar het zoemen in haar hoofd. Er liepen tra-nen over haar wangen. Met een dreun kwam haar cel in het volle licht te staan en zwaaide de deur open. In de opening verscheen een bewa-ker:

Page 48: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 48

‘Mevrouw De Coutellier, u bent vrij.’ Ze keek op en zag dat ze helemaal alleen was. Het deel van het laken naast haar lag strak en glad. Het leek of A.Q. haar nooit had bezocht. A.Q. aan Dorkman. Stop. Luns verdacht en in vertwijfeling. Stop. Indirect verband Luns – Door onderzoek moord Niemans noodzakelijk aan oppervlakte. Stop. Direct ver-band weg. Stop. Nu De Coutellier. Stop. Mistigheid doet rest van werk. Stop. Mijn rekening: FL 10.000,-. Stop. Utrecht, augustus 2012

Page 49: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 49

Argibald

Page 50: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 50

Titel: Brieven, 1985-1986 Auteurs: Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte

Aantal pagina’s: 220 ISBN 978 9079 430 000

Verkrijgbaar bij Pumbo.nl Prijs: € 16,00

Page 51: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 51

Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald

Aantal pagina’s: 106 Uitgever: Xtra

Bestel bij de webshop van Zone 5300 of Bol.com Prijs: € 9,90

Page 52: Circumplaudo nr. 61 januari 2013

CIRCUMPLAUDO 52