JES Stadslabo en Tempo-Team pakken jeugdwerkloosheid vernieuwend aan
27 - MiddenBrabant - 20130628 MiddenBrabant - Regionaal ......4!!!...
Transcript of 27 - MiddenBrabant - 20130628 MiddenBrabant - Regionaal ......4!!!...
Tilburg, 18 juni 2013
Plan van aanpak Jeugdwerkloosheid
2013-‐2014
Midden-‐Brabant
Voorwoord Sinds de zomer van 2011 stijgt de werkloosheid weer. De werkloosheid nam in april 2013 toe met 7 duizend en kwam uit op 650 duizend personen. In de afgelopen drie maanden kwamen er gemiddeld 19 duizend werklozen per maand bij. Dit blijkt uit de nieuwste cijfers van het CBS. In april komt de werkloosheid uit op 8,2 procent. Landelijk is de werkloosheid onder jongeren is twee keer zo hoog als de gemiddelde werkloosheid. De gevolgen van werkloosheid aan de start van de loopbaan kunnen jongeren lang met zich meedragen en zijn ook van invloed op keuzes met betrekking tot huisvesting en gezinsvorming. De regio Midden-‐Brabant vindt het onacceptabel dat jeugdig talent wordt verspilt en ziet alle reden tot een verhoogde inzet op de aanpak van jeugdwerkloosheid. We vinden het zowel sociaal maatschappelijk als economisch onaanvaardbaar dat we bankzitters creëren in plaats van vakmensen voor bedrijven en instellingen waar straks grote tekorten worden voorzien. De inzet van de regio is om werk te maken van de toekomst van jongeren en geen generatie verloren te gaan, omdat het economisch tij momenteel tegen zit. Aanleiding voor de regio Midden-‐Brabant om het Regionaal Actieplan Jeugdwerkloosheid 2009 voort te zetten voor de periode 2013-‐2014. Het kabinet ondersteunt de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid. Met het voorliggende Plan van Aanpak Jeugdwerkloosheid beogen wij het arbeidsperspectief van onze jongeren in de regio Midden-‐Brabant te verbeteren. Dit betekent dat wij, binnen de kaders die het rijk stelt, oplossingen bedenken die een antwoord zijn op de werkloosheidssituatie op de Midden-‐Brabantse arbeidsmarkt. In dit document treft u onze ambities aan en hoe wij hier invulling aan geven. Dit doen wij in gezamenlijkheid met onze partners in d regio, zoals de gemeenten, het UWV, de kenniscentra, het onderwijs en werkgevers. Mijn dank gaat uit naar alle personen die betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van dit plan van aanpak. Ik wens iedereen veel succes toe bij de uitvoering van dit plan. Auke Blaauwbroek, Wethouder Arbeidsmarktbeleid, gemeente Tilburg
2
Inhoudsopgave pag.
1. Inleiding 3 1.1. Inleiding 3 1.2. Leeswijzer 4
2. Probleemanalyse 5
2.1. Algemeen 5 2.2. Arbeidsmarkt Midden-‐Brabant 5 2.3. Stage-‐ en leerbanenmarkt Midden-‐Brabant 8 2.4. Doelgroepen: 9
2.4.1. Niet werkende en niet schoolgaande jongeren 9 2.4.2. Schoolverlaters 13 2.4.3. Schoolgaanden met stage-‐ of leer-‐ en werkplicht 14 2.4.4. Werkenden met ontslag bedreigde jongeren 15 2.4.5. Kwetsbare jongeren 15
2.5. Probleemanalyse 16 3. Doelstellingen 18 4. Actieplan jeugdwerkloosheid 2013-‐2014 19 5. Begroting 21 6. Verantwoording 22 7. Evaluatie 23 8. Samenwerkingsstructuur Midden-‐Brabant 24
8.1. Aanpak Voortijdig Schoolverlaten 24 8.2. School Ex. Programma 26 8.3. Jongerenloket 27 8.4. Inzet kenniscentra 28 8.5. Werkgeversdienstverlening 28 8.6. Dienstverlening Wajong 29 8.7. Stage-‐ en leerbanenoffensief 29
9. Afstemmingsparagraaf 31 10. Bijlagen 32 Cijferbijlage I -‐ Schoolverlaters 32 Cijferbijlage II -‐ Vraag en aanbod beroepsklasse en beroepenniveau 33
3
1. Inleiding
1.1. Inleiding Onder leiding van een stuurgroep is in 2009 is de aanpak van jeugdwerklosheid in de arbeidsregio Midden-‐Brabant van start gegaan. De aanpak liep tot eind 2012. Eind 2012 is de aanpak geëvalueerd en zijn de resultaten gepresenteerd tijdens een regionale conferentie. De resultaten zijn voor de portefeuillehouders van de Midden-‐Brabantse gemeenten aanleiding geweest het Regionale Actieplan Jeugdwerkloosheid 2009 onafgebroken voort te zetten voor de periode 2013-‐2014. Vervolgens is in maart 2013 bekend gemaakt dat de bestrijding van jeugdwerkloosheid ook landelijk hoge prioriteit heeft. Het kabinet Rutte II wil dat jongeren meer en betere kansen krijgen om te participeren in de samenleving. Dat zij grip krijgen op hun toekomst. Dat zorgen en onzekerheid over de toekomst plaats gaan maken voor optimisme en perspectief. Dat het behalen van een diploma zich uitbetaald en zij zich verder kunnen ontplooien in hun werk om zo economisch zelfstandigheid te realiseren. Om de jeugdwerkloosheid te bestrijden trekt het kabinet dan ook € 50,0 mln. uit. Daarvan gaat € 25,0 mln. naar het programma ‘School Ex’ om jongeren langer door te laten leren in het MBO. De overige € 25,0 mln. stelt het kabinet beschikbaar voor de aanpak van jeugdwerkloosheid in de 35 arbeidsmarktregio’s en hoopt hiermee te kunnen voortbouwen op de goede resultaten die tijdens het vorige Actieplan Jeugdwerkloosheid (2009) zijn geboekt en de regionale samenwerkingsstructuur die tot stand is gebracht. De intentie van het rijk, de 35 arbeidsmarktregio’s te stimuleren en financieel te ondersteunen in het kader van de regionale aanpak jeugdwerkloosheid, sluit daarmee naadloos aan bij het commitment van de portefeuillehouders van de Midden-‐Brabantse gemeenten om het Regionaal Actieplan Jeugdwerkloosheid 2009 voort te zetten voor de jaren 2013-‐2014. Het rijk stelt de bijdrage beschikbaar onder voorwaarden dat centrumgemeenten, mede namens hun regiopartners, voor 1 juli aanstaande een regionaal plan van aanpak indienen. Het plan van aanpak moet ingaan op de probleemanalyse, de concrete doelstellingen, de te ondernemen acties en voorzien zijn van een begroting, waaraan het rijk niet meer dan de helft bijdraagt. De bijdrage vanuit het rijk mag ingezet worden voor bestaande initiatieven. Voldoet het plan hieraan dan ontvangt de centrumgemeente in september de regionale middelen via een decentralisatie-‐uitkering vanuit het gemeentefonds. De middelen worden verdeeld op basis van het aantal werkloze jongeren in de regio. Voor de regio Midden-‐Brabant is € 741.000 beschikbaar.
4
Om verder richting en inhoud te geven aan de aanpak van jeugdwerkloosheid in de regio Midden-‐Brabant zijn wij genoodzaakt verder vorm te geven aan het Regionale Actieplan Jeugdwerkloosheid 2013-‐2014. Ook de voorwaarden die het rijk stelt om in aanmerking te komen voor cofinanciering noodzaken ons verder vorm en inhoud te geven aan het Regionale Actieplan Jeugdwerkloosheid. Het voorliggende Plan van Aanpak Jeugdwerkloosheid betreft dan ook een verdere uitwerking van het actieplan, de prioritaire doelgroepen en de financiële kaders. Eveneens zal aandacht besteed worden aan bestaande samenwerkingsverbanden en initiatieven die eveneens een bijdrage leveren aan de doelen die gesteld worden in het kader van de aanpak van de jeugdwerkloosheid.
1.2. Leeswijzer Voor u ligt het plan van aanpak dat gaat over de bestrijding van jeugdwerkloosheid in de arbeidsmarktregio Midden-‐Brabant voor de periode 2013-‐2014. Een complexe materie waarbij veel komt kijken. In het eerst volgende hoofdstuk (2) wordt de probleemanalyse beschreven rondom de jeugdwerkloosheid in de regio Midden-‐Brabant. Aan de hand van de probleemanalyse worden in hoofdstuk 3 en 4 respectievelijk de doelstellingen en acties beschreven. De hoofdstukken begroting (5) en verantwoording (6) laten zien hoe wij onze middelen inzetten en hierover rekenschap afleggen aan het lokale bestuur en de regio. Zoals beschreven in hoofdstuk 7 wordt het totale plan van aanpak eind 2014 geëvalueerd. Op vele fronten wordt de aanpak van jeugdwerkloosheid georganiseerd, het voorliggende plan van aanpak is er één van. In hoofdstuk 8 wordt beschreven welke andere reeds bestaande samenwerkingsverbanden en/of initiatieven eveneens een bijdrage leveren aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Tenslotte wordt in het laatste hoofdstuk (9) in beeld gebracht de partijen die betrokken zijn bij de aanpak van de jeugdwerkloosheid in de regio Midden-‐Brabant en dit plan onderschrijven.
5
2. Probleemanalyse
2.1. Algemeen De aanpak van de jeugdwerkloosheid in de arbeidsregio Midden-‐Brabant gaat niet alleen om jongeren die geregistreerd staan als niet-‐werkende werkzoekende. De aanpak gaat ook over het belang dat jongeren een diploma halen in een sector die aansluit bij het regionale aanbod, over jongeren die, voor wat de afronding van hun opleiding, afhankelijk zijn van voldoende stageplekken en leerbanen en over jongeren die niet zelfstandig duurzaam op de arbeidsmarkt kunnen participeren vanwege capaciteitsbeperkingen en/of gedragsstoornissen. Vanuit dit kader hebben de portefeuillehouders van de Midden-‐Brabantse gemeenten vijf prioritaire doelgroepen benoemd, te weten:
1. Niet werkende en niet schoolgaande jongeren (nww); 2. Schoolverlaters; 3. Schoolgaanden met stage-‐ en/of leer-‐ en werkplicht; 4. Werkende met ontslag bedreigde jongeren; 5. Kwetsbare jongeren.
Om te komen tot een probleemanalyse wordt eerst in beeld gebracht de ontwikkelingen binnen zowel de arbeidsmarkt als de markt voor stage-‐ en/of leerwerkbanen in de regio Midden-‐Brabant. Vervolgens wordt bekeken aan de hand van de omvang en kenmerken van de verschillende prioritaire doelgroepen welke knelpunten aan de orde zijn om concrete ambities en maatregelen te kunnen definiëren.
2.2. Arbeidsmarkt Midden-‐Brabant In de arbeidsmarktregio Midden-‐Brabant krimpt het aantal banen, ontstaan er minder vacatures en stijgt het aantal geregistreerde werkzoekenden. Met andere woorden de werkgelegenheid neemt af. Voor 2014 wacht ons geen ander perspectief. De arbeidsmarkt in Midden-‐Brabant wacht dan ook op economisch herstel. Door krimp van het aantal banen zullen er vrijwel geen uitbreidingsvacatures ontstaan. Veruit het grootste deel van de vacatures betreft dan ook vervangingsvraag. Door de krimp van de vacaturemarkt en de toename van het aantal geregistreerde werkzoekenden kan de arbeidsmarkt in Midden-‐Brabant in zijn algemeenheid als zeer ruim worden aangeduid, met uitzondering voor de informatica-‐ en medische en paramedische beroepen. Hierbij is de spanning gemiddeld. Het aantal bij het UWV geregistreerde vacatures vormt een indicatie voor de vraag naar personeel op de arbeidsmarkt. Standcijfers geven aan hoeveel vacatures er op dat moment openstaan. Veranderingen in de stand zijn het resultaat van de instroom van nieuwe vacatures en de uitstroom van vacatures die zijn vervuld of ingetrokken.
6
Eind april 2013 stonden er 895 vacatures open bij UWV in de regio Midden-‐Brabant. Een jaar eerder waren dat er 1.231. In april 2013 werden er 560 nieuwe vacatures ingediend tegenover 669 een jaar eerder. De openstaande vraag is met 27% afgenomen in vergelijking met vorig jaar en de ingediende vraag is in deze periode eveneens afgenomen. De afname bedraagt 16%. Er staan m.n. vacatures open voor technische en industrieberoepen, economisch-‐administratieve beroepen en verzorgende en dienstverlenende beroepen. Afbeelding 1. Instroom en stand UWV-‐vacatues
Instroom en stand UWV vacatures 2012/2013
0
200
400
600
800
1.000
1.200
1.400
1.600
apr mei jun jul aug sept okt nov dec jan febr mrt apr
2012 2013
01002003004005006007008009001000
Stand einde mnd
Instroom
Beroepsklasse en beroepenniveau Van de openstaande vacatures heeft 10% betrekking op elementaire beroepen, 28% op lagere, 47% op middelbare en 13% op hogere en wetenschappelijke beroepen. In april 2013 heeft 45% van alle bij UWV openstaande vacatures betrekking op personeel in de technische en industrieberoepen, 23% in de economisch-‐administratieve beroepen en 11% in de verzorgende en dienstverlenende beroepen. Er staan m.n. vacatures open voor gekwalificeerde technische en industrieberoepen en economisch-‐administratieve beroepen.
7
Tabel 1. Beroepsklasse en beroepenniveau
Agrarische be
roep
en
Econ
omisc
h-‐ad
m. b
eroe
pen
Inform
atica be
roep
en
Med
ische
en pa
ramed
ische
be
roep
en
Ope
nbare orde
-‐ en
veiligheidsbe
roep
en
Peda
gogische
beroe
pen
Sociaal-‐culturele beroe
pen
Technische
en indu
strie
beroep
en
Tran
sportberoe
pen
Verzorgend
e en
dienstverlene
nde
beroep
en
Onb
eken
d
Totaal
Stand april 2013 19 205 39 21 5 9 15 400 66 98 18 895 Onbekend -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ 18 18 Elementaire beroepen (basisonderwijs)
-‐ 3 -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ 52 4 29 -‐ 88
Lagere beroepen (vmbo-‐mbo1)
8 16 -‐ 6 1 -‐ -‐ 138 62 23 -‐ 254
Middelbare beroepen (vanaf mbo2)
11 140 13 8 4 7 9 184 -‐ 46 -‐ 422
Hogere beroepen (Hbo)
-‐ 39 25 5 -‐ 2 6 22 -‐ -‐ -‐ 99
Wetenschappelijke beroepen (wo)
-‐ 7 1 2 -‐ -‐ -‐ 4 -‐ -‐ -‐ 14
8
2.3. Stage-‐ en leerbanenmarkt Onderwijs en bedrijfsleven willen voorkomen dat mbo’ers hun opleiding niet kunnen afmaken vanwege het ontbreken van stage-‐ en/of leerwerkbanen. In de neergaande conjunctuur staat het aanbod van stageplaatsen en leerbanen nog meer onder druk. Hoewel het aantal erkende leerbedrijven de laatste drie maanden is gestegen met bijna 2.000 tot 226.000, neemt het gemiddelde aantal leerbanen per leerbedrijf af. Nog steeds zoeken 19.000 studenten een leerbaan. Dat is al een flinke afname ten opzichte van oktober 2012 toen dat er nog 30.000 waren. Extra inspanningen blijven daarom nodig. Onzeker blijft of met het stage-‐ en leerbanenoffensief voldoende extra leerbanen kunnen worden geworden. Daar het aanbod van stage-‐ en leerwerkbanen sterk afhankelijk is van conjuncturele ontwikkelingen. Er zijn sectorale verschillen. Op dit moment zijn er tekorten aan stageplaatsen en/of leerwerkbanen in de volgende sectoren / opleidingen: Bouw: -‐ alle opleidingen en alle niveaus binnen de bouwsector Techniek: -‐ alle opleidingen en alle niveaus binnen de autotechniek Zorg en Welzijn: -‐ Helpende zorg en welzijn
-‐ Tandartsassistent en doktersassistent -‐ Verpleegkundige ggz -‐ Sociaal Maatschappelijk dienstverlener -‐ Pedagogisch werk niveau 4 -‐ Kappers -‐ Voor de uitstroomprofielen Sport en Bewegen: Bewegingsagoog en Overheidsberoepen
Gegevens ontbreken om de behoefte nader te kwantificeren. Betreffende stage coördinatoren van de opleidingen hebben inzicht op studentniveau wie, wanneer, welke stage moet lopen en zijn hierover ook in gesprek met het desbetreffende werkveld en het kenniscentrum. Stage tekorten worden gemeld via www.stagetekorten.nl. Het betreft een momentopname conjuncturele ontwikkelingen spelen hierin een grote rol evenals de behoefte aan stage-‐ en leerwerkbanen vanuit de aanmeldingen en intakes die momenteel nog lopen tot 1 oktober. Om een beter beeld te krijgen van de ontwikkeling van de markt wordt gezocht naar een koppeling met het School ex en de ombuigingsgesprekken aan “de voorkant” en de exitgesprekken “aan de achterkant”. In beeld moet worden gebracht de leerlingen die de arbeidsmarkt opkomen en nog geen baan hebben, om ze niet uit beeld te verliezen. Actie moet worden ingezet op het verkomen van tekorten op stage en leerwerkbanen, waarbij een koppeling gelegd wordt met het instrument startersbeurs zodat geen verdringing ontstaat.
9
2.4. Doelgroepen Eind 2012 is de portefeuillehouders van de Midden-‐Brabantse gemeenten de intentie uitgesproken het Regionale Actieplan Jeugdwerkloosheid 2009 onafgebroken voort te zetten voor de periode 2013-‐2014, met aandacht voor de volgende vijf prioritaire doelgroepen:
1. Schoolverlaters; 2. Schoolgaanden met stage of leer-‐ en werkplicht; 3. Niet werkende en niet schoolgaande jongeren; 4. Werkende met ontslag bedreigde jongeren; 5. Kwetsbare jongeren.
In de achtereenvolgende paragrafen worden de specifieke kenmerken van de doelgroepen met zoveel als mogelijk aandacht voor knelpunten en volumes.
2.4.1. Niet werkende en niet schoolgaande jongeren (nww)
Het aantal niet-‐werkende werkzoekenden (nww) omvat een belangrijk deel van het aanbod op de regionale arbeidsmarkt. Het aantal nww aan het eind van de maand is een standcijfer, dat wil zeggen een momentopname. Veranderingen in de stand zijn het resultaat van in-‐ en uitstroom van niet-‐werkende werkzoekenden. Die stroomcijfers geven de dynamiek op de arbeidsmarkt weer. De dynamiek tussen de verschillende leeftijdsgroepen verschilt. Vergeleken met de groep ouderen is de dynamiek van in-‐ en uitstroom bij jongeren hoog. Dit komt doordat jongeren veel meer op basis van tijdelijke contracten werken. Eind april 2013 behoort 15% tot de doelgroep jongeren tot 27 jaar. Het aantal jongeren in het nww-‐bestand vormt een onderschatting van de werkelijke jeugdwerkloosheid, omdat werkzoekende jongeren die geen recht op uitkering hebben niet verplicht zijn zich als werkzoekende in te schrijven. Het aanbod op de arbeidsmarkt is dus groter dan het aantal dat is ingeschreven bij het UWV. Eind april 2013 bedraagt het aantal geregistreerde werkzoekenden onder de 27 jaar 2.377. In de arbeidsregio Midden-‐Brabant is daarmee het aantal geregistreerde werkzoekenden in een jaar tijd met 49% gestegen. Landelijk was de stijging 55%.
10
Afbeelding 2. In-‐ en uitstroom en stand nww < 27 jaar
In- en uitstroom en stand nww < 27 jaar 2012/2013
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
apr mei jun jul aug sept okt nov dec jan febr mrt apr
2012 2013
0
100
200
300
400
500
600
700
Stand einde mndinstroomUitstroom
Opleidingsniveau Ultimo april 2013 heeft bij benadering 48% van de nww jongeren geen startkwalificatie. Dat is het aandeel van de groep met Basisonderwijs, Vmbo of AKA als hoogst afgeronde opleiding in het totale bestand niet-‐werkende werkzoekende. In vergelijking met een jaar eerder is het aandeel met 15 procentpunten afgenomen. Verhoudingsgewijs is het aantal nww jongeren met startkwalificatie toegenomen, april 2013 (52%) ten opzichte van april 2012 (37%).
Tabel 2. Opleidingsniveau nww < 27 jaar
2012 2013 Mutatie ‘12-‐‘13
apr apr Abs. Rel. Stand einde mnd 1.591 2.377 786 49,4% Basisonderwijs 345 423 78 22,6% VMBO 511 563 52 10,2% AKA 57 56 -‐1 -‐1,8% MBO-‐algemeen 84 102 18 21,4% Geen startkwalificatie 997 1.144 147 14,7% HAVO / VWO 89 158 69 77,5% MBO-‐2 170 276 106 62,4% MBO-‐3 107 238 131 122,4% MBO-‐4 138 334 196 142,0% HBO / bachelor 62 166 104 167,7% WO / master 28 61 33 117,9% Startkwalificatie 594 1.233 639 107,6%
11
Duur niet-‐werkend Eind april 2013 was 26% van de niet-‐werkende werkzoekende jongere minimaal zes maanden niet-‐werkend. In het algemeen geldt dat hoe langer mensen niet werken, hoe lastiger het wordt om weer werk te vinden. Daarmee is de duur niet-‐werkend een goede indicator voor de afstand tot de arbeidsmarkt. De groep kortdurend ingeschrevenen tot zes maanden niet-‐werkend heeft een aandeel van 74% in het nww-‐bestand. Vergeleken met een jaar eerder is dat aandeel met 4% gestegen. Afbeelding 3. Duur niet-‐werkend nww < 27 jaar
Duur niet werkend tot 27 jaar 2012/2013
0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
apr mei jun jul aug sept okt nov dec jan febr mrt apr
2012 2013
< 3 mnd
3-6 mnd
6-12 mnd
>= 12 mnd
12
Beroepsklasse en beroepenniveau Eind april 2013 stond 22% van de niet-‐werkende werkzoekende ingeschreven met een beroep op elementair niveau, 40% op lager niveau, 29% op middelbaar niveau en 9% op hoger niveau (hbo/wo). In vergelijking met een jaar eerder stond 29% van de niet-‐werkende werkzoekende ingeschreven met een beroep op elementair niveau, 42% op lager niveau, 22% op middelbaar niveau en 6% op hoger niveau (hbo/wo). De meeste jongeren staan ingeschreven voor de gekwalificeerde economisch-‐administratieve beroepen en niet gekwalificeerde technische en industrieberoepen, verzorgende en dienstverlenende beroepen en beroepen in de transport. Tabel 3. Beroepsklasse en beroepenniveau nww < 27 jaar
Agrarische be
roep
en
Econ
omisc
h-‐ad
m. b
eroe
pen
Inform
atica be
roep
en
Med
ische
en pa
ramed
ische
be
roep
en
Ope
nbare orde
-‐ en
veiligheidsbe
roep
en
Peda
gogische
beroe
pen
Sociaal-‐culturele beroe
pen
Technische
en indu
strie
beroep
en
Tran
sportberoe
pen
Verzorgend
e en
dienstverlene
nde
beroep
en
Onb
eken
d
Totaal
Stand april 2013 31 445 38 46 24 37 108 515 369 755 9 2.377 Onbekend -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ 9 9 Elementaire beroepen (basisonderwijs)
2 77 -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ 180 98 177 -‐ 534
Lagere beroepen (vmbo-‐AKA)
23 79 -‐ 6 5 1 -‐ 181 267 386 -‐ 948
Middelbare beroepen (vanaf mbo2)
3 225 23 30 19 7 43 137 3 192 -‐ 682
Hogere beroepen (Hbo)
3 56 14 7 -‐ 21 56 14 1 -‐ -‐ 172
Wetenschappelijke beroepen (wo)
-‐ 8 1 3 -‐ 8 9 3 -‐ -‐ -‐ 32
Uitkeringssituatie Van het totaal aantal ingeschreven niet-‐werkende werkzoekende jongeren bevindt zich circa 81% in een uitkeringssituatie. Circa 43% heeft een ww-‐uitkering lopen en circa 38% een bijstandsuitkering.
13
2.4.2. Schoolverlaters
Met schoolverlaters bedoelen we de jongeren die met een startkwalificatie (diploma van minimaal een HAVO, VWO of MBO vanaf niveau 2 diploma) uitstromen uit het onderwijs. In deze paragraaf concentreren we ons op de doelgroep MBO-‐ers. De reden daarvoor is dat in de meeste gevallen gediplomeerden van HAVO of VWO scholen doorstromen naar het vervolgonderwijs, in tegenstelling tot de meeste MBO-‐studenten. Per MBO sector en naar niveau ziet de uitstroom er als volgt uit1, zie tabel 4. Tabel 4. Uitstroom gediplomeerden MBO uit het MBO Tilburg per sector en kwalificatieniveau Niveau Sectoren / opleiding 1 2 3 4 Totaal Totaal 284 2.305 2.058 2.431 7.078 Economie 47 1.359 1.137 1.420 3.963 Techniek 83 734 337 459 1.613 Zorg en Welzijn -‐ 212 584 552 1.348 Combinatie 154 -‐ -‐ -‐ -‐
Bron: “Onderwijs deelnemers in het MBO”, Dienst uitvoering onderwijs, voorlopige cijfers 2012, bewerking gemeente Tilburg. (http://www.duo.nl/organisatie/open_onderwijsdata/databestanden/mbo/Onderwijsdeelnemers/default.asp) De tabellen zijn een weergave van leerlingen in het Middelbaar Beroepsonderwijs in Tilburg/ Midden Brabant. De tabellen bevatten dus ook leerlingen die in andere regio’s wonen maar in deze regio op school zitten. Het is niet mogelijk met de beschikbare informatie om alleen leerlingen weer te geven die in deze regio wonen. Indien we de cijfers van peildatum 1 oktober 2012 zien als maatgevend, dan betekent dit dat we de komende twee jaar rekening zouden moeten houden met een uitstroom van om en nabij 14.000 jongeren die de arbeidsmarkt opstromen vanuit het middelbaar beroepsonderwijs. In de cijferbijlage (I) staan de aantallen gediplomeerden per bedrijfstak gepresenteerd. We zien dat veruit de grootste volumes uitstromen in de bedrijfstakken Detailhandel, groothandel en internationale handel, mode en textiel (1.959), Horeca, toerisme en voeding (1.374) en Gezondheidszorg, dienstverlening, welzijn en sport (1.256).
1 De uitstroom van niveau 1 opleidingen staan hier volledigheidshalve ook weergegeven. Gediplomeerden van niveau 1 opleidingen
behoren niet meer tot de populatie van voortijdige schoolverlaters indien zij werk vinden van minimaal 12 uur in de week.
14
2.4.3. Schoolgaanden met stage of leer-‐ en werkplicht
Een andere groep die zich nog niet op de arbeidsmarkt begeeft, maar wel afhankelijk is van het bedrijfsleven om de studie te kunnen voltooien, is de groep schoolgaanden. Hiermee wordt bedoeld de doelgroep schoolgaanden die een leerwerkplek of stageplek nodig hebben, of moeten behouden. Het middelbaar beroepsonderwijs kent twee zogenaamde leerwegen: de beroepsopleidende leerweg (BOL) en de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Een BOL heeft een praktijkdeel van ten minste 20% en minder dan 60%. Het praktijkdeel kent de vorm van een (onbetaalde) stage. De BBL is een combinatie van werken en leren waarbij de leerling het grootste deel van de opleiding (3 tot 4 dagen in de week) buiten school doorbrengt in de vorm van een betaalde baan. De overige tijd in de week ontvangt de onderwijsdeelnemer theorie en begeleiding op school. In onderstaande tabel staat hoe de aantallen BBL en BOL onderwijsdeelnemers zich verhouden tot de verschillende bedrijfstakken. Tabel 5 Deelnemers uit het MBO Tilburg per bedrijfstak en leerweg peildatum 1 oktober 2012 Type MBO Bedrijfstak MBO BBL BOLDT BOLVT Eindtotaal Totaal 6.508 90 10.951 17.549 Beschermings-‐ en afwerkingstechnieken, reclame-‐ en presentatietechnieken 52 639 691 Bouw en grond-‐, weg-‐ en waterbouw 109 6 164 279 Combinatie bedrijf 32 2 268 302 Detail-‐ en groothandel, internationale handel, mode en textiel 2.045 888 2.933 Econ.-‐admin.beroepen, soc-‐jur. dienstverlening en beveiliging 411 1.565 1.976 Gezondheidszorg, dienstverlening, welzijn en sport 1.326 6 2.378 3.710 Grafische beroepen 6 325 331 Haarverzorging, schoonheidsverzorging en voetverzorging 70 144 214 Horeca, toerisme en voeding 951 3.834 4.785 Hout en interieur 34 18 52 Metaal, elektro-‐ en installatietechniek 541 76 402 1.019 Motorvoertuigen-‐ en tweewielertechniek en autohandel 166 90 256 Proces-‐, milieu-‐, laboratoriumtechniek en fotonica 277 28 305 Transport en logistiek 488 208 696 Vleessector Combinatie 154 -‐ -‐ -‐
15
De tabellen zijn een weergave van leerlingen in het Middelbaar Beroepsonderwijs in Tilburg/ Midden Brabant. De tabellen bevatten dus ook leerlingen die in andere regio’s wonen maar in deze regio op school zitten. Het is niet mogelijk met de beschikbare informatie om alleen leerlingen weer te geven die in deze regio wonen. ROC Tilburg leidt voor een 100-‐tal grote landelijke bedrijven en instellingen jaarlijks binnen de bbl-‐opleidingen 3500 werknemers op voor een regulier diploma middels het concept van “Het Opleidingshuis”. Deze deelnemers zijn ingeschreven bij het ROC Tilburg maar wonen en werken veelal buiten de regio en verspreid over het hele land. Dit geeft een vertekend beeld voor het aantal bbl deelnemers met name in de sectoren; retail, logistiek en gezondheidszorg. Het gaat om 11.000 BBL plekken waarbij een werkgever ruimte moet hebben om een leerling te kunnen plaatsen op een arbeidsplek, daarnaast zijn er 6.508 stageplekken nodig om jongeren in BOL opleidingen. De meeste arbeidsplekken zijn nodig in de bedrijfstakken in de Detail-‐ en groothandel, internationale handel, mode en textiel (2.045), gevolgd door Gezondheidszorg, dienstverlening, welzijn en sport (1.326) gevolgd door Horeca, toerisme en voeding (951). De 3 bedrijfstakken waar de meeste stageplekken nodig zijn , zijn: Horeca, toerisme en voeding (3.834) Gezondheidszorg, dienstverlening, welzijn en sport (2.378) en Econ.-‐admin.beroepen, soc-‐jur. dienstverlening en beveiliging (1.565).
2.4.4. Werkende met ontslag bedreigde jongeren
Onder de werkenden bevinden zich veel jongeren zonder startkwalificatie. Hoewel het vaak jongeren zijn die over een prima vakkennis beschikken, zitten zij bij economische neergang steeds “in de hoek waar de klappen vallen” en kunnen zij maar moeilijk concurreren met werkzoekenden die wél hun vaardigheden met een diploma kunnen staven. Aantallen zijn moeilijk in te schatten. Komen deze jongeren, de zogenaamde oud voortijdig schoolverlaters, op straat te staan dan wordt de komende tijd onderzoek gedaan naar de mogelijkheden deze jongeren arbeidsmarktperspectief te bieden o.a. door het laten werken aan een startkwalificatie. Daarnaast kan proactief worden gehandeld wanneer via het UWV inzichtelijk wordt gemaakt welke bedrijven failliet gaan of moeten reorganiseren. Via de SBB/Kenniscentra kan bekeken worden of hierdoor leerlingen hun leerbaan dreigen te verliezen en kunnen deze herplaatsen, in afstemming met het onderwijsveld, bij een ander leerbedrijf; de mobiliteitsdienstverlening kan dan direct ingezet worden
2.4.5. Kwetsbare jongeren
De definitie kwetsbare jongeren die gehanteerd wordt binnen het plan van aanpak jeugdwerkloosheid betreft: die jongeren die niet zelfstandig duurzaam op de arbeidsmarkt kunnen participeren vanwege capaciteitsbeperkingen en/of gedragsstoornissen. Jongeren die speciale aandacht krijgen in de provincie Noord Brabant, zijn jongeren met een beperking/Wajongers, schoolverlaters Pro en VSO en jongeren. Deze jongeren onderscheiden zich van overige jeugdwerklozen doordat zij kampen met problemen die zo zwaar zijn dat zij niet in een (re-‐integratie-‐)traject van enkele maanden weer terug te leiden zijn naar school of werk. Een groot
16
deel van deze jongeren heeft niet alleen te maken met voortijdig schoolverlaten of werkloosheid, maar met maatschappelijke uitval. Doordat het gaat om veel verschillende categorieën die niet allemaal staan geregistreerd, zijn aantallen moeilijk te geven. Gedurende het actieplan wordt nader onderzocht in hoeverre het onderwijsveld Pro-‐VSO, ROC, gemeenten en kenniscentra de “Boris aanpak” ook voor Midden Brabant kunnen implementeren. Centraal staat het gebruik van de infrastructuur van het werkend leren en de kwalificatiestructuur zoals het MBO dat kent. De methode wordt nog effectiever door het doorontwikkelen van instrumenten en materialen van de belangrijkste onderdelen. Het gaat bijvoorbeeld om het verbeteren van instrumenten voor oriëntatie, het opleidingstraject dat is gekoppeld aan de werkprocessen uit de kwalificatiestructuur en het verzilveren van de behaalde resultaten in (branche)certificaten.
2.5. Probleemanalyse In de vorige paragrafen zijn vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt / stage-‐ en leerbanenmarkt beschreven. Een complexe materie waarbij veel komt kijken. Het is de uitdaging die gezien wordt om in de praktijk vraag en aanbod zoveel als mogelijk op elkaar te laten aansluiten. De markt wordt in de praktijk bepaald door verdringingseffecten, conjunctuurbewegingen, overheidsbeleid en schoolverlaters. In deze paragraaf worden vraag een aanbod vergeleken om zo te laten zien waar krapte en ruimte is. Krapte wil zeggen dat er verhoudingsgewijs weinig aanbod beschikbaar is voor openstaande vacatures. In een situatie van ruimte is er veel aanbod voor de openstaande vacatures. Door het UWV wordt de situatie op de arbeidsmarkt uitgedrukt aan de hand van een spanningsindicator. De spanningsindicator geeft aan de verhouding tussen het aantal openstaande vacatures en het aantal geregistreerde werkzoekenden dat direct inzetbaar is. UWV gebruikt de Spanningsindicator Arbeidsmarkt om aan te geven of een segment op de arbeidsmarkt ruim of krap is. Samenvattend zijn de volgende bevindingen te destilleren in relatie tot de arbeidsmarkt:
-‐ Er is een grote toename van werkloosheid onder alle jongeren. Het hebben van een startkwalificatie biedt daarbij geen zekerheid;
-‐ Jongeren zonder startkwalificatie zijn extra kwetsbaar in een periode van economische neergang. Verdringing op de arbeidsmarkt leidt er toe dat deze doelgroep moeilijkheden ondervindt de weg terug te vinden naar de arbeidsmarkt;
-‐ Er staan m.n. vacatures open voor gekwalificeerde technische en industrieberoepen en economisch-‐administratieve beroepen;
-‐ De meeste jongeren staan ingeschreven voor de gekwalificeerde economisch-‐administratieve beroepen en niet gekwalificeerde technische en industrieberoepen, verzorgende en dienstverlenende beroepen en beroepen in de transport;
-‐ We zien dat veruit de grootste volumes schoolverlaters mbo uitstromen naar gekwalificeerde medische beroepen en verzorgende en dienstverlenende beroepen.
17
Samenvattend zijn de volgende bevindingen te destilleren in relatie tot de stage-‐ en leerbanenmarkt: -‐ Op dit moment zijn er tekorten aan stage-‐ en/of leerwerkbanen in de sectoren bouw,
techniek en zorg en welzijn; -‐ De 3 bedrijfstakken waar de meeste stageplekken (BOLVT) nodig zijn , zijn: Horeca, toerisme
en voeding (3.834) Gezondheidszorg, dienstverlening, welzijn en sport (2.378) en Econ.-‐admin.beroepen, soc-‐jur. dienstverlening en beveiliging (1.565).
-‐ De meeste arbeidsplekken (BBL) zijn nodig in de bedrijfstakken in de Detail-‐ en groothandel, internationale handel, mode en textiel (2.045), gevolgd door Gezondheidszorg, dienstverlening, welzijn en sport (1.326) gevolgd door Horeca, toerisme en voeding (951).
Analyse : Geen enkele arbeidsmarktregio ontkomt aan de economische malaise. De arbeidsmarkt is complex en laat zich moeilijk voorspellen. In de regio Midden-‐Brabant kan over het algemeen gesteld worden dat er binnen alle beroepsklasse sprake is van een zeer ruime arbeidsmarkt met uitzonder van de beroepsklasse Informatica beroepen, Medisch en paramedische beroepen en Openbare orde-‐ en veiligheidsberoepen. Deze worden respectievelijk getypeerd als krap, gemiddeld en ruim. Dat wil niet zeggen dat er geen sprake is van werkgelegenheid in de beroepsklasse waarin geduid wordt dat de arbeidsmarkt daar zeer ruim, ruim of gemiddeld is. In bepaalde beroepen is dat weldegelijk het geval; we moeten dan echter nu te diep inzoomen op specifieke beroepen om te laten zien waar de baanopeningen zitten. In deze probleemanalyse beperken wij ons tot de hoofdlijn. In de praktijk, bij de uitvoering van het plan van aanpak, wordt weldegelijk ingezoomd. Voor een gedetailleerder inzicht in vraag en aanbod per beroepsklasse en beroepsniveau wordt verwezen naar cijferbijlage (II).
18
3. Doelstellingen Gebaseerd op de doelgroepen, de eindevaluatie van het vorige Regionale Actieplan Jeugdwerkloosheid en de probleemanalyse zijn de volgende kwalitatieve doelstellingen geformuleerd: -‐ Het duurzaam verbeteren van het arbeidsmarktperspectief van schoolgaande en NWW jongeren
met en zonder startkwalificatie; -‐ Het voorkomen dat schoolgaande jongeren hun opleiding voortijdig afbreken; -‐ Het voorkomen dat werkende jongeren werkloos dreigen te worden. De keus om de doelstellingen te formuleren in kwalitatieve zin houdt verband met de open structuur die wij met de opzet van het actieplan beogen. In de regio Midden-‐Brabant wordt bewust niet gekozen voor de klassieke benadering; wij willen in ons plan de ruimte laten om initiatieven vanuit de markt om de jeugdwerkloosheid te bestrijden, te ondersteunen. Dat wil zeggen dat diverse partijen (publiek en privaat) initiatieven/projecten kunnen indienen bij de Stuurgroep Regionale Aanpak Jeugdwerkloosheid. Deze initiatieven/projecten worden m.n. getoetst op arbeidsmarktrelevantie, cofinanciering en uitvoerbaarheid (aanbod van jongeren). Uit de evaluatie van het vorige actieplan is deze opzet succesvol gebleken. In 2009-‐2012 zijn in totaliteit 34 projecten ondersteund, waaraan 563 jongeren hebben deelgenomen, waarvan 37% geplaatst is op een baan en 28% op een opleiding. Wij zijn van mening dat concretisering van de doelstellingen afbreuk doet aan het open karakter. Tegelijkertijd zijn wij ons ervan bewust dat deze aanpak ertoe kan leiden dat partijen in de regio er voor kiezen om projecten aan te vragen voor slechts een beperkt aantal doelgroepen. Dit zou kunnen betekenen dat er geen of te weinig projecten zijn voor de andere prioritaire doelgroepen die wij in dit actieplan noemen. Ook willen wij ervoor waken dat projecten neerwaartse verdringing op de arbeidsmarkt veroorzaken waar groepen jongeren aan de onderkant van de arbeidsmarkt de dupe van worden. Wij zullen de aanvragen en de gegevens over werkgelegenheid en stages gedurende de looptijd van het actieplan blijven volgen en indien nodig ruimte creëren om projecten met samenwerkende partijen in het leven te roepen. Concretisering komt terug in de beoogde resultaten van de verschillende projecten op basis van ervaringscijfers Actieplan 2009.
19
4. Actieplan jeugdwerkloosheid 2013-2014 Structuur In 2009 is de aanpak van jeugdwerkloosheid in de arbeidsregio Midden-‐Brabant van start gegaan. Onder leiding van een stuurgroep zijn in de periode 2009-‐2012 in totaliteit 34 leerwerkprojecten uitgevoerd, waaraan 563 jongeren hebben deelgenomen. Van de 563 jongeren is 37% is geplaatst op een baan en 28% op een opleiding. Deze aanpak is eind 2012 geëvalueerd en succesvol bevonden door de portefeuillehouders van de Midden-‐Brabantse gemeenten. Reden voor de portefeuillehouders om eind 2012 het actieplan jeugdwerkloosheid onafgebroken voort te zetten voor de periode 2013-‐2014. In de kern bestaat het actieplan jeugdwerkloosheid uit een structuur waarbij regionale initiatieven en projecten worden ondersteund die een bijdrage leveren aan het voorkomen en verminderen van jeugdwerkloosheid. Diverse partijen (publiek en privaat) kunnen projecten indienen bij de Stuurgroep Regionale Aanpak Jeugdwerkloosheid. Projecten worden volgens een specifiek format opgesteld en beoordeeld door een projectgroep. De projectgroep beoordeelt de projecten op basis van een objectieve beoordelingsmatrix waarbij de projecten een minimaal aantal punten dient te scoren. De beoordeling vindt m.n. plaats arbeidsmarktrelevantie, cofinanciering en uitvoerbaarheid (aanbod van jongeren). De score en behandeling in de projectgroep vormt de basis voor een advies aan de stuurgroep. In de projectgroep zitten vertegenwoordigers van UWV, ROC, Kenniscentra en de gemeente Tilburg. Projectleiding en -‐administratie worden verzorgd door de gemeente Tilburg. De stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van UWV, Diamant-‐groep, ROC, Sociaal economisch team Midden-‐Langstraat, Kenniscentra/SBB onder het voorzitterschap van het afdelingshoofd Werk en Inkomen van de gemeente Tilburg. De stuurgroep heeft het mandaat en besluit over het toekennen van middelen. Hierbij geld dat de stuurgroep zwaarwegende redenen moet hebben om af te wijken van het oordeel van de projectgroep. Leerwerkprojecten Op de begroting is € 1,691 mln. aan budget gereserveerd voor de uitvoering van leerwerkprojecten, dit is inclusief een gedeelte cofinanciering rijk. Conform de hiervoor beschreven structuur is het uiteindelijk de stuurgroep die kan beschikken over deze middelen voor het financieel ondersteunen van regionale initiatieven en leerwerkprojecten in het kader van de aanpak jeugdwerkloosheid. Op basis van de evaluatie onderscheiden wij de volgende type projecten waarvoor het budget door de stuurgroep kan worden ingezet: A. Projecten gericht op jongeren veelal zonder startkwalificatie met als doel deze op te leiden
binnen een bepaalde branche. Deze projecten zijn m.n. gericht op duurzame uitplaatsing naar werk, of een combinatie van leren en werken;
B. Projecten die gericht zijn op het opleiden van jongeren met leerproblemen of een lichte verstandelijke handicap binnen een bepaalde branche. Deze projecten zijn m.n. gericht op duurzame uitplaatsing naar werk;
20
C. Projecten die gericht zijn op een ‘sluitende aanpak’, waarbij grote aantallen jongeren (veelal met startkwalificatie) in beeld worden gebracht en vervolgens worden toegeleid naar school, werk of een combinatie daarvan met zo nodig inzet van specifieke maatwerkinstrumenten. Deze projecten zijn niet specifiek gericht op een branche of een van de vijf doelgroepen;
D. Projecten gericht op het verbeteren van het arbeidsmarktperspectief van jongeren tijdens hun opleidingsperiode.
Voor 2013-‐2014 is de verwachting dat de ingediende projecten geclassificeerd kunnen worden naar de hiervoor genoemde projecttypen. Om beeld en gevoel te krijgen bij het volume, aan de hand van het beschikbare budget, wordt onderstaand een verwachting weggezet voor wat betreft het aantal deelnemers en resultaten, gebaseerd op de evaluatie van het vorige actieplan. Leerwerkproject Aantal
deelnemers % jongeren aan het werk
% jongeren bezig met (vervolg) opleiding
% jongeren in combinatie
werk/opleiding
% jongeren op werkervarings-‐
plaats
A 170 30% 30% -‐ -‐ B 50 30% -‐ -‐ -‐ C 150 50% 20% -‐ -‐ D 200 -‐ -‐ -‐ -‐
Startersbeurs Naast de leerwerkprojecten wordt ook de startersbeurs als instrument ingezet ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Op de begroting is hiervoor een aparte post opgenomen (€ 0,55 mln.). De Startersbeurs is een laagdrempelige nieuwe regeling bedoelt voor werkloze jongeren met startkwalificatie en met geen of weinig relevante werkervaring; starters op de arbeidsmarkt in de leeftijd van 18 tot 27 jaar die niet werken, geen opleiding volgen en geen uitkering ontvangen. De startersbeurs biedt jongeren een alternatief voor de uitkering door hen in staat te stellen om gedurende 6 maanden in het bedrijfsleven relevante werkervaring en competenties op te doen die aansluiten bij het opleidingsniveau en –richting. Met andere woorden: via de startersbeurs vindt er een overbrugging van de werkloosheid plaats waarbij het arbeidsmarktperspectief van jongerengericht en duurzaam wordt verbeterd. De inzet van de startersbeurs wordt continue gevolgd, met als doel een gelijkmatige inzet van het instrument naar jongeren van verschillende opleidingsniveaus. Tot een jaar na beëindiging van de beurs wordt gemonitord of de inzet van de startersbeurs heeft geleid tot plaatsing op een baan of opleiding en/of andere ervaringen. Om beeld en gevoel te krijgen bij het volume, aan de hand van het beschikbare budget, wordt onderstaand een verwachting weggezet. Aantal
deelnemers % jongeren aan het werk
% jongeren bezig met (vervolg) opleiding
% jongeren in combinatie werk/opleiding
% jongeren op werkervarings-‐plaats
Startersbeurs 155 -‐ -‐ -‐ 100%
21
5. Begroting De hieronder gepresenteerde begroting is opgesteld voor de periode 2013-‐2014. Het geeft een indicatie van de besteding van middelen gedurende de projectperiode. Vanwege het open structuur waarlangs projecten en initiatieven worden ingediend behoud de stuurgroep zich het recht voor de denkbeeldige bestedingsschotten aan te passen al naar gelang de behoefte. De begroting is opgesteld inclusief de cofinanciering vanuit het rijk. Om aan de cofinancieringvoorwaarden vanuit het rijk tegemoet te komen (maximaal bijdrage rijk 50%) wordt vanuit de regio Midden-‐Brabant € 1,65 mln. aan budget beschikbaar gesteld. Begroting 2013-‐2014
Totaal middelen
Inzet projecten actieplan
Inzet startersbeurs
regio
Inzet project-‐
organisatie Regiomiddelen jeugdwerkloosheid 50% cofinanciering Rijk jeugdwerkloosheid Provinciale crisismiddelen regio Totaal middelen jeugdwerkloosheid
€ 1,650 mln. € 0,741 mln. € 0,100 mln. € 2,491 mln.
€ 1,400 mln. € 0,291 mln. -‐ € 1,691 mln.
-‐ € 0,450 mln. € 0,100 mln. € 0,550 mln.
€ 0,250 mln. -‐
-‐ € 0,250 mln.
22
6. Verantwoording Op 25 juni 2013 heeft het college van de gemeente Tilburg mede namens de samenwerkingspartners in de regio Midden-‐Brabant het plan van aanpak Jeugdwerkloosheid en de daarbij behorende begroting vastgesteld. Hierdoor heeft de begroting formeel een plaats gekregen binnen de algehele begroting van de gemeente Tilburg. Voor wat de inhoudelijke en financiële verantwoording wordt aangesloten bij de Planning&Control cyclus van de gemeente Tilburg. Per jaar worden 3 verantwoordingsrapportages gemaakt ten behoeve van het bestuur. Gerapporteerd wordt over belangrijke afwijkingen in beleid en financieel. Per jaar wordt de balans opgemaakt van resterende middelen, waarbij voorstellen tot overheveling worden ingediend conform de richtlijnen voor budgetoverheveling. Omdat de looptijd van het actieplan gaat over twee jaar zal het zeer van zelfsprekend zijn dat er voorstel tot overheveling van budget komt; immers de cofinanciering van het rijk (€ 741.000) komt in september 2013 in het geheel beschikbaar. De regiogemeenten worden op bestuurlijk niveau achteraf geïnformeerd op hoofdlijnen tijdens 1 of meerdere Hart van Brabantdagen die 4 maal per jaar worden georganiseerd. Op ambtelijk niveau worden de regiogemeente telkens geïnformeerd over de projecten die zijn goedgekeurd en waarvoor jongeren aangemeld kunnen worden.
23
7. Evaluatie Het plan van aanpak is bedoeld om het arbeidsmarktperspectief van jongeren te verbeteren als antwoord op de huidige werkloosheidssituatie. Het plan geeft een beschrijving van doelstellingen en acties om deze doelstellingen te realiseren. Om zicht te krijgen op de uikomsten en het wel of niet behalen van de doelstellingen in het plan van aanpak, is het van belang om te evalueren en periodiek te monitoren. Evaluatie De evaluatie van het plan van aanpak bestaat uit het beoordelen van de resultaten van de afzonderlijke acties, oftewel effectevaluatie. De evaluatie zal plaatsvinden eind 2014. De effectevaluatie is gericht op de behaalde resultaten. Het doel is de effectiviteit van de ingezette maatregelen vast te stellen. Onder andere de volgende vragen staan bij een effectevaluatie centraal:
1. Zijn de vooraf bepaalde doelstellingen van de specifieke acties behaald? Welke factoren hebben bijgedragen aan welk resultaat?
2. Reden van wel/niet behalen van resultaten? 3. Leerpunten toekomst?
Monitoring Monitoring is het periodiek volgen van bepaalde ontwikkelingen. Een monitor kan belangrijke input leveren voor de effectevaluatie, omdat door verschillende metingen naaste elkaar te leggen, ontwikkelingen door de tijd heen in beeld kunnen worden gebracht. Bij monitoring staat niet zozeer centraal of bepaalde doelstellingen behaald zijn of niet, maar meer het laten zien van specifieke feitelijke gegevens. Denk hierbij aan: ontwikkeling arbeidsmarkt, ontwikkeling stage-‐ en leerbanenmarkt, ontwikkeling jeugdwerkloosheid, etc. De regiogemeenten worden op bestuurlijk niveau achteraf geïnformeerd op hoofdlijnen tijdens 1 of meerdere Hart van Brabantdagen die 4 maal per jaar worden georganiseerd. Op ambtelijk niveau worden de regiogemeente geïnformeerd via de periodieke regio-‐overleggen.
24
8. Samenwerkingsstructuur Midden-Brabant Met het voortzetten van het actieplan jeugdwerkloosheid maakt de regio Midden-‐Brabant zich extra sterk tegen de oplopende jeugdwerkloosheid. De acties die worden ingezet vanuit het actieplan jeugdwerkloosheid staan niet op zicht maar worden uitgevoerd binnen een bestaande structuur van samenwerking op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt tussen de verschillende partners in de regio. Een structuur die ervoor moet zorgen dat het arbeidsperspectief van o.a. jongeren wordt vergroot, enerzijds vanuit onderwijs anderzijds vanuit competenties en vaardigheden. De samenwerkingsverbanden leveren een bijdrage aan de realisering van de doelstellingen. Binnen deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende vormen van samenwerking die bestaan, buiten de samenwerkingsverbanden actieplan jeugdwerkloosheid om. Vanuit het actieplan wordt ook aandacht besteed aan het in samenhang brengen van de verschillende structuren met als doel de jeugdwerkloosheid op een effectieve en efficiënte manier aan te pakken.
8.1. Aanpak voortijdig schoolverlaten Een groep jongeren die een verhoogd risico loopt om langdurig werkloos te worden is de groep voortijdige schoolverlaters (VSV). Het gaat om jongeren die oververtegenwoordigd zijn in flexibele arbeidscontracten en in de laagstbetaalde banen. In tijden van economische neergang blijft steeds deze groep extra kwetsbaar om langdurig in een uitkeringssituatie te belanden. De regio Midden Brabant heeft sinds 2007 een effectieve aanpak om het voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. De start was het Plan van Aanval op de Jeugdwerkloosheid en het Voortijdig Schoolverlaten. In dit plan hebben we de bestrijding van verzuim en uitval tot topprioriteit gemaakt. Op basis van een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van het voortijdig schoolverlaten hebben we een aantal ambities geformuleerd om VSV te voorkomen (preventieve aanpak) en VSV-‐ers weer terug te brengen in het onderwijs (curatieve aanpak). In het onderstaande geven we de belangrijkste initiatieven en instrumenten weer, die sinds die tijd zijn ontwikkeld. De maatregelen van de Convenanten VSV In 2008 hebben we met het Ministerie van OCW en de schoolbesturen voor het VO en MBO het eerste Convenant VSV (voor de periode 2008-‐2012) ondertekend waarbij de ambitie was om 40% reductie te bereiken op het aantal VSV-‐ers dat ieder jaar weer de school verliet zonder startkwalificatie. Met middelen van het Rijk hebben de samenwerkende scholen, onder regie van de centrumgemeente Tilburg, maatregelen geformuleerd om de doelstelling van 40% te halen. Voor leerlingen in de hele regio zijn voorzieningen gestart om ervoor te zorgen dat jongeren de juiste schoolkeuzes maken, dat jongeren niet uitvallen in de overgang van het VO en het MBO en dat er de juiste zorg komt wanneer jongeren kampen met persoonlijke problemen die het voltooien van hun opleiding in de weg staan. Zo staan scholen met elkaar in contact om ervoor te zorgen dat jongeren aankomen bij de school van bestemming en zijn er heroriëntatietrajecten voor jongeren die een verkeerde keuze hebben gemaakt. Om zorgproblematiek van jongeren te signaleren en op te lossen zijn bestaande Zorg en Adviesteams (ZATs) in het VO versterkt en in het MBO gestart. Een op maat
25
gesneden zorg programma voor MBO-‐ers (die niet alleen in de schoolbanken zitten maar ook op stage moeten of moeten werken in een leerbedrijf) is er het MBO-‐Expertiseprogramma. Voor jongeren in het VO en het MBO die acute onderwijs-‐zorgopvang nodig hebben en die de school niet kan handhaven in de klas is er het Transferium. In het Transferium zitten leerlingen die anders verloren waren gegaan voor het onderwijs en met de juiste begeleiding weer werken aan hun terugkeer naar school. Daarnaast speelt ook het Regionaal Trajectbureau een grote rol in de doorstart jongeren in het onderwijs (zie het Regionaal Trajectbureau in het onderstaande) De beschrijving van de preventieve aanpak is niet compleet zonder de rol van het leerplichtteam te vermelden. Het leerplichtteam is vanaf 2008 omgevormd van een handhavend instrument van de leerplichtwet tot een pro-‐actieve spil in de bestrijding van verzuim en uitval. Hiervoor hebben we het leerplichtteam uitgebreid en staan de leerplichtambtenaren in nauw contact met de scholen. De leerplichtambtenaren werken samen met scholen maar spreken scholen ook aan op hun verantwoordelijkheid om jongeren op school te houden. De leerplichtambtenaren nemen deel aan het ZAT en opereren op het snijvlak van de handhaving van de leerplichtwet en het welzijn van de leerling. Zij zijn een vraagbaak, de link van het onderwijs naar het Zorg-‐ en Veiligheidshuis in deze regio en overleggen met instellingen die betrokken zijn bij het gezin van de jongeren. De eerste convenantsperiode hebben we afgesloten met een reductie van 33,6%. Hiermee komt deze regio op een 9e plaats van de 39 regio’s. In 2012 hebben we met dezelfde partijen een Convenant gesloten voor de periode 2012-‐2015. Naast borging van de maatregelen van de eerste convenantsperiode, ligt de nadruk op zoveel mogelijk dreigend verzuim en uitval aanpakken in de klas, zodat de voorzieningen niet nodig zijn. Het Regionaal Trajectbureau Het Regionaal Trajectbureau Route 35 is een voorziening waarin Regionale Meld en Coördinatie (RMC)-‐trajectbegeleiders samenwerken met studieloopbaanadviseurs van het ROC Tilburg om jongeren ervan te weerhouden om de school te verlaten zonder startkwalificatie en om jongeren terug te leiden naar het onderwijs. Hiermee combineren we de regisserende functie van de trajectbegeleiding met de expertise van de studieloopbaanadviseurs en hun kennis van het onderwijsveld. Door op de campus van het ROC de samenwerking vorm te geven willen we gesprekken zoveel mogelijk voeren met potentiële VSV-‐ers op het moment dat ze nog op school zitten. Het kost minder inspanningen en middelen om jongeren een doorstart te laten maken dan jongeren die al langere tijd geen onderwijs meer hebben gehad, terug te brengen. Maar ook voor de jongeren die al zijn uitgevallen is Route 35 het voorportaal van een nieuwe onderwijsbestemming. De campus moet jongeren motiveren om actief over een nieuwe onderwijsloopbaan na te denken. Route 35 probeert zoveel mogelijk VSV-‐ers te bereiken. Al twee jaar werken de RMC-‐trajectbegeleiders in een pilot samen met het Instituut Maatschappelijk Werk (IMW) en Kompaan en de Bocht om jongeren die zich, vaak vanwege (psychische) problemen of schulden zich niet melden, op te sporen. Daar waar het kan bieden het IMW en Kompaan en Bocht hulp aan, daar waar specialistische hulp nodig is om jongeren weer naar het onderwijs te krijgen, brengen zij de jongeren daarmee in contact. Vanaf 2014 nemen we een definitief besluit hoe we deze aanpak verankeren in Route 35.
26
In de komende tijd zal Route 35 ook de locatie zijn waar jongeren die zich melden voor een uitkering, onderzoeken of zij nog terug naar school kunnen (als onderdeel van de onderwijsverplichting van nww-‐ers tot 27 jaar).
8.2. School Ex. programma Het behoort tot de maatschappelijke opdracht van een ROC om studenten op te leiden voor de arbeidsmarkt. Hiervoor dient het aanbod in kwaliteit en kwantiteit afgestemd te zijn op de vraag naar specifieke arbeidskrachten. Dit betekent dat het begeleiden van studenten in het maken van juiste studie-‐ en loopbaankeuzes een onderdeel is van de reguliere taken gedurende de instroom, doorstroom en uitstroom van studenten binnen een opleiding. Het School Ex 2.0 programma 2013-‐2014 is op hoofdlijnen gelijk aan het vorige School Ex programma. Het doel is om middels ombuigingsgesprekken en Exit-‐begeleidingsgesprekken (potentiële) studenten te bewegen om te kiezen voor een opleiding met voldoende arbeidsmarktperspectief enerzijds en anderzijds om deelnemers die op het punt staan om het diploma te behalen te motiveren door te studeren op een hoger niveau of om zich te verbreden in een andere opleiding met een beter arbeidsmarktperspectief. De middelen die gegenereerd worden via School EX 2.0 worden aangewend voor het faciliteren van de extra inzet voor het voeren van deze gesprekken. Exit-‐Begeleidingsgesprekken De mbo-‐instellingen voeren gesprekken met alle studenten (niveau 1 t/m 4) die op het punt staan hun opleiding met een diploma af te ronden en aangegeven hebben dat ze nog geen werk hebben, of niet door gaan leren, of nog niet weten wat ze gaan doen na het behalen van het diploma. In deze gesprekken worden de jongeren erop gewezen dat ze een beter perspectief krijgen op werk als ze hun opleiding vervolgen met een opleiding op een hoger niveau (mbo-‐2 -‐3 -‐4 of ad/hbo) dan wel hun opleiding op niveau 2-‐3-‐4 verbreden met een (verwante) opleiding met een beter perspectief op de arbeidsmarkt. Op deze manier verbeteren ze duurzaam hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt en daarmee in de samenleving. De Exit-‐Begeleidingsgesprekken worden gevoerd in de periode van 1 maart tot en met 30 september 2013 en van april-‐september 2014 en steeds wanneer studenten op andere momenten hun diploma behalen. De Exit-‐ en Begeleidingsgesprekken worden geïntegreerd in de bestaande gesprekken met studenten en studieloopbaanbegeleiders. Daar waar nodig worden extra gesprekken ingepland. Ombuigingsgesprekken Het mbo-‐stelsel is een opleidingsstelsel dat voorziet in een bbl en bol leerweg. In laag conjunctuur zien we een stijging van het aantal studenten binnen de bol opleidingen en en daling binnen de bbl. Bij hoog conjunctuur zien we de omgekeerde beweging. Dit bevordert mede de doelmatigheid van het aanbod. Daarnaast worden opleidingen geïnitieerd, ontwikkeld en vastgesteld in een tripartiet overleg. Onderwijs, bedrijfsleven en de kenniscentra geven gezamenlijk inhoud en vorm aan een opleiding. Dit borgt dat een opleiding altijd direct gelinkt is aan de beroepskolom en bestaande beroepen.
27
Vakinhoudelijke ontwikkelingen in de toekomst op verzoek van het aangesloten werkveld meegenomen in het curriculum. Een mbo opleiding heeft als doel een drievoudige kwalificatie (wet educatie en beroepsonderwijs, WEB); voorbereiding op het uitoefenen van een beroep, voorbereiden op goed burgerschap en het mogelijk maken van doorstroom naar een opleiding op een hoger niveau waaronder het hbo. Het mbo leidt dus niet alleen op voor het uitoefenen van een functie in het hier en nu, maar voor een beroep en een carrière. In het mbo stelsel en de wijze waarop kwalificaties tot stand komen zitten reeds maatregelen die de doelmatigheid van het aanbod borgen. Het uitgangspunt is dat deelnemers de vrijheid hebben om die opleiding te kiezen waar hun voorkeur naar uit gaat echter wordt er een grens aan het aantal deelnemers gesteld indien nadrukkelijk blijkt dat er geen zicht is op voldoende stageplekken, dit met onderbouwing vanuit het desbetreffende kenniscentrum, en/of onvoldoende werkgelegenheidsperspectief gecombineerd met een geringe doorstroom vanuit die opleidingen naar hogere niveaus waarbij er voor die opleidingen wel een goed arbeidsmarktperspectief is. Dit maakt dat het aanbod van het aantal opleidingsplaatsen van opleidingen doelmatig is. Het “ombuigen” is een onderdeel van een zorgvuldig intakeproces. Tijdens de intake blijkt of de deelnemer geschikt en gemotiveerd is om de opleiding succesvol af te ronden. Indien dit niet blijkt uit de intake of blijkt dat het aantal aanmeldingen het aantal beschikbare opleidingsplaatsen overtreft worden de potentiele studenten doorverwezen naar een eventuele tweede voorkeur. Indien ook hier blijkt dat een deelnemer niet aangenomen kan worden (om welke reden dan ook) dan wordt er doorverwezen naar het trajectbureau (Route 35). Binnen het trajectbureau (Route 35) is deskundigheid voorhanden en zijn instrumenten beschikbaar, zoals een beroepskeuzetest, om een potentiële student te plaatsen op een opleiding die passend is met voldoende arbeidsmarktperspectief. Kortom een zorgvuldig intake zorgt voor een succesvolle plaatsing binnen een opleiding met voldoende arbeidsmarktperspectief. De intakegesprekken, waar dit aan de orde komt, dienen gevoerd te worden in de periode van 1 maart tot en met 31 september 2013 en april-‐september 2014 en steeds wanneer er tussentijdse aanmeldingen zijn. Binnen het ROC wordt een plan gemaakt in 2013-‐2104 over de wijze waarop de gesprekken verduurzaamd worden voor 2014 en verder hierbij wordt afgestemd met de projectgroep Jeugdwerkloosheid. Binnen de projectgroep Jeugdwerkloosheid wordt een terugkoppeling gegeven van het resultaat van de gevoerde gesprekken binnen ROC Tilburg en de MBO sector.
8.3. Jongerenloket Sinds 2007 beschikt de gemeente Tilburg over een jongerenloket (BLINK). Tot 2012 was het jongerenloket de voorziening waarin jongeren tot 23 jaar uit Tilburg en de regio die voortijdig schoolverlaten (VSV) en/of werkloos waren, werden bemiddeld naar onderwijs of werk en waar jongeren terecht konden met zorgvragen. Centrale doelstelling van het jongerenloket was het bestrijden van jeugdwerkloosheid en het aanpakken van voortijdig schoolverlaten, door middel van een sluitende aanpak, werkend vanuit één loket en één gezamenlijke visie. De volgende actoren waren betrokken bij BLINK: UWV, Gemeente, ROC en CJG. Ontwikkelingen en beleidskeuzes binnen de individuele organisaties hebben geleid tot een veranderde samenstelling van BLINK. In april 2012 is de dienstverlening binnen BLINK aangepast en alleen gericht op jongeren tot 23 jaar zonder
28
startkwalificatie. De nadruk van BLINK ligt momenteel op het behalen van een startkwalificatie. Ontwikkelingen binnen de keten in combinatie met de oplopende jeugdwerkloosheid geven aanleiding tot een heroriëntatie op BLINK. Het jongerenbestand Blink moet gezien worden als vindplaats voor jongeren die ingezet kunnen worden op initiatieven die genomen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken.
8.4. Inzet Kenniscentra Het gaat hier om de doelgroep schoolgaande jongeren die een leerwerkplek of stageplek nodig hebben, of moeten behouden, om hun opleiding te kunnen voltooien. Kenniscentra hebben de wettelijke taak zorg te dragen voor voldoende leerbedrijven en praktijkleerplaatsen in aansluiting op de regionale behoefte. Elk kenniscentrum heeft hierover afstemming met onderwijs (sectoraal geregeld). Als er tekorten zijn dan stellen de kenniscentra in afstemming met onderwijs een acquisitieplan op. De huidige economische situatie vergroot de kans op faillissementen en reorganisaties bij bedrijven met het risico dat jongeren hun stage of leerwerkbaan verliezen. Via samenwerking tussen het UWV en de SBB/Kenniscentra kan vroegtijdig, gericht en adequaat worden gehandeld zodra leerlingen hun leerbaan dreigen te verliezen; de mobiliteitsdienstverlening kan direct worden ingezet met als doel dat deze jongeren snel worden herplaats bij een ander leerbedrijf en daarmee hun opleiding kunnen vervolgen. Vanuit de kenniscentra zal ook de koppeling worden gelegd met: • kansrijke sectorale instroomprojecten • sectorplannen techniek en zorg vanuit de crisismaatregelen Brabant • sectorplannen vanuit het sociaal akkoord Omdat Kenniscentra zicht hebben op de sectorale stimuleringsregelingen en het sectoraal scholingsaanbod kunnen ze een waardevolle bijdrage leveren aan het opstellen van publiek private arrangementen (financial engineering)
8.5. Werkgeversdienstverlening In de regio Midden-‐Brabant houden verschillende publieke partijen zich bezig met werkgeversdienstverlening op het gebied van HRM vraagstukken. Het betreft 9 gemeenten met Tilburg als centrumgemeente, Baanbrekers, de Diamantgroep, het UWV. Deze partijen hebben besloten samen te werken op het gebied van werkgeversdienstverlening met het doel om de werkgever een beter product en betere dienstverlening te kunnen bieden, en zodoende meer reguliere werkplekken te kunnen vervullen met de verschillende (extra aandacht) doelgroepen. Het middenmanagement van de gemeente Tilburg, het UWV, Baanbrekers en de Diamantgroep heeft, in opdracht van een stuurgroep, een gezamenlijk plan van aanpak opgesteld. Het doel van dit plan is om een praktische basis te leggen voor een gezamenlijke aanpak die in de zomer 2013 van start zal gaan. De stuurgroep, bestaande uit afdelingshoofden en regiomanagers van de vier partijen, heeft daartoe een aantal uitgangspunten geformuleerd. Het belangrijkste uitgangspunt is dat de inrichting van de dienstverlening zo goed mogelijk aansluit bij de wensen van werkgevers. Denk bijvoorbeeld aan de behoefte aan één aanspreekpunt, transparante en snelle dienstverlening en ontzorging.
29
Om het medewerkers mogelijk te maken doelgroepneutraal te opereren worden de taakstellingen van de vier moederorganisaties samengevoegd tot gemengde teamtaakstellingen. Het plan van aanpak is intern gericht, om zodoende eerst een degelijke basis te leggen alvorens als samenwerkingsverband naar buiten te treden. In oktober zal een advies worden opgesteld door de externe procesbegeleider waarin wordt aangegeven wat er nog nodig is om de gezamenlijke aanpak te vervolmaken, wat daarin haalbaar is en hoe met de gezamenlijke aanpak naar buiten te treden. Naast het plan voor deze vier moederorganisaties loopt ook een proces om de samenwerking breder in de regio, met de andere gemeenten, vorm te geven. Met deze gemeenten is inmiddels afgesproken dat zij gebruik zullen maken van een gezamenlijk CRM systeem, waardoor het mogelijk is om één aanspreekpunt voor de werkgever te realiseren, om vacatures te delen en om –in voorkomende gevallen-‐ gezamenlijk op te trekken bij deskundigheidsbevordering. De praktische uitwerking van deze afspraken zal –naar verwachting-‐ na de zomer worden gerealiseerd. Werkgeversdienstverlening richt zich niet specifiek op jongeren. Vanuit het actieplan jeugdwerkloosheid gaat hier wel de aandacht naar uit. Doel is dan ook deze doelgroep meer en meer onder de aandacht te brengen binnen werkgeversdienstverlening.
8.6. Dienstverlening Wajong Een duidelijk afgebakende groep binnen de doelgroep kwetsbare jongeren vormt de Wajong-‐populatie. Het gaat hier om jongeren met structureel functionele beperkingen, die niet in staat zijn om zelfstandig tenminste 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen, of waarvoor, om verdiencapaciteit te realiseren, voorzieningen nodig zijn zoals jobcoaching of loondispensatie. Deze doelgroep is ook één van de prioritaire doelgroepen benoemd vanuit het actieplan jeugdwerkloosheid. Voor de begeleiding van deze groep naar arbeid bestaat al een duidelijke structuur en zijn al specifieke budgetten beschikbaar. Vrijwel zonder uitzondering zijn de volgende partijen betrokken bij de begeleiding van deze doelgroep: UWV, scholen, SW-‐bedrijven, zorginstellingen, jeugdzorg, MEE, justitie, instellingen voor begeleid wonen en dergelijke. Ook hier zal de koppeling gelegd worden met “de Boris aanpak” zoals beschreven in paragraaf 2.4.5
8.7. Stage-‐ en leerbanenoffensief Om te voorkomen dat mbo’ers hun opleiding niet kunnen afmaken vanwege het ontbreken van stage-‐ en/of leerbanen hebben Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven ( SBB) en de kenniscentra vanaf 1 januari 2013 het succesvolle stage-‐ en leerbanenoffensief geïntensiveerd. Door het offensief is het aantal ingeschreven studenten dat leerbanen zoekt vanaf oktober van 30.000 naar 19.000 gedaald. Stagemarkt.nl speelt hierin een belangrijke rol. Maatregelen van het SBB stage-‐ en leerbanenoffensief zijn: -‐ Goede arbeidsmarkt-‐ en stage-‐informatie per sector en per regio. -‐ Mediacampagne voor voldoende stages en leerbanen -‐ Oproep VNO-‐NCW/MKB-‐Nederland naar werkgevers voor stages en leerbanen.
30
-‐ Kenniscentra geven extra steun aan sectoren met goede arbeidsmarktkansen en dreigend tekort aan vakmensen.
-‐ Betere beroepenoriëntatie en voorbereiding met onder andere BeroepeninBeeld.nl. -‐ Arbeidsmarkt-‐ en studiebijsluiter informeert over o.a. kans op werk en stage. Elke student krijgt
deze volgend jaar aan begin van zijn/haar studie. SBB ontwikkelt deze mogelijk verplichte bijsluiter in opdracht van de minister OCW.
-‐ Goede vindbaarheid beschikbare stages en leerbanen. -‐ Betere match studenten en leerbedrijven via Stagemarkt.nl. -‐ Meldpunt stagetekorten.nl voor dreigend tekort voor studenten, ouders en scholen. -‐ SBB Barometer van stage-‐ en leerbanenmarkt geeft vier maal per jaar actuele stand. -‐ School-‐Ex programma stimuleert mbo-‐examenkandidaten na diploma een jaar door te leren. Stageplaatsen en leerbanen zijn belangrijk voor het vinden van werk: zo blijft 50% bol en 80% bbl na diplomering werken bij het eigen leerbedrijf.
31
9. Afstemmingsparagraaf deelnemers De volgende partners / overlegorganen zijn betrokken geweest bij het opstellen van het plan of hebben daartoe een bijdrage geleverd: -‐ UWV -‐ ROC -‐ Gemeente Tilburg -‐ Regiogemeenten Midden-‐Brabant -‐ Kenniscentra/SBB -‐ Stuurgroep Jeugdwerkloosheid -‐ Projectgroep Jeugdwerkloosheid -‐ Hart van Brabantoverleg -‐ Regionaal beleidsoverleg -‐ Divosa overleg
32
10. Bijlage Cijferbijlage (I) Tabel behorende bij paragraaf 2.5. Schoolverlaters PLAATSNAAM TILBURG
Som van 2012 TOTAAL KWAL.
NIVEAU BEDRIJFSTAK MBO 1 2 3 4 Eindtotaal Beschermings-‐ en afwerkingstechn., reclame-‐ en presentatietechn. 12 58 7 60 137 Bouw en grond-‐, weg-‐ en waterbouw 4 47 23 55 129 Combinatie bedrijf 154 154 Detailhandel, groothandel en internationale handel, mode en textiel 15 786 613 545 1959 Econ.-‐admin. beroepen, soc.-‐jur dienstverlening en beveiliging 230 107 346 683 Gezondheidszorg, dienstverlening, welzijn en sport 148 556 552 1256 Grafische beroepen 34 49 83 Haarverzorging, schoonheidsverzorging en voetverzorging 64 28 92 Horeca, toerisme en voeding 32 358 431 553 1374 Hout en interieur 5 22 5 32 Metaal, elektro-‐ en installatietechniek 7 126 120 132 385 Motorvoertuigen-‐ en tweewielertechniek en autohandel 29 21 43 93 Proces-‐, milieu-‐, laboratoriumtechniek en fotonica 34 23 28 20 105 Transport en logistiek 21 414 85 76 596 Vleessector Eindtotaal 284 2305 2058 2431 7078
33
Cijferbijlage (II) Tabel Vraag en aanbod beroepsklasse en beroepenniveau Gegevens ROA-‐beroepsklasse Beroepsniveau NWW Vacatures Verschil Agrarische beroepen elementaire beroepen 2 -‐2 hogere beroepen 3 -‐3 lagere beroepen 23 8 -‐15 middelbare beroepen 3 11 8 Totaal Agrarische beroepen 31 19 -‐12 Economisch-‐administratieve beroepen elementaire beroepen 77 3 -‐74 hogere beroepen 56 39 -‐17 lagere beroepen 79 16 -‐63 middelbare beroepen 225 140 -‐85 wetenschappelijke beroepen 8 7 -‐1 Totaal Economisch-‐administratieve beroepen 445 205 -‐240 Informatica beroepen hogere beroepen 14 25 11 middelbare beroepen 23 13 -‐10 wetenschappelijke beroepen 1 1 0 Totaal Informatica beroepen 38 39 1 Medische en paramedische beroepen hogere beroepen 7 5 -‐2 lagere beroepen 6 6 0 middelbare beroepen 30 8 -‐22 wetenschappelijke beroepen 3 2 -‐1 Totaal Medische en paramedische beroepen 46 21 -‐25 Onbekend Onbekend 9 18 9 Totaal Onbekend 9 18 9 Openbare orde-‐ en veiligheidsberoepen lagere beroepen 5 1 -‐4 middelbare beroepen 19 4 -‐15 Totaal Openbare orde-‐ en veiligheidsberoepen 24 5 -‐19 Pedagogische beroepen hogere beroepen 21 2 -‐19 lagere beroepen 1 -‐1 middelbare beroepen 7 7 0 wetenschappelijke beroepen 8 -‐8 Totaal Pedagogische beroepen 37 9 -‐28 Sociaal-‐culturele beroepen hogere beroepen 56 6 -‐50 middelbare beroepen 43 9 -‐34 wetenschappelijke beroepen 9 -‐9 Totaal Sociaal-‐culturele beroepen 108 15 -‐93 Technische en industrieberoepen elementaire beroepen 180 52 -‐128 hogere beroepen 14 22 8 lagere beroepen 181 138 -‐43 middelbare beroepen 137 184 47
34
wetenschappelijke beroepen 3 4 1 Totaal Technische en industrieberoepen 515 400 -‐115 Transportberoepen elementaire beroepen 98 4 -‐94 hogere beroepen 1 -‐1 lagere beroepen 267 62 -‐205 middelbare beroepen 3 -‐3 Totaal Transportberoepen 369 66 -‐303 Verzorgende en dienstverlenende beroepen elementaire beroepen 177 29 -‐148 lagere beroepen 386 23 -‐363 middelbare beroepen 192 46 -‐146 Totaal Verzorgende en dienstverlenende beroepen 755 98 -‐657 Eindtotaal 2.377 895 -‐1.482