Anders globaliseren - inkijkexemplaar

5
Cedric Ryngaert Anders globaliseren Mensenrechten, milieu en internationale handel

description

Anders globaliseren, een boek uit de wereldvisie-reeks

Transcript of Anders globaliseren - inkijkexemplaar

Cedric Ryngaert

Anders globaliserenMensenrechten, milieu en internationale handel

Globalisering is een proces waarbij de wereld steeds meer met elkaar verbonden raakt. Globalisering heeft grote voordelen. Maar er zijn ook gevaren aan verbonden. Zo dreigen arbeid, mensenrechten en milieu het slachtoffer te worden van een onge-breidelde economische expansiedrang. Dit boek gaat op zoek naar hoe een ‘andere’ globalisering zich kan voltrekken. Het gaat in een eerste deel na hoe multinationals ertoe gebracht kunnen worden zich maatschappelijk verantwoord te gedragen, met name in ontwikkelingslanden. Een tweede deel gaat na hoe de vrijhandelsregels af-gesproken in de Wereldhandelsorganisatie verzoend kunnen worden met duurzame ontwikkeling.Het boek richt zich op iedereen die wil begrijpen wat de mogelijkheden zijn om het proces van globalisering en liberalisering aan regels te onderwerpen ter vrijwaring van de waarden die ons dierbaar zijn.

CEDRIC RYNGAERT doceert internationaal recht aan de Universiteit Utrecht. Hij is onderzoeksmatig verbonden aan het Instituut voor Internationaal Recht en het Centre for Global Governance Studies van de K.U. Leuven, en aan de Nederlandse Onderzoeksschool Mensenrechten.

WERELDVISIE nr. 4

De redactie

JAN WOUTERS (hoofdredacteur), voorzitter Vereniging voor de Verenigde Naties (VVN), gewoon hoogleraar Internationaal Recht en Recht der Internationale Organisaties, hoofd Instituut voor Internationaal Recht (K.U.Leuven)

CEDRIC RYNGAERT (redactiesecretaris), wetenschappelijk medewerker, Instituut voor Internationaal Recht (K.U.Leuven), docent Universiteit Utrecht

FRANK MAES, ondervoorzitter VVN, docent Internationaal Recht (Universiteit Gent)

NERI SYBESMA-KNOL, erevoorzitter VVN, emeritus hoogleraar Internationaal Recht (Vrije Universiteit Brussel)

RIA HEREMANS, voormalig hoofd van het VN-Informatie-centrum voor België, Nederland, Luxemburg en de EU-instellingen

SVEN BISCOP, senior research fellow Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen, professor Europese Veiligheid (Universiteit Gent)

VERONIQUE JOOSTEN, assistente Internationaal Recht (Universiteit Antwerpen)

WERELDVISIE

Over de reeks

Anders globaliseren is de vierde publicatie in een reeks toeganke-lijk geschreven boeken waarin de activiteiten van de Verenigde Naties in ruime zin kritisch in kaart worden gebracht. De the-ma’s die in deze reeks aan bod komen, zijn wereldomvattend en spreken iedereen aan die met de hedendaagse maatschappij be-gaan is: veiligheid, terrorismebestrijding, wapenbeheersing, vre-desoperaties, mensenrechten, duurzame ontwikkeling, ontwik-kelingssamenwerking, wereldhandel, vluchtelingen, milieu, zee, ruimte, internationaal recht, aids, drugsbestrijding, bevolkings-problematiek, genderproblematiek, kinderen…

Bij al deze thema’s zal de rode draad duidelijk zijn, met name het belang van een geïnstitutionaliseerde samenwerking in een geglobaliseerde wereld.

Om een zo breed en objectief mogelijk beeld te geven bij ieder van deze thema’s, worden bijdragen gebundeld van VN-specialis-ten en betrokkenen uit de academische wereld, de overheid en de niet-gouvernementele sector.

In 2005 verscheen de eerste publicatie in deze reeks: J. Wouters en C. Ryngaert (red.), De Verenigde Naties: een wereld van verschil?

In 2006 verscheen de tweede publicatie in deze reeks: J. Wouters en B. Pattyn (red.), Misdaden tegen de mensheid.

In 2007 verscheen de derde publicatie in deze reeks: P. Van Kem-seke, België in de veiligheidsraad (1946-2006).

Cedric R

yngaert A

nders globaliseren

WERELDVISIE

De tien grootste multinationals ter wereld (Fortune Global 500, 2005)

Onderneming Registratie Sector Omzet(miljoen dollar)

Winst(miljoen dollar)

1. Exxon Mobil VS petroleum 339,938 36,130

2. Wal-Mart VS distributie 315,654 11,231

3. Royal Dutch Shell VK/Nederland petroleum 306,731 25,311

4. BP VK petroleum 267,600 22,341

5. General Motors VS auto’s 192,604 -10,567

6. Chevron VS petroleum 189,481 14,099

7. DaimlerChrysler VS/Duitsland auto’s 186,106 3,536

8. Toyota Japan auto’s 185,805 12,120

9. Ford VS auto’s 177,210 2,024

10. ConocoPhillips VS petroleum 166,683 13,529

...

13. ING

18. Fortis

55. Dexia

82. ABN Amro

83. Royal Ahold

Ter vergelijking: het bruto binnenlands product van een aantal landen (in miljoen dollar)(bron: Internationaal Monetair Fonds, World Economic Outlook Database, april 2007)

1. Verenigde Staten 13,244,550

2. Japan 4,367,459

3. Duitsland 2,897,032

...

16. Nederland 663,119

17. België 393,590

...

24. Polen 338,689

25. Noorwegen 335,281

26. Oostenrijk 321,934

...

180. Sao Tomé & Principe 79

181. Kiribati 60

16

MULTINATIONALE ONDERNEMINGEN EN INTERNATIONAAL RECHT

De ontwerpnormen van de VN-Subcommissie Mensenrechten

Als je een onderneming aansprakelijk wil stellen voor een schending van het internati-onaal recht, moet je uiteraard weten welke internationale normen ondernemingen die-nen na te leven. Een bepaalde gedraging van een multinationale onderneming kanmisschien wel laakbaar zijn vanuit ethisch gezichtspunt, maar dat wil nog niet zeggendat die gedraging ook juridisch toerekenbaar is aan die onderneming. Rechtsnormenzijn die ethische normen waarover de (internationale) gemeenschap het eens is dat zezo fundamenteel zijn dat de (rechts)personen die hen schenden, aansprakelijk kunnenworden gesteld en sancties kunnen oplopen.

Wat de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen betreft, bestaatveel verwarring over de precieze grens tussen recht en ethiek. De Verenigde Natieshebben hiertoe in niet geringe mate bijgedragen, toen de VN-Subcommissie voor deRechten van de Mens in 2003 de ‘Ontwerpnormen inzake de Verantwoordelijkhedenvan Transnationale Ondernemingen met betrekking tot Mensenrechten’ aannam.81

De Subcommissie is een technisch hulporgaan van de VN-Raad voor de Mensen-rechten (voor 2006 de Commissie voor de Mensenrechten) en levert heel wat nuttigvoorbereidend werk op het vlak van de bevordering van de internationale mensen-rechten. De ontwerpnormen – die een ontwerp zijn en bijgevolg geenszins bindendzijn – bevatten een aantal mensenrechtenverplichtingen die rechtstreeks van toepas-sing zijn op ondernemingen, onder meer inzake gelijke behandeling, persoonlijke vei-ligheid, arbeid, corruptie, sociale, economische en culturele rechten, consumentenbe-scherming en milieu.82 Binnen hun ‘respectieve activiteits- en invloedssferen’ zoudenondernemingen deze rechten moeten bevorderen en eerbiedigen, al zou de primaireverantwoordelijkheid voor de bevordering en eerbiediging van de mensenrechten welnog steeds bij de overheid rusten.83 Ondernemingen zouden over de naleving van demensenrechten dienen te rapporteren, onderworpen zijn aan internationaal toezicht,en slachtoffers van schendingen schadeloos moeten stellen.84

Dankzij de ontwerpnormen zou respect voor fundamentele rechten, anders danonder de vrijwillige initiatieven, niet langer vrijblijvend zijn. Indien ondernemingendeze rechten schenden, zouden zij aansprakelijk zijn onder internationaal recht,85 enzou de VN hen daarop kunnen wijzen in het kader van haar toezicht op de nakomingvan de mensenrechten. Door de ontwerpnormen wordt ook de problematiek van fa-lende staten ondervangen – dit zijn staten met een nauwelijks of niet-functionerendoverheidsgezag, die niet langer toezicht kunnen houden op de naleving van de men-senrechten op hun grondgebied. Ondernemingen actief op het grondgebied van eenfalende staat zouden de verantwoordelijkheid hebben om, bij afwezigheid van de pri-mair verantwoordelijke overheid, zelf een overheidstaak op te nemen en de verwezen-

50

MULTINATIONALE ONDERNEMINGEN EN INTERNATIONAAL RECHT

van de beslissing niet binnen een redelijke termijn gebeurt, dienen de betrokken sta-ten te overleggen over mogelijke compensatie. Die kan bestaan uit tariefverminde-ringen voor producten (om het even welke) die de winnende staat invoert in de verlie-zende staat. Als het overleg mislukt, kan de winnende staat naar de WTO stappen omtoestemming te krijgen om beperkte handelssancties te nemen tegen de verliezendestaat. Die sancties moeten in principe in dezelfde sector genomen worden als diewaarover het geschil ging. Als het geschil over de invoer van (vervuilende) auto’s ging,kan de winnende staat de tarieven op de invoer van auto’s uit de verliezende staat ver-hogen. Maar als dat praktisch niet mogelijk is, kunnen de sancties ook andere secto-ren treffen. Ze kunnen zelfs onder een ander akkoord, bijvoorbeeld het GATS-dien-stenakkoord, genomen worden.

Over tonijn en dolfijnen

Het ‘Tonijn-Dolfijn’-geschil tussen de Verenigde Staten en Mexico was het eerste ge-schil over de verhouding tussen handel en milieu dat het tot voor een panel bracht.Dat was nog voor de WTO het leven zag, in 1991. Voor 1995 bestonden er immersook al panels onder GATT.

De Verenigde Staten hadden een wet aangenomen die het gebruik van visnettenverbood waarin dolfijnen verstrikt konden raken. Die wet was voornamelijk gerichtop de instandhouding van de dolfijnpopulatie in het oostelijke deel van de Stille Oce-aan. Vissers mochten nog wel tonijn vangen, maar enkel als ze netten gebruikten diehet gevaar op verstrikking van dolfijnen tot een minimum herleidden. Tegelijk droegde wet de Amerikaanse regering ook op de import te verbieden van vis die gevangenwas op dolfijnonvriendelijke wijze, dit is met een technologie die niet voldeed aan deAmerikaanse standaarden.

De Amerikaanse regelgeving ter bescherming van dolfijnen was erg strikt en de vis-methodes van andere landen voldeden niet aan de Amerikaanse standaarden. In hetbegin van de jaren 1990 verbood de Amerikaanse regering de import van tonijn uitMexico. Mexico trok daarop naar een GATT-panel. Het vond dat de Verenigde Statenhaar eigen milieuregels extraterritoriaal (buiten haar eigen grondgebied) toepaste, ende import van Mexicaanse tonijn op onrechtmatige wijze verbood.

De Verenigde Staten verloren de Tonijn-Dolfijnzaak over de hele lijn. Het GATT-panel vond dat de VS moeite hadden moeten doen om een internationaal verdrag tesluiten over de effecten van visvangst op de dolfijnpopulatie. Bovendien was de Ame-rikaanse maatregel niet ‘noodzakelijk’ in de zin van Artikel XX van GATT, omdat de

90

HANDEL VERSUS MILIEU

Vrijhandel en cultuur

Er bestaat niet alleen een spanningsveld tussen milieu en handel. Ook andere niet-commerciële waarden, zoals arbeid en cultuur, kunnen op gespannen voet staan metde liberalisering van de wereldhandel. Hierboven zijn we al kort ingegaan op de vraagof handelsbelemmeringen gerechtvaardigd zijn wanneer exporterende staten funda-mentele arbeidsrechten schenden. In dit onderdeel gaan we kort na of ongebreideldevrijhandel de culturele diversiteit van onze wereld niet dreigt aan te tasten. Andersdan ‘milieu’ en ‘volksgezondheid’ heeft ‘cultuur’ tot nu toe geen prominente rol ge-speeld in de WTO, maar mogelijk verandert dat binnenkort, wanneer staten de sectorvan de culturele diensten steeds verder gaan liberaliseren.

Dankzij de globalisering en de technologische vooruitgang kunnen cultuuruitingenzich steeds makkelijker verspreiden over de aarde. Steeds meer mensen hebben toe-gang tot allerlei boeken, films, tv-kanalen en muziek. Als staten de handelsbarrièresvoor culturele goederen en diensten verder afbouwen, zal dit proces nog bespoedigdworden. Toch is er een schaduwzijde aan deze liberalisering. Het gevaar bestaat im-mers dat machtige spelers de handel in cultuurgoederen en -diensten gaan domineren.Dat zien we het duidelijkst in de filmindustrie, waar Amerikaanse Hollywoodprodu-centen veel meer geld ter beschikking hebben dan andere producenten. Omdat deAmerikaanse filmmarkt zo groot is, is de Amerikaanse release van een film vaak al ren-dabel. Een Amerikaanse producent kan zo’n film dan goedkoper mondiaal versprei-den. Hierdoor dreigt de globale filmconsumptie te veramerikaniseren.

Cultuur die veramerikaniseert en homogeniseert, verschraalt. Cultuurconsumptievindt geen aansluiting meer bij de culturele referentiekaders van de consument, en desociale cohesie verbrokkelt. Daarom is het wellicht nodig dat er voldoende ruimtevoor staten blijft bestaan om handelsbelemmeringen op te werpen. Tarieven en quotagaan misschien te ver, maar een staat zou zijn eigen cultuuruitingen preferentieelmoet kunnen blijven behandelen, bijvoorbeeld door lokale filmproducties te onder-steunen of door publieke omroepen te subsidiëren. Dit alles moet binnen redelijkegrenzen blijven natuurlijk, want culturele diversiteit is ermee gediend dat ook andere,buitenlandse cultuuruitingen toegankelijk blijven.

Binnen de Wereldhandelsorganisatie bestaat er geen algemene culturele uitzonde-ring, zoals we die bijvoorbeeld wel hebben voor het milieu. Wel is in het GATT-ak-koord de mogelijkheid voorzien dat staten quota’s opleggen voor de vertoning van na-tionaal geproduceerde commerciële bioscoopfilms.91 Die bepaling kwam er vooral omde dominantie van Hollywoodfilms tegen te gaan. Tegenwoordig is het hanteren vanquota’s enigszins uit de mode, al bestaan er in Frankrijk wel radioquota’s, op basiswaarvan een minimumgedeelte van de uitgezonden songs van Franstalige origine

129

HANDEL VERSUS MILIEU