Geo-Informatie Nederland - Uitbreiding van lesbox …... • Vakblad van Geo-Informatie Nederland...
Transcript of Geo-Informatie Nederland - Uitbreiding van lesbox …... • Vakblad van Geo-Informatie Nederland...
ww
w.g
eo-i
nfo
.nl
• Va
kbla
d v
an
Geo
-In
form
ati
e N
eder
lan
d
2017
• j
aarg
ang
14
• N
um
me
r 3
Grip op data: de puzzel van Rijkswaterstaat
Cartodag 2017 - Open is gratis; ja toch, niet dan?
Met de BGT op tijdreis door de openbare ruimte
Uitbreiding van lesbox met landmeet-apparatuur van provincie Gelderland
GEODESIE OPLOSSINGEN
WITH YOU ALL THE WAY
Elk type project, elke bedrijsomvang, elke toepassing - Wij bieden een volledig programma met zeer nauwkeurige meet-
en positioneringsoplossingen die aan al uw behoeften voldoen.
Ervaar net als andere professionals zelf onze technologie.
topconpositioning.nl
PLANNING > SURVEY > DESIGN > LAYOUT > EXECUTION > INSPECTION
Geen bovengrondzonder ondergrond
De plof die ons dubbeldikke themanummer op de deurmat maakte, gonst nog na.
Voor de implementatie van de Omgevingswet en het Digitale Stelsel Omgevingswet
(DSO) is geo-informatie onmisbaar, zo wordt ook in dit nieuwste nummer
onderschreven!
Interessant in dit licht is de nieuwe geo-basisregistratie die een paar dagen na
het verschijnen van dit nummer beschikbaar komt: de Basisregistratie Ondergrond
(BRO). Het zal in eerste instantie gaan om sonderingen, grondwatermonitoringsputten
en bodemkundige boormonsterprofi elen. Van een verplichting tot aanleveren
voor bronhouders is in ieder geval tot 2018 nog geen sprake, maar de BRO komt
eraan! En dat is belangrijk. Voor een samenhangende benadering van onze fysieke
leefomgeving is deze basisregistratie cruciaal: geen bovengrond zonder ondergrond.
Met de BRO ontstaat er een eenduidige bron voor informatie over deze ondergrond,
denk aan de geologische en bodemkundige opbouw, grondwatermonitoring
en onttrekking, bodem- en grondonderzoek en gebruiksrechten in relatie tot de
ondergrond. Belangrijk voor bouwend Nederland, want hoe meer en sneller informatie
over de ondergrond beschikbaar is, hoe beter opdrachtgevers en opdrachtnemers de
(geo-)risico’s kunnen inschatten en beheersen. En risico’s, die zijn er. Het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL) schat de maatschappelijke kosten ten gevolge van
bodemdaling in veengebieden in de miljarden euro’s. Herstel van schade en
onderhoud aan onze infrastructuur wordt geschat op 5,2 miljard euro tot het jaar 2050.
De Nederlandse Vereniging Aannemers Funderingswerken (NVAF) constateert dat 20%
van de omzet van heiers uit faalkosten bestaat en TNO Bouw praat over 9 miljard euro
verlies aan effi ciency in het bouwproces door geotechnisch falen.
Geen bovengrond zonder ondergrond. Zo ook in deze nieuwe Geo-Info.
Lees bijvoorbeeld het verslag van de uitverkochte bijeenkomst GIN Themagroep Zuid,
over het samenwerken bij ondergrondse infraprojecten. Of over het belang van de
BRO in 3D, in ons verslag van de Cartodag 2017. Of over de driedimensionale kaart
van de gemeente Rotterdam, boven- en ondergronds, zoals beschreven in de tijdreis
door de openbare ruimte van onze collega’s van het Kwaliteitsinstituut Nederlandse
Gemeenten (KING). Of natuurlijk de column van Jantien Stoter.
Maar de BRO zal ons vooral heel veel, heel erg leuk werk opleveren. Denk aan
de gemeenten, provincies, waterschappen, Rijkswaterstaat en het ministerie van
Economische Zaken (EZ), maar ook ProRail, DSM en andere bestuursorganen die
ondergrondgegevens gebruiken. Natuurlijk is er straks de verplichting, voor zowel
levering als gebruik, die hoort bij een basisregistratie met authentieke gegevens.
Maar vooral wat daarna komt: hoe geven wij onze leefomgeving écht integraal weer,
dus boven en onder de grond? Wat voor modellen en rekenregels bouwen we voor
toekomstige 3D-dynamische ondergrondgegevens? Hoe kan een aannemer het BIM-
model van zijn nieuwe snelweg toetsen op het risico van bodemdaling?
Met de BRO beschikken we over steeds meer en steeds gedetailleerdere gegevens
van de Nederlandse ondergrond en die kennis zal worden meegenomen bij
besluitvorming, boven en onder de grond. U zult daar zeker meer over lezen!
| 12017-3 | Geo-Info
Felix van Veldhoven
Agenda GIN Colofon
Partners Geo-Informatie Nederland
UitgeverGeo-Informatie Nederland www.geo-info.nl
RedactieadresRedactie Geo-InfoPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected]
HoofdredacteurRoelof Keppel
RedacteurenAdri den Boer, Ferjan Ormeling, Eric Hagemans, Sytske Postma, Frans Rip, Jonna Bosch, Felix van Veldhoven, Willy Bakker
BladmanagementMOS bv, Nijkerk
Inzenden kopijIndienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie.Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.
Advertentie-exploitatieMOS bvJan van de VisTelefoon: (033) 247 3415E-mail: [email protected] of [email protected] op aanvraag
Vormgeving en drukVdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl
Abonnementen/inlichtingenPostbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415Fax: (033) 246 0470E-mail: [email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail.Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
Abonnementsprijzen per jaar voor 2017Persoonlijk lidmaatschap: € 67,50 incl. 6% btw.Abonnement op Geo-Info: € 123,50 incl. 6% btw.Organisatielidmaatschap: € 267,50 incl. 6% btw.Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl.Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar.© 2017. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)IBAN: NL55RABO0395278430
Geomatics Day 2017
Datum: 23 juni 2017
Locatie: TU Delft
Meer info: www.geo-info.nl/agenda/geomatics-day-2017
Eerste FOSS4GNL evenement
Datum: 28 juni
Locatie: Rijksuniversiteit Groningen
Meer info: www.geo-info.nl
Barbara Petchenik Map Competition 2017
Datum: 2 juli
Locatie: Washington D.C., USA
Meer info: www.geo-info.nl
28th International Cartographic Conference 2017
Datum: 2 t/m 7 juli 2017
Locatie: Washington D.C., USA
Meer info: www.geo-info.nl
ww
w.g
eo-i
nfo
.nl
• Va
kbla
d v
an
Geo
-In
form
ati
e N
eder
lan
d
2017
• j
aarg
ang
14
• N
um
me
r 3
Grip op data: de puzzel van Rijkswaterstaat
Cartodag 2017 - Open is gratis; ja toch, niet dan?Met de BGT op tijdreis door de openbare ruimte
Uitbreiding van lesbox met landmeet-
apparatuur van provincie Gelderland
Foto cover: Kinderen met 4D-globe bij GeoFort.
2 | Geo-Info | 2017-3
...en verder
4 Een kritische beschouwing
van TOP50NL
7 Geo Prestige Award
8 Boek – DOU, landmeters
in Rijnland en Hollands
Noorderkwartier, 1600-1690
13 Even voorstellen: Willy Bakker
18 Verslag – Aanwijzing ijkbasis
Loenermark als rijksmonument
23 Column – Arnold Bregt
28 Crowdfundingcampagne
van Geo-Fort
29 Column – Jantien Stoter
30 Met de BGT op tijdreis door de
openbare ruimte
34 In Memoriam – Ir. Piet Sluiter
35 Boek – Vuurtorens op de kaart
36 Boek – Over straatnamen met name
38 Verslag – ‘De wereld van de VOC’
40 Algemeen management
bij Geo-ICT bedrijven en data-
acquisitie bedrijven (deel 1)
45 Open kaart – FM zenderkaart
publieke regionale omroepen
46 Verslag – Kosmokiezers en
tegenstemmers
48 Verslag - Bijeenkomst GIN
Themagroep Oost
50 Verslag – Bijeenkomst GIN
Themagroep Zuid
54 Verslag – FIG Working Week
In dit nummer ...
14Een verdeel-en-heers aanpak
om voor grote datasets een vario-schaal structuur
te creëren
42Cartodag 2017 –
Open is gratis, ja toch, niet dan?
24Grip op data: de puzzel
van Rijkswaterstaat
20Uitbreiding van lesbox
met landmeetapparatuur van provincie Gelderland
10AHN en programma
Beeldmateriaal samen verder
| 32017-3 | Geo-Info
Een kritische beschouwing De kennis en ervaring in het
maken van topografische kaarten
is al ruim 200 jaar aanwezig
bij het Kadaster, voorheen de
Topografische Dienst. Daarmee zijn
in al die tijd mooie en betrouwbare
topografische kaarten gemaakt.
Als officieel reseller van het
Kadaster zijn wij dagelijkse
gebruikers en verwerkers van al
dat mooie kaartmateriaal voor
buitenbelevingen als fietsen,
wandelen en ontdekken. Dit doen
we sinds 2000. Op verzoek van
de Topografische Dienst zijn wij
in 2000 wederverkopers van hun
kaartmateriaal geworden, in wat
werd genoemd de particuliere
markt (zijnde bedrijven en semi-
overheid). Sindsdien hebben we
met vooral TOP50- en TOP25-
kaartmateriaal vele honderden
fietskaarten en wandelkaarten
mogen maken en drukken. Vanuit
onze dagelijkse praktijk kwamen
wij tot deze kritische beschouwing
van TOP50NL.
Door Geert-Frank de Vries en Aad Mak
Zoals veel lezers misschien wel weten, is een
aantal jaren geleden door het Kadaster beslo-
ten om Top50vector af te bouwen en hiervoor
in de plaats een nieuw product Top50NL te
maken. TOP50NL komt voort uit een volledig
geautomatiseerde generalisatie van Top10NL.
Het heeft jaren geduurd voordat resultaten
beschikbaar kwamen, ondertussen werd het
bijhouden van Top50vector voortijdig gestopt
zonder dat een goed alternatief voorhanden
was. Het lange ontwikkelingsproces tot het
komen van TOP50NL hebben we jarenlang
kritisch gevolgd. We waren in de verwachting
dat uiteindelijk een mooi nieuw TOP50NL-
product het resultaat zou zijn van alle inspan-
ningen.
Actuele data
Ondanks het feit dat Top50NL nu al enige
tijd beschikbaar is, gebruikten wij tot nu toe
hoofdzakelijk de niet meer actuele TOP50vec-
tor-data. We hadden een aantal redenen
om nog niet direct te starten met TOP50NL.
Toch zijn we medio 2015 bescheiden begon-
nen met het gebruiken van TOP50NL. Wat ons
toen opviel bij het ontwikkelen van een
fietskaart van de westelijke Veluwe, was dat
heel veel paden op campings en bungalow-
parken opeens in TOP50NL voorkwamen, die
voorheen weggelaten werden in Top50vector.
Al deze paden op een kleine oppervlakte gaf
een rommelig en druk kaartbeeld. Daarnaast
kwamen we diverse rare aansluitingen tegen
bij de A28. Om toch een goed kaartbeeld te
verkrijgen, moesten vele handmatige aanpas-
singen gedaan worden. Dit was voor ons een
reden om Top50NL voorlopig niet te gebrui-
ken in de hoop dat de bestanden binnen
afzienbare tijd beter zouden worden.
Vanwege het feit dat TOP50vector helaas niet
meer bijgehouden wordt en daarom niet
meer actueel is, zijn we steeds meer tijd kwijt
om de TOP50vector-bestanden zelf actueel
te houden. We zijn nu anderhalf jaar verder
en het werd dus tijd om te onderzoeken of
de TOP50NL-Kadasterdata nu wel bruikbaar
zijn om als ondergrond te dienen voor de
productie van fietskaarten en toeristische
ontdekkingskaarten voor onze opdrachtge-
vers. Temeer daar het Kadaster met TOP50NL
ondertussen een internationale cartografische
prijs heeft gewonnen en aan iedereen gratis
beschikbaar wordt gesteld via de PDOK-
website. Volgens informatie van het Kadaster
wordt TOP50NL nu volop gebruikt en zijn
gebruikers van de data enthousiast. Reden om
onze eerdere minder positieve ervaringen met
TOP50NL en onze huiver voor het geautoma-
tiseerde generalisatieproces aan de kant te
zetten.
Generalisatieproces
Zoals eerder aangegeven, wordt Top50NL
automatisch gegeneraliseerd uit Top10NL.
Als we juist zijn geïnformeerd door het Kadas-
ter, worden voor het automatische generali-
satieproces van TOP50NL in heel Nederland
4 | Geo-Info | 2017-3
Voorbeeld 1 - Bij knooppunt Assen zien we verschil-
lende fouten. Zo zien we diverse vreemde aanslui-
tingen bij het knooppunt waar de N33 samen-
komt bij de A28. Ook ontbreekt hier een fly-over
van de N33 naar de A28. De rode fly-over van de
A28 naar de N33, bij de kleine pijl links, hoort boven
de snelweg te liggen (fly-over) en niet eronder.
Voorbeeld 2 - Veel loze weggetjes staan op de kaart
vanuit vaak boerenerven. Hier bijvoorbeeld boven
Tynaarloo. Welk nut heeft het om dit weer te geven?
dezelfde parameters gebruikt. Het grote voor-
deel van deze volledig automatische generali-
satie zou kunnen betekenen dat de Top50NL-
bestanden dan in tijd bijna gelijk gaan lopen
met de Top10NL-bestanden. Resultaat een
sterk verhoogde actualiteit van Top50NL.
Tevens is dat is dan ook een mooie bijdrage
aan de realisatie van de doelstelling van
het Kadaster, dat geheel Nederland binnen
één jaar kartografisch geactualiseerd moet
gaan worden. Dit zou voor ons kartografen
inhouden dat we de soms zwaar verouderde
TOP50vector-bestanden niet meer hoeven te
gebruiken. Voorwaarde hierbij is dan echter
wel dat het automatische generalisatieproces
bevredigende resultaten oplevert.
Om te onderzoeken of de nieuwe Top50NL-
bestanden aan onze verwachtingen voldoen,
hebben we blad 12west (omgeving Assen)
onder de loep genomen. Een voor ons
zeer bekend gebied, omdat ons kantoor in
Assen is gevestigd. Om de resultaten met
elkaar te vergelijken, hebben we de laatst
beschikbare Top50vector-bestanden uit 2007
en het GML-bestand van Top50NL uit 2016
geprocest. Met de onvolprezen kartografi-
sche Mercator-software hebben we hieruit
twee pdf-bestanden gemaakt van hetzelfde
kaartgebied die onderling vergelijkbaar zijn.
De geïnteresseerde lezer kan op de PDOK-
website overigens het volledige blad 12W
binnenhalen als Top50-rasterbestand en zo
onze bevindingen zelf controleren.
Op het eerste gezicht ziet het resultaat van
Top50NL er mooi uit. Bos en heidevelden, wei-
landen en bouwlanden, meren en bebouwde
kommen worden goed weergegeven. Ook op
de losse bebouwing is weinig aan te merken.
Helaas raakten we iets te snel enthousiast.
Bij het verder onder de loep nemen, blijkt dat
het toch vaak niet goed gaat bij generalisatie
zonder menselijke redactie. Met name geldt
dit voor de wegenstructuur.
Om deze generalisatiefouten te illustreren, vol-
gen hieronder enkele voorbeelden van de in
onze ogen foutieve generalisatie van Top50NL.
We geven hier slechts enkele voorbeelden
omdat TOP50NL in dit kaartgebied zo veel
fouten bevat dat de lijst dan nodeloos lang
zal worden. Waar nodig wordt het resultaat
van TOP50NL vergeleken met de kaartbeelden
van Top50vector, die nog op de ouderwetse
van TOP50NL
| 52017-3 | Geo-Info
Voorbeeld 3a - Bij viaducten zien we vaak een foutieve weergave van ‘weg boven’/‘weg onder’. Onderstaand een
voorbeeld hiervan bij de Witterhoofdweg kruisend met de A28. Ook is het weergeven van alle onverharde wegen
in het noordwesten van deze kaartuitsnede te overdadig. Voorbeeld 3b - De weergave in Top50vector is wel goed.
Voorbeeld 5a - De Drentse Hoofdvaart bij Smilde is niet meer te zien tussen twee evenwijdige wegen aan
weerszijden van het kanaal. Voorbeeld 5b - Het kanaal is wel duidelijk zichtbaar in Top50vector.
Voorbeeld 4a - Aan de noordkant van Assen ligt een fietspad half in het kanaal en deze houdt ineens op
aan beide zijden. Voorbeeld 4b - Beter uitgevoerd in Top50vector.
manier vakkundig zijn gegeneraliseerd door
een ervaren kartograaf. Vanwege de duidelijk-
heid zijn in onderstaande voorbeelden de
fietspaden als paarse doorgetrokken lijnen
weergegeven, en zijn de bossignatuur en het
ruitencoördinatenstelsel weggelaten.
Conclusie
Na het onder de loep nemen van blad 12west
kunnen we een aantal conclusies trekken. Zoals
Top50NL nu wordt gegeneraliseerd uit TOP10NL
is het voor de vlakken-elementen (bos, heide,
bebouwing, water enzovoorts) goed te gebrui-
ken. Daarin gaat weinig fout.
Bij de wegen zien we een ander beeld. Het lijkt
erop dat het Kadaster gekozen heeft om niet te
generaliseren in het wegennetwerk. Alle paden
en weggetjes uit Top10NL staan ook in Top50NL.
Hierdoor ontstaat een overvloed aan zandwe-
gen, voetpaden, paadjes op begraafplaatsen en
vele loze weggetjes, zoals in voorbeeld 2.
Een uitzondering hierop zijn de fietspaden.
Deze zijn juist wel vaak weggelaten, terwijl
die voor ons belangrijk zijn. De fietspaden
zoals die nu in het bestand staan, zijn onvol-
ledig en willekeurig. Wanneer ze parallel
lopen aan wegen zijn ze vaak niet of slordig
weergegeven.
Kruisingen en viaducten van doorgaande wegen
en/of spoorlijnen zijn heel vaak niet correct
weergegeven. Uit de huidige TOP50NL kan de
gebruiker niet met zekerheid aflezen of een weg
boven of juist onder een andere weg ligt. Om te
weten te komen hoe de situatie in werkelijkheid
is, kan men beter een bron als Open Streetmap
raadplegen (gemaakt door vrijwilligers!).
Onze eindconclusie is helaas dat het wegen-
netwerk van TOP50NL onbruikbaar is om als
bron te dienen voor het produceren van een
goede kaart. Het kost te veel tijd en moeite
om het lijnenwerk na te lopen op fouten
en dit vervolgens handmatig te corrigeren.
De oude Top50vector-bestanden houden we
daarom nog maar in ere.
Voor ons als dagelijkse gebruiker en verwerker
van (internationaal) topografisch kaartma-
teriaal is het onbegrijpelijk dat het huidige
resultaat door het Kadaster en gebruikers van
deze data geaccepteerd wordt. Naar eigen
zeggen van het Kadaster zou 95% van de
TOP50NL-gebruikers tevreden zijn, dit lijkt ons
onwaarschijnlijk.
Automatische generalisatie is slechts een
hulpmiddel. Uit bovenstaande voorbeelden
blijkt naar onze mening dat het een misvatting
is om te denken dat het hele generalisatie-
proces zonder nabewerking van een ervaren
cartograaf kan. Een computerprogramma
kan bij de huidige stand van zaken blijkbaar
nog steeds niet op tegen 200 jaar menselijke
ervaring en kennis.
Geert-Frank de Vries is werkzaam bij
De Vries Kartografie bv. /Arthuur.nl.
Aad Mak is zelfstandig kartograaf in Barneveld.
6 | Geo-Info | 2017-3
Reactie Kadaster
Namens het Kadaster reageert Richard Witmer, Productmanager Topografie als volgt:
“Hartelijk dank voor uw kritische professionele blik op de TOP50NL en de daaruit
voortgekomen opmerkingen. Deze dragen bij aan het steeds beter maken van ons
product. We hebben naar de opmerkingen gekeken. Een groot gedeelte ervan is bij
ons bekend en deze staan op onze lijst om te verbeteren. U heeft al eerder uw com-
mentaar in rapportvorm met ons gedeeld en nu publiceert u dit artikel. We stellen het
op prijs dat u ons in de gelegenheid stelt om hierop te reageren. Ik ga niet in op elke
situatie die u beschrijft. Uw beschrijvingen hebben ons geholpen bij onze analyses.
Het Kadaster is blij met uw tevredenheid over de weergave in de TOP50NL van
de vlakelementen zoals bos en heidevelden, weilanden en bouwlanden, meren,
bebouwde kommen en losse bebouwing. Uw kritiek op met name wegennetwer-
ken, fietspaden, voetpaden, kruisingen, aansluitingen, op- en afritten herkennen
en erkennen we. We realiseren ons dat u hier extra last van heeft omdat deze
informatie van essentieel belang is voor de door u gemaakte producten, zoals fiets-
en wandelkaarten.
We werken voortdurend aan de kwaliteit. Dit gebeurt met het uitvoeren van
kwaliteitsacties in het TOP10NL update proces. Het basisbestand wordt daarmee
beter en completer. En het gebeurt door het verbeteren van de software routines
waarmee we de verschillende topografische kleinschalige producten automatisch
generaliseren. Het generaliseren gebeurt volledig automatisch omdat dit volgens
ons de enige manier is om vijf keer per jaar alle topografische producten landsdek-
kend met dezelfde hoge jaarlijkse actualiteit te leveren.
Indien u incidentele fouten in de BRT-producten constateert, kunnen die gemeld
worden via het terugmeldsysteem www.VerbeterdeKaart.nl. Op deze site kunt ook
terugvinden wat onze analyse van uw terugmelding is, wat we daarmee doen en in
welke levering een eventuele verbetering voor u beschikbaar komt. Uw suggesties
voor verbetering , en die van andere gebruikers, blijven welkom.”
Nieuw geo-beeld publiek ‘Kadastermuseum’
In Geo-Info nummer 8, 2012 stond een arti-
kel ‘Kadaster in vernieuwd Belastingmuseum’.
Zelfs de omslagfoto was aan dat Rotterdamse
museum gewijd. Intussen zijn de toegangs-
kaartjes wéér vernieuwd. Een van de afbeeldin-
gen daarop is een koperen theodoliet!
Adri den Boer
De jury van de Geo Prestige Award is voor 2017 op
zoek naar toppers in de categorieën geo-professi-
onal, geo-startup en geo-organisatie. En daarvoor
hebben we jou nodig! De uitreiking van de Geo
Prestige Award vindt plaats tijdens het GIN Gala aan
de vooravond van GeoBuzz. Het GIN Gala is een
netwerkevenement voor prominenten in de gouden
driehoek van overheid, bedrijfsleven en wetenschap.
Stap 1: Hoe nomineer je of word je
genomineerd?
Via www.geoprestigeaward.com kun je vanaf 4
september iemand voordragen waarvan jij vindt
dat hij/zij het verdient om in het zonnetje gezet te
worden. Daarnaast kun je natuurlijk ook jezelf of je
start-up of organisatie aanmelden!
Stap 2: Hoe doe je mee?
Om kans te maken op de eervolle titel dien je
jezelf of je organisatie aan te melden en/of een
voordracht te accepteren. De referenties die jij
verzamelt komen onder je profiel op de website te
staan. Deze zijn belangrijk, want die helpen de jury.
Stap 3: Hoe word je finalist?
Via je eigen Geo Prestige Award-profielpagina
kunnen mensen op je stemmen (+1) en kun je
referenties (+5) verzamelen waarmee je vervolgens
mooie prijzen ontgrendeld. Je eerste doel is het
verzamelen van 100 punten. Daarmee plaats je je
direct als finalist voor de Geo Prestige Award!
Stap 4: Het pitchevent
Als finalist mag je gratis je professionele profielfoto
laten maken en krijg je van ons een pitchvideo.
Deze komt op je profielpagina en helpt je de Geo
Prestige Award in de wacht te slepen. Deze video
kun je delen met je collega’s, relaties en vrienden
(via sociale media).
Stap 5: Beoordeling en nominaties
Inzenden kan tot 15 oktober 2017. Daarna zal onze
deskundige jury de inzendingen beoordelen en
per categorie drie nominaties bekend maken. We
hebben een krachtige jury samengesteld die een
goede weerspiegeling is van onze achterban. Met
die knipoog dat we bewust gezocht hebben naar
een goede verdeling tussen mannen en vrouwen.
Stap 6: Uitreiking Geo Prestige Award
Op maandagavond 20 november 2017 vindt de
bekendmaking en uitreiking van de Geo Prestige
Award plaats tijdens het spiksplinternieuwe GIN
Gala. Dit exclusieve netwerkevenement zal alleen
op uitnodiging te bezoeken zijn. De genomineer-
den ontvangen hiervoor hun toegangsticket!
De Geo Prestige Award 2017 wordt georganiseerd
door Djamilja Oud (secretaris), Shyama Shanti
Kalicharan (coach), Richard Hendriks (acquisiteur),
Karolina van Schrojenstein (fotograaf), Mark Verlaat
(moderator) en Roosmarijn Haring (voorzitter).
Ga jij de uitdaging aan? Volg de verkiezing via
#GeoPA17.
Roosmarijn Haring is community
manager bij GIN. Ze is te bereiken
De Geo Prestige Award is dé
verkiezing waar je als geo-
professional, geo-startup en geo-
organisatie aan mee wilt doen.
Deze zoektocht naar de beste
Nederlandse geo-pro’s van 2017 is
door GIN in het leven geroepen om
vakmensen te eren en te waarderen,
om innovatie te stimuleren en om
de volgende generatie aan het geo-
domein te binden.
Door Roosmarijn Haring
De Geo Prestige AwardOp zoek naar de beste geo-pro’s van 2017
| 72017-3 | Geo-Info
Geo-professional
Iedereen die enthousiast bezig is met
geo-informatie mag zich kandideren
in de categorie geo-professional. Het
maakt dus niet uit of je gebruiker bent
van geo-informatie of specialist bent.
Geo-startup
Een geo-startup is een bedrijf dat jon-
ger is dan 3 jaar. Wij rekenen hiervoor
vanaf het moment van inschrijving bij
de Kamer van Koophandel.
Geo-organisatie
Hieronder vallen zowel overheid,
bedrijfsleven als wetenschap. We maken
geen onderscheid in type of grootte, of
in profit/non-profit. Van ingenieursbu-
reau tot zzp’er. Je kan je eigen organisa-
tie aanmelden, een klant, of elke andere
geo-organisatie waarvan je dit jaar
onder de indruk bent.
De winnende geo-pro’s ontvangen
naast de prijzen ook een interview
gepubliceerd in deze nieuwe rubriek.
Een mooie kans om jezelf, je start-up of
je organisatie voor te stellen.
Jury Geo Prestige Award
Om onze individuele junior, medior en
senior leden te representeren hebben we
Jessy Faas (Esri), Bettine Baas (Kadaster)
en Erik Meerburg (Geo Academie) bereid
gevonden in de jury plaats te nemen.
De academische sector wordt verte-
genwoordigd door Kees Jansen (Geo
Media Design, Aeres). Vanuit de overheid
schuift Heidi van der Vloet (gemeente
Eindhoven) aan de jurytafel. Tot slot
wordt het bedrijfsleven gerepresenteerd
door Tiny Nuiten (Realworld). Vanuit de
organisatie is Roosmarijn Haring (Com-
munity Manager GIN) juryvoorzitter.
Welke geo-professional,
start-up en organisatie
zetten volgens jou
topprestaties neer?
Diederik Aten en Paul Schevenhoven
(red.), DOU, landmeters in Rijnland
en Hollands Noorderkwartier,
1600-1680. Full color , 128 pagina’s,
Leiden/Heerhugowaard 2016, € 15 en
verkrijgbaar via: [email protected]
In december presenteerden het hoogheem-
raadschap van Rijnland en De Vrienden van de
Hondsbossche in Spaarndam hun gezamenlijke
uitgave DOU, landmeters in Rijnland en Hollands
Noorderkwartier 1600-1680. De Vrienden van de
Hondsbossche is een in 1981 opgerichte kring
voor Noord-Hollandse waterstaatsgeschiede-
nis. In 2014 werd Rijnland door De Vrienden
van de Hondsbossche benaderd om mee te
werken aan hun 33e uitgave, die als onderwerp
de 17e-eeuwse kaarten van de bekende Leidse
landmetersfamilie Dou moest krijgen. Leden
van deze familie waren in Rijnland én ten
noorden van het IJ actief geweest. Dat had veel
kaarten van hun hand opgeleverd. Sommige
kaarten beslaan een groot gebied, zoals de
overzichtskaarten van Rijnland (1647) en van het
in de regio ten noorden van het IJ werkzame
hoogheemraadschap van de Uitwaterende
Sluizen (1680). Andere kaarten brengen een
plaatselijk of regionaal probleem in kaart: oever-
afslag langs het Haarlemmermeer bij Aalsmeer
of door konijnen veroorzaakte zandverstuivin-
gen langs de rand van de duinen.
De prachtig geïllustreerde uitgave begint met
levensbeschrijvingen van drie opeenvolgende
generaties landmeters Dou. Vervolgens komt er
een heel artikel over de Hollandse Cirkel, zoals
bekend het door Jan Pieterszoon Dou ontwik-
kelde landmeetinstrument! Daarna volgen
beschrijvingen van Rijnlandse kaarten van drie
generaties Dou. Het geheel wordt besloten
door beschrijvingen van kaarten die Jan Pieters-
zoon Dou en zijn zoon Johannes maakten van
gebieden ten noorden van het IJ.
Uitgelezen boek
Drie Rijnlanders; Joke Manshanden, Gert Koese
en Paul Schevenhoven, schreven de hoofdstuk-
ken over de drie Dou’s en over hun Rijnlandse
kaarten. Heel mooi zijn de twee 3D-kaarten van
het dorp Boskoop, afkomstig uit de nalatenschap
van de in 1901 overleden gemeentearchivaris
van Leiden. Han van Zwet schreef over Dou en
de Hollandse Cirkel. Hij laat niet na te vermelden
dat Johan Pietersz. Dou na de twee boekjes uit
1600 met zijn vriend en collega Johan Sems zijn
Tractaet, opgedragen aan prins Maurits, alléén
schreef. Zie: Tractaet vant maken ende gebruycken
eens nieu gheordonneerden Mathematischen
Instruments uit 1612. Daarin was hij zo kritisch over
het meetkruis dat hij het graag vernieuwend
uitbreidde. Hij voegde primair een om het
midden draaiende wijzer toe met een derde paar
vizieren (en liet het daar niet bij). In het boek heet
het een ‘one shop stopping’-concept en een
multitool: een kwadrant als tweede instrument
werd immers overbodig? Tot in de 19e eeuw werd
dit hét hoekmeetinstrument, maar nog zonder
de naam Hollandse Cirkel. ‘H.C. Pouls, auteur van
een monografi e over dit onderwerp, denkt dat die
benaming voor de eerste keer eind 19e eeuw opdook
in een studie van de Fransman A. Laussedat over
de geschiedenis van meetinstrumenten, methoden
en topografi sche karteringen’,aldus Han van
Zwet. Het object was zo niet-Frans dat hij het
instrument cercle hollandais noemde. ‘Alweer
volgens Pouls brak die naam pas door in de tweede
Boek
DOU, landmeters in Rijnland en Ho
8 | Geo-Info | 2017-3
llands Noorderkwartier, 1600-1690helft van de 20e eeuw en heeft het instrument de
plotseling grotere bekendheid te danken aan antiek-
handelaars’, aldus deze bijdrage. Het groene
NCG-boekje nummer 41 van Henri Pouls, in 2004
uitgegeven in samenwerking met de stichting
De Hollandse Cirkel, prijkt dus bij de literatuur.
Diederik Aten en Jan de Bruin beschreven in
het boek over Dou de kaarten die de Dou’s ten
noorden van het IJ maakten. Van Johannes Dou
verneem je dat die in 1661 de opdracht kreeg
om (voor 4000 gulden!) een wandkaart van
heel het Noorderkwartier te maken en dat in
1680 zijn gedrukte kaart eindelijk van de pers
kwam... Dat is hier erg samengevat.
Slot
Alle auteurs schreven voor een breed publiek
en zo wordt bijvoorbeeld voorin al uitgelegd
wat landmeetkunde en een admissie zijn, maar
ook welke meetinstrumenten er waren. Over-
zichtskaarten ontbreken niet om de afgebeelde
kaarten te positioneren, maar voorin staan ook
de huizen van de Dou’s op een Leidse stads-
plattegrond (1726) aangegeven! De enige fout
lijkt te staan in een bijschrift bij een foto van
een meetketting in een koker uit het Rijksmu-
seum: ‘Bruikleen Topografi sche Dienst Emmen’.
Intussen is de ketting van haar rechtsopvolger
het Kadaster, werd Emmen verlaten én werd
dat slecht doorgegeven.
Je mist in het slotwoord ‘Dou de maat
genomen’ haast niet eens het fenomeen dat
er in 1998 een stichting en nadien ook nog een
tijdschrift (waarin ik het boek voor een kleiner
publiek ook aanbeval), een website én een
Hoornse straat naar zijn Hollandse Cirkel werd
vernoemd…. Een hartelijke aanbeveling voor
lezers van dit vakblad is haast overbodig, maar
die doe ik toch graag! Op de omslag prijkt Jan
Pieterszoon Dou en een Hollandse Cirkel met
zonnewijzer van Hendrik Sneewins, 1650-1655.
De achtergrond is een kaart uit 1635 van de ver-
veende Binnenwegse en Zegwaardse polder.
Adri den Boer
| 92017-3 | Geo-Info
Alle opleidingen, informatie & aanmelden: dataland.nl/opleidingen
BGT Basisopleiding
In deze eendaagse basisopleiding over de BGT leert u de basisbeginselen van
de BGT.
Schrijf je nu in voor een van onze nieuwe BGT-opleidingen!
BGT beheren kun je leren
De belangrijkste elementen van de
BGT en alles wat je moet weten voor het succesvol en
beheren van de BGT leer je tijdens deze
tweedaagse opleiding.
Verdiep je kennis van BGT-beheer
Deze eendaagse opleiding voor ervaren BGT-beheerders
behandelt alle aspecten van de
BGT-keten.
10 | Geo-Info | 2017-3
Sinds 1992 is de nationale
inwinning van hoogtegegevens
sterk ontwikkeld, net als de
beschikbaarstelling. Gaandeweg
veranderde de maatschappelijke
behoefte aan die gegevens.
Klimaatverandering draagt
daaraan bij, maar ook de
toenemende verharding
van het grondoppervlak.
Ook techniek en organisatie
van het inwinningsproces
maken ontwikkelingen door.
Nu wordt gewerkt aan AHN3
(Actueel Hoogtebestand
Nederland), dat in 2019 af zal
zijn. En daarna? Een gesprek met
programmamanager Erik Nobbe
van Het Waterschapshuis over
hoe het verder gaat.
Door Frans Rip en Erik Nobbe
In 1996 begon Rijkswaterstaat in samen-
werking met de waterschappen aan een
landsdekkend project voor de inwinning van
hoogtegegevens vanuit de lucht met laser-
stralen (LiDAR). Met als doel om een digitaal
terreinmodel met hoge resolutie voor de
waterschappen te realiseren. Dat resulteerde
in 2003, na zeven jaar, in de eerste editie van
het actueel hoogtebestand Nederland (AHN1).
Het werd primair geleverd in de vorm van een
landsdekkend 5x5m grid, maar ook de punten-
wolk was verkrijgbaar. De opvolger van AHN1,
AHN2, kent een veel grotere datadichtheid en
wordt primair aangeboden in de vorm van
een 50x50cm grid. De puntenwolk daarvan
is opgedeeld in ‘subunits’ van 1x1,25 km. De
PDOK-website (Publieke Dienstverlening Op
de Kaart, www.pdok.nl) is tegenwoordig een
belangrijk kanaal voor de verstrekking ervan.
Inmiddels is de vervaardiging van AHN3, dat
ook via PDOK ontsloten wordt, al ongeveer
halverwege.
Wie financiert AHN?
Belangrijk is dat het in 2014 gelukt is om het
AHN gratis beschikbaar te stellen. Het effect
daarvan, een sterke verbreding van het
gebruik, is onderzocht en beschreven door
Bregt et al. (2016). De commerciële waarde die
gecreëerd wordt door het AHN vrij te geven,
benadert de kosten van de realisatie ervan.
Er is geen centrale financiering zoals dit wel
geregeld is voor de basisregistraties. Op dit
moment dragen Rijkswaterstaat en de water-
schappen 90% van de kosten. De provincies
dragen 10% bij. Dat is zo geregeld tot 2019.
En daarna? Dat is nog onduidelijk. Nu betaalt
de watersector. Dat was bij de start logisch,
maar nu niet meer, omdat uit het onderzoek
is gebleken dat het gebruik van AHN enorm
is verbreed. Bregt et al. (2016) noemen de
top vier van de belangrijkste toepassingsdo-
meinen: 1. Bouw en Infrastructuur, 2. Milieu,
Bodem & Natuur, 3. Ruimtelijke Ordening en 4.
Water (inclusief bagger) & Energie.
En de gegevensbehoefte in de watersector zelf?
Die verandert ook. Enerzijds hebben we door
klimaatverandering tegenwoordig meer
stortbuien, anderzijds neemt het verharde
grondoppervlak toe. Hierdoor wordt water-
management op gedetailleerd niveau belang-
rijker, vooral in de steden. De centrale vraag
is daar: hoe kan de topafvoer in banen geleid
worden? Die gegevens moeten, behalve meer
detail, ook een grotere actualiteit hebben
dan eens in de zes jaar, omdat er in stedelijke
omgevingen vaker dingen veranderen. Het is
nodig geworden om bijvoorbeeld stoephoog-
tes te weten, want die bepalen in hoge mate
het afstromingspatroon in de stad.
Welke technische ontwikkelingen zijn
van belang?
Er gebeurt natuurlijk meer, maar de volgende
drie zijn van direct belang voor ons.
Single Photon LiDAR
Een technische ontwikkeling die we vanuit
de AHN-organisatie op de voet volgen is die
van de ‘Single Photon LiDAR’ (zie King, 2016).
Deze kan vanaf grotere hoogte en met grotere
vliegsnelheid punten meten. De producent
geeft aan dat dit met dezelfde kwaliteit
AHN en programma Beeld
In 1992 kwam het digitale Tophoogte MD-bestand beschikbaar, dat gemiddeld elf hand-
gemeten punten per km2 bevatte, enkel van het maaiveld. Tussen 1996 en 2003 werd
AHN1 gemaakt. Het had 30.000-60.000 met LiDAR gemeten punten per km2, zowel geme-
ten op het maaiveld zelf, als op bouwsels en vegetatie erop. In 2012 was AHN2 voltooid,
met gemiddeld acht miljoen laserpunten/km2, dus 8 punten/m2 (zie figuur 1). Voor AHN3
gelden vergelijkbare specificaties als voor AHN2, in 2019 zullen de laatste gegevens
worden opgeleverd.
Figuur 1 - AHN2 had gemiddeld 8 punten/m2. Bron: Harris Corporation.
| 112017-3 | Geo-Info
gebeurt als de lineaire LiDAR (zie figuur 2). Dat
levert grotere dekking bij evenveel punten per
m2. Het inwinnen van een gebied gaat daar-
door vele malen sneller dan met de huidige
inwintechnieken.
InSAR
We denken ook aan het gebruik van InSAR.
Met deze radartechniek kan vervorming ter
grootte van millimeters worden afgeleid
uit het verschil tussen twee radaropnames,
gemaakt vanuit een satelliet. Daarmee is
bijvoorbeeld landsdekkende mutatiedetec-
tie uit te voeren maar ook het detecteren
van vormverandering van een dijklichaam
(figuur 3).
Dense Matching
Een andere interessante ontwikkeling is die
van ‘Dense Matching’ (Fig.4). Hierbij wordt uit
overlappende luchtfoto’s een 3D-puntenwolk
afgeleid met hoogte- en kleurinformatie
(Hinsbergh et al. 2017). Daarvoor is het wense-
lijk dat luchtfoto’s worden gemaakt met een
overlap van 80% in plaats van de gebruikelijke
60%. Binnen het programma Beeldmateriaal,
dat ook onder verantwoordelijkheid van
Het Waterschapshuis valt, hebben we er dan
ook voor gekozen om deze overlap van 80%
te laten vliegen in 2016 en 2017 voor één van
de drie percelen. Het grote voordeel van deze
techniek is, dat de hoogte informatie net zo
actueel is als de luchtfoto.
Dus nauwere samenwerking tussen AHN en
het programma Beeldmateriaal?
Ja. Het project- en programmamanagement
van Beeldmateriaal en AHN vallen beide
nu al onder de verantwoordelijkheid van
Het Waterschapshuis. Voor de nabije toekomst
zien we dat het inwinnen van basisdata,
zoals 3D-puntenwolk en luchtfoto’s, voor de
overheden, het beste op een afgestemde
wijze kan plaatsvinden. Daarmee realiseren
we een optimale informatievoorziening voor
de overheid tegen een goede prijs. Voor
een optimaal resultaat moeten dan wel alle
overheden meedoen. Dit geeft dan ook gelijk
de mogelijkheid om de data als open data vrij
te geven.
Wat voor obstakels liggen er?
We staan nu voor de volgende uitdagingen:
We hebben duidelijkheid nodig over de
wensen van nieuwe gebruikers, zodat we
nieuwe specificaties kunnen formuleren voor
toekomstige producten. Dat wordt zoeken
naar de optimale mix van de gebruikerswen-
sen en inwinningsmogelijkheden.
De waterschappen, Rijkswaterstaat en de
provincies zijn over het algemeen tevreden
met een vernieuwingscyclus van zes jaar, maar
andere gebruikers van het hoogtemodel wil-
len een veel hogere frequentie.
We hebben een nieuwe financieringsstructuur
nodig. Tenslotte is het gebruik nu veel breder
dan enkel de watersector.
Er is slechts beperkte capaciteit in het
luchtruim, daar moeten we dan ook efficiënt
mee omgaan. Dit kan alleen als alle partijen
samenwerken.
Er is nog geen nationaal dekkend initiatief
waaraan alle overheden meedoen. Willen we
komen tot een gecoördineerde inwinning van
basisdata, dan moeten we zorgen dat dit wel
gaat gebeuren.
Hoe wordt dat allemaal aangepakt?
Er zijn twee nieuwe medewerkers bij Het
Waterschapshuis aangesteld. De eerste
gaat werken aan de inzet en inpassing van
de genoemde nieuwe technieken in de
bestaande programma’s. De andere gaat
energie steken in de afstemming met andere
materiaal samen verder
Figuur 3 - Dijkvervorming rond Marken. Rood: verzakking
10-16 mm/jr. Oranje 3-6 mm/jr. Bron: Dentz et al., 2006.
Figuur 2 - Lineaire laser (links) en Single Photon laser (rechts). Bron: Harris Corporation.
Figuur 4 - Twee resultaten van de Dense Matching techniek: links zonder textuur, rechts met.
Bron: Hirschmueller 2010.
12 | Geo-Info | 2017-3
overheden zodat we ze kunnen interesseren
voor deelname aan een nationaal initiatief
basisdata.
Vooruitzicht
Het ziet er naar uit dat AHN3 de laatste
landsdekkende opname zal zijn in deze vorm.
Vanaf 2020 blijft de behoefte bestaan aan een
landsdekkend hoogtebestand van Nederland.
De specificaties hiervan zijn nog niet helemaal
duidelijk maar worden in de loop van 2017
bepaald in overleg met de eindgebruikers en
afgestemd op de technische mogelijkheden.
Bronnen• Dentz, F., Halderen, L. van, Possel, B., Esfahany, S.S., Slobbe, C., Wor-
tel, T. (2006). POSEIDON. On the potential of satellite radar inter-
ferometry for monitoring dikes of the Netherlands, a technical
feasibility study. Delft University of Technology, Geomatics.
• Hinsbergh, W. van, Post, M., Zwerver, B., (2017). 3D-omgeving
Nederland. In: GIS Magazine2017-1, p.8-11.
• Hirschmüller, H. (2011). Semi-Global Matching – Motivation, Deve-
lopments and Applications. www.ifp.uni-stuttgart.de/publicati-
ons/phowo11/180Hirschmueller.pdf
• King, V. (2016). What do Geiger Mode and Single Photon Mean
for Linear LiDAR? www.pobonline.com/articles/98188-what-do-
geiger-mode-and-single-photon-mean-for-linear-lidar
• Bregt, A.K., Grus, L., Beuningen, T. van, Meijeren, H. van, 2016.
Wat zijn de effecten van een open Actueel Hoogtebestand Neder-
land (AHN)? Wageningen University & Research.
Frans Rip is redacteur Geo-Info
en GIS facilities coördinator bij
Wageningen University. Hij is
bereikbaar via [email protected].
Erik Nobbe is programma-
manager bij het Waterschaps-
huis. Hij is bereikbaar via
Geodesiekamer in Science Centre Delft Tien feiten over de BRT die je misschien nog niet wist
Michael van der Meer, hoofd Science Center
van de Technische Universiteit Delft/Science
Centre Delft, schakelde in maart Tinker Imagi-
neers in bij het ontwerpen van hun vergaderzaal
annex kleine collectietentoonstelling geodesie.
Het leverde prachtige visualisaties op die ons
bereikten via Joop Gravesteijn, dank daarvoor.
Voor de vakwereld iconisch Schermerhorn-meubi-
lair kwam uit de DHC-collectie van de stichting De
Hollandse Cirkel in de Torenkamer van Kanaalweg 4
in Delft en verder: wordt vervolgd! Het Science Cen-
tre zit om de hoek op Mijnbouwstraat 120.
Adri den Boer
Het Kadaster publiceert 5x per jaar een bij-
gewerkte Basisregistratie Topografie (BRT).
Wist je dat de BRT...
1. ...gedetailleerd gekarteerd wordt op basis van
luchtfoto’s die maximaal een jaar oud zijn?
2. ...het enige landelijke geodata-bestand is met
een uniform overzicht van windturbines?
3. ...door de brandweer wordt gebruikt om in
natuurgebied de berijdbare zandpaden van
minimaal 2 meter breed te vinden?
4. ...de grenzen van alle bebouwde kommen en
van buurtschappen bevat?
5. ...achtergrondkaart op PDOK in 2016 meer dan
vier miljard keer is bekeken, en daarmee ver-
reweg de populairste kaart op PDOK is?
6. ...alle kilometerpalen langs wegen, spoor, vaar-
wegen én dijken bevat?
7. ...landsdekkend alle religieuze gebouwen van
de belangrijkste godsdiensten bevat?
8. ...het meest nauwkeurige en volledige wegen-
assenstelsel heeft, zelfs beter dan het NWB?
9. ...ook beschikbaar is als Linked data, zodat je er
snel allerlei wetenschappelijke analyses mee
kunt uitvoeren?
10. ...voor overheidsorganisaties de wettelijk ver-
plicht te gebruiken achtergrondkaart is?
Kijk ook eens op www.kadaster.nl/-/top10nl.
Een PostGIS database versie is te vinden op
data.nlextract.nl/top10nl/postgis/.
Uit: LinkedIn groep Basis Registratie Topografie
(BRT) (www.linkedin.com/groups/4434153),
Jan Willem van Aalst.
| 132017-3 | Geo-Info
Kenniskring: leren - interactie - (geo)netwerken8 tot 10 kennissessies per jaar
actuele geo-gerelateerde thema’s
aansprekende gebruikersomgevingen
Geo kenners & kunnersPostbus 62 | 5240 AB Rosmalen | +31 (0)73 78 20 168 | www.ruimteschepper.nl | [email protected]
inleiders en moderatie van niveau
visies en ervaringen
van technologie tot proces & organisatie
Antea Nederland | Gemeente Almere | GeoFort | Kadaster | ESRI | SpingSmart | Staatsbosbeheer | AGEL adviseurs | Havenbedrijf Rotterdam | Vitens | Prisma GeoCensus | Waterschap Hunze en Aa’s InArea | Ordina
Nationale Politie | Facto Geo | Gemeente Almelo | Atos Nederland | Geo Academie | CycloMedia Technology | Geodan | Wetterskip Fryslân | HAS University of Applied Sciences | GeoNovation | Gemeente Lingewaard
Realworld Systems BV | Spatial Insight | Merkator, GeoSpatial IT-Solutions | Wageningen Environmental Research | ZLTO | GE Energy Connections | GeoFoxx | Crotec | Intergraph Benelux | Royal HaskoningDHV | Sandd
Geon | Nieuwland Automatisering | Spatial Eye | UvA | Vicrea Solutions | mtenv | Siers Infraconsult | PIM info | Unafact | IntellinQ | Imagem | ESC GeoServices & meer dan 100 zelfstandige professionele ondernemers.
√√√
√√√
Zien we jou ook bij onze deel & creëer sessies? sluit je aan: [email protected]
Personalia
Als nieuwe redacteur van Geo-Info werd ik
gevraagd om mijzelf bij de lezers te intro-
duceren. Mijn naam is Willy Bakker. Ik werk
als informatieadviseur bij de provincie
Groningen, waar ik mij heb toegelegd op
geo-informatie. De afgelopen periode heb
ik met mijn team gewerkt aan de Basisregis-
tratie Grootschalige Topografie (BGT). Op dit
moment ben ik werkzaam voor de beheer-
en nieuwbouwafdelingen van de provincie,
waar we de BGT aansluiten op de werkpro-
cessen en informatiesystemen. Daarnaast
houd ik mij voor de provincie bezig met het
Internet der Dingen en data science.
In mijn vrije tijd ben ik ook regelmatig actief
in de wereld van geo-informatie, bijvoor-
beeld voor OSGeo.nl of OpenStreetMap. Ik
draag het Missing Maps project een warm
hart toe en doe vaak mee aan mapathons.
Het jaarlijkse Maptime Summercamp laat ik
ook niet aan me voorbij gaan.
Als redacteur wil ik me vooral richten op de
raakvlakken van geo-informatie met andere
domeinen. Grenzen vervagen en we krijgen
als geo-specialisten steeds vaker te maken
met administratieve, CAD- of sensordata.
Hoe ga je daarmee om? Omgekeerd is er
binnen de traditionele BI-wereld nog veel
winst te halen met GIS. Maar wat is er voor
nodig om niet geo-specialisten snel en
eenvoudig GIS-functionaliteit beschikbaar te
stellen? Ik hoop dat ik als redacteur de kans
krijg om mijn blik te verbreden en interes-
sante artikelen te schrijven voor de lezers
van Geo-Informatie Nederland.
Ik ben te bereiken via
Even voorstellen: Willy Bakker
14 | Geo-Info | 2017-3
Een verdeel-en-heers aanp een vario-schaal structuur Zo’n vijf jaar geleden is in Geo-
Info het concept van vario-schaal
geo-informatie beschreven
(Van Oosterom en Meijers, 2012).
In dit eerdere artikel werd de eerste
echt geleidelijke vario-schaal
structuur gepresenteerd: een delta
schaal geeft een delta in de kaart
(en hoe kleiner de delta schaal hoe
kleiner de delta kaart). De afgelopen
vijf jaar is er veel R&D verricht om
het concept van vario-schaal geo-
informatie te realiseren: ontwikkelen
van prototypen en testen met
echte data. In het kader van het
Open Technologieprogramma
(OTP van STW, Stichting Technische
Wetenschappen) project 11185
‘Vario-scale geo-information’ is er de
afgelopen jaren veel vooruitgang
geboekt. De belangrijkste resultaten
zullen in een serie beknopte
artikelen worden behandeld. Dit is
het derde artikel in de serie.
Door Radan Šuba, Martijn Meijers en
Peter van Oosterom
Grote datasets met geografische gegevens in
vector formaat met een verdeel-en-heers strate-
gie verwerken, is niet eenvoudig. Dit geldt zeker
voor het probleem van kaartgeneralisatie, waar
(relaties tussen) nabije objecten in ogenschouw
moeten worden genomen. Om een vario-schaal
structuur af te leiden, waarbij de originele set
aan kaartobjecten te groot is om in één keer
in het hoofdgeheugen van een computer te
laden, is het nodig de input in kleinere blokken
op te delen. Daarvoor hebben we een verdeel-
en-heers aanpak ontwikkeld, zodat we –
onafhankelijk van de grootte van de input – de
hele dataset toch om kunnen zetten naar een
vario-schaal structuur (waarna deze gebruikt
kan worden, bijvoorbeeld in een client-server
architectuur, zie het tweede artikel in deze serie,
Huang, 2017 – Geo-Info nummer 2, 2017).
Om enorme datasets aan te kunnen, is het dus
nodig dat de input wordt opgesplitst in kleinere
blokken met data. Deze blokken noemen we
‘velden’. Door de kaartobjecten op te delen met
behulp van deze velden, wordt de hoeveel-
heid gegevens die voor elk veld verwerkt moet
worden, beperkt. Bijkomstigheid is dat de
velden onafhankelijk van elkaar en tevens ook
tegelijkertijd kunnen worden behandeld. Dit
sluit goed aan op de huidige techniek van mul-
tikernprocessoren, waardoor – in vergelijking
zonder verdeel-en-heers aanpak – significante
tijdswinst te behalen valt. Daartegenover staat
dat de kaartobjecten die aan/over de rand van
de velden liggen speciale aandacht vereisen.
Aan het ontwerp van de verdeel-en-heers
aanpak hebben we de volgende eisen gesteld:
• De aanpak moet onafhankelijk werken van
het type kaart dat gegeneraliseerd moet
worden.
• De velden (partitionering) moeten zonder
tussenkomst van een gebruiker automa-
tisch gegenereerd kunnen worden.
• Elk kaartobject moet slechts eenmalig
gegeneraliseerd worden.
• De aanpak moet parallelle verwerking
mogelijk maken.
• De gegevens in de resulterende vario-
schaal structuur moeten er gelijk of nage-
noeg gelijk uitzien qua vulling, als wanneer
deze zonder verdeel-en-heers aanpak in
één keer worden verkregen.
We zullen nu eerst de aanpak in detail uitleg-
gen, waarna we een aantal gedane experi-
menten met resultaten zullen toelichten.
De verdeel-en-heers aanpak
Het hele proces om een grote vario-schaal
datastructuur gevuld te krijgen, bestaat uit
een aantal stappen:
1. het maken van een partitioneringsgrid met
velden op meerdere niveaus (Fieldtree) en
de input hierover verdelen,
2. de velden een voor een generaliseren,
3. de afronding.
1. Fieldtree maken en objecten verdelen
Om de planaire partitie met nodes, edges en
faces in kleinere blokken te verdelen, maken we
gebruik van de zogenaamde Fieldtree datastruc-
tuur (Frank en Barrera, 1990). De Fieldtree is
ontwikkeld voor GIS-toepassingen. Figuur 1 toont
dat de velden op meerdere niveaus zijn georgani-
seerd met steeds verschoven oorsprong voor een
niveau. Alle velden op één niveau vormen samen
een grid. De structuur wordt compleet vastge-
legd door een ingegeven parameter die aangeeft
hoe groot de velden op het laagste niveau zijn en
de geografische omvang (extent) van de dataset
(zie Figuur 1(a)).
Wanneer de lay-out van de Fieldtree vastligt,
kunnen de objecten worden verdeeld over de
velden. Elk object uit de topologische structuur
van de planaire partitie (node, edge of face) wordt
toegewezen aan het kleinst mogelijke veld waar
het qua omvang in past. In het geval een object
groter is dan een veld op het laagste niveau (of
deels over de rand ligt), wordt dit object in een
veld op een hoger gelegen niveau geplaatst
en komt dit object pas later aan de beurt in
het generalisatie proces. Door de verschoven
grids lukt dit altijd (omdat de grid lijnen steeds
verschuiven).
Zodra alle objecten toegewezen zijn aan een
veld, kan elk laagstgelegen veld worden gegene-
raliseerd. Het generalisatieproces kan onafhanke-
lijk per veld en tegelijk met andere velden worden
uitgevoerd. Merk op dat de vlakken (faces) alleen
worden gegeneraliseerd als ze compleet binnen
een veld liggen (en hier dus ook alle gerelateerde
nodes en edges bij aanwezig zijn). Als een
vlakobject over de rand heen ligt, komt dit vlak
| 152017-3 | Geo-Info
bij een veld op een hoger niveau aan de beurt.
Wanneer alle negen kind-velden verwerkt zijn,
kan het één niveau hoger gelegen ouder-veld
worden verwerkt. Het proces gaat zo door totdat
alle velden compleet gegeneraliseerd zijn.
Doordat de velden op een hoger niveau
worden verschoven, kan worden gegarandeerd
dat objecten die eerder niet konden worden
gegeneraliseerd (omdat ze of te groot waren of
op de rand lagen) nu wel aan de buurt kunnen
komen. De aanpak probeert om elk veld met
een factor 4 te generaliseren. Stel dat de input
uit n vlakobjecten (faces) bestaat, dan moet het
resultaat van het generalisatieproces van een veld
n/4 objecten bevatten. Bij een uniforme dataver-
deling wordt zo bereikt dat de hoger gelegen
velden net zoveel vlakken te verwerken krijgen als
de inputvelden.
2. Velden een voor een generaliseren
Nadat de objecten verdeeld zijn over de velden,
kan een veld gegeneraliseerd worden. Dit deel
van het proces kost de meeste verwerkingstijd.
Ons automatische generalisatieproces is geba-
seerd op het vinden van het minst belangrijke
kaartobject, wat vervolgens gegeneraliseerd
wordt. Dit globale criterium verandert door de
verdeel-en-heers aanpak: in plaats van globaal
is het nu een ‘lokaal veld’ criterium. Dit is zinvol,
omdat bijvoorbeeld de kaartobjecten in het noor-
den geen directe relatie hebben met de objecten
in het zuiden van de dataset. Generalisatie-acties
die we in ons proces geïmplementeerd hebben,
zijn onder andere dat vlakken worden samenge-
voegd, hun grenzen worden versimpeld en vlak-
ken omgezet worden naar een lijnrepresentatie en
worden verdeeld over hun naaste buren.
Tijdens het verwerken van een veld kunnen twee
verschillende categorieën van objecten worden
onderscheiden. Ten eerste; objecten die niet
meer geldig zijn voor de kaartschaal die voor het
huidige veld werd bereikt door het generalisa-
tieproces. Deze objecten zijn gereed (voor hun
kaartschaal range) en worden opgeslagen voor de
uiteindelijke vario-schaal structuur. Ten tweede;
objecten die nog verder versimpeld moeten
worden. Deze objecten worden in een veld
van de Fieldtree op een hoger gelegen niveau
geplaatst – wederom door ze in het kleinste, nog
te verwerken veld te plaatsen waar ze compleet
in passen. Tezamen met de objecten die over
de rand lagen op het lager gelegen niveau aan
velden, vormen deze objecten zo samen weer
een (deels versimpelde) planaire partitie.
3. Afronding
Nadat alle velden verwerkt zijn, vindt de laatste
operatie van het proces plaats: het combineren
van de informatie over alle definitieve objecten uit
de verschillende velden. De individuele tabellen
per veld worden samengevoegd om één set aan
database tabellen te maken (een node, edge en
face tabel), die samen de vario-schaal structuur
vormen. Ook wordt in deze stap ruimtelijke
indexering toegepast, zodat de resulterende
structuur snel te bevragen is.
Resultaten
We hebben onze aanpak getest met drie datasets,
die behoorlijk verschillen in inhoud. De datasets
die we gebruikt hebben zijn:
• CORINE-landcover bestand voor het Verenigd
Koninkrijk en Ierland (met 100.000 vlakob-
jecten) en rond Estland (met zo’n 130.000
vlakobjecten).
• Het Nationaal Wegen Bestand, de vlakken
tussen de wegen werden gevormd door
lijnen van het wegennetwerk te gebruiken.
Ongeveer 200.000 vlakobjecten.
• Een kadastrale dataset met percelen van pro-
vincie Gelderland met ongeveer 880.000 vlak-
objecten.
Om inzicht te verkrijgen in wat een redelijke veld-
grootte is voor de kleinste velden in de Fieldtree,
hebben we het hele proces (Fieldtree maken
en objecten verdelen, veld voor veld generali-
seren, afronden) met verschillende veldgroottes
herhaald. Hierbij varieerden we de veldgroottes
gebaseerd op de gemiddelde grootte (lengte van
zijn langste zijde) van een vlakobject in de dataset.
ak om voor grote datasets te creëren
Figuur 1 (a, b en c) - Fieldtree.
NRLEVELS = 8 # Gewenst aantal niveaus in de FieldtreeFINEGRID = 12500 # Veldgrootte (m) meest gedetailleerde niveauTHEORIGX = 0 # Oorsprong (in x- and y-richting)THEORIGY = 0
for (i=0; i<NRLEVELS; i++) do SIZE[i] = FINEGRID * 2^i
ORIGX[NRLEVELS-1] = THEORIGXORIGY[NRLEVELS-1] = THEORIGYfor (i = NRLEVELS-2; i>=0; i--) do ORIGX[i] = ORIGX[i+1] - SIZE[i+1]/4 ORIGY[i] = ORIGY[i+1] - SIZE[i+1]/4
(a) Pseudo code om de lay out van een Fieldtree vast te
leggen (Van Oosterom en Vijlbrief, 1996). Het aantal
benodigde niveaus kan worden afgeleid vanuit
de extent van de dataset en de parameter van
veldgrootte op het meest gedetailleerde niveau.
(b) 3 niveaus van de Fieldtree, laagste niveau
in roze, middelste in groen en hoogste
niveau in blauw.
(c) 3D impressie van de velden. Merk op dat de
3e dimensie schaal is.
16 | Geo-Info | 2017-3
We hebben groottes gebruikt van 20 tot 220 keer
de gemiddelde vlakgrootte. De grafiek van
Figuur 2 laat zien dat we, als vuistregel, de kleinste
velden ongeveer 100 keer de gemiddelde vlak-
grootte moeten geven (dus zo’n 10.000 objecten
per veld). Dan is de benodigde tijd voor het hele
proces optimaal. Verder kunnen we concluderen
dat als de veldgrootte te klein gekozen wordt, dit
leidt tot vrij veel overhead. Er wordt dan onnodig
veel tijd besteed aan het kopiëren van data van
lager gelegen velden naar hoger gelegen velden,
terwijl het generalisatieproces niet veel kan
versimpelen (veel objecten die over de veldrand
liggen op lagere niveaus).
De aanpak biedt twee mogelijke manieren
voor het verwerken van velden (‘schedulen’).
Bij de eerste manier (Figuur 3(a)) worden eerst
alle velden op één niveau compleet verwerkt.
Pas als voor dit niveau alle velden klaar zijn, wordt
gestart met velden van het volgende niveau.
Bij de tweede manier (Figuur 3(b)) wordt gebruik
gemaakt van de ouder-kind relatie die velden in
de Fieldtree hebben en wordt een ouder gepland
om verwerkt te worden, als de negen kind-velden
compleet gegeneraliseerd zijn. We hadden
verwacht dat de tweede strategie behoorlijk wat
sneller zou kunnen zijn, maar hier was slechts
sprake van een beperkte reductie van benodigde
rekentijd (van 340 naar 290 seconden, wat een
reductie betekent van 15%).
Naast deze statistieken, wilden we ook inzichtelijk
krijgen of het resultaat van het generalisatieproces
kwalitatief beïnvloed wordt door de verdeel-en-
heers aanpak. Hiervoor hebben we dezelfde data-
set omgezet naar vario-schaal structuur, zowel
met onze verdeel-en-heers aanpak versimpeld,
als ook zonder de verdeel-en-heers aanpak toe te
passen (als één grote taak). Figuur 4 toont dat er
in dit geval geen opmerkelijk grote verschillen zijn
waar te nemen tussen de twee resultaten.
Bij het toepassen van de verdeel-en-heers aanpak
op het generalisatieproces dat we voor wegen
hadden ontwikkeld (zie eerste artikel in deze
serie, Šuba, et al. 2017 – Geo-Info nummer 1, 2017)
bleek dat de verdeling van kaartobjecten over
de velden een probleem vormt voor de analyses
waar buurobjecten moeten worden meegeno-
men. Om dit op te lossen, stellen we binnen een
veld een ‘alleen lezen’-buffer in. De objecten die
te dichtbij de rand van het veld liggen, mogen
deze ronde zelf niet meedoen in het generali-
satieproces (ze worden dus op dit niveau zelf
nog niet versimpeld), maar kunnen wel gebruikt
worden bij analyses voor de generalisatie van
andere objecten. Te dichtbij de rand wordt in dit
geval bepaald met behulp van een topologische
maat (Figuur 5 toont dat alle objecten in het
rood die binnen twee stappen vanaf de rand van
het veld afliggen nog niet worden versimpeld).
Een andere optie de we hebben overwogen
(maar niet geïmplementeerd) is het toevoegen
van een buffer aan elk veld, zodat voor deze buf-
fer vervolgens ‘alleen lezen’ objecten beschikbaar
zijn. Het voordeel is dat er per veld meer gege-
neraliseerd kan worden, nadeel is dat er meer
data per veld (van niveau naar niveau) gekopieerd
moet worden.
Door te testen met de verschillende datasets
hebben we laten zien dat de aanpak in principe
werkt op verschillende soorten data. Verder laat
het testen met de wegenkaart zien dat het ook
mogelijk is om buurobjecten tot de beschikking
te hebben (als dit nodig is voor het generalisatie-
Figuur 2 – Benodigde rekentijd versus veldgrootte van het laagste niveau.
Figuur 3 - Verschillende manieren om velden te verwerken. Merk op dat de verschillende kleuren overeenkomen met verschillende niveaus in de Fieldtree
(rood komt overeen met laagste niveau).
| 172017-3 | Geo-Info
proces). Met de aanpak kunnen velden in parallel
worden verwerkt, terwijl elk kaartobject slechts
eenmaal wordt gegeneraliseerd.
Conclusie
We hebben een verdeel-en-heers aanpak
gepresenteerd die gebruikt kan worden om voor
zeer grote datasets een vario-schaal structuur te
vullen met data. We hebben laten zien dat de
aanpak toegepast kan worden op verschillende
soorten input data, zoals CORINE-landcover of
een kaart van een wegennetwerk (Nationaal
Wegen Bestand). De aanpak maakt het mogelijk
dat het generalisatieproces in parallel uitgevoerd
kan worden. Hierbij is de Fieldtree een zeer goed
uitgangspunt gebleken: naast het verdelen van
de objecten over velden beschikt de Fieldtree
ook over meerdere niveaus en worden de velden
per niveau ‘slim’ verschoven. De objecten die
niet gegeneraliseerd kunnen worden op een
lager gelegen niveau, worden versimpeld op
een hoger niveau (waarbij meerdere delen van
een kaartobject weer aan elkaar gelegd worden).
Deze Fieldtree gebaseerde verdeel-en-heers aan-
pak past goed bij het generalisatieprobleem, maar
is mogelijk ook bruikbaar voor andere ruimtelijke
problemen (bijvoorbeeld het produceren van een
datastructuur met expliciete topologie). Moge-
lijk kan de Fieldtree tevens behulpzaam zijn bij het
updaten van onze vario-schaal structuur. Door het
‘lokale veld’ criterium in plaats van het globale
criterium en door van de objecten de relatie met
de Fieldtree velden te onthouden, kan bepaald
worden welk deel van de vario-schaal structuur
opnieuw moet worden gegeneraliseerd. Dit is
werk voor toekomstig onderzoek.
Bronnen• Peter van Oosterom, Martijn Meijers, Variabele-schaal geo-
informatie, Geo-Info, 9(10), pp. 14-19, 2012.
• Radan Šuba, Martijn Meijers, Peter van Oosterom, Wegen-
netwerken in vario-schaal structuren, Geo-Info, 14(1), pp.
44-48, 2017.
• Lina Huang, Martijn Meijers, Radan Šuba, Peter van Oos-
terom, Vario-schaal gegevens in een Geoweb context, Geo-
Info, 14(2), pp. 74-78, 2017.
• Peter van Oosterom, Tom Vijlbrief, The Spatial Location
Code, Proceedings of the 7th International Symposium on
Spatial Data Handling, SDH’96, Delft, August, 1996.
• Frank, A. U., Barrera, R., The Fieldtree: A data structure for
Geographic Information Systems. Proceedings of the First
Symposium on Design and Implementation of Large Spa-
tial Databases, SSD ’90, Springer-Verlag New York, Inc., New
York, NY, USA, pp. 29–44, 1990.
• Judith van Putten, Peter van Oosterom, Generaliseren van
vlakkenpartities (2); GAP-trees, testresultaten en verbeterin-
gen, Geodesia, 42(11), pp. 499-505, 2000.
Dit artikel is een bewerking van het Engelstalige
artikel: Martijn Meijers, Radan Šuba, Peter van
Oosterom, Parallel Creation of Vario-Scale Data
Structures for Large Datasets, In: ISPRS Archives
Volume XL-4/W7, 4th ISPRS International Workshop
on Web Mapping and Geoprocessing Services,
Sardinia, pp. 1-9, 2015.
Radan Šuba is promovendus
GIS technologie bij de TU Delft.
Hij is bereikbaar via
Martijn Meijers is onderzoeker
GIS technologie bij de TU
Delft. Hij is bereikbaar via
Peter van Oosterom is profes-
sor GIS technologie bij de TU
Delft. Hij is bereikbaar via
Figuur 4 - Test data, input en output (met en zonder verdeel-en-heers aanpak).
Figuur 5 - Toepassen van een inwaartse ‘alleen lezen’ rand. Objecten die op dit niveau voor het veld
rechtsonder niet versimpeld mogen worden, worden in het rood getoond.
18 | Geo-Info | 2017-3
Verslag
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft eind maart besloten de ijkbasis op de Loenermark/
Zilvense Heide in Apeldoorn aan te wijzen als Rijksmonument in het kader van de Erfgoedwet. Op 19 mei
2017 vond namens haar de aanwijzing op locatie plaats. Dit was zelfs het eerste rijksmonument in het kader
van de nieuwe Erfgoedwet! Op 20 september 2007 zegde een Apeldoornse wethouder op dezelfde plek
aanwijzing tot gemeentelijk monument toe. Nu waren er tenten en paraplu’s bij…
In het voor 19 mei al verschenen Tijdschrift
van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,
nummer 2, 2017, waren er twee pagina’s aan
gewijd. Het waren bijgaande titelpagina
en een tekstpagina van Eline Jörg, adviseur
architectuurhistorie, en Willem Derickx,
landmeetkundige en specialist geografi sche
informatie. Beiden zijn werkzaam bij de Rijks-
dienst voor het Cultureel Erfgoed. Hun eerste
zin luidde: “Nederland is het nauwkeurigst
opgemeten land ter wereld.” Hun slotzinnen
waren: “De gemeente Apeldoorn onderzoekt
momenteel hoe de basis het beste kan
worden geconserveerd en beheerd. Dat doet
zij met medewerking van het Kadaster, Gel-
dersch Landschap & Kasteelen, de stichting
De Hollandse Cirkel en de Nederlandse Com-
missie voor Geodesie. De reeks betonnen
palen op de Zilvense Heide geeft prachtig
de stand van de technologie in de weder-
opbouwperiode aan. Met de aanwijzing
van deze unieke ijkbasis als rijksmonument
heeft Nederland een tastbare herinnering
uit de geschiedenis van de landmeetkunde
beschermd.” De stichting De Hollandse Cirkel
(DHC) haalde hiermee voor het eerst dit
prachttijdschrift.
Feestprogramma
Apeldoorns monumentenwethouder van nu,
Nathan Stukker, opende het praatwerk. Hij gaf
als eerste het woord aan Rob Boekhorst, nu
betiteld als oud-hoofd van de afdeling Land-
meten (in 2007 schreef ik op dat hij van de
afdeling Ruimtelijke Informatie was!). Hij startte
in 1996 bij de gemeente en hoorde nog verha-
len over zijn voorganger Ashouwer, die “had
gestimuleerd dat de ijkbasis hier kwam”.
De tweede spreker was DHC-erevoorzitter
en Apeldoorner prof.dr.ir. Leen Aardoom, in
1957 als student nog bij de bouw van de basis
betrokken. Hij memoreerde veel, net zoals
Aanwijzing ijkbasis Loenermark als rijksmonument
Pagina 20 uit RCE-tijdschrift 2017-2.
| 192017-3 | Geo-Info
tien jaar geleden: de toen nog solitaire lande-
lijke driehoeksnetten met schaalverschillen,
de getrouwheid van Nederland om gevolg te
geven aan internationale afspraken om daar
wat aan te doen en de hulp van Finse profes-
soren. Opnieuw was de leukste opmerking
dat, toen de ijkbasis werd gemeten, de eerste
Spoetnik de lucht inging als opmaat voor GPS
dat de basis overbodig zou maken! Aardoom
zag nu vooral Kadaster-directeur Stoorvogel
als verantwoordelijke voor de keus van de
stabiele en rustige Loenermark als locatie
(zijn rijksdienst was ook net in Apeldoorn
bezig met een hermeting). Hij memoreerde
ook de vergeefse concurrerende ideetjes
voor het noorden en het zuiden des lands,
het laatste tevens voor gebruik door de
Belgen! Na jaren ijken van elektronische
afstandsmeters werd de doodssteek voor de
basis de herdefi nitie van de standaardmeter
in 1983 (waarna atoomklokken vervangers
werden).
De waarnemend directeur van de stichting
Geldersch Landschap en Kasteelen, de
erfpachthoudster, noemde de ijkbasis een
“cultuurdaad in een prachtig landschap”,
een breuklijnloos gebied. De opmerking:
“Als je iets wilt, moet je de sleutel hebben”,
vond hij symbolisch voor samenwerking
(en Kadaster-museummannen hadden het
kistje met de sleutels van de pijlerkappen
meegebracht).
Slot
Directeur Susan Lammers van de RCE gaf
tot slot de Apeldoornse wethouder de
aanwijzingspapieren én een rijksmonumen-
tenschildje. Het paaltje ervoor stond al in de
grond, zo bleek bij het aansluitende toosten
bij de ijkbasis zelf. Bekeken werd daar ook het
meetpunt in de dominante ondergrondse
kelder van de betonnen pijler. De archeologe
Masja Parlevliet van de gemeente Apeldoorn
vond het dus vooral een archeologisch
monument!. Sinds 2000 is de ijkbasis niet
meer in gebruik, terwijl wetenschappers in
1957 wisten dat de constructie zeker meer
dan een eeuw zou worden benut. Radio
Kootwijk - ook een rijksmonument in Apel-
doorn – overkwam zoiets ook al.
Adri den Boer
LiteratuurAdri den Boer, IJkbasis Loenermark na 50 jaar monument,
in: Geo-Info 2007-11, p. 424/425.
Susan Lammers (RCE) gaf Nathan Stukker (Apeldoorn) rijksmonumentenschildje.
Genodigden bij ‘cultuurdaad’ van 1957 in een nat landschap…
…met ook nog een meegenomen natje (met glas en paraplu wethouder Stukker).
20 | Geo-Info | 2017-3
Vandaag ga ik samen met Symen Timmer-
mans (ROC Friese Poort) naar Arnhem om
landmeetkundige apparatuur in ontvangst
te nemen die beschikbaar is gesteld door de
provincie Gelderland. We hebben afgespro-
ken voor de ingang van het kantoor van het
Kadaster in Apeldoorn. Helaas is Symen er niet
op het afgesproken tijdstip en stuur ik hem
een sms-je om te vragen of hij Apeldoorn al
bereikt heeft. Ik krijg gelijk een sms-je terug
met de mededeling dat hij op mij staat te
wachten in een parkeerhaven iets verderop in
de straat. Buiten mijn zicht. Ach, positionering
… We staan dus beiden op elkaar te wach-
ten. Het is maar goed dat we binnenkort de
apparatuur hebben!
Voorstelling
We gaan op weg naar Arnhem en maken
tijdens de reis kennis met elkaar want dat is nog
niet eerder gebeurd (anders dan voorafgaand
telefonisch contact). Naarmate we dichter bij
Arnhem komen, stijgt de spanning. Ik heb
aangeboden om foto’s te maken en te filmen
en heb dus een filmcamera, fotocamera en een
statief meegenomen. Omdat ik nog niet eerder
bij zo’n overdracht aanwezig ben geweest, heb
ik me al wel een voorstelling gemaakt van hoe
de overdracht plaats zal vinden. Ik stel me een
overvolle raadszaal voor waar de raadsvergade-
ring plaatsvindt en de overdracht op de agenda
staat. We zullen worden gevraagd buiten de
raadszaal te wachten en plaats te nemen op
de houden banken langs de muur. Niet erg
comfortabel, maar we kunnen in ieder geval
zitten. We krijgen een geurige kop koffie aange-
Namens SAGEO namen Symen
Timmermans (ROC Friese
Poort) en Diederick Magré
(Stichting Arbeidsmarkt GEO)
op 18 november 2016 de
landmeetkundige apparatuur in
ontvangst van Martijn Roerdink
(provincie Gelderland, afdeling
GEO) op het provinciehuis in
Arnhem. Deze apparatuur werd
door de provincie ter beschikking
gesteld ten behoeve van de
lesbox.
Door Diederick Magré
Uitbreiding van lesbox met van provincie Gelderland
Ondertekening van de overdracht.
Het overdrachtsdocument.
| 212017-3 | Geo-Info
boden. En zoals dat hier bij de koffie in Arnhem
hoort, krijgen we beiden een Arnhems Meisje
aangeboden. Als de raad bij ons agendapunt
is aangekomen, zullen we gevraagd worden
de zaal te betreden. Een bode haalt ons op,
slaat bij binnenkomst in de raadszaal driemaal
op de grond met zijn scepter en kondigt ons
luidkeels aan. Speciaal voor de overdracht van
de apparatuur is er een tafel klaargezet in het
midden van de raadszaal. We worden gevraagd
plaats te nemen aan de tafel.
Ik kies er echter voor om stelling te nemen op
een afstand van ongeveer drie meter van de
zijkant van de tafel. Ik zet mijn filmcamera neer
op het statief dat ik meegebracht heb en start
de opname. Vanuit deze positie heb ik een
werkelijk prachtig uitzicht op de tafel en zal
bovendien ook mooie foto’s kunnen maken van
het tafereel. Het was wat zeulen met de appara-
tuur maar het zal achteraf blijken meer dan de
moeite waard geweest te zijn. Ik ben er klaar
voor. Laat de plechtigheid maar plaatsvinden!
Zowel Symen als het hoofd van de afdeling
‘Geo’ nemen plaats. De overdrachtsakte wordt
door de secretaris van de provincie uit een
kartonnen koker gehaald en op tafel neerge-
legd. Voor de lak en de lucifers is er een apart
houten doosje met daarop het wapen van de
provincie Gelderland. Symen ondertekent als
eerste de overdrachtsakte met een zwierige
handtekening. Daarna volgt het afdelingshoofd.
De overdracht wordt bezegeld door de voorzit-
ter van de raad middels het drukken van het
wapen van de provincie Gelderland in de juist
gesmolten rode lak op het zegel onderaan de
landmeetapparatuur
De beschikbaar gestelde apparatuur.
Tussen de spullen zat een bijzonder pennetje dat
uitstekend dienst kan doen in de lesbox!
Door de provincie Gelderland is de
volgende landmeetkundige apparatuur
ter beschikking gesteld voor de lesbox:
• DNA03 (waterpas), 4x
• GS15 (GPS), 1x
• CS15 (Veldbroek), 1x
• TCP1203 (Tachymeter), 1x
• GPS rugzak, 1x
• Basisstation GPS, 1x
• Magellan GPS, 1x
• Statief, 6x
• Stelschroevenblok, 8x,
• Waterpasbaak 2 meter, 3x
• Waterpasbaak 3 meter, 1x
• Grondpot waterpas, 2x
• Zeiss spiegels, 3x
• Spiegelstok, 3x
• GPS stok, 1x
22 | Geo-Info | 2017-3
akte. Hij moet hiervoor natuurlijk van zijn zetel
komen en afdalen naar de plek van de tafel.
Maar dit is nu eenmaal zijn deel van de ceremo-
nie en kan dus niet overgeslagen worden.
Nadat Symen een kwartiertje de tijd genomen
heeft voor een dankwoord aan de raad is de
plechtigheid achter de rug en kunnen we de
zaal verlaten. Ik stop snel de filmopname en
neem het statief onder mijn arm. De fotocamera
houd ik ergens anders vast. Achteraf blijkt hij
ergens aan het statief te bungelen. Symen en ik
lopen achteruit de zaal uit, de raad ondertussen
groetend (regelmatig een knikje maken hebben
we van de bode gehoord). We krijgen weer
koffie met het inmiddels bekende Arnhemse
Meisje aangeboden. Na het nuttigen ervan
lopen we snel naar beneden waar de appara-
tuur keurig ingepakt in dozen op ons staat te
wachten en door medewerkers van de provin-
cie vakkundig in onze auto geladen wordt.
Realiteit
Voor zover mijn voorstelling. In het echt
gaat het als volgt. We rijden met onze auto
Arnhem binnen en bekijken vol aandacht onze
TomTom. We hebben instructies gekregen op
welk adres we moeten zijn, maar ook weer
niet. Het opgegeven adres ligt namelijk in de
buurt van waar we moeten zijn en vanaf daar
moeten we ‘een eindje lopen’ om op de plaats
van bestemming te komen: een aantal garage-
boxen in een stukje van de stad dat ‘ook wel’
te bereiken is met de auto. Je moet wèl van de
goede kant aan komen rijden.
Uiteindelijk vinden we de garageboxen en
arriveren op tijd. We bellen aan en worden
even later hartelijk ontvangen door Martijn
Roerdink van de provincie Gelderland (afde-
ling GEO). De apparatuur ligt inderdaad al op
ons te wachten. Niks raadzaal dus. Deze wordt
zomaar in één keer overgeslagen! Gewoon
alleen een garagebox. Een illusie armer…
Niet lang daarna sneuvelt ook de tweede
illusie. Het is kennelijk de bedoeling dat we
helpen met inladen. En dat van alles netjes in
die dozen klopt ook niet helemaal. Alhoewel
dit voor sommige apparatuur gelukkig wel het
geval is. Het is veel apparatuur. Niet alles past
in de auto en dus maken we een selectie. Voor
het ophalen van de apparatuur die niet in de
auto past, zullen we een tweede keer moeten
rijden.
De apparatuur blijkt een ware schatkist te zijn
en bevat prachtige kroonjuwelen die uitste-
kend hun dienstdoen in de lesbox. Hoogte-
punt is toch wel de vondst van een kunststof
pennetje dat bij een tablet hoort en, in het
algemeen, als eerste wegraakt ‘in het veld’. We
bergen het juweeltje goed op.
Het lukt ons uiteindelijk om alle kubieke centi-
meters onze auto te gebruiken en bovendien
alle portieren te sluiten!
Na het inladen van de spullen moeten we nog
even de overdrachtspapieren tekenen. We lopen
naar een koffieautomaat, drukken op een knop en
krijgen onze bestelling in een plastic bekertje. In
geen velden of wegen zijn mijn Arnhemse Meisjes
te bekennen… We gaan naar beneden. Naar de
hal. Al snel vinden we een tafel om de overdracht
te doen door ondertekening van de documenten.
En dat is zo gepiept. De meeste tijd besteden we
aan een geanimeerd gesprek over de apparatuur
en de toekomstige gebruikers ervan. We bedan-
ken Martijn voor de apparatuur en de hulp en we
rijden met de uitpuilende auto en een tevreden
gevoel terug naar huis. De overdracht is natuurlijk
superefficiënt verlopen, maar de romantiek is er
wel een beetje af. Of ik moet mijn fantasie wat
minder de vrije loop laten in de toekomst …
Namens alle gebruikers bedankt SAGEO de pro-
vincie Gelderland voor deze mooie donatie aan
de lesbox! Hiermee kunnen nog meer scholen
voorzien worden van goed lesmateriaal.
Diederick Magré is vanuit het
Kadaster projectmanager bij
SAGEO (Stichting Arbeidsmarkt
GEO). SAGEO is een samenwer-
kingsverband tussen bedrijfsle-
ven, overheid en geo-onderwijs.
Diederick is bereikbaar via
De wagen volgeladen.
De lesbox
De lesbox is een initiatief van Symen Timmermans als coördinator Geo-onderwijs bin-
nen SAGEO en bestaat sinds 2011. De lesbox wordt door zo’n 10 ROC’s gebruikt door
het hele land. Coördinatie van uitleen is in handen van Symen. De lesbox voorziet in
een duidelijke behoefte; mede omdat in de opleidingen bouw en infra meer aandacht
wordt besteed aan maatvoering en BIM (Bouw Informatie Model). Naast landmeet-
kundige apparatuur bevat de lesbox ook onderwijsmateriaal, software en materiaal
voor bijscholing van docenten. Een deel van de apparatuur is nieuw en mede mogelijk
gemaakt door een verkregen subsidie vanuit het ‘Platform Beroepsonderwijs’ gericht
op het gezamenlijk invullen van het geo-onderwijs op het mbo. Behalve het mbo kan
ook het hbo gebruik maken van de lesbox. Scholen kunnen kiezen uit meerdere pak-
ketten, alleen GPS of ook Total stations en waterpasinstrumenten. Scholen betalen
een jaarlijkse vergoeding voor het gebruik van de lesbox gedurende een van tevoren
af te spreken periode. Op dit moment zijn het Kadaster en de Provincie Gelderland de
belangrijkste partijen die apparatuur over hebben gedragen aan de lesbox.
De lesbox bevat onder andere:
• 14 GPS toestellen;
• 6 Total Stations & 1 Robotic Total Station (donatie van de provincie Gelderland);
• 6 digitale waterpasinstrumenten;
• Een bijscholingscurus voor docenten voor het mbo, afdeling bouw/infra.
Met behulp van deze bijscholingscursus kan de docent kennis opdoen van appara-
tuur in lesbox voordat men hiermee met studenten aan de slag kan.
Verder zijn er bijdragen in de vorm van:
• De referentie voor GPS-toestellen wordt gratis ter beschikking gesteld door 06-GPS
en Leica;
• Software om de koppeling te maken tussen AutoCAD en de landmeetkundige appa-
ratuur wordt gratis ter beschikking gesteld door CAD Accent (www.cadaccent.nl)
Wilt u de lesbox gebruiken of een donatie doen? Dan kunt u hiervoor contact opne-
men met Symen Timmermans: [email protected] of 06-48137953.
| 232017-3 | Geo-Info
Met één klik op de kaart zien wat er kan en mag. Dat is
simpel gesteld het doel dat ons voor ogen staat bij een
afgeronde implementatie van de Omgevingswet. In Geo-
Info nummer 2 van dit jaar werd zeer terecht uitgebreid stil
gestaan bij de invoering van deze wet en de gevolgen voor
ons werkveld. Het is duidelijk dat geo-informatie onmisbaar is
voor de implementatie hiervan. Ik verwacht dat de komende
jaren veel geo-activiteiten van bedrijven en overheden zich
richten op ondersteuning van de uitvoering van deze wet.
Aan de realisatie van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)
zullen we onze handen vol hebben. En laten we eerlijk zijn;
dat komt ons ook best goed uit, want de ‘grote programma’s’
uit het verleden hebben hun aantrekkingskracht grotendeels
verloren. De basisregistraties zijn vrijwel gereed en komen nu
in een operationele fase. Natuurlijk een zeer belangrijke fase,
maar toch minder spannend dan de opbouw. INSPIRE heeft
zijn glans als innovatiemotor verloren en wordt meer als een
‘moetje’ gezien. En onze nationale geo-informatie infrastruc-
tuur heeft met PDOK een prima loket gekregen. Het is
natuurlijk mooi dat deze grote programma’s na decennia van
innoveren, bouwen, inwinnen, muteren, vergaderen gereed
komen, maar een beetje zenuwachtig worden we er wel van.
We hebben als sector altijd een sterk op innovatie gericht per-
spectief gehad. Wat nu? Gelukkig is daar De Omgevingswet.
Ook wel omschreven als de grootste wetwijziging sinds de
Grondwet. Vol enthousiasme storten we ons op de onder-
steuning van de invoering van de wet met het realiseren van
het Digitale Stelsel Omgevingswet met informatiehuizen,
informatiemodellen, stelselcatalogus, enzovoorts. In haar
editorial van Geo-Info 2 spreekt Sytske Postma over een
overweldigend en enthousiast aanbod van bijdragen. Als ik zo
door de bijdragen heen lees, dan is het duidelijk dat we nog in
de verkennende fase zitten. Dat is niet erg. Als geo-informatie
sector zijn we altijd zeer sterk in het collectief oplossen van
problemen. We overleggen, maken fouten, lopen vertraging
op, maar uiteindelijk komen we er altijd wel uit. Dat hebben
grote programma’s zoals de basisregistraties, INSPIRE en PDOK
in het verleden wel bewezen.
Wat mij opvalt in het themanummer Omgevingswet is
het op data en informatieorganisatie gerichte karakter van
vrijwel alle bijdragen. Maar voor ‘met één klik op kaart zien
wat kan en mag’, is meer nodig. De data moeten aangevuld
worden met modellen en rekenregels om tot daadwerkelijke
beslissingsondersteuning te komen. Anne Dullemond en
Robin Seijdel van Strategis geven dit in hun artikel ook aan.
Kortom; naast goed ingerichte informatiehuizen hebben
we ook omgevingsalgoritmen nodig om de gegevens en
informatie om te zetten naar kennis. In een algoritme worden
gegevens volgens bepaalde instructies omgezet in een resul-
taat wat nuttig is voor een bepaald doel. Voor de uitvoering
van een algoritme wordt veelal een computerprogramma
gebruikt. De invloed van algoritmen neemt de laatste jaren
zeer sterk toe. De zoekresultaten van Google, het nieuws dat
we via sociale media krijgen aangeboden en recent ook het
voorspellen van criminaliteit door de politie worden door
algoritmen bepaald.
Ook bij de Omgevingswet zullen uiteindelijk algoritmen
gaan bepalen ‘wat er kan en mag’. Een probleem bij veel
algoritmen is dat de werking niet transparant is en vaak is
ook de code geheim. Dat is vanuit een concurrentiepositie
van bedrijven nog wel te begrijpen. Nu er steeds meer open
data is, verschuift het concurrentievoordeel van bedrijven
steeds meer naar het hebben van goede algoritmen voor de
interpretatie van deze data. Google is er groot en machtig
mee geworden.
Naar mijn mening besteden we nog veel te weinig
aandacht binnen ons vakgebied aan de formulering en imple-
mentatie van omgevingsalgoritmen. Bij de invoering van de
Omgevingswet moeten de burgers en bedrijven er op kun-
nen vertrouwen dat beslissingen integer worden genomen.
Dat begint bij een goed en volstrekt transparant omge-
vingsalgoritme. Dat is geen sinecure. We hebben al moeite
om datakwaliteit goed te communiceren, bij algoritmen is dat
nog vele malen complexer. Ik begrijp dat er in deze fase van
de invoering van de Omgevingswet nog veel onzeker is, maar
dat ontslaat ons niet van de verantwoordelijkheid nu al over
omgevingsalgoritmen te gaan nadenken en op kleine schaal
te gaan experimenten met proefimplementaties. Dus naast
een DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) ook een DO (Digi-
taal Omgevingsalgoritme) om straks met inderdaad ‘één klik
op de kaart betrouwbaar te kunnen zien wat er kan en mag’.
Arnold Bregt,
Hoogleraar Geo-informatiekunde,
Wageningen Universiteit.
Column
Arn
old
Bre
gt
Omgevingsalgoritme
24 | Geo-Info | 2017-3
Grip op data: de puzzel Interview Nienke Zeijlemaker, directeur Inwinning en Gegevensanalyse
bij de Centrale Informatievoorziening van RWS
Paspoort
Nienke Zeijlemaker is sinds oktober 2013
Directeur Inwinning en Gegevensanalyse
(IGA) bij de Centrale Informatievoor-
ziening van Rijkswaterstaat in Delft.
Daarvoor was ze waarnemend directeur
wegen en verkeer bij Rijkswaterstaat
Noord-Holland (2012-2013) en hoofd van
de afdeling Netwerkmanagement van
Rijkswaterstaat (2010-2012).
| 252017-3 | Geo-Info
Kunstwerken, sluizen, vaargeulen,
wegoppervlakken, enzovoorts.
“Rijkswaterstaat heeft een
schatkamer aan data, in totaal
kent de organisatie rond de
1377 datasets!”, vertelt Nienke
Zeijlemaker, directeur Inwinning
en Gegevensanalyse (IGA) bij
Rijkswaterstaat (RWS). “Na het CBS
zijn we de grootste dataleverancier
binnen de Rijksoverheid.
Het grootste deel van die data
heeft ook een locatiecomponent;
geo-data. Interessant voor veel
organisaties en voor burgers.
Je ziet dat data steeds belangrijker
wordt in onze samenleving en
daar zijn we als Rijkswaterstaat
al pro-actief mee aan de slag.
We zitten in de transformatie naar
een datagedreven organisatie.”
Een veranderopgave die heel RWS
raakt en waar Geo-Info meer van
wil weten.
Interview door Roelof Keppel en Astrid
van den Hoek
van Rijkswaterstaat
In 2013 schreef Geo-Info over het Open data-
beleid van Rijkswaterstaat (artikel Wim de Haas
in Geo-Info nr. 8, 2013). Inmiddels zijn er veel
veranderingen in gang gezet. Dat deze veran-
deropgave nodig is, is volgens Nienke Zeijlema-
ker eigenlijk vanzelfsprekend. “In onze Datakoers
is neergelegd dat we de verandering inzetten
langs onder meer de lijnen van datamanage-
ment, data-innovatie en data-vakmanschap.
Zo zetten we de transformatie naar een data-
gedreven organisatie in. En daar zitten we mid-
denin. RWS is data, al meer dan twee eeuwen
lang! Maar waar we vooral data inwonnen en
ter beschikking stelden, is data uitgegroeid tot
een productiemiddel waarmee we steeds meer
onze operationele doelen realiseren. Deze (big)
data op het gebied van leefbaarheid, veiligheid
en bereikbaarheid binnen en buiten de overheid
biedt kansen tot samenwerken die voorheen
niet gebruikelijk waren.”
“De veranderopgave zijn we gestart met het
optimaliseren van de processen. Bijvoorbeeld
door het inventariseren van welke data we nu
precies in huis hebben en hoe we het gebruik
ervan kunnen optimaliseren. Zo kunnen we
voldoen aan een belangrijk uitgangspunt van de
i-Strategie RWS, namelijk om de data één keer in
te winnen en meervoudig te kunnen gebruiken.
We hebben weliswaar een beeld van welke data
we hebben, maar we willen daar meer structuur
in aanbrengen. We willen zorgen voor meer
bewustwording binnen het bedrijf, dat mensen
beter weten voor welke data en welke processen
zij verantwoordelijk zijn. Dat zoeken we nu uit en
bespreken we met elkaar.”
In het Rijkswaterstaat-gebouw in Delft hangen
op diverse plaatsen architectuurposters over
data. Zeijlemaker legt het uit aan de hand van
een voorbeeld over vaargeulen. “Stel dat we
in onze systemen informatie willen opnemen
over vaargeulen. Dan moet je je afvragen: is dat
wel nodig? Welke informatie is er al? En als we
informatie gaan opnemen in onze systemen, aan
de hand van welke definities doen we dat dan,
de RWS-definities of sluiten we aan bij (inter)
nationale standaarden die er al zijn? Er komt
dus van alles bij kijken. Door deze processen
te visualiseren en hier meer structuur in aan te
brengen, krijg je het inzicht, overzicht en orde
waarmee we goed kunnen inspelen op de
digitale transformatie van onze samenleving.
Maar dan ben je er nog niet. Draagvlak creëren
en de organisatie meenemen, is noodzakelijk.
Daarom maak ik samen met de Chief Data Offi-
cer bij RWS, Claudia de Andrade, een ronde langs
de proceseigenaren binnen Rijkswaterstaat.”
Aandacht voor data en datakwaliteit
Het Rijkswaterstaat-onderdeel Centrale Informa-
tievoorziening (CIV), waar de directie van Zeijle-
maker onder valt, bestaat al langer. De rechts-
voorgangers van de CIV zijn achtereenvolgens
de voormalige Meetkundige Dienst (1931-2003),
Adviesdienst Geo-informatie en ICT (2003-2007)
en de Data-Informatie-Dienst (2007-2013). In 2013
is er een relatief grote reorganisatie geweest.
De directie Inwinning en Gegevensanalyse (IGA)
is toen voortgekomen uit de toenmalige directie
Data van de Data-ICT-Dienst. “De accenten in
het werk zijn verschoven naar bijvoorbeeld
datakwaliteit en betrouwbaarheid van data”, zegt
Zeijlemaker. “Dat zijn immers belangrijke drivers
voor een datagedreven organisatie. En daar
zijn we vanuit de directie IGA heel hard mee
aan de slag gegaan. Data is de olie van de 21ste
eeuw. Rijkswaterstaat heeft een schatkamer aan
data, waarvan we het gebruik door derden ook
willen stimuleren. We stellen onszelf de vraag:
hoe kunnen we verbanden leggen tussen onze
eigen datasets, maar ook met die van andere
overheidsorganisaties en marktpartijen? Als je
daar combinaties van maakt of de samenleving
stimuleert om dat te doen, kom je al snel uit op
mooie toepassingen als apps. Maar door Big Data
te gebruiken en Data Analytics toe te passen,
levert het weer heel veel informatie op waarmee
je zelfs je taken efficiënter en goedkoper kunt
uitvoeren. Daarin zijn we nu wel stappen in aan
het zetten samen met onze partners in de over-
heid en in het bedrijfsleven.”
Voor een geoliede samenwerking is het op orde
hebben van de data van belang, net zoals weten
wat voor datakwaliteit je in huis hebt. “Dat lopen
we nu ook langs; hoe meten we de kwaliteit en
wat zijn onze kwaliteitseisen? Uitspraken doen
over kwaliteit begint met dat je het eens wordt
over de kenmerken van kwaliteit bij en het
gebruik van deze specifieke datasets. We zijn
hierover intensief in overleg met de gebruikers
ervan. Bij sommige processen zijn historische
data niet dagelijks van belang, bij andere proces-
sen wel. In de waterhoek wil je bijvoorbeeld
juist wel weten hoe de waterstanden zich in de
loop der tijd ontwikkelen om zaken te kunnen
voorspellen. Daarom is het zo belangrijk dat je
die meta-data goed vastlegt. Helaas is in de loop
26 | Geo-Info | 2017-3
der jaren niet altijd alles 100% goed vastgelegd.
We weten bijvoorbeeld dat de gegevens van de
wegoppervlakken niet altijd juist zijn. Dat kan
niet: data moet betrouwbaar zijn. Je mag
bijvoorbeeld bij bouwactiviteiten niet voor ver-
rassingen komen te staan …”
Samenwerken en standaardiseren
Standaardiseren is een andere pijler van de data-
veranderopgave van Rijkswaterstaat. Zeijlema-
ker: “Vroeger kwam het nog wel voor dat de
verschillende regionale onderdelen verschillende
meetmethodes hanteerden. Zo werd de data
niet op dezelfde manier ingewonnen en soms
ook niet op dezelfde manier verwerkt.” In het
organisatieplan van RWS in 2015 is dan ook inge-
voerd om meer eenduidig te gaan werken. Niet
alleen op datagebied, maar ook in het algemeen.
Met de vorming van de directie IGA zijn al deze
werkzaamheden gecentraliseerd en is er met de
oprichting van het Data Management Center een
stevige impuls gegeven aan het beheer van onze
data. Voor RWS is, naast mensen en financiën, data
het derde productiemiddel van de organisatie.
Rijkswaterstaat is een van de bronhouders van
een recent standaardiseringsproject, de BGT
(Basisregistratie Grootschalige Topografie). “Ach-
teraf gezien hadden we meer betrokken willen
zijn bij de totstandkoming van die standaarden
in de BGT. Maar daar gaan we nu wel meer bij
aanhaken.” Onlangs is met alle bronhouders
een wijzigingsproces gestart, met als doel te
komen tot een nieuwe release van de BGT. Ook
RWS neemt hieraan deel, en heeft een aantal
wijzigingsverzoeken ingediend. Voldoen aan de
vigerende wet- en regelgeving op dit gebied staat
hierbij centraal.
“Het vormt een breuk met het verleden waarbij
RWS uitging van het hebben van eigen standaar-
den”, schetst de directeur Inwinning en Gege-
vensanalyse. “Omdat in deze tijden ICT een steeds
verdergaande samenwerking op datavlak met
verschillende organisaties en bedrijven mogelijk
maakt, zijn we gaan inzetten op uniformeren en
standaardiseren op datagebied. We kijken daarbij
ook of en hoe we kunnen aansluiten bij de (inter)
nationale standaarden. Dat moet het vertrekpunt
zijn.”
“We werken veel samen met andere organisaties
zoals waterschappen, de brandweer, de marine.
En ook met het Kadaster. De samenwerking rond
Geo-ICT verloopt heel prettig. In het verleden liep
dat moeilijker, werden informatie en processen
heel erg binnen organisaties zelf gehouden. Nu is
er meer een open houding, transparantie. Dat zie
je bij veel organisaties. We zoeken nu bij RWS zelf
meer vanuit synergie naar samenwerkingsmoge-
lijkheden. Overheidsorganisaties zijn de afgelopen
tijd niet gegroeid. Dan word je ook kwetsbaar in
je kennis en je ziet dat dit ook wel noodzaakt tot
samenwerken. Toen ik hier in oktober 2013 begon,
hadden we bijvoorbeeld erg veel geo-vacatures
die ik niet meteen kon invullen. Het Kadaster heeft
ons toen echt ondersteund om daar meer lucht in
te brengen. Nu zijn we weer op volle sterkte.”
Kennisoverdracht naar een
jongere generatie
Zeijlemaker ziet dat het borgen van kennis in de
organisatie heel belangrijk is, zeker nu de trend
bij overheidsorganisaties toch wel vergrijzing is.
“Binnen RWS pakken we dat op verschillende
manieren op. Als we weten dat iemand binnen
een bepaalde termijn met pensioen gaat, dan
gaan we al eerder werven zodat jongeren ook
gekoppeld kunnen worden aan iemand met
veel ervaring. Dat begint nu echt vorm te krijgen.
Soms is dat wel lastig omdat budgetten onder
druk staan, maar we zien dat het nodig is. Deze
intensieve vorm van kennisoverdracht werkt echt
beter dan een overdrachtsdossiertje dat ergens
in een kast verdwijnt. Het is veel leuker om echt
met iemand op te lopen en in zijn netwerk
betrokken te worden. Ook voor degene die weg-
gaat is het goed om te weten dat degene die het
gaat overnemen geïnteresseerd is in zijn kennis
en ervaring.”
“Van het personeelsbestand bij de CIV is 33%
ouder dan 55 jaar. De meeste mensen werken tot
aan hun 67ste jaar, dus daar moeten we nu al op
inspelen. Je ziet dat als jongeren hier binnenko-
men, ze het ook best wel ingewikkeld vinden dat
er weinig leeftijdsgenoten zijn. Daarom koppelen
we de jongeren aan elkaar in een traject voor
Young Professionals, zodat ze ervaringen kunnen
uitwisselen met leeftijdsgenoten en bijvoorbeeld
samen een opleidingstraject kunnen volgen.
We pakken die scheefgroei in leeftijd zeker aan.
Er is gelukkig nog wel veel interesse in het geo-
vakgebied, maar we moeten ook actief werven.
Daarom staan we ook op beurzen, gaan we langs
bij universiteiten, hebben we veel stagiairs en is
er een junior consultancy pool. We hebben een
eigen trainee-traject en we hebben allianties met
opleidingsinstellingen. Zo kunnen mensen vanuit
een geo-opleiding ervaren wat voor leuke banen
ze met die opleiding kunnen doen en waar we
binnen RWS allemaal mee bezig zijn. We merken
nu dat alles rondom data enorm leeft onder
jongeren. Ik hoorde onlangs dat data scientist het
meest sexy beroep van dit moment is. Dat vind ik
leuk! Ik denk dat je daar wel een soort versterking
door krijgt van het vakgebied. Er is nu ook meer
kans op een baan in het geo-werkveld, dus dat
zijn hoopgevende signalen.”
“Ik zie wel dat we minder mbo-functies hebben”,
signaleert Zeijlemaker. “Veel data-inwinning
wordt door RWS uitbesteed. We hebben
bijvoorbeeld geen landmeters meer in dienst.
Als we deze expertise nodig hebben, maken we
gebruik van de markt. Ook gaat er veel digitaal
en automatisch. We hebben bijvoorbeeld een
technisch vernuftige auto rondrijden die metin-
gen maakt van het wegdek, de Aran (Automatic
Road ANalyzer). Op basis daarvan worden
reparatie- en onderhoudsplanningen gemaakt.
Ook voor het wateroppervlak is er een vaartuig.
Grote zaken doen we ook nog wel zelf. We heb-
ben daarom bijvoorbeeld ook nog 50 mensen in
ons laboratorium in Lelystad die onder meer de
waterkwaliteit 24/7 bewaken.”
Open Street Map, hackatons en
Sensor Data
RWS heeft een Nationaal Wegenbestand (NWB).
Daar zitten alle wegen, vaarwegen en spoorwe-
gen van heel Nederland in. Dat bestand maakt
RWS op basis van data van alle wegbeheerders.
Nienke Zeijlemaker: “Dit was al Open Data
voordat het wettelijk verplicht was. We werken
nu samen met Open Street Map, een initiatief
waar door wereldwijde crowdsourcing de aarde
in digitale kaarten wordt vastgelegd. Dit is een
online community van 2 miljoen vrijwilligers,
‘mappers’. Zij zijn erg gedreven om die kaart-
gegevens kloppend te krijgen. Doordat zij hun
bevindingen terugkoppelen aan ons biedt dat
mooie kansen om ons werk te optimaliseren.
Zo kunnen zij bijvoorbeeld aangeven dat er
ergens een rotonde is die wij niet in het NWB
hebben staan. Dat triggert ons, het is een goede
manier om te checken of onze eigen informatie
volledig is. Daarnaast gebruiken de ‘mappers’ ook
onze Open Data. Omdat er veel apps gebruik
maken van Open Street Map stijgt ook de kwali-
teit en de maatschappelijke waarde van de data
van de overheid. Deze samenwerking is nu nog
een pilot, we zijn het nog aan het verkennen.
Maar ik vind het zeker interessant om hiermee te
werken. Het is voor ons als overheidsorganisatie
ook goed om te kijken naar welke informatie wij
nodig hebben voor onze processen en wat we
dus allemaal willen weten en welke bronnen wij
–binnen en buiten de overheid- gebruiken.”
Data-innovatie is ook een belangrijke pijler van
de veranderopgave. RWS heeft daarom een
eigen DataLab dat het fundament vormt om
datagedreven te gaan werken en daar werken
sinds kort ook data scientists. Ook met andere
partijen wordt samengewerkt om die innovatie
verder te brengen. “We hebben bijvoorbeeld
een hackaton georganiseerd met het KNMI over
de toestand van het wegdek. Wij hebben zelf de
nodige informatie over het asfalt, met model-
len om de slijtage enzovoorts te voorspellen.
Maar als je dat afzet tegen de realiteit; klopt het
dan? Als je nou de weersinvloeden en een heel
groot aantal andere factoren daarbij betrekt,
zoals wanneer is het gelegd, wat waren de
weersomstandigheden toen, welk soort asfalt
is het enzovoorts, dan kun je je voorspellend
| 272017-3 | Geo-Info
vermogen verbeteren. Dan kun je je middelen
veel effi ciënter inzetten. Die gegevens zijn ook
voor burgers interessant. We houden bijvoor-
beeld ook de verkeersongelukken bij. Door data
van andere partijen hierbij te betrekken kun je
veel meer te weten komen over welke omstan-
digheden van invloed hierop zijn, bijvoorbeeld
het weer, tijdstippen, risicovolle dagen. Met die
informatie kun je maatregelen treff en om de vei-
ligheid op de (vaar)wegen te vergroten. Wij stel-
len onze eigen data ook actief open. Of nou ja,
het is niet echt ‘onze’ data, maar van de overheid,
het is eigenlijk al informatie van iedereen. Ik vind
het mooi om burgers actief te stimuleren om
meer met onze open data te doen. Er zit namelijk
veel innovatiekracht in de samenleving.”
Sensor data en het Internet of Things zijn ook
begrippen in opkomst waar RWS al veel ervaring
mee heeft opgedaan, geeft Zeijlemaker aan. “Het
genereert een stroom van real time data. RWS
beschikt met het Landelijk Meetnet Water al over
een groot sensornetwerk dat hydrografi sche
data levert die van belang is voor onder meer
de waterkeringen en sluizen. Maar we hebben
ook circa 20.000 meetlussen in het wegdek die
data generen waarmee we onze verkeersma-
nagementtaken kunnen uitvoeren. We hebben
een experiment gedaan met de Bernhardsluizen.
Door deze uit te rusten met sensoren krijg je
een slimme sluis die ons inzicht geeft in de
onderhoudstoestand. Maar het geeft ook inzicht
in hoe je de energievoorziening kunt monitoren.
Wanneer heb je de meeste energie nodig en
wanneer minder? Als je die sensoren er aanhangt,
kun je steeds beter storingen voorspellen. Je
ziet wanneer er een hapering is in de energie,
wanneer er meer energie nodig is. Die algoritmes
kunnen zichzelf ook dingen leren, waardoor je
eigenlijk een storing voor bent. Dat zie ik als een
belangrijke ontwikkeling voor de toekomst. We
zullen in de nabije toekomst dan ook steeds
meer slimme bruggen, tunnels en sluizen zien.”
Verbinding
De veranderopgave en het verder brengen van
de data van Rijkswaterstaat is een fl inke klus. “Je
moet ook niet de illusie hebben dat je het ooit
allemaal 100% in kaart kan brengen”, zegt Nienke
Zeijlemaker. “Nu Big Data meer aan belang wint
en je uit heel veel verschillende bronnen data kunt
combineren, is het ook veel breder dan alleen
onze eigen organisatie. Open Data speelt daar ook
een rol in, dat is een wettelijke verplichting voor
overheidsorganisaties. We moeten de data die
we inwinnen ook openstellen voor het publiek.
Behalve privacygevoelige informatie natuurlijk.
Je moet wel echt goed kijken wat je wel en niet
open kunt gooien, dat je niet het gevaar loopt
dat er door het combineren van verschillende
data, ook van andere organisaties, gevoeligheden
oplevert We zetten dus ook heel erg in op interne
data-bewustwording binnen Rijkswaterstaat.”
Bij RWS worden ICT en data de ‘verbindende
schakel’ genoemd tussen de leefomgeving,
wegen, vaarwegen en watersystemen. “De digi-
tale infrastructuur is daarmee bestuurlijk een
speerpunt geworden in de organisatie. Het is
toegevoegd aan het beleid en de taakstelling
van RWS. Dat is een belangrijke verandering.
ICT en data vormen de vernieuwende verbin-
ding met de mensen op de weg en vaarweg.
Denk aan fi le-informatie via apps en mogelijk-
heden voor smart mobility. We zetten daardoor
ook in op het op een andere manier ontsluiten
van geo-data. Bijvoorbeeld met die fi le-apps,
maar ook met smart tables bij bewonersbij-
eenkomsten. Dan kunnen de mensen om de
informatie heen staan, zo kunnen we echt ver-
bindingen maken. En dat is waar het om draait!”
Dok 3
Dok 2
Dok 1
P
P
zelf inwinnenzelf inwinnen
inkopen
inkopen
allianties
allianties
70
80
90
Zelf inwinnenInkopen
Allianties
RijkswaterstaatAmbitie IGA: IGA als databroker
Vraag klant
Inwinning data
Check data-kwaliteit
Dataopslag
Databeheer-en ontsluiting
Maken data-producten
Inwinning – en gebruik data
Gebruik data
De ambitie van Inwinning en Gegevensanalyse (IGA): met de klantvraag als uitgangspunt via data-inwinning, data-opslag, databeheer en -ontsluiting naar
de levering van dataproducten.
28 | Geo-Info | 2017-3
Op 50.000 bezoekers hadden we gerekend in
het bedrijfsplan, maar 100.000 overtreft onze
verwachtingen en de groei is nog echt niet
afgelopen. Na het verkrijgen van de titel ‘het
beste kindermuseum van de wereld’ hebben
we te maken met 60% groei in het bezoekers-
aantal voor de GeoExperience.
Het succes van GeoFort, de GoGeo cam-
pagne, de initiatieven van Techniekpact en
het Platform Betatechniek zorgen inmiddels
voor een toestroom van de leerlingen aan de
technische opleidingen. Dat is mooi! Science
centra zoals GeoFort hebben een belangrijke
rol in het overbrengen van enthousiasme
bij leerlingen voor wetenschap en techniek.
Zo blijkt uit een rapport van de Europese
Vereniging voor Science Centra (Ecsite) dat 85
- 93% van de wetenschappers aangeven dat
ze geïnspireerd zijn geraakt door bezoeken in
schoolverband aan science centra, historische
musea, planetaria, aquaria en dierentuinen.
Het is mooi dat GeoFort na vijf jaar zich niet
meer af hoeft te vragen of het concept een
succes is, maar zich alleen maar bezig hoeft
te houden met de vraag hoe we in kunnen
spelen op de groei. Dat zijn ook serieuze
vraagstukken, want het helofietenfilter en
het wifi-netwerk zijn niet toereikend voor de
huidige bezoekersaantallen laat staan dat we
genoeg plek hebben om alle leerlingen van
goed onderwijs te kunnen voorzien. Het fort
barst uit z’n voegen...
Crowdfunding
Met het oog op de toekomst en de wens zoveel
mogelijk leerlingen een plek te kunnen bieden
in GeoFort, zijn we een crowdfundingcampagne
gestart. We vragen de geo-sector om hulp, zodat
we twee doelen kunnen realiseren:
1) het creëren van een Big Data-belevenis in
het nieuwe entreegebouw;
2) het realiseren van een onderwijspaviljoen
voor 10.000 leerlingen per jaar.
Hoe meer donaties we weten te realiseren, hoe
groter het gebouw kan worden en hoe meer
leerlingen we kunnen huisvesten. Alle kleine
beetjes helpen: voor 15 euro kunnen we al één
leerling extra huisvesten! Het zou fantastisch zijn
als we 250.000 euro voor onze onderwijsdoelen
weten te verkrijgen, maar bij GeoFort geldt ‘the
sky is the limit’ qua ambities. Met meer middelen
kunnen we niet alleen het gebouw groter
maken, maar ook nog een VR-bioscoop en een
Tracking ‘n Tracing spel verwezenlijken!
We zien GeoFort als een spannende game.
We zitten inmiddels in level 15 en we gaan alles
op alles zetten op level 16 te halen. Met de
donaties van de GIN-leden kan GeoFort naar
een hoger level!
Willemijn Simon van Leeuwen
is oprichter van GeoFort. Ze is te
bereiken via [email protected].
Vijf jaar geleden hebben we samen
met vele stakeholders uit de geo-
sector GeoFort kunnen openen
voor het grote publiek. Het was
(en is) de missie om meer mensen
enthousiast te maken voor geo-
ICT en daarmee te zorgen voor
meer instroom bij de geo-studies.
Inmiddels weten jaarlijks zo’n
8.000 leerlingen het GeoFort te
vinden in schoolverband. In totaal
zullen er in 2017 100.000 bezoekers
afreizen naar GeoFort. Wie had ooit
gedacht dat zoveel mensen bereid
zouden zijn om een onbekend
geo-thema te gaan verkennen in
‘the middle of nowhere’?
Door Willemijn Simon van Leeuwen
Crowdfundingcampagne van GeoFort
Bezoekersaantallen GeoExperience. Kids met de 4D-globe in GeoFort.
| 292017-3 | Geo-Info
De vorige Geo-Info was een themanummer over de
Omgevingswet. Op de voorkant stond de veelzeggende titel:
‘Omgevingswet en geo-informatie: een eeneiige tweeling’.
Oftewel: Met één klik op de kaart zien wat mag en kan. De
doelstelling van het DSO is dat de gebruiker met deze klik op
de kaart weet welke regels er binnen een bepaald gebied
van kracht zijn en dat zij met deze klik ook gegevens over de
fysieke omgevingskwaliteit kan raadplegen.
Conceptueel lijkt het bouwen van het DSO een logische
stap en lijken de kansen voor geo-informatie hierbij vanzelf-
sprekend. Maar op het moment dat er concreet gebouwd
moet worden aan een infrastructuur waarbij informatie vanuit
verschillende organisaties en verschillende domeinen bij
elkaar moeten komen, zien we hoe torenhoog de ambities
van DSO en de Omgevingswet eigenlijk zijn.
Met een 3D-benadering kan informatie over de leefomge-
ving veel nauwkeuriger kenbaar worden gemaakt. Maar wor-
den hiermee de ambities voor het DSO niet alleen maar veel
hoger? Ik denk dat dit meevalt.
Allereerst is er de perceptie dat alles wat met 3D te maken
heeft, kostbaar zou zijn. Dat is allerminst waar. Zeker als
direct wordt aangesloten op de werkelijke 3D-data behoefte,
hoeft 3D niet altijd duur te zijn. Een versimpeling van de
3D-werkelijkheid volstaat in veel toepassingen of is daar zelfs
meer gewenst. Bij de term 3D NL wordt vaak gedacht dat we
van heel Nederland een soort Virtual Reality-schaalmodel
maken, waarbij je als het ware door elk gebouw kunt lopen
of elke omgeving van alle kanten kunt bekijken, alsof je in
de echte wereld loopt. Dat is duur in opbouw, onderhoud
en ontsluiting en niet per se iets waar we de Omgevingswet
verder mee helpen. Van 2D-informatie weten we ook dat het
niet de werkelijkheid één op één weergeeft. Dat hoeft bij 3D
daarom ook niet om toch het gewenste doel van het DSO te
bereiken: alle relevante informatie over een bepaalde locatie
samenvoegen in een model. Het gaat dus nadrukkelijk niet
om een immens schaalmodel van Nederland te bouwen dat
ook nog eens tot op de dag (of uur?) nauwkeurig actueel is.
Dat zou veel te duur zijn en het doel van de Omgevingswet
voorbijschieten!
Daarnaast is er nog een andere reden waarom de ambi-
ties van het DSO niet gigantisch veel groter worden met een
3D-aanpak. Er is namelijk al veel 3D-informatie beschikbaar en
ook veel toepassingen werken al met 3D-data. Om te com-
municeren over de leefomgeving vertalen we die informatie
vaak terug naar het platte vlak! Een veel gebruikt voorbeeld is
geluid. Een geluidstudie dient te worden uitgevoerd volgens
vastgelegde rekenvoorschriften welke zijn gesteld in 3D met
geluidsbelasting berekend op x, y, z coördinaten. Maar geluid-
studies leveren veelal een rapport … met 2D-geluidskaarten.
We maken hier dus niet optimaal gebruik van 3D-informatie
die er al is.
In de vorige Geo-Info schreven we ook over de tech-
nische mogelijkheid om uit 2D BGT en puntenwolken een
3D-representatie van de werkelijkheid te genereren (gereali-
seerd in een samenwerking met Kadaster, TU Delft, Cyclome-
dia en Esri).
Het ontsluiten van deze typen 3D-informatie sluit goed
aan bij hoe bijvoorbeeld architecten ontwerpen in BIM. Als je
bij zo’n ontwerp meteen al kunt putten uit een centrale
3D-dataset, kun je veel gedoe achteraf voorkomen. Je kunt
meteen bepalen of iets voldoet aan de gestelde eisen en
normen (zon/schaduw eisen, geluidsbelasting) of dat de
samenstelling van de geologische ondergrond (ook al vele
jaren beschikbaar in 3D!) geen risico vormt voor een gepland
bouwwerk.
De grootste uitdaging nu is dat we erin slagen om al
die 3D-informatie die er al is technisch aan elkaar te knopen.
De verschillende domeinen zoals geluid, luchtkwaliteit,
geologie (BRO), bouw en geo hebben nu stuk voor stuk
verschillende datastructuren, verschillende informatiemodel-
len, verschillende update mechanismen en een verschillende
blik op de werkelijkheid. Hoe gaan we deze verschillende
3D-benaderingen integreren tot een zinvol geheel en zijn
we daarbij bereid om over elkaars schutting heen te kijken?
Daar zullen we de komende tijd in moeten investeren.
Het lastige daarbij is de complexe businesscase. Heel veel
partijen, waaronder overheden, hebben straks baat bij een
holistische kijk op 3D, maar niemand is er echt van. Dus wie is
de probleemeigenaar? Met het Ministerie van Infrastructuur
en Milieu, Geonovum, Kadaster en Rijkswaterstaat bekijken we
momenteel hoe we kleine stappen kunnen maken richting
3D-oplossingen voor het DSO.
Een 3D-aanpak voor het DSO: veel is nog onzeker maar
we weten dat het zal komen. Kijk bijvoorbeeld naar hoe vaak
3D wordt genoemd in de artikelen in het vorige themanum-
mer. Het is nu aan organisaties, informatiehuizen, basisregistra-
ties enzovoorts om elkaar op te zoeken op de raakvlakken van
wat al mogelijk en beschikbaar is.
Jantien Stoter
Hoogleraar 3D GeoInformatie aan de TU Delft en
tevens werkzaam bij Kadaster en Geonovum.
Column
Jan
tie
n S
tote
r
3D-ondersteuning in het DSO:
droom of werkelijkheid?
30 | Geo-Info | 2017-3
Het gemeentelijk geo-werkveld krijgt de komende
jaren te maken met nieuwe opgaven. In het vorige
nummer van Geo-Info is al uitgebreid ingegaan
op de gevolgen van de Omgevingswet voor de
gemeentelijke geo-informatievoorziening [1, 2].
Ook in de samenhang tussen de verschillende
(basis)registraties moet er nog het nodige werk
worden verzet. Maar wat betekenen verschillende
andere ontwikkelingen nog meer?
Wat eerst de verre toekomst leek, komt snel
dichterbij. Binnenkort rijden de eerste zelfrijdende
auto’s misschien wel door uw omgeving. Een
omgeving die trouwens toch al in rap tempo
slimmer wordt: lantaarnpalen, ondergrondse con-
tainers en zelfs parkeerplaatsen laten ‘real time’
weten wat hun status is. Veel van de ontwikke-
lingen vragen om een nog betere gemeentelijke
gegevensinfrastructuur. Tegelijkertijd lijken er ook
kansen te ontstaan om de informatievoorziening
op een efficiëntere wijze te organiseren.
Tijdens de sessie ‘tijdreis door de openbare
ruimte’ gaven gemeenten en enkele partners
uit het BGT werkveld op enthousiaste wijze
inzicht in de nu al bestaande toepassingen
van het gebruik van de BGT in combinatie
met andere gegevens (‘vandaag’), de manier
waarop zij inspelen op nieuwe ontwikkelingen
(‘morgen’) en de beelden die zij op dit moment
hebben bij de toekomst (‘overmorgen’).
Vandaag
Bij het beheren van de openbare ruimte worden
al jaren gedetailleerde kaarten gebruikt om de
positie van wegen, groenobjecten en straatmeu-
bilair vast te leggen. De gemeente Dronten liet
ons zien dat door alle relevante informatie in één
integrale en objectgerichte kaart op te nemen,
gegevensgestuurd werken bij het beheren van
de openbare ruimte binnen handbereik komt.
Zo kan deze gemeente bepalen waar preventief
bladruimen zin heeft, omdat zij op basis van de
kaart kan afleiden waar bomen met veel blad
in de buurt van rioolputten staan. Eén object-
gerichte kaart biedt de gemeente echter meer
voordelen. De informatie is direct toegankelijk
voor gebruik op de website. Zo informeert
de gemeente Dronten haar inwoners op de
gemeentelijke website op basis van de BGT over
de hondenuitlaatplaatsen in de gemeente.
De BGT gebruiken voor interactieve kaarten op
de website hoeft niet ingewikkeld te zijn. Dat was
de boodschap van de gemeente Nunspeet en
het Kadaster (PDOK). De gemeente Nunspeet
liet zien hoe zij in minder dan vier stappen met
PDOK Kaart [3] en op basis van de BGT een
interactieve snippergroenkaart op de website
wist te plaatsen om inwoners te informeren over
verkoopbaar en/of verhuurbaar snippergroen
in de gemeente. Zonder diepgaande kennis
Ongeveer 1.500 deelnemers
uit meer dan 300 gemeenten
bezochten op 5 april het VNG/
KING congres ‘Digitale Agenda
2020 - Samen Organiseren’
in de Fabrique in Maarssen.
De belangrijkste ontwikkelingen
op het gebied van de verdere
digitalisering van de gemeentelijke
informatievoorziening kwamen
langs. In een tijdreis door de
openbare ruimte nam KING
bezoekers ook mee in de rol die
de BGT in combinatie met andere
locatiegebonden informatie
daarbij ‘vandaag’, ‘morgen’ en
‘overmorgen’ speelt.
Door Marcel Rietdijk, Gerlof de Haan en
Sandra Leijten
Met de BGT op tijdreis do
Figuur 1 - Een tijdreis langs ‘vandaag’, ‘morgen’ en ‘overmorgen’.
| 312017-3 | Geo-Info
van locatiegebonden gegevens of inzet van
specialistische tooling.
Als gevolg van klimaatverandering houden
waterbeheerders rekening met meer en vooral
heftiger regenbuien. Afvoer en berging van
water zijn nu en in de toekomst belangrijke uitda-
gingen. Gemeente Almere en Stichting RIONED
lieten zien dat de BGT een belangrijke rol speelt
bij (toekomstig) gemeentelijk waterbeheer. Een
uniforme objectgerichte basiskaart in combi-
natie met hoogtegegevens en hydrologische
modellen maakt het mogelijk bij het ontwerp
en in de beheerfase beter rekening te houden
met een snelle berging en afvoer van overtollig
regenwater.
De Drechtsteden en kennisplatform CROW
vertelden over de aanvullende gebruiksmoge-
lijkheden die ontstaan wanneer gemeenten
stappen zetten om de vastgelegde eigen-
schappen van beheerobjecten in de BGT verder
te uniformeren. Daarvoor is een landelijke
standaard ontwikkeld: IMBOR. De informatie is
dan direct afgestemd met de BGT én onafhan-
kelijk van bronsysteem of proces te gebruiken.
De uniforme wijze van gegevensvastlegging
met BGT en IMBOR (Informatiemodel Beheer
Openbare Ruimte) vormden bij de Drecht-
steden een belangrijke katalysator voor de
inter gemeentelijke samenwerking op het
gebied van Beheer Openbare Ruimte.
Morgen
Morgen is nu eigenlijk al begonnen met de
invoering van de Omgevingswet. De gemeente
Rijssen-Holten liet zien dat de BGT ook nu al kan
worden gebruikt voor het werken in de geest
van de nieuwe Omgevingswet. Een pragma-
tische aanpak waarbij de informatiebehoefte
van het beleidsproces Ruimtelijke Ordening
is ‘gemapped’ op de BGT. De samenwerking
tussen het domein Ruimtelijke Ordening en het
geo-werkveld resulteerde in een Omgevings-
plankaart, waarin de BGT niet alleen de functie
heeft van referentie of ondergrond, maar de
kapstok vormt voor informatie over omgevings-
beleid. Rijssen - Holten bouwt de Omgevings-
visie niet op de BGT, maar haalt deze uit de BGT
en daaraan gekoppelde registraties [4].
Een ‘platte’ kaart is daarbij niet meer altijd
het juiste model van de werkelijkheid om de
ruimte om ons heen te ordenen. De gemeente
Rotterdam vertelde over de ontwikkeling van
het 3D-stadsmodel, dat is ontwikkeld op basis
van de basisregistraties BAG en BGT [5]. Deze
drie dimensionale ‘kaart’ helpt bijvoorbeeld
nu al het beheer en veranderingen in de
openbare ruimte (boven- en ondergronds)
beter te begrijpen en te voorspellen. Daar-
naast draagt een 3D-visualisatie bij aan een
betere communicatie met belanghebbenden
over veranderingen in de openbare ruimte.
De demonstratie met de HoloLens (waarmee
digitale informatie wordt geprojecteerd op
de echte wereld) laat zien dat de manier van
communiceren over ontwikkelingen in de
openbare ruimte drastisch gaat veranderen.
Gemeente Rotterdam vertelde vanuit haar
ervaringen dat een 3D-model gebaat is bij een
zo compleet mogelijke basiskaart inclusief een
or de openbare ruimte
Figuur 2 – ‘Powered by PDOK Kaart’: de digitale snippergroenkaart van de gemeente Nunspeet.
BGT gebruiken voor
interactieve kaarten
op de website is
eenvoudig
32 | Geo-Info | 2017-3
goede afstemming op de informatie uit het
proces beheren openbare ruimte.
Gemeente Den Haag gaf een kijkje in haar
experimenten met het dynamisch rekenen
aan plannen op basis van een 3D-model en
de uitgangspunten van de omgevingswet.
Een dynamisch 3D-model wordt opgebouwd
uit basisgegevens én beleidsregels, zoals
geluidregels en luchtkwaliteit. Den Haag heeft
de ambitie om interactief te kunnen werken
met zo’n model. Belanghebbenden kunnen
dan zelf ‘passen, meten en toetsen’, voordat
het plan voor definitieve goedkeuring wordt
aangeboden aan de gemeente [6]. Het resul-
taat is een transparante samenwerking tussen
belanghebbenden en overheid. De pilots
tonen aan dat deze manier van werken een
integrale aanpak bevordert en processen kan
versoepelen. Daarmee is het volledig werken
in de ‘geest’ van de nieuwe Omgevingswet
technisch mogelijk, mits 3D-data, dynamische
rekenmodellen en de omgevingsregels ‘in 3D’
uniform en op basis van landelijke standaar-
den beschikbaar zijn voor zowel belangheb-
bende als overheid.
Overmorgen
Maar ‘overmorgen’ staat er nog meer te gebeu-
ren. De wereld om ons heen wordt steeds
slimmer door sensoren die grote hoeveelheden
gegevens verzamelen (smart cities). In de
gemeente Zoetermeer worden parkeervakken
uitgerust met een sensor, zodat deze kun-
nen ‘vertellen’ of het parkeervak bezet is of
vrij. Uiteraard worden deze gegevens primair
gebruikt om automobilisten te informeren en
te leiden naar beschikbare parkeergelegenheid.
Maar de sensorinformatie kan ook worden
gebruikt voor het bepalen van de bezetting en
juiste inrichting van parkeerterreinen en -gebie-
den. In combinatie met de BGT, gegevens
over de openbare ruimte en andere gegevens
ontstaan ook nieuwe mogelijkheden. Zo kun-
nen in geval van evenementen en afsluitingen
parkeervakken worden ‘uitgeschakeld’.
Evenementenbureau Prooost vertelde in
haar bijdrage over de pilot met Eventcloud in
Den Haag. Een concept waarbij informatie uit
verschillende ‘slimme’ bronnen, zoals mobiele
telefoons en beveiligingscamera’s worden
ingezet om grootschalige evenementen in
juiste banen te leiden. Hulpdiensten gebruiken
deze informatie om realtime inzicht te krijgen
in bezoekersstromen en drukte op locaties.
Hierbij is ook informatie over onder meer de
weginrichting, bomen, afsluitpalen, bankjes en
prullenbakken van groot belang. Het verza-
melen en afstemmen van deze gegevens uit
verschillende bronnen is nu nog maatwerk en
kost daarom relatief veel tijd. De BGT kan als
‘drager’ van deze informatie bijdragen aan een
snellere, actuelere en eenduidige beschikbaar-
heid van verschillende gegevens en daarbij de
basis vormen voor een landelijke kaartvoorzie-
ning voor crowdcontrol.
Figuur 3 - Samenwerking in de Drechtsteden met IMBOR: uniformering en standaardisatie van beheergegevens. Bron cartoon: Willem van Albeslo.
Is de zelfmuterende
kaart in aantocht?
Figuur 4 - Rotterdam in 3D uit BAG en BGT = één basismodel voor veel toepassingen.
Op BGT afgestemde
beheergegevens nodig
voor de Omgevingswet
| 332017-3 | Geo-Info
Over de technische mogelijkheden en de
ethische vraagstukken van zelfrijdende
voertuigen is al veel gezegd en geschreven.
Maar wat weten we eigenlijk over de impact
van deze ontwikkeling op de openbare ruimte?
Het Kadaster nodigde de bezoekers uit tot een
discussie over de relatie tussen zelfrijdende
auto’s en de inrichting van de openbare ruimte.
Voldoet de huidige infrastructuur dan nog?
Zijn verkeerslichten nog wel nodig? En verkeers-
borden? Parkeerterreinen? Tegelijkertijd wordt
de zelfrijdende auto een gegevensproducent.
Met tal van ingebouwde sensoren scant de auto
al rijdend de omgeving en bouwt zo een actu-
eel en dynamisch kaartbeeld op. Informatie die
in potentie van waarde kan zijn voor verschil-
lende processen, zoals beheer openbare ruimte
en het bijhouden van een landelijke basiskaart.
Is de zelfmuterende kaart in aantocht?
Tot slot
Verschillende voorbeelden van overmorgen
leveren nu nog meer vragen op dan antwoor-
den. Voorzichtig kan worden geconcludeerd
dat gemeenten hier op dit moment in hun
informatievoorziening nog lastig concreet
op kunnen anticiperen. Welke gegevens
zullen er bijvoorbeeld precies nodig zijn om
zelfrijdende auto’s veilig door de stad te laten
rijden? En wat komt daarvan dan uit basis-
bestanden en welke gegevens kan de auto
zelf op een dynamische wijze verzamelen?
Omdat de wereld om ons heen in toene-
mende mate slimmer wordt, hoeven gemeen-
ten zeker niet meer altijd zelf alle gegevens
in te winnen en te beheren, maar kunnen zij
steeds vaker gebruik maken van gegevens uit
andere bronnen. Wij dagen gemeenten uit
om concrete innovatieve voorbeelden van
efficiënt gegevensbeheer en gebruikstoepas-
singen met elkaar te delen [7].
Dat ligt anders bij de voorbeelden van mor-
gen. Alhoewel hier nog veel behoefte bestaat
aan verdere standaardisering, is duidelijk dat
er steeds meer eisen worden gesteld aan een
solide gegevensfundament. Van gemeenten
gaat gevraagd worden om hun gegevens nog
beter af te stemmen. Registraties die nu nog
ten behoeve van een specifieke taak worden
bijgehouden, worden bovendien steeds
meer van belang voor andere toepassingen.
Wij denken hierbij specifiek aan de registra-
ties rondom het beheren van de openbare
ruimte. Die worden nu nog vooral gebruikt
voor bijvoorbeeld het maken van beheer-
planningen, maar straks vervullen ze een rol
bij de uitvoering van de Omgevingswet en
misschien wel bij crowdcontrol. Gemeenten
moeten hiervoor vandaag al aan de slag met
de (verdere) afstemming tussen de BGT en de
registraties voor het beheren van de openbare
ruimte [8].
Dat dit laatste ook nu al voordelen oplevert,
laten de gepresenteerde voorbeelden van
‘vandaag’ zien. Deze liggen eigenlijk voor alle
gemeenten voor het grijpen. Dat geldt zeker
voor het verdere gebruik van kaartjes op de
gemeentelijke website. Door het beschikbaar
zijn van de BGT en de basisfunctionaliteit voor
het maken van kaartjes in PDOK Kaart kan de
websitebeheerder zelf nu aan de slag met het
maken van eenvoudige kaartjes [3], [9]. Zet u
ook de eerste stap voor een boeiende tijdreis
door de openbare ruimte met de BGT?
Referenties[1] Erik Dolle en Ernst Koperdraat, De Omgevingswet: een uitda-
ging en een kans voor geo, Geo-info 2017 nummer 2, p. 38-39
[2] Ben Roetgerink, Omgevingswet: gemeentelijke informatiehuis-
houding als fundament, Geo-info 2017 nummer 2, p. 34-36
[3] Maak direct uw eigen kaart met de PDOK Kaart Wizard:
kaart.pdok.nl
[4] Joop Voortman, De BGT in het omgevingsplan, Geo-info 2017
nummer 2, p. 28-29
[5] Meer weten over het 3D stadsmodel? De gemeente Rotter-
dam heeft haar visie verbeeld in een filmpje. Dit is beschikbaar
op: www.youtube.com/watch?v=FhA-Hk2frgI
[6] Meer weten over dynamisch werken met een 3D model? De
gemeente Den Haag heeft haar visie verbeeld in een filmpje.
Dit is beschikbaar op: youtu.be/prRQjA02thY
[7] depilotstarter.vng.nl
[8] www.da2020.nl/ondersteuningsmiddelen/gebruik-bgt-bij-
openbare-ruimte
[9] www.da2020.nl/ondersteuningsmiddelen/innovatieve-
gebruikstoepassingen-bgt
Marcel Rietdijk is projectleider
Ondersteuning gemeentelijk
gebruik BGT bij KING.
Hij is bereikbaar via
Gerlof de Haan is adviseur
gemeentelijk gebruik BGT bij
KING. Hij is bereikbaar via
Sandra Leijten is adviseur BGT
en beheer openbare ruimte bij
KING. Zij is bereikbaar via
Digitale Agenda 2020
Gemeenten maken deel uit van een sterk
veranderende samenleving. Maatschap-
pelijke trends en technologische innovaties
volgen elkaar daarbij steeds sneller op.
Bij inwoners en ondernemers ontstaan
hierbij hogere verwachtingen met betrek-
king tot de gemeentelijke digitale dienstver-
lening. De Digitale Agenda 2020 (DA2020)
van VNG/KING ondersteunt, ontzorgt en
versterkt gemeenten bij de noodzakelijke
verdere digitalisering van de informatie-
voorziening. Hiervoor worden verkenningen
uitgevoerd, gezamenlijke instrumenten
ingezet en de implementatie van producten
ondersteunt. Vanuit DA2020 vindt ook
ondersteuning plaats voor het verder bin-
nengemeentelijk inregelen van de Basisre-
gistratie Grootschalige Topografie (BGT).
Voor meer informatie: www.da2020.nl.
Alle ontwikkelingen
vragen om een stevig
gegevensfundament
Figuur 5 - De mini-expo werd goed bezocht.
34 | Geo-Info | 2017-3
Op 15 mei 2017 is ir. P.G. (Piet)
Sluiter overleden. Hij is ruim 90 jaar
geworden. Als ‘Landmeter’ bij de
BPM, het latere SHELL Internationale
Petroleum Maatschappij BV,
was hij een ware pionier in het
onderzoek naar nieuwe technische
applicaties in de geodesie.
Zo leverde hij een grote bijdrage
aan de praktische toepassing van
het Transit Navigation Satellite
System (Doppler) en later GPS
voor plaatsbepaling. Met deze
moderne technieken werd het
mogelijk hoge nauwkeurigheden
en betrouwbaarheden te bereiken
in gebieden waar voordien
reproduceerbare coördinaten
moeilijk waren te realiseren.
Terwijl onder aanvoering van
geodeet ir. J.G. Riemersma Shell
de standaarden stelde in de
internationale offshore (en onshore)
survey wereld volgens de ‘Delftse
School’, leverden Piet en zijn
collega’s van Shelltec in Canada
een grote bijdrage aan technische
systeem definities. Na zijn
pensionering is Piet opvallend
actief gebleven als geodetisch
en hydrografisch adviseur en als
kritisch volger en stimulator van
ontwikkelingen in de geodesie.
Piet studeerde af als Civiel-Landmeter. Op 20 mei
1988 – gebruikmakend van een overgangsrege-
ling – verkreeg hij, door het schrijven van de
scriptie ‘Positioning for marine seismic surveys’,
alsnog de titel Geodetisch Ingenieur. Afstudeer-
hoogleraar was prof. dr. ing. R.F. Rummel.
Voor zijn werk bij de BPM en Shell verbleef hij,
soms samen met zijn vrouw Willy, voor langere
tijd in ‘olie-landen’. Locaties waren Indonesië
(Balikpapan), Perzië (nu Iran), Nigeria, Engeland
(London), Venezuela, USA (Houston), Brunei (Seria)
en op het laatst Den Haag. Bekend is dat het
echtpaar in de expat-gemeenschap doorgaans
een sociaal middelpunt vormde. Het huwelijk is
kinderloos gebleven. Willy overleed in 2005.
In 1983 ging Piet reeds op 57-jarige leeftijd met
Shell-pensioen vanwege de vele tropenjaren.
Na zijn pensionering heeft Piet veel bijdragen
geleverd aan vakbladen, lezingen, symposia,
opleidingen en studieboeken. Veel van zijn
werk ging over Hydrographic Surveying of GPS
als aankomende methode voor geodetische
plaatsbepaling. Bij overgang van de Werkgroep
Dopplersatellietwaarnemingen van de Rijkscom-
missie voor Geodesie naar de nieuwe werkgroep
Toegepaste Ruimtegeodesie in 1986 is Piet Sluiter
benoemd als voorzitter van deze werkgroep.
Ir. G.J. Husti van de TU Delft werd secretaris.
Het ‘Global Positioning System GPS’ zou verreweg
de meeste aandacht van de werkgroep krijgen.
Tijdens een lezing ‘Satellietgeodesie en traag-
heidsnavigatie: landmeetkunde in de jaren 90’ in
1987 deed Piet nog een oproep tot voorstellen
voor experimentele metingen met de door de
Rijkscommissie voor Geodesie aangeschafte GPS-
apparatuur. Destijds was het aantal geodetische
ontvangers in Nederland nog op twee handen
te tellen. De prijs van een systeem was dan
ook meer dan 100.000 gulden. De ontvangers
waren toen nog slechts een paar uur per dag te
gebruiken door het kleine aantal operationele
GPS-satellieten. De resultaten op het gebied van
GPS-radio interferentie toonde de beperkingen
van de toenmalige ontvangers.
In 1994 is met subsidie van de NCG door de
Werkgroep Toegepaste Ruimtegeodesie onder
leiding van Piet Sluiter een vergelijkend onder-
zoek verricht tussen vier civiele, geodetische,
GPS-ontvangers onder Anti-Spoofing en de
invloed van interferentie op de nauwkeurigheid
van basislijnen voor geodetische toepassingen.
In datzelfde jaar droeg Piet bij aan de miniserie
‘GPS in de praktijk’, gepubliceerd in het Neder-
lands Geodetisch Tijdschrift ‘Geodesia’.
Piet heeft ruim 25 jaar met zeer veel toewijding
de functie van notulist vervuld van de Werkgroep
Verkenning Plaatsbepaling en Navigatie (VPN).
De werkgroep VPN valt onder de verantwoor-
delijkheid van zowel Geo-Informatie Nederland
als het NIN (Nederlands Instituut voor Navigatie)
en is een werkgroep waarin het bedrijfsleven,
overheidsinstellingen en universiteiten twee keer
per jaar ervaringen uitwisselen op het gebied van
plaatsbepalingstechnieken waaronder GPS. Piets
verslagen waren zeer uitgebreid en vaak aange-
vuld met nader, eigen (internet-)onderzoek. Piet
was sterk in doorvragen en zijn notulen bevatten
vaak niet wat mensen hadden gezegd, maar wat
ze hadden moeten zeggen. Op 5 oktober 2010
heeft Piet Sluiter zijn functie als notulist over-
gedragen (zie foto). Daarna is hij nog jarenlang
frequent bezoeker geweest van de vergaderingen
en kwam hij nog vaak met eigen bijdragen.
Piet tobde jarenlang met zijn ogen. Zijn grote
interesse in de medische en technische aspecten
van deze problemen leidde tot een hechte
vriendschap met zijn oogchirurg in Groningen.
Samen analyseerden zij de medische en techni-
sche problemen en bespraken de oplossingen op
het professionele niveau dat we van Piet kenden.
Piet was een geodeet met een enorme nieuws-
gierigheid, gedrevenheid en passie voor zijn
vakgebied. De geodesie in het algemeen en de
leden van de Werkgroep VPN in het bijzonder zijn
hem hiervoor dank verschuldigd.
Wij denken met waardering aan hem terug.
ir. Jean-Paul Henry
ir. Henk Schuringa
ir. Hans Visser
ir. Adriaan Houtenbos
Prof. em. Jac Spaans
Ir. Piet Sluiter (1926-2017)
In Memoriam
Kees van Hamersveld, Vuurtorens
op de kaart, eigen uitgave, Bilthoven
2017, 103 pagina’s, ISBN/EAN 978-
90-826829-0-8. Prijs is vanaf € 17,
excl. verzendkosten, te bestellen via
Van het boek beelden we graag de voor- én de
achterkant af. De foto op die achterkant heeft
deze verrassende toelichting: ‘Vuurtorens staan
overal, zoals hier in Zeist. Gebouwd voor ‘als de dijken
breken’ en het hoge water ervoor zorgt dat Zeist aan
zee komt te liggen.’
De schrijver, ook DHC-donateur, start het boek
met zijn keus als zestienjarige: ‘Werk, vooral in de
techniek en de weg- en waterbouw (o.a. door
de Deltawerken) lag toen voor het oprapen en
wellicht daardoor verkoos ik een vak te gaan leren.
Het draaide uit op een van de oudste beroepen
van onze geschiedenis; LANDMETEN en wel aan
de Hogere Technische School in Utrecht. Wat
dat inhield, was mij totaal onbekend. Sommige
leerlingen van de eindexamenklas dachten het
wel te weten; dat zijn toch die mannen met die
rood-witte stokken?’
Vervolgens worden door Van Hamersveld de
aanleiding en de inhoud van het boek uitgelegd:
‘Tegen het einde van mijn werkzame leven,
waarin ik van landmeter opklom tot projectin-
genieur, ben ik mij gaan interesseren voor de
geschiedenis en de locatie van vuurtorens. Sterker
nog: het liefst foto’s in combinatie met een afbeel-
ding van het aardoppervlak. Uiteraard met daarop
een vuurtorenvermelding. Het thema ‘vuurtorens’
kent een grote diversiteit aan invalshoeken: vorm-
geving van de bouwwerken en de omgeving van
de bouwlocaties. Over deze en andere aspecten
bestaan talloze publicaties, de verzameling van
een ware vuurtorenliefhebber zal nooit compleet
zijn. Dit lees- en kijkboek heeft allereerst ten doel
de omvang van die diversiteit te laten zien. Maar ik
hoop ook mijn enthousiasme over de verschil-
lende aspecten van vuurtorens over te brengen,
dit steeds in combinatie met mooi ‘geo-product’,
de afbeelding van het aardoppervlak in welke
vorm dan ook – mijn vak laat zich niet verlooche-
nen.’ De titel van het boek dekt dan ook de lading
voor honderd procent.
Het boek ‘Vuurtorens op de kaart’ is geschreven
voor een breed publiek. Het domein is ook breed:
een selectie van 45 vuurtorens uit alle hoeken van
de wereld en in chronologische volgorde gerang-
schikt. De oudste, uit 283 voor Christus, is de Pharos
van Alexandrië: ‘Hoewel niemand precies weet hoe de
Pharos er heeft uitgezien, zijn er talloze afbeeldingen
van gemaakt.’ Het ‘geo-product’ is nagenoeg altijd
een kaartfragment, maar ook wel een postzegel-
velletje of de achterkant van een bankbiljet (met
onder veel meer wel een kaartje van Zeeland). Het
gaat om het biljet van ƒ 250 met de vuurtoren van
Haamstede, waarvan het ontwerp- en drukproces
bijna ƒ 10.000.000 kostte (onder de vigerende
minister van fi nanciën destijds). Het is door het
boek heen ook een diversiteit aan zéékaarten,
maar dat niet alleen. Bij Oud-Kraggenburg is er
ook aandacht voor de derde dimensie: ‘Fragment
van het laatste blad van de rivierkaart ‘IJssel’ van Rijks-
waterstaat. Bij de haven zijn kennelijk drie peilschalen;
een met het Amsterdams Peil (1875), een met het
Normaal Amsterdams Peil (1893) en een Geregistreerde
Rijkspeilschaal (1878) aanwezig.’
Je komt werkelijk van alles tegen. Neem als
voorbeeld de Eddystone nummer 3 uit Plymouth.
Het volk bracht in 1880 geld bijeen om het niet-
massieve deel van een toren blok voor blok af te
breken en het daarna verderop een tweede leven
te gunnen. Ook het interieur (meubels, kasten
en bedden die de rondte van de vuurtorenwand
volgden!) werd overgebracht. Opvallend is het
vers uit de King James Bible, dat in de toren met
grote letters is aangebracht: EXCEPT THE LORD
BUILDS THE HOUSE, THEY LABOUR IN VAIN THAT
BUILD IT - PSALM CXXVII. De jongste vuurtoren
is trouwens die van 1974-2008 op de Maasvlakte
(‘Last in, fi rst out’).
Graag beveel ik dit gevarieerde boek (ook
resultaat van vele ‘vuurtorenvakanties’) van harte
aan. Het is ook professioneel voorzien van bron-
vermeldingen en begrippenlijst. Een voorbeeld:
‘Hydrografi sche kaart - een kaart met vermeldingen,
die relevant zijn voor de navigatie. Tot ca. 2000
aanwezig in de ladekast aan boord van ieder schip.
Tegenwoordig digitaal aanwezig op de brug.’
Adri den Boer
Boek
Vuurtorens op de kaart
| 352017-3 | Geo-Info
36 | Geo-Info | 2017-3
René Dings, Uitgeverij Nijgh
& Van Ditmar, 270 pagina’s,
paperback, ISBN 978 90 388 0352 4.
Verkoopprijs € 17,50.
“De kortste weg van A naar B ligt in Ottoland.
Neem gewoon het bruggetje over de Vliet,
het is hooguit tien meter.” Deze en andere
suggesties van René Dings zijn terug te vinden
in zijn jongste uitgave ‘Over straatnamen met
name’ waarin de ontstaansgeschiedenis van
straatnamen uit de doeken wordt gedaan.
Anders dan de vele straatnaamboeken die uit-
sluitend de herkomst van de gekozen namen
als thema hebben, geeft dit boek een bredere
inkijk in de wereld van de straatnaamgeving.
Het kan dan ook doorgaan als naslagwerk voor
iedereen die betrokken is bij het naamge-
vingsproces. De auteur hoort daar ook bij:
Dings is lid van de straatnamencommissie in
Delft en kan daardoor verhalen uit zijn eigen
gemeentelijke praktijk. Maar het boek staat
ook vol met voorbeelden uit andere delen van
het land.
Vrijheidslaan
In elf hoofdstukken wordt de lezer meegeno-
men in de totstandkoming van straatnamen:
van de geschiedenis van de naamgeving
via het thematisch toekennen van namen
tot terughoudendheid om straten naar
bedrijven te vernoemen. Maar ook afgeleide
zaken komen aan bod: de invloed van de
straatnaam op de huizenprijs, protesten door
bewoners tegen de naam, verwarring bij de
vindbaarheid door op elkaar gelijkende namen
en naamswijzigingen. Zo lezen we dat de
Amsterdamse Stalinlaan in 1956 direct na de
Russische inval in Hongarije is omgedoopt tot
Vrijheidslaan. Het was overigens niet Stalin die
leiding gaf aan het neerslaan van de opstand,
zoals Dings vermeldt – de dictator was toen al
drie jaar dood.
‘Over straatnamen met name’ is bovenal een
boek met lijstjes en statistische informatie (of
‘nutteloze feitjes’ zoals de auteur ze noemt)
waardoor we te weten komen wat bij de straat-
naamgevers de meest populaire boom (berk),
persoon (Juliana) of schilder (Rembrandt van
Rijn) is. En welke straatnamen rijmen (de Agaat-
straat en de Wijkdijk) en dat er een Ajaxstraat
in Rotterdam ligt. De langste straatnaam van
Nederland blijkt de Laan van de landinrich-
tingscommissie Duiven-Westervoort in Duiven
te zijn, maar als u die niet kent dan kan dat
kloppen: het fi etspad kent geen geadresseerde
objecten en er is zelfs nooit een straatnaam-
bord geplaatst.
Geen thema dat je niet met een straatnaam
in verband zou kunnen brengen. Dings is
dan ook van vele markten thuis en neemt
ons op onderhoudende wijze mee in de
wereld van fl ora en fauna, staatslieden en
kunstenaars, sporters en stripfi guren en
andere thema’s.
Boek
Over straatnamen met name
| 372017-3 | Geo-Info
Prinsesje
Een strikvraag over het onafscheidelijke
schrijversduo Betje Wolff en Aagje Deken (wat
heeft geleid tot straatnamen als Betje Wolfflaan
en Aagje Dekenstraat, maar ook tot Wolff en
Dekenplein) houdt de lezer bij de les, maar de
veronderstelling dat Jan Janssen nog vergeefs
wacht op zijn straatnaam is onjuist, in Nootdorp
is in 2011 een fietspad naar de voormalige
Tourwinnaar genoemd.
Een zoektocht in de Basisregistratie Adressen
laat zien dat de Kerkstraat de meest voorko-
mende straatnaam van ons land is, gevolgd
door de Schoolstraat en de Molenstraat. Interes-
santer zijn de dilemma’s die zich voordoen bij
voorgenomen benoemingen van straten naar
politici, sporthelden en verzetsstrijders. Wie niet
en wie wel? Sommige gemeentes hanteren de
stelregel dat een straatnaam pas tien jaar na het
overlijden naar een persoon wordt benoemd.
Andere gemeentes kunnen niet wachten als
een prinsesje wordt geboren of een sportheld
een medaille in de wacht sleept.
Zijn er regels waaraan een straatnaam moet
voldoen? Eigenlijk niet, maar een lijst met
Theodoliet (of toch waterpasinstrument?)
‘Zeer oud hulpmiddel, evenals het statief
- Theodoliet - goede staat met lenzen in uitste-
kende staat met waterpassen, allen gemonteerd
op houten statief stand.
Gereedschapslengte ca. cm 35-40 x 15. Statief
beenlengte ca. 136 cm.’
veiling.catawiki.nl/kavels/11128363-theodolite-
with-tripod-brass-and-wood-19th-century
veelgebruikte richtlijnen heeft Dings wel: kies
voor samenhang in namen van straten die bij
elkaar in de buurt liggen, zorg dat het achter-
voegsel (boulevard, steeg etc.) bij het karakter
van de straat past, let op de schrijfbaarheid en
verstaanbaarheid en maak het niet te lang.
Vakantie
Het boek is vlot geschreven en voorzien van
enkele korte kaderteksten waarin bijzonder
voorbeelden van straatnamen worden aange-
haald als de Korte Ademhalingssteeg (Zwolle),
de Eendekotsweg (Gapinge) en de Wasstraat
(Leiden). Jammer dat er niet wat foto’s van
straatnaamborden met onderschrift zijn
opgenomen, maar door het ontbreken van
illustraties is de verkoopprijs wel laag geble-
ven. Meenemen op vakantie dus deze zomer,
het boek is goed voor een paar genoeglijke
uurtjes op de camping of op het terras.
Ronald Bokhove
38 | Geo-Info | 2017-3
Verslag
Tot en met 7 januari 2018 is er in het
Nationaal Archief (bij Den Haag CS)
de expositie ‘De wereld van de VOC’.
Al liggen er ook dikke grootboeken
van de Opperboekhouder:
unieke kaarten maken daar het
belangrijkste deel van uit.
Bijna tweehonderd jaar lang – van 1602 tot
1798 – heerst de Verenigde Oost-Indische
Compagnie over de handel in het oostelijke
deel van de wereld. Dat omvangrijke han-
delsrijk kon alleen met behulp van een grote
papierstroom worden bestuurd vanuit de
Republiek. Het Nationaal Archief bewaart een
groot deel van het uitgebreide VOC-archief dat
er nu nog is. Deze schat aan informatie vormt
al jarenlang een unieke bron voor onder-
zoekers. De VOC-archieven zijn in 2003 door
UNESCO op het Memory of the World Register
geplaatst – bewijs van de ‘wereldwijde beteke-
nis’ van deze archieven.
Meer dan papierwerk
Van 2015-2017 zijn de VOC-archieven op de
website www.gahetna.nl gezet, maar in de
tentoonstelling ‘De wereld van de VOC’ is een
groot aantal van deze schatten in het echt te
zien (en nog onder het geluid van een bewe-
gend olifantsbeeld ook). Maak een ontdek-
kingsreis langs perfect geëxposeerde unieke
kaarten, scheepsjournalen, brieven, tekeningen
en nog veel meer, zo wordt graag geadviseerd.
Naast het eigen ‘papierwerk’ van het Nationaal
Archief zijn er uiteraard ook bruiklenen, al dan
niet van ooit de VOC zelf. Een Jacobsstaf uit 1776
kwam zo uit het Maritiem Museum in Rotter-
dam en het Noordelijk Scheepvaartmuseum uit
Groningen leende een fors dieplood met lijn uit
de 18e of 19e eeuw uit.
Op veel kaarten uit de Oost of van onderweg
valt het alom gebruiken van de Rijnlandse
roede - met de standaard op de Leidse ster-
renwacht en/of het stadhuis - en de Duitse
mijl op! De Duitse of Hollandse mijl mat 7,407
kilometer. Op het alom gebruiken van de
roede werd in de expositie niet ingegaan,
maar het KNAG-tijdschrift schreef in 1932 over
de Rijnlandsche Roede dat deze al onder Van
Riebeeck in de Kaapkolonie werd ingevoerd
en in 1691 in Nederlandsch-Indië! Vooral uit de
Indische Archipel zijn er niet alleen zeekaarten,
maar ook ‘grondteekeningen’ van steden en
kruidenplantages. Het langste stuk papier is
een (rond geëxposeerd) panorama van de
Kaap uit 1778 uit het Kaartenarchief Topogra-
fi sche Dienst bij het Nationaal archief (inv.nr.
15.120F). Maker Robert Jacob Gordon gaf veel
aan (‘hebbende de distantien en hoogtens
nauwkeurig genomen’) en middenin ook: ‘van
‘De wereld van de VOC’
Jacobsstaf uit 1776 uit het Maritiem Museum in Rotterdam en diep-
lood uit het Noordelijk Scheepvaartmuseum uit Groningen.
‘Kaart van ’t Zuydland bezeilt door Willem de Vlamingh in januari en februari 1697’,
cartouche met ‘Duytsche Mijlen’.
Zeventiende-eeuwse kaart van Bantam op Java.
| 392017-3 | Geo-Info
dit punt is het gesigt genomen’. Het kerkhof
en de slavenbegraafplaats waren al apart en
dus apart aangegeven….
Boek
Bij uitgeverij Waanders verschenen ‘The Dutch
East India Company Book’ en ‘Het Grote VOC
Boek’ van Ron Guleij (2e druk al!). Het boek
bestaat uit in totaal elf hoofdstukken die de
lezer meenemen op een VOC-reis door alle
gebieden waar deze eerste multinational actief
was. Naast zeven geografi sche hoofdstukken
bevat Het Grote VOC Boek vier hoofdstukken
die kernthema’s behandelen met ‘kartogra-
fi e & navigatie’ voor lezers van dit blad als
topper. Een hele kolom staat er bijvoorbeeld
in over Gerrit de Haan, baas-kaartenmaker in
Batavia, 1747-1769. Leerzaam vond ik wat de
meer bekende Willem Barentsz. over zichzelf
schreef in het voorwoord van een atlas: ‘Van
mijne kintsche daghen aen altijt gheneghen ben
gheweest was, omme nae alle mijne vermoghen
de Landen die ick bewandelde ofte beseylde
Caertsghewijse met de omloopende Zeen, Wateren
en de Streeckingen af te beelden.’ Voor dit boek
te hebben gelezen had ik ook nog nooit van
de ‘ziel’ van een dieplood gehoord: een holle
ruimte aan de onderkant van een dieplood om
vet in te smeren en zodoende bodemmonsters
mee omhoog te nemen. Tot slot wat leerzame
cijfers: in de periode 1602-1753 zijn tenminste
70.000 VOC-kaarten op perkament gemaakt.
Elk VOC-schip kreeg vier sets kaarten mee en
gemiddeld ging een kaart zes reizen mee. Van
de kleinschalige overzeilers op perkament zijn
er wereldwijd nog 350 bewaard, waarvan een
kleine 100 op het Nationaal Archief! Maar toen
in Batavia de kaartenmakerswinkel in 1793 werd
gesloten gingen er alleen al 3000 kaarten naar
Nederland terug...
Zie voor de plaats en openingstijden van de
expositie de website www.gahetna.nl.
Adri den Boer
Fragment van panorama van de Kaap van Gordon uit 1778.
Plan van het fort de Goede Hoop, met het begonnen nieuwe project voor Vyfhoek, aanleg van de Stad
enz. 1665. Met schaal van 100 Rijnlandse roeden = 300 strepen.
40 | Geo-Info | 2017-3
Algemeen management bij data-acquisitie bedrijven Er bestaat veel generieke literatuur
over algemeen management,
maar niet specifiek over algemeen
management bij Geo-ICT bedrijven
of data-acquisitiebedrijven.
En juist hierover gaat dit artikel,
dat is opgesplitst in twee
delen. Het eerste deel gaat in
op de verschillende aspecten
van algemeen management
bij Geo-ICT bedrijven en data-
acquisitiebedrijven en bevat
enige algemene opmerkingen.
Het tweede deel, dat op een later
moment gepubliceerd wordt, gaat
in op de prioriteiten die moeten
worden gesteld en bevat enige
slotopmerkingen.
Door Jos Anneveld
Ik heb bijna 25 jaar directie- en management-
functies bekleed bij een gerenommeerd geo-
detisch ingenieursbureau, in de GEO-ICT sector
en bij een landmeetkundige en kartografische
afdeling binnen de overheid. Verder heb ik veel
literatuur en artikelen gelezen over onderne-
merschap en management en, naast andere
leiderschap- en managementtrainingen, het
Advanced Management Program gevolgd aan
de Harvard Business School. Voornoemde ken-
nis en ervaring vormen de basis van dit artikel.
In dit artikel wordt vaak gesproken over ‘de
eindverantwoordelijke’ van een Geo-ICT bedrijf
of data-acquisitiebedrijf. Per bedrijf kan het sterk
verschillen wie met de eindverantwoordelijke
wordt bedoeld, al zal men dit intuïtief meestal
wel kunnen aangeven (directeur-grootaandeel-
houder, managing partner, algemeen directeur,
managing director, general manager, directeur,
afdelingsmanager). Dit artikel is bedoeld voor
(aanstaande) eindverantwoordelijken bij Geo-
ICT bedrijven en data-acquisitiebedrijven, en
hun adviseurs. Grote onderdelen van het artikel
zijn ook van toepassing in de non-profitsector.
Hiermee is het artikel ook interessant voor
(aanstaand) eindverantwoordelijken van geo-
eenheden in de non-profitsector.
Ondernemerschap en management
Ondernemerschap is:
• extern gericht;
• op het wat (effectiviteit) gericht;
• georiënteerd op de markt.
Management is:
• intern gericht;
• op het hoe (efficiency) gericht;
• georiënteerd op de bedrijfsvoering.
Algemeen management omvat veel aspec-
ten, die zowel een ondernemerschaps- als
managementcomponent kunnen bevatten:
• missie en visie;
• marketing (Product-Markt-Combinaties,
kortweg PMC’s);
• sales (PMC’s);
• onderzoek en ontwikkeling & Business
Development (nieuwe PMC’s);
• overnames;
• onderhoud (PMC’s).
Bij de volgende aspecten van algemeen
management ligt het accent vooral op (intern)
management:
• strategie;
• huisvesting;
Het is belangrijk dat een eindverantwoordelijke zowel eigenschappen van een ondernemer heeft als
van een manager.
| 412017-3 | Geo-Info
• financiën;
• productie van Geo-ICT software of geo-data;
• personeelszaken;
• organisatie;
• kwaliteitszorg m.b.t. Geo-ICT software en
geo-data;
• communicatie met aandeelhouder en
ondernemingsraad.
Bovenstaande verdeling van aspecten van
algemeen management naar ondernemer-
schap (extern) en management (intern) is
enigszins arbitrair: veel aspecten bevatten
zowel een component van ondernemer-
schap als van management. Daarom is het
belangrijk dat de eindverantwoordelijke van
een Geo-ICT bedrijf of data-acquisitiebedrijf
zowel eigenschappen van een ondernemer
heeft als van een manager. In het algemeen
is het voor de eindverantwoordelijke belang-
rijker om structureel met externe onderne-
mersaspecten bezig te zijn dan met interne
managementaspecten. Immers, verkeerde
externe beslissingen kosten doorgaans nog
meer geld dan verkeerde interne beslissingen,
leveren meer imagoschade op en zijn minder
makkelijk terug te draaien. In de praktijk zal
daarom vaak de eindverantwoordelijke het
merendeel van de externe aspecten voor zijn/
haar rekening nemen en zijn/haar rechterhand
het merendeel van de interne aspecten.
Alvast zoveel mogelijk zelf doen
Zowel bij inzet van eigen personeel als bij
inhuur van een specialist van buiten, is het aan
te raden dat de eindverantwoordelijke zoveel
mogelijk denkwerk alvast zelf doet. Dat ver-
groot de sturing door de eindverantwoorde-
lijke, zorgt voor meer eenheid in de cultuur
en bespaart op de uitgaven in het geval van
een deskundige van buiten. Voor sommige
voor het bedrijf wezensvreemde maar wel
heel belangrijke specialismen kan men bij een
Geo-ICT bedrijf of een data-acquisitiebedrijf
alleen specialisten van het tweede garnituur
op de loonlijst krijgen. Deze zijn vaak onzeker
en vragen dan voor elk wissewasje advies aan
goede specialisten of ze adviseren verkeerd.
Dit werkt sterk vertragend en kostenverho-
gend. Het is dan ook beter in zo’n situatie om
zoveel mogelijk denkwerk zelf te doen en dan
direct de beste specialist zelf in te huren!
Situationeel leiderschap
Het leiderschap moet situationeel zijn: de
desbetreffende medewerker moet afhankelijk
van de situatie aangestuurd worden (aansturing
kan op vier manieren volgens de indeling: leiden,
begeleiden, steunen, delegeren [1]). Aansturing
moet dus afhankelijk zijn van de situatie en
niet van de persoon! Het komt in de praktijk
vaak voor dat een geo-middelmanager op een
bepaald gebied, bijvoorbeeld het geodetisch
technische terrein, heel ervaren is en dat hij of
zij op dit gebied volkomen zijn of haar gang
kan gaan (delegeren). Het kan echter ook heel
goed zijn dat dezelfde geo-middelmanager op
een ander gebied, bijvoorbeeld het voeren van
slechtnieuwsgesprekken, heel onervaren is, en
op dit gebied strak geleid moet worden (leiden).
Dezelfde geo-middelmanager moet dus, afhan-
kelijk van de omstandigheden, heel verschillend
worden aangestuurd! De eindverantwoordelijke
moet ervoor waken in de val te trappen dat hij
of zij gewend is aan een ervaren geo-middelma-
nager veel te delegeren en dat dan ook doet op
een voor de middelmanager onbekend gebied!
Referentie[1] Eliott Aronson, Timothy Wilson & Robin Akert, 2011, Sociale Psy-
chologie (7e editie), Amsterdam: Pearson Education Benelux.
mr.ir. Jos C. Anneveld is
onafhankelijk adviseur bij
AeroVision. Hij adviseert graag
vanuit zijn kennis en ervaring
over algemeen management bij
Geo-ICT bedrijven en data-acqui-
sitiebedrijven. Hij is te bereiken via
Geo -ICT bedrijven en (deel 1)
De eigenschappen van
een ondernemer zijn
voor de eindverant-
woordelijke essentiëler
dan de eigenschappen
van een manager
Het leiderschap moet situationeel zijn.
42 | Geo-Info | 2017-3
Verslag
Voor de vijfde maal op rij was het
een zonovergoten dag voor de
Cartodag. Ditmaal was het thema
Open Data, en waar kan dit beter
dan in hartje Rotterdam, in het net
geopende Timmerhuis? Open Data
is de toekomst, wordt nog beter
beschikbaar, maar is ook een
uitdaging.
De laatste jaren wordt in snel toenemende
mate Open Data beschikbaar gesteld, vooral
overheidsdata via de site PDOK (Publieke
Dienstverlening Op de Kaart), en hiervan wordt
gretig gebruikgemaakt. Vanzelfsprekend heeft
deze ontwikkeling grote invloed op de kaart-
productie. Het is dan ook een thema dat velen
heeft aangesproken, gezien de grote opkomst.
De toekomst met 3D
Keynote speaker Henk Scholten, onder ander
hoogleraar Ruimtelijke Informatica bij de VU
en CEO van Geodan, schetste een toekomst
waarin vooral 3D een hoge (vogel)vlucht gaat
nemen. Door het gratis beschikbaar komen
van hoogtedata (AHN) – hoogte is de derde
dimensie in de ruimtelijke omgeving – wordt
3D immers steeds makkelijker toe te passen.
Henk wees erop dat kinderen tegenwoordig
door het spelen met MineCraft en Pokemon-
Go in het omgaan met 3D al zeer bedreven
zijn. In het project GeoCraft wordt heel Neder-
land in MineCraft nagebouwd. Pokemon-Go
maakt gebruik van 3D-objecten zoals kanon-
nen, zoals bij kasteel Radboud in Medemblik
(Henk was daar over een hek geklommen!).
Visualiseren in 3D zal steeds belangrijker
worden in het besluitvormingsproces. Een tak
van sport in wording rond 3D is GeoDesign,
waarin verschillende disciplines op een zeer
interactieve manier samenwerken. Henk wees
ook op het belang van de Basisregistratie
Ondergrond. Doordat Nederland in een delta-
gebied ligt, is de ondergrond enorm gelaagd
en gevarieerd. Bij infrastructurele projecten
kunnen hier grote missers mee gemaakt
worden, zoals Henk zelf heeft kunnen ervaren
in zijn tuin bij de aanleg van de Westfrisiaweg!
3D is bij uitstek geschikt om de ondergrond in
beeld te brengen.
Het is de vraag of de huidige methodologie
van de kartografi e nog wel toereikend is.
Een methodologie ontwikkelen voor het visu-
aliseren van de 3D wereld, dat is de uitdaging
waar de moderne kartografi e voor staat.
NLExtract
De mannen van NLExtract en Open Topo, Jan-
Willem van Aalst, Just van den Broecke en Frank
Steggink, hielden een meer down-to-earth ver-
haal omtrent het extraheren van overheidsdata
naar wat zij noemen ‘hapklare data’. Voor karto-
grafi e is het bijvoorbeeld heel prettig dat je kunt
beschikken over kant en klare hillshades en dat
gaten in de AHN zijn opgevuld. Ze lieten zien
hoe ze deze gigantische bestanden met verschil-
lende tools onder handen nemen. Een belang-
rijke stap daarbij is de data in PostGIS zetten voor
de broodnodige performance. Zo kan ook alle
data eenvoudig naar dezelfde projectie, resolutie
en kwaliteit omgezet worden. Er zijn nog wel
enkele kartografi sche dilemma’s...
Een dilemma in kartografi sch opzicht bij het
gebruik van Open Data is: welke bron van Open
Data kies je? Het weergeven (of niet weergeven)
van bijvoorbeeld parkeergarages is daarvan
afhankelijk, en ook of je kassen een specifi eke
kleur kunt geven. Bronhouders (naburige
gemeenten) die beboste duingebieden ver-
schillend classifi ceren (bos of duin), waardoor je
Cartodag 2017 - Open is gratis; ja
Henk Scholten (foto Nana Pluim).
Just van den Broecke vertelt (foto Winifred Broeder).
| 432017-3 | Geo-Info
rare overgangen krijgt op de kaart. Hoe kun je
dat vermijden?
Kansen en valkuilen
Twee medewerkers van de gemeente Den
Haag, Willem Hoff mans en Maarten Reiling,
gingen in op de kwesties die je tegen kan
komen bij het toepassen van Open Data.
Er zijn kansen, maar ook valkuilen. Open
Data is vaak Big Data, wat betekent dat soms
dingen niet helemaal kloppen. De gebruiker
moet een kritische blik houden en waakzaam
blijven, met name als het gaat om actualiteit
en betrouwbaarheid. Enkele voorbeelden: er
zitten bijvoorbeeld hier en daar grote driehoe-
ken in de BAG (die aangeven: hier moet nog
iets gebeuren) - hoe krijg je die er uit? Ook kan
data verouderd zijn: panden die ooit als
winkel gebouwd zijn, worden nog steeds zo
aangeduid terwijl ze dat al decennia niet meer
zijn. Van golfbrekers in zee is na een strandop-
hoging weinig meer te zien, maar ze hebben
nog hun oude formaat op de TOP10NL.
De familie BRT
Een belangrijke leverancier van Open Data is het
Kadaster. Namens het Kadaster was Richard Wit-
mer aanwezig om te vertellen over de BRT-fami-
lie, de verschillende versies van de topografi sche
kaarten, van TOP10 tot en met de TOP1000.
De laatste is in april verschenen. Hij wees op het
belang van actualiteit en kwaliteit van deze kaar-
ten en hoe het Kadaster daar mee omgaat. Het is
nu inmiddels zo dat binnen één jaar de TOP10NL
(heel NL) wordt geactualiseerd. Een andere
ontwikkeling is het terugmeldsysteem, waarmee
iedere burger onjuistheden in de kaart kan
doorgeven (verbeterdekaart.nl).
Jeroen Hogeboom (Kadaster) en Niene Boeijen
(Webmapper) lieten zien hoe je met ‘vector
tilen’ de visualisatie van de kaarten van de BRT-
familie kunt aanpassen aan je eigen behoefte.
Spelen met ‘gratis’ GIS spullen
In het kielzog van zijn toeristische publicaties
heeft Pim Verver (Travelingo) een liefde ontwik-
keld voor kartografi e en GIS. Pim is iemand die
oog blijft houden voor kartografi sche kwaliteit.
Hoe makkelijk is het niet om genoegen te
nemen met de bestaande fi etskaarten van de
ANWB? En is het niet fraaier als het landschap
over de grens doorloopt? Open Data van de
buurlanden levert de mogelijkheid om hier
wat aan te doen. Een leuk tussendoortje tijdens
deze presentatie was de kaart van Nieuw-
Zeeland met in grijs West-Europa als ‘antipode’
geprojecteerd. Je ziet dan West-Europa op zijn
kop, Nieuw-Zeeland ter hoogte van Spanje.
Prioriteits index Nepal
Het verhaal van studente Evelien Bulte maakte
mooi duidelijk hoe Open Data van belang
kan zijn bij een calamiteit als de aardbeving
in Nepal. Je wilt zo snel mogelijk weten welke
plaatsen het zwaarst getroff en zijn, zodat de
humanitaire hulp zo goed mogelijk ver-
deeld wordt. Daarom moet je weten wat de
toestand was voorafgaand aan de calamiteit.
Verschillende indicatoren als bevolkingsdicht-
heid en armoede per gebied zijn nodig om
de hulpbehoefte te kwantifi ceren. Als je dat
in een model stopt, kun je bij een volgende
aardbeving heel snel een redelijke voorspel-
ling doen waar de noodhulp naar toe moet.
toch, niet dan?
Willem Hofmans houdt ons in de ban (foto Winifred
Broeder).
44 | Geo-Info | 2017-3
Tekenen? Downloaden!
Winifred Broeder heeft met haar bedrijf
Landkaartje een lange staat van dienst als kar-
tograaf. Met het beschikbaar komen van Open
Data heeft Winifred als geen ander ondervon-
den hoe in korte tijd haar werk als kartograaf is
veranderd. Ze komt met name veel sneller aan
het eigenlijke werk voor de opdrachtgever toe.
Ook een vorm van Open data: het beschikbaar
komen van historische kaarten die gedigita-
liseerd zijn en middels georefereren op de
‘juiste’ plek gezet zijn. Winifred gebruikte een
oude kaart met de brandgrens in Rotterdam
(het door brand verwoeste gebied na het
bombardement in 1940) voor het ontwerp
van een kaart op een zitsteen, waarvan er zes
exemplaren langs de daadwerkelijke brand-
grens worden geplaatst.
Tot besluit was er nog het onderdeel Zeepkis-
ten, met vooral aankondigingen van evene-
menten. Op het dakterras was er gelegenheid
om in het voorjaarszonnetje nog wat na te
praten onder het genot van een drankje.
Wie volgend jaar wil meehelpen met de organisa-
tie kan zich aanmelden via [email protected].
De organisatie van Cartodag 2017 was in handen
van Marijn Bosma, Peter Heerink, Winifred Broe-
der, Koos Krijnders Jeroen Vuijk en Jonna Bosch.
Gerrit Jan PeltjesDe fases van het zitobject van de brandgrens in Rotterdam door Winifred Broeder.
Napraten op het terras (foto Winifred Broeder).
Verslag
| 452017-3 | Geo-Info
OPEN k a a r t
Deze kaart is gekozen uit de
informatieve en oogverblindende
kaartencollectie van
radio-tv-nederland.nl/fmkaart/
zenderkaarten-overzicht.html.
Marijn Bosma(BosmaGrafiek.nl,[email protected])
Waar gaat deze kaart over? Op het eerste
gezicht is het een weergave van de ligging
van groene codes zoals ‘Zld’ en ‘Lb’. Ook de
topografische ‘bijzaken’ eisen nadrukkelijk onze
aandacht op. Na bestudering van de titel blijkt
dat het onderwerp bestaat uit de locatie van
FM-zenders; dat zullen de rode stipjes wel zijn.
Jammer genoeg zijn de verzorgingsgebieden
van de zenders niet op deze kaart afgebeeld.
Ik vermoed dat de plus-lijntjes de taalgrens aan-
geven van het Standaardfries. Dat lijkt me wel
een nuttige aanvulling, want buiten dat gebied
luistert toch bijna niemand naar ‘Js 92.2’.
Door het schreefloze lettertype zijn de zen-
dercodes een beetje lastig te lezen; is het nou
‘RL 90.4’ of ‘RI 90.4’? In onze moderne tijd zou
het extra handig zijn als je op deze webkaart
kan doorklikken zodat je de betreffende
zender ook zónder FM kan beluisteren, zoals bij
www.radio.garden/live.
Jan-Willem van Aalst (Imergis.nl en Opentopo.nl,[email protected])
Dat de oudjes het nog goed doen, bewijst de
populariteit van de FM-Radio. De overheid kan
digitale DAB-radio promoten zoveel ze wil,
maar dat blijft nog steeds onder de 10% van
de bevolking, terwijl vrijwel iedereen FM-radio
luistert. En niet zelden naar regionale omroepen.
Dit kaartje toont met rode stippen de locaties
van de zendmasten voor de publieke regionale
omroepen. Dat de schaalbalk er uitziet als een
zendermast, mag als knipoog worden opgevat.
De noordpijl, hoewel eigenlijk overbodig, ziet
er goed uit. Jammer genoeg ontbreekt een
legenda. Want wat betekenen al die lijntjes?
De vaarwegen zijn vrij gemakkelijk te onder-
scheiden, maar de provincielijnen zijn al wat
moeilijker te zien. Daarnaast lopen er allerlei stip-
pellijntjes, en in Friesland zelfs een kruisjeslijntje.
Wat is de betekenis daarvan? Het wordt de lezer
niet duidelijk. De kenner zal ze misschien gelijk
kunnen duiden, maar voor de gemiddelde
burger die een fijne regionale zender zoekt, is
toch een ander kaartje nodig, namelijk welke
regionale omroep welk zendgebied bestrijkt.
Winifred Broeder (Landkaartje.nl,[email protected])
De site, volledig gewijd aan alle legale radio en
tv etherzenders in Nederland biedt een schat
aan informatie. Kaarten spelen een belangrijke
rol in zowel het weergeven van, als navigeren
door die informatie. Thumbnail-kaartjes geven
toegang tot lijsten met links en die links tonen
vaak weer een (web)kaart met zendmast en
bereik. Ook zijn er links naar de omroepen
zelf, of naar Google Streetview waarop de
zenderlocatie wordt getoond. De verscheiden-
heid in kaarten is net zo indrukwekkend als
de hoeveelheid informatie zelf. Google Maps,
OSM, pdf’s met diverse topografie, screen-
dumps van webkaarten waarop informatie is
geplaatst, je komt het allemaal tegen. En alsof
dat niet genoeg is, zijn de zenderlocaties ook
(als kmz-file) te downloaden. De kaart die hier
is afgebeeld, is dus in principe vrij gemakkelijk
na te maken. Waarom het copyright er zo
nadrukkelijk op wordt vermeld is mij dan ook
een raadsel. Deze kaart verdient geen schoon-
heidsprijs, maar heeft wel een duidelijke
titel. De rode stipjes, het thema van de kaart,
springen er goed uit. De grootste misser vind
ik het ontbreken van een legenda, zeker omdat
er in de topografie lijnen staan waarvan je je
afvraagt wat ze voorstellen.
FM zenderkaart publieke regionale omroepen
46 | Geo-Info | 2017-3
Kosmokiezers en tegenstemmersPolitieke kaarten van Nederland
Op 22 maart vond in Utrecht een
Meetup Maptime-bijeenkomst
plaats. Deze bijeenkomsten
worden maandelijks georganiseerd,
afwisselend in Amsterdam en
Utrecht. Het stramien is steeds
hetzelfde: vóór de pauze één of twee
introducties van het onderwerp – in
dit geval verkiezingskartografie –
en daarna een ‘hands-on-sessie’.
Doel: laagdrempelig leren met en
van elkaar.
Hans Fast (Webmapper) en Josse de Voogd
(onafhankelijk onderzoeker en publicist)
verzorgden de lezingen die avond. Dit verslag
gaat over de bijdrage van electoraal geograaf
Josse de Voogd. De Voogd – naar eigen zeg-
gen niet echt handig met kaarten – trakteerde
de aanwezigen op eenvoudige maar daarom
niet minder inzicht biedende kaarten. De kaar-
ten dienden als illustratie bij een lezing, waarin
de betekenis van regionale spreiding bij de
duiding van verkiezingsuitslagen overtuigend
werd aangetoond.
Wie zich als progressieve kiezer halverwege
de avond van 15 maart verkneukelde op een
gunstige uitslag, kwam de volgende ochtend
van een koude kermis thuis. Dat heeft volgens
De Voogd alles te maken met de niet repre-
sentatieve verdeling van de binnenkomende
uitslagen. Na de eerste, kleine gemeenten –
zoals Schiermonnikoog, Ameland en Rozend-
aal – volgen meteen de grote steden. En laten
nou juist in die twee categorieën progres-
sieve partijen als Groen Links en D66 relatief
goed scoren. Pas toen de meesten naar bed
waren, kwamen de voorlopige uitslagen van
Etten-Leur, Woerden en Meppel door. En die
plaatsen behoren tot het soort dat de einduit-
slag bepaalt: middelgrote matig verstedelijkte
gemeenten. Er zijn er veel van en ze hebben
voldoende massa.
Om politieke voorkeuren van kiezers te analy-
seren, voldoet een eenvoudige indeling op de
as links-rechts niet meer. Naast deze econo-
Figuur 1 - Rangschikking van politieke partijen langs twee assen.
Figuur 2 - Gemeenten waar de som van de stemmen op ChristenUnie en SGP bij de Tweede Kamerver-
kiezingen 2017 18 procent of meer is zijn donker gekleurd.
Verslag
| 472017-3 | Geo-Info
mische as is er een tweede nodig. Als we voor
die tweede as de invalshoek progressief versus
conservatief kiezen, ontstaat het beeld van
figuur 1.
Kiezers buiten de Randstad herkennen zich
niet in de sociaal-culturele beeldvorming van
(met name linkse) ‘grachtengordel’-politici.
Lodewijk Asscher kan het hebben over het
multiculturele voetbalteam van zijn zoontje –
een team in Simpelveld heeft een heel andere
samenstelling dan een team in Amsterdam.
Als verkiezingen gaan over thema’s op de eco-
nomische as, zoals in 2012, is dat gunstig voor
traditioneel linkse partijen. Gaan verkiezingen
echter over sociaal-culturele thema’s (2017)
dan verliezen ze.
Ook al treden er bij elke verkiezing opnieuw
politieke aardverschuivingen op – zie de
decimering van de PvdA – in de grond zijn
de kiezers van vandaag dezelfde als die
van 2012. Ze vluchten wellicht massaal naar
verwante partijen, maar hun basisvoorkeuren
zijn betrekkelijk stabiel. De Voogd kan zelfs
op basis van het uiterlijk van woonwijken
voorspellen welke partij(en) daar goed zullen
scoren. Veel rolluiken en witte hekken rond
betegelde voortuinen: “PVV!” Dichtbevolkte
stadswijken met stoeptuintjes en veel ja/nee-
stickers en bakfietsen: “GL en D66!” And the
twain shall never meet.
Als we de stemmen op verwante partijen
optellen, worden hardnekkige patronen
zichtbaar die soms zelfs teruggrijpen op
bestandslijnen uit de Tachtigjarige Oorlog.
Een voorbeeld is de ‘Reli-riem’ (figuur 2),
waar de klein rechtse partijen (CU plus SGP)
oververtegenwoordigd zijn. Daar tegen-
over staat de kruisende kosmopolitische as
(D66 plus Groen Links en PvdD), van Alkmaar,
via Amsterdam en Utrecht, naar Nijmegen,
aangevuld met bijna alle studentensteden –
te zien in figuur 3.
In figuur 4 tenslotte, zijn de tegenstemmers
(PVV, SP, 50Plus en FvD) in beeld gebracht.
Die vinden we aan de randen van het land:
noordoost Groningen, Limburg, de randen
van Noord-Brabant (Tachtigjarige Oorlog!) en
Zeeuws-Vlaanderen. Het zijn de kiezers die
zich niet herkennen in de volksvertegenwoor-
digers of zich zelfs in de steek gelaten voelen.
Willem van den Goorbergh
Figuur 3 - Gemeenten waar de som van de stemmen op D66, GroenLinks en PvdD bij de Tweede Kamer-
verkiezingen 2017 28 procent of meer is zijn donker gekleurd.
Rec
hte
n: W
illem
van
den
Go
orb
erg
h: C
C B
Y-N
C-N
D 4
.0
Figuur 4 - Gemeenten waar de som van de stemmen op PVV, SP, 50PLUS FvD bij de Tweede Kamerverkie-
zingen 2017 32 procent of meer is zijn donker gekleurd.
48 | Geo-Info | 2017-3
Verslag
In een goed gevulde zaal aan het Zwolsekanaal bij gastheer De Groot Vroomshoop opent Henk Ensink op
20 april de GIN Oost-bijeenkomst. Henk geeft aan dat er een actie is geweest onder de GIN-leden, waarbij
geïnventariseerd is wat aan wat voor soort bijeenkomsten behoefte is. De twee hoogste scores worden
vanmiddag ten uitvoer gebracht. Deze keer een bedrijfsbezoek bij De Groot Vroomshoop en een lezing over
3D-scannen door Aveco de Bondt, beide onderdeel van VolkerWessels.
Henk vertelt tevens over GIN. Doelstellingen,
resultaten en organisatie komen in een korte
presentatie voorbij. Positieve verrassing hierbij
is dat we in een van de sheets zien dat er in
november 2016 een behoorlijke ledenaanwas
is geweest. Dit naar aanleiding van een actie
onder scholieren tijdens de GeoBuzz.
Hout: hernieuwbaar en herbruikbaar
Wim Sturris heet ons als directeur namens
De Groot Vroomshoop welkom. Daarna
krijgt Bert Brinks het woord om De Groot ‘op
de kaart’ te zetten. Bert, manager product-
ontwikkeling houdt een bevlogen verhaal
over ‘zijn’ bedrijf waar hij inmiddels al 45 jaar
werkzaam is. Het bedrijf biedt aan 230 mensen
werk, voornamelijk afkomstig uit de streek.
Zijn slogan die in het hele verhaal weer terug
komt: ‘wij bouwen bewust met hout’.
Een hele reeks voordelen bij het gebruik
van prefab komen aan de orde (reductie
faalkosten, korte bouwtijd, hoge kwaliteit
enzovoorts), alsook de kracht van concep-
ten. Het klimaat, milieu en duurzaamheid
zijn aspecten die ook telkens terug komen
gedurende de presentatie. De Groot Vrooms-
hoop neemt hierbij ook haar verantwoordelijk-
heid. Hout is hernieuwbaar en herbruikbaar.
Zij nemen dan ook eerder geleverde produc-
ten terug voor recycling. Mooi voorbeeld hier-
van zijn de liggers in de nieuwe productiehal
die Bert in de vorige eeuw nog zelf heeft ont-
worpen aan de analoge tekentafel. Hij stond
als engineer aan de basis van de bouw van
een nieuwe hal die onder andere gebouwd
is met de door hem geconstrueerde gere-
cyclede liggers. Het plaatje van de gesloten
levenscyclus van hout maakt hierbij indruk.
Vol trots vertelt hij dat ze enkel nog duurzaam
(gecertifi ceerd) hout gebruiken. Er wordt
structureel gewerkt aan het terugdringen
Bijeenkomst GIN Themagroep Oost
Rondleiding bij De Groot Vroomshoop.
Bert Brinks aan het woord over bewust bouwen met hout.
| 492017-3 | Geo-Info
van de CO2-uitstoot. Vervolgens nemen Bert
en Wim ons mee voor een rondleiding langs
de productieafdelingen. De platenzagerij, de
containers met gesorteerd afvalhout klasse A,
B en C, de afkorthal, waarbij de robot en de
3D-computer inmiddels hun intrede hebben
gedaan. We lopen langs een geluidswal van
hout die hoorbaar stiller is… Via de hallen met
gelamineerde houtconstructies en gevelele-
menten van de houtbouw belanden we weer
in de ontvangstzaal.
Meetmethodieken en laserscanners
Het woord is nu aan Linda Klein en Edu Jonk-
man, beiden van Aveco de Bondt. Linda neemt
ons mee langs de verschillende meetmetho-
dieken die Aveco de Bondt gebruikt voor het
inwinnen van gegevens. Uiteraard zijn dit de
traditionele apparaten zoals de total station en
GPS. In opmars zijn echter de drones die veel
voor promotiemateriaal gebruikt worden, als-
ook voor 3D-terreinmodellen fotogrammetrie.
Dit resulteert onder andere in snelle volume-
bepalingen van bijvoorbeeld grondverzet.
Ook laat ze de integratie zien van ontwerpen
in bestaande situaties zodat de burger snel een
ruimtelijk beeld kan vormen van een nieuw
project in zijn of haar omgeving. Er kleven wel
wat randvoorwaarden aan het product. Er moet
geen millimeternauwkeurigheid vereist zijn, het
is pas rendabel bij grote oppervlaktes (4 hectare
per vlucht), maar is uiteraard handig bij moeilijk
bereikbare plaatsen.
Edu neemt ons vervolgens mee in de wereld
van de laserscanners. Ze worden ingezet bij
transformaties en renovaties van gebouwen,
alsook deformaties. Een scan is een zeer
nauwkeurig product, maar kent ook meer
procestijd. Het zandkasteel van Amsterdam,
met al haar hellende gevels was ook gescand.
Het is lastig ‘rekenen’ in 2D. Een goede 3D-scan
betaalt zich uit voor een exploitatieopzet. Ook
de toekomst komt in beeld. De point clouds
kunnen dan automatisch omgezet worden
naar een mesh-model. Je bent dan minder
tijd en kosten kwijt aan een model van een
bestaande situatie.
Edu vertelt over een 3D-scan voor een
0-meting van de aardbeving in Groningen.
“Hiervoor moet ik straks nog brieven naar
Appingedam brengen.” Het eerste netwerken
krijgt al gestalte doordat Peter Oldenhuis zich
meldt vanuit het publiek en spontaan aanbiedt
om die brieven mee te nemen naar Appinge-
dam. Ook ontstaat er een alleraardigste ‘discus-
sie’ over de kwaliteit van de 3D-scanapparatuur
van de verschillende leveranciers. Er blijken een
aantal vakbroeders in de zaal te zitten die hier
veel ervaring mee hadden.
Er wordt afgesloten met een hapje en een
drankje waarna het netwerken een vervolg krijgt.
Erwin Marsman
Netwerken.
Edu Jonkman neemt ons mee in de wereld van de laserscanners.
Rondleiding door de hallen.
50 | Geo-Info | 2017-3
Verslag
‘Geo- & Drone-ondersteunende infra ontwikkeling’. Deze titel en een agenda waar samenwerken bij
ondergrondse infraprojecten aan de orde kwam, trokken in no-time ruim 100 aanmeldingen. Het betekende
een uitverkochte bijeenkomst.
Op 13 april jl. is deze succesvolle middag door
GIN-Zuid in samenwerking met Ruimteschep-
per gerealiseerd. Een samenvoeging van een
Kenniskringbijeenkomst van Ruimteschepper en
een regiobijeenkomst van GIN-Zuid. De Aircraft
Maintenance Training School (AMTS) op het Busi-
nesspark Aviolanda bij de vliegbasis Woensdrecht
bleek een zeer fraaie locatie. Er zijn op Aviolanda
veel bedrijven gevestigd die actief zijn in de
luchtvaartsector.
Het programma was verfrissend en de verzorging
uitstekend. Het basisidee voor de regiobijeen-
komst van GIN-Zuid was leuk. Voor geo-fi elen is
een demo en presentatie over drones leuk, maar
een college over luchtvaart- en luchtvaartwetge-
ving natuurlijk niet. GIN-Zuid zocht samenwerking
met Ruimteschepper om zowel de doelgroep
te vergroten als ook in gezamenlijkheid een ver-
breding in deze kennissessie te realiseren. En die
opzet slaagde volledig. Meerdere geo-onder-
werpen kwamen aan bod, de belangstelling was
groot en het werd een inspirerende middag.
Voor early bird-inschrijvers was er de mogelijkheid
om deel te nemen aan een rondleiding door de
praktijklokalen en hangar van de AMTS, waar de
theorie volgens de strenge regels en voorschrif-
ten van de luchtvaart door de leerlingen in de
praktijk geoefend kan worden op ‘sleutelkisten’
zoals een F16, Fokker70 en losstaande vliegtuig-
segmenten en onderdelen.
Ontwikkeling van een businesspark
Genietend van de door Ruimteschepper
aangeboden Bossche Bollen werden de
aanwezigen welkom geheten door Frank
Langelaan (GIN-Zuid) en Jan Roodzand (Ruim-
teschepper). Rob Nispeling, Manager Business
Bijeenkomst GIN Themagroep Zuid
Rondleiding AMTS.Start van de bijeenkomst.
Enthousiaste bezoekers.
| 512017-3 | Geo-Info
Development Businesspark Aviolanda, trapte
als locatiegastheer de middag af. Hij gaf
ons een doorkijk in de ontwikkeling van het
bedrijventerrein Aviolanda en de – ruimtelijke -
vraagstukken, die ze hierbij tegenkomen.
Rob benoemde naast de businesspark-doelstellin-
gen ook de vastgoedontwikkeling op Aviolanda
om daarmee meer bedrijven die actief zijn in
de sector onderdak te kunnen bieden en het
natuurbeheer. Aviolanda en Vliegbasis Woens-
drecht zijn samen 22 hectare groot. Na werktijd is
dit een oase van rust, waarin veel vogels en dieren
verblijven. De speerpunten voor Aviolanda zijn het
binnenhalen van bedrijven voor het onderhoud
en repair voor de F35 JSF, bedrijven die zich
bezighouden met UAV’s (onbemande vliegtuigen)
en drones. Aviolanda
werkt in samen-
werking met de
Vliegbasis Woens-
drecht om het Dutch
Drone Centre (DDC)
hier te vestigen.
Later dit jaar wordt
dit DDC offi cieel
gelanceerd, lees ook
het krantenartikel in
het kader.
Door de geogra-
fi sch strategische
ligging tussen Antwerpen en Rotterdam en
door de bereikbaarheid van drie grote luchtha-
vens, is Aviolanda een goede vestigingsplaats
voor bedrijven, in de aerospace ontwikkelings-
en onderhoudssector. Kortom; een businesspark
met gezonde ambities om regionaal te groeien,
nationaal te promoveren en internationaal te
excelleren op het gebied van zowel aerospace
MRO als drone vlieg- en testcentrum.
Vitalisatie in Infraontwikkeling
John Ottevanger van Brabant Water en Arnoud
Drevijn van SynergieNL schetsten daarna de
situatie, problemen en technische oplossing bij
de coördinatie van grote (en minder grote lokale)
infrastructurele projecten. Niet alleen bij de
uitvoering maar vooral ook bij de planning. John
Ottevanger belichtte daarbij het assetmanage-
ment vanuit het perspectief van Brabant Water.
Aanleiding voor meerdere infraprojecten bij
Brabant Water is het preventief vervangen van
waterleidingen voor levering van drinkwa-
ter in de provincie Noord-Brabant. Bij een
orthodox of traditioneel onderhoud van de
waterleidingen hoort een vervanging na een
bepaalde standaard levensduur vanaf aanleg.
Dit veroorzaakt een vloedgolf van vervan-
gingsactiviteiten in een bepaald tijdvak. Er zijn
meerdere factoren die de levensduur van een
leidingdeel beïnvloeden, bijvoorbeeld de
grondsoort maar ook de materiaalsoort en het
productiejaar. Door middel van leidingmon-
sters en storingshistorie wordt de kwaliteit
van de assets in het net gevolgd. Gegevens
worden samengebracht en gebruikt om
vervangingsvoorspellingen te doen welke
gebruikt projecten te defi niëren.
De infraprojecten worden in kaart gebracht
(letterlijk en fi guurlijk) voor het plannen van de
werkzaamheden. Maar ook om de projecten te
John Ottevanger. Arnoud Drevijn.
'Sleutelkisten'.
Krantenbericht
19 april 2017, Den Haag – Tijdens de
international TUSExpo in Den Haag werd
vandaag het startsein gegeven voor
het Dutch Drone Centre op Aviolanda
Woensdrecht. Het Dutch Drone Centre
Aviolanda biedt mogelijkheden om met
drones te trainen, deze te testen en te
demonstreren op een gecontroleerde
luchthaven. DDC heeft daarnaast ook
afspraken gemaakt over de uitvoering
van ontwikkel- en demoprojecten
en de huisvesting van nieuwe drone-
gerelateerde bedrijven op Aviolanda
Aerospace in Woensdrecht. Voor meer
informatie: www.dutchdronecentre.com.
Rob Nispeling.
52 | Geo-Info | 2017-3
kunnen coördineren met andere grondroer-
ders, zoals gemeenten, energieleveranciers en
telecombedrijven. Hierbij wordt, in een pilot
met de gemeente Breda en Enexis, gebruik
gemaakt van een webbased oplossing van
SynergieNL. Arnoud Drevijn gaf in zijn presen-
tatie een toelichting op deze webapplicatie.
SynergieNL: een oplossing
voor afstemming
Alle gemeenten en netbeheerders voeren
projecten uit in de openbare ruimte. De
uitvoering hiervan is vaak tijdrovend en
kostbaar. Het komt dan ook voor dat door
verschillende partijen projecten op één
locatie vaak na elkaar worden uitgevoerd.
Een goede afstemming van planning van
werkzaamheden kan hét verschil maken.
Daarmee kosten, tijd en overlast voor bewo-
ners drastisch beperken.
Platform SynergieNL helpt bij dit proces en
brengt duidelijk in beeld waar kansen liggen
om samen te werken. SynergieNL vergelijkt
de data van alle partners en toont kansrijke
synergiegebieden. Elk gebied krijgt boven-
dien een synergiescore. Hoe hoger de score,
hoe meer voordeel er te behalen is.
UAV’s or DRONES
Na de pauze was het de beurt aan Walter
Broeders van Unmanned Aviation Solutions
om een inzicht te geven in de wereld van
het professionele drone vliegen. Broeders
gaf in eerste instantie een overzicht van de
techniek en gaf antwoord op vragen als ‘wat
zijn drones?’ en ‘waarvoor kunnen ze gebruikt
worden?’.
Om een drone te mogen vliegen, moet
men voldoen aaneen groot aantal eisen en
wettelijke bepalingen. de wettelijke bepalin-
gen. Vooral dit laatste is zeer van invloed op
het gebruik van drones met onder andere
de beperkingen op
geografi sch gebied.
Drones mogen
bijvoorbeeld niet
gebruikt worden
binnen een straal
van drie kilometer
binnen een CTR
(control zone van een
vliegveld), niet boven
Verslag
Bijschrift.....
Een overleg. Links zonder en rechts mét SynergieNL.
Walter Broeders.
| 532017-3 | Geo-Info
publiek of bebouwd gebied. Een overzichts-
kaart van alle restricted area’s is te vinden op
www.drone.aeret.nl/
Om dus een professionele drone te mogen en
kunnen vliegen, moet men met succes een
opleiding tot drone-piloot volgen. Aviolanda,
Unmanned Aviation Solutions en het Ministerie
van Verkeer en Waterstaat werken samen om
deze opleiding in Nederland vorm te geven. En te
zorgen dat het Nederlandse drone-brevet ook in
Europa en daarbuiten erkend zal gaan worden.
Na dit hoorcollege over wet- en regelgeving gaf
Walter Broeders voorbeelden waarvoor drones
worden ingezet. De uitwerkingen van het foto-
en fi lmmateriaal kan op locatie worden gedaan,
maar natuurlijk ook in geval van grote hoeveel-
heden data in een fotolab of fotogrammetrische
werkstations. Enkele plaatjes uit zijn presentatie
zijn hieronder weergegeven. De gehele presen-
tatie is op de GIN-website te vinden.
Toepassingen in 3D-dataprojecten
Om aan te geven dat de drone-beelden ook
daadwerkelijk in en voor de praktijk gebruikt
worden, gaf Erwin van Praat van AGELad-
viseurs een aansluitende presentatie met
voorbeelden uit de praktijk. Een aansprekend
voorbeeld was hoe AGEL met behulp van een
drone een overzichts-
foto maakte van een
project om een actu-
eel beeld te krijgen
en tevens de grond-
balans te berekenen.
En bijvoorbeeld om
de archeologische
verrassing bij een
bouwproject te
kunnen betrekken in
het project en de kopers van de woningen te
kunnen informeren over het actuele ontwerp.
Zo ziet dat er uit!
Ja en toen wilden we natuurlijk zo’n ding ook in
het echt zien vliegen. Appie Verart van Drone-
vlucht trad op als piloot van de demo-drone.
Na de demo van het drone-vliegen, waarbij
safety pilot Rudy Muller van Remotely Piloted
Aircraft natuurlijk ook alle veiligheidsregels
die Walter Broeders in zijn presentatie had
genoemd, toepaste. Dus werd het publiek op
10 meter afstand van de start- en landings-
plaats gehouden, kwam de drone niet boven
de menigte en was er van tevoren toestem-
ming gevraagd aan de luchtverkeersleiding
van vliegbasis Woensdrecht. De toestemming
was gegeven voor het vliegen van de drone
na afl oop van alle vliegactiviteiten op de
vliegbasis.
Na deze in alle opzichten mooie en informatieve
middag was er gelegenheid om met elkaar onder
het genot van een drankje en een hapje na te
praten. Voor de liefhebbers werd er nog een extra
rondleiding langs de praktijklocaties van de AMTS
gegeven. We konden er geen genoeg van krijgen.
Namens GIN wil ik de enthousiaste bezoekers
bedanken. Met name door de samenwerking
met Ruimteschepper konden we zo’n honderd
bezoekers verwelkomen en GIN meer bekend-
heid geven. Ook AMTS wordt hartelijk bedankt
voor hun gastvrijheid en de perfecte samenwer-
king met de catering van Fokker Elmo.
Tot slot wil ik alle sprekers en drone piloot
bedanken voor hun bijdrage om deze dag tot
een succes te maken.
Frank Langelaan
Links• www.aviolanda.nl
• www.am-ts.nl
• www.synergieNL.com
Erwin van Praat.
54 | Geo-Info | 2017-3
Verslag
Jaarlijks wordt door FIG, de ‘Fédération Internationale des Géomètres’ (Internationale federatie van
landmeters en geo-informatiedeskundigen) een working week georganiseerd, een conferentie van een
week. Dit jaar is de working week in Helsinki geweest. Het thema was: ‘Surveying the world of tomorrow
– from digitalisation to augmented reality’. Dat thema was samen met veel andere van belang zijnde
ontwikkelingen verwerkt in een keur aan activiteiten. Zo waren er ruim 400 lezingen in 85 parallelsessies te
volgen, vonden ledenvergaderingen van FIG plaats en waren er diverse ‘site-events’ zoals een bijeenkomst
van ‘Young Surveyors’ waaraan ook enkele Nederlandse landmeters deel hebben genomen. Deze happening
vond samen met seminars over BIM en geo-historie plaats in het weekend voorafgaand aan de conferentie.
Ruim 1500 deelnemers vanuit de hele
wereld hebben de working week bij-
gewoond, waarvan ongeveer dertig uit
Nederland. De organisatie in Helsinki
was goed voor elkaar, er was een goede
ondersteuning in de zalen door geluid en
presentatiemogelijkheden. Ook de catering
was voor zo’n hele grote groep toch
perfect geregeld en gelokaliseerd tussen
de bescheiden beurs waar enkele onder-
nemers en landen zich presenteerden.
De etende massa gebruikte vervolgens de
stands als aanlandplek, waarmee de stands
als vanzelf de aandacht kregen die ze ver-
dienden. Een hele praktische oplossing om
vraag en aanbod bij elkaar te brengen.
Op maandagmorgen werd de week
geopend door de FIG-voorzitter, Chryssy
Potsiou uit Griekenland. Daarna kon het
‘work’ beginnen met het uitwisselen van
kennis in sessies waar door een afwisseling
van lezingen en discussies een basis voor
innovatie en samenwerking gelegd werd.
Parallel daaraan was er gelegenheid om
technische excursies te volgen, zoals een
bezoek aan het nationale geodetische
instituut, de aanleg van de nieuwe metro
van Helsinki en een locatie waar duurzame
energie op grote diepte wordt opgepompt.
Naast inhoudelijke sessies waren er veel
informele activiteiten gepland om het
netwerken te bevorderen. Bijvoorbeeld
het uitwisselen van ideeën en informatie,
het leggen van contacten voor vervolgaf-
spraken en het eff enen van paden zodat
daar later goed op gereden kan worden.
Op maandagavond was er een offi ciële ont-
vangst op het gemeentehuis van Helsinki
waar een groot deel van de deelnemers
aanwezig was. Dinsdagochtend startte het
inhoudelijke programma met opnieuw een
grootse opening waar een prachtig concert
met werk van Sibelius plaatsvond. Bijzonder
daarbij was dat de pianist en cellist samen
met een eerdere opname van zichzelf
optraden en zo het begrip augmented
reality gedemonstreerd werd.
Bezoek aan de ambassade
Aan het einde van de middag zijn we als
Nederlandse delegatie op bezoek geweest
in de ambtswoning van de Nederlandse
ambassadeur in Finland, Cees Bansema.
Dat was een bijzonder prettig bezoek waar-
bij er over en weer mooie woorden gespro-
ken werden door de heer Bansema en
Frank Tierollf, bestuurder van het Kadaster.
We hebben ons laten rondleiden door de
prachtig gerenoveerde, houten villa die vol-
hing met klassieke kunst uit Nederland zoals
schilderijen van Mesdag en andere oude
meesters. Met dit bezoek werd de naam en
faam van de Nederlandse kennis op gebied
van landregistratie en geo-informatie bij
onze diplomatieke vertegenwoordiging in
het buitenland onder de aandacht gebracht.
Diezelfde avond hebben onze Finse
vrienden ons getrakteerd op een ‘Finnish
Evening’, compleet met fanfare, specifi ek
Fins eten (vooral vis) en een optreden van
de beroemde band ‘Leningrad cowboys’.
Met name het ontdooien van de anders
zo introverte Finse delegatie was bijzon-
der om mee te maken.
Commissies
De FIG is vooral georganiseerd rondom
een tiental commissies die per commissie
een eigen thema hebben (zoals geo-
onderwijs, spatial data modelling, landad-
ministratie, enzovoorts). Op deze wijze kent
de inhoudelijke uitwisseling van kennis en
ervaring een betere focus en draagt de FIG
bij aan het verder versterken van de rol van
de geo-informatie binnen de internationale
context. Woensdagavond gingen deze
commissies, nadat ze hun eigen jaarlijkse
vergadering hadden gehouden, ergens in
de stad eten. Ook leden die geen lid zijn
van een commissie, hadden de mogelijk-
heid zich daarbij aan te sluiten.
Op donderdag werd er tevens een samen-
werkingsovereenkomst (memorandum of
understanding) tussen het kadaster van
Zuid-Korea en het Nederlandse kadaster
getekend. Op donderdagavond werd er
een galadiner gehouden in de Finlandia
hal, een architectonisch hoogstandje van
FIG Working week 2017 in Helsinki
De Domkerk van Helsinki.
| 552017-3 | Geo-Info
de Finse architect Aalto uit 1970. Ook hier
dook de geest van Sibelius op. Nu in de
vorm van een muziekgezelschap met zes
cello’s, die naast klassieke werken ook een
eigengemaakte ode aan de Formule 1 met
ons deelden (ze hebben enkele succes-
volle coureurs in Finland, vandaar).
Multicultureel
De deelnemers samen vormden een kleur-
rijk geheel, iets dat door met name de Afri-
kaanse delegaties in praktijk werd gebracht
middels het dragen van kleurige gewaden
door sommige afgevaardigden. Opvallend
was het grote aantal (10%) deelnemers uit
Nigeria. Ghana en Polen waren actief bezig
om de working week van 2021 naar hun
land te halen, maar ook daar zag je dat de
Ghanezen veel fanatieker en uitbundiger
waren in hun presentatie dan de Polen.
Op vrijdag werd tijdens de afsluitende
vergadering (general assembly) Ghana
gekozen als organiserend land voor de
working week van 2021, pech voor Polen
dus. Volgend jaar is het grote FIG-congres
in Istanbul, het jaar erop is de working
week in Hanoi (Vietnam). In 2020 komt de
FIG working week naar Nederland, georga-
niseerd door GIN in samenwerking met ITC,
Kadaster en bedrijfsleven. Nederland heeft
zich daar gepresenteerd in een stand naast
die van Hanoi en Istanbul, vooral door het
uitdelen van klompjes in Delfts Blauw.
Het laatste opvallende item was het weer
tijdens de working week: de temperatuur
is ongeveer twintig graden lager geweest
dan tijdens diezelfde week in Nederland.
Met name op de vrijdag, waarop veel
mensen terug naar Nederland reisden, was
dat verschil erg groot. De opwarming van de
aarde heeft Finland duidelijk nog niet bereikt !
Veel deelnemers van de Nederlandse
delegatie hebben lezingen gegeven en/of
sessies voorgezeten. De meer inhoudelijke
details daarvan en van andere lezingen
en events volgen in het internationale
themanummer (4) van Geo-Info. Alle infor-
matie over de gehouden lezingen met
hun daaraan ten grondslag liggende
papers zijn in te zien en te downloaden
op de website van de FIG: www.fi g.net.
Eric Hagemans en Klaas van der Hoek
De Nederlandse delegatie op bezoek bij de Nederlandse ambassadeur in Finland.
Zoldervondst van stafkaart uit WOII
‘Woensdag 12 april vond in het gemeente-
huis een ontmoeting plaats tussen wethouder
Hans Keuken, de heer H.J. Nijhof uit Andelst en
Kobus van Ingen, plaatselijk historicus.
De heer Nijhof kwam een ‘zoldervondst’ tonen:
een oude kaart die hij herkende als een kaart
uit de Tweede Wereldoorlog. Bij nadere bestu-
dering is gebleken dat het een deel van een
stafkaart uit 1939 is, de tijd van de mobilisatie
van het Nederlandse leger. De kaart is gestem-
peld met ‘46e regiment Infanterie, 1e bataljon,
3e compagnie’. Het kaartblad is 39 Rhenen Oost,
schaal 1 op 50.000. De kaart is waarschijnlijk
door het leger gebruikt bij de oorlogshandelin-
gen in de meidagen van 1940 rondom de dor-
pen Kesteren en Opheusden. Op de kaart zijn
met potlood lijnen aangegeven die vermoede-
lijk duiden op de aangelegde stellingen in en
voor de frontlijn. Verder toont de kaart welke
wegen voor zwaar materieel begaanbaar zijn
en daarnaast ook de her en der door het gebied
gelegen paden. De kaart verdient nadere
bestudering. De heer Van Ingen was verheugd
dat hij de kaart in ontvangst mocht nemen om
hem in de collectie van de Historische Kring
Kesteren in Ommeren op te nemen. Natuur-
lijk met hartelijke dank aan de heer Nijhof!’
www.nederbetuwe.nl
56 | Geo-Info | 2017-3
1931 IN ‘S-HERTOGENBOSCH
21 & 22 NOVEMBER
GEOBUZZ 2017
BELEEF DE WERELD VAN GEO-INFORMATIE
BEURSRaadpleeg de website en ontdek de mogelijkheden. Maak gebruik van de aantrekkelijke beurspakketten.
DEELNEMENGeodeskundigen en gebruikers van geo-informatie. Informeer jezelf, ontmoet collega’s en neem deel aan de discussies. Op GeoBuzz beleef je de laatste innovaties, mogelijkheden en waarde van geo-informatie. Aantrekkelijke organisatietarieven.
WWW.GEOBUZZ.NL | [email protected] HET NIEUWS RONDOM GEOBUZZ VOLGEN VIA DE WEBSITE, FACEBOOK EN TWITTER
www.nlmaps.nl
NL Maps De meest actuele en gedetailleerde kaart van Nederland. Makkelijk en snel te integreren in uw website en app.
Het Kadaster introduceert NL Maps op 28 juni 2017Met NL Maps heeft u de beschikking over de achtergrondkaart uit de
Basisregistratie Topografi e (BRT). De offi ciële kaart van Nederland,
compleet en actueel.
Via www.nlmaps.nl vindt u in 3 stappen precies de kaart die u zoekt:
• kies de service die u wenst, onder meer Google Maps, Open Layers,
Mapbox of Leafl et;
• kies de weergave, waaronder luchtfoto’s of pasteltinten;
• kopieer de code naar uw website of applicatie. Klaar!
Aan de slag? Schrijf u in voor het
online seminar op 28 juni om 13.00 uur.
www.kadaster.nl/nlmaps
Oprichting GeoBORG b.v. een feit
Al geruime tijd heeft GeoBORG een unieke positie in de markt. Vanaf nu is de oprichting van de GeoBORG b.v. nu echt een voldongen feit. GeoBORG b.v. is een samenwerking van AGEL adviseurs, MUG ingenieursbureau en HawarIT op het gebied van basisregistratie projecten en beheer van GEO-data. Deze 3 bedrijven hebben de afgelopen jaren samengewerkt op het gebied van de BGT en BAG (BAG beheer, inwinnen, transitie, beheer, ICT, koppelingen). Zij hebben deze ervaring en hun visie omgezet in de nieuwe b.v. GeoBORG. GeoBORG is in de basis een ontzorgdienst met veel mogelijkheden, waarvan een eerste groep bronhouders inmiddels gebruik maakt.
huis kan worden gehaald die breed ontzorgt en ook echt werkt! Om dit nog meer kracht bij te zetten zijn wij tevens erg verheugd te kunnen melden dat wij een nieuwe collega hebben die voor GeoBORG de sales gaat versterken, namelijk Claudio Vinci ([email protected] / 06-21323523). Claudio, die de laatste jaren een vergelijkbare functie heeft gehad bij Vicrea Solutions en andere bedrijven, heeft veel ervaring in de overheidsmarkt en de basisregistraties en is een welkome aanvulling op het GeoBORG team.Samen zijn wij zeer gemotiveerd van GeoBORG een succes te maken. U hoort van ons!
Met vriendelijke groet,Het GeoBORG team