Aanvullingen op actieplan IEMESe 1 14 februari 20161. Aangepaste visie op het werkveld 3 2. Bootcamp...
Transcript of Aanvullingen op actieplan IEMESe 1 14 februari 20161. Aangepaste visie op het werkveld 3 2. Bootcamp...
Aanvullingen op actieplan IEMESe – 1
14 februari 2016
Inhoudsopgave 1. Aangepaste visie op het werkveld 3
2. Bootcamp 7
3. @WORK 9
4. @Coach 13
5. Tools en de toolbox 16
6. Eerste opzet toetsing IEMESe 18
7. Voorbeeld ingevulde module beschrijving CO / CE-rest 25
1. Aangepaste visie op het werkveld
Een model om de creatieve industrie te duiden is het Concentric Circle Model van David Throsby (2001).
In het model wordt uitgegaan van het idee dat primaire creatieve ideeën de drijvende kracht zijn die de
culturele industrie stuurt. En dat juist door deze creatieve ideeën de culturele industrie zich onderscheidt
van andere sectoren in de economie. Dit noemt Throsby de core creative arts. Onder core creative arts
verstaat Throsby literatuur, muziek, beeldende kunst en uitvoerende kunst. Rondom deze core creative
arts is een creatieve industrie ontstaan. In deze industrie worden creatieve ideeën ontwikkeld,
geproduceerd en gedistribueerd. UNESCO definieert de creatieve industrie als een industrie die creatie,
productie en commercialisering van van nature immateriële en culturele inhoud combineert (WIPO 2013)
Deze creatieve ideeën/ inhoud kan men ook creatieve content noemen. De gedachte is dat naarmate
men verder van de core circle werkzaam is, er ook minder originele creatieve content gemaakt wordt. De
content is meestal een afgeleidde van de core circle. De creatieve industrie wordt in het model van
Throsby verder onderverdeeld in verschillende lagen, ook wel de concentric cirkels genoemd;
“Other core cultural industries” bevatten film musea, galerieën, bibliotheken en fotografie .
“Wider cultural industries” bevatten erfgoed diensten, Publiceren en gedrukte media, geluidsopname,
Televisie en radio, video- en computerspellen.
Related industries bevatten advertisment, architectuur, design en mode.
Studenten van IEMES worden in eerste instantie niet opgeleid tot werknemers of ondernemers in de
cirkel van core creative arts. Studenten van IEMES zullen daarom eerder werkzaam zijn een van de cirkels
verder verwijderd van de core arts.
Vakgebieden voor IEMES
IEMES studenten worden in beginsel opgeleid tot commercieel econoom of communicatie
deskundige in het werkveld van de creatieve industrie. Een industrie of economie waar de beleving
en betekenis centraal staan. Pine and Gilmore (1999) noemen dit de experience economy. Door
betekenis te geven aan belevingen wordt er waarde toegevoegd aan deze belevingen. IEMES
studenten zijn werkzaam in een veld waar deze waarde gecreëerd wordt en waar waarde
toegevoegd wordt. De waarde wordt toegevoegd aan een product uit bijvoorbeeld de core creative
arts, of juist door het gebruik van de core creative arts. IEMES studenten worden niet opgeleid tot
muzikant, toneelspeler, beeldend kunstenaar of schrijver (core creative arts). Deze gebieden komen
wel overal terug in het werkveld. Muziek is bijvoorbeeld een onderdeel van de filmindustrie of
reclame, podiumkunsten worden uitgevoerd in theaters, maar ook op festivals. Beeld komt zowel
terug in musea als in games of printed media. Geschreven tekst is zichtbaar in tijdschriften, boeken
maar ook in media uitingen.
De creatieve industrie bestaat uit het produceren, ontwikkelen en distribueren van creatieve
content. Binnen deze definitie valt onder andere de entertainment industrie. De entertainment
industrie is van oorsprong de basis van de IEMES opleidingen. Dit uit zich door de huidige keuzes van
de branches (vakgebieden); Event, Music, Entertainment en Gaming (EMEG). Op deze manier
profileert IEMES zich ten opzichte van andere Commerciële economie en communicatie opleidingen.
IEMES zal zich blijft richten op de entertainment industrie. Als onderdeel van Fontys Academy for
Creative Industries is het echter logisch dat voor het IEMESe traject ook de indeling van de
vakgebieden ter discussie gesteld wordt.
Zoals aangegeven zullen de meeste studenten van IEMES niet werkzaam zijn in de core creative arts,
maar juist in de andere cirkels van het concentric circle model. Kijkend naar het concentric circles
model van Throsby is er een discrepantie met betrekking tot de branches zoals die nu bij IEMES
gebruikt worden. De branche music is in het concentric circle model een onderdeel van de core
creative arts. Events, entertainment en games vallen buiten deze core circle. Een core creative art als
music wordt echter wel toegepast bij events, entertainment en games. Ook binnen de communicatie
en marketing wordt muziek ingezet als een tool. Muziek is een middel om tot een doel te komen, dit
kan het verspreiden van een boodschap zijn of het stimuleren van verkoop. Muziek is overal, zowel in
festivals als entertainment, als in games en business events. Door music als een van de vier
hoofdstromingen van IEMES te houden doet men zowel het vakgebied Music te kort, maar ook de
mogelijkheden binnen het werkveld worden beperkt. Het is logischer om vakgebieden te maken die
breder zijn dan enkel één aspect van de core creative arts.
Binnen de entertainment industrie wordt waarde toegevoegd aan core creative arts. De
entertainment industrie zou omschreven kunnen worden als een “geheel van de activiteiten waarbij
grootschalig en bedrijfsmatig vermaak en ontspanning worden aangeboden door film, muziek of
spellen op beelddragers, geluiddragers of via software; deelgebied in de dienstverleningsbranche dat
zich richt op het aanbieden van entertainment in de vorm van film, muziek of spellen op
beelddragers, geluiddragers of via software.” (2016, encyclo).
In deze definitie wordt niet gesproken over de directe beleving oftewel het live element binnen de
entertainment. Dit gebied waarbij live beleving als entertainment geboden wordt, beslaat echter een
groot deel van de markt als men kijkt naar de distributie van creatieve content. Neem als voorbeeld
performance arts waar een core creative product, oftewel content, getoond wordt aan grote
aantallen bezoekers. Deze vaak niet permanente, en vaak locatie onafhankelijke bijeenkomsten
zorgen voor een extra beleving van het product waarmee waarde toegevoegd wordt aan de originele
performance. In principe worden alle core creative arts toegepast in de entertainment industrie om
waarde toe te voegen.
De live beleving van entertainment uit zich niet alleen door eenmalige performances maar wordt op
meerdere plaatsen manifest gemaakt. Het maken van locaties om bezoekers te trekken door live
entertainment te bieden, is ook een onderdeel van de entertainment industrie. De creatieve content
kan dan een performance zijn, maar ook een attractie, met een bijzondere visuele of auditieve
beleving. Denk hierbij aan musea, poppodia of themeparks.
In de definitie van Encyclo wordt gesproken over spellen. Games zijn een voorbeeld waar juist veel
aspecten uit de core creative arts gekoppeld worden aan beleving. Visuals worden gecombineerd
met music, storytelling (onderdeel van literatuur) wordt gekoppeld aan een beloningsysteem. De
combinatie van deze spelelementen met core creative arts zorgen voor beleving en geven betekenis
aan een product. Er wordt waarde toegevoegd voor de betrokken consument. Hiervoor worden
bijvoorbeeld zoveel mogelijk zintuigen ingezet. De consument wordt ondergedompeld in een
betekenisvolle beleving.
Het meest kenmerkend in de encyclo definitie is dat men spreekt over beelddrager of geluiddrager.
Dit impliceert dat entertainment juist niet live is, maar gedragen door een medium. Core creative
arts worden verspreid als ontspanning en vermaak met behulp van bijvoorbeeld een DVD of CD.
Onder deze media vallen ook Radio en TV. Hier worden de core creative arts op een digitale manier
verspreid. Ook toegepast beeld en toepaste tekst wordt door media verspreidt, denk hierbij aan
kranten, magazines, websites etc. Je zou kunnen zeggen dat media als deze de distributeurs zijn van
de core creative arts ook wel creatieve content genoemd. Maar media is hierin veel meer. Zo vallen
media ook onder de producenten en ontwikkelaars van toegepaste creatieve content. Denk hierbij
aan tv-formats, bladformules, radioshows, series etc.
IEMES kiest er daarom voor de ring van de entertainment industrie (daar waar wij voor opleiden) op
te delen in slechts twee delen. Hierbij wordt uitgegaan dat de verspreiding van toegepaste creatieve
content op twee manieren plaatsvindt: Live of via een medium. In deze ring staat letterlijk het
toepassen van creatieve content centraal. Er wordt gesproken over:
Live entertainment (creatieve content, op niet permanente locaties zoals events en festivals,
of creatieve content op vaste locaties die doelgericht gemaakt zijn om bezoekers te trekken,
je bent als het ware ‘in the moment’.)
Media entertainment (de productie, ontwikkeling en verspreiding van creatieve content
waarbij de gebruiker/koper permanente toegang heeft. Er geen live contact is met de
creatieve content. Creatieve content is vastgelegd en herhaalbaar voor de gebruiker/koper.)
De creatieve content is de basis voor het product wat geleverd wordt. In deze eerste ring is de
creatieve content het doel op zich en is deze vaak gericht op een business to consumer setting.
Om deze eerste ring zit een tweede ring. Activiteiten in de tweede ring zijn gericht op ofwel de klant
van de klant ofwel het inzetten van entertainment als middel. In deze ring is de setting veelal
business tot business. Hier bevinden zich de agencies en aanverwante bedrijven die diensten leveren
aan bedrijven uit de eerste ring, of gebruik maken van de creatieve content uit de eerste ring.
Agencies zijn vaak voorwaarde scheppend of bieden hun diensten aan om specifieke onderdelen te
ondersteunen. Denk bijvoorbeeld aan een booking agency. Een booking/management agency zorgt
ervoor dat de creatieve content (in dit geval music) bij de juiste partijen terecht komt. Dit kan een
festival of event zijn. Het is een onderdeel van het vakgebied live entertainment, maar kan zich ook
begeven in het vakgebied media. Een advertisement agency kan beeld verkopen aan een themepark,
maar kan tevens een campagne voor een themepark verkopen aan de media. Agencies kunnen
vakgebied specifiek zijn, maar ook vakgebieden overstijgend werken. Vaak bevinden deze agencies
zich in het business to consumer segment. In deze ring bevinden zich ook de zakelijke events en
andere vormen van zakelijke dienstverlening. Centraal staat hierin nog steeds dat er in enige vorm
creatieve content geproduceerd, ontwikkeld of gedistribueerd wordt.
2. Bootcamp
Ieder studiejaar wordt gestart met een Bootcamp. Deze heeft een lengte van 2 weken. In deze weken
wordt voorlichting gegeven, verwachtingen gemanaged en de (opleidings- of fase)bekwaamheid bepaald.
Hierdoor creëert de student een volledig beeld van ons werkveld en onderwijs en kan deze op basis
daarvan gedegen keuzes kan maken.
Een mogelijke indeling van deze weken ziet er als volgt uit:
Week 1
Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag
Ochtend Uitleg praktische
zaken
“Classbuilding” Voorlichting
tools
“Classbuilding” Voorlichting
tools
Middag Kennismaking
klas
Voorlichting
creatieve industrie
Coaching Voorlichting
creatieve industrie
Coaching
Week 2
Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag
Ochtend Voorlichting
studie
Excursie Excursie Coaching
Middag Keuze tools
Week 1
Op maandag wordt praktische informatie gegeven, daarbij kan gedacht worden aan een rondleiding door
het gebouw met daarbij stops bij het bedrijfsbureau, printers, de AV balie, #Club IEMES, etc. Daarnaast
wordt er informatie gegeven over de “portal” , belangrijke documenten als de OER, studiegids en
modulebeschrijvingen. Maar ook zaken als Progress, Facebook Chillingroom, de inrichting van het
onderwijs (thema, tools, etc.), de wijze van toetsing (toetsing en reflectie, show en go weken, etc) en
onze cultuur zullen besproken worden. In de middag is er tijd om elkaar (klasgenoten en coach) te leren
kennen. Doel is om studenten meteen, de 1e dag, de juiste informatie te verschaffen.
Op dinsdag wordt er gestart met een “classbuildings”activiteit. Dit kan gezien worden als een
teambuildingsactiviteit. Doel is om de studenten elkaar te leren kennen, een band te creëren en samen te
werken. In de middag wordt een voorlichting gegeven over de creatieve industrie, dat wil zeggen de core
creative arts en de gebieden waar onze opleiding zich op richt. De geschiedenis én actualiteit worden hier
besproken. Doel is om verwachtingen meteen te managen. Studenten worden bij IEMES niet opgeleid tot
muzikant, maar wel in alle functies daaromheen.
Op woensdag wordt er een voorlichting gegeven over de tools. Hierbij wordt al een kleine voorzet
gegeven over wat een student kan verwachten. Dat wil zeggen dat een student ook meteen aan de slag
gaat. Ook is het mogelijk wenselijk voor een aantal tools om het niveau van een student te bepalen. Doel
is om student een gedegen keuze te laten maken met betrekking tot de tools. In de middag gaan de
studenten in gesprek met hun coach. Wat is hun achtergrond, wat willen ze, wat zoeken ze, wat kunnen
ze, zijn daarbij onderwerpen die aan bod komen om zo tot een juiste inschatting van (het kunnen en
willen) de student te komen. Doel is om de student zo goed mogelijk te kennen om zodoende juiste
begeleiding te kunnen geven.
De activiteiten op donderdag en vrijdag zijn identiek aan de dinsdag en woensdag.
Week 2
Op maandagochtend wordt er voorlichting gegeven op het gebied van de gekozen studie. Dit betekent dat
er informatie wordt gegeven over de vakgebieden van een CO-er of CE-er. Ook hier is het weer van belang
dat studenten tijdens deze voorlichting al gaan dóen. Eventueel kan dit worden verzorgd door één van
onze opdrachtgevers uit het werkveld. Doel is om studenten te laten proeven van het werkveld, om zo
wederom verwachtingen te managen. Op maandagmiddag maken studenten een keuze met betrekking
tot de tools. Ook hier kan eventueel een peilmoment worden geïmplementeerd. Bijvoorbeeld voor (zoals
geadviseerd) verplichte tools als Engels.
Op dinsdag en woensdag worden excursies verzorgd naar bedrijven uit onze creatieve industrie. Ook dit
onderdeel kan worden verzorgd door één van onze opdrachtgevers uit het werkveld. Doel is om
studenten te laten proeven van het werkveld, om zo verwachtingen te managen.
Op donderdag worden individuele gesprekken tussen student en coach gevoerd. Hoe gaat het? Is dit wat
je wil? Is dit wat je kan? Een coach geeft hierbij ook zijn of haar visie / advies met betrekking tot de
opleidingsbekwaamheid van de student.
Coördinatie Bootcamp
De bootcamp weken kunnen door een team van docenten ontwikkeld worden. Tijdens de weken zelf kunnen zij assistentie krijgen van het werkveld en studentassistenten. Thema -en tooldocenten vullen de specifieke onderdelen met betrekking hun onderwijs in. De coach van een klas is tijdens deze week grotendeels aanwezig om een en ander te begeleiden en de studenten beter te leren kennen.
3. @WORK
@WORK is een studieonderdeel waarbij studenten in alle drie de fases van hun opleiding 10 studiepunten
per fase kunnen halen, naast de 20 studiepunten voor de meewerkstage. In totaal is @WORK
verantwoordelijk voor 50 van de 240 studiepunten. Hiermee is 1/5e van het gehele onderwijs een
@WORK activiteit. Een student dient zodoende in iedere fase van de opleiding 280 uur actief te zijn voor
@WORK. Dit kan zowel gerealiseerd worden door één grote opdracht als door diverse kortdurende
opdrachten.
Iedere student dient in zijn afstudeerfase een opdracht te werven uit het werkveld en is verantwoordelijk
voor het naar behoren afronden van deze opdracht. De opdracht dient in teamverband vervuld te
worden. Dit houdt in dat de student die eindverantwoordelijk is voor het opleveren van het eindresultaat
een team samen gaat stellen. Dit team kan bestaan uit een zelf te bepalen aantal mensen. Teamleden
kunnen gezocht worden onder de studenten in de propedeuse en de hoofdfase. Zij kunnen solliciteren op
de opdrachten. Teamleden kunnen ook gezocht worden bij andere opleidingen en buiten schoolverband.
Eventueel personeelskosten dient de afstudeerwaardige student zelf met de opdrachtgever af te
stemmen. Naast de opdracht, de opdrachtgever en het team dient er een expert bij betrokken te zijn. Dit
kan een docent uit het betreffende vakgebied zijn van IEMES maar ook een expert buiten de opleiding
mag gezocht worden. Iedere student stemt met zijn of haar coach af welke opdracht bijdraagt aan de
gewenste vorming van de student. Zo kan een student in de propedeuse of hoofdfase ook kiezen om
tijdens @WORK zelfstandig voor een opdrachtgever of eigen onderneming werkzaam te zijn.
Doel
Doel van @WORK is om:
Het geleerde in de praktijk te brengen.
Werk etiquette, normen en waarden op het werk te ervaren.
Ervaren wat samenwerking is en welke rollen hierin meespelen.
Ervaren wat projectmatig werken is.
Ervaren wat leidinggeven, delegeren, begeleiden en aansturen van werk inhoudt.
Leren verantwoordelijkheid te dragen voor het eindresultaat.
Leren ervaren wat het werken voor een externe partij inhoudt.
Netwerk opbouwen binnen een gebied dat aansluit bij de individuele profilering van de student.
Inzet personeel
Om @WORK te kunnen bewerkstelligen is een ‘organisatie’ nodig die opdrachten en studenten bij elkaar
brengt. Hierbij kan gewerkt worden op basis van een “uitzendstructuur”,
Waarbij het toekennen van opdrachten uit het werkveld aan studenten door het onderwijspersoneel
wordt gedaan. Wanneer een student zelf een opdracht of project heeft bemachtigd, dient deze ook goed
of afgekeurd te worden door een onderwijspersoneelslid. Voor dit studieonderdeel zijn een aantal
functies en/of taken vereist:
Coördinator @WORK
Administratief medewerker
Begeleiders - relatiemanagers
Coördinator
Het is de taak van de coördinator om richtlijnen voor @WORK op de verschillende niveaus op te stellen,
die enerzijds voor praktische uitvoerbaarheid zorgen en anderzijds voor een passende beoordeling
zorgen. Aangezien @WORK ook over leidinggeven en samenwerking gaat zou peer-to-peer feedback hier
ook op zijn plaats zijn. Belangrijk hierin is de rol van de student. Deze is verantwoordelijk voor het
aantonen van geleerde zaken in @WORK. Daarnaast zien we hier ruimte voor het werkveld om mee te
praten over de kwaliteit van onze studenten en in hoeverre dit aansluit bij de wensen die zij als
ervaringsdeskundigen op hun gebied hebben. De genoemde richtlijnen moeten echter niet zodanig strak
geformuleerd worden dat deze inbreng van het werkveld wegvalt. Kijken we naar de leerdoelen van
@WORK dan is het gewenste profiel van de student leidend, mits dit voldoende aansluit bij diens
opleiding. Een grote mate van vrijheid voor de student is zodoende gevraagd. Dit maakt het onderdeel
@WORK kwetsbaar. Want wat is ‘voldoende aansluit bij de opleiding’, wat is ‘werken op niveau’, wat is
voldoende inbreng van het werkveld’, wat is ‘passend bij profiel’. Deze zaken zijn niet helder en zullen
door de coördinator moeten worden opgepakt, waarbij er voldoende ruimte is om in de praktijk de
situaties afzonderlijk te bekijken.
Tevens is deze persoon verantwoordelijk voor het opstellen (of goedkeuren) van contracten tussen
opdrachtgevers en studenten.
Daarnaast is de coördinator verantwoordelijk voor het implementeren en het gebruik van een platform
waarop vraag en aanbod bij elkaar komt. Hierbij kan gedacht worden aan een website of een ander online
platform waarop de opdrachtgever op eenvoudige wijze een opdracht kan uitzetten. Ook de student
moet gemakkelijk dé opdracht op dit platform kunnen vinden. De coördinator is na implementatie
verantwoordelijk voor een up-to-date platform.
Ook is hij of zij verantwoordelijk voor het implementeren van en het gebruik van een Customer
Relationship Management (CRM) systeem. Met behulp van een dergelijk systeem kan informatie van
relaties en studenten vastgelegd worden (en mogelijk zelfs deze twee aan elkaar gekoppeld worden). We
adviseren om zo spoedig mogelijk een goed administratief systeem te kopen, bouwen of huren waarin
klantrelaties, opdrachten, studenten en onderwijspersoneel aan elkaar gekoppeld kunnen worden. De
coördinator is na implementatie verantwoordelijk voor een up-to-date bestand.
Ook is de coördinator verantwoordelijk voor het goedkeuren van de opdrachten. Zowel voor opdrachten
die aangedragen worden door het werkveld als de opdrachten die zelf zijn gevonden door studenten.
Tenslotte is de coördinator verantwoordelijk voor het vlot laten verlopen van alle contacten tussen
begeleiders met het werkveld en studenten. De coördinator plant meerdere bijeenkomsten per jaar met
deze begeleiders in om actualiteiten, werkwijze en eventuele andere onderwerpen te bespreken.
Administratief medewerker
De administratief medewerker is de rechterhand van de coördinator. In de praktijk zullen deze twee
personen vaak gezamenlijk taken oppakken, zoals het goedkeuren van de opdrachten, het toekennen van
opdrachtgevers en studenten aan begeleiders, het bijhouden van het platform.
Daarnaast is deze persoon verantwoordelijk voor de afhandeling en archivering van alle documenten die
samenhangen met @WORK, zoals contracten.
Begeleiders - relatiemanagers
Het werkveld is ingedeeld in Live Entertainment en Media Entertainment. Onder Live Entertainment
vallen zaken als events, festivals, musicals, voorstellingen, concerten, tentoonstellingen, etc. Bij Media
Entertainment draait het om onder andere radio, televisie, spellen, films, platenmaatschappijen,
uitgeverijen, etc.
Geadviseerd wordt om ook het relatiebeheer en de opdrachten in te delen in deze structuur. Begeleiders
@WORK zijn dan ook verantwoordelijk voor het relatiebeheer van opdrachtgevers uit één van deze twee
delen van het werkveld, om te voorkomen dat 1 opdrachtgever meerdere contactpersonen heeft.
Wanneer er binnen een organisatie meerdere opdrachten door verschillende opdrachtgevers uitgezet
worden en het wenselijk is om hier verschillende contactpersonen vanuit @WORK op te zetten,
bijvoorbeeld wanneer er verschillende expertises binnen één organisatie zijn, is dat uiteraard mogelijk.
De begeleiders van @WORK zijn bij deze taak ook verantwoordelijk voor het correct invullen en bijhouden
van het CRM systeem.
Naast de relatiebeheer kant is een begeleider ook verantwoordelijk voor het begeleiden van de studenten
die werken voor opdrachten van zijn of haar opdrachtgevers. De begeleider weet alle in's en out’s van het
bedrijf en de opdracht zodat deze persoon de student(en) het beste kan begeleiden. Dit kan op een
laagdrempelige manier worden gedaan, bijvoorbeeld alleen door middel van gevraagd advies. De
begeleider zal idealiter niet de beoordelaar zijn van het werk van studenten voor @WORK.
Toetsing Om studiepunten toe te kunnen wijzen dient de student het geleerde zichtbaar te maken. Tijdens de 2
Show&Go momenten in een studiejaar krijgt de student deze mogelijkheid. De student dient vooraf aan
te geven hoe hij het geleerde zichtbaar wil maken. Dit kan bijvoorbeeld door middel van portfolio
opbouw, een gesprek met de opdrachtgever, een virtual rondleiding, een presentatie, een werkstuk, etc.
De docenten die deze opdrachten beoordelen zijn geen begeleider van de betreffende student geweest.
Transitiefase 2016-2017
Aangezien IEMESe in 2016-2017 alleen wordt geïmplementeerd in jaar 1 bij de opleiding CE is er een
tussenjaar waarin het volledige programma van @WORK nog niet gedraaid kan worden. Hiervoor is een
tussenoplossing nodig. Voor komend studiejaar wordt geadviseerd om daarom kleinschalig opdrachten
binnen te halen voor deze studenten. Zodoende kan deze fase gezien worden als pilotfase en e.e.a.
meteen opgelost worden wanneer er zich problemen voordoen. Overleg, reflectie en experimenteren
zullen zeker het eerste jaar centraal staan. Een leerervaring is niet altijd goed vooraf in te schatten en niet
voor iedereen hetzelfde. Zo kan een bardienst draaien op een festival een leerzame ervaring zijn voor een
eerstejaars timide persoon en voor een andere eerstejaars student weinig toevoegen. In dit jaar moeten
dan ook vooral leermomenten komen die bepaalde keuzes in 2017-2018 kunnen verantwoorden.
Daarnaast dienen komend studiejaar zaken als de implementatie van het platform en het CRM systeem
worden opgepakt.
4. @Coach
N.a.v. gesprek Pieternel Brughuis-van der Sterre met Martine Mingaars dd. 3 mrt 2016 en Chris Gribling & Laura van Hinthum dd. 7 mrt 2016.
Uitgangspunten @COACH
Competenties:
@COACH moet in ieder geval de volgende competenties voor haar rekening nemen:
- interpersoonlijk - intra persoonlijk - leidinggeven Daarbij aandacht besteden aan:
- (interculturele) samenwerking - actualiteit - leren reflecteren
Hoofddoel:
Het hoofddoel van @COACH is het begeleiden van de student in zijn1 transitie van opleiding bekwaam
naar start bekwaam. Helpen met keuzes maken. Helpen met expertprofiel ontwikkelen. Helpen om in het
werkveld aan de slag te kunnen.
In het IEMESe-plan wordt gesproken over PEP-talk: Person, Education, Proces.
Buiten reguliere lessen, dus in kleinere groepen, individueel maar ook activiteiten buiten de deur om te
zien wat er in de maatschappij gebeurd.
Jaar 1 > jaar 4: docent-gestuurd > student-gestuurd (keuzetraject van de student).
Actievere rol van docent: signaleringsfunctie over hoe student het doet.
Bootcamp:
- Voorafgaande aan periode 1 - Waar leiden we toe op? - Verwachtingsmanagement - Aantonen kennis (bewijsvoering)
Studiepunten:
1 Overal waar de student als hij/zijn wordt beschreven, kan ook zij/haar worden gelezen.
- Voor iedere fase van de opleiding, te weten Propedeuse, Hoofdfase en Afstudeerfase, zijn telkens 10 studiepunten te behalen. Dit is inclusief het assessment aan het einde van een fase (periode 3 of 4).
- @COACH is een eigen traject, waarbij de student aan @COACH gekoppelde studiepunten behaalt door het behalen van competenties. De studiecoach begeleid de student bij het behalen van deze competenties.
- De studiepunten voor de competenties zijn deels te behalen in de show & go weken (s&g-weken) en deels in het assessment. De studiecoach bespreekt met de student welke competenties hij gaat laten zien in de s&g-weken en welke hij aantoont in het assessment.
- Een student heeft 3 momenten in een schooljaar om competenties te laten zien: o 2x s&g-weken (periode 2 en 4, herkansing periode 5) o 1x assessment (periode 3, herkansing periode 5)
Mogelijke onderwerpen: - Meta-cognitief (hoe zitten hersenen in elkaar?) - Groepsdynamiek (normen, waarden, pesten, etc) - Psychologie - Bouwen aan een netwerk - Opstellen persoonlijke leerdoelen - Personality Indeling: - 2 dagen thema - 1 dag tools - 1 dag @WORK - 1 dag @COACH Klassen: - Ca 12 studenten in een klas - 1 studiecoach per klas - Een studiecoach kan wel meerdere klassen hebben Studiecoaches: - Geen sluitpost meer - Inzet op kennis, ervaring en passie - Training studiecoaches
o Werkvormen o Gesprekstechnieken o Interne feedback (bijv. wat als het niet lukt als coach?)
Eerste ideeën t.a.v. @COACH:
Iedere periode staan 2 competenties centraal. Dit wil niet zeggen dat de andere competenties niet aan bod komen, maar minder expliciet.
Enkele onderwerpen kunnen iedere week aan bod komen (bijv. groepsdynamiek)
Klassikale bijeenkomsten: o Algemene informatie overdragen aan gehele klas o Groepswerkvormen o Bezoeken werkveld én maatschappij
o Ruimte om te debatteren, reflecteren, filosoferen, speculeren, argumenteren, etc. over PEP gerelateerde onderwerpen
Individuele gesprekken: o Persoonlijke leerdoelen o Stipje op horizon o Keuze competenties o Keuze tools o Uitdagingen tijdens studie
Aanwezigheidsverantwoordelijkheid!
Ter overweging: critical friends in een klas (samenwerkend leren)
5. Tools en de toolbox Naast domeinspecifieke kennis en vaardigheden (BOKS) zijn er algemene HBO kwalificaties (Tools) die gewenst zijn vanuit de creatieve industrie. Naar aanleiding van diverse gesprekken met experts uit het werkveld, docenten en studenten zijn er momenteel 4 categorieën tools te onderscheiden. Te weten:
1. Technologische tools 2. Communicatie tools 3. Persoon – betrekking op jezelf 4. Persoon – betrekking op de ander
De toolbox is een onderwijseenheid en bestaat uit een grote verscheidenheid aan tools die relevant
zijn voor het werkzaam zijn in de beroepspraktijk. Afhankelijk van de reeds verworven skills kan een
student kiezen welke tools uit de toolbox hij voor zijn profiel belangrijk vindt. Studenten die bepaalde
kwalificaties nog niet (voldoende) bezitten kunnen afhankelijk van hun gewenste profiel tools uit de
toolbox kiezen om te versterken. Een tool uit de toolbox is een onderwijseenheid van 3 weken, wordt
vervolgens getoetst en kan 2 studiepunten opleveren. De toolbox is een keuzeprogramma voor alle
studenten, ongeacht hun studiejaar. Deze toolbox wordt jaarlijks aangevuld en herzien om zodoende
relevant te blijven voor de studenten. In totaal dient iedere student gedurende zijn opleidingstraject
minimaal 14 tools uit de toolbox met een voldoende beoordeling af te ronden. Het advies van 14
tools uit de toolbox is een aanpassing op het eerdere advies van 10. De overweging is hier gemaakt
om studenten meer keuze ruimte te geven in het ontwikkelen van hun eigen profiel. De verdeling is
bij 14 tools als volgt:
- 6 tools in de propedeusefase
- 6 tools in de hoofdfase
- 2 tools in de afstudeerfase
Het advies is om iedere periode ruimte te maken voor 2 tools, zodat de student er 8 per jaar zou
kunnen volgen. Dit geeft meer keuze en vrijheid in planning voor student, wat naar verwachting zal
resulteren in minder studiedruk en minder uitval op basis van tools. Dit om te voorkomen dat een
student niet door kan naar een volgende fase vanwege een tekort van 2 studiepunten.
Het aanbod van tools in de toolbox en daarrbuiten is afhankelijk van de wensen van studenten, het
werkveld en de ontwikkelgroepen binnen de beide opleidingen. Tevens kan de opleiding ervoor
kiezen 1 of enkele tools verplicht te stellen. Advies hierin is om Engels als tool in de toolbox te
verplichten en de keuze in niveau vrij te laten. Zo zou voor iedere eerste jaars student de eerste tool
Engels kunnen zijn waarbij het niveau in de eerste week, tijdens de Bootcamp, bepaald wordt.
Voorbeelden van tools per categorie worden in tabel 1, volgende pagina, weergegeven. Dit zijn
voorbeelden van elementen die door experts uit het werkveld, docenten en studenten zijn
aangedragen. Deze tools zijn adaptief waarbij tools die niet langer relevant zijn wegvallen en nieuwe
tools toegevoegd kunnen worden. Niet alle tools lenen zich voor een toolbox-keuzesysteem. Naast
het verplicht stellen van Engels als tool uit de toolbox kunnen tools ook gekoppeld worden aan een
andere onderwijseenheid. Diverse tools van communiceren, persoon-jezelf en persoon-de ander
lenen zich voor een invulling bij @COACH. Zie hiervoor ook de uitleg bij @COACH in deze appendix.
Het is belangrijk dat de algemene HBO tools herkent en erkent worden en een plaats in het onderwijs
systeem krijgen. Deels door de specifieke toolbox met tools als losse onderwijseenheden aan te
bieden en deels door tools te koppelen aan andere onderwijseenheden. De coördinatoren zijn
verantwoordelijk voor het verdelen van de tools in of de keuze-toolbox of een andere
onderwijseenheid.
Een tool als onderwijseenheid in de keuze-toolbox kent een verticale planning. Dit houdt in dat een
student ongeacht studiejaar voor een tool kan kiezen op het moment deze tool voor hem relevant is.
Tevens draagt dit bij aan de vorming van de student in samenwerking met andere jaars studenten.
Kennis van een tool is niet per definitie gekoppeld aan leeftijd. Veel meer aan ervaring, opvoeding,
vooropleiding en persoonlijke voorkeur. Zodoende is het advies om tools uit de keuze-toolbox altijd
op dezelfde dag aan te bieden. Niet alle tools hoeven hierbij iedere periode aangeboden te worden.
Een planning van minstens twee keer per jaar zou de student voldoende keuze mogelijkheden
moeten bieden.
Technologieën Communiceren Persoon - jezelf Persoon - de ander
Microsoft office
HTML
Indesign
SPSS
Online community’s
App development
Nederlands taalniveau 4F
Engels taalniveau B2 en
C1
Rapporteren
Luisteren
Groepsgesprekken leiden
Debatteren
Probleemverhelderend
gesprek
Telefoongesprekken
voeren
Begrijpend lezen
corporate Communicatie
Etiquette
Psychologie
Filosofie
Spiritualiteit
Ethiek
Lef
Zelfvertrouwen
Assertiviteit
Profileren
Zelf oplossend
vermogen
Sociologie
Culturele verschillen
Zelfkennis en
mensenkennis
Onderzoekende houding
Figuur 1. Voorbeelden HBO Tools.
6. Eerste opzet toetsing IEMESe
Voorstel benadering toetsing IEMESe
Toetscommissie IEMES – Barbara Spieringhs & Brigit Kolen, maart 2016
Situatie
IEMESe start bij CE-IEMES per september 2016 in jaar 1. Op dit moment worden in overleg met de
ontwikkelgroep CE, team IEMESe en enkele andere docenten de tools en thema’s ingevuld, naast het
nadenken over de inhoud van @work en @coach. Er is aan de toetscommissie gevraagd te adviseren
omtrent de invulling van het toetsprogramma in deze nieuwe onderwijsopzet.
Wat moet er gebeuren?
De thema’s, tools, @work en @coach moeten vorm krijgen, de modulebeschrijvingen moeten
geschreven worden en de toetsing en beoordeling van al deze onderdelen moet ontworpen worden.
Hierbij is het belangrijk op te merken dat er gekeken dient te worden naar het totale
toetsprogramma, de individuele toetsen en de vragen of onderdelen waaruit de toets is opgebouwd.
Om een effectief toetsprogramma in elkaar te zetten, is het belangrijk dat de docenten het principe
van de toetsing (vorm, complexiteit en inhoud) mee dragen, aangezien zij de toetsen grotendeels
zullen maken.
Waarom toetsen?
“Toetsen geven richting aan het leren van de student en motiveren tot het leveren van inspanningen.
Een goede toets geeft de student informatie over welke aspecten hij wel of niet beheerst. Daarnaast
verschaffen toetsen inzicht in het niveau van de kennis, vaardigheden en competenties van de
student.” (toetsbeleid ACI)
Het borgen van de kwaliteit van toetsing is om meerdere redenen belangrijk. Toetsing is een
belangrijk onderdeel bij accreditaties; het helpt garanderen dat het diploma dat de student behaalt
waardevol is. Daarnaast is het aftoetsen van het geleerde en daar studiepunten aan toekennen een
erkenning en mogelijke motivatie voor de student.
Advies
Kaders
Binnen de nieuwe onderwijsopzet zijn er een aantal kaders waar rekening mee gehouden dient te
worden. De inrichting van het toetsprogramma dient hierop afgestemd te worden.
Hybride toetsing
Team IEMESe heeft aangegeven te denken aan ‘hybride toetsing’. Dit houdt in dat er verschillende
vormen van toetsing gebruikt worden om tot een student te beoordelen. Deze term geeft nog
bijzonder veel mogelijkheden en opties om tot een concrete invulling te komen.
Transparantie
Het is belangrijk dat voor studenten en medewerkers duidelijk is wat er getoetst wordt, en wanneer.
Het advies is om dit voor zover mogelijk voor zowel summatieve als formatieve toetsmomenten
voorafgaand aan de module inzichtelijk te maken.
Formatieve toetsing is een doorlopend proces van informatie verzamelen over de leerresultaten,
over sterke en zwakke punten, die de docenten/leerkrachten kunnen gebruiken voor feedback
(feedback) bij hun lesvoorbereiding en naar hun leerders toe . Formatieve toetsing wordt vaak zeer
breed toegepast en omvat dan niet-kwantificeerbare informatie uit vragenlijsten en overleg.
Bij een summatieve toetsing wordt aan het einde van de opleiding een cijfer toegekend voor het
bereiken van de doelstellingen. Dat hoeft niet hetzelfde te zijn als een vaardigheidstoetsing. Sterker
nog: een summatieve toets is vaak aan een norm gebonden, een momentopname of een
voortgangstoetsing.
De kracht van formatieve toetsing is dat het streeft naar beter leren. De zwakte van formatieve
toetsing is inherent aan alle feedback. Terugkoppelen werkt alleen als de ontvanger in een positie
verkeert
1. om op te merken, d.w.z. attent, gemotiveerd en vertrouwd is met de vorm waarin de
informatie wordt aangeboden,
2. om te ontvangen, d.w.z. niet overvoerd is met informatie, een manier heeft om deze vast te
leggen, te ordenen en te personaliseren;
3. om te interpreteren, d.w.z. over voldoende voorkennis en inzicht beschikt om het punt in
kwestie te begrijpen, en geen actie te ondernemen die averechts werkt, en
4. om de informatie te integreren, d.w.z. beschikt over de tijd, oriëntatie en hulpmiddelen om
de nieuwe informatie te overdenken, te integreren en daarmee te onthouden.
Dit veronderstelt zelfsturing, hetgeen vereist dat leerders zichzelf leren sturen, toezien op het eigen
leren en manieren ontwikkelen om iets te doen met feedback. (Bron:
http://taalunieversum.org/onderwijs/gemeenschappelijk_europees_referentiekader/9/3/5/)
Herkansingsmogelijkheden
Het is essentieel dat iedere toets herkanst kan worden. Hierbij verdient het de voorkeur om de
toetsinhoud en –vorm zoveel als mogelijk gelijk te laten zijn.
Bij het samenstellen van het toetsprogramma is het belangrijk om zowel rekening te houden met
herkansingsmogelijkheden voor studenten die het vak dat jaar volgen, als met studenten die het vak
moeten inhalen vanuit een ouder cohort (eventueel zonder fysieke aanwezigheid in de lessen).
Bovendien is het belangrijk na te denken over de inrichting van de herkansingen van de huidige
onderwijsopzet, aangezien de modules inhoudelijk aan grote veranderingen onderhevig kunnen zijn.
Administratie
Het is niet wenselijk om een ‘schaduw-administratie’ te hanteren. Dat wil zeggen dat alle behaalde
onderdelen geregistreerd moeten kunnen worden in Progress zodat bij uitval of vervanging van
docenten geen cijfers verloren gaan.
De haalbaarheid van het registreren van deelcijfers, en het werk dat daarbij komt kijken, moet
meegenomen worden in de besluitvorming.
Studentaantallen
Het aantal studenten kan doorslaggevend zijn in de keuze voor een bepaalde toetsvorm of
complexiteit van een beoordelingsmoment. Dit heeft te maken met het realiseren van
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en de daaraan gelinkte werkdruk, tijdsdruk en haalbaarheid van
het nakijken binnen een bepaald aantal werkdagen.
Toetsvormen
In de huidige onderwijssituatie wordt er vaak gekozen voor een aantal toetsvormen die wellicht niet
optimaal aansluiten bij het leerproces. Door meerdere opties inzichtelijk te maken voor docenten,
kan de toetscommissie ondersteunen bij het kiezen van de toetsvorm die het best passend is, en
toch voldoet aan de voorwaarden die uit andere kaders voortkomen. Hierbij valt te denken aan het
tonen van voorbeelden van diverse mogelijkheden van beoordelen, creatieve manieren van toetsen
en het uiteenzetten van de voor- en nadelen van de mogelijke opties.
Toetsmatrijs
Het gebruiken van een toetsmatrijs bij het samenstellen van toetsen, waarbij het aannemelijk is dat
er meer toetsen onder één toetscode gaan vallen, is een zeer dringend advies. Dit ondersteunt de
borging van kwaliteit, helpt overlap te voorkomen, biedt inzicht in de verdeling van de leerstof en het
niveau van toetsen (zie figuur 1). Bovendien geeft het inzicht in de verdeling binnen het totale
toetsprogramma.
Figuur 1. Piramide van Miller (1990), uit Toetsen in het hoger onderwijs p.55
Uitgangspunt
Bij IEMESe is tot nu toe gewerkt vanuit een bottom-up principe, waarbij voor docenten constant de
mogelijkheid is geweest om de dialoog aan te gaan en input te geven voor zaken die zij belangrijk
achtten.
Het is wenselijk om eerst te kijken naar een ideale situatie wat betreft toetsing; deze kan namelijk
anders zijn voor de thema’s, tools, @COACH en @WORK. Ook kunnen de onderdelen of periodes
onderling nog andere voorkeuren of noodzaken hebben.
Het advies is dan ook om met docenten, ontwikkelgroepen en andere belanghebbenden te bekijken
wat de ideale situatie is betreft toetsing, zowel qua vorm, complexiteit en inhoud, als qua
tijdsplanning en aantal (summatieve en formatieve) toetsmomenten.
Enkele mogelijke scenario’s worden onderaan dit document kort benoemd.
De toetscommissie van IEMES wil graag ondersteunen bij dit proces, en volgens de ontwerpcirkels
(zie figuur 2) meedenken over de invulling van het toetsprogramma. De leden van de toetscommissie
kunnen meer scenario’s mee bedenken en de voor- en nadelen uitwerken per scenario. Daarnaast
kan er op niveau van toetsvorm per onderdeel bekeken worden welke vorm het meest passend is en
welke onderdelen formatief en summatief getoetst kunnen worden.
Bovendien heeft de toetscommissie de mogelijkheid om het toetsprogramma als geheel te bekijken,
op het moment dat er diverse voorstellen zijn gedaan door docenten en ontwikkelgroepen en advies
te geven over eventuele overlap of hiaten.
Figuur 2. Ontwerpcirkels van een toetsprogramma, uit Toetsen in het hoger onderwijs p.57
Formatieve toetsing
Het geven van inzicht in waar de student staat, is vaak één van de redenen om te toetsen. Door
docenten wordt het geven van feedback vaak als tijdrovend ervaren. De toetscommissie kan
ondersteunen bij het inzetten van diverse vormen van formatieve toetsing (zoals bijvoorbeeld Peer
en Self Assessment en het geven van effectieve feedback), en de mogelijkheden om studenten
zelfsturend te maken wat betreft het verkrijgen van inzicht in de mogelijkheden in het overbruggen
van het gat tussen ‘Waar sta ik nu?’ en ‘Waar wil ik heen?’. Dit laatste sluit aan bij de toevoeging van
IEMESe aan de missie van Fontys ACI zoals benoemd in de presentatie van 23 maart jl.
Door formatieve toetsing een prominentere rol te laten spelen in de nieuwe onderwijsopzet kunnen
de transparantie, borging van kwaliteit en leerrendement van de student vergroot worden.
Beperking advies
Dit advies richt zich met name op de nieuwe onderwijssituatie bij CE1, en in volgende jaren bij CO en
CE2+. De situatie bij CO en CE2+ is op dit moment nog niet helder; er wordt enerzijds gesproken over
het nog niet invoeren van de nieuwe onderwijsvorm, terwijl er aan de andere kant wel gesproken
wordt over het toepassen van hybride toetsing en het aanleveren van de moduleschetsen volgens de
nieuwe formule.
Wat betreft het aanpassen van de toetsing bij CO en CE2+ adviseert de toetscommissie om hiermee
te wachten tot ook het nieuwe onderwijssysteem daar wordt ingezet. De voornaamste redenen
hiervoor zijn dat een kwaliteitsslag betreft toetsing niet te garanderen valt, dat de redenen om de
nieuwe onderwijsopzet niet in te laten gaan ook opgaan voor het niet veranderen van de toetsing in
huidige vorm en dat de herkansingen van zo’n jaar een lange nasleep kunnen hebben.
En nu..?!
De meest ideale situatie is dat er per onderdeel (de diverse thema’s, tools, @WORK, @COACH) een
voorstel voor toetsing wordt gemaakt door docenten en ontwikkelgroepen met ondersteuning van
de toetscommissie; op basis daarvan maken toetscommissie en IEMESe een voorstel voor
vormgeving inlevermomenten, toetsweken e.d.
Het voordeel is dat deze aanpak zorgt voor meer draagvlak en hopelijk een groter
verantwoordelijkheidsgevoel voor toetsing bij het docententeam. Een nadeel is dat te verwachten
valt dat niet alle ideale situaties uit te voeren en te combineren zijn. Daarom zal het inzichtelijk
gemaakt moeten worden voor de betrokken docenten waarom bepaalde keuzes gemaakt worden.
Vanuit IEMESe:
We nemen het advies van de toetscommissie inzake overleg en samenwerking graag ter harte. Voor
@COACH en @WORK zullen de betreffende coördinatoren met dit voorstel en de mogelijkheden vanuit
de toetscommissie bekend worden gemaakt. Hetzelfde geldt voor de coördinator CE die de
verantwoordelijkheid voor CE jaar 1 draagt.
We nuanceren voor het onderdeel CO en CE-rest, waarin de bestaande vakkenstructuur gehandhaafd
blijft komend onderwijsjaar. We nodigen de docenten uit om breed naar hun toetsing te kijken en naar de
ideale situatie te zoeken. Dit houdt in dat docenten naast het kiezen voor een opdracht of tentamen ook
aan kunnen geven of en hoe ze hybride zouden willen toetsen. We geloven hier in de zelfbewuste docent.
Daarnaast willen we de docent de ruimte geven om zijn/haar gewenste situatie te schetsen voor zijn /
haar specifieke vakgebied. Na inlevering van de module beschrijvingen is het aan de coördinatoren CE en
CO om een voorstel goed te keuren, al dan niet in overleg met IEMESe en de toetscommissie. Ook hierbij
waarderen we de bereidheid van de toetscommissie om met docenten die dit wensen om tafel te gaan
zitten voor advies op maat.
Bijlage - Mogelijke scenario’s
Hieronder staat een klein aantal mogelijke scenario’s. Om te voorkomen dat deze leidend worden, is
ervoor gekozen slechts een klein aantal aan te stippen, maar het demonstreert de mogelijkheden die
ontstaan als docenten de vrijheid krijgen om na te denken over een ideale situatie omtrent
beoordeling van hun thema/tool of curriculumonderdeel.
Uiteraard is het mogelijk nog vele andere scenario’s te schetsen en deze verder in detail uit te
werken.
A. Formatieve feedback
De leerstof blijkt het best beoordeeld te kunnen worden dmv een opdracht. Hierbij is het mogelijk
dat studenten standaard de optie krijgen om tijdens de lesweken (bijvoorbeeld in lesweek 3) de
eerste versie van een opdracht in te leveren en hierop feedback te krijgen. De studenten levert het
uiteindelijke werk in aan het eind van de periode op paperday.
Voordelen: meetmoment voor de student, potentieel minder nakijkwerk voor docent aan einde
periode, er kan een component van zelfevaluatie aan voorafgaan waardoor beter werk wordt
aangeleverd, er kan een component van peerevaluatie aan voorafgaan waardoor beter werk wordt
aangeleverd.
B. Kennis toepassen
De leerstof blijkt het beste beoordeeld te kunnen worden door de student opgedane kennis toe te
laten passen, waarbij de te leren stof omvangrijk of complex is. Hierbij zou er gekozen kunnen
worden voor een kennistoets na drie lesweken en een opdracht of tentamen aan het eind van de
periode. De herkansing van de kennistoets zou eventueel al in dezelfde periode plaats kunnen
vinden.
C. Peerassessment verplichten
Om jezelf te kunnen beoordelen, is het makkelijk om te oefenen met werk van anderen. Het
verplichten van peerassessment bij diverse onderdelen (zoals bijvoorbeeld portfolio of presentaties)
verhoogt niet alleen de leeropbrengst van de student die de feedback ontvangt, maar ook de student
die feedback geeft, werkt aan zijn vaardigheid om het gat te dichten tussen huidige en gewenste
situatie. Daarnaast is het aannemelijk dat de kwaliteit van het ingeleverde werk hoger is, en de
werkdruk voor de docent afneemt (minder herkansingen, minder tijd kwijt aan geven feedback).
D. Leerdoelen opstellen
Studenten worden gevraagd om leerdoelen op te stellen aan het begin van een
module/periode/project en daarop te reflecteren aan het eind van de periode. Wederom vergroot de
student hiermee de vaardigheid om het gat te dichten tussen huidige en gewenste situatie én is de
leeropbrengst groter.
7. Voorbeeld ingevulde module beschrijving CO / CE-rest
MODULE BESCHRIJVING
Naam module?
Communicatietheorie 3, communicatie advies
Hoe wordt aangetoond dat de module aansluit op actuele ontwikkelingen in de creatieve industrie?
Er wordt gewerkt met actuele cases en actuele problemen uit de maatschappij.
https://www.cultuurmarketing.nl/cases/souk/#.VtWvhk32aP-
Wat gaat de student leren?
Een advies ontwikkelen en zo presenteren dat de opdrachtgever het advies overneemt en uitvoert.
Wat kan een student creeren? Welke beroepsproducten zou men op kunnen leveren?
Pitch (in een groep)
Verantwoordingsdocument (in een groep)
Highlightdocument (individueel)
Reflectiedocument (individueel)
Aan welke competenties wordt gewerkt? Competentie 1: analyseren en onderzoeken
- N.v.t.
Competentie 2: ontwikkelen van en adviseren over communicatiebeleid - Student kan overtuigend adviseren in een pitch. - Student kan overtuigend adviseren in een highlightdocument. - Student kan keuzes beargumenteren en onderbouwen.
Competentie 3: plannen en organiseren
- Student leert communicatievraagstukken planmatig te benaderen. - Student kan een debriefing opstellen voor de aanpak van een communicatievraagstuk.
Competentie 4: creëren en realiseren
- Student kan communicatieadvies vertalen naar een overtuigend, aantrekkelijk, kort en krachtig (highlight)document.
- Student kan communicatieadvies vertalen naar overtuigende en aantrekkelijke, korte en krachtige pitch.
Competentie 5: representeren
- Student kan een pitch en highlight document opleveren waarmee hij de organisatie kan overtuigen om voor zijn advies te kiezen.
Welke literatuur is verplichte literatuur( ISBN nr)?
slides
Weblecture Rudolf
Welke literatuur wordt aanbevolen? (volgend jaar als verplichte literatuur)
Literatuur over adviseren, overtuigen, persuasieve communicatie
Literatuur over interculturele verschillen bijvoorbeeld Hofstede.
nog nader te bepalen.
Welke toetsvormen worden gebruikt om kennis, verbeeldingskracht, analytisch vermogen actie en
reflectief vermogen te beoordelen? (toets mag hybride zijn, zolang er 1 code is)
Student maakt in een groep een pitch en een document waarin hij zijn keuzes beargumenteert,
onderbouwt en verantwoordt. Student maakt individueel een highlightdocument waarin hij een
samenvatting geeft van het advies in een aantrekkelijk vormgegeven product. De student reflecteert
individueel op beide producten, groepsproces en op zelfregulerend niveau.
Pitch (in een groep) live in college 6
Verantwoordingsdocument (in een groep) verstuurd voor aanvang college 6
Highlightdocument (individueel) inleveren paperday periode 5
Reflectiedocument (individueel) inleveren paperday periode 5
Groepsproduct en individueel product tellen beide voor 50% mee voor het eindcijfer. Beide
deelproducten moeten met tenminste een 5,5 zijn beoordeeld. Pitch moet door één van de
groepsleden worden opgenomen en op paperday worden ingeleverd.
Herkansing
Pitch (in een groep) live in tentamenperiode 5
Verantwoordingsdocument (in een groep) verstuurd voor aanvang pitch
Highlightdocument (individueel) inleveren paperday periode 5
Reflectiedocument (individueel) inleveren paperday periode 5
Formatief toetsen:
- Student analyseert de case en maakt een debriefing voor de opdrachtgever. (opdrachtgever komt in IEMES-week 4 langs, verplicht seminar)
Op welke manier wordt er gewerkt aan interculturele competenties of internationale casuïstiek?
Studenten maken een doelgroepsegmentatie van verschillende culturen. Gezocht wordt naar
verschillen tussen de Nederlanse - en buitenlandse culturen.
Wat is de studiebelasting voor de student?
2 ECTS = 56 uur (12 uur college, 12 uur voorbereiding college, 32 uur toetsing)
Welke kennis moet de student aangereikt krijgen?
Adviseren, overtuigen, argumenteren, verkopen.
Hulpmiddelen bij toets?
NVT
Omschrijving module:
Leuk al die ideeën, strategieën en plannen, maar hoe breng je ze op een aantrekkelijke manier over op je opdrachtgever? Hoe zorg je ervoor dat men je advies overneemt en uitvoert? Zijn pagina's dikke plannen nog van deze tijd? Deze opdracht draait om adviseren. Hoe verkoop je je advies en hoe overtuig je je opdrachtgever van jouw visie (op communicatie) en welke vorm past daar het beste bij? Op basis van een aangereikte case ga je de betreffende organisatie adviseren over hun communciatiecampagne. Het advies kan betrekking hebben op diverse elementen: doelstellingen, strategie, middelen, media, etc. Focus bij deze opdracht ligt op het kort en krachtig en overtuigend kunnen overbrengen van je advies.
KxIxExAxR
Elke module stelt de student (eventueel met behulp van de docent) leervraag op.
elke module stelt de student een doel wat hij/zij wilt bereiken in de praktijk. De student zal kennis
moeten vergaren (K), zich af moeten vragen wat hij/zij met deze kennis zou kunnen doen(I). zich
moeten realiseren wat hij/ zij met die kennis gaat doen (E) waarna de student een beroepsproduct
maakt voor de praktijk (A). De student reflecteert tijdens de module en krijgt tijdens de module
feedback.
Leervraag
Welke factoren bepalen of een opdrachtgever jouw advies overneemt of uitvoert?
Praktijkvraag
Hoe overtuig je een opdrachtgever om jouw advies over te nemen of uit te voeren?
K
Welke kennis moet de student minimaal hebben vergaart?
Hoe vergaart de student zijn / haar kennis?
Student krijgt een case en analyseert deze.
Student krijgt theorie over adviseren, overtuigen, argumenteren, presenteren en verkopen.
I
Op welke manier laat de student zien wat hij / zij met de kennis kan doen?
Worden meerdere mogelijkheden onderzocht?
Hoe laat de student zien dat hij/zij open staat voor meerder opties?
student maakt beargumenteerde, onderbouwde keuzes hoe de pitch, highlightdocument inhoudelijk
vormgegeven kunnen worden.
E
Op welke manier verantwoordt de student zijn /haar gemaakte keuzes?
Waar moeten deze keuzes aan voldoen?
In het verantwoordingsdocument en onderbouwd met literatuur.
A
Wat voor een praktijkgericht beroepsproduct levert de student op?
Pitch en highlightdocument
R
Gedurende de cursus wordt er mondelinge feedback gegeven. er is een formatief toetsmoment in
week 3 van de module. (debriefing)
Hoe reflecteert de student op taak niveau?
Wat is goed aan mijn product?
Waarom slaat het aan?
Wat heb ik geleerd?
Hoe reflecteert de student op proces niveau?
Wat ging er goed in het proces?
Wat vond ik moeilijk?
Wat kan er beter op het gebied van planning?
Hoe reflecteert de student op zelfregulerend niveau?
Waar was ik goed in?
Wat ga ik later zelf toepassen?
Waar moet ik in het vervolg op letten?
Wat zijn mijn valkuilen ?