Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

60
74101329-CES/TPG 13-2803 Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) Arnhem, september 2013 In opdracht van RWE Eemshaven Holding BV

Transcript of Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

Page 1: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

74101329-CES/TPG 13-2803 Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in het kader van deWet algemene bepalingen omgevingsrecht(Wabo)

Arnhem, september 2013 In opdracht van RWE Eemshaven Holding BV

Page 2: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

2

© KEMA Nederland B.V., Arnhem, Nederland. Alle rechten voorbehouden. Dit document bevat vertrouwelijke informatie. Overdracht van de informatie aan derden zonder schriftelijke toestemmingvan KEMA Nederland B.V. is verboden. Hetzelfde geldt voor het kopiëren (elektronische kopieën inbegrepen) van hetdocument of een gedeelte daarvan. Het is verboden om dit document op enige manier te wijzigen, het opsplitsen in delen daarbij inbegrepen. In geval vanafwijkingen tussen een elektronische versie (bijv. een PDF bestand) en de originele door KEMA verstrekte papierenversie, prevaleert laatstgenoemde. KEMA Nederland B.V. en/of de met haar gelieerde maatschappijen zijn niet aansprakelijk voor enige directe, indirecte,bijkomstige of gevolgschade ontstaan door of bij het gebruik van de informatie of gegevens uit dit document, of door deonmogelijkheid die informatie of gegevens te gebruiken.

Page 3: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

3

INHOUD blz.

1  ACHTERGROND ..................................................................................................................................... 4 

2  AANVULLENDE GEGEVENS MET BETREKKING TOT DE ACTIVITEIT “VERANDEREN VAN DE INRICHTING” .. 4 

2.1  SITUATIETEKENINGEN .................................................................................................................................. 4 

2.2  TEN AANZIEN VAN DE SILO’S (PARAGRAAF 2.1 EN 2.2) ....................................................................................... 5 

2.3  TEN AANZIEN VAN ALLE TANKS ..................................................................................................................... 16 

2.4  TEN AANZIEN VAN DE OPSLAG VAN GASFLESSEN (PARAGRAAF 2.3.2 ‐ 2.3.4) ........................................................ 19 

2.5  TEN AANZIEN VAN DE TOEPASSING VAN H2 (PARAGRAAF 2.3.2) ......................................................................... 20 

2.6  TEN AANZIEN VAN DE TOEPASSING VAN ARGON (PARAGRAAF 2.3.3) ................................................................... 23 

2.7  TEN AANZIEN VAN DE CHEMICALIËNTANKS (PARAGRAAF 2.3.5 ‐ 2.3.8 EN 2.3.11 ‐ 2.3.14) ................................... 23 

2.8  TEN AANZIEN VAN DE TRANSFORMATOREN (PARAGRAAF 2.3.9 ‐ 2.3.10) ............................................................ 24 

2.9  TEN AANZIEN VAN HET ACTIEFKOOL (PARAGRAAF 2.3.14 EN 2.4.6) ................................................................... 27 

2.10  TEN AANZIEN VAN DE OPSLAG VAN VERPAKTE GEVAARLIJKE STOFFEN (PARAGRAAF 2.3.7, 2.3.8, 2.3.14 EN 2.7.1) .... 29 

2.11  AFVALWATER CIP EN AFVALWATER REGENERANT CONDENSAATREINIGING (PARAGRAAF 2.4.7 EN 2.4.8) .................. 29 

2.12  HEMELWATERBASSIN (PARAGRAAF 2.4.10) ................................................................................................... 32 

2.13  MILIEUZORGSYSTEEM (PARAGRAAF 3.10) ..................................................................................................... 35 

3  AANVULLENDE GEGEVENS MET BETREKKING TOT DE ACTIVITEIT “BOUWEN VAN EEN BOUWWERK” ... 36 

3.1  DE NOODSTROOMDIESELCONTAINERS R1UBN EN R2UBN .............................................................................. 36 

3.2  UITBREIDING AAN DE BOVENZIJDE VAN MAGAZIJN/WERKPLAATS ........................................................................ 36 

3.3  TANKS EN TANKPUTTEN ............................................................................................................................. 36 

BIJLAGE A  VERLADING BULKCHEMICALIËN EN BRANDSTOFFEN ................................................................ 37 

BIJLAGE B  PGS15 OPSLAG GASSEN, CHEMICALIËN EN OLIE(RESTEN) ......................................................... 46 

BIJLAGE C  BULKOPSLAG VLOEIBARE CHEMICALIËN EN BRANDSTOFFEN ................................................... 55 

BIJLAGE D  TEKENINGENPAKKET ............................................................................................................... 61 

BIJLAGE E  BOUWAANVRAAG NOODSTROOMDIESELCONTAINERS R1UBN EN R2UBN ............................... 62 

BIJLAGE F  BOUWAANVRAAG VOOR WIJZIGINGEN WERKPLAATS‐ EN OPSLAGGEBOUW R0UST ................ 63 

 

 

Page 4: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

4

1 ACHTERGROND

Op 3 juli 2013 heeft RWE Eemshaven Holding BV (verder RWE) via het omgevingsloket

(OLO) een aanvraag ingediend voor veranderingen aan haar inrichting te Eemshaven1. De

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen heeft met haar brief met kenmerk 2013-

31346 (d.d. 25 juli 2013) om aanvullende gegevens verzocht. Deze aanvullende informatie

wordt in onderliggend document verstrekt. De vraagstelling van de provincie is daarbij in een

tekstkader geplaatst, gevolg door de reactie van RWE.

2 AANVULLENDE GEGEVENS MET BETREKKING TOT DE ACTIVITEIT “VERANDEREN VAN DE INRICHTING”

2.1 Situatietekeningen

De aanvraag bevat reeds tekeningen waarin globaal is aangegeven waar welke activiteiten

plaatsvinden. In algemene zin geldt dat er voor de nu aangevraagde activiteiten, meer

specifieke tekeningen van de situaties-ter-plaatse moeten worden bijgevoegd. Deze dienen

inzicht te geven in de opstellingen van bijvoorbeeld tanks, silo's, (pneumatisch)

transportsystemen, opvangbakken, bassins, pompen, PGS 15-opslagen voor gevaarlijke

stoffen en gasflessen en opstelplaatsen van containers, tank-/bulkwagens voor laden en

lossen. Waar hieronder bij de behandeling per paragraaf wordt gevraagd om aan te geven

waar bepaalde activiteiten plaatsvinden, moet dit per relevant onderdeel en waar nodig per

verdieping, middels een situatietekening duidelijk gemaakt worden.

Ook is meer gedetailleerde informatie nodig over de werking, omvang en inzet van

procesonderdelen (inclusief relevante procesparameters) voor zover deze relevant kunnen

zijn voor de aangevraagde veranderingen, tanks, silo's, containers, gebruikte stoffen en in te

zamelen en af te voeren afvalstoffen. Een en ander zoals hieronder aangegeven.

In algemene zin wordt voor de locatie van de diverse activiteiten verwezen naar bijlage F van

de vergunningaanvraag van 3 juli 2013. Ter aanvulling zijn in de bijlagen diverse

afbeeldingen en situatietekeningen toegevoegd die de situatie ter plekke verder

1 aanvraagnummer 907465, aanvraagnaam “Aanvraag verandering RWE Eemshaven”

Page 5: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

5

verduidelijken. Voor meer gedetailleerde informatie over de werking, omvang en inzet van

procesonderdelen wordt verwezen naar de specifieke paragrafen in hoofdstuk 2.

2.2 Ten aanzien van de silo’s (paragraaf 2.1 en 2.2)

De in de aanvraag aangehaalde voorschriften zijn gebaseerd op de globale gegevens in de

aanvraag van 2007. Bij de huidige aanvraag dient meer in detail aangegeven te worden hoe

de aan- en afvoer bij de silo er uitziet, welke niveaumeting/regeling en alarmering (inclusief

procesparameters) voorkomt dat overvulling en calamiteiten plaatsvinden. Daarnaast

aangeven welke specifieke filters worden toegepast om stofoverlast te voorkomen.

2.2.1 Opslag en verlading van bodemas

Opslag van bodemas

Bodemas ontstaat in het productieproces als droge bodemas. Onder de ketels wordt de

bodemas luchtgekoeld en heeft daarna een temperatuur van circa 60 - 70 °C. De silo’s voor

de opslag van bodemas zijn als doorloopsilo’s ontworpen, wat betekent dat het vullen en

verladen gelijktijdig en onafhankelijk van elkaar kunnen plaatsvinden. Voor een veilig bedrijf

van de transportsystemen zijn alle transportbanden van optische- en akoestische alarmen,

noodschakelaars en trekkoordschakelaars voorzien. De bodemassilo’s zijn tegen overvullen

beveiligd door een radarmeting per silo die een alarm naar de controlekamer afgeeft indien

het volume op circa 2,5 meter onder het plafond komt. Als additionele beveiliging wordt op 1

meter onder het plafond (grensschakelaar, zie figuur 1) het vullen automatisch gestopt.

Figuur 1 Schema (links) en afbeelding (rechts) van een grensschakelaar

Page 6: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

6

De bodemas kan per schip via de zuid-kade van de Wilhelminahaven worden afgevoerd. De

installatie heeft verder vier verlaadposities voor silowagens/vrachtwagens (een onder elke

silo). Bij de afvoer per as kan de verlading ook als natte bodemas plaatsvinden door

bijmenging van water2.

Verlading van droge bodemas per silowagen

Na melding van de silowagen op het terrein wordt de vulcapaciteit vervolgens doorgegeven

aan het procesbesturingssysteem die ook de verlading vrijgeeft. Verlading vindt plaats via

een balgsysteem (zie figuur 2). Verder is er een besturingspaneel aanwezig. Door niet

gebruikte deksels op de silowagen gesloten te houden wordt stofemissie voorkomen, de balg

sluit naadloos op het deksel aan.

Figuur 2 Verlading van droge bodemas per silowagen (1: verlaadbalg, 2: deksel

silowagen, 3: startknop, 4: besturingspaneel, 5: vulgraadmelding)

2 de bodemas die in de ketel ontstaat, kan in korrelgrote variëren (0-30 mm) en een temperatuur

van maximaal 100 °C hebben. Voor deze temperatuur zijn de silo’s ontworpen. Echter is het transport van bodemas van grote korrelgrote of hete bodemas niet pneumatisch mogelijk. Onder deze condities is het noodzakelijk om de bodemas nat te maken en per vrachtwagen af te voeren in plaats van droog per silowagen. Natte bodemas zal dan ook voor een andere toepassing worden gebruikt.

Page 7: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

7

Tijdens de verlading kan de positie van de verlaadbalg niet via het besturingspaneel worden

veranderd. In de verlaadbalg is een vulgraadmelding geïntegreerd. Bij het bereiken van de

maximale vulgraad in het segment van de silowagen wordt de verlading automatisch gestopt

en moet de chauffeur het deksel sluiten en het voertuig met het volgende segment onder de

verlaadbalg rijden. Dit proces wordt voortgezet totdat de in het besturingssysteem

voorgeschreven hoeveelheid is verladen. De verlading stopt dan automatisch. Onderaan de

silo’s zijn afsluitkleppen geplaatst waarmee wordt voorkomen dat bodemas na de verlading

uit de silo’s morst. Tijdens de verlading heeft de chauffeur via het besturingspaneel altijd de

mogelijkheid om de verlading te stoppen respectievelijk te onderbreken.

Verlading van natte bodemas per vrachtwagen

De verlading van natte bodemas per vrachtwagen vindt op eenzelfde wijze plaats als het

verladen van droge bodemas per silowagen. Bij de verlading van natte bodemas wordt de

bodemas op de weg tussen silo en vrachtwagen in een mengeenheid door een schroef met

water gemengd. De verhouding van bodemas en water kan vanuit de controlekamer worden

ingesteld. Ook in het geval van verlading van natte bodemas wordt overvullen voorkomen

door de omschreven vulgraadmeldingen. Verder kan het proces ter plekke door middel van

een noodschakelaar worden gestopt.

Verlading van droge- of natte bodemas per schip

De transportbanden vanuit de silo’s naar de zuid-kade zijn beveiligd tegen overvullen door

middel van een schakelaar. Deze schakelaar werkt op basis van een continu draaiende

vleugel die op een vaste hoogte is gemonteerd. Als de bodemas in de trechter deze hoogte

bereikt, bijvoorbeeld omdat de navolgende transportband niet draait, stopt de rotatie van de

vleugel en wordt de transportband automatisch gestopt en een alarm in de controlekamer

gegeven. Parallel aan de zuid-kade loopt de bodemas over een transportband van circa

100 m lengte. Deze transportband loopt horizontaal met de belaadkraan mee. Aan het einde

van de verlaadband zit een verlaadbalg aan een kraaninstallatie die verticaal kan worden

verplaatst. De gehele installatie wordt door een operator ter plekke vanuit de kraancabine of

met een afstandsbesturing bediend. Al deze bedieningen zijn met dodemansknoppen

uitgevoerd. De verladen hoeveelheid bodemas wordt door middel van bandwegers onderaan

de bodemassilo’s bepaald.

De verlaadbalg van de scheepsverlading is voorzien van twee niveaumetingen. Als tijdens

de verlading de hoogte van de eerste niveausensor wordt bereikt wordt in de kraancabine en

de afstandsbediening een alarm gegeven, bij de tweede sensor wordt de toevoer

Page 8: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

8

automatisch uitgeschakeld. Wanneer de belading van het schip is beëindigd draait de

verlaadarm weer terug in zijn rustpositie. Voor een veilig bedrijf van de transportsystemen

zijn deze met borgingen, optische- en akoestische alarmen, noodschakelaars en

trekkoordschakelaars uitgerust. Bij een windsnelheid hoger dan 20 m/s wordt in de

kraancabine, op de afstandsbesturing en in de controlekamer een alarm gegeven en de

verlading moet worden gestopt.

Omdat ook de loskranen voor kolen op de zuid-kade staan en zich tijdens losactiviteiten

bewegen is de belaadkraan voor bodemas voorzien van een afstandsmeting om botsingen te

voorkomen. Als dit signaal afgaat is het niet meer mogelijk om de kraaninstallatie in het

bereik van de loskranen voor kolen te bewegen. Andersom zijn de kolenkranen van een

soortgelijk signaal voorzien.

Noodafvoer bodemas in container

In de hoektoren (B0UEF) is een klep voor noodafvoer geïnstalleerd waardoor bodemas

afkomstig van de ketels rechtstreeks naar een container kan worden afgevoerd. Dit is alleen

in afzonderlijke bedrijfssituaties het geval. De vulgraad in de noodcontainer wordt door een

vulgraadmelding in de verlaadinstallatie bewaakt. Zodra het maximale niveau wordt bereikt

stopt de vulling automatisch.

Stoffilters

Voor de afvoer van verdringingslucht en de vermindering van stofemissies is iedere

bodemassilo van een stoffilterinstallatie voorzien (zie figuur 3). Tijdens het vullen van een

silo wordt de lucht met een debiet van 200 Nm3/uur met ventilatoren door de filters gevoerd

waar eventueel stof achterblijft. Door middel van perslucht worden de filterelementen

tijdsafhankelijk, in intervallen van enkele seconden, gereinigd. Het daarbij afgeblazen stof

valt naar de silo terug. Op eenzelfde wijze werkt de stofreductie bij de verlading van droge

bodemas met twee filterinstallaties. De luchtinstallatie van deze filters heeft een capaciteit

van 400 Nm3/uur. Ook hier worden de filterelementen tijdsafhankelijk met behulp van

perslucht gereinigd. Het afgeblazen stof valt in verzameltrechters, van daaruit wordt het stof

tijdsafhankelijk naar de transportbanden onder de silo’s teruggevoerd.

Page 9: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

9

Figuur 3 Stoffilterinstallatie (1: filterinstallatie opslagsilo’s, 2: ventilator, 3: stoffilters, 4:

intervalsturing, 5: filterinstallatie van de verlading, 6: ventilator, 7: draaisluis)

De gereinigde luchtstromen na de filterinstallaties van de silo’s en de verlaadpunten lopen in

een verzamelleiding met afzuigventilator naar een emissiepunt op het dak van het

silogebouw (R1UET) op circa +45 m hoogte (zie figuur 4). De leidingen van de individuele

filterinstallaties zijn van afsluiters voorzien en zijn alleen geopend indien de betreffende

filterinstallatie in werking is om de ventilatoren niet door terugslag te beschadigen. Het

reststofgehalte naar de filters bedraagt voor alle filterinstallaties en in overeenstemming met

de NeR ≤ 5 mg/Nm3.

Figuur 4 Gezamenlijk emissiepunt op het dak van silogebouw R1UET (zijaanzicht)

Page 10: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

10

Onderhoud

Alle onderhoudswerkzaamheden, inspecties en reparaties worden in het elektronische

onderhoudsmanagementsysteem geregistreerd en gepland. Voordat een medewerker of een

aannemer onderhoudswerkzaamheden kan uitvoeren moet hij deze in het vrijschakelbureau

bij de controlekamer aanmelden. Door de operators wordt het betreffende systeem dan

buiten werking gesteld waardoor gewaarborgd is dat het niet weer in gang kan worden gezet

totdat diegene die het onderhoud of de reparatie uitvoert zich weer bij het vrijschakelbureau

heeft afgemeld. Daarnaast is de opslag- en verlaadinstallatie voorzien van noodschakelaars

waarmee de installaties in het veld bij nood handmatig kunnen worden stopgezet.

2.2.2 Opslag en verlading van vliegas

Opslag van vliegas

Vliegas ontstaat in het productieproces als droge vliegas. De vliegas wordt in vijf silo’s

opgeslagen zoals omschreven in de aanvraag 907465 van 3 juli 2013. De vliegas wordt

vanuit de E-filters van de eenheden A en B pneumatisch via leidingen naar deze silo’s

geblazen. Het complete silosysteem is ontworpen voor een vliegastemperatuur van

maximaal 100 °C. De silo’s zijn ter beveiliging tegen over- en onderdruk in de silo op het dak

van twee terugslagkleppen in wisselende stromingsrichtingen voorzien (zie figuur 5).

Figuur 5 Kleppen op het silo dak als beveiliging tegen over- en onderdruk

De vliegassilo’s zijn tegen overvullen beveiligd door een radarmeting (en grensschakelaar)

per silo, vergelijkbaar met de silo’s voor bodemas met twee niveaumetingen. De vliegassilo’s

zijn aan de uittredezijde voorzien van een beluchtingssysteem (zie figuur 6) om de vliegas te

kunnen verladen.

Page 11: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

11

Figuur 6 Systeem van luchtgoten op de silobodem (links) en principe van de

luchttransportgoot (rechts)

De toevoer van lucht onderaan de silo dient om de vliegas los en daarmee mobiel te maken.

Het beluchtingssysteem is voor een verlaaddebiet van 200 t/uur ontworpen. Als minder

vliegas wordt afgevoerd is het luchtdebiet in verhouding groter en stijgt de druk in de silo. De

druk wordt begrensd door een deel van de lucht via overstroomventielen naar het

emissiepunt op het dak van de silo af te voeren. Deze overstroomventielen openen bij een

bepaalde druk die tijdens de inbedrijfstelling van het systeem zal worden vastgelegd (circa

0,4 - 0,6 bar). De voor de beluchting noodzakelijke perslucht wordt door (redundant

uitgevoerde) ventilatoren geproduceerd die van een luchtfilter zijn voorzien. De ventilatoren

zijn omkast voor geluidsreductie. Door drukmeting wordt verder vervuilingsgraad en overdruk

in het systeem bewaakt.

De afvoer van de vliegas uit de silo vindt plaats met silogoten (luchttransportgoten).

Daardoor heeft de vliegas het karakter van een vloeistof en vloeit naar het verlaadpunt. De

dosering geschiet met een doseerwals die ook gelijktijdig als afsluiter van het systeem dient.

De hoeveelheid verladen vliegas wordt bepaald met behulp van een impulswaag (zie figuur

7). De werking daarvan is gebaseerd op het principe van een valbuis.

Page 12: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

12

Figuur 7 Foto en schema van een impulswaag

De opgeslagen vliegas kan per as en/of per schip via de oost-kade van de Wilhelminahaven

worden afgevoerd. De installatie heeft vijf verlaadposities voor silowagens (een onder elke

silo) en een verlaadpunt voor schepen. De afvoer per as kan, afhankelijk van de toepassing

van de vliegas, ook nat plaatsvinden. Voor de afvoer van natte vliegas is bij een van de vijf

silo’s aan het verlaadpunt een mengeenheid geplaatst om de vliegas te bevochtigen.

Verlading van droge vliegas per silowagen

Het verladen van droge vliegas per silowagen verloopt identiek aan het verladen van droge

bodemas (zie boven en figuur 8). De verlaadbalg is hier voorzien van een schudder die aan

het einde van een verlading de verlaadbalg automatisch afschudt waardoor morsen op de

vloer wordt voorkomen.

Verlading van natte vliegas per vrachtwagen

De (eventuele) verlading van natte vliegas bij silo 5 verloopt identiek aan de verlading van

droge vliegas met de uitzondering dat de vliegas voor het verlaadpunt in de menginstallatie

met water wordt aangevuld en vermengd. Het waterdebiet van de menging wordt door een

debietmeting gemeten. De verhouding van vliegas en water kan vanuit de controlekamer

tijdens de verlading worden aangepast. Natte vliegas wordt met vrachtwagens afgevoerd.

Zoals bij de overige verladingen ook het geval is heeft de chauffeur via het lokale

besturingspaneel altijd de mogelijkheid om de verlading te stoppen.

Page 13: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

13

Figuur 8 Verlaadbalg principe (links) en foto (midden), verlaadstraat vliegas (rechts)

Verlading van droge vliegas per schip

Vliegas kan droog met een verlaadarm (zie figuur 9) op de oost-kade van de

Wilhelminahaven naar een schip worden verladen. De benodigde draai-elementen worden

hydraulisch aangedreven. Het hydrauliekaggregaat is omkast en voorzien van een

opvangvoorziening die de complete hoeveelheid aan hydrauliekolie kan opvangen. De

opvangvoorziening is uitgerust met lekdetectie die in de controlekamer een alarm afgeeft.

Figuur 9 Verlaadarm voor de scheepsbelading (links) en verlaadbalg (rechts)

Page 14: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

14

Boven de verlaadarm bevindt zich een buffersilo van 250 m3. De verlading van vliegas per

schip vindt plaats met een verlaadcapaciteit tot 400 t/uur. De beluchting van de buffersilo om

vliegas uit de silo af te kunnen voeren is identiek aan de hierboven beschreven vliegassilo’s.

Ook de buffersilo is ter beveiliging tegen over- en onderdruk uitgerust met twee

terugslagkleppen (op het dak van de silo).

Op de verlaadarm bevindt zich een besturingspaneel waarmee de operator de verlaadarm

boven het schip kan draaien en de verlaadbalg (zie figuur 9) op de verlaadopening van het

schip kan plaatsen. Door middel van een automatisch signaal wordt zeker gesteld dat de

verlaadbalg in positie is, ook in geval van getijverandering of beladingsgraad. De

scheepsverlading mag bij een gemiddelde windsnelheid hoger dan 20 m/s niet worden

uitgevoerd, waarvoor een meting met signaal is ingebouwd die ook de verlading stopt. De

verlaadarm van de scheepsbelading is tevens voorzien van een schudder die aan het einde

van een verlading de verlaadbalg automatisch afschudt waarmee morsen wordt voorkomen.

Stoffilters

Tijdens het vullen van de vliegassilo’s vanuit de e-filters wordt de betreffende silo door een

eigen filterinstallatie (zie figuur 10) van stof ontdaan. De te reinigen lucht wordt via een

ventilator met drukmeting aangezogen. De gereinigde lucht wordt afgevoerd naar een, per

silo, centraal emissiepunt op het silo-dak. De ventilatoren zijn van geluidsdempers voorzien.

Figuur 10 Filterinstallatie (links), schets en foto van een filterelement (rechtsboven),

principeschets van de filterreiniging met perslucht (rechtsonder)

Page 15: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

15

Tijdens de verlading van vliegas wordt de verlaadbalg met een filter van stof ontdaan. De te

reinigen lucht wordt via een ventilator met drukmeting aangezogen. De gereinigde lucht

wordt van elke verlaadpositie via separate leidingen naar het centrale emissiepunt per silo op

het dak van het silogebouw afgevoerd (zie figuur 11). Na een verlading wordt een afsluitklep

in de filterinstallatie gesloten om te voorkomen dat gereinigde lucht van andere

verlaadposities door de ventilator stroomt. Ook de buffersilo van 250 m3 bij de

scheepsverlading is voorzien van vier vergelijkbare stoffilterinstallaties met ventilatoren.

Figuur 11 Ligging van emissiepunten op de silo’s (links) en de buffersilo van de

scheepsverlading (rechts)

Het reststofgehalte naar de filters bedraagt voor alle filterinstallaties en in overeenstemming

met de NeR ≤ 5 mg/Nm3. De filterinstallaties van de silo’s en de verladingen worden

periodiek op basis van een drukverschilmeting automatisch met perslucht van stof ontdaan

(zie figuur 10). Door de drukstoot met perslucht valt het stof in de filter terug naar de silo of,

in het geval van de verladingen, naar een trechter. Het stof wordt van de trechter via een

draaisluis terug naar de verlaadbalg afgevoerd. Tijdens de verlading draait deze draaisluis

continu, de werking van de draaisluis wordt bewaakt.

Onderhoud

Alle onderhoudswerkzaamheden, inspecties en reparaties worden in het elektronische

onderhoudsmanagementsysteem geregistreerd en gepland. Voordat een medewerker of een

aannemer onderhoudswerkzaamheden kan uitvoeren moet hij deze in het vrijschakelbureau

bij de controlekamer aanmelden. Door de operators wordt het betreffende systeem dan

buiten werking gesteld waardoor gewaarborgd is dat het niet weer in gang kan worden gezet

totdat diegene die het onderhoud of de reparatie uitvoert zich weer bij het vrijschakelbureau

heeft afgemeld. Indien onderhoudswerkzaamheden aan een silo worden uitgevoerd wordt de

Page 16: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

16

betreffende silo in het besturingssysteem voor opslag en verlading geblokkeerd. Daarnaast

is de opslag- en verlaadinstallatie voorzien van noodschakelaars waarmee de installaties in

het veld bij nood handmatig kunnen worden stopgezet.

2.3 Ten aanzien van alle tanks

Middels tekening en beschrijving duidelijk aangeven hoe de opstelling is en hoe het vullen,

gebruiken, testen en onderhoud plaatsvindt.

Voor de opstelling van de tanks voor bulkchemicaliën en huisbrandolie wordt verwezen naar

de bijlagen A, C en D. Voor de opstelling en verlading van IBC’s en vaten zie bijlage B en

paragraaf 2.3.14 van de vergunningaanvraag van 3 juli 2013.

Verladingen van bulkchemicaliën en huisbrandolie

Voor elke tankwagen met chemicaliën of huisbrandolie wordt de loscapaciteit via een

bedienterminal automatisch doorgegeven aan het procesbesturingssysteem en gekoppeld

aan de te vullen opslagtank en de daarin nog beschikbare opslagcapaciteit (gemeten door

een niveaumeting). Aan de poort worden ook de veiligheidsrelevante documenten

uitgedraaid. Bij levering van een gevaarlijke stof wordt de chauffeur van de tankwagen

begeleid door een operator van de centrale.

Voor elke stof is op de betreffende verlaadplaats een eigen aansluitkast en aansluiting

voorzien (zie ook figuur 20 en 21). Op de aansluitkasten is duidelijk aangegeven voor welk

product het aansluitpunt wordt gebruikt. In de betreffende leidingen achter het aansluitpunt

zijn afsluitkleppen en terugslagkleppen gemonteerd. De stoffen worden telkens via separate

pompen gelost die binnen de betreffende gebouwen staan en niet voor een andere stof

worden gebruikt. De verlaadplaatsen voor gevaarlijke chemicaliën zijn van nooddouches

voorzien. De nooddouches worden vooraf iedere verlading getest.

Nadat het voertuig bij een van de verlaadposities is aangekomen wordt, doordat de

vrachtwagen in het systeem is geregistreerd, via het besturingssysteem gecontroleerd en

daarmee zeker gesteld dat de tankwagen op het juiste aansluitpunt (de juiste stof) is

aangekoppeld. De verlading stopt automatisch wanneer de in het procesbesturingssysteem

bepaalde hoeveelheid is gelost. Tijdens de gehele verlading wordt het losproces door de

operator en de chauffeur begeleid. Het verlaadproces is in interne procedures vastgelegd die

op de inrichting aanwezig zijn.

Page 17: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

17

Bulkopslag in tanks: algemene veiligheidsmaatregelen

het vullen van de tanks vindt plaats met vast geïnstalleerde, inpandig geplaatste

ontlaadpompen (alleen bij de waterbehandeling R0UVW vindt ontlading plaats door een

pomp aan de tankwagen). Per stof en tank is een eigen ontlaadpomp voorzien. Tijdens

de verlading wordt de aanwezigheid van vloeistof in de pomp bewaakt om te voorkomen

dat de pomp droog loopt.

alle opslagtanks zijn voorzien van niveaumetingen met signalering verlaadstation en naar

de controlekamer en een separate eindschakelaar als overvulbeveiliging. Wanneer een

vastgelegd minimum niveau in de tank wordt bereikt wordt de doseerpomp automatisch

uitgeschakeld om te voorkomen dat deze droog loopt.

de dubbelwandige tanks worden door lekdetectie met automatische signalering continu

op dichtheid bewaakt.

de opslagtanks zijn voorzien van be- en ontluchting die in de buitenlucht uitmondt. De

ontluchting van tanks voor zoutzuur als bijtende stof is aangesloten op een gaswasser

(zie onderaan additionele veiligheidsmaatregelen bij de opslag van specifieke stoffen).

alle bulkopslagtanks voor chemicaliën zullen worden gekeurd door een BRL-K903

gecertificeerde tankinstallateur en worden voorzien van een installatiecertificaat (zie

bijlage A van aanvraag 907465 d.d. 3 juli 2013 voor de norm/certificering per tank). Voor

deze certificering worden door de erkende tankinstallateur zowel het ontwerp als ook het

functioneren van alle relevante onderdelen van de tankinstallatie beoordeeld, waaronder

inwendige controle op reinheid, lassen, dichtheid van de tank en de leidingen, de anti-

hevelbeveiliging, de be- en ontluchting, de lekdetectie, de niveaumeting, de

overvulbeveiliging, het vulpuntkast, de mangaten, de ventilatie van de opslagruimte, de

losplaats etc.

Additionele veiligheidsmaatregelen bij de opslag van specifieke stoffen

Waterstofperoxide

Onder bepaalde katalytische condities (bijvoorbeeld bij hoge temperatuur, verontreiniging

van de stof met vaste deeltjes of bij contact met bepaalde metalen) kan waterstofperoxide tot

ontbinding overgaan waarbij zuurstof en water ontstaat. De vrijkomende zuurstof kan een

drukopbouw in de tank veroorzaken (barst gevaar) of in het geval van een brand nabij de

opslagtank het vuur bevorderen. Daarom worden bij de opslagtank de volgende

veiligheidsmaatregelen toegepast:

de opslagtank staat niet gezamenlijk met de overige chemicaliëntanks in het gebouw

R0UGV maar buiten in een eigen ombouw

Page 18: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

18

de dubbelwandige tank wordt door een ombouw omkast om opwarming door

zoninstraling te voorkomen. De ombouw wordt door middel van twee ventilatoren belucht.

de ombouw ligt op een afstand van circa 5 m van het gebouw R0UGV en naar het

gebouw toe heeft de ombouw een brandwerendheid WBDBO60

in de opslagtank is een temperatuurmeting voorzien

tegen overdruk als gevolg van een eventuele ontbinding van waterstofperoxide is de

opslagtank voorzien van een noodontluchting

de leidingdelen die in het systeem met afsluiters kunnen worden afgesloten zijn van

veiligheidskleppen voorzien

de ventilatieleiding van de opslagtank is voorzien van een deeltjesfilter om een

katalytische ontbinding door verontreiniging met vaste deeltjes te voorkomen

de opslagtank is van kunststof in plaats van roestvrij staal om verontreiniging met vaste

deeltjes als gevolg van corrosie uit te sluiten.

Zoutzuur

Vanwege de relatief hoge dampdruk van zoutzuur worden deze opslagtanks via een

absorptievat respectievelijk een gaswasser be- en ontlucht. Het daarin aanwezige water

wordt regelmatig ververst en het vat is voorzien van een laag niveau alarmering.

Natronloog

Omdat natronloog kan uitvlokken zijn alle installatieonderdelen die in contact staan met

geconcentreerde natronloog van isolering en verwarming (tracing) voorzien. De tracing heeft

een beveiliging die de tracing bij te hoge temperatuur automatisch uitschakelt en een alarm

in de controlekamer geeft.

Kalkmelk

De opslagtank voor kalkmelk is voorzien van een roerinstallatie om verstopping in de tank te

voorkomen. Deze installatie gaat alleen in bedrijf als het niveau in de tank boven een

vastgelegde waarde ligt. Als redundantie is de tank van circulatiepompen voorzien die

automatisch in bedrijf gaan om verstopping te voorkomen in het geval dat de roerinstallatie

niet werkt. De pompen worden daarna automatisch gespoeld.

Huisbrandolie

De opslagtank voor huisbrandolie van 400 m3 staat buiten. Om uitvlokking van de

huisbrandolie bij lage temperaturen te voorkomen is de tank voorzien van een circulatiepomp

en een elektrische verhitter (vermogen 6 kW). De circulatiepomp wordt automatisch

aangeschakeld bij een gemeten temperatuur kleiner dan 3°C en schakelt weer automatisch

af bij een temperatuur groter dan 5°C. Door de niveaumetingen in de tank wordt bewaakt dat

Page 19: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

19

de circulatiepomp niet droog loopt. De elektrische verhitter schakelt automatisch aan en uit

door middel van een signaal van een eigen thermostaat. Wanneer de thermostaat faalt wordt

de verhitter door het besturingssysteem automatisch uitgeschakeld en een alarm in de

controlekamer afgegeven.

Onderhoud en testen

Alle onderhoudswerkzaamheden, inspecties en reparaties worden in het elektronische

onderhoudsmanagementsysteem geregistreerd en gepland. Het systeem houdt ook de

planning voor het preventief onderhoud en de noodzakelijke inspecties bij. De frequentie

voor onderhoud en inspecties is vastgelegd in de bedrijfshandboeken of relevante richtlijnen

en vormt de basis voor de planning in het onderhoudsmanagementsysteem. Tanks waarvoor

een installatiecertificaat is afgegeven door een BRL-K903 gecertificeerde tankinstallateur

zullen na reparatiewerkzaamheden weer worden gekeurd (herkeuring op basis van

keuringscriteria conform richtlijn KC-111). Voordat een medewerker of een aannemer

(periodieke) onderhoudswerkzaamheden kan uitvoeren moet hij deze aanmelden en laten

vrijgeven. De noodzakelijke stappen voor het uit bedrijf stellen voor en het weer in bedrijf

stellen na de onderhoudswerkzaamheden staan voor elke tankinstallatie omschreven in de

bedieningshandboeken.

2.4 Ten aanzien van de opslag van gasflessen (paragraaf 2.3.2 - 2.3.4)

Aangeven waar en hoe in de opslag van de gasflessen is voorzien en inzichtelijk maken hoe

daarbij aan de PGS 15 wordt voldaan.

Voor de locatie van de gasflessen wordt verwezen naar bijlage B. Voor de opslag van

waterstof en argon wordt tevens verwezen naar paragraaf 2.5 en 2.6. De opslag van

gasflessen is uitgevoerd conform voorschrift 9.9 van de vigerende vergunning van 11

december 2007 (2007 - 50439, MV).

Page 20: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

20

Voorschrift 9.9 Opslag van gasflessen

9.9.1 Met uitzondering van eventuele werkvoorraden moeten de binnen de inrichting

aanwezige gasflessen worden opgeslagen overeenkomstig de paragrafen 3.1, 3.4 t/m

3.7, 3.11, 3.15, 3.16, 3.20, 3.21, 3.23 en 6.2 van de richtlijn PGS-15

9.9.2 Een inpandige opslagvoorziening voor gasflessen moet zijn geconstrueerd,

uitgevoerd en worden gebruikt overeenkomstig de paragrafen 3.2.1, 3.2.3, 3.2.4, en

6.2.17 van de richtlijn PGS-15

9.9.3 Een uitpandige opslagvoorziening voor gasflessen moet zijn geconstrueerd,

uitgevoerd en worden gebruikt overeenkomstig de paragrafen 3.2.2, 3.2.3, 3.2.4, 6.2.4 en

6.2.5 van de richtlijn PGS-15.

2.5 Ten aanzien van de toepassing van H2 (paragraaf 2.3.2)

Aangeven hoe en waarom er 800 m3 H2 in de generatoren wordt ingezet, welke

veiligheidsvoorzieningen er aanwezig zijn en hoe e.e.a. werkt (incl. procesparameters).

Welke risico's zijn er tijdens onderhoud als het gas uit de installatie verdreven wordt.

Aangeven of het gas daarbij in de atmosfeer wordt afgelaten of wordt afgefakkeld.

Toepassing van waterstof en argon in de generatoren

Als gevolg van vermogensverliezen (o.a. wrijving) in de generatoren ontstaat er warmte.

Voor het afvoeren van deze warmte wordt waterstofgas (H2: verder waterstof) gebruikt. Het

opgewarmde waterstof wordt in een gesloten circuit met waterkoelers gekoeld naar het

tussenkoelwatersysteem3 van de centrale. De waterstofkoeling van de generatoren is

voorzien van een automatische temperatuurregeling (door het regelen van het

koelwaterdebiet) waarmee de temperatuur van het koude waterstof op een temperatuur van

43 °C wordt gehouden. In de generatoren wordt naast de temperatuur ook de druk, het

waterstofdebiet en de gasconcentratie bewaakt. De concentratiemetingen zijn conform de

IEC-voorschriften redundant uitgevoerd en werken op basis van het

warmtegeleidingsvermogen. Door een dichtoliesysteem4 wordt voorkomen dat er bij de

overgang van de aandrijfas met de generatorbehuizing waterstof binnen of buiten de

generator kan stromen. De behuizing is daarmee gasdicht. De overdruk van waterstof in de

generatorbehuizing wordt automatisch op 5 bar gehouden.

3 het gesloten tussenkoelwatersysteem wordt gebruikt voor de koeling van potentieel

verontreinigde stromen. Hierdoor wordt lekkage van olie en andere verontreinigingen in het te lozen koelwater voorkomen.

4 een op basis van olie werkend afdichtsysteem

Page 21: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

21

In het afgassysteem van de generatoren zijn ten behoeve van de brandveiligheid redundant

magnetische brandveiligheidsventielen geïnstalleerd, waarmee het waterstof snel naar de

atmosfeer kan worden afgevoerd. De opening van de magneetventielen vindt automatisch

plaats indien het drukverschil van het dichtoliesysteem en de waterstofdruk in de

generatorbehuizing lager wordt dan 0,4 bar of nadat de noodpomp van het dichtoliesysteem

langer dan 30 minuten in bedrijf is. Nadat de druk in de generatorbehuizing naar 0,2 bar is

gedaald worden de brandveiligheidsventielen weer automatisch gesloten. De afvoer van het

waterstof naar de atmosfeer (boven het dak van de machinegebouwen A0UMA voor eenheid

A en B0UMA voor eenheid B) vindt plaats via afgasleidingen die voor de veiligheid aan het

einde van gasdiffusors zijn voorzien.

De voeding van waterstof naar de generatoren vindt plaats vanuit de centrale

waterstofopslag (buitenopstelling) bestaande uit twee bundels á 16 flessen per eenheid.

Slechts een bundel per eenheid is aangesloten. Voor de ligging van de centrale

waterstofopslag (R0UMC) wordt verwezen naar tekening “Bijlage F - 1640RWE-R0-

CLD00020001” van de aanvraag 907465 van 3 juli 2013. De toegevoegde hoeveelheid

waterstof wordt met debietmetingen geregistreerd. Het verbruik aan waterstof door

lekverliezen van de generatoren mag conform richtlijn IEC60034-3 per generator niet hoger

zijn dan 18 m3 per dag (= 750 dm3/uur). Deze hoeveelheid wordt als grenswaarde in het

besturingssysteem aangehouden. Bij een overschrijding van deze hoeveelheid wordt de

waterstofvoorziening met magneetventielen automatisch afgesloten. Deze ventielen staan

onder spanning open en sluiten dus automatisch bij uitval van de stroomvoorziening.

Daarnaast treden via de concentratiemetingen bij de generator lekverliezen van circa 6

m3/dag op. Het verwachte verbruik aan waterstof bedraagt circa 24 m3 per dag per

generator.

Als noodvoeding voor de generatoren zijn er in het machinehuis op de begane grond

vier waterstofcilinders per generator geplaatst. Deze noodvoeding wordt alleen toegepast in

geval van een storing van het centrale voedingssysteem. Voor de ligging van deze

noodvoeding wordt verwezen naar bijlage B en de tekeningen “Bijlage F - 1640EC-A0UMA-

CLH00010002” (eenheid A) en “Bijlage F - 1640EC-B0UMA-CLH00010002” (eenheid B) van

de aanvraag 907465 van 3 juli 2013.

Doordat het generatorvolume en de bedrijfsdruk van het systeem ten tijde van de aanvraag

uit 2006 nog niet in detail bekend waren, is de hoeveelheid waterstof aanwezig in elke

generator verhoogd van 500 m3 naar 800 m3. In het actuele ontwerp en bij de ontwerpdruk

van 5 bar zijn de generatoren tijdens bedrijf telkens met circa 800 m3 waterstof gevuld,

Page 22: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

22

waarvan circa 250 m3 noodzakelijk is voor het vullen van de generatorbehuizing en circa

550 m3 voor het opbouwen van de bedrijfsdruk.

Inbedrijfstelling, vullen en legen van het systeem

Voorafgaande aan het vullen van de generatoren met waterstof (tijdens de eerste

inbedrijfstelling of na een langere storing of revisie) bevind zich lucht in de generatoren.

Vanwege veiligheidsaspecten wordt de lucht eerst verdreven met argon. Voor de eerste

inbedrijfstelling en na groot onderhoud zijn ook de leidingen met lucht gevuld. Daarom is als

veiligheidsmaatregel voorgeschreven het systeem met een hoeveelheid argon te spoelen

gelijk aan 5 keer het systeemvolume. De voeding van argon naar de generatoren vindt plaats

vanuit een gasflessenopslag op de begane grond van de machinehuizen. Voor de ligging

van deze opslagen wordt verwezen naar bijlage B en de tekeningen “Bijlage F - 1640EC-

A0UMA-CLH00010002” (eenheid A) en “Bijlage F - 1640EC-B0UMA-CLH00010002”

(eenheid B) van de aanvraag 907465 van 3 juli 2013.

Tijdens het vullen met argon is het niet meer toegestaan om mandeksels in de

generatorbehuizing of leidingen te openen vanwege verstikkingsgevaar door argon.

Vervolgens kan het systeem met waterstof worden gevuld, waarbij eerst het meetbereik van

de gasconcentratiemetingen overgeschakeld wordt naar waterstof in argon (0-100%).

Tijdens het vullen wordt het verdrongen argon via het afgassysteem naar de atmosfeer

geleid. De generatoren zijn met waterstof gevuld als de concentratie waterstof in argon een

waarde van 98% heeft bereikt. Het afsluitventiel naar de atmosfeer wordt gesloten en het

systeem wordt verder gevuld tot de bedrijfsdruk van 5 bar is bereikt.

Aansluitend wordt het meetbereik van de gasconcentratiemetingen naar het meetbereik van

waterstof in lucht (80-100%) overgeschakeld om het indringen van lucht in het systeem te

bewaken. Als de waterstofconcentratie onder een voorgeschreven waarde komt wordt in het

besturingssysteem automatisch een alarm gegeven. Door opening van de waterstofvoeding

en de regeling van het afsluitventiel naar de atmosfeer kan waterstof weer tot de

noodzakelijke concentratie worden bijgevuld.

Het legen van het systeem geschiedt in omgekeerde volgorde. Argon wordt daarbij met lucht

uit het systeem verdrongen. Tijdens onderhoud aan het generator- en het bijhorende

afgassysteem is de betreffende eenheid niet in bedrijf. Tijdens bedrijf mogen andersom geen

onderhoud- of reparatiewerkzaamheden aan deze systemen plaatsvinden. Daardoor bestaat

bij het aflaten van waterstof door het afgassysteem naar de atmosfeer geen kans op brand of

explosie als gevolg van werkzaamheden.

Page 23: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

23

2.6 Ten aanzien van de toepassing van argon (paragraaf 2.3.3)

Is er een permanente opslag van 72 flessen Argon en zo ja, aangeven waar deze zich

bevindt. Zo niet, aangeven hoe er wordt voorzien in de opslag tijdens het onderhoud.

Aangeven waar en hoe in de opslag van de gasflessen is voorzien en inzichtelijk maken hoe

daarbij aan de PGS 15 wordt voldaan. Aangeven of "eens per 4 jaar per installatie" betekent

dat er gemiddeld elke 2 jaar een onderhoudsactie is.

De voeding van argon naar de generatoren vindt plaats vanuit een gasflessenopslag op de

begane grond van de machinehuizen. Voor de ligging van deze opslagen wordt verwezen

naar bijlage B en de tekeningen “Bijlage F - 1640EC-A0UMA-CLH00010002” (eenheid A) en

“Bijlage F - 1640EC-B0UMA-CLH00010002” (eenheid B) van de aanvraag 3 juli 2013. Omdat

argon in geval van een generatorstoring direct ter beschikking moet staan betreft het

permanente opslagen. De opslag van Argon is uitgevoerd conform voorschrift 9.9 (opslag

van gasflessen) van de vigerende vergunning van 11 december 2007 (2007 - 50439, MV).

In de aanvraag van 3 juli 2013 is de volgende passage opgenomen: “bij onderhoud (circa

eens in de 4 jaar per eenheid) aan de generatoren moet het waterstofgas naar de lucht

verdreven worden”. Zoals correct opgemerkt is door de provincie betekent dit dat er

gemiddeld elke twee jaar een onderhoudsactie is.

2.7 Ten aanzien van de chemicaliëntanks (paragraaf 2.3.5 - 2.3.8 en 2.3.11

- 2.3.14)

Aangeven welke tank met welke inhoud waar staat en vanaf welke tankplaats de tanks

gevuld worden. Aangeven welke veiligheidsvoorzieningen (op de tanks) zijn aangebracht

(naast de opvangbakken) om calamiteiten te voorkomen of bij calamiteiten tijdig te kunnen

ingrijpen.

Voor de opstelling en verlading van de tanks voor bulkchemicaliën en huisbrandolie wordt

verwezen naar bijlage A, C en D. Voor de opstelling, verlading en de getroffen

veiligheidsvoorzieningen van IBC’s en vaten zie bijlage B en paragraaf 2.3.14 van de

vergunningaanvraag van 3 juli 2013.

Page 24: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

24

2.8 Ten aanzien van de transformatoren (paragraaf 2.3.9 - 2.3.10)

Aangeven hoe de installatie ten opzichte van de opvangvoorziening is gesitueerd.

Dimensionering van de olieafscheider(s) aangeven en aangeven welke traforuimten op

welke afscheider aangesloten zijn.

Machinetransformatoren

In aanvulling op de aanvraag 907465 van 3 juli 2013 zijn in figuur 12 de dwars- en

lengtedoorsnede van de machinetransformator van eenheid A (A0UBF) in combinatie met de

daaronder liggende opvangbak weergegeven (geel gemarkeerd in figuur 12). Om een

olielekkage te kunnen signaleren is de opvangbak onder afschot aangelegd en op het

diepste punt van een vloeistofdetectie (niveaumeting) voorzien. Bij eventuele

vloeistofdetectie wordt een alarmsignaal gegeven. De olie wordt vervolgens met een

tankwagen afgepompt en afgevoerd naar een erkende verwerker.

Bovenop het dak van de machinetransformatoren is een olie-expansievat geplaatst.

Hemelwater dat op het transformatordak valt wordt in een separate vloeistofkerende

opvangbak (blauw gemarkeerd in figuur 12) verzameld en vanuit daar via een olieafscheider

naar het rioolsysteem afgevoerd. In deze opvangbak is een oliedetector aanwezig, die bij

detectie van olie, de afsluiter naar het riool automatisch afsluit. De situatie bij de

machinetransformator van eenheid B (B0UBF) is identiek aan die van eenheid A.

Figuur 12 Machinetransformator eenheid A

Page 25: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

25

Transformatoren voor eigen verbruik

In figuur 13 zijn de dwars- en lengtedoorsnede van de transformator voor eigen verbruik van

eenheid A (A0UBE) in combinatie met de daaronder liggende opvangbak weergegeven (geel

gemarkeerd in figuur 13).

Figuur 13 Transformator voor eigen verbruik eenheid A

Voor de afvoer van hemelwater is de opvangbak met olie detectie van een afloop voorzien

die normaliter gesloten is en slechts bij een bepaald niveau opent indien geen olie aanwezig

is. Daarachter in het riool zit een olieafscheider. Vanwege de vlamwerende plaat en

veiligheid kan de opvangbak tijdens bedrijf van de transformator niet visueel worden

geïnspecteerd. De situatie bij de transformator voor eigen verbruik van eenheid B (B0UBE) is

identiek aan die van eenheid A.

Olieafscheiders

De machinetransformator en de transformator voor eigen verbruik van eenheid A zijn op een

gezamenlijke olieafscheider aangesloten (zie figuur 14). De noodzakelijke capaciteit van

deze olieafscheider is berekend conform NEN EN 858-2 (afscheiders en slibvangputten voor

lichte vloeistoffen - Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en

onderhoud) en bedraagt NS 20 (circa 20 l/s). In de olieafscheider zijn twee niveaumetingen

geïnstalleerd. Met de ene meting wordt het waterniveau en met de andere meting de dikte

van de olielaag in de olieafscheider gemeten. Beide metingen geven bij hoog niveau een

Page 26: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

26

alarm naar de controlekamer. De olieafscheider is voorzien van een KOMO certificaat. De

machinetransformator en de transformator voor eigen verbruik van eenheid B zijn ook op een

gezamenlijke olieafscheider aangesloten die identiek is aan die van eenheid A.

Figuur 14 Ligging van de olieafscheiders t.o.v. de transformatoren

Laagspanningstransformatoren

In de schakelgebouwen van de inrichting staan telkens meerdere overkapte laagspannings-

transformatoren. De transformatoren zijn geplaatst op een vlamwerende geperforeerde plaat

boven een (deels gezamenlijke) vloeistofkerende opvangbak. Om een lekkage te kunnen

signaleren zijn de opvangbakken onder afschot aangelegd en op het diepste punt van een

vloeistofdetectie (niveaumeting) voorzien. De opvangbakken zijn niet aangesloten op het

rioolsysteem, waardoor ook er geen sprake is van toepassing van een olieafscheider. In

figuur 15 en 16 zijn ter illustratie het bovenaanzicht en de dwars- en lengtedoorsnede van de

laagspanningstransformatoren van een vleugel van het hoofdschakelgebouw (R0UBA) in

combinatie met de daaronder liggende gezamenlijke opvangbak weergegeven (geel

gemarkeerd). De opstelling van de transformatoren is met groen aangeduid.

Figuur 15 Bovenaanzicht (links) en dwarsdoorsnede (rechts) van een traforuimte

Page 27: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

27

Figuur 16 Lengtedoorsnede westzijde hoofdschakelgebouw (R0UBA) met trafo

opstelling

De uitvoering van de opvangbakken en de opstelling van de transformatoren is voor alle

overige schakelgebouwen op een identieke wijze uitgevoerd.

2.9 Ten aanzien van het actiefkool (paragraaf 2.3.14 en 2.4.6)

Aangeven in welke vorm het actiefkool wordt ingezet (in suspensie, oplossing en in welk

medium) en vanaf welke tankplaats de tanks gevuld worden. Aangeven welke

veiligheidsvoorzieningen (op de tanks) zijn aangebracht (naast de opvangbakken) om

calamiteiten te voorkomen of bij calamiteiten tijdig te kunnen ingrijpen.

De aanvoer van nieuwe/gereactiveerde actiefkool en de afvoer van afgewerkte actiefkool

vindt plaats met tankwagens. De wisseling van actiefkool vindt plaats door een spoeling met

water als vloeibaar medium om het actiefkool te transporteren (actiefkool-water-slurry). De

toegepaste actiefkool heeft een korrelgrootte van 0,5 - 2,5 mm. De wisseling van actiefkool

vindt uitsluitend plaats bij een van de drie actiefkoolfilters (zie figuur 17) doordat het

betreffende actiefkoolfilter compleet van afgewerkte actiefkool wordt geleegd en compleet

met nieuwe en/of gereactiveerde actiefkool wordt gevuld. Daardoor kan ook worden

uitgesloten dat een actiefkoolfilter overstroomt.

Aanvoer

Nieuwe en/of bij een erkende verwerker gereactiveerde actiefkool wordt droog aangeleverd

en aansluitend hydro-pneumatisch als actiefkool-water-slurry getransporteerd. Het

transportsysteem bestaat uit een slang met een diameter DN100 als verbinding tussen de

tankwagen en het aansluitpunt voor actiefkool op de losplaats. Vanaf het vulpunt loopt een

Page 28: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

28

vaste leiding van diameter DN100 naar de betreffende actiefkoolfilter. Aan het vulstation en

voor en achter elke actiefkoolfilter zijn afsluiters (kleppen) voorzien. Het

procesbesturingssysteem geeft alleen een vrijgave voor verlading indien alle afsluiters in de

juiste positie staan. Voordat met het vullen van de betreffende actiefkoolfiter wordt begonnen

wordt deze (tot 30 - 50%) met water gevuld ter beperking van slijtage.

Figuur 17 Schema van een actiefkoolfilter met een conisch uitlopende onderkant

Afvoer

De afvoer van afgewerkte actiefkool vindt plaats via een afvoerleiding aan de onderkant van

elke actiefkoolfilter (zie figuur 17). Per filter loopt een vaste leiding van diameter DN100 naar

het separate aansluitpunt voor afgewerkte actiefkool bij de losplaats. Daaraan wordt een

slang gekoppeld en via een koppeling met de tankwagen vastgemaakt. Het transport van de

afgewerkte actiefkool gebeurt weer met water als actiefkool-water-slurry. Ook hier wordt door

het procesbesturingssysteem alleen een vrijgave gegeven als alle afsluiters in de juiste

positie staan. Het overtollige water kan vanuit de tankwagen worden afgelaten en loopt via

een slang in de pompput van de verlaadplaats waaruit het weer naar de ABI wordt verpompt.

Page 29: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

29

2.10 Ten aanzien van de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen (paragraaf 2.3.7, 2.3.8, 2.3.14 en 2.7.1)

Aangeven waar en hoe verpakte gevaarlijke stoffen (inclusief IBC's) worden opgeslagen en

inzichtelijk maken hoe daarbij aan de PGS 15 wordt voldaan.

Voor de locatie van de diverse verpakte gevaarlijke stoffen (inclusief IBC’s) wordt verwezen

naar bijlage B. De opslag van verpakte gevaarlijke stoffen is uitgevoerd conform voorschrift

9.2 van de vigerende vergunning van 11 december 2007 (2007 - 50439, MV).

Voorschrift 9.2 Opslag van gevaarlijke stoffen (in emballage)

9.2.1 Met uitzondering van eventuele werkvoorraden moet de opslag van gevaarlijke

stoffen in emballage tot 10.000 kg, welke middels hoofdstuk 1 van de richtlijn PGS-15 zijn

aangewezen en derhalve onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, alsmede olie

en oliehoudende vloeistoffen in emballage, tenminste voldoen aan het gestelde in de

paragrafen 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.7, 3.9, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 3.17, 3.18, 3.20 en

3.21 en bijlage 3 van de richtlijn PGS-15.

2.11 Afvalwater CIP en afvalwater regenerant condensaatreiniging

(paragraaf 2.4.7 en 2.4.8)

Toelichten waarom de opslag plaats vindt in open bassins en hoe vaak van deze opslag

gebruik gemaakt wordt. Waarom wordt een bassin van 100 m3 gebruikt als er maar 20 m3

per keer nodig is, waarom is gekozen voor een dubbelwandig bassin met lekdetectie, staat

het bassin op de grond, in een kelder of op een verdieping, wat zijn hier de temperaturen en

drukken en welke stoffen zitten in oplossing, als welke stof wordt het waar naar toe

afgevoerd in het afvalstadium?

2.11.1 Afvalwater CIP

Het opslagbassin voor CIP-afvalwater staat opgesteld in de kelder van het gebouw van de

proceswaterbereiding (R0UGB). Het bassin is gesloten uitgevoerd met een

ontluchtingsleiding naar het dak. Bij iedere CIP-reiniging ontstaat circa 20 m3 afvalwater.

Soms kan het noodzakelijk of gewenst zijn om na een CIP-reiniging met alkalische reiniger

meteen een zure reiniging te laten volgen of kunnen er twee proces-straten gelijktijdig

Page 30: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

30

worden gereinigd. Door het ontwerp van het afvalwaterbassin met een opslagvolume van

100 m3 is ook voor dergelijke scenario’s voldoende opvang beschikbaar. Het bassin is

voorzien van drie niveaumetingen om de vulstand te bewaken. Het bassin is opgebouwd uit

beton dat aan de binnenzijde is voorzien van een dubbelwandige kunststof afdichting. Een

lekkage tussen de wanden van deze afdichting wordt door lekdetectie gedetecteerd (zie

figuur 18). Deze detectiewijze wordt als bodembeschermende maatregel gezien omdat het

bassin aan de onderzijde, onder de kunststof afdichting, in direct contact staat met de

betonfundering in de grond.

Figuur 18 Dubbelwandige kunststof afdichting met lekdetectie

Het CIP-afvalwater wordt afgevoerd door middel van een vacuümtankwagen. Daarvoor is op

de losplaats aan de westzijde van het gebouw R0UGB een separate aansluiting voorzien. In

het bassin voor het CIP-afvalwater is een vaste zuigleiding geïnstalleerd die naar de begane

grond van het gebouw omhoog en naar het aansluitpunt loopt. De losplaats aan de westzijde

van R0UGB wordt tevens gebruikt om de in de proceswaterbereiding toegepaste

bulkchemicaliën te lossen. Voor onderhoud en inspecties is het bassin van mangaten

voorzien.

Figuur 19 Uitsnede P&ID opslagbassin voor CIP-afvalwater

Page 31: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

31

In figuur 19 is een uitsnede van het betreffende P&ID weergegeven. Daarin zijn de

lekkagemeting van de ruimte tussen de twee kunststoflagen, de ontluchting naar het dak, de

niveaumetingen in het CIP-afvalwaterbassin en de leiding naar de tankplaats met de

terugslagklep aangegeven. In figuur 20 zijn afbeeldingen opgenomen van het CIP-

afvalwaterbassin en de verlaadplaats voor CIP-afvalwater.

Figuur 20 CIP-afvalwaterbassin (links), verlaadplaats CIP-afvalwater (rechts)

2.11.2 Afvalwater regenerant condensaatreiniging

Het opslagbassin voor regenerant van de condensaatreiniging staat opgesteld op de begane

grond van het waterbereidingsgebouw (R0UGV). Het bassin is gesloten uitgevoerd met een

ontluchtingsleiding naar het dak. Het regenerant van de condensaatreiniging ontstaat tijdens

het regenereren van de condensaatreinigingsinstallatie en heeft bij het ontstaan een

temperatuur van maximaal 50°C en is zuur (pH ~ 2). In het opslagbassin koelt het

regenerant af en wordt geneutraliseerd (pH 6,5 - 9) door dosering van natronloog. Het bassin

is voorzien van drie niveaumetingen om de vulstand te bewaken.

Het bassin is opgebouwd uit beton dat aan de binnenzijde is voorzien van een

dubbelwandige kunststof afdichting. Een lekkage tussen de wanden van deze afdichting

wordt door lekdetectie gedetecteerd (zie figuur 18). Deze detectiewijze wordt als

bodembeschermende maatregel gezien omdat het bassin aan de onderzijde, onder de

kunststof afdichting, in direct contact staat met de betonfundering in de grond.

Het geneutraliseerde regenerant wordt afgevoerd door middel van een vacuümtankwagen.

Daarvoor is op de losplaats aan de zuidzijde van het gebouw R0UGV een separate

aansluiting voorzien. In het opslagbassin voor regenerant is een vaste zuigleiding

geïnstalleerd die naar de verlaadkast loopt. Deze losplaats wordt ook gebruikt om de in de

Page 32: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

32

waterbehandeling toegepaste bulkchemicaliën te lossen. Voor onderhoud en inspecties is

het bassin van mangaten voorzien. In figuur 21 zijn afbeeldingen opgenomen van het

afvalwaterbassin van het regenerant van de condensaatreiniging en de verlaadplaats van het

regenerant.

Figuur 21 Afvalwaterbassin regenerant van de condensaatreiniging (links, rood

gemarkeerd) en verlaadplaats regenerant (rechts) inclusief seperate

aansluitkast (op de afbeelding worden op de losplaats nog

installatieonderdelen tijdelijk opgeslagen)

2.12 Hemelwaterbassin (paragraaf 2.4.10)

Toelichten wat het doel en nut is van het hemeIwaterbassin. Wat gebeurt er met het

hemelwater nadat het slib bezonken is, wat gebeurt er met drijvende delen, wat gebeurt er in

geval van een calamiteit en hoe verhoudt zich dit tot het streven van de overheid om

hemelwater zoveel mogelijk in de bodem te laten infiltreren om verdroging tegen te gaan?

Het hemelwaterbassin heeft tot doel het hemelwater wat op het terrein valt een nuttige

toepassing te geven ter beperking van het drinkwatergebruik. Infiltratie in de bodem om

verdroging tegen te gaan is in het buitendijkse gebied waar de centrale staat geen zinvolle

optie, de oplossing om hemelwater zoveel mogelijk te hergebruiken wordt als duurzamere

optie aangemerkt. De hemelwateropslag en de daarachter liggende bassins hebben dan ook

de volgende functies:

Page 33: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

33

verzameling en transport van hemelwater van daken en wegen voor reiniging (bezinking

en filteren van onopgeloste bestanddelen), opslag en hergebruik

opslag van proceswater (geproduceerd in de proceswaterbereiding op basis van

oppervlaktewater) ten behoeve van brandblusdoeleinden, ROI-suppletiewater,

gebruikswater en (indien noodzakelijk) voor de bevochtiging van de kolenopslag. Het

gebruikswater wordt toegepast voor procesdoeleinden die geen drinkwater- of

proceswaterkwaliteit vereisen, bijvoorbeeld de bevochtiging van vlieg- en bodemas. De

voeding van de bluswateropslag kan ook met drinkwater plaatsvinden (noodvoeding)

in het geval van overmatig sterke regen (noodweer), lozing van overtollig hemelwater via

de koelwaterleiding naar het oppervlaktewater.

Hemelwaterpompkamer

Hemelwater stroomt via het hemelwaterstelsel en een ondergrondse leiding van DN1200

eerst naar de hemelwaterpompkamer (zie figuur 22, blauw gemarkeerd). De daarin staande

pompen worden niveauafhankelijk automatisch aan- en uitgeschakeld en pompen het

hemelwater naar een goot van waaruit het water naar het bezinkbassin (zie figuur 22, grijs

gemarkeerd) afloopt. Hoewel alle bedrijfsactiviteiten waarbij olieproducten kunnen lekken zijn

voorzien van afsluiters en als secundaire maatregel olieafscheiders in het rioolsysteem zijn

geplaatst, is de hemelwaterpompkamer redundant van twee oliemetingen voorzien. Wanneer

door deze metingen olie wordt gedetecteerd geeft het procesbesturingssysteem een alarm in

de controlekamer en kan de aansturing van de pompen door de controlekamer overgenomen

en gecontroleerd worden.

Bezinkbassin en filterinstallatie

Het bezinkbassin (zie figuur 22, grijs gemarkeerd) heeft een volume van 750 m3. Na elke

regenbui waarbij de minimale waterstand van 0,6 m wordt overschreden wordt het

bezinkbassin door middel van pompen automatisch geleegd en na filtratie wordt het water,

afhankelijk van de waterstanden in de overige bassins, voor de verschillende doeleinden

(hemelwateropslag, bluswateropslag) ter beschikking gesteld. De door het filter

tegengehouden onopgeloste bestanddelen stromen naar de ruwwaterbekken (zie figuur 22,

groen). Via deze route komt het afgevangen materiaal naar de flocculatiebehandeling van de

proceswaterbereiding. De onopgeloste bestanddelen van het bezinkbassin eindigen zo in het

slib van de proceswaterbereiding dat naar een erkende verwerker wordt afgevoerd.

Als na een regenbui het verpompen vanuit het bezinkbassin begint, start de reiniging

bestaande uit werveljets waarmee het bezonken materiaal in het bezinkbassin in beweging

wordt gebracht. Via de pompen volgt het dan ook de hiervoor omschreven weg door de

Page 34: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

34

filterinstallatie. Ook het bezonken materiaal eindigt op die manier in het slib van de

proceswaterbereiding dat naar een erkende verwerker wordt afgevoerd. Indien het tijdens

het leegpompen of het reinigen van het bezinkbassin met de werveljets begint te regenen

worden deze processen automatisch onderbroken door het startsignaal van de pompen in de

hemelwaterpompenkamer.

Figuur 22 Hemelwaterbassins en pompenhuis hemelwatersysteem

Hemelwateropslag 1 + 2

Indien het bezinkbassin als gevolg van een regenbui volledig is gevuld loopt het water vanaf

een waterstand van + 3,30 m via een goot naar de hemelwateropslag 1 en 2. Deze twee

bassins zijn met elkaar verbonden waardoor het waterniveau in beide bassins gelijk is. De

twee bassins hebben gezamenlijk een opslagvolume van circa 1500 m3. Vanuit de

hemelwateropslag wordt het water, afhankelijk van de waterstand, automatisch naar de

bluswateropslag verpompt of bij behoefte voor de bevochtiging van de kolenopslag gebruikt.

Page 35: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

35

Hemelwateropslag 2 staat bovendien door een verbinding (overloop bij een waterstand van

+2,40 m) in directe verbinding met de bluswateropslag.

Overstort hemelwater bij noodweer

De bassins voor de opslag van bluswater hebben in totaal een capaciteit van circa 900 m3. In

het geval van een overmatig langdurige regenbui en in het geval dat het hemelwater niet als

proceswater kan worden toegepast en niet compleet kan worden opgevangen in de

omschreven bassins, wordt het hemelwater vanuit de bluswateropslag overgepompt naar

een van de twee ruwwaterbekken. Daar vandaan loopt het verpompte water af naar de

ondergrondse koelwaterleiding (lozing oppervlaktewater).

2.13 Milieuzorgsysteem (paragraaf 3.10)

Tekst graag aanpassen, deze is niet juist. Zoals afgesproken zal voorschrift 9.10.1 van de

oprichtingsvergunning t.b.v. meer flexibiliteit vervangen worden door een voorschrift met

verantwoording achteraf in het milieujaarverslag.

Ten behoeve van meer flexibiliteit in de bedrijfsvoering verzoekt RWE om voorschrift 9.10

(wijziging chemicaliëngebruik waterbehandeling) van de vigerende vergunning (2007 -

50439, MV) te vervangen door een voorschrift met verantwoording achteraf in het

milieujaarverslag.

Page 36: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

36

3 AANVULLENDE GEGEVENS MET BETREKKING TOT DE ACTIVITEIT “BOUWEN VAN EEN BOUWWERK”

3.1 De noodstroomdieselcontainers R1UBN en R2UBN

Deze moeten ook voor de activiteit 'bouwen' worden aangevraagd.

Voor de bouwaanvraag voor de noodstroomdieselcontainers R1UBN en R2UBN wordt

verwezen naar bijlage E.

3.2 Uitbreiding aan de bovenzijde van magazijn/werkplaats

Dit moet ook voor de activiteit 'bouwen' worden aangevraagd.

Voor de bouwaanvraag voor wijzigingen aan het werkplaats- en opslaggebouw R0UST wordt

verwezen naar bijlage F.

3.3 Tanks en tankputten

Alle tanks en alle tankputten die onderdeel uitmaken van deze aanvraag voor de activiteit

"veranderen van de inrichting" en waarvoor nog geen vergunning voor het bouwen is

verleend, moeten tevens voor de activiteit 'bouwen' worden aangevraagd.

Voorzover noodzakelijk zijn de in de aanvraag genoemde tankputten reeds vergund onder

het deel Bouwen.

Page 37: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

37

BIJLAGE A VERLADING BULKCHEMICALIËN EN BRANDSTOFFEN

Bulkchemicaliën

grond- en hulpstoffen opslagcapaciteit locatie op lay-out tekening

(bijlage E aanvraag van 3 juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag 907465

van 3 juli 2013) verlaadplaats

lichte olie (HBO: Huisbrandolie)

1 x 400 m3 R0UEJ 1640RWE-R0-CLD00020001 R0UEH

4 x 10 m3

4 x ca. 1 m3

A0UBN,

B0UBN,

R1UBN,

R2UBN

1640RWE-R0-CLD00020001

A0UBN,

B0UBN,

R1UBN,

R2UBN

1 x 20 m3 R0UYS 1640RWE-R0-CLD00020001 R0UYS

Natronloog (50%)

2 x 40 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001 West-zijde R0UGB

1 x 11 m3 R0UVW 1640HPER0UVW-MLH00300001 West-zijde R0UVW

1 x 40 m3 R0UGV 1640OVIR0UGV-MLH00010001 Zuid-zijde R0UGV

Zoutzuur (30%)

2 x 40 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001 West-zijde R0UGB

1 x 11 m3 R0UVW 1640HPER0UVW-MLH00300001 West-zijde R0UVW

1 x 40 m3 R0UGV 1640OVIR0UGV-MLH00010001 Zuid-zijde R0UGV

Chloorbleekloog (12,5%) 1 x 165 m3 R0UPH 1640RWE-R0-CLD00020001 West-zijde R0UGB

Ammonia (24,7%) 2 x 400 m3 R0UVM 1640RWE-R0-CLD00020001 Oost-zijde R0UVM

kalkmelk 1 x 30 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001 Noord-zijde R0UGB

IJzerchloride (40%) 1 x 50 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001 West-zijde R0UGB

1 x 11 m3 R0UVW 1640HPER0UVW-MLH00300001 West-zijde R0UVW

Page 38: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

38

1 x 40 m3 R0UGV 1640OVIR0UGV-MLH00010001 Zuid-zijde R0UGV

Natriumwaterstofsulfiet (35 - 40%) 1 x 20 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001 West-zijde R0UGB

1 x 30 m3 R0UGV 1640OVIR0UGV-MLH00010001 Zuid-zijde R0UGV

Waterstofperoxide (35%) 1 x 40 m3 R0UGV 1640OVIR0UGV-MLH00010001 Zuid-zijde R0UGV

Actief kool 3 x 15 m3 R0UGV 1640OVIR0UGV-MLH00010001 Zuid-zijde R0UGV

Page 39: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

39

Verladingen bulkchemicaliën en brandstoffen

verlaad-

plaats verladen stoffen foto / tekening verlaadplaats ligging ten opzichte van gebouw omschrijving

R0UEH Lichte olie (HBO)

De verlaadplaats voor de grote

huisbrandolietank wordt uitgevoerd conform

PGS 29. De verlaadplaats is ondergronds

aangesloten op een olieafscheider (zie

onderstaande figuur).

De olieafscheider is ontworpen conform NEN

EN 858-2 met een capaciteit NS 20.

Page 40: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

40

A0UBN,

B0UBN,

R1UBN,

R2UBN

Lichte olie (HBO)

Noot: de foto geeft de tijdelijke situatie in de aanlegfase

weer.

Zie overzichtstekening in bijlage E van de aanvraag

van 3 juli 2013

De voorraadtanks hoeven nauwelijks gevuld te

worden omdat de noodstroomaggregaten

alleen bij een stroomuitval en tijdens de

periodieke tests in bedrijf zijn.

De jaarlijkse doorzet is kleiner dan

25 000 l en valt daarmee onder kleinschalige

aflevering in de zin van

PGS 30.

Bij de voorraadtanks zal ter plaatse van het

afleverpunt een aaneengesloten verharding

worden aangebracht (vloeistofkerend). Tijdens

de verlading is voor het geval van een lekkage

absorptiemateriaal aanwezig.

Page 41: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

41

R0UYS Lichte olie (HBO)

De jaarlijkse doorzet op deze verlading is

groter dan 25 000 l en is daardoor

grootschalige overslag in de zin van

PGS 30.

De verlaadplaats wordt vloeistofdicht

uitgevoerd en zal regelmatig geïnspecteerd en

gekeurd worden. De verlaadplaats is

ondergronds aangesloten op een

olieafscheider (zie onderstaande figuur).

De olieafscheider is ontworpen conform NEN

EN 858-2 met een capaciteit NS 20.

Page 42: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

42

Westzijde

R0UGB

Natronloog

Zoutzuur

Chloorbleekloog

IJzerchloride

Natriumwater-

stofsulfiet

Bij een eventuele lekkage loopt de vloeistof af

in een PE goot, die vervolgens afloopt naar het

homogenisatiebassin (180 m3) in de kelder

van de proceswaterbereiding waar

neutralisatie kan plaatsvinden. Dit bassin is

dubbelwandig uitgevoerd en de tussenruimte

is voorzien van lekdetectie.

Noordzijde

R0UGB Kalkmelk

Een eventuele lekkage loopt af naar een

pompput in de kelder van de

proceswaterbereiding. Deze pompput is

voorzien van een niveaumeting. Vanuit deze

pompput wordt automatisch verpompt naar

een bassin van 100 m3.

Vanuit daar wordt de inhoud naar de

kamerfilterpers van de proceswaterbereiding

verpompt. Een eventuele lekkage eindigt zo in

het slib van de proceswaterbereiding dat naar

een erkende verwerker wordt afgevoerd.

Page 43: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

43

Westzijde

R0UVW

Natronloog,

Zoutzuur,

IJzerchloride

Noot: de foto geeft de situatie in aanleg weer. De

verlaadplaats is nog niet voltooid.

Voor de afvoer van hemelwater is de losplaats

aangesloten op het hemelwaterriool. Voordat

met het lossen van chemicaliën wordt

begonnen wordt door de chauffeur en de

operator een afsluiter omgezet. Dan loopt de

afloop van de losplaats naar een pompput in

het waterbehandelingsgebouw R0UVW.

De pompput heeft een capaciteit van circa

18 m3, is van dubbelwandige kunststof met

lekdetectie en voorzien van een niveaumeting.

Vanuit deze pompput wordt de vloeistof

automatisch verpompt naar het proces van de

waterbehandeling.

Page 44: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

44

Zuidzijde

R0UGV

Natronloog

Zoutzuur

IJzerchloride

Natriumwater-

stofsulfiet,

Waterstof-

peroxide,

Actief kool

Noot: de foto geeft de situatie in aanleg weer. De

verlaadplaats is nog niet voltooid.

Een eventuele lekkage op de losplaats loopt af

naar een pompput. Vanuit de pompput wordt

bij een bepaald vloeistofniveau alarm

gegeven. De pompput is dubbelwandig

(kunststof) uitgevoerd met lekdetectie.

Daarnaast is de pompput voorzien van een

pH/mV meting om hemelwater van

chemicaliën te kunnen onderscheiden.

Wanneer er geen verlading plaatsvindt wordt,

onder de voorwaarde dat de pH/mV meting

een normale pH-waarde meet, hemelwater uit

de pompput vanaf een bepaald niveau

automatisch afgepompt naar het

hemelwaterriool.

Als een pH-waarde buiten het bereik van 6,5 -

9 wordt gemeten, dan wordt de inhoud naar

het voorbassin dan wel de calamiteitentank in

de waterbehandeling R0UGV verpompt en een

alarm in de controlekamer gegeven. Vanuit de

calamiteitentank kan de vloeistof via een eigen

verlaadaansluiting bij de losplaats naar een

tankwagen worden verladen voor afvoer naar

een erkende verwerker. Als tijdens een

verlading een hoog niveau in de pompput

wordt bereikt wordt altijd naar het voorbassin

dan wel de calamiteitentank in de

waterbehandeling R0UGV verpompt en bij een

gemeten pH buiten het bereik een alarm

gegeven.

Page 45: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

45

Oostzijde

R0UVM Ammonia

Noot: de foto geeft de situatie in aanleg weer. De

verlaadplaats is nog niet voltooid.

Een eventuele lekkage bij de losplaats loopt af

naar de put bij de opslagtank voor

ammoniakwater. Deze put is voorzien van een

coating en heeft een niveaumeting en een pH-

meting.

Hemelwater wordt uit de put verpompt naar

het rioolsysteem. Ammoniakwater in de put als

gevolg van een lekkage bij de losplaats wordt

door de pH-meting gedetecteerd (geeft alarm).

In dat geval wordt de put niet leeggepompt

naar het riool maar met een tankwagen

geleegd. Voordat het lossen van

ammoniakwater vanuit de vrachtwagen begint

wordt de put geleegd.

Page 46: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

46

BIJLAGE B PGS15 OPSLAG GASSEN, CHEMICALIËN EN OLIE(RESTEN) Opslag gassen

grond- en hulpstoffen voornaamste

toepassing opslagcapaciteit

inpandig /

buitenopstelling

lay-out tekening

(bijlage E aanvraag

van 3 juli 2013)

tekening

(bijlage F aanvraag van

3 juli 2013)

detailtekening / foto

Waterstof koeling van de

generator 64 cilinders buitenopstelling R0UMC 1640RWE-R0-CLD00020001

Waterstof noodkoeling van

de generator 8 cilinders inpandig A0UMA, B0UMA

1640EC-A0UMA-CLH00010002,

1640EC-B0UMA-CLH00010002

Argon

uitdrijfmiddel voor

waterstof in de

generator

72 cilinders inpandig A0UMA, B0UMA 1640EC-A0UMA-CLH00010002,

1640EC-B0UMA-CLH00010002

Page 47: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

47

grond- en hulpstoffen voornaamste

toepassing opslagcapaciteit

inpandig /

buitenopstelling

lay-out tekening

(bijlage E aanvraag

van 3 juli 2013)

tekening

(bijlage F aanvraag van

3 juli 2013)

detailtekening / foto

Zuurstof

conditionering

water-stoom-

circuit

8 cilinders inpandig A0UMA, B0UMA 1640EC-A0UMA-CLH00010002,

1640EC-B0UMA-CLH00010002

Noot: De tekening en de foto’s geven de opstelling in

machinehuis A weer. In machinehuis B is de opstelling identiek.

Page 48: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

48

grond- en hulpstoffen voornaamste

toepassing opslagcapaciteit

inpandig /

buitenopstelling

lay-out tekening

(bijlage E aanvraag

van 3 juli 2013)

tekening

(bijlage F aanvraag van

3 juli 2013)

detailtekening / foto

Helium

Stikstof

Zuurstof

Argon

P10 (argon/methaan)

gassen ten

behoeve van het

laboratorium

ca. 2 cilinders

ca. 2 cilinders

ca. 2 cilinder

ca. 5 cilinders

ca. 1 cilinders

Inpandig R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001

Page 49: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

49

grond- en hulpstoffen voornaamste

toepassing opslagcapaciteit

inpandig /

buitenopstelling

lay-out tekening

(bijlage E aanvraag

van 3 juli 2013)

tekening

(bijlage F aanvraag van

3 juli 2013)

detailtekening / foto

Helium

Stikstof

Zuurstof

Argon

P10 (argon/methaan)

Acetyleen

CO2

Propaan

gassen ten

behoeve van

laswerkzaamhede

n en het

laboratorium

ca. 2 cilinders

ca. 2 cilinders

ca. 18 cilinder

ca. 20 cilinders

ca. 1 cilinders

ca. 16 cilinders

ca. 16 cilinders

ca. 16 cilinders

buitenopstelling R0UST 1640RWE-R0-CLD00020001

Van deze buitenopstelling bestaan in de actuele projectfase

nog geen tekeningen of foto’s. Wel is het opslaggebied zuidelijk

van het magazijngebouw R0UST vastgelegd en op de lay-out-

tekening bijlage F aanvraag van 3 juli 2013 weergegeven:

Page 50: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

50

Opslag chemicaliën en olie(resten)

grond- en

hulpstoffen voornaamste toepassing opslagcapaciteit

lay-out tekening

(bijlage E

aanvraag van 3

juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag van 3

juli 2013) omschrijving, opmerking detailtekening / foto

Chloorbleekloog

(12,5%)

bestrijding van aangroei in de

voorreiniging en de

afvalwaterbehandeling

3 x 1,25 m3

R0USG 1640ELGR0USG-MLH00010001

Het betreft een IBC-shuttle systeem waarbij een

IBC als doseertank vast met de grond is

verankerd en met vaste leidingen aan het proces

is aangesloten. Bij laag niveau in de base IBC

wordt met een vorkheftruck de shuttle IBC

(transport IBC) tijdelijk bovenop de base IBC

geplaatst. Vervolgens worden de shuttle en de

base IBC met twee koppelingen aan elkaar

gesloten en loopt de shuttle IBC leeg naar de

base IBC waarna de lege shuttle IBC wordt

verwijderd.

Zie alinea 2.3.14 van aanvraag 907465 voor een

gedetailleerdere omschrijving van de daarbij

getroffen veiligheidsmaatregelen.

R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001

De foto geeft exemplarisch de opstelling voor een stof weer. De IBC

shuttle systemen voor de overige stoffen in deze ruimte zijn identiek

uitgevoerd.

R0UGV 1640OVIR0UGV-MLH00010001

De installatieonderdelen in het gebouw R0UGV zijn momenteel in

aanbouw. De stelling voor de base IBS is nog niet geplaatst.

Page 51: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

51

grond- en

hulpstoffen voornaamste toepassing opslagcapaciteit

lay-out tekening

(bijlage E

aanvraag van 3

juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag van 3

juli 2013) omschrijving, opmerking detailtekening / foto

Ammonia (24,7%) alkalisering water-stoom-circuit 2 x ca. 1,5 m3 A0UMA, B0UMA 1640EC-A0UMA-CLH00010002,

1640EC-B0UMA-CLH00010002

De opslagtank (op de foto hiernaast zwart) wordt

gevuld vanuit een IBC (op de foto hiernaast blauw

met een rode deksel) die met behulp van een

vorkheftruck op een separate stelling naast de

tank wordt geplaatst.

Zie alinea 2.3.8 van aanvraag 907465 voor een

gedetailleerdere omschrijving van de daarbij

getroffen veiligheidsmaatregelen.

Noot: De tekening en de foto’s geven de opstelling in machinehuis A

weer. In machinehuis B is de opstelling identiek.

Page 52: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

52

grond- en

hulpstoffen voornaamste toepassing opslagcapaciteit

lay-out tekening

(bijlage E

aanvraag van 3

juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag van 3

juli 2013) omschrijving, opmerking detailtekening / foto

smeerolie

hydrauliekolie

smeervetten

ontvettingsmiddel

etc.

Onderhoud vaten, drums

overal,

installatieonderdele

n, R0UST

1640EC-R0UST-CLH10030010

De tekening in de volgende kolom geeft de vier

ruimten voor de opslag van oliën,

ontvettingsmiddelen etc. De indeling van deze

stoffen in deze ruimten is nog niet vastgelegd.

Het gebouw R0UST bevindt zich nog in aanbouw.

afgewerkte olie,

olieresten

onderhoud van

installatieonderdelen ca. 10 drums Zuidzijde R0UST 1640RWE-R0-CLD00020001

Van deze buitenopstelling bestaan op het

moment nog geen tekeningen of foto’s. Wel is het

opslaggebied zuidelijk van het magazijngebouw

R0UST vastgelegd en op de lay-out tekening

bijlage F aanvraag 907465 van 3 juli 2013

weergegeven.

Page 53: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

53

grond- en

hulpstoffen voornaamste toepassing opslagcapaciteit

lay-out tekening

(bijlage E

aanvraag van 3

juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag van 3

juli 2013) omschrijving, opmerking detailtekening / foto

vlokkingshulp-

middel

voorreiniging 2 x 1 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001 Geen

afvalwaterbehandeling 2 x 1 m3 R0UGV 1640OVIR0UGV-MLH00010001 Geen

De installatieonderdelen in het gebouw R0UGV zijn momenteel in

aanbouw. De station voor de opslag en gebruik van het

vlokkingshulpmiddel is nog niet geplaatst maar zal vergelijkbaar zijn met

de boven weergegeven opstelling in R0UGB.

vlokkingshulp-

middel (TMT15) afvalwaterbehandeling 2 x 1 m3 R0UVW 1640HPER0UVW-MLH00300001 Geen

De installatieonderdelen in het gebouw R0UVW zijn momenteel in

aanbouw. De station voor de opslag en gebruik van het

vlokkingshulpmiddel is nog niet geplaatst maar zal vergelijkbaar zijn met

de boven weergegeven opstelling in R0UGB.

Antiscalant

(BerkeKLEEN

MG)

voorreiniging antiscaling RO-2 1 x 1,25 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001 Het betreft IBC-shuttle systemen waarbij een IBC

als doseertank vast met de grond is verankerd en

met vaste leidingen aan het proces is

aangesloten. Bij laag niveau in de base IBC wordt

met een vorkheftruck de shuttle IBC (transport

IBC) tijdelijk bovenop de base IBC geplaatst.

Vervolgens worden de shuttle en de base IBC

met twee koppelingen aan elkaar gesloten en

loopt de shuttle IBC leeg naar de base IBC

waarna de lege shuttle IBC wordt verwijderd.

Zie alinea 2.3.14 van aanvraag 907465 voor een

gedetailleerdere omschrijving van de daarbij

getroffen veiligheidsmaatregelen.

De foto geeft exemplarisch de opstelling voor een stof weer. De IBC

shuttle systemen voor de overige stoffen in deze ruimte zijn identiek

uitgevoerd.

Antiscalant

(Hydrex 4121) voorreiniging antiscaling RO-1 2 x 1,25 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001

Conserveermiddel

(Mem 32) voorreiniging conserveermiddel 1 x 1,25 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001

Alkalische reiniger

(BerkeKLEEN

703)

voorreiniging CIP reiniging 1 x 1,25 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001

Zure reiniger

(BerkeKLEEN 56) voorreiniging CIP reiniging 1 x 1,25 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001

Biocide

(BerkeCID Hydrex

7611)

voorreiniging biocide 2 x 1,25 m3 R0UGB 1640ELGR0UGB-MLH00020001

Page 54: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

54

grond- en

hulpstoffen voornaamste toepassing opslagcapaciteit

lay-out tekening

(bijlage E

aanvraag van 3

juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag van 3

juli 2013) omschrijving, opmerking detailtekening / foto

Antischuimmiddel

(FOODPRO

FAF9806)

antischuimmiddel ROI 4 x 1 m3 A0UVC, B0UVC 1640HPER0UVD-MLH00030001

De IBC’s staan op een gezamenlijke opvangbak

van kunststof. Het wisselen van de IBC vindt

plaats met een IBC-lifter of een vorkheftruck.

Zie alinea 2.3.14 van aanvraag 907465 voor een

gedetailleerdere omschrijving van de daarbij

getroffen veiligheidsmaatregelen. De installatieonderdelen zijn momenteel nog niet in gebruik. De foto’s

illustreren de opslag en het vervoer van de IBC.

Polyelectroliet

(Nalco 77171)

afvalwaterbehandeling

polyelektroliet 4 x 200 liter R0UVW 1640HPER0UVW-MLH00300001

De vaten staan op gezamenlijke opvangbakken

van kunststof . Het wisselen van de vaten vindt

plaats met een vat-lifter of een vorkheftruck.

Zie alinea 2.3.14 van aanvraag 907465 voor een

gedetailleerdere omschrijving van de daarbij

getroffen veiligheidsmaatregelen. De installatieonderdelen zijn momenteel nog niet in gebruik. De foto’s

illustreren de opslag en het vervoer van de vaten.

Page 55: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

55

BIJLAGE C BULKOPSLAG VLOEIBARE CHEMICALIËN EN BRANDSTOFFEN

grond- en hulpstoffen voornaamste

toepassing

opslag-

capaciteit

inpandig /

buitenopstelling

lay-out tekening

(bijlage E aanvraag

van 3 juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag van 3 juli 2013) Aanvulling detailtekening / foto

lichte olie (HBO:

Huisbrandolie)

brandstof voor

de ketel en de

hulpketels

1 x 400 m3 buitenopstelling R0UEJ 1640RWE-R0-CLD00020001

Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640ECAR0UEJ-MLH00010001.

Noot: de foto is genomen tijdens de aanleg van de opslagtank. Op de foto

is rond de tank daarom een steiger geplaatst.

brandstof

noodstroom-

aggregaten

4 x 10 m3

4 x ca. 1 m3 buitenopstelling

A0UBN, B0UBN,

R1UBN,

R2UBN

1640RWE-R0-CLD00020001

Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640SABR2UBN10-MTC00010001. Op

de foto en de tekening is exemplarisch de voorraadtank van

noodstroomaggregaat R2UBN weergegeven. De voorraadtanks van de

overige noodstroomaggregaten zijn identiek.

brandstof

aftanken

voertuigen

1 x 20 m3 buitenopstelling met

dak R0UYS 1640RWE-R0-CLD00020001

Zie bijlage D, tekening 1640EC-R0UYS-CLH00010002. De opslagtank is

daarin paars, de verlaadplaats geel gemarkeerd.

Page 56: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

56

grond- en hulpstoffen voornaamste

toepassing

opslag-

capaciteit

inpandig /

buitenopstelling

lay-out tekening

(bijlage E aanvraag

van 3 juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag van 3 juli 2013) Aanvulling detailtekening / foto

Natronloog (50%)

voorreiniging en

regeneratie van

de condensaat-

reiniging

2 x 40 m3 inpandig R0UGB

1640ELGR0UGB-MLH00020001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtanks voor natronloog zijn aangegeven met

B-20.

Zie bijlage D, tekening 1640ELGR0UGB-MLH00020009.

Noot: In de legenda van deze tekening staat welke stof in welke tank wordt

opgeslagen. De opslagtanks voor natronloog zijn aangegeven met B-20.

Afvalwater-

behandeling 1 x 11 m3 inpandig R0UVW

1640HPER0UVW-MLH00300001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtank voor natronloog is aangegeven met

1210.

Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640HPER0UVW-MLH00340001.

Noot: In de legenda van deze tekening staat welke stof in welke tank wordt

opgeslagen. De opslagtank voor natronloog is aangegeven met 1210.

Page 57: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

57

grond- en hulpstoffen voornaamste

toepassing

opslag-

capaciteit

inpandig /

buitenopstelling

lay-out tekening

(bijlage E aanvraag

van 3 juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag van 3 juli 2013) Aanvulling detailtekening / foto

Afvalwater-

behandeling 1 x 40 m3 inpandig R0UGV

1640OVIR0UGV-MLH00010001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtank voor natronloog is aangegeven met

3.7.4.1.

De foto is genomen tijdens de aanleg van de opslagtanks. Voor de tanks

staat daarom een steiger. Zie daarnaast bijlage D, tekening

1640OVIR0UGV-MLH00030001.

Noot: In de legenda van deze tekening staat welke stof in welke tank wordt

opgeslagen. De opslagtank voor natronloog is aangegeven met 3.7.4.1.

Zoutzuur (30%)

voorreiniging en

regeneratie van

condensaat-

reiniging

2 x 40 m3 inpandig R0UGB

1640ELGR0UGB-MLH00020001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtanks voor zoutzuur zijn aangegeven met

B-15.

Zie exemplarisch de foto’s van de tanks voor natronloog in gebouw

R0UGB. Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640ELGR0UGB-

MLH00020009.

Noot: In de legenda van deze tekening staat welke stof in welke tank wordt

opgeslagen. De opslagtanks voor zoutzuur zijn aangegeven met B-15.

Afvalwater-

behandeling 1 x 11 m3 inpandig R0UVW

1640HPER0UVW-MLH00300001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtank voor zoutzuur is aangegeven met 370.

Zie exemplarisch de foto van de tank voor natronloog in gebouw R0UVW.

Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640HPER0UVW-MLH00340001.

Noot: In de legenda van deze tekening staat welke stof in welke tank wordt

opgeslagen. De opslagtank voor zoutzuur is aangegeven met 370.

Afvalwater-

behandeling 1 x 40 m3 inpandig R0UGV

1640OVIR0UGV-MLH00010001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtank voor zoutzuur is aangegeven met

3.7.3.1.

Zie exemplarisch de foto van de tank voor natronloog in gebouw R0UGV.

Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640OVIR0UGV-MLH00030001.

Noot: In de legenda van deze tekening staat welke stof in welke tank wordt

opgeslagen. De opslagtank voor zoutzuur is aangegeven met 3.7.3.1.

Page 58: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

58

grond- en hulpstoffen voornaamste

toepassing

opslag-

capaciteit

inpandig /

buitenopstelling

lay-out tekening

(bijlage E aanvraag

van 3 juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag van 3 juli 2013) Aanvulling detailtekening / foto

Chloorbleekloog (12,5%)

bestrijding van

aangroei in het

koelwater-

systeem

1 x 165 m3 buitenopstelling R0UPH 1640RWE-R0-CLD00020001

Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640WBGR0PBN31BB010-

MTC00030001.

Ammonia (24,7%)

toepassing in de

DeNOx 2 x 400 m3 buitenopstelling R0UVM 1640RWE-R0-CLD00020001

De foto’s geven de situatie tijdens de aanleg weer. Zie daarnaast bijlage D,

tekening 1640ECAR0UVM-MLH00020001.

Alkalisering

water-stoom-

circuit

2 x ca. 1,5 m3 inpandig A0UMA,

B0UMA

1640EC-A0UMA-CLH00010002,

1640EC-B0UMA-CLH00010002

Zie bijlage D, tekening 1640MBGA0LFN05BB010-MTC00010001. Op de

foto en de tekening is exemplarisch de opslagtank van eenheid A

weergegeven. De opslagtank van eenheid B is identiek.

Page 59: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

59

grond- en hulpstoffen voornaamste

toepassing

opslag-

capaciteit

inpandig /

buitenopstelling

lay-out tekening

(bijlage E aanvraag

van 3 juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag van 3 juli 2013) Aanvulling detailtekening / foto

kalkmelk (25%) voorreiniging 1 x 30 m3 inpandig R0UGB

1640ELGR0UGB-MLH00020001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtank voor kalkmelk is aangegeven met

B-40.

Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640ELGR0GBN75-MTC00310001.

IJzerchloride (40%)

voorreiniging 1 x 50 m3 inpandig R0UGB

1640ELGR0UGB-MLH00020001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtank voor ijzerchloride is aangegeven met

B-21.

Zie exemplarisch de foto’s van de tanks voor natronloog in gebouw

R0UGB. Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640ELGR0UGB-

MLH00020009.

Noot: In de legenda van deze tekening staat welke stof in welke tank wordt

opgeslagen. De opslagtank voor ijzerchloride is aangegeven met B-21.

Afvalwater-

behandeling 1 x 11 m3 inpandig R0UVW

1640HPER0UVW-MLH00300001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtank voor ijzerchloride is aangegeven met

360.

Zie exemplarisch de foto van de tank voor natronloog in gebouw R0UVW.

Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640HPER0UVW-MLH00340001.

Noot: In de legenda van deze tekening staat welke stof in welke tank wordt

opgeslagen. De opslagtank voor ijzerchloride is aangegeven met 360.

Afvalwater-

behandeling 1 x 40 m3 inpandig R0UGV

1640OVIR0UGV-MLH00010001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtank voor ijzerchloride is aangegeven met

3.7.7.1.

Zie exemplarisch de foto van de tank voor natronloog in gebouw R0UGV.

Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640OVIR0UGV-MLH00030001.

Noot: In de legenda van deze tekening staat welke stof in welke tank wordt

opgeslagen. De opslagtank voor ijzerchloride is aangegeven met 3.7.7.1.

Natriumwaterstofsulfiet

(35 - 40%) voorreiniging 1 x 20 m3 inpandig R0UGB

1640ELGR0UGB-MLH00020001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtank voor natriumwaterstofsulfiet is

aangegeven met B-16.

Zie exemplarisch de foto’s van de tanks voor natronloog in gebouw

R0UGB. Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640ELGR0UGB-

MLH00020009.

Noot: In de legenda van deze tekening staat welke stof in welke tank wordt

opgeslagen. De opslagtank voor natriumwaterstofsulfiet is aangegeven met

B-16.

Page 60: Aanvullingen op de aanvraag om een veranderingsvergunning in ...

60

grond- en hulpstoffen voornaamste

toepassing

opslag-

capaciteit

inpandig /

buitenopstelling

lay-out tekening

(bijlage E aanvraag

van 3 juli 2013)

tekening (bijlage F aanvraag van 3 juli 2013) Aanvulling detailtekening / foto

Afvalwater-

behandeling 1 x 30 m3 inpandig R0UGV

1640OVIR0UGV-MLH00010001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtank voor natriumwaterstofsulfiet is

aangegeven met 3.7.8.1.

Zie exemplarisch de foto van de tank voor natronloog in gebouw R0UGV.

Zie daarnaast bijlage D, tekening 1640OVIR0UGV-MTC00660001.

Waterstofperoxide (35%) Afvalwater-

behandeling 1 x 40 m3 inpandig R0UGV

1640OVIR0UGV-MLH00010001

Noot: In de legenda van deze tekening staat

welke stof in welke tank wordt opgeslagen. De

opslagtank voor waterstofperoxide is aangegeven

met 3.7.6.1.

Zie bijlage D, tekening 726300-90C.