2013-06 FysioPraxis juni 2013

60
FYSIO PRAXIS VAKBLAD VOOR DE FYSIOTHERAPEUT JAARGANG 22 • NUMMER 6 • JUNi 2013 PROFIEL Prof. dr. Sita Bierma-Zeinstra over artrose CASUÏSTIEK Eerstelijns fysiotherapie voor 70-plussers KNGF-SERVICE Praktijk- overdracht: begin op tijd Themanummer vergrijzing in de fysiotherapie Fysiotherapie: ook na je zestigste een leuk vak! COVER.indd 1 04-06-13 15:40

description

 

Transcript of 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Page 1: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Fysiopraxisva k b l a d v o o r d e f y s i o t h e r a p e u t

JAARGANG 22 • NUMMER 6 • JUNi 2013

profiel

Prof. dr. Sita Bierma-Zeinstraover artrose

Casuïstiek

Eerstelijns fysiotherapie voor 70-plussers

kNGf-serviCe

Praktijk-overdracht: begin op tijd

Themanummer vergrijzing in de fysiotherapieFysiotherapie: ook na je zestigste een leuk vak!

COVER.indd 1 04-06-13 15:40

Page 2: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

En vanaf nu is er VvAA mobiel.

VvAA mobiel brengt de toekomst in de praktijk met een uniek mobiel-telefonieabonnement voor en door zorgprofessionals.

Een toekomst waarin smartphones en apps steeds vaker worden ingezet als instrument om de zorg te verbeteren. VvAA mobiel maakt gebruik van het hoogwaardige netwerk van KPN en biedt kwaliteit, transparantie, ledenvoordeel en de vertrouwde VvAA service.

Fer van den Hurk, fysiotherapeut en initiator van de app FysiOtherappyLees het verhaal op vvaa.nl/mobiledoctors

• ArtsenApps: toegang tot

gecategoriseerde medische apps

• Ledenvoordeel:speciale lage

tarieven

• Eerlijk:binnen en buiten de bundel

hetzelfde tarief

• Kwaliteit: altijd maximaal mogelijke

datasnelheid ook buiten de bundel

• Toestelvervangservice:gratis en

binnen 4 uur, op de Waddeneilanden

binnen 24 uur

Uw eigen VvAA mobiel abonnement? vvaa.nl/mobiel

“Binnenkort schrijven we allemaal apps voor om patiënten thuis te laten oefenen voor herstel.”

•FP-06 advertenties.indd 1 04-06-13 16:23

Page 3: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Wilt u zich verder ontwikkelen als fysiotherapeut?Blijf in beweging met een opleiding van Avans+

We starten gegarandeerd met onzeMaster opleidingen. Nog enkele plaatsen beschikbaar, dus schrijf u snel in!

+ Geriatriefysiotherapie (MGPT) 25-09-2013 Breda en

26-11-2013 Zwolle+ Oncologiefysiotherapie (MOPT) 26-09-2013 Breda en Utrecht+ Sportfysiotherapie (MPTS) 11-10-2013 Arnhem+ Kinderfysiotherapie (MPPT) 05-09-2013 Breda+ Manuele therapie (MMT) 26-09-2013 Nieuwegein+ Upgrade, verkorte masteropleiding 17-09-2013 Amsterdam 10-10-2013 Zwolle 28-11-2013 Breda

Meer informatie over onze Master opleidingen?Kijk op www.avansplus.nl/fysiotherapie,bel 0900 110 10 10 (lokaal tarief) of mail naar [email protected].

Ad Avans-fysiopraxis 185x132 fc 06-2013.indd 1 14-05-13 10:56

•FP-06 advertenties.indd 2 04-06-13 16:23

Page 4: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

In dit nummer

R E D A C T I O N E E L / I N H O U D

12

In dit nummerIn dit nummer 6 Column Eke Zijlstra

6 KNGF-kort

7 Even bellen met...

11 Overig kort nieuws

16 Uit het veld Jonge en ervaren fysiotherapeuten leren van elkaar

18 Opvattingen

29 Ingezonden artikel Alarmfase rood, fysiotherapie in nood

30 Achter het nieuws

32 Forum

34 KNGF-service

38 FysioWijzer

39 Wetenschapskatern

45 Specialistenkatern

55 Agenda

57 Vraag & Aanbod

58 Colofon

In de jaren 60 van de 19e eeuw ontstond een nieuw beroep vanuit de gymnastiek, de heilgymnastiek. Pas sinds 1965 is er offi cieel sprake van het vak fysiotherapie. Tot het domein van de fysiotherapie werden heilgymnastiek, massage en

fysische therapie gerekend. Vier jaar later, in 1969, studeerden de eerste fysiotherapeuten af.1

Onder de lezers van deze FysioPraxis zullen er fysiotherapeuten zijn die zich dit nog goed kunnen herinneren. Deze groep fysio-therapeuten heeft aan de wieg gestaan van het vak fysiothera-pie. Maar het vak is volwassen geworden. Fysiotherapie krijgt meer en meer een op wetenschap gebaseerde ondergrond. Momenteel kunnen de opleidingen fysiotherapie niet meer zon-der deze ondergrond. Een goede fysiotherapeut kent immers zijn vakliteratuur en blijft op de hoogte van de recente ontwikke-lingen binnen zijn vakgebied. Echter, er zijn ook fysiotherapeu-ten die hierbij hun wenkbrauwen fronsen: ‘Die wetenschap richt ons vak ten gronde; stagiaires fysiotherapie kunnen ingewik-kelde wetenschappelijke artikelen lezen, maar het “fi ngerspit-zengefühl” is er niet meer bij’. Tja, hier hebben zij mogelijk een punt. Toch wil ik het omdraaien: is het niet juist de stageplaats waar de student de wetenschappelijke theorie in de praktijk leert toe te passen? Zie het vak fysiotherapie als een boom: de stam bestaat uit de fysiotherapeuten die aan de wieg van het vak hebben gestaan, hierlangs gaat de voeding uit de bodem naar de bladeren met bladgroenkorrels – de fysiotherapeuten in opleiding. De bladeren kunnen niet zonder voeding vanuit de stam en de stam kan niet zonder de bladgroenkorrels van de bladeren. Beide houden de boom, oftewel het vak fysiothera-pie, in stand. Gaat u binnenkort met pensioen? Dan volgt hierbij de oproep om uw taken goed aan uw opvolgers over te dragen, zodat zij in de toekomst goede stamhouders kunnen worden. De stam-houders van nu hebben prachtig werk verricht, het is aan de volgende generatie om het vak inhoud te blijven geven en de eigenheid van het vak te behouden.

Adri Apeldoorn

Saskia Bon

Karin Haks

Lidwien van Loon

François Maissan

Caroline Speksnijder

Reacties kunt u mailen naar [email protected].

1. Leijssenaar, B. Fysiotherapie in Nederland; 1965-heden. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (2011).

Goede stamhouders

4

FysioPraxis | juni 2013

INHOUD.indd 4 04-06-13 16:19

Page 5: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

TE KOOP

In dit nummer

FYSIOPRAXIS ONLINE

Naast FysioPraxis bestaat er FysioPraxis online. U vindt deze digitale versie op FysioNet: www.fysionet.nl.

Literatuurverwijzingen, verrijkingen en links naar aanvullende informatie vindt u op FysioNet via Producten & Diensten, FysioPraxis. In FysioPraxis kunt u zien welke artikelen zijn verrijkt. Onder aan het artikel staat het FysioPraxis onlinesymbool: de ronde button met pijl.

FysioPraxis online is alleen toegankelijk voor leden van het KNGF na inloggen.

22 26 34

In dit nummer

12 34 KNGF-SERVICE

Praktijkoverdracht: begin op tijdUw handtekening zetten onder de overdracht van uw praktijk is misschien wel de meest gedenkwaardige han-deling die een fysiotherapeut verricht als ondernemer. Dat klinkt een stuk luchtiger dan het is. Een overdracht kan emotioneel zijn en er moet gewoon erg veel geregeld worden. Zorg er daarom voor dat ruim voor de verkoop alles op orde is.

NIEUWE PRAKTIJKEN

Fysiotherapie voor patiënten met complexe lichamelijke klachten‘Onze aanpak is fris, wakker en doeltreffend’, schrijft zelf-standig behandelcentrum Vitaalpunt op de eigen website. Arno Engers: “Onze patiënten hebben complexe lichame-lijke klachten waarbij psychosociale factoren een belang-rijke, zo niet de belangrijkste rol spelen.”

CASUÏSTIEK

Eerstelijns fysiotherapie voor 70-plussersAls gevolg van de demografi sche ontwikkelingen zullen in de toekomst (nog) meer ouderen gebruikmaken van de eerstelijns fysiotherapie. De Hanzehogeschool is in sa-menwerking met het Nederlands Paramedisch Instituut een inventariserend onderzoek gestart om de eerstelijns fysiotherapeutische zorg aan de groep 70-plussers in Nederland in kaart te brengen.

PROFIEL

Prof. dr. Sita Bierma-Zeinstra“De fysiotherapeut heeft een belangrijke rol bij de behan-deling van patiënten met artrose. Voor de effectiviteit van oefentherapie, bij uitstek het terrein van de fysiotherapeut, is een grote bewijslast. Ook bij het omgaan met pijn speelt de fysiotherapeut een rol”, aldus prof. dr. Sita Bierma-Zeinstra.

22

26

5

FysioPraxis | juni 2013

INHOUD.indd 5 04-06-13 16:19

Page 6: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

VAN DE VOORZITTER

K N G F - K O R T

STICHTING GESCHIEDENIS FYSIOTHERAPIEWWW.SGFINFO.NL

Vergrijzing verzilverd

Stichting Geschiedenis FysiotherapieGezocht: functionaris en/of beheerder opslag historische collectie in Urk

Het bestuur van de Stichting Geschiedenis Fysio-therapie (SGF) is op zoek naar een vrijwilliger(ster) die kan helpen bij het beheren van de historische collectie van de stichting. Sinds kort is de histo-rische collectie verhuisd naar een ruimte op een bedrijventerrein in Urk. De Stichting Geschiedenis Fysiotherapie heeft deze ruimte kunnen huren van het ‘Medisch Leesmuseum’ dat wordt beheerd door de medisch historicus prof. M. van Lieburg.De collectie bestaat uit historische fysiotherapeu-tische apparatuur, waaronder massagehulpmid-delen, oefenapparaten, tijdschriften, boeken en een archief.

Takenpakket De taak van de vrijwilliger(ster) is het regelmatig ordenen, schoonmaken en inzich-telijk maken van de collectie voor anderen. Het is aan te bevelen dat de functionaris afkomstig is uit de directe omgeving van de Noordoostpolder of omgeving Zwolle.Het bestuur kijkt graag uit naar uw reactie.

Voor verdere inlichtingen kunt terecht bij het secretariaat SGF: Sweelincklaan 7, 6865 JB Doorwerth t.n.v. Wim Schoemans, e-mail: [email protected], tel. 026-334 19 48 of bij de huidige collectiebeheerder Aad Graafl and, tel. 078-615 25 71.

In deze editie leest u over vergrijzing. Vergrijzing binnen het vak fysiotherapie en ver-grijzing van onze samenleving. En we vergrijzen in rap tempo. Ik heb even wat cijfers erbij gepakt: Nederland telt op dit moment rond de 2,7 miljoen ouderen. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek verstaan we onder oudere een 65-plusser. Een kwart van de ouderen heeft de leeftijd van 80 jaar of hoger. En de berekeningen zijn dat in 2040 ruim een kwart van de gehele bevolking 65-plus is.

Ik vang regelmatig vooroordelen op over ouderen en over het ouder worden: ou-deren hebben een hang naar het verleden, ouderen zijn kwetsbaar, zorgafhankelijk en dus duur, ouderen begrijpen niets van digitale media of wat de jeugd beweegt. Kortom: ouderen zijn traag, krom, grijs en rimpelig. Gelukkig worden deze mythes rondom ouderen langzaamaan ontrafeld. Want als er ergens vitaliteit is, dan is het wel bij deze groep. Ouderen sporten, gaan meer dan ooit op reis en zijn in hoge mate maatschappelijk betrokken bij vrijwilligerswerk of mantelzorg. Wist u dat maar liefst 95 procent van de 65-plussers thuis woont en van de 80-plussers nog steeds 86 procent? En een groeiende groep ouderen is nog volop aan het werk. Mensen die hun kennis, wijsheid en ervaring inzetten ten dienste van de maatschappij. En deze maatschappelijke inzet van ouderen wordt alsmaar belangrijker. Het is kapitaal dat we niet voortijdig moeten afschrijven, maar ten volle moeten gaan benutten.Het aandeel 65-plussers in de bevolking neemt rap toe. In de ouderenzorg liggen dan ook volop kansen voor de fysiotherapie. De fysiotherapeut heeft een belangrijke rol in het vitaal houden van álle 65-plussers: bij het zo lang mogelijk aan het werk houden, bij revalidatie of herstel na een ingreep, door zorg dichtbij de mensen aan huis of in de wijk te brengen en door te zorgen dat de mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren en op een prettige manier oud kunnen worden. En ook de groep kwetsbaardere ouderen heeft u hard nodig. Dit vraagt van u kennis

van de groep ouderen – wie zijn ze en wat willen ze – en van fysiotherapeutische zorg aan ouderen, en hoe u dit in uw

praktijk of in de wijk vormgeeft. Ik hoorde laatst Hannie van Leeuwen* spreken. Ze

riep ouderen op om ook zelf verantwoordelijkheid te nemen. De meeste ouderen kunnen prima zelf bepalen tot waar de grens van hun zorgvraag reikt. Kwaliteit van leven staat voorop. Hannie van

Leeuwen vroeg zich af of de focus niet zou moeten verschuiven, meer ‘van levensduur naar levensdoel’. Eigen regie en kwaliteit van het eigen be-staan als leidraad. Ik onderschrijf haar oproep volledig.De kerntaak van de fysiotherapeut in de ouderenzorg zal in de toekomst liggen in het vitaal houden van de oudere mens. De vitale oudere als de onontbeerlijke smeerolie van de maatschappij. Een schone taak ligt ons voor. De fysiotherapeut verzil-

vert de vergrijzing.

Eke Zijlstra

* Hannie van Leeuwen is al 40 jaar lang politiek actief in de

gezondheidszorg en oude-renbeleid en is 87 jaar oud.

6

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-KORT.indd 6 04-06-13 15:51

Page 7: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

EvEn bEllEn mEt...

‘Inspirerend, waardevol, voor herhaling vatbaar. Geen vakinhoud maar ondernemer-schap!’

‘Brede lezers-groep aan-spreken’

Karin HaksKarin Haks (35) is fysiotherapeut (MPT) in Utrecht en sinds maart jongstleden re-dactielid van FysioPraxis.

Wat is je achtergrond? Oorspronkelijk ben ik opgeleid tot epide-mioloog, maar het onderzoekswerk gaf te weinig voldoening en ik miste bovendien het menselijk contact. Daarom ben ik fysiotherapie gaan doen. Het is een veelzijdig vak en binnen FysioPraxis komt nu de onder-zoeker in mij weer naar boven.

Wat wil je bereiken met FysioPraxis?

FysioPraxis moet een breed gedra-gen vakblad zijn dat collega’s waardevolle en bruikbare informatie biedt.

Hoe zie je de toekomst van de fysiothe-rapie?

Fysiotherapie is een goede en efficiënte vorm van zorg die kan helpen bij de ver-grijzing en het probleem van de stijgende zorgkosten. Het is te hopen dat zorgver-zekeraars dat ook inzien, want dan heb-ben we een goede toekomst.

Wat is je (grootste) uitdaging voor Fysio-Praxis?

Een goede balans vinden in het streven naar afwisseling, een interessante on-derwerpkeuze, het aanspreken van een brede lezersgroep en het bieden van vol-doende diepgang. Fysiotherapie, een mooi vak?Absoluut. Het is een heel kosteneffectieve vorm van zorg die een betere kwaliteit van leven oplevert.

Quo vadis 2013! Vrijdag 12 april vond het tweede Onderne-mersEvent Quo Vadis 2013! plaats in de Klepperman in Hoevelaken. Ruim 150 pro-fessionele ondernemers woonden interac-tieve presentaties bij over onderwerpen als ‘leanmanagement’ en ‘waardevanzorg’.

Randvoorwaarden Het Ondernemers-Event was gericht op de randvoorwaarden van het ondernemerschap in de fysiothe-rapeutische praktijk. Dr. Stef Groenewoud (KPMG) presenteerde in ‘waardevanzorg’ het belang van transparantie van kwaliteit en kosten van fysiotherapeutische zorg in de keten. Reacties van deelnemers: “Dit onderwerp sluit naadloos aan bij de huidige ontwikkelingen en wensen in de praktijk”.Harry Gosselink opende het Ondernemers-Event met een heldere presentatie over zijn ondernemerschap en zijn rol als bestuurder. “Ondernemer, ga omdenken…” was zijn be-toog. Maak van een probleem een feit en maak van de feiten een nieuwe mogelijk-heid.

Hoogleraar Wim Groot Wethouder en ing. Mark van Oosterhout belichtten de ontwik-kelingen en veranderingen in de Nederland-se gezondheidszorg en de rol die de onder-nemende fysiotherapeut kan spelen bij de inrichting van het gezondheidszorgbeleid van de gemeenten.

Workshops Na het plenaire gedeelte was het tijd voor de workshops:

1. Financieel management, door C@SE&THet KNGF heeft een kostencalculatiemodel en de FysioFactor ontwikkeld voor eerste-lijns praktijken en voor intramurale afde-lingen fysiotherapie voor het berekenen van de gemiddelde kostprijs van zittingen,

benchmarkinformatie en scenario’s om het effect van nieuwe producten of diensten te belichten.

2. Leiderschap: ‘Investeren in je medewerkers levert hogere motiva-tie op’, door DAJC Fysio HRDoor middel van een zelf-assessment kre-gen deelnemers inzicht in situationeel lei-derschap. Over allergieën, kernkwaliteiten, motiveren en toepassing van een HR-cyclus in de praktijk.

3. De zorgmakelaar, wat kan dat voor mij betekenen’, door Eldermans&Geerts AdvocatenDe Zorgverzekeringswet in 2006 was het startsein voor marktwerking in de gezond-heidszorg. De misvatting bestaat dat on-derhandelen met zorgverzekeraars geen zin heeft – tekenen bij het kruisje. In de praktijk blijkt dat het wel degelijk zin heeft om te on-derhandelen, waarbij het wel van belang is om juridische grenzen en mogelijkheden te kennen.

4. Lean Management: ‘Slimmer, sneller en slanker’, door TNO Management ConsultantLean is een managementfilosofie die erop is gericht om verspillingen, zaken die geen toegevoegde waarde leveren, te elimine-ren. De deelnemers ervoeren de kunst van het kort-cyclisch (alle medewerkers, op de werkvloer, elke dag, continu) verbeteren.

7

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-KORT.indd 7 04-06-13 15:51

Page 8: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

K N G F - K o r tK N G F - K o r t

Mag dat?Beroepsethiek en gedragsregels

Mag een fysiotherapeut giften aannemen van een persoon tot wie de hulpverlener in een behandelingsrelatie staat? En welke regels en/of bepalingen liggen hieraan ten grondslag?

Ongeoorloofde beloning Een gouden regel in de (para)medische hulpverlening is geen giften of bevoordelingen aan te nemen van degene tot wie de hulpverlener in een behandelingsrelatie staat.De wetgever heeft dit vastgelegd in het erfrecht: “Wie werkzaam is op het gebied van de individuele gezond-heidszorg (BIG-geregistreerden), die iemand gedurende de ziekte waaraan hij is overleden bijstand heeft verleend, kan geen voordeel trekken uit de uiterste wilsbeschik-kingen die zodanig persoon gedurende de behandeling of de bijstand te zijn of harer behoeve heeft gemaakt.” De wetgever drukt dit beginsel nog pregnanter uit binnen het overeenkomstenrecht, betreffende de vernietigbaar-heid van een schenking of gift van de patiënt aan zijn/haar behandelaar. De grondslag hiervoor is de afhankelijk-heidspositie van de patiënt jegens zijn/haar behandelaar.

Artikel 54 van de beroepsethiek en gedragsregels voor de fysiotherapeut De regels in de Beroepsethiek en gedragsregels (en de Modelregeling Fysiotherapeut – Patiënt) zijn praktische uitwerkingen van bovengenoemde wettelijke bepalingen. Artikel 54 luidt: “De fysiotherapeut dient zich te realiseren dat het aan-zien van het beroep en diens beoefenaren zeker wordt geschaad als winstbejag eerder het doel lijkt dan de kwa-liteit van de zorg. Bij kwaliteit van zorg hoort een passend honorarium. Dit geldt ook ten aanzien van het aanvaarden van persoonlijk voordeel bij verkoop, of bemiddeling bij verkoop, van hulpmiddelen met preventieve of therapeuti-sche waarde. Niet acceptabel is ook het aanvaarden van een beloning, direct of op termijn, naast wat daarover in wet en regelgeving is vastgelegd. Elk geschenk of elke gift die een materieel pretentieloze attentie te boven gaat, dient afgewezen te worden. In een voorkomend geval dient de fysiotherapeut zich ervan te vergewissen of de waarde van een – mogelijk reeds aanvaarde – attentie in-derdaad niet buitenproportioneel is. Indien in plaats van een honorarium een beloning in natura plaatsvindt, dient deze beloning evenredig te zijn aan het honorarium. Ge-bruik van vrijheid, met als oogmerk geldelijk gewin, leidt onvermijdelijk tot devalueren van het aanzien van het be-roep. Gedoeld wordt hier op de vrijheid die de fysiothe-rapeut heeft met betrekking tot verkoop van producten en tot het instellen van de therapie naar aard, frequentie, duur en behandelplaats.”

Oordeel Centraal Tuchtcollege Het Centraal Tucht-college deelt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollegedat voornoemd artikel 54 van de beroepsregels is ge-schonden. “Verweerster wist voor de beëindiging van de behandel-relatie met patiënt dat deze haar wilde bedanken met een legaat. Vaststaat bovendien dat het legaat het directe ge-

Casus Een fysiotherapeut behandelde een patiënt gedu-rende een periode van een half jaar. Vóór de behan-delperiode kenden de fysiotherapeut en de patiënt elkaar niet. De patiënt was een 87-jarige alleenstaan-de man die kort daarvoor na en huwelijk van 45 jaar gescheiden is. De man is daar ook zeer boos over. Ongeveer twee weken na de vermoedelijke laatste behandeling is de fysiotherapeut samen met de pa-tiënt bij de notaris geweest. De notaris heeft de uiter-ste wilsbeschikking van de patiënt vastgelegd, onder herroeping van alle eerdere, waarbij de patiënt aan de fysiotherapeut de inboedel van de woning en de auto legateerde. Ongeveer zes weken nadien is de patiënt overleden. In de daarop volgende maanden heeft de fysiotherapeut de verkregen inboedel via marktplaats verkocht.

Vraag:Mag dit?

Antwoord:Nee, dat mag niet

?

8

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-KORT.indd 8 04-06-13 15:51

Page 9: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

volg is geweest van de persoonlijke band die door deze behandelrelatie is ontstaan. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is er sprake van een beloning in de zin van genoemd artikel 54 (namelijk het legaat), die een onmiddellijk gevolg is van de behandelrelatie. Het ver-band tussen de behandelrelatie en het legaat had onder de gegeven omstandigheden voor verweerster aanleiding moeten zijn het legaat te weigeren, ook als zij dat legaat (geheel of ten dele) zou kunnen opvatten als een tegen-prestatie voor door haar te verrichten werkzaamheden na het overlijden van de patiënt. Dat het legaat als een last gezien zou moeten worden, is overigens door verweerster onvoldoende aannemelijk gemaakt.”

Het Centraal Tuchtcollege vindt dat de vraag of de be-handelrelatie daadwerkelijk is geëindigd, niet behoeft te worden beantwoord, nu in deze casus in elk geval sprake is van een beloning op (korte) termijn.“Ook al had verweerster, zoals zij stelt, de overtuiging dat het opnemen van het litigieuze legaat in het testament rust bracht bij patiënt, toch had zij het legaat naar het oordeelvan het college niet moeten accepteren. Door dit wel te doen heeft zij niet alleen de praktijk van klaagster, maar ook de beroepsgroep geschaad.”

‘Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is er sprake van een beloning in de zin van artikel 54, die een onmiddellijk gevolg is van de behandelrelatie’

Mark Brinkman: “De fysiotherapeut had zich mijns inziens niet ac-tief moeten bemoeien met de uiterste wilsbeschikking. Het roept bij mij wel de vraag op wat ethisch gezien volgens onze gedrags-regels en tuchtrechtelijk juist is in het geval dat er geen actieve bemoeienis van de fysiotherapeut geweest zou zijn?”

Hanneke Muijen-Drop: “Ik vind dat deze fysiotherapeut zeer cre-atief is geweest en zich zeker heeft onderscheiden van zijn vak-genoten. Maar of de manier waarop hij dat heeft gedaan wel zo passend is? Het heeft mij wel geholpen. Waar ik vroeger met een zeer bezwaard gevoel een bosje bloemen of doosje chocola aan-nam van een gelukkige patiënt die uitbehandeld was, kan ik het nu wat relativeren!”

Maurits Vuister: “Een soortgelijke casus werd onlangs in Arts en Auto beschreven. Daarin kreeg de behandelaar na het overlijden van de patiënt een mooie en dure vaas. De patiënt wist dat de be-handelaar een liefhebber was van deze specifieke kunst. Hoewel ik de precieze argumentatie niet meer weet, was het wel duidelijk dat dat absoluut niet toelaatbaar was. In dit geval is de fysiothera-peut met de patiënt naar de notaris geweest. Deze actie valt niet binnen het domein van de fysiotherapeut en dat is dus onprofes-sioneel handelen, en daarbij is de gift een buitenproportionele ver-goeding. Nota bene: de fysiotherapeut moet wel fors erfbelasting betalen, dan wel inkomstenbelasting voor verdienste.”

Carla Bekkering: “Deze casus doet inderdaad denken aan een casus uit Arts en Auto die werd besproken door een ethicus en een jurist. De ethicus is meer geneigd om het legaat acceptabel te vinden, de jurist wijst op de wet BIG, die in dit opzicht duidelijk is: een legaat mag niet worden aangenomen. De familie kan be-zwaar aantekenen en de erfenis laten terugdraaien. De fysiothera-peut is tuchtrechtelijk aan te spreken. Overigens is er in 2010 een fysiotherapeut die een erfenis aanvaardde ontslagen door haar werkgever.”

Mirjam Kleinveld: “Onze beroepsethiek en gedragsregels laten hierover ook geen twijfel bestaan. Als je artikel 54 in ons boekje erop naslaat, kun je lezen over ongeoorloofde beloningen. En dan is het zeker niet geoorloofd. Ik begreep onlangs dat er ook col-lega’s zijn die allerlei artikelen in hun praktijken verkopen en dan vele malen duurder dan je voor dit product zou geven in de groot-handel of in de winkel. Dat is dus misbruik maken van je positie en mijns inziens niet alleen ongeoorloofd, maar ook beschamend om op deze manier aan winstbejag te doen.”

Alle volledige reacties van leden lezen? Kijk op FysioNetwerken > Forum > FysioNet Nieuwsberichten > ‘Mag dat’.

Reacties van leden van FysioNetwerken

9

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-KORT.indd 9 04-06-13 15:51

Page 10: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

VAN DE VOORZITTER

K N G F - K O R T

2005/2008 niet waar te nemen. Dit hangt samen met denog relatief korte tijdreeks en met de marges rond decijfers. De opsplitsing van het totaalcijfer in cijfers peropleidingsniveau zorgt voor een toename van de margesrond de uitkomsten, waardoor verschillen minder snelstatistisch significant zijn. Bij de totale levensverwachtingper opleidingsniveau speelt dit minder, omdat daar geengebruik hoeft te worden gemaakt van prevalentiecijfers peropleidingsniveau.Wel kan worden geconcludeerd dat de gezonde levens-verwachtingen per opleidingsniveau in de onderzochteperiode niet sterk zijn toe- of afgenomen. Dit geldt ook voorde omvang van het verschil in gezonde levensverwachtingtussen hoog- en laagopgeleiden.

Uit onderzoek van Perenboom (2004) bleek dat de levens-verwachting zonder chronische ziektes daalde voor allesociaaleconomische groepen (geoperationaliseerd metbehulp van opleidingsniveau), bij zowel mannen als vrou-wen. Dat onderzoek betrof de periode 1989/1992 tot1997/2000. De huidige analyse lijkt te duiden op een voort-zetting van deze trend, al is de daling maar bij twee oplei-dingsgroepen significant. Het onderzoek van Perenboomwijkt op een aantal punten af van de hier uitgevoerdeanalyse. Belangrijke verschillen zijn de wijze waarop desterftekansen per opleidingsniveau zijn bepaald en de lijstvan gebruikte chronische ziektes. In de studie van Peren-boom wordt niet gekeken naar de levensverwachting in alsgoed ervaren gezondheid en de levensverwachting zonderlichamelijke beperkingen per opleidingsniveau.

Over onderzoek naar trendmatige ontwikkelingen in Neder-land van de levensverwachting in als goed ervaren

gezondheid en de levensverwachting zonder lichamelijkebeperkingen per opleidingsniveau is niet eerder gepubli-ceerd. De hier gepresenteerde resultaten zijn berekend opbasis van enquêtegegevens. In POLS en in de EBB zijnbewoners van instituten en tehuizen uitgesloten van deel-name. Dit zal waarschijnlijk leiden tot een lichte overschat-ting van de gezonde levensverwachting, omdat het aan-nemelijk is dat voor mensen in institutionele huishoudenshogere leeftijdsspecifieke prevalenties van ongezondheidgelden, bij een gemiddeld lager opleidingsniveau, dan voormensen in particuliere huishoudens.Wellicht het meest opvallende resultaat van het hier gepre-senteerde onderzoek zijn de per opleidingsniveau verschil-lende trends voor levensverwachting bij vrouwen. Waar delevensverwachting van middelbaar opgeleide vrouwenstijgt, stagneert diezelfde levensverwachting voor laag- enhoogopgeleide vrouwen. De oorzaak van deze stagnatieverdient nader onderzoek. Daarbij spelen wellicht meer-dere factoren een rol, aangezien de stagnatie geldt voor detwee opleidingsgroepen die het verst uiteen liggen.

Literatuur

Bruggink, J.W., M.J. Garssen, B.J.H. Lodder en M. Kardal,2009, Trends in gezonde levensverwachting. Bevolkings-trends 57(1), blz. 60–66.

Jagger, C., B. Cox, S. Le Roy en EHEMU, 2006, Healthexpectancy calculation by the Sullivan method. Thirdedition. EHEMU Technical Report, September 2006.

74 Centraal Bureau voor de Statistiek

StaatLevensverwachting en gezonde levensverwachting bij geboorte naar opleidingsniveau, inclusief standaardfout

Levensverwachting Levensverwachting in als Levensverwachting Levensverwachtinggoed ervaren gezondheid zonder lichamelijke zonder chronische

beperkingen ziektes

Mannen

Laag 1997/2000 71,0 (0,5) 51,5 (0,6) 61,4 (0,6) 44,1 (0,7)(basisonderwijs) 2001/2004 72,3 (0,3) 51,3 (0,6) 60,8 (0,5) 43,7 (0,7)

2005/2008 74,1 (0,3) 53,1 (0,6) 62,5 (0,5) 43,0 (0,6)

Lager middelbaar 1997/2000 73,9 (0,3) 59,4 (0,5) 67,4 (0,4) 47,8 (0,6)(vmbo) 2001/2004 74,9 (0,2) 59,3 (0,5) 66,4 (0,4) 45,8 (0,6)

2005/2008 76,5 (0,1) 60,1 (0,5) 67,6 (0,4) 46,0 (0,6)

Hoger middelbaar 1997/2000 76,5 (0,2) 63,1 (0,4) 70,5 (0,3) 49,4 (0,5)(havo, vwo, mbo) 2001/2004 77,4 (0,1) 64,1 (0,4) 70,8 (0,3) 48,5 (0,4)

2005/2008 78,5 (0,1) 65,1 (0,4) 71,8 (0,3) 46,9 (0,4)

hoog 1997/2000 78,5 (0,3) 68,9 (0,6) 74,3 (0,5) 52,8 (0,7)(hbo, universiteit) 2001/2004 79,3 (0,2) 68,6 (0,5) 74,6 (0,4) 51,2 (0,6)

2005/2008 81,4 (0,1) 72,3 (0,5) 76,8 (0,4) 52,4 (0,6)

Vrouwen

Laag 1997/2000 78,2 (0,4) 52,9 (0,6) 60,8 (0,5) 40,0 (0,7)(basisonderwijs) 2001/2004 77,7 (0,3) 50,6 (0,7) 59,3 (0,6) 36,8 (0,7)

2005/2008 78,9 (0,3) 52,2 (0,6) 60,1 (0,5) 37,6 (0,6)

Lager middelbaar 1997/2000 80,1 (0,2) 60,9 (0,5) 67,5 (0,4) 43,8 (0,6)(vmbo) 2001/2004 81,4 (0,2) 61,5 (0,6) 68,4 (0,5) 40,6 (0,6)

2005/2008 82,6 (0,1) 60,9 (0,6) 68,2 (0,5) 39,0 (0,6)

Hoger middelbaar 1997/2000 84,1 (0,3) 65,1 (0,7) 70,3 (0,7) 45,3 (0,8)(havo, vwo, mbo) 2001/2004 83,7 (0,2) 66,0 (0,6) 72,4 (0,5) 42,1 (0,6)

2005/2008 84,9 (0,1) 66,9 (0,6) 72,5 (0,6) 43,0 (0,6)

hoog 1997/2000 84,7 (0,4) 70,8 (0,9) 74,4 (0,8) 47,6 (1,1)(hbo, universiteit) 2001/2004 83,6 (0,2) 68,2 (0,7) 74,0 (0,6) 45,5 (0,7)

2005/2008 85,3 (0,2) 72,8 (0,8) 75,4 (0,8) 46,4 (0,8)

1. Wanneer mag ik mij fysiotherapeut noemen? En kan ik in Nederland wer-ken als fysiotherapeut?De titel fysiotherapeut is wettelijk be-schermd. Wie de offi ciële studie heeft afgerond, aan alle basiseisen voldoet en staat ingeschreven in het BIG-register van de overheid, mag zelfstandig patiënten behandelen als fysiotherapeut en zich fy-siotherapeut noemen.

2. Waarom is het Centraal Kwaliteits-register Fysiotherapie ingesteld? Op grond van artikel 3 lid 2 van de statu-ten van het Koninklijk Nederlands Genoot-schap voor Fysiotherapie (KNGF), waarin is bepaald dat het KNGF de kwaliteit van de beroepsuitoefening bevordert en be-waakt, is het Centraal Kwaliteitsregister Fysiotherapie ingesteld. Als voortvloeisel

vanuit de Wet BIG is, om de kwaliteit van fysiotherapie nog verder te stimuleren, het Centraal Kwaliteitsregister Fysiotherapie (CKR) in het leven geroepen door de be-roepsorganisatie KNGF. Wie aan alle kwa-liteitseisen voor behandeling, praktijkerva-ring, (bij)scholing en vakoverleg voldoet en werkt volgens de KNGF-richtlijnen, mag zich in het CKR inschrijven. Op de consu-mentensite: www.defysiotherapeut.com staan onder ‘Vind uw fysiotherapeut’ de fysiotherapeuten die in het Centraal Kwa-liteitsregister Fysiotherapie zijn opgeno-men.

3. Kunt u mij een voorbeeld geven waarom de CKR-geregistreerde fysio-therapeut zich aan de KNGF-beroeps-ethiek moet houden?Volgens artikel 20 ‘Gevolgen van registra-

tie en herregistratie in het Centraal Kwali-teitsregister Fysiotherapie’ staat er bij Arti-kel 20.1: ‘Door registratie in het Centraal Kwaliteitsregister Fysiotherapie verbindt de fysiotherapeut zich tot de naleving van de beroepsethiek en de gedragsregels van het KNGF en de Modelregeling fysiothera-peut-patiënt van NP/CF en KNGF. De fy-siotherapeut onderwerpt zich aan het ver-enigingstuchtrecht van het KNGF.’

Bent u in beweging en hebt u vragen?Neem contact op met onze ledenvoorlich-ters via [email protected] of bel 033-467 29 29 (ma. t/m vr. 8.30-17.00 uur).

WAT U BEWEEGT Vragen uit de praktijk

Levensverwachting en gezonde levensverwachting bij geboorte naar opleidingsniveau, inclusief standaardfout (Zie pagina 10, Cijfers over vergrijzing – Bron: CBS)

10

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-KORT.indd 10 04-06-13 15:51

Page 11: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

KORT NIEUWSKORT NIEUWS

Binnenkort start er in Zuid-Malawi een poli-kliniek voor gehandicapte kinderen. Op dit moment bestaan er in het zuiden van Ma-lawi geen faciliteiten voor deze kinderen, waardoor ze buiten de samenleving staan. Ze kunnen niet lopen, niet meespelen, niet naar school, en dat maakt het werken aan een betere toekomst voor hen bijzonder moeilijk. Met de nieuwe polikliniek zal de zelfredzaamheid van deze kinderen aan-zienlijk worden vergroot.Deze polikliniek is een nieuw initiatief van

Kondanani, een dorp voor weeskinderen. Dit dorp bestaat sinds 1998 en wordt geleid door een Nederlandse vrouw. De polikliniek heeft dringend behoefte aan fysiotherapeu-tische materialen. De organisatie hoopt dat er in Nederland op de revalidatieafdelingen van ziekenhuizen, in revalidatiecentra of in particuliere praktijken misschien (afgekeur-de/afgedankte) materialen zijn die in Ma-lawi – eventueel na aanpassingen door de rehabtechnicians – nog zeer nuttig kunnen zijn. Te denken aan: lichtgewicht matten,

therapeutische ballen, hoepels, touwen, materialen voor speltherapie, spalken en splinten, (gebruikte) Piedro-schoenen, rol-stoelen, looprekken en krukken.

De hulpmiddelen worden bij u opgehaald en vervolgens naar Malawi verscheept.

Stichting Watu Washibana ondersteunt Kondanani fi nancieel bij projecten op educatief en medisch gebied. Voor meer informatie: www.watuwashibana.nl, tel. 0481-48 10 58 of [email protected].

In het Specialistenkatern (FysioPraxis van april) stond in een artikel over het HALY-NeD-project van het lectoraat Leefstijl en Gezondheid van de Hogeschool Utrecht in samenwerking met de NVFK, de Stichting Fitkids, Revalidatiecentrum De Hoogstraat en het Kinderbewegingscentrum van het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Dit project is de afgelopen twee jaar (en nog tot de zomer) gefi nancierd door SIA RAAK. Uit eerdere gesprekken met kin-derfysiotherapeuten kwam naar voren dat er naast nieuw onderzoek ook een grote behoefte is aan het bundelen van kennis

met betrekking tot het testen en trainen van fi theid en fysieke activiteit bij kinderen met een beperking.

Vervolgtraject Het vervolgtraject ‘Fit for the Future’ zal zich richten op het vertalen van deze beschikbare kennis naar prak-tische toepasbare kennis in de vorm van factsheets, workshops, testprotocollen en andere middelen om het klinisch redene-ren op het gebied van fi theid en activiteiten bij kinderen te ondersteunen. Na de zomer wil het lectoraat Leefstijl en Gezondheid (lector dr. Harriët Wittink), in samenwer-

king met de huidige HALYNeD-partners, hiermee van start gaan. Mocht u interesse hebben om mee te doen of mee te denken, dan kunt u con-tact opnemen met senior onderzoeker dr. Janke F. de Groot ([email protected]).

Hulpmiddelen gevraagd voor MALAWI

Van HALYNeD naar ‘Fit for the Future’: denkt u ook mee?

7 jaarHoogopgeleide mensen leven bijna 7 jaar langer dan laagopgeleide mensen. Boven-dien leven hoogopgeleiden langer in goede gezondheid.

39,8 jaarDe gemiddelde leeftijd van de werkenden bedroeg in 2001 nog 38,2; in 2007 was dit al 39,8.

1,1 miljoenMet 1,1 miljoen werkende personen is de gezondheids- en welzijnsorg de grootste bedrijfstak van Nederland. De gemiddelde leeftijd ligt op 41,1 jaar (2007).

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gebruikt drie maten voor een gezon-de levensverwachting:• Levensverwachting als goed ervaren ge-

zondheid• Levensverwachting zonder chronische

ziektes• Levensverwachting zonder lichamelijke

beperkingen Op de linker pagina staat een overzicht van de levensverwachting en de gezonde levensverwachting bij geboorte naar oplei-dingsniveau (bron CBS).

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Cijfers over vergrijzing

FysioPraxis | juni 2013

O V E R I G K O R T N I E U W S 11

OVERIG KORT NIEUW B.indd 11 04-06-13 16:04

Page 12: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Zelfstandig behandelcentrum

Fysiotherapie voor patiënten met complexe lichamelijke klachten‘Onze aanpak is fris, wakker en doeltreffend’, schrijft zelfstandig behandelcentrum Vitaal-punt op de eigen website. “Wij bieden een integrale behandeling, elke patiënt wordt door een medisch specialist, fysiotherapeut én psycholoog begeleid”, zegt behandelaar en manager onderzoek en ontwikkeling Arno Engers. Tekst: Marjam Overmars | Beeld: Robert Jan Stokman Fotografie

Vitaalpunt kreeg haar officiële status van ZBC, zelfstan-dig behandelcentrum, in maart 2011. De eerste vesti-ging opende haar deuren aan de Amstelveenseweg in Amsterdam, pal naast het Vondelpark, zodat fysiothe-rapeuten en psychologen makkelijk met hun patiënten naar buiten kunnen om te bewegen. In juni 2012 volgde de tweede vestiging in Rotterdam en binnenkort start Vitaalpunt ook in Amersfoort. Vitaalpunt in Amsterdam heeft momenteel 22 medewerkers: fysiotherapeuten, psychologen, psychiaters, een bedrijfsarts, een revalida-tiearts, een psychomotorisch therapeut, een diëtist, een secretaresses en een directeur. De patiënten worden verwezen door revalidatiecentra, huisartsen, bedrijfsart-sen en psychiaters.

‘We zijn vooral goed in de combinaties van klachten, als iemand bij-voorbeeld én depressief is én pijn én diabetes én overgewicht heeft’

Praten en bewegen Arno Engers (49) is vanaf het be-gin nauw betrokken bij de oprichting van Vitaalpunt. “Al voor mijn afstuderen als fysiotherapeut in 1988 was ik gegrepen door problematiek op het snijvlak tussen ‘li-chamelijk’ en ‘geestelijk’. Wat zijn de overtuigingen van een patiënt over de oorzaak en behandeling van zijn of haar klachten? Zoekend naar een antwoord heb ik klini-sche psychologie en bewegingswetenschappen gestu-deerd. Ik ben altijd geïnteresseerd gebleven in de behan-

deling rond pijn en vermoeidheid en heb op dat gebied gewerkt en (promotie-)onderzoek gedaan.”Het is lastig om patiënten in hun overtuiging en gedrag te veranderen, maar bij hulpverleners is dat nog veel las-tiger, aldus Engers. “Op een gegeven moment kwam ik in aanraking met twee gelijkgestemde fysiotherapeuten in Amsterdam die zich bezighielden met arbodienstver-lening. We hebben toen besloten samen ‘from scratch’ een centrum op te zetten waarbij we zorgverleners se-lecteren op dezelfde visie en aanpak. Dat is Vitaalpunt geworden, een tweedelijns ZBC: een instelling voor medisch specialistische zorg tussen ziekenhuis, ggz en revalidatie-instelling in.”

Gecombineerde klachten De behandelprogramma’s van Vitaalpunt richten zich op vier klachtengebieden: depressie, angststoornissen, chronische pijnklachten en chronische vermoeidheid. “Dat zijn onze vier pijlers. We zijn vooral goed in de combinaties van klachten, als iemand bijvoorbeeld én depressief is én pijn én diabetes én overgewicht heeft. Onze patiënten hebben complexe lichamelijke klachten waarbij psychosociale factoren een belangrijke, zo niet de belangrijkste rol spelen.”

Gecombineerde behandeling “De kracht van Vitaal-punt is het zoeken naar overlap tussen verschillende disciplines”, zegt Engers. De behandelprogramma’s be-staan uit praten en bewegen. “Maar de fysiotherapeut kan ook praten, net als de psycholoog ook kan bewe-gen. Ook onze psychologen zijn fit.” Voorafgaand aan de intake vindt er een pre-screening plaats waarbij de patiënt vragenlijsten invult en telefonisch contact heeft met Vitaalpunt. “We hebben dan al veel informatie over de patiënt, zodat we bij de intake de juiste arts kunnen inschakelen: de revalidatiearts of psychiater. De andere twee aanwezige disciplines zijn fysiotherapie en psy-chologie. We bepalen met zijn drieën welke therapie het

Runningtherapie: Niels Goudswaard (fysiotherapeut) met patiënt.

12

FysioPraxis | juni 2013

N i e u w e P R a k t i j k e N

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 12 04-06-13 15:35

Page 13: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

>>

meest passend is. Tijdens de behandeling ziet de patiënt vervolgens altijd een team: de fysiotherapeut en psycho-loog.”

Concreet De behandelprogramma’s zijn concreet. “We hebben voor veertien aandoeningen protocollen geschre-ven op basis van beschikbare somatische en psychologi-sche richtlijnen. Daarbinnen hebben we drie gradaties in ernst; van licht, matig tot intensief. We formuleren SMART-doelen (Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realistisch,

Tijdgebonden) zodat de patiënt inzicht heeft in het pro-ces, er controle over krijgt en precies weet hoeveel tijd en energie hij erin moet stoppen. De protocollen beschrijven het begin gedetailleerd, maar in de loop van het traject volgen we de dynamiek van de patiënt meer. De benade-ring is transparant met de nadruk op het tijdcontingent. Een van de belangrijkste doelen is het verminderen van ontregeling, vooral bij mensen die hun gedrag laten afhan-gen van pijn, vermoeidheid en of stemming. We stellen bij-voorbeeld een slaap-waakritme en een activiteitenpatroon in. Bij runningtherapie gaan we regelmatig buiten rennen, onafhankelijk van iemands humeur of het weer. Hetzelfde geldt immers voor werk of andere verplichtingen: je hebt het gepland dus je probeert je eraan te houden, en vaak merk je dat het dan gewoon best gaat.” De afspraken die patiënten met zichzelf maken moeten wel reëel zijn, dus wordt eerst in kaart gebracht wat ge-zond en haalbaar is. Het doel van de behandeling is een significante verbetering van iemands kwaliteit van leven waarvan werkhervatting een onderdeel kan zijn. “Ook be-trekken we de partner en het gezin er intensief bij. Een gedragsverandering vereist namelijk vaak aanpassingen van je directe omgeving.” De combinatie geestelijke ge-zondheidszorg en somatische instelling is volgens Engers bijzonder in Nederland. “Een depressie behandelen met runningtherapie wordt wel meer gedaan, maar anders dan bij ons. Wij stimuleren ‘helpende overtuigingen’ en ‘helpend gedrag’. Mensen denken vaak: als je somber bent dan trek je je terug, bij pijn moet je stoppen en bij moeheid rusten. Maar bij veel stoornissen is rusten niet ‘helpend’. Ook de psychologen hebben deze visie, ze moeten geïnteresseerd zijn in het lijf, weten welke pijntjes genegeerd kunnen worden en welke niet. En de fysiothe-rapeuten moeten kunnen coachen en weten hoe je ge-dragsverandering aanpakt. We zitten niet op elkaars stoel, maar er is wel overlap.”

Effecten Vitaalpunt krijgt veelal patiënten met ingewik-kelde klachten die in de eerste lijn maar niet verder ko-men. Engers. “Wij zoeken intensief naar mogelijkheden en oplossingen. Uit rapportages die we terugkrijgen blijkt dat patiënten erg tevreden zijn. De sfeer is goed, mensen zeg-gen: ‘Dit is zorg zoals het moet zijn.’ Maar zo vernieuwend of wereldschokkend zijn onze behandelingen niet. Wat ik lastig vind, is dat het zo lang duurt voordat wetenschap-pelijke kennis wordt opgepakt door het werkveld.”

‘Bij runningtherapie gaan we regelmatig buiten rennen, onafhankelijk van iemands humeur of het weer’

FysioPraxis | juni 2013

13

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 13 04-06-13 15:35

Page 14: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

STERK!In meer dan 10.000 therapieartikelen.In meer dan 10.000 therapieartikelen.

T: +31 (0)40 215 52 25

De Arcus enkelbandage

SPORTEN ZONDER ZORGEN

Nederlandmedical products www.ofa-nederland.nl

HET ARCUS ORTHOPAEDIE PROGRAMMA BEVAT EEN

VOLLEDIG ASSORTIMENT AAN HULPMIDDELEN VOOR DE

GROTE- EN KLEINE GEWRICHTEN IN HET LICHAAM.

LEVERBAAR IN VERSCHILLENDE MATEN EN KLEUREN.

Aangename stabilisering door de medisch werkzame compressie van de gebruikte elastische materialen

Effectieve oedeemreductie door de specifi eke positie van de pelotten aan beide zijden van het enkelgewricht

Perfekte pasvorm door hoogwaardige vlakbrei kwaliteit en anatomische pasvorm. Ook als maatwerk uitvoering leverbaar

Uitstekend draagcomfort door drukverminderend geconstrueerde randen en bijzonder vlakke naden

MEER WETEN OVER ONS COMPLETE PROGRAMMA MEDISCH

THERAPEU TISCHE KOUSEN, STEUNKOUSEN EN ARCUS BANDAGES?

BEL 0485-385123 OF MAIL [email protected]

www.PsychFysio.nl Modulen 2013-2014 Psychologie voor fysiotherapeuten

Motiverende gespreksvoering+ Gezondheidspsychologie voor de

fysiotherapeut Pijn en stressmanagement ACT bij chronische pijn Neuro-linguïstisch programmeren

-3 dagen do 5/9, 19/9, 3/10. -5 dagen do 10/10, 31/10, 14/11, 28/11, 12/12. -3 dagen di 5/11, 19/11, 3/12. -3 dagen di 17/12, 7/1, 21/1. 3 dagen di 3/6, 17/6, 1/7.

[email protected] /06-15571070 /Leslocatie: Utrecht /www.psychfysio.nl

•FP-06 advertenties.indd 3 04-06-13 16:24

Page 15: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

evidence-based richtlijnen en andere wetenschappelijke inzichten. “Zodra er nieuw bewijs komt dat een behan-delonderdeel een meerwaarde heeft, passen we onze protocollen aan. Als er (nog) geen richtlijnen zijn, maar wel specifieke evidentie over wat werkzaam en effectief is, dan zetten we dat in. Onze zorgverleners worden re-gelmatig bijgeschoold op wetenschappelijk vlak.” Snel en dynamisch noemt Engers de organisatie. “Ook de vragenlijsten en informatie voor de patiënten werken we regelmatig bij.” Iedere patiënt heeft een eigen map met documentatie afgestemd op de kennis en situatie van de patiënt. “Per sessie geven we op de patiënt toegespitste informatie. Er is goed nagedacht over de inhoud en for-mulering van de teksten, en het ziet er aantrekkelijk uit. Als iemand depressief is, moet je geen slordige kopietjes geven. Patiënten kunnen eigen registraties en schema’s bijhouden, dat werkt heel motiverend.” Toekomstplannen Engers ziet de toekomst zonnig in. “Over vijf jaar hebben we het aantal centra uitgebreid naar zo’n acht tot tien, verspreid over Nederland. De locaties zullen centraal gelegen zijn, goed bereikbaar met de fiets, het openbaar vervoer en de auto. En vlakbij groen, zodat we gemakkelijk naar buiten kunnen om te bewegen en te praten. Ook hebben we dan onze e-health mogelijkheden vergroot zodat we intensief contact kunnen hebben met mensen die wat moeilijker naar ons toe kunnen komen, bijvoorbeeld omdat ze ver weg wonen of op reis zijn.”

Patiënten worstelen vaak met de vraag: is pijn of ver-moeidheid nu lichamelijk of psychisch? “Wat maakt het uit, het gaat erom dat je weer actief wordt en de extreme vermoeidheid afwerpt. Simpelweg het opbouwen van actieve minuten. Dat een patiënt denkt: Hee, dat kan ik weer. Daar worden mensen blij van. De pijn is vaak niet meer informatief, je moet andere informatiebronnen ge-bruiken. Als je gisteren 5 kilo kon tillen, zal dat vandaag ook wel lukken, ook al voel je je niet lekker. En op een dag dat je je fitter voelt, moet je niet naar 20 kilo gaan. Een kilootje erbij, meer niet. Want daar begint vaak het gejojo met vermoeidheid, pijn en somberheid.”

Evidence-based Er zijn vaste evaluatiemomenten halver-wege en aan het eind van de behandeling, maar tussen-door hebben de fysiotherapeut en psycholoog na iedere sessie contact of schrijven een overdracht. Drie maanden na de laatste sessie is er een terugkommoment waarbij het gehele team de situatie van de patiënt en een aantal ingevulde vragenlijsten onderling bespreekt. En de behan-delaren bespreken dit vervolgens weer met de patiënt. De behandelprotocollen van Vitaalpunt zijn gebaseerd op

‘Zodra er nieuw bewijs komt dat een behandelonderdeel een meerwaarde heeft, passen we onze protocollen aan’

Behandelsituatie: Arno Engers (behandelaar en manager) met patiënt.

FysioPraxis | juni 2013

15N i E u w E P r A k t i j k E N

NIEUWE PRAKTIJKEN.indd 15 04-06-13 15:35

Page 16: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Jonge en ervaren fysiotherapeuten leren van elkaar

Mentorschap Programma

Het Regionaal Genootschap Fysiotherapie Groot IJsselland (RGF) startte vorig jaar met het Mentorschap Programma. Bedoeling van het project is dat jonge fysiotherapeuten op afstand worden begeleid door ervaren collega’s. “Voor pas afgestudeerde fysiotherapeuten is het een prettige uitkomst als zij feedback willen van een ervaren collega over vakinhoudelijke en persoonlijke ontwikkeling”, legt projectcoördinator Jeroen Broekhoff uit.Tekst: Renso van Nuland

Fysiotherapeut en regiomedewerker van het KNGF Jeroen Broekhoff: “Mijn collega Karin Heyl kende het project van de American Physical Therapy Association ( APTA). Een dergelijk project was er in ons land nog niet voor alumni die met allerlei vragen rondliepen”, vertelt hij. Broekhoff krijgt bijval van Susanne van Riesen, voorzitster van het RGF Groot IJsselland: “Bij ons staan 1.100 leden geregi-streerd. Dat zijn ervaren en betrokken fysiotherapeuten, maar een deel van het ledenbestand is jong en minder ervaren. Wij willen er voor alle leden zijn. Met het Mentor-schap Programma hopen we de jonge fysiotherapeuten iets te bieden waar ze behoefte aan hebben.”

Protegés gevraagd Hoe gaan Broekhoff en zijn team de zoektocht invullen naar meer belangstellende prote-gés? “Dat is wel een belangrijk doel op dit moment. Ge-lukkig meldde er zich al een protegé bij ons aan. Maar we zijn ons ervan bewust dat het er wel meer moeten worden”, vindt hij.Van Riesen: “Binnenkort houden we een bijeenkomst samen met de Hanzehogeschool waarbij we een grote groep willen bereiken. We nodigen de mentoren ook uit. Via deze weg willen we ervoor zorgen dat het programma

gaat leven. We zijn nog niet zo lang bezig, we moeten onszelf ook wel de tijd geven om het project uit te kristal-liseren.”“Ook onze sponsor FYZZIO omarmt het project volledig en wil het Mentorschap Programma graag tot een succes maken”, legt Broekhoff verder uit.

Betrokken mentoren De zoektocht naar mentoren ging wat gemakkelijker. “In onze regio maakten we kenbaar waar we mee bezig waren en al vrij snel gaven acht men-toren zich op voor het programma via onze website. Al deze mentoren hebben hun eigen specialisatie, zodat we nu een gemêleerd gezelschap in onze gelederen hebben. De een heeft een eigen praktijk, de ander werkt in het ziekenhuis”, aldus Broekhoff. “Alle mentoren die geregis-treerd staan, zijn ooit stagebegeleider geweest. Het bloed kruipt dus waar het niet gaan kan. Zij hebben al ervaring met het coachen en begeleiden van jonge collega’s”, vult Van Riesen aan.

Ervaringen in de praktijk Een van de gelouterde col-lega’s van Broekhoff die actief deelneemt aan het Mentor-schap Programma is Marian de Poel. De fysiotherapeut werkt in een praktijk in Meppel. “Jeroen enthousiasmeer-de mij voor het Mentorschap Programma. Het concept sprak me meteen aan nadat Jeroen mij de inhoud had uitgelegd. Als ik een jonge collega kan helpen, sta ik daar-voor open. Pas afgestudeerden kunnen onzeker zijn over een aantal zaken. Als ik ze daarbij met raad en daad kan bijstaan doe ik dat met alle plezier.” Inmiddels zijn de eer-ste contacten al gelegd tussen mentor en protegé. “Dat contact ging eerst per e-mail. Na een paar berichten over

u i t h e t v e l d

Marian de Poel: ‘Als ik een jonge collega kan helpen, sta ik daarvoor open’

ww

w.s

hutt

erst

ock.

com

16

FysioPraxis | juni 2013

ARTIKEL MENTORSCHAP.indd 16 04-06-13 15:43

Page 17: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

en weer spraken we in september af. Het gesprek duurde ruim een uur. Het klikte meteen en vanaf dat moment e-mailen we regelmatig. Onlangs had mijn protegé vragen over de Direct Toegankelijke Fysiotherapie (DTF). Dan sparren wij daarover via de e-mail.”

Voordelen mentor Heeft het mentorschap ook nog voordelen voor De Poel zelf? “Jazeker,” zegt ze resoluut, “het houdt me scherp en ook ik leer van deze nieuwe rol. Echt, je leert er ook als ervaren fysiotherapeut veel van. Ik kan het elke collega aanraden.”Niet iedereen kan zo maar mentor worden. Broekhoff: “De mentoren moeten wel aan bepaalde criteria voldoen. Van tevoren vragen wij ze om een vragenlijst in te vullen, zodat wij een duidelijk beeld van de kwalificaties hebben. Maar wij helpen de mentoren graag. Wij bieden hun extra scho-ling aan op het gebied van coachen en begeleiden.”Van Riesen: “Zoals Marian aangeeft, ontstaat er ook een frisse kruisbestuiving tussen mentor en protegé. Voor de ervaren fysiotherapeut kan het mentorschap uitgroeien tot een waardevol contact waar hij ook de vruchten van plukt. De frisse kijk van een protegé zorgt voor een andere kijk op zaken die voor de mentor verrassend en vernieuwend kan zijn.”

Toekomst Hoe zien Broekhoff en Van Riesen de toe-komst van het nieuwe project dat nu alleen in de regio van RGF Groot IJsselland draait? “We kozen er bewust voor om het eerst regionaal op te zetten. We kunnen niet ont-kennen dat het geweldig zou zijn als het in de komende jaren navolging krijgt in de rest van het land”, is hun hoop-volle toekomstvisie.

Voor meer informatie over het Mentorschap Programma kunt u contact opnemen met Jeroen Broekhoff, regiomedewerker Regiokantoor Noord-Nederland, via [email protected] of kijk op FysioNetwerken ‘Werkgroep Mentorschap Programma RGF Groot IJsselland’.

Het volledige artikel is verschenen in MoveMens. U kunt het artikel vinden en lezen op www.movemens.nl, nummer 4-2012.

Voor wie is het programma bedoeld?Voor onervaren collega’s die graag feedback willen van een ervaren collega over hun vakinhoudelijke, loopbaan- en per-soonlijke ontwikkeling. Daarnaast is het voor ervaren en/of gepensioneerde collega’s een mooie manier om hun ervarin-gen uit te wisselen en verrast te worden door de frisse kijk van een jonge collega.

Hoe vinden jonge collega’s (protegés) een mentor?Op de website www.fysionetwerken.nl/werkgroep/27 staan onder de button ‘mentoren’ de beschikbare mentoren met hun profiel. Mocht de jonge collega een geschikte mentor vinden, dan kan hij/zij een e-mail sturen naar de mentor. Vervolgens maken mentor en protegé een afspraak om kennis te maken en te kijken of er een klik is. Als de klik er is, ondertekenen beiden de gedragscode. Ook kan een jonge collega een van de mentoren benaderen met een specifieke vraag.

Waarom een gedragscode?Om basisafspraken te maken tussen mentor en protegé zodat duidelijk is wat er van beide partijen mag worden verwacht en om ervoor te zorgen dat er integer met de besproken infor-matie wordt omgegaan. De gedragscode wordt opgestuurd naar het regiokantoor.

Hoe onderhouden mentor en protegé contact?De eerste afspraak is face-to-face om kennis te maken. De vervolgcontacten kunnen in goed overleg via de e-mail, de telefoon of face-to-face plaatsvinden.

Hoeveel uur kost het een mentor per maand?In de gedragscode staat dat een mentor de intentie moet heb-ben twee uur per maand beschikbaar te zijn. Een andere invul-ling staat vrij – in samenspraak tussen beide partijen.

Wat kost het?Het programma is gratis voor leden van RGF Groot IJsselland.

Krijgen mentoren scholing?De Hanzehogeschool biedt mentoren gratis een avond scho-ling aan op het gebied van coachen.

Mentorschap Programma

FysioPraxis | juni 2013

17

ARTIKEL MENTORSCHAP.indd 17 04-06-13 15:44

Page 18: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Tekst: Marjam Overmars | Beeld: Vincent Boon Photography

Wie: Len Somers (60) Zelfstandig psychosomatisch fysiotherapeut in Utrecht. Fysiotherapie: “Psychosomatische fysiotherapie is een manier om mensen te begeleiden in het stapsgewijs veranderen van gewoontes en patronen die niet meer handig zijn.” Trots op: “Mijn handen. Ik maak vaak mee dat mijn handen meer voelen dan ik met mijn hoofd weet.”Grootste uitdaging: “Mensen leren om liefdevol en met mildheid naar zichzelf te kijken, waardoor ze kunnen verzachten en daardoor beter met zichzelf, hun klacht en het leven omgaan.”Hoe houd je het vak leuk: “Ik houd het niet leuk, het vak ìs leuk. Ik vind het geweldig om steeds weer andere mensen te ontmoe-ten en ik houd van aanraken en uitleggen.” Ouder worden: “Ik word wijzer, ben meer ontspannen in mezelf en in mijn vak. Ik heb wel het gevoel dat de wereld steeds sneller gaat. Je mag best effi ciënt zijn, maar kan het niet wat rustiger?”

“Fysiotherapie ook na je zestigste een leuk vak!”

‘Met haast zijn we niet sneller, haast is meer een gevoel vanbinnen’

FysioPraxis | juni 2013

O P VAT T I N G E N18

OPVATTINGEN.indd 18 04-06-13 16:02

Page 19: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Wie: Theo Kwaak (61)Sinds 1977 fysiotherapeut bij revalidatiecentrum Heliomare in Wijk aan Zee.

Fysiotherapie: “Ik behandel onder schooltijd kinderen met allerlei aandoeningen en daarnaast heb ik poliklinische patiënten.” Trots op: “De gebouwen hier zijn kaarsrecht. Ik heb meer dan 30 jaar gestreden voor een mooie draai-oefentrap. Die is twee jaar geleden gekomen.” Grootste uitdaging: “Op dit moment zijn dat twee tieners die door kanker respectievelijk een onderbeenamputatie en een omkeerplastiek hebben. Het is een uitdaging om ze weer aan het lopen te krijgen en ze voor te bereiden op een zelfstandige toekomst.” Hoe houd je het vak leuk: “Voor mij is dat afwisseling: van afdelingen, patiëntenpopulaties en soorten behandeling.”Ouder worden: “Om bij te blijven ga ik regelmatig naar congressen en symposia. Toen ik begon, had ik allerlei soorten patiënten, maar je moet je steeds verder specialiseren om gericht te kunnen behandelen.”

‘Wacht niet op een goede dag, maar maak er een’

19

FysioPraxis | juni 2013

OPVATTINGEN.indd 19 04-06-13 16:02

Page 20: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Wie: Ron van Empelen (62)Senior kinderfysiotherapeut bij het Kinderbewegingscentrum van het WKZ in Utrecht en docent/tutor van de masteropleiding kinderfysiotherapie aan de Hogeschool Utrecht.

Fysiotherapie: “Ik heb altijd kinderen behandeld en dat zal ik blijven doen tot mijn pensioen. Ik vind het plezierig om met kinderen te werken, ik heb me er enorm in bekwaamd en ik kan het vakgebied goed overzien.”Trots op: “Mijn promotie in 2005, de masteropleiding kinder-fysiotherapie en het studieboek Kinderfysiotherapie, dat binnenkort toe is aan de derde druk.” Grootste uitdaging: “Het docentschap. Je moet je continu verdiepen en vernieuwen om een goed docent te kunnen zijn.”Hoe houd je het vak leuk: “Door bij te blijven. Ik heb me omgevormd naar een docent die zijn studenten leert hun eigen competenties te ontwikkelen.” Ouder worden: “Dat gaat vanzelf. Voordelen zijn: meer ervaring, beter overzicht en je herkent makkelijker patronen, zowel in de patiëntencasuïstiek als in werksituaties.”

‘Kinderfysiotherapie houdt je jong’

FysioPraxis | juni 2013

O P VAT T I N G E N20

OPVATTINGEN.indd 20 04-06-13 16:02

Page 21: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Wie: Aly Anink-van Driel (62)Fysiotherapeut en manueel therapeut in Lekkerkerk en Krimpen aan de IJssel.

Fysiotherapie: “Toen ik begon kon een pa-tiënt me wel eens vervelen, maar tegenwoordig vind ik iedereen interessant. Je kijkt verder dan zeuren over kleine pijntjes.” Trots op: “De groei van mijn praktijk. Van gordijntjes tussen de tafels hebben we ons ontwikkeld tot een prachtig multidisciplinair revalidatiecentrum. En ik blijk personeelszaken en pr ook goed aan te kunnen.” Grootste uitdaging: “Dat we ondanks de bezuinigingen en toegenomen concurrentie tijd en energie blijven steken in onze goede kwaliteit.” Hoe houd je het vak leuk: “Door creatief te blijven en nascholingen te volgen. Ik heb vorig jaar geprobeerd rustiger aan te doen, maar dat bleek niet leuk.” Ouder worden: “Fijn. Ik ben nog heel fi t. En het is handig om niet meer tegen mensen op te hoeven kijken, dat deed ik vroeger veel te veel.”

‘Fysiotherapie houdt je jong, zowel lichamelijk als geestelijk’

21

FysioPraxis | juni 2013

OPVATTINGEN.indd 21 04-06-13 16:02

Page 22: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Onderzoek fysiotherapeutische zorg bij ouderen

Eerstelijns fysiotherapie voor 70-plussers Als gevolg van de demografische ontwikkelingen zullen in de toekomst (nog) meer ouderen gebruikmaken van de eerstelijns fysiotherapie. De Hanzehogeschool Groningen is in samenwerking met het Nederlands Paramedisch Instituut (Npi) een inventariserend onderzoek gestart om de eerstelijns fysiotherapeutische zorg aan de groep 70-plussers in Nederland in kaart te brengen. Tekst: drs. R. van Abbema en dr. J.S.M. Hobbelen | Beeld: Klaus Rose

Als gevolg van de demografische ontwikkelingen neemt het aantal ouderen toe in absolute zin: meer 65-plussers, maar ook in relatieve zin: in 2040 loopt het aantal 65-plus-sers op naar een kwart van de bevolking.1 Als gevolg van deze bevolkingsontwikkeling zullen ook meer ouderen gebruik gaan maken van de eerstelijns fysiotherapie.2 Op dit moment zijn twee op de tien patiënten in de fysiothe-rapiepraktijk 65 jaar of ouder en dat aantal zal dus toene-men. Van de 65-plussers heeft 40 procent twee of meer chronische aandoeningen3 en van de groep thuiswonende ouderen is ongeveer een kwart kwetsbaar. Dit betekent dat ze een verhoogd risico hebben op bijvoorbeeld vallen, een ziekenhuisopname of overlijden.5 Ook een ongezonde leefstijl, zoals te weinig bewegen en een ongezond voe-dingspatroon kan bijdragen aan gezondheidsproblemen of kwetsbaarheid.6 Als gevolg van deze gezondheidspro-blemen krijgen ouderen vaak moeite met het uitvoeren van activiteiten die van belang zijn voor het zelfstandig wonen, zoals lopen, opstaan en traplopen. Verwijzing en behan-deling vindt op dit moment vaak plaats op basis van één diagnose of klacht terwijl er vaker sprake zal zijn van een complex van leeftijdsgerelateerde aandoeningen en klach-ten die samenkomen. Het is een grote uitdaging voor de

professional in de zorg om hier vat op te krijgen. In plaats van het managen van één ziekte, klacht of aandoening vind er een verschuiving plaats naar casemanagement. Dit vraagt om eerstelijnszorg waarbij de fysiotherapeut naast zijn eigen gespecialiseerde kennis ook de vaardigheid heeft om met andere disciplines samen te werken en een bepaalde mate van kennis te ontwikkelen buiten zijn eigen vakgebied. De vraag is of de huidige fysiotherapeutische zorg aansluit bij de complexe zorgvraag van de 70-plus-sers. Er zijn ons geen publicaties bekend die inzichtelijk maken hoe goed de fysiotherapeut in de eerste lijn is toe-gerust op deze demografische veranderingen. Daarom

heeft de Hanzehogeschool in samenwerking met het Nederlands Paramedisch Instituut (Npi) een inventarise-rend onderzoek gestart met als doel het in kaart brengen van de eerstelijns fysiotherapeutische zorg aan de groep 70-plussers in Nederland.

MethodeIn 2012 is een digitale enquête uitgezet onder fysiothera-peuten in Nederland. De fysiotherapeuten werden gese-lecteerd met behulp van een steekproef, uitgevoerd door het Nederlands instituut voor onderzoek binnen de ge-zondheidszorg (Nivel). De fysiotherapeuten werden schrif-telijk benaderd om deel te nemen aan het onderzoek. Het doel van deze enquête was inzicht te krijgen in de intake en de behandeling van 70-plussers in de eerstelijns fysiotherapie. Hierbij werd onder andere gevraagd naar verwijsredenen, het gebruik van meetinstrumenten, in-terdisciplinair overleg, de uitgevoerde fysiotherapeutische verrichtingen en naar groepsinterventies voor ouderen. De vragenlijst bestond voornamelijk uit meerkeuze vragen, waarbij de mogelijkheid bestond om meerdere antwoor-den of een eigen antwoord te geven.

ResultatenIn totaal hebben 262 fysiotherapeuten de vragenlijst af-gerond. Binnen de praktijken waar deze fysiotherapeuten werken, zijn in totaal 1.593 fysiotherapeuten werkzaam. Van de 1.593 therapeuten binnen de praktijken van de ondervraagde therapeuten zijn 285 therapeuten gespe-cialiseerd als geriatriefysiotherapeut (18 procent).

VerwijsredenenAan de fysiotherapeuten werd gevraagd wat de drie meest voorkomende verwijsredenen waren voor de groep 70-plussers in hun praktijk. Op de eerste plaats komen de chronische aandoeningen, gevolgd door de postope-ratieve revalidatie. Op de derde plaats komen de verwijzin-gen op basis van beperkingen in ADL-activiteiten. Daarna volgen de orthopedische klachten en inactiviteit.

Diagnostiek en evaluatieVoor diagnostiek en evaluatie gebruiken de ondervraagde

‘Een kwart van de groep thuis- wonende ouderen is kwetsbaar’

c a s u ï s t i e k , D i a g n o s t i e k e n b e h a n D e l i n g22

FysioPraxis | juni 2013

CASUÏSTIEK.indd 22 04-06-13 15:32

Page 23: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

>>

fysiotherapeuten zowel vragenlijsten als performance-testen. De meest gebruikte vragenlijsten bij ouderen zijn (met respectievelijk 89 procent en 87 procent) de Visuele Analoge Schaal (VAS) en de Patiënt Specifieke Klachten- lijst (PSK). Minder dan 30 procent van de fysiotherapeuten gebruikt regelmatig vragenlijsten die gericht zijn op het in kaart brengen van de zelfredzaamheid van ouderen, zoals de Barthel-index (29 procent), de Elderly Mobility Scale (EMS) (15 procent) of de Groningen Activity Restriction Scale (GARS) (8 procent). Een frailty index of indicator wordt regelmatig gebruikt door 17 procent van de fysio-therapeuten. Wat betreft de performancetesten worden de 6-minuten wandeltest (60 procent) de Timed Up and Go (57 procent) en de Berg Balance Scale (46 procent) het meest gebruikt bij de ouderen.

Specifieke aandachtspunten bij de intake In een open vraag werd naar specifieke aandachtspunten bij de intake van de oudere cliënt gevraagd. Hier werden zaken genoemd als: mate van zelfredzaamheid, de thuissituatie, medicatie, comorbiditeit, valrisico’s, gebruik van hulpmid-delen, activiteiten en participatie, de psychosociale ge-zondheid, aanwezigheid van een sociaal netwerk en aan-wezigheid of belasting van de mantelzorg. Minder vaak werd genoemd: cognitieve vaardigheden, de motivatie voor en verwachtingen van de behandeling, de voedings-toestand, visus en gehoor, het beweegverleden, coping en zelfmanagement en welke andere zorgverleners er bij de oudere betrokken zijn. Wat verder opvalt is dat een kwart van de ondervraagde fysiotherapeuten niet bekend is met het begrip frailty of kwetsbaarheid bij ouderen.

Multidisciplinair overleg Fysiotherapeuten hebben re-gelmatig overleg met andere disciplines over de 70-plus-sers. Slechts 2 procent van de ondervraagde fysiothera-

peuten zegt geen overleg te hebben. Het meest wordt er overlegd met de huisarts (87 procent) gevolgd door de thuiszorgverpleegkundige (47 procent), de ergotherapeut (35 procent), de praktijkverpleegkundige (-ondersteuner) 19 procent, de geriater of specialist ouderengeneeskunde (15 procent), de diëtist (13 procent), de podotherapeut (12 procent) en de maatschappelijk werker (8 procent). Andere disciplines (18 procent) waarmee wordt overlegd zijn de ver-pleging en verzorging in tehuizen, casemanagers, de logo-pedist, de psycholoog, de psychogeriater, medisch speci-alisten, specialistisch verpleegkundigen, de orthopedisch schoenmaker en oefentherapeuten (Mensendieck, Cesar).

Behandeldoelen in de individuele behandeling Wanneer gevraagd wordt naar de drie meest voorkomen-de behandeldoelen voor 70-plussers binnen de eerstelijns fysiotherapie, dan ligt er veel nadruk op het activiteiten-niveau; het verbeteren van ADL-activiteiten (62 procent), het verbeteren van loopvaardigheden (44 procent) en het bevorderen van beweeggedrag (36 procent) zijn de drie meest genoemde behandeldoelen. De thuissituatie wordt door 57 procent van de ondervraagde therapeuten het meest geschikt bevonden om activiteiten te oefenen met de ouderen. Op functieniveau worden spierkracht, uit-houdingsvermogen en de mobiliteit (beweeglijkheid) van gewrichten het meest behandeld bij de ouderen. Van de fysiotherapeuten verricht 95 procent regelmatig manuele behandelingen bij ouderen, waarbij massage van spier-weefsel door 70 procent van de therapeuten regelmatig wordt toegepast, gevolgd door articulaire bewegingen met hoekstandsverandering (64 procent), zonder hoekstands-verandering (40 procent) en lymfedrainage (14 procent).

Groepsinterventies Van de praktijken waar de onder-vraagde fysiotherapeuten werkzaam zijn, biedt 36 procent

FysioPraxis | juni 2013

23

CASUÏSTIEK.indd 23 04-06-13 15:32

Page 24: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Accreditatievrijstelling voor een deelregister naar keuze

Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen

Bridging healthcare and science■ een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog

wetenschappelijk niveau■ modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire

benadering■ (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd■ locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC

Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:www.amc.nl/masterebp

Evidence Based Practice MSc/Drs

START 12E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2013

CURSUSDATA

Post-HBO cursus Opleiding tot Oedeem Fysiotherapeut

Gebaseerd op Modern Treatment for Lymphoedema ad modum Casley Smith (Australische methode).

Therapeutisch Centrum De Berekuyl • Duinweg 17 • 3849 NJ Hierden(T) 0341 - 45 31 77 • (F) 0341 - 27 01 06 • (E) [email protected] • (I) www.deberekuyl.nl

Doelgroep: fysiotherapeuten die in hun dagelijkse praktijk geconfronteerd worden met patiënten met oedeem aandoeningen.

Inhoud: theoretisch achtergronden en praktijk behandeling met de componenten:

Toets: praktijk en theoretisch examen plus 8 klinische uren.

Doel: Na het behalen van het afsluitende theoretisch en praktisch examen is de cursist in staat zelfstandig een diagnose, een behandelplan op zowel korte als lange termijn op te stellen en een bijbehorende correct uitgevoerde behandeling te praktiseren.

• Hydrotherapie• Huidhygiëne• Psychosociale vaardigheden• etc.

• Manuele lymfdrainage• Bandageren• Specifieke oefentherapie• Ademhalingsoefeningen

Opleiding is geaccrediteerd door KNGF en NVFL

De Berekuyl, European College for Lymphoedema Therapy organiseert in samenwerking met de VUB:

Het maximale aantal deelnemers is 12. Inschrijving geschiedt op volgorde van binnen-komst aanmelding. Meer informatie? Vraag de prospectus aan of ga naar onze website.

www.deberekuyl.nl

Startdata module 1

10 oktober 201311 oktober 201312 oktober 201331 oktober 201301 november 201302 november 2013

“We hebben nooit geweten dat Intramed zo compleet is”.

• Voldoet aan de KNGF verslagleggingsrichtlijn• De meetinstrumenten PSK, VAS (algemeen, pijn, stijfheid), DRI en NPRS

zijn standaard opgenomen, maar u kunt ook zelf vragenlijsten en testen samenstellen. Met mogelijkheden om deze door patiënten zelf in te laten

vullen en de testresultaten in overzichtelijke grafieken weer te geven.• Contract-tarieven zorgverzekeraars kunnen automatisch geïmporteerd

worden (jaarlijks te downloaden vanaf onze website)• Beveiligt online declareren bij alle zorgverzekeraars (Vecozo)• Oude verslaglegging gemakkelijk converteren naar de nieuwste

verslaglegging • Fysiotherapeutische diagnose wordt automatisch samengesteld uit

ingevoerde gegevens• Een groot deel van het kwaliteitsjaarverslag fysiotherapie kan

automatisch gegenereerd worden• Deskundige helpdesk, ook ’s avonds

Met Intramed PLUS een volledig EPD

Een goed EPD bevordert de inhoudelijke kwaliteit, doelmatigheid en transparantie van de zorg. Daarnaast brengt het de gezondheidstoestandvan de patiënt in kaart en ondersteunt het de fysiotherapeut in klinisch redeneren en besluiten.Een greep uit de mogelijkheden die Intramed PLUS te bieden heeft:• Aanvullende richtlijnen KNGF (18 stuks)• Aanvullende richtlijnen specialismen (3 stuks)• Bijbehorende meetinstrumenten (ruim 100 stuks)• Behandelrichtlijnen (24 stuks)• Voldoet aan de Agis/Achmea eisen (en andere verzekeraars) voor

plus-contracten• Online intake patiënt (2013)• Online vragenlijsten afnemen (ook eigen vragenlijsten) (2013)

Intramed PLUS biedt meer, kijk voor alle mogelijkheden op onze website

Wilt u online werken? Dan bieden wij u Intramed OnLine aan:Veilig en snel online werken met een betrouwbare partner. Kijk voor meer informatie op onze website

Intramed levert uiterst overzichtelijke, efficiënte en betaalbare software voor de zorg. Software die inmiddels meer dan 19.000 professionele (para)medici ondersteunt in hun dagelijkse bedrijfsvoering. Altijd up-to-date en met de zekerheid van alleen de allerbeste support door mensen die het pakket door en door kennen.

Een greep uit de basisfunctionaliteiten van Intramed:

Op de website treft u tevens uitgebreide productinformatie voor uw praktijk:www.intramed.nl

Gegevens meenemenWij bieden ruime mogelijkheden om gegevens van uw huidige softwarepakket over te nemenin Intramed. Meer informatie bij de afdelingVerkoop & Administratie op 0182 – 621 107

Noordkade 94 - 2741 GA WaddinxveenT 0182 62 11 07 - F 0182 62 11 [email protected]

Complete praktijksoftwarevoor de fysiotherapeut

•FP-06 advertenties.indd 4 04-06-13 16:24

Page 25: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

‘Kwetsbaarheid kan worden beïnvloed door training’

C A S U Ï S T I E K , D I A G N O S T I E K E N B E H A N D E L I N G

en een groepsinterventie aan waar 70-plussers aan kun-nen deelnemen. Er zijn interventies die zich richten op een specifi eke aandoening, zoals COPD, diabetes, hart- en vaatziekten, parkinson, artrose en CVA. De COPD-groe-pen zijn het meest vertegenwoordigd binnen de praktijken van de ondervraagde fysiotherapeuten. Daarnaast zijn er beweeggroepen voor ouderen, seniorengym (c.q. bejaar-dengym, ouderengym, fysiogym) en fi tness voor ouderen (c.q. gerofi tness, fysiofi tness, fysioplus, 70+fi t).Van deze 93 groepsinterventies is 48 procent zelf ont-worpen op basis van de eigen ervaring, 24 procent is zelf ontworpen op basis van ‘best evidence’ en 28 procent van de groepsinterventies zijn bestaande programma’s die rechtstreeks zijn overgenomen. Dit zijn programma’s zo-als ParkFit (ParkinsonNet), In Balans (valpreventie NISB), MOPA (Multi Disciplinair Programma Artrose heup en knie) en het KNGF-beweegprogramma COPD. Het belangrijkste hoofddoel van de groepsinterventies bin-nen de ondervraagde groep fysiotherapeuten is het bevor-deren van beweeggedrag (31 procent), gevolgd door het verbeteren van spierkracht en uithoudingsvermogen (20 procent) en het plezier in het bewegen (18 procent).De meeste programma’s hebben een frequentie van een keer per week (70 procent) met een duur van 1 uur. Wat opvalt is de totale duur van de programma’s; 55 procent van de programma’s duurt langer dan 6 maanden. Dit zou te maken kunnen hebben met beweeggroepen waar geen duidelijk afgebakend tijdspad voor staat maar waar oude-ren doorlopend in participeren.De mate van uitval wordt door de fysiotherapeuten erg laag geschat, in tegenstelling tot wat vaak ervaren wordt bij effectstudies in wetenschappelijk onderzoek. Dit kan te maken hebben met de fi theid van de ouderen die deel-nemen aan de huidige beweeggroepen. Wellicht worden de ouderen met een lager fi theidsniveau – die het meeste baat zouden kunnen hebben bij een beweegprogramma –nog niet altijd bereikt.

Conclusie en discussie De eerstelijns fysiotherapie beweegt zich voorzichtig in de richting van de complexe ouderenzorg, maar er is nog veel aandacht voor dit vak-gebied nodig. Wat opvalt is dat er al op activiteitenniveau wordt verwezen (beperkingen in ADL-activiteiten) en dat ook in de behandeldoelen van de fysiotherapeuten het activiteitenniveau van de ouderen bovenaan staat. Toch wordt er ook nog regelmatig ‘hands on’ behandeld. Dit kan zeker van toegevoegde waarde zijn bij orthopedi-sche klachten, maar moet dan een duidelijk meetbaar en haalbaar doel hebben, bijvoorbeeld ter vergroting van de mobiliteit. Ook bij beweegprogramma’s is het van belang dat de fysiotherapeut een behandeldoel blijft nastreven en evalueert, waarbij gewerkt wordt aan zelfmanagement. Dit voorkomt dat mensen afhankelijk worden van de fysiothe-rapeut voor hun lichamelijke activiteit en dat de zorgkosten te hoog oplopen. Driekwart van de fysiotherapeuten is bekend met het be-grip kwetsbaarheid. Het gebruik van performancetesten, zoals loopsnelheid en beenkracht, zijn belangrijke indicato-

ren om kwetsbaarheid in kaart te brengen. Frailty indexen en -indicatoren worden ook al regelmatig gebruikt door 17 procent van de fysiotherapeuten. Het is belangrijk om te-kenen van kwetsbaarheid te herkennen wanneer je als fy-siotherapeut met ouderen werkt. Kwetsbaarheid kan wor-den beïnvloed door middel van training, maar vraagt om een zorgvuldige benadering met betrekking tot dosering en het rekening houden met alle beïnvloedende factoren.We zien dat veel specifi eke beweeggroepen zijn gericht

op ziektebeelden als COPD, parkinson en diabetes. Ook bij specifi eke verwijzingen blijft het van belang om oog te houden voor comorbiditeit en complexe gezondheidspro-blematiek bij ouderen. Op dit moment wordt in opdracht van het KNGF gewerkt aan een beweegstandaard voor kwetsbare ouderen. Deze beweegstandaard is gericht op de groep ouderen met een complexe hulpvraag. Net als bij de andere beweegstandaarden is ook bij deze groep het uitgangspunt: ‘het bevorderen van een actieve leefstijl en de verhoging van fi theid’. Een dergelijk hulpmiddel zal fysiotherapeuten handvatten geven voor het ontwikkelen van een beweegprogramma op basis van de meest re-cente evidentie. De beweegstandaard kwetsbare ouderen wordt in het najaar verwacht.

Vervolgonderzoek Als vervolg op dit onderzoek is er een enquête uitgezet onder ouderen die gebruikmaken van de eerstelijns fysiotherapie. Hiermee wordt onder andere de gezondheidstoestand, de mate van kwetsbaarheid, de doelen die ouderen nastreven met behulp van de eerste-lijns fysiotherapie en de motivatie om te (gaan) bewegen bij ouderen in kaart gebracht. Hiermee kunnen we nagaan of de eerstelijns fysiotherapeutische zorg voor 70-plussers in lijn is met de behoefte en hulpvraag van deze groep ouderen. Daarnaast worden de diagnosecodes waarop gedeclareerd is voor de 70-plussers in 2012 in kaart ge-bracht. Tot slot wordt de fysieke fi theid van 70-plussers getest binnen de deelnemende fysiotherapiepraktijken in Nederland met behulp van een aantal performancetesten.

Alle fysiotherapeuten die meededen aan dit onderzoek willen we nogmaals hartelijk danken voor hun bijdrage.

De literatuurlijst staat op FysioNet, www.fysionet.nl.

Drs. R. van Abbema, fysiotherapeut, bewegingswetenschapper, PhD student aan het Lectoraat Transparante Zorgverlening, Hanzehogeschool Groningen.Dr. J.S.M Hobbelen; fysiotherapeut, bewegingswetenschapper, Lector Healthy Lifestyle, Ageing and Health Care, Hanzehoge-school Groningen.

FysioPraxis | juni 2013

25

CASUÏSTIEK.indd 25 04-06-13 15:32

Page 26: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

P r o f i e l26

Prof. dr. Sita Bierma-Zeinstra

Fysiotherapie belangrijk bij behandeling artrose“De fysiotherapeut heeft een belangrijke rol bij de behandeling van patiënten met artrose. Voor de effectiviteit van oefentherapie, bij uitstek het terrein van de fysiotherapeut, is een grote bewijslast. Ook bij het omgaan met pijn speelt de fysiotherapeut een rol”, aldus prof. dr. Sita Bierma-Zeinstra. Zij is hoogleraar artrose en aanverwante aandoeningen aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.Tekst: Frank van Geffen | Beeld: Robert Jan Stokman Fotografie

BiERma-ZEinStRa StUDEERDE in 1983 af als fysiothe-rapeut maar vond te weinig werk in nederland. Ze ver-huisde naar Zweden waar ze negen jaar als fysiothera-peut werkte. “toen ik terugkwam naar nederland, wilde ik niet meer als fysiotherapeut aan de slag maar koos ik de studie gezondheidswetenschappen in nijmegen, te-genwoordig biomedische wetenschappen. in 1994 kon ik in Rotterdam promotieonderzoek doen en in 1999 promoveerde ik op heupklachten. als hoogleraar ben ik verbonden aan de afdelingen Huisartsgeneeskunde en Orthopedie. in mijn huidige werk heb ik nog steeds plezier van mijn achtergrond in de fysiotherapie. ik heb aardig wat patiënten met artrose gezien en kan dat goed com-bineren met de kennis uit mijn opleiding en de ervaringen die ik in deze functie opdoe. Ongeveer 95 procent van mijn tijd besteed ik aan het begeleiden van promovendi, aan interpretatie van onderzoek in diverse commissies en aan het genereren van onderzoek. Dat betekent dat ik ook altijd op zoek ben naar geld bij diverse subsidiegevers. De overige tijd geef ik les.”

Bewegen artrose is een veelvoorkomende aandoening in nederland. Veel artrosepatiënten blijken baat te heb-ben bij bewegen. Bierma-Zeinstra: “in de jaren 90 zijn we overgegaan van de passieve naar de actieve behandeling. Van bewegen is wetenschappelijk aangetoond dat het be-ter is. En daar komt de fysiotherapeut volop in beeld. in goed overleg met huisartsen kan de fysiotherapeut gericht behandelen. De fysiotherapeut is direct toegankelijk, maar bij artrose is het belangrijk dat alle zorgverleners goed sa-menwerken, ook in het eerste stadium. Verder speelt de

fysiotherapeut een rol bij het onderzoek van de patiënt: zijn er bewegingsbeperkingen, hoe is de spierkracht, hoe gaat de patiënt met de pijnklachten om? Bij verwijzing is het belangrijk dat huisartsen goed weten welk pakket de fysiotherapeut aanbiedt.”

Invloed fysiotherapeut De fysiotherapeut kan op meerdere terreinen invloed uitoefenen, vindt Bierma-Zein-stra. “Door gericht te oefenen, helpt de fysiotherapeut de gewrichten van patiënten soepel te houden en hun spie-ren te trainen. Ook speelt de fysiotherapeut een rol bij het aanleren van een goede lichaamshouding en het omgaan met pijn. Dat is allemaal van groot belang, maar de fysio-therapeut helpt patiënten ook bij het actief zijn in bredere zin; het in beweging zijn, los van welke oefeningen dan ook. Het gaat dan om het veranderen van leefstijl en het motiveren tot gewichtsvermindering. Bewegen is daar-bij echt het sleutelbegrip. artrose is de combinatie van een mechanisch probleem en een metabole aandoening. Obesitas is een belangrijke oorzakelijke factor voor zowel het ontstaan als voor de progressie van knieartrose. De fysiotherapeut kan een patiënt helpen om af te vallen.”

Speerpunten Bierma-Zeinstra is naast haar eigen klini-sche projecten soms ook betrokken bij fundamentele pro-jecten rond artrose, maar vooral ook bij epidemiologische projecten, zoals de Rotterdamstudie die bij de afdeling Epidemiologie loopt. “Hier worden diverse facetten binnen de etiologie van artrose bestudeerd, de samenhang met mechanische en metabole aspecten en de genetica van artrose. We willen weten wat de effecten van behandeling zijn. artrose is niet één aandoening maar een verzamel-naam van subgroepen van aandoeningen. Het zijn etiolo-gieën met hetzelfde eindpunt. Het is dus belangrijk dat we die subgroepen goed kunnen onderscheiden. momenteel zijn we met een internationale groep onderzoekers bezig de effecten van behandelingen bij artrose in verschillende subgroepen te onderzoeken. Verder zijn we op zoek naar de vroege herkenning van artrose. Behandelingen zijn tot

‘Artrose is de combinatie van een mechanisch probleem en een metabole aandoening’

fysioPraxis | juni 2013

PROFIEL.indd 26 04-06-13 16:17

Page 27: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

27

nu toe niet zo effectief. Het probleem is dat je er meestal te laat bij bent, namelijk als de artrose al evident is. We hebben hier in Rotterdam net wereldwijd de eerste trial naar preventie van artrose binnen een hoogrisicogroep voor artrose afgesloten. In de toekomst willen we in plaats van symptoombehandelingen graag ziektemodificerende behandelingen in een vroeg stadium toepassen.”Bierma-Zeinstra verricht ook onderzoek naar het ontstaan van pijn. “Als je van alle Rotterdammers röntgenfoto’s maakt, vind je heel wat artrose. Maar meer dan de helft heeft er geen klachten over terwijl sommigen juist veel last van pijn hebben. Wij willen begrijpen waarom de ene pa-tiënt wél pijn heeft en de andere niet. Hoe ontstaat die pijn? Welke typen pijn zijn er, welke structuren zijn erbij betrokken? Welke geestelijke gesteldheid is erop van in-vloed? Dat zijn de speerpunten van ons huidige weten-schappelijk onderzoek.”

Praktisch Bierma-Zeinstra hoopt dat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek hun weg vinden naar de fysiotherapiepraktijk. “Die vroegherkenning van artrose is daarvan een voorbeeld. We willen sneller zien welke mensen een verhoogd risico op artrose hebben, zodat we eerder kunnen behandelen. Er is nog geen radiologische herkenning, dus onderzoeken we symptomen, zoals het type klachten en de eerste verschijnselen bij lichamelijk onderzoek. Fysiotherapeuten zijn erbij gebaat te weten welke facetten invloed hebben op pijn en hoe ze die fa-cetten kunnen beïnvloeden. Overgewicht is natuurlijk een overduidelijk symptoom. Dat het kan leiden tot knieartrose

Naam: Sita Bierma-Zeinstra (52)

Opleiding: gezondheidswetenschappen Nijmegen,

promotieonderzoek Rotterdam

Huidige functie: hoogleraar artrose en aanverwante

aandoeningen

Favoriete sport: fietsen (iedere zondag) en langere

fietstochten

Voldoet aan de norm voor gezond bewegen: ja

Passie voor: onderzoek

Favoriete websites: www.booking.com in verband met

veel buitenlandse reizen

Inspirerende collega: David Felson uit Boston, hij heeft

al decennia veel voor het onderzoek naar artrose

betekend en gaat hier nog steeds met ongebreidelde

energie mee door

is waarschijnlijk wel bekend maar het is door die metabole aspecten ook een risicofactor voor handartrose. Bij de knie werkt overgewicht trouwens dubbelop. Obese types belasten hun knie anders, ze gebruiken een andere tech-niek bij opstaan en lopen. Maar het metabole gedeelte speelt ze ook parten: het vetweefsel werkt als een orgaan dat factoren produceert waardoor de artrose verergert en de klachten kunnen toenemen. Een andere risicofactor is een knietrauma. Dat blijkt bij jonge sporters vaak artrose tot gevolg te hebben. Fysio-therapeuten die aan een sportclub verbonden zijn, kun-nen door gerichte trainingen te geven kruisbandletsel hel-pen voorkomen. Daarvoor is al bewijslast. Op de afdeling Orthopedie onderzoeken we momenteel mensen met een trauma aan de voorste kruisband. Bij wie ontstaat artrose vrij snel? Bij wie later? En waarom is dat zo?”

Bijblijven Bierma-Zeinstra vindt het belangrijk dat fy-siotherapeuten hun kennis over artrose op peil houden. “De richtlijnen zijn daarbij natuurlijk heel belangrijk. Dat is de allereerste bron. De brei aan gegevens is in richt-lijnen al vertaald, dus dat scheelt veel uitzoekwerk. Wie dieper wil gaan en meer over diagnostiek wil weten kan de internationale EULAR- of OARSI-richtlijnen gebruiken. Wie nieuwsgierig is en helemaal bij wil zijn vindt zijn weg wel in PubMed. Studenten leren in hun opleidingen al hoe ze in de juiste omgeving moeten zoeken en hoe ze dat heel gericht kunnen doen door hun zoekvraag te vernau-wen. Belangrijk is dat fysiotherapeuten hun rol kennen bij artrose. Die komt ze toe.”

Prof. dr. Sita Bierma-Zeinstra: “We willen sneller zien welke mensen een verhoogd risico op artrose hebben, zodat we eerder kunnen behandelen.”

FysioPraxis | juni 2013

PROFIEL.indd 27 04-06-13 16:17

Page 28: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Mechanische Diagnose en Therapie voor de wervelkolom en de extremiteiten

Tweejarige opleiding tot geregistreerd MDT-therapeut

U leert:

• Duidelijk gestructureerd onderzoeken• Betrouwbaar classificeren• Positief prognostische factoren herkennen in

biopsychosociale context• Doelgericht behandelen met een actieve rol voor de patiënt

U bereikt:

• De beste en snelst mogelijke behandelresultaten• Een uitstekende secundaire preventie • Een hoge tevredenheid bij u, uw patiënten en de

zorgverzekeraar

MDT is uitstekend toepasbaar binnen de richtlijnen. De opleiding is in delen te behalen en geaccrediteerd met 183 punten

MDT: ‘Best Evidence Practice’ voor onderzoek en behandeling van rugklachten

Meer informatie vind u op onze website: www.mckenzie.nl

Mechanische Diagnose en Therapie voor de wervelkolom en de extremiteiten

Tweejarige opleiding tot geregistreerd MDT-therapeut

U leert:

• Duidelijk gestructureerd onderzoeken• Betrouwbaar classificeren• Positief prognostische factoren herkennen in

biopsychosociale context• Doelgericht behandelen met een actieve rol voor de patiënt

U bereikt:

• De beste en snelst mogelijke behandelresultaten• Een uitstekende secundaire preventie • Een hoge tevredenheid bij u, uw patiënten en de

zorgverzekeraar

MDT is uitstekend toepasbaar binnen de richtlijnen. De opleiding is in delen te behalen en geaccrediteerd met 183 punten

MDT: ‘Best Evidence Practice’ voor onderzoek en behandeling van rugklachten

Meer informatie vind u op onze website: www.mckenzie.nl

165

Schrijf u in voor de totale opleiding MDT en bespaar € 350 !

Meer informatie vind u op onze website: www.mckenzie.nl

advertentie Mckenzie 2013 praxis.indd 1 6-2-2013 16:38:26

Master Lymphology & OncologyStart datum 5-6 September 2013

Naast de mogelijkheid tot het behalen van uw Master en/of Master of Science titel onderscheidt de opleiding zich door verdieping in onder andere: lymfoedeem, lymfoedeem bij kinderen, inspanningsimmunologie,

inspanningsfysiologie, pijnfysiologie, oncologie, oncologische revalidatie en psychologie.

Zo kunt u onder meer gebruik maken van de Universiteitsbibliotheek, de virtual community en Point Carré2. Speciaal voor dit Master traject hebben de VUB en De Berekuyl een leerstoel ingericht:

Exercise Immunology & Chronic Fatigue in Health & Disease.

Benodigde vooropleiding: NVFL en Vlaamse geregistreerde oedeemtherapeuten en huidtherapeuten.

Voor meer informatie en het downloaden van de prospectus, ga naar www.deberekuyl.nl

Heeft u vragen:[email protected]

Locatie:De BerekuylDuinweg 173849NJ te Hierden

VrijeUniversiteitBrussel

De BerekuylEuropean College for Lymphoedema Therapy

Studeert u bij de Berekuyl, dan bent u ook student aan de Vrije Universiteit van Brussel (VUB)!

C

M

Y

CM

MY

CY

CMY

K

•FP-06 advertenties.indd 5 04-06-13 16:24

Page 29: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Tekst: Marion Russchen, namens Initiatiefgroep ‘Manifest Fysiotherapeuten’ en ‘ZorgGeenMarkt’

Eind april kwamen ruim honderd fysiothera-peuten naar Den Haag voor de presentatie van het rapport ‘Alarmfase rood, fysiothera-pie in nood’ van het comité ZorgGeenMarkt in samenwerking met de initiatiefgroep Ma-nifest Fysiotherapeuten. Het rapport is op-gesteld door dr. Ingrid Palm van het comité ZorgGeenMarkt.

Alan Ralston, dagvoorzitter en woordvoer-der van het comité ZorgGeenMarkt, opende de bijeenkomst met een korte inleiding over marktwerking. Petra Zimmer gebruikte na-mens de initiatiefgroep Manifest Fysiothe-rapeuten ter illustratie een citaat van Victor Hugo. Toen iemand Victor Hugo vroeg wat hij het belangrijkste vond om te slagen – geld, hard werken of hersenen antwoordde hij: ‘Als u op een driewieler zit, welk wiel is dan het belangrijkste?’ Het lijkt er nu op dat er maar één wiel in de fysiotherapie of in de gezondheidszorg bestaat: geld en bezuini-gingen, dit ten koste van de andere twee wielen, namelijk de inhoudelijke kwaliteit en de betrokkenheid met de patiënt. Daarom het appel aan de zorgverzekeraars, poli-tiek, collega’s en ook aan het genootschap: maak gebruik van alle wielen. Dat levert meer resultaat op, het geeft een stabieler beleid, en niet onbelangrijk, het houdt de fysiotherapeuten op de werkvloer betrokken en gemotiveerd!

Administratieve last Ruim 2.100 fysio-therapeuten vulden de enquête in van het comité ZorgGeenMarkt. De enquête is in juli 2012 verspreid onder de achterbannen van Fysiovergoeding, ZorgGeenMarkt en via de initiatiefgroep Manifest Fysiotherapeuten. Uit de samenvatting van het rapport blijkt vooral de eensgezindheid uit de antwoorden: onaf-hankelijk van elkaar blijkt dat de administra-tieve last welhaast onmogelijk is geworden en dat de patiënt mede daardoor gedupeerd wordt. De respondenten legden de schuld hiervoor bij de zorgverzekeraars, die er op geen enkele manier voor zorgen dat de kwa-liteit van het vak gewaarborgd kan blijven.Volgens voorzitter Eke Zijlstra van het Ko-ninklijk Nederlands Genootschap voor Fy-

siotherapie (KNGF), herkent en erkent de beroepsorganisatie de in het rapport ge-noemde problematiek. Als voorzitter hoort hij ook dat de beroepsgroep het zat is om klem te zitten tussen de administratieve las-tendruk en patiënten die niet langer de zorg kunnen krijgen die zij nodig hebben. De on-derhandelingspositie van de fysiotherapeut ten opzichte van de zorgverzekeraar is niet stevig genoeg. Zijlstra wil de toegankelijk-heid van de fysiotherapie herstellen, wat inhoudt dat deze moet terugkeren in het basispakket. Ook de kwaliteitsbewaking behoort in handen van de beroepsgroep; in de vorm van PROMs en met de door de beroepsgroep opgestelde eisen. Verder wil Zijlstra dat de patiënten door de bomen het bos weer kunnen zien, wat inhoudt dat er een eind moet komen aan de 400 verschil-lende tarieven. Zijlstra liet weten dat het aan-geboden rapport niet in de la zal verdwijnen en dat de handschoen is opgepakt. Ineke Wever van Zorgverzekeraars Neder-land (ZN) gaf aan dat fysiotherapie voorop loopt qua marktwerking, maar erkent dat er bespreekpunten bestaan. Met name de ad-ministratieve last moet goed bekeken wor-den. Zij kon zich vinden in de aanbevelingen uit het rapport.Econoom Bob-Jan Spits presenteerde zijn studie over de effecten van marktwerking in de zorg, specifi ek over de rol van zorgverze-keraars. Hij constateert dat de huidige zorg-verzekeraars vanuit economisch perspectief een machtspositie hebben en dat volgens de economische defi nities er geen sprake is van marktwerking.

Forumdiscussie Tijdens de forumdiscus-sie kwamen vertegenwoordigers van het Reumafonds en de koepel van Ouderen-organisaties (CSO) aan het woord. De re-acties die naar voren kwamen uit de zaal lieten zien dat er belang werd gehecht aan wetenschappelijk onderzoek en dat dit door het KNGF moet worden ondersteund. Eke Zijlstra vertelde dat er wel degelijk veel on-derzoek wordt gedaan, maar dat dit nog niet neerdaalt in de praktijk. De zaal liet vervol-gens weten geen wurgcontracten te willen en een reëel tarief.Henk van Gerven van de SP maakte een compliment naar de initiatiefgroep en vond het motto voor het rapport zeer frappant: ‘Onze handen behoren de patiënt, niet het toetsenbord’. Petra Zimmer van de initiatiefgroep vond dat er veel vragen onbeantwoord waren geble-ven en vroeg zich af waarom er zo weinig po-litici aanwezig waren. In het bijzonder vond zij het ook zeer te betreuren dat er niemand van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het rapport in ontvangst wilde nemen. Zimmer onderstreepte dat deze bijeenkomst juist een begin is. De initiatiefgroep gaat door en de uitkomsten van het rapport zullen onder de politieke aandacht worden gebracht.

Het volledige rapport is terug te vinden op www.manifestfysiotherapeuten.nl. Volg de initiatiefgroep op:www.manifestfysiotherapeuten.nle-mail: [email protected]: @FYSIOMANIFESTFacebook: Initiatiefgroep Manifest Fysio-therapeuten

Presentatie rapport ‘Alarmfase rood, fysiotherapie in nood’

I N G E Z O N D E N A R T I K E L

Forumdiscussie met van links naar rechts: Ineke Wever, Eke Zijlstra, Bob Jan Spits, Sija de Jong, Alan Ralston, Wim van Minnen en Petra Zimmer.

Marktwerking in de fysiotherapie

FysioPraxis | juni 2013

29

INGEZONDEN ARTIKEL ROOD.indd 29 04-06-13 16:05

Page 30: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

a c h t e r h e t n i e u w sZO HEEFT u invloed OP HET BELEID VAN HET KNGFMet de nieuwe verenigingsstructuur wordt u als lid direct betrokken bij de strategische beleidsvoering. Gedurendede strategische cyclus zijn er verschillendemomenten en acht manieren waarop u invloed kunt uitoefenen.

VOORBEREIDING& COÖRDINATIE

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

VOORSTEL

OORDEELSVORMING

INSPRAAK ALLELEDEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

VOORSTEL

VOORSTEL

VOORSTEL

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

Uitvoering beleid

Uitvoering beleid

Uitv

oeri

ng b

elei

d Uitvoering beleid

Voorbereiding meerjarenplan en jaarplan

Meerjarenplan en jaarplan

.

J

aarverslag en jaarrekening

MENINGSPEILING

MENINGSPEILING

Begr

otin

g

05BIJDRAGEN AAN REGIOACTIVITEITEN

06ACTIEVE ROL IN ÉÉN VANDE VERENIGINGSORGANEN

07BIJDRAGEN AAN ONTWIKKELING SPECIALISME

03INPUT MEERJAREN-BELEIDSPLANAls lid kunt u (inhoudelijke) input geven voor het concept meerjarenbeleidsplan. Het bestuur en de ledenraad benutten de input en wegen het mee bij het maken van de strategische keuzen.

U kunt uw input geven tijdens online bijeenkomsten, regionale en/of landelijke bijeenkomsten.

JAARLIJKS

08MENINGSPEILING ONDERLEDEN DOOR BESTUUROok het bestuur heeft de mogelijkheid om een meningspeiling onder alle leden te initiëren.

Via deze peilingen kunt u uw mening geven. Samen met die van de andere leden laat het bestuur uw mening meetellen bij de uitvoering van het beleid.

AD HOC

04MENINGSPEILING ONDER LEDEN DOOR LEDENAls lid heeft u de mogelijkheid om zelf het initiatief te nemen tot een meningspeiling onder alle leden.

Vindt u dat een vraag aan alle leden gesteld moet worden? Wanneer honderd leden van de vereniging dit ook vinden, kunt u het bestuur schriftelijk tverzoeken een ledenpeiling te houden. Het bestuur moet hier dan toe overgaan.

AD HOC

Er is alle ruimte voor vakinhoudelijke ontwikkeling van specialisme.

Binnen de kaders van het algemene beleid voeren de wetenschappelijke verenigingen hun eigen beleid. De coördinatie van de wetenschappelijke verenigingen komt te liggen bij een functionaris van het kantoor.

DOORLOPEND

Ieder lid heeft de mogelijkheid om een actieve rol te vervullen in één van de organen van de vereniging (commissies, werkgroepen, projectgroepen en bestuur).

Voor alle functies binnen een orgaan van de vereniging worden profielen opgesteld en gecommuniceerd. Leden krijgen actief de uitnodiging om zich - op basis van het profiel - kandidaat te stellen.

DOORLOPEND

Als lid kunt u deelnemen aan regioactivi-teiten. Denk aan scholing, interventie of thematische kennisoverdracht. De organi-satie en coördinatie van de regioactivitei-ten liggen bij de regiofunctionaris en het regioteam. Deze laat zich bijstaan door leden via een regionale adviesraad, werkgroepen en projectgroepen.

Deelnemen kan via regionale bijeenkom-sten, online 'bijeenkomsten' en lezingen.

DOORLOPEND

02PLAATSNEMEN IN DE LEDENRAADAls lid kunt u zich kandidaat stellen voor de ledenraad in één van de kieskringen. De kandidaatstelling is open. U hoeft dus niet voorgedragen te worden.

Voor de ledenraad worden profielen gemaakt. Voldoet u aan een van de profielen? Bij de verkiezing krijgt u een uitnodiging om u kandidaat te stellen. Als kandidaat stelt u zichzelf aan de leden voor via een vooraf vastgesteld format.

3-JAARLIJKS

01STEMMEN VOOR DE LEDENRAADAls lid heeft u direct invloed op de samen-stelling van het controlerend orgaan van de vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit 20 leden van het KNGF die door u en de andere leden rechtstreeks worden gekozen.

Bij verkiezing van de ledenraad kan elk lid van de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een stem uitbrengen op één van de kandidaten.

3-JAARLIJKS

ZO HEEFT u invloed OP HET BELEID VAN HET KNGFMet de nieuwe verenigingsstructuur wordt u als lid direct betrokken bij de strategische beleidsvoering. Gedurendede strategische cyclus zijn er verschillendemomenten en acht manieren waarop u invloed kunt uitoefenen.

VOORBEREIDING& COÖRDINATIE

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

VOORSTEL

OORDEELSVORMING

INSPRAAK ALLELEDEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

VOORSTEL

VOORSTEL

VOORSTEL

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

Uitvoering beleid

Uitvoering beleid

Uitv

oeri

ng b

elei

d Uitvoering beleid

Voorbereiding meerjarenplan en jaarplan

Meerjarenplan en jaarplan

.

J

aarverslag en jaarrekening

MENINGSPEILING

MENINGSPEILING

Begr

otin

g

05BIJDRAGEN AAN REGIOACTIVITEITEN

06ACTIEVE ROL IN ÉÉN VANDE VERENIGINGSORGANEN

07BIJDRAGEN AAN ONTWIKKELING SPECIALISME

03INPUT MEERJAREN-BELEIDSPLANAls lid kunt u (inhoudelijke) input geven voor het concept meerjarenbeleidsplan. Het bestuur en de ledenraad benutten de input en wegen het mee bij het maken van de strategische keuzen.

U kunt uw input geven tijdens online bijeenkomsten, regionale en/of landelijke bijeenkomsten.

JAARLIJKS

08MENINGSPEILING ONDERLEDEN DOOR BESTUUROok het bestuur heeft de mogelijkheid om een meningspeiling onder alle leden te initiëren.

Via deze peilingen kunt u uw mening geven. Samen met die van de andere leden laat het bestuur uw mening meetellen bij de uitvoering van het beleid.

AD HOC

04MENINGSPEILING ONDER LEDEN DOOR LEDENAls lid heeft u de mogelijkheid om zelf het initiatief te nemen tot een meningspeiling onder alle leden.

Vindt u dat een vraag aan alle leden gesteld moet worden? Wanneer honderd leden van de vereniging dit ook vinden, kunt u het bestuur schriftelijk tverzoeken een ledenpeiling te houden. Het bestuur moet hier dan toe overgaan.

AD HOC

Er is alle ruimte voor vakinhoudelijke ontwikkeling van specialisme.

Binnen de kaders van het algemene beleid voeren de wetenschappelijke verenigingen hun eigen beleid. De coördinatie van de wetenschappelijke verenigingen komt te liggen bij een functionaris van het kantoor.

DOORLOPEND

Ieder lid heeft de mogelijkheid om een actieve rol te vervullen in één van de organen van de vereniging (commissies, werkgroepen, projectgroepen en bestuur).

Voor alle functies binnen een orgaan van de vereniging worden profielen opgesteld en gecommuniceerd. Leden krijgen actief de uitnodiging om zich - op basis van het profiel - kandidaat te stellen.

DOORLOPEND

Als lid kunt u deelnemen aan regioactivi-teiten. Denk aan scholing, interventie of thematische kennisoverdracht. De organi-satie en coördinatie van de regioactivitei-ten liggen bij de regiofunctionaris en het regioteam. Deze laat zich bijstaan door leden via een regionale adviesraad, werkgroepen en projectgroepen.

Deelnemen kan via regionale bijeenkom-sten, online 'bijeenkomsten' en lezingen.

DOORLOPEND

02PLAATSNEMEN IN DE LEDENRAADAls lid kunt u zich kandidaat stellen voor de ledenraad in één van de kieskringen. De kandidaatstelling is open. U hoeft dus niet voorgedragen te worden.

Voor de ledenraad worden profielen gemaakt. Voldoet u aan een van de profielen? Bij de verkiezing krijgt u een uitnodiging om u kandidaat te stellen. Als kandidaat stelt u zichzelf aan de leden voor via een vooraf vastgesteld format.

3-JAARLIJKS

01STEMMEN VOOR DE LEDENRAADAls lid heeft u direct invloed op de samen-stelling van het controlerend orgaan van de vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit 20 leden van het KNGF die door u en de andere leden rechtstreeks worden gekozen.

Bij verkiezing van de ledenraad kan elk lid van de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een stem uitbrengen op één van de kandidaten.

3-JAARLIJKS

ZO HEEFT u invloed OP HET BELEID VAN HET KNGFMet de nieuwe verenigingsstructuur wordt u als lid direct betrokken bij de strategische beleidsvoering. Gedurendede strategische cyclus zijn er verschillendemomenten en acht manieren waarop u invloed kunt uitoefenen.

VOORBEREIDING& COÖRDINATIE

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

VOORSTEL

OORDEELSVORMING

INSPRAAK ALLELEDEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

VOORSTEL

VOORSTEL

VOORSTEL

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

Uitvoering beleid

Uitvoering beleid

Uitv

oeri

ng b

elei

d Uitvoering beleid

Voorbereiding meerjarenplan en jaarplan

Meerjarenplan en jaarplan

.

J

aarverslag en jaarrekening

MENINGSPEILING

MENINGSPEILING

Begr

otin

g

05BIJDRAGEN AAN REGIOACTIVITEITEN

06ACTIEVE ROL IN ÉÉN VANDE VERENIGINGSORGANEN

07BIJDRAGEN AAN ONTWIKKELING SPECIALISME

03INPUT MEERJAREN-BELEIDSPLANAls lid kunt u (inhoudelijke) input geven voor het concept meerjarenbeleidsplan. Het bestuur en de ledenraad benutten de input en wegen het mee bij het maken van de strategische keuzen.

U kunt uw input geven tijdens online bijeenkomsten, regionale en/of landelijke bijeenkomsten.

JAARLIJKS

08MENINGSPEILING ONDERLEDEN DOOR BESTUUROok het bestuur heeft de mogelijkheid om een meningspeiling onder alle leden te initiëren.

Via deze peilingen kunt u uw mening geven. Samen met die van de andere leden laat het bestuur uw mening meetellen bij de uitvoering van het beleid.

AD HOC

04MENINGSPEILING ONDER LEDEN DOOR LEDENAls lid heeft u de mogelijkheid om zelf het initiatief te nemen tot een meningspeiling onder alle leden.

Vindt u dat een vraag aan alle leden gesteld moet worden? Wanneer honderd leden van de vereniging dit ook vinden, kunt u het bestuur schriftelijk tverzoeken een ledenpeiling te houden. Het bestuur moet hier dan toe overgaan.

AD HOC

Er is alle ruimte voor vakinhoudelijke ontwikkeling van specialisme.

Binnen de kaders van het algemene beleid voeren de wetenschappelijke verenigingen hun eigen beleid. De coördinatie van de wetenschappelijke verenigingen komt te liggen bij een functionaris van het kantoor.

DOORLOPEND

Ieder lid heeft de mogelijkheid om een actieve rol te vervullen in één van de organen van de vereniging (commissies, werkgroepen, projectgroepen en bestuur).

Voor alle functies binnen een orgaan van de vereniging worden profielen opgesteld en gecommuniceerd. Leden krijgen actief de uitnodiging om zich - op basis van het profiel - kandidaat te stellen.

DOORLOPEND

Als lid kunt u deelnemen aan regioactivi-teiten. Denk aan scholing, interventie of thematische kennisoverdracht. De organi-satie en coördinatie van de regioactivitei-ten liggen bij de regiofunctionaris en het regioteam. Deze laat zich bijstaan door leden via een regionale adviesraad, werkgroepen en projectgroepen.

Deelnemen kan via regionale bijeenkom-sten, online 'bijeenkomsten' en lezingen.

DOORLOPEND

02PLAATSNEMEN IN DE LEDENRAADAls lid kunt u zich kandidaat stellen voor de ledenraad in één van de kieskringen. De kandidaatstelling is open. U hoeft dus niet voorgedragen te worden.

Voor de ledenraad worden profielen gemaakt. Voldoet u aan een van de profielen? Bij de verkiezing krijgt u een uitnodiging om u kandidaat te stellen. Als kandidaat stelt u zichzelf aan de leden voor via een vooraf vastgesteld format.

3-JAARLIJKS

01STEMMEN VOOR DE LEDENRAADAls lid heeft u direct invloed op de samen-stelling van het controlerend orgaan van de vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit 20 leden van het KNGF die door u en de andere leden rechtstreeks worden gekozen.

Bij verkiezing van de ledenraad kan elk lid van de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een stem uitbrengen op één van de kandidaten.

3-JAARLIJKS

ZO HEEFT u invloed OP HET BELEID VAN HET KNGFMet de nieuwe verenigingsstructuur wordt u als lid direct betrokken bij de strategische beleidsvoering. Gedurendede strategische cyclus zijn er verschillendemomenten en acht manieren waarop u invloed kunt uitoefenen.

VOORBEREIDING& COÖRDINATIE

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

VOORSTEL

OORDEELSVORMING

INSPRAAK ALLELEDEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

VOORSTEL

VOORSTEL

VOORSTEL

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

Uitvoering beleid

Uitvoering beleid

Uitv

oeri

ng b

elei

d Uitvoering beleid

Voorbereiding meerjarenplan en jaarplan

Meerjarenplan en jaarplan

.

J

aarverslag en jaarrekening

MENINGSPEILING

MENINGSPEILING

Begr

otin

g05BIJDRAGEN AAN REGIOACTIVITEITEN

06ACTIEVE ROL IN ÉÉN VANDE VERENIGINGSORGANEN

07BIJDRAGEN AAN ONTWIKKELING SPECIALISME

03INPUT MEERJAREN-BELEIDSPLANAls lid kunt u (inhoudelijke) input geven voor het concept meerjarenbeleidsplan. Het bestuur en de ledenraad benutten de input en wegen het mee bij het maken van de strategische keuzen.

U kunt uw input geven tijdens online bijeenkomsten, regionale en/of landelijke bijeenkomsten.

JAARLIJKS

08MENINGSPEILING ONDERLEDEN DOOR BESTUUROok het bestuur heeft de mogelijkheid om een meningspeiling onder alle leden te initiëren.

Via deze peilingen kunt u uw mening geven. Samen met die van de andere leden laat het bestuur uw mening meetellen bij de uitvoering van het beleid.

AD HOC

04MENINGSPEILING ONDER LEDEN DOOR LEDENAls lid heeft u de mogelijkheid om zelf het initiatief te nemen tot een meningspeiling onder alle leden.

Vindt u dat een vraag aan alle leden gesteld moet worden? Wanneer honderd leden van de vereniging dit ook vinden, kunt u het bestuur schriftelijk tverzoeken een ledenpeiling te houden. Het bestuur moet hier dan toe overgaan.

AD HOC

Er is alle ruimte voor vakinhoudelijke ontwikkeling van specialisme.

Binnen de kaders van het algemene beleid voeren de wetenschappelijke verenigingen hun eigen beleid. De coördinatie van de wetenschappelijke verenigingen komt te liggen bij een functionaris van het kantoor.

DOORLOPEND

Ieder lid heeft de mogelijkheid om een actieve rol te vervullen in één van de organen van de vereniging (commissies, werkgroepen, projectgroepen en bestuur).

Voor alle functies binnen een orgaan van de vereniging worden profielen opgesteld en gecommuniceerd. Leden krijgen actief de uitnodiging om zich - op basis van het profiel - kandidaat te stellen.

DOORLOPEND

Als lid kunt u deelnemen aan regioactivi-teiten. Denk aan scholing, interventie of thematische kennisoverdracht. De organi-satie en coördinatie van de regioactivitei-ten liggen bij de regiofunctionaris en het regioteam. Deze laat zich bijstaan door leden via een regionale adviesraad, werkgroepen en projectgroepen.

Deelnemen kan via regionale bijeenkom-sten, online 'bijeenkomsten' en lezingen.

DOORLOPEND

02PLAATSNEMEN IN DE LEDENRAADAls lid kunt u zich kandidaat stellen voor de ledenraad in één van de kieskringen. De kandidaatstelling is open. U hoeft dus niet voorgedragen te worden.

Voor de ledenraad worden profielen gemaakt. Voldoet u aan een van de profielen? Bij de verkiezing krijgt u een uitnodiging om u kandidaat te stellen. Als kandidaat stelt u zichzelf aan de leden voor via een vooraf vastgesteld format.

3-JAARLIJKS

01STEMMEN VOOR DE LEDENRAADAls lid heeft u direct invloed op de samen-stelling van het controlerend orgaan van de vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit 20 leden van het KNGF die door u en de andere leden rechtstreeks worden gekozen.

Bij verkiezing van de ledenraad kan elk lid van de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een stem uitbrengen op één van de kandidaten.

3-JAARLIJKS

ZO HEEFT u invloed OP HET BELEID VAN HET KNGFMet de nieuwe verenigingsstructuur wordt u als lid direct betrokken bij de strategische beleidsvoering. Gedurendede strategische cyclus zijn er verschillendemomenten en acht manieren waarop u invloed kunt uitoefenen.

VOORBEREIDING& COÖRDINATIE

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

VOORSTEL

OORDEELSVORMING

INSPRAAK ALLELEDEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

VOORSTEL

VOORSTEL

VOORSTEL

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

Uitvoering beleid

Uitvoering beleid

Uit

vo

er

in

g b

el

eid

Uit

vo

er

in

g b

ele

id

Voorbereiding meerja

re

np

la

n e

n ja

ar

pla

n

Meerjarenplan en jaarplan

.

Jaarvers

lag en jaarrekening

MENINGSPEILING

MENINGSPEILING

Begro

tin

g

05BIJDRAGEN AAN REGIOACTIVITEITEN

06ACTIEVE ROL IN ÉÉN VANDE VERENIGINGSORGANEN

07BIJDRAGEN AAN ONTWIKKELING SPECIALISME

03INPUT MEERJAREN-BELEIDSPLANAls lid kunt u (inhoudelijke) input geven voor het concept meerjarenbeleidsplan. Het bestuur en de ledenraad benutten de input en wegen het mee bij het maken van de strategische keuzen.

U kunt uw input geven tijdens online bijeenkomsten, regionale en/of landelijke bijeenkomsten.

JAARLIJKS

08MENINGSPEILING ONDERLEDEN DOOR BESTUUROok het bestuur heeft de mogelijkheid om een meningspeiling onder alle leden te initiëren.

Via deze peilingen kunt u uw mening geven. Samen met die van de andere leden laat het bestuur uw mening meetellen bij de uitvoering van het beleid.

AD HOC

04MENINGSPEILING ONDER LEDEN DOOR LEDENAls lid heeft u de mogelijkheid om zelf het initiatief te nemen tot een meningspeiling onder alle leden.

Vindt u dat een vraag aan alle leden gesteld moet worden? Wanneer honderd leden van de vereniging dit ook vinden, kunt u het bestuur schriftelijk tverzoeken een ledenpeiling te houden. Het bestuur moet hier dan toe overgaan.

AD HOC

Er is alle ruimte voor vakinhoudelijke ontwikkeling van specialisme.

Binnen de kaders van het algemene beleid voeren de wetenschappelijke verenigingen hun eigen beleid. De coördinatie van de wetenschappelijke verenigingen komt te liggen bij een functionaris van het kantoor.

DOORLOPEND

Ieder lid heeft de mogelijkheid om een actieve rol te vervullen in één van de organen van de vereniging (commissies, werkgroepen, projectgroepen en bestuur).

Voor alle functies binnen een orgaan van de vereniging worden profielen opgesteld en gecommuniceerd. Leden krijgen actief de uitnodiging om zich - op basis van het profiel - kandidaat te stellen.

DOORLOPEND

Als lid kunt u deelnemen aan regioactivi-teiten. Denk aan scholing, interventie of thematische kennisoverdracht. De organi-satie en coördinatie van de regioactivitei-ten liggen bij de regiofunctionaris en het regioteam. Deze laat zich bijstaan door leden via een regionale adviesraad, werkgroepen en projectgroepen.

Deelnemen kan via regionale bijeenkom-sten, online 'bijeenkomsten' en lezingen.

DOORLOPEND

02PLAATSNEMEN IN DE LEDENRAADAls lid kunt u zich kandidaat stellen voor de ledenraad in één van de kieskringen. De kandidaatstelling is open. U hoeft dus niet voorgedragen te worden.

Voor de ledenraad worden profielen gemaakt. Voldoet u aan een van de profielen? Bij de verkiezing krijgt u een uitnodiging om u kandidaat te stellen. Als kandidaat stelt u zichzelf aan de leden voor via een vooraf vastgesteld format.

3-JAARLIJKS

01STEMMEN VOOR DE LEDENRAADAls lid heeft u direct invloed op de samen-stelling van het controlerend orgaan van de vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit 20 leden van het KNGF die door u en de andere leden rechtstreeks worden gekozen.

Bij verkiezing van de ledenraad kan elk lid van de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een stem uitbrengen op één van de kandidaten.

3-JAARLIJKS

Nieuwe structuur en werkwijze

Modernisering KNGFWe hebben van onze leden groen licht gekregen om de vereniging te moderniseren. In deze infographic kunt u zien op welke momenten en wanneer u als lid invloed hebt op het beleid. Met deze nieuwe structuur en werkwijze starten we in 2014.

In FysioPraxis en FysioEnieuws lichten we regelmatig onderdelen uit. Zo heeft u al kunnen lezen over de ledenraad, over commissies en over de regio.

Op FysioNet vindt u alle achter-gronden overzichtelijk bijeen. Ga hiervoor naar www.fysionet.nl/modernisering.

30

FysioPraxis | juni 2013

ACHTER HET NIEUWS.indd 30 04-06-13 15:44

Page 31: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

ZO HEEFT u invloed OP HET BELEID VAN HET KNGFMet de nieuwe verenigingsstructuur wordt u als lid direct betrokken bij de strategische beleidsvoering. Gedurendede strategische cyclus zijn er verschillendemomenten en acht manieren waarop u invloed kunt uitoefenen.

VOORBEREIDING& COÖRDINATIE

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

VOORSTEL

OORDEELSVORMING

INSPRAAK ALLELEDEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

VOORSTEL

VOORSTEL

VOORSTEL

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

Uitvoering beleid

Uitvoering beleid

Uitv

oeri

ng b

elei

d Uitvoering beleid

Voorbereiding meerjarenplan en jaarplan

Meerjarenplan en jaarplan

.

J

aarverslag en jaarrekening

MENINGSPEILING

MENINGSPEILING

Begr

otin

g

05BIJDRAGEN AAN REGIOACTIVITEITEN

06ACTIEVE ROL IN ÉÉN VANDE VERENIGINGSORGANEN

07BIJDRAGEN AAN ONTWIKKELING SPECIALISME

03INPUT MEERJAREN-BELEIDSPLANAls lid kunt u (inhoudelijke) input geven voor het concept meerjarenbeleidsplan. Het bestuur en de ledenraad benutten de input en wegen het mee bij het maken van de strategische keuzen.

U kunt uw input geven tijdens online bijeenkomsten, regionale en/of landelijke bijeenkomsten.

JAARLIJKS

08MENINGSPEILING ONDERLEDEN DOOR BESTUUROok het bestuur heeft de mogelijkheid om een meningspeiling onder alle leden te initiëren.

Via deze peilingen kunt u uw mening geven. Samen met die van de andere leden laat het bestuur uw mening meetellen bij de uitvoering van het beleid.

AD HOC

04MENINGSPEILING ONDER LEDEN DOOR LEDENAls lid heeft u de mogelijkheid om zelf het initiatief te nemen tot een meningspeiling onder alle leden.

Vindt u dat een vraag aan alle leden gesteld moet worden? Wanneer honderd leden van de vereniging dit ook vinden, kunt u het bestuur schriftelijk tverzoeken een ledenpeiling te houden. Het bestuur moet hier dan toe overgaan.

AD HOC

Er is alle ruimte voor vakinhoudelijke ontwikkeling van specialisme.

Binnen de kaders van het algemene beleid voeren de wetenschappelijke verenigingen hun eigen beleid. De coördinatie van de wetenschappelijke verenigingen komt te liggen bij een functionaris van het kantoor.

DOORLOPEND

Ieder lid heeft de mogelijkheid om een actieve rol te vervullen in één van de organen van de vereniging (commissies, werkgroepen, projectgroepen en bestuur).

Voor alle functies binnen een orgaan van de vereniging worden profielen opgesteld en gecommuniceerd. Leden krijgen actief de uitnodiging om zich - op basis van het profiel - kandidaat te stellen.

DOORLOPEND

Als lid kunt u deelnemen aan regioactivi-teiten. Denk aan scholing, interventie of thematische kennisoverdracht. De organi-satie en coördinatie van de regioactivitei-ten liggen bij de regiofunctionaris en het regioteam. Deze laat zich bijstaan door leden via een regionale adviesraad, werkgroepen en projectgroepen.

Deelnemen kan via regionale bijeenkom-sten, online 'bijeenkomsten' en lezingen.

DOORLOPEND

02PLAATSNEMEN IN DE LEDENRAADAls lid kunt u zich kandidaat stellen voor de ledenraad in één van de kieskringen. De kandidaatstelling is open. U hoeft dus niet voorgedragen te worden.

Voor de ledenraad worden profielen gemaakt. Voldoet u aan een van de profielen? Bij de verkiezing krijgt u een uitnodiging om u kandidaat te stellen. Als kandidaat stelt u zichzelf aan de leden voor via een vooraf vastgesteld format.

3-JAARLIJKS

01STEMMEN VOOR DE LEDENRAADAls lid heeft u direct invloed op de samen-stelling van het controlerend orgaan van de vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit 20 leden van het KNGF die door u en de andere leden rechtstreeks worden gekozen.

Bij verkiezing van de ledenraad kan elk lid van de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een stem uitbrengen op één van de kandidaten.

3-JAARLIJKS

ZO HEEFT u invloed OP HET BELEID VAN HET KNGFMet de nieuwe verenigingsstructuur wordt u als lid direct betrokken bij de strategische beleidsvoering. Gedurendede strategische cyclus zijn er verschillendemomenten en acht manieren waarop u invloed kunt uitoefenen.

VOORBEREIDING& COÖRDINATIE

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

VOORSTEL

OORDEELSVORMING

INSPRAAK ALLELEDEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

VOORSTEL

VOORSTEL

VOORSTEL

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

Uitvoering beleid

Uitvoering beleid

Uitv

oeri

ng b

elei

d Uitvoering beleid

Voorbereiding meerjarenplan en jaarplan

Meerjarenplan en jaarplan

.

J

aarverslag en jaarrekening

MENINGSPEILING

MENINGSPEILING

Begr

otin

g

05BIJDRAGEN AAN REGIOACTIVITEITEN

06ACTIEVE ROL IN ÉÉN VANDE VERENIGINGSORGANEN

07BIJDRAGEN AAN ONTWIKKELING SPECIALISME

03INPUT MEERJAREN-BELEIDSPLANAls lid kunt u (inhoudelijke) input geven voor het concept meerjarenbeleidsplan. Het bestuur en de ledenraad benutten de input en wegen het mee bij het maken van de strategische keuzen.

U kunt uw input geven tijdens online bijeenkomsten, regionale en/of landelijke bijeenkomsten.

JAARLIJKS

08MENINGSPEILING ONDERLEDEN DOOR BESTUUROok het bestuur heeft de mogelijkheid om een meningspeiling onder alle leden te initiëren.

Via deze peilingen kunt u uw mening geven. Samen met die van de andere leden laat het bestuur uw mening meetellen bij de uitvoering van het beleid.

AD HOC

04MENINGSPEILING ONDER LEDEN DOOR LEDENAls lid heeft u de mogelijkheid om zelf het initiatief te nemen tot een meningspeiling onder alle leden.

Vindt u dat een vraag aan alle leden gesteld moet worden? Wanneer honderd leden van de vereniging dit ook vinden, kunt u het bestuur schriftelijk tverzoeken een ledenpeiling te houden. Het bestuur moet hier dan toe overgaan.

AD HOC

Er is alle ruimte voor vakinhoudelijke ontwikkeling van specialisme.

Binnen de kaders van het algemene beleid voeren de wetenschappelijke verenigingen hun eigen beleid. De coördinatie van de wetenschappelijke verenigingen komt te liggen bij een functionaris van het kantoor.

DOORLOPEND

Ieder lid heeft de mogelijkheid om een actieve rol te vervullen in één van de organen van de vereniging (commissies, werkgroepen, projectgroepen en bestuur).

Voor alle functies binnen een orgaan van de vereniging worden profielen opgesteld en gecommuniceerd. Leden krijgen actief de uitnodiging om zich - op basis van het profiel - kandidaat te stellen.

DOORLOPEND

Als lid kunt u deelnemen aan regioactivi-teiten. Denk aan scholing, interventie of thematische kennisoverdracht. De organi-satie en coördinatie van de regioactivitei-ten liggen bij de regiofunctionaris en het regioteam. Deze laat zich bijstaan door leden via een regionale adviesraad, werkgroepen en projectgroepen.

Deelnemen kan via regionale bijeenkom-sten, online 'bijeenkomsten' en lezingen.

DOORLOPEND

02PLAATSNEMEN IN DE LEDENRAADAls lid kunt u zich kandidaat stellen voor de ledenraad in één van de kieskringen. De kandidaatstelling is open. U hoeft dus niet voorgedragen te worden.

Voor de ledenraad worden profielen gemaakt. Voldoet u aan een van de profielen? Bij de verkiezing krijgt u een uitnodiging om u kandidaat te stellen. Als kandidaat stelt u zichzelf aan de leden voor via een vooraf vastgesteld format.

3-JAARLIJKS

01STEMMEN VOOR DE LEDENRAADAls lid heeft u direct invloed op de samen-stelling van het controlerend orgaan van de vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit 20 leden van het KNGF die door u en de andere leden rechtstreeks worden gekozen.

Bij verkiezing van de ledenraad kan elk lid van de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een stem uitbrengen op één van de kandidaten.

3-JAARLIJKS

ZO HEEFT u invloed OP HET BELEID VAN HET KNGFMet de nieuwe verenigingsstructuur wordt u als lid direct betrokken bij de strategische beleidsvoering. Gedurendede strategische cyclus zijn er verschillendemomenten en acht manieren waarop u invloed kunt uitoefenen.

VOORBEREIDING& COÖRDINATIE

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

VOORSTEL

OORDEELSVORMING

INSPRAAK ALLELEDEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

VOORSTEL

VOORSTEL

VOORSTEL

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

Uitvoering beleid

Uitvoering beleid

Uitv

oeri

ng b

elei

d Uitvoering beleid

Voorbereiding meerjarenplan en jaarplan

Meerjarenplan en jaarplan

.

J

aarverslag en jaarrekening

MENINGSPEILING

MENINGSPEILING

Begr

otin

g

05BIJDRAGEN AAN REGIOACTIVITEITEN

06ACTIEVE ROL IN ÉÉN VANDE VERENIGINGSORGANEN

07BIJDRAGEN AAN ONTWIKKELING SPECIALISME

03INPUT MEERJAREN-BELEIDSPLANAls lid kunt u (inhoudelijke) input geven voor het concept meerjarenbeleidsplan. Het bestuur en de ledenraad benutten de input en wegen het mee bij het maken van de strategische keuzen.

U kunt uw input geven tijdens online bijeenkomsten, regionale en/of landelijke bijeenkomsten.

JAARLIJKS

08MENINGSPEILING ONDERLEDEN DOOR BESTUUROok het bestuur heeft de mogelijkheid om een meningspeiling onder alle leden te initiëren.

Via deze peilingen kunt u uw mening geven. Samen met die van de andere leden laat het bestuur uw mening meetellen bij de uitvoering van het beleid.

AD HOC

04MENINGSPEILING ONDER LEDEN DOOR LEDENAls lid heeft u de mogelijkheid om zelf het initiatief te nemen tot een meningspeiling onder alle leden.

Vindt u dat een vraag aan alle leden gesteld moet worden? Wanneer honderd leden van de vereniging dit ook vinden, kunt u het bestuur schriftelijk tverzoeken een ledenpeiling te houden. Het bestuur moet hier dan toe overgaan.

AD HOC

Er is alle ruimte voor vakinhoudelijke ontwikkeling van specialisme.

Binnen de kaders van het algemene beleid voeren de wetenschappelijke verenigingen hun eigen beleid. De coördinatie van de wetenschappelijke verenigingen komt te liggen bij een functionaris van het kantoor.

DOORLOPEND

Ieder lid heeft de mogelijkheid om een actieve rol te vervullen in één van de organen van de vereniging (commissies, werkgroepen, projectgroepen en bestuur).

Voor alle functies binnen een orgaan van de vereniging worden profielen opgesteld en gecommuniceerd. Leden krijgen actief de uitnodiging om zich - op basis van het profiel - kandidaat te stellen.

DOORLOPEND

Als lid kunt u deelnemen aan regioactivi-teiten. Denk aan scholing, interventie of thematische kennisoverdracht. De organi-satie en coördinatie van de regioactivitei-ten liggen bij de regiofunctionaris en het regioteam. Deze laat zich bijstaan door leden via een regionale adviesraad, werkgroepen en projectgroepen.

Deelnemen kan via regionale bijeenkom-sten, online 'bijeenkomsten' en lezingen.

DOORLOPEND

02PLAATSNEMEN IN DE LEDENRAADAls lid kunt u zich kandidaat stellen voor de ledenraad in één van de kieskringen. De kandidaatstelling is open. U hoeft dus niet voorgedragen te worden.

Voor de ledenraad worden profielen gemaakt. Voldoet u aan een van de profielen? Bij de verkiezing krijgt u een uitnodiging om u kandidaat te stellen. Als kandidaat stelt u zichzelf aan de leden voor via een vooraf vastgesteld format.

3-JAARLIJKS

01STEMMEN VOOR DE LEDENRAADAls lid heeft u direct invloed op de samen-stelling van het controlerend orgaan van de vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit 20 leden van het KNGF die door u en de andere leden rechtstreeks worden gekozen.

Bij verkiezing van de ledenraad kan elk lid van de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een stem uitbrengen op één van de kandidaten.

3-JAARLIJKS

ZO HEEFT u invloed OP HET BELEID VAN HET KNGFMet de nieuwe verenigingsstructuur wordt u als lid direct betrokken bij de strategische beleidsvoering. Gedurendede strategische cyclus zijn er verschillendemomenten en acht manieren waarop u invloed kunt uitoefenen.

VOORBEREIDING& COÖRDINATIE

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

STRATEGISCHEINPUT

VOORSTEL

OORDEELSVORMING

INSPRAAK ALLELEDEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

VOORBEREIDING & COÖRDINATIE

VOORSTEL

VOORSTEL

VOORSTEL

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

BESLUITVORMING

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

INPUT VOORONDERLIGGENDEWERKPLANNEN

VOORBE- REIDING &

COÖRDINATIE

Uitvoering beleid

Uitvoering beleid

Uit

vo

er

in

g b

el

eid

Uit

vo

er

in

g b

ele

id

Voorbereiding meerja

re

np

la

n e

n ja

ar

pla

n

Meerjarenplan en jaarplan

.

Jaarvers

lag en jaarrekening

MENINGSPEILING

MENINGSPEILING

Begro

tin

g

05BIJDRAGEN AAN REGIOACTIVITEITEN

06ACTIEVE ROL IN ÉÉN VANDE VERENIGINGSORGANEN

07BIJDRAGEN AAN ONTWIKKELING SPECIALISME

03INPUT MEERJAREN-BELEIDSPLANAls lid kunt u (inhoudelijke) input geven voor het concept meerjarenbeleidsplan. Het bestuur en de ledenraad benutten de input en wegen het mee bij het maken van de strategische keuzen.

U kunt uw input geven tijdens online bijeenkomsten, regionale en/of landelijke bijeenkomsten.

JAARLIJKS

08MENINGSPEILING ONDERLEDEN DOOR BESTUUROok het bestuur heeft de mogelijkheid om een meningspeiling onder alle leden te initiëren.

Via deze peilingen kunt u uw mening geven. Samen met die van de andere leden laat het bestuur uw mening meetellen bij de uitvoering van het beleid.

AD HOC

04MENINGSPEILING ONDER LEDEN DOOR LEDENAls lid heeft u de mogelijkheid om zelf het initiatief te nemen tot een meningspeiling onder alle leden.

Vindt u dat een vraag aan alle leden gesteld moet worden? Wanneer honderd leden van de vereniging dit ook vinden, kunt u het bestuur schriftelijk tverzoeken een ledenpeiling te houden. Het bestuur moet hier dan toe overgaan.

AD HOC

Er is alle ruimte voor vakinhoudelijke ontwikkeling van specialisme.

Binnen de kaders van het algemene beleid voeren de wetenschappelijke verenigingen hun eigen beleid. De coördinatie van de wetenschappelijke verenigingen komt te liggen bij een functionaris van het kantoor.

DOORLOPEND

Ieder lid heeft de mogelijkheid om een actieve rol te vervullen in één van de organen van de vereniging (commissies, werkgroepen, projectgroepen en bestuur).

Voor alle functies binnen een orgaan van de vereniging worden profielen opgesteld en gecommuniceerd. Leden krijgen actief de uitnodiging om zich - op basis van het profiel - kandidaat te stellen.

DOORLOPEND

Als lid kunt u deelnemen aan regioactivi-teiten. Denk aan scholing, interventie of thematische kennisoverdracht. De organi-satie en coördinatie van de regioactivitei-ten liggen bij de regiofunctionaris en het regioteam. Deze laat zich bijstaan door leden via een regionale adviesraad, werkgroepen en projectgroepen.

Deelnemen kan via regionale bijeenkom-sten, online 'bijeenkomsten' en lezingen.

DOORLOPEND

02PLAATSNEMEN IN DE LEDENRAADAls lid kunt u zich kandidaat stellen voor de ledenraad in één van de kieskringen. De kandidaatstelling is open. U hoeft dus niet voorgedragen te worden.

Voor de ledenraad worden profielen gemaakt. Voldoet u aan een van de profielen? Bij de verkiezing krijgt u een uitnodiging om u kandidaat te stellen. Als kandidaat stelt u zichzelf aan de leden voor via een vooraf vastgesteld format.

3-JAARLIJKS

01STEMMEN VOOR DE LEDENRAADAls lid heeft u direct invloed op de samen-stelling van het controlerend orgaan van de vereniging: de ledenraad. Deze bestaat uit 20 leden van het KNGF die door u en de andere leden rechtstreeks worden gekozen.

Bij verkiezing van de ledenraad kan elk lid van de vereniging in twee zogenaamde kieskringen (digitaal) een stem uitbrengen op één van de kandidaten.

3-JAARLIJKS

31

FysioPraxis | juni 2013

ACHTER HET NIEUWS.indd 31 04-06-13 15:44

Page 32: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Fysiotherapie neemt regie in kwaliteitEen reactie van de heer Bouman naar aanleiding van het artikel ‘Fysiotherapie neemt regie in kwaliteit’, gepubliceerd in FysioPraxis 4-2013 (pag. 28-31). Met aansluitend een reactie van Henri Kiers.

In HEt artIKEl ‘Fysiotherapie neemt regie in kwaliteit’ wordt een lans gebroken voor de PrOMs: het meten van resultaten en op basis daarvan het verbeteren van de kwaliteit. Bij het lezen van dit artikel kreeg ik het gevoel van ‘oude wijn in nieuwe zakken’. In 2003 werd de eerste fysiotherapiepraktijk Onink & Brakké, tegenwoordig Somatic, ISO 9001-gecertificeerd. De praktijkhouders van deze praktijk zagen als eersten de toegevoegde waarde van een kwaliteitsmanagement-systeem in. Hun visie: ‘De weg naar het resultaat bepaalt in hoge mate het niveau en de bestendigheid van het re-sultaat. alleen uitkomsten meten is nooit een succes ge-bleken.’

Kern van de beperking KwaliFy, plus- en topzorgaudits zijn zeer fraudegevoelige systemen. Het lijkt wel alsof het KnGF en de verzekeraars graag opgelicht willen worden. Er worden PrOMs ontwikkelt waarbij er vooralsnog vanuit wordt gegaan dat de uitkomsten niet ‘opgeleukt’ zullen worden. Vragenlijsten voor patiënten worden nu ook vaak door behandelaars ingevuld om aan de plusaudit-eisen te voldoen. Zal dat met PrOMs niet gebeuren? De meeste

patiënten zijn blij wanneer ze zijn uitbehandeld en hebben dan helemaal geen zin meer om vragenlijsten in te vullen. Of wil het KnGF het de patiënten verplichten? De opmerking van Olaf van der Zanden (fysiotherapeut, lid van de KnGF-beleidscommissie Kwaliteit, Onderwijs, We-tenschap en Beroepsinhoud en bestuurslid Kwaliteit van de Vereniging topfysiotherapie en praktijkhouder in Weert) raakt de kern van de beperking van PrOMs. PrOMs ge-

ven geen inzicht in de processen die naar het resultaat lei-den en geven geen beeld van de zorgvisie van de praktijk, laat staan van de interne acties die in een praktijk worden ondernomen om systematisch aan kwaliteit te werken. PrOMs kunnen een goed beeld geven van behandel- resultaten mits ze deel uitmaken van een breder kwali-teitssysteem, waarbij tevens de interne processen van een praktijk worden getoetst. PrOMs enkel als middel voor kwaliteitsmeting zal even kansloos zijn als KwaliFy.Ik deel de volgende mening van Hans Plattel (contractma-nager bij zorgverzekeraar Menzis): “Het zou goed zijn als fysiotherapeuten elkaar aanspreken op kwaliteit.” Zolang het zelfreinigend vermogen binnen de beroepsgroep fy-siotherapie ontbreekt, zal het KnGF nooit de regie over kwaliteit in handen krijgen. Een bezoek van collega-the-rapeuten, zoals Henri Kiers in het artikel voorstelt, zal bij verzekeraars niet veel indruk maken. alleen bij een ge-loofwaardig kwaliteitsbeleid en onafhankelijke toetsing met mogelijkheid tot sanctionering zal het KnGF de regie wellicht weer in handen kunnen krijgen.

Menno Bouman, Stichting Kwaliteitsbeheer Fysiotherapie Nederland.

promsKwaliteitinzicht

patiënten ontwiKKeling

Kwaliteit in beweging

‘Alleen bij een geloofwaardig kwaliteitsbeleid en onafhankelijke toetsing met mogelijkheid tot sanctionering zal het KNGF de regie wellicht weer in handen kunnen krijgen’

F o r u m

In Nederland zijn ruim één miljoen mensen met een chronische longziekte. Het Longfonds zet zich voor hen in, want longen zijn van levensbelang. Wij strijden voor gezonde longen en tegen chronische longziekten.

Als zorgverlener geeft u zorg aan longpatiënten. Met de patiëntenversies van de zorgstandaarden astma en COPD kunt u samen met de patiënt aan de slag voor de beste zorg.

Bestel de patiëntenversies gratis op longfonds.nl/bestellen

De beste zorg

voor longpatienten

VoorheenAstma Fonds

volg ons op:@longfonds

facebook.com/longfondsyoutube.com/longfonds

longfonds.nl

32

FysioPraxis | juni 2013

FORUM.indd 32 04-06-13 15:30

Page 33: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Reactie: Henri Kiers

De heer Bouman pleit in zijn reactie voor het gebruik van procesindicatoren. Wij hebben hiertegen een principiële keuze gemaakt en daar verschillen we inderdaad van me-ning. Lering uit bestaande systemen (plus audits, HKZ-certificering, beheersaudits) en het reeds verlaten systeem KWALIFY hebben geleid tot de keuze voor uitkomstindi-catoren. Deze indicatoren zijn veel meer valide voor de uitkomst van de behandeling, iets wat de naam al aan-geeft. Immers, het is de uitkomst van de behandeling die bepaalt of de behandeling het gewenste resultaat heeft bereikt. Informatie over het proces is echter wel noodza-kelijk om uitkomsten te verbeteren. Er dient daarom ook een duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen het meten van kwaliteit en het verbeteren van kwaliteit. Dat zijn twee verschillende dingen. Daarom is in het Kwaliteit in Bewegingssysteem ook voorzien in een terugkoppeling van indicatoren met een benchmark en een intern kwa-liteitsverbeteringsproces. Dit kan plaatsvinden op basis van procesvariabelen, waarin gepoogd wordt de kwaliteit van handelen te verbeteren. Of dit proces slaagt of niet, of de behandeling effect sorteert of niet, is alleen maar goed te meten door de uitkomst te meten. We willen toch niet terug naar een systeem waarbij de mate waarin verslag wordt gelegd de basis is voor de beoordeling van de kwa-liteit van zorg?

Parallel Een mooie parallel is te trekken met een fysio-therapeutische behandeling zelf. Wij proberen mensen te helpen met een persoonlijk probleem met bewegen – als het enigszins kan op participatieniveau. Voor de analyse van het probleem maken we echter wel degelijk gebruik van functiestoornissen, externe en persoonlijke factoren. Deze worden ook gebruikt bij het bepalen van de soort interventie. Of deze interventie succesvol is geweest of niet, is echter alleen te beoordelen aan de hand van de uitkomst op participatieniveau. Wil men deze behande-ling verbeteren, dan zal geanalyseerd moeten worden wat gedaan is op alle factoren en hoe dat effect heeft gehad op de outcome van de behandeling.

Outcome-indicatoren Een procesbeoordeling zonder outcome is als de oude spreuk ‘operatie geslaagd, patiënt overleden’. Alleen met outcome-indicatoren zal een eer-lijke systematiek van kwaliteitsbeoordeling mogelijk zijn, onder het motto ‘laat maar zien wat je kunt’. Alleen dit zal leiden tot, zoals de heer Bouman aanhaalt, een geloof-waardig kwaliteitsbeleid.

Henri Kiers, bestuurslid KNGF, portefeuille Kwaliteit, Onderwijs, Wetenschap en Beroepsinhoud.

‘Alleen met outcome- indicatoren zal een eerlijke systematiek van kwaliteitsbeoordeling mogelijk zijn’

In Nederland zijn ruim één miljoen mensen met een chronische longziekte. Het Longfonds zet zich voor hen in, want longen zijn van levensbelang. Wij strijden voor gezonde longen en tegen chronische longziekten.

Als zorgverlener geeft u zorg aan longpatiënten. Met de patiëntenversies van de zorgstandaarden astma en COPD kunt u samen met de patiënt aan de slag voor de beste zorg.

Bestel de patiëntenversies gratis op longfonds.nl/bestellen

De beste zorg

voor longpatienten

VoorheenAstma Fonds

volg ons op:@longfonds

facebook.com/longfondsyoutube.com/longfonds

longfonds.nl

ADVErtEntIE

FysioPraxis | juni 2013

33

FORUM.indd 33 04-06-13 15:30

Page 34: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

FysioPraxis | juni 2013

K N G F - s e r v i c e

Verkoop fysiotherapiepraktijk

Praktijkoverdracht: begin op tijdUw handtekening zetten onder de overdracht van uw praktijk is misschien wel de meest gedenkwaar-dige handeling die een fysiotherapeut verricht als ondernemer. Dat klinkt een stuk luchtiger dan het is. Een overdracht kan emotioneel zijn en er moet gewoon erg veel geregeld worden. “Zorg dat ruim voor de verkoop alles op orde is.”

Tekst: Margit Warmink

DE praktijk ‘vErkoopklaar’ maken, een koper vin-den, vaststellen of pensionering financieel haalbaar is en administratieve en fiscale kwesties zo regelen dat de over-dracht optimaal uitpakt voor koper en verkoper… over een succesvolle overdracht begint u idealiter zo’n vijf jaar van tevoren met nadenken, adviseert kNGF.

Goodwill Uit het Onderzoek Praktijkoverdracht 2012 van het KNGF blijkt dat tussen de 10 en 40 procent van de 55+-praktijkhouders dit advies wil overnemen. Bijna de helft denkt dat 1 tot 3 jaar volstaat. Henri Brom, adviseur overname & opvolging bij MkB adviseurs, is net als het kNGF voorstander van ruim plannen. “Dan hebt u nog tijd om maatregelen te treffen, mocht dat nodig blijken. Zo kan het belastingtechnisch verstandig zijn om de overdracht aan werknemers via de geruisloze methode te laten plaats-vinden. Dat kun je niet zomaar even regelen, de werkne-mer moet dan drie jaar in dienst zijn geweest.” ook kan het inkomen na pensionering tegenvallen. Brom: “Dat zien we op dit moment veel omdat de opbrengst van goodwill tegenvalt. als je dit op tijd ontdekt, kun je nog financiële voorzieningen treffen. of overwegen om wat langer door te werken. Misschien wel in loondienst van je eigen prak-tijk, als de nieuwe eigenaar dat ook een goed idee vindt.”

Verkoop aan medewerkers Van de respondenten wil 65 procent binnen 5 jaar stoppen met hun praktijk. Het bereiken van de pensioenleeftijd is de belangrijkste reden, gevolgd door de hoge administratieve belasting (Onder-zoek Praktijkoverdracht, KNGF). De toegenomen eisen van zorgverzekeraars worden vaak genoemd, zegt Eric van Haperen, praktijkadviseur bij vvaa. “oudere fysio-therapeuten hebben daar vaak geen zin meer in. voor de jonge generatie ligt dat anders, die zijn ermee opgegroeid.” als er zo veel stoppers zijn, is dit dan wel een goed mo-ment om te beginnen? van Haperen: “2012 was geen best jaar voor fysiotherapiepraktijken. Maar omdat er veel con-tracten niet zijn verlengd of tussentijds ontbonden, zijn er ook veel jongeren die zelfstandig verder willen. onze erva-ring is dat banken vertrouwen hebben in de gezondheids-zorg, ondanks de crisis. Fysiotherapiepraktijken zijn nog redelijk goed te financieren.”

Highlights onderzoek

praktijkoverdracht

61% verdiept zich korter dan drie jaar vooraf in het proces

57% acht proces van praktijkoverdracht als (heel) lastig

Slechts 18% schat opvolger vinden in als (heel) makkelijk

Slechts 3% heeft geen of nauwelijks inzicht in hoogte pensioen

74% is beperkt of slecht op hoogte van metho-diek waardebepaling

Praktijk wordt in 50% overdragen aan werkne-mer, nog geen 4% aan niet-fysiotherapeut

Men zoekt voor overdracht vooral binnen eigen netwerk (49%)

Slechts 19% kwalifi ceert verkoopwaarde praktijk als ‘aanzienlijk’

47% ziet goodwill nog als onderdeel pensioen, lijkt niet verstandig

Na bereiken pensioenleeftijd is administratieve lastendruk belangrijkste reden om te stoppen!

Na accountant/belastingadviseur (91%), kijkt men voor ondersteuning vooral naar collega, gespecialiseerd adviesbureau en KNGF

Behoefte productaanbod voor stoppers: boekje over waardebepaling 67%, checklist 64%, maatwerkadvies 57%

Highlights onderzoek

praktijkoverdracht

61% verdiept zich korter dan drie jaar vooraf in het proces

57% acht proces van praktijkoverdracht als (heel) lastig

Slechts 18% schat opvolger vinden in als (heel) makkelijk

Slechts 3% heeft geen of nauwelijks inzicht in hoogte pensioen

74% is beperkt of slecht op hoogte van metho-diek waardebepaling

Praktijk wordt in 50% overdragen aan werkne-mer, nog geen 4% aan niet-fysiotherapeut

Men zoekt voor overdracht vooral binnen eigen netwerk (49%)

Slechts 19% kwalifi ceert verkoopwaarde praktijk als ‘aanzienlijk’

47% ziet goodwill nog als onderdeel pensioen, lijkt niet verstandig

Na bereiken pensioenleeftijd is administratieve lastendruk belangrijkste reden om te stoppen!

Na accountant/belastingadviseur (91%), kijkt men voor ondersteuning vooral naar collega, gespecialiseerd adviesbureau en KNGF

Behoefte productaanbod voor stoppers: boekje over waardebepaling 67%, checklist 64%, maatwerkadvies 57%

34

KNGF-SERVICE.indd 34 04-06-13 15:36

Page 35: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Thijs en Eugenie namen ruim twee jaar geleden het besluit om hun praktijk te verkopen. De macht van de zorgverzekeraars, de administratieve rompslomp: het echtpaar was er klaar mee. “Hoewel we het werk 37 jaar lang met veel plezier hebben ge-daan. We zijn gaan praten met onze medewerkers en die waren geïnteresseerd in een overname. Ons plan was een harmonische overdracht. We wilden de goodwill en het onroerend goed ver-kopen, alles in één keer. De inventaris kregen ze erbij.” Toch ver-slikten de twee partijen zich nog bijna in het proces. “Dat kwam omdat de adviseur van de andere partij allerlei eisen ging stellen. Wij mochten bijvoorbeeld vijf jaar lang geen mensen uit deze re-gio behandelen. Dat waren we ook helemaal niet van plan, maar zo ontstond er onbedoeld achterdocht. Gelukkig konden we dit uitpraten zodat het contact nu nog steeds goed is.” Achteraf gezien was het fiscaal handiger geweest om een jaar later te stoppen. Thijs: “De fiscale vrijstelling bij verkoop en afstorting in een lijfrente is veel hoger voor een 60-jarige. Maar dan had ik nog wel een jaar moeten doorwerken.”

Waardeontwikkelingen Uit het Onderzoek Praktijkoverdracht 2012 (KNGF) blijkt dat 40 procent geen idee heeft wat de waarde is van de praktijk en bijna 50 procent denkt dit ongeveer te we-ten. Arjan Wijnands is specialist Medici en Vrije beroepen bij ABN AMRO, de grootste bank onder fysiotherapeuten. Hij houdt de waardeontwikkelingen goed in de gaten. “Veel aspecten spelen een rol, zoals de regio, het personeel, het patiëntenbestand en de uitstraling van de praktijk. Het loont om de praktijk zo aantrek-kelijk mogelijk te maken. Stop dus niet met investeren omdat je toch met pensioen gaat. Zorg dat alles op orde is.”“Vraag de marktwaarde,” adviseert Wijnands, “dat straalt ver-

trouwen uit. Je gelooft in je eigen praktijk. Ook kun je afspreken om betrokken te blijven, dat wekt vertrouwen bij de koper. Even-tueel kun je overwegen om geld in de praktijk te laten zitten, ook om fiscale redenen. Bedenk wel dat als de praktijk failliet gaat, je geld weg is.”

Ook Marleen Jansen, sectormanager Gezondheidszorg bij Rabo-bank, ziet regelmatig dat de voormalige praktijkhouder betrokken blijft. “Fysiotherapeuten vinden hun werk vaak prachtig, ze willen alleen van de administratieve rompslomp af. Dan is samenwer-king een mooie oplossing die bovendien een positieve uitstraling heeft op patiënten.” Een achtergestelde lening is volgens Jansen prettig voor beide partijen. “De nieuwe praktijkhouder krijgt daar-mee zijn financiering makkelijker rond. En tegen een rente van 5 tot 6 procent is uitlenen best aantrekkelijk.” Volgens de KNGF-aanbeveling zijn bewuste keuzes en een goed advies van belang bij financiële betrokkenheid na de overdracht.

‘Het loont om de praktijk zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Stop niet met investeren omdat je toch met pensioen gaat. Zorg dat alles op orde is’

ww

w.s

hutt

erst

ock.

com

35

FysioPraxis | juni 2013

>>

KNGF-SERVICE.indd 35 04-06-13 15:36

Page 36: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

 

 

 

 

 

 

 

     

 

 

www.mulliganconcept.nl

100 % pijnvrije mobilisaties MWM’s, NAGS & SNAGS volgens Brian Mulligan 

 • Cursus Mulligan Concept A/B : 2 x 2 dagen (34 accr.pnt.) • Cursus Mulligan Concept C: 2 dagen (14 accr.pnt.) 

 Docenten: René Claassen en Peter van Dalen Voor meer informatie, data en inschrijven: 

Welkom op onze website! :

Draag bij aan levensreddend wetenschappelijk onderzoek en

een gezondere leefstijl voor kinderen. Bel 070 - 3155638 voor

informatie of kijk op www.iksteunhetkinderhartenfonds.nl

Wie sponsort mijn hart?

Gezocht: donateurs

Kinderhartenfonds.

BAANBREKEND. BETROUWBAAR.

Call to action

BAANBREKEND. BETROUWBAAR.

Probeer nu één maand

gratis!

Uw vakinformatie en nascholing in één keer regelen? Dat kan, met BSL Fysiotherapeut Totaal. Een compleet abonnement waarin vakinformatie en nascholing voor u bij elkaar zijn gebracht.

• Uw vakinformatie en online nascholing in één abonnement

• Behaal tot 15 accreditatiepunten per jaar• Online toegang > 60 boeken

EFFICIËNT BOUWEN AAN UWVAKKENNIS

BSL Fysiotherapeut Totaal

Gratis proefabonnement? Ga naar www.bsl.nl/fysiotherapeuttotaal

€ 59,-€ 3.000,-aan waarde voor maar:Slechts

BSL FYSIOTHERAPEUT

TOTAAL

WebTV

Abonnement

een congres

€ 12,50

U betaalt per jaar

BSL_ADV_210x297 FT_versie 3.indd 1 24-05-2013 16:34:22

 

 

TAPING CONCEPTS is een praktische cursus voor alle fysiotherapeuten over eigenschappen en toepassingsmogelijkheden van elastische én niet‐elastische tape met veel aandacht voor klinisch rederenen. 

 Docenten: René Claassen Gecertificeerd Kinesiotaping / taping instructor sinds 2000, en Peter van Dalen,  taping instructor sinds 2007.   Beide TAPING CONCEPTS docenten zijn daarnaast  docent Mulligan Concept. Accreditatie: De cursus Taping Concepts is geaccrediteerd. Organisatie: Mulligan Opleidingen.   

Ga voor cursuslocaties en data naar: 

www.tapingconcepts.com  Tijdens de cursus gebruiken wij NASARA, Original Kinesiology Tape.  Deze tape wordt van harte aanbevolen door de Duitse Olympische Sportfederatie en de Duitse Vereniging van Toegepaste Sportgeneeskunde.   

Ga voor bestellen van taperollen naar: 

www.mulliganproductstape.com 

 

   

•FP-06 advertenties.indd 6 04-06-13 16:24

Page 37: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

K N G F - S E R V I C E

KNGF-ondersteuningWat komt er allemaal bij kijken als u de praktijk wilt overdra-gen? Hoe komt de verkoopprijs eigenlijk tot stand? Wat zijn fi scale aandachtspunten en hoe zit het juridisch in elkaar? Het KNGF ondersteunt u en breidt die ondersteuning verder uit.

Presentatie Tijdig Starten met Stoppen (beschikbaar)Binnen drie uur een overzicht van de belangrijkste aspecten van een praktijkoverdracht. Regionaal aangeboden, in samen-werking met MKB Adviseurs. Ruim driehonderd fysiotherapeu-ten bezochten de presentatie vorig jaar. Met positieve reacties. “Een goede eerste stap om het proces tijdig en welbewust in te gaan”, aldus een van de deelnemers.

Checklist Praktijkoverdracht (in ontwikkeling)Alle aandachtspunten kort en concreet digitaal op een rijtje. Om af te vinken, zelf aantekeningen bij te zetten, meer infor-matie te vinden et cetera. Uw eigen checklist, benaderbaar via de pc, tablet of mobiel, achter uw eigen inlogprofi el.

Boekje Praktijkwaardering (in ontwikkeling)Inzicht krijgen in hoe de waarde van een praktijk kan worden bepaald. Een voor de fysiotherapeut begrijpelijk verhaal over gangbare methodieken. Geen normatieve richtlijn dus. Opge-steld in overleg met ter zake doende adviseurs en banken.

0

5

10

15

20

25

t/m 24 jaar 25 t/m 29 jaar

30 t/m 34 jaar

35 t/m 39 jaar

40 t/m 44 jaar

45 t/m 49 jaar

50 t/m 54 jaar

55 t/m 59 jaar

60+ jaar

%

leeftijdscategorie

2004

2008

2012

0

5

10

15

20

25

t/m 24 jaar 25 t/m 29 jaar

30 t/m 34 jaar

35 t/m 39 jaar

40 t/m 44 jaar

45 t/m 49 jaar

50 t/m 54 jaar

55 t/m 59 jaar

60+ jaar

%

leeftijdscategorie

2004

2008

2012

5

10

15

20

25

t/m 24 jaar

25-29 jaar

30-34 jaar

35-39 jaar

40-44 jaar

45-49 jaar

50-54 jaar

55-59 jaar

60+ jaar

% praktijkhouders

alle fysiotherapeuten

5

10

15

20

25

t/m 24 jaar

25-29 jaar

30-34 jaar

35-39 jaar

40-44 jaar

45-49 jaar

50-54 jaar

55-59 jaar

60+ jaar

% praktijkhouders

alle fysiotherapeuten

TE KOOP

Leeftijd praktijkhouders versus alle fysiotherapeuten

(2012).

Leeftijdsopbouw van alle fysiotherapeuten in 2004, 2008 en 2012.

Toekomstkansen Hoe denkt de Rabobank – de best gewaardeerde grootbank onder fysiotherapeuten – over de toekomstkansen van nieuwe praktijkhouders? Jansen: “Fysiotherapie biedt volgens ons perspectief voor starters. Er is in de maatschappij meer aandacht voor preventie, er zijn veel ouderen en ook revalidatie blijft werk opleveren.” Naast de praktijk kan ook het pand worden aangeboden. Dit zijn twee aparte zaken, want onroerend goed is minder waardevast, stelt Jan-sen. Kopers zijn in deze omstandigheden terecht heel kritisch, huren is bij de start zeker een optie.”

Verkoop aan een externe partij Zo’n 50 procent denkt de praktijk over te dragen een aan werknemer en nog geen 4 procent aan een niet-fysiotherapeut.Toen Geert Hoppenbrouwers zijn grote praktijk wilde verkopen toonde een ziekenhuis interesse. Het bod lag aanzienlijk hoger dan de biedingen van collega-fysio-therapeuten. “Henri Blom van MKB Adviseurs ging voor mij in gesprek. Hij wilde de waarde van de praktijk vast-stellen volgens de DCF-methode. Hij wist de fi nanciële mensen van het ziekenhuis ervan te overtuigen dat dit redelijk was, aangezien het een grote praktijk met een goede reputatie betrof. En ik zat, denk ik, nog net in de goede tijd. Ik ben heel tevreden over hoe dit is ge-lopen.” Er is een klein puntje dat Hoppenbrouwers nu anders zou doen. Hij zou een tijdsafspraak maken. “Met name de gesprekken over de toekomstige strategie na-men veel meer tijd in beslag dan ik had gedacht. De fi nanciële kant was wel weer snel geregeld.” De praktijk is inmiddels een particuliere kliniek van het ziekenhuis en ook de medewerkers zijn daar blij mee. “De werk-gelegenheid is gegarandeerd en dat was voor hen het belangrijkste.”

Meer informatie Alles over de presentatie ‘Tijdig Starten met Stoppen’ vindt u op FysioNet, fysionet.nl/tijdigstartenmetstoppen. Het overige aanbod komt naar verwachting vanaf het najaar beschikbaar. We bekijken ook de mogelijkheid om met geschikte partijen afspra-ken te maken over maatwerkadvisering voor leden.

37

FysioPraxis | juni 2013

KNGF-SERVICE.indd 37 04-06-13 15:37

Page 38: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Bart Staal schreef de tekst van de herziene richtlijn Lage-rugpijn, maar vindt dat die richtlijn geen kookboek is. “Het is een kaderstelling. Fysiotherapeuten en manueel therapeuten kunnen op basis van hun klinische expertise en ervaring variëren binnen de hoofdrichting die de richtlijn geeft. Het is een hulpmiddel waarbinnen de zorgverlener tot op zekere hoogte ruimte heeft zijn eigen keuzes te maken.”

DE VORIGE RICHTLIJN Lage-rugpijn dateert van 2005. “Die was eigenlijk best goed”, zegt Bart Staal, senior onder-zoeker/epidemioloog bij het Scientific Institute for Quality of Healthcare van het UMC St Radboud in Nijmegen. Tevens is hij fysiotherapeut en bewegingswetenschapper en docent On-derzoeksmethoden aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen. “De herziene richtlijn Lage-rugpijn is een aanscherping van de vorige. Er is veel nieuwe literatuur over dit onderwerp bijgekomen, maar er is geen sprake van grote doorbraken. Wel nieuw is het feit dat het hier een combinatierichtlijn betreft: de richtlijn Manuele Therapie bij lage-rugpijn en de richtlijn Rugpijn zijn geïntegreerd. De herziene richtlijn Lage-rugpijn is zowel bestemd voor fysiotherapeuten als voor manueel therapeuten. Ten opzichte van de vorige richtlijnen zijn de veranderingen voor fysiotherapeuten minder groot dan voor manueel therapeuten. Bij het ontwikkelen van de nieuwe richtlijn zijn we vrij standaard te werk gegaan. De literatuur is geüpdatet, een groep van deskundigen uit de praktijk en uit de wetenschap heeft in zes à zeven sessies commentaar geleverd. De nieuwe versie is korter en een-voudiger. Hij is al uitgetest in een pilotsessie. De reacties van de deelnemende manueel therapeuten en fysiotherapeuten waren positief. Ze vonden de richtlijn inderdaad eenvoudiger

in het gebruik.”

Implementatie Het simpele verschijnen van een nieuwe richtlijn betekent nog niet meteen

dat iedereen ermee werkt, erkent Staal: “De ervaring leert – en dat blijkt ook

uit onderzoek – dat het vaak zo’n tien jaar duurt voordat nieuwe inzichten gemeengoed worden

in het veld. Er verschijnen ieder jaar twee miljoen artikelen in medi-

sche tijdschriften, op Medline zijn jaarlijks meer dan tienduizend goed opgezette trials

te vinden. Er is een enorme toename in het aan-tal richtlijnen, best-practices en innovaties. Toch

krijgt dertig tot veertig procent van de patiënten niet de zorg die zij zouden moeten ontvan-gen. Bijna een kwart van de patiënten ontvangt zelfs zorg die onnodig en po-tentieel schadelijk is. Er is een enorme

variatie in de kwaliteit van zorg. Dat dwingt ons om goed na te denken over de imple-mentatie van een richtlijn. Het is dus meer dan alleen zorgen dat er weer een nieuwe versie komt. Je moet je huidige handelen

analyseren, evenals de setting en de doelgroep. Hoe

staat de doelgroep ten opzichte van de vernieuwing? Welke barrières zijn er? Gebaseerd op deze diagnose ontwikkel je dan een interventie, een implementatiestrategie die je ver-volgens uitvoert en evalueert. Dat geldt dus ook voor het gebruik van deze herziene richtlijn Lage-rugpijn.”

Fysio-nair Staal denkt dat jongere collega’s eerder ge-neigd zijn om met de richtlijn aan de slag te gaan. “Ik heb de indruk dat die gemakkelijker meegaan met vernieuwin-gen. Voorlichting is een veelgebruikte interventie om nieuwe inzichten te implementeren. Een spel kan ook een middel zijn. Zo’n spel, in dit geval een app voor smartphone en tablet, slaat bij die doelgroep waarschijnlijk beter aan dan bij oudere collega’s. Het is een interactief spel met driehonderd vragen over de richtlijn Lage-rugpijn die grotendeels door Inge van Haren zijn bedacht. Zij was junior onderzoeker bij IQ Healthcare. Als je dit spel speelt op je smartphone of ta-blet krijg je ad random meerkeuzevragen te beantwoorden over de herziene richtlijn. Je kunt de moeilijkheidsgraad zelf kiezen. Hoe meer vragen je goed hebt, hoe hoger je scoort. Je kunt het spel individueel spelen of tegen een collega.” Het gaat dan om vragen als: Welk verschijnsel hoort niet als algemeen beeld bij aspeci-fieke lage rugpijn? In hoeveel groepen wordt specifieke lage rugpijn onder-scheiden?

Vergelijkend onderzoek Vorig jaar is er onderzoek ge-daan naar het effect van de app. Uit de groep respondenten werd aselect een groep fysiotherapeuten en manueel the-rapeuten gekozen die een maand lang met Fysio-nair aan de slag ging. De andere groep kreeg een lezing van Staal over de herziene richtlijn. Alle deelnemers kregen daarna een vignettentoets, een methode uit de marketing waarbij het relatieve belang onderzocht wordt van diverse aspecten bij het maken van keuzes.Staal: “Onze hypothese is dat zo’n spel bijdraagt aan het kennisniveau en dus aan de toepassing van de richtlijn. Het was van belang om te kijken in hoeverre de proefpersonen antwoorden gaven volgens die richtlijn. We hopen natuurlijk dat de app-deelnemers beter scoren, maar we hebben nog niet alle antwoorden geanalyseerd.”Staal hoopt dat veel vakgenoten de richtlijn als uitgangspunt nemen bij de behandeling van patiënten met lage rugpijn. “Kwaliteit van zorg is een hot item. Richtlijngebruik draagt zeker bij aan het verhogen van die kwaliteit.”

De herziene richtlijn Lage-rugpijn staat binnenkort op www.fysionet-evidencebased.nl/. Op deze website vindt u ook meer informatie over Fysio-nair.

Herziene richtlijn Lage-rugpijn

“Een richtlijn geeft kaders”

38

FysioPraxis | juni 2013

F y s i o w i j z e r

FYSIOWIJZER.indd 38 04-06-13 15:41

Page 39: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Journal of the American Physical Therapy Associationand Royal Dutch Society of Physical Therapy

WETENSCHAPSKATERN

W E T E N S C H A P S K AT E R N

Journal of the American Physical Therapy Associationand Royal Dutch Society of Physical Therapy

39

Onder redactie van dr. Adri Apeldoorn

Effectiveness of Back School Versus McKenzie Exercises in Patients With Chronic Nonspecifi c Low Back Pain: A Randomized Controlled Trial Is er een verschil in effectiviteit tussen de Rug School- en de McKenzie-methode bij patiënten met chronische aspecifi eke lage rugpijn? 40

Effects of Region-Specifi c and Non- Region-Specifi c Spinal Manipulative Therapy in Patients With Chronic Low Back Pain: A Randomized controlled trail De effecten van een locale lumbale manipulatie vergeleken met een niet-lokale hoogthoracale manipulatie bij patiënten met chronische lage rugklachten. 40

Redressieprincipes bij de behandeling van contracturendeel 2: mechanische principes; de praktijk, inclusief spalken Binnen het fysiotherapeutisch specialisme handtherapie is spalken een essentieel onderdeel om bewegingswinst te behalen. Principes van het spalken zouden door iedere fysiotherapeut begrepen en toegepast moeten worden. 41

Physical Therapy Journal DIGITAAL

Physical Therapy Journal is voor u – als lid van het

KNGF – digitaal beschikbaar. Na inloggen op

FysioNet vindt u onder ‘Producten en Diensten’

de link naar het Physical Therapy Journal.

INHOUD WETENSCHAPSKATERN.indd 39 04-06-13 15:45

Page 40: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

PTJ #6, juni 2013

Effectiveness of Back School Versus McKenzie Exercises in Patients With Chronic Nonspecific Low Back Pain: A Rando- mized Controlled Trial

Garcia AN, Costa LCM, Silva TM, Gondo FLB, Cyrillo FN, Costa RA, Costa LOP.

Klinische vraag Is er een verschil in ef-fectiviteit tussen de Rug School-methode en de McKenzie-methode bij patiënten met chro-nische (> 3 maanden) aspecifieke lage rugpijn? Conclusie van de auteurs Na één maand scoorden patiënten die waren behan-deld volgens de McKenzie-methode beter op functionaliteit dan patiënten die waren behan-deld volgens de Rug School-methode. Echter, het verschil was klein en mogelijk niet klinisch relevant. Op alle andere uitkomstvariabelen en na 3 en 6 maanden was er geen verschil tussen de groepen.Onderzoeksopzet Randomized control-led trialOnderzoekslocatie Een eerstelijns fysio-therapiepraktijk

SamenvattingVoor patiënten met aspecifieke chronische lage rugpijn blijken oefeningen en voorlichting effectief. In de Rug School- en de McKenzie-methode worden deze twee interventies gecombineerd. Het is onbekend of een van de twee behandelmethoden bij deze patiëntenca-tegorie betere resultaten oplevert.De Rug School-methode is ruim 40 jaar ge-leden in Zweden ontwikkeld en bestaat uit vier groepssessies van 1 uur. Het doel van de methode is enerzijds voorlichting over de ana-tomie, ergonomie en houding en anderzijds het verbeteren van de mobiliteit en de kracht door middel van oefeningen. De McKenzie-methode is ruim 50 jaar geleden ontwikkeld en bestaat uit individuele behandelingen. De patiënt wordt ingedeeld in een van de volgen-de drie subgroepen; ‘posture’, ‘dysfunction’ en ‘derangement’. Behandeling en voorlichting worden hierop afgestemd.In deze Braziliaanse studie werden 148 pa-tiënten geïncludeerd en gerandomiseerd. De Rug School-groep kreeg één individuele sessie en drie groepssessies van één uur. De McKenzie-groep kreeg vier individuele sessies

van één uur. De analysemethode was ‘intention to treat’. De effecten werden gemeten na 1, 3 en 6 maanden. De primaire effectmaten waren pijn en functionaliteit na 1 maand. Secundaire effectmaten waren pijn en functionaliteit na 3 en 6 maanden, kwaliteit van leven na 1, 3 en 6 maanden en rompflexiemobiliteit na 1 maand. Op functionaliteit (Roland Morris Disability Questionnaire, 0-24) scoorde de McKenzie-groep na 1 maand beter dan de Rug School-groep (gemiddeld verschil 2,4 punten (95% CI 0,76-3,99), maar er was geen verschil op andere meetmomenten en op andere meet-instrumenten. Een belangrijk nadeel van deze studie is dat beide groepen werden behandeld door een en dezelfde behandelaar. Doordat deze behande-laar ook de McKenzie-classificatie kende van de patiënten in de Rug School-groep kan het zijn dat dit ongewenst de verschillen tussen de twee behandelmethoden heeft verkleind. De auteurs geven aan dat mogelijk betere effecten te bereiken zijn door de specifieke behandelme-thoden te koppelen aan of af te stemmen op patiëntkenmerken en voorkeuren.

Dr. Adri Apeldoorn, afd. revalidatie, Medisch Centrum Alkmaar en redactielid FysioPraxis.

PTJ #6, juni 2013

Effects of Region-Specific and Non-Region-Specific Spinal Manipulative Therapy in Patients With Chronic Low Back Pain: A Randomized controlled trailCosta LCM, Rissato LL, Oliveira RF, Liebano RE, Costa LOP.

Klinische vraag Wat zijn de effecten van een lokale lumbale manipulatie vergeleken met een niet-lokale hoog-thoracale manipulatie bij patiënten met chronische lage rugklachten. Conclusie van de auteurs Er bleek geen verschil in beide primaire uitkomstmaten, pijn en pijndrempel tussen een gelokaliseerde mani-pulatie in de lumbale wervelkom en een niet-ge-lokaliseerde manipulatie in de hoog-thoracale wervelkolom bij patiënten met chronische lage rugklachten. Er bleek wel een verbetering op

de pijnscore van 30% in beide groepen. Tevens werd geconcludeerd dat een biomechanische verklaring voor een manipulatie geen stand houdt.Onderzoeksopzet Een gerandomiseerd klinisch onderzoek (RCT) bij patiënten met chro-nische lage rugklachten, meer dan 12 weken bestaand.Onderzoekslocatie De patiënten werden gerekruteerd op een ‘onbekende’ fysiotherapie-afdeling. Het was niet bekend of dit in de eerste lijn of in de tweede lijn was.

SamenvattingVan manipulaties in de lumbale wervelkolom zijn positieve effecten beschreven, zeker wan-neer je dit vergelijkt met bijvoorbeeld standaard fysiotherapie, behandeling door de huisarts of oefentherapie. Over het werkingsmechanisme van een manipulatie zijn vele theorieën bekend, maar de meest gangbare is de biomechanische verklaring. Door de manipulaties ontstaat een grotere range of motion waardoor er minder stress is op ligamentaire structuren, vermin-derde pijn, et cetera. Er blijkt steeds meer bekend te zijn omtrent een alternatieve (neu-rofysiologische) verklaring met betrekking tot het werkingsmechanisme. De auteurs hebben geprobeerd dit middels een RCT te onderzoeken door een groep patiënten (n = 74) met chroni-sche lage rugklachten lokaal te manipuleren na een manueel therapeutisch onderzoek, tussen de niveaus L2-L5. De andere groep (n = 74) kreeg een hoog thoracale manipulatie tussen T1 en T5. De uitkomstmaten waren met name pijn en drukpijn op de niveaus L3 en L5 (pijndrempel). Er werd voor en vlak na de manipulatie gemeten. Er bleek geen verschil in effect tussen de groepen. Wel was er 30% vermindering van pijn en van de pijndrempel in beide groepen. De auteurs concluderen dan ook dat alleen een biomechanisch verklaring voor het effect van manipulaties in de laag lumbale wervelkolom niet voor de hand ligt.

Dr. Jan Pool, senior onderzoeker, lectoraatLeefstijl en Gezondheid, Hogeschool Utrecht.

Summary

40

FysioPraxis | juni 2013

w e t e n s c h a P s k at e r n

WETENSCHAPSKATERN.indd 40 04-06-13 16:06

Page 41: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

wetenschapskatern

dr. Ton A.R. Schreuders1, drs. Jan Jaap de Morree2

1Fysiotherapeut/wetenschappelijk onderzoeker, afdeling

Revalidatie Erasmus MC Rotterdam en Zeeuws Hand en

Pols Centrum2Fysioloog, afdeling Revalidatie Erasmus MC Rotterdam

Gewrichtscontracturen en spierverkortingen ontstaan in de regel na het langdurig positio-neren in een bepaalde stand, zoals tijdens een gipsperiode waarbij sprake is van een ‘normale’ fysiologische aanpassing aan de opgelegde stand. Een andere situatie is het ontstaan van een contractuur na een trauma, waarbij het lichaam de wond op een zo kort mogelijke ter-mijn wil dichten en helen. Daarbij is er sprake van overkill: in de haast om de wond te dichten worden weefsels met elkaar verbonden, waar-bij de functie van normaal verglijdende weef-sels verloren gaat. In de praktijk van de handtherapie wordt vaak geoefend met de gedachte dat oefenen verkle-vingen zal voorkomen, maar feitelijk ontstaan

verklevingen altijd. Oefenen heeft daarom als doel de verklevingen zodanig lang te laten wor-den dat ze de beweging niet meer belemmeren. Tussen de structuren en glijlagen is er altijd verbindend losmazig bindweefsel (loose areo-lar tissue).1 Een pees kan toch goed verglijden omdat het omhullende losmazige bindweefsel voldoende lengte heeft en flexibeler is dan het verglijdingstraject (excursie) van de pees. Tegelijk met adhesievorming treedt in een vroeg stadium oedeem op. Door het mechanische effect van oedeem gaan hand en vingers in de position of injury staan; meta-carpo-phalange-ale (MCP-) in extensie en het proximale inter-phalangeale (PIP-)gewricht in flexie, die wordt bepaald door het volume binnen het gewrichts-kapsel (loose packed position) en de bovenlig-gende huid. In figuur 2 is een MCP-gewricht met zwelling te zien, waarbij links het gewricht in extensie staat met weinig spanning en rechts met veel spanning op ligamenten en kapsel. In ontspannen houding zal het MCP daarom altijd in extensie gaan staan en dreigt er in deze stand

een contractuur. Om die reden wordt het MCP in flexie geïmmobiliseerd of gespalkt om ‘verkor-ting’ van ligamenten te voorkomen. Verkorting dient in dit verband niet letterlijk te worden genomen, want bindweefsel zal niet in korte tijd verkorten. In geïmmobiliseerde ligamenten in een slappe stand zullen (nieuwe) verbindingen ontstaan tussen collagene vezels, waardoor de mogelijkheid van verlenging bij flexie verloren gaat. Het ‘uitvouwen’ is vermin-derd, vergelijkbaar met een touw dat in lijm is gedompeld en dan zijn ‘uitrekbaarheid’ verliest. De bewegingswinst in een korte periode kan niet het gevolg zijn van een verlenging van weefsel, maar alleen van het verplaatsen van oedeem naar gebieden waar het minder in de weg zit. Hieruit volgt dat kortdurend oefenen de weefsels onvoldoende stimuleert tot verlenging omdat het oedeem feitelijk nog in de weg zit. Wanneer het behandeldoel het vergroten is van de mobiliteit, bijvoorbeeld na een buigpeeslet-sel, is de beperkende factor de verkleving van de pees met zijn omgeving die een normale ex-

Redressieprincipes bij de behandeling van contracturendeel 2: mechanische principes; de praktijk, inclusief spalken

Figuur 2. MCP-gewricht waarbij het kapsel en de ligamenten in extensie minder spanning hebben (linker figuur) en dus de stand is waarin het gewricht verkiest te gaan staan bij zwelling/oedeem. Rechts flexie van het MCP waarbij de collaterale ligamenten op spanning staan.

Figuur 1.Duim-palmaire-abductiespalk uit 1946 ontworpen om de mo-biliteit van het CMC-gewricht te vergroten. (Uit: American Academy of Orthopaedic Surgeons: Orthopaedic Appliances Atlas, vol. 1. Ann Arbor, Mich.: J.W. Edwards, 1952)

>>

FysioPraxis | juni 2013

41

WETENSCHAPSKATERN.indd 41 04-06-13 16:06

Page 42: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

cursie tegengaat. Oefenen heeft als doel deze verkleving dusdanig te beïnvloeden dat deze niet sterker maar langer wordt, en wel zodanig lang dat het bindweefsel het verglijden van de pees niet meer belemmert. De juiste prik-kel is, zoals in deel 1 vermeld,2 een langdurig aangehouden rekprikkel in de eindstanden van de pees. In geval van een buigpees zal de bijbe-horende spier vermoeid raken en is een periode van bijvoorbeeld 10 seconde met aansluitend even ontspannen het maximaal haalbare om de excursie van de buigpees naar proximaal te verbeteren.Een volgroeid litteken is een compleet andere situatie dan bindweefselvorming tijdens een inflammatoire fase. Het verschil tussen een volgroeide rustende contractuur en een vers littekenweefsel is dat bij de eerste de ontste-kingsfase niet meer actief is. Tot meer dan 1 jaar na het ontstaan van een contractuur is verbetering van de mobiliteit mogelijk maar dan vaak alleen met behulp van spalktherapie.

Redressieprincipes met behulp van spalkenFysiotherapeuten behandelen frequent bewe-gingsbeperkingen. Binnen het fysiotherapeu-tisch specialisme handtherapie is spalken een essentieel onderdeel om bewegingswinst te behalen. Principes van het spalken zouden door iedere fysiotherapeut begrepen en toegepast moeten worden. “Application of too much force results in microscopic tearing of tissue, oede-ma, inflammation, and tissue necrosis. Prolon-ged gentle stress is the key factor in achieving remodelling, and splinting is the only currently available treatment modality that has the ability to apply consistent and constant gentle stress for a sufficient amount of time to achieve true soft tissue growth.”3

Weefselspanning, tijdsduur en intensiteitBij mobilisatie van contracturen dient nauw-lettend aandacht te worden besteed aan de aspecten tijdsduur en intensiteit van een the-rapeutische behandeling (of een handeling van de patiënt zelf). Ken Flowers heeft het begrip Total End Range Time (TERT) geïntroduceerd.4

Dit is bij de behandeling van gewrichtscontrac-turen de hoeveelheid tijd die het weefsel in zijn eindstand staat. Hoe groter de TERT, hoe effec-tiever. Deze term benadrukt dat het niet om de hoeveelheid spanning gaat, maar om de tijd dat het weefsel onder spanning wordt gehouden.5,6 Om een gerichte prikkel met langdurige rek te geven, dienen toelaatbare grenzen in belasting in acht te worden genomen. De elastiekjes bij orthodontiebeugels werken gemiddeld geno-men met spanningen rond de 250 gram.Paul Brand gaf in de vorige decennia een indi-catie voor een acceptabele kracht van 100-250 gram rekspanning.7 Dit is een lastige maat, aangezien over gewrichten de krachten onder hoeken en per gewricht over wisselende afstan-den ten opzichte van de gewrichtsas lopen. De kracht kan tot grote en onacceptabele momen-ten leiden als de momentsarm groot is. Het net niet wit worden van de huid over gewrichten (blanching) bij het bepalen van de spanning met de spalk is een indicator voor de juiste druk. Het behandelen van een bewegingsbeperking is gericht op adaptatie van het collageen en is in feite het remoduleren daarvan. Doorbloeding van het gezonde weefsel moet blijven plaatsvin-den, want het veroorzaken van decubitusplek-ken is een ernstige behandelfout. We dienen ons te realiseren dat uitgeoefende trekkracht op contractweefsel rond vingerge-wrichten, zoals PIP’s, MCP’s of een polsgewricht, kracht levert op de huid, pezen, ligamenten,

vliezen, et cetera. Een vingerspalk die flexie van het PIP van een middelvinger bevordert, geeft druk op de dorsale zijde van het middelste vin-gerkootje. Druk op de huid en de onderliggende weefsels kan via blokkade van de doorbloeding snel leiden tot drukplekken. Bij het ontstaan van drukplekken moet de spalk direct worden aangepast of verwijderd. Constante druk kan ook de diffusie van voe-dingsstoffen in het kraakbeen verhinderen en de kwaliteit van kraakbeen negatief beïnvloeden en schade opleveren aan het kraakbeen.Verlengen van contracturen (redresseren) dient naast langdurig toedienen van een rekprikkel met een spalk gecombineerd te worden met be-wegen. Dit stilhouden en bewegen lijkt tegen-strijdig, maar langdurige rek om de fibroblasten te activeren, in combinatie met oefenen om de gewrichtsmobiliteit (range of motion, ROM) te gebruiken en spieradaptatie te voorkomen, is de ideale therapeutische aanpak. Om die reden is het bij redressie van contracturen te prefereren om vooral ‘s nachts te redresseren met behulp van een spalk en overdag de gewonnen mobili-teit te gebruiken zonder spalk. Zo kan overdag functie worden gevraagd van de hand.

Mechanica van redressie met spalkenDe trekrichting van spalkmateriaal moet idea-liter loodrecht op het onderliggende botdeel

Figuur 3. Bij A zien we kraakbeencompressie wanneer de druk bij de blauwe pijl ver van het gewricht wordt gegeven. Bij druk zoals wordt gegeven in figuur B (dicht bij gewricht) is het effect rotatie en glijden met minder compressie.

Figuur 4. Redressiespalk ter verbetering van PIP-extensie. De midphalanx is geïm-mobiliseerd tegen de spalk en via een loodrechte trekkracht wordt dicht bij het gewricht een kracht naar extensie uitgeoefend. De druk van de bandjes is goed verdeeld.

w e t e n s c h a p s k at e r n42

Fysiopraxis | juni 2013

WETENSCHAPSKATERN.indd 42 04-06-13 16:07

Page 43: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

wetenschapskaternworden geplaatst, zodat er geen compressie-krachten zijn die het kraakbeen negatief kunnen beïnvloeden. Ook is het beter om dichtbij het gewricht de krachten te laten werken zodat er een kracht wordt geleverd met angulair be-wegen en geen hefboomwerking waardoor er mogelijk sterke compressiekrachten ontstaan (figuur 3). Het krachtenspel tijdens redressie met een spalk luistert nauw en een voorzichtige opbouw van het draagschema is noodzakelijk om onder andere drukplekken te voorkomen. Zo wordt soms bij de behandeling van een flexiecontractuur van een vinger het dorsum van de vinger als steunpunt gebruikt, terwijl die huid daarvoor eigenlijk minder geschikt is. Hierdoor kan een drukplek snel ontstaan, vooral dicht bij het PIP-gewricht (figuur 4). Ook als het meest distale bandje waarmee de kracht wordt gegeven niet een brede en goede drukverdeling geeft, kunnen drukplekken ontstaan.

praktijk spalktherapieOm het gevaar van drukplekken en gewrichts-schade te minimaliseren moet een gewennings-periode worden gehanteerd waarbij de duur dat de spalk wordt gedragen wordt opgebouwd. Zo kan worden gestart met 10-15 minuten per dag. De therapeut controleert hierbij op druk-plekken en ontstekingsverschijnselen en past indien nodig de spanning of de draagduur aan. Wanneer de spalk na een paar dagen al 1-2 uur zonder problemen kan worden gedragen kan de patiënt de spalk ‘s nachts met een matige trekspanning aandoen. Indien pijn of flinke rode plekken ontstaan, moet het dragen van de spalk onmiddellijk worden gestaakt.Als alles optimaal verloopt, zal de mobiliteit van het litteken toenemen. Tijdens therapiesessies worden de actieve ROM en de passieve ROM van het gewricht gemeten. De spalk wordt bij-gesteld als de spanning en de trekrichting niet meer optimaal zijn. De spalktherapie is succes-vol als een toename van minimaal 5-10° per 1-2 weken wordt bereikt. Als na 2-3 weken nauwe-lijks tot geen effect is bereikt, kan bijvoorbeeld worden gespalkt met een draadspalk of Cape-ner (figuur 5) of kan de patiënt worden gegipst (zie verder bij serial casting). Als daarmee in 3-4 weken wederom geen effect wordt bereikt dan dient men de behandeling te stoppen.

het algoritme van redresserenWanneer het therapiedoel het verbeteren van mobiliteit is, dan is een opbouw in intensiteit van mild naar agressief verstandig. Het bepalen van de intensiteit wordt mede bepaald door onder andere de resultaten van eventuele eer-dere interventies en de wijze waarop deze zijn uitgevoerd, de mate van gewrichtsbeperking en het eindgevoel.

Milde krachtBij een zacht eindgevoel zal de nadruk liggen op actief oefenen en behandeling van oedeem, bijvoorbeeld door de nadruk te leggen op ele-vatie van de hand en arm. Ook bij een verend eindgevoel is actief oefenen geïndiceerd en dient te worden behandeld met milde prikkels, zoals met behulp van Coban/Coflex-tape of een neopreenkoker. Dit zal meer druk leveren en is in die zin iets agressiever, maar nog steeds mild. Een simpele zwachtel kan worden gebruikt bij extensiecontracturen van de vingers en moet zodanig worden aangebracht dat de vingers in hun flexie-eindstand worden gehouden. De patiënt kan zijn hand hoog houden (elevatie) en nog steeds af en toe actief de vingers buigen om de spierpomp aan de gang te houden. Dit kan 10-15 minuten per keer worden gedaan. Bij pijn of een toename van warmte en/of zwelling moet het oefenen gestopt worden. Matig intensiefIs daarentegen het eindgevoel stug, dan be-tekent dit dat het bindweefsel stijf en waar-schijnlijk ‘rijper’ is en moet gezocht worden naar meer agressieve vormen, zoals een redres-siespalk waarbij de spalk over langere periodes wordt gedragen en idealiter als nachtspalk. Een statisch verstelbare spalk heeft een lus van bijvoorbeeld klittenband waarmee aan het betreffende deel wordt getrokken. Het risico op drukplekken is nu vele malen groter. Is de tijd die verstreken is sinds het ongeval/trauma lang, dan zal ook sneller naar een agressievere prik-kel worden gezocht. Serial casting met gips wordt soms toepast wanneer eerder genoemde behandelvormen geen effect hebben gehad. Dit betekent niet dat gipsen agressief is, in tegendeel, alleen

is het risico op drukplekken en eventueel een stijf gewricht groter. Bij serial casting wordt de vinger in de uiterste ROM-stand ingegipst. Om de paar dagen wordt het gips vervangen en aangelegd in een positie steeds iets dichter naar de gewenste stand. Bij het wisselen van een gipsspalk kan kort het glijden en smeren in het gewricht worden geoefend, samen met het verlengen en verkorten van spieren. Te lang oefenen in een sessie geeft verlies van ROM omdat vaak vocht in het weefsel van de hand vloeit en de opkomende zwelling de beweging beperkt. Oefenen met een hand op borst/hals-hoogte is dan ook beter dan oefenen met een afhangende hand.

Voorafgaand aan serial casting met gips wordt het gewricht 10-15 minuten gemobiliseerd en de actief en passief bereikte stand genoteerd. Het gewricht wordt ingegipst zonder druk te geven op bijvoorbeeld het dorsum van het PIP-gewricht en zonder veel spanning. De patiënt wordt geïnstrueerd om bij pijn en/of zwelling het gips onmiddellijk te verwijderen door het een tijdje in water te houden. Wanneer geen problemen optreden moet een afspraak worden gemaakt na 2 tot 3 dagen en wordt het gips ver-vangen. De therapeut controleert de plaatsen waar druk kan zijn ontstaan en of het gewricht niet te stijf is geworden. Vervolgens wordt weer geoefend, het gewricht wordt gemobili-seerd en er wordt gemeten hoeveel mobiliteit is gewonnen (extensie) en eventueel aan flexie is verloren. Daarna wordt er in de nieuwe positie ingegipst. AgressiefHet meest agressief zijn de dynamische spal-ken, zoals een spalk waarmee met een elastiek

Figuur 5. Dynamische extensiespalk – een zogenaamde Capener. Met een veer wordt kracht op de mid-phalanx uitgeoefend om meer extensie in het PIP-gewricht te krijgen.

>>

FysioPraxis | juni 2013

43

WETENSCHAPSKATERN.indd 43 04-06-13 16:07

Page 44: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

wordt getrokken of een Capener (figuur 5) om-dat hierbij constant druk wordt gegeven door de veerwerking, ook als de ROM verbetert.

Spierweefsel en spalkenBij langer bestaande contracturen (aantal weken tot maanden) passen spieren die over de beperkte gewrichten lopen zich aan. Het principe van sarcomeeraanpassing geldt zowel bij verkorte immobilisatie, waarbij in de verkort geïmmobiliseerde spieren sarcomeren in serie worden afgebroken, als bij gerekte spieren, waar sarcomeren worden bijgebouwd. Er is bij verkorte immobilisatie zowel atrofie in de dwarsdoorsnede als in de lengte van spieren. Bij de aanvang van de therapie om grotere leng-te te bereiken, schiet het aantal sarcomeren tekort. Ze worden overrekt en de spier is bij ver-lenging zwak. Door oefenen en kracht leveren in de verlengde positie neemt het aantal sarco-meren in serie in een paar weken weer toe. In de spiervezels is, onder meer, de mechanische rekprikkel op titines en nebulines in de sarco-meren de prikkel tot sarcomeervermeerdering. Na een aantal weken is de spierlengte weer geoptimaliseerd wat betreft de ROM.

Logisch is hierbij dat de collagene adhesies en contracturen eerst moeten zijn opgeheven door redressie en therapie, anders kunnen de spie-ren die lengte niet bereiken. Door te oefenen op het moment dat een redressiespalk wordt vervangen kunnen verkorte spieren in de meest verlengde stand isometrisch actief worden ge-contraheerd. Het actief oefenen heeft gelijk ook effect op het weer verglijden van fasciebladen

in het verloop van de extremiteit. Mochten hier ook beperkende aanpassingen zijn opgetreden, dan is daarvoor aandacht zeer gewenst. Bij een handletsel neemt (leert) de patiënt ontwij-kende voorkeurshoudingen aan die leiden tot ongewenste adaptatie ten gevolge van disuse. Wat door Taub learned non-use is genoemd.8 Kortom, naast het behandelen van een flexie-contractuur ter hoogte van carpus en pols dient ook de gehele arm te worden behandeld.

Een mens is namelijk een ‘geboren aanpasser’.9 Als bepaalde functies niet meer haalbaar zijn, zullen we min of meer automatisch de mogelijk-heden leren benutten binnen de beperking. De nieuwe beperkte situatie wordt ‘normaal’. Dat ‘normale’ (dus beperkte) aangeleerde patroon moet tijdens de therapie weer worden door-broken. Een spalk heeft daarin geen bijdrage. De patiënt moet zich dwingen de gewonnen ruimte weer te benutten. Sensibel en motorisch herstel tijdens de redressieperiode komt niet automatisch. Het moet daarom bewust worden getraind en geïntegreerd in de activiteiten in het dagelijks leven (ADL).Extrinsic tightness van de flexoren, bijvoor-beeld na buigpeesletsel of na een nervus radialis-laesie, zijn voorbeelden van adaptieve aanpassingen van spieren. Door een compar-timentsyndroom of door ontstekingen kunnen pathologische verkortingen ontstaan door fibrosering van het spierweefsel (bijvoorbeeld een Volkmannse contractuur). Herstel van de optimale lengte van de spier kan goed met spalken door gedurende de nacht de spier(en) in verlengde positie te spalken (statische spalk) en

overdag de patiënt de ‘nieuwe’ lengte te laten gebruiken in de ADL. Daarnaast moet de patiënt een aantal keren gedurende de dag de verkorte spier in de verlengde stand brengen om vervol-gens een kortdurende isometrische contractie te geven. Dit is waarschijnlijk de beste prikkel om de spier te stimuleren sarcomeren in serie aan te maken voor meer spierlengte.Wanneer het doel van de behandeling een toename van mobiliteit (ROM) is, moet in het al-gemeen die toename na ongeveer 2 tot 3 weken meetbaar zijn. Indien na 4-5 weken geen enkele verbetering is opgetreden, is verdere redressie waarschijnlijk niet zinvol.

Referenties

1. Guimberteau JC. New ideas in hand flexor tendon sur-gery. The sliding system.: Aquitaine domaine forestier; 2001.

2. Morree de JJ, Schreuders TAR. Redressie principes bij de behandeling van contracturen – deel 1: bindweefsel fysiologie. FysioPraxis 2013.

3. Fess EE, McCollum M. The influence of splinting on healing tissues. J Hand Ther 1998;11(2):157-61.

4. Flowers KR, LaStayo P. Effect of total end range time on improving passive range of motion. J Hand Ther 1994;7(3):150-7.

5. Flowers KR. A proposed decision hierarchy for splinting the stiff joint, with an emphasis on force application parameters. J Hand Ther 2002;15(2):158-62.

6. Glasgow C, Wilton J, Tooth L. Optimal daily total end range time for contracture: resolution in hand splinting. J Hand Ther 2003;16(3):207-18.

7. Brand PW. Clinical Mechanics of the Hand. St. Louis, Toronto, Princetown: CV Mosby; 1999.

8. Taub E, Uswatte G, Mark VW, Morris DM. The learned nonuse phenomenon: implications for rehabilitation. Eura Medicophys 2006;42(3):241-56.

9. Mulder T. De geboren aanpasser: Olympus;2009.

online

Afgelopen dinsdag ging de praktijk van fysiotherapeut Doornbos

Wilt u ook zo’n complete website voor uw praktijk? Ga naar www.praktijkinfo.nl

Tijdelijk aanbod!Nú instappen en u krijgt Tijde jj

50% korting op een Nú i pp

deskundige instructie 50% g p

in uw praktijk g

(regulier tariieeff 11880,- euro).in p j

Adv.PraktijkInfo_voor Fysiopraxis 148x210.indd 1 07-05-2012 11:39:26

w e t e n s c h a p s k at e r n44

Fysiopraxis | juni 2013

WETENSCHAPSKATERN.indd 44 04-06-13 16:07

Page 45: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

SpecialiStenkatern

S p e c i a l i S t e n k at e r n 45

Van heftig kloppen naar topreferente zorg Tussen 2002 en 2015 gaat ruim 37 procent van de fysiotherapeuten met pensioen. Hoe brengen deze fysiotherapeuten hun kennis over op de nieuwe generatie en hoe blijven ze geïnspireerd?

Geriatrische oedeemtherapie? Het is vrij onbegrijpelijk dat er niet meer oedeemfysiotherapeuten zijn in de geriatrie en dat er niet of nauwelijks onderzoek wordt gedaan naar oedeem-problematiek bij ouderen.

Oplossingsruimte in de sportfysiotherapie-praktijk Volgens prof. dr. Ruud Meulenbroek zijn er vier wetenschappelijke constructen die de beperkte invloed van het brein op ons bewegen kunnen verklaren.

Diabetes in beweging in het verpleeghuis Karin Bosma heeft in haar afstudeerproject de adviezen uit de Verenso-richtlijn, de KNGF-standaard en de literatuur vertaald naar een beweeginterventie bij kwetsbare ouderen in het verpleeghuis.

Kleinschalig wonen onder de loep vanuit cliënten-perspectief Een samenvatting van het interview met prof. dr. Rose-Marie Dröes over de verdere ontwikkeling van de psychosociale hulpverlening voor ouderen met dementie.

Onderzoek cervicale regio op potentiële cervicale arteriële disfunctie (Hoog)cervicale manipulaties: de Standards Committee van de IFOMPT ging na of er consensus mogelijk is hoe er met deze problematiek moet worden omgegaan.

REDaCTIE: de SpecialistenverenigingenCOöRDINaTIE EN EINDREDaCTIE: Lidwien van Loon

V H V l

n V F l

n V F S

n V F G

46

47

48

50

51

52n V M t

INHOUD SPECIALISTENKATERN.indd 45 04-06-13 15:45

Page 46: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

Interview met Suzan Helder

Van heftig kloppen naar topreferente zorgNederland vergrijst en de fysiotherapeu-ten ook. Tussen 2002 en 2015 gaat ruim 37 procent van de fysiotherapeuten met pen-sioen.1 Hoe brengen deze fysiotherapeuten hun kennis over op de nieuwe generatie en hoe blijven ze geïnspireerd? We vroegen het Suzan Helder. Ze is nu 63 en begon haar carrière in 1974 op de longafdeling van het toenmalige Wilhelmina Gasthuis. Via vaatchirurgie, cardiologie en poliklini-sche hartrevalidatie kwam ze uiteindelijk terecht op de afdeling Cardiothoracale Chirurgie van het AMC in Amsterdam. Tekst: Harm Gijsbers

Suzan, wat waren jouw eerSte ervaringen in de hart-, vaat-, longfySiotherapie?“Ik begon in paviljoen 5, de longafdeling van het WG, toen er nog heftig geklopt werd. Je had een zaal met tien mensen en je ging ze allemaal langs. Dat werd trouwens in die tijd al wel min-der, we begonnen toen al met oefenen.”

je hebt jarenlang ervaring opgedaan op zowel de long-afdeling alS de vaatchirurgie, cardiologie en hartrevalidatie. zie je overeenkomSten?“Er zijn veel verschillen tussen hartpatiënten en longpatiënten. Wat ze gemeen hebben, is dat ze snel vermoeid of buiten adem zijn. Het draait dus om goed kijken naar de belasting-belast-baarheid. Waar ligt de grens van inspanning? Hoe komen ze over de angst heen van weer in beweging komen? Je moedigt ze vooral aan: probeer het maar eens, kijk maar of u een paar meter verder kunt lopen.”

in je loopbaan heb je SteedS nieuwe ontwikkelingen mee- gemaakt. neem het voorbeeld

van het kloppen naar meer oefentherapie. hoe ging dat?“Heel langzaam, echt heel langzaam. Via al-lerlei wegen sijpelde het antikloppen binnen en werd het meer comprimeren. Comprimeren kostte mij meer kracht, dus echt blij was ik er niet mee. Het was vooral een lichamelijke over-schakeling. Laat mij maar een half uur kloppen, ik denk dat ik het nog steeds kan. Maar ineens was het over.”

de veranderingen blijven komen. hoe blijf je jezelf ontwikkelen? “Via cursussen als hartrevalidatie leerde ik veel over belasting-belastbaarheid. De trend is dat patiënten steeds vroeger gemobiliseerd wor-den. Ik denk dat je vooral veel moet luisteren en kijken naar anderen. Samenwerking met collega’s is heel belangrijk om jezelf te blijven ontwikkelen. Vooral uit de sportfysiotherapie kun je heel veel inspanningsfysiologie leren. Verder heb je goede communicatieve vaardig-heden nodig. En humor is heel belangrijk, zeker bij hartpatiënten.”

jij ziet natuurlijk een nieuwe generatie fySiotherapeuten binnenkomen. hoe doen ze het en hoe zorg je voor kenniS-overdracht? “Ze zijn superenthousiast en gaan voortvarend aan de slag. Soms willen ze te snel, denken ze groots. Nee, begin klein. Je kunt in het kleine heel groot zijn. Met je instructies aan patiënten maar ook in je ontwikkeling. Ik geef ze altijd een-op-een feedback. Soms zeg ik wel eens ik denk dat het slimmer is om iets op een andere manier te doen.”

hoe houd je je werkzaamheden leuk? “Ik werk alweer een hele poos op cardiotho-racale chirurgie. Dat zou saai kunnen worden

maar dat is het niet. De turnover is heel groot. Je ziet bijna elke dag weer andere patiënten. De menselijke invloed is heel belangrijk voor mijn werkplezier. Mijn patienten zijn vaak een dag geleden geopereerd, moeten uit bed en naar de oefengroep. Het is iedere keer de uit-daging om te zien of het kan. Iedere dag ben je opnieuw aan het klinisch redeneren.”

welke kenniS heb je daarbij nodig?“In het AMC zien we met name complexe en top-referente zorg. Op mijn afdeling moet ik kennis hebben over hartaandoeningen, postoperatieve pulmonale complicaties, verschillende oncolo-gische aandoeningen en recidiverende pneumo-thoraxen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat ik ervaring heb op zowel de longafdeling als op cardiologie. Je kunt daardoor meer afgaan op je klinische blik.”

heb je nog een boodSchap voor de nieuwe generatie hart-, vaat-, longfySiotherapeuten?“Kijk naar de mens achter de patiënt! Als je niet weet wat mensen voelen of doen, kun je oefenen wat je wilt maar er gebeurt niets.”

Harm Gijsbers is fysiotherapeut en paramedisch

teamleider van het ortho-traumateam van het

Academisch Medisch Centrum Amsterdam. Ook

is hij bestuurder van de VHVL. Hij is bereikbaar

via [email protected].

Literatuur

1. Vugts CJ, Velden LFJ van der, Velde F van de, Hingstman L. Behoefteraming fysiotherapeuten 2002-2015. 2004. Be-schikbaar via: www.narcis.nl/publication/RecordID/publicat:1499.

Ik denk dat je vooral veel moet luisteren en kijken naar anderen. Samenwerking met collega’s is heel

belangrijk om jezelf te blijven ontwikkelen.

VH

Vl

|

Ve

re

nig

ing

Vo

or

Ha

rt-

, V

aa

t- e

n l

on

gf

yS

iot

He

ra

pie

FysioPraxis | juni 2013

46

SPECIALISTENKATERN.indd 46 04-06-13 16:15

Page 47: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

Van heftig kloppen naar topreferente zorgSamenwerking biedt kansen

Geriatrische oedeemtherapie?

Literatuur

1. NVFL, Beroepscompetentieprofiel 2011.2. NVFG, Beroepscompetentieprofiel 2007.3. Berkelmans J, Blommers D, Hidding J.

Verslag van het XX International congres of Lymphology. Oedeminus 2006;9(1): 18-20.

4. Veraart JCJM. Chronische veneuze insuf-ficiëntie. Ned T Geneesk 2002;146:199.

De geriatriefysiotherapeut komt alle problematiek uit de oedeemtherapie tegen in zijn praktijk. Het is vrij onbegrijpelijk dat dit gegeven niet heeft geleid tot meer oedeemfysiotherapeuten in de geriatrie. Daarnaast wordt er niet of nauwelijks on-derzoek gedaan naar oedeemproblematiek bij ouderen. Toch liggen er kansen. Tekst: Anja Kuperus, MSPT i.o.

Van de ongeveer duizend geregistreerde oe-deemfysiotherapeuten werkt slechts een be-perkt deel (ook) in de geriatrie. Een onbekend aantal fysiotherapeuten in de geriatrie heeft wel een opleiding oedeemtherapie gevolgd maar is niet geregistreerd. In de oedeemthera-pie worden patiënten behandeld met primair of secundair lymfoedeem, veneuze aandoeningen, arterieel lijden, hartfalen en de gevolgen van oncologische behandeling of palliatieve behan-deling bij oncologische problematiek.1 In de ge-riatrie worden kwetsbare ouderen of patiënten met een biologisch hoge leeftijd met complexe problematiek behandeld.2

Oedeemtherapeutische zOrg-verleningDe oedeemtherapeutische zorgverlening is multidisciplinair van aard. Dit is een manier van werken die ook de geriatrie kenmerkt. On-derdelen van deze zorgverlening zijn: manuele lymfdrainage, specifieke oedeemhandgrepen, ambulante compressietherapie (zwachtelen en therapeutische elastische kousen), pressothe-rapie (apparatuur), voorlichting over preventie en huidverzorging, adviezen over kleding en lymftaping.

indicaties in de geriatrieIn een samenvatting van een lezing van Földi wordt gerefereerd aan een grote incidentie van geriatrische lymfoedeempatiënten.3 Oorzaken voor lymfoedeem bij geriatrische patiënten zouden volgens hem zijn: minder lymfangion-pulsaties, verstoring van lymfangiogenese door ziekten en lymfcapillairdegeneratie, minder huidelasticiteit, minder effectiviteit van de spierpomp, frequent voorkomen van actieve artrose, diabetes type II, arteriële stoornissen en ziekten, veneuze hypertensie, obesitas, postmenopauzale hormonale veranderingen, verminderde fysieke activiteit en meer accep-tatie van oedemateuze benen. Ouderen lijken nogal wat risico te lopen op de ontwikkeling van

lymfoedeem naast oncologische problematiek die lymfoedeem kan veroorzaken. Een aanzien-lijk deel van de geriatrische patiënten heeft te maken met een vorm van chronische veneuze in-sufficiëntie (CVI). CVI is een symptomencomplex aan de onderbenen dat onder andere bestaat uit varices, oedeem, pigmentaties en ulcus cruris venosum.4 Het ontstaat door een falend veneus systeem waardoor veneus bloed terugstroomt naar de venen in het been terwijl dit normaliter door spierpompwerking en aanwezigheid van functionerende kleppen voorkomen wordt. De meest voorkomende klachten van CVI zijn: pijn, een moe en/of zwaar gevoel in de benen en kramp. Bij geriatrische patiënten kunnen deze klachten in combinatie met oedeem het fysiek actief zijn flink belemmeren. Na trauma of operatie ontstaat posttraumatisch oedeem waarbij het lymfstelsel tijdelijk niet in staat is het lymfvocht af te voeren door bescha-diging of overbelasting. In de geriatrie worden veel patiënten behandeld na heup- of knieope-raties, fracturen, amputaties en contusies, en regelmatig is er sprake van oedeemvorming.

meerwaarde OedeemtherapieIn de praktijk is met oedeemtherapie vaak snel resultaat te behalen in de vorm van afname van het oedeem en van de klachten die daardoor ontstaan. Bij CVA-patiënten worden gunstige resultaten gezien bij de behandeling van het schouder-handsyndroom (aandoening valt onder

chronisch regionaal pijnsyndroom: CRPS I) dat kan ontstaan door een verkeerde houding van arm of hand of door trauma bij waarnemings-stoornissen. Naast behandeling met lymfdrai-nage wordt in de praktijk in toenemende mate lymftaping gebruikt met goede resultaten. In de geriatrie wordt door een beperkt aantal fysiotherapeuten gebruikgemaakt van oedeem-therapie terwijl de indicaties bij wijze van spreken voor het oprapen liggen. Het lijkt tijd te worden dat er door middel van wetenschap-pelijk onderzoek wordt aangetoond welke meerwaarde oedeemtherapie kan hebben voor de geriatrische patiënt en vooral in die situaties waar oedeem bewegen en actief zijn belem-mert. Kortom, oedeemtherapie in de geriatrie: dat moet beter!

Anja Kuperus is geriatriefysiotherapeut bij De

Zorggroep, geriatrische CVA-revalidatie, locatie

Venray. Ze is MSPT i.o. en werkt daarnaast als

docent bij Avansplus in Breda en als docent

neurorevalidatie bij CNA. Ze is bereikbaar via

[email protected].

nV

Fl

|

ne

de

rl

an

dS

e V

er

en

igin

g V

oo

r F

yS

iot

he

ra

pie

bin

ne

n d

e l

ym

Fo

lo

gie

FysioPraxis | juni 2013

47

SPECIALISTENKATERN.indd 47 04-06-13 16:15

Page 48: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

Human Motor Control

Oplossingsruimte in de sportfysiotherapiepraktijk

Als sportfysiotherapeuten de invloed van pathologie op bewegen inzichtelijk kunnen maken, dan kunnen ze hun interventies

daarop aanpassen.

Hoe beïnvloedt ons brein ons bewegen? In de sportfysiotherapie weten we er eigen-lijk nog maar weinig van terwijl er toch veel kennis beschikbaar is. Is beweegge-drag na operatie en beperking te verklaren door een brug te slaan naar theoretische constructen vanuit de revalidatiegenees-kunde? Ja, zegt prof. dr. Meulenbroek en hij draagt vier wetenschappelijke con-structen aan. Tekst: Lidwien van Loon

Hoe is het te verklaren dat een patiënt met stagnatie na een knietrauma nauwelijks over de voet van zijn fysiotherapeut kan stappen terwijl dezelfde patiënt met alle gemak op een fiets stapt, een versnelling maakt voordat hij vol in de remmen knijpt om met een sprongetje van zijn fiets af te stappen? Hoe kan de intrinsieke dynamiek van een beweging de orthopedische revalidatie van een patiënt onderdrukken?

BeweeggedragDe meeste sportfysiotherapeuten kunnen deze vraag niet goed beantwoorden. Logisch, het antwoord vergt een gedachtegoed dat de sport-fysiotherapie overstijgt. Het dagelijkse werk in de sportfysiotherapiepraktijk zou er echter bij-zonder bij gebaat zijn om te weten welke verbin-ding sportfysiotherapeuten kunnen maken met

theoretische constructen om het beweeggedrag te verklaren van bijvoorbeeld patiënten met een voorstekruisbandlaesie. Deze vraag is het levenswerk van prof. dr. Ruud Meulenbroek. Hij is hoogleraar aan het Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour in Nijmegen. Op 17 april sprak hij in de collegecy-clus ‘Brein. De ziel van het bewegen’ van MRC

Nijmegen. Aan een overvolle zaal vertelde hij over inzichten uit de psychologie en de be-wegingswetenschappen die als beschikbare kennis geïmplementeerd kunnen worden in de sportfysiotherapie. Uit zijn onderzoek blijkt dat doelgerichte bewegingen vaak minder vanuit de cerebrale cockpit worden aangestuurd dan we de afgelopen decennia hebben aangenomen. Wat betekent dit voor de voorspelbaarheid van het beweeggedrag van patiënten die onder be-handeling van een sportfysiotherapeut zijn?

OplOssingsruimteVolgens Meulenbroek zijn er vier wetenschap-pelijke constructen die belangrijk zijn om de beperkte invloed van het brein op ons bewegen te kunnen verklaren: •de neuromotorische ruistheorie van G. VanGalenenA.Thomassen

•deposture-basedmotionplanning-theorievanD. Rosenbaum en J. Vaughan

•de dynamische systeemtheorie vanS. Swin-nen en P. Beek

•de ecologisch psychologische theorie van J.GibsonenM.Turvey

Meulenbroek benadrukt dat hij met deze con-structen geen panklare oplossingen wil bieden, maar vooral ruimte en dimensies wil creëren om in oplossingen te denken. Naar zijn zeggen

staan praktijk en theorie niet haaks op elkaar. Theoretische analyse van human motor control biedt namelijk mogelijkheden om sportfysiothe-rapeutische observaties vorm te geven, blijkt uit zijn onderzoek. Heel kort door de bocht kan van-uit de analyse van human motor control gezegd worden dat bewegingen hun intrinsieke dyna-mica hebben, dat perceptie en actie nauw met

nV

FS

|

ne

de

rl

an

dS

e V

er

en

igin

g V

oo

r F

yS

iot

he

ra

pie

in

de

Sp

or

tg

ez

on

dh

eid

Sz

or

g

elkaar verbonden zijn en dat mensen flexibeler zijn dan we veronderstellen door taakirrelevante variabiliteit te benutten, waarbij geldt: meer geautomatiseerde controle is minder controle.

COördinatiepatrOnenOnderzoek naar motor planning wijst uit dat perceptie en actie zeer nauw samenwerken. Bij uitval van een systeem, zoals bij een neurofy-siologische aandoening als een voorstekruis-bandlaesie, wordt bewegen intern geactiveerd door de verwachtingen omtrent sensorische consequenties. Wat een beweging in gang zet en houdt, is een complexe, gelaagde interactie tussen corticale en subcorticale onderdelen van het brein. Elke laag (neuraal, cognitief) heeft een eigen dynamiek met per laag verwachtin-gen over wat er gaat gebeuren. Deze verwachtingen beïnvloeden de transfer van energie in de bewegingsprocessen en daar-mee het coördinatiepatroon in de kinematische gewrichtsketen van de patiënt. Welke coördina-tiepatronen weet een patiënt dan aan te grijpen? Er zijn legio patronen die hij kan aanboren. De

FysioPraxis | juni 2013

48

SPECIALISTENKATERN.indd 48 04-06-13 16:15

Page 49: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

vraag ligt dan voor de hand: benutten we binnen de sportfysiotherapie de oplossingsruimte om de patiënt naar een ander coördinatiepatroon te verleiden dat gezonder en soepeler is?

VrijheidsgradenVoor het beantwoorden van deze vraag is het van belang een goed beeld te hebben van redundantie in combinatie van bewegingsmo-gelijkheden, ook wel vrijheidsgraden om bewe-gingsdoelen te bereiken. Als mensen kunnen kiezen uit verschillende vormen van bewegen, waar kiezen ze dan voor?Uit analyse van redundantie van spieren blijkt dat problemen in taken door spieren worden opgelost. Helaas blijken bestaande verkla-ringsmodellen inmiddels te eenvoudig, stelt Meulenbroek. Daarmee kunnen we niet de coördinatiepatronen verklaren op bijvoorbeeld een wiebelplank. Coördinatiepatronen blijken niet stabiel te zijn, geeft zijn onderzoek aan. Zo is er veel variabiliteit in gewrichten. Uit het on-derzoek van Meulenbroek blijkt dat bijvoorbeeld bij rotaties in de elleboog, pols en vinger niet

nV

FS

|

ne

de

rl

an

dS

e V

er

en

igin

g V

oo

r F

yS

iot

he

ra

pie

in

de

Sp

or

tg

ez

on

dh

eid

Sz

or

g

Prof. dr. Ruud Meulenbroek is psycholoog en bewegingswe-tenschapper. Hij is als hoogle-raar verbonden aan het Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour in Nijmegen. Daar doet hij ruim tien jaar onderzoek naar human motor control in samenwerking met onder meer fysiotherapeuten. Hij sprak als gastdocent in de collegecyclus ‘Brein. De ziel van het bewegen’. Deze col-legecyclus gaat over evolutie-biologie en wordt verzorgd door het Musculoskeletal Research Centre (MRC) Nijmegen, een samenwerkingsverband tussen het Lectoraat Musculoskeletale Revalidatie van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN), UMC St Radboud, de Sint Maartens-kliniek en het Donders Institute.

Aanbevolen literatuur• Bosga J, Meulenbroek R. De betekenis

van de flexibiliteit van het neuromoto-rische systeem voor de fysiotherapie. Neuropraxis 2009;3:61-65.

• Kuo AD, Donelan M. Dynamic Principle of Gait and Their Clinical Implications. Phys Ther 2010;90;157-174 (gratis te downloaden via de website van de HAN).

alleen taakafhankelijke spierinnervaties een rol spelen maar ook dat er meer proximale spierac-tiviteit en betrokkenheid van gewrichten is dan de eerdere modellen veronderstellen, vooral als er verschillende bewegingsdoelen tegelijkertijd worden nagestreefd. Als bewegingsmogelijk-heden goed worden verdeeld, dan zijn er bij een beweegprobleem andere vrijheidsgraden inzetbaar.

BewegingsmogelijkhedenHoe vertaalt zich dit naar de dagelijkse sportfy-siotherapiepraktijk? Als vrijheidsgraden zo van belang zijn, wat zegt dit dan over het gebruik van bijvoorbeeld de benen van een patiënt met stagnatie na een knietrauma? Wat gebeurt er als we parameters veranderen tegen de na-tuurlijke beweging in? Wat als we coördinatie van bewegingen koppelen, bijvoorbeeld tussen patiënt en fysiotherapeut? Het antwoord op deze vragen zou patiënten wel eens betere sportfysiotherapeutische behandelmogelijkhe-den kunnen bieden. Meulenbroek doet hier samen met Jurjen Bosga onderzoek naar. Wat zijn aangrenzende bewegingsmogelijkheden? Meulenbroek en Bosga zijn op zoek naar oplos-singsruimte, meer dan diagnosticeren en oplos-sen, om patiënten uit slechte beweegpatronen te halen door middel van geleid actief bewegen. Daarbij gaan ze uit van drie oplossingstrate-gieën: efficiëntie, compensatie en adaptatie van beweegprocessen in de tijd. Uit de eerste resul-taten blijkt dat – hoe stabieler hoe beter – niet

langer standhoudt, maar ingehaald wordt door hoe variabeler hoe beter. Als sportfysiotherapeuten de invloed van pa-thologie op bewegen inzichtelijk kunnen maken, dan kunnen ze hun interventies daarop aanpas-sen. Volgens Meulenbroek moeten opleidingen daarom meer aandacht schenken aan motor learning en motor control. De sportfysiotherapie kent veel bruikbare toepassingen maar moet de verbinding met de theorie nog maken om oplos-singsruimte te benutten.

Lidwien van Loon is journalist en communicatie-

trainer bij Van Loon Communicatie Coaching.

Ze is bereikbaar via

[email protected].

FysioPraxis | juni 2013

49

SPECIALISTENKATERN.indd 49 04-06-13 16:16

Page 50: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

In 2011 is de multidisciplinaire richtlijn ‘Diabetes voor kwetsbare ouderen thuis en in verzorgings- en verpleeghuizen’ uitgekomen. De richtlijn is ontwikkeld door de specialisten ouderengeneeskunde (Verenso). Het KNGF had in 2009 al een Standaard Beweeginterventie Diabetes Mellitus type 2 ontwikkeld. Deze wordt momenteel herzien en geactualiseerd. Het doel van mijn afstudeerproject was om de advie-zen uit de Verenso-richtlijn, de KNGF-standaard en de literatuur te vertalen naar een beweeginterventie bij kwetsbare ouderen in het verpleeghuis. Tekst: Karin Bosma

Om dit doel te bereiken heb ik een literatuuron-derzoek gedaan naar het effect van bewegen bij kwetsbare ouderen met diabetes. Ook heb ik een pilot beweeginterventie in het verpleeg-huis uitgevoerd. Op basis van de verzamelde gegevens heb ik een beweeginterventie ont-worpen voor de verpleeghuisdoelgroep.

BeweeginterventieDe pilot beweeginterventie duurde acht weken. De interventie bestond uit tweemaal per week een uur groepsgewijs trainen in een oefenzaal in balanstraining, functionele training en trai-ning van het kracht- en uithoudingsvermogen. De training startte met een gezamenlijke war-ming-up van 15 minuten. Daarna volgde er een individueel deel van 35 minuten waarin een combinatie van duur- en krachttraining werd afgewisseld met balansoefeningen. De training werd afgesloten met een cooling down van 10 minuten. De intensiteit van de duurtraining werd bepaald op licht intensief (Borgschaal 10-12). Alle deelnemers maakten hiervoor gebruik van de MOTO-med, een elek-tronische bewegingstrainer. Hierbij kan zittend met trappers met armen of benen gefietst worden. Het lopen werd in de loopbrug gedaan of met een loophulpmiddel onder begeleiding. Op de EN-tree Pulley werden verschillende bewegin-

gen getraind in zit: extensie knie en/of abductie schouder afhankelijk van de mogelijkheden van de deelnemer. De aanvangswaarde was 50 procent van het 1RM en werd in drie series van tien keer uitgevoerd. Voor de balanstraining werd gebruikgemaakt van een oefentol, een

schuimrubberbal, het wandrek en de loopbrug. Bij aanvang van elke training kon iedere deel-nemer per onderdeel bepalen of de ingestelde waarde hoger, lager of hetzelfde werd uitge-voerd. De nadruk lag op het beweegplezier en het behalen van een hoog aantal beweeg-

Over deze onderwerpen kunt u meer lezen in

Fysiotherapie en Ouderenzorg, het verenigingsblad

van de NVFG ([email protected]).

fysiotherapie & ouderenzorg

Duur- en krachttraining, waarbij gebruik werd gemaakt van de MOTO-med (foto onder).

nV

FG

|

ne

de

rl

an

dS

e V

er

en

iGin

G V

oo

r F

yS

iot

he

ra

pie

in

de

Ge

ria

tr

ie Beweeginterventie voor kwetsbare ouderen

Diabetes in beweging in het verpleeghuis

FysioPraxis | juni 2013

50

SPECIALISTENKATERN.indd 50 04-06-13 16:16

Page 51: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

Innovaties in de dementiezorg

Kleinschalig wonen onder de loep vanuit cliëntenperspectief

Over deze onderwerpen kunt u meer lezen in

Fysiotherapie en Ouderenzorg, het verenigingsblad

van de NVFG ([email protected]).

fysiotherapie & ouderenzorg

minuten tijdens de training, en minder op het verbeteren/opbouw van uitgangswaarden.

ResultatenDe resultaten lijken positief te zijn. Van de zes deelnemers aan de pilot zijn er twee uitgeval-len. De begin- en eindmeting hebben plaatsge-vonden op bloedglucosewaarden, biometrische gegevens, mobiliteit en welzijn. Op alle meetin-strumenten is een verbetering gemeten. De pilot is door alle deelnemers als goed ervaren. Hoewel het uiteindelijke aantal deelnemers (n=4) te beperkt is om de significantie te beoor-delen laat het resultaatgemiddelde een posi-tieve trend zien. Daarbij lijkt bij deze doelgroep de beweegduur in minuten van groter belang te zijn dan het verhogen van de intensiteit van de training. De beschreven interventie lijkt dus effectief te zijn maar zal uitgebreider onderzocht moeten worden. In verband met het groeiende aantal patiënten met diabetes mellitus (type 2) is een effectieve aanpak van groot belang.

Karin Bosma is werkzaam als fysiotherapeut

bij de Frankelandgroep, centrum voor verzorgd

wonen, verpleging en welzijn in Schiedam, en ze

is master Fysiotherapie in de geriatrie.

Ze is bereikbaar via [email protected].

De nadruk lag op het beweegplezier en

het behalen van een hoog aantal beweegminuten

tijdens de training, en minder op het

verbeteren/opbouw van uitgangswaarden. De resultaten lijken

positief te zijn. Op alle meetinstrumenten is een verbetering

gemeten.

In het vakblad Fysiotherapie en Oude-renzorg van maart 2013 is een interview met prof. dr. Rose-Marie Dröes gepubli-ceerd. Dröes is hoogleraar psychosociale hulpverlening voor ouderen met dementie bij de afdeling Huisartsgeneeskunde & Ouderengeneeskunde van het VUmc in Amsterdam. Ze benadrukt dat het door-lopen van vier stappen van groot belang is om de psychosociale hulpverlening voor ouderen met dementie verder te ontwikkelen.Tekst: Linda van Osch

In de afgelopen dertig jaar heeft Dröes veel expertise opgebouwd in zorg- en ondersteu-ningsinterventies ter bevordering van het psychosociale functioneren en de kwaliteit van leven van mensen met dementie en hun mantelzorgers. Ook heeft ze veel gepubliceerd, onder meer over de theoretische kaders die aan deze interventies ten grondslag liggen.

stappenplan In het interview met Dröes komt naar voren dat er vier stappen zijn die van groot belang zijn voor het verder ontwikkelen van psychosoci-ale hulpverlening voor ouderen met dementie. Voor elk van deze stappen is verder onderzoek gewenst. De vier stappen zijn: 1. Wat zijn de behoeften van mensen met

dementie?2. Welke daarvan zou je kunnen ondersteunen

en hoe zou je dat kunnen doen?3. Onderzoek vervolgens de ontwikkelde inter-

venties op hun effectiviteit.4. Als interventies effectief blijken te zijn, hoe

kunnen deze dan het beste geïmplementeerd worden in de reguliere gezondheidszorg?

OndeRzOekAan de hand van dit stappenplan kan er onder-zoek worden opgezet waarin van begin tot eind alle stappen doorlopen worden. Het evalueren van kleinschalig wonen is een voorbeeld van de laatste mogelijkheid. Er worden momenteel veel verschillende on-derzoeken naar kleinschalig wonen gedaan. Deze interventie beoordelen vanuit het per-

spectief van de persoon met dementie is echter een andere invalshoek. Dröes zegt hierover: “Je alleen richten op de interventies en hun effect is niet voldoende. Het is belangrijk om de cliënt centraal te stellen. Wat zijn nou zijn behoeften, beleving en wensen?”

peRspectievenDe behoeften, de beleving en de wensen van mensen met dementie goed in kaart brengen is minder gemakkelijk dan op het eerste gezicht lijkt. Dit komt omdat er verschillende kanten aan het verhaal zitten. Dröes noemt drie ver-schillende perspectieven:1. Zorg-en- behandelperspectief2. Adaptatieperspectief3. Kwaliteit-van-levenperspectief

Door de kenmerken van kleinschalig wonen vanuit deze drie genoemde perspectieven te beoordelen wordt het zichtbaar dat klein-schalig wonen in potentie kan voldoen aan de behoeften. Aan de hand hiervan is men dan snel geneigd te denken dat het wel goed zit met kleinschalig wonen. Dit is Dröes te simpel gezegd. Haar conclusie luidt dan ook: “Klein-schalig wonen heeft in principe de mogelijk-heden, maar er zijn nog wel een paar mitsen en maren te noemen.” Het stappenplan, de drie perspectieven en de mitsen en maren van kleinschalig wonen worden in het interview uitgebreid beschreven.

Linda van Osch werkt als fysiotherapeut bij

Sevragram in Heerlen. Daarnaast is ze lid van

de redactie van Fysiotherapie en Ouderenzorg.

Ze is bereikbaar via [email protected].

nV

FG

|

ne

de

rl

an

dS

e V

er

en

iGin

G V

oo

r F

yS

iot

he

ra

pie

in

de

Ge

ria

tr

ieBeweeginterventie voor kwetsbare ouderen

Diabetes in beweging in het verpleeghuis

FysioPraxis | juni 2013

51

SPECIALISTENKATERN.indd 51 04-06-13 16:16

Page 52: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

Het framework stelt zich ten doel het klinisch redeneerproces van de manueel

therapeut te ondersteunen.

nV

Mt

|

ne

De

rl

an

DS

e V

er

en

iGin

G V

OO

r M

an

Ue

le

tH

er

ap

ie

Cervicale manipulaties en met name de hoogcervicale manipulaties zijn een blijvende bron van discussie. Met name de risicofactoren, de diagnostiek, het gebrek aan bewijs en het voorhanden zijn van een redelijk alternatief blijven de gemoederen bezighouden. Ook inter-nationaal speelt deze discussie. Voor de Standards Committee van de IFOMPT was dit de reden om na te gaan of er consensus mogelijk is hoe er met deze problematiek moet worden omgegaan.Tekst: dr. Jan Pool

Er is een internationaal framework ontwikkeld dat als gids dient bij het onderzoek van de cervicale wervelkolom naar potentiële risico-factoren en met name de cervicale arteriële disfunctie voorafgaande aan eventuele manu-eeltherapeutische interventies (OMT). Hoewel de risico’s klein zijn, komen er complicaties voor. Ook in de literatuur worden risico’s op ernstige complicaties beschreven. Dit betekent dat der-gelijke risico’s meegenomen moeten worden in de besluitvorming van een behandeling. Met andere woorden, het dient een integraal onder-deel te zijn in de anamnese en het onderzoek. Daarbij moet worden vermeld dat de validiteit en betrouwbaarheid van specifieke tests en met name hoogcervicale stabiliteitstests mager zijn. Men kan dus niet van de uitkomst van een speci-

fieke test uitgaan, en zeker niet van subjectieve tests als palpatie en eindgevoel.

Klinisch redenerenHet framework heeft de intentie informatief te zijn en niet voorschrijvend. Het stelt zich ten doel het klinisch redeneerproces van de manu-eel therapeut te ondersteunen. Het framework onderscheidt daartoe twaalf secties die hierna kort worden beschreven (kijk voor uitgebreide informatie op www.ifompt.org).

1. De context van het onderzoek binnen de cervicale regionIn 2007 heeft de Standards Committee (SC) op het WCPT-congres in Vancouver een sessie ge-organiseerd met vertebrobasilaire insufficiëntie als thema. Uit de discussie bleek dat de risico’s bij cervicale technieken een van de hoofdthe-ma’s was. De noodzaak werd uitgesproken om tot een gezamenlijk statement te komen. In 2008 werd deze discussie voortgezet tijdens het IFOMPT-congres in Rotterdam waarin de re-sultaten van een enquête onder de leden (MO’s) besproken werden. Van deze leden hanteerde 85 procent al een premanipulatieve richtlijn, meestal met de Australische richtlijn als basis, met de prema-nipulatieve positietest. Slechts vijf van de MO’s (25 procent) beschikten over een brochure voor patiënten over de risico’s bij cervicale manipula-ties. Acht MO’s gebruikten een alternatieve cer-vicale screeningstest, zoals de craniovertebrale ligamentaire test. De conclusie was dat een internationaal framework ontwikkeld diende te worden met consensus tussen de twintig lan-den. De SC kreeg de opdracht dit framework in 2012 in Quebec te presenteren.

2. Klinisch redenerenKlinisch redeneren is de basis van het frame-work. Daarbij is kennis over wanneer en hoe de juiste strategieën kunnen worden ingezet om

een probleem op te lossen van belang, daarbij gebruikmakend van de beschikbare evidentie in de OMT. Volgens Rivett is kennis van de vele gedocumenteerde bij- en nawerkingen van cer-vicale manipulaties van belang in een gedegen klinisch redeneerproces om nieuwe ‘events’ te voorkomen.

3. AnamneseNaast het klinisch redeneerproces is het doel van de therapeut om tijdens de anamnese al

een goed oordeel te krijgen over de kans op seri-euze pathologie en de aanwezigheid van contra- indicaties. Een groot aantal absolute en relatieve contra-indicaties wordt genoemd, evenals een belang-rijk aantal risicofactoren dat geassocieerd is met zowel CAD (cervicale arteriële disfunctie) als hoogcervicale instabiliteit. Aan de hand van enkele casuïstieken worden problemen in de differentiële diagnostiek duidelijk gemaakt.

4. Keuzes binnen het fysieke onderzoekHet interpreteren van de uitkomsten in de anam-nese en het klinisch redeneerproces leiden tot een initiële hypothese. Daarbij wordt een keuze gemaakt uit de tests die ingezet gaan worden. De cruciale vraag hierbij is: levert het nog wat op?

5. Fysiek onderzoekIn het framework worden enkele domeinen on-derscheiden, zoals de bloeddruk als risicofactor. Geadviseerd wordt deze te meten indien van toepassing. Daarnaast wordt aangeraden om de craniovertebrale ligamentaire test uit te voeren. Hiervan weten we dat de validiteit en reprodu-ceerbaarheid mager tot slecht is.De uitkomsten van deze test moeten daarom binnen het gehele klinisch redeneerproces wor-den bezien. Ook een gedegen neurologisch onderzoek, premanipulatieve positietests en palpatie van de art. Carotis worden genoemd. Ook hier dient men voorzichtig om te gaan met ferme conclusies: de validiteit en reproduceerbaarheid zijn vaak laag. De taak voor de therapeut is het beantwoorden van de volgende vragen:•Iser sprakevaneenhoog risicoopeenver-

dacht probleem?•Kan ik een hypothese op een vasculair pro-

bleem verwerpen?•Dien ik de patiënt in te sturen voor verder

onderzoek?

6. RisicoanalyseHoewel de risico’s laag zijn, zeker vergeleken andere conservatieve behandelingen, dienen alle risicofactoren binnen het klinisch redeneer-proces zorgvuldig afgewogen te worden. Het is de verantwoordelijkheid van de therapeut om risico’s te herkennen en mee te wegen in de besluitvorming.

Internationaal framework

Onderzoek cervicale regio op potentiële cervicale arteriële disfunctie

FysioPraxis | juni 2013

52

SPECIALISTENKATERN.indd 52 04-06-13 16:16

Page 53: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

S p e c i a l i S t e n k at e r n

10. Training van vaardigheid in de cervicale regioHet lesgeven in de vaardigheid van manipuleren en het toetsen ervan zijn belangrijke compo-nenten in de opleiding tot manueel therapeut. De instructies dienen gebaseerd te zijn op de beschikbare literatuur met betrekking tot het handelen, zoals amplitude, snelheid, specifici-teit en lokalisatie.

11. Voorstel om de media tegemoet te treden Zie: www.ifompt.org.

12. ReferentiesZie: www.ifompt.org.

BeschouwingVoor de praktiserende manueel therapeut die veel patiënten met cervicale problematiek behandelt, is dit framework een ‘must’ om te lezen. Voor de opleidingen is het een uitdaging om het framework te integreren in het onder-wijs. Daarnaast blijft de vraag of er überhaupt wel gemanipuleerd dient te worden in de hoog-cervicale wervelkolom. Immers, de wetenschap-pelijke evidentie is beperkt en alternatieven als mobilisatietechnieken zijn effectief gebleken (Hoving 2003, Pool 2011, Leaver 2010). De keuze blijft aan de manueel therapeut, maar wel na een gedegen klinisch redeneerproces met risico- analyse.

Dr. Jan Pool is als senior onderzoeker verbonden

aan het lectoraat Leefstijl en Gezondheid van de

Hogeschool Utrecht. Ook is hij lid van Standards

Committee IFOMPT. Hij is bereikbaar via

[email protected].

7. StroomdiagramVoor het stroomdiagram word verwezen naar: www.ifompt.org.

8. Informed consent en medisch-juridischframeworkEen informed consent bestaat uit zowel ethi-sche als juridische componenten. De specifieke eisen verschillen van land tot land. De volgende types kunnen worden onderscheiden:•Uitdrukkelijke toestemming: de toestemming

voor behandeling wordt uitdrukkelijk gegeven, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling.

•Impliciete toestemming: vaak in een ge-spreksvorm gehanteerd waarbij de fysiothe-rapeut gedurende de behandeling aangeeft wat hij of zij gaat doen; deze vorm is minder betrouwbaar bij juridische toetsing.

Ongeacht de vorm van de toestemming is het van belang dat deze vrijwillig wordt gegeven.

9. Veilige OMT-praktijk en wat te doen bij een ernstige situatieHoewel er binnen de manuele therapie een grote variatie in technieken bestaat, moeten deze aan de volgende minimale eisen voldoen:•Er worden minimale krachten gebruikt op

structuren in de cervicale wervelkolom, lage amplitude en gebruikmakend van korte hef-bomen.

•Cervicalemanipulatietechniekenmoetencom- fortabel aanvoelen voor de patiënt.

•Eindstandigecervicalemanipulatietechniekendienen te worden vermeden.

•Een premanipulatieve testpositie voor mani-pulatie wordt aanbevolen.

nV

Mt

|

ne

De

rl

an

DS

e V

er

en

iGin

G V

OO

r M

an

Ue

le

tH

er

ap

ie

Het internationaal framework voor onderzoek naar de cervicale regio op potentiële cervicale arteriële disfunctie voorafgaande aan een manueeltherapeutische interventie is geschreven door A. Rushton, D. Rivett, L. Carlesso, T. Flynn, W. Hing en R. Kerry. De tekst is uitgegeven door de Standards Committee van de IFOMPT Quebec in oktober 2012.

FysioPraxis | juni 2013

53

RisicoanalyseRisicoVeel en ernstige risicofactoren

Matig aantal en karakter risicofactoren

Nauwelijks aanwezige risicofactoren en van licht karakter

BenefitGeen voordeel voor MT

Matig voorspelbaar voordeel voor MT

Laag tot hoog voorspel-baar voordeel voor MT

ActieVermijd behandeling

Vermijd behandeling of stel behandeling uit, monitor en onderzoek opnieuw

Behandel voorzichtig, monitor continu voor verandering of nieuwe symptomen

SPECIALISTENKATERN.indd 53 04-06-13 16:16

Page 54: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Bij ons bent u aan het juiste adres.¬ bewogen¬ kleinschalig¬ state of the art¬ praktijkgericht¬ is NVAO-geaccrediteerd

Meer informatie of direct inschrijven?Kijk op www.transfergroep.nl/sportfysiotherapie of bel (010) 794 68 00

Master Sportfysiotherapieworden?

Post-hbo-opleidingen,advies & onderzoek

TransfergroepGezondheidszorg

Startjanuari2014

•FP-06 advertenties.indd 7 04-06-13 16:24

Page 55: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

juni 2013 21 juni

DigitaleZorgEvent

Het DigitaleZorgEvent is een initiatief van BSL en

patiëntenfederatie NPCF in samenwerking met

het Trimbos instituut. Het Event is ontwikkeld voor

patiënten en zorgprofessionals en alle consumenten

in Nederland omdat uiteindelijk iedereen vroeg of

laat met zorg te maken krijgt. Het DigitaleZorgEvent

is een uniek evenement waarbij het ‘ervaren’ van

digitale zorgtoepassingen centraal staat en wordt

gecombineerd met praktische kennissessies. Uniek

ook omdat patiënten en zorgverleners samen op

ontdekkingsreis gaan. U kunt digitale zorg zelf ter

plaatse zien, doen en beleven door het volgen van

workshops, sessies en lezingen. Vier hoofdthema’s:

1. Digitale zorg en uw gegevens; 2. Digitale zorg zelf

doen; 3. Digitale zorg samen doen; 4. Digitale zorg

2025. Slimmere zorg, dat doet u samen! Kom dus

met uw patiënt naar het DigitaleZorgEvent. Als u

samen inschrijft, heeft u beiden gratis toegang.

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

Inlichtingen: www.event.digitalezorggids.nl

OKTOBER 201317 oktober

Regionaal symposium ‘Maak je niet dik!’

(Midden Nederland)

Binnen onze samenleving en de praktijk krijgen we

als fysiotherapeut steeds meer te maken met de

welvaartsziekte obesitas. Omdat deze groep

patiënten een specifieke aanpak vraagt en deze

ziekte vaak onderbelicht blijft, willen wij u graag

informeren over de laatste stand van zaken.

In een drietal plenaire lezingen wordt onder meer

aandacht besteedt aan demografie, prevalentie

en comor-biditeiten. Deskundigen gaan in op

fysiologische achtergronden, trainingsleer en de

zorg rondom obesitas. Ook staan interessante

workshops op het programma.

Locatie: ‘Drakenburg’, Baarn

Inlichtingen: www.fysionet.nl

30 oktober

NVRF Congres

Op 30 oktober wordt voorafgaand aan de Algemene

Ledenvergadering een lezingenprogramma

georganiseerd. De bijeenkomst start om 18.30 uur.

Informatie over het programma en de sprekers

wordt op een nader tijdstip bekendgemaakt.

Locatie: Hoofdkantoor KNGF, Amersfoort

Inlichtingen: www.fysionet.nl

nOvEmBER 2013 8 en 9 november

Diagnostiek en revalidatie van hoog cervicale

klachten

Locatie: Duiven

Inlichtingen: www.physioknowledge.nl of

tel. 06-52680218

15 november

FysioCongres

Locatie: Jaarbeurs Utrecht

Inlichtingen: [email protected]

15 en 16 november

Diagnostiek en revalidatie van de schouder bij

(bovenhandse) sporters

Locatie: Duiven

Inlichtingen: www.physioknowledge.nl of

tel. 06-52680218

dEcEmBER 2013 13 december

Postoperatieve revalidatie na herstel van

kraakbeenletsel van het kniegewricht

Locatie: Duiven

Inlichtingen: www.physioknowledge.nl of

tel. 06-52680218

14 december

2e Nationaal congres Elastisch Tapen

Het programma van het congres is in

voorbereiding. Meer informatie volgt als het

programma definitief is.

Locatie: Gelderland

Inlichtingen: Bohn Stafleu van Loghum,

www.cursussenencongressen.nl

BuiTEnLAnd

OKTOBER 20139-12 oktober

EFIC Congress: Pain in Europe VIII

The EFIC will announce more details and

information on how to register et cetera closer

to the actual date.

Locatie: Florence, Italië

Inlichtingen: www.efic.org

■ Nieuw toegevoegde evenementen

ADVErTENTIE

AgendA55

FysioPraxis | juni 2013

AGENDA.indd 55 04-06-13 15:53

Page 56: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Dat ligt voor de hand CHEMODIS

U kent Chemodol,

de hypo-allergene

afwasbare massage-

olie. Maar kent u

ook de verzorgende

producten van

Chemodis?

Er is een milde,

ongeparfumeerde

handshampoo

waarmee u uw handen

veilig kunt ontvetten.

En een huidverzach-

tende Handcare-crème

met vochtregulerende

bestanddelen waarmee

u uitdroging van de

handen tegengaat

en ze heerlijk soepel

houdt. En Chemasept,

een huidreinigings-

lotion met langdurige

werking. Uw leveran-

ciers kunnen u er alles

over vertellen.

Of bel voor meer

informatie:

0800-chemodis

(0800-24 36 63 47).

www.chemodis.nl

Chemodis B.V.Para-medische FarmaciePostbus 9160NL-1800 GD AlkmaarTel. +31 (0)72 - 520 50 83Fax +31 (0)72 - 512 82 14

Geen spoorvan Chemodol

•FP-06 advertenties.indd 8 04-06-13 16:25

Page 57: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Vraag & aanbodAAngeboden

Maatschapsdeel ter overname: Het be-treft een part-time maatschapsdeel (met uitbreidingsmogelijkheden) in Bussum. En wordt aangeboden ivm zwanger-schap. De praktijk bestaat uit 3 maten en er zijn meerdere specialisaties aanwezig. Voor meer informatie:[email protected] of 06-20088001.

Per april 2014: 50% aandeel in goed lo-pende praktijk in Purmerend, op A loca-tie. Ons patienten bestand is zeer wisse-lend, maar bestaat voor het grootste deel uit ortopedische patienten. We werken samen met een manueel therapeut. Ook is er in de praktijk aanwezig een acu-puncturiste en er worden Pilates trainin-gen gegeven.Brieven onder nummer FP02327

Aangeboden ter overname in verband met pensionering: een goedlopende fysio therapie praktijk met praktijk pand voor 1-2 fysio therapeuten met unique sel-ling points. De praktijk is gelegen in een leuke wijk in den Haag. Voor ininformatie ; [email protected].

Ter overname aangeboden goedlopende praktijk fysio-manuele therapie in cen-trum van grote plaats in Zuid-Friesland, i.v.m. pensionering praktijkhouder (manu-

eel therapeut). Er zijn 2 fysiotherapeuten full time werkzaam, waarvan één in loon-dienst. Het bedrijfspand is te koop of te huur. Reactie aan de heer J.H. Renkema VvAA [email protected] onder nummer FP02330

Ter overname aangeboden maatschaps-deel in goedlopende pluspraktijk te Arn-hem. Liefst fysio met specialisatie of stu-derend hiervoor. Voor verdere info mailt u naar : [email protected]

Ter overname fysiotherapiepraktijk evt met sportschool.De totale ruimte is 500m2 met grote oefenruimte.Regio Rot-terdam . Fysiotherapeut geïnteresseerd in sport verdiend de voorkeur. Voor juiste ondernemer grote toekomst mogelijkhe-den. Ik kan u daarbij ondersteunen. Voor meer informatie graag brieven onder nr.Brieven onder nummer FP02332

UNIEKE KANS: I.V.M. LEEFTIJD EN GE-ZONDHEID AANGBODEN: KANTOOR/WINKEL/WOONPAND IN T GOOI. Zeer geschikt voor praktijk en/of fitness, etc. Met veel kant en klaar voorzieningen. (Eventueel ook goodwill beschikbaar) werkvloer ca. 250m2. 1e en 2e etage woonunits. ca. 2x 50 m2. Huidige taxa-tie verkoopwaarde € 380.000. Gecor-rigeerde WOZ € 416.000. Bod boven € 319.000 [email protected]

Ter overname aangeboden: Goed lo-pende Praktijk voor Fysiotherapie; 4 fy-siotherapeuten met zeer veel specialisa-ties. Meerdere disciplines werkzaam in de praktijk.Regio Oost Brabant. Brieven onder nr.Brieven onder nummer FP02334

Personeel gevrAAgd

Voor fysiotherapiepraktijk www.gezond-fysiek.nl in Amsterdam&Utrecht zoeken wij ondernemende fysio- en bekkenthera-peuten. De praktijken zijn gevestigd bin-nen www.bbbhealthclub.nl en startend, waardoor de uren nog opgebouwd moe-ten worden. De werkzaamheden kunnen gecombineerd worden met werkzaamhe-den bij bbb. Mail: [email protected]

Deze advertentierubriek is alleen voor KNGF-leden.Ga voor het plaatsen van een advertentie in de rubriek Vraag & Aanbod naar FysioNet, www.fysionet.nl > inloggen > Producten & Diensten > FysioPraxis > Vraag & Aanbod.

Reactie onder nummer (linksboven op envelop) kunt u sturen naar:Bohn Stafleu van Loghum, FysioPraxis, Afdeling Vraag & Aanbod, t.a.v. Eleonora Smit, Postbus 246, 3990 GA Houten.

Wanneer u nog vragen heeft, kunt u contact opnemen met [email protected].

FysioPraxis | juni 2013

57V r a a G e N a a N b o D

ADVERTENTIE

Word nu supporterReken af met spierziekte. Giro 33322

www.spierenvoorspieren.nl

SvS-190x135.qxp 11-07-2005 16:50 Pagina 1

FP 06 V&A.indd 57 04-06-13 16:22

Page 58: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

COLOFON

VA K I N F O R M AT I E V O O R D E F Y S I O T H E R A P E U T

FysioPraxis is het offi ciële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en verschijnt 12 keer per jaar.

UITGEVER

Karin LindenBohn Stafl eu van LoghumHet Spoor 2, 3994 AK HoutenPostbus 246, 3990 GA HoutenT: (030) 638 38 05E: [email protected]: www.bsl.nl

REDACTIEADRES

Bohn Stafl eu van Loghum Postbus 246, 3990 GA HoutenT: (030) 638 37 43E: [email protected]

EINDREDACTIE

Suzet HoeversE: [email protected]

REDACTIERAAD

Gaston Melis, (1967) communicatie

REDACTIE

Adri ApeldoornSaskia Bon (hoofdredacteur)Karin HaksLidwien van Loon (Specialistenkatern)François MaissanCaroline Speksnijder

ADVERTENTIES

Bohn Stafl eu van Loghum, advertentietarieven op aanvraagBas de WitT: (030) 638 38 24E: [email protected] PetersonT: (030) 638 39 76E: [email protected]: www.bsl.nl/adverteerders

Eleonora SmitT: (030) 638 37 04E: [email protected]

ABONNEMENTEN / ADRESWIJZIGINGEN

KNGF, Postbus 248, 3800 AE AmersfoortT: (033) 467 29 00E: [email protected]

ABONNEMENTEN NIET-KNGF LEDEN

Een abonnement (incl. verzend- en administratiekosten) op FysioPraxis voor particulieren kost per jaar € 106,00 en niet-leden buitenland € 131,00 (prijswijzi-gingen voorbehouden). Abonnementen kunnen op iedere gewenst moment worden aangegaan. Een abonnement wordt eenmaal per jaar bij voorfacturering voor het aankomend jaar berekend en belast. Beëindiging van het abonnement is mogelijk op elk moment in het jaar, met inachtneming van een maand op-zegtermijn. Indien u uw abonnement wilt stopzetten, vindt verrekening plaats met eventueel reeds betaald abonnements-geld. U betaalt dan alleen voor de maan-den waarin u abonnee bent geweest en eventueel teveel betaald abonnements-geld wordt aan u gecrediteerd.

ADRESWIJZIGING NIET-KNGF LEDEN

Bij wijziging van de tenaamstelling en/of het adres: adreswikkel met de gewijzigde gegevens opsturen naar het KNGF.

VERANTWOORDELIJKHEID

De verantwoordelijkheid voor de samenstelling van het tijdschrift berust bij de redactie, met dien verstande dat de auteurs verantwoordelijk zijn voor

de inhoud van de door hen geschreven artikelen en het KNGF voor het vereni-gingsnieuws.

AUTEURSRECHT

©2013 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenig-vuldigd, op welke wijze dan ook, na schriftelijke toestemming van het KNGF of Bohn Stafl eu van Loghum en met bronvermelding.

BLADCONCEPT

Bohn Stafl eu van Loghum

VORMGEVING

Onnink Grafi sche Communicatie BV

FOTO OMSLAG

Wilhelmina Kinderziekenhuis/UMC Utrecht, R. van EmpelenVincent Boon Photography

BEELD

o.a. Shutterstock (www.shutterstock.com)

ISSN 0927-5983

58 V R A A G E N A A N B O DV R A A G E N A A N B O D

FysioPraxis | juni 2013

VRAAG & AANBOD

BAANBREKEND. BETROUWBAAR.

Bekijk alle vacatures op medischebanenbank.nl

MAAK VANDAAGNOG EEN JOB ALERTAAN VOOR JOUWIDEALE BAAN!

Medische banenbank • Actuele vacatures in de de gezondheidszorg• Gemakkelijk zoeken in het meest complete

vacature aanbod• Ontvang dagelijks de nieuwste vacatures per email

Het actuele vacatureaanbod voor de gezondheidszorg!

Solliciteerdirect!

Vind actuelevacatures

Maak een Job Alert aan

BSL_MBB__adv_A5_LIGGEND.indd 1 30-05-2013 13:15:40

FP 06 V&A.indd 58 04-06-13 16:22

Page 59: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

Brigitte Vogelsadviseur voor fysiotherapeuten

in Overijssel

405.048 VvAA Campagnegrid A4 • Perc. opmaak 100% • Perc. uitdraai 100% • 210×297 mm • FC

Sfeer en motivatie in het team. U hebt er zelf invloed op.Wist u dat 69% van de werkzoekenden sfeer en cultuur belangrijk vindt in een baan? Dat is niet verwonderlijk. In een goede sfeer werkt iedereen gemotiveerder en kan veel tot stand worden gebracht. Hoe slaagt u erin uw collega’s te motiveren om samen meer resultaat te behalen? De adviseurs van VvAA, zoals Brigitte Vogels dat is voor fysiotherapeuten in Overijssel, staan voor u klaar. Zij helpen u uw praktijk in beweging te houden. Ze geven inzicht in de cijfers, beantwoorden contractuele en juridische vragen én zij ondersteunen u bij uw personeels mana ge ment. Bijvoorbeeld met de feed back tool om de samenhang binnen uw team te versterken en de tevredenheid onder de collega’s te monitoren. Zo werkt u samen aan goede resultaten voor uw praktijk met een gemotiveerd team en houdt u meer tijd beschikbaar voor uw patiënten.

Wilt u weten wat iemand als Brigitte Vogels voor u kan betekenen? Scan de QR-code en zij vertelt het u binnen een minuut. Of maak direct een afspraak met Brigitte via 06 2290 0992 of met de adviseur in uw regio via www.vvaa.nl/mijnadviseur.

adv_zorgvooruwzaak_fysio_A4_02.indd 1 14-05-13 17:41•FP-06 advertenties.indd 9 04-06-13 16:25

Page 60: 2013-06 FysioPraxis juni 2013

THE BEST VS THE RESTwat is jouw rol?

Voor een optimaal herstel wil iedereen de beste medische zorg.

Met onze TÜV-gecertifi ceerde, latexvrije tape garanderen wij

het beste materiaal. Eigenlijk is voor fysiotherapeuten en hun

patiënten maar één keus: CureTape.

www.curetape.nl

13891 Adv campagne Curetape.indd 1 22-04-13 09:15•FP-06 advertenties.indd 10 04-06-13 16:25