Circumplaudo nr. 48 november 2010
-
Upload
circumplaudo -
Category
Documents
-
view
218 -
download
4
description
Transcript of Circumplaudo nr. 48 november 2010
Literair internettijdschriftLiterair internettijdschriftLiterair internettijdschriftLiterair internettijdschrift
C-I-R-C-U-M-P-L-A-U-D-O
nummer 48 | november/december 2010 | 5e jaargang
CIRCUMPLAUDO 2
CIRCUMPLAUDO
nummer 48 november/december 2010
5e jaargang
-tweemaandelijks verschijnend literair platform- Ad van der Zwart
Marijke Scholten
Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl Webadres
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart Vormgeving website
Eric Peterse Omslagfoto Vormgeving omslag en binnenwerk
© 2010 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright
Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
CIRCUMPLAUDO 3
Inhoud
Rob den Boer - Willemens weg 5
Argibald - Cartoons 29, 32, 37, 40, 45
Gerard Scharn - Drie gedichten 30
Gurkje van Dam – Tante Bets d’r pensioentje 33
Ewald Th. Graf - Twee gedichten 38
Hilde A.M. Jutte- De naasleep van Boomveil 41
CIRCUMPLAUDO 4
Rob den Boer, 'HorizonTAAL', pasteltekening, 50 x 65 cm, 2007
CIRCUMPLAUDO 5
Rob den Boer
Willemens weg
De jaarlijkse wielerwedstrijd, die al sinds de jaren vijftig door de
wielervereniging van Hogeterp werd georganiseerd, was een groot
festijn waar iedereen uit het grote dorp en de omliggende gehuch-
ten het hele jaar naar uitkeek. De werklui genoten met hun gezin-
nen van een vrije dag, terwijl de boeren, kooplui en bestuurders de
gelegenheid gebruikten om zaken te doen. Hun zonen en dochters
draaiden op het afsluitende feest om elkaar heen. Maar de laatste
jaren was er iets veranderd. Ook in het dorpje Hoenderwiel, dat tot
de gemeente Hogeterp behoorde, was dat opgevallen.
“Er komen steeds meer buitenstaanders op het wielerfeest,” zei
boer Schothorst tegen boer Hendriks, toen ze leunend over een
hek een praatje maakten. “Het is niet meer ons feest.”
“Eén keer per jaar vind ik dat geen probleem,” zei boer Hendriks.
“Als ze hier maar niet blijven.”
“Daar weten wij wel raad mee,” zei boer Schothorst met een
grimmige lach. Hij klopte zijn pijp uit op het hek en stopte hem
opnieuw.
“Dit is ons dorp,” beaamde boer Hendriks. “En dat moet zo blij-
ven.” Vervolgens stak hij de brand in een verse sigaar.
Het was hun dagelijks treffen bij het hek in de namiddag, na het
koeien melken. Gezamenlijk bezaten ze bijna al het land rond
Hoenderwiel, dat ze stapsgewijs hadden opgekocht van de vroege-
re landeigenaren, iedere keer als er een pachter stopte. Ze hadden
moderne boerenbedrijven opgebouwd, met grote stallen en mo-
numentale voorhuizen. Hun kinderen studeerden in Overveen, de
meest nabijgelegen grote stad. Rond de boerderijen waren boom-
gaarden en moestuinen aangelegd, en er was ook een ponyweide.
Slechts enkele oude pachtershuisjes, die voornamelijk door oude-
ren werden bewoond, en een paar vervallen boerderijen en stallen
die waren verlaten, herinnerden aan tijden dat het dorp werd be-
volkt door landarbeiders. Die werkten lange dagen op het veld en
CIRCUMPLAUDO 6
hielden na afdracht van de pacht voor hun eigen lapje grond nog
net genoeg over om niet dood te gaan, zoals het verhaal ging dat
de ouderen die het hadden meegemaakt, aan hun kinderen vertel-
den. Maar de toevallige passant die met zijn auto door de S-bocht
reed waar het dorp aan lag, zag alleen de fleurige bloemen in de
tuin voor de boerderijen en de bordjes 'kersen te koop' bij de stal-
letjes aan de weg.
“Wij hebben verder niemand nodig,” vervolgde boer Schothorst.
“De burgemeester niet, Hogeterp niet en die buitenstaanders niet.
Omdat wij zorgen dat alles draait en iedereen werk heeft, hebben
wij hier geen ruzie.”
Maar de buitenstaanders bleven wel. Steeds meer toerfietsers re-
den door Hogeweide, de streek waar Hoenderwiel in was gelegen.
Ze stapten af bij boerderijen als ze een lekke band hadden of om
hun waterfles bij te vullen. Derk Verlinden reed de route een aan-
tal jaren en zag mogelijkheden voor een eigen bedrijf. Hij had
geen zin meer in zijn drukke baan bij een grote bank, waar hij de
hele dag alleen maar bezig was de kloeke vermogens van zakelij-
ke klanten nog verder te helpen vermeerderen.
Hij bedacht een plan voor een Bed & Breakfast met wielerspeci-
aalzaak en reparatiewerkplaats op een centraal punt in de regio.
Vervolgens deed hij een bod op een van de leegstaande boerderij-
en in Hoenderwiel. In feite was het niet meer dan een karkas, vol-
ledig overwoekerd door onkruid. De weg ernaartoe was bijna niet
meer te herkennen.
“Van wie is dat pand?” vroeg boer Schothorst aan boer Hendriks
toen hij ervan hoorde.
“Van een tandarts uit Overveen die het jaren geleden geërfd heeft
van zijn vader,” wist Hendriks.
“Ik kan me niets van hem herinneren,” zei boer Schothorst. “Maar
je kunt ook niet iedereen kennen in deze wereldstad.”
“Ze waren niet katholiek,” zei Hendriks. “En hij is jonger dan wij,
zal nu begin vijftig zijn.”
De gereformeerde jongeren van het dorp gingen in die tijd naar
CIRCUMPLAUDO 7
andere scholen buiten Hoenderwiel, dat overwegend katholiek
was. Zij mochten niet naar het wielerfeest, omdat het op zondag
werd gehouden. Ernst Willemen moest, net als alle andere boeren-
zonen, thuis meehelpen op de boerderij, maar kreeg van zijn vader
de ruimte om te studeren. “Later zul je de boerderij erven, jon-
gen,” had hij gezegd. “Maar zorg dat je een goede opleiding volgt,
anders blijf je net zo arm als wij.” De zoon was leergierig en bleek
zeer intelligent. Hij kreeg een beurs voor de universiteit en stu-
deerde tandheelkunde. Vervolgens vestigde hij zich als tandarts in
de Overveen en werd daarnaast uiteindelijk zelfs buitengewoon
hoogleraar aan zijn oude faculteit. Zijn ouders waren vrij jong,
vlak na elkaar overleden en omdat Ernst het enige kind was, had
hij de boerderij laten ontruimen en afsluiten. Omdat de familie
snel was vergeten, keek niemand er meer naar om. Maar Wille-
men miste het platteland. Door zijn werk kon hij niet terug en het
boerenleven trok hem niet. Hij sprak er op de Academische Club
weleens over met collega's die eenzelfde achtergrond hadden.
“Het platteland is niet van de boeren,” zei een van hen. “Zij be-
werken het om ons stedelingen te voeden, maar die mogen er ook
van genieten.” Willemen had zich voorgenomen om dit idee ooit
in de praktijk uit te werken.
“Wij doen een tegenbod,” zei Schothorst.
Willemen hield echter geen rekening met de twee belangrijkste
notabelen van zijn geboortedorp. Hij nam het bod van Schothorst
vriendelijk in overweging, maar verkocht dezelfde dag zijn ouder-
lijk huis aan Verlinden.
Woedend belde Schothorst Willemen.
“U had bijna al het land al, samen met uw collega Hendriks,”
antwoordde deze vriendelijk. “Om mooier te gaan wonen dan u nu
al doet, heb u het pand niet nodig. Verlinden is een aanwinst voor
het dorp, gelooft u mij.”
De volgende dag stond Schothorst samen met Hendriks voor de
vervallen boerderij te bespreken wat hun volgende stap zou zijn.
Nol Havekes, die in een huisje even verderop woonde, voegde
CIRCUMPLAUDO 8
zich bij hen. Hij noemde zich kunstenaar en droeg altijd een zwie-
rige hoed en een lange loden jas. In de kamer van zijn bouwvalli-
ge arbeiderswoninkje stond altijd een ezel met een opgespannen
doek goed zichtbaar voor het voorraam. Verder stonden er vele
half uitgedroogde potten verf en lagen er penselen, doeken, boe-
ken en platen, maar ook afvalmaterialen die hij overal vond om
'multiples' van te maken, zoals hij ze noemde. Om het hele huis
waren gebruikte spullen opgestapeld die hij opkocht in de omge-
ving en al dan niet opgeknapt weer doorverhandelde. Daarnaast
deed hij af en toe los werk als klusjesman. Ook in overall op
werklaarzen behield hij zijn flair, met zijn joviale glimlach, hals-
doek en opgekrulde snor. 's Avonds zat hij steevast om zeven uur
in café De Tolpoort in Hogeterp, waar hij at en klaverjaste met
zijn kornuiten. Geld zagen de uitbaters niet vaak, maar hij werd
gewaardeerd vanwege zijn humor en zijn levensverhalen, vooral
over zijn tijd in Amsterdam met Simon Vinkenoog, Remco Cam-
pert, Corneille en al die andere grootheden die hij misschien
weleens van dichtbij had gezien maar die zich hem niet meer zou-
den herinneren als je ze zijn naam noemde. Dat kwam ook omdat
hij al na een halfjaar vol heimwee was teruggekeerd naar zijn ge-
boorteplek. De boeren vonden hem een malloot, die niet wilde
werken, maar negeerden hem niet want hij was geboren en opge-
groeid in Hoenderwiel. Onder kunstenaars en galeriehouders werd
hij ook niet serieus genomen, want als zij zijn werk wilden zien
was hij altijd bezig aan hetzelfde enorme grote briljante schilderij
dat niemand ooit te zien kreeg. De multiples noemde hij 'vinger-
oefeningen' die hij niet wilde exposeren.
“Jullie profiteren ervan als Verlinden het koopt,” zei hij. “Als jul-
lie het hadden overgenomen, had het jullie veel geld gekost om
het op te knappen.”
“Wie zegt dat wij het op wilden knappen?” vroeg Schothorst.
“Verlinden trekt toeristen aan,” wist Havekes. “Als jullie slim zijn
proberen jullie daar een graantje van mee te pikken. Dat boeren
wordt steeds moeilijker met al die melkquota en milieueisen. Dat
CIRCUMPLAUDO 9
weten jullie ook.”
“Wielrenners maken gebruik van je faciliteiten, maar geven niets
uit omdat ze alles bij zich hebben,” bromde Hendriks. “Zie je die
fietstassen niet?”
“Het zijn allemaal stadslui met hoge opleidingen. Ze vertellen je
op je eigen erf hoe alles beter moet,” vulde Schothorst aan.
“Misschien is dat wel goed voor dit dorp,” opperde Havekes.
“We doen het al eeuwen op onze eigen manier hier in Hoender-
wiel en daar hebben wij altijd een goede boterham aan overge-
houden,” zei Schothorst. “Maar dat snap jij niet omdat je nooit
hebt gewerkt.”
“Jullie zijn gewoon bang voor verandering,” zei Havekes.
Verlinden, zijn vriendin en twee zoontjes kwamen naar het dorp
en bouwden de oude boerderij vrijwel van de grond af opnieuw
op. De deel werd winkel en werkplaats, boven het woonhuis
kwamen drie gastenkamers en beneden woonde het gezin zelf. Het
casco werd opgeleverd door een aannemer, de rest deed Verlinden
zelf. Schothorst, Hendriks en de meeste andere bewoners weiger-
den ieder contact. Havekes ging met het gezin praten en hield de
boeren op de hoogte.
“Het komt wel goed,” zei hij tegen Verlinden en zijn vriendin.
“De boeren moeten eraan wennen.” Zwierig nam hij zijn hoed af
en maakte een buiging alvorens hij terug naar huis ging.
De eerste gasten kwamen. De boeren scheurden als ze bij B&B
De Hoenderwieler kwamen extra hard langs het erf met hun grote
tractoren en weken niet uit als ze toerfietsers zagen. Het bord
'B&B', aan het begin van de weg, werd dagelijks verdraaid, zodat
het een andere richting uit wees.
Op een dag had Verlinden er genoeg van. Hij zag de boeren bij
een hek staan praten en liep op hen af.
Hij stak zijn hand uit maar die werd niet aangenomen. Boer Scho-
thorst keek naar de grond en boer Hendriks kreeg ineens veel be-
langstelling voor wat er zich boven hem in de lucht afspeelde.
CIRCUMPLAUDO 10
“Ik wilde eens praten,” zei Verlinden. “Want zo kan ik mijn be-
drijf niet uitoefenen.”
“Zie jij dat vliegtuig, daar hoog boven ons?” vroeg boer Hendriks,
terwijl zich peinzend met zijn hand over zijn kin wreef.
“Nee, hier op de grond is alles kalm en vredevol,” antwoordde
boer Schothorst, terwijl hij op de grond spuwde, precies op een
vlijtige mier die nu in het speeksel lag te spartelen.
“Wij hebben allemaal geen belang bij deze strijd,” probeerde Ver-
linden nogmaals.
“Ik zou best in dat vliegtuig willen zitten,” zei boer Hendriks.
“Lekker rustig!”
“Vliegen die mijn rust verstoren sla ik dood,” sprak boer Scho-
thorst.
Verlinden sloeg keihard met zijn sleutelbos tegen het ijzerwerk
van het hek. De boeren schrokken op en keken hem ontzet aan.
“Ik doe gewoon mijn werk,” zei Verlinden. “Net als jullie. Traine-
ren kan ik ook als het moet, maar dan wordt het hier echt ongezel-
lig.”
“Als je het hier niet gezellig vindt, waarom ga je dan niet weg,”
zei boer Hendriks op verveelde toon, met een grasspriet in zijn
mond.
“Onze hekken kunnen er in ieder geval niets aan doen dat jij een
probleem hebt, dus doe voortaan wat rustiger aan,” zei boer Scho-
thorst.
De boeren vervolgden hun gesprek zonder Verlinden nog een blik
waardig te keuren. Resoluut draaide deze zich om een liep met
grote passen terug naar zijn huis. Zijn vriendin Lieke hoorde hem
even later driftig timmeren. De volgende dag stond er een nieuwe
wegwijzer die aan vier kanten naar de Bed & Breakfast van Ver-
linden wees met een bordje eronder: 'Volg de pijl die naar het
noorden wijst'. Nol Havekes sloeg zich schaterlachend op zijn
dijen toen hij het zag. Maar het duurde niet lang. Een van de
loonwerkers van boer Schothorst had problemen met een aanze-
twiel, wel erg toevallig precies ter hoogte van de wegwijzer, en
CIRCUMPLAUDO 11
reed hem pardoes omver.
“Dat deed je expres!” stampvoette Nol Havekes.
“Dat deed hij inderdaad volkomen met opzet,” zei boer Schothorst
die juist uit zijn auto stapte.
Verlinden had de politie gebeld die even later aan kwam rijden.
De bestuurder kreeg een bekeuring en boer Schothorst moest be-
loven de schade te vergoeden.
“Natuurlijk,” zei hij tegen Verlinden. “Kom het maar halen,
stomme idioot!” en reed weg.
“Dat hebben jullie gehoord,” zei Verlinden tegen de beide agen-
ten. “Wat nu?”
“Als de boer u niet wil betalen kunt u de zaak aanhangig maken
bij de kantonrechter,” zei de hoofdagent. “Maar het is de vraag of
dat de moeite loont voor een bord dat u zelf hebt gemaakt.”
Nol Havekes liep met Verlinden mee terug naar de werkplaats.
“Je zei dat het wel in orde zou komen,” merkte Verlinden op.
“Maar het wordt erger.”
“Ze proberen je uit,” zei Havekes. “Gewoon doorgaan, dit zijn
sterke schouders!” Enthousiast sloeg hij Verlinden erop.
Ze waren bij de werkplaats aangekomen.
Havekes gaf een stevige hand en liep door naar zijn huis. Halver-
wege draaide hij zich om en zette zijn handen aan zijn mond.
“Maak het onomkeerbaar!” toeterde hij. En liep op een drafje ver-
der.
“Wat bedoelt hij?” vroeg Lieke, die vanuit het woongedeelte de
werkplaats binnen kwam.
“Dat we nog een zware strijd voor de boeg hebben,” antwoordde
Derk en ging verder met het vervangen van een achterwiel.
“Tot hoe laat ga je vanavond nog doorwerken,” vroeg Lieke.
“Begin je daar nu al over? De morgen is nog niet eens voorbij.”
“Sinds die boeren ons het leven zuur maken, wordt het iedere
avond later. Ik voel me bijna een alleenstaande moeder.”
Derk had het wiel eraf gehaald en smeet het op de vloer.
“Ja, natuurlijk, dat zal de klant fijn vinden als je zo met zijn spul-
CIRCUMPLAUDO 12
len omgaat,” riep Lieke.
“Zet mijn eten straks maar op de werkbank,” zei Derk met holle
stem. “En laat me verder alsjeblieft met rust!” En hij smeet de
tang keihard in de hoek met een berg oud ijzer die met veel lawaai
in elkaar kletterde. Zijn vriendin verstrakte van schrik en de kin-
deren in de woonkamer begonnen te huilen.
Lieke wierp hem een woedende blik toe en ging naar de kinderen,
terwijl ze deur zorgvuldig achter zich sloot. Derk zakte op een
stoel met zijn hoofd in zijn handen. Na een half uur stond hij in-
eens op, pakte een racefiets en ging naar buiten. Zonder om te
kijken reed hij in een ruk zo hard hij kon naar Overveen. Nu her-
innerde hij zich de woorden van Willemen die hem de boerderij
verkocht had.
“Je kunt het je niet voorstellen Derk! Er is zo veel land rond
Hoenderwiel, zo veel ruimte. Maar de boeren vechten om iedere
centimeter en als je ook een stukje wilt, al is het op een plek waar
ze totaal geen last van je hebben, dan zullen ze je het leven zuur
maken.”
“Dat zal nu toch wel meevallen,” dacht Derk toen.
“Tijden veranderen, maar mensen niet altijd,” had Willemen op-
gemerkt. “Hun voorgeschiedenis bepaalt nog sterk hun denken. Ze
kennen geen ander leven dan boeren en willen nooit meer afhan-
kelijk zijn van een ander, zoals hun ouders. Maar we hebben geen
tijd om op de nieuwe generatie te wachten, die wellicht niet eens
terugkeert als die klaar is met haar studie.”
Derk had niet verder gevraagd. Hij was blij dat de deal rond was.
Nu stopte hij op de brug over de stadsvijver. Het huis van Wille-
men stond schuin tegenover hem. Hij piekerde, wat moest hij zeg-
gen?
Even later ging het gordijn open en daar stond Willemen. Hij was
gekleed in een driedelig velours pak, zijn witte haar in een keurige
scheiding. Waarschijnlijk ging hij die middag college geven. On-
danks de afstand keken ze elkaar recht aan. Het gezicht van Wil-
lemen was vriendelijk, maar Derk voelde dat hij niet verder moest
CIRCUMPLAUDO 13
gaan. Hij keek naar beneden, totaal in de war. Toen hij weer op-
keek, stond Willemen er nog, die hem bemoedigend toeknikte en
vervolgens het gordijn sloot. In Derks gedachten was het huis nu
hermetisch van hem afgescheiden, alsof er een grote gracht om-
heen lag met de brug opgehaald.
Hij keek nog een keer, maar er was geen verandering zichtbaar.
Derk draaide zijn fiets om en reed naar huis. Vederlicht bedienden
zijn voeten de pedalen. De wind woei als het ware door hem heen
en alle zuurheid werd uit zijn gedachten weggespoeld. Een heel
verschil met de heenreis, toen hij zwaar moest trappen, tegen de
wind in. Op een punt waar je vanaf een wat hoger gedeelte ver
kon uitkijken over de landerijen stopte hij even en nam hij een
teug uit zijn waterfles. Langzaam voelde hij zijn woede wegglij-
den. Hij zag het gezicht van Willemen weer voor zich. De laatste
bemoedigende lach. Het leek wel alsof dit vriendelijke gezicht
zijn woede absorbeerde. Derk werd langzaam wakker. Hij keek
om zich heen. De schemer trok geleidelijk over het land dat rustig
lag te ademen, slechts hier en daar huppelde een konijntje rond. Er
stond helemaal geen wind. Hij had ook geen waterfles. Intuïtief
pakte hij zijn fiets en reed terug naar huis.
Lieke zat net met de kinderen te eten. Met haar hoofd knikte ze in
de richting van de werkplaats. Daar stond zijn avondmaal onder
een deksel te wachten. Hij nam het mee naar de keukentafel en
ging zitten. Lieke babbelde met de kinderen en hielp hen bij het
eten. Ze keek Derk niet aan.
“Het spijt me,” zei hij.
Lieke negeerde hem, maar er flitste even een nijdige frons over
haar gezicht. Ook met zijn kinderen kreeg hij geen contact.
“Schandalig hoe jij die tang in de hoek smeet,” zei ze toen de tafel
was afgeruimd en de kinderen in bed lagen.
“De kinderen zijn zich rot geschrokken. Ik heb ze urenlang moe-
ten troosten.” Ze kwam voor Derk staan en keek hem recht in de
ogen. “Je mag boos zijn, maar wij zijn je gezin. Wij worden net zo
hard getroffen door die intimidatie als jij. Onthoud dat!”
CIRCUMPLAUDO 14
Derk keek naar het tafelblad en zweeg. Hij kon geen woord uit-
brengen. Lieke nam zijn hoofd tussen haar handen en wreef hem
met haar kin over zijn haar. Derks voorhoofd zakte op haar borst.
“Zijn er gasten?” vroeg hij na een tijdje.
“Nee, die komen in het weekend pas.”
“Gelukkig,” zuchtte Derk.
Lieke begon met de afwas en ze begonnen hun dagelijkse gesprek
over het werk, de kinderen en wat er de volgende dag gedaan
moest worden. Lieke had de deur van de kinderslaapkamer wijd
opengelaten, maar er was niets te horen.
“Gelukkig slapen ze goed,” zei Derk, die even was gaan kijken en
hij pakte de handdoek om af te drogen.
Na de afwas zaten ze nog een tijdje met een glaasje wijn aan de
keukentafel. Net toen ze naar bed wilden gaan, schenen er opeens
felle lichtbundels door de ramen. Ze gingen heen en weer en
kruisten elkaar. Derk liep meteen de deur uit om te gaan kijken.
Lieke stond achter het raam. Het was een heldere nacht, dus zij
konden in de verte tractoren met ploegen in volle vaart over de
akkers zien rijden. Af en toe deden ze de ploeg naar beneden en
woelden een stuk grond los, maar de meeste tijd waren ze aan het
manoeuvreren. Vooruit, hard remmen en dan weer keihard achter-
uit. Ze schenen Derk met hun felle koplampen recht in het gezicht,
terwijl Lieke boven in de slaapkamer de kinderen opving die
wakker waren geworden. Derk wilde de politie bellen, maar
wachtte daarmee toen hij Nol Havekes in zijn pyjama met daar-
overheen een bontjas voorbij zag hollen terwijl hij zijn herders-
honden vooruit stuurde. In zijn hand had hij een metalen plaat die
hij, toen hij op het juiste punt stond, voor zich hield in de richting
van de tractoren. Die lieten hun gas los en stonden even later stil
met de koplampen gedimd. Het metaal had als een spiegel ge-
werkt en de tractorchauffeurs verblind.
Er klonk een lichte knal en Nol liet de metalen plaat vallen. Ver-
schrikt keek hij waar het projectiel vandaan kwam. Boer Scho-
thorst stond naast een van de tractoren, met een luchtbuks in zijn
CIRCUMPLAUDO 15
hand. De tractoren werden gestart en beschenen nog een keer fel
het huis van de familie Verlinden en Nol Havekes, die languit
voorover ging liggen. Toen draaiden ze om en gingen terug naar
de boerderij van Schothorst, die lopend volgde.
Nol stond op en hief zijn handen ten hemel. Driftig in zichzelf
mompelend liep hij terug naar zijn huis. Lieke stond opeens naast
Derk.
“Morgenvroeg zijn de kinderen en ik hier weg,” zei ze.
Derk ging op een paaltje zitten en staarde de duisternis in. Op-
nieuw zag hij het gezicht van Willemen met zijn vriendelijke uit-
drukking en de gemoedelijke knik. Het hield hem bezig. Had die
zijn ouderlijk huis aan hem verkocht omdat hij een goed bod had
gedaan of zat er meer achter? Hij had geen zin meer om de politie
te bellen. Ze kwamen wel en schreven trouw alles op in hun boek-
je, maar de boeren hadden altijd een goed verhaal. Het was dan
zijn woord tegen dat van hen. Ze wisten precies hoever ze konden
gaan. Derk pakte de metalen plaat van Nol op en nam hem mee
naar binnen. Er zat een flinke put in door de kogel uit de lucht-
buks. In het huis van Nol was alles donker. Derk schonk zich nog
een glas wijn in en bleef de hele nacht in de keuken zitten bij het
schrale licht van een klein schemerlampje.
De volgende ochtend laadde Lieke de kinderen en de noodzakelij-
ke spullen in de auto en reed na een kort afscheid weg. De loon-
werkers op de tractoren, die de auto herkenden, toeterden allemaal
tegelijk en zwaaiden triomfantelijk. Even later zag Derk dat boer
Schothorst met zijn auto stopte bij het huisje van Nol Havekes.
Die had de avond daarvoor stevig gedronken en opende de deur in
zijn pyjama met zijn haren alle kanten op. Een half uur later stapte
de boer het huisje weer uit en reed verder. Derk ging eens bij zijn
vriend kijken.
“Je hebt er goed aan gedaan om je gezin weg te sturen,” zei hij,
terwijl een grote wolk sigarettenrook uitblies en een slok van zijn
koffie slurpte. “Het wordt menens nu. Dit huisje is van Schothorst,
CIRCUMPLAUDO 16
wist je dat?”
“Ik heb Lieke niet weggestuurd, ze is vertrokken,” zei Derk. “Zelf
blijf ik gewoon zitten. Wat kunnen ze doen? Mij vermoorden?
Dan zitten ze met een lijk!”
“Schothorst en Hendriks zijn net een vesting,” zei Nol. “Je kunt er
wel omheen, maar niet doorheen.”
“Een vesting kun je wel innemen,” wierp Derk tegen. “Met de
juiste munitie!”
“Ik wens je succes,” zei Nol cynisch, “maar ik doe voorlopig even
niet mee.”
Er ging een week voorbij. Derk was bezig in zijn werkplaats toen
er een auto in volle vaart zijn erf op reed en met gierende banden
stopte. Met een rood hoofd van woede kwam boer Schothorst met
een krant in zijn hand de werkplaats binnen.
“Ben je nu helemaal gek geworden?” riep hij en begon voor te
lezen: “Kom naar Hoenderwiel, het kersendorp van Nederland.
Verblijf in de plaatselijk B&B en laat u verrassen door het beste
fruit van het seizoen, van de gastvrije boeren in de omgeving.”
Woedend smeet Schothorst de krant voor Derks voeten.
“Wat moet ik met al die snoeshanen? Regel zelf dat je gasten wat
te eten krijgen. En laat ons erbuiten, wij hebben een serieus boe-
renbedrijf, geen hobbywinkeltje zoals dit.”
“Waarom staat er dan een bord 'kersen te koop' op je erf met een
fruitstalletje erbij?” merkte Derk op. “Toch niet voor de groothan-
del? Ik mag mijn gasten toch wel wijzen op de plaatselijke voor-
zieningen? Of heb je ineens een hekel gekregen aan geld verdie-
nen?”
Schothorst bromde wat. Na een korte stilte zei hij: “Ik weet nu wie
jouw vriend Willemen is, waar je zo graag naartoe fietst. Hendriks
en ik zijn wat ouder, dus wij kennen hem niet van school en ande-
re gelegenheden. Op het wielerfeest zagen wij hem ook nooit.
Eigenlijk herinner ik mij hem totaal niet.”
“Maar hij herinnert zich u wel,” merkte Derk op.
“Schijnbaar,” zei Schothorst peinzend en streek met zijn wijsvin-
CIRCUMPLAUDO 17
ger over zijn kin. En hij vervolgde: “Verlinden, snap jij waarom
hij dit krot dertig jaar lang liet verloederen en nu pas aan jou wilde
verkopen?”
“Hij kon er een goede prijs voor krijgen,” zei Derk. “Er is belang-
stelling voor dit soort boerderijen van drukbezette mensen uit de
Randstad die rust willen en vanuit huis kunnen werken.”
“Onze tandarts had dertig jaar geleden, kort nadat zijn ouders
vrijwel achter elkaar waren overleden, een betere prijs kunnen
krijgen van de boer van wie zijn vader de grond pachtte. Die was
niet van hem. In plaats daarvan wachtte hij totdat die boer vijf jaar
geleden stopte met zijn bedrijf en kocht de grond rondom de boer-
derij alsnog, met de smalle strook langs de weg waar nu die
boomgaarden staan. De weilanden gingen naar Hendriks en mij-
zelf. Jij hebt alleen het stuk waar je huis op staat en het erf. De
rest is dus nog steeds van hem. Hoe weet ik dat? Gewoon nage-
vraagd bij het Kadaster. Dus als jij zo graag wilt dat je gasten ker-
sen leren eten, vraag dan aan je vriend Willemen of je zijn boom-
gaarden mag pachten waar het fruit nu wegrot omdat hij er niets
aan doet.”
En hij draaide zich om en liep weg.
In de weken die volgden, werd Derk met rust gelaten door de boe-
ren. De loonwerkers groetten hem zelfs. Lieke keerde terug met
de kinderen, toen ze het hoorde. Ze waren van de schrik bekomen
en de jongetjes hadden hun vader erg gemist. Nol kwam ook weer
regelmatig langs om koffie te drinken. Het leven in Hoenderwiel
leek wel normaal te worden.
“Nol, wist jij dat die bongerds naast het huis nog steeds van Wil-
lemen zijn?” vroeg Derk toen ze met zijn allen aan tafel zaten.
Die knikte.
“Dat heb je ons nooit verteld,” zei Lieke.
“Dat hebben jullie mij nooit gevraagd,” grinnikte Nol. “Ik let erop
en daar betaalt hij mij een klein bedrag voor.”
“Wat wil hij ermee?” vroeg Derk zich af. “Waarom verkocht hij
ze niet in een keer met de boerderij?”
CIRCUMPLAUDO 18
“Het recht van weg,” zei Nol. “De weg naar de boerderij van
Schothorst loopt over de grond van Willemen.”
Derk sloeg met zijn vuist op tafel.
“Dat wist hij niet,” riep hij uit. “Hij vertelde dat hij bij het Kadas-
ter had ontdekt dat de boomgaarden nog van Willemen zijn.”
“Hij weet het nog steeds niet,” zei Nol droog. “Maar hij heeft wel
een vermoeden. Daarom kwam hij bij mij. Maar ik zeg niets.”
De volgende dag reed boer Schothorst naar Overveen en sprak
met Willemen.
“Die bongerds liggen aan weerszijden van de weg naar mijn be-
drijf,” zei hij.
Willemen knikte instemmend en stak een sigaar op zonder Scho-
thorst er een aan te bieden.
“Nu weet ik dat die van u zijn,” vervolgde Schothorst, “Maar van
wie is de weg?”
“Van degene op wiens grond de erfdienstbaarheid is gevestigd,”
sprak Willemen.
Schothorst wist genoeg.
“Ik koop die grond.” En hij noemde een prijs.
“Waarom zou u zo veel geld uitgeven als u uw boerderij ook via
de nieuwe weg kunt bereiken?” vroeg Willemen.
“Dan moet ik het hele dorp doorrijden en voortdurend aan de kant
gaan voor tegenliggers. De weg over uw grond is veel korter en
dat weet u drommels goed!”
“Ik neem uw aanbod in overweging,” zei Willemen.
“Mooi, dat is dan geregeld,” zei de boer en stond meteen op. “Ik
geef u een hand en ga meteen terug naar de boerderij.”
“Ik zei alleen dat ik uw aanbod in overweging zou nemen,” zei
Willemen met een strak gezicht, zonder de hand aan te pakken.
“Nu er een tweede ontsluitingsweg ligt kan ik de rechter ook nog
vragen om uw recht van weg op te heffen.”
Machteloos, met een trillende onderlip van woede, bleef Scho-
thorst een moment bewegingsloos staan. Wat moest hij nu zeg-
gen? Abrupt liep hij zonder commentaar weg.
CIRCUMPLAUDO 19
Onderweg naar huis bedacht hij in zijn auto wat die tandarts in
zijn schild voerde. Het was al zo lang geleden. Zolang hij zich kon
herinneren was die boerderij al in vervallen staat, ook toen de fa-
milie van Willemen er nog woonde. Waarom had hij het hele per-
ceel met alles erop niet in een keer aan de pachtheer verkocht toen
hij de kans had? Waarom had hij maar een gedeelte aan Verlinden
overgedaan? Nol Havekes wist er vast meer van! Die lette immers
op de boomgaarden en ging af en toe naar Overveen om Willemen
te berichten over de stand van zaken. Hij reed meteen naar het
huisje toe. De deur stond open en hij ging zonder kloppen naar
binnen. In de keuken stond Nol in zijn ondergoed de was uit de
wasmachine te halen. Verbouwereerd stamelde hij:
“Vindt u het erg...”
“Ja, ik vind het erg,” zei Schothorst en hij ging pal voor Nol staan,
die zich al tot het raam terug getrokken had.
“Nu vertel jij mij alles over dat recht van weg en wat die tandarts
daarmee wil. Anders kun je nu meteen je biezen pakken en laat ik
dit huis dichttimmeren.”
En hij stootte met zijn vuist door het keukenraam.
“Zo gaat dat,” riep hij uit, “dit is mijn huis en daar loopt mijn weg,
begrepen?” En hij pakte Nol bij zijn nek en duwde zijn hoofd door
het gat in het raam. Zijn halsslagader was slechts enkele centime-
ters verwijderd van de punt van een grote glasscherf.
“Hi,” zei iemand. Het was Derk.
“Als dit jouw huis is, zou ik maar niet verder gaan, anders maak je
alles vies,” zei hij.
Schothorst liet Nol met tegenzin los.
“Viezer dan deze zwijnenstal nu al is, kan het niet,” bromde hij.
“Maar voor een verrader is het goed genoeg.” En hij ging weg.
's Nachts werden de bewoners wakker van een rooklucht en flik-
kerend licht dat door de gordijnen drong.
“Brand!” riep Lieke. Derk stormde naar buiten. De boomgaarden
stonden in lichterlaaie en doordat het behoorlijk was gaan waaien
CIRCUMPLAUDO 20
verspreidde het vuur zich snel via het hoge gras en al het afval dat
ertussen lag. Nol liep luid jammerend rond want de vlammen be-
gonnen nu ook aan zijn huisje te eten. Derk rende naar binnen en
gooide zoveel mogelijk spullen van Nol naar buiten. Lieke bracht
de kinderen op veilige afstand. Toen de brandweer kwam, was er
al geen redden meer aan. De boerderij van Derk werd nat gehou-
den zodat het vuur gecontroleerd uit kon branden.
Inmiddels stonden alle mannen uit het Hoenderwiel bij de plaats
van de brand.
“Al mijn creativiteit zat in dat huisje!” jammerde Nol. “Verder
heb ik niets.” Hij sprong tussen de overblijfselen van zijn woning
en brandde meteen zijn vingers toen hij de nog smeulende restan-
ten van een schilderij wilde pakken. Een brandweerman trok hem
eruit en Lieke nam hem mee de boerderij in.
“Hij kan bij ons blijven,” merkte Derk op.
“Niets daarvan,” zei boer Schothorst. “Die nietsnut hoort bij ons
en gaat straks met mij mee.”
“Ik denk dat hij zelf wil bepalen waar hij verblijft,” zei Derk.
Inmiddels liep Nol weer buiten met verband om zijn hand.
Schothorst tikte hem op zijn schouders. “Nol, jij komt bij ons wo-
nen, jongen, ons moeder zal goed voor je zijn.”
Zoveel zorgzaamheid had Derk nog niet eerder bij de boer opge-
merkt. Het duurde ook niet lang.
“Lag je in bed te roken?” vroeg boer Hendriks aan Nol. “Je weet
toch dat dat niet mag?”
“De brand is begonnen in de boomgaard,” zei Lieke.
“Hoe weet u dat? Hebt u het soms aangestoken?”
“Ik niet,” zei Lieke, “Ik dacht eerder dat een van jullie dat had
gedaan.”
“Sssssst!” snauwde Derk.
De brandweercommandant kwam op hen toelopen met een siga-
renpeuk in de hand. Hij toonde deze aan de omstanders. Boer
Schothorst verstrakte even, maar zei toen dat hij hem niet herken-
de. Derk, die goed op hem lette, had het opgemerkt. De overige
CIRCUMPLAUDO 21
omstanders schudden ook van nee.
“Is met hulp van deze peuk de brand aangestoken of is hij vanzelf
ontstaan?” zei de brandweercommandant. “Wat denken jullie?”
Boer Schothorst keek naar beneden en deed er het zwijgen toe. De
anderen haalden hun schouders op of wendden zich af. De sfeer
werd ongemakkelijk. Een doodse stilte trad in. Slechts het vallen
van waterdruppels uit de bomen die kletsnat waren van het blus-
water was hoorbaar.
“Briljant hè?” zei de brandweercommandant tegen de politie-
inspecteur die naast hem was komen staan. “Altijd als er hier iets
in brand vliegt, weet niemand ergens van.”
De omstanders begrepen wel waar hij op doelde. Een van de pan-
den die de boeren wilden slopen om een tweede ontsluitingsweg
aan te leggen naar de provinciale weg was het oude schooltje. Het
was een monument en moest behouden blijven. Maar de boeren
wilden geen weiland opofferen. Tijdens oudjaar, enige jaren gele-
den, vloog het in brand en niemand had haast om de brandweer te
waarschuwen, die de handen al vol had aan het blussen van vuur-
werkbrandjes. Inmiddels lag de weg er toch.
“Wij zijn hardwerkende mensen die 's nachts liggen te slapen,” zei
boer Hendriks. “Als u het goed vindt, gaan we nu terug naar bed,
ik moet morgen vroeg op om te melken.” En hij voegde er schalks
aan toe: “Als u het niet goed vindt ook.” En spuugde op de grond.
“Laten we ons beperken tot de feiten,” zei de politie-inspecteur en
hield een plastic zak open. Zonder iets te zeggen smeet de brand-
weercommandant de peuk erin en liep weg. De omstanders gaven
hem net genoeg ruimte om zich half tussen hen door te wringen.
“U kunt gaan,” zei de politie-inspecteur tegen iedereen die stond
te kijken. “Wij komen binnenkort op deze zaak terug.”
Brandweer en politie begonnen te vertrekken en de bewoners gin-
gen terug naar hun huizen. Nol ging inderdaad met boer Scho-
thorst mee.
“Normaal schelden ze elkaar verrot en nu wordt hij als een Siame-
se poes vertroeteld,” merkte Lieke op.
CIRCUMPLAUDO 22
“Ze kennen elkaar al zo lang,” zei Derk terwijl hij nadacht over
het gezicht dat boer Schothorst had getrokken toen hij het stuk
sigaar zag.
De volgende morgen liep hij naar de boerderij van Schothorst om
hem ernaar te vragen. De boer bleek niet thuis. Nol zat al achter
een glas bier, met een uitgemergeld gezicht. Hij zwaaide slechts
kort. De boerin bleek niet te weten waar haar man naartoe was.
Derk wist het wel. Met grote passen liep hij naar zijn auto, maar
voordat hij het portier opende bedacht hij zich en pakte zijn race-
fiets. Wat frisse lucht om zijn oren hielp hem altijd om zijn ge-
dachten te ordenen. Hij was nog geen twintig meter verder of hij
zag een oudere heer in pak tussen de verbrande bomen schuifelen.
Derk liep op hem toe en toen de man opkeek zag hij dat het Wil-
lemen was.
“Zonde van uw laatste bezit hier,” sprak hij.
“Ach, die paar bomen planten we gewoon opnieuw,” zei Wille-
men. “Belangrijker is de vraag wie de brand heeft aangestoken.”
En hij stak een sigaar op. Derk zag meteen dat het er een van het-
zelfde soort was als die de brandweercommandant had gevonden.
“Is het wel verstandig om op dit moment op deze plaats een sigaar
op te steken?” vroeg hij.
“Vindt u niet?” vroeg Willemen en smeet de sigaar op de grond
die vervolgens langzaam uitdoofde. Hij lachte. “Deze brand kan
nooit vanzelf zijn ontstaan. Het hout van de bomen is te vochtig,
maar ook weer niet nat genoeg om geen vlam te vatten als de na-
tuur wat geholpen wordt. Ik meen benzine te ruiken.”
“De brandweer vond gisternacht een sigarenpeuk,” zei Derk. “Ei-
genlijk van hetzelfde soort als die van u.”
Willemen lachte weer.
“En nu heb ik het dus gedaan hè?”
Er stopte een auto met gierende banden. Boer Schothorst stapte
driftig uit.
“Waar bent u mee bezig?” schreeuwde hij tegen Willemen. “Wat
CIRCUMPLAUDO 23
wilt u van ons? Verkoop dit land aan mij, ik betaal de hoofdprijs.
Dan heb ik mijn weg en kan Derk kersen verkopen en u bent er
vanaf. Dan hebt u hier ook niets meer te zoeken.”
Voor het eerst werd Derk door boer Schothorst met zijn naam
aangeduid.
“Het spijt me Schothorst, maar ik verkoop het niet aan u,” zei
Willemen. “Maar u hebt gelijk dat ik hier niet meer zoveel te doen
heb, dus ik geef de boomgaarden in bruikleen aan Derk hier inclu-
sief uw recht van weg, maar op voorwaarde dat u iedereen erover
laat en fietsers voorrang geeft op tractoren.”
“Juist ja,” zei boer Schothorst. “U wilt burgemeester worden! Het
land verdelen en zelfs de verkeersregels bepalen.”
“Graag of niet,” zei Willemen droogjes. En hij liep naar zijn auto
en reed weg.
Stampvoetend van kwaadheid liep boer Schothorst door de ver-
brande boomgaard en schopte hier en daar tegen een restant van
een boom. “De schoft! Volgens mij heeft hij het vuur zelf aange-
stoken om iedereen hier tegen elkaar op te zetten.”
“Zijn sigaar is in ieder geval van hetzelfde soort als die gisteren
werd gevonden,” zei Derk, die de peuk had opgeraapt die Wille-
men zojuist had weggegooid.
“Ja, hij wil erg graag dat wij hem verdenken,” bromde Schothorst.
“Maar toevallig was ik vanochtend bij zijn huis en vertelde zijn
assistente me dat hij vanochtend pas terugkwam uit het buitenland
en meteen is doorgereden hiernaartoe om zijn boomgaarden te
bekijken.”
“Dus we moeten degene zoeken die de sigaar, die na de brand
werd gevonden, daar heeft neergelegd,” concludeerde Derk.
“Precies! En dan weten we ook wie de brandstichter is, want zo'n
boomgaard brandt niet zo fel door een sigarenpeuk als het hout
niet helemaal kurkdroog is.”
“Wie rookt er nog meer zulke sigaren en komt regelmatig hier in
de buurt?” vroeg Derk zich af.
“Niemand,” antwoordde Schothorst, “maar ik ken wel iemand die
CIRCUMPLAUDO 24
ze regelmatig krijgt.”
“Wie?”
“Daar wordt nu goed voor gezorgd,” antwoordde Schothorst
droogjes.
“Nol?” riep Derk. “Waarom zou hij dat doen, hij kreeg geld van
Willemen om er toezicht op te houden.”
“Laat ons dat maar uit hem trekken,” sprak Schothorst. “Wij ken-
nen hem al sinds hij een baby was. Ik ben zijn peetoom, weet je.”
“Nee, dat wist ik niet,” stond Derk sprakeloos.
“Jij weet heel veel dingen niet,” zei Schothorst en reed vervolgens
weg.
De boomgaard werd minutieus door de recherche onderzocht. Er
werden benzinesporen gevonden en restanten van lucifers. De
sigarenpeuk had niets met de brand te maken. De buurt werd on-
dervraagd en ook Willemen moest een verklaring afleggen. Omdat
niemand wat had gezien van de brandstichting en er verder geen
getuigen waren, werd de zaak al snel gesloten. Nol wilde zijn ver-
brande huisje tot kunstwerk verklaren en felrood schilderen, maar
boer Schothorst liet het slopen. Voor Nol kocht hij een oude
woonwagen waarin hij voorlopig kon wonen naast de boerderij.
Derk ging bij hem langs met een fles wijn en vroeg hem op de
man af waarom hij de boomgaarden in brand had gestoken. Nol
bezwoer hem dat hij het niet had gedaan. De sigarenpeuk was wel
van hem en hij had de sigaar inderdaad van Willemen gekregen
toen hij zijn loon kwam halen. Eerder op de avond hadden wel een
paar fietsers met rugzakken bij hem aangebeld of hij een camping
voor ze wist. Hij had ze doorverwezen naar het grote dorp. Mis-
schien hadden ze in de boomgaard een vuurtje gestookt om wat
eten te maken en waren ze toen de bomen vlam begonnen te vat-
ten in paniek gevlucht. Daarna bezocht Derk nog even boer Scho-
thorst. Hij werd binnengelaten in de voorkamer, voor het eerst.
“We hebben nu een gezamenlijk belang,” sprak de boer. “Jij krijgt
de grond in erfpacht die ik nodig heb om mijn boerderij te berei-
ken en ik moet iedereen over mijn weg laten, dus ook al die wiel-
CIRCUMPLAUDO 25
renners die hier alles komen bekijken en niets kopen. Maar goed!
Ik heb zo gedacht: die wielrenners zijn vrije mensen en zijn dus
onze wielrenners. We zullen daarom goed voor ze zorgen en alle
medewerking verlenen waar dat nodig is.”
Derk bedankte hem, hoewel de sinistere lach van de boer hem niet
overtuigde van diens oprechte hulpvaardigheid.
Een paar weken later stormde Nol de werkplaats binnen met de
voor hem typerende uitgelatenheid.
“Overal staan borden,” riep hij. “'Kamers te huur' staat erop. Eerst
werken ze jou met alle macht tegen en nu gaan ze voor zichzelf
beginnen.”
“Gewoon in een zelf verbouwde stal,” zei Lieke, terwijl ze hun
zoontje van zes over de bol aaide. “Wij hebben ontzettend veel
moeten investeren in dit pand terwijl zij meteen gaan verdienen.”
“We kunnen die borden gewoon weghalen,” opperde Nol.
“Laat zitten,” zei Derk. “Ze gaan hun gang maar.”
En hij liep naar buiten om aan een kapotte racefiets te werken.
“Ze waren zo tegen ons,” zei Lieke, terwijl ze Nol nog een kop
koffie inschonk. “Maar met jou gaat het weer een stuk beter.”
Nols aandacht werd getrokken door de Hogeterper Courant die op
half open op tafel lag. In een grote aankondiging werd vermeld
dat de jaarlijkse wielerwedstrijd, die binnenkort zou worden ge-
houden, werd gesponsord door de Stichting Landschapsverduur-
zaming Hogerweide. Hij las voor:
“Van onze correspondent. Op donderdagmiddag jl. overhandigde
Prof. Dr. Ernest Johan Willemen, tandarts te Overveen en voorzit-
ter van de Stichting, een cheque van 30.000 euro aan Mr. Laurens
ten Cate, voorzitter van de Wielervereniging te Hogeterp voor de
jaarlijkse wielerwedstrijd. Deze krijgt een extra dimensie omdat
de stichting in het kader van de herontwikkeling van plattelands-
gebieden recreatie- en serviceplekken realiseert in de dorpen van
het gebied Hogerweide. Hiermee is al een begin gemaakt in
Hoenderwiel waar de B&B van de familie Verlinden voor wieler-
CIRCUMPLAUDO 26
toeristen, die is voorzien van een goed geoutilleerde werkplaats,
een begrip is geworden in de regio. Inmiddels zijn er in dit karak-
teristieke dorpje al meerdere locaties waar wielers goed kunnen
vertoeven. “De pilot in Hoenderwiel heeft inderdaad uitstekend
gewerkt,” stelt voorzitter Ten Cate vast.”
Nol draaide krant om en liet de stomverbaasde familie Verlinden
foto's zien van Willemen met de voorzitter en de wethouder en
foto's van het huis en de werkplaats van Verlinden zelf.
“Wanneer zijn die foto's gemaakt?” zei Lieke. “Ik heb hier geen
fotograaf gezien.”
“Ik heb ze gemaakt,” zei Nol. “Willemen wilde foto's van het huis
voor de verzekering, na de brand.”
“Wat een hufter,” zei Lieke. “Hij laat ons alles opbouwen en de
weerstand breken en strijkt zelf met de eer.”
Derk had alles gehoord vanuit de werkplaats en kwam ook weer
binnen. Hij wist niets van het pilotproject. Toen boer Schothorst
het artikel las, barstte hij uit in een serie verwensingen waar de
duivel nog hoogrood van zou verschieten. Zijn vrouw ging maar
met de honden wandelen totdat hij uitgeraasd was. Boer Hendriks,
die zoals iedere ochtend een kop koffie was komen drinken, was
een dankbaarder klankbord.
“Wat een ellendeling is die tandarts!” riep Schothorst.
“Zeg dat wel,” beaamde Hendriks. “Heel heimelijk heeft hij zijn
plannen doorgezet.”
Zo ging het een tijdje. Totdat Schothorst zei: “We gaan naar Ver-
linden, kijken wat hij hier van wist.”
“Verlinden zou het gezegd hebben als hij hieraan meegewerkt
had,” zei Hendriks. “We kunnen beter Nol nog eens goed door
elkaar schudden.”
“Over Nol wil ik het niet meer hebben,” zei boer Schothorst. “Ook
niet met jou. Dit conflict is nu groter dan een paar simpele buren-
ruzies. Willemen wil het karakter van de hele streek veranderen.
En daar wordt Verlinden voor gebruikt, dus we moeten kijken hoe
we via hem die stichting een hak kunnen zetten.”
CIRCUMPLAUDO 27
Toen ze met zijn allen aan de keukentafel van Verlinden zaten,
begon boer Schothorst: “Derk, wat wist jij van deze plannen?”
“Niets,” zei Derk. “Ik heb gewoon een huis gekocht en de verko-
per wilde graag weten wat ik ermee ging doen en dat heb ik hem
dus verteld. Hij heeft me goed geholpen met advies over bouw-
vergunningen, die ik door zijn bemiddeling ook erg snel kreeg.
Hij heeft mij nooit iets verteld over die stichting en over dat mas-
terplan.”
“Wij willen dat dit gebied een landbouw- en veeteeltbestemming
houdt,” zei boer Schothorst.
“Zo is dat,” zei boer Hendriks. “Onze kinderen moeten onze be-
drijven voort kunnen zetten.”
“Dat kan prima samengaan met recreatie,” zei Derk. “Dat kan
zelfs een leuke bijverdienste zijn voor een boer.”
Boer Schothorst liep naar buiten.
“Kijk nu eens uit over dit landschap. Weide en lucht zover je kunt
zien. Alles wat er nu in staat of loopt hoort erin thuis. De boerde-
rijen, de dieren, de bomen en de sloten. Stadsmensen noemen dit
leeg en willen hier bungalows bouwen en golfbanen. Of cam-
pings. Als ze vervolgens mest ruiken dienen ze een aanklacht in
en krijgen we milieu-inspecteurs op bezoek. Moeten we weer in-
vesteren in allerlei apparatuur. Dit landschap is vol van de natuur
en daar hoort mest bij. Tot nu toe hebben we al die zogenaamde
vernieuwing weg kunnen houden. Maar die vermaledijde Wille-
men heeft ons stevig bij de neus genomen.”
“Dit draaien we niet meer terug,” erkende boer Hendriks. “Dus we
moeten zien hoe we er zo veel mogelijk van kunnen profiteren.”
“Dan wordt het hier wel druk,” zei Schothorst. Hij draaide zich
om.
“Derk, waarom was jij hier ook alweer komen wonen?” vroeg hij.
“Vanwege de rust,” zei Derk.
Met zijn drieën stonden de boeren en Derk nu peinzend bij het
hek. Langzaam stegen wolkjes op uit de pijp van boer Hendriks.
In de verte reed een tractor met een ploeg. Een reiger stond op een
CIRCUMPLAUDO 28
been naast een sloot. De zon kroop langzaam naar haar hoogte-
punt. Een grote groep wielrenners kwam op volle snelheid de
bocht om, hield even in toen ze de B&B van Derk zagen, maar
besloot door te rijden. Enkelen maakten van de gelegenheid ge-
bruik om hun lege bidon weg te werpen die in het gras achter ble-
ven. Eentje rolde zelfs tot voor de voeten van boer Schothorst.
Woedend riep hij ze na. Hij kreeg er een opgestoken vinger voor
terug.
“We krijgen ze wel, die rotzakken!” zei hij tegen boer Hendriks.
“Ik ken een binnendoorpaadje waar ze ook vaak langskomen om
af te snijden en waar we met de giertank de boel kunnen volspui-
ten zonder dat de politie het onmiddellijk merkt.” De boeren ver-
trokken meteen.
Derk schudde zijn hoofd en ging de keuken binnen. Hij keek nog
eens naar de foto van Willemen in de krant. Nol kwam naast hem
staan.
“Wat een schurk,” zei hij. “Door het recht van weg een heel dorp
in de tang nemen.”
“Nee,” lachte Derk, “Dit is een meesterzet!
CIRCUMPLAUDO 29
Argibald
CIRCUMPLAUDO 30
Gerard Scharn
Drie gedichten
impressie
mooie meiden op transportfietsen
ze lijken op de slagersjongens
van weleer strooien chocoladeletters
als hagelslag op de terrassen
ze fluiten op hun vingers geen handen
aan het stuur, de zon scheen eindeloos
die dag dat ik een stukje van de hemel zag
taalmeester
de spreekstalmeester scheldt
en vloekt volkomen polyglot
in michif en baskisch de paarden
in galop zijn cowboylingo doorspekt
met vissers- en jagerslatijn
CIRCUMPLAUDO 31
park
de onzichtbare hond van katja
graaft kuilen in het plantsoen
en bijt naar de parkwachter verscholen
in het groen tussen eik en kastanje in een iep hangt een gevallen vrouw
het kind nog aan de borst op het terras van eldorado zwermen bijen
rond het glas ranja van de overblijver
CIRCUMPLAUDO 32
Argibald
CIRCUMPLAUDO 33
Gurkje van Dam
Tante Bets d’r pensioentje
Er worden nogal veel oorlogen gevoerd en om ze een beetje uit
elkaar te houden, krijgen ze namen. Dan weten we tenminste waar
we over praten. Depressies en recessies krijgen geen namen. Ik
weet niet waarom niet, misschien zijn er te weinig van of mis-
schien worden er wel namen aan gegeven maar slaan die niet aan.
Toch, als er wordt gesproken over De Grote Depressie of De Cri-
sisjaren, dan weten de meeste mensen wel dat het gaat over de
jaren dertig van de twintigste eeuw.
Het was vlak voor die crisisjaren dat tante Bets, een zus van mijn
vaders’ moeder, dienstmeid werd op een pastorie in Leiden. Als je
in die tijd als vrouw niet getrouwd wist te raken en niet genoeg
geld had om non te worden, zat er weinig anders op dan een
dienstje te zoeken.
Op een zonnige maar winderige dag in september had een aantal
familieleden van tante Bets een boot afgehuurd voor een plezier-
tochtje door Leiden in verband met een gouden bruiloft. De boot
zou vlak langs de pastorie gaan waar tante Bets diende en zij wist
ervan. Ze keek geregeld uit het raam om te zien of de boot al
kwam. Toen ze het schip vol familie zag, deed ze haar schort af en
liep naar buiten om te zwaaien. De familieleden zwaaiden enthou-
siast terug. Meneer pastoor keek toevallig uit het raam, had er
aardigheid in en kwam ook naar buiten om te zwaaien. Vol ontzag
stond toen iedereen in de boot op en dromde naar een kant. Die
boot maakte toen nog bijna slagzij.
Bij de pastorie kwamen niet alleen boten langs. Er kwamen ook
pastoors en kapelaans langs; en dekens en nog hogere prelaten.
Dan moest tante Bets de koffie in het goeie servies serveren.
Een enkele keer kwam er een bouwpastoor langs, die kwam dan
preken en geld ophalen voor het bouwen van nieuwe kerken in
armlastige parochies en parochies op het nieuwe land in de Zui-
derzee. Zo’n bouwpastoor kreeg z’n koffie in het daagse servies.
CIRCUMPLAUDO 34
Dat heeft tante Bets nooit zo goed begrepen. Zo’n bouwpastoor
deed toch ook Gods’ werk, evengoed als de prelaten.
Eén van die bouwpastoors wist het echter mooi te vertellen, zo
mooi dat meneer pastoor ervan onder de indruk was en om het
goeie servies vroeg. De bouwpastoor vertelde over hoe het geld
dat hij inzamelde niet gelijk kon worden uitgegeven. Dat kon pas
als er genoeg bijeen was gegaard. Voor zolang werd het ingeza-
melde geld dan belegd op de beurs. En het mooie was, zo zei hij
erbij, dan werd dat geld vanzelf meer. Meneer pastoor kon het
haast niet geloven maar vermoedde iets in de trant van Gods’ ze-
gen. En de bisschop had het goedgekeurd, zo verzekerde de
bouwpastoor nog.
Meneer pastoor dacht er nog eens wat over na. Als zelfs de bis-
schop het had goedgekeurd, wie was hij dan om bezwaren te be-
denken? En hij had nog wat spaargeld. Eigenlijk wou hij dat niet
aan de bouwpastoor geven. Maar als het geld nou belegd werd op
de beurs; en dat dan de rente voor de bouw van nieuwe kerken zou
zijn. Dat zou toch kunnen? De bouwpastoor knikte, dat zou zeker
kunnen. En dan kon meneer pastoor zijn bijdrage leveren aan het
werk Gods. Onze Lieve Heer zou meer dan tevreden zijn.
De volgende dag hakte meneer pastoor de knoop door, hij gaf de
helft van zijn spaargeld aan de bouwpastoor. En toen keken de
pastoors elkaar aan. Ze moesten maar eens op zoek naar meer
spaargeld.
De kapelaan was jong en had nog helemaal geen spaargeld, die
kwam er nog goed vanaf. En de meid? Zou die soms spaargeld
hebben? Ze gingen het haar vragen, in de keuken. Tante Bets was
onder de indruk van het hoge bezoek in haar keuken en kon niet
anders dan ‘ja’ zeggen daar ze niet dorst te liegen. Ze had wat
geld opzij gelegd om zich later in te kunnen kopen in een rusthuis.
Achteraf is het amper te begrijpen dat iemand van zo’n schamel
loon nog wat opzij had weten te leggen, maar vroeger gebeurde er
wel meer wonderbaarlijks.
De pastoors en kapelaans praatten op haar in en gebruikten vrome
CIRCUMPLAUDO 35
woorden. Als zij haar geld nou eens naar de beurs zou laten bren-
gen. Daar was haar geld toch veel veiliger dan onder haar matras.
En van de rente konden er kerken gebouwd worden, iets wat Onze
Lieve Heer graag zag. Dan kon de kerk pas zegevieren, als zij
overal Gods’ woord kon verkondigen. Tante Bets zwichtte al vrij
snel onder zoveel mooie woorden, gaf al haar geld mee aan de
bouwpastoor. De bouwpastoor schudde haar de hand, de kapelaan
gaf haar de zegen. Tante Bets zag zich haar plaatsje in de hemel al
verzekerd.
Zes maanden later zijn toen de koersen op de beurs ineengestort.
Het spaargeld van tante Bets, van mijnheer pastoor en van talloze
anderen was verdampt; helemaal verdampt op de beurs. Tante
Bets begreep het eerst niet goed, ze moest het zich drie keer door
de kapelaan uit laten leggen voor ze het snapte. De pastorie werd
een tijdje verwaarloosd, tante Bets was boos op de Kerk en mis-
schien zelfs wel op Onze Lieve Heer. Maar lang kon dat niet du-
ren, na een paar weken pakte tante Bets de draad weer op. Want
als je destijds geen geld had, dan moest je ervoor werken, zo zat
de wereld nu eenmaal in elkaar.
Voor meneer pastoor viel het achteraf nog best mee, de Kerk had
wat voor hem geregeld, en hij had trouwens maar de helft van zijn
spaargeld afgegeven. De bouwpastoor heeft een paar jaar lang
geprobeerd zijn fouten te herstellen, zoveel als mogelijk van het
geld terug te betalen. Toen dat maar steeds niet wou lukken; heeft
hij zich verdaan. Hij is naar Katwijk gegaan en daar is hij de zee
in gelopen, in zijn beste soutane.
Tante Bets bleef werken, er leek niks anders op te zitten. De NSB
maakte een opmars in Nederland en tante Bets poetste het zilver.
De tweede wereldoorlog kwam en ging en tante Bets zeemde de
ramen van de pastorie. Indonesië streed voor onafhankelijkheid en
tante Bets boende de vloeren en dacht dat zij dat zou doen tot aan
haar dood.
CIRCUMPLAUDO 36
En toen kwam Willem Drees, die later nog Vadertje Drees ge-
noemd zou worden, en hij voerde de Algemene Ouderdomswet in.
Daar had tante Bets heel niet op gerekend. Op haar achtenzestigste
kon ze toen zomaar met pensioen. Nooit is zij daarover uitgepraat
geraakt. Dat had ze niet gedacht van de socialisten. En omdat ze
kras was en oud werd, heeft ze nog lang van Drees mogen trekken
en zijn lof mogen verkondigen.
Veel later, toen ze echt stokoud was en zich bij tijd en wijle een-
zaam voelde, ging ze wel op bezoek bij haar neven en nichten.
Ook bij mijn vader kwam ze wel. Maar die was dan aan het werk,
zodat ze bij mijn moeder en ons, de kinderen, zat. Ik was toen nog
klein en was erg onder de indruk van mijn oudtante die tot op ho-
ge leeftijd een rijzige vrouw is gebleven. Die kwamen bij ons in
de familie verder niet voor. Mijn moeder had toen nog geen stof-
zuiger, koelkast of wasmachine. En ook geen elektrische koffie-
molen. Als tante Bets dan mijn moeder in de weer zag met de
mattenklopper of met de koffiemolen op haar schoot, legde ze
haar handen met een plechtig gebaar in de schoot en zei: “Gurkje,
kind, ik zou je graag helpen. Maar ik heb mijn handen zaligheid
beloofd.”
Dat vond ik destijds erg mooi klinken, bijna mysterieus, zo met
dat ‘zaligheid’ erin. Maar ik liet het wel uit mijn hoofd om het na
te zeggen. In die dagen was het nog de taak van kleine meisjes om
snoezig en verlegen te wezen en zeker niet om wijsneuzerig uit de
hoek te komen.
CIRCUMPLAUDO 37
Argibald
CIRCUMPLAUDO 38
Ewald Th. Graf
Twee gedichten
Geluk
Voor de kleine Annemarijke
‘Wat is Geluk?’ Zo vroeg een Kind mij,
‘is het, melige appels op een herfstdag,
het laatste licht in de papieren lantaarn
nog, en Mammie die in gevlekt spiegelglas
kleine zwarte haren op haar lip weer ziet?’
‘Kindlief, wat is geluk, ik weet ‘t net
zo min als jij of je Mammie, èn net zo
goed: ‘t is die appel, die herfstmiddag,
die Chinese lamp, langzaam wegzeilend,
misschien iets minder dat van die haren.’
Maar het meest, denk ik nu, dagen later
bij mezelf: de heerlijke, onschuldige jeugd
en de tedere liefde tussen moeder en kind!
CIRCUMPLAUDO 39
Legende in grijstinten
Vannacht bezocht mij een oude bekende.
Ik zeg: bekènde, maar ik zou ook kunnen
zeggen: be-kòn-de, die kondigde aan
een nieuwe tijd, een geluid
van vallend graan en borden in de knop
gebroken of gebarsten als glazen lelies.
Welke geest van mijn kleurrijk verleden
was vannacht in mijn bed, zoals vroeger?
Was het Truus? Rianne? Magda? Gerrit?
een vroegere tijd, een galm
van vallend graan en borden in de knop
gebroken of gebarsten als glazen lelies.
Een lik op de neus, een veeg uit de pan,
een rubberen geranium in m’n beide oren,
als een naklank van een beroerde echo,
verdroogde put, gans gevuld
met gevallen graan en borden in knoppen
nog, teer, als die glazen lelies, van de Makro…
CIRCUMPLAUDO 40
Argibald
CIRCUMPLAUDO 41
Hilde A.M. Jutte
De naasleep van Boomveil
“Kom, niet knokken,” had de beheerder nog geroepen, die vrij-
dagavond in 1977. Maar het was al te laat; de jongens, gewend
aan discussieavonden over ‘Marx en het evangelie’ of ‘het belang
van de film ‘Grease’ in de hedendaagse jeugdcultuur’ en aan op-
tredens van Christelijk geïnspireerde folkgroepjes, waren hun tes-
tosteron nu even niet de baas. De punkmuziek van Boomveil
beukte door de halfduistere zolderverdieping van het jeugdhonk.
De teksten waren kort en slechts door de herhaling verstaanbaar,
maar ze raakten snaren in onbegrepen puberzielen en maakte de
wanhopige energie vrij die jonge mensen soms voelen en waarvan
zij niet weten wat ermee te beginnen. In de veronderstelling dat
het zo hoorde, begonnen enkele meisjes gilletjes te slaken. Andere
meisjes verkozen de al voor hun geboorte vastgelegde rolpatronen
te doorbreken en besloten mee te vechten zodra er wat jongens te
dicht in hun buurt kwamen. De overige meisjes haalden de schou-
ders op en gingen beneden staan wachten tot het over was. De
muziek kon je tenslotte daar ook wel horen. De beheerder pro-
beerde te redden wat er te redden viel.
De gasten van Boomveil, hun zwarte jasjes behangen met melk-
doppen en hier en daar een veiligheidsspeld, speelden stoïcijns
door.
Filmbeelden of foto’s van deze voor sommigen legendarische
avond (Marja van Rijn en Jan van de Voort kregen verkering, en
dat zou zes jaar standhouden. Desondanks is het met hen beiden
nog min of meer goed gekomen), hebben nooit bestaan. Dat kon
toen nog, dat er iets gebeurde waarvan niemand een opname
maakte. Toch leeft deze avond voort, en niet alleen in de herinne-
ring van hen die erbij waren; bij dat allereerste punkoptreden in
dat jeugdhonk, ergens in de Randstad. Dat jeugdhonk dat allang
gesloopt is, zoals alle gebouwen die ooit iets voor iemand bete-
kend hebben altijd weer gesloopt worden. Want deze avond is
CIRCUMPLAUDO 42
beschreven in de memoires van Kees (die eigenlijk Siebout heette,
maar dat vond ie zo lullig klinken), de drummer van Boomveil.
Hij schreef ze toen hij de overstap maakte naar de financiële we-
reld, alwaar hij nu vette bonussen bedingt. Gek genoeg zijn die
memoires vertaald in het Engels en Joey, de zanger en voorman
van Grey Dean, bezit er een stukgelezen exemplaar van. Hij heeft
zijn band zo’n beetje gemodelleerd naar Boomveil, maar dan zon-
der de platgeslagen melkdoppen, die hij nooit echt helemaal heeft
weten te doorgronden.
De jongens van Grey Dean (want jongens zijn het gebleven, al
loopt hun gemiddelde leeftijd inmiddels tegen de veertig en is de
bassist toe aan z’n derde huwelijk) hebben de woorden van Kees
erg serieus genomen, en tamelijk letterlijk. Ze konden ook niet
weten dat Kees z’n maatschappijkritische houding, die in zijn jon-
ge jaren in de mode was, nogal had aangedikt, een effect dat nog
eens versterkt is geworden door een niet al te adequate vertaling.
Zodoende grossiert Grey Dean tot op heden in politiek geladen
songteksten en maatschappijkritische uitlatingen in interviews.
Joey en de anderen denken dat het zo hoort. En eigenlijk is dat
ook wel zo. Bovendien weten ze er pakkende melodietjes bij te
maken, die jongens van Grey Dean. En Joey kan zijn stem laten
bijten en schuren, zonodig zelfs zeuren, veel beter dan de zanger
van Boomveil ooit heeft gekund. Voor Grey Dean werden het dan
ook geen jeugdhonken in de Randstad (voor zover er zoiets in
Amerika al bestaat), met daarna de vergetelheid. Nee, Grey Dean
kwam terecht op de podia van uitverkochte stadions, verplaatste
zich in een chique tourbus. En de leden vergaarden roem en ver-
bazend veel geld. Dat was dan wat minder naar de letter en de
geest van de memoires van Kees, maar op de keper beschouwd
best prettig.
Daar, op een enorm podium in een uitverkocht stadion, zingt Joey
(die eigenlijk Linus heet, maar dat bekt niet zo lekker) nu de lon-
gen uit zijn lijf. Het uitzinnige publiek zingt mee, ze kennen de
CIRCUMPLAUDO 43
teksten uit hun hoofd. Teksten volgens het boekje; tegen de oor-
log, tegen de uitverkoop van alles wat het leven de moeite waard
maakt, teksten over liefde en ontrouw, over verlangen en wan-
hoop. Ze brullen mee, de jongens en meisjes in het publiek, en
voelen zich voor even begrepen. Ook in Amerika leven jongeren
die zich met hun wanhopige energie en onbegrepen puberschmerz
geen raad weten. En ze leggen 60, 70 of nog meer dollars neer om
naar een concert te gaan dat voor even verlossing belooft, of op
z’n minst verdoving. Maar ze breken de boel niet af, ze dansen
niet op de stoelen, er breken geen gevechten uit. En Joey weet dat
er iets ontbreekt. Zo stond het toch niet beschreven in zijn eigen
punkbijbel, die prachtige memoires van ene Kees. Ja, de dreun
van het drumstel stuwt de muziek wel voort en ja, de gitaar
scheurt bijna net zo rafelig als die van Keith Richards en ja, de
teksten bijten. Maar verder gebeurt er niks. En ergens zou je dat
toch wel verwachten.
Dus ’s avonds, na weer een uitverkocht concert, staart Joey wat
voor zich uit. De andere bandleden zijn het gewend en soms komt
de drummer even naast hem zitten en staart dan voor de aardig-
heid ook wat voor zich uit. Vroeger spraken ze er nog wel eens
over, over dat gevoel dat er iets net niet klopte, zo met die tourbus
en die stadions; het idee dat er iets ontbrak. Maar na een paar ja-
ren waren alle woorden daarover wel gezegd en wat zou je dan
nog je mond opendoen?
Kees, die dus eigenlijk Siebout heet, denkt nog een enkel keertje
aan de tijd dat hij drumde in Boomveil. De anderen ziet hij niet
meer, ze hebben allemaal hun eigen beslommeringen, zijn oud en
bedaard geworden. Hij is wel trots op zijn verleden, er hangen wat
stoere foto’s van hem uit die tijd in zijn werkkamer thuis. Zijn
dochters plagen hem ermee dat hij zo veranderd is; ingekapseld,
aangepast en grijs geworden. Dan knikt hij maar een beetje. Ze
hebben natuurlijk gelijk. Maar hij weet niet goed hoe het anders
had gemoeten. Van dat drummen had hij nooit rijk kunnen worden
CIRCUMPLAUDO 44
en die memoires, daar heeft hij geld bij moeten leggen. Alleen de
Engelse vertaling had hem nog wat opgeleverd, iets van anderhalf
duizend gulden. Destijds had hij dat nog veel gevonden. En die
omwenteling waar ze het soms over hadden, die is er natuurlijk
nooit gekomen.
Nu kijkt hij wel eens naar MTV, soms komt daar een punkbandje
voorbij. Meestal vindt hij dat dan prut die het niet haalt bij wat hij
en z’n kornuiten destijds presteerden. Een enkele keer veert hij op
als hij iets terugziet van de energie die hem vroeger dreef. Maar
die lui die stadions vol weten te krijgen, daar snapt hij helemaal
niks van.
Op een avond komt hij al zappend bij het staartje van een concert
van Grey Dean terecht. Zijn vrouw is naar een verjaardag en zijn
dochters studeren in een andere stad. Hoewel het stadion erg groot
is, en bijzonder vol, blijft hij even kijken. Het stuwende ritme, de
scheurende gitaren en de bijtende zang maken hem nostalgisch.
Na het concert volgt een interview met Joey, de zanger. Kees blijft
kijken; uit balorigheid omdat er gedonder is op zijn werk, omdat
zijn auto ’s ochtends slecht start, omdat hij al drie dagen verkou-
den is en het de hele dag al regent. Hij kijkt en luistert maar half,
zijn gedachten zijn bij de aanstaande reorganisatie op het werk.
Achter Joey ligt een boek, de camera zoemt er een moment op in.
Dan flakkert de aandacht van Kees even op. Daar liggen zíjn me-
moires, in de Engelse vertaling. Kees staart naar het televisietoe-
stel. Maar de camera is alweer bij Joey en daarna volgt een
schreeuwerig reclameblok. Kees zet de tv uit. Misschien zijn die
gasten van Grey Dean best aardige jongens, ondanks de grote sta-
dions, de luxe tourbus, alles. Maar morgen moet hij, Kees, weer
vroeg op en de hele dag werken. Zíjn punkdagen zijn voorbij.
Maar ze zijn niet helemaal zonder gevolgen gebleven.
CIRCUMPLAUDO 45
Argibald
CIRCUMPLAUDO 46
Kortgeleden verschenen
Titel: Groene zomer Auteur: Bart Kingma
Aantal pagina’s: 169
Uitgever: Elikser
ISBN: 978 90 8954 236 6
Prijs: € 16,00
http://nl.groenezomer.nl/
CIRCUMPLAUDO 47
Alle jaarboeken zijn verkrijgbaar bij www.unibook.com
CIRCUMPLAUDO 48