G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf ·...

23
G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T Nr. 3, oktober 2012 Vereniging van Oud-Leerlingen van het Christelijk Lyceum te Bandoeng Indien onbestelbaar s.v.p. retourneren naar: Mw. T. Holleman-Bangert Merelhof 42 2251 DD Voorschoten Nederland

Transcript of G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf ·...

Page 1: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T

Nr. 3, oktober 2012

Vereniging van Oud-Leerlingen van het Christelijk Lyceum te Bandoeng

Indien onbestelbaar s.v.p. retourneren naar: Mw. T. Holleman-Bangert Merelhof 42 2251 DD Voorschoten Nederland

Page 2: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

VOORWOORD................................ ................................ ................................ ................................ .........1 MEDEDELINGEN VAN HET BESTUUR................................ ................................ ................................ ...1

Vedo-archief................................ ................................ ................................ ................................ ....1 Van de redactie ................................ ................................ ................................ ............................... 1 Van de penningmeester ................................ ................................ ................................ .................. 1

INGEZONDEN MEDEDELINGEN ................................ ................................ ................................ ............2 Oproep KITLV ................................ ................................ ................................ ................................ .2

IN MEMORIAM................................ ................................ ................................ ................................ .........2 HERDENKINGSBIJEENKOMSTEN op 14 en 15 augustus 2012 in Den Haag ................................ ........3

Herdenking op 14 augustus in de Tweede Kamer der Staten-Generaal ................................ ..........3 Toespraak van mevrouw G. Verbeet, voorzitter van de Tweede Kamer ................................ ..........4 Herdenking op 15 augustus in het World Trade Forum en bij het Indisch Monument ...................... 5 Toespraak van mr. J.K. Wiebenga, voorzitter van de Stichting Herdenking 15 augustus 1945........5 Voordracht van Willem Plink................................ ................................ ................................ ............7 “Een land met gesloten deuren”, voordracht van de heer W. Willems................................ .............. 9 Voordracht van Fréderique Spigt................................ ................................ ................................ ...11 “Gescheiden van je moeder”, voordracht van Tony Staal ................................ .............................. 12 Herdenking op 15 augustus bij de erevelden van Kanchanaburi en Chung Kai ............................. 13 Toespraak van de heer Joan Boer, ambassadeur van Nederland in Thailand ............................... 14

DO WE KNOW THE CELEBRITIES AMONG US? ( 2 )................................ ................................ ..........15 A LIFE IN SCIENCE − PETER W. GOUT, PH.D ................................ ................................ .................... 15 VERSLAGEN REÜNIES ZUSTERVERENIGINGEN................................ ................................ ............... 17

Advendo-reünie op 21 april 2012................................ ................................ ................................ ...17 CAS-Reünie op 19 mei 2012................................ ................................ ................................ .........17 Reünie CMS-Salemba op 26 mei 2012 ................................ ................................ ......................... 18 KRIS-reünie op 1 september 2012 ................................ ................................ ................................ 19

ALGEMENE GEGEVENS ................................ ................................ ................................ ...................... 21 Bestuur en Redactie................................ ................................ ................................ ...................... 21 Lidmaatschap................................ ................................ ................................ ................................ 21 Specificatie van uw betaling ................................ ................................ ................................ ..........21

Verzoeke kopij voor de volgende uitgave vóór 15 december 2012 te zenden naar de redactie.

N.B. De redactie is niet verantwoordelijk voor inhoud, stijl en spelling van ingezonden stukken. Contro-leer dus zelf uw documenten vóór inzending!

Adreswijzigingen en berichten van overlijden gelieve u te zenden naar de secretaris. Adressen van bestuursleden en redactie vindt u op het achterblad.

Let op de adreslabel: daar staan uw lidnummer en eventueel nog te betalen contributie. Staat daar geen bedrag, dan heeft u uw contributie t/m dit jaar al betaald.

Specificeer uw betaling als aangegeven op het achterblad. Ongespecificeerde extra betalingen boven de verschuldigde contributie worden geboekt als éénmalige donatie.

Page 3: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

1

VOORWOORD Als deze G&KD verschijnt, hebben we een aantal sportieve hoogtepunten achter de rug: het EK voet-bal, de Tour de France, Wimbledon en de Olympische Spelen. Gelukkig was het over het algemeen geen echt zomerweer, dus was het voor mij geen straf om de dagen voor de tv door te brengen, immers ik ben een sportfanaat. De drie eerste sportevenementen verliepen - zacht uitgedrukt - niet echt succesvol voor Nederland; op de Olympische spelen daarentegen konden de Nederlanders vele medailles mee naar huis nemen. Op het moment dat ik dit voorwoord schrijf, zijn de Spelen nog niet afgelopen, dus het eindresultaat is mij nog niet bekend.

Wij Vedoanen zijn inmiddels op een zodanige leeftijd gekomen dat actieve sportbeoefening zich waar-schijnlijk alleen beperkt tot tennis, golf, fitness, biljarten, jeu de boules, bridge en klaverjassen. Toch is het zaak om - voor zover mogelijk - in beweging te blijven. De volgende VEDO-reünie is pas op 13 september 2013, dus over een jaar. Ik hoop dan weer vele oud-Vedoanen in - naar omstandigheden - goede gezondheid te kunnen begroeten.

Walter Burger

MEDEDELINGEN VAN HET BESTUUR Vedo-archief Het Vedo-archief was bij mij opgeslagen. Na onze verhuizing lag dat enigszins in de weg en wilde ik het kwijt.

Enige tijd geleden bracht ik een bezoek aan het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) te Leiden om wat privé documenten aan hen te geven. Bij die gelegenheid vernam ik van de archivaris de heer N. van Horn, dat het (opgeheven) Indisch Wetenschappelijk Instituut (IWI) wat het aan archiefstukken van Vedo bezat aan het KITLV heeft overgedragen. De heer van Horn zag heel graag dat alles wat ik nog aan Vedo-archief bezat ook aan het KITLV zou worden geschonken.

In onderling overleg heeft het bestuur daarom besloten het Vedo-archief aan het KITLV over te dragen en op 30 mei hebben Eric en ik het naar de heer van Horn gebracht. Na ordening en catalogisering zal het te allen tijde bij het KITLV zijn in te zien.

Tineke Holleman-Bangert

Van de redactie In verband met de opmaak van dit blad kan deel 2 van “Indië Jeugdervaringen” vanTherry Heijne niet meer in dit blad worden opgenomen, maar zal het in G&KD nr. 1, 2013 worden geplaatst. Van de penningmeester Zoals u in de vorige G&KD heeft kunnen lezen, zijn de reünies van VEDO verplaatst naar de tweede zaterdag in september, vanaf 2013. Het boekjaar blijft lopen van 1 januari tot 31 december. Dat houdt in dat u per 1 januari contributie verschuldigd bent voor het nieuwe jaar. Dat bedrag + eventuele ach-terstand zal vermeld worden op de adressticker. Als u méér dan dat bedrag betaalt, zal dat meerdere als eenmalige donatie worden geboekt, maar het is duidelijker als u een donatie expliciet aangeeft met een “D” (zie achterblad). Ook stellen we het op prijs dat u bij betalingen uw lidnummer vermeldt, dat u ook kunt vinden op de adressticker.

Vanaf 2013 is de basiscontributie verlaagd van € 5 naar € 4. Dit is het bedrag dat u betaalt als uw partner al contributie betaalt of als u G&KD per e-mail ontvangt. Voor het ontvangen van G&KD per post betaalt u een toeslag: € 6 in Nederland, € 8 in Europa en € 9 buiten Europa. Zie ook het ach-terblad van deze krant.

Er zijn nog 61 leden die hun contributie voor 2012 niet hebben betaald. 7 daarvan hebben we van de ledenlijst afgevoerd, omdat ze al 2 jaar achterstand hadden. Kijk nauwkeurig naar uw adressticker. Als u een “debet”-bedrag ziet op uw adressticker, dan bent u één van de overige leden met een achter-stand.

Eric Holleman

Page 4: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

2

INGEZONDEN MEDEDELINGEN Oproep KITLV Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde is al sinds 1851 actief verzamelaar van archieven, foto’s, documenten, handschriften, boeken, tijdschriften, correspondentie, beeld- en geluidsmateriaal over Indië, Indonesië en de voormalige kolonies in de West.

Regelmatig komt het - helaas - voor dat mensen spullen weggooien uit Indië ‘omdat de kinderen er geen belang aan hechten’, of omdat ze zelf denken dat ‘het materiaal niet meer interessant is’. En dat is nou juist wel het geval!

Ik wil u hierbij oproepen om eens te denken aan het KITLV. We nemen graag uw documenten in, ver-pakken alles zuurvrij, bewaren ze in airconditioned ruimtes, en beschrijven en catalogiseren deze nauwkeurig.

Onze goed-uitgeruste studiezaal biedt ruimte aan onderzoekers en particulieren, en onze website www.kitlv.nl met zijn enorme catalogus aan gedrukte en geschreven stukken, boeken, en beeldmate-riaal is internationaal bekend.

Nog onlangs kregen we een mooie schenking in de vorm van het VEDO-archief. Als ik u nu vertel, dat we intussen ook het archief van de scholen van Pa van der Steur in bezit hebben, van de reünisten-vereniging van de HBS Semarang en tal van particuliere correspondentie, wat let u dan? Wij komen het eventueel thuis bij u ophalen. U kunt ervan verzekerd zijn dat we heel zorgvuldig en juist met uw kostbare materiaal omgaan.

Voor verdere inlichtingen: [email protected], of via Archief KITLV, Postbus 9515, 2300 RA Leiden Tel.nr.: 071-5272468, of 071-5272464.

Drs. Nico van Horn, archivaris KITLV

IN MEMORIAM In de afgelopen periode vernamen wij dat de volgende ex-lyceïsten zijn overledenen: ··

Overleden Djim Tio 13-09-2011 Ria Heemskerk 01-11 “ Bep Fleischer-v.d. Hoeven 04-05-2012 Myrna Fuchs-Juch 05-06 “ Carli Mutter-de Neve 19-06 “ Carli overleed op 93-jarige leeftijd; zij was een van

onze oudste en trouwste leden. Gonnie Matthijs-Frankfort 27-06 “ Rob Pronk 06-07 “ Nico Soesman 12-07 “ Wij hebben alweer een goede vriend verloren …. !

Op 18 juli hebben wij in het crematorium te Zoetermeer verdrietig afscheid moeten nemen van Nico Soesman. Er zullen niet veel meer zijn die hem gekend hebben zoals hij er uit zag in zijn Lyceumperiode, maar bij de klas- en jaargenoten die dit lezen, komt hierbij de herinnering aan toen vast weer bo-ven. Een markante foto, een markant persoon.

Een veel grotere versie van nevenstaande portretfoto stond bij de kist tijdens de crematieplechtigheid. Men kan zich afvragen waarom er geen recentere werd gekozen. Ik denk dat de nabestaanden zo’n foto niet hebben kunnen vinden en dat is tekenend voor Nico. Want, zo belangstellend als hij was naar het wel en wee van anderen, als het hem zelf betrof, was hij zo gesloten als een oester en terughoudend als het maar zijn kan, dus daar horen ook geen foto’s van je zelf bij.

Nico Soesman 1947

Page 5: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

3

Over zijn levensloop kan ik daarom niet veel vertellen. Hij is geboren in Magelang op 27 juni 1927 en dus net 85 jaar geworden. Van de periode waarin hij opgroeide weet ik eigenlijk niets. Ik weet wel dat hij na de capitulatie van Japan, een kleine twee jaar de gastvrijheid heeft mogen genieten van de TNI in hun kampen in Midden- en/of Oost-Java. Eenmaal gearriveerd in Bandoeng, heeft hij zich, hoewel veel ouder dan zijn klasgenoten, volledig gestort op het schoolleven bij het Christelijk Lyceum. Hij was dan ook een Vedoaan in hart en nieren, wat mede blijkt uit zijn bestuurslidmaatschap in het schooljaar ‘49/’50, waar hij zich als feestcommissaris zeer verdienstelijk heeft gemaakt.

Na het Lyceum verlaten te hebben heeft hij, tot alle Nederlanders uit Indonesië moesten verdwijnen, daar voor een grote handelsfirma gewerkt. In den Haag heeft hij een job kunnen vinden bij het Minis-terie van Buitenlandse Zaken. Na een archivaris opleiding heeft hij als ambassadearchivaris tot zijn pensionering verschillende posten gehad in het buitenland, zowel binnen als buiten Europa.

Ik merkte het reeds op, een markant persoon. Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als vrouwen, waar hij bijzonder charmant voor kon zijn. Hij was ook een uitstekend gastheer en velen zullen de beste herin-neringen hebben aan zijn gastvrijheid. Maar hij had ook een zwart-wit instelling. Hij mocht iemand of hij mocht hem niet, de rijsttafel was goed of hij was slecht, een hotelbed was goed of je deed er geen oog op dicht. Veel ruimte voor nuancering kende hij niet. Zijn voorkomen was altijd gesoigneerd en hij ging altijd tiptop gekleed, of het nu in het pak was of in vrijetijds kleding. Gevoel voor decorum was hem dan ook niet vreemd. Zijn gevoel voor humor was soms moeilijk te doorgronden, maar nooit kwetsend en als je er aan gewend was, zeer te appreciëren.

Wat ikzelf altijd het meest in hem gewaardeerd heb, was zijn loyaliteit, integriteit en vasthoudendheid. De laatste jaren gekweld door Parkinson, bleef hij overal aan meedoen ook al kostte het hem een enorme inspanning. Hij was er dus ook, bij de laatste reünie!

Ik zal hem vaak heel erg missen en ik denk velen met mij.

Herman Geul

HERDENKINGSBIJEENKOMSTEN op 14 en 15 augustus 2012 in Den Haag Na de verslagen van de bijeenkomsten staan de redevoeringen die op die dagen zijn gehouden. Aangezien de toespraken van de heer Wiebenga op 14 en 15 augustus bijna hetzelfde zijn, heeft de redactie besloten alleen die van 15 augustus op te nemen. U kunt de letterlijke teksten nalezen op www.indieherdenking.nl

Herdenking op 14 augustus in de Tweede Kamer der Staten-Generaal Op dinsdag 14 augustus was ik namens Vedo aanwezig bij de herdenking van de oorlogsslachtoffers in Zuidoost Azië bij de Indische Plaquette in het gebouw van de Tweede Kamer.

Voorafgaand aan de eigenlijke herdenking overhandigde de heer van Wagtendonk (voorzitter Stich-ting Japanse Ereschulden, JES) de eerste exemplaren van een “Papieren Herdenkingsmonument” aan de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer, de heer F. de Graaf en mevrouw G. Verbeet, aan de heer J.K. Wiebenga, voorzitter van de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 en de samensteller van het Papieren Herdenkings Monument, de heer de Leeuw. Het Papieren Herdenkingsmonument bevat aanvullingen, wijzigingen en nieuwe opgaven van gevallen en is in opdracht van de JES gemaakt.

Vervolgens begaf men zich naar de hal van de Tweede Kamer. Deze was veel te klein voor de vele genodigden en het was er dan ook behoorlijk warm. Na het luiden van de bel en het omslaan van een bladzijde uit het “Boek der Gevallenen” door de kamerbewaarder, hield de heer Wiebenga een korte toespraak, gevolgd door een toespraak van mevrouw Verbeet. Zij memoreerde dat zij deze toespraak voor de zesde en tevens laatste keer hield, waarbij zij het toch even te kwaad kreeg en moeite had haar tranen te onderdrukken.

Page 6: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

4

Vervolgens legden heer de Graaf, mevrouw Verbeet en de heer Wiebenga een krans bij de Indische Plaquette, waarna de genodigden langs de plaquette defileerden.

Tot slot konden de aanwezigen in de ontvangstzaal hun dorst lessen en nog wat napraten. Voor de belangstellenden gaf de heer van Meurs weer een rondleiding door het gebouw van de Tweede Kamer.

Tineke Hollleman Toespraak van mevrouw G. Verbeet, voorzitter van de Tweede Kamer

Dames en Heren, Hartelijk welkom in het gebouw van de Tweede Kamer. Op deze plaats herdenken wij ieder jaar, aan de voor-avond van de Bevrijdingsdag, de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945. Wij doen dat bij de Indische herdenkingsplaquette, die sinds 1985 in deze hal ligt. Maar in deze zelfde hal ligt ook de Erelijst van Gevallenen, het boek met de namen van 18.000 mensen die in de Tweede Wereldoorlog als militair of als verzetsstrijder voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn gevallen. Daar-onder ook de namen van omgekomen Militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en leden van het Indisch verzet. Het boek ligt hier sinds 1960. Toen dachten we, 15 jaar na het einde van de oorlog, dat we de namen van alle gevallenen wel kenden. In mooie gekalligrafeerde letters werden zij, naam na naam, geboekstaafd. Het boek werd daarmee als het ware gesloten. Nu weten we, dat het heel lang kan duren voordat je de boeken over een oorlog kunt sluiten - áls je het al ooit kunt. Jaren na dato worden nog graven gevonden. Jaren na dato worden lichamelijke resten nog geïdenti-ficeerd. En jaren na dato zijn er ook steeds opnieuw mensen die op zoek gaan. Die zich moeite getroosten om álle namen te vinden en vast te leggen van hen die zijn gevallen.

Vandaag was wat dat betreft weer een belangrijke dag. Vanochtend kregen de voorzitter van de Eerste Kamer en ik het Papieren Herdenkingsmonument aangeboden van de gevallenen in Azië 1941/1945. Een boek met de namen van elfduizend vijfhonderd mannen, vrouwen en kinderen die in Nederlands Indië vielen als gevolg van de Japanse bezetting. Het boek is een voorbeeld van de grote inzet die betrokkenen ten toon kunnen spreiden in hun verlangen het verleden goed en betrouwbaar vast te leggen. Zij gingen op zoek naar wat er werkelijk is gebeurd met hun va-der, hun grootmoeder, hun broer. Ze groeven in archieven, bezochten historische plaatsen, ondervroegen de lo-kale bevolking. Ze zochten fondsen, regelden bijeenkomsten, ondersteunden lotgenoten. Ze vertoonden een in-zet die mij in de afgelopen jaren als Kamervoorzitter met bewondering en eerbied heeft vervuld.

Een van die mensen is vandaag mijn gast. Jan van Wagtendonk, onvermoeibaar voorzitter van de Stichting Ja-panse Ereschulden. Ik heb de afgelopen jaren veel met hem samengewerkt en ik ben erg blij dat hij hier van-daag is. Het papieren Herdenkingsmonument heb ik vanochtend uit zijn handen mogen ontvangen. Ook voor hem persoonlijk is het papieren monument een bijzonder document. Want tussen al die elfduizend vijfhonderd namen staan ook die van zijn vader en zijn grootvader. Antonius Henricus Held, geboren 25 oktober 1884 in Amsterdam. Vermoord in een djatibos, Tasman 23 mei 1943. Willem van Wagtendonk, geboren 7 maart 1908 in IJsselmonde. Vermoord op de golfbaan van Lengkong, 3 juli 1943.

Planters waren ze, Anton en Willem. De plantage bij Djember op midden Java leverde sterke rubber en goede koffie. Dit is het beeld dat Jan van zijn vader heeft. Zodra het licht werd, stapte Willem op zijn fiets voor een in-spectie van ‘de tuin’, zoals hij de plantage noemde. Soms mocht Jan mee, op de bagagedrager. Het was een prachtige tijd. Maar toen Jan vijf jaar was, werd alles anders. De Japanners bezetten het land. Grootvader Anton werd geïnterneerd in kamp Kesilir. Begin 1943 werd hij daar, samen met zo´n veertig ande-ren, beschuldigd van spionage en voorbereidingen tot hulp aan de geallieerden. Allen werden geëxecuteerd. Kort daarna werd vader Willem, samen met vijf andere Hollandse planters, opgepakt op dezelfde verdenking: hulp aan de geallieerden. Ook zij werden allen geëxecuteerd. Jan kwam, samen met zijn moeder en broertje Arnout, in een vrouwenkamp terecht. Zijn broertje heeft het kamp niet overleefd.

Voor Jan van Wagtendonk geldt wat voor velen heeft gegolden: het raam dat uitkijkt op het verleden ging pas open, toen de afstand in de tijd groot genoeg was geworden. Toen de scherpste emoties wat verzacht waren. Toen hij durfde te kijken. Sindsdien zet hij zich met onvermoeibare inzet in voor de Indische gemeenschap. Om hun stem te laten horen, die zo lang te zacht heeft geklonken. En om hen het respect te geven dat zij zo lang hebben moeten ontberen. Bij de Nederlanders, maar ook bij de voormalige agressor. Met overtuiging en vasthoudendheid blijft hij Japan aanspreken op het leed dat de bevolking van voormalig Nederlands-Indië is aangedaan. Jan van Wagtendonk doet dat niet voor zichzelf. Hij doet het voor grootvader Anton, voor vader Willem en voor zijn broertje Arnout. Zoals hij het ook voor hen deed, toen hij het initiatief nam tot het boek met namen. Zodat we weten, wie de mensen waren. Hoe ze heetten, waar ze geboren zijn, waar ze zijn gestorven.

Page 7: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

5

Vroeger kenden we de herdenkingsbijeenkomsten bij het graf van de onbekende soldaat. Maar dat is niet meer van deze tijd. Door moderne technieken is het gemakkelijker geworden om te bepalen wie die jongen was wiens stoffelijke resten in de aarde lagen verborgen. En we hebben er misschien ook meer behoefte aan om hun na-men te weten en vast te leggen.

Daarom is het werk van Jan van Wagtendonk en van velen met hem zo belangrijk. De erelijst der gevallenen zoals die hier ligt wordt daarmee meer een symbool dan een werkelijk overzicht. Maar juist als het om herden-ken gaat, hebben ook symbolen grote waarde.

Voor mij is het de laatste keer dat ik u vanaf deze plaats toespreek. Ik heb het zes keer mogen doen. Voor mij was deze herdenking steeds een van de belangrijkste momenten van het jaar. Omdat ik mij met u allen zo sterk verbonden voel. U behoort tot de mensen die zich ten diepste bewust zijn van de waarde van het leven in vrij-heid, in een democratie en rechtstaat. U behoort tot de mensen die weten, dat dat allemaal niet vanzelf spreekt. Dat is, denk ik, de reden dat deze bijeenkomsten die vaak een ernstige ondertoon hebben, mij toch vooral hoop geven en inspireren. Daarom spreek ik de wens uit, dat u allen ook volgend jaar weer op deze plaats bij elkaar zult zijn. Herdenking op 15 augustus in het World Trade Forum en bij het Indisch Monument Nadat alle genodigden en belangstellenden in de zaal hadden plaats genomen, heette mevrouw Jansen ons namens de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 welkom. Daarna nam de voorzitter van de Stichting, de heer J.K. Wiebenga, het woord. In het kort vertelde hij iets over de sprekers en hield vervolgens zijn toespraak. Na hem vertelde de heer W. Plink over zijn naoorlogse ervaringen in een kinderopvangkamp in Australië. Bij zijn rede toonde hij foto’s, waardoor zijn verhaal meer zeggingskracht kreeg.

Toen kwam het eerste muzikale intermezzo van zangeres Julya Lo’ko, begeleid door Arnold van Don-gen, gitarist. Waarom de keuze op dit duo is gevallen, is voor ons een groot raadsel. De zang vonden wij niet mooi. Slechts één lied was enigszins het klappen waard, maar vooral het laatste lied, gezon-gen aan het eind van de bijeenkomst in het WTF, vonden wij afgrijslijk. Soms vroeg je je af wat het gitaarspel met de zang te maken had. Wij waren niet de enigen die niet klapten.

De laatste spreker was prof. Dr. W. Willems die over Tjalie Robinson sprak. Daarna werd men ver-zocht zich naar het Indisch Monument te begeven voor het tweede deel van de herdenking.

Deze begon met het luiden van de Indische Klok. Daarna volgden de vaste onderdelen, afgewisseld door de voordrachten en muziek. Naast zang en muziek verzorgd door het Residentie Bachensemble, was het Fanfarekorps van de Koninklijke Landmacht te horen. Fréderique Spigt en Tonny Staal, leer-ling van het Vrijzinnig Christelijk Lyceum, hielden een rede. Vooral de laatste vonden wij goed. Tot slot was er het defilé door alle aanwezigen langs het Indisch Monument.

Namens Vedo woonden Eric en ik deze herdenkingen bij. Tineke Holleman

Toespraak van mr. J.K. Wiebenga, voorzitter van de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 in het World Forum, Den Haag Dames en heren, Net als vorig jaar wil ik eerst welkom heten allen, die de oorlog in Indië en het verre oosten zelf hebben meege-maakt in de kampen, buiten de kampen, als krijgsgevangenen in Siam/Birma/Japan, op zee en in vele andere plaatsen. Zij, die de geur van Indië nog hebben gekend. Natuurlijk heet ik meteen hierna graag bijzonder welkom enkele bijzondere genodigden bij deze dag. En vervolgens alle anderen, die intens meeleven, die de verhalen van hun ouders of familieleden of anderen hebben gehoord en de gevolgen daarvan hebben meegemaakt. Ik denk daarbij ook aan de kleinkinderen, die in steeds groteren getale met hun grootouders en anderen meegaan. Het is ook daarom dat vanmiddag de krans namens de Indische gemeenschap zal worden gelegd door drie generaties, te weten thans Familie Sarens. In dit jaar – 2012 – gaan onze gedachten eerst uit naar 1942, 70 jaar geleden. In het begin van dat jaar begon de Japanse aanval op Indië. Onlangs werd hier vlakbij in de Kloosterkerk de slag bij de Javazee herdacht (februari 1942), daarna gevolgd door de capitulatie van Indië op 8 maart van dat jaar. Zeventig jaar geleden betekent dat steeds minder mensen de oorlog hier en in Indië zelf hebben meegemaakt. Dat steeds minder mensen ooggetuigen waren van wat daar in de jaren "42 – ’45 is gebeurd. Dat steeds minder mensen zelf heb-ben gezien hoe hun lotgenoten zijn gesneuveld in de strijd met Japan, verdronken tijdens de Japanse zeetrans-porten, gestorven aan honger en ziekten in de talrijke kampen, of door uitputting als dwangarbeiders bij de aan-leg van de junglespoorlijnen in Birma en op Sumatra. Die zelf hebben moeten toezien hoe anderen zijn ver-moord met bajonetten, bamboesperen, door vuurpelotons of zijn onthoofd met een samoeraizwaard.

Page 8: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

6

Wij herdenken om onze ereschuld naar de oorlogsgetroffenen in te lossen. Maar het is goed om – nu er steeds minder ooggetuigen zijn en juist steeds meer kinderen en kleinkinderen van de oorlogsgeneratie - ons nog eens te bezinnen over de wijze van herdenken. Wie herdenken wij? Hoe herdenken wij? Waar herdenken wij? Waar-om herdenken wij? Voorgeschiedenis

Laat ik beginnen met eerst nog eens kort weer te geven hoe het jaarlijks herdenken op 15 augustus tot stand gekomen is.

Pas op 15 augustus 1970 −25 jaar na de capitulatie van Japan − vond de eerste nationale herdenking plaats, hier in het Congresgebouw in aanwezigheid van onder meer Koningin Juliana, prinses Beatrix en jhr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, de laatste gouverneur-generaal van Ned. Indië. Onder u allen zullen zich vast deel-nemers aan die grote herdenking bevinden. Daarna werd het een tijdje stil. Tot 1980. In dat jaar is de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 opgericht, door een groot aantal Indische organisaties. Vervolgens zijn zo nu en dan hier en daar in het land enkele nationale herdenkingen gehouden. Dan wordt in 1986 door een aantal prominente Nederlanders, waaronder de toenmalige burgemeester van Amsterdam Samkalden, de stichting Indisch Monument opgericht. Samkalden was in Indië bestuursambtenaar geweest en in verschillende Japanse kampen gevangen gezet. Op 15 augustus 1988 werd het huidige Indisch Monument −hier in Den Haag bij het Westbroekpark − door Koningin Beatrix onthuld. Het monument kreeg als devies: "De geest overwint". Daarmee had de Indische gemeenschap, u en ik, eindelijk een eigen nationaal monument. Samkalden stelde in zijn rede dat het monument er was voor drie groepen: "de mensen die het uiterste gaven, de mensen die verder konden èn de mensen die er niet bij waren". De eerste groep wordt geëerd, de tweede heeft iets om bij stil te staan en de derde groep − zij die er niet bij waren − kan er lering uit trekken. Herdenken in de toekomst

Zo is de herdenking op 15 augustus tot stand gekomen. Dit is waar wij vandaag staan. Maar hoe gaan wij de toekomst tegemoet, nu er steeds minder ooggetuigen bij de herdenking zullen zijn? 85 % van de Nederlanders is na de oorlog geboren. Er is veel debat in de samenleving over de wijze van herdenken in de toekomst. In dit voorjaar heeft zelfs de rechter zich ermee bemoeid, door de burgemeester van de gemeente Bronckhorst te ver-bieden op 4 mei langs de Duitse oorlogsgraven te lopen. Dat debat Is begrijpelijk: Herdenken heeft te maken met onze identiteit/onze eigenheid; wie zijn wij? Hoe zijn wij tezamen geworden wie wij zijn?

− Om te beginnen is er onverminderd een groot draagvlak bij de bevolking om de Tweede Wereldoorlog te blij-ven gedenken, met inbegrip van het einde daarvan voor ons Koninkrijk op 15 augustus 1945, voeg ik daaraan toe. Dat geldt ook voor de jongeren: uit onderzoek blijkt dat meer dan 80% van hen zich betrokken voelt bij her-denken. Ik kan het nog wel wat anders zeggen; wat velen van ons, zoals wij hier vandaag bijeen zijn, hebben er-varen: de kleinkinderen willen er alles van weten. Er is bij de jeugd een grote wil om te herinneren, maar het moet ze wel aangereikt worden. Dat kan door in het onderwijs blijvend aandacht te schenken aan de Tweede Wereldoorlog, zoals die zich hier en overzee voltrok.

− De Stichting Herdenking heeft als doel het organiseren van een waardige herdenking op de 15e augustus van elk jaar, zijnde de dag waarop in 1945 in Zuidoost Azië, ook voor het Koninkrijk der Nederlanden, een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog, zo staat het in de statuten. Het Indisch monument staat er natuurlijk aller-eerst voor allen die deze gebeurtenissen hebben meegemaakt. Maar ook de naoorlogse generaties willen wij daarbij betrekken. Wij voelen ons daarbij gesterkt door de regering, die in een brief aan de Tweede Kamer van 25 januari 2012 onder woorden bracht dat herdenken is, het "als Nederlandse samenleving stilstaan bij de slachtoffers en de overledenen; om te rouwen over verloren gegane verwanten en bekenden; en om de kleine en grote verhalen door te geven aan de volgende generaties".

In het maatschappelijke debat over de wijze van herdenken vroeg iemand zich af: "mag het weer over de oorlog zelf gaan?" Wij denken dat dat door velen ook zo wordt aangevoeld. Daarom gaat de herdenking vanmiddag, zoals altijd, over de oorlog - in het bijzonder de oorlog in Zuidoost Azië, voor ons Koninkrijk begonnen ruim 70 jaar geleden en geëindigd op 15 augustus 1945. Bij het ochtendprogramma, zoals altijd hier in het World Forum, beperken wij ons niet zo strikt tot de periode van de oorlog. Dat blijkt nu ook uit het thema van vandaag: vertrek uit Indië. Want daarvan was pas sprake na 15 augustus 1945; soms zelfs vele jaren daarna.

Na het einde van de oorlog was het, zoals bekend, in het voormalige Nederlands-Indië in bijna alle opzichten nog een chaos. Land en bevolking hadden immense schade geleden. Het gezag was verre van hersteld. Vele mensen moesten in die jaren − vaak noodgedwongen − vertrekken. Met achterlating van have en goed, voor zover dat er nog was. En met medeneming van hun verdriet.

Page 9: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

7

Vertrek? Ja, vaak was helemaal geen sprake van terugkeer. Van degenen die Indië verlieten waren immers velen nog nooit in Europa of Nederland geweest. Voor hen was Nederland het vaderland, maar Nederlands-Indië het land waar zij geboren en getogen waren. Voor anderen was het wel een terugkeer naar het land waar zij vandaan kwamen. Maar voor allen betrof het een vertrek naar een land dat niet meer het Nederland van voor de oorlog was. Naar een land, dat zelf geruïneerd was. De opvang? Kil en bureaucratisch, erkende de regering, pas vele jaren later. Maar die woorden geven niet weer wat er in de harten en de levens van hen die hier aankwamen is gebeurd. Luistert u bijvoorbeeld naar de ervaringen van de familie Hoyer bij aankomst in Nederland in 1955, zo mooi be-schreven in het boek Asta’s ogen (de levenskracht van een Indische familie – door Eveline Stoel): "Eens in de twee weken kwam er een vrijwilligster op bezoek, die de nieuwkomers moest omvormen tot mede-burgers. Zo kregen ze les in ramen zemen, budgetteren en aardappels schillen". Bij het eerste kerkbezoek werd gevraagd waarom mevrouw Asta Hoyer en haar dochter Hedy geen hoed op hadden. "Omdat die niet in ons kledingpakket zat", antwoordde Asta eerlijk. Het is duidelijk, zij en zovele ande-ren stonden er alleen voor. Over dat vertrek uit Indië na 1945 gaat het op deze bijeenkomst. Ik wens u een zinvolle herdenking toe.

Voordracht van Willem Plink in het World Forum, Den Haag

PINJARRA, EEN PARADIJS NÀ TJIDENG

Dames en heren, Het kenmerkende van herdenkingen is het memoreren van de afschuwelijke toestanden waarmee wij als ex-gevangenen van de vijand werden geconfronteerd. En dan wordt mij gevraagd om na de voorgaande spreker u in een kort tijd wat te vertellen over een bijzonder aspect van de repatriëring via Australië in 1945-1946. Min of meer een lichtpuntje. En in het bijzonder over mijn persoonlijke ervaringen. En dat is nu eens blij verhaal, hooguit tip ik een droevig aspect aan. Niet iedereen ging direct vanuit de kampen naar Nederland, ik behoor tot de gelukkigen die onder meer vanuit het beruchte Tjidengkamp naar Australië gingen. Wat heet gelukkig want de aanleiding was triest, in september 1945 hoorde mijn moeder in vier dagen tijd dat haar vader in Nederland was gefusilleerd, haar man was overle-den aan de Pakan Baroe Spoorweg en haar broer al in maart 1942 was gesneuveld op Kalidjati. Ze behoorde dus tot de “gevallen” die met spoed moesten worden afgevoerd. We gingen naar Australië.

Voordat ik iets vertel over Pinjarra en daarmee de titel van deze voordracht verklaar eerst het algemene beeld: De Australische regering was intern verdeeld, men wilde enerzijds de slachtoffers van de bezetting helpen, maar anderzijds had men als voormalige kolonie van Groot Brittannië veel sympathie voor het streven van de Indone-siërs (de buren!) naar onafhankelijkheid, hetgeen onder meer een boycot opleverde tegen Nederlandse instellin-gen. Vooral degenen die in het oostelijk deel van Australië terecht kwamen, hadden niet altijd gunstige ervarin-gen. Al in september 1945 gaf de vertegenwoordiger van de Australische regering de heer Mac Mahon een verslag over de grote chaos op Java, de slechte gezondheidstoestand van de voormalige gevangenen, waarbij hij vooral schreef over de vrouwen en kinderen. Hij adviseerde de regering om 50.000 van de meest schrijnende gevallen asiel aan te bieden in Australië. Maar ondanks de ernst van de situatie en het sterke pleidooi van Mac Mahon moest de Australische regering e.e.a. beperken. De beschikbare woonruimte en het tekort aan bouwmateriaal om daarin op korte termijn te voorzien was een belangrijke reden voor de beperking. Uiteindelijk besliste de regering dat ongeveer 6000 Nederlandse onderdanen van het bevrijde Nederlands Indië – bevrijd zonder bevrijders – voor recuperatie voor zes maanden naar Australië mochten komen. Of dat getal van 6000 ook gehaald is heb ik niet na kunnen gaan. Australië zou zorgen voor de opvang. De Nederlands Indische regering zou verantwoordelijk zijn voor de onder-steuning in financieel opzicht en voor het terugkeren naar Nederlands-Indië. En de Nederlandse regering zou zorg dragen voor persoonlijke hulp waar dat nodig zou kunnen zijn. Personen die leden aan gevaarlijke besmettelijke ziektes werden uitgesloten, tenzij er speciale toestemming was van het Commonwealth Department of Health. Vanuit de kampen werd men met diverse schepen en per vliegtuig overgebracht naar Australië. Een aantal eva-cués ging meteen vanaf de boot of vanuit het vliegtuig naar een ziekenhuis. Ze waren te ziek en ondervoed om meteen op te nemen in een gastgezin of anderszins.

Het vervolg van deze voordracht is, op verzoek van de Stichting Herdenking augustus 1945, meer gericht op mijn eigen ervaringen. Waarmee in de loop van het verhaal de titel van deze voordracht wordt verklaard: ik kwam uit Tjideng en ging naar Pinjarra. Het gezin Plink ging in Tandjong Priok aan boord. Met de Oranje, een passagiersschip ingericht als hospitaal-schip, in onze ogen een drijvend paleis, voeren we langs een aantal havens op Java om nog meer mensen uit de kampen op te halen. Dat was in november 1945. Direct dus na de Japanse capitulatie en midden in de woelige bersiaptijd. Men kon kiezen tussen debarcatie of in Perth in West Australië of Melbourne in Victoria.

Page 10: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

8

Mijn moeder koos er voor om in Freemantle van boord te gaan. Er was al een boycot van de dokwerkers tegen Nederlandse schepen, dus we moesten zelf onze bagage lossen. Nu dat was in ieder geval niet veel, we kwa-men volledig berooid uit het kamp. Iedereen werd ondergebracht in gastgezinnen, pensions, hotels e.d. De Plinken (mijn moeder, mijn zuster en ik) in het Free Mason Hotel in Midland Junction, toen een klein plaatsje buiten Perth, nu een wijk van deze stad. Voor de Nederlanders was er in Perth een sociaal ontmoetingspunt de Dutch Club, goed voor de ouders, maar voor de kinderen minder ideaal o.a. door gebrek aan opleidingsfaciliteiten.

De kamptijd had duidelijk zijn sporen achtergelaten. De Nederlanders werden herkend aan hun magere licha-men, de slechte kleding, aan kinderen die voor hun leeftijd te klein waren en vooral aan kinderen met zoge-naamde kampmanieren. Met name die kampmanieren, zoals pakken wat je pakken kan en bij voorkeur eten, bleken al gauw problemen met de Australische gastheren op te leveren. Die kampmanieren waren aanleiding om kinderen ter beschikking te stellen aan een Australisch opvang en opleidingscentrum voor onder meer En-gelse weeskinderen, de Fairbridge Farmschool te Pinjarra, zuid van Perth in West Australië. Daar konden de kinderen worden opgevangen met de nadruk op recuperatie, heropvoeding en bijscholing. Niet iedereen had dat, in de Oostelijke staten van Australië gingen sommige kinderen naar een Australische school zonder verdere speciale faciliteiten of werden zij verder bijgeschoold door hun ouders. Oudere kinderen kregen in Perth hun verdere middelbare schoolopleiding.

Ik ga verder met de Fairbridge Farm School in Pinjarra. Een van de scholen opgezet door de heer Fairbridge om Engelse weeskinderen in zowel Canada als in Australië op te vangen, op te voeden en op te leiden tot agrariërs. Er werd een gecombineerd Nederlands Australische leiding geformeerd, de heer en mevrouw Kollmann voor het Nederlandse deel en de familie Grant voor het Australische deel. Nederlandse echtparen en ouders werden aangetrokken om als leerkrachten en begeleiders op te treden. Het instituut had een gemeenschappelijke eetzaal waar onder toeziend oog werd gegeten en tafelmanieren opnieuw werden bijgebracht. De kinderen werden ondergebracht in cottages en er was een klein schoolgebouw met twee klaslokalen, dus ook veel lessen in de open lucht, er waren sportvelden, een rivierzwembad met veel bloedzuigers en een boerderij waar de Engelse weeskinderen hun min of meer verplichte opleiding tot agrariër kregen. Overigens over de behandeling van deze weeskinderen is in de laatste jaren veel te doen geweest, maar dat is een ander verhaal.

De kinderen varieerden in de leeftijd van 7 tot 14 jaar. De meesten hadden nog geen of slechts enkele jaren la-gere school achter de rug en moesten dus in ijltempo worden bijgewerkt. De doelstellingen waren dan ook ener-zijds gericht op fysiek herstel en anderzijds op het inhalen van de schoolachterstand. De dagindeling: ‘s mor-gens les, ‘s middags slapen na de lunch en daarna sport en spel of wandelingen in de Bush. Er werd ook Engelse les gegeven door een leraar die uitsluitend Engels sprak: this a foot, this is your head. Een keer per maand in een weekend kwamen de ouders op bezoek en er werden uitstapjes georganiseerd naar de kust of natuurgebieden. Voor de meesten van ons een onvergetelijke tijd waarin ongemerkt de normale dagelijkse discipline werd aange-leerd.

Naast de noodzakelijke lesvakken werd ook tijd uitgetrokken voor lessen in vrije expressie, zoals toneel dans en muziek. Uiteraard op vrijwillige basis. Hoogtepunten waren de dagelijkse uitdeling van post, verstrekking van ex-tra voeding, het wekelijkse zakgeld of het maandelijks bezoek van en aan de ouders. Sint Nicolaas en Kerst werden door de kinderen die al op de school zaten bij de ouders gevierd. Pas na januari was het aantal leerlin-gen ongeveer 60. Voor eventuele zieken was er eenvoudige hulppost gerund door een paar Australische verpleegsters en een Nederlandse verpleegster. Op de dia een van de patientjes, Beatrix van Es, aan de beterende hand, zij mocht met bed en al naar buiten. Haar moeder was mijn klasselerares.

Het Nederlandse verblijf op de Fairbridge Farmschool heeft voor de meesten van ons ongeveer zeven tot 8 maanden geduurd en werd beëindigd door het definitieve vertrek van de Nederlanders naar Nederland, Indië of andere landen. Het was natuurlijk niet rozengeur en maneschijn, veel kinderen werden weer geconfronteerd met een scheiding tussen hen en hun ouders, zeker van vaders die ze jarenlang niet hadden gezien. Maar de meesten die het voorrecht hebben gehad om hier te acclimatiseren, met de nadruk op recuperatie, na de hectische kamptijd en de bersiap, zullen met veel genoegen terugdenken aan de tijd in Australië. Thank you Australia!

Met de komst in Nederland kregen we dezelfde teleurstelling te verwerken die anderen die rechtstreeks uit Indië waren gekomen, hadden ondervonden: we waren kinderen van koloniale uitbuiters, de kamptijd stelde niets voor bij wat men in Holland had meegemaakt en wij kregen ook nog daarbij als verwijt te horen dat we ons een jaar lang hadden laten verwennen in Australië. En het bleek ook al aan boord van de schepen waarmee we naar Holland gingen, rantsoenkaarten met duidelijk geen bezoek aan Attaka voor onder meer warme kleding. En op de distributiekaart werden ook de afrekeningen van zogenaamde voorschotten aangetekend: Achteraf bleek ook nog dat onze ouders ook moesten nabetalen voor hun verblijf in Australië, wat we hadden gehad was in de ogen van de regering immers een voorschot?

Page 11: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

9

Sinds 2006 hebben we vrijwel jaarlijks een bijeenkomst van de oud leerlingen “The Old Fairbridgians” En ik oktober hoop ik een bezoek te brengen aan de Fairbridge Farmschool waarbij ik logeer bij een van de toenmali-ge Australische helpsters. Ik dank u voor uw aandacht.

Voor wie meer wil weten zie: www.fairbridgekids.com “Een land met gesloten deuren”, voordracht van de heer W. Willems, hoogleraar sociale geschiedenis, in het World Forum, Den Haag

Het tijdstip van vertrek uit Indië deed er nogal toe. Vlak na de bevrijding namen Nederlanders uit de Oost de boot om aan de kusten van de Noordzee op krachten te komen. Als oorlogsslachtoffers, wel te verstaan. Wie hier geen familie had, kwam toen behoorlijk in de kou te staan. Na het overdragen van de soevereiniteit zagen velen niet langer een toekomst in de voormalige kolonie. Ook dat leidde tot een uittocht – nota bene naar een land dat vond overvol te zijn en zijn onderdanen juist stimuleerde te emigreren. Tal van instanties deden wat ze konden om de Indische landgenoten op te vangen, maar echt van harte ging het niet. Net zomin als in 1957 toen Soekarno liet weten dat Nederlanders niet langer thuishoorden in Indonesië. Wie vluchten kon, vluchtte. Net als na de overdracht van Nieuw-Guinea vijf jaar later, toen de laatste Indische Nederlanders de boot of het vliegtuig naar hun vaderland namen. Een kwarteeuw duurde de uittocht, meer dan driehonderdduizend rijksonderdanen uit de archipel vertrokken - en velen voelden zich niet bepaald welkom in het land dat hen goedbedoelend ‘repa-trianten’ noemde: terugkerende Nederlanders. Maar velen ervoeren het niet echt als een patria, als een vader-land. Ze realiseerden zich pas hier hoe anders, hoe Indisch ze eigenlijk waren.

Dat gold zeker voor Jan Boon, beter bekend als Tjalie Robinson. Hij maakte begin jaren vijftig furore met zijn krantenseries Piekerans van een straatslijper. Hij stond mede aan de wieg van de Pasar Malam Besar, het jaar-lijkse festival dat nog altijd bestaat. Hij richtte het tijdschrift Tong Tong op, om aandacht te vragen en stem te geven aan de cultuur en de geschiedenis van Indische Nederlanders. Ook dat blad bestaat nog altijd - al weer vele jaren onder de naam Moesson. Maar ook deze bekende journalist en schrijver moest vier jaar lang bij Nederlandse instanties smeken vóór hij en zijn gezin op 21 mei 1954 de boot konden nemen naar het land van zijn vader. Anders dan andere mensen beschreef hij vanaf Dag 1 wat hij meemaakte. Aan de hand van zijn kran-tenstukken krijgen we een scherp beeld van de moeizame overgangen die veel Indische mensen in die naoor-logse tijd hebben ervaren.

Tjalie Robinson was 43 jaar toen hij aan boord stapte van het motorschip Johan van Oldenbarnevelt en overval-len werd door een stortvloed aan herinneringen. Wat zou blijven, en wat ging verloren? Op dat moment reali-seerde hij zich dat Indonesië in zijn hart zat als een kristallen bol vol wonderlijke droombeelden. Op het schip bleef hij zijn rol als kroniekschrijver trouw. Van dek naar dek slenterend, verwonderde hij zich over van alles. In de derde klasse wemelde het van de Indische gezinnen: groot en klein, arm en rijk, afkomstig uit de hoogste en laagste milieus. Het gaf hem een huiselijk gevoel, al die Indo’s, gezellig op reis, maar ook sloeg hem de schrik om het hart. Want waarom vertrokken zij met zovelen tegelijk? Eenmaal het Engelse Nauw van Calais door zagen zij aan de oostelijke hemel een lage nevel, boven een handvol havenlichten: achter dat gordijn lag het nieuwe vaderland. Zou het een vriend of een vijand zijn, vroegen velen zich hardop af.

Die eerste zomer in Amsterdam, want daar kwam zijn gezin terecht, verpandde Tjalie Robinson zijn hart aan Mokum. De bewoners van de Amsterdamse binnenring ervoer hij als heel open, net als de inwoners van het vroegere Batavia. Alleen de huizen vond Tjalie van een bijna aandoenlijke lelijkheid. Een stad van duizenden lui-feltjes, portiekjes en puitjes. In het oude Amsterdam voelde hij zich op straat meteen thuis, want iedereen leek elkaar te kennen. De stadsbeelden van Amsterdam en Jakarta schoven regelmatig over elkaar heen, en de nieuwkomer voelde zich op zulke tochten helemaal in zijn element. Het enige wat hij miste, waren de straatven-ters. In Holland kon hij niet met zijn neus leven. Het ontbrak aan scherp prikkelende etensgeuren, het stof, de zoute vis, ordinaire parfums of het aroma van de kretek-sigaret. Alleen de geur van gebakken vis en die van haringtentjes bereikte zijn neus, en heel vroeg in de ochtend de lucht van vers brood.

Toen hij na enige omzwervingen met zijn gezin een nieuwbouwflat betrok in Zuidwest, brak er een koude herfst aan - met overal bevroren plassen. De straatslijper had algauw door dat in de nieuwe wijk veel Indische mensen woonden. Er hing een vertrouwde sfeer in de buurt, met bewoners die elkaar waarschuwden als de langsko-mende visboer inktvis of gestoomde makreel bij zich had.

Het moderne comfort verbijsterde hem, met warm water op alle uren van de dag en overal in het huis. Hij vroeg zich alleen af of dat automatisch betere mensen opleverde. De wijk leek zo royaal gebouwd dat hij vorsten zou kunnen huisvesten, alleen zag Tjalie die vorsten nergens. Iedereen woonde in een potdicht huisje. Als hij de verhuiswagens zag stoppen, om van alles naar binnen te hijsen, sloeg hij steil achterover van verbazing. Wat er allemaal in één flatje werd gestouwd: bedden, matrassen, een bank met fauteuils. Kasten, tafels, haarden, een wasmachine, kisten vol servies en kleren - en dan nog fietsen, autopeds en kroonlampen. In zijn eigen huis, vol-gens Indonesische begrippen rijk ingericht, voelde hij zich op zulke momenten bijna een armoedzaaier. Al die aandacht voor spulletjes. Hij wist, dat als hij ooit zelf zo ging leven, hij verloren was.

Page 12: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

10

Het duurde maar een paar maanden voor Tjalie Robinson hier (Holland) begon te vergelijken met daar (Indone-sië). Momenten van bewondering wisselde hij af met momenten van verbazing. Later kreeg ongeloof de over-hand, en nog weer later sloop er een sombere ondertoon in zijn krantenstukken. Hij begon van alles te missen in het straatbeeld. Hier zag hij nooit mensen op blote voeten, in een pyjama, een huisjas of met een wikkeldoek om over straat gaan. Hier leek iedereen altijd haast te hebben, behalve ‘oude mensen en verliefde paartjes’. Hier was rustig kuieren over het trottoir er niet bij, dat leverde boze blikken op.

Aan de eeuwige wind kon hij evenmin wennen als aan het dragen van sokken in zijn schoenen, wat hem elke dag weer een kregelig gevoel bezorgde. Het ijskoude water uit de kraan waarmee hij ’s morgens zijn tanden poetste, deed pijn aan zijn gebit. Bij alles wat hij zag, viel hij terug op Indonesië, omdat die indrukken het meest levendig in zijn geheugen waren opgeslagen. Hij schreef: ‘Het lijkt alsof ik hier in Holland met dunne waterverf aan het schilderen ben over een Indonesisch olieverfstuk: de achtergrond blijft sterk door de dunne nieuwe verflaag heen schemeren.’

Wat hem vooral met verbijstering sloeg, was dat Nederlanders nauwelijks iets wisten van Indonesië. De strijd over Nieuw-Guinea verhitte de politieke gemoederen, net als de overkomst van honderdduizenden landgenoten uit de Oost. Maar niemand sprak over de meer dan drieënhalve eeuw geschiedenis met de archipel. Terwijl hij zich midden jaren vijftig nu juist tot in elke vezel verbonden voelde met de geboortegrond van zijn moeder. Hij hoopte nog altijd op een verzoening van beide landen. Maar wat hij zag, was dat Nederland de mensen uit Indo-nesië opving en in één moeite door onzichtbaar maakte. Ze werden opgenomen en verteerd - niet langer her-kenbaar als anders. Voor Tjalie voelde het alsof hij werd verbannen uit zijn eigen geschiedenis. Waar hij binnen een jaar van doordrongen raakte, was dat de Hollanders in Nederland anders waren dan hun landgenoten in Indonesië. In de kolonie deed je bepaalde dingen niet, omdat je Europeaan was. Bovendien ging het om mensen die de moed hadden gehad hun land te verlaten, dus flinkere kerels dan de gemiddelde man in Holland. Hier zag hij mensen bij het minste of geringste agressief worden, op straat of in de tram. Politieagenten en tramconducteurs konden zomaar worden uitgescholden, waar iedereen bij stond. Volgens hem was dat ondenkbaar in de kolonie. Iedereen klaagde over de jeugd, vooral als die uit eenvoudige milieus kwam, maar het bleef bij praatjes. Wan-neer we op Tjalie mogen afgaan, gedroeg de jeugd zich in de jaren vijftig grenzeloos vrijmoedig en hinderlijk luidruchtig.

Op steeds fellere toon begon Tjalie Robinson zich uit te spreken over dingen die hem niet bevielen aan de Nederlandse samenleving. Indische mensen kwamen hier keer op keer voor een gesloten deur te staan. Ze trof-fen zelden iets aan van de alledaagse gastvrijheid uit het land van herkomst. De voortdurende nadruk op ‘aan-passen’, waar de pers de mond vol van had, irriteerde hem. Juist het familiegevoel of de clan - ooit het funda-ment van de kolonie - bood houvast in een maatschappij die geen idee had van de omgangsvormen in de Indi-sche gemeenschap. Men ging gemakkelijk voorbij aan de kwetsuren van mensen die een andere oorlog hadden meegemaakt. Voor velen viel het leven in Nederland alleen te verdragen door elkaar regelmatig op te zoeken. Door samen herinneringen op te halen en niet op commando het eten van rijst op te geven. Maar Hollanders deden ieder Indisch verlangen naar de archipel onmiddellijk af als een hang naar het koloniale verleden. Indo’s en totoks moesten zich voortdurend verantwoorden voor hun verlangen naar een Nederland in de tropen dat niet langer bestond. Volgens de straatslijper bevond hij zich al na een jaar in een soort vacuüm. En daarin week hij weinig af van wat tienduizenden lotgenoten uit de archipel voelden. Na een eerste periode van oriëntatie op het nieuwe vaderland brak een tijd van teleurstellingen aan. Andere gevoelens begonnen te overheersen, vooral het besef verbannen te zijn uit het geliefde Indonesië. Maar ook de ergernis over Nederland, dat zo sterk afweek van de voorstellin-gen die men zich er in de tropen van had gemaakt. Alleen al de bekrompenheid en de koude. Aan een vriend in Indonesië schreef hij dat zijn krantenstukken bedoeld waren om zijn gevoelens te registreren - om te getuigen. Het leven in Holland viel echter zwaar tegen en net als andere Indische Nederlanders vroeg hij zich vrijwel dage-lijks af wanneer er eindelijk een einde zou komen aan zijn gedwongen verblijf. Aan het continue bewustzijn van innerlijke koude, op straat en in huis, op het werk en in persoonlijke verhoudingen. De tegenslagen wakkerden zijn gevoel van heimwee aan. Zijn gemoedstoestand leek verdacht veel op een shock, dus kon hij weinig anders dan onredelijk zijn over het leven in Holland. Wat hij vastlegde, waren de schommelingen in het gemoed van Nederlanders uit de Oost. Midden jaren vijftig liep het politieke conflict over Nieuw-Guinea compleet uit de hand. Dat steekspel had een weerslag op de positie van Europeanen in Indonesië: discriminatie en uitsluiting waren aan de orde van de dag en de Indonesische overheid begon bedrijven te nationaliseren. Het klimaat deed denken aan de naoorlogse periode van anti-Europees geweld. In die situatie leek het uitgesloten dat de Indische groep in Nederland de kans zou krijgen om op korte termijn terug te keren. Ook Tjalie Robinson realiseerde zich dat hij straks in twee kampen buitenspel kwam te staan: zowel in Neder-land als in Indonesië. Doordat beide kampen de ‘Oosterse Nederlander’ als een probleem formuleerden, en niet voor de eerste keer, sprong Tjalie voor hen in de bres. Als groep verbonden zij immers de geschiedenis van Ne-derland met de Archipel. Maar zijn thuisland bevond zich in Indonesië, en dat gold voor tienduizenden Indische landgenoten. Met ‘thuis’ bedoelden ze de tropengordel. Het leven in het Westen voelde als een wachtkamer.

Page 13: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

11

Tegelijkertijd voelden ze zich niet langer welkom in hun land van herkomst. De Indonesische agressie tegen het Westen verhinderde een terugkeer. In die patstelling kon Tjalie Robinson geen kant op: zijn hart lag in de tropen, net als zijn geschiedenis - met zijn hoofd koos hij voor lijfsbehoud. De vraag was wie hem een helpende hand zou toesteken. De twijfel daarover bleef niet lang bestaan, want anderhalf jaar later ging de deur naar Indonesië voor jaren dicht. Indische Nederlanders moesten toen wel voor hun geluk naar elders omzien of zich een eigen bestaan bevechten in de Lage Landen. Voordracht van Fréderique Spigt bij het Indisch Monument, Den Haag

Een fragment uit het dagboek van mijn moeder: 28 januari 1945 Een dag om nooit te vergeten. Even voor 9 uur (nippontijd) vloog er een 3 motorig vliegtuig boven ons kamp, vrij laag. Plotseling ging er een gejuich op, zo spontaan, zo vol ontroering want het vliegtuig had onder de vleugels het rood-wit-blauw, ook op de romp. Het vloog herhaaldelijk over de kampen en wierp pamfletten uit. Voor het weg ging zagen we een hand zwaaien en later met een zakdoek. Ik kan niet beschrijven hoe we allen huilden en gilden van blijdschap. Eindelijk dan een teken dat dit het begin van het einde is.

Mijn moeder heeft vier jaar met twee kleine kinderen in kamp Banyubiru op Java gezeten. Na de oorlog is er uit haar eerste huwelijk nog een kindje geboren. Toen hertrouwde zij en zijn mijn broer en ik ter wereld gekomen. Alle kinderen, zowel uit het eerste als uit het tweede huwelijk, en zelfs mijn vader, zagen mijn moeder als een mooie, stille en vooral mysterieuze vrouw, die wij eigenlijk nooit goed gekend hebben.

Wij zagen wel dat er in haar een groot verdriet verscholen zat, dat zij maar moeilijk kon verbergen. De stilte die haar omringde was altijd heel indringend en heeft mij veel geleerd. Door de tijd heen heb ik steeds beter leren begrijpen hoeveel invloed het kampverleden van mijn moeder op haar leven heeft gehad en daarmee op dat van ons. Hoe moeilijk het voor haar is geweest om verder te leven met herinneringen aan een tijd die te pijnlijk was om onder woorden te brengen.

Een aantal jaar geleden hebben mijn halfzus, die haar eerste vier jaar in Banyubiru opgroeide, en ik een toneel-stuk gemaakt over onze moeder. De zoektocht die we zijn gegaan, heeft behalve dat we haar iets beter hebben leren kennen, gemaakt dat wij ECHT zussen zijn geworden. De geschiedenis en de ontberingen van een oorlog hebben ook laten zien, dat slachtoffers elkaars concurrent kunnen worden als het gaat om het leed dat geleden is. Ik heb gezien dat er wordt gewogen: wie het ergste heeft meegemaakt, welke oorlog, welk volk, welke godsdienst, welk kamp, welk gezin en wie er wel of geen recht van spreken heeft. Het lijkt alsof oorlog nooit meer uit een mens gaat. Uitsluiting biedt vaak een nieuwe voedingsbodem voor haat en onbegrip maar het is soms onvermijdelijk dat er mensen uitgesloten worden omdat de tijd de wonden maar langzaam heelt.

Ik sta hier om met u te DELEN: de oorlog, de vrijheid, de herinnering. En te delen wat in stilte verscholen ligt. Want het is de verscholen pijn die ons bindt. Ik sta hier namens en dankzij mijn moeder, Lucy Dijkslag en alle anderen met een soortgelijke geschiedenis. Ik heb geprobeerd invulling te geven aan haar gedachten of die van u of uw moeder, vader, broer of zus etc. Het lied dat ik ga zingen is een lied waarvan ik denk dat Lucy het zelf had kunnen zingen. Het heet “Buigen voor de keizer”.

Buigen voor de keizer Buigen voor de keizer Buigen en een beetje snel Buigen voor de keizer Buigen op appèl Je kunt geen tijd verliezen De tijd die staat hier stil Je kunt smachten snakken wensen En dromen wat je wilt Buigen voor de keizer Buigen en een beetje snel Buigen voor de keizer Buigen op appèl

Al staan ze op je handen Of slaan ze met een koppelriem We zullen buigen maar niet breken Door dit helse kampregime Als je lacht dan krijg je klappen Als je huilt krijg je een trap Als je hoopt op iets te eten Krijg je koude stijfselpap Maar we zullen zegevieren En het winnen van de dood Hun schepen zullen zinken De complete keizersvloot.

Page 14: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

12

“Gescheiden van je moeder”, voordracht van Tony Staal ,Leerling Vrijzinnig Christelijk Lyceum, uitgesproken bij het Indisch Monument, Den Haag

“Probeer je eens in te denken in de situatie van jongens van jouw leeftijd, maar dan in de periode 1941-1945. Dat is bijna niet te doen, maar toch. Lees erover, verdiep je in de stof en bepaal dan over welk onderwerp je op 15 augustus wilt praten bij het Indisch Monument”. Zo ongeveer luidde mijn opdracht, toen ik ‘ja’ gezegd had op het verzoek van het VCL om vandaag een toespraak te willen houden. In de weken hierna heb ik inderdaad geprobeerd zo veel mogelijk informatie te verzamelen. Ik heb boeken gele-zen. Ik heb in de kerstvakantie de kans gekregen met een meneer te gaan praten, die mijn leeftijd had, toen hij in de Japanse kampen werd vastgehouden. En ontdekte al snel dat mijn eerste ingeving de beste was; het onderwerp waarover ik wil praten is: “Gescheiden worden van je moeder”. Met ieder nieuw stukje informatie werd mij telkens duidelijker, dat mijn keuze echt een “un-cool” onderwerp is om te behandelen. Want als je zoals ik vijftien bent, dan wil je toch vooral dat veel mensen denken dat je al bijna volwassen bent. Volgend jaar om deze tijd heb ik hopelijk mijn havodiploma in mijn zak en moet ik mij op mijn toekomst gaan richten. Het is dus belangrijk dat volwassenen zoals je ouders en leraren begrijpen dat eindexamenleerlingen geen kin-deren meer zijn. Deze overtuiging leeft ook onder mijn vrienden. We gaan uit, we mogen (bijna) scooter rijden, we kunnen al heel veel zèlf beslissen, we gaan al bijna op kamers wonen, we zijn dus min of meer volwassen.

En toch – bijna volwassen of niet… ik moet er niet aan denken dat ik van mijn moeder gescheiden zou worden! Mijn moeder is voor mij alles wat het begrip “veiligheid” vorm geeft. Mijn moeder zorgt ervoor dat ik iedere dag opnieuw kan thuiskomen. De gewone, dagelijkse dingen worden door mijn moeder verzorgd, zó ongemerkt dat je bijna zou vergeten dat die dingen verzorgd moeten worden: elke avond staat er eten voor me op tafel, mijn kleren worden regelmatig gewassen en gestreken en het huis wordt gezellig gemaakt. Natuurlijk moet ik ook mijn taken in huis doen (bed opmaken, tafel dekken), maar het grootste deel van de dingen komt op mijn moe-der neer. Naast deze ‘randvoorwaarden’ voor een fijne jeugd biedt mijn moeder me nog veel meer: ik kan bij haar terecht als ik met cricket een blessure oploop. Gaat het op school niet goed, of maak ik me zorgen over mijn cijfers, dan bepraat ik die zorgen met mijn moeder. En gelukkig is het voor mij zelf niet nodig, maar er zijn natuurlijk ook moeders die hun kind moeten steunen als het gepest wordt, of als ze te maken hebben met akelige dingen als verslavingen of depressies.

Natuurlijk – ik kan me voorstellen dat het overgeplaatst worden van het vrouwenkamp naar een jongens- of mannenkamp me het gevoel gegeven zou hebben ‘one of the guys’ te zijn. Want stoer zijn (of stoer doen!) is iets van deze tijd, maar ik heb het vermoeden dat zulk gedrag ook onder leeftijdsgenoten gedurende de Tweede Wereldoorlog is voorgekomen. Misschien nog wel meer dan nu, omdat je in die tijd vooral tegen de verdrukking in sterk wilde zijn? Het ervoor uitkomen dat je een goede band met je moeder hebt, was vast en zeker ook toen “un-cool”. Ik ga door met me te verplaatsen in mijn leeftijdsgenoten van ‘toen’. Wat moet het voor hen nog extra moeilijk geweest zijn, dat ze niet alleen van hun moeder gescheiden waren, maar vooral ook dat er geen enkele vorm van communicatie was. Nú kun je op de een of andere manier bijna altijd wel van de ander weten hoe hij of zij eraan toe is. Is iemand te laat? We bellen even! Ligt iemand ziek in zijn bed? Ik sms even hoe het gaat. Maar als er informatie ontbreekt door een gebrek aan communicatie, dan gaat mijn fantasie ongewild met me op de loop. Vooral ’s nachts zie ik enorme beren op mijn weg. En dat betreft dan alleen maar een proefwerkcijfer! Toen kon je (bijna) niet weten hoe het met je moeder was, en daar zou ik last van gehad hebben. Heeft ze wel genoeg te eten? Wordt ze niet al te erg mishandeld? Zijn er mensen die voor haar zorgen als ze het moeilijk heeft? Gescheiden van mijn moeder zou ik me niet alleen zorgen maken over hoe het met haar gaat – ik zou me ook zorgen maken dat zij zich over mij zorgen maakt. Kon ik maar laten weten dat het naar omstandigheden best goed met me gaat!

Bijna, bijna ben ik van school! Mijn examenjaar gaat beginnen, en (gesteund door ‘thuis’) zet ik alles op alles om in mei met mijn familie, vrienden en docenten op het schoolplein te kunnen vieren dat ik het gehaald heb. In de maanden daarvoor denk ik tussen alle schoolonderzoeken door af en toe na over wat ik na dit schooljaar ga doen. Ga ik serieus werk maken van mijn cricket-spelen? Ga ik door naar het vwo? Zal ik een HBO-opleiding gaan volgen? Welke opleiding zal dat dan zijn en waar dan? Het zijn vragen die horen bij de afsluiting van deze fase van mijn leven. Ik word puber-af, ik ben niet langer een middelbare scholier, maar ik behoor bij de volwassenen. Ongetwijfeld komen er tijden voor mij, dat ik met te-genwind te maken krijg. Geen moment heb ik de hoop dat mijn leven alleen uit hoogtepunten zal bestaan. Maar de tegenwind kan ik aan, doordat ik in mijn tijd thuis heb kunnen ‘afkijken’ hoe ik volwassen moet zijn. Van mijn jeugd heb ik min of meer onbezorgd kunnen genieten, en anders dan mijn leeftijdgenoten van ‘toen’ heb ik niet véél te snel volwassen hoeven worden.

Het viel me op dat er over dit aspect van de geschiedenis heel weinig geschreven is. Onbegrijpelijk! Gescheiden worden van je moeder – wat mij betreft moet dat óók vallen onder de mishandeling die mensen in oorlogstijd hebben moeten doorstaan. “Un-cool” of niet – ik ben blij dat ik niet ongewild zo lang gescheiden van mijn moeder heb hoeven zijn.

Page 15: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

13

Herdenking op 15 augustus bij de erevelden van Kanchanaburi en Chung Kai Via de honorair consul in Phuket, de heer Seven Smulders, en de Nederlandse ambassade in Bang-kok, kreeg ik een uitnodiging van de Nederlandse Vereniging in Thailand om mee te doen met de dodenherdenking, 15 augustus, in Kanchanaburi. Ongeveer 15 leden zouden met een busje vanuit Bangkok vertrekken en ik zou me in Kanchanaburi bij hun aansluiten. Zelf ging ik, met mijn eigen auto, zaterdag 11 augustus op stap. Hond in de kennel ondergebracht, gezorgd dat de vissen in de vijver gevoerd zouden worden. Die zaterdag reed ik naar Hua Hin, zo'n 650 km naar het noorden. Dat gaat goed omdat de wegen meestal goed zijn en de doorgaande wegen vaak vierbaans. Zondag doorge-reden naar Kanchanaburi, waar ik in de loop van de middag aankwam. Rustig op de weg, verjaardag van de koningin en daarmee ook de Thaise Moederdag. Na enig zoeken mijn hotelletje gevonden, schoon, eenvoudig en met een kamer op een ponton in de rivier.

Maandag naar Hell's Fire Mass, waar voornamelijk Australiërs een diepe en lange kloof hebben uitge-hakt in een heuvel, voor de aanleg van de spoorlijn. Veel trappen op en af klimmen in de regen. Je kunt je goed voorstellen dat het heel, heel zwaar moet zijn geweest, vooral omdat met verhoogd tem-po en 24 uur per dag gewerkt werd. Daarna terug naar Kanchanaburi en boodschappen gedaan. Op dinsdag eerst naar de erebegraafplaats in Kanchanaburi geweest, waar veel meer Nederlanders be-graven liggen dan ik dacht, veel bekende namen zoals: Portier, Mehlbaum, Boon. Dan valt ook op wat een gemengde Europese gemeenschap het in Indië geweest is, met Nederlanders met Engelse, Franse, Duitse, Spaanse en Oost-Europese namen. Daarna over de oude Chinese begraafplaats gelopen, die interessant was, maar op veel plekken erg verwaarloosd. 's Middags naar de erebegraafplaats Chung Kai gereden, waar mijn vader begraven is. Chung Kai ligt ongeveer 5 km buiten Kanchanaburi. Woensdag 15 augustus met de leden van de Nederlandse vereniging die mee waren gereisd kennis gemaakt daar was ook de schoonzus van Sven Niels bij, en met hen een broodje gegeten en wat ge-dronken in het Thai-Burma Railway Museum. Intussen waren de ambassadeur, zijn echtgenote en een medewerkster van de ambassade ook aangekomen. De voorzitter van de Nederlandse Kamer van Koophandel vroeg of ik met hem een krans wilde leggen na de toespraak van de ambassadeur.

Om kwart over elf liepen we naar de erebegraafplaats, waar eerst de voorzitter van de stichting; Thai-Burma Railway Museum een toespraak hield en daarna de Nederlandse ambassadeur (zie verslag hieronder). Daarna legden de ambassadeur en zijn echtgenote, een Nederlandse oor-logsveteraan van de oorlog in Korea samen met een vrouwelijk lid van de vereniging, de voorzitter van de K. van K. en ikzelf en de voorzitter van de stichting; Thai-Burma Railway Museum met een mede-werker een krans. Bij elkaar een indrukwekkende en bewogen belevenis. Van daaruit gingen we met het busje naar de·erebegraafplaats in Chung Kai, waar de ambassadeur al aangekomen was. Ook daar hield de ambassadeur een toespraak en werden er kransen gelegd. Chung Kai is anders dan Kanchanaburi, kleiner, intiemer, stiller, vrediger, ik ben blij dat mijn vader daar begraven is. Daar-na hebben we heerlijk Thais gegeten waarbij de medewerker van het museum nog verder vertelde over de spoorweg en de omstandigheden waaronder hij gebouwd is. Was interessant, want ik wist bij-voorbeeld niet dat er op meerdere plaatsen tegelijk werd gewerkt, zowel in Thailand als in Birma, om de bouw te versnellen.

Daarna gingen we naar een uitkijkpunt buiten de stad waar een mooi uitzicht is over de rivier en de spoorweg, we hadden geluk want toen we daar aankwamen was de regen opgehouden, maar het was nat en glibberig, zodat we niet naar beneden zijn gelopen. Toen terug naar het museum, waar we wat tijd hadden om rond te lopen en aansluitend nog een hapje en een drankje kregen, om ongeveer half vier ging de groep terug naar Bangkok en heb ik afscheid genomen. Bij elkaar een geweldige dag waarbij ik een aantal aardige en interessante mensen heb ontmoet. De volgende dag ben ik vroeg vertrokken en in één ruk teruggereden naar Phuket.

Kars Paulus

Page 16: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

14

Toespraak van de heer Joan Boer, ambassadeur van Nederland in Thailand bij het ereveld in Kanchanaburi Dames en Heren, Van harte welkom op de herdenkingsceremonie ter gelegenheid van de capitulatie van Japan in de Tweede Wereldoorlog. Dank aan de Commonwealth War Graves Commission en het Thailand Burma Railway Center voor de gelegenheid die zij ons wederom hebben geboden om hier in Kanchanaburi stil te staan bij de geschie-denis die hier heeft plaatsgevonden en de gebeurtenissen die hier plaatsvonden te herdenken. Dank aan U die hier gekomen bent om deze gelegenheid met elkaar te delen en zo ook te verbinden met het heden. Zoals deze week in Hiroshima gebeurde rond het thema kernenergie en zo ook lering te trekken uit het verleden als leiddraad voor heden en toekomst.

15 augustus 1945, de dag die staat voor de onvoorwaardelijke overgave van de Japanse troepen in Zuid-Oost Azië, Indië en Japan. Een dag die het einde van de Tweede Wereldoorlog markeert voor het Koninkrijk der Nederlanden. Vandaag herdenken en erkennen wij in het bijzonder hen die hun leven gaven in de strijd voor vrij-heid in deze oorlog in dit continent. Zij die omkwamen tijdens het plegen van verzet, als gevolg van dwangarbeid of door de gruwelijke levensomstandigheden die zij moesten ondervinden, Vandaag herdenken en erkennen wij tevens al diegenen die sinds de Tweede Wereldoorlog elders hun leven gaven. In Korea, in Libanon, in Bosnië en meer recent in Irak en Afghanistan. Nederlanders op zoek, vaak ver van huis, naar mogelijkheden voor vrede en meer gerechtigheid en daarmee als uiterste en onherroepelijke consequentie hun leven gaven voor meer vrijheid voor anderen.

Vandaag herdenken wij in het bijzonder het lijden rond de beruchte bouw van de spoorweg tussen Thailand en Birma. Een Japanse onderneming om het Japanse leger, op weg naar Birma en India te kunnen bevoorraden. Een goed en lang voorbereid plan waarbij duizenden krijgsgevangenen en tienduizenden dwangarbeiders wer-den ingezet onder erbarmelijke omstandigheden. Het werk aan de Birma spoorweg begon in juni 1942 en werd na 415 kilometers 16 maanden later in oktober 1943 voltooid. Circa 180.000 Aziatische dwangarbeiders en 60.000 geallieerde krijgsgevangenen hebben meegewerkt aan de aanleg van het spoor. Maatregelen om de krijgsgevangenen op te vangen werden niet genomen, adequate voorzieningen als voedsel, medische behandeling en een behoorlijke onderbrenging werden nagelaten. Als ge-volg van ziekte, uitputting, ondervoeding en andere onmenselijke omstandigheden stierven in totaal meer dan 99.000 duizend mensen, waaronder bijna 3000 Nederlanders.

Als wij vandaag 67 jaar na dato, hier op deze plek terug denken aan wat toen gebeurd is, is dat voor de naoor-logse generatie bijna onmogelijk. Voor hen die de gebeurtenissen meemaakten en ondervonden zijn ze nog altijd aanwezig. Zoals Hugo Claus het uidrukte, "BITTER SMAAKT HET KRUID DER HERINNERING 'S MORGENS IN DE MOND". Voor hen zijn de verschrikkingen van vernedering, mensonterende omstandigheden en de angst voor de dood niet uit te wissen of weg te denken. Sommigen hebben deze ervaringen een plek kunnen geven, in de vorm van hoop in de toekomst, hoop op een beter leven. Voor anderen en met hen vaak ook hun kinderen, blijft het een worsteling waarin de harde en schrijnende kanten hen nog dagelijks parten spelen. Moge de tijd ook hen de ruimte geven een plek te vinden voor de last die zij met zich mee dragen.

Het is natuurlijk niet vreemd dat kennis over een bepaalde periode afneemt naarmate die periode verder in het verleden ligt. Dit jaar was het thema van de dodenherdenking op 4 mei, "Vrijheid geef je door." Een krachtig thema, omdat vrijheid niet gebonden is aan de generatie die de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt, maar betekenisvol is voor alle generaties. Het is van groot belang dat generatie na generatie die gebeurtenissen en ervaringen uit het verleden aan elkaar blijven doorgeven. Vrijheid is immers een essentieel mensenrecht van alle tijden en van alle plekken. Die verhalen houden ons scherp om ons te blijven inzetten voor het behoud en de verdediging van vrijheid.. Kortom voor een menswaardig bestaan. Hier op de herdenkingsplek in Kanchinaburi zien wij met eigen ogen de sporen van het verleden en de overgebleven stukken van de spoorweg. Een prachtige plek met een loodzwaar verleden.

De gruwelijke ervaring en kennis die wij door de oorlog hebben verkregen is daarmee ook een stimulans voor verbetering. Herdenken is dan ook meer dan het vertellen en erkennen van een verhaal. Het is het overdragen van belangrijke waarden en emoties van generatie op generatie. Doorgeven en daarmee blijven zoeken naar eigentijdse, soms ongewisse en ongekende vormen om inhoud en uitdrukking te geven aan dat moeilijke begrip, vrijheid. Daar gaat het om tijdens een herdenking.

Kanchanaburi, 15/8/2012.

Page 17: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

15

DO WE KNOW THE CELEBRITIES AMONG US? ( 2 ) An introduction of Peter W. Gout, Ph.D. by Leodyne T. Alsbach LL.M (Raleigh, NC – March 2012)

“Behind every successful man is his woman…..” (Author un-known) This introduction of another celebrity is long overdue. Peter Gout, an old classmate of mine, is an internationally known cancer researcher who made a career in Canada. I conceived the idea of asking him to write a brief article about his life in science for G&KD when we met again after many years at the second VEDO reunion in the USA on June 3, 2010, in Cerritos CA. His article does not only deal with his science, but is also the compelling story of an immigrant in North America who ai-med and struggled for a better life and success in a career.

Irene Cohen en Peter Gout

Irene Cohen and Peter Gout were both my classmates in the fourth grade of the Gymnasium depart-ment of our Christelijk Lyceum in 1954-1955. They got married in The Hague (1963) and left a few ye-ars later for Canada, as he so aptly writes, “in search of greener pastures and some adventure.” In 1991 Peter came to Washington DC, where I worked at the U.S. Postal Service Headquarters, to at-tend a meeting of the U.S. Endocrine Society. He visited me at my home in McLean VA, and it was as though time had no negative impact on our friendship!

I always had the feeling that this gifted and fun-loving former classmate of mine would make it far in the field of his choice, but it was Irene who kept him focused and stood behind him in most of his sci-entific endeavors. They were such a lovely couple, and I always liked his mental resilience and posi-tive outlook on life, in particular his wry sense of humour – even after he lost his beloved Irene in March 2010.

Well Peter, here you go! We, who have known you for a long, long time, sincerely hope that your sen-se of adventure, your scientific curiosity, creativity and success will remain your faithful companions in the twilight of your life.

A LIFE IN SCIENCE − PETER W. GOUT, PH.D

I was born in 1938 in the former Dutch East Indies, now known as Indonesia, where my Dutch great-great grandfather had settled in 1834. I received a Dutch education, attended the Christelijk Lyceum (VEDO), a major senior high school in Bandung (Java) from 1951 (grade 7) to 1955 and finished the last two years of grammar school (gymnasium) in The Netherlands. I was interested in science, and in 1957 commenced studies at the State University of Leiden and obtained a Master’s (Drs) degree in Biochemistry (1964). Literally the next day after graduating I was drafted by the Dutch army for about two years, but had the good fortune to work as a biochemist in the Dr. A. Mathijsen Military Hospital (Utrecht). The time I spent working there was very useful. I developed an interest in medicine and wondered if I could get a job in cancer research. There was a need for a job since, in the meantime, I had married Irene Cohen, my VEDO high school sweetheart.

Like many Indo’s at the time, Irene and I felt the need to leave The Netherlands in search of greener pastures and some adventure. In May 1966 the two of us left with the M.S. Rijndam for Canada. After a gruelling 9-day trip across the stormy Atlantic Ocean we arrived in Halifax, Nova Scotia, to start a 4-day journey by train (sitting up) to Vancouver, British Columbia (BC). There we landed, two new immi-grants, with $200 but no jobs. However, thanks to Irene’s BSc in Chemistry she quickly got a job at the University of British Colum-bia; a few months later I became employed at the UBC Cancer Research Centre.

Page 18: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

16

My Master’s degree was, unfortunately, not rated as highly as in The Netherlands, and I had to work as a Senior Research Technician. However, we were determined not to go back: “pukul terus” was our motto. Furthermore, life in Vancouver was delightful, and having been born on Java, Irene and I thor-oughly enjoyed the mountainous areas around the city. Importantly, I loved the discovery aspects of my job and had the feeling that I was on the right track career-wise, since I managed to obtain quite a bit of academic freedom. My supervisor, Dr. Charles T. Beer, had previously isolated a drug (called “vinblastine”) from leaves of a periwinkle plant (Vinca rosea) that is quite effective in the treatment of cancers such as lymphomas (lymph cancers). I felt that I had landed on the right spot and dreamed about making important discoveries myself.

As time progressed, I finally had my own big breakthrough. To study how the drug, vinblastine, killed cancer cells I needed to establish cultures of lymphoma cells - in those days not a straightforward job. However, I managed to do so and then made a serendipitous discovery (almost by accident) on my own in a different field of research: the area of hormones! I found that the growth of the lymphoma cells critically depended on the action of prolactin, a hormone involved in the production of milk with a role in breast cancer. This led to a new, very sensitive and specific bioassay for prolactin – an easy, accurate biological procedure that had been on the wish list of the scientific hormone community for decades. Notably, the cultured lymphoma cells allowed studies of the action of prolactin at the molecu-lar and cellular levels. To my great joy, the findings quickly received international attention and the “Nb2 lymphoma cell assay” revolutionized prolactin research worldwide. The successes led to a dis-sertation and a doctor’s (PhD) degree in Biochemistry at my alma mater, the University of Leiden (1984). I could never have accomplished that without the continuous and loving support from Irene. In the following year I was offered a position of a Senior Research Scientist at the BC Cancer Re-search Centre in Vancouver - I finally could do my own research!

While the prolactin studies were interesting, my real desire was to do research that could lead to more effective chemotherapy (treatment with drugs) especially of cancers that have metastasized (spread) throughout the body and usually are fatal. A major problem encountered in the chemotherapy of such cancers is their development of resistance to treatment. In research, as in life, luck can be very helpful and, somehow, Lady Luck started to smile at me, again. My research suggested that a particular pro-tein (called “xc- cystine transporter”) present in the outer membrane of various types of cancer cells played an important role in their resistance to treatment. With incredibly good fortune I found (making use of my technician’s skills at the bench) that a drug, called sulfasalazine, could be used to inhibit the action of the xc- protein. Sulfasalazine is commonly used in the clinic for treatment of rheumatoid ar-thritis and now can also be used as an anticancer drug. The final manuscript from my research group (2010; in the journal “Current Oncology”) shows how pretreatment with sulfasalazine can reduce the high drug resistance of human pancreatic cancers (present as transplants in mice). Thus pretreatment with this xc- inhibitor can make cancer cells respond to conventional, normally not very effective anticancer agents. This new therapeutic approach is likely effective in the clinic. Our studies are starting to attract attention and it is my profound hope that medical doctors will follow up the discovery and use it in the therapy of cancer patients. Major problems with the implementation of new therapies are the exceedingly high costs of clinical trials.

At present (2012), I am semi-retired, working part-time as a consultant and writer of scientific manu-scripts at the BC Cancer Agency. The research group I work with tries to identify genes that play criti-cal roles in cancer and can be used as targets for new drugs. Recently, we had major successes. We developed a new theory explaining how cancers can survive and grow in a person who has a normal, active immune system. Our findings suggest that cancer cells can undergo changes in their DNA/gene expressions that lead to the acquisition of immune cell-like properties that they initially did not have. Using these new properties the cancer cells can suppress immune cells that are supposed to kill them as part of the body’s defence mechanism. This new way of thinking may lead to more effective cancer therapies (in “Differentiation”).

As I was writing this article for “Ghepeys en Kloeke Daet”, our VEDO journal, I could not help thinking of the old school and an encounter that I had with the rector (Mr. Trimp) when I was in grade 10. I still remember how furious he was when at his question “What plans do you have for the future?” I replied: “I hope to go to America and drive around in a big car”. Well, it so happened that I really achieved that goal. But, in addition, I also had (and still have) an exciting life in science that, in part, is a reflection of the good schooling I received at the Christelijk Lyceum in Bandung.

Page 19: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

17

VERSLAGEN REÜNIES ZUSTERVERENIGINGEN

Advendo-reünie op 21 april 2012 Zaterdag 21 april l.l. hield bovenvermelde vereniging haar jaarlijkse bijeenkomst in Activiteitencentrum Labyrinth/de Drietand in Amersfoort en ondergetekende woonde dit namens VEDO bij. Helaas kon ik, door langdurige stremmingen in de buurt van Gouda, niet op tijd daar aanwezig zijn en kwam pas aan, toen de ledenvergadering voorbij was. Maar zijdelings kreeg ik daarover het volgende te horen.

De bijeenkomst werd door de heer Fred Marx om 11 uur geopend, met een welkomstwoord, in het bij-zonder naar degenen die vanuit de zusterverenigingen aanwezig waren en ook naar degenen, die uit het buitenland gekomen waren. Heel specifiek werd de naam genoemd van oud-docent Prof. Dr. Heeren (sociologie). Vervolgens krijgt Does Scipio even het woord, om te memoreren, dat zijn zus Jane in de U.S.A. over-leden is. Zij wordt tezamen met de andere in het afgelopen jaar overledenen, met een minuut stilte herdacht.

Fred vervolgt de vergadering met te vermelden, dat het aantal deelnemers elk jaar meer afneemt. Dit jaar zijn er van de dikke 100 leden maar 36 aanwezig! Hij vraagt zich af: “hoe lang kunnen we dit nog volhouden…..?” Deze locatie wordt (binnenkort?) afgebroken, dan moet er gezocht worden naar een andere ruimte. Als het niet meer in deze vorm door kan gaan, hoopt men dat het als kleine vrienden-club bij iemand thuis voortgezet kan worden, desnoods met een vorm van “pot luck” (voor degenen, die dit niet kennen: dan neemt ieder iets voor de maaltijd of de tussendoortjes mee).

O.a. Wally de Vries is ruim behuisd, zegt hij, en kan het daar hebben…. (Ware het niet, dat zijn wo-ning kennelijk heel moeilijk te bereiken is).

De voorzitter nodigt de aanwezigen uit het Advendo clublied mee te zingen. (Ik ken het helaas niet, misschien een hint om het eens te publiceren?!) En zo te horen, was het bij de meesten onbekend: slechts een paar leden zongen mee.

Er was niemand voor de rondvraag en om 11 u 15 werd de vergadering gesloten en kon het gezellig samenzijn voort gaan, met om 13 uur de onderbreking voor een goed verzorgde Indische maaltijd van de familie Doppert uit Rijswijk, die tevens de lekkere tussendoortjes had verzorgd.

Halfweg de middag liep het zaaltje alweer leeg, in de hoop elkaar volgend jaar weer te kunnen ontmoeten…..

Thelma Jellema – van Dort

CAS-Reünie op 19 mei 2012 Om half een kwamen we aan in het Golden Tulip Hotel in Zoetermeer waar de CAS haar 100-jarige jubileumreünie hield.

Het was al redelijk druk en er heerste een geanimeerde stem-

ming. Peter Abbink, de voorzitter, en enkele andere bestuursleden heetten ons van harte welkom.

Bij de ontvangstbalie werden we hartelijk begroet door Edith Dahmen en Rob Rodrigues.

ontvangstbalie met rechts achter Edith en links Rob

Onderweg naar de garderobe kwam ik al vele bekenden −zowel Cas-leden als leden van andere zus-terverenigingen− tegen, zodat het even duurde voordat ik mijn koffie met spekkoek kon halen.

Page 20: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

18

Daarna gingen we de zaal in om de genodigden van de zusterverenigingen te begroeten en met hen de stand van zaken binnen onze verenigingen te bespreken.

Kort na 15:00 uur verrichtte Peter Abbink de officiële opening en heette hij de ca. 200 aanwezigen, waaronder een paar hoogbejaarde Cas-leden en speciale gasten, van harte welkom.

Omdat er een bestuurswisseling plaats vond, werd ook het nieuwe CAS-bestuur aan de aanwezigen voorgesteld.

Peter vertelde dat de band die speelde het trio “Breezy” o.l.v. Ron Günthardt was.

Trio Breezy

Later in de middag zou het jazz combo van Ron Agerbeek, een oud-Casser, optreden.

Daarna volgden nog wat huishoudelijke mededelingen, waarna Peter de officiële opening beëindigde door alle aanwezigen een genoeglijke samenkomst te wensen.

Hierna mengden we ons weer onder de gasten voor een praatje hier en een praatje daar om uiteinde-lijk terug te keren naar de tafel met genodigden, omdat wij daar onze maaltijd zouden nuttigen. In af-wachting daarvan had Eric een interessant gesprek met Corinne Marx, de vrouw van Advendo voorzit-ter Fred Marx, terwijl ik mijn aandacht over andere gesprekken verdeelde.

Tussendoor ging iemand langs de gasten en verkocht lootjes waarvan de opbrengst bestemd was voor goede doelen in Indonesië.

Omstreeks 17:30 uur kondigde Peter aan dat hij om de beurt een groep zou aanwijzen die dan eten mocht gaan halen. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is, mochten de genodigden niet als eersten op-scheppen en “vele petten” Gerard Martel (Vedoaan, voorzitter CMS-Salemba en voorzitter KRIS) kon niet nalaten daarover een −geestige− opmerking te maken.

De maaltijd viel bij iedereen goed in de smaak. Na nog wat gepraat onder het genot van een kopje koffie namen we afscheid.

Rob Rodrigues bedankt dat je Eric hebt geïntroduceerd en het CAS-bestuur bedankt voor de hartelijke ontvangst en een gezellige dag!

Eric en Tineke Holleman

Reünie CMS-Salemba op 26 mei 2012 Gewoontegetrouw hield CMS-Salemba op de laatste zaterdag van mei haar reünie en eveneens gewoontegetrouw werd die gehouden in de kantine van het P.C. Hooft College in Leiden. Vanuit Voorschoten bleek de reis per openbaar vervoer lang niet zo lang te duren als ik verwacht had; ik was dan ook een van de eersten en werd hartelijk

verwelkomd door Tineke Leunissen en Erik Macville, beiden bestuurslid, Gerard Martel, voorzitter en Nard van Veen, 1ste secretaris.

Na een kop koffie met spekkoek gehaald te hebben ging ik aan de −nog lege− tafel voor genodigden zitten, maar gelukkig kwam Nard me al gauw gezelschap houden en ging het gesprek over computer-problemen waar wij en leden van andere besturen tegenaan lopen/waren gelopen en welke oplossin-gen daarvoor zijn, waarbij ik me gelukkig prees met het feit dat Eric me altijd uit de brand kan helpen.

Page 21: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

19

Langzamerhand begonnen er meer gasten te komen, maar helaas ken ik lang niet zoveel CMS-sers als CAS-sers, dus ik bleef maar bij de gastentafel, vooral ook omdat Gerard een schaal met heerlijke lempers, lumpiaatjes e.d. had gebracht. (Onze dank daarvoor was groot Gerard!)

Daar werd ik eerst benaderd door iemand die iets wilde weten over een Vedoaan. Later kwam Arina Sterkenburg naar mij toe. Zij was in 2005 met een Vedoaanse uit Zuid-Afrika naar de grote Jakarta-reünie meegegaan. In die tijd hadden wij wat e-mailcontact gehad en ze kwam nu even kennis maken, waarna we enige tijd gezellig met elkaar gepraat hebben.

Intussen waren Cherna en Sven Niels (Vedoaan) gekomen en moest ik hen natuurlijk begroeten, maar toen Gerard zich opmaakte voor de officiële opening, ging ik terug naar de gastentafel.

Na Gerard nam Erik Macville het woord. Hij had bedacht dat de gasten zelf konden bepalen welke tafel later op de middag als eerste eten zou mogen gaan halen. Daartoe reikte hij aan elke tafel een formulier met quizvragen uit.

De tafel die de minste fouten zou maken, zou als eerste mogen opscheppen. Gelukkig voor de geno-digden deden wij als gasten buiten mededinging mee en mochten wij toch als eerste, hoewel ….we brachten het er nog niet eens zó slecht vanaf. (Wij werden derde.)

De vragen vereisten wel enige bijbelkennis en wie van ons −geen van allen meer helemaal piep− kent het antwoord op vragen als: “hoe heet het paard van Lucky Luke?”; “hoe heet het paard van Harry Potter?” e.d.

Henk van Riel demonstreerde hoe je de poco poco moet dansen.

De maaltijd die om half zes geserveerd werd, werd met smaak verorberd. Na afloop daarvan praatten we onder het genot van een kop koffie nog even na, waarna de meesten zich opmaakten om weer naar huis te gaan en afscheid namen.

Bij deze wil ik Cherna en Sven bedanken dat zij zo aardig waren mij mee te nemen en voor het huis af te zetten.

Ook het bestuur van CMS-Salemba wil ik bedanken voor de hartelijke verwelkoming en de verwenne-rij.

Tineke Holleman KRIS-reünie op 1 september 2012 Nadat het KRIS-bestuur jarenlang de reünie in hotel Bel Air in Den Haag had gehouden, vond de KRIS-reünie nu voor het eerst plaats in het Golden Tulip hotel in Zoetermeer.

Hiervoor waren 2 redenen: 1. Het (afnemend) aantal bezoekers; 2. De kosten.

Wat 1. betreft: op de reünie waren ca. 115 personen aanwezig. Dit met inbegrip van de standhouders, de musici en de genodigden. Er waren 7 Vedoanen, waarvan er twee vergezeld werden door hun partner.

Bij binnenkomst hoorde ik al de muziek van Cheers, de band.

Aan de ontvangsttafel werden de gasten verwelkomd door oude bekenden namelijk de penningmeester van de KRIS, Ruud Schmitt en het echtpaar Astrid en Herbert (Does) Scipio.

v.l.n.r. Does en Astrid Scipio, Ruud Schmitt

Page 22: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

20

Bij de koffietafel ontmoette ik John Boon van Ochssee die Meke Stumpf had gebracht en iets later liep ik Edith Rodrigues-Dahmen en Rob Rodrigues tegen het lijf.

Aan de gastentafel verzamelden zich in de loop van de middag bestuursleden van de verschillende zusterverenigingen, op één (Maureen ten Hoorn) na oude bekenden. Ik vond het vreselijk leuk met Maureen kennis gemaakt te hebben. Peter Abbink (CAS) begon een mop te tappen, waarna er meer-dere volgden en de stemming er goed in kwam. v.l.n.r.: Meke Stumpf, Ank Boon van Ochssee, Rob Rodrigues, John Boon van Ochssee Later verrichtte Gerard Martel de officiële opening, waarbij hij de gasten, standhouders en bandleden verwelkomde. Daarna volgde een ogenblik stilte ter nagedachtenis aan de overledenen.

Gerard spoorde de aanwezigen aan vooral de standhouders met een bezoek te vereren en na nog wat huishoudelijke mededelingen wenste hij alle aanwezigen een genoeglijke middag toe.

Tot het eten vermaakte ik me door met deze en gene een praatje te maken en te kijken naar een da-me die een grote hoed op had. Vol overgave en soms met woeste armbewegingen, stond zij − vaak in

haar eentje− te dansen.

Zij was trouwens niet de enige die een hoofddeksel op bleef houden.

Jive..? Cha cha cha..? Pettenparade Het Indisch buffet, verzorgd door toko Ramé, werd al vrij vroeg geserveerd. Na nog wat napraten onder het genot van een kopje koffie vertrokken de meeste genodigden omstreeks 18:30 uur en was ik lekker vroeg thuis.

Tineke Holleman

Page 23: G H E P E Y S E N K L O E K E D A E T - Ziggomembers.casema.nl/e.holleman/vedo/gnkd/G12_3.pdf · Een verstokte vrijgezel met vele sociale contacten. Bevriend met zowel mannen als

21

ALGEMENE GEGEVENS Bestuur en Redactie

Walter Burger, voorzitter Meloenstraat 140, 2564 TL Den Haag Telefoon: 070 323 5651 E-mail: [email protected]

Tineke Holleman-Bangert, secretaris Merelhof 42, 2251 DD Voorschoten Telefoon: 071 887 6382 E-mail: [email protected]

Eric Holleman, penningmeester Merelhof 42, 2251 DD Voorschoten Telefoon: 071 887 6382 E-mail: [email protected]

Thelma Jellema-van Dort, lid Klaverweide 210, 2272 BZ Voorburg Telefoon: 070 355 7597 E-mail: [email protected]

Web-site: www.vedo-world.nl Redactieadres: Zie Tineke Holleman

Lidmaatschap

Contributie is verschuldigd per kalenderjaar en dient vooruit te worden betaald. Opzegging dient te geschieden voor 1 december van het voorgaande jaar.

Basis Contributie inclusief G&KD per post in: Contributie Nederland Europa Wereld

2011 5 10 10 12 2012 5 10 10 12 2013 4 10 12 13

N.B. Paren ontvangen slechts één exemplaar van G&KD. Leden die G&KD per e-mail ontvangen of een partner hebben die G&KD ontvangt, betalen alleen de basiscontributie.

Specificatie van uw betaling Op de adreslabel staan uw lidnummer en de uitstaande contributie in Euro’s t/m het lopende jaar. Staat daar niets, dan hebt u uw contributie t/m dit jaar al voldaan. Voor de correcte administratie van betalingen is het essentieel dat u bij uw overschrijving het lidnummer vermeldt van degene voor wie u betaalt. Be-taalt u voor een ander, vermeldt dan ook zijn naam. Gebruik de volgende betalingscodes:

nnnn : Lid nummer nnnn R Entree leden A Ledenlijst op reünie Cyy

Contributie jaar yy G&KD per post

I Entree niet-leden P Ledenlijst per post

Eyy Contributie jaar yy G&KD per e-mail

X Toegang tot speciaal evenement

M Gewone maaltijd

B Komt op ALV/reünie alleen nodig als dat niet blijkt uit overige codes D xx Eenmalige donatie

Van € xx V Vegetarische maaltijd

Ongespecificeerde betalingen boven de verschuldigde contributie worden als éénmalige donatie ge-boekt.

Voorbeeld 1: In dit voorbeeld ontvangt lid 1080 G&KD per post. Het betaalt contributie voor 2012 en 2013 (samen € 20) en een donatie (€ 5). Hij komt op de reünie maar bestelt geen maaltijd. Hij maakt dus € 25 over en vermeldt op de overschrijvingskaart bij mededelingen:

1080: C12+ C13 + B + D 5 Voorbeeld 2: In dit voorbeeld ontvangt paar 191 (beiden lid) éénmaal G&KD per e-mail. Het betaalt 2 x de basiscontributie voor 2013 (samen € 8), neemt twee introducés mee naar de reünie (entree: 2 x € 8) en bestelt drie gewone en één vegetarische maal-tijd (4 x € 17). Het maakt dus € 92 over en vermeldt op de overschrijvingskaart bij mededelingen:

191: 2 x E13 + 2 I + 3 M + V

Bankrelatie: Bankrekening 537857 t.n.v. VEDO Nederland te Voorschoten IBAN: NL77 INGB 0000537857; BIC: INGBNL2A