AVG, ojee, of valt het wel mee? - Geo-Informatie Nederland · Roelof Keppel. Agenda GIN Colofon...
Transcript of AVG, ojee, of valt het wel mee? - Geo-Informatie Nederland · Roelof Keppel. Agenda GIN Colofon...
ww
w.g
eo-i
nfo
.nl
• Va
kbla
d v
an
Geo
-In
form
ati
e N
eder
lan
d
2017
• j
aarg
ang
14
• N
um
me
r 1
Risicomanagement bij geodetische en Geo-ICT projecten
Het gebruik van GIS in het Voortgezet Onderwijs
Achter de schermen bij Onzichtbaar Nederland
AVG, ojee, of valt het wel mee?
WITH YOU ALL THE WAY
PLANNING > SURVEY > DESIGN > LAYOUT > EXECUTION > INSPECTION
Elk type project, elke bedrijsomvang, elke toepassing - Wij bieden een volledig programma met zeer nauwkeurige meet-
en positioneringsoplossingen die aan al uw behoeften voldoen.
Ervaar net als andere professionals zelf onze technologie.
topconpositioning.nl
GEODESIE OPLOSSINGEN
Trumpetter
Vandaag is het warme truiendag. De Hollandse winter slaat voor de
tweede keer toe en doet opnieuw een aanslag op de aardgasbel in het
Groningse gasveld. Laat Groningen niet zakken! En als de bodem daalt, meten
we het op en dan weten we dat ook weer. We worden wat onverschillig,
is mijn indruk. Elke dag worden we overspoeld met dit en ander nieuws
uit eigen land en uit de wereld om ons heen. Schokkend, herhalend en
vermoeiend en misschien wel te veel en via te veel kanalen. En wanneer
je even niet oplet, loopt je twitterbox over van incontinent, eigengereid
en megalomaan getrumpetter. Verzonden door een bevriend staatshoofd.
Naar verluidt. Nog even of hij besluit het GPS-signaal down te halen (die
bevoegdheid heeft hij of neemt hij) en dan raken nog meer mensen de weg
kwijt. Blij dat er wat back-up systemen aanwezig zijn.
Nu zitten we in Geo-Info niet zo boven op dat nieuws: dat is niet zo ons
ding. Daar zijn we niet van. En dat is misschien maar goed ook. Zo krijgt u
nog eens wat ander nieuws aangeboden. Met deze keer een vernieuwd
colofon, want de redactie is in beweging evenals uw lidmaatschapstarief.
Daarin geen daling, maar daar had u vast ook niet op gerekend.
Wat verderop: een spannende bijdrage over gegevensbescherming.
Onttrekt geo-informatie zich aan die discussie of is ze juist onderdeel van
het probleem? Gevolgd door onderzoek naar het gebruik van GIS in het
onderwijs en de daarbij uitgesproken verbeterwensen. Een paar heel scherpe
columns elders in deze editie houden ons bij de les: ‘een kaart is ook maar
een mening!’. Ook deze keer weer een paar must-reads voor managers en
marketeers in het geo-werkveld. Voor de eerste groep inzicht in de risico’s
die zij lopen en hoe deze te minimaliseren? Voor de tweede groep een
verkenning over marketing en sales in onze branche. Hot is zondermeer de
betekenis van geo-informatie in de automotive-industrie. In een levendig
verslag van de mede door GIN georganiseerde middag worden we onder
andere bijgepraat over de mogelijkheden van SuperGPS. En de gevolgen van
uitval van het GPS-signaal. Toch ook daar kennelijk enige vrees….
Heel bij waren we met ‘the making of’ van Onzichtbaar Nederland. Als u
net als ik hebt uitkeken naar de reeks die de afgelopen donderdagavonden
werd uitgezonden, kunt u hier lezen hoe dat in z’n werk ging. 3920 seconden
visueel spektakel toegelicht. De blijvend boeiende rubriek Open Kaart over
een eigenaardige landswap. En voor we deze editie besluiten met een aantal
verslagen uit het verenigingsveld, het eerste deel van een serie over vario-
scale technologie. Ga daar maar eens voor zitten!
Voor nummer 2-2017 zijn we nu al druk bezig met een themanummer
over de betekenis van DSO voor het geo-werkveld. Kijkt u daar ook al naar uit?
| 12017-1 | Geo-Info
Roelof Keppel
Agenda GIN Colofon
Partners Geo-Informatie Nederland
UitgeverGeo-Informatie Nederland www.geo-info.nl
RedactieadresRedactie Geo-InfoPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected]
HoofdredacteurRoelof Keppel
RedacteurenAdri den Boer, Ferjan Ormeling, Eric Hagemans, Sytske Postma, Frans Rip, Jonna Bosch, Felix van Veldhoven
BladmanagementMOS bv, Nijkerk
Inzenden kopijIndienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie.Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.
Advertentie-exploitatieMOS bvJan van de VisTelefoon: (033) 247 3415E-mail: [email protected] of [email protected] op aanvraag
Vormgeving en drukVdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl
Abonnementen/inlichtingenPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail.Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
Abonnementsprijzen per jaar voor 2017Persoonlijk lidmaatschap: € 67,50 incl. 6% btw.Abonnement op Geo-Info: € 123,50 incl. 6% btw.Organisatielidmaatschap: € 267,50 incl. 6% btw.Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl.Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar.© 2017. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)IBAN: NL55RABO0395278430
Cartodag 2017
Datum: 15 maart
Locatie: Rotterdam
Meer info: www.cartodag.nl/
BeGeo (congres en beurs)
Datum: 16 maart
Locatie: Brussel
Meer info: www.begeo.be
Agile 2017
Datum: 9 mei- 12 mei
Locatie: WUR
Meer info: www.geo-info.nl
FIG Working Week
Datum: 29 mei t/m 2 juni
Locatie: Helsinki, Finland
Meer info: www.fi g.net/fi g2017/
Commercial UAV Expo Europe 2017
Datum: 20 -22 juni
Locatie: Brussel, België
Meer info: www.expouav.com/europe/
GIN Themagroep Geschiedenis van
de Kartografi e - Studiemiddag Tuinkaarten
Datum: 17 maart 2017
Locatie: Kasteel Huis Bergh, 's Heerenberg
Meer info: www.geo-info.nl
ww
w.g
eo-i
nfo
.nl
• Va
kbla
d v
an
Geo
-In
form
ati
e N
eder
lan
d
2017
• j
aarg
ang
14
• N
um
me
r 1
Risicomanagement bij geodetische en Geo-ICT projecten
Het gebruik van GIS in het Voortgezet OnderwijsAchter de schermen bij Onzichtbaar Nederland
AVG, ojee, of valt het wel mee?
Foto cover: Animatie uit het VPRO-Programma Onzichtbaar Nederland.
2 | Geo-Info | 2017-1
...en verder
7 TPG in Zuid-Holland heeft
doelen bereikt
8 Het gebruik van GIS in het
Voortgezet Onderwijs
11 Column – Reinder Storm
15 Vakidiotie en T-shirts
16 Verslag NCG-symposium bij ITC
vol kennis
20 Promotie Frederika Welle Donker
(TUD)
24 Marketing en sales bij GEO-ICT en
data-acquisitie bedrijven
33 Column – Menno-Jan Kraak
34 Verslag – Jansoniuslezing 2017
36 Open Kaart – Belgium and
the Netherlands Swap Land,
and Remain Friends
41 Column – Tsoefiet van Beuningen
42 Kaarten van de CIA
43 Cartodag 2017
49 In Memoriam –
Ruth de Smit-Bunkenburg
In dit nummer ...
12Risicomanagement bij geodetische en Geo-ICT projecten
44Wegennetwerken in
vario-schaal structuren
28Achter de schermen
bij VPRO-programma Onzichtbaar Nederland
4AVG, ojee, of valt
het wel mee?
22Verslag –
Seminar Zelfrijdende Voertuigen
| 32017-1 | Geo-Info
4 | Geo-Info | 2017-1
Wat houdt deze AVG in, wat verandert er en
vooral ook wat betekent het voor de praktijk?
Dat zijn de vragen die Bastiaan van Loenen
en Marc de Vries (Geonovum) in dit artikel
beantwoorden. Zij komen tot de slotsom dat
het er zeker niet eenvoudiger op geworden is,
maar dat de specifieke impact op het geo-
werkveld beperkt zal zijn. Met dit artikel hopen
zij bij te dragen aan een beter begrip van wat
er komen gaat, al treedt deze pas op 25 mei
2018 in werking. Ze baseren zich daarbij op
het voorwerk dat reeds gedaan werd door de
Werkgroep ‘Impact Assessment van de Alge-
mene Verordening Gegevensbescherming op
het geo-werkveld’ (waarvan zij deel uitmaak-
ten) die recent haar rapportage presenteerde
[1]. Wat voor nieuws brengt de AVG? Bij de
beschrijving daarvan hebben de auteurs
uiteraard moeten kiezen, waarbij ze steeds de
professional werkzaam in het geo-werkveld in
gedachten hebben gehad.
De contouren AVG
Op 14 april 2016 is in Brussel de Algemene
Verordening Gegevensbescherming (AVG)
aangenomen. De regeling bouwt voort op
het bestaande kader, maar introduceert ook
een groot aantal nieuwe principes, begrip-
pen en verplichtingen. Dus er gaat zeker het
een en ander veranderen. Daar komt nog bij
dat het weliswaar om een Verordening gaat.
Deze behoeft dus, anders dan een Europese
Richtlijn, geen omzetting in Nederlandse
wetgeving. Maar tegelijkertijd laat deze op een
aantal gebieden, inclusief een paar die zeer
relevant zijn voor het geo-werkveld, ruimte
voor de nationale wetgever af te wijken of
nader in te vullen.
De toepasselijkheid van de AVG
op gebruik van geo-informatie
De eerste vraag is uiteraard of er bij geo-
informatie überhaupt wel sprake is van een per-
soonsgegeven? Immers, als dit niet het geval is,
dan is de AVG niet van toepassing en zal deze
dus ook geen impact hebben op het geo-
werkveld. Deze discussie is uiteraard niet nieuw,
onder de werking van de huidige regelgeving
(de Wet bescherming persoonsgegevens,
Wbp) werd die ook al gevoerd. Daarbij staat
wel vast – of we het nu leuk vinden of niet –
dat geo-informatie in toenemende mate het
oliemannetje is bij het koppelen van gegevens
en koppeling leidt vaak weer tot gemakkelijkere
identificatie van personen [2] [3].
De AVG verandert hier niet veel aan: de
definitie van het begrip persoonsgegeven
in de AVG lijkt erg op die van de Wbp. Het
blijft een open definitie die naar de omstan-
digheden van het geval ingevuld moet
worden. Wel introduceert de AVG een nieuw
In de afgelopen twintig jaar is
geo-informatie veranderd van
een ‘plekje in de Bosatlas’ tot een
culminatiepunt van data. Onder
andere data die, zeker in onderling
verband, in toenemende mate
herleidbaar zijn tot een persoon.
Anders gezegd: geo-informatie
kan zo maar een persoonsgegeven
zijn of worden. Daarmee is de
adoptie, eind december 2015,
van de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) – zeg
maar ‘de nieuwe Wet bescherming
persoonsgegevens’ - ook voor het
geo-werkveld van groot belang.
Door Marc de Vries en
Bastiaan van Loenen
AVG, ojee, of valt het wel
Geo-informatie: steeds vaker het oliemannetje bij identificatie.
| 52017-1 | Geo-Info
element: ‘locatiegegeven’, nader omschreven
als een mogelijke ‘identificator’ waarmee een
persoon zou kunnen worden geïdentificeerd.
In dat geval moeten de regels van de AVG
gevolgd worden. Kijkend naar de zogenaamde
‘overwegingen’ bij de AVG, dan lijkt het erop
dat met dit begrip gedoeld wordt op de
locatie van een persoon of randapparatuur
(zoals bedoeld in de e-privacy Richtlijn) [4]
en niet op locatiegegevens in brede zin zoals
topografische informatie, gebouwgegevens,
en geologische gegevens.
Algemene beginselen
Ook waar het de algemene beginselen aangaat,
is er een hoge mate van continuïteit tussen
de Wbp en de AVG. Net als in de Wbp mogen
onder de AVG persoonsgegevens slechts wor-
den verzameld voor welbepaalde, uitdrukkelijk
omschreven en gerechtvaardigde doeleinden
en mogen deze vervolgens niet verder op
een met die doeleinden onverenigbare wijze
worden verwerkt. De eisen die aan die verdere
verwerking worden gesteld, zijn in de AVG wel
wat verder uitgewerkt dan in de Wbp.
De ‘accountability’ is een van de belangrijkste
nieuwe aspecten van de AVG. Veel meer
dan onder de Wbp thans het geval is, moet
de verantwoordelijke steeds kunnen aanto-
nen - dus vooral ook aan de voorkant van
verwerkingsprocessen - dat de verwerking van
persoonsgegevens in overeenstemming is
met de regels uit de AVG. Er moeten passende
organisatorische en technische maatregelen
zijn getroffen, verwerking moet plaatsvin-
den voor vooraf welbepaalde doelen en de
gegevens mogen niet langer bewaard worden
dan strikt noodzakelijk is. En de verantwoorde-
lijke moet vervolgens ook achteraf te kunnen
aantonen dat dit werkelijk gedaan is.
Daarmee verwant zijn de principes van
gegevensbescherming ‘by design’ en ‘by default’
die de AVG introduceert. Dit verplicht de
verantwoordelijke voor iedere nieuwe verwer-
king de bescherming van persoonsgegevens
vanaf het begin in het ontwerpproces mee te
nemen. Het principe van by default betekent
bijvoorbeeld dat de persoonsgegevens niet
toegankelijk mogen zijn voor een ongedefi-
nieerd aantal individuen. De standaard wordt
dus: niet ongebreideld delen van persoonsge-
gevens, tenzij. Ook de ‘risk based approach’ past
hierin: hierbij ligt de nadruk op enerzijds de
eigen verantwoordelijkheid van de verwerker
en anderzijds de verplichting tot het vooraf
inregelen van de juiste randvoorwaarden,
gestoeld op genoemde risico-inschatting.
Ook stelt de AVG strengere eisen aan de
verwerking voor persoonsgegevens ‘voor de
publieke taak’. Indien namelijk de verwerking
noodzakelijk is om te voldoen aan een wet-
telijke verplichting of noodzakelijk is voor de
vervulling van een taak van algemeen belang
dan moet het doel van de verwerking van de
persoonsgegevens bij wet worden vastgesteld.
Verder moet de verantwoordelijke een register
bijhouden van de verwerkingsactiviteiten die
onder zijn verantwoordelijkheid plaatsvinden.
Deze verplichting vervangt de meldplicht die
onder de Wbp gold. Tenslotte introduceert de
AVG de verplichte voorafgaande ‘Persoonsge-
gevensbescherming Impact Assessment’ (ook
wel PIA’s genoemd) voor verwerkingen met
een hoog risicogehalte.
mee?
Vertaling van de
regels naar de
complexe praktijk is
een grote opgave
Geo-data zijn in toenemende mate herleidbaar tot persoonsgegevens.
6 | Geo-Info | 2017-1
Rechtsbescherming burgers
Daarnaast versterkt de AVG de rechtspositie
van de burger wiens persoonsgegevens
verwerkt worden. Naast het bestaande recht
op inzage en een kopie van zijn persoons-
gegevens, introduceert de AVG het recht om
te worden vergeten (recht op gegevenswis-
sing/vergetelheid): persoonsgegevens die
onder andere niet langer nodig zijn voor
de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld
of die onrechtmatig zijn verwerkt, moeten
verwijderd worden. Verder beschermt de AVG
ook tegen ‘profiling’: het nemen van volledig
geautomatiseerde besluiten over personen op
basis van de algemene eigenschappen (bij-
voorbeeld het zijn van een inwoner van een
bepaald postcodegebied) is verboden. Verder
kunnen burgers ook, met de AVG in de hand,
overdraagbaarheid van gegevens afdwingen:
een persoon heeft recht op een digitale kopie
(machineleesbaar en gestructureerd) van
door hemzelf verstrekte persoonsgegevens
(bijvoorbeeld aan een zorgverzekeraar) en
hij mag deze kopie ook weer aan een andere
verwerkingsverantwoordelijke overdragen (bij-
voorbeeld andere zorgverzekeraar). Dit recht
geldt overigens niet tegenover de overheid.
Toezicht, controle en sancties
Het veel strengere toezicht- en controleregime
moet bijdragen aan de naleving van al deze
verplichtingen. Voor overheden betekent dit
onder meer de verplichting tot het instellen
van een functionaris voor gegevensbescher-
ming (FG). Deze FG moet de betreffende
overheid informeren en adviseren over de AVG
en toezien op naleving van de AVG. Verder zijn
de tanden van de Autoriteit Persoonsgege-
vens (AP, voorheen het College Bescherming
Persoonsgegevens) aangescherpt. Deze krijgt
veel meer bevoegdheden en kan significant
hogere boetes opleggen oplopend tot € 10
of € 20 miljoen of 2-4% van de wereldwijde
omzet van een organisatie. Dit zal tegenover
overheidsorganisaties niet zo snel gebeuren,
maar toch goed om te weten…
Wat betekent de AVG concreet en
specifiek voor het geo-werkveld?
De balans opmakend zien we voor het
geo-werkveld geen fundamentele materiële
veranderingen in de AVG ten opzichte van de
Wbp. De grootste veranderingen lijken zich
te beperken tot een aanscherping of nadere
invulling van de bestaande regels. Praktisch
betekent dit vanaf medio 2018 dat werkproces-
sen ‘accountable’ moeten worden ingericht
volgens de principes van privacy by design en
default: er moet heel duidelijk worden aange-
geven waarom bepaalde gegevens voor welke
periode worden verwerkt (voor welk doel), wie
er van deze gegevens gebruik maken, en welke
rechten betrokkenen hebben indien ze bijvoor-
beeld bezwaar tegen de verwerking hebben.
Optimistisch gesteld kunnen we zeggen dat
de toepassing van het uitgangspunt privacy by
design verder bijdraagt aan een goed georgani-
seerde en weldoordachte geo-informatievoor-
ziening. Immers, op dit moment weten we vaak
niet precies voor welke doelen we de geo-infor-
matie nodig hebben en door wie ze gebruikt
gaat worden. Negatief gesteld geeft de AVG de
nodige extra bureaucratie rond het gebruik van
gegevens die veelal niet direct tot een persoon
zijn te herleiden (denk aan het vermelden van
de rechten van betrokkenen, het bijhouden
van een register van verwerkingsactiviteiten).
Dit kan ook leiden tot onderbenutting van de
gegevens doordat naleving van de AVG tot
nieuwe gebruiksvoorwaarden kan leiden om
het ‘misbruik’ te beperken.
Ook zien we nog steeds een grote opgave in
de vertaling van de regels naar de complexe
praktijk. De bepaling of er sprake is van een
persoonsgegeven – en daarmee de toepas-
selijkheid van de AVG – blijft contextueel
bepaald en de opname van de term ‘loca-
tiegegeven’ brengt hierin geen verandering
in vergelijking tot de situatie onder de Wbp.
Dat is uiteraard een gemiste kans.
Dat neemt niet weg dat de ruimte die de AVG
laat aan nationale wetgevers om een aantal
zaken zelf aanvullend en/of afwijkend te
regelen wel eens een goede kans zou vormen
voor het goed (her)gebruik van de grote
geo-basisregistraties. Gecombineerd met het
principe van risk based approach schept de
AVG ons inziens de mogelijkheid om versterkt
in te zetten op het door bronhouders breed
en ruimhartig delen van deze gegevens, ook al
bestaat het risico dat verderop in het datage-
bruik een andere partij iets doet wat niet mag.
Het uitsluiten van aansprakelijkheid hiervoor in
de relevante sectorale wetten – bijvoorbeeld
bij de reguliere evaluaties - zou in de rede
liggen en zou deze bronhouders wat rustiger
laten slapen.
Kortom, als we de balans opmaken, zien we een
gemengd beeld. Op een hoog abstractieniveau
is er een hoge mate van continuïteit tussen de
Wbp en de AVG, inclusief de niet beantwoorde
vraag of geo-informatie een persoonsgegeven
is: dat blijft contextueel bepaald. Als de AVG
wel van toepassing is op het gebruik van de
geo-informatie dan geldt een aantal nieuwe
principes (privacy by default and privacy by
design), nieuwe rechten (recht om vergeten te
worden) en nieuwe verplichtingen (accountabi-
lity). De grotere en scherpere tanden van de AP
zullen bijdragen aan betere navolging. Zoals zo
vaak zit the proof of the pudding in the eating en
dat duurt nog even, maar het geo-werkveld
doet er intussen wel goed aan dit dossier op de
voet te volgen en waar mogelijk – bijvoorbeeld
bij het aanpassen van sectorale wetten - te
beïnvloeden.
Referenties[1] Deze Werkgroep werd in het voorjaar van 2016 ingesteld door
het GI-Beraad en bestond uit vertegenwoordigers van het
Kadaster, Dataland, het ministerie van BZK, het CBS, het ministe-
rie van IenM, het ministerie van EZ, de VNG, Rijkswaterstaat, en
Geonovum (secretariaat). Haar rapportage is hier beschikbaar.
[2] Zie Jong J. de, 2001, Privacybescherming in de geo-informa-
tiesector, Geodesia, Jaargang: 43, 1, p. 12-1; Zie ook van Loenen,
B., Kulk, S. & Ploeger, H. (2016). www.sciencedirect.com/science/
article/pii/S0740624X16300326 In: Government Information
Quarterly: an international journal of information technology
management, policies, and practices. 33, p. 338-345.
[3] Uitgebreid over de relatie tussen geo-informatie en privacy:
‘Privacy op zijn plaats, tussen willen, weten en wetten’.
[4] Richtlijn 2002/58/EC geamendeerd door Richtlijn 2006/24/
EC en Richtlijn 2009/136/EC.
Marc de Vries is adviseur van
Geonovum en partner in The
Green Land en houdt zich in die
hoedanigheid bezig met onder-
werpen op het grensvlak van
geo-informatie en recht en eco-
nomie. Hij was secretaris van de werkgroep ‘Impact
Assessment van de AVG op het geo-werkveld’. Marc is
te bereiken via [email protected].
Bastiaan van Loenen is
adviseur van Geonovum en
universitair hoofddocent aan
de TU Delft Kenniscentrum
open data. Hij is te bereiken via
De grotere en
scherpere tanden van
de AP zullen bijdragen
aan betere navolging
| 72017-1 | Geo-Info
Topografie Producerende Gemeenten in Zuid-Holland heeft doelen bereiktTopgrafie Producerende Gemeenten in Zuid
Holland (TPG) heeft sinds de oprichting in 2001
veel bereikt. Maar nu is er een natuurlijk moment
aangebroken om te stoppen. De BGT is klaar.
TPG heeft geen bijzondere financiële positie
meer en het Gemeentelijk Geo Beraad (GGB) is
er voor kennisdeling en inspraak in landelijke
ontwikkelingen. Op de laatste gezamenlijke
bijeenkomst van de TPG op 17 november 2016
in Gouda is daarom besloten om het overlegor-
gaan ‘TPG’ op te heffen. De doelen zijn bereikt.
Gerealiseerde doelstellingen TPG
2001 - 2016
• Zorgen voor hoogwaardige grootschalige
topografie
• Correcte aansluiting van de gemeentegrenzen
• De TPG moet een bepalende invloed hebben
op de landelijke topografie
• Totstandkoming van het informatiemodel
IMGEO 2007 en objectgerichte BGT
• Verzorgen van goede dienstverlening aan
de gebruikers van topografie
• Regionaal en landelijk samenwerken
• Samenwerken op het gebied van distributie
en verkoop
• Kennisdeling
• Aanspreekbaar zijn voor vraagstukken in
het Geo-veld
Tot slot
De deelnemers zijn het er unaniem over eens
dat zij hun kennis en ervaring zullen inzetten
voor het GGB. Als denktank bij een specifiek
onderwerp, of als deelname bij een van de
thema- of expertgroepen. Het is dus zeker
geen droevig einde. In tegendeel. Tot ziens
dus bij het GGB!
Louis Smit
In Geo-Info nummer 6, 2016 stond
in het verslag over GeoBuzz 2016
een citaat van Johan van Schaaik
(Nationale Politie).
Het citaat was niet helemaal volledig en
miste een verwijzing naar het Innovatie-
programma Satelliettoepassingen van het
Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarin
de mogelijke inzet van satelliettoepassingen
voor brandweer en politie nader zal worden
onderzocht.
Zie voor meer informatie:
bit.ly/2laZG4E.
Rectificatie
De laatste TPG-bijeenkomst.
Kuyper als verkiezingskartograaf
Hoe de verkiezingen voor de Tweede Kamer
nu gaan, hoort men tot vervelens toe. Pakweg
in het eind van de 19e eeuw was dat anders.
Per regio stemde de mannelijke elite op één of
meer leden (afhankelijk van het aantal inwoners).
De kandidaten mochten best ergens anders wonen.
Bij tussentijdse verkiezingen voor een nieuw Kamer-
lid was de Amsterdammer dr. Abraham Kuyper kan-
didaat in het kiesdistrict Gouda. Bij de eerste stem-
ming was er geen volstrekte meerderheid. Bij de
herverkiezing schreef de Goudse regio historie qua
felheid van debat. Kuyper versloeg toen zijn liberale
tegenkandidaat mr. H.C. Verviers van der Loeff, maar
hij had dan ook eigenhandig een kaartje van zijn
regio getekend… (Kuyper-archief bij het Historisch
Documentatiecentrum voor het Ned. Protestan-
tisme bij de VU te Amsterdam.)
Adri den Boer
8 | Geo-Info | 2017-1
Als GIS wordt ingezet in het aardrijkskunde-
onderwijs, wordt het meestal ingezet bij een pro-
ject. De leerlingen zijn dan bezig met zelfsturend
leren en ontdekkend leren. Het gebruik van GIS
in de les zorgt voor een rijke omgeving met veel
hulpmiddelen, het zorgt voor een verbetering
van het ruimtelijk inzicht van de leerlingen en het
traint leerlingen in het oplossen van problemen.
Daarnaast leren leerlingen beter om te gaan met
geografische vraagstukken, kritische vragen te
stellen en om te gaan met echte data [1].
Omdat GIS vaak ingezet wordt in combinatie
met andere vakken zoals scheikunde en biologie,
helpt het ook bij het vormen van een beter
inzicht in bredere onderwerpen. Als laatste heeft
het gebruik van GIS ook een positieve invloed op
de toekomst van de leerlingen. Doordat ze leren
over de technologie en de mogelijkheden die het
biedt, hebben ze later meer kans op een baan [2].
Er zijn dus vele voordelen. Bekende nadelen zijn
het gebrek aan tijd, geld en kennis bij de leraren
en de beperkingen of complexiteit van software
of webapplicaties. Hieronder volgen enkele
toepassingen van GIS en digitale kaarten in het
onderwijs en hoe vaak ze gebruikt worden.
EduGIS
In Nederland is vooral EduGIS bezig met het
ontwikkelen van gratis lesmateriaal. EduGIS
heeft een begin gemaakt om samen te werken
met Esri Nederland. Op de website is een kaart-
viewer (web-gis) te vinden met een basiskaart
van OpenStreetMap. Hierbij is het mogelijk om
een verscheidenheid van thematische kaarten
over de basiskaart te leggen om zo geografi-
sche processen en verspreiding te bekijken.
De website heeft ongeveer 80.000 bezoekers per
jaar, zo’n 8% van alle leerlingen in het voortgezet
onderwijs maakt er gebruik van. Voor het vmbo
zijn geen lesmodules ontwikkeld door EduGIS,
wat betekent dat ongeveer 12% van alle niet-
vmbo leerlingen gebruik maakt van EduGIS [4].
Dit zijn aardige aantallen, als eraan gedacht
worden dat veel leerlingen in de bovenbouw
niet voor aardrijkskunde kiezen en er nog weinig
vakoverstijgend gewerkt wordt. Daarom zullen
veel leerlingen EduGIS ook niet nodig hebben.
Het aantal gebruikers van de laatste jaren is te
zien in de grafiek van figuur 1, de data is afkom-
stig van EduGIS. EduGIS geeft ook aan dat er
ongeveer 600 gebruikers per schooldag zijn en
dat het gebruik minimaal is in de weekenden en
vakanties. Ook in de avonden op schooldagen
wordt het gebruikt, naar alle waarschijnlijkheid
voor huiswerk. In april 2015 was er een piek in het
gebruik, vermoedelijk vanwege de examens.
GIS kan goed ingezet worden in
het Voortgezet Onderwijs, maar
gebeurt dit ook vaak?
Door Jessy Faas
Het gebruik van GIS in het
Voorbeeld van een opdracht met EduGIS:
Voeg de laag ’25 cm zeespiegelstijging’ toe.
Wat gebeurt er met deze plaatsen bij zo’n
zeespiegelstijging?
Liggen deze plaatsen boven of beneden NAP?
Waardoor werd het mogelijk dat plaatsen
zoals Mastenbroek konden ontstaan? [3]
GIS kan in het onderwijs ingezet worden
door projecten op te zetten waar de leer-
lingen GIS nodig hebben om de vragen te
beantwoorden. De focus ligt niet op het leren
hoe GIS werkt, maar op het vak zelf en het
beantwoorden van ruimtelijke vraagstukken.
Figuur 1 - Gebruikers EduGIS.
| 92017-1 | Geo-Info
Esri
Eén van de grootste ontwikkelaars op het
gebied van GIS is Esri. Ze ontwikkelen niet
specifiek voor het Nederlandse onderwijs
maar ze houden zich er wel mee bezig,
hierover later meer. Voor ArcGIS Online zijn
verschillende Engelstalige lesmaterialen
ontwikkeld, te vinden op www.esri.com/
connected. In de VS zijn ongeveer
4.200 scholen (23 december 2016) die
gebruikmaken van de GIS-producten van
Esri in het onderwijs, in juni 2016 waren dit
er 3.000. Om het in context te plaatsen,
in de Verenigde Staten zijn er ongeveer
24.000 scholen die te vergelijken zijn met
het voortgezet onderwijs in Nederland [5].
Scholen kunnen in de VS een gratis Esri
Organisation-account krijgen om GIS te
gebruiken in het management van het
onderwijs maar ook om het onderwijs voor
de leerlingen betekenisvoller te maken.
Via tinyurl.com/kaart-gis-usa is te zien welke
scholen in Amerika hier gebruik van maken.
Helaas is er tot nu toe geen Nederlandstalig
lesmateriaal van Esri. Esri Nederland heeft
echter hier in Nederland wel meegewerkt
aan het ontwikkelen van Topografie in de
Klas en Veldwerk 2.0. Topografie in de Klas is
niet zozeer lesmateriaal, maar een oefen-
programma dat GIS gebruikt om leerlingen
topografie te leren. Topografie in de Klas
is helemaal gratis en er zijn in december
2016 rond de 58.000 boekjes gedownload.
Deze boekjes zijn een ondersteuning van
de online topotrainer. Naar alle waarschijn-
lijkheid zijn er naast de leerlingen die het
boekje hebben gedownload ook nog
veel leerlingen die alleen de topotrainer
gebruiken.
Veldwerk 2.0 is een toepassing die gebruikt
kan worden om leerlingen veldwerk te laten
doen met hun mobiel. Ze gaan naar buiten
maar hoeven niet meer moeilijk te doen met
pen en papier in de wind. In de applicatie
krijgen ze een kaart, de route en vragen die
ze moeten beantwoorden. De antwoorden
van de leerlingen worden, zodra er wifi is,
gedeeld met de leraar. Van Veldwerk 2.0 zijn
geen gebruikerscijfers bekend. Leerkrachten
die gebruik willen maken van Veldwerk 2.0
kunnen een workshop volgen en hebben
daarna een jaar toegang tot de software.
Na een eerste introductie zijn aardrijks-
kundeleraren vaak erg enthousiast over de
toepassing. Veldwerk 2.0 maakt gebruik van
de Collector for ArcGIS app.
Geo Future School
Daarnaast is er een nieuwe stroming in
het voortgezet onderwijs in opkomst, de
Geo Future School, ontwikkeld door KNAG.
Voor deze stroming wordt veel lesmateriaal
gemaakt met daarin GIS dat gedeeld wordt
met de deelnemende scholen. Ook maken
ze gebruik van de kaarten en het lesmateriaal
van EduGIS in de lessen en projecten. In het
schooljaar 2016/2017 zijn rond de 24 scholen
(9 in 2015/2016) aangesloten bij Geo Future
School en hebben nog eens tientallen
scholen interesse of proberen een module
uit. In verhouding met het totaal aantal scho-
len in het voortgezet onderwijs, namelijk
642 in 2015, is dit nog een kleine groep [7].
Deze stroming die veel gebruik maakt van
GIS en digitale kaarten is echter wel sterk aan
het groeien.
Lesmethodes en curriculum
Maar ook grote educatieve uitgeverijen zijn
begonnen met het gebruik van GIS in hun
methodes. Enkele zijn nog zoekende naar de
juiste manier van implementeren, maar bij-
voorbeeld Malmberg is al begonnen met het
geven van workshops aan leerkrachten voor
het gebruik van QGIS. De lessen met QGIS
zijn in de methode Humbold uitgewerkt [8].
Een groot voordeel van QGIS is dat het gratis
te installeren is en ook analysefuncties heeft,
iets wat vaak ontbreekt bij web-GIS. Noord-
hoff uitgevers is met de Grote Bosatlas ook
Voortgezet Onderwijs
Figuur 2 - Gebruik Esri GIS in de VS.
Grand Challenges waar alle modules van
Geo Future School op gebaseerd zijn:
• energie;
• klimaat;
• water;
• gezondheid en voedsel;
• en natuurlijk altijd gericht op de
toekomst [6].
10 | Geo-Info | 2017-1
deels digitaal gegaan. Ze leveren nu licenties
om verschillende kaarten digitaal te bekijken
en te vergelijken.
In 2005 is GIS toegevoegd aan het curriculum
van Finland [7]. Dit schooljaar is voor het
eerst gebruik gemaakt van een digitaal exa-
men voor aardrijkskunde. Hierin kwamen ook
aardig wat vragen voor over de interpretatie,
gebruik en verwerking van geo-media. Dit is
een verandering in vergelijking met het voor-
heen meer op feiten georiënteerde examen.
Daarom was er ook redelijk wat kritiek van
leerlingen en leraren. Maar ook in China,
India, Noorwegen, Zuid Afrika, Taiwan, Turkije
en het Verenigd Koninkrijk is GIS onderdeel
van het aardrijkskunde curriculum [9]. Er zul-
len nog andere landen volgen.
In Nederland werd GIS tot voor kort niet
genoemd in het aardrijkskunde curriculum. In
het vernieuwde curriculum dat in het school-
jaar 2017/2018 ingaat, wordt GIS en Geo-ICT
duidelijk genoemd. De vaardigheden zullen
in het schoolexamen getoetst worden, aange-
zien het centrale examen (nog) niet digitaal
afgenomen wordt. Dit is een grote stap in het
gebruik van GIS in het Voortgezet Onderwijs.
Docenten
Een groot struikelblok voor het gebruik van
GIS in het voorgezet onderwijs is de GIS-kennis
van docenten, en het gebrek aan tijd en geld.
Vooral het eerste, de kennis van docenten in GIS
is iets wat er voor zorgt dat GIS relatief gezien
nog maar weinig wordt toegepast. Dit is zeer
begrijpelijk, GIS kan complex zijn en het kan
een uitdaging zijn om ermee te beginnen.
Veel aardrijkskundedocenten hebben onvol-
doende GIS-kennis, dit zouden ze kunnen
oppikken door zelfstudie en/of workshops.
Hier is helaas niet altijd geld en tijd voor. De GIS-
didactische kennis is lastiger aan te leren. Hier is
vaak veel oefening voor nodig en de hulp van
een ervaren collega is zeer gewenst. Zo’n expert-
collega kan dan uitleggen waarom een leerling
vastloopt of hij kan voorbeelden geven hoe een
concept het beste uitgelegd kan worden [11].
Voor bestaande docenten is het lastig GIS toe te
passen omdat in de lerarenopleiding aardrijks-
kunde GIS niet aangeleerd werd. Tegenwoordig
is het sinds enkele jaren bij sommige opleidin-
gen een onderdeel van het lessenpakket.
Advies
• Kwalitatief goed en gratis lesmateriaal
ontwikkelen.
• Webapplicatie maken, speciaal voor het
onderwijs.
• Medewerking van reguliere educatieve
uitgeverijen.
• GIS in de lerarenopleidingen aardrijkskunde
verplichten.
• Regelmatig workshops voor bestaande
leerkrachten organiseren.
• Blijven communiceren waarom GIS en
digitale kaarten belangrijk zijn in het
aardrijkskundeonderwijs.
GIS in het Voortgezet Onderwijs wordt
nog onvoldoende gebruikt maar is zeker in
opkomst. Zodra er grote stappen genomen
worden om het beter te faciliteren, zal een
groter deel van de aardrijkskundedocenten
hier gebruik van kunnen gaan maken.
Bibliografie[1] Kerski, J. J. (2015). Why GIS in Education Matters. Opgehaald
van Esri: bit.ly/2jvcnWi.
[2] Favier, T. (2013). Geo-informatietechnologie in het voortge-
zet aardrijkskundeonderwijs: Een brochure voor docenten.
[3] EduGIS. (sd). Ruimte voor de rivier de IJssel. Opgehaald van
EduGIS: bit.ly/2jFx13v.
[4] Stamos. (2016, 02). Leerlingen/studentenaantallen. Opge-
haald van Stamos: bit.ly/2jjYNTi.
[5] National Center for Education Statistics. (2015, 01). Num-
ber and enrollment of public elementary and secondary
schools, by school level, type, and charter and magnet sta-
tus: Selected years, 1990-91 through 2012-13. Opgehaald van
National Center for Education Statistics: bit.ly/2jk1u7D.
[6] Adriaens, R. (2016, 06 05). Geo Future School en per-
soonvorming. Opgehaald van Leraren Ontwikkel Fonds:
bit.ly/2jUyVws.
[7] CBS. (2015, 04 07). Hoeveel scholen telt Nederland? Opge-
haald van CBS: bit.ly/1WTPQzX.
[8] Korenvaar, W. (2016, 06 05). Op veler verzoek: vervolgcursus
QGIS voor onderwijs. Opgehaald van De Aardrijkskunde
Community: bit.ly/2k0tXlV.
[9] Johansson, T. (2003, 06). GIS in Teacher Education – Facili-
tating GIS Applications in Secondary School Geography.
Helsinki, Finland. Opgehaald van tinyurl.com/zdghnyb.
[10] Milson, A. J., Demirci, A., & Kerski, J. J. (2012). International
Perspectives on teaching and learning with GIS in secon-
dary schools. New York City: Springer.
[11] Favier, T., & van der Schee, J. (2012). Op zoek naar een ken-
nisbasis voor lesgeven met GIS. In L. E.-e.-C. Geografie,
Aardrijkskundeonderwijs onderzocht (p. 135). Enschede:
Printpartners Ipskamp. Opgehaald van bit.ly/1ZmKCeQ.
Jessy Faas is blogger en student
Geo Media and Design.
Ze is te bereiken op Twitter via
@JessyFaas.
Belgenmonument ingemeten
Geomaat heeft opdracht gekregen voor de
documentatie van het Belgenmonument
in Amersfoort. Het grootste monument van
Nederland werd in 1916, twee jaar voor het
einde van de Eerste Wereldoorlog, door de
Belgische overheid aangeboden aan Neder-
land als blijk van waardering voor de gast-
vrijheid. Gedurende de oorlog bood Neder-
land onderdak aan ruim 19.000 gevluchte
militairen en bijna een miljoen burgers uit
België.
Geomaat heeft de gedenkmuur tot in
detail ingemeten en gedocumenteerd met
behulp van een 3D-scan, zodat Heijmans alle
stenen en natuursteenonderdelen kan rei-
nigen, demonteren, nummeren en opslaan.
De bestaande fundering is slecht en wordt
verbeterd. Met alle originele onderdelen
bouwt Heijmans vervolgens de gedenkmuur
weer volledig op.
De gedenkmuur is exact gedocumenteerd
en gefotografeerd met de Faro Focus laser-
scanner. De meting is gecombineerd met
een nauwkeurige landmeetkundige grond-
slag. Op deze manier is het monument altijd
opnieuw te bouwen.
www.geomaat.nl, David van Dijk
| 112017-1 | Geo-Info
Recentelijk is er nogal wat aandacht geweest voor het
boek Alleen op de wereld. Een geactualiseerde versie ervan
werd als televisieserie uitgezonden. Een geheel nieuwe
bewerking met plaatjes van de populaire Frans-Nederlandse
illustratrice Charlotte Dematons prijkt in grote stapels in de
boekwinkel. Wat de aanleiding is voor die aandacht weet ik
eigenlijk niet.
Het boek dateert oorspronkelijk uit 1878. Het is geschre-
ven door de Fransman Hector Malot (1830-1907) die het de
titel Sans famille meegaf, letterlijk vertaald dus Zonder familie.
Malot schreef meer dan zeventig boeken, maar Sans famille
maakte hem onsterfelijk. Al twee jaar na verschijning van het
Franse origineel verscheen een vertaling in het Nederlands en
die heette meteen al Alleen op de wereld. De vertaling was, net
als het origineel, een doorslaand succes. Hoe vaak het boek
ook werd herdrukt, opnieuw vertaald, bewerkt, verkort in een
omnibus gebundeld en geheel herzien, de titel was en bleef
Alleen op de wereld. Zonder op de merites van de diverse verta-
lingen en bewerkingen in te gaan, kunnen we wel vaststellen
dat die titel ‘alleen op de wereld’ eigenlijk nergens op slaat.
De hoofdpersoon van het boek, de vondeling Rémi, is vrijwel
nooit alleen. Integendeel. Nog los van het feit dat helemaal
niemand ‘alleen op de wereld’ is gezien de ruim zeven miljard
mensen die er momenteel op onze planeet rondlopen (en
toen Hector Malot zijn boek schreef waren het er ook al meer
dan een miljard ...). Wat dat aangaat is de oorspronkelijke titel,
Zonder familie, veel toepasselijker. Want ook al is niemand
‘zonder familie’, voor Rémi in het boek duurt het toch heel
lang voor hij zijn familie gevonden heeft.
Het is verleidelijk te filosoferen over wat het over
Nederland en de Nederlanders zegt, dat ‘alleen op de wereld’
kennelijk erger is dan ‘zonder familie’. Ook in andere talen heeft
het boek trouwens een andere titel: in het Engels heet het
Nobody’s boy, in het Duits Heimatlos. Maar goed, terug naar de
context van de geo-informatie.
De nieuwe bewerking die verscheen bij uitgeverij Gott-
mer heeft niet alleen aantrekkelijke illustraties: de schutbladen
van het boek – vóór en achter – bevatten een landkaart. Er is
op te zien welk traject Rémi aflegt op zijn avontuurlijke zwerf-
tocht door Europa, met name Frankrijk. En daardoor gebeurt
er iets bijzonders. Het verzonnen, dramatische verhaal over de
arme vondeling Rémi die telkens weer op andere wijze, met
andere lotgenoten, dieren, vrienden en kennissen moeizaam
in zijn levensonderhoud moet voorzien, wordt door de kaar-
ten voor- en achterin het boek opeens ‘echt’. En dit gaat nog
verder: op de website van de uitgeverij is een filmpje te zien
waarin illustratrice Charlotte Dematons vertelt over haar reis
door Frankrijk, met de atlas bij de hand, om Remi’s tocht na
te volgen, ter inspiratie voor haar illustraties bij het boek (zie
www.youtube.com/watch?v=i51lztPhS4o&feature=youtu.be).
Dit gegeven onderstreept, heel in het kort geformuleerd,
de bijzondere en unieke kracht van geo-informatie. De kaar-
ten maken van het sprookje over Rémi een reële en tastbare
geschiedenis, waardoor de lezer zich nog beter in het verhaal
kan inleven. Dit is zo sterk, dat als van een compleet verzon-
nen regio een kaart wordt vervaardigd, ook dat het realiteits-
gehalte verhoogt. Denk bijvoorbeeld aan de kaart die behoort
bij het boek In de ban van de ring van J.J.R. Tolkien, met Eriador,
Haradwaith, Mordor en de baai van Belfalas.
Kaarten en andere vormen van geografische informatie
bieden houvast, maken de wereld om ons heen begrijpelijker
en toegankelijker en maken ook duidelijk dat we niet ‘alleen
op de wereld’ zijn. Aan het geval van Rémi zien we ook dat
kaarten een brug slaan tussen de fictieve en de echte wereld.
Daarom pleit ik ervoor om elke vorm van communicatie:
boek, artikel, blog, column, vergezeld te doen gaan van geo-
informatie. Die geo-informatie maakt boeken, artikelen, blogs
en columns beter te begrijpen. De bronnen hiervoor zijn
eindeloos. Boeken, kranten, tijdschriften, prenten, plattegron-
den… En natuurlijk websites van bibliotheken en gespecia-
liseerde documentatie-instellingen, maar ook heel veel ‘vrije’
internetbronnen bevatten een weelde aan geografische en
kartografische producten, gratis of niet. De keerzijde van die
weelde is de ondoorgrondelijke onoverzichtelijkheid van het
aanbod. Daarin enige orde scheppen, in nationaal verband,
tezamen met collega’s van relevante erfgoed-instellingen, is
en blijft een ambitie van me - daarover weer een andere keer.
Intussen kan de nieuwste uitgave van Alleen op de wereld
van Hector Malot – compleet met kaarten van Frankrijk –
uitgangspunt zijn voor een originele vakantie. Leuk – en dan
vooral niet ‘zonder familie’!
Reinder Storm
Conservator Cartografie, Geografie en Reizen
Bijzondere Collecties, Universiteit van Amsterdam
Column
Re
ind
er
Sto
rm
Alleen op de wereld in kaart
12 | Geo-Info | 2017-1
Wat moeten we als betrokken partijen
(opdrachtgever, opdrachtnemer, adviseur)
doen om de risico’s bij geodetische en Geo-ICT
projecten te beheersen? Wat is het nut van een
proeflevering? Hebben de opdrachtgever en
de leverancier wel dezelfde verwachting van
het project? Maken de geodetische en Geo-ICT
leveranciers hoge winstmarges? Is het verstandig
als opdrachtgevers leveranciers uitknijpen als de
winstmarges helemaal niet zo hoog zijn? Werken
nationale of Europese aanbestedingen een te
geringe winstgevendheid in de hand? Blijft het
uiteindelijk niet de verantwoordelijkheid van
de leverancier om voldoende winstgevendheid
te begroten en te genereren? Op deze vragen
hoopt dit artikel een antwoord te geven.
Ook de commissie Elias heeft in oktober 2014
in haar eindrapport het een en ander gezegd
over het risicomanagement van ICT-projecten,
door opdrachtgevers bij de Rijksoverheid.
Zijn deze adviezen toepasbaar op Geo-ICT
projecten? En moet niet alleen naar de belan-
gen van de opdrachtgevers worden gekeken,
maar ook naar de belangen van leveranciers?
Aspecten van risicomanagement
Het is verstandig dat op de volgende drie plaat-
sen aan risicomanagement wordt gedaan:
• bij de opdrachtgever;
• bij de leverancier;
• bij opdrachtgever en leverancier gezamenlijk.
In dit artikel wordt eerst besproken wat de
opdrachtgever zelf kan doen, vervolgens wat
de geodetische of Geo-ICT leverancier zelf
kan doen en tenslotte wat opdrachtgever en
leverancier gezamenlijk kunnen doen. Het is
trouwens niet de bedoeling van de auteurs de
indruk te wekken dat de ene plek belangrijker
is dan de andere. Alle drie de plaatsen zijn
belangrijk!
Risicomanagement bij de
opdrachtgever
Boete- en bonusclausule
Vaak grijpt de opdrachtgever naar de boete-
en bonusclausule, maar hier valt wel wat
over te zeggen. Natuurlijk is het goed voor
de opdrachtgever om een boeteclausule te
hebben, maar de opdrachtgever moet hier
heel voorzichtig mee omgaan. Deze dient
vooral als stok achter de deur te worden
gehouden en pas te worden ingeroepen als
er echt wat mis is, duidelijk te verwijten aan
de leverancier. In veel gevallen wanneer een
project niet aan de vereiste kwaliteit voldoet
of te lang duurt, heeft de leverancier al heel
wat niet begrote kosten moeten maken en
de boete komt daar nog eens als kostenpost
bovenop. De boete is dus zeker niet symme-
trisch aan de bonus!
Adviezen commissie Elias
De commissie Elias komt in haar eindrapport
met een waslijst aan adviezen voor ICT-pro-
jecten waar de rijksoverheid opdrachtgever is.
Mutatis mutandis gelden deze adviezen ook
voor Geo-ICT projecten met opdrachtgevers
De risico’s bij geodetische en
Geo-ICT projecten zijn groot,
zoals velen van ons aan den lijve
hebben moeten ondervinden.
De risico’s zijn groot, omdat
het bij geodetische en Geo-
ICT projecten meestal om veel
data gaat. Data moet vaak erg
nauwkeurig worden ingewonnen
en geregistreerd. Het kleinste niet
ontdekte foutje bij de inwinning
en de proeflevering kan grote
gevolgen hebben! Met recht
kan dus bij geodetische en Geo-
ICT projecten worden gezegd
‘The devil is in the detail’! Dit artikel
gaat in op diverse vragen rondom
risicomanagement bij geodetische
en Geo-ICT projecten.
Door Jos Anneveld en Ronald Vroom
Risicomanagement bij geo dGeo-ICT projecten
| 132017-1 | Geo-Info
op de andere niveaus van de overheid, ja zelfs
voor geodetische projecten.
1. Ontsnappings- en wijzigingsclausules (p. 32
eindrapport commissie Elias). Het advies om
wijzigings- en ontsnappingsclausules op te
nemen in het contract tussen opdrachtgever
en leverancier geldt onverkort voor geodeti-
sche en Geo-ICT projecten.
2. Verdeel projecten in kleine, overzichtelijke
delen (p. 100 eindrapport commissie Elias).
Allereerst moet worden opgemerkt dat de
Commissie Elias spreekt over projecten van
dimensies groter dan gebruikelijk in de Geo-
ICT. Met inachtneming van deze relativerende
opmerking is het advies zeker bruikbaar voor
Geo-ICT projecten. Wel is het advies enkel
gericht op de opdrachtgever. De leverancier
is juist gebaat bij wat grotere projecten met
in elk geval een eenvoudig deel, zodat hij zijn
leergeld kan terugverdienen. Het is leven en
laten leven.
3. Schakel voor risicomanagement een onafhan-
kelijke derde in (p. 119 eindrapport commissie
Elias). Dit is een waardevol advies, zeker wan-
neer de opdrachtgever weinig ervaring heeft
met risicomanagement voor het desbetref-
fende soort projecten en een onafhankelijke
derde deskundige kan worden gevonden. Ook
kan de acceptatie door de leverancier groter
zijn, wanneer het risicomanagement namens
de opdrachtgever door een onafhankelijke
derde deskundige wordt gevoerd.
4. Eisen met betrekking tot certificering (p. 147
eindrapport commissie Elias). Het is goed als
met eisen op het gebied van certificering de
leverancier wordt gedwongen systematisch
te werken en structureel te communiceren
met de opdrachtgever. Maar er moeten ook
geen wonderen worden verwacht van eisen
met betrekking tot certificering: we kennen
allemaal de voorbeelden dat keurig volgens
het certificaat het verkeerde werd gedaan.
Voor geodetische en Geo-ICT projecten wordt
door de desbetreffende Nederlandse organi-
saties (met name KING, SVB-BGT, Geonovum,
geledingen vanuit het Ministerie van I&M en
Geo-Business Nederland) aangesloten bij de
ontwikkelingen op Europees niveau (CLGE).
5. Eisen met betrekking tot permanente
educatie (p. 147 eindrapport commissie Elias).
Hier spelen voor Geo-ICT vooral ontwikkelin-
gen op Europees niveau (CLGE). Beide auteurs
zijn warm voorstander van de verplichting tot
permanente educatie, nu de technologische
ontwikkelingen op het gebied van geodesie
en Geo-ICT zo snel gaan.
6. Pas op voor overspecificatie van opdrachten
(p. 159 eindrapport commissie Elias). Zie hier-
voor de paragraaf Risicomanagement door
opdrachtgever en leverancier gezamenlijk.
7. Zorgplicht afdwingen (p. 163 eindrapport
commissie Elias). Zie hiervoor de paragraaf
Risicomanagement door opdrachtgever en
leverancier gezamenlijk.
Aanbestedingswet 2012 en Gids
propor tionaliteit: verdeling van risico’s
In aanbestedingen door overheden en speciale-
sectorbedrijven hebben we, zodra de waarde van
de aan te besteden opdrachten de drempels voor
nationaal en Europees aanbesteden overschrij-
den, te maken met de Aanbestedingswet 2012
(AW2012) en de Gids Proportionaliteit (GP). De AW
2012 is de Nederlandse implementatie van de
Europese richtlijnen met betrekking tot aanbeste-
den en de GP is in AW2012 aangewezen als flan-
kerend beleid ten aanzien van proportionaliteit.
De GP geeft dwingende voorschriften (‘comply
or explain’) over hoe het begrip ‘Proportionaliteit’
in de praktijk in te vullen. Als we het hebben over
de risico’s die kunnen optreden bij de uitvoering
van een aanbestede opdracht geeft AW2012 niet
thuis. Wel wordt er in de GP aandacht besteed
aan deze risico’s. De GP is er helder in: het
uitgangspunt is dat de risico’s moeten worden
belegd bij de partij in de overeenkomst die deze
het best kan beheersen of beïnvloeden (Voor-
schrift 3.9A). Daarnaast kent de GP de volgende
voorschriften ten aanzien van risico’s:
• Geschiktheidseisen mogen alleen gesteld
worden indien zij een verband hebben
met de risico’s die de opdracht met zich
meebrengt (Voorschrift 3.5B)
• Zekerheidsstellingen (zoals bankgaranties)
mogen alleen gevraagd worden als ze
daadwerkelijk verband houden met de
opdracht (Voorschrift 3.5D)
In de praktijk zien we in aanbestedingen ten
aanzien van risico de meeste discussie bij het
onderwerp ‘Aansprakelijkheid’, en meer in het
bijzonder wat er in de overeenkomst of Alge-
mene Voorwaarden moet worden opgeno-
men over aansprakelijkheid. De GP is hier helder
in: de aanbestedende dienst moet toestaan dat
inschrijvers wijzigingen kunnen voorstellen (dus
geen ‘slik of stik’- overeenkomsten (Voorschrift
3.9B) en als er paritaire (door branchevereni-
gingen en afnemers) opgestelde algemene
voorwaarden zijn dan moet daar onverkort bij
worden aangesloten (Voorschrift 3.9C) . Denk in
dit verband aan de UAV-voorwaarden.
Risicomanagement bij de leverancier
Ontsnappings- en wijzigingsclausules
Over de ontsnappingsclausules: een leve-
rancier moet zonder al teveel kleerscheuren
kunnen stoppen met een project, wanneer dit
boven zijn macht blijkt. Dit zal in de praktijk
niet zonder slag of stoot gebeuren, maar pas
na de nodige narigheid bij de leverancier,
waarbij deze al flinke kosten heeft gemaakt.
Over de wijzigingsclausules: een opdrachtge-
ver zal niet snel een wijzigingsclausule accep-
teren waarbij het contract wordt gewijzigd op
initiatief van de leverancier.
Ondergrens
Het is in het belang van de leverancier dat
de projecten niet te klein zijn: de leverancier
moet immers de mogelijkheid hebben om
zijn leergeld terug te verdienen. Voor de
leverancier heeft de projectomvang dus een
ondergrens. Hier geldt dus: ‘If you pay peanuts
you get monkeys’!
Bovengrens
Anderzijds is er ook een bovengrens: hoe groter
het project is, des te meer risico brengt het
project met zich mee. Bij overschrijding van de
bovengrens worden de risico’s onacceptabel
groot. Immers, een bedrijfsvoering die drijft op
een heel grote kurk kan wel eens snel kopje
onder gaan!
Kritische projecten
De leverancier kan kritische projecten
formuleren. Het gaat hierbij om projecten die
strak worden gevolgd en gemonitord van
bovenaf (directie). Hoewel alleen aandacht al
goed werkt, bestaat bij de formulering van
kritische projecten gevaar voor toenemende
bureaucratie.
o detische en
14 | Geo-Info | 2017-1
Certificering
Het is goed als met eisen op het gebied van
certificering met betrekking tot de hoofdproces-
sen de leverancier wordt gedwongen systema-
tisch te werken en structureel te communiceren
met de opdrachtgever. Maar hierbij moet de
kanttekening worden gemaakt dat geen won-
deren moeten worden verwacht van eisen met
betrekking tot certificering: we kennen allemaal
de voorbeelden dat keurig volgens het certificaat
het verkeerde werd gedaan. Voor geodetische en
Geo-ICT projecten wordt door de desbetreffende
Nederlandse koepelorganisaties van opdracht-
gevers en leveranciers (respectievelijk namens
de opdrachtgevers en Geo-Business Nederland
namens de leveranciers) aangesloten bij de
ontwikkelingen op Europees niveau (CLGE).
Permanente educatie
Beide auteurs zijn hiervan groot voorstander,
gezien de snelle technologische ontwikkelin-
gen in geodesie en Geo-ICT.
Risicomanagement door opdracht-
gever en leverancier gezamenlijk
Opdracht en wijze van aanbesteden:
Design, Build, Finance and Maintain (DBFM)
en Best Value Procurement (BVP)
Risico’s kunnen beheerst worden door de
wijze waarop een opdracht wordt aanbesteed.
Niet alleen als een aanbesteding nationaal of
Europees moet, maar ook als deze meervoudig
onderhands plaats kan of moet vinden. Het gaat
te ver om alle mogelijkheden hiertoe te bespre-
ken, maar er zijn er twee die we aanstippen.
Zo kan een aanbestedingsvorm waarin de leve-
rancier na het opleveren van het resultaat het
risico draagt ten aanzien van het beheer helpen
om de risico’s in de uitvoering van de opdracht
te beheersen. De leverancier zal immers wel
twee keer nadenken om te bezuinigen op de
mogelijkheden van beheer aangezien hij zelf
de rekening zal moeten betalen! Dit principe
zien we bijvoorbeeld terug in DBFM (Design,
Build, Finance and Maintain)-projecten. Ook
een aanbestedingsmethode als BVP (Best Value
Procurement) kan helpen risico’s te beheersen.
Immers, in een BVP-aanbesteding vragen we
niet alleen aan de inschrijver (die als geen ander
de risico’s van de opdracht zou moeten kennen)
om de risico’s die hij ziet in kaart te brengen,
maar ook om te beschrijven hoe hij denkt
de impact van deze risico’s te minimaliseren,
zonder deze risico’s over te nemen. Dat dit in de
prijs tot uitdrukking komt is niet vreemd, want
risico’s managen kost geld!
Pas op voor overspecificatie
Overspecificatie heeft de volgende effecten:
• er blijft weinig ruimte over voor inbreng
van de geodetische en Geo-ICT markt;
• opdrachten worden te complex;
• er wordt toegeschreven naar een speci-
fieke leverancier.
Functionele omschrijvingen in het bestek
Zie hiervoor het artikel met als titel ´Functi-
oneel aanbesteden door de commissie Elias
verplicht, de zorgen verlicht?’ van Jos Anne-
veld en Ronald Vroom in Geo-Info nummer 2,
2015. Functioneel aanbesteden geeft het grote
voordeel, dat de leverancier zijn innovatief
vermogen kan inbrengen in het project.
Boete- en bonusclausules: kansen en risico’s
Het zal vooral de opdrachtgever zijn die
naar deze clausules grijpt, zie dan ook onder
opdrachtgever. Hier is het belangrijk te bena-
drukken dat een boete voor een leverancier
doorgaans het topje van de ijsberg is omdat
deze al hoge kosten heeft bij een project dat
niet goed loopt.
Permanente educatie
Vanwege de snelle technologische ontwik-
kelingen op het gebied van geodesie en
Geo-ICT zijn beide auteurs er groot voorstan-
der van dat binnen de gehele branche, dus
zowel bij opdrachtgevers als bij leveranciers,
verplicht wordt gedaan aan permanente
educatie.
Benoem de risico’s en formuleer oplossingen
van te voren
Het is goed als opdrachtgever en leverancier
-voorafgaand aan het project- het project als
een film afspelen. Hierbij moeten opdrachtge-
ver en leverancier aangeven welke risico’s zij
aan het project zien kleven, hoe zij de risico’s
minimaliseren en welke acties zij ondernemen
bij realisatie van de risico’s.
Proeflevering
Een proeflevering van een geodetisch project
is uiterst belangrijk. Het project betreft
doorgaans grote hoeveelheden data en, zoals
in de inleiding al aangegeven, the devil is in
the detail. Het is essentieel dat alle typen data
van het project in de proeflevering voorko-
men. De proeflevering is ook een goed middel
om de verwachtingen van opdrachtgever en
leverancier op elkaar af te stemmen!
Genoeg contactmomenten
Het is belangrijk dat de leverancier en de
opdrachtgever genoeg contactmomenten
hebben. Deels zullen deze contactmomenten
fysiek moeten zijn, deels hoeft dit niet. Zo kun-
nen opdrachtgever en leverancier een digitaal
logboek bijhouden, waarmee zij een bestek
kunnen verfijnen. Immers, input van beide
partijen is nodig bij een geodetisch of Geo-ICT
project. Essentieel hierbij is een snelle, eerste
proeflevering. Hiermee kan veel onbegrip
worden voorkomen of weggenomen.
Gezonde tijdsdruk
Zoals bij elk project, is bij een geodetisch of
Geo-ICT project een gezonde tijdsdruk belangrijk.
Te hoge tijdsdruk leidt tot fouten. Bij te lage tijds-
druk verslapt de aandacht en dat veroorzaakt ook
fouten. Vanuit het project bestaat een gezonde
tijdsdruk bij een snelle proeflevering van een klein
deel waarbij alle essentiële elementen van het
project aan de orde komen. Wanneer de proefle-
vering succesvol is verlopen, wordt de productie
fors opgevoerd. In de laatste fase van het project
is de productie een stuk lager en kan al een groot
deel van het personeel van het project af.
Zorgplicht afdwingen
Zie hiervoor het artikel De zorgplicht van
leveranciers van geo-software, Jos Anneveld
en Ronald Vroom, Geo-Info nummer 3, 2016,
pagina 45 en verder.
mr.ir. Jos C. Anneveld is associ-
ate bij AeroVision BV.
Hij is te bereiken via
Ronald Vroom is als senior pro-
curement specialist verbonden
aan Procure-IT, onderdeel van
Emeritor. Hij is gespecialiseerd
in IT-sourcing en aanbeste-
dingsrecht. Hij is te bereiken via
Slotopmerkingen
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat
op drie plaatsen aan risicomanagement
voor geodetische en Geo-ICT projecten,
met andere woorden aan beheersing
van risico’s bij deze projecten, kan
worden gewerkt:
Bij de opdrachtgever
Bij de leverancier
Bij de afspraken tussen opdrachtgever
en leverancier
Gezien het feit dat realisatie van
de risico’s vaak hoge kosten en een
aanzienlijke vertraging bij de projecten
met zich meebrengt, is het goed dat
ook daadwerkelijk de risico’s worden
beheerst op deze drie plaatsen.
| 152017-1 | Geo-Info
Het eerste hierbij opgenomen kledingstuk
is een T-shirt van www.sunfrog.com: ‘Never
underestimate a old man who is also a surveyor’.
$24,65 maar! De tweede is gehaald van
www.landsurveyorsunited.com dat het bestaan
van een shirt over die dúre goedkope landme-
ter gráág doorgaf…. Het derde kledingstuk is
een heren T-shirt, te koop op www.amazon.de,
fairtrade gecertificeerd. ‘Vermesser - weil
Superheld kein anerkannter Beruf ist’, aldus
de bedrukking. De volgende twee van weer
www.zazzle.nl snap ik niet. Zou het kiezen van
een meer passend fotomodel voor ‘Proud
Father of a SURVEYOR’ echt klanten kosten?
Vervolgens geeft de Metamorfosa van
www.fjb.kaskus.co.id voor hen die oud
mogen worden de levenslijn aan.
Dan volgt www.zazzle.nl met op de webstek
de kromme vast automatische vertaling
‘de_landmeter_van_het_land_van_de_vrees’.
Tot slot een ladies T-shirt van dezelfde bron!
Online kopen kan, maar toch blijf ik met velen op
GeoBuzz een knuffellandmeterskraam missen.
Mankeren van déze buitenlandse T-shirts geldt
ook voor het winkeltje op GeoFort, al houdt de
polsbandtekst ‘GeoFort grensverleggend’ daar
veel open!
De laatste jaren zijn er in het
tijdschrift De Hollandse Cirkel
verspreid al tegen de tien
foto’s van moderne T-shirts
voor landmeters geplaatst.
(Dat waren nog niet de bijgaande
kledingstukken!) Shirtselectie bleef
niet tot dat ‘seniorentijdschrift’
beperkt: een shirt met ‘real women
marry land surveyors’ stond al in
Geo-Info 2016-4 in een bijdrage
‘Vakidiotie en tatoeages’.
Door Adri den Boer
Vakidiotie en T-shirts
16 | Geo-Info | 2017-1
Verslag
Op 30 november 2016 vond bij de faculteit ITC van de University of Twente (Enschede) het NCG-symposium
plaats. Er waren tegen de 150 (gratis) inschrijvers. Het programma telde twee plenaire sessies: de Baarda-
lezing en de uitreiking van de Tienstra-prijs.
Daarnaast waren er in de ‘science-community’
tientallen verbindende parallelle onderzoek-
sessies. De voertaal was Engels en dat zal ‘next
year Delft’ wel weer zo zijn, alleen al vanwege
de vele jonge buitenlandse onderzoekers in
Nederland!
Prof. Baarda-lezing
NCG-voorzitter Arnold Bregt (WUR) liet Ramon
Hanssen (TUD) de Baarda-lezing introduceren.
Het ging tot tonen van een zwart-wit portret-
foto en memoreren van de Delftse School toe.
In 2004 is op het NCG-jubileumsymposium de
Prof. Baarda-lezing ingesteld. De nu daarvoor
uitgenodigde top-wetenschapper was Prof.
Dr.-Ing. h.c. Bernhard Heck van het Karlsruhe
Institute of Technology. Zijn titel was ‘Monito-
ring the Changing Earth – From Observations
to Modelling’. Zijn deel van de aarde was de
tri-nationale Boven-Rijn in een seismisch-actief
gebied met veel traditionele onderzoeksresul-
taten (en nog meer ‘potential economic use’).
Tot op heden beweegt de aardkorst in het
gebied van de Boven-Rijnslenk. Kolen-, zilver-
en potasmijnen zorgden ook voor beperkte
‘massaverschuivingen’.
Heck ging nader in op de inwintechnieken
waterpassen, GNSS en inSAR met elk hun
eigen karakteristieken en combinatiemo-
gelijkheden. Een kaart met de historische
waterpastrajecten liet direct al zien dat
Duitsland het meeste mat, ook na 1960. Franse
data was er alleen uit de periode 1920-1980.
Uiteraard hadden Duitsland, Zwitserland en
Frankrijk verschillende precisiestandaards.
De karakteristiek van punten op lijnen is
bekend en de precisie van 0.2-0.5 millimeter
per kilometer bij heen- en -terugwaterpassen
eigenlijk ook. Opvallend was dat er bar weinig
over de grensscheidende Rijn werd gemeten!
Verder is er dit type data van al honderd jaar.
Voor het Global Navigation Satellite System
(GNSS) zijn er 75 permanente stations in de
drie landen. De karakteristiek is puntsgewijs
3D. GPS-data is er sinds 2002 met weer heel
andere verstoringen van aardbevingseff ecten
door bijvoorbeeld sneeuwval. De tijdbasis is
NCG-symposium bij ITC vol kennis
Uitreiking Tienstra-prijs aan winnaar dr. ir. Martijn Meijers (TUD) … …en zijn lezing met de trofee op de katheder.
Prof. Dr.-Ing. h.c. Bernhard Heck (Karlsruhe) hield
Baarda-lezing.
Conceptueel wordt er
ook al gewerkt aan 4D
met objecthistorie
| 172017-1 | Geo-Info
dus nog maar een tot twee decennia. SAR-
interferometrie (inSAR, waarin SAR=Synthetic
Aperture Radar) heeft ook een puntsgewijze
karakteristiek van twee decennia en een
temporele resolutie van 11-25 dagen. Integratie
van de drie technieken is uiterst complex,
gebeurt stapsgewijs en daarbij voorzag Heck
zijn lezing van de wetenschappelijk gezien
broodnodige formules... Vergelijken met kine-
matische modellen gebeurt nu ook. Zijn con-
clusie was dat de geodetische benadering
hoge potenties heeft voor ‘Monitoring System
Earth’, dat interdisciplinair werken nodig is
(‘We have one Earth!’), maar dat de DVW - zeg
het Westfaalse GIN - ook koos voor een eigen
‘brand’: ‘Arbeitsplatz Erde’. Hiddo Velsink (HU
Onderzoek) signaleerde in de vragenronde
wel de relatie met Baarda gemist te hebben,
maar daar waren redenen voor, tot die van
beschikbare software toe….
Prof. Tienstra-prijs
Na de lunch werd in de tweede plenaire sessie
een juryprijs uitgereikt aan de in het pro-
gramma al genoemde winnaar: dr. ir. Martijn
Meijers. Dat deed Menno Tienstra, betiteld
als ‘son of award name giver’. Hij citeerde
ook uit het werk van zijn in 1951 overleden
vader Jacob Menno (de Prof. Tienstra-prijs
reikte de NCG voor het eerst uit op een
TUD-jubileumsymposium in 1998). Winnaar
Martijn Meijers sprak vervolgens over ‘Vario
scale geo-information can be made to work’.
Tijdens deze presentatie werden de resultaten
getoond van het STW-project ‘Varioscale
geo-informatie’ (varioscale.bk.tudelft.nl/).
De schaal van de kaart wordt gedefi nieerd als
de verhouding van een afstand op de kaart
tot de overeenkomstige afstand in het terrein.
Bij transitie naar een digitale omgeving werd
dat zeer oude concept gehandhaafd en voor
elke andere schaal de hele gegevensbulk van
een kaart afzonderlijk geproduceerd en opge-
slagen. Dat is niet alleen arbeidsintensief en
dus kostbaar, maar leidt ook tot inconsisten-
ties. Het nieuwe concept ‘vario-schaal’, waarin
de gegevens maar een keer worden opgesla-
gen in een vario-schaaldatastructuur, wordt
gebruikt voor het genereren van alle schalen
(‘no gaps and overlaps’). Codering van deze
geo-informatie kan in een datastructuur tGAP
(topologische Generalized Area Partition) of
op de volledige 3D-geometrie in een structuur
Space Schaal Cube (SSC). Conceptueel wordt
er ook al gewerkt aan 4D met objecthistorie.
“Don’t forget your Award” waren – met een
blik op de katheder - de afsluitende woorden
van voorzitter Bregt. Voor de bijbehorende
€ 3000 leek dat kennelijk niet nodig…
Totaal en selectie
Er waren 44 parallellezingen in twaalf sessies
op vier locaties gepland (en maar enkele
sprekers lieten verstek gaan). Een overzicht van
alle lezingen wordt bij dit artikel in een kader
gepubliceerd. Het is een analoog toegankelijk
actueel vakonderzoeksoverzicht: zie voor de
inhoud de pdf’s op de website www.ncgeo.nl.
Mijn selectie van bezochte presentaties was
goed en leuk.
Sanne Hettinga (VU, SPINlab) sprak over
‘Using a 3D serious game to involve citizens
Centrale sheet van lezing Martijn Meijers.
Stripbeeld diende als voorbeeld.
18 | Geo-Info | 2017-1
in renewable energy transition management’.
Ze vond uit 2011 een defi nitie van een ‘serious
game’: ‘game used for a purpose…’. Het ver-
haal van Geocraft op het Zaanlands Museum
is in dit blad al meer aangehaald. Vermeldens-
waardig is nog wel dat de buurkinderen haar
baan wel wilden hebben toen die haar in de
tuin met Minecraft bezig zagen!
Aji Putra Perdana (UT) sprak over ‘Crowdsour-
cing in National Names Authority: OSM Data
and Topographic Map Data’. Het volk geeft
rivieren en steden vaak andere namen dan de
bestuurlijke elite en dat is lastig als grote groe-
pen niet vooraf gespecifi ceerde individuen
data doorgeven. Hij wist van meervoudige
namen uit zijn eigen vaderland én had een
mooie sheet uit Wales.
‘Volunteered Geographic Information (VGI)
and Crowdsourcing’ is een van de onder-
werpen besproken in The Working Group
on Toponymic Data Files and Gazetteers van
UNGEGN (United Nations Group of Experts
on Geographical Names) op de tiende United
Nations Conference on the Standardization
of Geographical Names (UNCSGN) in 2012 in
New York.
Arun Pratihast (WUR) sprak over ‘Community
based tropical forest monitoring using emerging
technologies’. Het bosverlies is bar met 2100
vierkante kilometer per jaar. Er is voor ontwikke-
lingslanden een programma REDD+ (Reducing
Emissions from Deforestation and forest Degra-
dation). Voor monitoring komt er steeds meer
beschikbaar, dus daaraan zal het verlies niet
liggen... Vanuit zijn faculteit voor GIS(cience) én
remote sensing sprak hij logisch over combina-
ties van grond- en satellietdata en van ‘commu-
nity collected data’ plus remote sensing.
Wilco Quack (TUD) sprak over ‘Spatial Data
in NoSQL databases’. Hij memoreerde uit de
grotere wereld dat bij Google twee gebruikers
eenzelfde vraag verschillend beantwoord
krijgen. De vraag ‘Spatial is special?’ werd toch
weer positief beantwoord. Voor alles is een
RDMS geen oplossing. ‘One size fi ts all’ gold
volgens Quack ook niet bij auto’s. Ruimtelijk
indexeren blijft nodig en ruimtelijke faciliteiten
in PostGIS en Oracle duurden meer dan tien jaar.
Zijn afgewogen conclusie was: ‘When all else
fails, try NoSQL’.
Adri den BoerIndonesiër Aju Putra Perdana liet ook een aardrijkskundige naam uit Wales zien.
Sanne Hettinga (VU) over een ‘serious game’: één
van de vrouwelijke sprekers.
Hoe verplaatst een drone zich?
Op de inschrijfbalie van het NCG-symposium
lag niet alleen een stapel GIS-magazines,
maar ook een drone. A5-reclamekaartjes met
‘Gratis drone’ legden het uit: deze werd weg-
gegeven bij het afsluiten van een jaarabon-
nement. Na de ruimte voor de NAW-gegevens
volgde een vak met ‘Ik wil de drone graag op
een ander adres laten bezorgen’. Hoe zal die
drone zich dan verplaatsen? (AdB)
| 192017-1 | Geo-Info
Overzicht van de parallel-presentaties, met name gepubliceerd als actueel onderzoeksoverzicht in Nederland. Zie voor de inhoud
de pdf’s op www.ncgeo.nl. Let ook op de vele buitenlandse namen voor de afkortingen van de Nederlandse universiteiten.
Crowd sourcing• Using a 3D serious game to involve citizens in renewable energy
transition management (Sanne Hettinga, VU)
• Crowdsourcing in National Names Authority: OSM Data and
Topographic Map Data (Aji Putra Perdana, UT)
• Community based tropical forest monitoring using emerging
technologies (Arun Pratihast, WUR)
Feature extraction• Finding and fi tting wall planes in airborne point cloud data
(Jochem Lesparre, TUD)
• Solving mobile mapping positioning issues in urban canyons
(Phillipp Jende, UT)
• Automatic Feature Extraction from Mobile Laser Scanning Data
and Aerial Imagery (Zill Hussnain, UT)
Scene understanding• Integrating UAV point clouds and imagery: an application for
informal settlement mapping (Caroline Gevaert, Claudio Persello,
Richard Sliuzas, George Vosselman, UT)
• Automatic interpretation of pole-like street furniture (Fashuai Li, UT)
• Deep learning for semantic scene understanding (Michael Yang, UT)
A dyn Earth• Global Isostatic Adjustment in Fennoscandia and northern
Europe (Karen Simon and Riccardo Riva, TUD)
• Atmospheric mapping with SAR interferometry (Gert Mulder;
Freek J. van Leijen, Freek and Ramon F. Hanssen, TUD)
• Global water re-distribution with satellite gravimetry and other
remote sensing techniques (Pavel Ditmar, et al., TUD)
Data representation• How to effi ciently store and disseminate massive terrains?
(Kavisha Kumar, TUD)
• Smart database and transmission techniques for fast rendering of
large 3D datasets in web clients (Marian de Vries, TUD)
• Spatial data in NoSQL databases (Wilco Quak, Peter van
Oosterom, Martijn Meijers, Irene de Vreede, Oscar Martinez Rubi,
TUD)
• nD-PointClouds (Peter van Oosterom, TUD)
Monitoring• Thermal remote sensing for soil salinity assessment (Konstantin
Ivushkin, WUR)
• High-resolution remote sensing image classifi cation using
collaborative representation with a locally adaptive dictionary
(Mingxue Zheng, TUD)
• Terrestrial LiDAR and 3D Reconstruction Models for Large
Individual Tree Biomass Estimation in Tropics (Alvaro Lau, Martin
Herold, Harm Bartholomeus, Jose Gonzalez de Tanago, WUR)
• Comparison of snow cover products from PROBA-V, Landsat and
MODIS on big data platforms (Stef Lhermitte, TUD)
Indoor point clouds• Permanent indoor structure detection in cluttered point clouds
from indoor mobile laser scanners (Shayan Nikoohemat, UT)
• Semantic enrichment of a point cloud based on an octree for
multi-storey path-fi nding (Florian Fichtner, TUD)
• Structural health monitoring on a geospatial scale using BIM and
point clouds (Thomas Krijnen, Jakob Beetz, TUE)
• Point clouds for indoor modelling and obstacle detection:
towards real indoor navigation (Lucia Díaz-Vilariño, TUD)
Land and Sea Levels• Explaining observed sea level trends and variability in the North
Sea (Thomas Frederikse, TUD)
• Risk-based hydrographic surveying (Reenu Toodesh and Sandra
Verhagen, TUD)
• Height system connection between island and mainland using
a hydrodynamic model (Cornelis Slobbe, Roland Klees, Martin
Verlaan, Firmijn Zijl and Hassan Hashemi Farahani, TUD)
• Vertical datum connection at tide gauges: connecting InSAR
(Ramon Hanssen, Freek van Leijen, Hans van der Marel and Karsh
Patel, TUD)
3D modelling• A global perspective on 3D cadastral development (Mila Koeva,
Rohan Bennett, Jaap Zevenbergen, UT)
• Automatic valid LOD2 building models from aerial point clouds
with the 3D Medial Axis Transform (Ravi Peters, TUD)
• Challenges for updating 3D cadastral objects using LIDAR and
image-based point clouds (Mila Koeva, Sander Oude Elberink, UT)
• A voxel-based approach to automatically repair CityGML LOD2
buildings (Damien Mulder, Hugo Ledoux, Jantien Stoter, TUD)
Big geodata• On route to big(geo)data: a socio-technical trajectory of GIS and
the questions it poses (Christine Richter, UT)
• Distributed processing of Dutch AHN laser altimetry changes in
the built-up area (Máté Cserép, Roderik Lindenbergh, TUD)
• Dense Matching Quality Evaluation - Towards Updating National
Point Clouds (Zhenchao Zhang, UT)
• Using a Space Filling Curve for the management of dynamic point
cloud data in a Relational DBMS (Styliani Psomadaki, TUD)
Indoor navigationThe eff ect of A* path-fi nding characteristics on the path length and
performance in an octree representation of an indoor point cloud
(Olivier Rodenberg, TUD)
Extraction of free space for 3D indoor navigation on BIM models
(Abdoulaye Diakite, TUD)
Accuracy Evaluation methods for Pedestrian Localization in Indoor
Space (Jinjin Yan, TUD)
Point clouds for indoor modelling and obstacle detection: towards
real indoor navigation (Sisi Zlatanova, TUD)
Positioning, stability and deformation• GNSS and applications: Cheaper, Faster, More and Better (Sandra
Verhagen, TUD)
• Automatic railway monitoring using satellite radar (Ling Chang,
Rolf Dollevoet, Ramon Hanssen, TUD)
• Uniformization of geodetic data for deformation analysis (Freek
van Leijen, Sami Samiei-Esfahany, Hans Van der Marel, Ramon
Hanssen, TUD)
Expert elicitation to improve mathematical models (Luciana Toyoda
and Ramon Hanssen, TUD)
20 | Geo-Info | 2017-1
Verslag
Ir. Frederika Welle Donker van het Kenniscentrum Open Data van het OTB van de TU Delft is bij die
universiteit op 6 december 2016 gepromoveerd. ‘From access to re-use: a user’s perspective on public sector
information availability’ is de titel van haar proefschrift. Haar promotor was prof. dr. W.K. Korthals Altes.
Toegankelijkheid van overheid(geo)data is niet
alleen essentieel voor een effectieve en efficiënte
overheid, maar wordt ook geassocieerd met
een transparante overheid, burgerparticipatie
in democratische processen en (gezamenlijk)
aanpakken van maatschappelijke vraagstukken.
Daarnaast wordt er verwacht dat het bedrijfsle-
ven overheidsdata zal hergebruiken voor het cre-
eren van producten met toegevoegde waarde
en van dito diensten, en daarmee de economie
een boost zal geven. Vooral die laatste ambitie is
het onderwerp van veel literatuur geweest, waar-
bij de enorme potentiële economische waarde
van hergebruik van overheidsinformatie werd
benadrukt. Eerder onderzoek had aangetoond
dat die economische waardecreatie achter bleef
op de verwachtingen, omdat hergebruikers van
overheidsdata juridische, financiële, organisa-
torische en technische barrières ondervonden.
Met name de juridische en financiële barrières
werden vaak genoemd als één van de hoofd-
redenen waarom die waardecreatie in Europa
achterbleef in vergelijking met de Verenigde
Staten. De licenties die door overheden werden
gebruikt voor geodata waren restrictief, complex,
en vormden een grote barrière voor hergebrui-
kers die data van verschillende bronnen wilden
combineren. Daarnaast vormden de licentie-
kosten een te hoge drempel voor (startende)
ondernemers. Gelukkig komt er steeds meer
overheidsdata beschikbaar als open data, dat
wil zeggen gratis en zonder beperkingen, en is
er een voorzichtig stroompje van producten en
diensten met overheidsdata als grondstof waar te
nemen. Echter, de voorspelde toevloed van pro-
ducten en diensten met toegevoegde waarde
is nog steeds niet zichtbaar. Dit proefschrift had
als doel te onderzoeken met welke barrières her-
gebruikers van overheidsinformatie nog steeds
worden geconfronteerd na de introductie van
open data en wat kan worden gedaan om deze
beperkingen te verlichten zodat de ‘volwassen-
heid’ van open data naar een hoger niveau kan
worden getild.
Lekenpraatje
In het lekenpraatje vooraf legde de promovenda
in een kwartier uit waar ze in de afgelopen
acht jaar aan had gewerkt (en waar ze mee
doorgaat!). Dat gebeuren was in het Nederlands
en vertaling gold ook al de titel: Overheidsin-
formatie en wat kan de gebruiker ermee? Dát
praatje omvatte ook sheets en een filmpje met
veel herkenbaars uit 1980. Bij de sheets was die
met hergebruik door een Rotterdamse bakker
een mooie: 3D-chocolaatjes van de kubuswo-
ningen. Soms was er ook de toevoeging: ‘staat
niet in mijn proefschrift’. Open Data heette een
politieke term uit 2009 van Obama, ‘die weleens
Promotie Frederika Welle Donker
Overheidsinformatie
is breed
| 212017-1 | Geo-Info
wilde weten wat de Republikeinen gedaan
hadden’. Het woord ‘geo’ kwam halverwege in
het woord overheidsinformatie niet voor, omdat
daarin haast altijd al wordt gerefereerd aan de
plek op aarde. Overheidsinformatie is breed en
omvat ook sensordata van burgers en bedrijven
die ongevraagd bij de overheid terechtkomt
(naast vrijwillig aangeleverde data, bijvoorbeeld
over vogels). Compact vatte ze samen waarom
overheden hergebruik toelaten: omdat ’t moet,
zou moeten (voor transparantie), kan, effectief is
en geld oplevert. Zoals te verwachten, is de over-
heid ook de grootste hergebruiker. Financiële
verwachtingen als ‘data is het nieuwe goud’
van Nelie Kroes uit 2010 vielen trouwens tegen.
Vickery wist in 2011 dat het potentieel Europa-
breed 117 miljard opleverde. Dat was volgens
Welle Donker ‘helaas nog niet gebeurd’.
Verdediging
Minstens zo leuk was de presentie van twee
zussen - één tweelingzus zelfs - als paranymfen en
ze kregen enkele van de stellingen voor te lezen.
Bij de gedegen verdediging viel op dat oppo-
nenten (en dus de promovenda) het veel over
niet-ingenieursonderwerpen hadden: van politiek
tot rechten en verdienmodellen. Prof. dr. ir. Joep
Crompvoets (KU Leuven) analyseerde de titel
van het proefschrift en stelde een vraag bij het
gebruikersperspectief. Dé gebruiker bestond
toch niet volgens de promovenda en ‘the
users’ verschillen van individuele activisten tot
megabedrijven (‘User is anyone’). Het gebruikers-
perspectief verscheen toen overheidsinformatie
tijdens de acht jaar studie verder veranderde van
‘supply driven to demand driven’. Prof. mr. dr. Jaap
Zevenbergen (UT-ITC) vroeg of open data een
nieuw concept was of een nieuwe politieke term.
Volgens de promovenda was het (ook) geen
nieuws en startte het met het eerdere open
access (‘Old concept with new label’). Op een wel
wat technische portalvraag van hem was Welle
Donker ook duidelijk: ‘more linking as hosting
portals’. Haar collega en copromotor dr. ir. Bastiaan
van Loenen vroeg tevergeefs naar hét ideale open
datasysteem: dat is bij voorbaat niet statisch, maar
dynamisch, aldus Frederika Welle Donker.
Tot slot: lang leek het ‘hooggeleerde
opponent’ het enige Nederlands tijdens de
promotie, maar toen volgde toch correct:
‘The Omgevingswet comes…’.
Adri den Boer
(TUD)These propositions are regarded as opposable and defendable, and have been approved as
such by the supervisors prof. dr. W.K. Korthals Altes and dr. B. van Loenen.
1. The main barriers to re-use of public sector information are found in the limitations of
the re-user with respect to technological skills and knowledge and business acumen (this
dissertation).
2. Given the complex nature of data and technological development it is nigh impossible
for data providers to predict whether in the future their data will be traceable to personal
data, especially when their data are combined with other data.
3. The resources employed by governments to establish open data portals could be better
invested in publishing data as linked open data.
4. The potential economic benefits become overrated when the slogan “open data are the
new gold” is used (this dissertation).
5. The risk of drawing up rankings based on performance indicators is that only the ranking
position and the final score are considered and not the message behind the rankings.
6. It is a public task to establish and implement policies regarding data infrastructures, but
the private sector is better equipped to manage such data infrastructures more effectively.
7. Augmented reality would not have become commonplace without the availability of
reusable government data.
8. The price paid for a racing bike by recreational cyclists is in direct correlation with their
waist circumference multiplied by their age.
Het proefschrift is te vinden op repository.tudelft.nl.
‘User is anyone’
22 | Geo-Info | 2017-1
Verslag
Het Seminar Zelfrijdende Voertuigen: De rol van navigatie en lokalisatie werd op 9 december 2016 georganiseerd op
de Automotive Campus in Helmond. Zo’n 100 geïnteresseerden bezochten het evenement dat werd georganiseerd
door het Nederlands Instituut voor Navigatie (NIN), Geo-Informatie Nederland (GIN) en AutomotiveNL.
De zelfrijdende auto staat in het middelpunt van
de belangstelling, maar wat is de rol van navi-
gatie en plaatsbepaling hierin? Nederland heeft
een sterke historie op het gebied van plaatsbe-
paling en navigatie, maar hoe ziet de toekomst
eruit? Wat is de rol van de Nederlandse auto-
motive- en verkeersindustrie hierin? Hoe zorgen
we voor de verdere ontwikkeling, zodat we op
dit gebied internationaal aansprekend blijven?
Zes expert sprekers gingen hierop in.
Is Nederland er klaar voor?
Als eerste sprak drs. Edwin Nas, Projectleider
‘Connected and Automated Driving’ bij het
Ministerie van Infrastructuur & Milieu. Hij ging
vanuit het overheidsperspectief in op de vraag
of Nederland klaar is voor de zelfrijdende auto.
Wat doen we vanuit de beleidskant hieraan (via
bijvoorbeeld de ‘Declaration of Amsterdam’) en
hoe werkt de overheid samen met marktpartijen
en kennisinstellingen? Duidelijk is dat de Neder-
landse Overheid internationaal een bindende rol
zoekt en kennisdeling belangrijk vindt. Nederland
is voorstander van ‘learning by doing’ en gaat dus
geen uitgebreide wetgeving vooraf formuleren.
Gebruik van kaarten in de auto
De tweede spreker, ir. Martijn Mortier, Director
Product Management van TomTom, ging in
op de historische evolutie van het gebruik
van kaarten in de auto. Van de papieren kaart
tot aan de nieuwe HD Maps voor ‘autonoom
rijden’. Een kaart is immers een randvoorwaarde
voor autonoom rijden. De voordracht ging in
op hoe TomTom haar HD Maps maakt en vali-
Seminar Zelfrijdende Voertuigen
De rol van navigatie en lokalisatie
Kees Gehrels ging specifi ek in op de verschillende ADAS-sensoren en hoe deze technologieën auto-
matisch rijden kunnen faciliteren.
Edwin Nas ging vanuit het overheidsperspectief in op de
vraag of Nederland klaar is voor de zelf rijdende auto.
| 232017-1 | Geo-Info
deert en wat de rol van sensoren hierin kan zijn.
Veel in het nieuws is ‘Road DNA’: een techniek
waar men met gecomprimeerde 3D kaarten en
Lidar-sensoren zichzelf weet in te passen op de
kaart. Dit resulteert in nauwkeurigheden van
15 centimeter dwars op de rijrichting, vol-
doende om op de juiste rijbaan te blijven.
Stand der techniek
Dr. ir. Christian Tiberius, Associate professor aan
de Faculty of Civil Engineering and Geosciences
bij de TU Delft, nam het publiek mee in de wereld
van de Globale Navigatie Satelliet Systemen
(GNSS). Specifi ek ging hij in op Precise Point
Positioning (PPP) en Real Time Kinematic (RTK).
Wat is de ontwikkeling en de stand der techniek?
Hoe verhouden de verschillende technologieën
zich tot elkaar en wat zijn de ambities in aanspre-
kende projecten zoals het SuperGPS-project?
Focus bij de TU Delft ligt op de goedkopere één
frequentie (L1) GNSS board ontvangers. Met PPP-
technieken weet men snel de noodzakelijke
nauwkeurigheid op rijbaanniveau te realiseren.
RTK brengt hogere nauwkeurigheden, maar ook
meer uitdagingen met zich mee, omdat men
fasemeerduidigheden moet zien op te lossen.
SuperGPS is een concept idee met lokale zenders,
glasvezelnetwerken en zeer nauwkeurige klokken
en kan sub-decimeter nauwkeurigheden bren-
gen, zelfs bij sterke bebouwing en in tunnels.
Na de koffi epauze pakte ir. Kees Gehrels, Senior
Director ADAS Business Development bij NXP, de
draad op. NXP is wereldleider op het gebied van
semiconductors voor automotive en beschikt
vanuit die positie over een compleet portfolio op
het gebied van de auto van de toekomst. Hij ging
specifi ek in op de verschillende ADAS-sensoren
(camera, Lidar, radar) en hoe deze technologieën
automatisch rijden kunnen faciliteren. ‘Automated
Driving’ vraagt om zowel het gebruik van diverse
sensoren als een goede integratie hiervan.
Zijn conclusie was dat de markt voor auto-radar
snel groeit en positionering in de toekomst
mogelijk is met radartechnologie.
Belang van communicatie en lokalisatie
De vijfde spreker, dr. ir. Jeroen Ploeg, Senior
Research Scientist van TNO, sprak over de rol van
lokalisatie voor ‘Cooperative Automated Driving’.
Vanuit de praktijkervaringen opgedaan bij het
i-GAME project en de ‘Grand Cooperative Driving
Challenge’ (GCDC) in het voorjaar van 2016, werd
het belang van communicatie en lokalisatie
onder de aandacht gebracht. Er zijn praktijkproe-
ven gedaan met zowel ‘zipping’ (invoegen /
ritsen) als ‘cooperative intersection’, het zonder
menselijke besturing nemen van kruisingen door
meerdere voertuigen tegelijkertijd. Alle voertui-
gen moeten hiervoor altijd via communicatie met
elkaar verbonden zijn. Lokalisatie van alle voer-
tuigen met behulp van GPS is daarbij essentieel.
De nauwkeurigheid hoeft niet heel hoog te zijn,
maar de betrouwbaarheid wel. Bij uitval van GPS
zouden de experimenten niet lukken.
Autonoom en coöperatief rijden
Tenslotte gaf prof. dr. Henk Nijmeijer, Hoogleraar
Dynamics and Control aan de TU Eindhoven, een
voordracht over de verschillen tussen autonoom
en coöperatief rijden. Cruciaal is dat autonoom
uitgaat van actie-reactie, terwijl een coöperatief
voertuig juist pro-actief, anticiperend, handelt.
Het STW i-CAVE programma (integrated Coope-
rative Automated Vehicles), medio 2016 formeel
gestart, zal via verschillende werkpakketten hierop
ingaan. Zeer belangrijk is hierbij het ‘Living Lab’,
het uittesten in de praktijk. Prof. Nijmeijer zet zich
ook in om de ‘Grand Driving Challenges’ vaker te
herhalen en zo de kennis levend te houden.
Informatief netwerkevent
Moderator Bram Hendrix, Manager Smart Mobility
bij AutomotiveNL, zorgde ervoor dat deze middag
in goede banen werd geleid. “Het was een zeer
informatieve middag, gericht op een specifi ek
thema binnen de ontwikkeling van de zelfrijdende
auto, namelijk de plaatsbepaling. Dit zonder
hierbij het overzicht te verliezen. AutomotiveNL
wil juist op dit soort specifi eke onderwerpen
aandacht leggen, omdat men in de wereldwijde
ontwikkelingen moet blijven kijken hoe er vanuit
de Nederlandse industrie geacteerd kan worden.
Waar kunnen we vanuit onze eigen kracht, zoals
karteren, semiconductors en onderzoek, het
verschil maken? Daarnaast was het natuurlijk een
mooi netwerkevent voor onze gasten.”
Jean-Paul Henry
Henk Nijmijer gaf een voordracht over de verschil-
len tussen autonoom en coöperatief rijden.
Martijn Mortier.
Christian Tiberius.
Bram Hendrix zorgde dat deze middag in goede banen werd geleid.
24 | Geo-Info | 2017-1
De doelgroep van Geo-Info bestaat onder andere
uit mensen die werken bij Geo-ICT bedrijven, bij
data-acquisitie bedrijven, bij hun adviseurs en bij
hun relaties (potentiële klanten); allemaal mensen
in één sector, in één keten! Voor deze mensen
is het belangrijk te weten waarom de Geo-ICT
en data-acquisitie bedrijven handelen zoals ze
handelen, met sales die zo van elkaar verschillen.
Daarentegen zijn de in het artikel bepleite aanpak
van de marketing en sommige aspecten van de
sales juist heel goed vergelijkbaar. En de opbouw
vanuit zo uniek mogelijke product-marktcombi-
naties (PMC s) is zowel voor Geo-ICT bedrijven als
voor data-acquisitie bedrijven cruciaal!
De vraag waarom in één artikel zowel de mar-
keting als de sales wordt besproken, kan als
volgt worden beantwoord. Het onderscheid
tussen marketing en sales is voor technici wel-
eens onduidelijk. Alleen daarom al is het goed
dat marketing en sales in één artikel worden
besproken en onderscheiden. Dan kan het
onderscheid goed worden gemaakt.
Product-Markt Combinaties (PMC’s)
Zoals gezegd is het zowel voor Geo-ICT bedrijven
als voor data-acquisitie bedrijven cruciaal om de
activiteiten van het bedrijf logisch onder te ver-
delen in een aantal zo uniek mogelijke product-
markt combinaties (PMC’s) en clusters daarvan.
PMC s vormen de basis voor zowel de marketing
als de sales. Daarom wordt eerst op PMC s inge-
gaan, daarna pas op de marketing en de sales
zelf. De onder verdeling in PMC’s moet zorgvuldig
gebeuren. Voor de vaststelling van de PMC’s mag
dus best wat tijd worden uitgetrokken!
Meer over de PMC´s
Eerst behandelen we de P (Product). We kun-
nen voor het woord Product beter het woord
Dienst lezen. In marketingtermen is het
verschil tussen een product en een dienst, dat
een dienst in samenspraak tussen leverancier
en klant tot stand komt en een product enkel
door de leverancier. Zelfs een topografische
kaart wordt meestal in samenspraak tussen
leverancier en klant gemaakt en is dus eerder
een dienst dan een product. Er moet voor het
concrete geval worden bepaald of sprake is
van een product of van een dienst. Dit onder-
scheid heeft ook praktische betekenis: een
product en een dienst behoren nooit tot
dezelfde PMC.
Nu bespreken we de M (Markt) uit PMC.
Het gaat hier overigens eerder om Marktseg-
ment dan Markt. Het is zaak om hierbij die
marktsegmenten te onderscheiden, waarbij
relaties horen met dezelfde dynamiek. We
kunnen hierbij, zonder uitputtend te willen zijn,
denken aan de volgende marktsegmenten:
overheid, wegenaannemers, woningaannemers,
installatiebedrijven, railinfrabedrijven, railaan-
nemers, olie- en gasbedrijven, infrabedrijven op
het gebied van kabels en leidingen (gas. water,
elektriciteit, data, telecom).
Tenslotte komen de P en de M samen bij de C
van combinatie. Het is zaak om de combina-
ties, de PMC’s, zo te kiezen en gelijksoortige
PMC’s zo te clusteren dat optimaal wordt
voldaan aan de volgende eisen:
• De PMC’s moeten een aantal jaren ongewij-
zigd blijven, om ze financieel goed te kunnen
monitoren.
• Het is verstandig om gelijksoortige PMC’s te
clusteren zodat een stabiele eenheid, een
cluster, kan worden gevormd waarvandaan de
PMC s worden geproduceerd en/of verkocht.
Zo’n cluster dient een gezonde omvang te
hebben, staat onder leiding van een cluster-
manager, en er zijn hieraan voor langere tijd
(1 tot 2 jaar) mensen en middelen gealloceerd
(budget voor ontwikkeling, sales, productie
van software, onderhoud etc.)
• Alles wat de clustermanager niet kan beïnvloe-
den moet financieel uit het cluster van PMC’s
worden gehaald (algemene overhead, deel
kosten huisvesting, deel kosten personeels-
zaken, kosten kantoorautomatisering etc.).
Er zijn grote voordelen verbonden aan het
sturen op (clusters van) PMC’s : deze zijn com-
mercieel en financieel makkelijk te monitoren,
en er kan makkelijk worden beslist of, en zo
ja welke capaciteit (ontwikkeling, kwantiteit
en manier van sales, productie, onderhoud)
Marketing is heel wat anders dan
sales. En de dynamiek van de
sales is bij Geo-ICT bedrijven en
data-acquisitie bedrijven totaal
verschillend. Waarom gaat het dan
in één artikel zowel over Geo-ICT
als data-acquisitie bedrijven?
En waarom wordt dan toch in één
artikel zowel de marketing als de
sales behandeld?
Door Jos Anneveld
Marketing en sales bij Geo-ICT
| 252017-1 | Geo-Info
moet worden uitgebreid (Question Mark, Star),
gecontinueerd en uitgenut als Cash Cow,
verminderd of gestopt (Dog) [1].
PMC’s werken ook structurerend voor en
vergemakkelijken de verkoop. Het geheel aan
PMC’s is als het ware wat het desbetreffende
Geo-ICT bedrijf of data-acquisitie bedrijf in de
etalage heeft liggen. Het is zaak om hiervoor
zo uniek mogelijke PMC’s te kiezen, hierover
verderop in dit artikel meer.
De PMC- en clusterbenadering heeft ook een
groot nadeel: deze benadering kan verstar-
rend werken en kan innovatie in de weg
staan. Het gevaar is namelijk levensgroot dat
teveel aandacht uitgaat naar bestaande PMC’s
en te weinig of geen aandacht naar nieuwe.
Het hogere management c.q. de directie moet
actief op vernieuwing van de PMC’s sturen.
Marketing en sales
Marketing
Marketing omvat eigenlijk alles in onderlinge
samenhang en afstemming waarmee een
Geo-ICT of data-acquisitie product of dienst
maximaal verkocht kan worden. Er wordt wel-
eens gezegd dat de marketing de leer van de
overvloed betreft en de economie de leer van
de schaarste. Marketing omvat dus veel meer
dan de spiegeltjes en kraaltjes bij beurzen
waarmee marketing door technici weleens
wordt geassocieerd.
De invloed van marketing hoort al te
beginnen bij de keuzes met betrekking tot
ontwikkeling. Het is zaak met de hulp van
de marketeers een zodanig product of een
zodanige dienst te ontwikkelen dat deze zo
gepositioneerd kan worden dat er zo min
mogelijk concurrentie is. Dit wordt ook wel
de blue ocean strategie genoemd [2]. De blue
ocean wordt tegenover de red ocean gesteld.
Bij de red ocean kleurt de oceaan rood omdat
er teveel vissen zijn (teveel concurrentie) die
elkaar afmaken. Een ander voordeel van het
vroegtijdig contact tussen marketing en ont-
wikkeling is dat dit goed is voor het evenwicht
tussen technology push (technologische
ontwikkeling) en market pull (marketing op
basis van behoeften uit de markt). Zowel de
Geo-ICT als de data-acquisitie business wordt
weliswaar gedreven door voortdurende tech-
nologische ontwikkelingen, maar er moet wel
een (latente) behoefte uit de markt zijn!
Zo uniek mogelijke positionering van het
nieuwe product of de nieuwe dienst kan
plaatsvinden met behulp van de vijf P’s van de
marketingmix (Product, Prijs, Plaats, Promotie
en Personeel). Er is dus veel meer van belang
dan alleen het product of de dienst zelf (wat
technici nog wel eens willen denken!). Het is
nu zaak om met een uitgekiende mix van de
vijf P’s een op het product of de dienst geopti-
maliseerde marketingstrategie te ontwikkelen.
Een groot gevaar bedreigt de marketing, zowel
bij Geo-ICT bedrijven als bij data-acquisitie
bedrijven: als het eens wat minder gaat, wordt
vaak aanzienlijk bezuinigd op marketing of
worden de marketingactiviteiten zelfs helemaal
stop gezet. Marketing wordt dan gezien als een
kostenpost. Uit het voorgaande zal duidelijk zijn
dat deze benadering kortzichtig en gevaarlijk
voor de continuïteit van de onderneming is!
Sales
Zowel voor de Geo-ICT als voor de data-acqui-
sitie bedrijven ligt de sales in het verlengde
van de marketing. Ook geldt voor beide typen
bedrijven dat de PMC-benadering zowel voor
de marketing als voor de sales cruciaal is.
Maar voor het overige is sales voor een Geo-ICT
bedrijf of eenheid heel wat anders dan voor
een data-acquisitie bedrijf of eenheid. De finan-
ciële dynamiek verschilt namelijk sterk van
elkaar. In essentie komt het verschil erop neer
dat data-acquisitie bedrijven gericht zijn op
de verkoop van aanwezige of op korte termijn
verkrijgbare uren en Geo-ICT bedrijven op de
verkoop van software. Bij Geo-ICT bedrijven
verloopt de inkomstenstroom en de cash-flow
veel grilliger. Er zijn inkomsten bij verkoop, ter-
wijl bij data-acquisitie bedrijven de inkomsten
en de cash-flow vaak gelijk op lopen met de
verkochte uren, meestal veel gelijkmatiger.
De verkoop is, vanuit het Geo-ICT bedrijf
gezien, haast onbeperkt. Immers, voor een
extra verkoop van een licentie of een product
hoeft, simpel gezegd, alleen maar een extra
kopie te worden gemaakt (uiteraard zijn nog
wel meer handelingen nodig). Vanuit de
markt, en het te bereiken marktaandeel, zijn er
T en data-acquisitie bedrijven
26 | Geo-Info | 2017-1
natuurlijk wel beperkingen. Over het verschil
in financiële dynamiek tussen Geo-ICT en
data-acquisitie bedrijven moeten nog een
paar opmerkingen worden gemaakt.
Eerst het data-acquisitie bedrijf. Stel, de kosten
van een volledig vrijgestelde medewerker voor
de sales bij een data-acquisitie bedrijf bedragen
€ 100k/jaar (salaris, werkgeverslasten, auto,
onkostenvergoeding enzovoorts) en er wordt
10 procent rendement op de omzet voor een
project begroot (dat is al veel). Dan moet deze
medewerker € 1 miljoen/jaar aan projecten
acquireren, die dan ook nog allemaal volgens
budget, zonder ongelukken onderweg, moeten
worden uitgevoerd, wil de sales-medewerker
zijn of haar kosten terug verdienen. En dan
hebben we nog geen enkele winst gemaakt!
Dit maakt, dat sales bij data-acquisitie bedrij-
ven vaak gecombineerd wordt met andere
(overhead-) functies, zoals algemeen directeur,
afdelingshoofd, clustermanager of projectma-
nager, met alle gevaren van dien die er zijn bij
een combinatie van verschillende taken.
Voor Geo-ICT bedrijven is de som totaal
anders, ook nog eens per Geo-ICT bedrijf sterk
verschillend (afhankelijk van percentage eigen
producten ten opzichte van in- en wederver-
koop, aantal te verkopen licenties en producten
enzovoorts). Daarom kan een eenvoudige
som als voor de data-acquisitie bedrijven niet
worden gemaakt. Wel is het goed hier te bena-
drukken dat, zeker bij de Geo-ICT bedrijven
met grotere omzet in specifieke producten en
licenties, er vaak meerdere mensen enkel en
alleen met sales bezig zijn. Omdat de hoeveel-
heid verkochte licenties en producten vrijwel
alleen wordt gelimiteerd door de markt en
het te bereiken marktaandeel, zal het aantal
salesmedewerkers ook hierdoor worden
bepaald. Het aantal sales-medewerkers zal bij
Geo-ICT bedrijven meestal fors groter zijn dan
bij data acquisitiebedrijven. Het onderhoud van
de software wordt meestal geheel bekostigd
uit de onderhoudscontracten.
Het is uiteraard van groot belang dat de sales
zo efficiënt mogelijk en dus zo kosten efficiënt
mogelijk gebeurt. Voor de data acquisitie
bedrijven is dit in ieder geval een must. Voor
de Geo-ICT bedrijven is de dynamiek welis-
waar anders, maar zal men altijd efficiënter
moeten werken dan de concurrentie
Zowel een data-acquisitie bedrijf als een Geo-
ICT bedrijf verkoopt vertrouwen en dat wordt
belichaamd door de mensen die er werken.
Goede geo-informatie is vaak in stresssituaties
cruciaal. Hierbij zijn zowel indruk als reputatie
en vakkennis van belang. Daarom is een
actueel en uitgebreid LinkedIn-profiel van de
sleutelfiguren nodig, maar dit is niet genoeg!
Persoonlijk contact is nodig. Dit staat los van
de integriteitsgedachte. Elke relatie moet af en
toe worden bezocht. Een offertefase kan uiter-
aard beperkingen voor het contact oproepen.
Vakkennis is belangrijk bij de sales. De relatie
krijgt pas vertrouwen als de leverancier vak-
kennis uitstraalt, omdat immers gesproken
wordt met een specialistische leverancier. Het
is belangrijk dat een vertegenwoordiger van
de leverancier met een vertegenwoordiger
van de relatie spreekt, die over uitgebreide
vakkennis beschikt, maar verder zoveel moge-
lijk het spiegelbeeld is van de relatie (leeftijd,
manier van leven enzovoorts).
Het is belangrijk dat het Geo-ICT bedrijf of het
data-acquisitie bedrijf (de leverancier) de juiste
hoeveelheid aandacht aan de relatie geeft, maar
toch opvalt. Hier is sprake van een wankel even-
wicht. Wanneer de leverancier te weinig aandacht
geeft, dan weet de relatie op het beslismoment
niet wie de leverancier is en wat deze kan. Wan-
neer de leverancier echter te veel aandacht geeft,
dan komt deze opdringerig over en roept hij
irritatie op. Het is dus zaak om de juiste balans te
vinden en daarvoor helpt het volgende.
Het is goed om voor de relaties te denken in
concentrische cirkels (relaties) rondom een
kern (het bedrijf). Hoe zwakker de relatie is,
des te verder verwijderd is de desbetreffende
concentrische cirkel van de kern.
Het verst verwijderd van de kern is de con-
centrische cirkel met de vertegenwoordigers
van die diensten of bedrijven, waarmee geen
of slechts een zeer zwakke relatie bestaat.
Hiernaar moeten toegesneden nieuwsbrieven
(verzameling blogs en ander nieuws), weblogs,
fotoblogs, vlogs, podcasts en/of e-mails met
nieuws over de relevante PMC’s worden ver-
stuurd. Er wordt één keer per jaar een bezoek
aan de relatie afgelegd.
Hoe hechter de relatie is, des te frequenter
moet het contact zijn.
Tijdens een gemeenschappelijk project moet
er veelvuldig contact tussen leverancier en
klant zijn, zeker wanneer meer sprake is van
een dienst (die door leverancier en klant geza-
menlijk tot stand wordt gebracht) dan van een
product (geleverd door de leverancier). Het is
zowel voor de klant als de leverancier goed
om dit contractueel vast te leggen.
Eerder is al bepleit om het hele Geo-ICT bedrijf
of data-acquisitie bedrijf te structureren op
basis van (clusters van) PMC’s. Dit heeft diverse
voordelen, ook voor de sales. Er kan gericht
sales worden verricht voor die PMC’s die
relevant zijn voor de desbetreffende relatie op
het desbetreffende moment.
Beurzen zijn duur en meestal niet doelgericht.
Uit het budget voor beurzen kunnen vaak
heel wat specifieke, op de behoefte van de
desbetreffende relatie toegesneden, voor-
lichtingsbijeenkomsten over PMC’s worden
georganiseerd. Het is daarom aan te raden
om het accent te verleggen van beurzen naar
specifieke voorlichtingsbijeenkomsten.
Dit artikel heeft duidelijk gemaakt dat de
structurering rondom zo uniek mogelijke PMC´s
cruciaal is, zowel voor Geo-ICT bedrijven als voor
data acquisitie bedrijven. Dit geldt zowel voor
de marketing als voor de sales. Benadrukt wordt
dat marketing al in de ontwikkelingsfase moet
worden betrokken. Het is belangrijk dat de sales
zo toegesneden en efficiënt mogelijk gebeurt
en dat de mogelijkheden van Internet optimaal
worden benut.
Referenties[1] Zie Boston Consulting Group Matrix, BCG-matrix, Wikipe-
dia nl.wikipedia.org/wiki/BCG-matrix
[2] Blue Ocean Strategy, W. Chan Kim, Renee Mauborgne,
Harvard Business School, Boston, Massachusetts, USA.
mr.ir. Jos C. Anneveld is associate
bij AeroVision BV. Hij heeft in zijn
verschillende functies altijd veel
aandacht gegeven aan mar-
keting en sales en adviseert hier
graag over. Hij is te bereiken via
| 272017-1 | Geo-Info
oproep
Remote Sensing-professionals gezocht!GIN is op zoek naar enthousiaste vrijwilligers met passie voor remote sensing om een nieuwe themagroep
in het leven te roepen.
Tijdens GeoBuzz 2016 heeft GIN een remote sensing NL track georganiseerd. “Ik was verbaasd hoeveel mensen tijdens die track
aanwezig waren”, vertelt Mark Verlaat, de moderator van de Remote Sensing NL track op GeoBuzz. “Zelfs toen ik vertelde dat ik vooral
van het publiek wilde horen, is iedereen blijven zitten.” Dit was een duidelijk signaal voor GIN dat de remote sensing-community in
Nederland een belangrijke onderdeel van GIN moet worden. We hebben gelijk actie ondernomen en het bestuur heeft groen licht
gegeven voor het opzetten van de nieuwe themagroep: remote sensing.
Themagroep? Wat is dat?
“In een themagroep zitten vooral mensen die iets voor elkaar willen betekenen, die actief willen bijdragen aan gezamenlijke ontwik-
keling van het vak”, vertelt Karolina van Schrojenstein, coördinator GIN themagroepen. Wat ze precies doen en hoe? “Meerdere wegen
leiden naar Rome. De ene themagroep organiseert events met lezingen, en een andere hackatons. De ene is vooral actief met het
aanleveren van inhoudelijke artikelen en een andere vindt het veel leuker om een hele dag buiten te lopen met een GPS-ontvanger”,
aldus van Schrojenstein.
Voel je je geroepen? Laat het weten!
Klinkt dit als muziek in je oren? Wil je bijdragen? Laat het vandaag nog weten aan Karolina van Schrojenstein
[email protected], coördinator themagroepen.
28 | Geo-Info | 2017-1
De redactie bestond uit de hoofdredacteur,
twee redacteuren, producer, datajournalist
Frédérik Ruys en stagiair data Bob Veldkamp.
Een data-borrel in Utrecht, waar ik Frédérik sprak,
zorgde ervoor dat ik het team vanaf februari
mocht komen versterken. Eerder hadden wij, ik
als stagiair, de data-animaties verzorgd voor de
voorganger van deze serie: Nederland van Boven.
Daarnaast was voor deze serie het animatie-
bureau 422S uit Bristol weer betrokken om de
animaties daadwerkelijk te produceren.
De ambitie was ditmaal torenhoog: vijf á zes
animaties per aflevering (in tegenstelling tot de
twee per aflevering voor Nederland van Boven).
Om het Nederland van vroeger tot leven te
laten komen, moest alles uit de kast gehaald
worden. Frédérik had al een heel schema
gemaakt van alle animaties die we wilden
maken. Uiteenlopend van XXL tot S, van zeer
gedetailleerde 3D-visualisaties op object- en
straatniveau, via ‘traditionele’ data-animaties
zoals we die gewend waren naar fototransities
en parallax foto-effecten. Vanuit onze ervaring
met data-animatie, maar ditmaal vermenig-
vuldigd met vijftig, namen we ons voor om
maar niet meteen in de stress te schieten maar
gewoon ergens te beginnen.
Stuwen en bunkers
De redactie had een mooi verhaal naar boven
gehaald over houten huizen in de omgeving
van Utrecht. Leuk, dacht ik, maar waarom is
dit interessant? Het bleek dat deze huizen van
hout moesten zijn om snel afgebroken te kun-
nen worden ten tijde van oorlog. Zij stonden
namelijk binnen een kleine cirkel rondom een
van de vele forten die onderdeel waren van
de Hollandse Waterlinie. Ik ging aan de slag:
het verzamelen van GIS-bestanden van deze
ringen om de forten zoals die destijds in de
Kringenwet waren ingetekend op oude kaar-
ten, puntlocaties van de forten zelf en grens-
polygonen van de inundatiegebieden van
alle waterlinies die we in Nederland hebben
gekend. Ik ontdekte de IJssellinie, pas vanaf de
jaren negentig in onbruik geraakt, aangelegd
om ons te beschermen tegen de Russen uit
het oosten. Het was een megalomaan project,
inclusief geheime stuwen en bunkers, en in al
die jaren nooit gebruikt. Een prachtig verhaal.
Ik zette mijn data-bril op en begon alle
panden te selecteren die bij een aanval onder
water zouden komen te staan, bestudeerde
oude Russische militaire kaarten en vergeleek
deze met kaarten van onze Topografische
De afgelopen acht weken was
het iedere donderdagavond
dan zover. Op het puntje van
de bank, televisie aan, klaar om
me te laten meeslepen in een
reis door het Nederland van
toen en nu. Net als één miljoen
mensen in Nederland genoot ik
van deze ‘visuele reis door de tijd’,
vormgegeven met fototransities,
helikopterbeelden, droneshots,
persoonlijke verhalen en data-
animaties. Voor mijn vriendin
fungeerde ik iedere aflevering als
tweede scherm. Na bijna een jaar
betrokken te zijn geweest bij de
voorbereiding van dit programma
als datajournalist kon ik het niet
laten om iedere animatie van het
nodige commentaar te voorzien.
Hoewel we het af en toe echt
niet meer zagen zitten, was het
terugkijkend een fantastische
periode. Graag neem ik jullie
mee in mijn ervaringen achter
de schermen van Onzichtbaar
Nederland.
Door Tim Tensen
Achter de schermen bij VPRO-pr o
We haalden alles uit de
kast om het Nederland
van vroeger tot leven
te laten komen
Figuur 3 - 3D-model (door FréFiguur 2 - Bounding boxes van de kaartbladen.
| 292017-1 | Geo-Info
Dienst uit diezelfde periode. Daarnaast
verdiepte ik me in de werking van afzinkbare
caissons: aan de hand van technische tekenin-
gen begon ik de constructie van stalen liggers
en staalplaat in 3D te modelleren.
Historisch Maastricht als puntenwolk
Steeds was de uitdaging om het verleden
voelbaar te maken in het landschap dat we nu
kennen. Een smeulende kolenberg pal achter
huizen in Limburg. Een bizar idee dat we ons
nu niet meer kunnen voorstellen, evenals een
snelweg dwars door het oude centrum van
Utrecht, notabene dwars tussen de Domtoren
en het oude schip door. Om te laten zien hoe
dit zou zijn geweest, hebben we beelden van
anno nu gecombineerd met een gemodel-
leerde wereld van de jaren zestig. Hiervoor
hebben we gebruikgemaakt van 3D-modellen
van de Domtoren (gemaakt door 3D archeo-
loog Daan Claessen) en de puntenwolk-data
(pointcloud) van het AHN. Om het Maastricht
van 1750 te beleven hebben we zelf een
pointcloud gemaakt door een maquette van
verschillende kanten te fotograferen met speci-
ale camera’s. Voor de fotogrammetrie hebben
we een gewone fotocamera gebruikt: het
computerprogramma maakte de berekening.
De nauwkeurigheid hiervan was verbluf-
fend. In tegenstelling tot het AHN bevatte de
pointcloud van Maastricht ook informatie over
de zijkanten van gebouwen evenals kleurinfor-
matie. Met een speciaal ontwikkeld programma
waarin het aantal punten strategisch kon
worden uitgedund, was bureau 422S in staat dit
model live op het scherm te kunnen bewegen.
Zesduizend plattegronden
Het in beeld brengen van sporen uit het verleden
vraagt om historische datasets. Om de onder-
grondse gangenstelsels van de mijnen in Limburg
tot leven te wekken, hadden wij de beschikking
over ruim zesduizend plattegronden. Het bij
elkaar brengen van deze kaarten, weliswaar
compleet maar van zeer uiteenlopende kwaliteit,
heeft heel wat hoofdbrekens gekost. Het zien
van de ligging van de kaarten door het tonen van
de bounding boxes van alle plattegronden (met
hulp van Webmapper) was erg nuttig. Frederik
heeft vervolgens hele infographics getekend en
3D-modellen gemaakt om alleen al inzichtelijk te
krijgen hoe de verschillende lagen en schachten
ten opzichte van elkaar gepositioneerd waren.
Dit was allemaal nodig om uiteindelijk het story-
board voor de animatie te kunnen schrijven.
r ogramma Onzichtbaar Nederland
Steeds was de uitdaging
om het verleden voelbaar
te maken in het landschap
dat we nu kennen
or Frédérik Ruys) om de ligging van schachten en lagen zichtbaar te maken. Figuur 4 - Beeld van de uiteindelijke animatie.
Figuur 1 - Pointcloud van een maquette van Maastricht.
30 | Geo-Info | 2017-1
Figuur 5a - Van storyboard ….
Figuur 5b - …naar animatie.
| 312017-1 | Geo-Info
Een andere prachtige historische dataset die
werd gebruikt is de CLIWOC (Climatological
database for the world’s oceans). Het is won-
derlijk om te bedenken dat we nu in staat zijn
om de routes van zeevaarders uit de gouden
eeuw op het scherm te toveren aan de hand
van gedigitaliseerde logboekgegevens over
windrichting en snelheid uit die tijd.
Naast data van universiteiten, de RCE (Rijksdienst
voor het Cultureel Erfgoed), het Kadaster en de
ministeries, waren wij in deze serie ook aangewe-
zen op mensen die vanuit hun passie de locaties
van bijvoorbeeld verdwenen kanalen, luchtwacht-
torens, windmolens of 3D-reconstructies van
middeleeuwse kastelen hebben gedigitaliseerd.
Ook hebben wij zelf de nodige kaarten ge-
georefereerd (herinrichtingsplannen, turfplassen
en molens die Leeghwater had bedacht om de
Haarlemmermeer leeg te pompen). In tegenstel-
ling tot Nederland van Boven is nu slechts éénmaal
gebruikgemaakt van GPS-loggers om zelf routes
op te nemen. Ditmaal fietste onze stagiair Bob
mee met de postbodes in de achterhoek, bij elke
brievenbus een waypoint makend. Met de ontwik-
keling van nieuwe technologieën in gedachten
op het gebied van het digitaliseren van analoge
kaarten, logboeken, foto’s of maquettes kunnen
we de komende jaren nog veel moois verwachten.
De juiste vorm
Het hebben van data is één ding. Bij het
voorbereiden van een animatie draait het ver-
volgens om het vertalen van de data naar een
visualisatievorm die het verhaal op een begrij-
pelijke wijze vertelt. Het was een uitdaging om
de juiste vorm te vinden voor de animatie die
het verhaal van afnemende reistijd per spoor
en over de weg vertelt. Eén manier om dit te
laten zien, is door middel van anamorfose: een
verkorting van de reistijd tussen twee plaatsen
wordt vertaald naar een verkorte afstand op
de kaart. Hoewel hier prachtige voorbeelden
van zijn, vonden wij dat de vertekening van de
vorm van Nederland die hierbij ontstaat voor
de kijker moeilijk te begrijpen zou zijn. Wij heb-
ben ervoor gekozen om de reistijd te visuali-
seren door middel van hoogte. Hoe verder de
reistijd daalde, hoe verder Nederland inzakte,
gezien vanuit een beginlocatie. Gebruik van
hoogte als visualisatiemiddel is ook gebruikt
in de animatie die de werking van pompen
na een flinke regenbui (KNMI-data) laat zien.
Voordat een animatie door bureau 422S kon
worden geproduceerd moest de timing en
cameravoering van begin tot eind doorgedacht
zijn en moest de data kloppen. Dit deden wij
aan de hand van storyboards.
In het maakproces was het continu een wis-
selwerking tussen redactie, regie, de zoge-
noemde ‘data-boys’ en de editors. Het was
bij deze serie van cruciaal belang om steeds
Vertalen van de data naar
een visualisatie-vorm
die het verhaal op een
begrijpelijke wijze vertelt
Figuur 7 - Cameravoering in storyboard.
Figuur 6 - Visualisatie van gasvelden en boorgaten.
32 | Geo-Info | 2017-1
goed op de hoogte te zijn van de verhaallijnen
en de overgangen tussen archiefbeelden,
camerabeelden en data-animatie. Er is dan ook
heel wat af gediscussieerd in de kelders van
het VPRO-gebouw waar de serie uiteindelijk in
elkaar is gezet. Aan het eind van de reeks uit-
zendingen kan ik terugkijken op een geslaagd
project. Uiteindelijk zijn er 3920 seconden
visueel spektakel gemaakt, verdeeld over in
totaal 83 animaties.
Tim Tensen is adviseur Ruimte &
Informatie bij Over Morgen.
Hij is te bereiken via
Figuur 8 – Storyboard.
Figuur 9 – Animatie.
| 332017-1 | Geo-Info
Dezer dagen worden we regelmatig geconfronteerd met
meningen die niet op feiten zijn gebaseerd. Dit is op zich niet
nieuw, maar wel verontrustend. Zeker omdat de verspreiding
via sociale media tegenwoordig sneller en verder gaat dan
voorheen. Zo hoor je ook steeds vaker de uitspraak ’Weten-
schap is ook maar een mening’. Verontrustend. Dat brengt me
bij de kaart. Zijn kaarten gebaseerd op feiten? Zijn kaarten
nog steeds de documenten met enige autoriteit van weleer?
Mark Monmonier’s boek ’How to lie with maps’ is hierbij niet
echt behulpzaam. Eenieder die het boek gelezen heeft, zal alle
kaarten met enig wantrouwen tegemoet zien. Is dat terecht?
Ja en nee.
Als kartograaf realiseer ik me natuurlijk dat er beperkingen
zijn. Soms weten we niet alles en moet je interpoleren of
extrapoleren om toch nog een duidelijke kaart te maken.
Dit eerste gebeurt dagelijks op weerkaarten waarvan het
totaalbeeld is gebaseerd op de waarneming van een aantal
weerstations. Ook weten we, als je naar een bodemkaart kijkt,
dat een grens tussen twee bodemeenheden in werkelijkheid
meestal niet een scherpe grens is tussen bijvoorbeeld zand en
klei, maar dat er een overgangszone tussen beide bodem-
soorten bestaat.
Soms is het nodig de feiten voordat ze afgebeeld worden
te bewerken. Een bekend voorbeeld is de choropleet-kaart
waarbij verschillende classificatiemethoden of een verschil-
lend aantal klassen gebruikt kan worden. Iedere aanpak zal
een ander ruimtelijk patroon opleveren. Er zijn overigens
optimale oplossingen mogelijk en daarom zien we als
kartografen deze kaarten niet als verkeerd. Ze zijn immers
gebaseerd op betrouwbare methoden en we realiseren ons
dat onder bepaalde omstandigheden de ene methode meer
geschikt is dan de andere. Zelfs een ’neutrale’ topografische
kaart levert bij verschillende gebruikers al een ander beeld van
het landschap op, dit afhankelijk van de achtergrondkennis
van de kaartlezer. En ook dit beschouwen we niet als verkeerd,
eerder nog als de kracht van de topografische kaart.
Toch waarschuw ik mijn studenten altijd om zeer kritisch
naar kaarten te kijken. Kunnen ze beredeneren waarom de
kaart eruitziet zoals deze doet. Mark Monmonier schreef
zijn boek niet voor niets. Soms zijn de fouten te wijten aan
onwetendheid (de standaard instellingen van software), soms
is de manipulatie bewust (omdraaien van kleuren rood-groen
bij veilig en gevaar) en soms zijn objecten bewust verplaatst
(misleiden van de vijand). Als je je bewust bent van deze
zaken, is er mee te werken.
Het ergste is wanneer je de gekozen aanpak probeert te
verantwoorden en je kaart in handen valt van samenzwering-
gezinde personen. Dan blijkt elk (wetenschappelijk) argument
zinloos. Dit overkwam mijzelf onlangs na een interview met
CNN. CNN benaderde mij in mijn capaciteit als president van
de International Cartographic Association en vroeg of ik iets
over de Mercator-projectie wilde vertellen. Natuurlijk deed ik
dit en legde keurig uit wat voor projectie het is (een cilinder-
projectie met zeer sterke vervorming aan de polen), waarvoor
de projectie was gemaakt (navigatie) en waarvoor je deze
juist niet moet gebruiken (als wandkaart in de klas). Boven-
dien heb ik ook nog aangegeven waarom deze projectie zo
populair is bij Google en co. (de eigenschap dat lengte- en
breedtegraden loodrecht op elkaar staan maakt dat je mak-
kelijk en snel voorbereide vierkanten (tiles) kan aanleveren
aan de mapservers). Slechts feiten zou je zeggen. Maar in het
interview werd ik geplaatst tegenover een meer activistische
mening die verkondigde dat de projectie gebruikt werd om
Afrika te kleineren. Als je dan met tegenargument komt dat
Afrika juist goed is afgebeeld maar de rest van de wereld
niet, richt je alleen maar meer schade aan. Ondanks dat CNN
enkel mooie interactieve kaarten genereerde waarmee de
gebruiker de effecten van verschillende projecties kan zien,
ging het toch mis. Binnen de kortste keren hadden allerlei
samenzweringswebsites (nep nieuws sites) verhalen over de
slechte Mercator-projectie overgenomen met koppen als “ICA
geeft toe dat westerse kartografen Afrika met opzet hebben
gekleineerd” en ook “ICA-president geeft Afrika-kaartfraude
toe”. De Facebookpagina van de Universiteit Twente waar
een link naar het CNN-interview stond had binnen de kortste
keren meer dan 40,000 hits. Dat is best veel voor een ‘weten-
schappelijke’ pagina.
En dit geeft ook aan waarom een wetenschapper met
een achterstand begint. Bovenaan in de column gaf ik
antwoord op mijn eigen vraag met “ja en nee”. Verwarrend?
Ik bedoelde te zeggen dat het antwoord niet zwart-wit is.
Meestal zeggen we “Ja, maar… ”, of “Nee, want...”. Nuance.
Maar het lijkt er sterk op dat mensen niet alleen zwart-wit
antwoorden willen, maar ook nog antwoorden die hen beval-
len. En dat lukt natuurlijk niet. Toch moeten we kaarten blijven
maken gebaseerd op feiten waarop geschikte kartografische
methodieken zijn toegepast zodat de (verstandige) kaartge-
bruiker de informatie kan begrijpen, in een context kan plaat-
sen en op waarde kan schatten. Is dat een naïeve gedachte?
Een kaart is een gefundeerde mening.
Prof.dr. Menno-Jan Kraak
ITC International Institute of Geo-Information Science and Earth Obeservation,
Department of Geo-Information Processing
Column
Een kaart is ook maar
een mening
Me
nn
o-J
an K
raak
34 | Geo-Info | 2017-1
Verslag
De jaarlijkse Jansoniuslezing, waarmee de Explokart onderzoeksgroep van de Afdeling Bijzondere Collecties
van de Universiteit van Amsterdam zich elk jaar presenteert, werd op 27 januari 2017 gehouden door
Günter Schilder, emeritus hoogleraar historische kartografi e. Zijn onderwerp was de Noord-Hollandse
kartografenschool, een verzamelnaam voor de kartografen uit de streek tussen Enkhuizen en Edam die
van 1580-1620 zeekaarten vervaardigden. Schilder heeft over dat onderwerp een monografi e geschreven,
Early Dutch Maritime Cartography, die ook bij deze bijeenkomst werd gepresenteerd.
De groep kartografen uit Noord-Holland bestond
in de eerste plaats uit Lucas Jansz. Waghenaer,
die met zijn Spieghel der Zeevaert (1584), Thre-
soor der Zeevaert (1592) en Enkhuizer Zeecaert-
boeck (1599) geschiedenis schreef – zijn werken
werden overal in Europa vertaald en nagevolgd.
Misschien minder belangrijk, maar zeker zo
indrukwekkend kaartmateriaal werd vervaardigd
door Cornelis Doedsz., Evert Gijsbertsz., Harmen
en Marten Jansz., Claes Pietersz. en Joris Carolus.
Om meteen een consistente ontwikkeling van de
maritieme kartografi e in de Nederlanden te kun-
nen geven, worden ook de in Amsterdam op het
gebied van de zeekaarten werkzame kartografen
in deze studie betrokken: Petrus Plancius, Willem
Barentsz. en Jan Huygen van Linschoten.
De maritieme kartografi e in noord Noord-Hol-
land begint met de productie van leeskaarten
oftewel zeil-aanwijzingen, waar kustprofi elen in
kunnen worden opgenomen en waar geleidelijk
aan ook zeekaarten aan werden toegevoegd.
Waghenaer vervaardigt voor het eerst een sys-
tematische atlas van West- en Oost-Europa met
kaarten op de uniforme schaal van 1:400 000,
verbonden met kustprofi elen en zeilaanwijzin-
gen. Bij de andere kartografen uit Enkhuizen en
Edam ging het meer om manuscriptkaarten op
groot formaat, op perkament, van Europa, de
vaart naar Amerika en op Indië. Ze werden zowel
uitgebracht voor gebruik aan boord – daar zijn
er slechts enkele van bewaard gebleven – als
voor representatieve doeleinden. In dat laatste
geval zijn ze prachtig versierd en – gelukkig –
ook bewaard. Maar helaas zelden in Nederland.
Het is de grote verdienste van Günter Schilder
dat hij in de laatste veertig jaar overal ter wereld
bij zijn bezoeken aan kaartverzamelingen door
de Noord-Hollandse kartografen vervaardigd
kaartmateriaal heeft weten te traceren, en dit nu
als een totaalproduct kon presenteren.
Bij die presentatie viel vooral op hoe knap veel
van de bewaarde representatieve manuscript-
kaarten waren gedecoreerd, met vignetten,
landschapstekeningen of allegorieën, vaak aan
de hand van bestaande gedrukte voorbeel-
den. Schilder heeft die voorbeelden weten te
Jansoniuslezing 2017: de Noord-Hollandse kartografenschool
De monografi e Early Dutch Maritime Cartography.
| 352017-1 | Geo-Info
traceren, en op die manier ook vastgesteld tot
welke gedrukte bronnen de Noord-Hollandse
kartografen toegang moeten hebben gehad
moesten – hoe dat materiaal echter in Edam en
Enkhuizen terecht kwam is nog niet duidelijk.
Geleidelijk aan gaat de kaartproductie van
Edam en Enkhuizen over naar Amsterdam –
eerst werkt men voor Amsterdamse uitge-
vers, later verhuist men ook daarheen – de
voordelen van schaal, contact met andere
kartografen en direct toegang tot bronnen
werden blijkbaar steeds belangrijker.
Na afl oop van de lezing bood Schilder het
eerste exemplaar van zijn boek aan aan
kapitein ter zee M.C.J. van der Donck, chef der
Hydrografi e van de Nederlandse Zeestrijd-
krachten. In zijn dankwoord verwees Van der
Donck naar het feit dat de mensen van zijn
dienst (opgericht in 1860 in Batavia) de rol van
de Noord-Hollandse kartografen nu hebben
overgenomen.
De lezing werd gehouden in de Doopsgezinde
Singelkerk, waar meer dan 200 belangstellenden bij-
eenkwamen. Na afl oop werden ze met een drankje
ontvangen aan de Oude Turfmarkt, bij de Afdeling
Bijzondere Collecties van de UvA, waar de Explokart
onderzoekgroep onderdak heeft gekregen.
Ferjan Ormeling
Prof. Schilder (rechts) overhandigt het eerste
exemplaar van zijn nieuwe boek aan kapitein ter
zee Van der Donck.
Recordaantal nieuwe woningen onder NAP
In de laatste tien jaar is er een recordaantal
woningen onder NAP gebouwd, terwijl de
zeespiegel blijft stijgen. Dat komt vooral
door een tekort aan woningen en bouw-
grond boven NAP. Het Planbureau voor de
Leefomgeving wil daarom meer bewustzijn
creëren over de risico’s van bouwen onder
NAP. Volgens het bureau gaan economi-
sche belangen vaak boven de gevolgen van
overstromingsrisico’s. Meer dan 25 procent
van alle woonhuizen in Nederland komt
bij overstroming onder water te staan.
Ook grote delen van Friesland en Gronin-
gen liggen onder NAP.
Toch zijn er zowel in de Randstad als in het
noorden genoeg plekken waar je naartoe kunt
vluchten als het je echt te nat onder de voe-
ten wordt, zegt Esri-directeur Ed van Ingen.
Zijn bedrijf maakte een digitale kaart waarop
iedereen kan zien of zijn eigen woning boven
of onder zeeniveau ligt. Van Ingen wijst erop
dat liefst een derde van alle woningen die
tussen 2000 en 2010 zijn gebouwd onder NAP
ligt. Van de woningen uit de periode na 1960
is dat maar 25 procent. “Dat heeft ermee te
maken dat veel Vinex-wijken en nieuwbouw-
locaties eigenlijk oude polders zijn en onder
NAP liggen.”
Of het een verstandige zet is om steeds meer
onder NAP te bouwen is nog maar de vraag,
zegt Joost Knoop, senior wetenschappelijk
onderzoeker bij het Plan Bureau voor de Leef-
omgeving. “Als het mis gaat, gaat het heel erg
mis en dan is dit soort gebouwen als eerste aan
de beurt om onder te lopen. Maar we bouwen
er ook niet voor niets; we verdienen heel veel
geld in het gedeelte van Nederland dat echt
kan overstromen.. In het zogenaamde overstro-
mingsgevoelige gebied wordt 70 procent van
het BNP verdiend.”
Thijs Baas in Esri GIS nieuwsbrief, december 2016.
36 | Geo-Info | 2017-1
OPEN k a a r t
Onder deze titel publiceerde de New
York Times op 28 november 2016
een artikel over de grenswijziging in
de Maas die op die dag door beide
landen werd ondertekend. Bij dit
artikel een kaartje dat de situatie
voor de Amerikaanse lezer inzichtelijk
maakt. Benieuwd naar de weergave in
de Nederlandse en Belgische media
ontdekten wij dat die Amerikanen
best genuanceerd verslag kunnen
doen over een buitenlandse kwestie.
Jan-Willem van Aalst
(imergis.nl en opentopo.nl):
Hoe rijk de kartografische traditie van zowel
Nederland als België ook mag zijn, vergele-
ken met de toelichtende kaart van de New
York Times is de rest toch weinig meer dan
prutswerk. Zo heeft de kartograaf van de NYT
(die, laten we eerlijk zijn, de enige is die echt
neutraal naar het bericht kijkt), ingezien dat
deze grenswijziging vraagt om een kwartslag
kanteling van het kaartbeeld: onze monitoren
zijn tenslotte ook breedbeeld. Hoezo noord
altijd boven? Naast een keurig gedimde lucht-
foto, die voor de nieuwsgierigen die dat willen
vele details toont, dacht de kartograaf ook aan
standaard elementen zoals een heldere aandui-
ding van de typen grenslijnen, een noordpijl,
een schaalbalk, én een indexkaartje met zowel
Nederland als België! Daar kan een mens nog
‘ns wat van leren. Een parel van een kaartje bij
een parel van een grenswijziging. Laten we
de vele gekke gemeentegrenzen die we nog
hebben (denk aan Ommen/Hellendoorn/
Twenterand en Vlissingen/Borsele) ook zo gaan
oplossen (Baarle-Hertog zal niet haalbaar zijn).
Dat maakt niet alleen het leven van kartografen
een stuk prettiger, maar ook van vele ruimtelijke
planvormers en bestuurders.
Marijn Bosma
(BosmaGrafiek.nl):
Het gaat hier om de uitruil van drie schierei-
landjes die lange tijd aan de overkant van de
Maas lagen. Strikt genomen waren het geen
‘enclaves’, maar in de praktijk waren deze rafel-
randen lastig bereikbaar vanuit hun respec-
tieve moederlanden. De nieuwe landsgrens
is nu opnieuw vastgelegd op de middenlijn
van de huidige Maas. Is dat een wijs besluit?
Het lijkt mij dat deze grens houdbaar is tot het
moment dat de Maas de ruimte krijgt om haar
grillige loop te hernemen.
De tussenstand-van-dit-moment is op ver-
schillende manieren gevisualiseerd. Het kaartje
van de New York Times biedt meer details én
meer overzicht dan de kaartjes in de Neder-
landse en Vlaamse media. Eigenlijk snapte ik
het VRT-kaartje pas nadat ik het kaartje van de
New York Times had gelezen…
RTLZ en NOS noemen op hun kaartjes slechts
twee van de drie schiereilanden. Op het NOS-
kaartje is wel een leuk kaasvlaggetje geplant
op de nieuwe landaanwinst! Maar waarom
dan niet ook een Belgisch vlaggetje op het
‘verloren land’ zoals in het VRT kaartje? RTLZ
noemt in haar tekst dat het noordelijkste
schiereilandje vijftien voetbalvelden groot
is. Het zou extra informatief zijn als ze op het
Belgium and the Netherlands Swap Land, and Remain Friends
Kaart New York Times.
Kaart NOS.
| 372017-1 | Geo-Info
kaartje een legendavlakje hadden toegevoegd
ter grootte van een voetbalveld.
Winifred Broeder
(landkaartje.nl):
Het kaartje uit de NYT valt op. Amerikanen, die
denken toch dat Kinderdijk in Amsterdam ligt?
Bij het zien van het kaartje over de grenswijzi-
ging bij de Maas vraag ik mij af in hoeverre dit
vooroordeel klopt. Het beeld vult ondanks de
eenvoudige opzet het artikel inhoudelijk aan en
vermeldt de relevante geografische namen. Ook
de grafische uitwerking deugt. De weggedrukte
luchtfoto, duidelijk kleurverschil in bestaande
en nieuwe grens, consequent doorgevoerd
onderscheid in typografie en de complete
randinformatie maken dat je snel ziet wat de
grenswijziging inhoudt. Simpel toch, zou je zeg-
gen. Maar als je de kaartjes van wat Nederlandse
en Belgische media bekijkt, blijkt dat toch nèt
even anders te liggen. De sites NOS.nl en RTLZ.
nl tonen slechts een deel van het gewijzigde
grensgebied. De Redactie.be is wat dat betreft
beter, alhoewel ook dat kaartje geen namen
van eilanden toont en in verhouding een erg
groot overzichtskaartje heeft. Het NRC liet alleen
wat foto’s zien van de betreffende vrijplaatsen.
Trouw plaatste een door de provincie Limburg
gemaakt filmpje met daarin goede achter-
grondinformatie, maar een snelle indruk van de
grenswijziging ontbreekt.
Links• New York Times: nyti.ms/2iwxw2Y.
• NOS: bit.ly/2iwxUyk.
• RTLZ: bit.ly/2jEDPOX.
• Redactie.be: bit.ly/2iwzSig.
• Zie ook Geo-Info nummer 2, 2016, p. 22-23.
Kaart RTLZ.
Kaart Redactie.be.
Voorbeeld?
Onze collega’s van het Verband Deutscher
Vermessungsingenieure gaven ook voor
2017 in pdf via hun website een wandka-
lender uit.
Rechts daarop prijken vijf omslagen uit
2016 – dat wel - van hún vaktijdschrift VDV-
magazin. (‘Wer einen Wandkalender benötigt
kann den Druck in beliebiger Größe selbst
organisieren.‘)
GIN heeft in Nederland nog geen behoefte
daaraan geconstateerd, al zijn ook onze tijd-
schriftomslagen het waard!
Redactie Geo-Info
38 | Geo-Info | 2017-1
Hoe in Alkmaar de BGT-victorie begon...In Alkmaar werd op 9 november 2016 opnieuw een historische mijlpaal bereikt: Alkmaar volledig in de LV opgenomen.
-
-
Livegang
-
-
-
-
-
advertorial
| 392017-1 | Geo-Info
---
-
-
Beheerfase
-
-
-
-
--
--
-
advertorial
40 | Geo-Info | 2017-1
1931 IN ‘S-HERTOGENBOSCH
21 & 22 NOVEMBER
GEOBUZZ 2017
Op dinsdag 21 en woensdag 22 november vindt de vierde editie van GeoBuzz plaats. Hét evenement voor professionals op het gebied van geo-informatie. GeoBuzz vindt dit jaar wederom plaats in congrescentrum 1931 in ’s-Hertogenbosch. Inmiddels een vertrouwde locatie met kwalitatief hoogwaardige beursmogelijk-heden en uitstekende congresfaciliteiten. De voorbereiding voor GeoBuzz 2017 is momenteel in volle gang. Het congresprogramma is in voorbereiding en beursplaatsen kunnen vanaf nu gereserveerd worden. Uw tips en suggesties voor het programma zijn van harte welkom.
ONDERWEG NAAR GEOBUZZ 2017
BEURS De beursplattegrond voor GeoBuzz 2017 is op onze website gepubliceerd. Beurs-plaatsen kunnen vanaf heden gereserveerd worden. De beurs biedt naast de normale standplaatsen diverse extra mogelijkheden, zoals het Innovatieplein en een StartUp Zone. Daarnaast zijn er speciale sponsor zones voor mooie plaatsen.
BEGEOIn Brussel vindt op 16 maart as. de tweede BeGeo plaats. Dit is de Belgische variant van GeoBuzz. Nederlandse bedrijven zijn welkom als exposant. Ook deelnemen aan het congres is de moeite waard. Er is een gevarieerd programma. Ga eens de grens over en bezoek BeGeo. Voor meer info: www.begeo.be.
Gemiddelde waardering is een 7,2 (in 2015 was dit 7,1).
Samenstelling van de 1.584 aanwe-zigen: 20% overheid, 22% exposan-ten, 39% bedrijfsleven en 19% onderwijs.
95% van de geënquêteerden geeft aan in 2017 weer naar GeoBuzz te komen.
De omvang en de breedte van het programma wordt goed gewaar-deerd, evenals de opzet en het aanbod van de beurs.
De aanwezigheid van studenten wordt als waardevol ervaren.
De opening werd matig bezocht. Uit de enquête blijkt wel dat een plenaire opening belangrijk wordt gevonden.
SAMENVATTING 2016
WWW.GEOBUZZ.NL | [email protected]
| 412017-1 | Geo-Info
Het schemert. De wind begint zachtjes te waaien en
streelt je wangen. Ondanks dit ogenschijnlijk teder en bemoe-
digend gebaar ben je toch wat op je hoede. Je had immers
allang op plaats van bestemming moeten zijn. Met de kaart in
je handen kijk je naarstig om je heen. Waar is toch die Tempel
van Zelfinzicht waarna je rechtsaf moet slaan bij de Rots van
Zelfstandigheid en dan rechtdoor richting je eindbestem-
ming: de Woestijn van Zingeving? Je loopt door terwijl de
duisternis toch echt begint in te vallen. En blijkt de plattegrond
in je handen niet écht helemaal te kloppen. Waar heb je
deze kaart eigenlijk gekocht? Even feedback geven aan de
kartograaf, want dit is echt heel onhandig. Dan maar op
gevoel je weg proberen te vinden. En dan… BAM!... met je
snufferd in het Moeras van Kortdurende Misère….Je trekt
jezelf er snel uit (natuurlijk, anders heet het geen Moeras van
Kortdurende Misère). Na even rondkijken zie je lichtgevende
paddenstoeltjes langs het pad. Daarop staat: ‘Toren van Tevre-
denheid – nog maar acht bochten!’. Dat klinkt als een prettige
bestemming en je besluit de lichtgevende paddenstoelen
te volgen. Kort daarna klop je aan bij de Toren en als de deur
opengaat, word je verwelkomd door de gloed van een open
haardvuur, gezellige geroezemoes en een geurende maaltijd.
Met een glimlach stap je over de drempel.
Verfrissend, dit soort beschrijvingen van non-geografische
plekken. Dit type plattegronden en kaarten, zijn visualisaties
van zaken die we niet rechtstreeks met onze ogen kunnen
waarnemen. We zijn er vaak wel geweest en we kunnen de
tekenen dat we er zijn geweest ook wel verwoorden, maar de
plek zelf omschrijven, dat is lastig. Ten minste, ik neem aan dat
we allemaal wel een keer in de Toren van Tevredenheid zijn
geweest, zonder dat we het als object kunnen omschrijven.
Een dergelijke plek is ook de Romantische Liefde, en dan
bedoel ik de huidige romantische liefde. Ik bedoel de liefde
die je bloed laat borrelen van opgetogenheid en je huid laat
schitteren van plezier. Dit type romantische liefde in de kern
is ongrijpbaar en daarom een uitdaging om te visualiseren in
een kaart. Hoewel….rond 1645 heeft Madeleine de Scudéry
een poging gedaan om haar land van de liefde vast te leggen
in Carte du pays de Tendre. De kaart bestaat voornamelijk uit
wateren en steden. De reis begint bij de stad Nieuwe Vriend-
schap. Dan zijn er twee routes: één naar de stad van Erkenning
en de ander naar de stad van Waardering. De routes bestaan
uit verschillende rustpunten bijvoorbeeld de dorpen Respect,
Groot Hart en Goedaardigheid. Een foute keuze is naar het
zuiden richting de Rotsen van Hoogmoed.
Ruim honderd jaar later heeft Johann Gottlob Imma-
nuel Breitkopf het iets groter aangepakt door Das Reich
der Liebe (1777) uit te brengen. Niet één enkel land komt
aan bod, nee, het Rijk beslaat maar liefst zeven landen.
Te beginnen met het Land van de Jeugd, waar men onder
andere het Kusveldje, de Bron van Plezier en het Kasteel
van de Waarschuwing vindt. Men reist onverbiddelijk door
en kan terechtkomen in het Land van Rust, het Land van
Treurende Liefde, het Land van Lust, het Land van Geluk-
kige Liefde, Vrijgezellen Land of het Land van Obsessies.
In het Rijk zijn meren, bergkammen, rivieren, moerassen,
woestijnen en steden aanwezig met duidelijke bena-
mingen. Het is een uitgebreide en gedetailleerde kaart.
En bijna objectief zou ik zeggen. Maar goed, Johann was
geïnteresseerd in wiskunde, dus heel verbazingwekkend is
dat dan ook niet.
Een minder objectief beeld schetst de kaart Open
Country of a Woman’s Heart (tussen 1833-1842) uit de Ver-
enigde Staten door D.W. Kellogg. Poeh, dat is niet niks,
hoor. Het grootste deel van het vrouwenhart bestaat uit
Egoïsme, Liefde voor Bewondering, Liefde voor Etaleren
en Liefde voor Jurken. Daarnaast blijken ook de grootste
wateren ‘Sea of Wealth’ en ‘Lake of Self concern’ te zijn.
En we weten allemaal, zonder water geen leven, dus
dit geeft niet het meest positieve beeld van een vrouw.
Gelukkig biedt de regio van Sentiment nog enig soelaas.
Helaas wordt deze aan alle kanten omringt door een rede-
lijke afschrikwekkende bergrug die niet héél makkelijke
te passeren lijkt. Tja…doorzettingsvermogen en briljante
navigatie waren onontbeerlijke kwaliteiten voor een man
om de uiteindelijke City of Love te mogen betreden.
Hoe zou een liefdeskaart anno 2017 er uitzien? Misschien
is een Emotional Positioning System handig om Liefde in kaart
te brengen. Geen angst om te verdwalen en met één druk
op de knop nieuwe gebieden vastleggen. Of zou er toch wat
schoonheid verloren gaan van de ontdekkingstocht in de
Liefde? Zouden we werkelijk beter af zijn zonder het land van
Liefdesverdriet? Of is het net als backpacken in de verre stre-
ken? Sommige ervaringen zijn schokkend, pijnlijk of gewoon
moeilijk, (hoewel Facebook hier niks over rept). Misschien
zorgen die ervaringen juist voor meer waardering voor andere
delen en routes van de Liefde. Wat zou u doen: ronddolen of
de kortst mogelijke route kiezen?
Tsoefiet van Beuningen
Assistent-onderzoeker bij Laboratory of Geo-information Science and Remote Sensing
van Wageningen University and Research
Column
Tso
efi
et
van
Be
un
ing
en
Emografie
42 | Geo-Info | 2017-1
Verslag
Ter gelegenheid van de 75e verjaardag van de CIA zijn 130 van de door deze dienst vervaardigde kaarten op
het web gezet en in te zien bij tinyurl.com/jnaff ra.
De selectie van deze kaarten is dusdanig dat
er een representatieve keuze uit elke periode
is gemaakt, middels tien tot twintig kaarten
uit elk decennium. De geschiedenis van de
CIA wordt geacht begonnen te zijn met het
Offi ce of Strategic Services, dat in 1942 werd
ingesteld. Uit de eerste periode, de jaren veer-
tig van de vorige eeuw, stamt bijvoorbeeld
bijgaande kaart van de verdeling van Italianen
en Joegoslaven in het gebied rond Triëst.
Deze kaart is vervaardigd ten behoeve van
de onderhandelingen over de nieuwe grens
tussen Italië en Joegoslavië na de Tweede
Wereldoorlog.
Uit de overige perioden zijn er bijvoorbeeld
kaarten van Vietnam uit de jaren vijftig, van
Cuba in de jaren zestig (met Russische raketten),
van de Bantoestans uit de jaren zeventig, van
Moskou (met andere maten dan de offi ciële
maar vertekende Sovjet-Russische plattegron-
den!) uit de jaren tachtig en van de opdeling van
de Sovjetunie in de jaren negentig. Uit de eerste
tien jaar van de 21e eeuw zijn er kaarten van de
verspreiding van de Koerden, van Syrië en de
Golan en uit het tweede decennium kaarten
van de geleidelijke versnippering en kolonisatie
van de West Bank (opmerkelijk dat de CIA deze
kaart erbij gezet heeft, gezien de denkbeelden
van president Trump). Daar tussendoor zitten
ook foto’s van presidenten of veiligheidsadvi-
seurs, zoals Kennedy, Reagan, generaal Powell
en Condoleezza Rice die tijdens briefi ngs of
persconferenties plaatsen aanwijzen op door de
CIA vervaardigd kaartmateriaal.
Naast de kaarten is er een serie van meer dan
tweehonderd foto’s van kartografi sch gereedschap,
gebruikt in de eerste tien jaar dat de kartografi sche
afdeling van de CIA operationeel was. Het gereed-
schap bestaat uit (trek)pennen, (reken)linealen,
verdeelpassers, gradenbogen, coördinatografen
en zelfs gummetjes. Hoewel de kartografi sch
Kaarten van de CIA
CIA-kaart van de verspreiding van Italiaans- en Sloveenstaligen rond Triëst.
Kaart van Cuba vervaardigd tijdens de Cuba-crisis.
Kaart van het Konardal in Afghanistan.
| 432017-1 | Geo-Info
Cartodag 2017
Open is gratis; ja toch, niet dan?In Nederland is de beschikking over gratis, vrij downloadbare geodata vanzelfsprekend aan het worden.
Loop je toch nog tegen een betaalmuur of een gesloten dataset aan, dan is dat meer uitzondering dan regel.
Dat er gretig gebruik wordt gemaakt van open data, blijkt onder andere uit de download-statistieken van
PDOK. Dit moet haast wel van invloed zijn op de kaartproductie in ons land.
Op de Cartodag 2017 staat de invloed van open
geodata op de kaartproductie centraal. Wie zijn
er met deze open data aan de slag? Is er een
explosieve toename te bespeuren van kaarten in de
media of valt dat juist tegen? Hoe ga je het beste om
met de diverse dataformaten? Wat valt er te zeggen
over de kwaliteit van de gegevens en last but not
least: welke invloed heeft dit alles op de workfl ow?
Aan de hand van wat theorie, maar vooral door
aansprekende praktijkvoorbeelden laten wij ons
licht schijnen op de stand van zaken anno 2017.
De Cartodag 2017 vindt plaats op 15 maart in het
recent geopende Timmerhuis in het centrum van
Rotterdam. We zijn daar te gast bij de gemeente
Rotterdam, die deze prachtige locatie beschikbaar
heeft gesteld. In de zaal is plaats voor maximaal
90 deelnemers, dus wacht niet te lang met
aanmelden! De toegangsprijs is € 40 p.p. en
de eerste twintig studenten die zich aanmelden
betalen slechts € 15 p.p. Meer informatie en
aanmelden op www.cartodag.nl.
Heb je zelf een nieuwe werkwijze bedacht, een
bijzondere ervaring met open geodata of heb je
er een kaart mee gemaakt? We horen graag jouw
verhaal! Er is gelegenheid voor het geven van
een presentatie, workshop of zeepkist-presentatie.
Sprekers kunnen zich aanmelden op cartodag.nl
of per mail: [email protected].
Auteur: Winifred Broeder. Foto’s: Marga te Woerd.
tekenaars in de praktijk in de Verenigde Staten met
andere instrumenten werkten dan hun collega’s in
Europa, zorgt deze verzameling afbeeldingen toch
ook hier voor een gevoel van nostalgie.
Het zijn over het algemeen geen controversiële
kaarten, er ontbreekt bijvoorbeeld grootschalig
kaartmateriaal over militaire acties. Er zitten veel
economische kaarten tussen, om de staatslie-
den een idee te geven van het potentieel van
bepaalde gebieden en, met hetzelfde doel, ook
kaarten van de bevolkingsdichtheid. Daarnaast
wordt de grootste groep van thematische
kaarten gevormd door kaarten van de etnische
samenstelling van de bevolking van de Kauk-
asus, Slovenië en Centraal-Azië. Maar veel van
dit materiaal zouden we ook in schoolatlassen
kunnen aantreff en; de Bosatlas heeft bijvoorbeeld
ook kaarten van de etnische samenstelling van de
bevolking in Bosnië, de Kaukasus of Centraal-Azië.
Dat geeft al aan dat we deze kaarten niet als echt
geheim kaartmateriaal kunnen betitelen.
Ook kartografi sch gezien zijn de kaarten traditi-
oneel, de 3D-kaarten van Afghanistan misschien
uitgezonderd. Maar het is een aardige collectie
die toch ook voor de wereldgeschiedenis van de
laatste 75 jaar een goede begeleiding vormt.
Ferjan Ormeling
Entree met Marcel Wolters, Cartodag 2016. Tot ethische keuzes verleid door Arnold Bregt, Cartodag 2016.
Tjeerd Tichelaar is op ‘Bosatlas-wijze’ de Map-
Challenge aangegaan, Cartodag 2016.
44 | Geo-Info | 2017-1
De artikelen zijn gebaseerd op de meer
uitgebreide, Engelstalige, versies. De bij-
behorende software is vrij beschikbaar; zie
varioscale.bk.tudelft.nl/software/. Hiermee
is het vario-schaal geo-informatie concept
van het meer theoretische startpunt (met
zeer bescheiden eerste prototype zowel qua
kwaliteit als omvang) nu doorgegroeid naar
een meer volwassen oplossing, klaar om in de
praktijk ingezet te worden. Hierdoor komt het
hoofddoel van het onderzoek heel dichtbij:
het realiseren van een paradigmaverschuiving
van gebruik van serie discrete kaartschalen
naar gebruik van geïntegreerde vario-schaal
representatie.
Verschillende manieren
van representatie
Sinds de introductie van het concept van
vario-schaal geo-informatie is de inhoudelijke
kaartkwaliteit een punt van aandacht geweest.
De tGAP structuur (een hiërarchische vlak-
kenpartitie) was oorspronkelijk alleen geschikt
voor de representatie van vlakobjecten. Dat is
lastig voor meer kleinschalige representaties
van wegennetwerken, die doorgaans een
lijnrepresentatie gebruiken voor de wegen.
Daarom is de tGAP structuur uitgebreid met
de expliciete representatie van lijnobjecten
en dit is nu voor het eerst ook daadwerkelijk
geïmplementeerd (eerder was al aangeven
dat dit mogelijk was, maar nog niet uitge-
voerd). Het vullen van de tGAP structuur is
het resultaat van een generalisatieproces. In
eerdere tGAP prototypen werd er hierbij geen
kennis over het wegennetwerk (structuur: con-
nectiviteit, hiërarchie) meegenomen, wat tot
kwalitatief minder goede representaties leidde
op de midden en kleinere schalen. In dit artikel
wordt beschreven hoe wegennetwerken
kwalitatief wel goed meegenomen kunnen
worden in een vario-schaal representatie.
Voor andere onderzoekers en ontwikkelaars
van wegennetgeneralisatie is het hoofddoel
meestal om van de ene vaste schaal (groot-
schalige brondata) naar een andere vaste
schaal te komen (midden- of kleinschalige
data). Dit kan dan leiden tot behoorlijk grote
verschillen in inhoud en weergave van twee
opeenvolgende kaartschalen. Bijvoorbeeld,
een plotselinge verandering van de repre-
sentatie van wegdelen als vlakken op de ene
schaal naar lijnen op de volgende (kleinere)
schaal. Of het weglaten van een bepaalde
categorie wegen. Deze grote veranderingen in
opeenvolgende kaartinhoud kunnen gebrui-
kers verwarren bij het in- of uitzoomen; zie
figuur 1. Daarom richten wij ons op een meer
geleidelijke generalisatie van het wegennet
voor het gehele schaalbereik, van de meest
grootschalige representatie waar wegen
worden voorgesteld als vlakken, tot midden-
en kleinschalige representaties waar wegen
steeds vaker worden voorgesteld als lijnen.
Het gevolg van deze geleidelijke aanpak is dat
er een tussenliggend schaalbereik is, waarbij
tegelijkertijd sommige wegen nog worden
gerepresenteerd als vlakken, terwijl andere al
als lijnen worden gerepresenteerd. We hebben
een nieuw datamodel, met bijbehorende
datastructuur en software ontwikkeld, waarin
voor alle kaartobjecten, een bereik/range
van geldige kaartschalen wordt opgeslagen.
Zo’n vijf jaar gelden is voor het
eerst in Geo-Info het concept
van vario-schaal geo-informatie
beschreven (Van Oosterom en
Meijers, 2012). In dit eerdere
artikel werd de eerste echt
geleidelijke vario-schaal structuur
gepresenteerd: een delta schaal
geeft een delta in de kaart (en
hoe kleiner de delta schaal
hoe kleiner de delta kaart).
De afgelopen vijf jaar is er veel
R&D verricht om het concept
van vario-schaal geo-informatie
te realiseren: ontwikkelen van
prototypen en testen met
echte data. In het kader van het
Open Technologieprogramma
(OTP van STW, Stichting
Technische Wetenschappen [1])
project 11185 ‘Vario-scale geo-
information’ is er de afgelopen
jaren veel vooruitgang geboekt.
De belangrijkste resultaten zullen
in een serie beknopte artikelen
worden gepresenteerd. Dit is het
eerste artikel in de serie.
Door Radan Šuba, Martijn Meijers en
Peter van Oosterom
Wegennetwerken in vario- s
Figuur 1 - Twee kaartfragmenten van opeenvolgende stappen uit OpenStreetMap (OSM, links de meer
gedetailleerde representatie, bedoeld voor grotere kaartschaal). Merk op dat alleen het water en het
wegennet worden weergegeven, beide komen rechtstreeks uit de oorspronkelijke multi-schaal OSM-
database zonder enige verandering aan inhoud (styling: MapBox Studio).
| 452017-1 | Geo-Info
Dit model is gebaseerd op de geïntegreerde
en expliciete voorstelling van twee basis-
structuren: (1) een hiërarchische vlakkenpartitie
(tGAP) en (2) een lineair wegennetwerk. Hier-
door kan tijdens het generalisatieproces de
kennis van het lineaire wegennetwerk worden
meegenomen voor betere beslissingen bij
vullen van deze vario-schaal structuur.
Generalisatie van het wegennetwerk
De wegen, als lineaire infrastructuur objecten,
zijn de ‘ruggengraat’ van velen kaarttypes.
Ze verbeteren de leesbaarheid van kaarten en
helpen gebruikers te oriënteren. Vaak is ook de
wegennetwerkgeneralisatie een eerste basis
voordat andere topografische generalisatie
kan plaatsvinden en is dus een fundamentele
operatie in het totale proces van de kaart- en
databaseproductie [3]. Op grootschalige
kaarten in landen zoals Nederland, België,
Engeland of Tsjechië, worden wegdelen door
vlakgeometrie gepresenteerd. Gezamenlijk
vormen alle wegdelen het wegennetwerk.
Deze gebieden vormen een impliciete
wegennetwerkgraaf bestaande uit knopen en
verbindingen. Op kleinschalige kaarten worden
de wegdelen gerepresenteerd door lijngeome-
trieën. Deze lijnen corresponderen direct met
de verbindingen van de wegennetwerkgraaf.
De overgang van een vlakrepresentatie naar
een lijnrepresentatie kan worden gerealiseerd
via een algoritme, dat de hartlijn (of meer
algemeen, het skelet) van een vlak berekent.
Bijvoorbeeld via het eerder gepubliceerde
SplitArea algoritme [4]. Hierbij moet er dan wel
op worden gelet dat het geheel weer een cor-
recte vlakkenpartitie wordt; effectief worden
de buurvlakken dan iets groter.
Op kleinere kaartschalen kan bij generalisatie
van het wegennetwerk het accent liggen op:
(1) de lineaire wegrepresentatie zelf; of (2) de
gebieden tussen de wegen (zoals begrensd
door minimale wegcycli, die bijvoorbeeld
delen van bebouwde kom, bos of terrein
representeren). Beide aanpakken hebben hun
eigen voor- en nadelen [5] en in onze aanpak
worden ook beide toepast.
Granulariteit
We noemen de hoeveelheid kenmerken (objec-
ten) die veranderen in één stap van het genera-
lisatieproces, de granulariteit. Hierbij onderschei-
den we de volgende niveaus:
• Grove granulariteit, wanneer alle betrokken
objecten, bijvoorbeeld alle wegen, tegelijk
worden verwerkt (weggelaten).
• Gemiddelde granulariteit, wanneer alle
objecten van een bepaalde (sub)klasse
tegelijk worden verwerkt, bijvoorbeeld, alle
lokale wegen met zelfde maximumsnelheid
worden verwijderd.
• Fijne granulariteit wanneer één enkel object
wordt verwerkt, bijvoorbeeld een specifieke
doodlopende weg wordt verwijderd.
• Fijnste granulariteit, wanneer een deel van
één object wordt verwerkt, bijvoorbeeld één
wegdeel wordt verwijderd.
Omdat we in het vario-schaal concept streven
naar meer geleidelijke overgangen zonder
visuele schokken, moeten de veranderingen
zo klein mogelijk zijn. In ons geval is de fijnste
granulariteit dan optimaal. Hierbij passen
we dan operaties toe per wegdeel, wat kan
resulteren in een enkele weg die op bepaalde
schaalniveaus kan bestaan uit delen van
verschillende aard: zowel lijnen als vlakken;
zie figuur 2.
Classificatie van wegdelen
(schaal onafhankelijk)
De wegdelen worden geclassificeerd op basis
van hun rol in het wegennetwerk. Omdat de
ruimtelijke representatie kan verschillen (vlak/
face, lijn/edge, punt/node), moeten zorgvul-
schaal structuren
Face A
Face B
Figuur 2 - Fijnste granulariteit bij generaliseren van een weg op basis van verschillende wegdelen: van vlakken op de meest gedetailleerde schaal (links) via
gemixte representatie ‘halverwege’ (midden) naar lijnen op de uiteindelijke schaal (rechts).
Figuur 3 - Een viertal wegdelen gedurende de generalisatie: in de planaire partitie (bovenste rij) en in de
wegennetwerkgraaf (onderste rij: cirkel=kruising, rechthoek=verbindingsweg).
Face A
Face B
Face A
Face B
A
B C
D
A
bC
D
a
bC
D
a
bc
d
B C
D
A
B C
D
A
B C
D
A
B C
D
A
(a) (b) (c) (d)
46 | Geo-Info | 2017-1
dige definities worden gegeven op basis van
het aantal incidenties met andere wegdelen
(onafhankelijk van het type ruimtelijke repre-
sentatie):
• Een wegdeel is geclassificeerd als geïsoleerd
wanneer het geen incidenties heeft met
andere wegdelen.
• Een wegdeel is geclassificeerd als doodlo-
pend wanneer het precies één incidentie
heeft met een ander wegdeel. Het wordt
gerepresenteerd door of een vlak (face) of
een lijn (edge) in de topologische data-
structuur.
• Een wegdeel is geclassificeerd als ver-
bindingsweg wanneer het precies twee inci-
denties heeft met andere wegdelen. Het
wordt gerepresenteerd door of een vlak
(face) of een lijn (edge) in de topologische
datastructuur.
• Een wegdeel is geclassificeerd als kruising
wanneer er meer dan twee incidenties zijn
met andere wegdelen. Het wordt gerepre-
senteerd door of een vlak (face) of een punt
(node) in de topologische datastructuur.
De classificatie van de wegdelen en hun rol
in het wegennetwerk is van belang omdat
in het generalisatieproces, het vullen van de
tGAP structuur, er afhankelijk van de rol een
beslissing wordt genomen. Hoewel dus de
ruimtelijke representatie van een wegdeel kan
veranderen, bijvoorbeeld van vlak naar lijn,
blijft de classificatie als verbindingsweg gelijk
(voor en na deze verandering); zie figuur 3.
Vullen tGAP structuur
Het basisgeneralisatieproces om de inhoud
voor de vario-schaal datastructuur te gene-
reren is gebaseerd op het generieke tGAP-
principe [6]: begin met de meest grootschalige
representatie -in een vlakkenpartitie- en zoek
steeds naar het minst belangrijke vlakobject en
pas generalisatie-operaties toe (verwijderen/
samenvoegen, hartlijn berekenen/splitsen,
betrokken edges versimpelen, enzovoorts)
en blijf dit herhalen. Bij het vaststellen van de
belangrijkheid van de objecten, bij de keuze
welke generalisatie-operaties toe te passen en
bij het vinden van meest compatibele buur,
wordt kennis van de wegennetwerkgraaf
meegenomen. Afhankelijk van het type van
het geselecteerde minst belangrijke vlakobject,
wordt een van de volgende acties uitgevoerd
(zie ook figuur 4):
• Het geselecteerde vlakobject is een
kruispunt.
1. samenvoegen met een direct buur-kruis-
punt vlakobject (indien bestaand); of
Least important face selected
Collapsed road between removed
Back to queue
Collapse
Raise importance
Merge
Face processed
What is the type of object?
Other road junction adjacent?
Yes
No
Other road connection adjacent?
Yes
No
Other water adjacent?
Yes
No
Other non-road adjacent?
Yes
No
Collapsed road between?
Yes
No
All adjacent other road collapsed?
Yes
No
Figuur 4 - Visuele weergave van het generalisatieproces.
| 472017-1 | Geo-Info
2. vervang vlak (face) door punt (node)
representatie (indien alle buur-verbindings-
wegen inmiddels lijn/edge zijn); of
3. stel verwerking object uit door deze
(kunstmatig) belangrijker te maken (om zo
later nogmaals aan de beurt te komen).
• Het geselecteerde vlakobject is een verbin-
dingsweg.
1. samenvoegen met directe buur-verbin-
dingsweg (indien bestaand); of
2. bereken hartlijn en vervang vlak (face)
door lijn (edge) representatie voor dit
wegdeel.
• Het geselecteerde vlakobject is een
waterdeel.
1. samenvoegen met directe buur-water-
deel (indien bestaand); of
2. bereken hartlijn en vervang vlak (face)
door lijn (edge) representatie voor dit
waterdeel.
• Het geselecteerde vlakobject is een ander
type object.
1. voeg samen met een direct buur ook van
ander type, niet zijnde weg of water (indien
dergelijke buur aanwezig); of
2: bereken hartlijn en vervang vlak (face)
door lijn (edge) representatie voor dit
object.
Door toepassen van dit algoritme gebeurt
er grofweg het volgende met de wegdelen
gedurende het generalisatieproces van groot-
ste naar kleinste schaal: in eerste instantie
worden aangrenzende wegvlakken samenge-
voegd, daarna worden de hartlijnen berekend
(van vlak naar lijn) en ten slotte verdwijnen de
(lijn) wegdelen impliciet, door de samenvoe-
ging van het minst belangrijke vlak met ander
vlak (beide van type niet-weg). Bij deze laatste
operatie wordt overigens eerst gekeken naar
directe buurvlakken waar geen lijn (edge) tus-
sen zit, die een wegdeel voorstelt. Indien deze
lijnen allen wegdelen voorstellen, dan wordt
een keuze gemaakt om het minst belangrijke
lijn-wegdeel te verwijderen (en zo buurvlak-
ken samen te voegen). Bij het bepalen van de
belangrijkheid van een lijn-wegdeel, wordt
gekeken naar zowel de lokale configuratie
(verbindingen, connectiviteit) als naar de
lengte van dit wegdeel [7].
Resultaten
De met kennis van het wegennetwerk verrijkte
tGAP structuur en het bijbehorende algoritme
zijn getest met een aantal verschillende type
topografische data sets (Top10NL), voor zowel
stedelijke als landelijke gebieden. Figuur 5
toont de generalisatie van landelijk gebied
met daarbij de inhoud van de onderliggende
tGAP structuur als de daarvan afgeleide car-
tografische weergave op een viertal niveaus.
Merk op dat hoewel in het midden-schaal
gebied er veel wegen zijn die deels door vlak-
ken en deels door lijnen worden gerepresen-
Figuur 5 - Resultaat generalisatie (op zelfde schaal getoond): het visuele resultaat na toepassing van
kartografische styling van de vlak- en lijnobjecten (‘DCM’, links) en de onderliggende tGAP structuur
(‘DLM’, rechts met in rood lijn-wegdelen extra benadrukt). Bovenste kaartfragment is de input, die naar
onder toe steeds verder wordt gegeneraliseerd.
Figuur 6 - Generalisatie van een rotonde.
(a) (b) (c) (d)
48 | Geo-Info | 2017-1
teerd (figuur 5, rechts), dit verschil nauwelijks
zichtbaar is in de kaart (figuur 5, links) en dus
een hele geleidelijke indruk geeft.
Figuur 6 toont een meer gedetailleerd voor-
beeld van de verwerking van een rotonde.
Hoewel deze als concept niet expliciet bestaat,
verandert de representatie op een elegante
manier van vlakken, via een gemixte naar
lijnen representatie. Naast visuele analyse, zijn
er ook verschillende kwantitatieve analyses
uitgevoerd, zoals aantallen en oppervlak-
ten van de verschillende typen objecten
gedurende het proces. Figuur 7 toon het
aantal lijn-wegdelen: bij aanvang zijn er nog
geen lijn-wegdelen, maar dit aantal groeit
gestaag gedurende de generalisatie tot een
bepaald maximum, waarna het weer daalt bij
verdere generalisatie. Ook is er geanalyseerd
welke type generalisatie-operatoren worden
gebruikt gedurende het proces; zie figuur 8
met de operaties aantallen samenvoeg
(merge) en berekenen hartlijn (collapse/split).
Conclusie
Tot nu toe kon onze vario-schaal aanpak alleen
worden gebruikt voor kaarten bestaande uit
vlakobjecten. In dit artikel is aangetoond dat
ook lijnobjecten naadloos in deze structuur
passen. We hebben een algoritme ontworpen
dat tijdens het generalisatieproces volledig
automatisch de kenmerken van een wegen-
netwerk maximaal behoudt voor alle schalen.
Wegdelen kunnen zowel als vlakken als als
lijnen worden voorgesteld, om zo zeer gelei-
delijke generalisatiestappen te kunnen nemen.
De nieuwe aanpak is getest met echte data en
zowel visueel als kwantitatief geanalyseerd.
Bronnen[1] Inmiddels bekend als domein Toegepaste en Technische
Wetenschappen (TTW) binnen de vernieuwde Nederlandse
Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
[2] Dit artikel is gebaseerd op een Engels paper: Radan Šuba,
Martijn Meijers, Peter van Oosterom, Continuous Road Net-
work Generalization throughout All Scales, In: ISPRS Internati-
onal Journal of Geo-Information, MDPI AG, 5(8), pp. 145, 2016.
[3] Roy Weiss en Robert Weibel (2014). Road network selection
for small-scale maps using an improved centrality-based
algorithm. J. Spat. Inf. Sci. 2014, 2014, 71–99.
[4] Martijn Meijers en Peter van Oosterom (2013). SplitArea: een
algoritme om vlakken te splitsen voor de tGAP datastructu-
ren, Geo-Info, 10(3), pp. 14-18, 2013.
[5] Alistair Edwardes en William Mackaness (2000). Intelligent
road network simplification in urban areas. In Proceedings
of the GIS Research UK 2000 Conference (GISRUK 2000),
Pittsburgh, PA, USA, 4–8 April 2000.
[6] Radan Šuba, Martijn Meijers, Lina Huang en Peter van Oosterom
(2014). Continuous road network generalisation. In Proceedings
of the 17th ICA Workshop on Generalisation and Multiple Repre-
sentation, Vienna, Austria, 23 September 2014; pp. 1–12.
[7] Peter van Oosterom en Martijn Meijers (2012). Variable-
schaal geo-informatie, Geo-Info, 9(10), pp. 14-19, 2012.
Radan Šuba is promovendus
GIS technologie bij de TU Delft.
Hij is bereikbaar via
Martijn Meijers is onderzoeker
GIS technologie bij de TU Delft.
Hij is bereikbaar via
Peter van Oosterom is
professor GIS technologie bij de
TU Delft. Hij is bereikbaar via
Figuur 7 - Aantallen lijn-wegdelen gedurende het generalisatieproces.
Figuur 8 - Verhouding van de verschillende generalisatieoperatoren.
Triangulatie?
Normaal gesproken groeien bergen, maar
op dit moment is er een expeditie om te
checken of er een berg aan het krimpen is.
Het gaat nota bene om de Mount Everest,
de hoogste berg ter wereld, die te vinden is
in de Himalaya. India is de berg nu opnieuw
aan het meten, meldt PTI.
Nieuwe expeditie
In april 2015 was er een aardbeving van 7,9 op
de schaal van Richter in Nepal. Er werden 80
miljoen mensen getroffen door de aardbeving,
het is de ergste aardbeving in 80 jaar. Maar nu
lijkt het erop dat de beving niet alleen mensen
treft: waarschijnlijk is een groot gebied in de
Himalaya een meter korter geworden. Inclusief
de Mount Everest.
Op dit moment wordt de hoogte van de Mount
Everest gehouden op 8848 meter. Dat werd
62 jaar geleden vastgesteld door een bureau in
India. De overheid van het land heeft nu een
tweede expeditie gestuurd om te checken of
dat nog steeds het geval is.
Nog steeds de hoogste
De meting wordt gedaan met een combinatie
van GPS en triangulatie. Dat laatste houdt in
dat er meerdere onderzoeksresultaten wor-
den samengevoegd. Het moet dan wel gaan
om data. Het gaat een maand duren om te
onderzoeken of de berg echt gekrompen is.
Dan duurt het nog vijftien dagen tot de data
gecombineerd zijn.
Mocht de Mount Everest zijn gekrompen, dan
is deze hoogstwaarschijnlijk alsnog de hoogste
berg ter wereld. De op één na hoogste berg
ter wereld is de K2, die reikt 8611 meter in de
lucht. De berg ligt in de Karakoram op de Pakis-
taans-Chinese grens.
Metro Nieuws, januari 2017
Ze staat nog onder haar eigen naam vermeld – Mej. R.P.C. Bunkenburg,
Lutherse Burgwal 26, Den Haag - in de deelnemerslijst van de eerste
Nederlandse kartografendag die op 25 januari 1958 werd gehouden in het
Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam. Daarnaast de namen van
haar man en schoon vader en van haar werkgever, Ing. G. Falk uit Hamburg,
de oprichter van het roemruchte Falk Verlag (van de stadsplattegronden).
Geboren in Hamburg volgde ze daar een
opleiding tot technisch tekenaar en na een baan
bij een architectenbureau was Ruth in 1946 bij
het Hamburgse Falk Verlag gaan werken. In het
kader van de samenwerking met het Cartografisch
Instituut Bootsma (CIB) uit Den Haag (een onder-
deel van Uitgeverij Mouton & Co), kwamen ook
Nederlandse kartografen over de vloer, waaronder
Marinus de Smit. Toen de samenwerking van het
Falk Verlag met het CIB geïntensifieerd werd, werd
ze in 1956 bij het CIB in Den Haag gedetacheerd.
Daar leerde ze De Smit nader kennen. Ook na het
huwelijk met Marinus in 1958 bleef ze als kartograaf
werken bij Falkplan CIB, en ze was zeker even actief
bij de jonge Kartografische Sectie van het KNAG
betrokken als haar man, de langjarige secretaris
van de Kartografische Sectie. Samen hadden ze
een groot aandeel in de organisatie van het eerste
-en tot nu toe enige- internationale kartografische
congres van de Internationale Kartografische
vereniging dat in Nederland werd gehouden
(namelijk in 1967 in de RAI in Amsterdam).
Mede vanwege diens succesvolle financiële
afwikkeling van het congres, wat in het Schok-
kenkampfonds resulteerde, werd haar man tot
erelid van de vereniging benoemd.
Samen met haar man heeft ze de onder
oudere kartografen nog bekende Doos van
De Smit samengesteld, officieel de Map Docu-
mentation of the Netherlands. Dieter Ludwig
ontworp de lay-out. De doos werd uitgedeeld
op het internationale ICA-congres. Met zo’n
75 opgeplakte kaartfragmenten gaf het de
buitenlandse deelnemers een idee van de
kwaliteit van de Nederlandse kartografie.
Hoewel Ruth de laatste jaren niet meer mobiel
was, bleef ze zeer geïnteresseerd in het wel en
wee van de Nederlandse kartografen. Ze over-
leed op 27 januari 2017 in de leeftijd van 92 jaar.
Ferjan Ormeling
Ruth de Smit-Bunkenburg (1924-2017)
In Memoriam
Tot 19 maart 2017: Het begin van Gin
Gin is hot! Het is op dit moment de meest
gedronken gedistilleerde drank in Nederland.
Maar gin is meer dan dat. Het drinken ervan is
bovenal een beleving! Gin is uitgegroeid van
een traditioneel Engels product tot een wereld-
wijd geproduceerde drank. Maar waar komt gin
vandaan? En wat is de relatie tussen gin en jene-
ver? De tijdelijke tentoonstelling ‘Het Begin van
Gin’ geeft antwoord op deze en andere vragen.
www.jenevermuseum.nl
Kenniskring: leren - interactie - (geo)netwerken8 tot 10 kennissessies per jaar
actuele geo-gerelateerde thema’s
aansprekende gebruikersomgevingen
Geo kenners & kunnersPostbus 62 | 5240 AB Rosmalen | +31 (0)73 78 20 168 | www.ruimteschepper.nl | [email protected]
inleiders en moderatie van niveau
visies en ervaringen
van technologie tot proces & organisatie
Antea Nederland | Gemeente Almere | GeoFort | Kadaster | ESRI | SpingSmart | Staatsbosbeheer | AGEL adviseurs | Havenbedrijf Rotterdam | Vitens | Prisma GeoCensus | Waterschap Hunze en Aa’s InArea | Ordina
Nationale Politie | Facto Geo | Gemeente Almelo | Atos Nederland | Geo Academie | CycloMedia Technology | Geodan | Wetterskip Fryslân | HAS University of Applied Sciences | GeoNovation | Gemeente Lingewaard
Realworld Systems BV | Spatial Insight | Merkator, GeoSpatial IT-Solutions | Wageningen Environmental Research | ZLTO | GE Energy Connections | GeoFoxx | Crotec | Intergraph Benelux | Royal HaskoningDHV | Sandd
Geon | Nieuwland Automatisering | Spatial Eye | UvA | Vicrea Solutions | mtenv | Siers Infraconsult | PIM info | Unafact | IntellinQ | Imagem | ESC GeoServices & meer dan 100 zelfstandige professionele ondernemers.
√√√
√√√
Zien we jou ook bij onze deel & creëer sessies? sluit je aan: [email protected]
Let op: nieuwe opleidingen!
Meer opleidingen, informatie & aanmelden: dataland.nl/opleidingen
Nieuwe opleidingen op het gebied van de BGT:BGT: de basis Voor beginnende BGT-beheerders 1 dagBGT beheren kun je leren Voor gevorderde BGT-beheerders 2 dagenVerdiep je kennis van BGT-beheer Verdiepingsopleiding voor gevorderden 1 dag
Belastingen & BasisregistratiesNieuwe opleiding voor belastingmedewerkers bij gemeenten, samenwerkingsverbanden en waterschappen. Duur: 1 dag
Maar natuurlijk o.a. ook weer:De BAG in een dag (1 dag)Los met de WOZ (1 dag)Het Stelsel van Basisregistraties in gebruik (2 dagen)