44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door...

46
Open Universiteit look.ou.nl Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek Renée de Kruif Monique Korenhof LOOK Rapport 41 Netwerkleren bij WSKO Verkennen en opstarten van netwerkleren

Transcript of 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door...

Page 1: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

44p= 3mm

Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek Open Universiteitlook.ou.nl

Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek Open Universiteitlook.ou.nl

Renée de KruifMonique KorenhofLOOK Rapport 41

Netwerkleren bij WSKOVerkennen en opstarten van netwerkleren

Page 2: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Rapport 41

Renée de KruifMonique Korenhof

Verkennen en opstarten van netwerkleren

Netwerkleren bij WSKO

Page 3: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door de financiële ondersteuning van het ministerie Onderwijs,

Cultuur en Wetenschap aan LOOK, Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek, van de Open Universiteit.

© LOOK - Open Universiteit 2012

Tenzij anders aangegeven mag het materiaal uit deze uitgave zonder voorafgaande toestemming openbaar

gemaakt en verveelvoudigd worden door instellingen die gefinancierd worden uit publieke middelen, scholen,

opleidingsinstituten en non-profitorganisaties ten behoeve van onderwijs- en onderzoeksdoeleinden, mits de

naam van de auteursrechthebbende daarbij wordt vermeld: © LOOK - Open Universiteit.

Bij gebruik door andere instellingen / bedrijven of bij gebruik voor andere doeleinden dient eerst toestemming

te worden gevraagd aan LOOK van de Open Universiteit.

Printed in The Netherlands.

Page 4: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Inhoudsopgave

Woord vooraf

Samenvatting 1 Inleiding

2 Context en start van het project

2.1 WSKO en haar visie op leren en professionaliseren

2.2 Verkenning netwerkleren voor WSKO

2.3 Samenwerking WSKO en LOOK

2.4 Onderzoek voedingsbodem netwerkleren bij WSKO

2.5 Startdag

3 Netwerkleren

3.1 Wat is netwerkleren?

3.2 Hoe ontstaan netwerken?

3.3 Fasen in netwerkleren

3.4 Voedingsbodem voor netwerkleren

4 Onderzoeksmethoden

4.1 Welke vragen stonden centraal?

4.2 Hoe zag de onderzoeksprocedure eruit?

4.3 Welke onderzoeksinstrumenten werden gebruikt?

4.4 Wie deden mee aan het onderzoek?

3

5

7

9

11

11

12

12

13

13

15

15

15

15

16

17

17

17

17

18

Page 5: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

5 Onderzoeksresultaten

5.1 Waarom en hoe willen WSKO-medewerkers werken aan hun professionele ontwikkeling?

5.2 Is er ruimte vanuit de organisatie om te werken aan professionele ontwikkeling?

5.3 Wanneer en hoe vaak zoeken collega’s elkaar op?

5.4 Hoe ziet het leren in netwerken er uit bij de start van het WSKO-project?

5.5 Netwerk in Beeld – Naaldwijk

5.6 Hoe staat het met ICT gebruik bij WSKO?

6 Conclusies en aanbevelingen een blik vooruit

Literatuur

Bijlagen

Over de auteurs

Colofon

Eerder verschenen LOOK publicaties

4

21

21

22

22

23

25

26

29

31

33

38

39

41

Page 6: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 5

Woord vooraf

LOOK (Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek) van de Open Universiteit verricht prak-

tijkonderzoek naar de professionalisering van, door en met leraren. Dit onderzoek wordt uitge-

voerd in nauwe samenwerking met de beroepsvereniging van leraren, de Onderwijscoöperatie.

Om de bestaande kloof tussen onderwijsonderzoek en de -praktijk te overbruggen, geeft LOOK

het onderzoek vorm samen met leraren: co-creatie. Zij nemen actief deel aan het (reflecteren

op) onderzoek. Vier wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s zijn hierbij leidend: Wat be-

weegt leraren?, Sociaal leren, Reflection in action en Professionele identiteit.

Onze werkwijze is waardevol voor het gehele onderwijs; van wetenschap tot de dagelijkse prak-

tijk. Het leidt tot lokale oplossingen, tot praktische kennis en instrumenten die leraren kunnen

gebruiken en wetenschappelijke publicaties zoals deze. Deze publicatie (rapport 41) beschrijft

de eerste fase in het project waarin de organisatie kennis maakt met netwerkleren en het onder-

zoek zich richt op het bepalen van de beginsituatie (de voedingsbodem) voor het opstarten van

netwerkleren als professionaliseringsvorm.

Alle instrumenten en publicaties zijn vrij beschikbaar op onze website.

J.J.M. (Jos) Kusters Msm

Directeur LOOK

Open Universiteit

Page 7: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK6

Page 8: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 7

Samenvatting

De Westlandse Stichting Katholiek Onderwijs (WSKO) is de grootste onderwijsorganisatie voor primair onderwijs

in het Westland. De stichting wil schoolleiders, leerkrachten en onderwijsassistenten stimuleren om via

netwerkleren aan hun eigen professionele ontwikkeling te werken.

In dit rapport doen we verslag van de eerste fase van het project Netwerkleren bij WSKO. In deze fase verkenden

we de voedingsbodem voor netwerkleren bij WSKO. De volgende vragen stonden hierbij centraal:

1. Hoe denken WSKO-medewerkers over het werken aan hun eigen professionele ontwikkeling?

2. Hoeveel ruimte vanuit de organisatie ervaren WSKO-medewerkers om te werken aan hun professionele

ontwikkeling?

3. Wat voor rol spelen WSKO-collega’s in de professionele ontwikkeling van leraren?

4. Participeren WSKO-medewerkers al in leernetwerken, hoe doen ze dat en wat betekent dit voor hun eigen

ontwikkeling en voor de ontwikkeling van de school?

5. Wat voor netwerken zijn er al bij WSKO en hoe verbonden zijn deze netwerken?

6. Wat voor rol kan ICT spelen in netwerkleren bij WSKO?

De vragen zijn onderzocht met behulp van een online vragenlijst. Hier werkte ongeveer de helft van de

medewerkers aan mee. Daarnaast is op een aantal scholen de netwerken van leraren in beeld gebracht.

Hieronder de belangrijkste bevindingen op een rij:

Professionaliseren

WSKO-medewerkers voelen zich vooral van binnenuit (intrinsiek) gedreven om zich verder te ontwikkelen in hun

vak. Beweegredenen zoals persoonlijke interesse, uitdaging en de wil om beter onderwijs te geven, worden veel

vaker genoemd dan extrinsieke beweegredenen zoals salarisverhoging of doorgroeien in functie. Uit onderzoek

weten we dat leren het beste verloopt via intrinsieke motivatieprocessen (Martens, 2010). Uit het onderzoek op

WSKO blijkt dat er ongeveer evenveel medewerkers zijn die met collega’s samen aan hun ontwikkeling willen

werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven

voor netwerkleren, waarbij het leren van en met elkaar centraal staat.

Ruimte en collega’s

Het grootste deel van de WSKO-medewerkers ervaart ruimte (in termen van tijd en mogelijkheden) om te

werken aan de eigen professionele ontwikkeling. Men voelt zich aangemoedigd door de leidinggevende om

professionaliseringsactiviteiten te ontplooien. Ook ervaart men sociale steun van collega’s die klaar staan voor

een praatje of voor advies. Uit bestaand onderzoek weten we dat het belangrijk is om de intrinsieke motivatie

te faciliteren en dat ruimte, ondersteuning van de leidinggevende en sociale steun van collega’s hierin een

belangrijke rol kunnen spelen (zie Ryan & Deci, 2000). Deze bevindingen vormen een goed uitgangspunt voor

netwerkleren. Er valt wel nog winst te behalen in het bewust worden en gebruiken van elkaars expertise. Ook

lijkt het minder duidelijk te zijn hoeveel ruimte men heeft met betrekking tot het opstarten en uitbreiden van

netwerken of de mogelijkheid om over de grenzen van de eigen organisatie heen te kijken. Hier is ruimte voor

groei.

Netwerkleren en leernetwerken

Het werken via netwerken is niet nieuw bij WSKO. Meer dan 85% van de medewerkers die de vragenlijst

invulde, geeft aan het eigen netwerk te gebruiken voor advies, om zelf kennis te delen en om de eigen

praktijk te verbeteren. Verder gaf 93% van de medewerkers aan het eigen netwerk belangrijk te vinden voor

persoonlijke ontwikkeling. Opvallend is dat het netwerkleren bij meer dan de helft van de medewerkers niet in

een leernetwerk plaatsvindt. Hierdoor blijft het netwerkleren grotendeels onzichtbaar. Het participeren in een

leernetwerk is geen doel op zich. Het verbinden van leraren met dezelfde onderwijsvragen of interesses in een

leernetwerk kan echter wel winst opleveren voor het ontwikkelen en het efficiënt verspreiden van kennis in de

organisatie. Deze stap wordt in de volgende fase verder uitgewerkt.

Page 9: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK8

ICT-gebruik

De verkenning van een mogelijke nieuwe ICT-tool is gestart met een inventarisatie van het gebruik van

verschillende ICT-toepassingen. De resultaten laten zien dat e-mail en de mappen op de schoolserver de meest

gebruikte middelen zijn voor communicatie en kennisdeling. Skype, chat, de elektronische leeromgeving en

sociale media blijven ver achter en worden als niet belangrijk ingeschat. Het is onduidelijk of dit komt door

een gebrek aan informatie over de gebruiksmogelijkheden of dat men de genoemde media inderdaad niet als

waardevol ziet in de ondersteuning bij het netwerkleren. Ook hier is het van belang om de behoeften van de

medewerkers te volgen. In de volgende fase is een verdere verkenning nodig.

Conclusie

De resultaten van het onderzoek laten zien dat WSKO een goede startpositie heeft om het netwerkleren te

introduceren als professionaliseringsvorm. In de volgende fase worden leraren met dezelfde onderwijsvragen

met elkaar in contact gebracht zodat ze met en van elkaar kunnen leren. Daarnaast wordt onderzocht hoe

de ondersteuning van netwerkleren in de organisatie het beste vorm kan krijgen. Op schoolbreed niveau is

besloten om vier zogenaamde witte weken in te plannen. In deze witte weken staat het netwerkleren centraal

en worden er op schoolniveau geen afspraken ingepland. Dit geeft leraren de ruimte om met collega’s aan de

slag te gaan.

Page 10: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 9

1 Inleiding

De Westlandse Stichting Katholiek Onderwijs (WSKO) is de grootste onderwijsorganisatie voor primair

onderwijs in het Westland. De stichting wil netwerkleren gebruiken om competentieontwikkeling van

schoolleiders, leerkrachten en onderwijsassistenten stimuleren. Er bestaan al langer netwerken bij WSKO, zoals

de netwerken voor ICT-coördinatoren, interne begeleiders, vakleerkrachten gymnastiek, bouwcoördinatoren

en intervisiegroepen van directeuren. Deze netwerken hebben echter een gesloten karakter. Ook hebben ze

tijdens bovenschoolse studiedagen goede ervaringen met het overdragen van praktijkgerichte kennis door

leerkrachten aan collega’s. Daarbij heeft de stichting gemerkt dat het organisatorisch veel vraagt om vraag en

aanbod op elkaar af te stemmen. Hoe laat je leerkrachten op een efficiënte manier leren van elkaar?

Om op deze vraag een gefundeerd antwoord te vinden, diende WSKO in november 2010 bij het Ruud de

Moor Centrum (sinds 2012 Wetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek, ofwel LOOK) een verzoek tot

samenwerking in. Dit verzoek resulteerde in de toekenning van het meerjarenproject Netwerkleren bij WSKO.

Het project ging in januari 2011 van start en heeft een looptijd van drie jaar. In deze periode worden binnen

WSKO diverse pilots op het gebied van netwerkleren uitgevoerd. Vanuit de daarin opgedane ervaringen zal

netwerkleren worden uitgebreid naar andere scholen binnen de stichting. LOOK biedt ondersteuning door

expertise te leveren en onderzoek uit te voeren. De samenwerking levert de stichting op verschillende niveaus

inzichten op over hoe netwerkleren werkt als professionaliseringsvorm.

Dit rapport beschrijft de eerste fase in het project waarin de organisatie kennis maakt met netwerkleren en

het onderzoek zich richt op het bepalen van de beginsituatie (de voedingsbodem) voor het opstarten van

netwerkleren als professionaliseringsvorm. In hoofdstuk 1 beschrijven we de aanleiding en context waarin

dit project plaatsvindt. In hoofdstuk 2 gaan we nader in op wat netwerkleren is. In hoofdstuk 3 beschrijven

wij de onderzoeksmethoden die we in deze fase hebben gebruikt en in hoofdstuk 4 presenteren wij de

onderzoeksresultaten. In Hoofdstuk 5 trekken we conclusies en doen we aanbevelingen voor de volgende fase

van het project.

Page 11: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK10

Page 12: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 11

2 Context en start van het project

In dit hoofdstuk beschrijven we in welke context het project is gestart en hoe WSKO en LOOK na een

verkenningsfase tot een samenwerkingverband zijn gekomen.

2.1 WSKO en haar visie op leren en professionaliseren

De Westlandse Stichting Katholiek Onderwijs (WSKO) bestaat uit negentien basisscholen, waarvan twee voor

speciaal onderwijs. De organisatie heeft ongeveer 500 personeelsleden, die samen het onderwijs verzorgen

aan zo’n 5000 leerlingen. WSKO is in 2006 ontstaan uit een fusie tussen de schoolbesturen SKPO (Stichting

Katholiek Primair Onderwijs) en SKPOW (Stichting Katholiek Primair Onderwijs Westland) en is de grootste

onderwijsorganisatie voor primair onderwijs in het Westland. WSKO wordt geleid door het College van Bestuur,

dat wordt ondersteund door beleidsmedewerkers en een secretariaat. Het managementberaad, bestaande uit

een aantal schooldirecteuren, vormt het adviesorgaan van het College. Daarnaast is er een Raad van Toezicht,

die onder meer is belast met het toezicht op het College van Bestuur.

Overzichtskaartje van alle basisscholen van WSKO in het Westland

In de visie van WSKO staat of valt de kwaliteit van het onderwijs met de leraar voor de klas. Om die reden is in

2009 de WSKO-Academie opgericht. “Dat is een initiatief waarbij we persoonlijke talenten van medewerkers

willen benutten voor de stichting. Mensen hebben vaak meer kwaliteiten dan zij in hun functie kwijt kunnen.

WSKO wil voor die kwaliteiten ruimte creëren via de WSKO-Academie. Van elkaar leren en alle talenten inzetten

die je hebt. Passie op de werkvloer leidt door onderlinge verbinding wellicht tot nieuwe specialismen.” (WSKO

jaarverslag 2009, blz. 5).

Leren wordt in deze visie als een sociaal proces gezien: een proces waarbij collega’s een belangrijke rol spelen.

Maar hoe organiseer je die kennisuitwisseling en ontwikkeling van talenten? Hoe breng je werken en leren

dichter bij elkaar? WSKO-leraren deden al eerder ervaring op met het overdragen van praktijkkennis aan

collega’s tijdens bovenschoolse studiedagen. Ook zijn er al formele, gesloten netwerken bij WSKO - netwerken

die behoren bij een bepaalde functie, bijv. het IB-netwerk en het directeurennetwerk - waar kennis wordt

uitgewisseld. Naast deze meer formele manieren om kennis en ervaringen met elkaar uit te wisselen, erkent men

bij WSKO dat collega’s elkaar ook spontaan opzoeken en om hulp vragen. Binnen de WSKO-Academie wil men

leraren daarom meer professionele ruimte en vrijheid geven en naast formele professionaliseringsactiviteiten

ook deze informele leerprocessen stimuleren.

Page 13: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK12

De visie op leren en professionaliseren van WSKO sluit goed aan bij de manier waarop LOOK naar informeel

leren kijkt: Leren en werken zijn sociale processen die in elkaars verlengde liggen. Leraren wisselen voortdurend

kennis uit met elkaar, lossen samen problemen op en onderhouden waardevolle contacten. Deze contacten

stimuleren reflectie op het eigen handelen en kunnen weer tot nieuwe ideeën leiden of tot inhoudelijke

verdieping. Op deze manier zijn leraren steeds bewust of onbewust in wisselende sociale netwerken met elkaar

aan het leren (de Laat, 2010). Hoewel de meerwaarde van dit informele leren duidelijk is, heeft informeel leren

over het algemeen weinig tot geen status in een organisatie. LOOK houdt zich samen partners in scholen bezig

met het zoeken naar een vorm van informeel-formeel leren die deze tegenstelling minimaliseert (Martens & de

Laat, 2011).

2.2 Verkenning netwerkleren voor WSKO

“Is dit waar we binnen WSKO naar op zoek zijn?”, vroeg WSKO-beleidsmedewerker Jos van den Brand zich af

na het bekijken van het Leraar24-filmpje over netwerkleren bij de Hofscholen in Bergeijk. Hij nam contact op

met Monique Korenhof van LOOK om de mogelijkheden te verkennen. Een groep schoolleiders en leraren van

WSKO bracht een bezoek aan de Hofscholen om zich verder te oriënteren (voor verslag project Hofscholen, zie

Korenhof e.a., 2011). Hier werden positieve indrukken opgedaan.

Bezoek aan de Hofscholen: Leren van elkaar

Op 2 november 2010 brengt een groep medewerkers van WSKO - leerkrachten, directeuren, medewerkers

bestuursbureau, College van Bestuur - een werkbezoek aan de Hofscholen in Bergeijk. De Hofscholen kennen

al jaren een intensieve samenwerking, waarbij ‘leren van elkaar’ centraal staat. De medewerkers van de WSKO

worden geïnformeerd over hoe netwerkleren in de praktijk functioneert en rendeert. Ze krijgen antwoord

op vragen zoals: Hoe stem je vraag en aanbod van kennis efficiënt op elkaar af? Hoe gebruik je de computer

daarbij? Wat is de beste manier om netwerkleren te introduceren? Welke investeringen zijn er nodig op het

gebied van ICT?

Foto’s: WSKO-schoolleiders en -leraren bezoeken de Hofscholen in Bergeijk voor een verdere verkenning van netwerkleren

2.3 Samenwerking WSKO en LOOK

Eind 2010 is besloten om, voor een periode van drie jaar, samen te werken met LOOK voor het invoeren van

netwerkleren bij WSKO.

Doelstelling WSKO

De doelstelling voor WSKO is tweeledig. In de eerste plaats wil men netwerkleren inzetten ten behoeve van de

professionele ontwikkeling van leraren. Daarnaast is WSKO op zoek naar de juiste ICT-tool voor het intranet.

Page 14: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 13

De voorkeur gaat uit naar een ICT-toepassing die de leernetwerken ondersteunt. In het project wordt daarom

onderzocht hoe de leernetwerken digitaal ondersteund willen en kunnen worden zodat de inrichting van het

intranet daarop kan aansluiten.

Doelstelling LOOK

LOOK wil graag zijn kennis en expertise verfijnen met betrekking tot de rol van netwerkleren in de professionele

ontwikkeling van leraren. LOOK onderzoekt in dit project bevorderende en belemmerende factoren bij het

opstarten, uitbreiden en onderhouden van leernetwerken. Deze informatie levert voor zowel WSKO als LOOK

waardevolle gegevens op over factoren die hierbij van belang zijn, maar ook over de waarde van netwerkleren

voor de professionalisering van leerkrachten in het algemeen.

Het praktijkonderzoek bij LOOK komt tot stand door co-creatie. Dit is een samenwerkingsvorm waarbij alle

deelnemers invloed hebben op het proces en het resultaat van dit proces. LOOK-onderzoekers gaan vanaf de

start samen met leraren en schoolleiders in gesprek over de koers die wordt uitgezet. Voor de onderzoeker ligt

de focus op het inbrengen van al bestaande wetenschappelijke kennis en op het vertalen of veralgemeniseren

van de opgedane kennis bij WSKO naar andere scholen. Voor de leraren en schoolleiders ligt de nadruk op het

inbrengen van praktijkproblemen, het verbeteren van de praktijk op basis van bestaande kennis en het geven

van feedback op wetenschappelijke kennis vanuit de eigen praktijk. Op deze manier worden praktijkervaringen

en vragen leidend voor nieuwe onderzoeksprojecten en wordt opgedane kennis leidend voor de praktijk.

Vanuit deze gedachte is bij WSKO de projectgroep Netwerkleren ingericht, bestaande uit medewerkers van

WSKO en LOOK. De taak van deze projectgroep is om de stappen te bepalen in actie en onderzoek die nodig

zijn voor de introductie van netwerkleren bij WSKO. Vanuit WSKO zijn de volgende personen actief in de

projectgroep: Nico Arkesteijn (directeur), Jos van den Brand (bestuursbureau), Jos van der Ende (CvB), Michel

Fransen (directeur) en Debby Haring (leerkracht). Vanuit LOOK: Monique Korenhof (projectleider), Lia van Alphen

(projectmedewerker) en Maarten de Laat (programmaleider Sociaal leren), en later ook Renée de Kruif en Femke

Nijland (projectmedewerkers/onderzoekers).

2.4 Onderzoek voedingsbodem netwerkleren WSKO

Om netwerkleren als professionaliseringsvorm efficiënt op te starten en dit proces goed te kunnen begeleiden

in de organisatie, is het van belang om zicht te hebben op de beginsituatie en te peilen wat de voedingsbodem

is voor netwerkleren. Alle WSKO-medewerkers is daarom bij de start van het project gevraagd een online

vragenlijst in te vullen met betrekking tot de ruimte binnen de organisatie om te professionaliseren,

collegialiteit, het leren in de bestaande netwerken en ICT-gebruik en -vaardigheden. Daarnaast zijn de

bestaande netwerken van de WSKO-medewerkers in Naaldwijk in beeld gebracht. De onderzoeksmethoden en

resultaten van dit startonderzoek beschrijven we in hoofdstuk 2 en 3 van dit rapport.

2.5 Startdag

Om de medewerkers binnen WSKO te informeren over en te motiveren voor de ontwikkeling van netwerkleren,

is de jaarlijkse studiedag, die door alle medewerkers bezocht wordt, als officiële startdag georganiseerd. Voor

de directeuren is nog een aparte informatiebijeenkomst georganiseerd over de introductie van netwerkleren bij

WSKO.

Page 15: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Startdag Netwerkleren 19 januari 2011

Op 19 januari 2011 vindt een studiedag plaats voor alle medewerkers van de WSKO-scholen. Thema: Verder

Verbinden. Doel is de leerkrachten te informeren over netwerkleren en ze te motiveren netwerkleren verder

te ontwikkelen. De studiedag wordt georganiseerd door het kernteam netwerkleren onder leiding van de

directeuren Brigitta de Bruyn en Nico Arkesteijn.

De rode draad van de dag is: verder verbinden, netwerken, leren van en met elkaar en trots zijn.

In de ochtend is er een theatervoorstelling van cabaretgroep MiER. ’s Middags zijn er workshops waarin

leerkrachten zich een oordeel vormen over de introductie van netwerkleren aan de hand van opdrachten.

Cabaretgroep MiER weet niet alleen leerkrachten met elkaar te verbinden, maar ze ook actief te betrekken

bij het onderwerp. De boodschap: deel het met je collega’s! ‘s Middags gaan de leerkrachten zelf actief aan

de slag met netwerkleren. De werkvorm Marktplaats1 wordt ingezet. De opbrengst is een berg aan goede

ideeën en initiatieven. Een van de opbrengsten is een lijst van onderwerpen die beter kunnen (zie Bijlage

1), en dus de thema’s kunnen worden waaromtrent men in leernetwerken met elkaar aan de slag gaat. Deze

lijst is ook de basis voor het opzetten van leernetwerken gebruikt tijdens de vervolgdag Netwerkleren die

gepland is op 9 september 2011.

1 zie Toolkit Netwerkleren (Korenhof, Coenders, de Laat, 2011).

LOOK14

Page 16: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 15

3 Netwerkleren

3.1 Wat is netwerkleren?

In de dagelijkse praktijk van het onderwijs krijgen leraren te maken met uitdagingen die soms snel opgelost

moeten worden of onderwijsvragen waar ze graag mee aan de slag willen. Wie actief

op zoek gaat naar directe collega’s, leidinggevenden of andere contacten in het eigen netwerk om samen

over een bepaald onderwerp of thema uit de lespraktijk te leren (al dan niet gebruikmakend van aanvullende

informatiebronnen) maakt gebruik van een informele vorm van leren, nl. netwerkleren (Steeples & Jones, 2002).

Leren is in dit verband dus uitdrukkelijk een sociale activiteit, waarbij ‘strategisch’ gebruik wordt gemaakt van de

mensen en bronnen waar men toegang toe heeft (De Laat, 2010). Deze vorm van leren heeft als voordeel dat de

vragen van de leraar en de motivatie om te leren of tot oplossingen te komen van de leraar zelf komen en niet

opgelegd worden van bovenaf. Het geleerde is vaak direct toepasbaar doordat het leren bij of op de werkplek

plaatsvindt. Onderzoek naar de effecten van netwerkrelaties laat zien dat een rijk en uitgebreid netwerk van

contacten belangrijk is voor de professionele ontwikkeling (Granovetter, 1973; Levin & Cross, 2004).

3.2 Hoe ontstaan leernetwerken?

Leraren die besluiten om samen te komen met de intentie om samen te leren kunnen een leernetwerk vormen.

Leernetwerken kunnen spontaan ontstaan vanuit een urgent persoonlijk of organisatorisch probleem en slechts

een enkele keer bij elkaar komen. Ze kunnen ook uitgroeien tot min of meer stabiele groepen waarin mensen

voor langere tijd met elkaar leren. Netwerkleren lijkt vanzelfsprekend, maar het gaat niet vanzelf. Het vraagt om

commitment van de leraar en de leidinggevende. Er is een proactieve houding nodig om tot oplossingen en

antwoorden te komen voor praktijkproblemen of leervragen. Daarmee komt de leraar of leidinggevende achter

het stuur te zitten van de eigen professionele ontwikkeling. Dit vergt vertrouwen van de leidinggevende en

vraagt om ruimte in de organisatie voor leerprocessen die niet van bovenaf aangestuurd worden.

Leidinggevenden kunnen netwerkleren ook stimuleren. Dat leidt tot een professionaliseringsparadox en

de vraag hoe je formeel kunt stimuleren en waarderen wat leraren informeel leren. De uitdaging waar de

organisatie voor staat, is het zichtbaar maken van de sociale relaties die leraren al hebben of gebruiken bij

het oplossen van praktijkvragen, en het zichtbaar maken van de waarde die deze relaties hebben voor de

professionele ontwikkeling (Martens & de Laat, 2010).

3.3 Fasen in netwerkleren

In het project netwerkleren bij WSKO borduren wij voort op eerder onderzoek naar netwerkleren op de

Hofscholen en MosaLira (Korenhof et al., 2011; Van Amersfoort et al. 2011). Dit onderzoek beschrijft factoren

die een rol spelen bij netwerkleren aan de hand van drie fasen: zaaien, ploegen en oogsten. In het WSKO-

project richten we ons in eerste instantie op het vermogen van netwerken om te kunnen leren. De houding

van individuele leraren om op een netwerkende manier te leren wordt hierin meegenomen, maar is niet de

hoofdvraag.

Zaaifase

De eerste stap in het initiëren van leernetwerken bestaat uit het zoeken naar de aanpak/werkvorm om leraren

te stimuleren echt deel te nemen aan leernetwerken. Er is een voedingsbodem om netwerkleren in de school te

starten, bestaande netwerken worden zichtbaar en versterkt, nieuwe netwerken worden opgestart. Daarnaast

gaat het om het formuleren van condities die netwerkleren mogelijk maakt. Bij WSKO starten we met één of

meerdere pilotnetwerken waarin diverse interventies en aanpakken worden uitgeprobeerd, om zo zicht te

krijgen op wat werkt bij de WSKO-scholen.

Page 17: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK16

Cultiveerfase

Het netwerk heeft zijn draai gevonden en er ontstaat ruimte voor verdieping en verbreding van het netwerk.

Dit kan betekenen dat er naast de pilotnetwerken ook andere netwerken worden opgestart, of dat bestaande

leernetwerken rondom diverse thema’s zoeken naar verbreding bij andere scholen. Bij deze stap spelen de

deelnemers van de bestaande netwerken een belangrijke rol in het bepalen van het vervolgtraject en of

verbreding van hun specifieke leernetwerk zinvol is.

Oogstfase

In deze fase staan de opbrengsten van netwerkleren centraal. Door deze zichtbaar te maken, te benoemen en

te waarderen, kan een vliegwieleffect ontstaan. Als men ervaart en erkent dat netwerkleren een wezenlijke

bijdrage levert aan de eigen ontwikkeling (professionalisering) en de eigen onderwijspraktijk, wordt

een structurele inbedding mogelijk. Ook ontstaat in deze fase vaak de behoefte om de opbrengsten van

netwerkleren concreet te maken: Hoe laat je zien in je bekwaamheidsdossier wat die opbrengsten zijn? Door het

informele karakter van netwerkleren, zijn de bekende indicatoren waarop professionalisering wordt beoordeeld

niet, of niet geheel van toepassing. Is fysieke deelname aan een leernetwerk genoeg, of moet je ook eisen

stellen aan opbrengsten? Dit is één van de vele vragen waar we een antwoord op zoeken. In het WSKO-project

onderzoeken we daarom op welke manieren bestaande indicatoren kunnen gelden en of nieuwe indicatoren

gedefinieerd moeten worden.

Bovenstaande fasering is gebaseerd op het input-proces-output model van Ilgen (Ilgen et al., 2005). De fasen

volgen elkaar niet noodzakelijk steeds in dezelfde volgorde op. De praktijk is namelijk weerbarstiger. Zo kan

een leernetwerk na de oogstfase weer opnieuw in de zaaifase komen, of kan het bij de start al bijna in de

oogstfase zitten. Ook kunnen er in een leernetwerk meerdere leervragen naast elkaar lopen, elk met een eigen

doorlooptijd en fasering. Ieder leernetwerk heeft zijn eigen tempo. De verschillende fasen in de ontwikkeling

van een leernetwerk bieden houvast om netwerkleren vorm te geven in de praktijk en bieden een kader om

het proces rondom netwerkleren nader te onderzoeken. We hanteren deze fasen daarom als leidraad door het

project heen.

3.4 Voedingsbodem netwerkleren

Om netwerkleren als professionaliseringsvorm efficiënt op te starten en dit proces goed te kunnen begeleiden

in de organisatie, is het van belang om eerst zicht te hebben op de beginsituatie en te peilen wat de

voedingsbodem is voor netwerkleren. Het onderzoek in de zaaifase van het project richt zich daarom op vragen

zoals: Hoe kijken leraren tegen hun eigen professionalisering aan? Wat voor ruimte ervaren leraren vanuit

de organisatie om te professionaliseren? Wat is de rol van collega’s? Participeren leraren al in leernetwerken?

Hoe verbonden zijn die netwerken en hoe belangrijk is deelname aan een bestaand netwerk voor de eigen

ontwikkeling en de ontwikkeling van de school? Wat levert het op voor de directe onderwijspraktijk?

Daarnaast lagen er vanuit WSKO ook vragen met betrekking tot het inrichten van een online omgeving die het

netwerkleren zou kunnen ondersteunen. Ook hier geldt dat het eerst nodig is om zicht te hebben op de ICT-

vaardigheden van WSKO-leraren en het huidige ICT-gebruik op de scholen. Hoe vaardig zijn WSKO-medewerkers

in het delen van kennis via ICT-media? Welke media gebruiken zij het meest? Is er behoefte aan het online

delen van informatie? En welke ICT-omgeving past dan het beste bij deze behoefte? In het volgende hoofdstuk

beschrijven we de gebruikte onderzoeksmethoden om de beginsituatie met betrekking tot ICT in kaart te

brengen.

Page 18: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 17

4. Onderzoeksmethoden

4.1 Welke vragen stonden centraal?

Het doel van het onderzoek in de eerste fase van het project was om zicht te krijgen op de voedingsbodem voor

netwerkleren. Daarbij stonden de volgende vragen centraal:

1 Hoe denken WSKO-medewerkers over hun eigen professionalisering?

2 Hoeveel ruimte vanuit de organisatie ervaren WSKO-medewerkers om te werken aan hun eigen

professionalisering?

3 Wat voor rol spelen WSKO-collega’s in de professionele ontwikkeling van leraren?

4 Participeren WSKO-medewerkers al in leernetwerken, hoe doen ze dat en wat betekent dit voor hun eigen

ontwikkeling en voor de ontwikkeling van de school?

5 Wat voor netwerken zijn er al bij WSKO en hoe verbonden zijn deze netwerken?

6 Wat voor rol kan ICT spelen in netwerkleren bij WSKO?

4.2 Hoe zag de onderzoeksprocedure eruit?

Bij de start van het project zijn alle 480 WSKO-werknemers per e-mail gevraagd om een online vragenlijst in te

vullen. Vervolgens besloot de projectgroep in overleg met de schoolteams als eerste een pilot netwerkleren te

starten in de vijf WSKO-scholen in Naaldwijk. Dit vanwege de natuurlijke regionale ligging van deze scholen. Een

medewerker van LOOK bezocht de scholen in Naaldwijk en vroeg de leraren om hun leernetwerken in beeld te

brengen met behulp van het instrument Netwerk InBeeld.

4.3 Welke onderzoeksinstrumenten zijn gebruikt?

De vragen zijn onderzocht met behulp van een aantal instrumenten die hieronder in detail worden beschreven.

4.3.1 Online vragenlijst

De online vragenlijst bestaat uit vragen over professionaliseren, de vragen van de Netwerkscan en vragen over

ICT-gebruik.

Vragen over professionaliseren

Het doel van de vragen over professionaliseren, is om zicht te krijgen op waarom en hoe WSKO-medewerkers

willen werken aan hun eigen professionele ontwikkeling (vraag 1, paragraaf 4.1). Om zicht te krijgen op

deelname aan en het gebruik van bestaande netwerken binnen WSKO (vraag 4, paragraaf 4.1) stelden we

ook de volgende vragen: (1) Neem je deel aan één of meerdere netwerken?, (2) Wat is het thema in dit/deze

netwerk(en)?, (3) Is het netwerk schooloverstijgend? Daarnaast vroegen we om aan te geven wat het belang

was van het netwerk waar men al in participeerde voor de persoonlijke professionele ontwikkeling en de

schoolontwikkeling.

De Netwerkscan

De Netwerkscan (Hooijer & De Laat, 2010) is een door LOOK ontwikkelde vragenlijst die nagaat hoe het binnen

een organisatie staat met een aantal factoren die belangrijk zijn voor het leren in een netwerk (zie ook vraag 2, 3

en 4, paragraaf 4.1). De scan bestaat uit drie onderdelen.

1. Het onderdeel Ruimte vanuit de organisatie bestaat uit zes stellingen over de mogelijkheden om binnen de

organisatie te werken aan de eigen professionele ontwikkeling. Bijv. In mijn werk krijg ik de ruimte om mezelf

Page 19: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK18

te professionaliseren. De deelnemer aan de vragenlijst geeft op een 5-puntschaal aan in welke mate men het

eens is met iedere stelling (1 = helemaal mee oneens, 5 = helemaal mee eens).

2. Het onderdeel Collegialiteit bestaat uit vijftien stellingen over de aard en inhoud van het contact met

collega’s. Bijv. Als ik advies nodig heb, dan kan ik terecht bij mijn collega’s. De deelnemer aan de vragenlijst

geeft op een 5-puntschaal aan hoe vaak iedere stelling van toepassing is (1 = nooit, 5 = heel vaak).

3. Het onderdeel Leren in je netwerk bestaat uit twaalf stellingen over de participatie in netwerken op

dit moment en de waarde van deze netwerken voor de persoonlijke professionele ontwikkeling en de

schoolontwikkeling. Bijv. Ik heb veel aan de kennis van de mensen uit mijn netwerk. De deelnemer aan de

vragenlijst geeft op een 5-puntschaal aan in welke mate men het eens is met iedere stelling (1 = helemaal

mee oneens, 5 = helemaal mee eens).

Per onderdeel wordt een gemiddelde score berekend. Tevens worden er percentages berekend die zicht geven

op het aantal deelnemers per antwoordcategorie. Met deze informatie kan gericht gewerkt worden aan de

optimalisering van netwerkleren als professionaliseringsvorm binnen een organisatie1.

ICT

Om een idee te krijgen van de mogelijke rol van ICT binnen het netwerkleren bij WSKO (vraag 6, paragraaf

4.1), vroegen we de deelnemers aan de online vragenlijst om voor iedere gepresenteerde ICT-toepassing op

een 7-puntschaal aan te geven (1) hoeveel ervaring men heeft in het gebruik van de toepassing (1 = absoluut

niet ervaren, 7 = uitermate ervaren), (2) hoe vaak men de toepassing gebruikt ( 1 = nooit, 7 = enkele keren per

dag), en (3) hoe belangrijk de ICT toepassing is (1 = absoluut onbelangrijk, 7 = uitermate belangrijk). Hierbij

maken we een onderscheid in het gebruik van de ICT-toepassing voor communicatie (het elektronisch met

elkaar in contact komen) en voor kennisuitwisseling (het elektronisch uitwisselen van gegevens met elkaar).

Omdat de resultaten op beide dimensies minimaal van elkaar verschillen, wordt per toepassing het gemiddelde

gerapporteerd.

4.3.2 Netwerk InBeeld2

Netwerk InBeeld is een methode om het eigen netwerk van leraren in beeld te brengen aan de hand van

een thema dat de leraar bezig houdt (zie vraag 5, paragraaf 4.1). Hierbij staan twee vragen centraal: (1) over

welke thema’s wissel je ervaringen en expertise kwijt, en (2) met wie deel je ervaringen en wissel je expertise

uit? De netwerken worden per thema in beeld gebracht. Voor ieder contact wordt vervolgens genoteerd hoe

vaak er uitwisseling over het thema plaatsvindt en hoe belangrijk de uitwisseling is ofwel wat het bijdraagt

aan de professionalisering van de leraar en het verbeteren van de lespraktijk. De onderliggende gedachte bij

dit instrument is dat het zichtbaar maken van verbindingen de bestaande verbindingen kan versterken en

kan werken als een katalysator op het ontstaan van nieuwe verbindingen. Door de verbindingen in beeld te

brengen, kun je andermans contacten zelf ook gaan gebruiken. We kozen ervoor om dit eerst - op papier - met

de leraren van de scholen in Naaldwijk te doen. Het uiteindelijke streven is dat alle leraren van WSKO online hun

netwerken verder in beeld brengen om zo de kenniscirculatie in en tussen scholen van WSKO te optimaliseren.

4.4 Wie deden mee aan het onderzoek?

De online vragenlijst is ingevuld door 240 WSKO-medewerkers (220 vrouwelijk). Tabel 4.1 laat de functie zien van

de deelnemers die de vragenlijst invulden. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 42,5 (jongste 21, oudste

64), men heeft gemiddeld bijna 18 jaar ervaring in het onderwijs (variërend van 1 tot 41 jaar) en is gemiddeld

ruim 11 jaar werkzaam op de huidige school (variërend van 1 tot 41 jaar). 70% van de deelnemers heeft een

parttime aanstelling, ruim 95% geeft aan een HBO-opleiding te hebben afgerond als hoogste opleiding.

1 Voor technische informatie mbt de Netwerkscan en de ICT vragenlijst kunt u contact opnemen met de auteurs van dit rapport..2 Netwerk InBeeld is een instrument uit de Toolkit Netwerkleren (Korenhof, Coenders, De Laat, 2010)

Page 20: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 19

TABEL 4.1 Overzicht deelnemers online vragenlijst

Aantal (%)

Functie Directeur 10 Bouwleider 6 Leraar 207 Vakleerkracht 3 IB-er, RT-er of onderwijsondersteuner 11 Administratief 2 Bouw werkzaam Onderbouw 70 (29%) Middenbouw 48 (20%) Bovenbouw 63 (26%) Combinatie (2 bouwen) 24 (11%) Alle bouwen 23 (10%) Geen bouw 13 ( 5%)

Het aantal deelnemers uit de onderbouw en bovenbouw is redelijk gelijk verdeeld. Er zijn iets minder

deelnemers uit de middenbouw (zie tabel 4.1). Twaalf van de deelnemers die aangeven werkzaam te zijn in alle

bouwen doen dit in de functie van intern begeleider, remedial teacher of onderwijsondersteuner. Deelnemers

die niet werkzaam zijn in onder-, midden-, of bovenbouw zijn allen, zonder uitzondering, directieleden of

vervullen onderwijsondersteunende taken (administratief, conciërge). Hoewel ruim 50% van de medewerkers

de Netwerkscan heeft ingevuld, is het verstandig om enige voorzichtigheid in acht te nemen bij de interpretatie

van de resultaten en de generalisatie van de resultaten naar alle WSKO-medewerkers.

Netwerk InBeeld is ingevuld door 106 medewerkers van vijf pilotscholen in Naaldwijk: 14 medewerkers van

de Speelleerhorst, 17 medewerkers van de Regenboogschool, 20 medewerkers van de Joannesschool, 27

medewerkers van de Bernadetteschool en 28 medewerkers van de Windroos. In het volgende hoofdstuk

bespreken we de resultaten van het onderzoek.

Page 21: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK20

Page 22: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

250

200

150

100

50

0

Ja

Nee

159

Beter onderwijs

139

Persoonlijkinteresse

126

Uitdaging

38

Doorgroeien

35

School/team

14

Salaris

Aan

tal d

eeln

emer

s

40%

37%

9%

7%

7%cursus/opleiding

met collega’s

zelfstudie

experimenteren

anders

Netwerkleren bij WSKO 21

5. Onderzoeksresultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek bij WSKO besproken. Deze resultaten schetsen

de beginsituatie met betrekking tot professionaliseren en netwerkleren bij WSKO. Ze worden gebruikt om

vervolgvragen en aanbevelingen te formuleren voor de volgende fase van het project. We bespreken de

resultaten aan de hand van een aantal vragen.

5.1 Hoe denken WSKO-medewerkers over het werken aan hun eigen professionele ontwikkeling?

Om zicht te krijgen op de reden van medewerkers om zich verder te ontwikkelen, legden we de deelnemers

van de online vragenlijst een lijstje mogelijke redenen voor. We vroegen hen bij iedere mogelijkheid met “ja” of

“nee” aan te geven of de genoemde reden bij hen paste. Het was mogelijk om meerdere redenen op te geven.

Figuur 5.1 laat zien dat meer dan de helft van de deelnemers zich verder wil ontwikkelen om beter onderwijs

geven (66%), uit persoonlijke interesse (58%) of voor de uitdaging (53%). Opvallend is dat deze meer intrinsieke

redenen (de drang van binnenuit om te ontwikkelen) de meer extrinsieke redenen (belonen voor een prestatie),

zoals doorgroeien naar een andere functie, de school of het team vindt het belangrijk en groei in salaris, duidelijk

overstemmen.

FIGUUR 5.1 Reden om te professionaliseren (n = 240)

Daarnaast vroegen we hoe men zich dan het liefste zou willen ontwikkelen. Bij deze vraag moest een keuze uit

alle opties gemaakt worden. Hierop gaf 40% aan dit het liefst via een cursus of opleiding te doen. Een bijna even

groot percentage (37%) gaf aan de voorkeur te geven aan leren en uitwisselen met collega’s (zie Figuur 5.2).

Slechts een klein percentage gaf de voorkeur aan zelfstudie, experimenteren (bijv. met een nieuwe methode) of

een andere manier.

FIGUUR 5.2 Voorkeur professionele ontwikkeling: percentage medewerkers (n = 240)

Page 23: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

100%

80%

60%

40%

20%

0

Eens/helemaal eens

Neutraal

Oneens/helemaal oneens

12

21

67

Stelling 1

10

41

49

Stelling 2

14

54

54

Stelling 3

11

50

39

Stelling 4

14

32

54

Stelling 5

17

42

41

Stelling 6

LOOK22

5.2 Is er ruimte vanuit de organisatie om te werken aan professionele ontwikkeling?

In het onderdeel Ruimte vanuit de organisatie uit de Netwerkscan beoordeelden WSKO-medewerkers zes

stellingen over de mogelijkheden om binnen de organisatie te werken aan de eigen professionele ontwikkeling.

Figuur 5.3 laat het percentage deelnemers zien dat het (helemaal) eens of (helemaal) oneens is met de

stellingen en het percentage dat een neutrale positie inneemt.

FIGUUR 5.3 Ruimte vanuit de organisatie: percentage respondenten per antwoordcategorie

Stelling 1 In mijn werk krijg ik de ruimte om mezelf te professionaliseren.

Stelling 2 In mijn werk krijg ik de ruimte om een netwerk op te bouwen.

Stelling 3 In mijn werk krijg ik de ruimte om een netwerk uit te breiden.

Stelling 4 De activiteiten in mijn netwerk zijn afgestemd op het professionaliseringsbeleid van de school.

Stelling 5 Mijn leidinggevende moedigt mij aan om professionaliseringsinitiatieven te ontplooien.

Stelling 6 In mijn werk is er gelegenheid om over de grens van de eigen organisatie heen te kijken.

De resultaten in figuur 5.3 laten zien dat 67% van de deelnemers ruimte ervaart binnen de organisatie om

te professionaliseren. Daarnaast geeft 53% aan dat zij door de leidinggevende aangemoedigd worden om

professionaliseringsactiviteiten te ontplooien. Iets minder dan de helft (49%) geeft aan ruimte binnen de

organisatie te krijgen om een netwerk op te bouwen. Opvallend is het relatief hoge percentage deelnemers

dat een neutrale positie inneemt bij de stellingen die vragen naar de ruimte om een netwerk op te bouwen

(stelling 2) of uit te breiden (stelling 3), de afstemming van de professionaliseringsactiviteiten op het beleid van

de school (stelling 4), en de mogelijkheden om over de grens van de eigen organisatie heen te kijken (stelling

6). Als het percentage deelnemers dat aangeeft geen ruimte te ervaren bij deze stellingen (dus allen die oneens/

helemaal oneens antwoorden) wordt opgeteld bij de neutrale posities, blijkt er voor een grote meerderheid van

de deelnemers ruimte voor verbetering te zijn op deze punten.

5.3 Wanneer en hoe vaak zoeken collega’s elkaar op?

Het onderdeel Collegialiteit laat de hoogste gemiddelde score van de drie onderdelen op de Netwerkscan zien

(M = 3,83). In dit onderdeel beoordeelden WSKO-medewerkers, met behulp van vijftien stellingen hoe vaak en

waarover ze contact hadden met collega’s. De scores lopen uiteen van 2,53 (minimum) tot 5,00 (maximum),

waarbij 1 = nooit, 5 = heel vaak. Figuur 5.4 laat het percentage deelnemers zien per antwoordcategorie (heel

vaak, vaak, soms of nooit/zelden).

Page 24: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

100%

80%

60%

40%

20%

0

Heel vaak

Vaak

Soms

Nooit/zelden

4

55

41

1

34

54

8

3

42

46

6

4

48

39

4

5

32

56

11

6

8

65

26

2

37

47

13

7

35

47

14

8

14

59

26

9

27

58

13

11

22

56

21

12

31

57

8

13

20

60

17

14

38

53

6

15

22

53

24

10 Stellingen

Netwerkleren bij WSKO 23

FIGUUR 5.4 Collegialiteit: Percentage respondenten per antwoordcategorie

Stelling 1 Ik maak een praatje met collega’s.

Stelling 2 Ik heb het gevoel dat mijn collega’s begrip hebben voor mijn mening, gevoelens en werkwijzen.

Stelling 3 Mijn collega’s benutten elkaars kennis.

Stelling 4 Mijn collega’s benutten elkaars vaardigheden.

Stelling 5 Mijn collega’s helpen mij bij mijn professionalisering.

Stelling 6 Met mijn collega’s deel ik mijn successen.

Stelling 7 Ik heb veel aan de kennis van mijn collega’s.

Stelling 8 Ik heb veel aan de vaardigheden van mijn collega’s.

Stelling 9 Als ik advies nodig heb, dan kan ik terecht bij mijn collega’s.

Stelling 10 Mijn collega’s bewijzen elkaar graag een dienst.

Stelling 11 Ik krijg ondersteuning van mijn collega’s.

Stelling 12 Er is veel contact tussen collega’s van deze school.

Stelling 13 Ik ben me bewust van de expertise van mijn collega’s.

Stelling 14 Ik werk met mijn collega’s samen om werk gerelateerde problemen op te lossen.

Stelling 15 Mijn collega’s staan open voor feedback op hun onderwijspraktijk.

De resultaten in de figuur laten zien dat men vaak tot heel vaak informeel contact heeft met collega’s (stelling 1,

96%), begrip heeft voor elkaar (stelling 2, 91%) en elkaar om advies kan vragen (stelling 9, 85%). Het percentage

deelnemers dat zich vaak tot heel vaak bewust is van elkaars expertise (stelling 13, 65%), elkaars kennis benut

(stelling 3, 62%) en aangeeft veel te hebben aan elkaars vaardigheden (stelling 8, 61%) of kennis (stelling 7,

60%) is een stuk lager. Het percentage deelnemers dat vaak tot heel vaak open staat voor feedback op elkaars

onderwijspraktijk (stelling 15, 58%), elkaars vaardigheden benut (stelling 4; 52%) en elkaar helpt bij het

professionaliseren (stelling 5; 43%) is beduidend lager. Deze resultaten geven aan dat er ruimte is voor groei.

5.4 Hoe ziet het leren in netwerken er uit bij de start van het WSKO-project?

In het onderdeel Leren in je Netwerk van de Netwerkscan werden WSKO-medewerkers specifieker gevraagd

naar het leren in hun netwerk. Er is immers al ervaring met netwerkleren bij WSKO. De gemiddelde score op dit

onderdeel van de netwerkscan was M = 3.8. De scores lopen uiteen van 2,67 (minimum) tot 5,00 (maximum),

waarbij 1 = helemaal oneens en 5 = helemaal eens. Figuur 5.5 laat het percentage deelnemers zie dat het

(helemaal) eens of (helemaal) oneens is met de stellingen over leren in het netwerk en het percentage dat een

neutrale positie inneemt.

Page 25: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

100%

80%

60%

40%

20%

0

Eens/helemaal eens

Neutraal

Oneens/helemaal oneens

7

22

71

1

1

14

85

2

1

14

85

3

1

20

79

4

2

21

77

5

6

35

59

6

6

34

60

7

3

23

74

8

2

24

74

9

0

14

86

10

1

25

74

11

1

28

71

12

57%25%

13%

5%

!

Geen netwerk

1 netwerk

1 netwerken

3 netwerken

LOOK24

De resultaten laten zien dat werken met netwerken inderdaad niet nieuw is bij WSKO. Men kan terecht voor

advies bij het netwerk (86%), deelt kennis binnen het netwerk (85%) en verbetert de eigen praktijk (85%).

Als het gaat om het daadwerkelijk benutten van de kennis en vaardigheden van de netwerkleden, dan

liggen de percentages iets lager; respectievelijk 59% en 60%. Bij iedere stelling neemt ten minste 10% van de

respondenten een neutrale positie in. Dit percentage valt het meeste op bij de stelling met betrekking tot de

waarde en het gebruiken van elkaars kennis en vaardigheden (25 tot 35%, stellingen 6, 7, 11 en 12).

FIGUUR 5.5 Leren in je netwerk: Percentage deelnemers per antwoordcategorie (n = 212)

Vraag 1 Ik word door mensen uit mijn netwerk benaderd bij het oplossen van vraagstukken

Vraag 2 Ik deel wat ik weet met mijn netwerk

Vraag 3 Ik vind dat ik mijn eigen praktijk verbeter door aan mijn netwerk deel te nemen

Vraag 4 Mijn netwerk helpt mij bij mijn professionalisering

Vraag 5 Contact met mensen uit mijn netwerk is belangrijk voor de ontwikkeling van mijn school

Vraag 6 Mijn netwerk benut de kennis van haar leden

Vraag 7 Mijn netwerk benut de vaardigheden van haar leden

Vraag 8 Ik krijg ondersteuning van mijn netwerk

Vraag 9 In mijn netwerk deel ik mijn successen

Vraag 10 Als ik advies nodig heb kan ik terecht bij mensen uit mijn netwerk

Vraag 11 Ik heb veel aan de kennis van mensen uit mijn netwerk

Vraag 12 Ik heb veel aan de vaardigheden van mensen uit mijn netwerk

Opvallend bij dit deel van de Netwerkscan is dat meer dan de helft (121 deelnemers, 57%) van de 212

deelnemers die deze vragen over leren in het netwerk beantwoorden, in een volgende vraag aangeven in geen

enkel leernetwerk te participeren. De overige 91 deelnemers participeren in minimaal 1 leernetwerk. Van de

laatste groep gaven 38 respondenten aan in 2 leernetwerken deel te nemen, waarvan er nog eens 10 aangaven

in 3 leernetwerken deel te nemen. Figuur 5.6 geeft deze resultaten in percentages weer.

FIGUUR 5.6 Deelname aan leernetwerken WSKO in percentages (n =212)

Page 26: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 25

Deelnemers die in de online vragenlijst aangaven in één of meerdere netwerken te participeren, werden

gevraagd om het thema van ieder netwerk te noemen. De lijst met thema’s (zie Bijlage 2) laat zien dat er een

grote verscheidenheid aan netwerken is. Zo zijn er netwerken die over een specifiek thema gaan (bijv. dyslexie,

coöperatief leren, ervaringsgericht onderwijs, nieuwe methode) of een specifieke activiteit (bijv. sinterklaas,

sportdag), en netwerken die over een breder thema gaan (bijv. groep 7/8, zorg, schoolontwikkeling). Ook zijn

er netwerken die vooral vakinhoudelijk gericht zijn of zelfs vakgroep specifiek (bijv. ICT, interne begeleiding,

bewegingsonderwijs) en netwerken die meer over processen gaan (bijv. coördineren binnen kleutergroepen,

communicatie plaatsvervangers, personeel). De huidige gegevens geven geen zicht op de werkwijze van deze

netwerken. In het kader van het onderzoek naar het effect van netwerkleren voor de professionalisering van

leraren is het interessant om hier meer informatie over te verzamelen. Dat de netwerken belangrijk zijn, wordt

wel duidelijk uit de resultaten. Over alle netwerken en deelnemers heen antwoordde 93% dat deelname aan

het netwerk belangrijk tot heel belangrijk is voor de eigen professionele ontwikkeling en 83% antwoordde dat

deelname aan het netwerk belangrijk is voor de ontwikkeling van de school. Van deze genoemde netwerken

was 75% schooloverstijgend. Dat betekent dat de meeste netwerken buiten de grenzen van de school opereren.

5.5 Netwerk in Beeld – Naaldwijk

Eén van de stappen in het opstarten van het netwerkleren is om zichtbaar te maken waar welke kennis in de

organisatie zit. Met wie wisselen WSKO-medewerkers (dus leraren, directeuren, IB-ers, ICT-ers, etc.) informatie

en ervaringen uit en over welke thema’s? We verzamelden deze informatie op papier met de methode Netwerk

InBeeld en sloegen de gegevens vervolgens op in een online instrument. Dit instrument kan per thema in beeld

brengen welke medewerkers met elkaar praten. Zo is het mogelijk om alle medewerkers in beeld te brengen

die met elkaar over bijvoorbeeld passend onderwijs of ICT praten. Dit biedt de mogelijkheid om heel snel de

kennis of expertise te vinden die nodig is om een praktijkprobleem op te lossen. Maar het in beeld brengen

(visualiseren) van contacten biedt ook talloze andere mogelijkheden (Schreurs & De Laat, 2012 – LAK paper).

Zo is het mogelijk om te laten zien welke medewerkers erg veel contacten hebben en daardoor mogelijk een

centrale rol (kunnen) spelen in het verspreiden van kennis in de organisatie of welke medewerkers juist nog

niet zo verbonden zijn met anderen. Met behulp van de visualisaties kan ook zichtbaar worden dat er meerdere

netwerken zijn die over hetzelfde thema praten, maar dit niet van elkaar weten. Dat zou aanleiding kunnen zijn

om elkaar eens op te zoeken om kennis te bundelen.

Figuur 5.7 laat één van de posters zien, gemaakt met de Netwerk InBeeld-data in Naaldwijk. De verschillende

kleuren representeren de verschillende scholen. De bolletjes representeren WSKO-medewerkers. De lijnen laten

verbindingen tussen medewerkers zien. Zo is te zien dat medewerkers binnen een school met elkaar verbonden

zijn maar ook tussen scholen. Omdat we de visualisatie in Figuur 5.7 hier ter illustratie laten zien, zijn de namen

van de scholen en medewerkers weggelaten.

De visualisaties voor Naaldwijk waren experimenteel; we brachten voor het eerst op deze manier de contacten

tussen medewerkers met betrekking tot verschillende thema’s in beeld. De opgedane ervaringen helpen

het instrument te verfijnen. Het streven is om in de loop van het project alle kennis en expertise bij WSKO

op deze manier te visualiseren, zodat er een goed beeld ontstaat van hoe mensen binnen de organisatie via

leernetwerken hun expertise vergroten en verspreiden. Dit helpt bij het versterken van bestaande netwerken en

het opzetten van nieuwe netwerken. In vervolgrapportages rapporteren we hierover meer in detail.

Page 27: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK26

FIGUUR 5.7 Netwerk InBeeld Pilotscholen Naaldwijk

5.6 ICT gebruik bij WSKO

Netwerkleren vindt binnen een school vaak face-to-face plaats. Men ontmoet elkaar op de gang, tijdens

overleggen of op het schoolplein. Bij schooloverstijgende leernetwerken kan er behoefte ontstaan aan online

ondersteuning voor de communicatie en informatie-uitwisseling. Maar ook binnen de school kan het delen van

kennis worden ondersteund door een online werkomgeving.

!

School 1

School 2

School 3

School 4

School 5

Overige organisaties/scholen/bestuursbureau

Page 28: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

7

6

5

4

3

2

1

e-mail Chat Skype e.d. ELO ‘sociale netwerken’

Mappen

Gem

idde

lde

scor

es

7

6

5

4

3

2

1

e-mail Chat Skype e.d. ELO ‘sociale netwerken’

Mappen

Gem

idde

lde

scor

es

Netwerkleren bij WSKO 27

De scholen van WSKO liggen verspreid in het Westland. Zodra de netwerken ontstaan, is de verwachting dat er

snel behoefte is aan een digitaal platform.

Aan de WSKO-medewerkers is een aantal vragen gesteld over vaardigheid, gebruik en houding ten aanzien van

ICT-gebruik. De vragen hadden betrekking op twee dimensies: communicatie en informatie-uitwisseling. Omdat

de resultaten op beide dimensies minimaal van elkaar verschillen hebben we de scores gemiddeld. Een score 1

geeft aan dat men absoluut niet ervaren is in het gebruik en een score van 7 geeft aan dat men uitermate ervaren

is in het gebruik van het genoemde ICT-middel. Figuur 5.8 laat zien dat men zich redelijk ervaren tot uitermate

ervaren voelt in het werken met e-mail (M = 6,36). Men voelt zich ook enigszins tot redelijk ervaren in het gebruik

van gedeelde mappen op de schoolserver (M = 5,04). Met betrekking tot het gebruik van chat (bijv. Microsoft

Messenger) voelt men zich een beetje ervaren (M = 3,25).

FIGUUR 5.8 ICT vaardigheden (n = 203)

De ervaringen met ICT-middelen zoals Skype (M = 2,42), electronisch leeromgeving (M = 2,68; bijv. N@tschool of

Sharepoint) en sociale netwerken (M = 2,70; bijv. Facebook, Hyves en Linkedin) zijn minimaal.

De mate van gebruik van deze ICT-middelen komt overeen met de gerapporteerde ervaring (zie Figuur 5.9). Een

score van 1 staat voor gebruik ik nooit en een score van 7 staat voor gebruik ik enkele keren per dag). Terwijl e-mail

enkele keren per week tot enkele keren per dag gebruikt wordt (M = 6,64) en men enkele keren per maand de

mappen op de schoolserver gebruikt (M = 5,03), worden chat, Skype, de elektronische leeromgeving en sociale

netwerken slechts enkele keren per half jaar tot enkele keren per jaar gebruikt.

FIGUUR 5.9 Gebruik van ICT (n = 203)

Page 29: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

100%

80%

60%

40%

20%

0

Belangrijk

Neutraal

Onbelangrijk

0,5

99

E-mail

55

24

21

Chat

45

31

24

Skype

35

39

26

ELO

55

23

22

Soc Netw.

4

10

86

Mappen

LOOK28

Vervolgens beoordeelden alle deelnemers hoe belangrijk zij het ICT-middel vonden voor het onderhouden van

relaties en het delen van kennis (zie Figuur 5.10). Niet verrassend beoordeelde het grootste percentage van de

deelnemers het gebruik van e-mail en het gebruik van de mappen op de schoolserver als belangrijk. Meer dan

de helft van de deelnemers gaf aan chat en sociale netwerken zoals Facebook en Hyves onbelangrijk te vinden

in het delen van kennis en het onderhouden van contacten. De percentages voor Skype en de elektronische

leeromgeving (ELO) lagen iets lager. Opvallend is het percentage neutrale deelnemers.

FIGUUR 5.10 Belang van ICT-toepassingen (n = 203)

Deze resultaten dwingen tot de vraag in hoeverre de WSKO-deelnemers ook daadwerkelijk op de hoogte zijn

van de mogelijkheden van de verschillende ICT-toepassingen (ook gegeven het percentage dat een neutrale

positie inneemt). Onbekendheid met een ICT-toepassing maakt het moeilijk om het middel op waarde te

schatten. Maar kan ook mogelijk zijn dat juist de genoemde ICT-toepassingen niet de gezochte toepassingen

zijn. Verder onderzoek is nodig.

Page 30: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 29

6 Conclusies en een blik vooruit

In het licht van het eerder geschetste kader van netwerkleren (zie hoofdstuk 3), waarin we aangaven wat

netwerkleren is en hoe netwerken zich kunnen ontwikkelen, kunnen we concluderen dat WSKO zich in een

goede startpositie bevindt om het netwerkleren verder als professionaliseringsvorm te introduceren. Het is nu

van belang om de sociale relaties die mensen gebruiken om praktijkproblemen aan te pakken verder in beeld te

brengen en ook de waarde van deze relaties voor de ontwikkeling van leraren zichtbaar te maken.

Het project gaat in schooljaar 2011-2012 een tweede fase in: de fase waarin het zaaien een vervolg krijgt,

maar waarin ook de ontstane nieuwe netwerken gecultiveerd worden. Om leraren meer ruimte te geven om

met collega’s aan de slag te gaan, heeft het projectteam voor het hele schooljaar 2011-2012 vier witte weken

gepland. In deze witte weken staat het netwerkleren centraal en worden er centraal geen afspraken ingepland.

In de eerste witte week van het nieuwe schooljaar (3 - 7 oktober 2011) starten de scholen in Naaldwijk met

een kenniscafé waarin leraren netwerken kunnen gaan vormen. In de tweede witte week (16 - 20 januari 2012)

kunnen meer scholen aanhaken, om via een olievlekwerking uiteindelijk alle scholen bij het netwerkleren te

betrekken in de witte weken die hierop volgen (26 - 30 maart 2012 en 21 - 25 mei 2012). Daarnaast gaat LOOK

samen met de projectgroep onderzoeken hoe netwerkleren in de organisatie het beste ondersteund kan

worden, waarbij we o.a. gebruikmaken van tools uit de Toolkit Netwerkleren .

De ontwikkeling van de leernetwerken volgen we door de inzet van diverse onderzoeksinstrumenten. Zo

wordt de Barometer ingezet voor de monitoring van de netwerken, en geeft het instrument Pratenderwijs ons

meer inzichten in hoe kennisconstructie plaatsvindt in de gesprekken binnen de netwerken. Hiermee kunnen

netwerken blijven reflecteren op het proces waar ze in zitten, en kunnen we vanuit het project de opbrengsten

van netwerkleren steeds zichtbaarder maken. Het instrument Netwerk InBeeld wordt als pilot verder ingezet om

kennis binnen de organisatie zichtbaar te maken, zodat nieuwe netwerken makkelijker ontstaan of verbreden.

In deze volgende fase gaan we door met het onderzoek naar de behoeften bij de leernetwerken voor ICT-

ondersteuning. We spelen in op de ontwikkelingen binnen de netwerken, reiken op de juiste momenten de

juiste instrumenten aan, en bekijken in het projectteam welke tools het beste passen bij het ondersteunen van

netwerkleren in de organisatie..

Om WSKO-medewerkers op de hoogte te houden van de ontwikkelingen met betrekking tot netwerkleren,

publiceert WSKO acht keer per projectjaar een nieuwsbrief. De nieuwsbrief wordt per mail aan alle medewerkers

verstuurd. LOOK zal op haar beurt de resultaten uit het project via verschillende kanalen (vakbladen en

wetenschappelijke tijdschriften, het project KNOW (KennisNetwerk Onderwijspraktijk en Wetenschap en

Leraar24) verspreiden en valoriseren. Hiermee dragen we bij aan het toegankelijk maken van relevante

wetenschappelijk kennis.

Page 31: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK30

Page 32: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 31

Literatuur

Amersfoort, D. van, Korenhof, M., Moolenaar, N., Laat, M. de (2011). Exploring new horizons: Teacher professional

development through networked learning. Paper presentatie EARLI 2011 conferentie. Exeter, UK.

Bruijn, H. C. de (2008). De succesfactoren van een kennisnetwerk. Amsterdam: VU.

Coenders, M., & Laat, M. de (2010). Netwerkleren in het onderwijs: Professionaliseren in de praktijk.

Kluwer: MESO focus

Dresner, M., & Worley, E. (2006). Teacher research experiences, partnerships with scientists, and teacher networks

sustaining factors from professional development. Journal of Science Teacher Education, 17, 1-14.

Gellert, U. (2003). Researching teacher communities and networks. ZDM, 35, 224-232.

Goodyear, P., Banks, S., Hodgson, V., & McConnel, D. (2004). Advances in research on networked learning. Norwell,

MA: Kluwer Academic Publishers.

Harasim, L., Hiltz, R., Teles, L., & Turoff, M. (1995). Learning networks: A field guide to teaching and learning online.

Cambridge, MA: MIT Press.

Hooijer, J., & Laat, M. de (2010). The development of a scan to measure the conditions for networked learning in

schools. EAPRIL conference 2010, 24-26 november, Lisbon, Portugal.

Ilgen, D.R., Hollenbeck, J.R., Johnson, M., & Jundt, D. (2005). Teams in organizations: From input-process-output

models to IMOI models. Annual Review of Psychology, 56, 517-543.

Korenhof, M., Coors, P., Meijs, C., Amersfoort, D. van, & Moolenaar, N. (2011). Netwerkleren in het primair onderwijs.

Twee casestudies. Rapport 24. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Laat, M. de. (2010). Sociale netwerkanalyse: haar betekenis voor de professionalisering van leraren en

onderwijsontwikkeling, MESO Focus.

Lieberman, A., & Wood, D. (2002a). From network learning to classroom teaching. Journal of Educational Change,

3, 315-337.

Lieberman, A., & Wood, D. (2002b). Untangling the threads: Networks, community and teacher learning in the

National Writing Project. Teachers and Teaching: Theory and practice, 8, 295-302.

Martens, R. (2010). Zin in onderzoek. Docentprofessionalisering. Heerlen: Open Universiteit,

Ruud de Moor Centrum.

Martens, R., & Laat, M. de (2011). Professionaliseren op de Werkplek. Onderwijsinnovatie, sept. 2011.

Martens. R., Hooijer, J., Kreijns, K., Vermeulen, M. & Wassink, H. (2011). RdMC-onderzoek: vijf programmalijnen.

Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Ryan, R., & Deci, E. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social

development and well-being. American Psychologist, 55, 68-78.

Schreurs, B. & Laat, M. de (2012, April). Network Awareness Tool – Learning Analytics in the workplace: Detecting

and Analyzing Informal Workplace Learning. Paper presented at the Second International Conference on

Learning Analytics and Knowledge, Vancouver, CA.

Westlandse Stichting Katholiek Onderwijs (Dec. 2010). WSKO Jaarverslag 2009. Poeldijk.

Page 33: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK32

Page 34: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 33

Bijlage 1

Studiedag (“Wat kan beter?”)

A

Aandacht voor ieder kind

Hoogbegaafde programma (Achtsprong)

Adaptief

Adviseren leerlingen in groep 8

Afstuderen

Alle leeftijden

B

Begaan met kinderen

Beste voorlees juf

Betrokkenheid

Bewegen en lesgeven aan elkaar (leerlingen)

Brede school

Breed inzetbaar

Bruggenbouwer

C

Circuit jonge kind

CL

Combinatieklas (2 x)

Combinatieklas

Communicatie

Contact met de kinderen

Coöperatief leren (14x)

Crea (2 x)

Creatief (4x)

Creatief met kleuters

Creatief: lessen uitwerken en improviseren (2 x).

Creatieve gymlessen

Creatieve vakken

Creativiteit (4x)

D

Dansproject

Dariza

Plus groep

Dialoog

Digitale schoolbord

Doorzettingsvermogen (2x)

Doorzettingsvermogen

Dyslexie

E

Enthousiasme

Enthousiasme overbrengen geschiedenis enz.

Enthousiast lesgeven in groep ½

Ervaring

Extra gym en gymles kleuters

F

Flexibel (4x)

G

Gebouw

Geduld bij kind

Geduld hebben (4x)

Geduldig

Geordend/structuur

Gesprekken met de kinderen

Gesprekstechniek

Getuigschrift gedrag behaald

Goed contact met ouders

Goed team en prettige collega’s

Goede leerkracht

Goede samenwerking

GOW groep 3&4, 1&2 en bovenbouw

Groei

Groep 5 hulp bieden aan zwakke leerlingen

Groep 7: socialere groep geworden!

Groepsbinding in de groep

Groepsbinding van deze groep

Groepsklimaat

Groepsoverstijgend werken (2x)

Groepsoverstijgend werken in groep 3

Groepsoverstijgend werken met sbo

Groepsvorming

Groepsplannen (niveaugroepen)

Gwen

Gym

Gymles kleuters

H

Handelingsplannen

Handelingsplannen volgen

Handvaardigheid

Human Dynamics (2x)

Humor

I

Ib-er verbeteren en ontwikkelen zorg

Ict (4x)

Ik breng structuur aan in mijn werk

Individueel benaderen

Individuele aandacht geven

Inleven

Inlevingsvermogen

Interesse voor hoogbegaafdheid

Inventief

Invoelingsvermogen

Page 35: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK34

Invoeren weektaak en werkblokken

Inzet (2x)

Inzet en didactiek

Inzetbaarheid

J

Jenaplanachtergrond

K

Kartrekker

Kind staat centraal

Kind voelt zich veilig

Kinderen (2x)

Kinderen

Kinderen hebben zelfvertrouwen

Kinderen onderwijs laten genieten

Kinderen uitlokken

Klassenmanagement

Kleine groepjes kinderen begeleiden

Kleutermutsen maken

Kleuterplein methode

Kleuters op hun gemak stellen en begeleiden

Kleuters vooruit helpen in hun ontwikkeling

Klimaat (2x)

Koken

Kwaliteit in ontwikkeling

Kwaliteitskring

L

Leerlingencontact

Leerlingvolgsysteem

Leescircuit

Leesonderwijs groep 3

Leesontwikkeling, VLL en Ralfi.

Lezen

Liedjes zingen met de gitaar en de kinderen spelen

mee met de instrumenten

Lieve juf

Luisteren en kijken naar het kind, individu (op sociaal

gebied)

Luisterend oor kinderen (goed in gesprekjes)

M

Meedenken

Mentorgesprek + half uur

MR

Muziek

Muzikaal

N

Nee zeggen

Netwerkleren opstarten

O

Ondersteuning

Onderwijs

Onderwijs aansluiten bij het niveau van het kind

Onderwijs op maat

Ons onderwijs

Ons team

Ontwerpen onderwijs

Ontwikkelen van 2/3 combi

Opbrengsten

Open podium (2x)

Openheid

Organisatie

Organisatie

Organiseren (5x)

Organiseren coöperatief leren

Organiseren en rust creëren

P

Parnassys (2x)

Passend onderwijs

Passie van mijn team

Plezier (2x)

Plezier

Portfolio

Positief

Positief

Positief benaderen

Positieve inbreng vergaderingen

Positiviteit

R

Realiseren doelstellingen kinderen

Creatief

Reflectie

Relativeren

Remedial Teacher Kanjer

Resultaten

S

Saamhorigheid

Samen sporten

Samenwerken met SBO

Samenwerkend leren

Samenwerking

Samenwerking basis-/speciaal onderwijs

Samenwerking deze middag

Samenwerking management

Samenwerking met mijn duo

Samenwerking SBO

Samenwerking SBO – BO

Schooldoorbrekend werken

Sfeer (5x)

Sfeer in de groep (3x)

Page 36: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 35

Sfeer op school (4x)

Sfeer, samenspelen gym

Signaleren

Signaleren gedragsproblematiek

Signaleren leesproblemen groep 3

Smartboard (2x)

Sova training geven

Structuur bieden (4x)

Structuur bieden, individueel benaderen.

Structuur bieden/duidelijkheid

Structuur brengen

T

Taal en lezen in groep 3

Team (5x)

Team samenwerken

Teamgevoel

Teamvorm

Techniek (4x)

Techniek circuit

Techniek lokaal

Thema - onderwijs in de klas

Tijdsmanagement

TOP-ondernemers

Traject advisering groep 8

Twee dagen bewegingsonderwijs

vakdocent, enthousiast,

inhoudelijk op niveau

U

Uitwisseling dag België

V

Veilig klimaat in de klas

Veilig klimaat scheppen/luisteren

Verbanden zien

Verbinden

Vertellen (2x)

Villa letterpret

Visualiseren

W

W.I.H

Weektaak en inloop

Werken aan de hand van een groepsplan

Werken in teamverband

Werken met niveauverschillen

Werken met Parnassys

Werkplezier in groep acht

Z

Zelfstandig werken (6x)

Zelfstandig werken (werkkaart)

Zelfstandig werken op individueel niveau

Zingen

Zoeken naar RT materiaal

Zorg in de school

Zorg voor de leerlingen

Zorg voor sfeer in de klas

Zo

Page 37: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK36

Bijlage 2

Overzicht van bestaande netwerken van WSKO-medewerkers

agenda bouwvergadering intervisie kindertherapie

bewegingsonderwijs Kleuterplein (methode)

braintraining leiderschap

cooperatief leren nieuwe methode aardrijkskunde

coördineren binnen de kleutergroepen nieuwe methode begrijpend lezen

communicatie plaatsvervangers opbrengstgericht werken

cultuureducatie onderzoek op school

de lerarenkamer (leraar van het jaar) ontwikkeling dans-zang-senso motoriek

didactiek opleiden in de school

directeurenoverleg personeel

dyslexie professionalisering adjuncten/bouw coördinatoren

elkaar inspireren schoolontwikkeling

ervaringsgericht werken Sinterklaas

gedrag en gedragsproblemen sportdag

gezonde school en sport techniek

groep 7/8 verkeer

groepsoverstijgend werken vertrouwenspersonen

ICT werkhouding

interne begeleiding zorg

Intervisie directeuren

Page 38: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 37

Page 39: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK38

Over de auteurs

Dr. Renée de Kruif studeerde onderwijspsychologie en is als universitair docent verbonden aan LOOK. Zij is vanuit

haar eigen ervaring als groepsleerkracht in het primair onderwijs en als onderzoeker in de onderwijspraktijk

geïnteresseerd in de professionalisering van leraren. Renée houdt zich bij LOOK vooral bezig met het

begeleiden van projecten en onderzoek op het gebied van sociaal leren en de motivatie van leraren om te

professionaliseren.

Drs. Monique Korenhof is als projectleider verbonden aan LOOK. Zij heeft uitgebreide praktijkervaring als docent

en onderwijsadviseur. Zij heeft zich vooral gespecialiseerd in netwerkleren in het (primair) onderwijs, houdt zich

bezig met onderzoek daaromtrent, en is ontwikkelaar van de Toolkit Netwerkleren primair onderwijs.

Page 40: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Netwerkleren bij WSKO 39

Colofon

Uitgave

LOOK

Open Universiteit

Oktober 2012

Bezoekadres

Valkenburgerweg 177

6419 AT Heerlen

telefoon 045- 576 22 22

Postadres

Postbus 2960

6401 DL Heerlen

Tekst

Dr. Renée de Kruif, universitair docent LOOK

Drs. Monique Korenhof, projectleider LOOK

Bureauredactie

Caroline Vavrinek

Oplage

60 exemplaren

Omslag en vormgeving

Team Visuele communicatie, Open Universiteit

De rapporten staan onder redactie van

prof. dr. R. Martens

U kunt deze publicatie downloaden via www.look.ou.nl. Dat geldt ook voor eerder verschenen publicaties.

Een overzicht daarvan vindt u achterin deze publicatie.

Page 41: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK40

Page 42: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Eerder verschenen rapporten

Diepstraten, I., & Evers, A. (red). (2012). Leraren leren. Een overzichtsstudie naar de professionele ontwikkeling van

leraren. Rapport 40. Heerlen: Open Universiteit, LOOK.

Aalsma, E., & Jansen, F. (2012). Inzet van critical friends bij professionaliseren van leraren. Rapport 39. Heerlen:

Open Universiteit, LOOK.

Beers, R., Berkers, R., Kreijns, K., & Wassink, H. (2012). Digitaal leren moet je leren. ICT-ontwikkeling in teams op SG

Were Di. Rapport 38. Heerlen: Open Universiteit, LOOK.

Hulsbos, F., Andersen, I., Kessels, J., & Wassink, W. (2012). Professionele ruimte en gespreid leiderschap. Rapport 37.

Heerlen: Open Universiteit, LOOK.

Nijland, F., Kruif, R. de, & Diepstraten, I. (2012). Inspireren tot leren. De Opleidingsschool 2010-2011. Rapport 36.

Heerlen: Open Universiteit, LOOK.

Hermans, V., Perreijn, S., & Bie, M. de (2012). Docent Zorg 2.0. Rapport 35. Heerlen: Open Universiteit, LOOK.

Bruin, M., & Münstermann, H. (2012). Specifieke beroepscompetenties van docenten in het middelbaar

beroepsonderwijs. Rapport 34. Heerlen: Open Universiteit, LOOK.

Janssen, S., Goes-Daniëls, M., & Wassink, H. (2012). Een vliegende start: hoe houd je dit vast? Rapport 33. Heerlen:

Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Hooijer, J., Amersfoort, D. van, & Willemse, S. (2012). Welearning. Samen werken en samen leren binnen de Bisschop

Möller Stichting. Rapport 32. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Jansen, F., Aalsma, E., & Janssen, S. (2011). Professionaliseren in het hart van de vernieuwing. Rapport 31. Heerlen:

Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Das, L., & Walhout, J. (2011). Informatievaardigheden en de mediathecaris. Rapport 30. Heerlen: Open Universiteit,

Ruud de Moor Centrum.

Hooijer, J., & Amersfoort, D. van. (2011). Leren, innoveren en netwerken in po en pabo in Fryslân. Rapport 29.

Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Lutgerink, J., Evers, A., Jans, E., Deuss, E., Stuker, E., Almekinders, R., & Maagdenberg, W. (2011). Misconcept of

preconcept? Rapport 28. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Schuit, H., Vrieze, I. de, & Sleegers, P. (2011). Leerlingen motiveren: een onderzoek naar de rol van leraren. Rapport

27. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Goes-Daniëls, M., Berkers, R., Hulsebosch, J., & Coenders, M. (2011). Professionaliseren en versterken

praktijknetwerken VM2. Rapport 26. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Schreurs, B., Evers, A., & Alphen, L. van (2011). Leren op de werkplek in samenhang organiseren met

360-gradenfeedback. Twee casestudies. Rapport 25. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Korenhof, M., Coors, P., Meijs, C., Amersfoort, D. van, & Moolenaar, N. (2011). Netwerkleren in het primair onderwijs.

Twee casestudies. Rapport 24. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Netwerkleren bij WSKO 41

Page 43: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Beumer, M., Jeninga, J., Münstermann, H., & Perreijn, S. (2011). Op weg naar een individueel ontwikkelingsplan in

het praktijkonderwijs. Rapport 23. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Martens, R., Hooijer, J., Kreijns, K., Laat, M. de, Vermeulen, M., & Wassink, H. (2011). LOOK-onderzoek: vijf

programmalijnen. Rapport 22. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Schuwer, R., Lutgerink, J., Bie, M. de, Dieleman, A., Hermans, V. & Timmermans, G. (2011). Ontwikkelen van

leermateriaal in leerlijnen. Rapport 21. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Leeuwestein-Verbeek, P., Meulen, M. van der, Perreijn, S., & Heeroma, N. (2011). Teamontwikkeling basisschool Aan

de Bron. Rapport 20. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Janssen, S., Dresen, M., Heeroma, N., & Berkers, R. (2011). Inzicht in teamontwikkeling door praktijkonderzoek op

het vmbo van Scholengemeenschap Were Di. Rapport 19. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Wenger, E., Trayner, B., & Laat, M. de. (2011). Promoting and assessing value creation in communities and networks:

a conceptual framework. Rapport 18. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Stijnen, P., & Martens, R. (2011). Jaarverslag onderzoek. LOOK 2010. Rapport 17. Heerlen: Open Universiteit,

Ruud de Moor Centrum.

Janssen, S., Jansen, F., Schaepkens, H., & Groot, M. de. (2011). Van teamontwikkeling naar persoonlijke ontwikkeling

en omgekeerd. Evaluatie van een aanpak voor teamontwikkeling bij het ROC Koning Willem I College. Rapport 16.

Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Goes-Daniëls, M., & Vermeulen, M. (2011). Teamontwikkeling in de Dutch Health Tec Academy. Het gebruik van

datafeedback bij het handelen van leraren in de CGO. Rapport 15. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor

Centrum.

Goes-Daniëls, M., & Vermeulen, M. (2011). Teamontwikkeling in de opleiding facilitaire dienstverlening. Het gebruik

van datafeedback bij het handelen van leraren in de CGO. Rapport 14. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor

Centrum.

Vermeulen, M., Klaeijsen, A., & Martens, R. (red). (2011). De lerende leraar. Docentprofessionalisering in de

praktijk. Bundel met deelrapporten Ruimte voor professionalisering, Professionalisering in het buitenland en

Professionalisering in het primair onderwijs. Rapport 13. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Martens, R., & Stijnen, P. (2010). Jaarverslag onderzoek. LOOK 2009. Rapport 12. Heerlen: Open Universiteit,

Ruud de Moor Centrum.

Kessel, N. van, Rens, C. van, & Vrieze, G. (2010). Ruimte voor professionalisering. Formele regelingen voor

professionalisering van leraren en het gebruik ervan. Rapport 11. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor

Centrum.

Goes-Daniëls, M., Vermeulen, M., & Jansen, D. (2010). Competentiegericht Opleiden in de Uiterlijke Verzorging.

Onderzoek naar het handelen van leraren in CGO bij ROC Eindhoven. Rapport 10. Heerlen: Open Universiteit,

Ruud de Moor Centrum.

Brand-Gruwel, S., & Walhout, J. (2010). Informatievaardigheden voor leraren. Rapport 9. Heerlen:

Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

LOOK42

Page 44: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

Hovius, M., & Kessel, N. van. (2010). Professionalisering van leraren in het buitenland. Een inventarisatie van de stand

van zaken in twaalf Europese landen. Rapport 8. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Kuijk, J. van, Gennip, H. van, Wester, M., Smit, F., & Claassen, A. (2010). Samen professionaliseren, samen uitvoeren.

Evaluatie vraaggestuurde projecten 2009 Ruud de Moor Centrum. Rapport 7. Heerlen: Open Universiteit,

Ruud de Moor Centrum.

Frietman, J., Kennis, R., & Hövels, B. (2010). Managen van informeel leren: hoe ver kun je gaan? Een verkennende

studie naar kwaliteitsmanagement van het informeel leren van leraren. Rapport 6. Heerlen: Open Universiteit,

Ruud de Moor Centrum.

Dungen, M. van den, & Smit, W. (2010). Meerdere wegen naar professionalisering. Rapport 5. Heerlen:

Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Zwaneveld, B., & Rigter, H. (2010). Over drempels naar meer ict-gebruik in het voortgezet onderwijs. Rapport 4.

Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Someren, K. van, Doornebos-Klarenbeek, D., & Walhout, J. (2010). Een pakkend begin! Vakdidactiek en economie.

Ruim 30 concrete voorbeelden voor het economieonderwijs om goed van start te gaan. Rapport 3. Heerlen:

Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Goes, M., Beeksma, M., Delea, P., & Hooijer, J. (2010). Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van

docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden. Eindverslag van de samenwerking tussen de NHL Hogeschool

Leeuwarden en het Ruud de Moor Centrum, de activiteiten en de resultaten in de periode 2005-2009. Rapport 2.

Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Goes, M., Delea, P., & Laat, M. de (2010). Onderzoek naar de succes- en faalfactoren bij het leernetwerk Consortium

VMBO-MBO. Rapport 1. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Eerder verschenen publicaties

Kessels, J.W.M. (2012). Leiderschapspraktijken in een professionele ruimte. Inaugurele rede. Heerlen:

Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Nieuwenhuis, L. F.M. (2012). Leven lang leren on the roc’s! Een visie op werken en leren in het mbo. Inaugurele rede.

Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Diepstraten, I., Wassink, H., Stijnen, S., Martens, R., & Claessen, J. (2011). Professionalisering van leraren op de

werkplek. Jaarboek Ruud de Moor Centrum 2010. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Stevens, L.M. (2010). Zin in onderwijs. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Martens, R.L. (2010). Zin in onderzoek. Docentprofessionalisering. Inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit,

Ruud de Moor Centrum.

Martens, R.L. (2009). LOOK onderzoeksprogramma 2009-2011. Succesvol leven lang leren op de werkplek: onderzoek

naar de praktijk van docentprofessionalisering. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.

Netwerkleren bij WSKO 43

Page 45: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOK44

Page 46: 44p= 3mm LOOK Monique Korenhof Rapport 41...werken als medewerkers die zich willen ontwikkelen door een cursus te volgen. Dit biedt goede perspectieven voor netwerkleren, waarbij het

LOOKWetenschappelijk Centrum Leraren Onderzoek

E [email protected]

PostadresPostbus 2960, 6401 DL Heerlen 55

1249

1