ANALGETICA - Ziggomembers.casema.nl/m.duijster/Leereenheid6/Presentatie... · 2009-05-19 · plaats...
Transcript of ANALGETICA - Ziggomembers.casema.nl/m.duijster/Leereenheid6/Presentatie... · 2009-05-19 · plaats...
ANALGETICA
Lessen voor anesthesie medewerkers.
J.M. den Hollander
PIJN
• is een zintuigelijke waarneming die in intensiteit kan varieren van onaangenaam tot ondraaglijk
• is een signaal dat aangeeft dat er gevaar dreigt voor het lichaam
Pijnstimuli :
- worden gedetecteerd door fysiologische receptoren van chemische of mechanische aard en van temperatuur, die zich op verschillende plaatsen in het lichaam bevinden
Nociceptie is:
- pijnprikkelopname door nociceptoren- doorgifte aan zenuwen
- centrale verwerking van de noxische(schadelijke) signalen
- Nocere (Latijn) betekent schade berokkenen
PIJN(vervolg)
Pijn bestaat in twee hoedanigheden :
- de snelle pijnsensatie (goede localisatie en snelle terugtrekreflex)
- de langzame pijnsensatie (komt daarna; is minder gelocaliseerd en langer durend)
Pijnprikkeloverdracht vindt plaats:
- in de achterhoorn van het ruggenmerg
- na kruisen stijgt de prikkel op via de tr. spinothalamicus: de baan van de scherpe gelocaliseerde pijn
- komt daarna aan in de cortex (gyrus postcentralis): de plaats waar de minder goed localiseerbare pijn wordt waargenomen
PIJN(vervolg)
NOCICEPTIE
SOORTEN PIJN
• nociceptieve pijn– continue prikkeling van perifere nociceptoren
• neuropathische pijn– treedt op na zenuwbeschadiging of
doorsnijding
– polyneuropathie wil zeggen dat er veel zenuwen beschadigd zijn. Treedt bv op bij diabetes mellitus en vit B deficientie
• fantoompijn– kan ontstaan bij elke verbroken
verbinding van een lichaansdeel met de hersenen. Het lijkt zinvol om goede pijnblokkade te geven in de eerste fase van een amputatie
• ‘referred’ pijn– de oorzaak van de pijn zit op een andere
plaats dan waar de patient de pijn aangeeft. Bv schouderpijn bij galblaas of maag pathologie door prikkeling van de n. phrenicus
SOORTEN PIJN(vervolg)
PIJNMECHANISME EN BANEN
PIJN(vervolg)
Nociceptie wordt gemoduleerd in:
- ruggenmerg
- thalamus
Nociceptie wordt gemoduleerd door:
- dalende inhiberende banen- kernen van deze banen liggen in de hersenstam
en formatio reticularis
Inhibitie vindt plaats via afgifte van:
- enkefalinen- monoaminen (noradrenaline, serotonine)
Pijnsensatie kan worden beinvloed door:- wegnemen van de pijnprikkel
- verlagen van de sensitiviteit van de nociceptoren(antipyretica/lokaal anesthetica)
- onderbreken van de nociceptieve geleiding in het ruggenmerg (lokaal anesthetica)
- onderdrukken van impulstransmissie in het ruggenmerg (opioiden)
- onderdrukken van de pijnperceptie centraal (alg.anesthetica/opioiden)
- veranderen van de emotionele respons op pijn(antidepressiva als co-analgetica)
PIJN(vervolg)
ANALGETICA
• zijn farmaca met een pijnstillend effect
• zijn onder te verdelen in:- opioiden
- non opioiden
Er zijn verschillende opiaatreceptoren:µ 1 geeft (supraspinale) analgesie (morfine)
µµ 2 geeft (spinale) analgesie, respiratoire depressie
en obstipatie; bevindt zich ook buiten het CZSgeeft ook fysieke afhankelijkheid
κ geeft (spinale) analgesie, miosis (pupilvernauwing) en vooral sedatie
δ geeft (spinale) analgesie maar is functioneel gekoppeld aan µ receptoren; enkefalinen grijpen hierop aan
σ geeft midriasis, tachypnoe, tachycardie, dysforie en delirium (centrale stimulatie) eigenlijk geen opiaatreceptor
OPIOIDEN
Opioiden zijn als volgt onder te verdelen:
OPIOIDEN
endogeen exogeen
pure agonisten partiele agonisten antagonisten
agonist antagonist
OPIOIDEN(vervolg)
Endogene opioiden : stoffen die in het lichaam voorkomen en gemaakt worden
Dit zijn:
- endorfinen passen vooral op µ - receptorenin het CZS.
- enkefalinen passen vooral op δ - receptoren overal in het lichaam; zijn aanwezig in CSF na acupunctuur
- nociceptine minder over bekend.
- endomorfinen passen ook op µ - receptoren - dynorfine κ - receptoren
Exogene opioiden : stoffen die niet in het lichaam gemaakt worden. Dit zijn de opioiden
OPIOIDEN(exogeen)
Pure agonisten :
- morfine, papaveretum, diamorfine (heroine)
- methylmorfine (codeine)- fenylpiperidinen:
· pethidine
· nicomorfine (vilan)· piritramide (dipidolor)
· fentanyl
· alfentanil, remifentanil,sufentanil· tramadol
· loperamide (diarem)
· dextromoramide (palfium)· dextropropoxyfeen (depronal)
- methadon
Partiele antagonisten : deze worden onderverdeeld in:
- stoffen met gemengd agonistische /antagonistische werking:
• vooral agonist:· pentazocine (fortral)
· nalbufine (nubaine)• vooral antagonist:
· nalorfine
- stoffen met een lage intrinsieke werking bij de µreceptor
· buprenorfine (temgesic)
Antagonisten :
- naloxon (narcan)- doxapram (dopram)
OPIOIDENexogeen(vervolg)
ANALGETICA Specieel
MORFINEMIMETICADit zijn alle semisynthetische en synthetische derivaten vanmorfine
Werking morfinemimetica:
Algemeen:- werkingskracht wordt bepaald door de
receptoraffiniteit (morfine 60 x lager dan fentanyl en 600 – 700 x lager dan sufentanil)
- hydrofiele stoffen stijgen gemakkelijk op in het czs
- lipofiele stoffen worden systemisch sneller opgenomen
Op de ademhaling:- in medulla en pons
- dosisafhankelijk
- de gevoeligheid voor CO2 wordt minder- een langzame diepe ademhaling is karakteristiek
- een antagonist voor het effect op de ademhaling isfysostigmine (dit heeft geen effect op de analgesie).
ANALGETICA Specieelmorfinemimetica
Werking morfinemimetica:
Op de circulatie:- behalve pethidine (atropinestructuur) hebben
alle morfinemimetica een negatief inotroop effect
- ook is er enige vasodilatatie met SVR en RR daling
- sommige morfinemimetica geven histaminerelease waardoor de SVR nog meer daalt
Op het CZS:- sedatie
- misselijkheid en braken
- euforie (effect op het limbisch systeem)- remming van de hoestprikkel
ANALGETICA Specieel(vervolg morfinemimetica)
Werking morfinemimetica:
Perifere effecten:
- rigiditeit: treedt vooral op bij hoge doseringen (cardio anesthesie)
- urineretentie door spasme van de sfincter
- jeuk: neus → romp → overal- vooral bij (nico)morfine, na epiduraal en bij
zwangeren
- gastrointestinaal: afname van peristaltiek en spasmen van sfincters leidt tot obstipatie en evt(galsteen / niersteen) kolieken
- histaminerelease
De klinische effecten van morfinemimetica worden beïnvloed door:- leeftijd (farmacodynamische veranderingen) en
- sexe (mannen hebben meer nodig dan vrouwen);
Niet door:- het lichaamsgewicht
ANALGETICA Specieel(vervolg morfinemimetica)
Overzichtstabelfarmacologische eigenschappen
morfinemimetica.
Farmacokinetische parameters
morfine pethidine fentanyl alfentanil sufentanil remifentanil
pKa 7.9 8.5 8.4 6.5 8.0 7.07
vrije fractie 23.0 7.4 8.5 89.0 19.7(bij pH 7)
(%) niet 23.0 7.4 8.5 89 19.7geioniseerd
lipofiliteit 6 525 816 129 1727 18
eiwitbinding 36 82 84 92 93 70(%)
Vd (L/kg) 3.4 4.4 4.0 0.7 1.7 0.2 - 0.4
klaring 2.3 7.7 13 3 - 8 12.7 30 - 40(ml/kg/min)
t 1/2 β 120 420 20 30 66 3 - 6(min)
MORFINE
Algemeen:- morfine is een opium alkaloid
- opium bevat ook een ander alkaloid: papaverine dat vooral spasmolytisch werkt en als zodanig in de cardiochirurgie gebruikt wordt om spastische coronaire bypasses te dilateren
- veel vormen van pijn kunnen met morfine worden bestreden, maar vooral de diepe, zeurende, niet goed lokaliseerbare pijn vanuit diepere structuren, en speciaal als deze pijn samen gaat met angst en gevoelens van onbehagen
- metabolisme vindt vnl. plaats in de lever - morfine is hydrofiel zodat na systemische toediening
weinig stof penetreert in de hersenen. Daarom is de i.v dosis hoog en de spinale dosis laag
- morfine werkt traag in (piekefect na i.m. toediening na 1 uur) en het werkt langdurig; het is dus voorperoperatieve toediening niet zo geschikt. Oraal toegediend is het minder effectief door een vrij groot ‘first pass’ effect
- morfine werkt ook sedatief
PURE AGONISTEN
Dosering:
- wordt voor inductie en onderhoud niet meer gebruikt
- als premedicatie: 0.1 – 0.15 mg/kg i.m.- postoperatief: 0.1 – 0.15 mg/kg s.c. 4dd
0.25 – 0.5 mg/kg/dag i.v.
2 – 4 mg epiduraal
Bijwerkingen:
- misselijkheid- ademdepressie
- bradycardie, daling RR door vasodilatatie en:
- histaminerelease- jeuk
- obstipatie
- rigiditeit
Andere toepassingen:
- bij asthma cardiale (ter verlichting van de dyspnoe)
PURE AGONISTEN(vervolg morfine)
PURE AGONISTEN(vervolg morfine)
Farmacologische eigenschappen: (zie Tabel dia 17)
- 63% is eiwitgebonden (albumine)
- morfine is hydrofiel → komt dus traag in het CZS- na systemische toediening penetreert weinig stof in
de hersenen → de iv dosis moet hoger zijn- morfine werkt traag in (piekefect na i.m. toediening
na 1 uur); i.v. na 1 – 2 minuten
- het werkt langdurig; voor peroperatieve toediening dus niet zo geschikt; werkingsduur 4 – 5 u
- t ½ β = 2 – 3 uur; korter dan fentanyl, maar door de hydrofiliteit van de stof werkt morfine langer: langzaam opgenomen, langzaam uitgescheiden
- metabolisme 90% in de lever; iets in de longen. 3 –10% onveranderd uitgescheiden in de urine
- sommige metabolieten hebben een actieve werking en worden in het brein opgenomen →slechte correlatie tussen klinisch effect van morfine (bv ademdepressie) ⇔ de plasma concentratie
Cave combinatie met:
- β - blokkers → meer bradycardie
- sedativa → potentiering van het sedatief effect
PURE AGONISTEN(vervolg)
PETHIDINE
Algemeen:
- al heel lang in gebruik (1939)- in equipotente doses heeft pethidine veelal
dezelfde werking als morfine (75 mg ≡ 10 mg morfine); meer lipofiel → penetreert gemakkelijker het brein
- minder sedatie, soms een droge mond en tachycardie (atropine / anticholinerg effect)
- metabolisme in de lever en uitscheiding van metabolieten in de urine
- bij lever- en nierziekten is de klaring vanpethidine verminderd
- absoluut gecontraindiceerd bij het gebruik van MAO remmers (aurorix, parnate en eldepryl). De afbraak van pethidine wordt door MAO remmers verhinderd
- veel gebruikt bij bevallingen. Het passeert wel de placenta en komt ook in de foetus terecht
Dosering:
- bij ons alleen als postoperatieve pijnstiller en bij ‘shivering’
Bijwerkingen:
- cardiodepressie
- in hoge dosering cerebrale excitatie (door de metaboliet norpethidine)
Indicaties:
- zwangerschap
- ‘shivering’ 12.5 mg i.m. of i.v.- bij het anticholinerg syndroom (atropine
intoxicatie)
PURE AGONISTEN(vervolg pethidine)
PURE AGONISTEN(vervolg)
NICOMORFINE (VILAN)
Algemeen:
- lipofiel, lang werkend morfinemimeticum met sneller effect en meer sedatie dan morfine
- het is zelf niet werkzaam; wordt omgezet in 2 componenten waarvan 1 morfine
Dosering:
- PM: 0.1 – 0.15 mg/kg i.m.
- postop: idem
PIRITRAMIDE (DIPIDOLOR)
Algemeen:- minder sedatie dan morfine
- cardiovasculair stabieler
- minder PONV- meestal postoperatief gebruikt
Dosering:- postop: 0.2 – 0.4 mg/kg a 4 – 6 uur
- postop continu: 12 ml (120 mg) in 36 ml gluc 5% ( 2,5 mg/ml), 1 a 2 ml/u
Farmacologische eigenschappen:
- werkingsduur 4 – 6 uur
- 20 mg dipidolor ≡ 15 mg morfine.
PURE AGONISTEN(vervolg)
PURE AGONISTEN(vervolg)
FENTANYL
Algemeen:- synthetisch, kortwerkend morfinemimeticum
(fenylpiperidine – afgeleide van pethidine)- sterker lipofiel dan morfine- minder sedatie- geen histamine release
Dosering:- inductie: 1-2 mcg/kg- onderhoud: 1-2 mcg/kg iedere 20 – 30 minuten- nabeademen: 20 – 50 mcg/kg of zoveel als
nodig- peroperatief continu: 2.4 µg /kg/min ged. 20
minuten, dan 0.3 - 1 µg/kg/min
Eigenschappen:
- 100 x zo potent als morfine- snelle inwerking, korte werkingsduur
- weinig effect op de circulatie, ook niet in hoge doseringen
- eenzelfde ademdepressie als morfine
- ICP verlaging; verminderde O2 consumptie en cerebrale doorbloeding
- bij hoge doses ontstaat spierrigiditeit
Farmacologische eigenschappen:- zeer lipofiel
- relatief langzame eliminatie; t½β is 3 – 4 uur- metabolisatie vooral in de lever- eiwitbinding 84%
PURE AGONISTEN(vervolg fentanyl)
PURE AGONISTEN(vervolg)
ALFENTANIL
Algemeen:- synthetisch morfinemimeticum, korter werkend
dan fentanyl- veel minder sterke werking dan fentanyl
- respiratoire en cardiovasculaire effecten zijn gelijk aan die van fentanyl
- korte werkingsduur → weinig postoperatieve analgesie
- korte werkingsduur → toediening per continu infuus
Farmacologische eigenschappen:
- minder lipofiel dan fentanyl
- meer niet-geioniseerd → snelle inwerking
- kortere halfwaarde tijd dan fentanyl; t½ β = 1.6 uur- metabolisatie vnl in de lever- eiwitbinding 92%
Dosering:
- bolus: 25 – 50 µg/kg
- continu infuus: 0.5 – 2 µg/kg/min
PURE AGONISTEN(vervolg alfentanil)
PURE AGONISTEN(vervolg)
SUFENTANIL
Algemeen:
- synthetisch morfinemimeticum, krachtiger en korter werkend dan fentanyl
- cardiovasculair stabiel, behalve bij cardiaalslechte patienten (maar dan werkt allescardiodepressief)
- geen histamine release
- het geeft ook slaap in hogere doseringen ( > 8 µg/kg)
Dosering:
- inductie: 1 – 1.5 µg/kg
- hoge dosis inductie (cardio): 20 µg/kg. Langzaam i.v.
- onderhoud: 0.1 – 0.2 µg/kg/u (cardio: 0.5 µg/kg/u)
Farmacologische eigenschappen:
- t½ β ligt tussen die van fentanyl en alfentanil in
- sufentanil is zeer lipofiel → snelle werking- er is een sterke eiwitbinding: 92.5% aan α1-
zure glycoproteine
- laag eiwitgehalte → sufentanil werkt langer en heftiger
- metabolisatie vnl in de lever; leverdoorbloeding speelt een rol in de farmacokinetiek
Bijwerkingen:
- spierrigiditeit is extreem, vooral bij hoge doses- verder alle van de andere synthetische
opiaten
PURE AGONISTEN(vervolg sufentanil)
PURE AGONISTEN(vervolg)
REMIFENTANIL
Algemeen:
- synthetisch morfinemimeticum, afgebroken door plasma cholinesterasen → werkt zeer kortdurend
- korte werkingsduur → continue infusie
Farmacologische eigenschappen:
- eiwitbinding is 70%
- t½ β = 3 – 10 minuten- korte inwerkingstijd
Dosering:
- 0.5 – 2 µg/kg/min voorafgegaan door een bolus van 1 µg/kg in 3 minuten
Nadeel:
- snel uitgewerkt na stoppen van het infuus → geen pijnstilling meer → denk aan het op tijd toedienen van een andere postoperatieve pijnstiller
PURE AGONISTEN(vervolg)
TRAMADOL
Algemeen:- phenylpiperidine derivaat (is ook een opioid),
lijkend op codeine- oraal werkt het bijna even snel als i.v. - zou ook op de inhiberende banen in het ruggemerg
werken- minder effect op de ademhaling dan morfine- heeft wel de andere bijwerkingen: misselijkheid,
duizeligheid
Farmacologische eigenschappen:- plasma eiwitbinding is 20%- t½ β = 4 - 6 uur
Bijwerkingen:- niet geven met MAO remmers en bij epilepsie;
carbamazepine verlaagt de plasma concentratie van tramadol
DEXTROMORAMIDE (PALFIUM) en
DEXTROPROPOXYFEEN (DEPRONAL)
- niet veel meer gebruikt
LOPERAMIDE
- werkt vnl gastrointestinaal
- toegepast als antidiarrhoeicum (immodium)
PURE AGONISTEN(vervolg)
METHADON
Algemeen:- heeft gelijke orale en i.v. doseringen- geeft ook respiratoire depressie- tolerantie treedt minder snel op dan met
morfine → gebruikt als afkickmiddel bij verslaving
- de mogelijkheid tot misbruik bestaat wel
Farmacologische eigenschappen:- sterk eiwitgebonden (90%), cumulatie kan
optreden- t½ β = 15 – 20 uur- metabolisme in de lever door cytochroom P-
oxidase
PURE AGONISTEN(vervolg)
PARTIELE AGONISTEN
ALGEMEEN:
- meestal agonisten of partieel agonisten op de κ-receptoren en antagonisten op de µ -receptoren
- vaak ook werking op σ-receptoren, waardoor hallucinaties en dysforie
- ademdepressie geven ze ook, maar minder snel en met een plafond-effect
VOORAL AGONISTISCHE WERKING:
PENTAZOCINE (FORTRAL)- heeft 25 % van de potentie van morfine
- niet zo effectief bij ernstige pijn en ook geen euforie
- tegenwoordig niet meer zo in gebruik
NALBUFINE (NUBAINE):- structuur lijkt op naloxone, een antagonist- gelijk analgetisch effect als morfine, maar met
plafond-effect
- werkt als antagonist bij µ receptoren- het heeft weinig cardiovasculaire bijwerkingen; is
geschikt voor cardiale patienten
PARTIELE AGONISTEN(vervolg)
PARTIELE AGONISTEN(vervolg)
BUPRENORFINE (TEMGESIC), uit de morfinegroep
Algemeen:
- werkzaam vooral bij µ- en beetje bij κ-receptoren
- grote affiniteit voor µ-receptoren → effecten worden niet helemaal door naloxon geantagoneerd
- ernstige ademdepressie antagoneren met doxapram
- werking en bijwerkingen voor het grootste deel hetzelfde als morfine
- weinig cardiovasculaire bijwerkingen
Farmacologische eigenschappen:- zeer lipofiel
- sublinguaal goed opgenomen
- metabolisme in de lever
- t½ β = 3 – 4 uur
- werkingsduur 8 uur (door grote µ affiniteit)
Dosering:
- 0.3 - 0.6 mg langzaam i.v. of i.m
- sublinguaal 1 - 2 tabl. (0.2 mg) per keer, max. 6 tabletten per 24 uur
- werkt beter in combinatie met NSAID- postoperatief (ook met NSAID): titreren tot
pijnvrij
PARTIELE AGONISTEN(vervolg buprenorfine)
BUTORFANOL- agonist / antagonist- nasale spray
- door groot first pass effect niet oraal toe te dienen
VOORAL ANTAGONISTISCHE WERKING:NALORFINE- heeft een sterk dysfore bijwerking, dus weinig
gebruikt
PARTIELE AGONISTEN(vervolg)
ANTAGONISTEN
NALOXON (NARCAN)
Algemeen:- geen agonistische activiteit, alleen antagonistisch
- verjaagt agonisten van hun plaats bij de receptor
- voor behandeling van overdosering en antagoneren van de werking van opioiden
- heeft wel cardiovasculaire bijwerkingen: HT en arrythmie
- antagoneert tevens pijnstilling; ook pijnstilling bereikt met acupunctuur
- in lagere doseringen alleen antagoneren van het effect van opiaten op de ademhaling
- de duur van het antagonisme is 30 – 45 minuten → bij langer werkende opiaten zijn extra doses nodig
Farmacologische eigenschappen:
- t½ β = 2.5 uurDosering:- 0.4 mg i.v, evt herhalen na 2-3 minuten
DOXAPRAM (DOPRAM)
Algemeen:- analepticum, vooral gebruikt bij ademdepressie
postoperatief en door buprenorfine
- werkt op chemoreceptoren in de carotis
- geeft stimulering van het ademhalingscentrum in de medulla
- het antagoneert niet een eventuele aanwezige analgesie
Farmacologische eigenschappen:
- korte werkingsduur: 5 – 12 minuten
Dosering:
- 1 – 1.5 mg/kg
ANTAGONISTEN(vervolg)
WELK ANALGETICUM WANNEER
AKUTE PIJN- is aanwezig bij abdominale ziektes en
operaties, trauma, bij myocardinfarct en bij de baring
Voorkeur:
- morfine (pethidine bij de baring)
- partiele agonisten geven minder analgesie en vaak dysforie
Toediening:
- langzaam i.v.
- ook bij buikproblemen, maar dan in lagere doseringen
PERIOPERATIEF
Premedikatie:- vroeger werden morfine en pethidine veel in de
PM gegeven
- dit kan de benodigde hoeveelheid opioid bij de inductie verminderen
Inductie:- fentanyl, alfentanil, sufentanil en remifentanil
Postoperatief:- morfine en pethidine
- wijze van toediening: i.v, i.m, spinaal, epiduraal, transdermaal, transmucosaal
WELK ANALGETICUM WANNEER(vervolg)
BIJ BEADEMING- morfine, fentanil, sufentanil, alfentanil,
remifentanil
CHRONISCHE PIJN- opioiden oraal, sublinguaal en later supps
en i.v.- meestal morfine in oplopende doseringen
- bij langzaam ophogen van doseringen speelt ademdepressie geen rol; wel obstipatie en misselijkheid, waarvoor andere medicatie moet worden gegeven
WELK ANALGETICUM WANNEER(vervolg)
SPINALE EN EPIDURALE TOEDIENING VAN MORFINEMIMETICA
SPINAAL
- werking waarschijnlijk via µ receptoren gelegen dichtbij C vezels in de achterhoorn en de substantia gelatinosa van het ruggenmerg (plaatje 1. en 2.)
- ook supraspinale effecten, vooral als de stof hydrofiel is
EPIDURAAL- de dosis moet hoger zijn dan de spinale dosis,
want de ‘uptake’ van extraduraal naar CSF is traag, vooral bij een hydrofiele stof
- extraduraal worden opioiden meestal samen met lokaal anesthetica gegeven
→ uitgebreidere pijnstilling→ van beide kan de dosering dan lager
zijn
→ minder bijwerkingen- de effecten van de verschillende opiaten zijn
afhankelijk van hun respectievelijke fysisch chemische eigenschappen
- de dura mater is niet een lipidenmembraan en diffusie van stoffen naar de CSF is afhankelijk van de molecuulgrootte van de stof. De lipofiliteit is ook belangrijk, want deze bepaalt de snelheid van opname uit het extradurale vetweefsel in het veneuze bloed
SPINALE EN EPIDURALE TOEDIENING VAN MORFINEMIMETICA
(vervolg)
SPINALE EN EPIDURALE TOEDIENING VAN MORFINEMIMETICA
(vervolg)
fentanyl epiduraal :- snelle passage door de dura (kleine moleculen)
- snelle opname in het ruggenmerg (lipofiel)- veneuze opname is ook groot (lipofiel)
- het effect van fentanyl epiduraal is dus bijna even snel als van i.v. Bijwerkingen treden dus ook snel op
morfine epiduraal :- minder snel door de dura
- minder opname in het ruggenmerg
- minder opname in het bloed- maar het blijft wel langer in het lichaam aanwezig,
dus later kunnen bijwerkingen allemaal nog wel optreden
- als morfine in CSF zit, zit het er langer, zodat rostraleverspreiding meer optreedt dan bij fentanyl
- van dit verschijnsel kan worden gebruik gemaakt door een lumbale epiduraal te prikken, waarbij ook de thoracale segmenten bereikt worden
Bijwerkingen van opioiden spinaal en epiduraal zijn:
- urine retentie door effecten op parasympatischesacrale banen
- jeuk door toename van C-vezel activiteit en van stimulatie van de vorming van bepaalde eiwitten. Spinale anesthesie geeft meer jeuk dan epidurale
SPINALE EN EPIDURALE TOEDIENING VAN MORFINEMIMETICA
(vervolg)
GEWENNING EN AFHANKELIJKHEID
Gewenning en afhankelijkheid (fysiek en psychisch) zijn karakteristiek voor alle opiaatagonisten
Gewenning en afhankelijkheid ontstaan niet bij opiaat antagonisten en ook niet of nauwelijks bij partiele agonisten/antagonisten
Gewenning :- steeds meer stof is nodig om hetzelfde
pijnstillende effect te bereiken- het ontwikkelt zich in 2 – 3 weken- hogere doseringen → de miotische en
obstiperende werking blijven hetzelfde; het ademdeprimerende effect neemt af
Fysieke afhankelijkheid:
- slechts normaal functioneren van het lichaam bij een hoge concentratie van de stof in het lichaam
- ontwikkelt zich in ± 25 dagen
- bij stoppen van het opiaat ontstaan typischeonttrekkingsverschijnselen
Psychische afhankelijkheid :
- het psychotrope effect van opiaten is onmisbaar geworden
- verdwijnt minder gemakkelijk dan fysieke
GEWENNING EN AFHANKELIJKHEID(vervolg)
Het ontstaansmechanisme van gewenning en afhankelijkheid:
- is niet duidelijk. (Toename van het aantal opiaatreceptoren, met daardoor inhibitie van ACH release?)
- acuut stoppen van opiaten geeft een sterke toename van cyclisch AMP in het brein en toename van de sympatische activiteit
Clonidine, een α2-agonist, remt prikkeloverdracht in het sympatisch systeem en is effectief in het verminderen van ontwenningsverschijnselen
GEWENNING EN AFHANKELIJKHEID(vervolg)
NON OPIOIDEN(Non sterioidal antiinflammatory drugs
NSAID’S)
Algemeen:
- bij milde of gematigde pijn. Niet diepe viscerale pijn. Bv osteoarthritis en rheumatoide arthritis
- meestal is er ook een antiinflammatoire enantipyretische werking
- werking via remming van cyclooxygenase(prostaglandine (PG) synthetase - COX)waardoor minder synthese van PG uitarachidonzuur in de cellen en dus minder afgifte van PG uit de cellen
- veel salicylaten hebben een thrombocyten aggregatoire werking
- de antipyretische werking is via remming van synthese van PG - door T stijging - in de hypothalamus
PG remmers worden onderverdeeld in:
- salicylaten: acetylsalicylzuur, aspirine, diflunisal(dolocid), carbasalaatcalcium (ascal), clopidogrel (plavix)
- azijnzuurderivaten: diclofenac (voltaren),indometacine, sulindac (clinoril)
- oxicamderivaten: meloxicam (movicox)- proprionzuurderivaten: ibuprofen (advil/brufen),
naproxen (naprosyne)- pyrazolonderivaten: fenylbutazon (butazolidine),
propyfenazon (o.a. in saridon)- restgroep:
· rofecoxib (vioxx – COX 2 selectieve remmer)· parecoxib (dynastat) – COX 2 selectieve
remmer)
NON OPIOIDEN(NSAID’S)
(vervolg)
NON OPIOIDEN(NSAID’S)
(vervolg)
• Remming van COX 1 (cyclooxygenase) 1 zou de oorzaak zijn van het ontstaan van de bijwerkingen van bovengenoemde stoffen
• Remming van COX 2 geeft de antiinflammatoireeffecten
Farmacologische eigenschappen:
- plasmaeiwitbinding 80 – 90% (aspirine iets minder)
- sterke ionisatie bij normale pH, dus niet snel in de hersenen opgenomen
Bijwerkingen:
- maagirritatie en ulcus door afname PG synthese dat de zure maagsecretie remt
- verlenging van de bloedingstijd door een effect opthrombocyten (remming van de vorming vanthromboxane, een krachtige plaatjes aggregator)
- CZS stimulatie bij hoge doseringen (hyperventilatie met metabole en respiratoire acidose, oorsuizen, misselijkheid en braken)
- allergische reacties (larynxoedeem, bronchoconstrictie)
ASPIRINE
Algemeen:
- derivaat van salicylzuur- aa,ap,ai,t (aa - analgetisch, ap - antipyretisch, ai -
antiinflammatoir, t - thrombocytenaggregatieremmend
- meest effectief bij lichtere somatische pijn, niet bij diepe viscerale pijn
Farmacologische eigenschappen:- absorptie oraal 80 - 100%
- wordt door de lever en darmmucosa omgezet in salicylzuur
- salicylzuur is zeer sterk eiwitgebonden: 80 – 90%. Aspirine zelf iets minder
- eliminatie door de nier, ook van metabolieten
- t½ β = 15 – 20 min; bij hogere doseringen langer: 2 – 3 uur
Bijwerkingen:
- het geeft verlenging van de bloedingstijd door t- het geeft maagdarm irritatie door remming van PG, dat
de maagzuursecretie remt- bij overdosering geeft het stimulatie van het CZS:T
stijging, verwardheid, verstoring zuur/base evenwicht, oorsuizen
OVERIGE NSAID’S
IBUPROFEN (Advil/Brufen)- vooral ai, minder aa, ap en t
- geeft ook beschadiging van het maagdarm slijmvlies. Combinatie met misoprostol (PG analoog) wordt veel toegepast
- de bloedflow naar de nieren wordt minder, dus niet geven bij nierinsufficientie
- minder bijwerkingen dan naproxen
- alle NSAID’s hebben een effect op de bloedstolling. Daarom niet geven bij bloedverlies of stollingsstoornissen
DICLOFENAC (Voltaren)
- vaak postoperatief gebruikt
- de contraindicaties voor NSAID’s gelden hier ook
PARACETAMOL - vooral aa en ap (hetzelfde als aspirine). Weinig ai.
Geen t
- afgebroken in de lever- overdosering geeft levernecrose
NAPROSYNE (Naproxen)- dezelfde werking als ibuprofen
ROFECOXIB (vioxx)
- COX-2 remmer- toegediend bij osteoarthrose
Bijwerkingen:
- vooral gastrointestinaal- ook op de stolling, zij het minder dan bij aspirine
- In 2004 van de markt gehaald ivm vaker optreden van hartinfarcten en CVA’s
PARECOXIB (Dynastat)- COX-2 remmer
- voor i.v. toediening, postoperatief
MELOXICAM (Movicox)
- vooral COX-2 remmer, ook iets COX-1
OVERIGE NSAID’S(vervolg)
STRUCTUUR VAN ENKELE NSAID’S
TARGET CONTROLLED INFUSION(TCI)
• Totaal intraveneuze anesthesie (TIVA) is een techniek waarbij alle middelen - hypnotica, analgetica en spierverslappers - i.v. gegeven worden
• Vele middelen kunnen op grond van hunfarmacokinetische eigenschappen het best via continue infusie gegeven worden
• Op deze manier wordt van elk middel de optimale dosis gegeven zodat ook de minste bijwerkingen ontstaan en alles ook weer snel uitgewerkt is
• Hiervoor is het noodzakelijk dat de preciezefarmacokinetische gegevens van alle toe te dienen middelen bekend zijn en ook welke factoren de werking beinvloeden
• Er is veel interindividuele variabiliteit in het metabolisme en de uitscheiding van anesthetica, hetgeen berekeningen moeilijk maakt.
• “Awareness” kan een probleem zijn bij TIVA
TARGET CONTROLLED INFUSION(TCI)
(vervolg)
• Computergestuurde farmacokinetische modellen worden tegenwoordig toegepast voor TIVA. Van een aantal stoffen zijn de farmacokinetischeparameters ingevoerd en dan hoeven alleen leeftijd, gewicht, geslacht en dergelijke door de gebruiker te worden ingevoerd in de pomp om de juiste infusie snelheid in te stellen. Dit is “target controlled infusion” (TCI), een systeem dat adequate plasmaspiegels (target) - bij alle chirurgische situaties de goede concentratie -van bv propofol kan handhaven en ook vanpropofol en bv alfentanil samen
• De farmacokinetische gegevens en de kennis over de benodigde plasmaspiegels bij verschillende chirurgische stadia zijn afkomstig uit een groot aantal onderzoeken die in de afgelopen jaren zijn verricht. Bij de anesthesie hoeft alleen steeds de benodigde plasma concentratie opnieuw te worden ingevoerd en dan berekent het systeem de benodigde infusiesnelheid en past deze aan