Atlantis #16.1 Strategie

44
ATLANTIS jaargang 16 nr. 1, december 2004 STRATEGIE

description

 

Transcript of Atlantis #16.1 Strategie

Page 1: Atlantis #16.1 Strategie

ATLANTIS

jaargang 16 nr. 1, december 2004

STRATEGIE

Page 2: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 20042

STRATEGIE

Judit Bax en Raquel van Donselaar

Van de redactie

Strategie. Dit was het thema dat we de auteurs in deze Atlantis hebben meegegeven. Dat het woord breed geïnterpreteerd kan worden, blijkt uit de enorme variatie aan artikelen. Strategie is geen concreet onderwerp, maar blijkt in vrijwel elk plan wel een rol te spelen, zowel op grote als kleine schaal.

Deze Atlantis is het eerste nummer van de 16e jaargang, gemaakt door een gloednieuwe redactie. De redactie is enthoussiast, maar klein en verwelkomt graag nieuwe leden! Leuke ideeën voor artikelen zijn ook altijd welkom. Nieuwe groep, nieuwe ideeën, het uiterlijk van de Atlantis is echter oud en vertrouwd. We gaan op dezelfde voet verder als voorheen, maar zijn op zoek naar meer interactie met de (stedenbouwkundige) praktijk. De Polisstelling in deze Atlantis is de eerste stap naar een meer gedifferentieerde input. De Atlantis is bij uitstek geschikt om een balans te creëeren tussen wetenschap en praktijk. Zo is na een jaar schrijven van Joost Schrijnen, man uit de praktijk, nu de columnistenpen overgedragen naar Taeke de Jong, hoogleraar Stedenbouw op Bouwkunde. Iemand die zich met hart en ziel in zet voor stedenbouw als wetenschap.

En zo ligt hier nu de nieuwe Atlantis voor je. We hopen dat de inhoud een bron van inspiratie is voor alle lezers.•

Strategy. This was the theme we gave to the authors of this edition of the Atlantis. The word can be broadly interpretated as shown in the enormous variety of articles. Strategy is not a concrete topic, but it appears to play a role in almost every plan, on the large as well as the small scale.

This Atlantis is the first editon of the 16th year, made by a brandnew group of editors. The group is enthoussiastic, but small and therefore welcomes new members! Nice ideas for new articles are also always welcome. New group, new ideas, however, the appearance of the Atlantis hasn’t changed and is familiair as usual. We will continue in the same way as before, but are looking for more interaction with people in the field. The Polis statement in this Atlantis is the first step to a more differentiated input. The Atlantis is pre-eminently suitable to create a balance between science and practice. After a year of writing by Joost Schrijnen, man from the field, the column has been passed on to Taeke de Jong, professor of Urbanism at the faculty of Architecture. Someone who, with all his heart, fights for urbanism as a science .

At long last, this is the new Atlantis, lying before you. We hope that the contents will be a source of inspiration for all its readers.•

Page 3: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 3

Inhoud

6

ATLANTIS,tijdschrift voor stedenbouw, is een uitgave van POLIS, podium voor stedebouwkunde en verschijnt 4 maal per jaar.

16e jaargang, nummer 1, december 2004oplage: 450 exemplaren

HoofdredacteurJudit Bax

RedactieRaquel van DonselaarAnnemarie HatzmanEsther HeemskerkMartijn OxenerMikel Knippenberg

RedactieadresPolis, Podium voor StedebouwkundeFaculteit BouwkundeBerlageweg 1, kab. 9.512628 CR Delftt.: 015-2784093f.: 015-2783694e.: [email protected].: www.bk.tudelft.nl/verenigingen/polis

DrukVan Marken Drukkers, Delft

AdvertentiesInformatie via het redactieadres.

ArtikelenArtikelen, mededelingen en reacties kunnen worden aangeboden aan het redactieadres. Auteursrichtlijnen zijn bij de redactie beschikbaar. Artikelen overnemen toegestaan met toestemming van auteurs en bronvermelding.

AbonnementenPolis-leden ontvangen de Atlantis gratis.Polis-jaarlidmaatschap:Studenten € 10,- Alumni/AIO € 15,-Praktijkleden € 30,-Bureauleden € 60,-

Losse nummers € 3,-

© 2004 Polis, Podium voor StedebouwkundeISSN 1387-3679

Densification through intensificationAre skyscrapers versus groundscrapers the relevant choice?John Worthington

Kaft:RiskFoto: Peter Rieff

Sustainable urban renewalPaul Stouten

30

INHOUD

18 Almere op de lange termijnRia van Dijk

2

5

8

9

12

16

Van de redactieJudit Bax en Raquel van Donselaar

Van het bestuurAnnemarie Hatzman

Fotoworkshop

Polis Øresund excursionErik-Jan Kok and Bart Schrijnen

De nieuwe boulevardAnneline van der Straaten en Elien Wierenga

ColumnT.M. de Jong

22

23

28

40

41

43

Lustrum ‘Grenzeloos‘Beitske Boonstra

Fotoreportage TokyoPeter Rieff en Raquel van Donselaar

Zaanstad: HembrugterreinEllen Holleman, Bart Reuser en Remco Reijke

Agenda

Partners van Polis

De Polisstelling

Page 4: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 20044

STRATEGIE

HistorieDe vereniging Polis is in oktober 1989 opgericht door docenten en studenten Stedenbouwkunde aan de Faculteit der Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Het initiatief kwam voort uit de wens om de kwaliteit van het stedebouw onderwijs te handhaven en te versterken, onder druk van onderwijsherzieningen. Daarnaast werd en wordt het initiëren van een intenser contact tussen onderwijs, wetenschap en praktijk als een belangrijke doelstelling van Polis gezien.

StedenbouwkundeStedenbouwkunde is dynamisch, volgend en sturend. De inhoud van het stedebouwkundige vak is steeds aan veranderingen onderhevig en onderwerp van discussie. Dit wordt aangestuurd door veranderingen in de maatschappij. Als stedenbouwkundige in zowel de praktijk als in de wetenschap is het belangrijk om van deze veranderingen kennis te nemen en met deze kennis als stedenbouwkundige een positie in de maatschappij in te nemen. De stedenbouwkundige kan dan vanuit zijn positie een visie op (ontwerp) opgaven in de maatschappij geven.

PodiumPolis, Podium voor Stedenbouwkunde, wil voor stedebouwkundigen in zowel de praktijk als in de wetenschap een podium aanbieden waarop deze positiebepaling mogelijk is. Het doel van Polis is het verleiden van stedenbouwkundigen om het podium te beklimmen. Het verleiden gebeurt door het ontplooien van verschillende activiteiten. Zo worden er onder andere excursies, lezingen, debat-ten, symposia en prijsvragen georganiseerd. De periodiek Atlantis speelt hierbij een belangrijke rol. De Atlantis vormt een platform voor discussie. Daarnaast geeft de Atlantis een goed overzicht van de Polis activiteiten.

OverlegPolis vormt een schakel tussen wetenschap en praktijk. Polis onderhoudt contacten met verschil-lende partijen in de stedenbouw. Polis voert binnen de Faculteit op verschillende niveaus overleg over de kwaliteit van het onderwijs. De relevantie voor de wetenschap en praktijk is hierbij een belangrijk criterium. Om het bereik van Polis te vergroten wordt er binnen en buiten de Faculteit overleg gevoerd met verwante organisaties.

PolisFondsHet PolisFonds is in het leven geroepen door Polis, podium voor stedebouwkunde om individuele en kleinschalige initiatieven, die voortkomen uit de dagelijkse stedenbouwpraktijk of wetenschap te kunnen financieren. Neem voor een aanvraag contact op met Polis. In het PolisFonds hebben de volgende leden zitting: Roy Bijhouwer, Stedenbouwkundige Quadrat, atelier voor stedebouw, architectuur en landschap, Ruud Ummels, vice-voorzitter Polis en student bouwkunde, Miranda Reitsma, redactie tijdschrift Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening, Maarten Schmitt, stadsstedebouwer Den Haag, Thom Wolf, adjunct directeur Dura Bouw Amsterdam.Donaties blijven van harte welkom op gironummer: 8522358 o.v.v. Polis Fonds.

Polis, Podium voor Stedebouwkunde

Page 5: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 5

Annemarie Hatzman

Van het bestuur

It took some time, you’ve waited long enough, your patience has been taxed, your nerves are wracked but, here it is, 16.1, the first Atlantis of this year. In the mean time the pepernoten have been replaced by Christmas cookies and the good intentions for 2005 are introduced carefully.

After the delay of Atlantis 15.4 this Atlantis follows rather quickly, but with all the free time coming up, it’s a good excuse to spend more time on urbanism.

At the beginning of this year, we also have the exciting announcement that the amount of members is increasing slightly already. Several international students have registered as Polis-member, and that’s the reason that several articles in this Atlantis are in English.

The fifteenth anniversary of Polis has been celebrated in the mean time, and it was a big success. The Polis-speech with contributions of Riek Bakker and Ashok Bhalotra led to good discussions during the round of table conversations. The follow-up dinner and party were also an affair to remember. From this position I would like to thank everybody who participated in organizing this party and the accompanying anniversary booklet ‘Grenzeloze doorgezichten’ which you received with Atlantis 15.4, for throwing a great birthday party.

Early November it was time for our excursion to the ‘megalopolis’ Kopenhagen-Malmö. With 27 participants we toured these cities’ sites: ranging from an introduction to the super harbour to the Little Mermaid. You can find more information regarding our trip elsewhere in this Atlantis. A ‘Tak’ is in order for the activities commission.

A number of points are already on the calendar for the new year. A study conference on the ‘durability of the urban renewal’ will take place in January. Also, a day long course in urban photography will be

organised. This Atlantis contains articles concerning these activities. Do you want to participate in one of these activities? You can apply by mailing [email protected]. Be advised that the course has a maximum of 15 participants, so first come first serve!

In reading this Atlantis, perhaps you will notice that a new column has been added: The Position! Every issue, a position will be argued, and you are free to react. Incoming reactions will be placed in the new Atlantis. So let’s open the discussion.

With 2005 rapidly approaching, Polis will realise her good intentions as well. In April we will go on a foreign excursion again and explore another ‘megalopolis’. In May, an Urbanism Week will take place, with workshops, lectures and movies. To our working members I would like to say, spread the word around your office, because it would be a shame to miss out on this one.

That leaves me with wishing everybody a merry Christmas and a happy (filled with urbanism) New Year. Need pointers for good intentions? Polis is looking for active members....

Have fun reading this Atlantis! A Merry Christmas and a happy New Year! •

VAN HET BESTUUR

Page 6: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 20046

STRATEGIE

With the pressure to redevelop, a commonly heard plea by architects and planners is for densification; building more space on the same site area, often resulting in a simple response to build high. Is this an over simplistic analysis of the choices, and are we working within the correct conceptual frame work? Rather than striving for densification would a more sustainable option be intensification. Intensification encompasses increasing density in conjunction with aiming to use the same space more intensely by sharing usage over longer hours and with overlapping activities. Community vitality is enhanced by a mixing of functions; activity on the street and an ambiguity of usage to allow for growth and change. By reframing the challenge of town building, to one of organic incremental change within a comprehensive vision would we be following a more sustainable way? The focus would be on achieving continuity, integrating new building with the existing and making more intensive use of already available resources.

The Netherlands measured against the best of European practice over the last forty years has made dramatic inroads into renewing its housing stock,

building new employment parks and containing building costs. This impressive building programme has largely been achieved by new building on easy to develop “green field” sites. The Vinex city expansion programme grafted new predominantly housing areas to existing communities, with the minimum of integration. Numbers were achieved often at the expense of enhancing the existing urban areas and enriching the twilight areas between the city centre and the edge. Leidsche Rijn Vinex development on the edge of Utrecht, planned to provide for a population of 100,000 is creating a new community connected to and part of Utrecht, but separated from the centre by housing and employment areas that with careful surgery could have absorbed much of the growth, and reversed decline. Leidsche Rijn by building anew on green fields has densified land use. Would a more sustainable strategy have been to intensify the use of inner city sites and use existing resources more effectively?

Building communities takes time. The urban places we enjoy took centuries to mature. Perhaps it is presumptuous to imagine that we can successfully create a successful community of 100,000 people within 30 years. Technically we have the ability to deliver the hardware. However socially can we absorb this speed of change?

Rotterdam centre ravaged by the bombing of the 1940’s has taken sixty years to renew. Building happened far faster, but it is only now that the social, economic and functional diversity that creates urban vitality is becoming apparent. Rotterdam celebrates tall buildings. They represent a dream for architects, so eloquently described by Rem Koolhaas in Delirious New York; a symbol to the citizens of ambition and renewal and a statement of a fresh start. Is however the high rise tower always the appropriate response? By world standards the 100m high towers of Rotterdam are Lilliputian, with tiny floorplates, and mid rise in height. High rise can provide a strong

Densification through IntensificationAre skyscrapers versus groundscrapers the relevant choice?

John Worthington

Utrecht till the mid 20th Century grewincrementally. The growth in the last fifty years culmi-

nating in theVinex initiative has been explosive and at a different scale

and grainfrom the organic

city form.

Page 7: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 7

identity, used in clusters intensify the use of land, become a market attraction and satisfy deep seated desires. However functionally they are expensive to build, inflexible to use, reduce the number of typological options, poor on floor area utilization, difficult to phase and can suck the activity from the public realm to the semi public spaces within. Cities of skyscrapers we admire such as Manhattan or Hong Kong serve huge catchment areas and have sufficient demand to create their own particular urban landscape of “canyoned” streets and teeming pavements. The European cityscape of blocks, courts, squares, streets and boulevards relies on continuity and a different approach to density and height. Tall buildings have their place. Used in dense clusters they can dramatically increase density. They can add to the portfolio of space types available. They provide distinctive places, spectacular views and city identity. Their success in achieving these attributes is through there uniqueness. In 2000 DEGW prepared a high rise strategy for the City of Rotterdam that argued that just to build high was not always the solution. To have the tallest building in town could be a short lived attribute. The cities aim should be to find the most appropriate solution which intensified the usage of all the available resources and innovative forms to provide long term meaning and identity. The Cities response was to establish a city centre commission for innovation and intensification to review high rise proposals. At pre project inception landowners and investors ambitions could be reviewed and an appropriate strategy agreed. Rotterdam aimed to evaluate past projects, learn from experience, identify where improvements could be achieved and formulate relevant programmes for proposed buildings. The city was viewed as a laboratory.

The paradox for today’s architect is to be both the rationalist and the dreamer simultaneously. We need to be both expansive and humble, listeners and com-municators. Never underestimate the ambition:“As soon as our muscles have the strength we start hauling ourselves upwards. We scramble first onto doorsteps; and when we get older we begin climbing trees, before progressing to church towers and puffing up mountains to stand on the peak. We envy the birds.And why? We want quite simply to see what we can see. We want to feel the exhilaration of expanded horizons.” (Lowry Centre, The Impossible View)To meet these paradoxes perhaps the rigid urban “blueprint” masterplan is no longer sufficient. We need a flexible framework that provides a comprehensive vision, with agreed and articulated goals which can be achieved incrementally.•

John Worthington is founder of DEGW and has a Graham

Willis Professorship at the University of Sheffield.

Since co-founding DEGW in 1973, John has pioneered

methods of adapting urban and space planning techniques

to meet the emerging needs of the knowledge economy.

Recent assignments include Advising the City of Utrecht

on the development brief and referendum for the central

station area; High building strategies for the cities of

Rotterdam and Dublin and Evidence to the public enquiry

for London Bridge Tower, by Renzo Piano London’s proposed

tallest building.

He currently chairs an advisory committee for Dublin, is

chair of Building Futures, a joint RIBA/CABE initiative,

and a Board member of Thames Gateway Development

Corporation.

DENSIFICATION THROUGH INTENSIFICATION

By World standards what is classed high rise inRotterdam is no more than mid rise.

Page 8: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 20048

STRATEGIE

100 foto’s op je digitale kaart, maar nog steeds niet het beeld waar je naar op zoek bent. Herkenbaar?

Beelden en stedenbouw zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Kritische ogen krijg je wel tijdens je studie - geen reis waarop het bouwkundig oog je niet vergezelt -, maar het beeldend vastleggen van je bevindingen blijft een bijna onmogelijk karwei.

Daarom organiseert Polis op dinsdag 25 januari 2005 de FOTOWORKSHOP

De stad door de lensperspectieven van de plek

middagprogramma

14.00 uitleg op bouwkunde faculteit van docenten Audiovisuele dienstcompositie, idee verbeelden in foto, werking van camera, foto-bewerking

15.00 veldexcursie door (binnenstad) Delftstad vanuit de lucht vanaf toren Nieuwe Kerk: zoeken en vastleggen van plekken voor nadere uitwerkingbezoeken van deze plekken en sfeer vastleggen vanuit verschillende perspectieven

18.00 diner

avondprogramma

19.30 bespreking foto’s van de dag en je andere mooiste foto‘s (neem deze dus mee!) onder genot van borrel en uitleg van Bastiaan Kwast, fotodeskundige.overwegingen voor het afdrukken van de foto: kwaliteit, positie, kleur en papiersoort

Het is mogelijk om ook los aan het avondprogramma mee te doen, het is dan van belang eigen foto’s digitaal mee te nemen voor terugkoppeling.

Aan deze workshop kunnen maximaal 15 personen deelnemen.

Kosten voor Polisleden €10, niet-leden €12,50. Je kunt je inschrijven door

een email te sturen naar [email protected] onder vermelding van ‘De stad

door de lens’.

Twee foto’s van Bastiaan Kwast die ontwikkelingen rond Kop van Zuid in beeld brengen: het gebied op de schop en... de Erasmusbrug als strategische link tussen noord en zuid.

Page 9: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 9

The Øresund region, one of the most prospering regions in Europe, is inhabited by over three million people. By that, it is the most densely populated urban area in Scandinavia, and one breathing an enormous quality of life. Separating the eastern part of Denmark (Sealand) from the southern part of Sweden (Skane), there is the Øresund. A narrow but historically important and strategic strait of water, connecting the Atlantic to the Baltic sea. Typically, this land-dividing stretch of water (varying from ten to twenty kilometers in width), gave it’s name to the combined Danish-Swedish regional ambitions. The main political instrument, for shaping these ambitions and creating economical, cultural and social growth in the area, is the Øresund Committee, which consists of representatives from the various municipalities and counties coming from both nations.

Connecting the two major cities of this region Copenhagen and Malmö, and through it physically connecting Stockholm and Gibraltar in a straight line for the fi rst time in seventhousand years, an engineering masterpiece was constructed. The Øresund bridge, a sixteen kilometers long double-deck bridge, open since the year 2000, made it possible for cars and trains to cross the water, making the Øresund region into an extremely a-typical network city. In about half an hour time, you can get by train from the center of Copenhagen via Kastrup International Airport to the center of Malmö. Thanks to the Schengen treaty, bordercrossing transport can occur without customs-related hassle.

Joined efforts are made to integrate the public transport system, which is now spanning both sides of the Øresund. You can buy tickets for the whole region on all stations and trains run all night from Copenhagen to Malmö and back. A one-way trip, crossing the Øresund bridge by car, will cost you as much as forty Euros, which is not exactly cheep but will pay for the substantial costs of the bridge in the future.

A downside of this cross Øresund connection, is that car-based infrastructure on the Danish side is not effectively connecting to the bridge at all. Moreover, on route from Hamburg to Stockholm, the bridge saves no time, compared to taking the ferry crossing the least wide part of the Øresund, from Helsingør (Denmark) to Helsingborg (Sweden).

Economy wise, there are a number of joint initiatives. For instance, the two harbor-corporations of Copenhagen and Malmö have merged into one, enlarging the region’s potential and shifting from a local competitive to regional supplementary attitude. This way, a more effective goods-hub for transport to the Baltic states became possible. Partly related to this, a change in use occurred, making the old inner-city harbors into potential areas for urban transformation. A phenomenon well known to lots of harbor cities around the globe.

In the fi rst weekend of November, Polis organized an excursion to Copenhagen and Malmö. The main incentives for the excursion were the regional ambitions, harbor-related developments and city layout in both Copenhagen and Malmö. Also a number of specifi c architectural interventions were asking for a visit, for example the Turning Torso high-rise in Malmö. The majority of participants were students, presently involved in the Urbanism master course.

Pølis Øresund excursionErik-Jan Kok and Bart Schrijnen

The Øresund region

POLIS ØRESUND EXCURSION

Page 10: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200410

STRATEGIE

Another strong initiative from the Øresund Committee, is the combined effort and cooperation of hospitals, universities, research facilities and the regional biotechnology and medical devices industry. Medicon Valley, as this initiative is called, is ranked to be the third research center of this kind in it’s magnitude, right after London and Paris. Furthermore, the region is organizing an extensive exchange of students and knowledge between the eleven universities in the area. It appears that the mantra of knowledge intensive economy has also become the spearhead of the Øresund Committee’s initiatives.

On a smaller level, referring to the effects of this a-typical network city, commuting between Denmark and Sweden is mainly occurring in the direction of Denmark. Because of the differences in price level and the differences in wages, Copenhagen is far more expensive in terms of consumer products and housing than Malmö, it’s not very uncommon to work in Malmö and live in Copenhagen. You would be a thief of your own wallet so to speak. But harmonization in laws and financial stimuli to develop a joint living market, are underway.

Not only prices form a barrier. Also the difference in language and the absence of a common currency pose problems, exchange rates are far from reasonable. It is about time they start using Euros, maybe then the one directional flow of money towards Malmö, created by the bridge will be evened out.

The urban emphasis of the region lies clearly on the west side of the strait. For the largest part, it was the city of Copenhagen that excited us. The city plan and facades in the streets of for example Christianshavn and the old city, breathe that of a rich, well fed and organized society. The design and layout of public projects, such as the subway, which is hidden deep

under the old parts of Copenhagen, is done with an eye for detail. The subway-trains travel, without a driver (!), through a drilled tunnel, interconnecting the main train stations. With great foresight, the metro is extended towards the Ørestad city-layout developments in the Amager polder. At the outmost point, it crosses the highway and railway, both connecting to the Øresund bridge, Kastrup airport and Malmö. An interesting fact is that the new city layout is, because of this node, not starting to grow from the city outwards, but growing towards it.

Looking for the downside of Danish life, we found little to none physical evidence. For instance there are no addicts hanging around in the ever clean streets. The superficial quality in design, clothes, looks, buildings and so on, express the shear wealth of Denmark and particularly Copenhagen. The cultural life is rich, but one-sided and the social (night-)life is buzzing. The result of a selective immigration policy is clear and the effects are eminent. Less then ten percent of the inhabitants of Copenhagen originate from outside of Denmark. Completely incomparable to the Deltametropolis situation, and according to our personal opinions, this is keeping the country relatively stable now but poses a seriously poor and problematic cultural future.

Changing from the Øresund region’s urban pivotal point Copenhagen to Malmö, there is a different story to tell. Opposed to the half a million people living in Copenhagen, Malmö has half of that amount of inhabitants. Skane is the southern most province of Sweden and houses the cities of Helsingborg and Malmö, the third city of Sweden. The capital of Sweden, Stockholm, is a long way from Malmö, almost 600 kilometers, you can clearly observe this in the lack of large city vibrance.

Until the sixteenth century Skane was Danish territory, and even now the Malmö residents still honor Karl Gustav for conquering it on behalf of Sweden. Presently, compared to Copenhagen on the other side of the Øresund being the most important cultural center of Scandinavia, Malmö communicates as being a typical former industrial city. As a result of this, also in this city we see a shift in commercial activities to innovational and knowledge based economy.

For Malmö, realization of the bridge and connection to Copenhagen has had a positive influence. Due to lower taxes and cheaper housing, the city attracts a lot of people commuting and working in Copenhagen,

The famous Mermaid of Copenhagen.

Page 11: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 11

but living in Malmö. Therefore the city is redeveloping the old harbor area, which is positioned between the city center and the sea, into a new urban area.

The first part, the Bo01 area, is now being realized. It is an appealing area with high-class housing built with attention to sustainability, worth the visit. Eye catcher within this project is the Turning Torso tower by Santiago Calatrava. Though, or maybe because, it’s not quite finished and completely out of scale, it is already succesfully assuming its role as a landmark for Malmö and the new harbor development.

A remarkable detail is that these transformational developments do not connect to the city. The nearest main shopping street is about fifteen minutes walking away, and a park, some remaining retail and small scale businesses are blocking a tight relationship. Anyhow, the area succeeds in attracting the higher class into the city, which until now mostly inhabited the countryside around the city. Malmö is furthermore planning a smart train tunnel right through its center, turning the central station from an end-station into a hub between the bridge and the rest of Sweden.

All and all a short stay in the Øresund region is recommendable, because of the amount of available sites and projects to see and discuss. If you are interested, we have lots of photographic material available at our studio on the ninth floor at the faculty.•

Erik-Jan Kok and Bart Schrijnen are both participants in

the Urban Compositions - Delta Design graduation studio

in the Urbanism master course.

Turning Torso tower by Santiago Calatrava

POLIS ØRESUND EXCURSION

Page 12: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200412

STRATEGIE

De Nieuwe BoulevardOp zoek naar de nieuwe schaal in het netwerk van de Zuidvleugel

Afstudeerproject van Anneline van der Straaten en Elien Wierenga

Mentoren:Rogier van den Berg (Stedebouwkundig ontwerpen: stad en regio)Frank van der Hoeven (Stedebouwkundig ontwerpen)Clemens Steenbergen (Landschapsarchitectuur)

Afstudeerdatum: 26 augustus 2004

Ons afstudeerproject omvat de herdefinitie van het infrastructuurnetwerk in de Zuidvleugel van de Deltametropool en het ontwikkelen van een strategie voor de koppeling van de ontwikkeling van de stad aan het nieuwe netwerk van infrastructuur. Hierna kan de stad zich op een nieuwe manier aan dit netwerk ontwikkelen met ‘De Nieuwe Boulevard’ als belangrijkste schakel in deze ontwikkeling.

De grootste stedelijke regio van Nederland is zich aan het vormen tot één samenwerkend stedelijk gebied: de Deltametropool. Wil de Deltametropool haar economische concurrentiepositie binnen het internationale netwerk verbeteren, dan zal het gebied zich moeten ontwikkelen tot één stedelijk gebied. Hierbij vormen niet de grenzen van de bestaande steden de basis voor nieuwe ontwikkelingen, maar de verdeling van het programma over de Deltametropool als geheel. De kansen op langere termijn zijn dan ook in belangrijke mate gelegen op hoger schaalniveau: dat van de stedelijke netwerken.

De ontwikkeling van het netwerk van infrastructuur is een belangrijk onderdeel voor de ontwikkeling van de Deltametropool. Basis voor de ontwikkeling van een samenhangend gebied is het snel en makkelijk bereikbaar maken van de verschillende delen onderling. De stad ontwikkelt zich en de manier waarop de bewoners de stad gebruiken verandert, maar de ontwikkeling van het wegennetwerk blijft daarbij achter. Het gevolg hiervan is dat in de Deltametropool de belangrijkste verbindingen hun capaciteitsgrenzen hebben bereikt.

We hebben ons tot doel gesteld een strategie te ontwikkelen voor de koppeling van de ontwikkeling van de stad aan het infrastructuurnetwerk. Deze

twee onderdelen van de stad kunnen namelijk niet afzonderlijk bestaan en moeten in de strategie worden gekoppeld. We maken een integraal ontwerp waarin de bereikbaarheid, ontwikkeling van de stad en de aantrekkelijkheid van het gebied samenkomen ten behoeve van de economische positie van de locatie. Basis voor de ontwikkeling van de Deltametropool als een stedelijk gebied wordt de verandering van het netwerk van infrastructuur.

De Zuidvleugel van de Deltametropool gebruiken we als case study voor de ontwikkeling van deze strategie. In dit gebied tussen Rotterdam en Den Haag ligt een netwerk in wording. Dit netwerk heeft aanpassingen nodig wil het als basis kunnen fungeren voor de ontwikkeling van de stad.

Hoe kan het wegennetwerk van de Zuidvleugel beter functioneren en op welke manier kan de ontwikkeling van de stad daaraan worden gekoppeld?

In het netwerk van de Zuidvleugel onderscheiden we verschillende lagen: het hoofdwegennet, het onderliggend wegennet en het lokale wegennet. Deze verschillende lagen van wegen overlappen elkaar in het gebruik. De reden hiervoor is dat in het gebied de regionale wegen vooral binnen de grote steden functioneren tot aan de stadsrand, en niet doorlopen als verbinding tussen de steden. De snelwegen worden ook veel door regionaal en lokaal verkeer gebruikt waardoor ze de bottlenecks tussen de steden vormen. Het gevolg hiervan is verstopping van het netwerk.

In een vergelijking met de grote stedelijke gebieden Parijs, Londen en het Ruhrgebied blijkt dat in deze

Page 13: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 13

Het Nieuwe Netwerk van de Zuidvleugel

steden een extra laag in het netwerk aanwezig is, namelijk de laag tussen het hoofdwegennet en de n-wegen. Een voorbeeld hiervan zijn de boulevards in het netwerk van Parijs. Ze vormen de verbinding vanaf de snelweg naar de binnenstad, maar zijn daarnaast onderdeel van een groter netwerk op de schaal van de boulevard die door de gehele stad Parijs ligt en de stad ontsluit en verbindt. De gebruiker van het netwerk van deze steden hebben een grotere keuzemogelijkheid waardoor het verkeer beter verspreid wordt. Daarnaast liggen aan deze boulevards de stedelijke functies.

Wij introduceren deze nieuwe laag van wegen in de Zuidvleugel die de schaal van de ‘Nieuwe Boulevard’ zal gaan heten. De Nieuwe Boulevard is ontsluitend en verbindend en biedt de keuzemogelijkheid die de Zuidvleugel mist. Daarnaast zullen de snelwegen op een hoger schaalniveau gaan functioneren en niet meer voor lokaal verkeer gebruikt worden, doordat er minder afslagen zullen zijn. De hiërarchie van het netwerk van de Zuidvleugel wordt hiermee verduidelijkt, waardoor het gebruik van het netwerk en van de stad wordt verbeterd. De Nieuwe Boulevard zal in dit netwerk de belangrijke schakel vormen, waaraan nieuwe ontwikkelingen kunnen worden

gekoppeld, en aan de hand waarvan de stad zich zal kunnen ontwikkelen.

Aan de hand van dit nieuwe netwerk kan de stad zich op een nieuwe manier gaan ontwikkelen tot een samenhangende stad. De Nieuwe Boulevard zal bij deze ontwikkeling een belangrijke sturende factor

DE NIEUWE BOULEVARD

Page 14: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200414

STRATEGIE

zijn. We hebben een strategie ontwikkeld om het geplande programma voor de Zuidvleugel aan de hand van het nieuwe netwerk te verdelen. Deze strategie is uitgelegd in onderstaande schema’s.

Het programma is verdeeld in verschillende sectoren als wonen, werken, water, etc. Binnen deze sectoren hebben we een onderverdeling gemaakt in schaalniveaus. Wonen is bijvoorbeeld verdeeld van een metropolitaan woonmilieu, zoals Canary Wharf in Londen, tot landelijk wonen. Elk programma-onderdeel wordt gekoppeld aan een de meest ideale plek daarvoor in het netwerk. De locaties worden gevormd door de verschillende lijnen en knooppunten in het wegennetwerk, en de combinatie met stations van de OV-lijnen, de HSL en Rotterdam Airport.

Op onderstaande afbeelding is de strategie toegepast op twee Nieuwe Boulevards tussen Den Haag en Rotterdam, waaronder de oude snelweg A13 die is omgevormd tot Nieuwe Boulevard B13. Hier zijn de verschillende sectoren van programma in hun

verschillende schaalniveaus strategisch verdeeld over het nieuwe netwerk. Deze schaalniveaus zijn op de kaart verbeeld in blokken van verschillende grootte. Bij knooppunten ontstaan op deze manier concentraties van programma, en op toevoerwegen naar de Nieuwe Boulevards linten met meer kleinschalig programma. Bij deze verdeling wordt wel rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de locatie. Op deze manier onstaan twee verschillende Nieuwe Boulevards met ieder zijn eigen functie binnen het nieuwe netwerk. Dit maakt het verschil tussen bijvoorbeeld een interstedelijke as, een stadsas en een groene as.

De B13, tussen de centra van Den Haag en Rotterdam, kan gaan fungeren als stadsas van de Zuidvleugel. We hebben deze weg met landschappelijke en stedelijke onderdelen verder uitgewerkt in een ontwerp. De Nieuwe Boulevard biedt mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen aan de B13. Bij locaties met een hoge locatiewaarde ontstaan plekken met hoogstedelijke functies. Dit is bijvoorbeeld

Page 15: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 15

het geval bij de kruising tussen de B13 en de A4, en in Rotterdam Noord waar verschillende Nieuwe Boulevards en Rotterdam Airport samenkomen. De stad Delft krijgt de kans zich naar de weg te profileren met verschillende woongebieden en de Delftse Hout als stadspark. Daarnaast krijgt ook de TU Delft met Sciencepark Technopolis een gezicht aan de Nieuwe Boulevard. Ten zuiden van Delft is de Nieuwe Boulevard onderdeel van de Groen-Blauwe Slinger met ontwikkeling van natuur en watergebieden. Deuitbreiding van linten die aansluiten op de Nieuwe Boulevard zorgt voor de ontsluiting en het gebruik van het gebied.

Binnen onze regionale strategie waarin programma en infrastructuur zijn geïntegreerd, is de Nieuwe Boulevard de basis geworden van de ontwikkeling van de Zuidvleugel tot een aantrekkelijk stedelijk en landschappelijk gebied.•

DE NIEUWE BOULEVARD

Page 16: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200416

STRATEGIE

Grenzen Column T.M. De Jong

Het lustrumthema van Polis houdt mij nog steeds grenzeloos bezig, misschien wel vanuit het tegen-deel: grensrijkdom. Als student waren mijn favoriete colleges die van Aldo van Eijck en van de ecoloog Chris van Leeuwen. Beiden benadrukten niet de ruimten zelf, maar de grenzen tussen ruimten. Daar gebeurde het. Van Eijck kon een hele middag college geven over drie dia’s uit Mali. Eén had de ingang van een dikwandige hut tot onderwerp. Deze ingang had de vorm van een boom of paddestoel, zodat je

die voor ontwerpers fascinerende diktaten schreef, vormgegeven door Pieneke Leijs. Velen blijken zich die te herinneren. Kees Duijvestein en ik willen daarom zijn diktaten in facsimile op het net zetten. Zijn open-dicht-theorie bracht hem in discussie met zijn vriend en collega Westhoff, de beroemde ecoloog uit Nijmegen. Die had voor Nederland een systeem van levensgemeenschappen bedacht dat nu door het werk van zijn opvolger Schaminée als het systeem van de nationale natuurdoeltypen bij de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) in praktijk wordt gebracht.

Van Leeuwen deed echter zelf jarenlang veldin-ventarisaties en benadrukte op grond daarvan de overgangen tussen zuke levensgemeenschappen. Juist daar zag hij de meest zeldzame soorten, met name als zo’n overgang over een brede strook lag uitgesponnen (gradiënt) tot een oneindige reeks onbenoemde, bijzondere milieus. Daar vestigden zich ecologisch interessante specialisten. Van Leeuwen verbaasde boswachters door op de meter nauwkeu-rig de plek te kunnen aanwijzen waar waarschijnijk een zeldzame soort te vinden was. Zo was ik erbij toen hij al op hoge leeftijd een plek aanwees waar volgens hem de zeldzame vlozegge moest groeien. De omstanders gingen op de knieën en vonden de minuscule vlozegge. Van Leeuwen deed dat intuïtief, op grond van fenomenale veldkennis, maar hij kon die intuïtie niet anders in geschriften vastleggen dan door een theoretisch kader te schetsen dat bekend

Een ingang als zitplaats

gemakkelijk met bagage binnen kon lopen, maar bovenal kon je in dit grensmilieu urenlang zitten zonder tussen binnen of buiten te hoeven kiezen. Je kreeg de koelte van de schaduw of de warmte van de zon eenvoudig door te verzitten. Tweelingfenomenen noemde Van Eijck zulke verschijnselen. Locaties die keuze bieden en ons niet dwingen tot keuze noemde hij ‘inbetween-realms’.

Onlangs is er weer een conferentie gewijd aan het werk van Van Leeuwen. Hij kende het open veld als geen ander, maar was ook een groot kamergeleerde

Page 17: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 17

Grenzen Column T.M. De Jong

geworden is als de Relatietheorie. Die theorie ligt verspreid in talloze artikelen waarin Van Leeuwen niet terugschrok eenvoudige huishoudelijke bezighe-den als het schoonmaken van pannen als voorbeeld te nemen. Dat werd niet altijd als wetenschappelijk ervaren, maar de meeste lezers kregen het gevoel van een glashelder, eenvoudig theoretisch kader dat richtinggevend kan zijn in alle Ruimtelijke Ordenings-vraagstukken van keuken tot metropool. Toch is het nog niemand gelukt dat kader in een kort geschrift samenhangend in beeld te brengen. Ik ben dat als zijn opvolger in Delft al jaren van plan, maar ik moet eerst pionpunten halen en de stedelijke mobiliteit voor stedebouwers op orde brengen.

Intuïtie (niet in woorden overdraagbare ervaring) is kennelijk noodzakelijk bij contextgevoelige vraag-stukken waarbij zoveel omgevingsfactoren tegelijk aan de orde zijn, dat generaliserende wetenschap geen uitweg biedt. Intuïtie is een vorm van onbe-wuste ervaring en groeit met de jaren. Daarom zijn ervaren leraren niet altijd goede leraren. Zij veron-derstellen teveel zonder het zelf te weten.•

prof.dr.ir Taeke M. de Jong werd op 24 juli 1947 geboren

te Utrecht. Hij volgde vanaf 1972 de studie tot stedebouw-

kundig ingenieur in Delft en studeerde in 1976 af op vier

varianten voor Almere-Haven. Hij promoveerde vervolgens

op ‘Fundamenteel onderzoek Milieudifferentiatie’. Hierna

bekleedde hij verschillende functies als stedebouwkundig

adviseur en ontwerper. Tot vandaag de dag is hij zelfstan-

dig adviseur via de Stichting MESO (Milieu en Stedelijke

Ontwikkeling) te Den Haag en Zoetermeer. De Jong voerde

de hoofdredactie van het methodologisch handboek ‘Ways

to Study and research urban, architectural and technical

design’ met 50 auteurs (Jong, Voordt et al. 2002). Daarin

verschenen tal van bijdragen waar binnen de faculteit

Bouwkunde leemten vielen zoals filosofie, wiskunde en

ontwerpend onderzoek. Sinds 1987 is hij deeltijdhoog-

leraar Technical ecology and methodology. Met Joost

Schrijnen deelt hij sinds 2002 de leerstoel Metropolitan

and regional design.

COLUMN

Page 18: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200418

STRATEGIE

28 jaar AlmereIn 1968 viel zuidelijk Flevoland droog. Zeven jaar later werd de eerste paal geslagen voor woningbouw. Bij het ontwerpen van de stad is rekening gehouden met een inwoneraantal dat kon variëren van 125.000 tot 250.000. Eind 2004 heeft Almere al 175.000 inwo-ners en er komen er elke dag meer bij.

In Almere wordt het bouwen van huizen vaak gebruikt als een metafoor voor stedelijke ontwikkeling. De stad is van een kleine pioniersgemeenschap uitge-groeid tot een jonge, levendige stad. Wat niet wil zeggen dat de stad ook helemaal in balans is. Het groenblauwe landschap is een van de belangrijkste kwaliteiten van Almere. Maar het is zeer eenzijdig van samenstelling en er is achterstallig onderhoud. Differentiatie van de groenstructuur en een beter benutting van het water, zowel binnendijks als bui-tendijks, zijn essentiële opgaven voor de komende jaren. Ook is meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus van groot belang voor een meer uitge-balanseerde stad. Almere dankt zijn succes vooral aan de betaalbare-rijtjeswoning-met-tuin, maar met meer dan 90% van het bestaande woningariaal in de suburbane milieus is het toch doorgeslagen. De slechte externe bereikbaarheid is dagelijks te horen

in de filetop-3. Ook hier is een inhaalslag noodzakelijk in de vorm van uitbreiding van bestaande OV- en weg-infrastructuur en aanleg van nieuwe verbindingen. En na de decennia lange nadruk op groei wordt het tijd voor een actief beheer van de bestaande stad. Verder is nog te weinig ruimte voor startende en groeiende ondernemingen en heeft de werkgelegenheid een kwaliteitsimpuls nodig.Om al deze impulsen in goede banen te kunnen leiden, is recent een nieuw structuurplan vastgesteld. Dit plan is niet zozeer een traditionele plankaart, maar meer een dynamisch uitvoeringsprogramma.

Structuurplan Almere 2010Het oude structuurplan dateerde van 1984, het jaar dat Almere officieel een gemeente werd. Met een gemiddelde looptijd van 5 jaar voor structuurplan-nen, heeft dit structuurplan bewonderingswaardig lang stand gehouden. In de loop der jaren zijn slechts kleine wijzigingen op het plan gekomen, zoals de toevoeging van enkele bijzondere woonmilieus om meer koopkracht aan de stad te binden.Maar aan het begin van de 21e eeuw dienden er zich andere ontwikkelingen aan waardoor herziening noodzakelijk was.

Almere op de lange termijnRia van Dijk

Vanuit strategisch oogpunt is de geschiedenis van Almere zeer interessant; meerkernig, voorinvesteringen in het groene raamwerk, strategische reserveringen (waardoor OMA nu het modernste centrum van Nederland kan bouwen), een uitgekiende fasering en een zeer succesvol OV-systeem. Het is buitengewoon interessant om de groei van Almere te analyseren, maar daar zijn al verscheidene boeken over gepubliceerd. Wat echter minstens zo interessant en bovendien veel actueler is, is de toekomst van Almere. Sinds de 5e Nota RO van Pronk vragen Rijk en regio van Almere een enorme krachtsinspanning. Omdat in de Randstad de ruimte ontbreekt, zou Almere niet tot 250.000, maar naar 400.000 inwo-ners moeten doorgroeien. Dat aantal zou in 2030 bereikt moeten zijn. In de nieuwe Nota Ruimte is de woningbouwtaak naar beneden bijgesteld, maar de vraag aan Almere blijft om een schaalsprong te gaan maken. De vraag is wat de toekomst Almere zal brengen, en, belangrijker, hoe die toekomst te sturen valt?

Page 19: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 19

ALMERE

Almere heeft, zoals gezegd, ondertussen een bestaande stad die beheerd dient te worden. Haar positie in de regio is veranderd en vanwege een mogelijke schaalsprong zou ook de toekomst verkend moeten worden. Het nieuwe Structuurplan Almere heeft twee tijdshorizonten in zich. Het biedt een kader voor de ontwikkeling van de stad tot 2010, het jaar tot wanneer de huidige afspraken met het Rijk lopen, en het geeft een doorkijk naar 2030. Vertaald naar plekken op de kaart houdt het in dat Almere Hout en Almere Pampus volgens het structuurplan behoren tot de oorspronkelijke opgave (het afmaken van de stad zoals ooit bedoeld was: 250.000 inwoners) en dat Pampus buitendijks en verder groeien buiten de gemeentegrenzen tot de schaalsprong behoren. De plankaart is verder opgebouwd volgens de lagen-benadering: het landschap (groen en blauw), de infrastructuur en de occupatielaag. De opgaven tot 2010 zijn vooral gericht op het op peil krijgen van de voorzieningen en de werkgelegenheid, het vergroten van de differentiatie, aandacht voor de bestaande stad en het beter benutten van het water. Daartoe behoren de lopende plannen, oftewel de plannen die zonder het structuurplan ook wel tot uitvoering zullen komen, waarbij opvalt dat het voornamelijk plannen voor woon- en werkmilieu zijn. Daarnaast zijn er extra opgaven tot 2010 die nog niet of niet goed in de lopende plannen zitten. Met andere woorden: deze projecten zijn hard nodig, maar dat wil nog niet zeggen dat ze vanzelf gerealiseerd zullen worden. Voorbeelden hiervan zijn vooral van infrastructurele aard, herstructureringsprojecten of groenblauwe projecten.Rond 2020 zou Almere haar oorspronkelijke opgave voltooid kunnen hebben. Het is dan een redelijk complete suburbane stad. Dit is de basis voor de schaalsprong.

StadsmanifestNaast dit ruimtelijke structuurplan zijn er ook een Sociale Structuurschets en een Economisch Master-plan vastgesteld. Op basis van deze drie stukken hebben burgemeester en wethouders van Almere een stadsmanifest opgesteld. In dit manifest wordt aangegeven dat voor de toekomst de kwaliteit van de huidige samenleving voorop staat. Er dienen harde afspraken gemaakt te worden met het Rijk over bereikbaarheid, grondbeleid en gemeentelijke financiën. Ook zonder schaalsprong zal Almere een kleurrijke waterstad worden met een gezicht aan het IJmeer en zal er ruim baan worden gegeven voor experimenten.

Integraal Ontwikkelingsplan Wie zijn blik over de Noordvleugel van de deltame-tropool laat gaan, begrijpt dat het onvermijdelijk is dat Flevoland op termijn de enige locatie in de Randstad is waar makkelijk en relatief goedkoop woningen gebouwd kunnen worden. Amsterdam en Utrecht hebben voornamelijk complexe projecten in de stad. Zij zullen hun woningaantallen waarschijn-lijk niet op een korte termijn gerealiseerd krijgen. De Haarlemmermeer heeft meer ruimte, maar door de geluidscontouren van Schiphol zit daar ook een limiet aan. Dat zag het ministerie van VROM ook toen zij de groei van Almere in de 5e Nota RO aanwees als Nationaal Project.

Onder coördinatie van het ministerie van VROM werd derhalve in 2002 het Projectbureau Toekomst Almere opgericht. Hierin participeerde de gemeenten Almere en Amsterdam, de provincies Noord Holland, Flevoland en Utrecht en alle relevante ministeries. De opdracht van het projectbureau was om tot een plan te komen onder welke voorwaarden Almere op

Structuurplan Almere 2010

Deelprojecten voor de schaalsprong

Page 20: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200420

STRATEGIE

een verantwoorde wijze zou kunnen doorgroeien tot 400.000 inwoners. Het resultaat was het Integraal Ontwikkelingsplan Almere. In het ruimtelijke deel van het plan stelt dit IOP voor om de groei op twee fronten op te vangen. Een stedelijk front aan de west-zijde dat het gezicht van Almere aan het IJmeer moet worden en een meer landschappelijke oriëntatie aan de oostzijde. Zo zou Almere kunnen uitgroeien tot een unieke stad met grootstedelijk wonen richting Amsterdam en lommerrijke milieus in het oosten. Belangrijke voorwaarde voor de westelijke oriëntatie is een nieuwe verbinding met Amsterdam.En hoewel het IOP ambtelijk veel draagvlak had, is het niet door de minister van VROM bestuurlijk vastgesteld, omdat de 5e Nota in de prullenmand verdween en er een nieuwe Nota Ruimte gemaakt zou worden. Daarin is de bouwtaak van Almere naar beneden bijgesteld.

Atelier IJmeerOndertussen zat de gemeente Almere zelf ook niet stil. In de herfst van 2003 werd Atelier IJmeer opge-richt. De stedenbouwkundigen Teun Koolhaas en Ellen Marcusse kregen de opdracht een “artist impression” te maken; een ruimtelijke verkenning en verbeelding van de nieuwe waterstad aan het IJmeer. Door de noodzakelijke, nieuwe verbinding naar Amsterdam te onderzoeken werd zichtbaar dat er een nieuw stedelijk concept mogelijk is: de dubbelstad aan het water. Het IJmeer zou zich op deze manier ontwik-

kelen als een waterpark, waar verstedelijking wordt gecombineerd met ruimte, groen en water. Door het atelier als een vrijplaats in Amsterdam te huisvesten kwamen al snel veel deskundigen over de vloer. Visbiologen, bestuurders, waterbouwkundigen, investeerders, politici, ecologen en vertegenwoor-digers van maatschappelijke organisaties gaven hun mening over de nieuwe waterstad.

De ambitie van het bestuur om van Almere een echte waterstad te maken werd verder vormgegeven door Francien Houben als stadarchitect in te schakelen om een kustvisie voor Almere te maken. De kust (ca. 42 kilometer!) heeft een enorme potentie die tot nu toe nauwelijks benut is.

Verkenning IJmeerMeerdere partijen zagen natuurlijk dat er in en rond het IJmeer veel te gebeuren staat. De Vereniging Natuurmonumenten had geleerd van IJburg en de A6-A9-verbinding (Uitweg) en de positieve ervarin-gen van de Maasvlakte II. Zij heeft samen met de Vereniging Deltametropool vorig jaar het innitiatief genomen om te verkennen of samenwerking tussen diverse relevante partijen rond het IJmeer tot crea-tieve oplossingen zou kunnen leiden voor de spelende opgaven. In het IJmeer lijken namelijk alle aspecten van de actuele Nederlandse RO samen te komen. Een palet aan problemen en kansen op het gebied van waterhuishouding, natuurbehoud en –ontwikkeling, toenemende stedelijke druk, infrastructurele knel-punten, recreatie en cultuurhistorie dient zich aan op de (midde-)lange termijn.

De deelnemende partijen, ANWB, Vereniging natuur-monumenten, Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat en de gemeenten Almere en Amsterdam, hebben vanuit hun achtergrond en verantwoordelijkheid vaak uiteenlopende en tegenstrijdige belangen. Het is dan ook ongebruikelijk om in een dergelijk vroeg stadium van planvorming al met elkaar om tafel te gaan zitten. Alle partijen zijn het er echter over

links:Integraal Ontwik-kelings Plan (IOP)

rechts:Atelier IJmeer

Ingrediënten Waterpark

Page 21: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 21

ALMERE

eens dat het een gemiste kans zou zijn wanneer de ontwikkelingen die op stapel staan, niet meer zouden opleveren dan een optelsom van de losse projecten. Het IJmeer zou dan totaal versnipperen. De ontwik-keling tot een “waterpark voor de Noordvleugel van de Deltametropool” zou moeten leiden tot een meerwaarde voor het gehele gebied door verweving van stad, landschap en natuur.In de Verkenning IJmeer zijn de sectorale thema’s geanalyseerd. Per thema is onderzocht welke kwali-teiten het IJmeer nu heeft en welke ontwikkelingen (zowel kansen als bedreigingen) op het IJmeer af lijken te komen. De oplossingsrichtingen die per thema gevonden zijn, zijn geordend in de zoge-naamde “IJmeerrummicub”. Uitgangspunt daarbij is dat de 0-variant, de autonome ontwikkeling, geen optie is.

Een voorbeeld is de waterhuishouding. Als gevolg van klimaatsveranderingen moet de komende decennia rekening gehouden worden met een stijging van de zeespiegel. Dit leidt er toe dat ook het peil van het IJmeer moet stijgen. De meest voor de hand liggende oplossing is het integraal ophogen van de dijken. Dit

is echter een dure en rigoreuze oplossing, waarbij landschappelijke en cultuurhistorische waarden verloren zullen gaan. Verder staat het haaks op de wensen vanuit natuur en verstedelijking voor de oevers. Er zijn ook andere oplossingen denkbaar die minder ingrijpend zijn en beter samengaan met de overige aspecten. De verschillende sectoren bein-vloeden elkaar in hoge mate. Voor de Verkenning IJmeer is het de opgave om te bezien hoe de keuzes voor het vervolg gemaakt zouden kunnen worden.

Een bepalend onderdeel hierbij zal de planstudie over de externe bereikbaarheid van Almere zijn, die het Rijk in 2006 hoopt af te ronden. Duidelijk is dat bij dit soort grootschalige strategische processen een lange adem gewenst is.•

Ria van Dijk is sinds oktober 2000 werkzaam als ste-

denbouwkundige bij de gemeente Almere. Ze studeerde

stedenbouw aan de TU Eindhoven en studeerde af bij prof.

Riek Bakker en ir. Han Lorzing. Ze werkte mee aan onder

andere het Structuurplan Almere 2010, het Atelier IJmeer

en de Verkenning Deltametropool.

IJmeerrum-mikub

Page 22: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200422

STRATEGIE

Lustrum, ‘Grenzeloos’Beitske Boonstra

Op zaterdag 23 oktober vierde Polis haar vijftienjarig bestaan. Al vijftien jaar lang vinden mensen elkaar bij Polis, om hun gedachten, meningen en vragen met elkaar te kunnen delen. En om dat te vieren organiseerde Polis dit jaar een feestdag, met een polisrede, een diner en een lustrumfeest. De festiviteiten vonden plaats in Hoppe te Schiedam en duurden van ’s middags twee uur tot ’s avonds laat.Het thema dat aan dit lustrum was meegegeven was ‘Grenzeloos’. Grenzeloos in de zin van over grenzen heen kijken, over fysieke grenzen, maar ook over mentale grenzen. De publicatie, die kort geleden naar alle leden van Polis is gestuurd, ging ook in op dit thema met de titel ‘Grenzeloze doorgezichten’. Hierin beschouwden stedebouwers en niet-stedebouwers elkaar over en weer, wat verrassende parallellen opleverde tussen de stedebouwkundige en de ‘gewone’ wereld. Het eerste onderdeel van de feestdag was de Polisrede, wat in de jaren dat Polis bestaat langzamerhand wel een begrip is geworden. Bij iedere Polisrede stellen wij onszelf een vraag, waarop wij aan de hand van stellingen en voorbeelden een antwoord proberen te vinden. De redes werden uitgesproken door Riek Bakker en Ashok Bhalotra, die beiden vertelden over hun persoonlijke werkwijze en positie in het vakgebied. De vraag die daarmee centraal stond was hoe je je als stedebouwkundige op kon stellen temidden van aangrenzende vakgebieden en hoever daarmee de stedebouw en aangrenzende vakgebieden elkaar overlappen.De redes gingen vooral over de rol van het stedebouwkundige plan: stedebouw door discussie (Riek Bakker) of discussie door stedebouw (Ashok Bhalotra).Aansluitend aan de redes voerden we de PolisRondeTafelgesprekken. In groepen van ongeveer zeven personen voerden we een discussie over de uitgesproken redes en over onze ideeën over de rol van de stedebouwkundige en de grenzen van de stedebouw. Deze discussies werden geleid door acht tafelvoorzitters die allen afkomstig waren uit dicht bij de stedebouw liggende disciplines. Verslagen van deze discussies en een weergave van de uitgesproken

redes kun je lezen in de Polisrede-napublicatie die bij deze Atlantis is meegestuurd.Om zes uur sloten we de Polisrede af en na een korte pauze begonnen we aan het feestmaal. Het thema ‘Grenzeloos’ werd daarmee afgesloten, aangezien het buffet bestond uit oer-Hollandse stamppotten. En na het feestmaal was er een echt feest met de band ‘Tachtig’ die, hoe kan je anders verwachten, muziek uit de beginjaren van Polis speelde. Helaas viel tijdens het feest de opkomst erg tegen. We hadden meer oud-Polismensen verwacht die het leuk hadden gevonden om oud-studiegenoten en mede-actievelingen te spreken. Toch is het met de kleine groep die wel was gekomen een goed feest geworden. Met de Polisrede en de publicatie was dit Lustrum zeker een interessante en leuke dag. Over vijf jaar hopen we weer een lustrum te vieren, en dan wel met alle oud-leden erbij! •

Page 23: Atlantis #16.1 Strategie

In het verleden is de stad Tokio aan vele gevaren onderhevig geweest. Aardbevingen zijn aan de orde van de dag. De laatste aardbeving in Tokio in 1923 koste 143.000 mensen het leven. De meest recente aardbeving was op 8 november 2004. Een ander groot gevaar was het buiten de oevers treden van rivieren, waardoor grote delen van de delta overstroomden. Door deze gevaren heeft de stad een groot aanpassingsvermogen ontwikkeld.

Ondanks dat Tokio met bijna 30 miljoen inwoners de grootste metropool in de wereld is, is het huidige uiterlijk een mix van oud en nieuw, van dorp en stad. Een urbane collage, waarbij clusters van super hoogbouw strategische geplaatst zijn in een veld van laagbouw. Het gemiddeld aantal woonlagen per gebouw is slechts 2,3 en het aandeel van gebouwen met vier verdiepingen of meer is 23%. Door de grote dichtheid van de stad heeft Tokio relatief weinig groen. Per persoon is dit slechts 3 m2 park, wat aanzienlijk minder is dan de 12 m2 van Parijs of de 27 m2 van Londen. De groenzones zijn vooral gesitueerd op locaties met veel reliëf, de enige plaats die niet voor bouwen geschikt is.

De slagaders van de stad zijn de Shuto, de op hoge palen gebouwde snelwegen waar het 24 uur per dag druk is. In 1964 zijn de eerste delen van de snelwegen aangelegd om belangrijke locaties voor de Olympische Spelen met elkaar te verbinden. Boven de stad is nu een netwerk aangelegd van 330 kilometer lengte, voor de toekomst is er nog 100 kilometer snelweg gepland. Door het ruimte gebrek zijn de snelwegen vaak boven bestaande rivieren en wegen aangelegd. Er ontstaan driedimensionale knooppunten die ook op kleine schaal terugkomen. Voetgangers verplaatsen zich vaak op loopwegen boven het maaiveld. Het is niet moeilijk om te verdwalen in een stad waar je niet met zekerheid kunt zeggen wat het begane grond niveau is.

Behalve de auto is ook de trein een belangrijk vervoersmiddel. De Yamanote lijn, een ringlijn om de stad met een lengte van 35 kilometer, is de drukste spoorlijn ter wereld. De Yamanote lijn verbindt de belangrijkste kantoor gebieden met elkaar en ligt op de scheiding tussen het hoge en het lage deel van de stad. De drie grootste treinstations zijn Shibuya, Tokio Centraal en Shinjuku, dat met 3 miljoen passagiers per dag het grootste station ter wereld is.

Deze fotoreportage, genomen tijdens de Japan excursie van de afdeling Architectuur en Landschap, moet een beeld geven van de indrukwekkende metropool Tokio.

STEDEBOUWKUNDE EN ARCHEO-ASTRONOMIE

TOKIOPeter RieffRaquel van Donselaar

Fotoreportage

Page 24: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200424

STRATEGIE

Connectie Tokio met artificieel eiland Daiba. Monorail en snelwegen zijn als spaghetti in elkaar verwikkelt.

Zaterdag winkeldag. Namba station in Osaka. Nihonbashi brug. Meervoudig ruimtegebruik in Tokio. Snelweg over rivier.

Voetgangers oversteekplaats in Fukuoka.

Page 25: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 25

Shinkansen, Japanse hogesnelheidstrein. Na auto belangrijkste vervoersmiddel op lange afstand.

“Snapshots” van een metro station.

Page 26: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200426

STRATEGIE

Metro station op de Yamanote lijn.

Mickey Mouse trein onderweg van Beppu naar Fukuoka. Snelweg slingerend door het stedelijk landschap.

Page 27: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 27

Golfbaan midden in het centrum van Fukuoka. Japanners staan netjes in de rij voor de metro.

Treinstation van Aso, op het eiland Kyushu. De leegte is een groot contrast met het drukke Tokio.

Fietser in Tokio. De hoogbouw op de achtergrond vormt een groot contrast met het park.

Page 28: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200428

STRATEGIE

Zaanstad: HembrugterreinEllen Holleman, Bart Reuser en Remco Reijke

Op de tweesprong tussen de Zaan en het Noordzeekanaal, achter een hermetisch gesloten hek ligt een schat begraven. Het is één van de grote geheimen van Zaanstad, er staan prachtige mon-umentale gebouwen verscholen onder de bomen van een kleibos waar een reigerkolonie haar broedplaats heeft. Maar boven het gebied hangen donderwolken, schurken en boeven willen zich vestigen en als men echt gaat graven vindt men explosief materiaal.

Dit gebied heet het Hembrugterrein. Een oude artillerie-inrichting en munitiefabriek hebben sedert 100 jaar dit terrein behuisd en het in grote geheimhouding ondergedompeld. Nu ligt het er verlaten bij. Herhaaldelijk zijn traditionele methoden om het terrein een nieuwe impuls te geven al op de klippen gelopen. Alles wijst erop: dit plan vraagt om een onconventionele aanpak, een strategie die de betrokken partijen uit haar loopgraven haalt en de lucht klaart. In de Creatieve Werkplaats1 is onder begeleiding van de auteurs van dit artikel een passend antwoord gegeven op de ontstane impasse, een veroveringsstrategie met als kenmerk: ‘permanente tijdelijkheid’.

Creatieve bedrijvigheidIn Amsterdam stagneert de groei van de creatieve bedrijvigheid als gevolg van een gebrek aan betaalbare en bruikbare werkruimte. De nieuwe en doorstartende ondernemers kijken niet naar gemeentegrenzen. Ze zijn op zoek naar betaalbare ruimte, in een inspirerende omgeving en in de nabijheid van Amsterdamse voorzieningen. Om de creatieve ondernemers aan de regio te binden is betaalbare ruimte nodig. Het hele gebied van de Noordelijke IJ-oevers tot aan Wormerveer, dat nu in (her)ontwikkeling is, kan deze ruimte bieden.

VisioenHet Hembrugterrein voldoet aan alle voorwaarden om een Creatieve Stad te kunnen huisvesten. Het terrein heeft een uniek eigen karakter dat is opgebouwd uit natuur, bestaande (monumentale) bebouwing en (cultuur)historie. Bijna iedereen die het terrein voor het eerst betreed, is op slag verliefd.Ook in praktische zin biedt het vele mogelijkheden: de bestaande bebouwing bestaat uit vele verschillende typen gebouwen die variëren van klein tot héél groot. Dit betekent dat een grote verscheidenheid aan functies op het terrein te huisvesten zijn, waardoor een interessante mix aan bedrijvigheid aangetrokken kan worden. Niet alleen jonge, creatieve ondernemers kunnen hier een plek vinden om hun carrière te starten, maar óók kunnen ze doorgroeien en op het terrein blijven als ze succesvol zijn. We zien een dynamische mix aan creatieve bedrijvigheid, waarbij inspirerende kruisbestuivingen kunnen plaats vinden en waar het bruist van activiteiten. Het wordt een ontmoetingsplaats voor (creatieve) mensen uit de hele regio. Op termijn zal ook op het terrein gewoond gaan worden waardoor er een gemengd woon-werkmilieu ontstaat.

1 De creatieve Werkplaats werd op 31 november en 1 december op het Hembrugterrein georganiseerd door de Stad BV, in opdracht van de gemeenten Zaanstad en Amsterdam en de Kamer van Koophandel Amsterdam. Aan de workshop over de strategie van het Hembrugterrein werkten mee: Jan Derk Koudijs, Caroline van Veen, Evert Verhagen, Leo Versteijlen, Richard Splinter, Ton Schaap, Sjaak Gieling, René Stevens, Paul Amoksi, Cees Jan Pen, Linette Pielkenrood, Marjolijn Boterenbrood, Marc Spaan en Frans Dubbeldam

Page 29: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 29

Plannen voor het Hembrugterrein, een korte geschiedenisDe afgelopen jaren, nadat bekend werd dat Defensie het terrein zou gaan verlaten, zijn er diverse plannen gemaakt voor de herontwikkeling.Dat begon met een aantal workshops waarin drie teams van architecten en stedenbouwkundigen ideeën2 uitwerkten voor de herontwikkeling van het gebied en de bestaande gebouwen.De plannen kwamen echter op losse schroeven te staan, toen bleek dat het Rijk zijn oog op het Hembrugterrein had laten vallen om er een gevangenis te vestigen. Makkelijk, omdat het terrein toch al in handen van Domeinen, lees: het Rijk, was. Deze penitentiaire inrichting (P.I) zou de Bijlmerbajes moeten vervangen, zodat daar ruimte vrij kon komen voor (dure) kantoorgebouwen of woningen.Ten behoeve van de planvorming werd er door de vorige Rijksbouwmeester (Jo Coenen) een atelier opgezet. In dit atelier werd de gevangenis (die zo’n kwart van het gehele gebied zou gaan beslaan) in het terrein ingepast. Ten behoeve van de bouw van de gevangenis werden zelfs al enige gebouwen gesloopt. Voor het Cuypersgenootschap, een groep die zich het behoud van 19e en 20e eeuws cultuurgoed in Nederland ten doel stelt, ging dat allemaal wat te snel. Het Genootschap vroeg een voorbescherming aan, met als doel het gehele terrein uiteindelijk als monument aan te wijzen. Hoewel de tekenen er op wijzen dat deze status uiteindelijk niet verleend zal worden, is de voorbescherming nog steeds van kracht en mag er dus niets gesloopt worden.Intussen lijkt de komst van de gevangenis onzeker. De markt voor kantoren is ingezakt, waardoor de financiële noodzaak tot verplaatsing van de Bijlmerbajes minder is geworden. Daarbij is niet duidelijk, dat áls de gevangenis komt, hoe groot deze dan zal worden. Een definitieve beslissing over de P.I. kan nog wel eens enige tijd op zich laten wachten.

Dit stelt de eigenaar, Domeinen, voor een probleem. Niet duidelijk is of Domeinen het terrein kan verkopen, aangezien verkoop eventuele realisatie van de gevangenis nagenoeg onmogelijk maakt. Aan de andere kant blijven de kosten voor het beheer en onderhoud van het terrein, alsmede de renteteller, gewoon doorlopen. Bijkomend probleem is dat Domeinen tot op heden op het standpunt staat dat de kosten van bodemsanering (meer dan 100 jaar

munitie fabriceren geeft een hoop vervuiling) door het terrein zelf moeten worden opgehoest. Eenvoudig gezegd komt het erop neer dat deze kosten in de grondexploitatie van het terrein moeten worden opgenomen en het terrein daarmee eigenlijk onbetaalbaar wordt. Recente uitspraken van staatssecretaris Van Geel, die aangeeft dat het Rijk zijn eigen vervuiling moet schoonmaken en betalen, maken deze keuze echter weer wat minder stellig.

Tot slot heeft Domeinen wel degelijk belang bij een succesvolle herontwikkeling van het terrein. Het Hembrugterrein is namelijk door minister Zalm van Financiën aangewezen als een pilot voor Publiek-Publieke Samenwerking. In deze pilot gaat het erom dat de verschillende lagen van overheden leren met elkaar een project te ontwikkelen.Aan de andere kant is er de gemeente Zaanstad die het terrein graag ontwikkeld ziet. Er is behoefte aan werkgelegenheid in de Zaanstreek. Maar bovenal is er behoefte aan een nieuw type werkgelegenheid. Een creatief en innovatief (woon-) werkmilieu op het Hembrugterrein zou daar uitstekend op aansluiten. Daarnaast kan ook het toerisme in Zaanstad, en dan vooral het verblijfstoerisme, wel een impuls gebruiken. Het wat armlastige Zaanstad heeft echter niet de financiële middelen om die kar te trekken.

ImpasseAlle onzekerheden hebben er toe geleid dat de

2 Deze plannen zijn vastgelegd in het document ‘Hembrugterrein, ontwapenend…’, dat door de gemeenteraad in 2001 als uitgangspunt voor de ontwikkeling van het Hembrugterrein is vastgesteld.

HEMBRUGTERREIN

Page 30: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200430

STRATEGIE

status ofwel vanwege hun potentiële (gebruiks-)waarde herbestemd moeten worden. Deze gebouwen zijn buitengewoon belangrijk voor het karakter van het terrein. De grote open ruimten zijn zeer aantrekkelijk voor bijvoorbeeld creatieve bedrijvigheid in de niet-commerciële sector. Het probleem daarvan is echter dat het behoud van deze gebouwen om een forse investering vraagt en slechts een beperkte opbrengst genereert. Om die clusters te behouden, moet er een impuls komen die de investeringen draagbaar maakt, een ontwikkeling die naast het te behouden cluster ruimte maakt voor creatieve bedrijvigheid die opbrengsten aan huur genereert. Indien we compacte ontwikkelingslocaties aanwijzen die tegen de historische clusters aan liggen, slaan we twee vliegen in een klap, we geven een impuls aan het cluster en ontwikkelen een divers milieu van bedrijvigheid dat tot synergie kan leiden. Door de locaties compact te houden beperken we de kosten voor sanering in eerste instantie tot een deel van het terrein. De opbrengsten en kosten hoeven niet berekend te worden op de ontwikkeling van het hele Hembrug gebied, maar kunnen per ontwikkelingscluster worden uitgewerkt.

De ontleding van het gebied in deelgebieden maakt een gefaseerde ontwikkeling mogelijk, waarbij in elke fase het hek rondom het terrein verder opschuift. We onderscheiden 5 fasen die steeds een deel van terrein veroveren.fase 0 - er wordt een mooi groot hek gebouwd rondom het kleibos, het bos zal tot het einde der dagen behouden blijven, dit wordt een reservaat, een baken van geheimzinningheid. fase 1 - het bestaande hek wordt 20 meter naar binnen te verschoven, de kop van het terrein wordt toegankelijk gemaakt en er komt een pionierscafé. De bestaande rondweg wordt bruikbaar gemaakt voor evenementen van korte duur, zoals Sail of muziekfestivals. De eerste ontwikkeling is al begonnen, op het Hembrugterrein heeft zich nu binnen de hekken een ART galerie gevestigd en in de gebouwen aan de noordoostkant kunnen met directe ingang ondernemers starten. fase 2 - er worden verschillende ontwikkelings-locaties vrijgegeven die los van elkaar en na elkaar kunnen worden gestart, het hek komt achter deze locaties te staan. Binnen deze locatie wordt door middel van stelconplaten een gebied gereserveerd voor infrastructuur, die wordt aangelegd als alle locaties vergeven zijn.fase 3 - door de locaties op te rekken groeien de clusters aan elkaar tot een terrein. In de

(her)ontwikkeling van het terrein in een impasse terecht is gekomen. De drie partijen, die belangen hebben in het gebied, hebben zich min of meer ingegraven en wachten tot de anderen gaan bewegen: · De eigenaar wil én verkopen én zijn handen vrijhouden én zich profileren met een geslaagde Publiek-Publieke Samenwerking;· De gemeente ziet het terrein graag herontwikkeld, maar heeft noch tijd, noch geld om hier een leidende rol in te nemen;· Ontwikkelaars willen graag ontwikkelen, maar niet tegen elke prijs; zij verwachten op zijn minst een aantal garanties omtrent de bestemming en sanering van het terrein. Zolang deze impasse niet wordt doorbroken zal er niets op het terrein gebeuren. Dat hoeft niet erg te zijn, want wie wat bewaart heeft wat en het terrein kan zijn aantrekkingskracht nog wel even vasthouden. Echter, voor sommige (vaak nog zeer bruikbare) gebouwen kan lang wachten wel eens betekenen dat het te laat is en ze dan zullen verworden tot ruïnes. Daarmee zou een deel van de aantrekkingskracht van het gebied verloren gaan.Tijd daarom om deze impasse zo snel mogelijk te doorbreken en er voor te zorgen dat het terrein een nieuwe bestemming kan krijgen.

StrategieOm een doorbraak te forceren in een patstelling tussen onzekerheden en meervoudige belangen blijken de traditionele instrumenten van de stedenbouw, zoals het “Masterplan” te kort te schieten. Dat baseert zich namelijk op een harmonische situatie tussen partijen en tracht binnen een goed geplande tijdslijn een eindbeeld te genereren. De veroveringsstrategie die wij hier voorstellen kent geen eindbeeld, het is zelfs doel om geen eindsituatie te bereiken maar eerder een status van ‘permanente tijdelijkheid’. De verovering vindt plaats in een aantal stadia die gepaard gaan met het beetje bij beetje opschuiven van de hekken rondom het terrein.

De veroveringIn een vluchtige analyse van het terrein onderscheiden we een aantal interessante gebieden, ten eerste het kleibos dat van belangrijke cultuurhistorische waarde is en behouden moet blijven. Daarnaast is er de kop van het terrein waar de waterwegen elkaar kruisen. Die zouden we niet moeten bebouwen maar vrij moeten houden als openbare ruimte voor de nieuwe bewoners en als terras voor de stad. Daarnaast kunnen we drie clusters van gebouwen identificeren die ofwel vanwege hun monumenten

Page 31: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 31

noordwesthoek blijft genoeg ruimte gereserveerd voor de toekomst, ook voor een gevangenis.fase 4 - het gebied wordt volledig geopend, op het bos na. De infrastructuur wordt aangelegd, er ontstaat een rondweg die het gehele gebied ontsluit en de kade ontlast van verkeer.

OrganisatieHet voorstel is om een organisatie op te richten, die als breekijzer/katalysator tussen de drie genoemde partijen kan functioneren. Deze organisatie is een soort van projectvereniging die los van de gemeente en Domeinen functioneert, maar die wél door deze partijen (en de provincie) gedragen wordt. Zo stellen wij voor dat de Projectvereniging Hembrug een creatieve directeur krijgt, die als een ambassadeur het terrein gaat promoten en op de kaart zetten. Domeinen sluit met de projectvereniging een contract af om diverse gebouwen te verhuren en om het beheer en onderhoud uit te voeren. De gemeente staat garant voor het inkomen van de creatieve directeur. Verder zullen in de projectvereniging zowel ondernemers, als ontwikkelaars en (toekomstige) gebruikers gaan participeren. Vooral de creatieve ondernemers dienen daarbij als motor voor de ontwikkelingen. Maar ook geïnteresseerde omwonenden kunnen lid worden. Hierbij is niet het idee dat zij direct inspraak gaan krijgen in de ontwikkeling van het terrein, maar wel dat er maatschappelijke betrokkenheid georganiseerd wordt. De bedoeling is dat er een club mensen ontstaat, die zowel enthousiasme, visie als geld hebben en die in staat zijn om met z’n allen de opgeworpen barricades te slechten. De doelen van Projectvereniging Hembrug zijn in 3 tijdstappen aan te geven:In de eerste (pioniers-)fase gaat het om:· het promoten van het Hembrugterrein en het verleiden van verschillende partijen;· het behoud van het karakter van het terrein;· het opzetten van een tijdelijke exploitatie (5-jarenplan), op basis van (tijdelijk) verhuur van de gebouwen en het organiseren van diverse evenementen;· het afbakenen van de vervuiling;· het oprichten van een kenniscentrum, waar nieuwe gebruikers voor informatie terecht kunnen.In de twee fase wordt de weg vrijgemaakt voor lange termijn ontwikkelingen:· de planologische randvoorwaarden worden opgesteld;· er wordt een langetermijnvisie gemaakt;· er komt een plan voor de basishoofdstructuur.In de derde fase, tenslotte, wordt het terrein verworven.

HEMBRUGTERREIN

Page 32: Atlantis #16.1 Strategie

STRATEGIE

Atlantis - december 200432

FunctiesOp een terrein van meer dan 40 hectare groot is het ondoenlijk, maar ook ongewenst om bijvoorbeeld op basis van één thema een invulling met functies te zoeken. De Projectvereniging Hembrug stelt zich daarom ten doel een breed scala aan functies op het gebied te verzamelen. Deze moeten wel bijdragen aan het creatieve en innovatieve karakter. Een aantal basisvoorzieningen lijkt daarbij onontbeerlijk. Een café op de kop van het terrein, met uitzicht over Zaan en Noordzeekanaal, waar ondernemers en belangstellenden elkaar kunnen ontmoeten; een informatiecentrum, waar bijvoorbeeld gebouwen te huur worden aangeboden; een (dans-)club, die ook in de avonduren reuring in het gebied brengt. Maar ook kleinschalige activiteiten zoals wandelingen over het terrein onder begeleiding van een gids die vertelt over de historie en de natuurwaarden, een kunstproject met de hekken rondom het terrein en het bundelen van de verhalen over het Hembrugterrein.Gelet op de te voeren veroveringsstrategie is het noodzakelijk dat er verder gezocht wordt naar een mix van zowel tijdelijke als (min of meer) permanente functies. Zo zijn beurzen, exposities en andere meerdaagse, maar tijdelijke evenementen bij uitstek geschikt. Naast dat er gebruik gemaakt kan worden van enkel grote, bestaande hallen en loodsen, kunnen er ook tijdelijke onderkomens als tenten op het terrein worden toegevoegd. Maar ook het gebruik van de reeds aanwezige kades moet worden gestimuleerd. Hierbij kun je denken aan het aanmeren van een boot met studenteneenheden of het organiseren van vlootschouwen, bijvoorbeeld met Sail. Op een aantal plaatsen kan intussen ook nagedacht worden over het ontwikkelen van woningbouw, liefst in combinatie met andere functies. Hiervoor komt vooral het noordelijk deel van het terrein in aanmerking, omdat hier de (geluid)hinder vanuit het Westelijk Havengebied van Amsterdam de minste problemen oplevert. Zo zal het terrein beetje bij beetje nieuwe functies krijgen, waarbij gewaakt moet worden voor verstarring. De kwaliteit van het terrein ligt nu in het enigszins mystieke karakter, om dit te bereiken moet er altijd ruimte blijven voor onverwacht en tijdelijke ingrepen.

Tot slotHet tijdens de Creatieve Werkplaats uitgewerkte idee is geen eindplan. Het is een strategie die ruimte biedt voor tal van ideeën, die de mensen die iets met het Hembrugterrein hebben, bindt in plaats van scheidt en die er naar streeft het huidige

unieke karakter van het Hembrugterrein zo goed mogelijk te laten voorbestaan. Maar bovenal is het een strategie die er op is gericht de huidige impasse te doorbreken door gewoon aan de slag te gaan! •

Ellen Holleman is beeldend kunstenaar en werkzaam bij

L.O. Studio

Bart Reuser is architect en werkzaam bij Next Architects

Remco Reijke is stedenbouwkundige en werkzaam bij R.R.

Stedenbouw

De foto’s van het Hembrugterrein zijn gemaakt door Gé

Dubbelman

Page 33: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 33

.

(advertentie)

De oprichtingPolis, podium voor stedebouwkunde heeft in 2000 het PolisFonds opgericht tijdens de viering van het tweede lustrum van Polis in het NAi.

Het PolisFondsHet PolisFonds is een fonds dat individuele en kleinschalige initiatieven, die voortkomen uit de dagelijkse stedebouwpraktijk of de wetenschap fi nanciert. Dat betekent dat ook initiatieven van buiten Polis een plek krijgen op het podium voor stedebouwkunde. Bij de initiatieven valt te denken aan publicaties, onderzoeken op basis van actuele vraagstukken of tentoonstellingen. Subsidies worden toegekend aan aanvragen die aansluiten op de doelstellingen van Polis, zoals het stimuleren van het vakgebied stedebouwkunde en het bevorderen van contact en uitwisseling tussen wetenschap en praktijk. Op het podium van Polis zullen de initiatieven hun weerklank vinden in onder andere lezingen, symposia, excursies, studiereizen en de stedebouwweek. Het magazine Atlantis zal een belangrijke en aanvullende rol spelen in het verder uitdragen van de activiteiten mogelijk gemaakt door het PolisFonds

Opzet van het PolisFondsDe subsidieaanvragen kunnen worden ingediend met behulp van een aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij Polis, Podium voor stedebouwkunde. Een commissie, bestaande uit mensen met verschillende stedebouwkundige invalshoeken, beoordeelt de aanvragen. Deze commissie verandert jaarlijks van samenstelling maar heeft een vaste opbouw qua discipline.

- een bestuurslid van het algemeen bestuur van Polis, Esther Heemskerk (vice-voorzitter Polis)- een stedebouwkundige uit het onderwijs, Miranda Reitsma (redactie tijd schrift Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening)- een projectontwikkelaar, Thom Wolf (adjunct-directeur Dura Vermeer Amsterdam)- een overheidsstedebouwkundige, Maarten Schmitt (stadsstedebouwer gemeente Den Haag)- een bureaustedebouwkundige, Roy Bijhouwer (stedebouwkundige Quadrat, atelier voor stedebouw, architectuur en landschap, Rotterdam)

Het PolisFonds ondersteunen!

Polis heeft een klein startkapitaal vrij kunnen maken voor het PolisFonds. Dit is slechts het begin!Wil het PolisFonds succesvol zijn, dan is uiteraard ook uw donatie noodzakelijk! Als het mede mogelijk maken van kleinschalige stedebouwkundige initiatieven u aanspreekt, dan kunt u een bijdrage overmaken op girorekeningnummer 8522358 o.v.v. PolisFonds.Hiermee zal een vakinhoudelijke verdieping en verbreding tot stand gebracht kunnen worden zowel binnen de wetenschap als de praktijk.

PO L I SFO N D Sv o o r s t e d e b o u w

PO L I SFO N D Sv o o r s t e d e b o u w

Page 34: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200434

STRATEGIE

Sustainable Urban Renewal

Paul StoutenPublication:Stouten, P.; Duurzaamheid van stadsvernieuwing. Delftse University Press

Since the 1970s, urban renewal in the Netherlands has contributed to improvement of housing and residential environments through state investment. Urban renewal was not merely aimed at addressing technical and physical obsolescence but also at diminishing social and economical inequalities. Simultaneously, a process of revitalization was initiated, which meant that the urban fabric and building supply had to adapt to changing conditions and accommodate new social demands. Contradictions between the aim of preserving or restoring the original social infrastructure on the one hand, and modernization, which is more related to new social and economical developments, on the other hand, increased. This means that the foundation and results of the all the ‘building for the neighbourhood’ strategies cannot be classified from the perspective of sustainable development.This is true, at least as far as the notion on housing standards and quality is concerned. This means that in the case of POE research, as in this research, sustainability is less focussed on materials used and building construction. Social obsolescence, as opposed to physical obsolescence, caused by changing demands on housing, places more emphasis on the use value of housing and the environment, especially when evaluated by the residents themselves, as in this research.A household will determine their position in the labour and housing market by evaluating the present housing conditions and the before-mentioned inequalities and possibilities to improve their housing conditions. The factors that influence the ability of a household to achieve sustainability and to change the constructed quality of their housing, are: affordability, accessibility, availability, usability and possibilities to influence their housing conditions. During the period, 1975-1993, urban renewal policies

have led to housing provision becoming a social (welfare) function and an increase in the share of the social sector in these districts, mainly after the acquisition of private rented housing units by the local government. Thus, housing provision and sector formation in the Netherlands were subject to great change. The pre-conditions for sustainable development as well as perspectives on the sustainable use and quality of the constructed stock, change over time because of fundamental changes in housing and urban renewal and restructuring policies. The question is how much the extended role of the social sector will be diminished as a result of these changing policies. This extended function of the social sector was developed after WWII as part of housing provision strategies becoming a social function, and it matured at the beginning of the 1970s. In an extreme form, this was also the case in the urban renewal approach of the government of Rotterdam. However, since the 1990s, this position of the social sector has become an issue in neo-liberal politics. In the new political climate, the re-differentiation of the housing supply is proposed in order to achieve less one-sidedness of these districts

First and second ringsneighborhoods urban renewal Rotterdam

Page 35: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 35

based on the division into housing sectors. The high level of concentration of social housing is directly connected to, and a result of the former ‘building for the neighbourhood’ strategy. What will be the consequences of these fundamental political changes for the present residents of these districts and the sustainability of their living conditions? The focus of this book is on the quality of the building stock constructed during the urban renewal period. The questions posed are as follows: § What is the quality of housing constructed in the urban renewal districts?§ To what extent were the targets, formulated as part of the urban renewal strategy, achieved? § In what sense has the quality changed since construction/ what discrepancy has developed between the constructed quality and the present use of housing and the built environment? § In which way are the results and aims connected to perspectives on sustainability?

What is sustainability?In ‘Cities in Civilization’, Hall (1988) mentions two basic conditions to solve problems of urban order and sustainability. Firstly, physical infrastructure and transport technology have to meet new demands and requirements and secondly urban management has to take care of both the public and private domains. The fundamental question is then, whether the new world will not ultimately produce a total polarization between the information-poor and information-rich, and whether the distribution of resources and public space will not be considered as unjustified by a wide range of population groups in the city. Social secu-rity and the quality of life are at stake. According to Beck (1997), social conflicts are not only about the distribution of wealth, but also to an increasing extent, about risk-sharing and the question of who has the power to decide who must carry the burden of risks. The concept of durability is often used in the Nether-lands. However, certainly in relation to sustainable urban development, such an approach is problematic, because not all the situations and allied problems have to be addressed. Therefore, a more dynamic approach with more emphasis on social and econo-mical developments is needed (Castells, 2000). The complexity of a more dynamic approach becomes evident in this book on the adaptation and viability of the quality of building stock constructed during urban renewal, given new demands that are influenced by

social and economic developments. Sustainability refers to perspectives and circumstances over the long term.The Brundlandt commission pleaded for sustainable development ‘to ensure that development meets the needs of the present generation without compromi-sing the ability of future generations to meet their own needs’ (WCED, 1987). Although the central government of the Netherlands uses this definition, the Ministry of Housing, Physical Planning and Envi-ronment focuses policies on environmental issues (MVROM, 1994 and 1998). Urban structure is the result of spatial forms and social processes based on conflicts of interests and transformations that occur, and have occurred, because of fundamental changes in the production and employment structure and in social relations (Fainstein et al., 1994; Castells, 1996). Because of these changes and repositioning in relation to the housing market, gains and losses are not equally spread over income groups (Blowers, 1997). In this book, sustainability is defined as: the quality of a house or a housing situation is sustainable when it can be used over a long term and when the physical, social and economic aspects improve. Sustainabi-lity, in the case of modernization of a building, is determined more by normative obsolescence than by technical obsolescence. Influenced by social and eco-nomic developments, perspectives on sustainability can change when the usability has changed through improvement of housing and the built environment. From an economic perspective, the exchange value increases, but in relation to urban renewal, the social dimension and normative obsolescence turn the scale. In turn, normative obsolescence is depen-dent on changing demands and requirements as a result of social and economic developments.

Rotterdam and changing conditionsIn Rotterdam, the fundamental change during the industrial period towards the use of new technology has caused an ongoing replacement of traditional

Pijnackerplein

SUSTAINABLE URBAN RENEWAL

Page 36: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200436

STRATEGIE

production capacities through production processes with the use of computers and new information technologies. Since the advent of containerisation, many traditional jobs in the port were lost as early as the 1960s and 1970s. Moreover, many traditional industries, like shipbuilding, have been disappearing. New jobs emerged in the service sector related to new information technology, but they are fewer in number than before and based on different requirements. The extension of the port and of the infrastructure for shipment and loading and the planning of new public transport facilities in the city centre, are important conditions for the extension of the metropolis to which Rotterdam belongs.The infrastructure itself is important but what matters most is access to the new infrastructure and information networks. Furthermore, the flexibility of the building supply and the urban fabric in terms of its usage and ability to create added value in line with new economic trends is of utmost importance. The rise of new technologies, especially with regards to information, and its growth on a world-wide scale has contributed to a new geography and to the renewal of the spatial structure, which is characterized by centralisation and marginalisation. This new geography reproduces possibilities already existing in part, and current forms of economic growth (Sassen, 1999). At the same time, there is an increase in contradictions that indicate unequal positions with regards to access to strategic resources and activities between different cities and different areas in a city, as well as between different households and population groups. Integration of diverse groups and identities, to avoid social exclusion, is imperative for the development of a sustainable city.Current urban developments and strategic plans direct the production of space especially to locations that can exhibit special qualities and images. When we compare these locations with old

neighbourhoods, according to the dual city concept, then differentiations are necessary especially at lower scales and also between the four main Dutch cities.Unskilled workers are underrepresented in the employment structure of all four cities. Their share is decreasing rapidly at the same time that the number of jobs for higher qualified workers increases. Commuters can fill the higher qualified positions. A comparison of the changes in the income- and occupational structure between Rotterdam and Amsterdam, reveals important differences. In Rotterdam, the growth of post-fordist jobs is much lower than in Amsterdam (Burgers et al., 2002). The mismatch between the present working population and the demand for higher qualified personnel is more structural in Rotterdam than in Amsterdam. Furthermore, the unemployment figure in Rotterdam remained high over the last period of economic growth, with a large proportion of long-term unemployment. This long-term unemployment is an important element in social divisions but differs between different ethnic groups. In some districts, an informal economy, based on ethnic entrepreneurs, provides marginal employment based on flexible contracts. This development addresses the demand for flexible employment structures. Although the situation in Rotterdam cannot be classified strictly according to the dual city concept, there is no denying of the sharp contrasts in the social and economic structure in certain districts. Especially near the city centre, low and high-income groups are living in close proximity to each other. Compared to the situation in the USA, most of the urban renewal districts are spatially less isolated and more integrated and more fragmentation is evident in the social and ethnic heterogeneity. Concentration occurs at street and block level. Approaches to stimulate the development of a compact city with residential differentiation will have different implications for different districts and thereby for different population groups. Especially in the urban renewal districts were densities decreased between 1975-1993, but which still experience a lack of public space and in those districts where the housing supply and built environment has been improved resulting in the fact that inequality in the housing market is of quite another dimension than in the labour market. The decline of the population in the big cities has ceased since 1979. The increase in population is mainly made up of low-income groups, small households and ethnic groups. During urban renewal, the priority was to increase housing standards by

Shallow urban blocks, quadruple stamp zoning

Page 37: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 37

building housing in the social sector. However, after that period in the 1990s, the aim shifted to build according to income and household composition for a more diverse population. More diversity in building stock is seen as an instrument to fight segregation. The two main aims of urban revitalization strategies are firstly the function of living versus other more economic functions and secondly the reinforcement of housing for socially and economically deprived groups versus building for high(er) income groups. Combined with strategic planning, residential differentiation and sustainability of the building environment and urban fabric are mentioned as important elements to create a new framework for urban revitalization. However, many problems like unemployment are persistent. Horizontal and vertical integration of different sectoral policies and problems still create conflicts on various scales and between diverse interests. Besides, planning is subject to many uncertainties, as is illustrated for instance in the final housing programs: over the last years, on a national scale, only 60% of the planned dwellings per year has been constructed. Sustainable development and sustainability of the urban fabric is placed centrally in the strategic district approach. The strategic planning in the city of Rotterdam is concentrated on the restructuring and revitalization of old port districts and the city centre on the one hand and on the area-based approach for some of the former urban renewal districts on the other hand. Urban renewal and revitalization are confronted with new challenges in urban planning because of the fundamental change of conditions caused by privatisation, decentralisation and deregularisation and changes in the system of housing provision. In the case of Rotterdam, the social rental sector was central to the urban renewal policy. For this reason, the urban renewal neighbourhoods of Rotterdam form an important case study from which to analyse the resultant changes in the policy.

In urban renewal districts the population is heterogeneous with different groups fighting for social facilities, housing and public space. Sustainability can mean different things to different people. Differences between use values and exchange values according to the future of the housing supply are debated again; especially with regards to urban renewal projects that are nearing the end of the exploitation period. Due to the urban renewal approach in Rotterdam, about 65% of the housing supply in the urban renewal districts have been replaced through newly constructed social housing or modernization of old housing. At the same time the housing stock related to the different sectors and the number of rooms have changed completely: there was a shift from the private rental sector to the social sector and a shift from one (bed) room to two or three bedroom dwellings. When considering the total floor area of the dwellings and the separate rooms then the results show that a high standard had been constructed during the urban renewal period and some ten to twenty years later most of the floor areas meet the present needs. There is a decrease in appreciation of the residents from private to more collective spaces (from dwelling, building to neighbourhood). The public space and porticos degrade rapidly, because of intensity of use and sometimes because of overoccupation of the dwellings. Public space is not always of a sufficient quality and does not always satisfy the demands of ethnic minority groups because there is a lack of meeting places. Especially in parts of the urban fabric where the density is high and the streets are narrow, the appreciation of the neighbourhood is lower. On the other hand in general the facilities are highly appreciated because the urban renewal district is close to and not isolated from the city centre, public transport is sufficient and in the neighbourhood itself there are many shops including businesses owned by all kind of ethnic groups.

Classification Oude Noorden based on urban structure

Division street width neighborhood after urban renewal

SUSTAINABLE URBAN RENEWAL

Page 38: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200438

STRATEGIE

During the urban renewal process, forced removal to other neighbourhoods was mostly avoided. In considering the average time span of occupation of a household at a specific address, through a low number of changes and removals inside the district, the situation in urban renewal districts becomes more stable. Most districts can be characterized as heterogeneous stable neighbourhoods with one-parent families, new residents, two earner households, singles (also belonging to Turkish or Moroccan community) and other lifestyles together in one area. Different (ethnic) groups are living next to and not with each other. When we consider the composition of the population of those districts in comparison to the composition of the whole city, then there are few differences between these scales for certain characteristics: a similar share of one-parent families, youth and the (less) elderly. But there is a large concentration of ethnic minority groups, unemployed people and households with minimum wages. The preference for living in the district is mainly caused by the reasonable rent-quality ratio of the new and modernized housing mostly near the city centre.A heterogeneous population can also cause negative experiences, feelings of fear and social insecurity, violence, concerns about the future of children. There is no situation comparable to a ghetto, but concentrations on street or block level exist with more households that belong to low income groups, the unemployed, one-parent families etc. These concentrations are more pronounced in the districts where the built environment is of a lower quality because there is a relative lack of public space and a high building density, although the housing quality, such as floor space is of a high standard. The concentration of ethnic groups in these parts is mainly caused by overpopulation and overcrowding as most of the households have large families and live in units of insufficient size given the number of children; furthermore the rental for four or five-roomed units is too high and not sufficiently compensated for through housing subsidies.

Policies to address metropolitan problems, that were implemented in the 1990s have made little progress. There is still an unstable balance that will increase during the present economic recession. For different groups urban renewal had a different result and meaning. One-parent families, the unemployed but sometimes also (two) earner households that have stayed after completing their studies, are still living in districts near the city centre. For immigrants, urban renewal offered through access to housing, the possibility to re-unite families, but it also meant an increase in housing expenditure by moving to new dwellings and a definitive decision to settle in the Netherlands. Much of the housing constructed during urban renewal is rather conventional with regards to the relation and separation between sleeping and living space. The kitchen is mostly linked with the living room. This direct connection is often preferred, while a kitchen as direct part of the living room and in the middle of the dwelling without daylight is not appreciated. For most of the ethnic groups the possibility of a closed kitchen, away from the living room, is an important requirement. However, residents from the Cape Verde Islands have a different idea. They prefer an open kitchen because for them preparing meals is a social activity to be shared with visitors. In general, the size of the living rooms is large enough for common activities and a lot of the houses, also the modernized ones, have a dining room-kitchen. This contributes to a certain decentralization and spread of activities and choices between the dwelling itself. Decentralization of activities will also be supported when the bedroom, originally meant for the parents, is used for other activities. For this reason other bedrooms, larger than the minimum area, are needed. When children leave home, their former bedrooms mostly get specific functions, like work or study room, room for installation of a personal computer etc.Related to trends of individualization, within families there is also a trend of creating seperate domains and claims on space by the separate members of a household. Children as well as each parent are increasingly demanding a room for their own activities. Most of the floor plans however, have little potential for flexibility and if it exists, it can normally be attributed to underoccupation or for instance when a bedroom is directly connected with the living room. In this situation, the bedroom is used for special activities i.e. creating a special Moroccan corner and/or room for visitors.Floor plans with little hierarchy according to the sizes of the bedrooms and for instance a circuit with

Zaagmolen-bocht, newly-built and renovation

Page 39: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 39

alternative connections between kitchen and living room provide much more possibilities for flexibility and is more appreciated by all kinds of residential groups. At present, the exchange value of the newly constructed and modernized housing can compete with other developments in the city. But this positive increase in value places the accessibility for the present tenants in danger. Under these circumstances coupled to ongoing privatisation policies, housing associations can only keep social housing accessible for low income groups through balancing lower rent revenues with higher rent revenues on other estates in the district. In the Netherlands, the sustainability of housing provision is threatened by the increased importance placed on market processes and the withdrawal of the state. Furthermore, there are still inequalities in the housing market. With regard to market-related developments, the amount of people dependent of social benefits is large, also in periods of economic growth like in the 1990s. This means that the purchasing power of these groups decline and governmental expenditure on subsidies increase. According to social perspectives, reinforcement of market processes will stimulate the development of homogeneous income districts. For instance, also in the Netherlands it seems that ‘red lining’ by banks, by refusing to provide a mortgage for certain districts, occurs. On the other hand, the housing supply in the social sector is still characterized by a stable heterogeneous situation especially in the former urban renewal districts. The urban renewal approach between 1975-1993, contributed to large improvements and modernization of housing conditions, also for low income and ethnic minority groups. However, the failures of this approach were, too little attention during the planning and design phases on the relationship and between the neighbourhood and the larger scales of the city – the surrounding areas and the city-wide plan - and the redevelopment of small businesses. This redevelopment was partly caused by processes of urban renewal and partly by changes of the sectors itself. In terms of perspectives on sustainability we can conclude that the quality of the floor plans meet present requirements – especially those of newly built housing that has replaced older structures. For a number of renovation projects, this is however not the case. These plans were constructed in a period when housing provision was seen as a social function. There are still significant problems with the quality of the built environment and public space. A strategy based on the integration of social, economic and

References:

Beck, U. (1997); De wereld als risicomaatschappij. Amsterdam: de balie.

Blowers, A (1997); Society and Sustainability. In: Blowers, A. and B. Evans (eds.); Town Planning into the 21st century. London and New York: Routledge.

Burgers, J. and S. Musterd (2002); Understanding Urban Inequality: A model based on Existing Theories an Empirical Illustration. In: International Journal of Urban and Regional Research; vol. 26, no 2, p. 403-413.

Castells, M. (1996); The Information Age: Economy, Society and Culture; Vol. 1: The Rise of the Network Society. Oxford: Blackwell.

Castells, M. (2000); Urban sustainability in the information age. In: City, Vol. 4, nr. 1, p. 118-122.

Fainstein, S.S. (1994); The City Builders. Oxford: Basil Blackwell.

MVROM (1994); Nationaal Milieubeleidsplan 2. Den Haag: MVROM.

Sassen, S. (1999); The City: Strategic Site/New Frontier. In: INURA (eds.); Possible Urban Worlds; Urban strategies at the end of the 20th centurie. Basel, Boston, Berlin: Birkhäuser-Verlag, p. 192-200.

Sennett, R. (2000); De flexibele mens. Amsterdam: Byblos.

WCED (World Commission on Environment and Development) (1987); Our Common Future. New York: Oxford University Press.

physical aspects is needed. But important questions remain, such as how we bring some of the more socially and more or less spatially excluded groups into the urban policymaking process. This is an important challenge given the large number of different ethnic groups, sometimes sixty or even more than that, in one district. Moreover, within the new area based strategic planning, the development of public-private-partnerships is hampered by problems to get the right private partners for these districts. It is remarkable that respondents are much more satisfied with their environment, even on issues such as the degree of criminality and violence, than politicians and some media reports would like us to believe. The increasing attention on ethnic groups is most probably based on fears of the middle class (see also Sennett, 2000). A middle class whose fears are based on loss of economic security, is becoming a risk for the social climate. Competition in the labour market is growing with the expected flow of labour immigrants from East European countries of the European Community. These groups mostly fit better in the new flexible labour conditions and employment structure with no job guarantees and low wages.•

Changes urban structure due to urban renewal

SUSTAINABLE URBAN RENEWAL

Page 40: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200440

STRATEGIE

Agenda

Activiteiten Polis

Studieconferentie Paul Stouten14 januari 2005“Duurzaamheid van de stadsvernieuwing” Inschrijven: [email protected]

Brussel (za) februari Visitation of the city More information will follow

Megalopolis tripapril Visitation of the city More information will follow

Stedebouwweekbegin meiA week of presentations, workshops, lectures and films to discuss about the current urban issuesMore information will follow

Breda/Tilburgeind mei Visitation of the city and/or agenciesMore information will follow

Activiteiten BouwkundeStudieconferentie Paul Stouten14 januari 2005“Duurzaamheid van de stadsvernieuwing” Inschrijven: [email protected]

Activiteiten NAI

NO. 250 An ExhibitionBeauty and waste in the architecture of Herzog & De Meuron22 januari t/m 8 mei 2005De eerste presentatie in Nederland van dit belangrijke Zwitserse architectenbureau, bekend van o.a. de Tate Modern in Londen en de Prada shop in Tokyo.

Het Hollandse polderlandschap27 mei t/m 4 september 2005Als onderdeel van de tweede Architectuur Biennale Rotterdam presenteert het NAi de ontwikkeling van de polder, van de Middeleeuwen tot Flevoland en de toekomst, als een unieke Nederlandse bijdrage aan de inrichting van ons landschap en de vormgeving van onze steden.

Activiteiten BNSP

Mooi licht, mooi donker19 januari 2005De stichting Natuur en Milieu, RMNO en de 12 provinciale Milieufederaties houden een conferentie en avondfestijn in het voormalige radiostation Kootwijk. Voor ieder die zich betrokken voelt bij het thema duisternis en lichthinder. In het donker zie je meer.

Verdiepingsslag Bouwbesluit24 maartCursus die verdiepend ingaat op verschillende onderwerpen van Bouwbesluit 2003. Dit zal worden gedaan aan de hand van verschillende praktijkcasussen en workshops. Brochure aanvragen op bij Geoplan.

Activiteiten EldersGlobal City, France, Cannes, Hotel Martinez6 t/m 8 maart GLOBAL CITY is a unique networking opportunity for international urban decision-makers from the private and public sector. Through an innovative format enabling global best practice exchange, it delivers integrated and practical solutions to help make our cities better places to work, live and invest.

MIPIM, France, Cannes, Palais des Festival 8 t/m 11 maart “MIPIM resoundingly confirmed its position as the leading international real-estate industry event with its 15th anniversary. 1,903 exhibiting companies were spread over more than 17,800 sq. m. and represented 67 countries. Add to that a 6% rise in the number of participants and a 12% rise in the number of end-users and investors present at the market, and you obtain a constant progress since the previous market.

Tweede Biennale Rotterdam: ‘the Flood’26 mei t/m 19 juniThe theme of the Biennale in 2005 is ‘Water / The Flood’, a theme that has become more pressing in recent years and that is high on the agenda both nationally and internationally.

Page 41: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 41

PARTNERS VAN POLIS

Page 42: Atlantis #16.1 Strategie

Atlantis - december 200442

STRATEGIE

Page 43: Atlantis #16.1 Strategie

december 2004 - Atlantis 43

De Polisstelling

Om de discussie in ons vakgebied gaande en vooral levendig te houden is het idee ontstaan om in de Atlantis een stelling op te nemen. Een ieder die graag iets kwijt wil aangaande dit onderw-erp en de discussie wil openen kan dit doen door een reactie te sturen naar [email protected]. Ingekomen reacties worden geplaatst in de volgende Atlantis.

Met in het achterhoofd het thema ‘vloed’ wat centraal staat tijdens de 2nd Architectural Biennale in Rotterdam van komende mei/juni zullen we met de Polisstelling hierop toespitsen.

Ons klimaat verandert: we krijgen te maken met meer en hevigere neerslag. De hoeveelheid neerslag en de watertoevoer via de grote rivieren nemen hierdoor toe en de zeespiegel stijgt. Bovendien daalt de bodem, vooral in het westen van het land. Zonder ingrijpen zullen deze ontwikkelingen tot meer wateroverlast leiden en kunnen overstromingen op den duur onvermijdelijk worden. Daarnaast neemt ook de potentiële schade toe: met de groei van de bevolking stijgt het potentieel aan slachtoffers en met de groei van de economie de mogelijke schade aan de fysieke en economische infrastructuur.

In de nieuwe Nota, ruimte voor ontwikkeling stelt men te moeten ’meebewegen’ met het water en te moeten anticiperen op verwachte ontwikkelingen om het hoofd boven water te houden. Om de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen geeft het rijk meer ruimte aan de grote rivieren en aan de kustverdediging. Maar ook in het algemeen moeten we water gaan beschouwen als een belangrijk structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte.

Onder het thema ‘ruimte voor ontwikkeling’ worden in het westen van het land met name ontwikkeling van andere activiteiten gepland en is er niet veel ruimte voor water terug te vinden. Juist daar in het westen waar de waterproblematiek het grootst is.

stelling/statement

De Randstad moet zich terugtrekken op hoger gelegen gronden en de delta z’n gang laten gaan in het westen.

The Randstad should withdraw to higher grounds and let the delta run its course in the west.

DE POLISSTELLING

Page 44: Atlantis #16.1 Strategie