Circumplaudo nr. 57 maart 2012
-
Upload
circumplaudo -
Category
Documents
-
view
223 -
download
6
description
Transcript of Circumplaudo nr. 57 maart 2012
Literair internettijdschrift
CIRCUMPLAUDO
nummer 57 | mei/juni 2012 | 7e jaargang
CIRCUMPLAUDO 2
CIRCUMPLAUDO
nummer 57
mei/juni 2012
7e jaargang
-tweemaandelijks verschijnend literair platform-
Ad van der Zwart
Marijke Scholten
Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl Webadres
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart Vormgeving website
Eric Peterse Omslagfoto Vormgeving omslag en binnenwerk
© 2012 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright
Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
CIRCUMPLAUDO 3
Inhoud
Argibald - Cartoon 4, 16, 26, 30, 32, 48, 52
Elko Born - Moderne oorlogsvoering 5
H.G.A. van Schaik - Het fonetisch bordeel 17
Sander Huijsen - Wat je niet kent, kun je niet missen 21
Diny Huysen - De onvoltooide... 27
Seger Weijts - Twee gedichten 28
Jan Hootsmans - Ik wil iets schrijven als een lied 29
Seger Weijts - Twee gedichten 31
R. DuBois - Weemoed, verlangen en onschuld 33
Cor van Gulik - Liefde is... (1) 49
C.P. Vincentius - Vraagteken: een gesprek 53
Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte - uit: Brieven, Deel I, 1985 73
CIRCUMPLAUDO 4
Argibald
CIRCUMPLAUDO 5
Elko Born
Moderne oorlogsvoering
1
Toen Karel zich tijdens het beeldhouwen plotseling misselijk be-
gon te voelen en besloot om naar huis te gaan, dacht hij dat het
wel los zou lopen, dat hij een griepje had gevat, misschien slechts
verkouden was, dat hij er met een paar dagen wel weer bovenop
zou zijn.
Nu zit hij al meer dan een week thuis. Zijn ziekte heeft zich
ontwikkeld, is doorgegroeid alsof het een kwaadaardige vorm van
kanker betreft. Niet langer is hij slechts misselijk, hij voelt tergen-
de buikkrampen die hem lijken te martelen en hem het werken
onmogelijk maken. Lijden hoort bij het kunstenaarschap, dat wist
hij wel, maar er komt een moment dat het lijden ondraaglijk
wordt, en zelfs kunst maken zit er dan niet meer in.
Over het algemeen is Karel toch geen klager, hij heeft zijn been
wel eens gebroken en kon zich toen nog zonder aanstellerij strom-
pelend naar de huisartsenpost begeven, maar dit doet toch meer
pijn dan draaglijk is.
Terwijl hij op de wc-pot zit en zich met alle macht probeert te
ontlasten, denkt hij aan het stuk natuursteen dat nu onberoerd in
zijn atelier-kamer op de academie staat. Hij was van plan om er
iets geks van te maken, iets van een poedel of een ander dier, maar
omdat hij zich zo ziek voelt heeft hij geen zin meer in opstandig-
heid. Hij moet toegeven dat de maagkrampen hem gedegradeerd
hebben tot bijstander, tot toeschouwer.
Hij veegt zich af terwijl hij weet dat het nergens voor nodig is.
Het ontlasten is weer niet gelukt. Even heeft hij het gevoel dat hij
wel kan janken. De buikkrampen en de degradatie zijn tot daar-
CIRCUMPLAUDO 6
aantoe, maar het niet kunnen poepen, brengt pas echt schaamte
met zich mee.
Karel steunt met zijn rechterhand tegen de deur terwijl hij met
zijn linkerhand zijn broek omhoog trekt. Met moeite lukt het hem
zijn handen te wassen en de badkamer te verlaten.
In zijn slaap- en woonkamer gaat hij op de rand van zijn slaap-
bank zitten. Met platte handen drukt hij tegen zijn buik. Het ver-
andert niets aan de buikpijn, maar ziek of niet, hij heeft zo nu en
dan nu eenmaal behoefte aan een dramatische handeling. Voor
kunstenaars hoort dat immers dagelijkse kost te zijn. Karel houdt
er van om ook van de triviale momenten in het leven kunst te ma-
ken.
Hij grijpt het kladblok dat hij altijd op zijn nachtkistje heeft
liggen – je weet immers nooit wanneer je inspiratie krijgt – en
schrijft op: ‘Op deze manier hoeft het voor mij niet meer.’
Zo, dat staat er maar mooi op. Zwart op wit. Lekker drama-
tisch, net als een Italiaan, of zo.
2
Claudia staat voor een groot, groen scherm in een fotostudio in het
centrum van de stad. Ze tuit haar lippen en zakt door haar benen.
‘En nu als een soort konijntje,’ roept de fotograaf, en ze doet een
konijntje na.
Een jaar of twee geleden werd Claudia ontdekt als model, toen
ze tijdens het boodschappen doen een agent tegen het lijf liep. Hij
vond het wel bijzonder dat ze sloffen aan had. Niet lang na haar
eerste klus kwam haar leven in een stroomversnelling terecht. Ze
werd meer dan slechts een studentje aan de kunstacademie.
‘Ga maar even liggen, hoor,’ zegt de fotograaf. ‘Of blijf staan.
Laat jezelf maar even gaan.’
Claudia besluit het midden te houden, gaat op haar zij liggen en
leunt met haar hoofd op haar gestrekte arm. Het is op dit soort
CIRCUMPLAUDO 7
momenten dat ze zich afvraagt of Karel wel door heeft hoe veel
haar werk van haar vraagt. In tegenstelling tot haar vriendje heeft
ze nog veel dromen, ambities. Die heeft ze altijd al gehad. Het
modellenwerk is niet genoeg voor Claudia, ze wil meer, ze wil de
top, al weet ze zelf nog niet helemaal waar die top zich moet be-
vinden en hoe die er uit zal zien. Wat ze wel weet is dat ze later
wil gaan schrijven; een verhalenbundel, omdat ze ervan overtuigd
is dat het leven een aaneenschakeling van korte verhalen is.
‘Ik denk dat we nu wel alles hebben,’ zegt de fotograaf na een
tijdje. ‘Of misschien ook niet. Je weet het nooit.’ Hij knippert veel
met zijn ogen en maakt een nogal onzekere indruk.
‘Ik kan best nog even doorgaan, hoor,’ zegt Claudia. Ze vindt
de fotograaf een beetje zielig.
‘Nee, nee, dat is niet nodig.’
Claudia staat op en wandelt heupwiegend het trappetje van het
podium af. Er zit al de hele dag een liedje van Lady Gaga in haar
hoofd. In de kleedkamer pakt ze haar telefoon uit haar tas. Na
even op Facebook gekeken te hebben, belt ze Karel.
Hij neemt op, maar groet niet.
‘Hallo?’ vraagt Claudia, en nadat Karel iets onverstaanbaars
heeft gekreund: ‘Ben je nou nog steeds ziek?’
Hij zucht en zegt: ‘Van mij hoeft het zo niet meer.’
‘Wat niet?’
‘Het leven. Als het zo moet, met zo veel pijn, dan hoeft het
voor mij niet meer.’
‘Doe eens normaal.’
Zoals vaker tracht Karel zich als een of ander zielig slachtoffer
op te stellen. Het irriteert Claudia. Slachtoffers horen thuis in zie-
kenhuizen, opvangcentra. Niet in haar bed.
Karel lijkt zijn neus te snuiten, te niezen, of iets dat het in het
midden valt. ‘Ik ben bloedserieus,’ zegt hij.‘Ik kan niet eens poe-
pen. Hoe kan ik met mijn werk bezig gaan als ik niet eens kan
poepen?’
‘Je doet dramatisch,’ zegt Claudia.‘Misschien moet je even
CIRCUMPLAUDO 8
naar de dokter gaan. Die kan je wel een middeltje geven. Dring er
op aan dat ze gelijk tijd voor je maken.’
Vaak, als ze merkt dat er iets mis is, gaat Claudia op zoek naar
een middeltje.
‘Ik ga nog even de stad in,’ zegt ze als ze merkt dat Karel niet
reageert. ‘Kusjes, ik houd van je.’
Ze kleedt zich om en besluit dat de haarband die ze van de da-
me van het modellenbureau nonchalant in haar haar moest doen,
best mee mag nemen. Dan loopt ze naar de fotograaf en geeft hem
een omhelzing.
‘Het komt vast wel goed,’ zegt ze tegen hem, en hij kijkt haar
met een vervreemde blik aan, een blik van een man die het niet
gewend is om bemoedigend toegesproken te worden door model-
len.
Buiten steekt Claudia een sigaret op en gaat bij de tramhalte
staan wachten.
3
‘Er zit wel veel ontlasting,’ zegt de dokter, ‘maar dat komt er van-
zelf wel uit.’ Ze gaat op haar stoel zitten en zet haar bril recht.
‘Ergens deze week nog. Misschien.’
Karel denkt aan de dagen dat hij nog met pijn zal moeten rond-
lopen en besluit dat hij dat niet ziet zitten. ‘Kan ik niet iets laxe-
rend gebruiken?’ vraagt hij.
‘Dat kan,’ zegt de dokter.‘Dan moet je even naar de drogisterij
gaan. In de tussentijd kan ik je wel een pijnstillend middel meege-
ven.’ Ze pakt haar receptenboekje en schrijft Karel een recept uit.
‘Wil je een pijnstillend middel?’
‘Graag,’ zegt Thomas onmiddellijk. Als er één ding vaststaat,
is het dat hij een pijnstillend middel wil. Hij wil zoveel mogelijk
pijn stillen, hij wil alle pijn die hij ooit gevoeld heeft stillen.
‘Nou, alsjeblief, en succes er mee,’ zegt de dokter terwijl ze
CIRCUMPLAUDO 9
Karel het recept overhandigt. Dan staat ze op, loopt naar de deur
en wil Karel uitlaten.
Het kost hem veel moeite om op te staan. Naast buikkrampen
voelt hij nu ook vermoeidheid. In zijn benen, maar vooral in zijn
hoofd.
Eenmaal buiten belt hij Claudia. ‘Ik ben bij de dokter geweest,’
zegt hij. ‘Ze heeft me een recept voor een pijnstillend middel ge-
geven. En ik moet ook iets laxerend halen, bij de drogisterij.’
‘Okay,’ zegt Claudia.
‘Kan jij dat voor mij doen? Kan jij voor mij langs de apotheek
en de drogisterij gaan? Ik heb er de kracht niet voor.’
‘Ik ben nu even met Jip.’
Claudia leidt een druk leven, dat weet Karel, maar dit is be-
langrijk.
‘Kom op,’ zegt hij. ‘Ik ga kapot hier.’
Claudia zegt iets tegen Jip, Karel kan niet verstaan wat.
‘Okay,’ hoort hij dan. ‘Ik kom in de namiddag thuis om dat
recept op te halen. Dan ga ik wel even langs de apotheek en de
drogisterij voor je.’
Zonder gedag te zeggen hangt Karel op. Hij wordt helemaal
gek van Claudia. Hij is een ziek man, kent ze zelfs voor een ziek
man geen medelijden
4
‘Zullen we nu een wijntje nemen?’ vraagt Jip, en Claudia zegt:
‘Waarom niet, ik heb vanmiddag gewerkt.’
Jip wenkt naar de dichtstbijzijnde ober. Als hij aan komt lopen
vraagt ze hem om twee witte wijntjes, vervolgens geeft ze een
knipoog.
Op dit soort momenten is Claudia het gelukkigst. Als ze samen
met haar beste vriendin wijntjes zit te drinken en praat over werk,
ambities en al het andere belangrijke. Ook het gek maken van de
CIRCUMPLAUDO 10
aanwezige mannen, door met hoge stemmetjes te praten en
knipogen uit te delen, zoals aan de ober, werkt mee aan het gevoel
van gelukzaligheid.
De laatste tijd overweegt Claudia te stoppen met het innemen
van tabletten tegen somberheid. Ze is van plan het met haar huis-
arts bespreken.
‘Heb je nog gecreëerd, de laatste tijd?’ vraagt Jip.
Claudia denkt aan Karel die nog elke dag op de academie zit
om aan zijn beelden te werken. Dan denkt ze aan de fotoshoot van
vanochtend.
‘Ik heb het druk gehad met werken,’ zegt ze dan. ‘Ik zou willen
dat ik meer tijd had.’
De ober komt aanlopen en zet twee witte wijntjes op tafel.
Claudia probeert hem zwoel aan te kijken. Zwoel en indringend.
‘Dank je wel,’ fluistert Jip, alsof de ober haar helemaal niet
mag horen. Dan wendt ze zich naar Claudia en zegt: ‘Voor het
feest in het kasteel heb ik mijn outfit al uitgekozen.’
Claudia gaat regelmatig met Jip naar feesten, in kastelen of op
andere bijzondere locaties. Meestal nemen ze dan een pilletje,
soms ook iets sterkers.
‘Mijn gezicht moet helemaal groen. En mijn armen ook. Ik doe
een groene maillot aan. Gifgroen, weet je wel? Als een soort elf,
of een wezen dat in het woud woont. Een magisch wezen. Mijn
haar moet ook helemaal door de war.’
Samen met Jip zal Claudia het feest doen opleven, naast de
muziek en de lichtkunstwerken zullen ze een extra attractie vor-
men.
Ze kijkt naar Jip en aait haar over haar schouder. ‘Je bent zo
lief,’ zegt ze. Dan pakt ze haar telefoon, kijkt of iemand haar heeft
gebeld of een sms heeft gestuurd. Dat doet ze regelmatig, soms
zelfs om de tien minuten, ook al weet ze dat het niet goed is.
‘Laten we van dat feest echt iets fantastisch maken,’ zegt Clau-
dia, en na een zuchtje: ‘Ik wil op dat feest iets afsluiten. Na het
feest begint een nieuwe periode, zullen we dat zeggen? Een perio-
CIRCUMPLAUDO 11
de waarin ik meer aan de slag ga met de verhalen die ik wil vertel-
len.’
Ze heeft het zich zojuist voorgenomen, ze voelt dat dit het juis-
te moment voor een dergelijke beslissing is.
Jip kijkt Claudia lief aan. ‘Wat een goed idee,’ zegt ze. ‘Ik sta
achter je.’
Claudia leunt naar voren en omhelst haar vriendin. Ze weet niet
wat ze zonder Jip zou moeten.
‘Nog maar een wijntje dan?’ vraagt Jip.
5
Karel zit onderuitgezakt op de bank en kijkt in opperste concen-
tratie naar het televisiescherm dat vlak voor hem staat. In zijn
handen houdt hij een plastic apparaatje vast.
Een uur geleden, toen hij nog op zijn slaapbank lag en over zijn
buik wreef, kwam als uit het niets zijn goede vriend Lex binnen
stormen. Hij gooide een stoel omver en reikte Karel een cadeau
aan. Het bleek een gloednieuwe spelcomputer en de bijbehorende
videogame Modern Warfare 3 te zijn.
‘Hoppakee, zo doen we dat,’ zei Lex er bij, en Karel had zich
niet eens verbaasd. Lex deelt wel vaker dure cadeaus uit. Omdat
hij twee maanden geleden na een expositie van handtassen ge-
maakt van eekhoornkarkassen definitief was doorgebroken kan hij
alles gemakkelijk betalen.
‘Videogames? Dat is toch kinderachtig,’ had Karel gezegd ter-
wijl Lex de spelcomputer aansloot. ‘Dat is toch zonde van je tijd?’
Maar Lex ging onverstoord door met de draaitjes en kabeltjes en
zei: ‘Jij kan toch niets anders. Invaliden spelen ook veel videoga-
mes, stel ik me voor.’
Een banale opmerking, maar daardoor niet minder waar, be-
sloot Karel na enige overweging. Soms hebben de banaliteit en de
realiteit raakvlakken. Het laatste restje wantrouwen verdween niet
CIRCUMPLAUDO 12
lang daarna. Modern Warfare 3 kon Karel nagenoeg onmiddellijk
bekoren.
In het spel is het de bedoeling om met op de realiteit gebaseer-
de wapens zoveel mogelijk andere mensen af te schieten. Hoe
beter je het doet, hoe hoger het level dat je bereikt. Op de hogere
levels kan je ook helikopters, op afstand bestuurbare raketten en
massabombardementen gebruiken. Het spelen verblijdde hem,
haast op het kinderachtige af.
Nadat hij een tank heeft laten exploderen besluit hij om even
pauze te nemen.
Tot zijn eigen verbazing kost het hem nagenoeg geen moeite
om op te staan. Hij pakt zijn telefoon.
‘Het wordt ietsje later, okay? Houd vol xxx,’ staat er in een
sms’je.
Hij loopt naar de keuken en besluit zich er niet druk om te ma-
ken. Hij voelt zich al wat beter, een middeltje is wellicht niet eens
meer nodig. Alleen nog iets laxerend, dan komt het goed.
In de keuken vult hij een glas met water, drinkt het in één teug
op.
Als hij nog een uurtje geconcentreerd verder speelt, haalt hij
het volgende level. Dan komt de vlammenwerper eindelijk tot zijn
beschikking.
6
Meestal duurt het niet lang totdat de effecten van een pilletje
merkbaar worden.
Claudia staat met een sigaret in haar hand op een balkonnetje
dat de feestzaal overziet. Ze wacht.
Toen ze een jaar of achttien was, gebruikte ze voor het eerst
ecstasy. Het was op een feestje op de academie. Aanvankelijk
vond ze het eng, maar ze wist dat ze het leven van een kunstenaar
wilde leiden. Ze was al druk bezig aan de weg te timmeren, ze had
CIRCUMPLAUDO 13
een heel beleid uitgestippeld, maar het bevredigde haar niet, ze
zocht naar een manier om de uitvoering van haar ambities met
andere middelen voort te zetten.
Het leven van een kunstenaar. Nu vindt ze het grappig dat ze
daar naar verlangde. Kon ze zich wel een voorstelling maken van
het leven van een kunstenaar?
Wat is ze nu? Leidt ze nu het leven van een kunstenaar? In veel
opzichten wel, denkt ze. Chaos maakt in elk geval deel uit van
haar dagelijks leven. Haar werk, verlangens. Karel.
Ze zette door, daar op dat feestje. Gelukkig maar. Het was een
fijne ervaring, net als bijna al haar andere ervaringen met drugs.
Binnenkort zal ze over die ervaringen gaan schrijven.
Claudia kijkt in de rondte en even lijkt alles langzamer te gaan.
De mensen, hun danspassen, de lichteffecten op de muren. Ze
hoort alleen nog een melodie. De drums, de rest van de muziek,
het gepraat en geschreeuw in de zaal is verdwenen. Als ze de zaal
beneden haar afspeurt en Jip zoekt, merkt ze dat haar blik af en
toe heen en weer schokt.
Ervaren als ze is, brengt dit alles haar niet in paniek.
In rap tempo rookt ze haar sigaret op. Dan besluit ze om het
balkonnetje te verlaten en in de zaal naar Jip te zoeken.
Ze loopt een aantal rondjes maar kan Jip niet vinden. Eén keer
tikt ze een meisje dat van achter een beetje op Jip lijkt op de
schouder. Ze kijkt lief en glimlacht, maar het is Jip niet.
In de toiletten drinkt ze water en pakt haar telefoon. Ze heeft
geen oproepen gemist, Karel heeft nog steeds niet gebeld.
Eerder die middag wilde ze hem eigenlijk even laten weten dat
ze naar het feest ging, maar ze besloot dat Karel ook wel iets van
zich kon laten horen. Als hij zo graag heeft dat zij voor hem bood-
schappen doet, dan mag hij daar wel iets meer zijn best voor doen.
Ze neemt nog wat slokken water en steekt een sigaret op. Ze
doet wat danspasjes terwijl ze zichzelf bekijkt in de spiegels. Als
een lange, magere vrouw met kort haar langs haar loopt wordt ze
bijna omver geduwd. Ze stoot haar hand tegen de wasbak, maar
CIRCUMPLAUDO 14
het doet geen pijn. Claudia moet lachen. De vrouw verontschul-
digt zich, Claudia blijft lachen.
Ze voelt geen woede, geen angst.
Dansen in de toiletten, lekker chaotisch.
Na nog een sigaret gerookt te hebben pakt ze haar telefoon
weer. Nog steeds niets. Niets van Karel. Niets van Jip.
Ze loopt een wc-hokje in en gaat op de pot zitten. Ze kijkt naar
de heen en weer schokkende deurklink en denkt aan de klus van
vanochtend.
Volgende week moet ze weer. En naar alle waarschijnlijk ook
weer de week daarop. En daarop.
De deurklink schokt nog steeds heen en weer.
Dan moet ze huilen.
‘Chaotisch’ druk het nog zacht uit. Haar leven is een slagveld.
7
Karel moet lachen omdat hij met een machinegeweer een stuf of
vijf terroristen neerknalt vanuit een helikopter. De videogame gaat
erg goed. Hij zit al bijna op level zeventig, het hoogste level. Na
level zeventig kan je weer bij level één beginnen. Dan krijg je een
speciaal icoontje naast je naam in het spel.
De buikkrampen zijn helemaal verdwenen, omstreeks level
vijftig voelde hij aandrang en ja hoor, daar kwam het. Een hele
pot vol dunne ontlasting. Opgetogen keerde hij terug naar het spel.
Hij was nog wel zwak, maar dat was slechts een symptoom, van
de ziekte was hij genezen. Middeltjes en pijnstillers waren hele-
maal niet nodig gebleken.
Terwijl hij de loop van zijn scherpschuttersgeweer op het
hoofd van een nietsvermoedende tegenstander richt, wordt hij
plotseling uit zijn concentratie gehaald. Zijn telefoon gaat over.
Hij vloekt, probeert het geluid te negeren, positioneert zijn richt-
kruis nog wat beter, maar schiet desondanks hopeloos mis.
CIRCUMPLAUDO 15
Hij smijt de afstandsbediening van zijn tv door de kamer en
staat op. Wie is er nu zo egoïstisch om hem af te leiden, hem een
buitenkansje op het volgende level te ontnemen? Hij graait zijn
telefoon van de salontafel.
Claudia. Hij had het kunnen weten. Altijd maar weer Claudia.
Prinses Claudia, die alleen tevoorschijn komt als er iets te verna-
chelen of te verstieren valt.
‘Het kan me helemaal niets schelen wat je te melden hebt, ik
ben druk bezig,’ sms’t hij, en loopt dan naar de keuken om een
glas water te drinken. Dan gaat hij terug naar zijn spelcomputer.
Waar men in echte oorlogen kernwapens heeft, daar zal de vir-
tuele wereld over Karel beschikken, zo heeft hij zich voorgeno-
men.
CIRCUMPLAUDO 16
Argibald
CIRCUMPLAUDO 17
H.G.A. van Schaik
Het fonetisch bordeel
Het begon met het tikken op de houten vloer. Eerst zachtjes, later
sneller en harder. Ik lag er in mijn donkere slaapkamer naar te
luisteren en de fluorescerende wijzers van mijn wekker lieten zien
dat het drie uur in de nacht was. Manon was wakker. Ik sloot het
raam om elk ander geluid buiten te sluiten, stopte de wekker tus-
sen twee truien in de kleerkast en spitste mijn oren. Ik zag mijn
buurmeisje in bed. Dromend, haar rode haar als een krans om het
hoofd, de haast doorzichtige oogleden gesloten – soms knijpend
van opwinding.
Na een laatste tik viel het stil.
Toen ik de volgende dag de melkzaak binnen ging, zag ik haar bij
de toonbank. Vlug pakte ik twee flessen en ging naast haar staan.
Ik moet haar onbeschaamd hebben aangestaard want ze keek me
boos aan. Ze had me betrapt. Om niet toe te geven aan mijn
schaamte bleef ik haar aankijken. Toen brak er, heel kort, een
glimlach door die haar sproeten verschoof.
We liepen zwijgend naar huis. Ik wilde haar vragen over de afge-
lopen nacht, maar angst sneed mijn adem af. Pas bij het tuinhek,
toen ze mij gedag zei, kreeg ik weer zuurstof en stelde mijn vraag:
‘Had je een nachtmerrie?’
Ze schrok, haar blik schoot over mijn schouder.
‘Een beetje, sorry.’
‘Geeft niets.’
We lachten naar elkaar, geluidloos. Onzeker en angstig.
Ze liep het hek door.
De volgende nacht bleef ik wakker. Met mijn hand in mijn onder-
CIRCUMPLAUDO 18
broek masseerde ik mezelf tot kalmte. Ik zag Manon een melkfles
uitschenken in een drinkglas, ze zette het aan haar lippen en dronk
zichzelf een snor. Ze likte zich schoon en liep bij mij vandaan.
Ik hoorde haar deur open- en dichtgaan. Stilte.
Daarna kwam knarsend het piepen weer op gang, zoals het me-
chaniekje van een wandklok zich draaiend laat horen voordat het
belletje luidt.
Zagend bewoog haar bed over de vloer, tussen het keren van de
poten meende ik haar te horen hijgen. Ik sloot mijn ogen, be-
dwong mijn hand en probeerde te luisteren maar allerlei gedachtes
maakten mijn waarnemingen troebel en gekleurd. Eén ding wist ik
zeker: Manon droomde niet. Ze had in ieder geval geen nachtmer-
rie. Mijn buurmeisje droomde van het duistere genot dat soms
achter de gesloten deur van mijn ouders slaapkamer plaatsvond.
Ze was schoon, zoals ik haar nu voor me zag. Met open mond en
gesloten ogen nam ze schuddend afscheid van haar onschuld. Ver-
langend naar meer of juist naar helemaal niets.
Rust. Stilte.
Manon en ik spraken elkaar niet meer. De laatste keer dat ik haar
zag, was op de kermis. Ze liep aan haar vaders hand mij en mijn
ouders tegemoet. Ze lachte naar me op een manier die ik eerst
stoutmoedig, maar later aanmoedigend ben gaan noemen. Wilde
ze mij hiermee zeggen dat ze wist dat haar klanken van genot door
mij werden opgepikt? Zou ze beseft hebben welke opwinding ze
mij schonk?
Haar vader keek boos, bestraffend. Al kan dat ook een spook van
mijn verbeelding zijn geweest.
De voorlaatste keer dat ik haar hoorde, was bijna een jaar geleden.
Ik werd wakker van een schreeuw nadat ik haar in mijn dromen
had ontkleed en geproefd. Mijn mond was droog en ik greep naar
het glas water op mijn nachtkastje.
‘Nee! Nee, lieve papa…’
CIRCUMPLAUDO 19
Ik dronk het glas leeg, zette het terug en trok de dekens over mijn
gezicht. Haar zondigheid was opgemerkt en bestraft. Er viel iets
met een harde klap op de vloer, er klonk een gesmoord snikken en
het inspannende gezucht van haar vader die de lust uit haar weg-
sloeg.
Achter de deur van mijn kleerkast tikte mijn wekker me weer in
slaap.
Een lange periode van onbestemd verdriet brak aan. Steeds vaker
begon ik te twijfelen aan de aard van de klanken die ik in het don-
ker had waargenomen. Konden duisternis en nacht behalve beel-
den ook geluid verbuigen? Was haar plezier enkel verbeelding
geweest, was haar lust bedrog – verborgen door een nachtmerrie?
Wekenlang lag ik wakker in mijn zwijgende kamer waarvan het
plafond omlaag kwam om mij en mijn zondigheid te begraven.
Mijn beddengoed was ‘s ochtends vaak nat. Wat ik gedroomd had,
wist ik niet meer.
Na een maand reguleerde mijn slaap zich weer en voelde ik alleen
af en toe een gemis. Meestal op de dag wanneer ik me ervan be-
wust werd dat ik Manon nooit meer buiten zag. Aan tafel hadden
mijn ouders het één keer over de buren gehad; dat er iemand ziek
was en mijn moeder ze hulp had aangeboden in het huishouden.
In deze periode kroop mijn jeugd bij me vandaan. Elke gedachte
die ik bezat kleefde aan een pot verderf. Misschien lag Manon al
lang niet meer in de kamer naast mij.
Gisterenavond weken de muren van mijn slaapkamer voor kinder-
geschrei. Wakker wordend sloeg mijn arm het glas van mijn
nachtkastje aan scherven. In de eerste seconden van mijn bewust-
zijn hoorde ik het huilen van een pasgeborene. De stilte die volgde
in het uur na mijn ontwaken zat vol gezucht en gepeins. Er liepen
kranen in het huis van de buren, men ging trappen op en af. Eén
keer ging de telefoon.
Toen ik hun achterdeur hoorde piepen, sloop ik naar de venster-
CIRCUMPLAUDO 20
bank, schoof mijn hoofd onder het gordijn en legde mijn kin tus-
sen een cactus en een kandelaar. In de tuin van de buren zag ik de
vader van Manon in de aarde scheppen onder de oude eik.
Pas toen hij de bebloede lakens in het gat geworpen had, kwam
zijn werkende lijf tot stilstand en keek hij op. Zijn grimmige blik
bleef aan mijn venster kleven. Ik wierp mezelf op de vloer in de
hoop dat het schijnsel van zijn lantaarn mij niet had kunnen berei-
ken. Na een kwartier sloeg hun achterdeur weer dicht en kroop ik
terug in bed. Wat volgde was de donkerste stilte.
CIRCUMPLAUDO 21
Sander Huijsen
Wat je niet kent, kun je niet missen
‘Zou jij nog een kind willen?’ vraagt Floris. Carina kijkt hem aan,
neemt een slok van haar dampende thee en denkt enkele seconden
na.
‘Ja,’ zegt ze, ‘ik denk dat ik nog wel een kindje zou willen.’
Floris, een bekertje koffie zonder roerstokje in zijn rechter-
hand, knikt zachtjes met zijn hoofd zonder zijn blik van haar af te
wenden.
‘Zou je een kindje van mij willen?’
Carina kijkt Floris aan, vragend. Zijn serieuze blik is het ant-
woord op deze onuitgesproken vraag.
Ze denkt na over alles wat er de laatste maanden is gebeurd.
Hoe Floris eigenlijk nog maar pas haar collega is. Hoe ze naar en
met elkaar lachten. Geinen. Lol trappen. Plagen en uitdagen. Ze
bedenkt hoe ze langzamerhand steeds meer op Floris gesteld raak-
te, zichzelf er telkens aan herinnerend dat ze getrouwd is. En twee
kinderen heeft, een zoon en een dochter. Het “ideale gezin”. En nu
dit. Een derde kindje? Niet van haar man maar van Floris, nota
bene.
‘En hoe stel je jezelf dat dan voor?’ vraagt ze en ze kijkt om
zich heen om te zien of er iemand, al dan niet ongewild, meeluis-
tert. Het zou voor een buitenstaander toch een raar gesprek zijn
om op te vangen.
‘Tja,’ zegt Floris, ‘hoe maak je een kindje?’ Zijn blik blijft ge-
richt op Carina.
‘Dus je wilt gewoon met me naar bed?’ vraagt Carina. Ze heeft
de kop thee tot vlak voor haar mond gebracht en blaast er af en toe
zachtjes in.
‘Je kunt ook op andere manier zwanger van me raken.’ Floris
CIRCUMPLAUDO 22
neemt een slok koffie en steekt tegelijkertijd zijn hand op om aan
te geven dat hij nog iets wil zeggen. ‘Ik vraag je ook niet of je met
me naar bed wilt. Ik vraag je of je een kindje van mij zou willen.’
‘Wil je dan niet met me naar bed?’ vraagt Carina. Ze trekt haar
wenkbrauwen op, bijna beledigd.
‘Oh, jawel hoor, maar daar gaat het nu niet om.’
‘Sjeez, Floris, wat is dit? Dit kan toch niet? Ik ben getrouwd,
heb twee kinderen en jij vraagt tussen neus en lippen door of ik
een kindje van je wil. Wat denk je dat er gebeurt als mijn man
erachter komt?’ Ze kijkt naar Floris. Een doodnormale man, niet
eens erg knap maar met een verwoestende glimlach die elke keer
weer het verlegen meisje in haar naar boven brengt.
‘Het was nog maar een vraag. En je man hoeft er natuurlijk niet
achter te komen. Niemand hoeft het te weten. Het zou ons geheim
zijn.’
‘Pfff, dat kun je wel zeggen, ja,’ zegt Carina, geïrriteerd.
Floris neemt de laatste slok van zijn koffie en gooit het karton-
nen bekertje doelgericht in de afvalbak. Hij overdenkt de vraag
die hij zojuist gesteld heeft, een indecent proposal bijna, en hij
voelt de opwinding van het idee een kind bij een vrouw te ver-
wekken. Het is laf, een beetje achterbaks ook wel, want ze is een
getrouwde vrouw.
‘Anyway,’ zegt Carina, ‘het zou helemaal niet gaan. Mijn man
is vorig jaar gesteriliseerd. We vonden twee kinderen eigenlijk
wel genoeg. Het valt dus nogal op als ik opeens zwanger raak.’
Floris neemt de mededeling van Carina met een schok in zich
op en herinnert zich de enorme ruzie die hij jaren geleden had met
zijn toenmalige vriendin. Ze waren tot de conclusie gekomen dat
ze geen kinderen wilden en zij had gezegd dat hij zich dan maar
moest laten steriliseren. Het idee was te veel voor hem. Geen kin-
deren hebben, daar kon hij prima mee leven. Geen verantwoorde-
lijkheid. Geen slapeloze nachten en uitslapen wanneer hij wilde.
Geen gesleep met speelgoed en luiers. Maar de gedachte dat hij
nooit een kindje zou kunnen verwekken maakte hem angstig. Een
CIRCUMPLAUDO 23
maand na deze ruzie waren ze uit elkaar gegaan.
‘Hoe heet je man eigenlijk?’ vraagt Floris.
‘Stefan,’ antwoordt Carina, ‘wist je dat niet?’ Floris schudt zijn
hoofd en maakt een verontschuldigend gebaar met zijn hand. Ca-
rina haalt haar schouders op en zucht.
‘Eigenlijk was het Stefan die twee kinderen wel genoeg vond,’
zegt ze en Floris ziet de harde uitdrukking uit haar gezicht weg-
trekken. ‘Ik had er best nog wel eentje gewild, misschien zelfs wel
twee.’ Er zit spijt in haar ogen. ‘Ik heb stiekem altijd gehoopt dat
ik toch nog zwanger zou raken. Soms hoor je dat, hè, dat een
vrouw zwanger wordt ondanks dat de man is gesteriliseerd. Maar
ik niet.’
‘Blijkbaar heeft de chirurg goed werk afgeleverd,’ zegt Floris.
Hij lacht niet, het was niet grappig bedoeld. Carina knikt.
‘Jij hebt geen kinderen, toch?’
Floris schudt zijn hoofd. ‘Het is er op de een of andere manier
nooit van gekomen.’
Carina kijkt hem ernstig aan.
‘Jammer hoor,’ zegt ze, ‘je zou een leuke vader zijn, als je het
mij vraagt. Toen je hier kwam werken dacht ik eigenlijk dat je wel
een gezinnetje zou hebben. Lekker degelijk.’
‘Nou ja,’ schampert Floris, ‘misschien ben ik niet zo degelijk
als ik eruit zie.’ Hij begint te kleuren.
‘Heb ik je beledigd?’ vraagt Carina. Floris schudt weer zijn
hoofd en krabt even aan zijn gezicht dat steeds warmer en roder
wordt.
‘Zeg eens eerlijk,’ vervolgt Carina, ‘zou je het niet geweldig
vinden om een gezinnetje te hebben? Een leuke vrouw, een stel
koters?’
‘Het maakt niet uit wat ik daarvan vind,’ zegt Floris, ‘het is niet
gebeurd en het zal ook wel niet meer gebeuren.’
‘Maar vind je dat niet jammer dan?’
‘Ja, natuurlijk vind ik dat jammer!’ Floris reageert scherper dan
hij had gewild. Hij schraapt zijn keel. Hij verontschuldigt zich,
CIRCUMPLAUDO 24
maar Carina wuift zijn excuus weg. Ze zegt dat niemand zich voor
z'n gevoelens hoeft te verontschuldigen.
‘Die vraag van daarstraks, die was serieus. Of niet?’
Floris knikt. ‘Kijk,’ zegt hij en hij wrijft met zijn rechterhand
over zijn bakkebaard, ‘over twee weken word ik eenenveertig. Als
ik nu nog een gezinnetje moet stichten, dan ben ik straks zo'n ou-
we pa. Grijs en niet eens in staat om langer dan vijf minuten balle-
tje te trappen met m'n kind.’
‘Ach joh, dat maakt tegenwoordig toch helemaal niets meer
uit?’ zegt Carina.
‘Ik vind van wel,’ zegt Floris.
‘Hm, dat is natuurlijk ook wel iets persoonlijks,’ zegt Carina.
Ze weet even niets meer te zeggen tegen Floris.
‘Weet je wat nou zo raar is,’ zegt hij, ‘ik heb helemaal geen zin
in al dat gedoe dat ik om me heen zie. De kinderen overal en ner-
gens mee naar toe slepen, luiers verschonen, ruzies beslechten,
korte nachten, noem het maar op. Geen gesprek meer met iemand
kunnen voeren zonder dat het over de kinderen gaat of dat niet
con-ti-nu door de kinderen wordt onderbroken. En toch vind ik het
moeilijk te accepteren dat ik niets achterlaat. Dat de lijn met mij
ophoudt te bestaan.’
‘Het is anders als het je eigen kinderen zijn,’ zegt Carina, ‘en
alles wat jij gedoe vindt, dat vind ik heerlijk. Daar geniet ik nou
echt van. Het liefst had ik helemaal niet meer gewerkt en was ik
lekker bij de kinderen gebleven, in elk geval tot ze wat groter zijn.
En dan zouden wij elkaar nu niet eens kennen.’
‘Dat zou ik wel jammer vinden.’
‘Wat je niet kent, kun je niet missen.’
‘Toch wel, hoor,’ zegt Floris zacht.
Carina denkt aan haar derde en vierde kindje. Beiden ongebo-
ren en onbekend, maar zo gewenst. Ze voelt de pijn in haar hart.
‘Ja, toch wel, hè,’ zegt ze. Plotseling kijkt ze op haar horloge.
‘Ik moet gaan,’ zegt ze, ‘ik heb een meeting.’ Ze aarzelt. ‘Ik
spreek je later nog wel, goed?’
CIRCUMPLAUDO 25
Floris tovert een brede lach tevoorschijn.
‘Reken maar,’ zegt hij en zijn blik volgt Carina die, tot haar ei-
gen verbazing, met een vederlicht gemoed naar haar bespreking
gaat, de volle lach van Floris op haar netvlies gebrand.
CIRCUMPLAUDO 26
Argibald
CIRCUMPLAUDO 27
Diny Huysen
De onvoltooide…
Het was niet het eenvoudigste lied van Schubert, dat ze had geko-
zen om op de feestelijke schoolavond te zingen. Een oudere leer-
ling had haar begeleid op weg naar een hopelijk succesvol optre-
den en hij nam tevens de pianopartij voor zijn rekening.
Dagelijks hadden ze het lied ingestudeerd totdat ze beiden vol-
daan waren over het resultaat. Schubert zou tevreden zijn geweest.
Slechts haar verkoudheid zou mogelijk een vlekkeloze uitvoe-
ring in de weg kunnen staan. Desondanks begon ze vol goede
moed aan de uitdaging en hoopte in stilte dat het lied zou klinken
zoals Schubert het had bedoeld.
De pianoklanken van het voorspel vulden de kleine ruimte. Ze
zette zuiver in, op tijd en op toon en haar stem volgde moeiteloos
het snelle tempo van de noten op de piano.
Halverwege het lied hoorde ze een gesmoord gegiechel, dat ze
aanvankelijk trachtte te negeren. Gaandeweg werd het geluid ster-
ker en haalde het haar volledig uit haar concentratie. Was het haar
stem die aanleiding gaf tot de commotie? De toehoorders keken in
haar richting, ergo, er was slechts één oorzaak aan te wijzen: zij-
zelf.
Haar stem stokte, daarna viel ook de piano stil en het ingehou-
den gelach kwam daverend tot ontlading. Ze was verbijsterd en
vond dat haar slechts één ding te doen stond om haar gezicht te
redden van de afgang: het toneel met opgeheven hoofd verlaten.
Maria Callas was haar eens voorgegaan en niemand zou haar de
navolging van haar illustere voorbeeld euvel duiden.
In de kleine ruimte achter het toneel trachtte ze tot zichzelf te
komen, maar het trillen en de tranen waren niet te stoppen. Het
gelach verstomde en maakte plaats voor geroezemoes. Een alles-
CIRCUMPLAUDO 28
overheersend gevoel bekroop haar: wèg van hier! Zij wilde zich
voor geen goud laten overhalen tot een heroptreden.
Haar mobiel zette ze uit nadat ze een excuus-sms aan haar pia-
nist had verzonden. Ze greep haar jas en liep de avond in.
De volgende dag hoorde ze de ware toedracht van hetgeen zich
de avond daarvoor had afgespeeld. Het vijfjarig zoontje van de
eigenaar van het etablissement had zich verschanst onder het af-
hangende kleed van een tafel, schuin voor haar op het geïmprovi-
seerde toneel. Af en toe stak hij zijn hoofd eronderuit en wierp een
ondeugende blik het zaaltje in, tot grote hilariteit van de aanwezi-
gen.
Dat een vermaard componist als Schubert zijn toehoorders kan
verliezen aan een vijfjarige krullenbol was hiermee bewezen.
Het voorval ging de weg van de meeste gebeurtenissen: de ver-
getelheid in. Maar niet voordat een verslag in de schoolkrant de
link had gelegd met Maria Callas. Wellicht kan ze dat als een ver-
kapt complimentje beschouwen!?
Februari 2012
CIRCUMPLAUDO 29
Jan Hootsmans
Ik wil iets schrijven als een lied
*
Ik wil iets schrijven als een lied
dat zich zingt over het papier
over je handen tintelt
even onverstaanbaar in je oor fluistert
dat je mooi bent
en dan een belachelijk zachte stilte achterlaat
CIRCUMPLAUDO 30
Argibald
CIRCUMPLAUDO 31
Seger Weijts
Twee gedichten
Dichter
Me schrander wapenend tegen gletsjers en
lavastromen,
bond ik vlug mijn rode draad rond de zon
en spreidde hierna (ondanks mijn gapende
bodemloosheid) al mijn onzekerheden voor
haar tentoon.
Dagwacht
Door de aan mijn slaapdronken brein
ontsproten film noir als ‘t dagblad
van gisteren weg te moffelen tussen
de rest van mijn besognes,
ontsnapte ik (in een dwarreling van
stof en vliegjes) betweterig aan een
resem in angst gebade verzuchtingen,
om me vervolgens (ondanks mijn lang-
gerekte, roestige ledematen en mijn
smalle, uitgeholde gezicht) zo adequaat
mogelijk te onderwerpen aan de lome,
geïnventariseerde kreten van de zon
CIRCUMPLAUDO 32
Argibald
CIRCUMPLAUDO 33
R. DuBois
Weemoed, verlangen en onschuld
Sterven is gemakkelijk. Althans zo lijkt het in films. De hoofdper-
soon kijkt plots strak voor zich uit, zijn hoofd zakt wat weg, zijn
mond valt open en de muziek doet de rest. Weg, vertrokken. De
toeschouwer gelooft het, moet het wel geloven. Hoe vaak had hij
het niet gezien? De man keek uit het raam en glimlachte vaag naar
een meeuw die net op de vensterbank was geland en nu naar bin-
nen keek. Maar dat is film, dacht hij. Wij zijn echt, meeuw. Wij
zullen het moeten doen met, ja, met wat? Met de slopende traag-
heid van de tijd. Voortslepende minuten, uren en dagen, die ons
onze waardigheid ontnemen.
Ik lig in deze kamer, alleen, met niets of niemand om me heen.
Straks komt mijn vrouw even kijken hoe het gaat. Ze zal mijn
hand vasthouden, omdat het zo hoort, omdat ze heeft gelezen dat
dat zo moet. Ze doet haar best, maar het vuur tussen ons is allang
gedoofd, meeuw. We zijn rituelen voor elkaar geworden. Aardig
voor elkaar en daarmee ook veilig. Rust tot in lengte van dagen.
De meeuw draaide zijn kop, leek even te aarzelen of hij zou
opvliegen en keek daarna weer naar binnen. Schrik je van mijn
gedachten, meeuw? Waaraan denk jij wanneer je gaat sterven?
Troost je je met mooie beelden uit het verleden voordat het heilige
vuur doofde? Hoever gaat jouw geheugen eigenlijk terug? Stel,
meeuw, je zou nog de tijd hebben om drie gebeurtenissen te kun-
nen herleven, waarvan je denkt, dat die de moeite waard zijn. Of
misschien dringen die gebeurtenissen zich gewoon wel op omdat
er een geur is rond het ogenblik van doodgaan, die onlosmakelijk
verbonden is met zo’n gebeurtenis. Of een beeld in plaats van een
CIRCUMPLAUDO 34
geur. Misschien dring jij mij die gebeurtenissen nu wel op,
meeuw. Herinneringen, die ik niet kan ontlopen.
[1]
‘En voor hem een sinas graag.’
De man keek de kelner aan en gaf hem de kaart terug. De kel-
ner trok zijn wenkbrauwen op.
‘Is er wat? Het lijkt me toch duidelijk wat we willen hebben?’
‘Zoals u wilt’, zei de kelner, ’zoals u wilt, meneer.’ Hij liep
weg en mompelde hoofdschuddend, ‘Vreemde types heb je over-
al.’
‘Zit je niet teveel in de zon, zo?’ vroeg hij aan de vrouw, die
tegenover hem aan het tafeltje zat. Ze had halflang zwart haar, dat
al wat grijs begon te worden.
‘Nee, ik zit goed zo. Met die zonnebril op heb ik geen last van
de zon.’
Ze ging wat verzitten en schortte haar rode jurk op, zodat ook
haar bovenbenen zon opvingen.
De man haalde zijn hand door zijn gitzwarte haar en liet zijn
blik goedkeurend over de vrouw gaan. Het ging nooit voorbij, dat
gevoel. Elk jaar weer was het een genot om hier te zitten met haar,
en hem, dacht hij. Tien jaar al weer. De tijd vloog voorbij.
De vrouw pakte haar tas en haalde er een lippenstift en spiegel-
tje uit. Ze zette de zonnebril op haar voorhoofd en stiftte haar lip-
pen.
Ze ziet eruit als een klassieke Franse schoonheid, dacht hij. Een
fijn gezicht. Een krul in haar bovenlip. Lange wimpers. Wie had
ook al weer gezegd, dat hij de uiterlijke kenmerken had van een
Romeinse keizer. Met zijn scherpe, wat gebogen neus, en fijne
lippen. Frans en Italiaans in de polder. Mooie mensen, dat waren
ze. Ze waren gezegend.
Om de hoek van het restaurant verschenen een man en een
vrouw, die een rolstoel voortduwden, waarin een jongetje zat dat
voortdurend geluiden maakte. Armoede, dacht hij, kleren van gis-
CIRCUMPLAUDO 35
teren. Vale, vermoeide gezichten. De man en de vrouw, van wie
hij vermoedde dat het zijn ouders waren, bleven staan en keken
rond.
Niet hier, dacht hij, niet hier. Niet naast ons.
Het jongetje gilde hard en klapte ongecontroleerd in zijn han-
den. Hij begon daarna wild heen en weer te bewegen. De moeder
legde een hand op zijn hoofd en even hield het jongetje op. De
vader glimlachte. Ze leken te weten waar ze heen wilden, want ze
liepen nu resoluut het terras op. Bij het tafeltje naast hen hielden
ze stil. Ze parkeerden de rolstoel naast het tafeltje en gingen aan
weerszijden ervan zitten. Ze keken verbaasd naar het tafeltje
waaraan hij zat en glimlachten daarna kort naar hem.
Hij retourneerde de glimlach en keek naar de vrouw tegenover
hem. Maar die leek niets gemerkt te hebben van de verandering op
het terras, want aan haar lichaamshouding was niets veranderd.
Hij dacht aan de rit hierheen. Het open dak van zijn nieuwe
wagen. De wind in zijn haren, de zon op zijn gezicht. Haar sport-
wagen had al op de parkeerplaats gestaan. Glimmend in de zon.
Ze was hier altijd iets eerder dan hij.
Het jongetje in de rolstoel begon te kwijlen en onsamenhan-
gende klanken uit te stoten. Hij bewoog wild met zijn hoofd heen
en weer. Zijn moeder veegde zijn mond schoon en hield even zijn
hoofd tussen haar handen vast. Toen ze zijn hoofd losliet, viel het
naar voren op zijn borst.
‘Hij is van de leeftijd van die van ons’, zei hij tegen de vrouw.
De vrouw bewoog even en zette toen haar zonnebril af.
‘Wat?’
Hij bewoog zijn hoofd in de richting van het jongetje. ‘Hij is
van dezelfde leeftijd als die van ons.’
De vrouw keek even naar het tafeltje en zei toen aarzelend,
‘Ja.’ Ze keek de andere kant uit en leek iets te zoeken op het ter-
ras. Toen draaide ze zich om en zei zacht, ‘Vind je dat we dit
moeten blijven doen?’
Een meeuw landde op de rand van het dak van het restaurant,
CIRCUMPLAUDO 36
strekte zijn nek en begon luid klokkende geluiden te maken.
Hij dacht even na en zei toen resoluut, ‘Ja, de verjaardag van
onze knul is iets wat bij ons hoort. Tien jaar al weer. En… ’
Voordat hij zijn zin kon afmaken, kwam de kelner aanlopen en
zette wat ze hadden besteld op hun tafeltje neer. Espresso voor
hem, muntthee voor haar. De kelner zei overdreven, ‘En voor de
jongeheer een heerlijk glaasje sinas.’ Hij keek hem even aan, zette
het flesje neer en zei toen langzaam, ‘Zal ik het uitschenken voor
de jongeheer of zal ik er twee rietjes bijdoen, zodat hij het lekker
uit het flesje kan opdrinken?’
Even voelde hij de aandrang de kelner te slaan. Recht op zijn
gezicht. Zijn neus scheef, zijn lippen dik, een tand eruit. Maar hij
keek naar de vrouw, en zei, ‘Leg de rietjes maar neer, we redden
het zelf wel.’
De jongen in de rolstoel tilde zijn hoofd op en gilde hard en
doordringend.
‘Een echt kind,’ zei de kelner, ‘met geluid.’ Hij liet zijn blik
nog even over het tafeltje gaan. ‘De plicht roept. Als u mij veront-
schuldigt?’ Hij draaide zich om en ging naar het tafeltje, waaraan
de vader, moeder en het jongetje zaten. ’Waarmee kan ik u van
dienst zijn?’
Hij zag hoe de vader iets aan kelner vroeg, die op zijn voor-
hoofd wees. De moeder schudde even kort haar hoofd en keek
meewarig naar hun tafeltje. Terwijl de kelner iets opschreef,
spoog de jongen een klodder slijm naar hem. Geschrokken sprong
de kelner opzij. De moeder pakte een doekje uit haar tas en veeg-
de verontschuldigend wat slijm van zijn jasje. De kelner aaide
even over het hoofd van de jongen en liep daarna weg.
De vrouw had haar zonnebril afgezet en keek naar het andere
tafeltje. De moeder was opgestaan en zat op haar hurken naast de
jongen, zijn handen in die van haar. Het jongetje maakte ongecon-
troleerde grimassen toen zijn vader rare gezichten trok.
‘Over die vraag van straks. Ik ben gelukkig zo’, zei hij tegen de
vrouw.
CIRCUMPLAUDO 37
De vrouw keek hem aan.
Toen zei hij, ‘Jij, ik, hij, toch nog een beetje wij, al die jaren
al.’
‘We hebben ieder een ander.’
Hij had het niet kunnen voorkomen, toen. Ze was hem ontglipt.
Hij balde zijn vuisten.
De vrouw keek naar de grond en zei, ‘Weet je nog, tien jaar ge-
leden?‘
‘Moet dat nu? Het is zijn verjaardag. Een jubileumjaar.’
‘Hij is verloren gegaan, tien jaar geleden. Of beter, het. Want
we wisten niet eens wat het was. Jij hebt er een jongetje van ge-
maakt, het moest jouw trots worden. Wij zijn verloren gegaan
negen jaar geleden. Of beter, ik.’
‘Maar toch…’
‘Nee, dit hier’, zei ze, terwijl ze opstond, ‘dit hier, is niets an-
ders dan, dan zelfbedrog.’
Ze trok de kindgrote pop van de stoel en gooide hem over het
terras. Ze rende weg.
Hij stond op en pakte de pop. Terwijl hij hem afklopte, lachte
hij verontschuldigend naar de vader en moeder aan het tafeltje.
De meeuw vloog weg.
Hij zag hoe ze op de parkeerplaats in haar auto stapte. Even la-
ter reed ze weg. Zijn cabrio glom in de zon.
Wat zou jij over mij denken, meeuw, als je dit plaatje had gezien
in mijn hoofd. Een man, een vrouw, een terras, die pop. Niet meer
dan dat. Wanneer jij het was geweest, die daar op die dakrand had
gezeten.
Vroeger had je kijkdozen, dacht hij. Kinderen lieten tegen beta-
ling mensen een tafereel in een schoenendoos bekijken. Ze vroe-
gen in de schoenenwinkel om een doos, knipten een gat in het
deksel en bedekten dat met doorzichtig papier, vaak gekleurd,
zodat het licht aan de binnenkant gefilterd rood of blauw was. In
de zijkant werd een gaatje geknipt, zodat de binnenkant kon wor-
CIRCUMPLAUDO 38
den bekeken.
Meeuw, luister, we zien een stilstaand beeld. Stel, een stoel,
een tafel, een staande klok, een man, een vrouw, een kind voor
een raam, daarachter watten op bomen. ‘Mooi, erg mooi gedaan’,
een aai over de bol van het kind en een cent of dubbeltje in zijn
hand. En weg is het kind op weg naar een andere volwassene.
‘Kijken, mevrouw? Voor een dubbeltje?’
Maar wat is het verhaal in de doos, meeuw? Waarom kijkt het
meisje naar buiten en staat de man, de vader?, vooraan, en de
vrouw, de moeder?, zijn vrouw?, achteraan? Is dat sneeuw op de
bomen? Is die sneeuw vers of ligt het er allang? Zullen we zo kin-
derstemmen horen, wanneer we langer kijken, sneeuwballen langs
of zelfs tegen het raam zien vliegen?
Een verhaal vormt zich langzaam in het hoofd van de kijker.
Misschien wel in jouw kop, meeuw. Het gaat verder wanneer we
over straat lopen. Heb ik het wel goed gezien? Was dat kind vro-
lijk? Waarom was het kind eigenlijk binnen? Met dit winterse
weer? Was het meisje misschien ziek? Hoe laat was het op de
klok. Al middag? Het verhaal groeit, vreet zich een weg naar bin-
nen, wordt ons eigen verhaal. Want wie waren we zelf op die leef-
tijd? Hoe waren de winterdagen thuis? Waarom mochten we nooit
buitenspelen van onze moeders, terwijl andere kinderen dat wel
deden? Waren we ziekelijk, lag er huiswerk te wachten? Of wilde
onze moeders niet dat we smerig werden?
Het verhaal zal ons gedrag voor de rest van de dag beïnvloe-
den, meeuw. Via het statische beeld heeft zich een luikje geopend
naar de werkelijkheid. Met niets anders dan een beetje fantasie.
Fantasie is een groot goed. Zet een paar attributen neer, schets een
situatie, beschrijf een paar personen en fantasie doet de rest. Fan-
tasie laat een verhaal zich in duizend verschillende richtingen
ontwikkelen, meeuw, meer dan je ooit kunt bedenken.
[2]
‘Hallo.’ Het meisje gooide de surfplank in het zand. Voordat hij
CIRCUMPLAUDO 39
iets kon zeggen, voegde ze eraan toe, ‘Ik ga zo surfen.’ Ze wees
naar de plek waar hij al surfers had gezien. Zittend op hun plank,
hun benen aan weerszijden bungelend in het water.
Hij glimlachte naar het meisje. Ze was niet ouder dan een jaar
of zestien.
Ze haalde het elastiekje los dat haar haren in een staart bijeen-
hield en schikte ze in model.
‘Ik ga eerst even liggen en daarna ga ik surfen.’
Ze keek hem aan, maar een opmerking of een antwoord leek ze
niet te verwachten. Het leek eerder een mededeling. Haar surfpak
had ze half aan. Het bovenste deel hing binnenstebuiten ter hoogte
van haar middel. Ze keek in het rond en zei toen, ‘Ik ga iedere dag
even surfen. Alleen. Maar ik kom altijd wel iemand tegen op het
water.’
Hij voelde dat hij wat moest zeggen. Maar wat?
Ze ging in het zand liggen en sloot haar ogen.
Hij keek om zich heen. Op de plek waar de golven het strand
bereikten zat een jongetje. Af en toe sloot het water hem in en
sloeg hij met het schepje er op, waarna het hoog opspatte. Hij
lachte hard. Toen stak hij zijn hand in zijn mond, schudde zijn
hoofd en keek even rond. Hij smakte luid met zijn lippen. Hij
wachtte tot hij weer ingesloten werd door het water, maakte van
zijn hand een kommetje en dronk er voorzichtig uit. Hij trok een
vies gezicht en liet de rest van het water uit zijn hand lopen.
‘Ik heb hoofdpijn. Wil je weten waarom?’ vroeg het meisje on-
verwachts.
Dit leek een opening.
‘Als je het wilt vertellen.’
‘Anders zou ik het niet vragen, toch?’
‘Wat als ik nee had gezegd?’
‘Had ik het toch verteld’, lachte ze.
‘Goed, brand maar los.’
‘Drank’, zei ze, ‘tot vanochtend vroeg.’
‘Maar…’
CIRCUMPLAUDO 40
‘Mijn vader interesseert het niet’. Ze kwam overeind en knip-
perde een paar keer met haar ogen. ‘Heb je iets bij je?’
‘Nee, ik heb geen pillen of zo.’
‘Jammer, maar het gaat zo wel weer weg. Zoals elke dag bij het
surfen.’
Het jongetje stond op en ging verderop zitten. Hij keek rond en
zwaaide naar een man en vrouw, die op een handdoek zaten. Ze
zwaaiden terug en riepen iets. Hij schudde zijn hoofd. Ze gingen
liggen. Plots pakte hij iets uit het water, maar hij liet het direct
weer los, omdat het in zijn hand had bewogen. Hij stond op en
boog zich voorover. Hij stampte met zijn voet, ging op zijn knieën
zitten en liet zijn handen door het water gaan. Toen rolde hij op
zijn rug en lag stil naar boven te kijken.
‘Ik heb ook een broertje. Een halve om precies te zijn. Mijn
vader is met zijn vriendin hier. Ze zijn wandelen, denk ik.’
‘Oh, leuk, zo’n mannetje. Doen jullie dingen samen?’
‘Nee, het is van hem. En haar. Wat moet ik ermee?’ Ze keek
strak voor zich uit. ‘Ik ga mijn eigen gang.’
Toen hield ze even verschrikt haar buik vast. ‘Oh God, heb ik
het wel veilig gedaan vannacht.’
Hij keek haar vragend aan.
‘Ik werd vanochtend zomaar ergens wakker.’
Toen ze zag dat hij ongemakkelijk keek, lachte ze hard. ‘Hij
was al weg. Ik ben de tent uitgegaan en wist niet waar ik was.’
Zou het waar zijn, dacht hij. Of dist ze maar gewoon een ver-
haal op om interessant te lijken.
‘Kijk, hier zie je zijn love bite, als je me niet gelooft.’
Hij zag een vlek in haar nek, maar die zou er evengoed altijd al
hebben kunnen zitten of een schuurplek van haar surfpak kunnen
zijn.
Boven in de lucht trok een vliegtuig witte strepen en het jonge-
tje wees met zijn hand het vliegtuig na. Toen dat niet meer lukte,
stond hij op en rende in het rond met zijn armen wijd uitgespreid.
Hij draaide rond, totdat hij viel. Terwijl hij lag, vond zijn hand een
CIRCUMPLAUDO 41
stok. Hij pakte hem op, stond op en gooide de stok weg. Hij ging
op handen en voeten staan en rende zo naar de plek waar de stok
terecht was gekomen. Hij probeerde hem in zijn mond te krijgen,
zonder handen te gebruiken. Hij keek rond, zag hem zitten,
zwaaide, haalde zijn schouders op en stak toen snel met een van
zijn handen de stok in zijn mond.
Het meisje liet zich met een zucht achterover vallen.
‘Ik ga, denk ik, morgen naar huis. Er is hier niets aan.’
‘Maar je surft toch elke dag met plezier. Dacht ik.’
‘Elke avond ga ik uit. Eerst drinken op het strand, dan nog
meer drinken in steeds dezelfde bars. Boring.’
‘Hoe ga je dan?’
Er was geen openbaar vervoer. Alleen met moeite was het mo-
gelijk hier weg te komen. Af en toe kwamen bussen jongeren af-
zetten en ophalen.
‘Morgenochtend komt er een bus aan, die dezelfde avond weer
weggaat. Die neem ik. Ik heb alleen geen geld.’
‘Kun je niet iets van je vader lenen?’
‘Nee, die vindt dat ik alles zelf moet regelen. Als ik iets wil.
Het zal hem weinig uitmaken.’
‘En nu?’
Zou hij het meisje geld lenen? Maar dan?
‘Ik regel vanavond wel iets als ik uitga.’
Het jongetje rende naar hem toe en legde de stok voor zijn voe-
ten. Hij blafte zachtjes en keek hem verwachtingsvol aan. Zijn
blauwe ogen en blonde haar vormden een sterk contrast met zijn
gebruinde huid. Hij pakte de stok en deed alsof hij hem weg wilde
gooien. Het jongetje sprong en danste, blafte, rende vooruit, keek
om, rende terug en keek hem aan. Toen hij de stok gooide rende
het jongetje er achteraan en duikelde met de stok een paar keer
over de kop. Toen gooide het jongetje de stok weg, draaide zich
om, zwaaide en liep weer naar het water.
Het meisje kwam overeind en keek het jongetje na.
‘Boeien, zo’n jongetje. Wijsneus.’
CIRCUMPLAUDO 42
Ze keek hem aan.
‘Heb jij kinderen?’
‘Ja, twee dochters en een zoontje.’
‘Zijn die hier?’
‘Nee, ze zijn beiden met vrienden weg. Ze studeren en wonen
allang niet meer thuis. Mijn zoontje…nou ja, dat doet er niet aan
toe.’ Hij dacht aan het bloed in de toiletpot en keek haar aan. ‘Ik
wil er niets over vertellen.’
Een meeuw vloog luid krijsend over. Hij keek hem na. Het dier
scheerde laag over de golven en landde verderop bij een aantal
andere meeuwen, die over het strand rondliepen.
Het meisje kneep even haar ogen samen en knikte toen lang-
zaam.
‘Waar woon jij?’ vroeg hij.
‘Ik woon bij mijn moeder. Ik kan niet wachten om weg te gaan.
De wereld in. Vrij.’
Ze stond op.
‘Nu ga ik surfen. Een golf pakken.’
Ze pakte het elastiekje en begon haar haren in een staart te
doen.
Het jongetje ging op zijn knieën zitten en begon met zijn han-
den te graven. Om hem heen vormde zich kleffe hoopjes modder
in grillige vormen. Af en toe keek het jongetje in zijn hand en
peuterde aan iets wat hij had gevonden. Soms legde hij iets naast
zich neer, voorzichtig, zodat het nieuwe voorwerp de eerdere
voorwerpen niet zou raken.
Ze wurmde het surfpak omhoog en stak haar armen door de
mouwen. Ze trok en plukte net zolang aan het pak, totdat het aan
de voorkant goed zat. Toen reikte ze achter zich om het touwtje te
pakken, waarmee ze de rits aan de achterkant omhoog kon trek-
ken. Ze trok eraan, maar ergens leek de rits te blokkeren. Ze trok
steeds harder, maar er kwam geen beweging in de rits. Ze vloekte
onverwachts hard en begon te stampvoeten.
Hij zag tranen in haar ogen. Hij stond op en liep naar haar toe.
CIRCUMPLAUDO 43
‘Laat mij je even helpen.’
Ze veegde snel haar gezicht droog en draaide zich om.
‘Ik moet een nieuw pak hebben. Dat is alles.’
Hij hield haar staart omhoog en trok de rits tot bovenaan voor-
zichtig dicht. Daarna liet hij haar staart los, die losjes over haar
rug viel. Hij legde even zijn handen op haar schouders.
‘Bedankt’, zei ze zacht. Ze pakte resoluut de surfplank op en
liep de golven in. Voordat ze op de plank ging liggen om weg te
peddelen, draaide ze even om en stak een hand op.
Het stel begon in te pakken. Ze vouwden de handdoeken op en
legden die in een tas. De man scheurde een zakje open, maar wat
het was kon hij niet zien. De vrouw ging weer zitten, maar de man
rende hard het water in en kwam toen uit de golven naar het jon-
getje toe. Hij had twee stukken van een zuurstok in zijn neusgaten
gestoken en brulde vervaarlijk. Het jongetje gilde en rende het
strand op. Toen de man hem te pakken had, tilde hij hem hoog op
en zwaaide hem rond.
Hij zag het meisje tussen de andere surfers op haar plank zitten,
wachtend op de juiste golf.
Misschien zijn deze herinneringen ook niet meer dan fantasieën,
meeuw. Wie zal het zeggen? We kleuren ons leven met terugwer-
kende kracht met wat we denken dat er is gebeurd. Gefilterd door
de tijd, door een zeef van hoe we graag willen worden herinnerd,
hoe we hadden willen zijn. Zonder getuigen kunnen we dat ge-
woon doen. Een likje verf hier, een likje verf daar. Een geretou-
cheerd beeld. Je kent me immers niet.
Meeuw, wat gaat er in je om als je mij hier zo ziet liggen. Een
zak botten met een beetje vlees eraan, liggend in een bed. Een
veel te groot bed voor dit lijf. Van wat er is over gebleven. We
beginnen groot en eindigen miezerig, meeuw. Hulpbehoevend,
overgeleverd aan de handen van anderen. Tenminste, wanneer de
eigenaren ervan tijd hebben tussen alle drukte door.
Ik voel me verloren in dit bed, meeuw. Het Romeinse keizer-
CIRCUMPLAUDO 44
rijk, onttakeld, afgebroken. De hordes wilden rukten op, ik voelde
ze komen, ze hebben Rome in brand gestoken. Mijn lijf is ver-
woest. Wat je ziet zijn de rokende puinhopen, nasmeulende res-
tanten van een bestaan.
De meeuw leek aanstalten te maken op te vliegen. Waar ga je
heen, meeuw? Blijf nog even, alsjeblieft, houd me nog even ge-
zelschap. Het duurt niet lang meer. Dat beloof ik je, meeuw.
[3]
Hij had de ramen opengeklapt. Nu had hij ongehinderd zicht op
het station. De ICE naar Frankfurt reed het station binnen. Maar
hij ging vandaag met de Thalys. Naar Parijs.
‘Tijd genoeg’, zei hij hardop tegen zichzelf. ‘Tijd genoeg nog.’
‘Wat zei u, buurman?’
Hij herkende de stem van de buurjongen van het benedenhuis
rechts.
Hij leunde iets naar voren in zijn stoel en zag de jongen in de
tuin.
‘Ik zei niets. Niets bijzonders in ieder geval.’
De jongen keek omhoog en haalde zijn schouders op. Toen
stapte hij opzij. ‘Kijk, ik ben fikkie aan het stoken, buurman.’
Hij zag nu de papiersnippers die opstegen en de houtjes die
vlam gevat hadden. Hij rook vaag de geur van verbrand hout.
Door vuur verteerd hout, de geur van leven, dacht hij.
De jongen blies in het vuurtje. Hij zag de houtjes opgloeien.
Rook steeg op. Hij stond op en liep naar een stapel houtblokken
tegen de zijmuur van de tuin. De jongen rommelde in de stapel.
‘Moet jij niet naar school?’
De jongen draaide zich om en keek omhoog. ‘Nee, buurman,
het is de eerste dag van de schoolvakantie. Mijn vader is naar zijn
werk. Mijn moeder ligt nog in bed.’
Hij had blond haar en lichtblauwe ogen. Op zijn gezicht zaten
zwarte strepen. Zijn handen waren vuil. Hij droeg een korte broek
en een rood T-shirt met daarop een print van een draak.
CIRCUMPLAUDO 45
De jongen liep met twee kleine houtblokken terug naar het
vuurtje. Hij gooide het eerste houtblok erop. Het blok vatte direct
vlam. Het was al weken lang warm en droog weer. De geur van
verbrand hout werd sterker.
Hij keek naar het station. De trein naar Rotterdam Centraal
reed net het station uit. Vandaaruit ging de trein naar Hoek van
Holland. De boot naar Engeland lag daar klaar. Hij keek op zijn
horloge. Tijd genoeg. Nog steeds.
Hij draaide zich om en keek de kamer in. De tafel was voor
twee personen gedekt. Zijn vrouw deed dat elke avond, voor de
dag erna. Twee borden. Tegenover elkaar. Mes en vork ernaast.
Een kop met schotel. Rechts aan de bovenkant. Een mandje voor
brood en een blaadje met zoet beleg tussen de borden. Een pak
hagelslag. Een pot jam. De kamer was verder leeg op een stoel na,
die tegen de muur stond. Aan de wand hing niets.
Hij keek weer naar de jongen. Het blok was bijna opgebrand.
Het hoofd van de jongen kwam net boven de struiken uit, die ach-
ter in de tuin groeiden bij de muur, die de tuin scheidde van een
brandgang. Wat hij daar deed, kon hij niet zien.
‘Je vuurtje heeft nieuw hout nodig’, riep hij.
De jongen keek om.
‘Wat zegt u, buurman?’
‘Je vuurtje heeft nieuw hout nodig, het is bijna uit.’
De jongen knikte en kwam tussen de struiken vandaan, terwijl
hij zijn gulp dichtknoopte. Hij liep naar het vuurtje en legde het
andere houtblok erop. Hij blies even. Het blok vatte vlam.
‘Vuur heeft altijd nieuw hout nodig om te branden. Anders
dooft het’, zei hij zacht, terwijl hij naar de jongen keek. ‘Voor-
goed. Hoe lang is het bij ons al niet gedoofd? Hier in dit huis.’
Hoog in de lucht zag hij een meeuw vliegen. Naar zee, ver-
moedde hij, zover was dat niet van hier.
Hij dacht aan zijn koffer. Alles zat erin. Klaar voor de reis van
vandaag.
‘Kom je ontbijten?’
CIRCUMPLAUDO 46
De stem kwam uit het benedenhuis. Het was de stem van de
moeder van de jongen. Even later stond ze in de tuin. De vrouw
was gekleed in een strakke witte jurk, die scherp afstak tegen haar
gebruinde huid.
‘Wat ben je aan het doen, Rinus?’
De jongen liep naar zijn moeder en bleef voor haar staan.
‘Ik ben een vuurtje aan het stoken.’ Hij wees naar boven. ‘De
buurman heeft een oogje in het zeil gehouden.’ De jongen knip-
oogde snel naar hem.
De vrouw draaide zich om en keek omhoog.
‘Dan is het goed. Dank u, buurman.’
‘Hij wordt al groot, buurvrouw.’ Net zoals mijn jongen zou zijn
geworden, dacht hij.
Ze lachte breeduit en streek de jongen door zijn haar. Daarna
liepen ze samen naar binnen.
Straks zou ze weer in de tuin liggen in haar witte bikini, dacht
hij.
Hij keek naar de grote klok, die op een pilaar stond, voor het
stationsgebouw. Hij had nog even tijd. De trein naar Kopenhagen
was net aangekomen en ging na een korte stop zo meteen verder.
Hij sloot zijn ogen toen hij voetstappen hoorde in de gang, die
naar de kamer leidde.
‘Doe die ramen dicht. Je weet dat ik daar niet van houd. Je
weet nooit wat er van buiten naar binnen komt aan smerigheid.
Ruik je die vieze lucht dan niet?’
Haar schelle stem resoneerde in de kamer. Hij hoorde geritsel
van papier. Daarna voelde hij haar naar het raam komen.
‘Zit je te slapen?’
Ze schudde ruw aan zijn schouder.
Hij voelde hoe ze zijn rolstoel bij de handvaten beetpakte en hij
naar de tafel gereden werd. Naar zijn plek. Zijn bord. Zijn mes en
vork. Zijn kop en schotel.
Met een harde klap deed ze de ramen dicht. Hij hoorde hoe ze
de hendel omdraaide. De stang klikte met een droog geluid in de
CIRCUMPLAUDO 47
sponning.
‘We gaan nu gezellig ontbijten.’
Hij deed zijn ogen open. In het mandje lagen twee croissants,
zoals elke maandag.
Bij de eerste hap stapte hij in de Thalys. Naar Parijs.
De meeuw vloog van de vensterbank op. De deur van de kamer
ging open. De vrouw die binnenkwam sloeg een hand voor haar
mond.
CIRCUMPLAUDO 48
Argibald
CIRCUMPLAUDO 49
Cor van Gulik
Liefde is… (1)
Ze staat voor de spiegel en bekijkt het resultaat. Ze is nooit echt
goed geweest in de kunst van het zich subtiel opmaken. Ze heeft
nooit het geduld, de finesse beheerst die schijnbaar nodig is om
zich dusdanig op te maken dat het niet eens opvalt dat je über-
haupt opgemaakt bent. Ze is nog beter in het opmaken van haar
bed. Nu maakt ze zich op om naar de stad te gaan. Maar ze weet
dat ze niet kan gaan met haar ochtendgezicht. Deze ochtend zeker
niet. Haar rechteroog begint al op te zwellen en haar kaak is nu
nog wat vies geel, maar zal zich in de loop van de dag kleurrijk
gaan gedragen. Als ze zacht onder haar oog duwt voelt ze een
lichte pijn. Maar het lichamelijk ongemak is te dragen en valt haar
eigenlijk best wel mee. Haar trots, haar vrouwelijkheid is veel
harder geraakt. Al kun je daar geen blauwe plekken of bloeduit-
stortingen zien. Die kan ze alleen maar voelen.
‘Ik heb overal blauwe plekken van jou. Blauwe plekken van jou,’
begint ze bijna Herman van Veen te imiteren maar opeens sprin-
gen de tranen in haar ogen. Ze heeft geen reden om te zingen. Ze
kan de sporen van het nachtelijk geweld nu wel met haar vrou-
welijke oorlogsverf camoufleren, maar verdwijnen doen haar oor-
logsverwondingen niet. Voor deze ene keer bedenkt ze dat het
maar goed is dat ze de neiging heeft om te kwistig met make-up te
zijn. Het zal bij haar niet opvallen dat ze erbij loopt als een in-
diaan op oorlogspad. Hoewel er van een oorlogspad nauwelijks
sprake is. Het voelt deze ochtend meer als het hazenpad wat ze zal
kiezen. Als ze klaar is en ze zich probeert te bekijken zoals
vreemden haar zullen bekijken, weet ze niet of ze tevreden is. Ze
heeft het idee dat ze haar gezicht vol zou kunnen kalken met wit-
sel en als een treurige pierrot het huis zou kunnen verlaten en dat
CIRCUMPLAUDO 50
de sporen van zijn liefde nog te zien zullen zijn. Ze weet ook dat
als de sporen van zijn woede die hij op haar gezicht heeft geschil-
derd als de mislukte artiest die hij is, weg zijn, ze die nog zal voe-
len. Ze zullen altijd aanwezig zijn. Aanwezig blijven. Als een
boodschap die geschreven is met onzichtbare inkt en die alleen
maar een herinnering nodig heeft om weer zichtbaar te worden.
Stigma’s die niet langer zichtbaar zijn maar haar ziel altijd zullen
blijven verwonden. Zonder dat er een ongelovige Thomas aan te
pas hoeft te komen om zijn vingers in de wonden te leggen.
Iedereen zal een ongelovige Thomas zijn. Want niemand zal het
geloven. Zij zijn immers een perfect stel. Een paar dat alles mee
heeft en een voorbeeld voor hen die niet tevreden zijn met hun
eigen relatie. Zij heeft het maar goed getroffen met deze hard-
werkende man die alles voor haar over heeft. Ja. Zij heeft het goed
getroffen. Letterlijk en figuurlijk. Want zijn klappen en stompen
treffen haar de laatste tijd steeds vaker en steeds harder. Ze vraagt
zich af hoe lang het nog zal duren voordat de klappen haar daad-
werkelijk wakker schudden. Het is toch eigenlijk onmogelijk om
na zo’n hardhandige liefdesbetuiging nog te blijven slapen. Maar
ze wil niet wakker worden. Haar semislaap bevalt haar goed want
als ze daadwerkelijk haar ogen opent en om zich heen zal kij-
ken…
Ze is weer klaar voor de dag. Ze kijkt niet nog een keer naar
haar spiegelbeeld. Ze weet dat ze zichzelf niet zal herkennen. En
ze wil in ieder geval blijven wie ze is. Herkenbaar. Al is het alleen
maar voor haar omgeving. Als ze door de gang naar de voordeur
loopt, werpt ze nog een snelle blik in hun slaapkamer. Hij slaapt
nog de slaap der rechtvaardigen. Ze bedwingt de neiging om naar
binnen te lopen en hem een kus op zijn weerbarstige mond te
geven. Om haar hand zacht op zijn wang te leggen. Nee. Laat hem
maar slapen. Hij heeft zijn rust hard nodig.
Als ze het huis verlaat bedenkt ze dat ze straks een kleinigheidje
voor hem zal kopen. Om hem te laten merken dat ze hem vergeeft.
En dat ze zoveel van hem houdt. Want dat doet ze. Onvoor-
CIRCUMPLAUDO 51
waardelijk.
Ze lacht nu weer en weet dat alles goed zal komen. Liefde
overwint alles. Ja. Alles. Want ze weet: liefde is… je als een
boksbal gedragen en daarna de bokser in zijn hoek verzorgen.
CIRCUMPLAUDO 52
Argibald
CIRCUMPLAUDO 53
C.P. Vincentius
Vraagteken Een gesprek
Personages
VERTELLER / CHAUFFEUR
RECHTER MAN
LINKER MAN
De handeling geschiedt in het interieur van een helderrode Mer-
cedes metallic, we kijken mee in de achteruitkijkspiegel van de
chauffeur – tijd is heden.
CIRCUMPLAUDO 54
#1
Het kan niet missen bij station Oldenzaal; ik zit in een helderrode
Mercedes metallic en zie nummer een het stationsgebouwtje verla-
ten, rondkijken en met een kort parmantig pasje naar mij toelo-
pen, terwijl nummer twee zijn Volvo pal naast me parkeert, afsluit
en bij mij instapt. Beide heren hebben stilzwijgend en keurig op
tijd de portieren geopend en gesloten, zonder mij iets te zeggen,
de chauffeur rijdt immers wel. De rechter man begint met een
krasserige stem vol aarzeling.
RECHTER MAN
Dwaalt uw lichaam rond achter struiken en bij gegalvaniseerd
hekwerk zonder dat uw geest invloed ervaart van het hechte groen
en de omheining?
LINKER MAN
Uitwijken naar heesters, gazons is bij al te knarsende grindpa-
den nauwelijks te voorkomen. Immers, midden in plek liggen
boomstammen rond vuurplaats met restanten houtskool, uit wa-
terpomp komt na lang zwengelen gelig water. Het zijn plaatsen
waar herfstblad zich ophoopt.
CIRCUMPLAUDO 55
#2
Ik start de motor, kijk naar de twee middelbare mannen op de
achterbank. de linker man achter mij kijkt door het linker raam-
pje, de rechter man door het rechter raampje. Hun houding is
gespannen.
RECHTER MAN
Bent u desondanks van mening dat uw persoonlijke coach in
uw geval tegen haar taak is opgewassen, vooral tijdens de survi-
valtraining?
LINKER MAN
Onverrichterzake zwangerschapsverlof rekt oneindig op, belast
langdurig zonder resultaat! Zij zweeft ondanks groeiend gewicht
en afgeknepen urinewegen.
CIRCUMPLAUDO 56
#3
De linker man wrijft voortdurend over zijn korte, zwarte baard, de
rechter man overweegt pulken, maar trekt zijn vinger halverwege
in de neus terug. hij kucht hard en scherp.
RECHTER MAN
Acht u zichzelf gelukkiger gezien het feit dat langdurig en
traag urineren van de bejaarde rocker D. ertoe bij heeft gedragen
dat u even lang naast zijn gestalte met uw geslachtsdeel uit uw
broek heeft gestaan?
LINKER MAN
De eens zo energieke straal tot schouderhoogte op kroegmuur
lijkt bij onvermijdelijk verdwijnende schijn te krimpen en te ver-
lammen, toch verstijft er voldoende en blijft lamstraal ten onrech-
te, om in nanacht te dampen.
CIRCUMPLAUDO 57
#4
Even kijkt de linker man de rechter man strak aan. Een blos vlamt
in zijn hals, vlak boven zijn boord en stropdas. Bijtijds zie ik op
mijn rijstrook een zelfmoordachtige inhaalmanoeuvre. Ik rem en
wijk naar rechts, voor zover dat mogelijk is. Na de voorovergebo-
gen spanning van het moment zak ik terug tegen de leuning en zet
het treuzeltempo achter de rij vrachtwagens voort.
RECHTER MAN
Bent u bij jonge en welgedane vrouwen voortdurend op zoek
naar bijzondere streekgerechten, waarin de kennis van jongere en
oudere boerinnen door eenvoud van hun ingrediënten is gekruid?
LINKER MAN
Ontdaan van sluier van het onontdekte glanst aantrekkelijkheid
van het nieuwe maar even, eer zij tot algemeenheid verdoft.
Vraatzucht gericht op jong vlees groeit met de jaren tot tasten naar
het onbereikbare.
CIRCUMPLAUDO 58
#5
Terwijl de rechter man bedachtzaam reageert, zie ik de linker man
onwillekeurig zijn lippen likken. Omdat de conferentie tijdig moet
worden bereikt, sla ik af en kom via een moderne buitenwijk op
een andere uitvalsweg, waar ik meer tempo kan maken.
RECHTER MAN
Spreken uw slachtoffers na al die jaren van nare ervaringen nog
over het gruwelijke en naargeestige, of confronteert u dit honderd-
tal opnieuw met uw sadistische uitgangspunten?
LINKER MAN
Daders van onnavolgbaar kwijlen en snotteren, snikken en jan-
ken des te harder, zodra erkenning uitblijft, schuldbekentenis van
verdachte op zich laat wachten. Men zoekt erkenning door aan-
dacht, dezelfde aandacht die ik door mijn daden ruimschoots
kreeg en krijg.
CIRCUMPLAUDO 59
#6
De frons op het voorhoofd van de rechter man verdiept zich. Ik
hoor de linker man zuchten. Regen ranselt tegen de voorruit, na
een eerst slepend geluid en streperig resultaat krijgt het rubber
van de wissers voldoende grip op het natte glas.
RECHTER MAN
Hoelang bewerkt u al ruw en ongeordend onderzoeksmateriaal
tot een rapport dat de gangbare opvattingen over wetenschappelij-
ke research in positieve en constructieve wijze zal bevestigen?
LINKER MAN
Overzichtslijsten van dossiers geringschattend rangschikken
naar onderwerp, belang, haalbaarheid. Zij liggen geordend in ord-
ners naast dozen met relevante archieven, testresultaten. Mensen-
werk, vaak een mensenleven lang. Tempo mag niet bepalend zijn,
kwaliteit wel.
CIRCUMPLAUDO 60
#7
De linker man begint onrustig te schuiven. Hij kijkt langdurig
naar de rechter man. Die blijft – als in gedachten verzonken –
door het beregende zijraam staren. De linker man haalt zijn han-
den door zijn lange zwarte haar. Het zijn smalle handen met lan-
ge, bleke vingers.
RECHTER MAN
Wat moet uw markante persoonlijkheid na maanden hard wer-
ken, briljante denkbeelden en een flinke portie lef met de acht
dagen oude overblijfselen van een babylijkje?
LINKER MAN
Wat wint tederheid voor zuigeling bij respect voor dood, bij
aanblik vanuit wieg door omringende volwassenen met gebaren,
geluidjes die nooit beantwoord zullen worden, bij stank die in-
dringender heerst dan bij welke levende nakomeling dan ook.
CIRCUMPLAUDO 61
#8
Na de rotonde blijkt de nieuwe provinciale weg bijkans geheel
verlaten. Ik verhoog de snelheid en blijf in het spoor van een ca-
briolet voor mij. De regen valt bij losse vlagen, dan weer miezert
het, dan weer ranselen dikke spetters de ruiten. Achter mij lijken
de heren onwillekeurig verder van elkaar te schuiven.
RECHTER MAN
Stimuleren onverschilligheid, onbenul en onbegrip u juist tot
wederzijds respect en een strijdbare dominante levenshouding om
het eigenbelang in deze onwetendheid te waarborgen?
LINKER MAN
Ruggengraat hebben en buigzaamheid behouden, want afdwingen
verkeert al snel in schijnaanpassing en tegenovergestelde van
doel. Kracht en flexibiliteit van uithoudingsvermogen bepalen
verschil, benul en begrip. Doordrongen van dit besef blijkt belang-
rijkste tegenstander gevloerd.
CIRCUMPLAUDO 62
#9
Even zie ik de koppen achter mij naar elkaar draaien en staren,
dan keren ze weer weg, stuurs en stroef. Uit het noordwesten na-
dert een loodgrijs wolkenpak.
RECHTER MAN
Leidt de beperkte toegang tot noodlijdende hotels en failliete
kroegen in uw geval tot hulp bij hopeloos gestagneerd opknap-
werk en barstende waterleidingen bij het te hoop lopend volk in
sloppen en hoofdstraten?
LINKER MAN
Mensenmassa’s huisvesten in nader komend ineenstorten vergt
vaak afsluiten van doorgangswegen voor brandstof, voedingsmid-
delen. Hekken met zwaailichten, bewakers regelen elementaire
tucht en orde in publiek domein. Kanaliseren van horden ver-
keersstromen voorkomt bochtigheid, afbrokkelen van oevers.
CIRCUMPLAUDO 63
#10
De rechter man knikt nadenkend mee, neemt dan zijn bril af en
kijkt met het hoofd opzij door de glazen. De linker man tuit zijn
lippen kort en streelt zijn baard.
RECHTER MAN
Staat in de brief ook vermeld, dat uw zoektocht naar nieuwe
problemen bij de bezorging tot een ontmoeting met de moderne
kunstdocent en kinderboekenschrijver Olaf Q. kan leiden, die
meent dat hij slechts de bezorgdheid van velen vertolkt?
LINKER MAN
‘t Is een zaak van spetters, spatten op juiste manier bij kladden
te grijpen, zonder dat jatten teveel tegen de keer instrijken. Con-
flict kan alleen overtuigen, zolang het strikt innerlijke zaak blijft,
mogelijkheid opbloeit om controverse uit te werken tot degelijke
plot.
CIRCUMPLAUDO 64
#11
De handen van de linker man drentelen nu zenuwachtig over het
bovenste deel van zijn broekspijpen met messcherpe plooi. Zijn
gezicht verraadt weinig emotie. Na een aantal zijstraten vult de
weg zich met verkeer, waaronder enige tractoren met oplegger.
RECHTER MAN
Wast u uw kunstgebit en ondergoed in uw ochtendwater, rei-
nigt u overhemden en pantalon met spuug en beseft u terdege hoe
het met u zover heeft kunnen komen met balletjes snot rond uw
leunstoel?
LINKER MAN
Lekvocht vóór toiletpot, gele druppels op rand; bij juiste ver-
lichting krijgt zelfs urine romantische glans, streelt blik sanitair.
CIRCUMPLAUDO 65
#12
Het antwoord van de linker man gaat gepaard met enig gesnuif.
De rechter man reageert daar niet op, maar praat onverstoorbaar
verder. Ook met bijna gesloten mond blijft hij helder en precies
formuleren en is hij voor mij, ondanks het lawaai van het verkeer,
goed te volgen.
RECHTER MAN
Kan uw begripsvermogen mogelijkerwijze sporen bevatten van
een oude vlam, die slechts de afbeelding van een paar omvangrij-
ke billen behoeft om haar opnieuw op te rakelen?
LINKER MAN
Glad en strak, zonder putjes of vlekken richting middelpunt,
zonder trillen of rillen onder strelen of likken. Vochtig glanzen
door het zweet, bleek met een opgewonden blosje ten teken van
een innerlijk vuur dat best hartstocht mag heten.
CIRCUMPLAUDO 66
#13
Er klinkt enige irritatie door in de stem van de linker man, die
doorgaans bijna robotachtig emotieloos klinkt. Ik kijk in de ach-
teruitkijkspiegel, midden boven het dashboard, hij kijkt mij in de-
zelfde spiegel vorsend aan, alsof hij nu pas doorkrijgt dat ik alles
kan beluisteren.
RECHTER MAN
Blikt u nog vaak terug op de beide broers met wie u voortdu-
rend ruziede over het tweedehands onbewoond eiland, waar u
gedrieën zou stranden, nadat vrachtschip en reddingsboot kort na
elkaar in de storm vergingen?
LINKER MAN
Elk van ons zwom in de bovenstroom, zonder de onderstroom
in acht te nemen werd de enige palm gekapt en vond de rondcirke-
lende haai ons enig, terwijl een passagiersschip achter de horizon
verdween. Eenmaal tot rust beseften we hoeveel de kabbelende
golven voortbrachten.
CIRCUMPLAUDO 67
#14
Voor mij steekt tussen twee geparkeerde vrachtauto’s een moeder
met kind ineens de weg over. Noodstop: de beide heren buigen
naar voren en veren terug in hun eerdere houding.
RECHTER MAN
Behoort u tot de familie en schoonfamilie die in de gedaante
van hangjongeren om zeer uitlopende redenen voorgoed de dorps-
straat hebben verlaten en nu her en der in roggevelden liggen uit
te slapen?
LINKER MAN
De knevelketting van de rijkspolitie ter plaatse trekt de armen
van de arrestanten strak op de rug. Later vallen er klappen, stom-
pen in buik, knietje in kruis, eer ruiteningooiers en autobekrassers
elk in een aparte cel belanden. Daar hangen ze op bed, tegen de
muur of aan…
CIRCUMPLAUDO 68
#15
Ik bedwing de neiging het raampje naar beneden te draaien en de
vrouw duidelijk te maken wat zij fout doet. Onder het oversteken
kijkt zij heel uitdagend in de auto. Wanneer ze ziet dat ik kwaad
ben, steekt ze haar middelvinger op. De ideale pedagoge!
RECHTER MAN
Blijft het uw bedoeling om zich als hooggehakte blondine met
kortgeknipte nagels, hooggehalte intellect en parel in navel in het
zelfreinigend toilet op de paardenmarkt op te sluiten en zich al-
daar zo te vestigen met uw vooruit gereisde huisdier?
LINKER MAN
De frietkraam staat pal voor de ingang waar veulen, ruin en
merrie zonder zadel of teugel zenuwachtig rillen, keien volpoe-
pen, met hoefijzers vonken slaan, briesen en onrustig hinniken bij
geur van dood.
CIRCUMPLAUDO 69
#16
De linkerkop staat op grim, de rechterkop op grijns.
RECHTER MAN
Heeft u aan vier bypasses genoeg om daarna een vijftiental
donuts, zeven hamburgers, zes porties patat en twee steaks naar
binnen te kunnen werken om het geheel daarna weg te spoelen
met een grote fles frisdrank, terwijl het verplegend personeel bij
smakken en slurpen toekijkt?
LINKER MAN
Toeschouwers halen hier hun schouders op, zetten borstkas uit
en programmeren de monitor alvast op control-alt-delete, terwijl
de hansworst over de doorbuigende vloer naar de koele avond-
lucht strompelt en zijn plotsklaps zo invalide lot betreurt.
CIRCUMPLAUDO 70
#17
De file sukkelt langs twee auto’s die elkanders front fors hebben
gedeukt. Op de wederzijdse trottoirs groeit de massa kijklustigen
zienderogen.
RECHTER MAN
Biedt de onbehouwen houding van uw labrador retriever vol-
doende vergelijkingsmateriaal om uw eigen karakter, mentaliteit
en gedragskenmerken aan die van uw huisdier te toetsen?
LINKER MAN
Mensenrassen passen bij hondenrassen; met hun methoden
lopen zij overal door, grijpen, graaien, bijten en wassen daarna
hun smerige poten in onschuld.
CIRCUMPLAUDO 71
#18
Beide heren zijn naar elkaar toegeschoven en kijken naar de bot-
sing. De hand van de linkerarm ligt op de schouder van de rech-
ter.
RECHTER MAN
Kampt u op de terugtocht van het belastingparadijs met uw
geweten, of weet u nog steeds alle details van een duistere zaak
met grote gezondheidsrisico’s voor eilandbewoners en diepzee-
duikers?
LINKER MAN
Verzekeringen betalen intern aan medewerkers extra premie
om het verzekeringsgeld niet uit te hoeven betalen en dalen daar-
toe af in een diepte waar zuurstofgebrek hersenactiviteit ernstig
bemoeilijkt. Aan de oppervlakte lijkt alles gemakkelijker, vaste
regels en nergens schier wegdrijvend.
CIRCUMPLAUDO 72
#19
We naderen het industrieterrein waar een hotelketen een confe-
rentieoord heeft neergezet. Het omringende park is zwaar door de
herfst getroffen.
RECHTER MAN
Voorkomt de zorgvuldige voorbereiding door het nijvere afde-
lingshoofd van uw bedrijf op enige termijn onnodig leed bij de
nabestaanden van karaoke- en discoparty op het bedrijfsfeest, 1
oktober aanstaande?
LINKER MAN
Hossen door naargeestige ruimtes die voor productie zijn be-
stemd op een muziek die voor geestelijke aftakeling garant staat;
wat willen aandeelhouders en personeel nog meer aan herfstig
wankelen.
Ik rij tot vlak voor de ingang en zie de heren met enige afstand
van elkaar het gebouw betreden. Ook op het parkeerterrein is
ruimte te over.
CIRCUMPLAUDO 73
Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte
uit: Brieven, Deel I, 1985
Kretkolonie 1 december 1985
Uwe Goedmoedige Depressiviteit Jac.P. Meiland
Nu, U kunt tevreden zijn, de sneeuw is gekomen, hij is nu wel
weer weg, maar een mens moet tevreden zijn met wat de Heere
hem in Zijn Wijsheid toebedeelt. Ook ik was zeer verheugd over
de sneeuw, het is elke keer weer een plezier om door een kerst-
kaart te mogen fietsen.
Het gaat nu wel weer beter met mij dan toen ik de vorige brief aan
U richtte, het zal wel nooit meer echt goed met mij gaan, maar
daar heb ik me al bij neergelegd. Voorlopig ben ik blij dat het
weer wat beter gaat. Ik ben dan ook begonnen het zwemverhaaltje
uit te typen. (Het is toch wat, als je je eigen verhaaltje moet kopen
om het over te kunnen typen opdat je het naar een literair blad
kunt zenden.) Als ik daarmede klaar ben zal ik U eindelijk Uw
schrijftoestel teruggeven.
Maar U vroeg mij hoe dat nou zit met dat verlangen van mij naar
een straatsteen. Welaan, laat ik eens een poging wagen het U uit te
leggen. Ik heb er nooit bij stilgestaan dat men dan over mij heen
kan lopen, en daar verlang ik ook in ’t geheel niet naar. Neen, ik
dacht meer in de richting van: Zo’n straatsteen heeft het maar
makkelijk, die ligt daar maar te liggen en hoeft ook nooit wat an-
ders te doen dan te liggen en van alle zorgen en narigheden heeft
hij geen weet.
Het beeld is niet van mijzelve, het is van J.C. van Schagen en ik
ben dus een dievegge. Het beeld komt voor in het gedicht “werke-
CIRCUMPLAUDO 74
lijkheid” en ik wil het bij gelegenheid wel eens voor U opschrij-
ven. Vanavond heb ik daar geen zin in.
Zo, nu weet U dus alles omtrent de straatsteen.
Overigens heb ik een nieuwe streefdatum voor welks ik mijn boek
af moet hebben, nl. xx-xx-’86. Dan word ik 25, en een mens kan
toch geen 25 worden zonder iets gepresteerd te hebben…
Hoewel, ‘iets gepresteerd’ dat valt wel tegen. Ik ben erachter ge-
komen dat boeken van goede schrijvers meestal verboden werden,
zoals de boeken van Heine en James Joyce (dat het met de boeken
van Multatuli niet gebeurd is, komt omdat Nederland geen be-
schaafd land is). Die boeken werden niet alleen maar verboden,
neen, zij werden ook nog verbrand. Mijn boeken worden natuur-
lijk nooit verbrand, zo goed schrijf ik niet. Maar ja, ik doe mijn
best, zo af en toe.
Weet U wat, ik ga deze brief posten en daarna ga ik verder met
typen. Morgen moet ik weer werken, het leven is hard en in wer-
ken gaat veel te veel tijd zitten, wij zijn toch maar arme arbeiders
voor wie de kunst wel lonkt maar nooit te bereiken is. Daarom
blijf ik Uw
Eeuwige en tijdelijke moeder, dochter en minnares-
je, het droomstertje met ogen zo grijs als een zure-
regenwolk, die zal blijven dromen omdat een mens
toch wat moet, Uw hoop in bange dagen die zelf
maar nauwelijks het licht aan ’t eind der tunnel
ziet; maar bovenal: Uw medemens
Hilde A.M. Jutte
(toekomstige beroemdheid)
CIRCUMPLAUDO 75
Sassenheimse Nacht van 4/5 december 1985. Met op de ach-
tergrond v.d. stilte de regen die definitief valt.
Uwe letterkundigheid H.A.M. Jutte;
Ik ben aan het schrijven aan wat mijn Roman moet worden. Door
een tijdelijk gebrek aan inspiratie schrijf ik tussen twee bedrijven
door even een brief aan mijn vriendin der letteren; U dus.
Ik heb mijn bom duiten binnen, en heb al direct een paar boeken
aangeschaft, te weten: Oek de Jongs “Cirkels in het gras”; Marja
Brouwers’ “Havinck”; Malcolm Lowry’s “Onder de Vulkaan” en
Gabriel García Márquez’ “De Uitvaart van Mamá Grande.” (ver-
halen.) Deze laatste schrijver raad ik U ten strengste aan. U leert
dan de vreemde wereld v. Latijns-Amerika kennen. Volgens mij
staat daar elke dag de Dood centraal. “Onder de Vulkaan,” speelt
zich ook in Latijns-Amerika af.
Faust is voorlopig uitverkocht, maar daar hoort U wel mondeling
van.
Over het schrijven. Ik weet niet of ik U al ingelicht heb over mijn
nieuwe werkmethode, maar anders nogmaals ten overvloede. Ik
werk nu per scene, en schrijf aan de scene waar ik op een bepaald
moment de meeste inspiratie voor heb. Later monteer ik de scenes
tot een geheel. Net als bij de film dus. Ik moet blijven volharden.
Niet opgeven. Het moet lukken.
Ik zal U uitleggen wat het moet worden. De zwijgzame held kan
zich niet aanpassen aan het leven. Als hij een verhouding krijgt
met een getrouwde vrouw wordt die zwijgzaamheid uiteindelijk
de reden dat het stukloopt. De teleurgestelde held trekt zich nog
verder terug in zwijgen en eenzaamheid.
Dit is wel een erg simpele uitleg, maar meer kan ik er niet v. zeg-
gen. Als het helemaal af is, mag u het lezen. Maar zonder me-
ning, want ik ben veel te beïnvloedbaar.
Ik zie op mijn wekker dat het drie uur in de nacht is. U zult wel
slapen op dit ogenblik. Ik ga nog wat proberen te schrijven. Mor-
CIRCUMPLAUDO 76
gen schrijf ik nog wel verder. Tot dan.
6 december 1985
Daar ben ik weer. Vandaag ben ik in Den Haag geweest om naar
dat platenzaakje te gaan. Ik kocht een plaat v. Billie Holiday en
Django Reinhardt. Ik ben niet naar het Appeltheater geweest, want
dat is helemaal bij de duinen in de buurt. Ik heb ze wel gebeld, en
de kaartjes besteld. Op zondag 22 december is het dus zover. Vol-
gens mijn kaartonderzoeken, en plattegrondonderzoeken in Den
Haag zelf, moeten we naar station Holland Spoor, en vandaaruit
met tram 11 naar het Appeltheater. Dat is zo’n beetje de hele stad
door. Tram 11 komt door de Duinstraat waar we wezen moeten.
De kaarten moet ik tussen 4 en kw. voor 5 ophalen. Ik hoop, ge-
zien het 6 uur durend programma, dat we nog terug kunnen ko-
men. We gaan met de fiets naar Leiden, en zetten die in de fiet-
senstalling naast het Station. Maar goed, U hoort het nog wel he-
lemaal tot in de details.
9 december 1985
Het eten was overheerlijk Zondag. Alleen de appeltjes waren me
iets te zuur. Maar dat komt doordat het nooit helemaal goed kan
gaan.
Ik heb vandaag een zeer streng programma. Eerst had ik mijn
gitaarles. Daarna een hoofdstuk lezen in “Honderd jaar eenzaam-
heid,” dan naar huis om wat dingen op te halen – o.a. een slaap-
zak, want vanavond ga ik bij Tom op visite en blijf daar slapen –
dan een spijkerbroek kopen – iets wat ik vaak uitstel, maar nu
eindelijk gedaan heb. Ik was verrassend snel geslaagd - en dan
een brief naar Uwe Schoonheid, waaraan ik nu dus weer de hand
leg. Zoals eerder gezegd ga ik vanavond bij een vriend op visite.
Morgen, nadat ik daar geslapen heb, ga ik nog even i.d. stad neu-
zen voor boeken. Daarop verheug ik mij nu al.
CIRCUMPLAUDO 77
Alles gaat verder z’n gangetje. Veel getob natuurlijk. Het week-
einde weer bezwaard…ik bedoel: verzwaard door alcohol in bed
gelegen. Dat drinken is ondanks alles toch maar het beste.
Hoe voelt U zich nou de laatste tijd? Met mij gaat het wel een
beetje. Of…zoals ze in Spanjeland zeggen: Regular. Buurman
Evert maakt zich het leven nog steeds erg moeilijk. In een zelf-
moord van zijn kant geloof ik niet meer. Evert heeft een constante
injectie van aandacht nodig, vandaar volgens mij zijn gedetail-
leerde suïcidale verhalen. Daarbij weet ik nooit wat ik moet gelo-
ven. Als hij spreekt hoor ik zijn versie; ben ik bij H. dan hoor ik
het tegendeel, en zo gaat dat met nog meer personen. Zichzelf het
Leven moeilijk maken zal nooit ophouden, want het is het enige
waardoor hij leeft en aandacht krijgt. Maar dit terzijde. Zegt U
maar niets tegen hem, want ik vind dat hij zelf zichzelf moet vin-
den. Ik luister in ieder geval veel naar hem, en dat vind ik genoeg.
Ikzelf zal Maria natuurlijk nooit vergeten, maar op de een of ande-
re manier heb ik nu vrede met de situatie. Ze is gelukkig, en naar
de verhalen te oordelen over Anton is het een aardige jongen.
Heel wat anders dan die zak van een Otmar (ik krijg zijn naam
niet uit mijn strot). Daarmee had ik geen vrede, omdat hij gebruik
maakte v. Maria’s verlegenheid en angst om NEE te zeggen. Hij
dringt zich ook zo ontzettend op. Maar laat ik over hem ophouden,
want ik begin te koken.
Maar goed, alle gekheid op een stokje. Ik ga afsluiten.
Maar… ik blijf:
Uw minnaar, en penvriend.
Uw steun en lichtpunt.
Uw literair adviseur.
Uw alles.
Maar vooral…Uw Jac.P. Meiland.
P.S. Succes met Uw opgestuurde verhaaltje.
CIRCUMPLAUDO 78
Sassenheim eerste Kerstdag 1985
Uwe dappere Hostie-eter Jac.P. Meiland.
U heeft lang moeten wachten op dit schrijven mijnerzijds. Doch
de omstandigheden die mij weerhielden U eerder te schrijven zul-
len U wel bekend zijn. Zo niet, dan moet U daar nog maar eens
naar vragen.
Ik ben nog enigszins slaperig na de gebeurtenissen van vannacht,
waar ook U bij aanwezig was. U vroeg mij bij die gelegenheid U
eens wat uit te leggen over dat Katholieke Geloof (het enige ware)
in onze Geheime Correspondentie. Welnu, laat ik daar reeds in
deze brief aan U mede beginnen.
Vooraleerst zal ik de woorden van het ‘Wees Gegroet Maria’
(kortweg een weesgegroetje) voor U opschrijven, daar ik er niet
zeker van ben dat U die onthouden hebt.
Wees gegroet Maria,
vol van Genade,
de Heer is met U
Gij zijt de Gezegende onder de vrouwen
en gezegend is Jezus, de vrucht van Uw schoot
Heilige Maria,
Moeder van God,
bidt voor ons zondaars,
nu, en in het uur van onze dood,
Amen.
Wist ik de Latijnse versie, ik zou U ook die niet onthouden. Maar
goed, de tekst van dit mooie gebed brengt ons op een probleem
dat wij vannacht ook al aansneden. Namelijk dit: Als Maria de
moeder van Jezus, Gods’ Zoon is, hoe kan zij dan de Moeder van
God zijn? Zoals ik U reeds vertelde hebben aan het begin van de
jaartelling de theologen elkaar de hersens zo ongeveer ingeslagen
CIRCUMPLAUDO 79
vanwege dit probleem. Hoe zal ik U nu het mysterie van de Heili-
ge Drievuldigheid (ook wel Triniteit) duidelijk maken?
Laat ik het proberen met de manier waarop St. Patrick het de toen
nog zeer heidense Ieren heeft uitgelegd. Kent U het klavertje-drie?
Ik zal het voor U tekenen:
Zoals U ziet, één plantje met drie blaadjes.
Evenzo heeft God één wezen en drie Personen: de Vader, de Zoon
en de Heilige Geest. En zoals ieder blaadje afzonderlijk in zijn
chromosomen (erfelijk materiaal) het wezen van de hele plant
meedraagt, zo ook draagt iedere Persoon het hele Wezen Gods
mee. Zodoende kan men Maria zowel moeder van Gods Zoon
noemen als Moeder van God.
Afijn, genoeg theologie voor deze brief, men moet een mensch
daar niet mee overvoeren.
Nu de schrijverij. Ik moet U zeggen (ik bedoel: ik moet U schrij-
ven) dat ik erop sta dat U één Uwer verhaaltjes opstuurt naar ’t
één of ander literair blaadje. Anders wordt U nooit gelezen en dat
kan toch niet de bedoeling zijn?
Wat mijn opgestuurd verhaaltje betreft, nog immer wacht ik op
antwoord, weinig hoop rest er nog in mij, bang als ik ben dat de
post (die vervloekte P.T.T.) het heeft kwijtgemaakt. Ik vertrouw
die lui voor geen cent, immers, Uw kerstkaart heeft mij ook nog
steeds niet bereikt.
CIRCUMPLAUDO 80
26 december 1985 De avond is reeds gevallen
Vandaag is op onverklaarbare wijze Uw Kerst- en Nieuwjaars-
wens bij mij aangekomen, iets wat de onbetrouwbaarheid der
postbodes nog eens extra onderstreept.
Heden heb ik den middag ten huize van mijn ouders doorgebracht,
alwaar ik een missaal heb ontvreemd, opdat ik U toch in deze
brief nog de Latijnse versie van het ‘Wees Gegroet Maria’ kan
doen toekomen (dus toch nog theologie.)
Ave, Maria,
gratia plena,
Dóminus tecum,
benedícta tu in muli-éribus
et benedíctus fructus ventris tu-i, Jesus.
Sancta Maria,
Mater De-i,
ora pro nobis pecatóribus,
nunc et in hora mortis nostrae
Amen.
Daar ik nu moe ben zal ik deze brief in den morgenstond, na een
verkwikkende nachtrust, voleindigen.
27 december 1985 Des morgens
Hier ben ik weer, na een goede nachtrust en een geslaagd ontbijt,
om U verder te vertellen over het reilen en zeilen in het huisje aan
de vijfmeilaan, huis van overspanning.
Eergisteren heb ik een bezoek aan Uw buurman gebracht, en U
had gelijk, het was heel niet erg. Gelukkig maar, want de laatste
weken zit ik aldoor op het randje van een zenuwinzinkingskoorts.
Nu gaat het wel weer wat beter, de vrije dagen doen mij goed, en
het vooruitzicht vandaag boeken te gaan kopen doet mij nog ver-
CIRCUMPLAUDO 81
der opknappen. Er zijn dus wat lichtpuntjes in mijn somber be-
staan. Dat schijnt ook gunstig te zijn voor de schrijverij, want deze
week heb ik een hoofdstuk van mijn “boek” herschreven, en met
het resultaat ben ik best wel tevreden.
Hoe het verder met mij gaat? Och, ik eet teveel en ben dik aan het
worden. Dat zou mij niks moeten kunnen schelen nu ik besloten
heb om alleen te blijven en mij geheel te wijden aan het letter-
kunstje. Maar ja, een mensch is en blijft een vat vol tegenstrijdig-
heden.
Maar genoeg nu, ik moet nog enkele huishoudelijke bezigheden
verrichten en ik wil vandaag toch echt die stapel boeken kopen.
Binnenkort zal ik eens langskomen om enkele verhaaltjes van Uw
hand te lezen. Tot dan blijf ik Uw
Mislukte kunstzuster, treurig medeschepsel, Uw
troosteres en beschermengel, Uw onderwijzeresje
in Katholieke zaken, Uw ongewassen Pogues-fan
en namaak-alcoholist, voor eeuwig en altijd de eni-
ge
Hilde A.M. Jutte
tot in de eeuwen der eeuwen, Amen.
CIRCUMPLAUDO 82
Binnenkort verkrijgbaar
CIRCUMPLAUDO 83
Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald
Aantal pagina’s: 106
Uitgever: Xtra
Bestel bij de webshop van Zone 5300 of Bol.com
Prijs: € 9,90
CIRCUMPLAUDO 84