Circumplaudo nr. 51 mei 2011

54
Literair internettijdschrift C-I-R-C-U-M-P-L-A-U-D-O nummer 51 | mei/juni 2011 | 5 e jaargang

description

Literair internettijdschrift

Transcript of Circumplaudo nr. 51 mei 2011

Page 1: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

Literair internettijdschrift

C-I-R-C-U-M-P-L-A-U-D-O

nummer 51 | mei/juni 2011 | 5e jaargang

Page 2: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 2

CIRCUMPLAUDO

nummer 51

mei/juni 2011

5e jaargang

-tweemaandelijks verschijnend literair platform-

Ad van der Zwart

Marijke Scholten

Eric Peterse Redactie

www.circumplaudo.nl Webadres

[email protected] E-mail

Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij

Ad van der Zwart Vormgeving website

Eric Peterse Omslagfoto

Vormgeving omslag en binnenwerk

© 2011 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright

Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.

Page 3: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 3

Inhoud

Argibald - Cartoons 4, 10, 19, 28 en 36

Leo van der Sterren - De overstroming 5

Joop Hooymans - Twee gedichten 8

Koen Vlaeminck - Een verraderlijke anjer 11

Kees Engelhart - Vier gedichten 20

C.P. Vincentius - Berglucht 29

Marijke W.I. Scholten - Thuis 31

Sander Huijsen - Der Eifel-Tour 33

Gurkje van Dam - Feest! 37

Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte - uit: Brieven, Deel I, 1985 42

Page 4: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 4

Argibald

Page 5: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 5

Leo van der Sterren

De overstroming

„Je kunt maar beter leren zwemmen,‟ adviseerden ze (onder ande-

ren Jan van Opheus, Flip Drenker en Wisse „De Kruk‟ Nijmijner)

mij toen ik in het huis aan de rivier ging wonen dat een veranda

aan de achterzijde had met uitzicht op het rivierlandschap en met

zes witte zuiltjes zodat ik mij van te voren al verkneukelde op de

voorstelling van mijzelf als sultan, James Joyce of Texaanse olie-

magnaat. Maar ik negeerde die als goedbedoelde, wijze raad ver-

pakte staaltjes van bemoeizucht omdat ik als enige wist dat er let-

ters door de bedding stroomden in plaats van water. En met letters

wist ik als dichter en boekenwurm wel raad. Letters kon ik wel

aan! Leer mij de letters kennen!

Gedurende de verhuizing van mijn spullen van de oude woning

naar het huis aan de rivier kreeg ik veel commentaar van de ver-

voerders over de grote hoeveelheid boeken die ik bezat. Ze moes-

ten het ene na het andere loodzware krat versjouwen. Ze snapten

niet dat iemand zoveel kon lezen – en dat die iemand dat vrijwillig

deed! Ondenkbaar! Vooral die ene die Karsten heette, dat schoel-

je, bleef maar moeilijk doen en zeuren. Ik vermaande hem zoals

alleen ik dat kan: „Elke kilo boek wordt duur betaald, dus niet

zaniken, maar werken!‟

Toen ik mij eenmaal in het huis aan de rivier gevestigd had, nam

ik mijn gewone lieve leventje van literator weer op. Ik laafde mij

aan de letters in de rivier. Ik schreef talloze nieuwe gedichten, het

ene nog neerbrekender dan het andere. Alles wat ik aanraak, ver-

andert in goud, die gedachte overviel mij menigmaal. Daarnaast

las ik veel. Zittend op de veranda aan de achterzijde van het huis

met uitzicht over het rivierlandschap en met de zes witte zuiltjes,

verslond ik menig boek. Maar in verhouding met het aantal boe-

ken dat ik las, bedroeg het aantal boeken dat ik aanschafte een

Page 6: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 6

veelvoud. Nog steviger dan vroeger had de verslaving van het

kopen van boeken mij in haar greep. Hoewel het huis aan de rivier

veel meer inhoud bezat dan mijn oude woning, barstte het al snel

uit zijn voegen door de enorme en uitdijende verzameling boeken

die het diende te herbergen.

En toen gebeurde wat niet had mogen gebeuren: de lettermassa

van de rivier begon te stijgen. In het begin kon ik de situatie nog

laconiek opnemen. Het zal wel loslopen, dacht ik. Maar het liep

niet los. De letterweg stroomde over. Vloedgolven van letters

spoelden over de oevers. Ik nam de proef op de som en dook in de

rivier. Tot mijn diepe teleurstelling bleef ik niet drijven in het

meer van letters. Ik verdronk bijna maar wist met een acrobatische

lichamelijke inspanning nog net het land te bereiken. Ik vroeg me

af hoe ik mijn boeken moest redden van de wisse ondergang.

Maar even daarna had ik heel andere zorgen. Toen ik weer vaste

bodem onder mijn voeten had, moest ik tot mijn verbijstering con-

stateren dat mijn nieuwe huis omsingeld was door een zee van

letters die gestaag de hoogte in bleef groeien.Vertwijfeling om die

organische wurggreep overmande mij. Op een gegeven moment

zag ik geen andere oplossing dan een toren van mijn boeken te

maken, van onderen breed en naar boven toe steeds smaller, een

soort piramide of toren van Babylon. O wat deed het mij pijn om

mijn geliefde boeken aldus te moeten aanwenden. Zo oneigenlijk!

Zo boek-onwaardig! Ik klom naar boven en zag de letters stijgen.

De zes witte zuiltjes werden langzaam maar zeker door de letters

ingepalmd. Uiteindelijk zat ik met mijn onderbenen al in de let-

ters. En mij werd gewaar hoe instabiel de toren van boeken werd.

De letters vraten aan de boeken als opstandelingen die hun broe-

ders terughaalden uit de ballingschap. Ik voelde hoe de door mij

gewrochte constructie wankelde. Ik besefte dat ik een tragische en

vooral belachelijke verdrinkingsdood zou dienen te sterven. Ik zou

overletterd worden – letterlijk. Voor de laatste keer proefde ik de

smaak van genoegdoening toen ik onder anderen Jan van Opheus

Page 7: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 7

en Wisse „De Kruk‟ Nijmijner levenloos voorbij zag drijven – als

etalagepoppen met wijd opengesperde ogen.

Op een gegeven moment – de letters stonden letterlijk aan mijn

lippen – kwam er over het grote, zwarte meer een bootje met een

luid sputterende buitenboordmotor aanvaren. Toen het bootje tot

op een paar meters genaderd was, zag ik dat een mooi meisje met

lange blonde haren het vaartuig bestuurde. Ze deed me denken aan

de lady of Shalott van John William Waterhouse, maar dan in een

sexy versie. „Hoe heet je meisje?‟ riep ik. „Dreamgirl,‟ antwoord-

de het meisje. De boekentoren wiebelde vervaarlijk. Het meisje

zag dat allemaal maar bleef uiterlijk volstrekt onbewogen. „Wil je

mij redden?‟ smeekte ik, terwijl de letters over mijn onderlip

stroomden. Er was nog plaats genoeg voor een tweede persoon op

dat bootje. Maar de stuurvrouwe wendde de steven en voer weg

over die golvende lettervlakte, met als sluitstuk de weelderige

blonde haardos die wapperde en aanstoot gaf.

Page 8: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 8

Joop Hooymans

Twee gedichten

Gemiste belofte

Schemer op het perron,

stilte verbreidde zich in kringen,

geklaag verving het zingen,

geen eind dat deze dag vermijden kon.

Verkeer langszij weer in de val,

m‟n werk een te strakke sjaal,

in de verte klemden de sporen mijn verhaal

aan jou tot lofzang van verval.

De trein zoog koppig met „t uur

dichte mist in vlagen en heel zuur,

ontwaarde nog, half verdoofd

dat, waar ik 's morgens op had afgestemd,

tussen wielen zo werd afgeremd.

De avond had ik me anders beloofd

Page 9: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 9

Vrijheid

Zet je masker af

verdraag de pijn

ontwijk me

en ook dat

wat je noemt als mijn

dan schrijft het licht

uit hart en geest

de liefde

in je nog

naakte gezicht

Page 10: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 10

Argibald

Page 11: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 11

Koen Vlaeminck

Een verraderlijke anjer

Goedemorgen Michel, lees ik van mijn scherm in een tekstbalkje.

Een groet van Miriam. Rollende Kei is haar schrijversnaam, naar

analogie met de naam van haar senioren basketbalploeg De Rol-

lende Keien.

Miriam en ik hebben veel gemeen: solitair, niet meer van de jong-

ste, kinderen die het huis uit zijn, gestudeerd, verzot op reizen en

wandelen, ochtendmens en gepassioneerd door schrijven.

Ik weet dat ze op een reactie zit te wachten, wat meestal de start is

van een gekeuvel waaraan pas een einde komt als het iets gefor-

ceerds krijgt. Niet dat alle vragen dan gesteld en beantwoord zijn,

integendeel. Met de dag lijkt ze me raadselachtiger. Soms vraag ik

me af of haar lovende commentaar op mijn verhalen wel oprecht

is. Toch kan het geen vraag zijn naar een literair schouderklopje.

Zij schrijft alleen maar gedichten, en zulke dingen lees ik niet.

Ik typ wat spontaan in me opkomt: Een goede zaterdagmorgen

Rollende Kei. Zoals altijd vroeg uit de veren? Vertel me nu maar

eens hoe jouw basketbalploeg aan die toch wel ongewone naam

komt?

Ik klik op verzenden, sluit mijn ogen en masseer met mijn duim

en wijsvinger mijn nog stram draaiende oogbollen. Eigenlijk zou

ik liever weten hoe zij eruitziet, een vraag die ik mezelf al dikwijls

gesteld heb. Ik schenk me een eerste kop koffie in voor vandaag.

Een nieuw bericht vult het tekstbalkje: We zochten een naam. Ie-

mand van ons team zei:“Waarom niet De Rollende Keien?” Ze

was ooit getuige geweest van een steenlawine. Het was haar op-

gevallen hoe de ene steen de andere met een stoot aan het rollen

bracht. En wanneer er een rots in de weg stond, rolde die steen

erover of zette hij na een flinke klap zijn weg links of rechts voort.

Niet te stoppen dus. Dat is beeldsprakerig uitgedrukt de geest van

onze basketbalploeg. En nu jij: waarom schrijft personeelschef

Michel Rijpens onder zijn eigen naam?

Page 12: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 12

Zonder veel na te denken typ ik: ik schrijf niet over seks of poli-

tiek, en ik zal ook nooit bewust iemand van ons bedrijf als model

nemen voor een van mijn personages; dus waarom niet?

Terwijl ik me haar probeer voor te stellen, staar ik afwezig naar

mijn scherm. Een nieuw bericht stopt mijn dagdromen. Ik scherp

mijn ogen: Sommige leerlingen vinden mij niet kritisch genoeg

voor een academicus, maar... ik had je iets willen vragen. Als je

het geen goed idee vindt, even goede vrienden.

Die aarzelende toon is ongewoon voor haar. Nieuwsgieriger dan

ooit schrijf ik: Vraag wat je wilt, geen geld, dat heb ik, maar dat

krijg je niet.

Met mijn kop koffie in mijn hand kijk ik als een hongerige hond

naar het lege balkje tot er weer een bericht verschijnt: Blijf je bij je

besluit om van de aanstaande schrijverssamenkomst weg te blij-

ven? Ik had je graag eens in levenden lijve ontmoet. Misschien

kunnen we al beginnen met elkaars telefoonnummer uit te wisse-

len? Mijn nummer is 0495503228.

Mijn hart slaat sneller. Misschien het begin van iets moois, maar

ik moet opletten. In mijn zoektocht naar een nieuwe partner mag

ik niet opnieuw dezelfde fout maken. Drie jaar na de dood van

mijn geliefde vrouw had ik via een contactadvertentie in de Koop-

jeskrant met een alleenstaande moeder een afspraak gemaakt.

Toen ik haar in de verte aan de beschrijving van haar kleren her-

kende, wilde ik het op een lopen zetten, maar te laat. Haar vetge-

vleesde arm ging de hoogte in waarop ze haar pas versnelde. Nog

nooit had ik zo‟n zwaarlijvige vrouw gezien. Een uur lang werd ik

gekweld door de vraag hoe ik van haar kon afraken zonder haar te

kwetsen.

Het spijt me, maar ik ga niet naar bijenkomsten waar ik met mijn

vijftig winters de nestor ben. Ik geef je mijn nummer, maar voor

wat hoort wat. Ik had graag een mooie foto van je, en ik denk dat

we elkaar beter schrijven via e-mail dan in die tekstbalkjes. Als je

van mij een foto wilt moet je geduld hebben, ik heb er niet één

waarop ik alleen te zien ben, en de zelfontspanner van mijn digi-

Page 13: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 13

taal toestel is stuk. Mijn nummers zijn: 03/2334585 en

0465329874.

Ik overlees de tekst, klik op verzenden en verlaat de site. Tijd om

te plassen en een boterham te smeren.

Vijf minuten later zit ik weer achter mijn scherm. Haar antwoord

steekt in mijn mailbox: Bedankt! Ik stuur je binnen het uur enkele

foto’s. Ik vind het niet erg dat ik er nog geen van je heb. Het uiter-

lijk vind ik niet belangrijk. Iemands stem vind ik veelzeggender.

Het hart-emoticonnetje achter haar bericht maakt me nerveus,

misschien wat voorbarig en te direct op de man af. Haar scherpe

mening over het uiterlijk baart me zorgen. Het klinkt als een

waarschuwing. Misschien heeft ze een goede reden voor om er zo

uitgesproken over te denken.

Ha, eindelijk, zie bijlage lees ik. Ik recht mijn verkrampte rug en

open de bijlage. Vier foto‟s van een beeldschone veertiger stokken

mijn adem. Houdt ze me voor het lapje? Het zou alvast getuigen

van weinig zelfrespect. Op de achtergrond zie ik op een rek goud-

kleurige trofeebekers staan.

Ik vraag me af hoe zo‟n schoonheid nog alleen kan zijn; borsten

als uitgestoken vuisten, een glimlach om ijs te doen smelten, en

aan elke vinger een ring met daarin een fonkelende steen.

Harder dan gewoonlijk sla ik mijn toetsen aan: Foto’s ontvangen.

Veel dank! Ik bel je straks om één uur. Laat het me weten als je

een ander tijdstip verkiest.

Met ingehouden adem klik ik op het hart-emoticonnetje en ver-

volgens op verzenden.

Precies één uur. Ik zit op de rand van mijn fauteuil. Binnen enkele

ogenblikken hoop ik de stem te horen van een vrouw die ik nog

nooit ontmoet heb, maar over wie ik meer weet dan over mijn

enige dochter. Met een uitgeprinte foto van haar op mijn schoot,

toets ik het nummer van haar mobiel in.

“Met Miriam”, hoor ik twee tellen later.

Page 14: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 14

“Miriam, met Michel. En stipt op tijd zoals het een personeelschef

betaamt.”

Voor het eerst gaat haar naam over mijn lippen, traag en gearticu-

leerd, met zorg voor de drie klinkers die ik als muzieknoten uit-

zing.

Ze lacht voluit. “Je houdt je toch voor ogen dat ik geen sollicitant

ben?”

Ik schraap mijn keel. “Natuurlijk, maar misschien ben ík dat wel.”

Mijn hart klopt gejaagd. Waar haal ik de durf vandaan om er zo-

iets uit te flappen? “Verklaar je nader?” lacht ze.

Haar stem klink onweerstaanbaar. Ik weet niet zo direct wat te

zeggen, maar het gesprek mag niet stilvallen.

“Vertel eens wat meer over je volgende reis?” vraag ik.

“Ik hoor dat je een warm timbre hebt”, zegt ze met een stem die

het vuur in mijn zinnen aanwakkert. “Tja, wat mijn volgende reis

betreft. Er is nog niets gepland. Ik hou er niet van alleen te gaan;

het is altijd uitkijken of iemand met me mee wil.”

Er valt een stilte. Ik hoor haar in- en uitademen. In mijn fantasie

klinkt het almaar sneller en dieper tot ze kreunend klaarkomt.

“Een mens is niet gemaakt om alleen te zijn”, gaat ze verder.

“Bovendien bestaan er vooroordelen en kwade bedenkingen te-

genover mensen die solitair leven.”

Haar opmerking en de plotse sombere toon verrassen me. “Zo-

als?”

“Dat het dikwijls moeilijke mensen zijn met wie niet te leven

valt.”

“Met te praten alvast wel.”

“Dank je, maar het is zoals tegenover ernstig zieken, of tegenover

die het geweest zijn. Die mensen ondervinden ook heel wat voor-

oordelen.”

Ik schrik. Waarom plots „vooroordelen‟ op het menu, en waarom

ernstig zieken als voorbeeld? Ik voel de bui al hangen. Geen rozen

zonder doornen, dit is dus de adder onder het gras.

“Wil je me iets vertellen, Miriam, of heb ik dat mis?”

Page 15: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 15

“Ja… eigenlijk nee.”

“Je bent ernstig ziek… een kankerpatiënt?”

“Geweest, vijftien jaar terug. Van uitzaaiingen is er nooit sprake

geweest. Het verontrust me niet meer, heel af en toe denk ik er

nog aan.”

Ze zegt niet welke kanker. Als ik moet gokken denk ik aan borst-

kanker. Dus veel kans dat wat links of rechts onder haar blouse zit

nep is. Leven met een vrouw die maar één borst heeft, of mis-

schien helemaal geen. Een breekpunt? Gelukkig voor mij en mijn

lieve vrouw zaliger was dat niet zo, integendeel. De jaren na het

wegnemen van haar beide borsten was de mooiste tijd van ons

huwelijk.

“Borstkanker misschien?” zeg ik gedurfd. Misschien een wat bru-

tale vraag, maar ik wil het haar alleen makkelijker maken om er-

over te beginnen als ze dat wenst.

“Maar nee… ik had beter gezwegen.”

“Maar mijn rollend keitje toch. En waarom niet?”

“Ach zo? Ben ik jouw rollend keitje?”

“Ongetwijfeld! Ik kijk er al naar uit om te komen supporteren. Je

moet me wel de spelregels van basketbal uitleggen.”

“Met veel plezier, maar waarom niet morgen? Rond de middag

bijvoorbeeld. Ik weet in Antwerpen op wandelafstand van het

Centraal Station een gezellige taverne De Gouden Gids. Ik kom

dan met de trein naar je toe.”

Mijn hart slaat op hol. Ik ben sprakeloos. Een knappe vrouw die

mij probeert te veroveren, dus niet alleen iets voor de film zoals ik

altijd dacht. Of hou ik mijn wensen voor werkelijkheid?

“Wel, wat denk je? Omstreeks kwart voor één arriveert op perron

zeven de trein uit Mechelen.”

“Ik ben al onderweg”, grap ik. “Die knappe man met witte anjer in

het knoopsgat van zijn revers ben ik. Jouw gezicht pluk ik uit de

menigte alsof er een helm met zwaailicht op je hoofd staat.”

“Tot morgen dan”, zegt ze, waarop ze de verbinding verbreekt.

Page 16: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 16

Ik steek mijn mobiel weg. Met haar foto in mijn handen laat ik me

in mijn fauteuil achterovervallen.

Ik zit op een bank met zicht op spoor zeven. Het is halfeen. Ik

knik naar mijn buurman, ga zitten en vouw mijn weekendkrant

open. Binnen het met glas overkoepelde station is te merken dat

de zon schijnt. De anjer in het knoopsgat van mijn revers wenkt

me met zijn fruitige geur alsof hij vraagt om even te kijken of hij

nog stevig vastzit.

De krant kan mijn aandacht niet vasthouden. De voorpagina, het

beursblad en de personeelsadvertenties, een leesgenot van meer-

dere uren, heb ik in vijf minuten doorbladerd.

Het boek „Durf gelukkig te worden‟, komt me voor de geest. Ik

had het na de dood van mijn vrouw van onze directeur gekregen.

De titel vond ik sloganesk en ietwat keukenreceptachtig, maar de

schrijfster heeft gelijk als ze zegt dat het velen aan moed ontbreekt

om gelukkig te willen worden. Miriam heeft daarin volgens mij

niet veel meer te leren, ze heeft meer durf dan ik aan de dag ge-

legd om deze ontmoeting voor elkaar te krijgen. Misschien heeft

ze het boek ook gelezen?

Ik kijk op mijn horloge, nog enkele minuten. Terwijl ik over mijn

krant in de verte staar, probeer ik me de droom van voorbije nacht

te herinneren. Miriam en ik liepen hand in hand over een einde-

loos lang bergpad, altijd maar hoger op, de wereld aan onze voe-

ten.

“Aandacht”, galmt het door de luidsprekers. “De trein Brussel

Antwerpen op spoor zeven is in aantocht.”

Mijn hart klopt tegen mijn ribben. Ik vouw mijn krant toe, voel of

mijn anjer nog op zijn plaats zit, en kijk toe hoe de trein het stati-

on tergend traag binnenrijdt alsof het een speeltje is waarvan de

batterijen bijna leeg zijn.

Wat een volk, en dat voor een zondagmiddag, denk ik als de deu-

ren opengaan en een lange mensenstoet snel wandelend naar de

uitgang gaat.

Page 17: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 17

Ik besluit te blijven zitten. Opgewonden zie ik in gedachten Miri-

am al staan, rondkijkend, op zoek naar de man met witte anjer, op

zoek naar mij.

Het station loopt leeg. Op perron zeven zie ik enkel nog een hand-

jevol traag wandelende napraters. Als een zoeklicht flitsen mijn

blikken alle kanten op. Een gevoel van onrust overvalt me. Mis-

schien haar trein gemist? Maar waarom dan zelfs geen sms‟je? Ik

maak aanstalten om op te staan en me opvallender op te stellen.

“Kijk toch voor je uit!” schreeuwt een man links van me.

Ik kijk over mijn schouder.

“Mijn verontschuldigingen, mijnheer”, zegt een vrouw, zittend in

een elektrisch aangedreven rolwagen.

Een schok gaat door me heen. Haar stem en haar gezicht. Geen

twijfel mogelijk. Meer dan enkele seconden denktijd heb ik niet.

Wil ik mijn leven delen met iemand die nu net die dingen niet kan

waarnaar ik reikhalzend uitkijk? En zo ja, zou ik haar en mezelf

dan gelukkig kunnen maken?

Met mijn platte hand bedek ik de anjer. Ik knijp mijn vingers tot

een vuist, trek de bloem uit het knoopsgat en steek hem in mijn

vestzak. Ik vouw mijn krant open. Vanuit mijn linkerooghoek zie

ik de rolwagen opnieuw in beweging komen. Bijna onhoorbaar

sluipt hij dichterbij. Ik nagel mijn blik op de kop van een artikel

onderaan de krant. De bovenrand van de pagina hou ik laag ge-

noeg opdat zij de revers van mijn jas kan zien. Vanonder mijn

wenkbrauwen zie ik de rolwagen als een schaduw mijn gezichts-

veld binnenglijden. Het motorgezoem gaat plots lager. De wagen

staat bijna stil. Als gedwongen kijk ik over mijn krant. Twee

blauwe ogen staren me onderzoekend aan. Mijn adem stokt. Ik

begraaf mijn blik in de krant, waarna het motorgezoem weer ho-

ger gaat.

Ik kijk haar opgelucht na. Op de rugleuning van haar rolwagen

kleven veelkleurige stickers met daarop namen en vlaggen van

verre reisbestemmingen. Helemaal centraal staat een schotelgroot

Page 18: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 18

exemplaar met daarop een basketbalspeler in een rolwagen, en

onderaan de naam De Rollende Keien.

Ze stopt, kijkt enkele tellen lang spiedend in het rond en neemt

haar mobiel. Als een weerlicht steek ik mijn hand in mijn jaszak

en schakel die van mij uit.

Ik laat mijn hoofd in mijn hadden zakken, sluit mijn ogen en geef

mezelf enkele ogenblikken om tot rust te komen.

Opgebrand ga ik overeind staan. Met hangende schouders slenter

ik in de richting van de uitgang, gedesillusioneerd, maar ook

schuldig om de zelfzuchtige keuze die ik maak.

“Mijnheer, mijnheer”, hoor ik achter me. Ik keer me om.

“U hebt iets laten vallen, mijnheer”, zegt een oudje, wijzend naar

de bank waarop ik zat.

“Die verdomde anjer”, vloek ik. “Vlug de vuilnisbak in.”

Ik keer op mijn stappen terug, buig me voorover en steek mijn

hand uit. Motorgezoem doet me in mijn verkromde houding ver-

stijven. Verbijsterd kijk ik op het wiel van een rolwagen die pal

voor me staat. Een hand met aan iedere vinger een ring, pakt de

anjer van de grond en plant die tussen de duim en wijsvinger van

mijn uitgestoken hand.

“Het spijt me”, fluistert ze. “Het was een illusie te denken dat

voor een rollende kei geen hindernis te groot is.”

Page 19: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 19

Argibald

Page 20: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 20

Kees Engelhart

Vier gedichten

Voor Van Putten die het proeven kan

Het is een stille winteravond

Van Putten zit aan tafel en iedereen slaapt

Van Putten drinkt zijn nachtmutsje

Voorzichtig nippend

De dagen lengen snel en niet meer komt van Putten

Na zijn lange fietstochten in het donker nog thuis

Van Putten verlangt naar de lente

Er is zoveel gebeurd

In gedachten heeft van Putten

Zovele levens geleefd

Dat het tijd wordt voor een nieuw leven

Waar alleen de lente zorg voor dragen kan

De lente is niets dan nieuw leven

Na oud leven

Dat is wat vaststaat

Meer is er niet meent van Putten

Nee nee nee bedenkt van Putten zich

Waar van Putten werkelijk naar verlangt is

Het vroege voorjaar het vroegste voorjaar

Die is namelijk de mooiste van alle

Beginseizoenen

Page 21: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 21

En eigenlijk is het al zover

Luister maar naar de vogels denkt van Putten

Kijk maar eens naar dat licht

En het vreemde bollen in de eerst zo stakerige

Takken van de struiken

Het vroegste voorjaar is er al

Page 22: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 22

Opnieuw heeft Doppertje de pen ter hand genomen

Doppertje haalt diep adem de afstand naar het dorp

Zal ongeveer een mijl zijn dat is voor Doppertje

Zelfs onder deze plotselinge verpletterende vermoeidheid

Redelijk eenvoudig te volbrengen

Doppertje bet zich het voorhoofd om nadat Doppertje

Zijn roodbonte cowboyzakdoek zorgvuldig

Ineengevouwen heeft weggestopt zijn weg naar

Het dorp aan zee te vervolgen

Doppertje wandelt over een fietspad dat er gisteravond

Zeker nog niet was en Doppertje ziet mansions en

Huizenblokken die Doppertje met de beste wil ter

Wereld zich niet herinneren kan

De automobielen zien er anders uit de fietsen en

De mensen die op die fietsen zitten zien er anders uit

Alles is anders meent Doppertje en desondanks is

Doppertje weet het zeker Doppertje in en op weg

Naar het dorpje aan zee zoals Doppertje het zich

Van gisteren herinnert

Opnieuw duizelt het Doppertje

Even maar Doppertje is sterk genoeg

Page 23: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 23

Rechts over de bollenvelden ziet Doppertje iets dat

Op het Colosseum lijkt en daarachter hoge

Flatgebouwen die nauwelijks bij dit dorp aan zee

Lijken te kunnen horen Doppertje kijkt achter zich en waar

Inderdaad het hoge flatgebouw gisteren nog hoog boven het bos

Uit torende is er niets te zien dan het bos alleen

En daarvoor de bollenvelden die strekken tot aan

Het gebouw dat veel van het Colosseum weg heeft

Page 24: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 24

Mevrouw Leenschat van Bodegraven overweegt The Black Crowes Soul Singing

Het is avond mevrouw Leenschat van Bodegraven heeft

Zich genesteld in haar kleine zijvleugel en geniet een

Dornfelder tweeduizend en vijf een werkelijk heerlijk

Wijntje meent mevrouw Leenschat van Bodegraven

Niet te zoet niet te zuur zachte fruittonen die

Mevrouw Leenschat van Bodegraven haar papillen

Geheel tot volledige overgave brengen

De echte kou is geweken en mevrouw Leenschat van Bodegraven

Heeft het sterke gevoel dat de werkelijke koude niet nog

Weerkomen zal

Mevrouw Leenschat van Bodegraven rolt zich een kruidensigaret

En staart een beetje naar het tuinraam en de tussendeur

Van haar kleine zijvleugel

Mevrouw Leenschat van Bodegraven heeft de sneeuwklokjes

Gezien en mevrouw Leenschat van Bodegraven droomt

Een beetje van de dag in het vroege voorjaar dat

Mevrouw Leenschat van Bodegraven voorzichtig het tuinraam

Of de tuindeur of wellicht beide openen zal omzichtig

En met volledige aandacht

Het is zeer genoeglijk in afwachting te vertoeven in

Haar kleine zijvleugel mijmert mevrouw Leenschat

Van Bodegraven de avond is nog relatief jong

Er is al heel wat bezig daarbuiten mevrouw Leenschat

Van Bodegraven weet het zeker

Page 25: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 25

In werkelijkheid heeft mevrouw Leenschat van Bodegraven

Gezelschap nooit van wezenlijk belang geacht

Behalve gezelschap van hen de makers van vastgelegde muziek

Die men nahoren kan op ieder moment dat men daar genoegen

In meent te kunnen ervaren

Precies die gemoedstoestand waarin mevrouw Leenschat van Bo-

degraven

Zich nu bevindt

Page 26: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 26

In een zacht en comfortabel bed dat geurt naar Doppertje zelf

Doppertje bereikt de outskirts van het dorpje aan zee

Dat voor zeker geen dorpje meer is

Het is warm

En Doppertje is werkelijk moe

Nog even denkt Doppertje

Dan ziet Doppertje dat het houten bruggetje dat over

De vliet naar het groen huisje leidt verdwenen is

Doppertje slikt wrijft zich de ogen uit en toch ergens

Meent Doppertje dit alles dit vreemde te begrijpen

Uiterlijk onbewogen loopt Doppertje een honderdtal

Meters verder om over de vliet ziende te constateren dat ook

Het groen huisje niet meer is waar het eens was

Werktuigelijk slaat Doppertje linksaf de eerste zijstraat in

Doppertje passeert een school die op het punt van

Beginnen staat automobielen brommers fietsers

Ouders opa‟s oma‟s kinderen een samenballing

Van enorm leven mijmert Doppertje terwijl

Doppertje hen in zijn vermoeidheid voorbijgaat

Plotseling voelt Doppertje in zijn linkerbroekzak een

Sleutel die Doppertje als onbekend voorkomt

Doppertje slaat zomaar rechtsaf en direct

Daaropvolgend rechtsaf Doppertje heeft het gevoel

Dat Doppertje weet waar Doppertje heengaat

Page 27: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 27

Dan steekt Doppertje de sleutel in het slot

Van een deur die Doppertje zeer vertrouwd voorkomt

Niet veel later slaapt Doppertje een diepe droomloze slaap

Page 28: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 28

Argibald

Page 29: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 29

C.P. Vincentius

Berglucht Het murmelen van het bergbeekje pal naast het hotel vond Egbert bij-

zonder rustgevend. Hij sliep als een blok. Voor Helena lag dat anders. Door het murmelen van het beekje voelde zij vaker dan normaal de nei-

ging om te plassen. Bovendien snurkte Egbert en woelde hij duidelijk

anders in het tweepersoonsbed dan in hun lits-jumeaux thuis. Helena zocht paniekerig slaap en rust via drank en pillen. Egbert reageerde stoï-

cijns. Dat Helena licht sliep en bij het minste en geringste gerucht wak-

ker schrok om niet meer in slaap te vallen, was voor hem geen nieuws.

De enige oplossing lag in een andere kamer aan de zuidzijde van het hotel, ver van murmelende beek en doorzagende Egbert. Het was een

kleine kamer, bescheiden ingericht met een smal eenpersoonsbed. Dat

was het aanbod van de hoteleigenaar, voor een Helena die zich na vier nachten slapeloosheid dodelijk vermoeid en geradbraakt voelde. De

geriefelijkheid van thuis ontbrak, de ongestoorde geriefelijkheid van een

echtpaar dat bewust voor kinderloosheid had gekozen en luxe als basis-recht zag. Een geriefelijk thuis, waar Egbert vaak op een opklapbed op

zolder sliep.

Ondanks de vermoeidheid van Helena besloot het jonge paar eropuit te

gaan. Toen ze na een pittige bergwandeling van enige uren neerploften op de uitgespreide regenjassen, viel Helena prompt in diepe slaap. Het

was net twaalf uur en de klok van de dorpskerk liet zich een aantal ma-

len horen. Dat Helena in de volle zon lag, scheen haar niet te deren. Normaal

schermde zij zich - hoogblond en met een bleke teint - liever van zon-

licht af. Egbert staarde in het dal. Hij mat de afstand tot het hotel en het

bier op het terras. Tot ook hij begon te lodderen in de zonnewarmte en zich zachtjes achterover liet zakken. De echtelieden, beide in korte

broek, hemd met korte mouwen, hoge bergschoenen, rugzak naast zich,

droomden weg in almaar rustiger en dieper ademhaling. De rust en de ontspanning die de vakantie hun beiden had moeten brengen, werd hun

alsnog deelachtig.

Er hadden die middag allerlei geluiden uit het dal geklonken, maar het was het fluitsignaal van de trein en misschien ook de lage stand van de

zon die het echtpaar deed ontwaken. Het was intussen half zes, zag Eg-

Page 30: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 30

bert. Stijf van de slaap op de harde ondergrond kwamen ze overeind,

pakten de regenjassen in en deden hun rugzakken om. Gelukkig wisten

ze tijdig een asfaltweg richting dal te bereiken, voordat de zon definitief verdween, om plaats voor de schemer te maken. Ze hielden een stevig

tempo aan. Geleidelijk aan gehoorzaamden de spieren weer. Gezichten,

armen en benen gloeiden. Ze waren stevig verbrand. Egbert en Helena arriveerden laat in het restaurant van het hotel. Prompt kregen ze ruzie

met de kelner die al wilde afsluiten. Tijdens het eten merkten ze dat hun

toch bescheiden dagelijkse quotum wijn stevig aankwam. Ze besloten de

koffie in de bar over te slaan. Vanaf hun ontwaken op de alpenwei tot dan toe, had zwijgen hen als een dreigende deken omhuld. Eenmaal op

de kamer begon Egbert amoureus te doen, hij omarmde, kuste, beet

zachtjes in haar nek en fluisterde koosnaampjes. Des te onverwachter kwam voor hem de klap; een harde en welgemikte klap in zijn gezicht.

De linkerhelft van zijn gezicht gloeide. Er zat veel kracht achter de klap.

Daarna volgde een trap van een in bergschoen gestoken voet, ook hard

en welgemikt. Egbert greep naar zijn kruis en klapte dubbel. Een harde trap in zijn ribbenkast deed hem tegen het voeteneinde van het bed be-

landen. Hij keek haar verbijsterd aan. De woedende grimas op het ge-

zicht van Helena maakte plaats voor minachting. Ze liet hem liggen, draaide zich om en stapte naar het grote raam, dat bijna tot aan de vloer

kwam. De koele nachtlucht streek over haar verbrande huid. Koude

douche noch after-sunlotion hadden de gloed van de verbranding weg kunnen nemen. Ze staarde naar het beekje in de diepte, pal onder het

hotelraam. Het hotel lag hoog op een rots, de bedding van de beek lag

diep uitgesleten, circa vijftien meter onder het raam. Ze ademde diep.

Achter zich hoorde ze het geschuifel en gekreun van Egbert. Ze weiger-de om te kijken en voelde hoe haar lichaam verstrakte, toen ze de stap

vlak achter zich hoorde. Tegelijkertijd kreeg ze een harde duw in haar

rug, wankelde naar voren, greep in wanhoop naar het kozijn.

Page 31: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 31

Marijke W.I. Scholten

Thuis

Gisteravond ben ik thuisgekomen, vanavond zal ik aardappelen

eten. Ik zal er goeie jus bij maken.

Ik had niet aldoor door dat ik niet meer thuis was en toch is het

pas een jaar geleden dat ik op weg moest en verloren raakte. Ik

kreeg last van gedachten en ambities die niet de mijne waren.

Mijn woorden raakten zoek; er kwamen andere voor in de plaats,

woorden die zich niet wilden voegen in zeggende zinnen en die

gehoorzaamden aan een barre grammatica. Mijn lichaam protes-

teerde met veel misbaar en mijn geest ging op slot.

Maar gisteren, in de trein, zaten er mensen achter me, ik kon ze

niet zien; ze klonken naar Warmond en Lisse, en naar de spoor-

wegovergang bij Piet-Gijzenbrug. En de bloeiende bomen langs

de rails herinnerden aan de meidoorns op vergeten veldjes bij de

Ringvaart en de Kaag, waar het toch te drassig was voor tulpen en

hyacinten. Toen wist ik plots dat ik naar huis ging, al was thuis

inmiddels ergens anders dan waar ik geboren ben. Ergens anders

ook dan waar ik een jaar geleden de deur achter me dicht moest

trekken.

In dat jaar heb ik het druk gehad met warrige gedachten en inge-

wikkelde zorgen en werd ik een vreemdeling in mijn eigen leven.

Ik deed mijn werk, vervulde mijn plichten, klikte me een weg

door het internet en wist niet wat er schortte. Soms was het niet

eens duidelijk dat er iets schortte. Al die maanden dat ik naar mijn

werk ging, de boodschappen deed, de was vouwde, de zichzelf

vermenigvuldigende formaliteiten afhandelde en in bureaucrati-

sche labyrinten verzeild raakte, al die tijd was ik verbannen uit

mijn eigen hart en buiten mijn eigen geest gesloten. Waar ik ver-

bleef, dat weet ik eigenlijk niet. Maar het was er kil en voortdu-

rend schemerde het er. En alles was aldoor heel hectisch. Het was

er niet prettig.

Nu ik weer thuis ben, blijken de formaliteiten zichzelf nog steeds

Page 32: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 32

te vermenigvuldigen. Dat wel. Maar nu ik weer toegang heb tot

mijn hart en mijn geest, kan het mij niet zo deren; behalve dan als

ik moe ben. Je kunt niet alles hebben.

In het jaar dat ik van huis was herkenden de straten me niet, de

huizen bleven ongenaakbaar en op het megalomane station ver-

dwenen de sporen in nietszeggende verten zonder bestemming.

Geen verten om verlangend naar te staren, geen locomotief om

terloops te aaien. De perrons en pilaren bleven anoniem en wei-

gerden om te inspireren tot de kathedralen van woorden die ik ooit

nog eens hoop op te trekken. En toch ben ik gisteren juist op dat

station aangekomen en daar stond mijn fiets, die ineens niet meer

hard en onbekend was, maar vertrouwd en soepel.

Vanmorgen ben ik op die fiets de polder ingereden. Er stonden

wat lammetjes, nog wankel op de prille pootjes. De kieviten

schopten kabaal in de lucht en het klonk als verlangen naar de

verre vlaktes waar ze de winter hebben doorgebracht. Nu ik weer

thuis was, kon ik weer verlangen naar diezelfde verre vlaktes, net

als de kieviten. Nu ik ben waar ik hoor, kan ik weer hunkeren naar

elders.

Want gisteravond ben ik thuisgekomen. En vanmorgen zag ik het

licht naar binnen stromen, en de warmte van de zon. De krenten-

boompjes voor het huis bloeien, er dartelen pimpelmeesjes in. De

kat is blij me weer te zien. Hij ruikt vandaag erg naar kater. De

plantjes moeten water en ik weet waar de gieter staat. Het is goed

om weer thuis te zijn.

4 april 2011

Page 33: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 33

Sander Huijsen

Der Eifel-Tour

Ding.

Ik kijk naar het dashboard.

Fuel low, zie ik in oranje letters.

Ik ben gisteren in de Duitse Eifel beland en in dit gebied, met

heerlijke, kronkelende bergweggetjes, voel ik me goed. Ik moet er

flink sturen om de auto de bocht door te krijgen en dan precies op

tijd met mijn rechtervoet op het gas om met een licht kwispelende

achterkant het rechte stuk op te rijden. Zes cilinders die ik brul-

lend aan het werk zet om het zwarte, toch nog twaalfhonderd kilo

wegende monster weer op gang te krijgen. Voor de volgende

haarspeldbocht remmen, op het juiste moment insturen en aan het

einde van de bocht weer flink op het gas. Ik heb „s avonds de wa-

gen volgetankt en daarna direct een hotel gezocht. Vanmorgen

heb ik rustig ontbeten, ben ik uitgecheckt en heb ik mijn impul-

sieve reis hervat.

Ik kijk naar de benzinemeter en zie dat de wijzer in het rode vlakje

hangt. Verdomme, hoe kan dat nou? Ik trap het gaspedaal minder

diep in en schakel vlotter door. Ik vraag me af hoe ik mijn tank in

zo‟n korte tijd al weer leeg heb kunnen rijden en ga op zoek naar

een tankstation.

Vele kilometers later heb ik nog steeds geen tankstation gevonden

en ik begin me enigszins zorgen te maken. Ik weet niet precies

hoeveel brandstof er nog in de tank zit wanneer het lampje gaat

branden, maar heel erg ver zal ik er niet mee kunnen komen. Ze-

ker niet in dit gebied waar je de ene heuvel na de andere over-

steekt en de weg zich ontvouwt als een aaneenschakeling van

haarspeldbochten. Optrekken en weer afremmen, bocht na bocht.

Ik rij nu al een uur rond en ik begin me ongemakkelijk te voelen.

Ik moet snel een tankstation vinden. Mijn TomTom zou me moei-

teloos naar het dichtstbijzijnde benzinestation kunnen leiden, maar

die ligt nog thuis. Toen ik van huis vertrok, had ik niet verwacht

Page 34: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 34

dat ik „m nodig zou hebben en ik neem me stellig voor nooit meer

zonder TomTom te vertrekken.

Nog steeds geen tankstation in zicht. Ik bedien het gaspedaal of er

een ei onder ligt. Ik voel de pijn in mijn rechterscheenbeen dat

niet gewend is aan zo‟n subtiele beweging van de rechtervoet. Ik

schakel absurd vroeg door, nog voor de teller tweeduizend toeren

aangeeft, en ik laat de wagen zo lang mogelijk in de versnelling

uitrollen. Ik vervloek elke heuvel die ik omhoog rijd en elke

scherpe bocht waar ik de auto gevoelsmatig tot stilstand moet

brengen.

Wanneer ik na een schier oneindige reeks bochten en heuvels ein-

delijk een tankstation zie, durf ik te ontspannen. Nu pas merk ik

de zweetdruppels op die zich op mijn voorhoofd hebben verza-

meld; ook mijn rug voelt klam. Ik verlaat de weg bij het tankstati-

on en parkeer de wagen naast de pomp. Uit gewoonte zet ik de

dagteller op nul. Ik stap uit, ontgrendel de benzinedop en begin te

tanken.

Na vijftien liter slaat de pomp af. Ik probeer door te tanken, maar

de pomp slaat telkens af. Verdraaid, die tank was helemaal niet

leeg! Ik hang de slang terug en loop naar het kantoor om de

pompbediende te betalen. In mijn beste Duits bedank ik haar en ik

wens haar een prettige dag. Zij mij ook en ze lacht me toe. Enigs-

zins voldaan hierover loop ik terug naar mijn auto.

Ik stap in, start de motor en doe mijn veiligheidsgordel om. Ik rijd

weg bij de pomp. Voor ik de weg kan opdraaien, moet ik wachten

voor een passerende vrachtwagen.

Ding.

Ik kijk naar het dashboard.

Fuel low, zie ik in oranje letters. De benzinemeter geeft wederom

een lege tank aan, al staat de dagteller nog steeds op nul. Ik geef

een mep op het dashboard. Tot mijn grote verbazing zie ik de me-

ter oplopen en een seconde later gaat het oranje lampje uit. Het is

een los contactje. Ik zal het binnenkort even laten nakijken, maar

voor nu kan ik er wel mee leven.

Page 35: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 35

De weg is weer leeg. Ik ga rechtsaf en geef gas. Ik word in de

stoel gedrukt en ik voel weer de rauwe aantrekkingskracht van de

heuvels en de haarspeldbochten. De incidentele klap op het dash-

board neem ik op de koop toe.

Page 36: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 36

Argibald

Page 37: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 37

Gurkje van Dam

Feest!

Het is vandaag Koninginnedag en ik heb me laten overhalen om

een kijkje te gaan nemen bij een oranjevrijmarkt bij mij in de

buurt. Al snel verveelde ik mij tussen de kleedjes met tweede-

hands spullen die al overbodig waren toen ze nog nieuw in de

winkel lagen. Toen er ook nog iets met „sport‟ erin werd aange-

kondigd en er jongelui op fluitjes begonnen te blazen, vond ik dat

ik mijn republikeinse en socialistische principes genoeg geweld

had aangedaan en ging ik naar huis. Daar lag nog genoeg werk op

me te wachten, klusjes waar je nooit aan toekomt; e-mails die om

antwoord vragen, plantjes die al tijden een grotere pot nodig heb-

ben, sokken die gestopt moeten worden.

„Vroeger was alles beter,‟ dacht ik nog vinnig. „Toen waren der-

gelijke feesten nog gewoon leuk!‟ Maar eigenlijk wist ik tijdens

het denken van deze woorden al dat dat niet voor elk vroeger

klopt. In ieder geval klopt het niet voor het „vroeger toen ik nog

klein was.‟

In mijn jeugd hoorde je het natuurlijk wel leuk te vinden, Konin-

ginnedag. Zeggen dat je er weinig aan vond, dat was zoiets als

zeggen dat gymnastiek niet leuk was. Dat liet je wel uit je hoofd.

Rekenen, daarvan mocht je zeggen dat je er de pest aan had, zelfs

al was dat eigenlijk niet zo en mocht je zeker niet jokken. Je

mocht ook een hekel hebben aan ontleden of zelfs wel aan biolo-

gie. Maar de optocht door het dorp, de aubade bij het gemeente-

huis en na afloop een beetje zaklopen enzo, dat was leuk en daar-

mee uit. Als kind kon je daar weinig tegenin brengen.

Het meelopen in de optocht met versierde bogen was verplicht

voor de leerlingen van alle lagere scholen in het dorp en werd

klassikaal georganiseerd. Voor het versieren van de bogen op de

dag voor Koninginnedag, mochten we groepjes van vier of vijf

meisjes vormen. De kneusjes die niks konden, bleven over en

werden door een leerkracht bij elkaar geveegd. Toen ik in de vier-

Page 38: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 38

de klas zat, bleven uit onze klas Annie, mijn vriendinnetje, en ik

over. Ellen, uit de vijfde, werd bij ons gezet. Elk groepje kreeg

een boog van een soort bamboe, je kon crêpepapier halen bij de

juf van onze klas. Een luid gekibbel brak los op het schoolplein,

want je kon prijzen winnen voor de mooiste boog; een ijsje bij-

voorbeeld, of speldjes voor in je haar. Omdat wij maar met ons

drieën waren, en als laatste aan de beurt; kregen wij één stuk wit

crêpepapier.

Ellen bleek al net zo onhandig als ik. Annie was eigenlijk veel

handiger, maar die was weer te bedeesd om ons voor de voeten te

lopen. Ellen verknipte een deel van het papier. Toen we de snip-

pers vervolgens met plaksel op de boog wilden plakken, raakten

een paar stukken verward in Annie‟s haar. Zij had een enorme bos

krullen. Vervolgens probeerde ik iets met plakband, maar dat

werd een rare klont van papier en plakband en een paar haartjes

van mijn arm. Uiteindelijk lukte het ons om een soort witte strik

op het hoogste punt van de boog te maken. De meester van de

derde vond het sneu voor ons en scharrelde wat vouwblaadjes

voor ons op, bleekgroene en bruinachtig oranje. Daar knipten we

reepjes van die we om de boog wikkelden. Elders verschenen

strikken, rozetten en festoenen in rood, wit, blauw en oranje aan

de bogen. Tenminste, ik denk dat het festoenen waren. Daar hoor-

de je toen wel over, maar ik wist niet wat het waren. De meester

van de derde knikte ons bemoedigend toe en ging elders toezicht

houden. Annie en ik snoepten van het witte plaksel. Ellen pro-

beerde het ook maar vond het naar niks smaken. Ze had natuurlijk

gelijk en Annie en ik besloten dat we te groot werden voor dat

kinderachtige gedoe.

‟s Avonds vertelde mijn oudste broer dat hij een skelet van wit

crêpepapier aan hun boog had willen hangen, maar het papier was

te slap. Ze hadden het toen maar zo‟n beetje om de boog gefrom-

meld. Mijn vader werd kwaad om het idiote idee. Maar ik had, uit

pure bewondering, mijn toetje wel aan m‟n broer willen geven.

We aten die avond griesmeelpudding, met suiker en kaneel.

Page 39: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 39

De volgende dag moesten alle schoolkinderen zich om half acht

verzamelen bij de Oosthaven. Van daar zou de feestelijke stoet

zich via een enorme omweg naar het gemeentehuis begeven. De

fanfare liep voorop. Ons groepje werd door de onderwijzers een

beetje tussen de andere gemoffeld, opdat onze boog niet te veel op

zou vallen.

Het was kil en de meeste kinderen waren veel te zomers gekleed

in korte broeken en dunne zondagse jurkjes. Op de mijne zaten

vrolijke bloemetjes geborduurd, op de plek die gescheurd was

toen ik over een prikkeldraadhek wou klimmen. Mijn moeder kon

heel goed borduren. Ellen en Annie waren ongeveer even groot en

daarom hielden zij ieder een uiteinde van de boog vast. Ik was een

stuk kleiner en liep er zo‟n beetje overbodig tussen.

Vlak voor we vertrokken verschoof Ellen wat aan het verband om

haar elleboog – ze had daar een steenpuist – en mopperde dat ze

het koud had. Een meester van de jongensschool jutte de kinder-

massa op en riep dat we het wel warm zouden krijgen als we maar

flink door zouden lopen.

We zetten ons in beweging. Langs de hele route stonden ouders

trots te zwaaien. Sommige vaders maakten zelfs foto‟s. Na de

eerste straathoek begonnen mijn kniekousen af te zakken. Dat

deden ze altijd en ik vond het de moeite niet waard ze iedere vijf

minuten op te halen. Het begon een beetje te miezeren. Na één of

twee keer hun kousen te hebben opgehaald, merkten Ellen en An-

nie dat dat lastig ging als je ook nog de boog moest vasthouden én

moest doorlopen. Zij volgden mijn voorbeeld en lieten de kousen

maar zo.

De route ging niet langs ons huis. Mijn ouders stonden voor het

huis van een tante, ze zwaaiden enthousiast naar mijn zusje die

een paar meter voor ons liep. Haar groepje had een heel mooie

boog. “Met guirlandes,” zou mijn tante later beweren. Toen wij

langsliepen, deden mijn ouders of iets anders hun aandacht trok.

Dat leek mij ook wel beter zo.

Het miezeren hield even op, er brak zelfs een waterig zonnetje

Page 40: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 40

door. Een meisje voor ons pochte over haar panty en haar jurk. “In

de winkel gekocht.”

“Dit broekpak komt ook uit de winkel,” zei het meisje naast haar.

Een broekpak was toen nog een nieuwigheid voor ons. Annie

droeg ook kleren uit de winkel, maar die waren eerst van een nicht

geweest. Ze hield daarom haar mond. Met onze afgezakte kousen

kwamen de pleisters op mijn knieën goed uit. Annie bleek een

schaafwond op haar kuit te hebben.

“Wij verdienen wel de prijs voor de stoerste meisjes,” fluisterde

Ellen tegen ons. Ik keek naar haar bril, het rechterpootje was met

een stukje pleister gerepareerd, en knikte beamend. Annie knikte

ook maar merkte op dat zo‟n prijs niet bestond.

Bij het gemeentehuis moesten we het Wilhelmus zingen, en „in

een blauw geruite kiel‟ en nog zo wat vaderlandslievende gezan-

gen. Omdat ik in het geheel niet zingen kon, hield ik mijn mond

dicht. Annie gaf me een por om me te waarschuwen dat de juf van

de vijfde naar ons keek. Ik deed toen alsof, bewoog mijn mond

maar maakte geen geluid. Annie moest een beetje giechelen. El-

len, die ook niet goed kon zingen, deed met mij mee en toen An-

nie ook maar. Annie en Ellen moesten beurtelings giechelen; wat

weer aanstekelijk werkte op mij. De juf van de vijfde hield ons in

de gaten, waardoor ons gegiechel naar binnen sloeg en daar krie-

belde in de buik.

De burgemeester stond op het balkon, hij zag er niet uit als een

burgemeester. Hij droeg geen eens een hoed en ook geen ambts-

ketting. Ik dacht dat ze een figurant hadden ingehuurd, een arme

sloeber die alles wel wou doen in ruil voor een kom soep en een

homp brood, en dat de echte burgemeester lekker warm onder de

dekens lag en ontbijt op bed kreeg van zijn vrouw.

Het begon weer te regenen, wat harder nu. Het crêpepapier begon

af te geven. Om ons heen kleurden handen, kleren en haren rood,

blauw en oranje. Wij, met onze vouwblaadjesboog, kwamen er

goed vanaf en stootten elkaar aan om elkaar op bijzonder gekleur-

de kinderen te wijzen. De giechels in onze buik kwamen weer

Page 41: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 41

naar boven en kwamen met proesten naar buiten. De juf van de

vijfde zwaaide met haar vinger naar ons. Wij hielden ons weer in.

Na afloop moesten we de bogen inleveren op het plein van de

meisjesschool. Daar werden ook de prijzen uitgereikt en kreeg elk

kind een traktatie. Het was een hele ceremonie want het ging om

de kinderen van vier scholen en in elke klas zaten zomaar veertig,

vijfenveertig kinderen. En al die tijd regende het. Vrijwel alle kin-

deren waren nu blauw, rood of oranje. Bij sommige liepen de

kleuren door elkaar, die werden dan paars of bruin. Wij kregen

geen traktatie omdat we de orde hadden verstoord bij de aubade.

Mijn zusje liet de hare zien, een zakje met onduidelijke snoepjes

die ik nooit eerder gezien had. De meeste zakjes belandden al snel

nog halfvol in prullenbakken omdat de snoepjes niet lekker waren.

Wat later moest ik zaklopen. Daar had mijn moeder me voor op-

gegeven omdat ze dacht dat het goed was voor kinderen om overal

aan mee te doen en zich niet afzijdig te houden. Mijn protesten

hadden niet geholpen, zelfs het argument dat ik ook zonder jute-

zak al ruimschoots voldoende vaak viel, had haar niet kunnen

vermurwen. Natuurlijk viel ik languit op het modderigste stuk van

het parcours. Mijn zusje haalde de eindstreep en werd vierde.

In de middag moest mijn vader mijn oudste broer naar het zieken-

huis brengen. Hij was bij het boegsprietlopen (ook een idee van

mijn moeder) in het water gevallen en had daarbij zijn knie open-

gehaald aan iets scherps onder water. Ondertussen werden wij, de

overige kinderen, schoongeschrobd door mijn moeder. Mijn zon-

dagse jurk mocht ik voorlopig niet meer aan want ik verknoeide

hem maar.

Mijn broer kwam terug met zeven hechtingen en een tetanusprik.

Zeven! Dat was nog meer dan de buurjongen toen die zijn elle-

boog had opengehaald op de kermis. Ik wist het wel zeker, ik had

de stoerste broer van iedereen. Ha! Zelfs de koningin had niet

zo‟n stoere broer.

Page 42: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 42

Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte

uit: Brieven, Deel I, 1985

Hillegom 15 mei 1985

Uwe edelmoedigheid Jac.P. Meiland

Mijn nederigste excuses voor het onvergeeflijke onrecht U door

mij aangedaan toen ik op het onzalige en onsmakelijke idee kwam

Uw naam verkeerd te spellen. Mij rest nog slechts de hoop dat U

in een vlaag van onmetelijke edelmoedigheid besluit om mij deze

misdaad te vergeven. U begrijpt dat ik mij nu hul in zak en as tot

het U behaagt mij vergiffenis te schenken (ik besef dat ik zulk een

vergiffenis niet verdien.)

Heb ik lang genoeg op mijn knieën gelegen? Kunnen wij over-

gaan tot andere zaken? Ik hoop van ja.

U verbaast zich over mijn voornamen? U weet, ik ben katholiek

en daarom ben ik in het bezit van meerdere voornamen, ook wel

doopnamen geheten. De H. uit H.A.M. staat voor Hildegonde, wat

ik voor het gemak afkort tot Hilde. De M. staat, zoals het bij goe-

de katholieken betaamt, voor Maria, dat zult U begrijpen. De A.

was wat moeilijker, moest die staan voor Anna of voor Agatha?

Het is Agatha geworden, want St. Agatha beschermt tegen vuur en

borstkwalen, dat kan altijd nog van pas komen, en St. Anna houdt

zich bezig met het huishouden, wat naar mijn mening weinig van

doen heeft met het schrijfsterschap.

Zo, nu bent U op de hoogte, en nu wil ik wel eens weten wat die

P. daar in Uw naam doet. Staat die voor Paulus, of voor Petrus?

Of misschien voor Patrick, Peregrinus of Pancratius? Of staat die

P. voor een andere, mij onbekende naam? Gaarne zou ik hierom-

trent wat nadere informatie ontvangen.

Wat de schrijverij aangaat, na zes keer opnieuw aan hetzelfde

boek te zijn begonnen heb ik besloten aan een ander boek te be-

ginnen, waarvan ondertussen nog geen letter op papier staat.

Page 43: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 43

Maar, mijn waarde schrijversbroeder, wij moeten de hoop nog niet

opgeven dat wij eens beiden een écht boek zullen schrijven, en

wel van begin tot eind! Voorwaar, bij dat idee springen de tranen

mij in de ogen; wij zullen boeken schrijven.

Omtrent een eventueel bezoek van één van ons beiden aan de an-

der zou ik dit willen zeggen, ik ben bereid maandag 20 mei a.s. bij

U op bezoek te komen. Ik ga er van uit dat U hierin toestemt, ten-

zij ik iets anders verneem uit Uw richting.

Uw voortschrijvende correspondentievriendin

H.A.M. Jutte

P.S. De naam die mijn ouders mij gaven is M.W.I. , en niet

M.W.J. zoals U wist te schrijven, die I is al erg genoeg! En tussen

twee haakjes (Gefeliciteerd met de verjaring van Uw geboorte-

dag.)

Sassenheim 21 mei 1985.

Uwe meedogenloosheid Juffrouw H.A.M. Jutte;

Omdat aan twee kanten een fout begaan is aangaande de juiste

naam, zullen wij het geval in de doofpot stoppen; U als katholiek,

moet daarmee geen moeite hebben, dacht ik zo.

Vandaag heb ik vis en wijn in huis gehaald. Terwijl ik dit epistel

aan U gereed maak, drink ik zo nu en dan wat van Gods bloed. En

ik moet toegeven: is de wijsheid in de kan, dan is de Godheid in

de man. Ik bedoel maar. Het is trouwens al laat in de middag,

want ik moest afwassen en kledingwassen, en meer van dat soort

keukenvlijt. Zou er nou niet eens een vrouw zijn die mij in be-

scherming neemt, en mij het verlof geeft vierentwintig uur per dag

met de kunst bezig te zijn. Maar ach, echt goed wordt het leven

toch niet. We moeten maar veel drinken en schrijven, dat is voor-

Page 44: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 44

lopig maar het beste.

Zo, zo, Hildegonde Agatha Maria Jutte, U wilt weten of de P. in

mijn naam voor Petrus, dan wel Paulus is. Ik ben dus Jacobus Pe-

trus Meiland, dan hoeft U geen fouten te maken.

Maar eerst slecht nieuws. Ik heb de gluiperd van dat “Eigenteelt”

blaadje opgebeld, en.. houdt U vast. Het mens heeft Uw typo-

script aan Meike van der A., een medewerker van het drankhuis

hier beneden, meegegeven, wier simpele brein op de idee kwam

het in een krant in te pakken. Nu weet het kreng niet meer waar ze

het gelaten heeft. Zij zou nog zoeken, maar, met mijn geluk, heb

ik geen hoop meer, en moeten wij ons gaan beraadslagen over de

uit te delen straffen. Er zijn dus twee schuldigen. (Ik meen dit

serieus.) De hoofdschuldige ben ik, de tweede schuldige is dus die

Meike van der A. Zij zelf had het over gratis koffie en gebak, ik

ben dus bang dat zij de onschatbare waarde van het vermiste stuk

niet inziet. Haar vak is niet voor niets kroegboerin. Ik zou zo

gauw geen straf voor haar weten. (Trouwens, ik ben mij zeer be-

wust v.h. feit dat geen enkele straf de vermissing teniet zal doen,

maar dit terzijde.) Een straf voor mij, laat ik aan U over. U kunt

elke straf bedenken; ik ga ermee akkoord. De ergste straf is geen

straf, en mij de rest v. mijn leven te laten lijden onder het schuld-

gevoel. Maar ik sta erop dat U mij straft, dus geen onzin van “laat

maar” of “er is nix meer aan te doen”. Ik wacht Uw instructies af.

Ik heb wat nieuwe ontdekkingen gedaan voor het boekschrijven.

Door Gerard Reve te lezen, heb ik het volgende ontdekt: om te

schrijven moet je een sfeertje scheppen waarin je je goed voelt.

Daarna moet je streven naar een hoofdstuk per maand. In mijn

geval, zoals je al gezien hebt, heb ik de kroontjespen aangeschaft

en schrijf ik met echte inkt. Boven mijn schrijftafel hangt Jezus

aan een stokkie – NEEN, niet je zus, maar JEZUS – wat inspiratie

geeft. Verder is er de drank, in de vorm van wijn: Gods bloed.

Van nu af ga ik dus streven naar een Hoofdstuk per maand. (Even

een grapje tussendoor: Wat is mobiele wijsheid? Antwoord: Rij-

bewijsheid. [Ha Ha. Zelf verzonnen.])

Page 45: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 45

Maar goed; terug naar de kunst. Voor mij moeten er drie thema‟s

zijn, te weten Dood, Eenzaamheid en ‟s mensens onkunde in

Liefde. Deze drie dient men dan onder te verdelen in een aantal

motieven:

Dood

-angst

-drank

-doodsverlangen

-zelfmoord

=> Drank

Eenzaamheid

-angst

-drank

-mensenschuw

-contactstoornissen

-doodsverlangen

=> Schrijven

Liefde

-twijfel

-geluk/ongeluk

-ontevredenheid

-onkunde tot beminnen

-complexiteit, m/v

=> Het crucifix aan de muur.

Dit alles valt dan tot een noemer te herleiden: Getob of het LIJ-

DEN.

Met dit schema voor ogen, moet ik dus een Hoofdstuk per maand

maken, en het ziet er zo indrukwekkend uit, dat er wel niets van

terecht zal komen.

Mijn alles doorgrondelijkheid H.A.M. Jutte, ik raad U aan het-

Page 46: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 46

zelfde te doen en uw eigen thema‟s en motieven in te voeren. La-

ten wij elkaar bijstaan in ons schrijversschap, zal ik maar zeggen.

Gedicht v. Gerard den Brabander:

En nu zal mij de Lieve God bewaren

als ik niet alle zwarte doodsbezwaren

Tenietdoe met een diepe rode wijn.

Ik hef mijn glas, dood, want ik leef nog jaren (2)

Dat is nou Revisme. Maar dit alles maar weer terzijde.

Schrijft U mij een aantal data, voor een ontmoeting, dan laat ik U

weten welke datum mij schikt.

In nederige afwachting van Uw straf verblijf ik

Jac.P. Meiland

voor altijd de Uwe.

Sassenheim 27 mei 1985

Uwe misdadigheid meester Jac.P. Meiland.

Inderdaad mijnheer, U bent schuldig. Het pleit voor U dat U be-

rouw toont, Uw zonden opbiecht en naar straf verlangt, maar toch.

En U heeft gelijk, na schuld volgt boete en pas dan kunnen wij

over vergiffenis gaan denken. Enkele dagen en evenzovele slape-

loze nachten heb ik gezocht naar een passende straf. Zwaar viel

mij die taak, zeer zwaar, van de straf hangt wellicht Uw gemoeds-

rust en misschien zelfs Uw succes als schrijver af. En daar mag

een mensch toch niet licht mee omspringen.

Toch denk ik de taak te hebben volbracht. De straf die ik U opleg

voor het laten kwijtraken van mijn typoscript is, dat U nog deze

maand (mei 1985) een gedicht ter ere van Maria moet schrijven.

De meimaand is namelijk sinds mensenheugenis de Mariamaand,

een gedicht ter ere van Haar geschreven in de meimaand kan dus

Page 47: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 47

nooit kwaad. Komaan, schrijversbroeder, dat moet toch lukken, ik

laat de vorm geheel aan Uw voorkeur over. En als het af is zal

alles vergeven zijn en kunnen wij ons weer wijden aan de rite van

het Woord.

Over het Woord gesproken, ook ik heb mij beziggehouden met de

te gebruiken thema‟s en hun eventuele onderverdeling in motie-

ven. Het gevonden schema wijkt enigszins af van het Uwe, zoals

te verwachten viel. Als het hetzelfde was geweest had het overbo-

dig geweest dat U en ik 2 personen zijn, en dat zou wijzen op een

vergissing van God, en daar moeten we toch niet van uitgaan, als

God zich al vergist, waar blijven we dan? Dat zult U moeten toe-

geven. Wel heb ik net als U drie thema‟s gevonden, nl. Liefde,

Verlangen en psychische moeilijkheden. En die drie zijn als volgt

in motieven onder te delen:

psychische moeilijkheden:

jeugdtrauma‟s (zwemmen)

schuldgevoelens

obsessies met schrijven

depressievigheid

contactstoornissen (mensenschuw)

mensenhaat

minderwaardigheidscomplex

angst

=>Dit probeer ik te verwerken

Verlangen:

doodsverlangen

verlangen naar God

verlangen naar het Paradijs

heimwee

=> Deze verlangens worden pas bevredigd door de dood of

door bekering tot een hevige vorm van Christendom.

Page 48: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 48

Liefde

tot zaken als je werk of de Goede Zaak

De Ware Liefde

De onmogelijkheid van Liefde

Onbeantwoorde Liefde

Hopeloze Liefde

Misbruikte Liefde

=> Laten we vergetelheid zoeken in drank, slapen en gebak-

kies.

En dit alles hangt natuurlijk samen en vormt tezamen de ellendige

chaos die de domme verstandige mensen, of beter nog, het pu-

bliek, het dagelijks leven pleegt te noemen. Wat weten zij daar

nou van, laten ze t.v. kijken en zich koesthouden, zij hebben toch

Mies Bouwman om over te praten. En anders is er altijd nog het

weer of desnoods de bezuinigingen.

Maar laten wij ons met belangrijkere zaken bezighouden. Ik ben

nu vastbesloten om voortaan ‟s morgens om 5 á 6 uur op te staan,

misschien lukt het schrijven dan. Overigens ben ik vol goede

moed, want ik ben de pinksterdagen in retraîte gegaan in Zoeter-

woude en heb daar nieuwe energie opgedaan. Zo nu en dan moet

men zich afwenden van de grote boze wereld om niet helemaal het

verstand kwijt te raken.

Op het ogenblik weet ik wel degelijk waar mijn verstand zich be-

vindt, nl. in mijn hoofd en dus zal ik nogmaals een poging wagen

tot schrijven. U en ik zouden eigenlijk moeten weten welke heili-

ge zich bezighoudt met schrijvers, dan konden we misschien

kaarsjes voor hem branden en wie weet zouden U en ik beroemd

worden.

Genoeg over het schrijven, U en ik, wij moesten elkaar maar eens

treffen om ons te buigen over het geval Meike van der A. U vroeg

mij in Uw epistel om enkele data te noemen waar U dan uit zoudt

kiezen. Welnu, hier volgen ze: vrijdag 31 mei, zaterdag 1 juni,

Page 49: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 49

zondag 2 juni, maandag 3 juni of vrijdag 7 juni. Uit zulk een aan-

bod moet U toch een keuze kunnen maken. Gaarne snel bericht

hierover.

Uw zuster in de wereld van de letteren tot in de eeuwen der eeu-

wen,

H.A.M. Jutte

P.S. Als U wilt bellen, bel dan donderdagavond tussen 6 en 8 uur,

dan zal ik thuis zijn.

Sassenheim, Wasdag 3 juni 1985

Uwe vergevingsgezindheid H.A.M. Jutte;

Een gedicht ter ere van Maria is een zeer zware opdracht die mij

tot nu toe niets anders dan slapeloze nachten heeft gebracht. Daar-

bij komt dat, toen ik Uw brief ontving, Mei nog slechts enkele

dagen telde, en mijn schrijversschap is nog niet in staat om iets te

vervaardigen in zeer korte tijd. Het is weliswaar een veel te lichte

straf en ik ben U zeer dankbaar dat U zo mild hebt opgetreden,

maar een gedicht ter ere van Maria daarvoor moet je minstens

God zijn. In dat geval moet het mij dus lukken. Welaan; ik pro-

beer het…

Maar het valt erg tegen.

Moeder Maria, geef mij de kracht

U te eren met woorden

gelijk de weemoedige akkoorden

die ik speel in de nacht.

Maar beter is:

Page 50: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 50

Hoe vaak ik Maria aanroep,

Zij antwoordt mij niet.

Slechts de Dood zal mij redden

uit mijn stille verdriet.

Maar U ziet, het komt weer op hetzelfde neer: tobben, tobben en

tobben.

7 juni 1985

Het spijt mij heel erg dat deze brief wat lang op zich laat wachten.

Het leven komt de laatste dagen ontzettend hevig op me af. Een

depressie heeft zich weer van mij meester gemaakt, en ik voel me

erg eenzaam. Niemand houdt van mij. Schrijven gaat haast niet.

De zomer en de mensen op het terras trekken je naar buiten, en je

doet geen reet. Ik word niet goed van mezelf, en ik ben zo lief.

Wat moet er van mij terecht komen, waarde kunstzuster? Ik kan

het leven niet aan.

Nergens komt iets van terecht. Een mens kan plannen maken wat

hij wil; het is vrijwel zeker dat hij die toch niet uitvoert. Je kunt

maar beter de man zijn die de spoorwegboekjes maakt, waar of

niet?

Ik voel me zo slecht. U moet mij maar vergeven dat deze brief zo

kort is, maar ik kan even niet meer. Deze week heb ik een dag

zwart gewerkt, waarvan ik ook ziek ben. U moet namelijk weten:

ik ben geen kerel om te werken. Maar Men zegt dat je zonder geld

niet kunt leven. Was ik maar een uitvreter.

Schrijft U mij a.u.b. een brief, waarin U mij tracht op te vrolijken,

want het gaat zeer slecht.

Uw verwardheid, en in leven zijnde om U te dienen, ver-

blijf ik in eenvoud

Jac.P. Meiland

Page 51: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 51

Expositie in galerie 'het vijfde seizoen'

23 april t/m 29 mei

Lauran van Oers schilderijen en tekeningen

zaterdag en zondag 12 tot 17 uur, of op afspraak

'het vijfde seizoen'

Rokkeveenseweg 2

2712 XZ Zoetermeer

http://www.hetvijfdeseizoen.nl/index.php/home

http://home.kpn.nl/oerslfcmvan/index.htm

Page 52: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 52

Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald

Aantal pagina‟s: 106

Uitgever: Xtra

Bestel bij de webshop van Zone 5300 of Bol.com

Prijs: € 9,90

Page 53: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 53

Alle jaarboeken zijn verkrijgbaar bij www.unibook.com

Page 54: Circumplaudo nr. 51 mei 2011

CIRCUMPLAUDO 54